ARBEIDSRECHTBANK ANTWERPEN

Vergelijkbare documenten
Arbeidshof te Brussel

Gelet op de stukken van de rechtspleging, meer bepaald op :

OPENBARE TERECHTZITTING VAN 13 FEBRUARI In de zaak: Mevrouw D.M. Ann, wonende te [xxx],

ARBEIDSRECHTBANK MECHELEN

TWEEDUIZEND EN TWAALF. bediendecontract. tegenspraak. definitief. In de zaak : BVBA B.,

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN ARREST. Afdeling Antwerpen A.R. 2010/AA/15 OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN NOVEMBER TWEEDUIZEND EN ELF

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. A.R.Nr le blad. OPENBARE TERECHTZITTING VAN EENENTWINTIG NOVEMBER TWEEDUIZEND EN ZES.

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Arbeidshof te Brussel

Arbeidshof te Brussel

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN 23 JUNI 2010

Hof van Cassatie van België

, geboren te op ' met ondernemingsnummer ~ wonende te. eisende p a r tij: vertegenwoordigd door mr te

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. 1e blad. A.R.Nr. 2012/AB/492 OPENBARE TERECHTZITTING VAN 21 MEI 2013.

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. A.R.Nr. 2011/AB/1037 OPENBARE TERECHTZITTING VAN 2 NOVEMBER DE KAMER Bediendecontract Tegensprekelijk Definitief

V O N N I S OPENBARE TERECHTZITTING VAN : 8 MAART de kamer. 1 e blad ARBEIDSRECHTBANK GENT

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST A.R. 2009/AA/408. Rep. Nr. Vierde kamer OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN JUNI TWEEDUIZEND EN TIEN

Fke: 2009/AR/296I EINDAR~~ST. Rep. rif.: Zitting van: Nummer:

V O N N I S OPENBARE TERECHTZITTING VAN : 18 APRIL de kamer. 1 e blad ARBEIDSRECHTBANK GENT

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Antwerpen.

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. A.R.Nr. 2012/AB/186 OPENBARE TERECHTZITTING VAN 14 DECEMBER DE KAMER Bediendecontract Tegensprekelijk Definitief

BIJLAGE. Nieuwe regeling opzeggingstermijnen voor werknemers vanaf 2014

ARBEIDSRECHTBANK MECHELEN TWEEDE KAMER 24 JANUARI 2011

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN 2 JUNI DE KAMER Arbeidsongeval Tegensprekelijk Definitief.

Hof van Cassatie van België

OPENBARE TERECHTZITTING VAN 24 JUNI DE KAMER Arbeidscontract Op tegenspraak conform art G.W. Definitief. G., wonende te xxx.

Arbeidshof te Gent Afdeling: Gent --- achtste kamer

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Arbeidshof te Brussel

ARBEIDSRECHTBANK TE ANTWERPEN VAN 17 MAART 2016

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Hof van Cassatie van België

ANTWERPS BEROEPSKREDIET, coöperatieve vennootschap met. beperkte aansprakelijkheid, met zetel gevestigd te 2000 Antwerpen,

Hof van beroep Antwerpen

Arbeidshof te Brussel

Nieuwe ontslagregels 2012

Hof van Cassatie van België

ARBEIDSRECHTBANK TE HASSELT.

Hof van Cassatie van België

BESLAGRECHTER IN DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT OPENBARE TERECHTZITTING VAN 17 MEI 2011

A.R. nr. 2011/AB/663. rep.nr. 2012/1332 ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. OPENBARE TERECHTZITTING VAN 10 MEl 2012

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Instelling. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

VONNIS. De Correctionele Rechtbank van het arrondissement HASSELT, 16 kamer, heeft het volgende vonnis uitgesproken : INZAKE

Rolnummer Arrest nr. 178/2014 van 4 december 2014 A R R E S T

Arbeidshof te Brussel

Hof van Cassatie van België

Arbeidshof te Brussel

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST * * A.R.Nr. 2010/AB/187 le blad. ]'0.11 } 2..83~ OPENBARE TERECHTZITTING VAN 31 OKTOBER 2011.

ARBEIDSRECHTBANK TE ANTWERPEN VAN 8 MEI 2014

Instelling. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Het HOF VAN BEROEP, zitting houdend te ANTWERPEN, TWEEDE KAMER, recht doende in burgerlijke zaken, heeft volgend arrest gewezen: Zitting van:

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

13 december 2000 RS OPENBARE TERECHTZITTING VAN DERTIEN DECEMBER

SECUREX, Gemeenschappelijke Verzekeringskas tegen Arbeidsongevallen, met maatschappelijke zetel te 9000 Gent, Verenigde

Hof van Cassatie van België

OPENBARE TERECHTZITTING VAN 15 MEI In de zaak: De Heer D. P.,

Wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs (B.S )

Hof van beroep Antwerpen

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 25 VAN 15 OKTOBER 1975 BETREFFENDE DE GELIJKE BELONING VOOR MANNELIJKE EN VROUWELIJKE WERKNEMERS

