Over filosofische verwondering Voordracht Kortenhoef 15 mei 2011



Vergelijkbare documenten
FILOSOFIE ALS VERWONDERING

HC zd. 22 nr. 32. dia 1

GELOOFSVRAGEN EN LEVENSVRAGEN

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen, Het echte geluk is voor mensen die verdriet hebben. Want God zal hen troosten.

Wat is? filosofie? Wat is. en kwaad. Hoofdstu

1 Korintiërs 12 : 27. dia 1

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,

Openingsgebeden INHOUD

Tekst herdenking Brabantse gesneuvelden: Wie de ogen sluit voor het verleden, is blind voor de toekomst

Luisteren naar de Heilige Geest

Het huis van de angst en het huis van de liefde Preek van Jos Douma over Romeinen 8:15

INHOUDSOPGAVE 5 DEEL I KENNIS... 6 DEEL II WETENSCHAP... 76

Er zijn mensen nodig met nieuwe fantasie

bw Prima Filosofie :47 Pagina 1 Ton Vink Prima Filosofie Een eerste kennismaking met de filosofie

HC zd. 42 nr. 31. dia 1

AANTEKENINGEN WAAROM WERD GOD EEN MENS?

God bestaat en Hij is belangrijk We hebben God nodig in ons leven Jezus: Zijn leven Jezus: Zijn dood Jezus: Zijn opstanding De Heilige Geest

Ontmoetingskerk, Laren NH 8 november 2015 Preek over Job 3

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,

TITEL ACTIVITEIT + beschrijving: filosofisch gesprek over geloven.

Verslag van een ervaringsdeskundige. Nu GAP-deskundige.

Jezus zoekt ruzie. en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder

Gemeente in Christus,

Zondag 7 februari 2016

Y-choice. Luister naar De keuzes die je maakt van Van Dik Hout. Het nummer staat op de CD Het beste van De songtekst vind je in bijlage 1.


,!7IJ0I6-abbcbg! Zo ben jij! jij! Willem de Vink. tiener BIJBEL

HC zd. 6 nr. 32. dia 1

OPDRACHT: Lees de vier tekstgedeelten en beantwoord de 4 bijbehorende vragen. Luk 15:11-32 Joh 3:14-17, Joh 15:9-17 Matt 5:43-48, Joh 13:33-35

Zondag 22 mei Kogerkerk - 5e zondag van Pasen - kleur: wit - preek Deuteronomium 6, 1-9 & // Johannes 14, 1-14

Eerste lezing: Habakuk 3:1-3,16-19 Evangelielezing: Lukas 17:1-10

In gesprek over: Arm en Rijk

Speech Gerbrandy-debat

Vandaag is rood. Pinksteren Rood is al lang het rood niet meer Het rood van rode rozen De kleur van liefde van weleer Lijkt door de haat gekozen

zondagmorgen 14 november 2010 Welkomkerk ds. W.H. Hendriks-Vogelaar

Dat we hier vanavond bij elkaar zijn wordt vooral bepaald door de wereldse kalender. En niet de kalender van de christelijke feesten.

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,

de toekomst tegemoet

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,

DEEL 1. WERKBOEK 5 Eigen keuze Monique van Dam YOU: De keuze is aan jou!

Doorbreek je belemmerende overtuigingen!

MIRARI Van kritiek naar dialoog.

Preek Psalm 78: september 2015 In het spoor van Opening winterwerk Spiegelbeeld I

Oplossingsgerichte vragen (Het Spel van Oplossingen IKB & TS)

BLIJF IN DE HERE! Liturgie:

1Help: faalangst! 1.1 Verkenningen

Geloof tegenover gevoelens

De Bijbel open (22-09)

ecourse Moeiteloos leren leidinggeven

HC zd. 3 nr. 32. dia 1

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

Vijf redenen waarom dit waar is

Johannes 20, april Pasen 2014 Wehl. (ds. A. Oude Kotte-de Boon) Thema: 'Het verhaal van Maria van Magdala ' Gemeente,

Liederen solozang Prijs: 7,= euro per stuk

Waarom doet Hij dat zo? Om de diepste bedoeling van Gods geboden aan te geven. Daar kom ik straks op terug. Hij geeft in de Bergrede de beloften en

1) De ongelovige is blind gemaakt door Satan (2 Korintiërs 4:4).

