J,' '* '* ARBEIDSHOFTEBRUSSEL ARREST. le blad. A.R.Nr. 2009/AB/ SDE KAMER Arbeidscontract Op tegenspraak Getuigenverhoor. In de zaak: Tegen:

Transcriptie

1 J,',." ~. le blad. Rep.Nr. 1(J 1J2 f.t aj () ARBEIDSHOFTEBRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN 23 APRIL SDE KAMER Arbeidscontract Op tegenspraak Getuigenverhoor In de zaak: H Appe11ant, vertegenwoordigd door Mevr. D. CEELEN, syndicaal afgevaardigde en volmachtdraagster te Leuven. Tegen: ECO-VIDA BVBA, ietel gevestigd Drukpersstraat 4. met te maatschappelijke 1000 BRUSSEL, Geïntimeerde, vertegenwoordigd C. FRESCHINI loco Mr S. advocaat te Antwerpen. '* door Mr. GIBENS, Na beraad, spreekt het Arbeidshof te Brussel het hiernavolgend arrest uit : Gelet op de stukken van de rechtspleging, meer bepaald: - het voor eensluidend verklaard afschrift van het vonnis gewezen op tegenspraak door de Arbeidsrechtbank.van Leuven op 15 mei 2009'; '* '*

2 2e blad. _ het verzoekschrift in hoger beroep ontvangen ter griffie van het Arbeidshof te Brussel op 23 juni 2009; _ de conclusies en syntheseconclusies van de partijen; Gelet op de door partijen neergelegde stukken. Gehoord de partijen in hun middelen en verdediging ter openbare terechtzitting van 26 maart 2012 waarna de debatten gesloten werden en de zaak in beraad werd genomen. I. FEITEN * * * De heer A trad op 1 maart 2006 in dienst van de BVBA Eco-Vida (hierna genoemd de BVBA) ais arbeider categorie 4, met schriftelijke arbeidsovereenkomst van dezelfde datum. Hij oefendede functie van bakker uit. Met aangetekende briéf van 31 januari 2007, verzonden op 5 februari 2007, zond de BVBA aan de heer A een verwittiging met betrekking tot het ni et toepassen van de te volgen procedures en instructies en het roken op de bedrijfsterreinen. Deze brief werd door de heer A niet afgehaald. Met aangetekende brief van 4 juli 2007 beëindigde de NV de arbeidsovereenkomst met een opzeggingstermijn van 35 kalenderdagen. In de opzeggingsbrief werd uitdrukkelijk gevraagd dat de heer F. tijdens de opzeggingstermijn zijn werk regelmatig en correct zou uitvoeren en tijdig op het werk zou verschijnen. Met aangetekende brief van 5 juli 2007, verzonden op 6 juli 2007, stelde de BVBA vast dat de heer A ondanks herhaalde ver zoe ken weigerde koeken te bakken en één uur te vroeg vertrokken was. Deze brief werd door de heer A ni et afgehaald. Met aangetekende brief van 6 juli 2007 stelde de BVBA vast dat de heer A: ondanks herhaalde verzoeken en lange discussies, andermaal weigerde koeken te maken, hoewel hij dit had gedaan vanaf november Bovendien vroeg de BVBA de heer A geen bedrijfsdocumenten (opmerkingenregister en recepturen) mocht weghalen uit het bedrijf of vernietigen, en vroeg zij de ontvreemde documenten onmiddellijk terug te geven. Ook deze brief werd door de heer A ni et afgehaald.

3 -J 3e blad. Met gerechtsdeurwaardersexploot van 11 juli 2007 beëindigde de BVBA de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang om volgende redenen: de herhaalde weigeringen om koeken te maken en het weghalen of vernietigen van het opmerkingenregister en recepturen. Op het werkloosheidsbewijs C4 werd vermeld dat de arbeidsovereenkomst werd beëindigd om dringende reden. Met aangetekende brief van 16 juli 2007, verzonden op 17juli 2007, betwistte de vakorganisatie van de heer A de dringende reden. Gesteld werd dat de heer A. de koeken altijd moest bakken tijdens overuren en niet tijdens de contractuele uren. Verder betwistte de vakorganisatie dat de heer A documenten zou ontvreemd hebben. De vakorganisatie vorderde betaling van het nog verschuldigde loon en van een opzeggingsvergoeding, en de afgifte van sociale documenten. Ook na een herinnering van onduidelijke datum, een aangetekende herinnejing van 22 februari 2008, waarin de onregelmatigheid en de ongegrondheid van het ontslag om dringende reden werden aangekaart, en twee verdere herinneringsbrieven van 19 maart 2008 en.9 april 2008, volgde geen reactie van de werkgever. II. RECHTSPLEGING a.- Metverzoekschrift op tegenspraak, neergelegd ter griffie van de Arbeidsrechtbank te Leuven op 5 juni 2008, vorderde de heer A betaling door de BVBA van 2.624,48 EUR opzeggingsvergoeding en 1.104,75 EUR pro rata eindejaarspremie, te vermeerderen met de vergoedende, moratoire, wettelijke en gerechtelijke intrest en de kosten van het geding. Tenslotte vorderde de heer A de voorlopige uitvoerbaarheid van het vonnis zonder enige reserve. b.- Met vonnis van 15 mei 2009 verklaarde de arbeidsrechtbank de vordering ontvankelijk doch ongegrond. De heer A werd veroordeeld tot de kosten van het geding, begroot op de minimum rechtsplegingsvergoeding. c.- Erwordt geen melding gemaakt van een betekening van dit vonnis. d.-