Arbeidshof te Brussel

Hof van Cassatie van België

Gelet op de stukken van de rechtspleging, meer bepaald op :

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN 14 JULI 2009

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Arbeidshof te Brussel

J,' '* '* ARBEIDSHOFTEBRUSSEL ARREST. le blad. A.R.Nr. 2009/AB/ SDE KAMER Arbeidscontract Op tegenspraak Getuigenverhoor. In de zaak: Tegen:

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Rolnummer Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T

. /1l /i/a4. e."'-'jlj1:>,.. "' gedaan bij gerechtsdeurwaarder Marc Monbailliu te 9820 Merelbeke, Jozef

Arbeidshof te Brussel

Vonnis RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG OOST- VLAANDEREN, AFDELING DENDERMONDE BESLAG. , AAOr-j. .001/2012 m ST-059 B IN op vrljdag /

HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN Arrest van 15 oktober Rol nr 2001/AR/ 328

Instantie. Onderwerp. Datum

A.R. Nr e blad. Rep.Nr. ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN 27 FEBRUARI de KAMER

Rep. nr... Eindarrest op tegenspraak. Tweede kamer. Arbeidsovereenkomst voor bedienden ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN. Afdeling Antwerpen ARREST A.R.

Instantie. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN VAN 3 MEI 2011

OPENBARE TERECHTZITTING VAN 9 NOVEMBER 2012.

Arbeidshof te Brussel

Arbeidshof te Antwerpen AFDELING HASSELT

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

SOFIMO, naamloze vennootschap, met maatschappijke zetel te Roeselare, Noordstraat 4, ingeschreven in het handelsregister te

Hof van Cassatie van België

6tt161. 4fi HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL. zetelend in burgerlijke zaken, na beraad, wijst volgend arrest

Hof van beroep Antwerpen

Hof van Cassatie van België

Transcriptie:

1e blad Rep. nr. ARBEIDSRECHTBANK ANTWERPEN AFDELING MECHELEN DERDE KAMER Vonnis uitgesproken op 13 februari 2015 In zake : T.K., met rijksregisternummer, wonende te. Eiser op hoofdvordering, verweerder op tegenvordering (hierna genoemd eiser), die verschijnt in persoon, bijgestaan door meester M. JORISSEN, advocaat, met kantoor te 3500 Hasselt, Hendrik van Veldekesingel 150/6. tegen : NV A.T. met ondernemingsnummer, met vennootschapszetel gevestigd te. Verweerster op hoofdvordering, eiseres op tegenvordering (hierna genoemd de NV), vertegenwoordigd door meester H. SCHYVENS, advocaat, met kantoor te 2018 Antwerpen, Sint-Jozefstraat 43. DE RECHTBANK, na beraadslaging, verleent het volgende vonnis: 1 De rechtspleging Gezien de stukken, gevoegd in het dossier van de rechtspleging, waaronder: het verzoekschrift op tegenspraak ter griffie ontvangen op 14 november 2013; de kennisgevingen van rechtsdag overeenkomstig artikel 1034 sexies van het Gerechtelijk Wetboek d.d. 15 november 2013; de ambtshalve beschikking bij toepassing van artikel 747 2 van het Gerechtelijk Wetboek waarin conclusietermijnen werden geregeld en de rechtsdag werd bepaald op 14 oktober 2014; de schriftelijke conclusies genomen door partijen; de processen-verbaal van de terechtzittingen.

2e blad Op de terechtzitting van 14 oktober 2014 werd de zaak op vraag van partijen tegensprekelijk uitgesteld naar de terechtzitting van 27 januari 2015, terechtzitting waarop partijen worden gehoord in hun middelen. De poging tot minnelijke schikking aangewend ter terechtzitting van 27 januari 2015 heeft geen resultaat opgeleverd. Gelet op het naar behoren geïnventariseerd dossier voor elke partij. Partijen zijn ter zitting van 27 januari 2015 akkoord dat de stukken A10 tot A13 van de NV, die niet zijn opgenomen op de inventaris gehecht aan de laatste conclusie, deel uitmaken van de debatten. De rechtbank houdt rekening met de laatst neergelegde (synthese)conclusies van partijen. 2 Het voorwerp van de vorderingen 2.1 De vordering van eiser De vordering strekt ertoe de NV te veroordelen tot betaling van: - 5 017,48 euro bruto aanvullende opzeggingsvergoeding; - 11 138,56 euro bruto uitwinningsvergoeding; - 2 850,00 euro bruto prospectiepremies; - 350,00 euro bruto premie verkochte voertuigen; - 4 375,00 euro lonachterstallen; - 671,12 euro bruto vakantiegeld; - 250,00 euro ecocheques; - 1 500,00 euro schadevergoeding wegens schending van de privacy; te vermeerderen met de wettelijke en/of vergoedende intresten en de gerechtelijke intresten. De NV dient veroordeeld te worden tot de afgifte van de fiscale en sociale documenten onder verbeurte van een dwangsom. De NV dient veroordeeld te worden tot de kosten van het geding, rechtsplegingsvergoeding inbegrepen. Het te vellen vonnis dient uitvoerbaar bij voorraad verklaard te worden. 2.2 De vordering van de NV De tegenvordering strekt ertoe eiser te veroordelen tot betaling van 1 522,42 euro minimaal en provisioneel uit hoofde van een schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke, vergoedende en gerechtelijke intresten.