Heeft God het Kwaad geschapen?

Latijn: iets voor jou?

Welk Bijbelboek gaat over dit hoofdstuk? Waarheen trok Abraham en zijn gevolg?

Apostolische rondzendbrief

Speech van commissaris van de koningin Max van den Berg, Bevrijdingsdag, Leek, 5 mei 2010

Voor christenen is de Bijbel met name een geloofsboek. Dat betekent

MEE Nederland. Raad en daad voor iedereen met een beperking. Moeilijk lerend. Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind

reeks ontmoetingen 2 een ontmoeting met Heraclitus

Theorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over,

BIJBELSTUDIES VOOR JONGE GELOVIGEN LES 1. Les 1 - De oorsprong van de Bijbel. In deze bijbelstudies wordt gebruik gemaakt van de NBG-vertaling

In de buik van een zwangere vrouw waren eens twee ongeboren kinderen: een kleine gelovige en een kleine scepticus.

Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen.

Welke opdracht gaf Jakob aan zijn zonen vanwege de hongersnood?

11 De ontdekking van de mens en de wereld - internet oefentoets

Die nacht draait Cees zich naar me toe. In het donker voel ik heel zachtjes zijn lippen op mijn wang.

Deel het leven Johannes 4:1-30 & december 2014 Thema 4: Gebroken relaties

Theorieboek. Knuffel. Mensen zijn afhankelijk van elkaar, want de mens is een sociaal dier dat het liefst in

Lieve mensen van de Hofkerk, gasten, gemeente van Jezus Christus

Bloemlezing van gedichten van de Dichters Kring Verwondering maakt het leven mooier

DE GROTE LERAREN ALS SPIEGEL VOOR ZELFREFLECTIE?.

9 Vader. Vaders kijken anders. Wat doe ik hier vandaag? P Ik leer mijn Vader beter kennen. P Ik weet dat Hij mij geadopteerd

Wat is PDD-nos? VOORBEELDPAGINA S. Wat heb je dan? PDD-nos is net als Tourette een neurologische stoornis. Een stoornis in je hersenen.

Ontmoetingskerk - Laren NH, 5 april Pasen Johannes 20

Kingdom Faith Cursus HEILIG, HEILIG, HEILIG

Jezus volgen! Echt? Het evangelie naar Johannes 6: dinsdag 2 juni 2015

1) Gered worden is net zo gemakkelijk als een cadeau krijgen (Johannes 1:12)

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,

De vrouw van vroeger (Die Frau von früher)

Willen sterven. Wie anders dan ik zelf zou het recht hebben om te beslissen over mijn leven? Moment voor religieuze bezinning en waardevol leven

WANNEER, GOD, WANNEER?

Boek en workshop over het verlies van een broer of zus. Een broertje dood. Door Corine van Zuthem

Drie domeinen van handelen: Waarnemen, oordelen en beleven

De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan.

Toespraak commissaris van de Koning Max van den Berg, seminar 'Wetenschap middenin de samenleving', Groningen, 30 mei 2013

Hij had dezelfde soort helm op als in het beeld vooraf...2 Mijn vader was verbaasd dat ik alles wist...3 Ik zat recht overeind in mijn bed te

Lekker ding. Maar Anita kijkt boos. Hersendoden zijn het!, zegt ze. Die Jeroen is de ergste. Ik kijk weer om en zie hem meteen zitten.

Zaken voor mannen. Verhalen van mannen met epilepsie

Eindexamen filosofie vwo I

Thije Adams KUNST. Wordt een mens daar beter van? vangennep amsterdam

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen, Het gaat om aanraken vandaag. Aanrakingen die mensen beter maken. Heilzame, helende aanrakingen.