4 , 4e blad. Met verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Arbeidshof te Brussel op 23 juni 2009, tekende de heer A hoger beroep aan tegen dit vonnis. Hij vorderde dat het arbeidshof het vonnis zou vernietigen, in hoofdorde zou zeggen voor recht dat het ontslag om dringende reden onregelmatig was, in ondergeschikte orde dat het ontslag om dringende reden ongegrond was, en de BVBA zou veroordelen tot betaling van de gevorderde bedragen, met verwijzing van de BVBA in de kosten van het geding. III. ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP Het hoger beroep werd tijdig en met een naar de vorm regelmatige akte ingesteld, zodat het ontvankelijk is. IV. BEOORDELING a.- Artikel 35 derde lid van de Arbeidsovereenkomstenwet bepaalt: "Ontslag om een dringende reden mag niet meer zonder opzegging of v66r het verstrijken van de termijn worden gegeven, wanneer het feit ter rechtvaardiging ervan sedert ten minste drie werkdagen bekend is aan de partij die zich hierop beroept." De termijn van drie werkdagen begint slechts te lopen vanaf het ogenblik waarop de partij die het ontslag betekent, voldoende kennis heeft van de feiten. (vgl. Casso 23 mei 1973, J.T.T. 1973, 212; Casso 11 januari J.T.T. 1993, 58) In de zin van deze bepaling zijn werkdagen aile dagen van de week, met uitzondering van zon- en feestdagen, doch inclusief de zaterdag, ongeacht de arbeidsregeling van de onderneming of van de werknemer. (vgl. Arbh. Bergen 19 april 1990, J.T.T. 1990, 440; Arbh. Luik 27 juni 1990, J.T.T. 1991, 162) De termijn van drie werkdagen vangt aan de dag na de dies a quo, dit wil zeggen de dag na de dag waarop de feiten bekend zijn. (vgl. Arbh. Brussel 8 december 1976, Med. VBO 1977, 1615; Arbh. Brussel 17 januari 1978, J.T.T. 1978, 178) De dies ad quem, dit is de derde werkdag die volgt op de dies a quo, is de laatste nuttige dag om de.arbeidsovereenkomst te beëindigen. (vgl. Arbh. Brussel 8 december 1976, Med. VBO 1977, 1615)

5 , 5e blad. Het feit is aan de partij die ontslag betekent bekend, wanneer deze omtrent het bestaan van het feit en de omstandigheden die daarvan een dringende reden zouden kunnen maken, voldoende zekerheid heeft om met kennis van zaken een beslissing te nemen, met name voor haar eigen overtuiging, t.a.v. de andere partij en t.a.v. van de rechtbank. (vgl. Casso 14 mei 1979, R.W , 1791; Casso 14 oktober 1996, J.T.T. 1996, 500; Casso 6 september 1999, J.T.T. 1999, 457; Casso 8 november 1999, J.T.T. 2000, 211, concl. Adv.-Gen. Leclercq) " De partij die een dringende reden inroept, dient hiervan het bewijs te leveren; bovendien moet z~] bewijzen dat zij de termijnenvoorzien in het derde en vierde lid geëerbiedigd heeft. H De feitelijke beweringen van de ontslaggevende partij zijn geen bewijs van de dringende reden. (vgl. Casso 14 november 1988, J.T.T. 1989, 80) De ernst van hetqntslag om dringende reden vereist een vaststaand bewijs van de feiten die de werknemer ten laste wordén gelegd.' (vgl. Arbh. Bergen 16 mei 1991, Bull. VBO, 1992, afl. 2, 78) Bij ontslag om dringende reden speelt ernstige twijfel over het bestaan van de fout in het voordeel van de werknemer. (vgl~ Arbh. Brussel 16 maart 1989, T.S.R. 1989, 238) b.- Artikel 35 laatste lid van de Arbeidsovereenkomstenwet bepaalt verder: c.- Wanneer de werkgever aan de werknemer een voortdurende tekortkoming verwijt, is het de werkgever die oordeelt vanaf welk ogenblik de voortdurende tekortkoming de professionele samenwerking onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt. (vgl. Casso 27 november 1995, J.T.T., 1996, 141; Casso 19 januari 1998, R.W , 306) Voor het onmiddellijk ontslag is het dus voldoende dat de volgehouden fout nog bestond drie dagen voor het ontslag. (vgl. Casso 18 februari 1980, R.W , 1417; Casso 4 februari 1985, J:T.T. 1985, 310 en 469)