3e blad 3 De relevante feiten en voorgaande Eiser trad in dienst bij de NV op 3 oktober 2011 als handelsvertegenwoordiger. Op 31 mei 2013 werd de arbeidsovereenkomst door de NV beëindigd met de betaling van een opzeggingsvergoeding gelijk aan 3 maanden loon. 4 Bespreking 4.1 De ontvankelijkheid De vorderingen die tijdig en regelmatig naar de vorm werden ingesteld, zijn ontvankelijk. 4.2 Ten gronde 4.2.1 De aanvullende opzeggingsvergoeding: principes Gelet op de datum van indiensttreding en de datum van het ontslag zijn de bepalingen betreffende de IPA-wet en de wet betreffende het eenheidsstatuut niet van toepassing. Krachtens artikel 39 1 van de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978 (hierna WAO) is de partij die de overeenkomst voor onbepaalde tijd beëindigt zonder dringende reden of zonder inachtneming van de opzeggingstermijn vastgesteld in onder meer artikel 82 (thans 37/2, 37/5, 37/6, 37/11), gehouden de andere partij een vergoeding te betalen die gelijk is aan het lopende loon, dat overeenstemt hetzij met de duur van de opzeggingstermijn, hetzij met het resterende gedeelte van die termijn. De opzeggingsvergoeding behelst niet alleen het lopende loon, maar ook de voordelen verworven krachtens de overeenkomst. Wanneer het jaarlijkse loon niet hoger is dan 16 100,00 euro (niet geïndexeerd), bedraagt de opzeggingstermijn welke door de werkgever moet worden in acht genomen, overeenkomstig artikel 82 2 WAO, ten minste drie maanden voor de bedienden die minder dan vijf jaar in dienst zijn. Deze termijn wordt vermeerderd met drie maanden bij de aanvang van elke nieuwe periode van vijf jaar dienst bij dezelfde werkgever. Indien dezelfde jaarloongrens wordt overschreden, bepaalt artikel 82 3 WAO dat de opzeggingstermijn moet worden vastgesteld, hetzij bij overeenkomst, gesloten ten vroegste op het ogenblik waarop de opzegging wordt gegeven, hetzij door de rechter. Indien de opzegging wordt gegeven door de werkgever mag de opzeggingstermijn niet korter zijn dan de in 2, eerste en tweede lid, vastgestelde termijnen.

4e blad Bij gebrek aan overeenkomst, dient de rechtbank de opzeggingstermijn vast te stellen. De opzeggingstermijn moet worden bepaald, rekening houdende met de mogelijkheid voor de bediende om op het tijdstip van de opzegging een aangepaste en evenwaardige betrekking te vinden, gelet op de anciënniteit, de leeftijd, het belang van de functie en het bedrag van het loon van de werknemer, naargelang van de elementen eigen aan de zaak. (Cass. 2 december 2002, SO20060N, juridat; Cass. 5 januari 2009, juridat, S.08.0086.N/16, J.T.T., 2009, 113). 4.2.2 De aanvullende opzeggingsvergoeding: toepassing De opzeggingsvergoeding heeft een forfaitair karakter en wordt vermoed de volledige schade te vergoeden die uit de beëindiging voortvloeit, behoudens de hypothese van het onrechtmatige ontslag. De betaling van de opzeggingsvergoeding is het herstel van een fout en het feit dat de overeenkomst onmiddellijk wordt beëindigd, kan niet in aanmerking komen voor de beoordeling van de duur van de gepaste opzeggingstermijn (Arbh. Brussel 29 april 1998, J.T.T. 1998, 438). De duur van de opzeggingstermijn dient beoordeeld te worden op grond van de moeilijkheid die de ontslagen werknemer zal ervaren om opnieuw een vergelijkbare en geschikte baan te vinden. Met het feit dat men op relatief korte termijn een andere betrekking vindt, kan geen rekening gehouden worden aangezien slechts rekening kan gehouden worden met de feiten die bestonden op het ogenblik van het ontslag (Cass. 6 november 1989, J.T.T. 1989, 482). De opzeggingsvergoeding heeft immers een forfaitair karakter en wordt vermoed de volledige schade te vergoeden die uit de beëindiging voortvloeit. Het is dus niet van belang dat de werknemer snel een vergelijkbare baan vindt of faalt in zijn zoektocht (Arbh. Brussel 29 april 1998, J.T.T. 1998, 438). De beoordeling van de duur van de opzeggingstermijn kan niet worden bepaald door de werkelijke omstandigheden die bestonden op het ogenblik van de kennisgeving van het ontslag. De redenering van de rechter moet rekening houden met de moeilijkheden tot de theoretische herinschakeling van de werknemer. De beoordelingsbevoegdheid van de rechter is weliswaar groot, maar kan er niet toe leiden volledig verschillende opzegtermijnen toe te kennen in vergelijkbare situaties op grond van een bijzondere reële omstandigheid van de zaak, zoals de specificiteit van de uitgeoefende functies of het verergeren van de werkgelegenheidscrisis in bepaalde sectoren. Anders wordt een ernstige rechtsonzekerheid geschapen (Arbh. Brussel 17 april 2007, J.T.T. 2007, afl. 990, 436).