VIER EENVOUDIGE TAKTIEKEN OM LASTIGE COLLEGA S VOOR JE TE WINNEN

Er is toch niemand die jou aardig vindt. SUKKEL.

Transcriptie:

Over filosofische verwondering Voordracht Kortenhoef 15 mei 2011 1. Wie nadenkt over verwondering en filosofie stuit vroeg of laat op de beroemde woorden van de Griekse filosoof Plato. Laat ik daar dan ook maar meteen mee openen (ik citeer): Want dat is nu juist de toestand van de filosoof, zich te verwonderen. Er is immers geen ander begin en beginsel van de filosofie dan dat. ( Theaetetus) Plato s woorden worden al eeuwenlang herhaald: het begin en het beginsel of, zoals het in het Grieks heet, de archè van de filosofie is de verwondering. Archè betekent inderdaad: begin, oorsprong, maar dan in de zin van een oorsprong die blijvend inspireert, een bron waaruit nog steeds wordt geput. Vandaar de vertaling begin én beginsel : dit begin, deze archè, ligt niet ergens in het verleden, maar hoort bij de filosofie, zoals de adem hoort bij het leven. Zonder deze verwondering als archè zou er geen filosofie bestaan. Wie zich nooit verwondert begint niet aan filosofie, en wie ophoudt zich te verwonderen haakt al snel af. Maar wat is verwondering eigenlijk voor een merkwaardige toestand? En wat bedoelt Plato wanneer hij zegt dat in deze toestand, en in niets anders, begin en beginsel van de filosofie zijn gelegen? 2. Vreemd eigenlijk... Je verwondert je wanneer zich iets vreemds voordoet, iets uitzonderlijks of buitengewoons, iets waarvoor je niet meteen een verklaring bij de hand hebt of wat anders is dan je had verwacht. Verwonderen doet denken aan wonderen. Van een wonder spreken we meestal als er iets gebeurt wat we voor onmogelijk houden: een blinde die plotseling kan zien of Jezus die over het water loopt, bijvoorbeeld. Toch geldt onze verwondering niet alleen het onmogelijke, want de geboorte van een kind is bepaald niet iets dat we voor onmogelijk houden en toch slaken veel mensen bij die gebeurtenis een zucht van verwondering. Onze verwondering geldt hier niet iets vreemds, buitengewoons, of onverwachts, maar het feit dat dat nieuwe leven daar ineens is, en misschien ook het feit dat je er zelf bent, dat deze wereld er is, dat de dingen zijn zoals ze zijn en gaan zoals ze gaan. Deze stemming komt al aardig in de buurt van de filosofische verwondering. Wie heeft nooit eens s avonds op zijn rug in het gras gelegen, de sterrenhemel bewonderd en plotseling beseft dat het toch eigenlijk vreemd is dat dat er allemaal is, die sterrenhemel daarboven en al dat leven dat daaronder op onze planeet rondkrioelt. Dat plotselinge besef van vreemdheid is kenmerkend voor de filosofische verwondering. Vreemd eigenlijk is typisch zo n uitdrukking waarin je dit besef verwoordt. Want wat je je op dat moment realiseert is gewoonlijk helemaal niet vreemd, veeleer vanzelfsprekend, maar doet zich plotseling aan je voor als iets dat eigenlijk vreemd is. Het is alsof je het allemaal voor het eerst ziet, of het nu pas écht ziet. Alsof je wakker wordt uit een droom: de dingen die in die droom zó vertrouwd en vanzelfsprekend waren dat je ze amper opmerkte, zijn bij het ontwaken plotseling allemaal merkwaardig. Dat is kenmerkend voor de filosofische verwondering: dat zelfs het allergewoonste ineens ongewoon wordt en je aandacht opeist. Verwondering leidt dus tot een zekere mate van vervreemding en tot een intensivering van de aandacht 1