6 ~- -. 6e blad. d.- In voorliggende betwisting betekent de toepassing van de onder a.~, b.- en c.~ uiteengezette principes dat de BVBA het bewijs moet leveren van het feit dat de heer A in de periode van drie dagen voor het ontslag geweigerd had koeken te bakken, minstens dat de volgehouden weigering om koeken te bakken nog bestond drie dagen voor het ontslag, en/of dat de heer Ar in de periode van drie dagen van het ontslag bleef weigeren om door hem ontvreemde documenten (opmerkingsregister en recepturen) terug te bezorgen aan de werkgever. Naar het oordeel van het arbeidshof levert de BVBA dit bewijs niet, en alleszins niet op afdoende wijze. Zij biedt echter aan hetnodige bewijs te leveren met aile wettelijke middelen, getuigen inbegrepen, van een aantal feiten. De feiten waarvan het bewijsaanbod wordt geformuleerd zijn relevant voor d~ oplossing van de betwisting, voldoende nauwkeurig omschreven en voor tegenbewijs vatbaar zodat op het bewijsaanbod kan worden ingegaan. OM DEZE REDENEN HET ARBEIDSHOF Gelet op de Wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, zoals tot op heden gewijzigd, inzonderheid op artikel 24; Rechtsprekend op tegenspraak en na erover beraadslaagd te hebben: Verklaart het hoger beroep ontvankelijk~ doch alvorens verder recht te doen, laat de BVBA toe het bewijs te leveren met aile wettelijke middelen, getuigen inbegrepen, van volgende feiten: " - dat de heer A: op 7, 8, 9 en 10 juli 2007 geweigerd heeft zijn werk uit te voeren, in het bijzonder door te weigeren koeken te bakken. - dat de heer A het opmerkingenrègister en het receptenboek heeft weggenomen en dit ondanks zijn belofte hiet teruggebracht." Laat de heer A toe het tegenbewijs te leveren _van dezelfde feiten met dezelfde middelen;

7 , 7e blad. Zegt dat het getuigenverhoor door dit Hof en kamer zal gehouden worden in de zaal der getuigenverhoren te 10 uur (lokaal gelijkvloers), Poelaertplein te 1000 BRUSSEL, op maandag 18 juni 2012; Zegt dat het getuigenverhoor bij eventuele ontstentenis van de raadsheren in sociale zaken zal gehouden worden door de heer D. RYCKX, Voorzitter van deze Kamer; Houdt de beslissing met betrekking tot de kosten aan. Aldus gewezen door de 5 de kamer van het Arbeidshof te Brussel en ondertekend door D. RYCKX : E. VAN LAER D. VRIJSEN Raadsheer. Raadsheer in sociale zaken ais werkgever, Raadsheer in sociale zaken ais werknemer-arbeider, En bijgestaan door : D. DE RAEDT: Griffier, ~-- E. VAN LAER, D. VRIJSEN, De heer D. VRIJSEN, Raadsheer in sociale zaken ais werknemer-arbeider, die bij de debatten aanwezig was en aan de tieraadslaging heeft deelgenomen, verkeert in de onmogelijkheid om het arrest te ondertekenen. ( i Overeenkomstig art. 785 Ger. Wb. wordt het arrest ondertekend door Mr D. RYCKX, Raadsheer en Mr E. VAN LAER, Raadsheer in sociale zaken ais werkgever. En uitgesproken op de openbare terechtzitting van de 5 de kamer van het Arbeidshof te Brussel op 23 april 2012 door de heer D. RYCKX, Raadsheer, bijgestaan door D. DE RAEDT, griffier,