5e blad Het gaat erom de tijd te bepalen die de werknemer nodig heeft om een betrekking te vinden die, zowel wat het belang van de functie als wat het loon betreft, gelijkwaardig kan worden beschouwd met de betrekking die hij had (Arbh. Antwerpen 28 april 2004, Soc.Kron. 2005, 25). In dit verband kan geen rekening gehouden worden met het gedrag van de werknemer (Cass. 14 mei 1990, R.W. 1990-91, 565). In casu worden de functie, anciënniteit en leeftijd van eiser niet betwist. Wat betreft de begroting van het basisjaarloon worden de opname van de prospectiepremie en de begroting van het voordeel in natura van de bedrijfswagen door de NV betwist. De prospectiepremie Eiser vordert de opname van de prospectiepremie in de begroting van het bruto basisjaarloon en baseert zich hiervoor op de bijlage van de individuele arbeidsovereenkomst. Hierin werd de toekenning van de prospectiepremie verbonden aan minimum 5 bezoeken per week. Deze premie werd tijdens de tewerkstelling niet betaald, noch door eiser gevorderd. Ingevolge artikel 870 van het Gerechtelijk Wetboek moet iedere partij het bewijs leveren van de feiten die zij aanvoert. Door eiser worden geen stukken voorgelegd waaruit zou blijken dat aan de voorwaarden van een minimum aantal bezoeken per week werd voldaan. Eiser stelt in zijn conclusies dat zijn agenda werd opgenomen in Outlook. Er liggen hiervan evenmin stukken voor. Gelet op het feit dat er zelfs geen begin van bewijs voorligt, kan het bedrag van de prospectiepremie niet in de berekeningsbasis van het brutobasisjaarloon opgenomen worden. De bedrijfswagen Eiser vordert een bedrag van 400,00 euro als voordeel voor het privégebruik van de bedrijfswagen (Fiat Scudo - bestelwagen). Het privégebruik van de bedrijfswagen vertegenwoordigt voor de werknemer evident een in geld waardeerbaar voordeel verworven krachtens de arbeidsovereenkomst, dat in aanmerking moet genomen worden voor het bepalen van de opzeggingstermijn en de overeenstemmende opzeggingsvergoeding (Arbeidsrechtbank Antwerpen 6 oktober 2009, A.R. 08/7435/A).

6e blad Hierbij moet rekening worden gehouden met de werkelijke waarde van dit voordeel en niet met de overeengekomen waarde of de waarde die werd aangegeven en aanvaard door de RSZ en/of fiscus. Voor de berekening van dit voordeel moet rekening gehouden worden met de besparing die het privégebruik van het voertuig voor de werknemer effectief vertegenwoordigt, namelijk met de werkelijke kosten die de werknemer zou moeten maken om hetzelfde voordeel te verwerven (Arbrb. Antwerpen, 6 oktober 2009, A.R. 08/7435/A). Rekening houdend met de kosten verbonden aan de aankoop en het gebruik van een voertuig van het type dat eiser ter beschikking had, mag er worden van uitgegaan dat deze kosten minstens het door eiser in aanmerking genomen bedrag van 400,00 euro per maand belopen. Besluit Het brutobasisjaarloon dient begroot te worden op een bedrag van 42 754,26 euro bruto. De rechtbank is uiteraard niet gebonden door niet wettelijk opgelegde berekeningsformules voor het vaststellen van de opzeggingstermijn. Deze kunnen echter wel een indicatieve rol spelen, zonder dat daarbij evenwel de concrete omstandigheden van de zaak uit het oog mogen worden verloren. Volgens de rechtbank had de NV op het ogenblik van het ontslag een opzeggingstermijn van 4 maanden in acht moeten nemen, rekening houdende met de leeftijd van eiser, zijn functie, zijn anciënniteit, zijn brutoloon, deze beoordelingscriteria in aanmerking nemend volgens de elementen eigen aan de zaak. Eiser maakt derhalve aanspraak op een opzeggingsvergoeding berekend als volgt: 42 754,26 euro bruto x 4/12 = 14 251,42 euro bruto 9 833,94 euro (reeds betaald) = 4 417,48 euro bruto. 4.2.3 De uitwinningsvergoeding Door de NV wordt het statuut van handelsvertegenwoordiger in hoofde van eiser niet betwist.

7e blad Artikel 101 WAO kent een uitwinningsvergoeding toe aan de handelsvertegenwoordiger, wiens arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, ofwel door de werkgever zonder dringende reden, ofwel door de werknemer om een dringende reden, op voorwaarde dat hij meer dan een jaar tewerkgesteld is, een cliënteel heeft aangebracht, en wanneer de werkgever niet kan aantonen dat de werknemer door de beëindiging van de arbeidsovereenkomst geen nadeel heeft geleden. De uitwinningsvergoeding is verschuldigd wanneer aan vier voorwaarden tegelijk is voldaan: - de arbeidsovereenkomst moet beëindigd worden door de werkgever zonder dringende reden of door de werknemer om een dringende reden in hoofde van de werkgever; - de handelsvertegenwoordiger moet een cliënteel hebben aangebracht; - de werkgever kan niet aantonen dat de handelsvertegenwoordiger door de beëindiging van de overeenkomst geen nadeel heeft geleden; - de handelsvertegenwoordiger moet meer dan één jaar tewerkgesteld zijn. Uit de elementen van het dossier blijkt dat eiser gedurende meer dan een jaar als handelsvertegenwoordiger tewerkgesteld was. Er dient vervolgens onderzocht te worden of eiser een cliënteel heeft aangebracht en of hij een nadeel geleden heeft. De aanbreng van cliënteel Wanneer de arbeidsovereenkomst tussen partijen een concurrentiebeding bevat, wordt met toepassing van artikel 105 WAO vermoed dat de handelsvertegenwoordiger een cliënteel heeft aangebracht, en is het aan de werkgever om aan te tonen dat dit niet geval is. In casu werd in de arbeidsovereenkomst een concurrentiebeding opgenomen waarbij ten gunste van eiser een vermoeden bestaat dat hij cliënteel heeft aangebracht. Het ingestelde vermoeden is een weerlegbaar vermoeden: wanneer de werkgever kan bewijzen dat de handelsvertegenwoordiger geen cliënteel heeft aangebracht, zal de uitwinningsvergoeding niet verschuldigd zijn. Om het tegenbewijs van dit vermoeden te leveren, dient de werkgever aan te tonen dat de handelsvertegenwoordiger geen cliënteel heeft aangebracht. Het tegenbewijs kan niet afgeleid worden uit de loutere bewering van de werkgever dat geen cliënteel werd aangebracht, en uit de vaststelling dat de handelsvertegenwoordiger geen gegevens voorlegt om zijn vordering te ondersteunen.

8e blad Indien de werkgever aantoont dat de handelsvertegenwoordiger slechts een klein aantal klanten heeft aangebracht, volstaat dit niet om het door artikel 105 WAO ingestelde vermoeden te ontzenuwen. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt de NV niet in dit tegenbewijs. De NV toont daarentegen aan dat eiser wel degelijk nieuw cliënteel heeft aangebracht. De afwezigheid van een nadeel De handelsvertegenwoordiger heeft recht op een uitwinningsvergoeding, tenzij wanneer de werkgever erin slaagt aan te tonen dat de handelsvertegenwoordiger door de beëindiging van de arbeidsovereenkomst geen nadeel lijdt. De bewijslast van dergelijke afwezigheid van nadeel berust bij de werkgever. De werkgever moet bijgevolg aantonen dat de werknemer ofwel de cliënteel niet heeft verloren, ofwel dat de handelsvertegenwoordiger afziet van het verder valoriseren van de cliënteel. De eventuele afwezigheid van nadeel moet beoordeeld worden op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Het feit dat de handelsvertegenwoordiger geen nadeel heeft geleden door verlies van cliënteel kan evenwel, wanneer hij een activiteit voortzet waardoor hij die cliënteel kan behouden, afgeleid worden uit feiten die dateren van na de beëindiging van de overeenkomst. Bovendien dient de eventuele afwezigheid van nadeel beoordeeld te worden op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De rechtbank stelt vast dat de NV er niet in slaagt aan te tonen dat eiser een door de beëindiging van de arbeidsovereenkomst geen nadeel heeft geleden. De vordering is derhalve gegrond t.b.v. 42 754,26 euro x 3/12 = 10 688,57 euro bruto. 4.2.4 De prospectiepremie Gelet op wat hoger werd geoordeeld, is dit onderdeel van de vordering ongegrond. 4.2.5 De premie verkochte voertuigen In de bijlage bij de individuele arbeidsovereenkomst werd het recht op een premie van 350,00 euro bruto per verkocht voertuig opgenomen.

9e blad Eiser vordert een premie van 350,00 euro voor de verkochte DAF truck aan de NV V. O. & Co. In de laatst neergelegde besluiten wordt dit onderdeel van de vordering door de NV niet betwist. In de eerdere besluiten wordt bevestigd dat de NV deze premie verschuldigd is. Dit onderdeel van de vordering is gegrond. 4.2.6 Het achterstallig loon en het vakantiegeld hierop Werknemers die overuren presteren, hebben overeenkomstig de bepalingen van de Arbeidswet recht op de betaling van deze overuren ook al betreft het onwettelijke overuren. Overuren worden vergoed met een toeslag van 50% of 100% voor overuren gepresteerd op een zon- of een feestdag. Deze regel is niet van toepassing op werknemers die een leidinggevende of een vertrouwensfunctie bekleden, de dienstboden en de handelsvertegenwoordigers. Deze categorieën van werknemers zijn immers niet gebonden door de regels met betrekking tot de arbeidsduur. Zij mogen overuren presteren zonder dat daar een toeslag van 50% of 100% voor moet worden betaald. Of de vergoeding van de extra uren die zij presteren wordt geacht in het loon vervat te zitten of zij al dan niet extra moeten worden betaald aan 100%, hangt af van onder andere het basisloon en hetgeen hierover contractueel werd overeengekomen tussen werkgever en werknemer. In casu werd in de bijlage bij de individuele arbeidsovereenkomst bepaald dat de aanwezigheid vereist werd op evenementen zoals beurzen, opendeurdagen, en maandelijkse vergaderingen. Voor deze aanwezigheid werd geen compensatie voorzien. De vraag stelt zich derhalve wat er onder deze compensatie dient verstaan te worden. In artikel 23 van de individuele arbeidsovereenkomst wordt bepaald dat de werknemer zich ertoe verbindt arbeid te verrichten buiten de vermelde uurregeling als dit noodzakelijk is voor de vertegenwoordiging. Dit geeft geen recht op aanvullend loon. Door deze bepalingen samen te lezen dient er afgeleid te worden dat eiser geen aanspraak kan maken op een extra verloning op zijn gepresteerde uren buiten de voorziene uurregeling. Dit onderdeel van de vordering is derhalve ongegrond.

10e blad 4.2.7 De ecocheques Eiser erkent in zijn conclusies dat de ecocheques in de loop van de procedure aan hem werden overhandigd. Dit onderdeel van de vordering is derhalve zonder voorwerp. 4.2.8 De schadevergoeding wegens schending van de privacy Eiser vordert een schadevergoeding wegens de schending van de privacy wegens het Track & Trace systeem (hierna T&T systeem) aanwezig in zijn voertuig. De NV zou het controlesysteem ook tijdens de privé-uren en tijdens de weekends hebben laten doorvoeren betreffende de verplaatsingen van eiser. De aanwezigheid van het T&T systeem en de controle hiervan op eiser wordt door de NV niet betwist. De NV stelt dat eiser de mogelijkheid had om het systeem uit te schakelen, wat door eiser betwist wordt. Aangezien de lokalisatiegegevens naar de identificatie van een natuurlijk persoon op een bepaalde plek op een bepaald tijdstip verwijzen, is dat ten aanzien van die betrokken werknemer een verwerking van zijn persoonsgegevens zoals bedoeld in de Privacywet en zijn lokalisatiegegevens als bedoeld in de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie. Dergelijke verwerking kan een schending van de individuele vrijheden met zich meebrengen, meer bepaald de vrijheid om onbewaakt te komen en te gaan, onder meer het recht op het respect voor de persoonlijke en zelfs familiale levenssfeer. Inhoudelijk beogen al deze wettelijke privacybepalingen criteria, gekend uit het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de jurisprudentie van het Europees Hof (het wettigheidsprincipe, het legitimiteitsprincipe en het principe van de noodzaak in een democratische samenleving). In termen van de Privacywet zijn op dat vlak vooral de naleving van de finaliteits-, proportionaliteits-, transparantie- en toelaatbaarheidsbeginselen essentiële waarborgen voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van werknemers. Hieruit volgt dat de bewaking door middel van een monitoringsysteem gekoppeld aan een GPS-navigatiesysteem in dienstvoertuigen van werknemers alleen is toegestaan mits respect voor de finaliteits-, proportionaliteits-, transparantie- en toelaatbaarheidsbeginselen van de wet van 8 december 1992 (cfr. Advies Privacycommissie 12/2005 van 7 september 2005 : geolokalisatie in voertuigen). De finaliteit

11e blad Een systeem dat mogelijk maakt personeelsleden precies te lokaliseren, moet beantwoorden aan welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden, die de installatie en het gebruik ervan rechtvaardigen, bijvoorbeeld in functie van de veiligheid van de werknemer, in functie van de bescherming van de dienstvoertuig, om in te spelen op welomschreven professionele behoeften aangaande transport en logistiek, of nog, om bewust toezicht op het personeel te houden, dus ter controle van het professioneel gebruik van de dienstvoertuig en de behoorlijke uitvoering van hun arbeidsregime. De proportionaliteit Indien het systeem geïnstalleerd is met de bedoeling de uitvoering van de taken toevertrouwd aan de werknemers te controleren, dan zou dit een gerichte controle moeten zijn en gerechtvaardigd door aanwijzingen die misbruik door bepaalde werknemers doen vermoeden. Een permanente controle waarbij er middels een lokalisatiesysteem een systematische lezing van de geregistreerde gegevens plaatsvindt, moet in principe als overmatig (eigen onderlijning) worden beschouwd. Er zijn niettemin bepaalde hypotheses waarbij een regelmatiger controle gerechtvaardigd zou kunnen zijn indien deze rechtstreeks verband houdt met de aard van de te vervullen taken door de werknemer, en meer bepaald om het beheer van de verplaatsingen van de professionele voertuigen (verkopers, technici ten velde) te optimaliseren. Zelfs in dat geval mogen de voertuigen niet continu gevolgd worden. Het systeem zou in ieder geval moeten kunnen gedesactiveerd worden wanneer het voertuig door betrokkene buiten de werkuren wordt gebruikt. De transparantie Het transparantiebeginsel kan worden vertaald door het voorzien in een uitgebreide kennisgeving ten behoeve van de personen wier gegevens verwerkt worden, in het bijzonder wie onderworpen is aan controle, in welke mate er controle is, de aard van de misbruiken die aanleiding kunnen geven tot controle, de duur van de controles, de procedure die zal worden gevolgd na controle. Gelet op de arbeidsverhouding moeten ook de procedures van voorlichting en overleg tussen werkgever en werknemers (vertegenwoordiging) worden gerespecteerd voorafgaand aan de installatie en het gebruik van dergelijk monitoringsysteem. Hoewel er in de individuele arbeidsovereenkomst wordt erkend dat er een exemplaar van het arbeidsreglement werd overhandigd, dient er te worden vastgesteld dat er door de NV geen arbeidsreglement wordt voorgelegd waaruit zou blijken dat de werknemers op de hoogte zijn van een T&T systeem, de gevolgen hiervan en het feit of het systeem beantwoord aan de hierboven vermelde doeleinden. De bijlage bij de individuele arbeidsovereenkomst maakt melding van de aanwezigheid van een T&T systeem, evenwel met de registratie enkel binnen de

12e blad normale werkuren. Er wordt geen melding gemaakt van het feit dat dit systeem zou kunnen worden gedesactiveerd. Door de NV wordt evenmin een bewijs voorgelegd dat er van dit T&T systeem aangifte werd gedaan bij de Commissie voor de bescherming van het privéleven over het feit dat er gegevens betreffende de werknemers werden geregistreerd via het T&T systeem. Uit de stukken voorgelegd door eiser blijkt dat de NV ook tijdens de privéuren en tijdens de weekends controles van de verplaatsingen van eiser heeft laten doorvoeren. De NV bewijst niet dat het T&T systeem uitgeschakeld kon worden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser als gevolg hiervan morele schade geleden. Alle privéverplaatsingen na de werkuren van eiser konden door de NV worden gevolgd. De NV was op de hoogte van elke verplaatsing die eiser met het bedrijfsvoertuig maakte. Deze schade dient naar alle billijkheid op 750,00 euro ex aequo et bono bepaald te worden. 4.2.9 De afgifte van de sociale documenten Gezien er geen redenen zijn om aan te nemen dat de NV zich zou onttrekken aan haar verplichting om aan eiser de gevorderde sociale documenten af te leveren, dient in geen dwangsom te worden voorzien. 4.2.10 De tegenvordering Door de NV wordt een tegenvordering van 1 522,42 euro gevorderd voor de schade aan de bedrijfswagen van eiser. Ingevolge artikel 19 WAO is de werknemer niet verantwoordelijk voor de beschadigingen of de sleet toe te schrijven aan het regelmatig gebruik van het voorwerp, noch voor het toevallig verlies ervan. Artikel 18 WAO stelt dat ingeval de werknemer bij de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst de werkgever of derden schade berokkent, hij enkel aansprakelijk is : - voor zijn bedrog en zijn zware schuld; - voor lichte schuld als die bij hem eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt. Deze beperking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de werknemer heeft tot doel de werknemer te beschermen tegen de verhoogde risico s van

13e blad aansprakelijkheid waaraan hij bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst blootstaat en die voor hem een zware financiële last kunnen betekenen (Cass. 14 februari 2003, N.J.W. 2003, 342). Voor de toepassing van artikel 18 WAO is vereist dat de onrechtmatige daad van de werknemer verricht is in de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. Wanneer de rechter een werknemer veroordeelt tot vergoeding van schade aan de werkgever of aan derden berokkend bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, moet hij vaststellen dat de schade het gevolg is van bedrog, een zware fout of een fout die eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt, op straffe van schending van artikel 18 WAO (Cass. 19 april 1983, R.W. 1983-84, 1235). Onafgezien van het feit of de Car Policy al dan niet voldoet aan de bepalingen van artikel 6 WAO, worden alleen niet aangegeven schades die niet beschouwd worden als normale gebruiksschade onderworpen aan de franchiseregeling (artikel 5c Car Policy). In de franchiseregeling wordt daarenboven bepaald dat er door de werknemer enkel een financiële bijdrage dient geleverd te worden in het geval hij in fout is, in geval van een gedeelde verantwoordelijkheid en, in geval van een derde partij, deze laatste onbekend is (artikel 4c Car Policy). Elke beschadiging of slijtage die een minderwaarde betekent bij de wederverkoop en wijst op slecht onderhoud of verwaarlozing zoals automatisch aan de medewerker in rekening worden gebracht (artikel 4c Car Policy). De rechtbank stelt vast dat er tussen eiser en de NV reeds een checkdocument betreffende de teruggave van het voertuig werd ondertekend op 5 mei 2013, dus vóór het einde van de arbeidsovereenkomst. Het is niet duidelijk of eiser daarna nog met een ander voertuig gereden heeft. Alleszins dateren de stukken betreffende de gemaakte kosten door de NV enerzijds van 1 juli of later en maken anderzijds melding van een ongeval en niet van gebruiksschade. De rechtbank moet derhalve hieruit afleiden dat het geenszins vaststaat de betaalde kosten door de NV in verband zouden staan met de staat waarin eiser zijn voertuig heeft teruggebracht en of eiser hiervoor al dan niet aansprakelijk zou kunnen gesteld zijn. De tegenvordering is derhalve ongegrond. 4.2.11 De uitvoerbaarheid

14e blad Aan de vraag van eiser om het vonnis uitvoerbaar te verklaren bij voorraad, niettegenstaande elk verhaal en zonder borgstelling, kan geen gevolg worden gegeven. De uitvoerbaarheid van een vonnis kan slechts met de nodige omzichtigheid worden toegestaan, namelijk enkel voor bedragen die als verschuldigd erkend zijn of als zodanig moeten worden aanzien, en voor veroordelingen waarvan de rechter uit het onderzoek van de zaak de redelijke zekerheid heeft opgedaan dat zijn beslissing niet vatbaar is voor ernstige kritiek (DIRIX E. en BROECKX K., Beslag, A.P.R., Kluwer 2001, 226-227, nr. 363). Het doel van de uitvoerbaarheid bij voorraad is het vermijden van dilatoire ingrepen van de schuldenaar om aan de uitvoering van het vonnis te ontsnappen door systematisch beroep in te stellen. Hic et nunc zijn er geen aanwijzingen om aan te nemen dat de NV zou overgaan tot dilatoire ingrepen in voormelde zin, zodat er geen aanleiding bestaat om het vonnis uitvoerbaar te verklaren bij voorraad. De overige door partijen aangehaalde feiten en middelen doen aan voorgaande overwegingen en besluitvorming geen afbreuk. Gelet op de bepalingen van de wet van 15 juni 1935 betreffende het taalgebruik in gerechtszaken. OM DEZE REDENEN: DE ARBEIDSRECHTBANK, recht doende op tegenspraak. Verklaart de hoofdvordering ontvankelijk en in navolgende mate gegrond. Veroordeelt de NV tot betaling aan eiser van de volgende bedragen: - 4 417,48 euro bruto ten titel van opzeggingsvergoeding; - 10 688,57 euro bruto ten titel van uitwinningsvergoeding; - 350 euro premie verkocht voertuig; te vermeerderen met de wettelijke en gerechtelijke intresten. Veroordeelt de NV tot betaling aan eiser van 750,00 euro ex aequo et bono ten titel van morele schadevergoeding, te vermeerderen met de vergoedende en gerechtelijke intresten. Veroordeelt de NV tot de afgifte van de overeenstemmende fiscale en sociale documenten.

15e blad Verklaart de vordering betreffende de prospectiepremies, achterstallig loon en vakantiegeld hierop ongegrond. Verklaart de vordering betreffende de ecocheques zonder voorwerp. Verklaart de tegenvordering ontvankelijk doch ongegrond. Verwijst de NV in de kosten. De gedingkosten worden op heden begroot aan de zijde van eiser op 2 200,00 euro rechtsplegingsvergoeding. Staat de voorlopige uitvoerbaarheid niet toe. Aldus gewezen door T. BROECKX, voorzitter van de Kamer; J. BEUMER, rechter in sociale zaken als werkgever; C. SEGERS, rechter in sociale zaken als werknemer-bediende; bijgestaan door E. MOORTGAT, griffier; E. MOORTGAT T. BROECKX C. SEGERS J. BEUMER en uitgesproken door voormelde voorzitter van de derde kamer van de arbeidsrechtbank Antwerpen, afdeling Mechelen in buitengewone openbare terechtzitting van DERTIEN FEBRUARI TWEEDUIZEND VIJFTIEN in aanwezigheid van de griffier. E. MOORTGAT T. BROECKX