voor datgene waarover men zich verwondert. In de verwondering krijgen de dingen betekenis en het is over die betekenis dat de filosoof nadenkt. 3. Het vanzelfsprekende als werkterrein Verbaasd staan bij wat vanzelf spreekt heeft iets tegennatuurlijks of minstens iets tegendraads. We zijn doorgaans eerder geneigd tot het tegendeel: wat gewoon en vertrouwd is wordt vanzelfsprekend en over het vanzelfsprekende verbaas je je niet meer. Zelfs Alice, die in Wonderland toch bepaald merkwaardige dingen meemaakt, verwondert zich na verloop van tijd niet meer. Ze raakt zo gewend aan al het vreemde dat haar overkomt bijvoorbeeld dat ze groeit of krimpt door het eten van een koekje, dat ze eigenlijk niet anders meer verwacht. Ze verbaast zich juist wanneer zich iets gewoons voordoet. Juist het gewone wordt in Wonderland ongewoon. Vanzelfsprekendheden spelen in ons leven doorgaans een grote rol. Iedereen heeft meer of minder behoefte aan zaken waarop je blindelings kunt vertrouwen. Het is praktisch onmogelijk om voortdurend stil te staan bij wat je door ervaring of van anderen, boeken en betrouwbare leermeesters hebt geleerd. We zijn geneigd het geleerde aan te nemen - tenminste in eerste instantie, maar veelal ook daarna. De behoefte aan vanzelfsprekendheid is soms zo sterk, dat de verwondering helemaal geen kans krijgt. s Morgens gaat de zon op en s avonds gaat hij onder. Dat is gewoon zo, punt uit. Dat is inderdaad wat mensen eeuwenlang zagen en dachten: dat de aarde stilstaat en de zon daaromheen draait. Copernicus opperde, tegen alle zintuigen in, dat de aarde niet 'vast staat'. Uit angst stelde Copernicus' de publicatie van zijn nieuwe heliocentrische model uit tot kort voor zijn dood. Evengoed vond dit model pas een eeuw later erkenning, namelijk pas nadat Galilei de theorie nader uitwerkte en verbreidde en inderdaad in aanvaring kwam met de kerkelijke autoriteiten. De kerk verzette zich met hand en tand tegen deze onverteerbare opvattingen die indruisten tegen het wereldbeeld van de middeleeuwse mens en tegen alles wat al eeuwenlang vertrouwd en vanzelfsprekend was. Kortom: juist het vanzelfsprekende, datgene waaraan we gewoonlijk gedachteloos voorbijgaan, maakt de filosoof aandachtig. Én achterdochtig. Want vanzelfsprekendheid is een uitstekende dekmantel voor dwaling en misleiding - zoals we straks nog zullen zien. Van Immanuel Kant (1724-1804) is de beroemde uitspraak overgeleverd (ik citeer): Twee dingen vervullen de geest met steeds nieuwe en toenemende bewondering en eerbied, hoe vaker en langduriger het denken zich ermee bezighoudt: de sterrenhemel boven mij en de morele wet in mij." <einde citaat. Deze zozeer door bewondering bevangen Kant stelde dat het vanzelfsprekende hét onderzoeksterrein is van de filosofie. Als verwondering de bron is van de filosofie, en dus meer dan alleen een begin of aanleiding, dan kun je zeggen dat de filosofie de verwondering nooit te boven komt. De filosofie eindigt pas als de bron is opgedroogd, met andere woorden: als het vanzelfsprekende zo vanzelfsprekend is geworden dat zelfs een filosoof zich er niet meer over verbaast. 4. De kunst van het vragen stellen 2

Toch heb je met verwondering alléén nog geen filosofie. Wie met open mond en stomme verbazing naar het voorwerp van zijn verwondering staart, is nog geen filosoof. Je moet bovendien een zekere gedrevenheid hebben om op dit verbazingwekkende door te vragen. Vandaar wijsbegeerte, begeerte naar wijsheid. Je moet het naadje van de kous willen weten. De Griekse filosoof Aristoteles zei het in zijn metafysica als volgt < ik citeer>: "Zowel nu als vroeger zijn de mensen aan filosofie gaan doen vanwege het verwonderd-zijn. In het begin gold hun verwondering de zonderlinge dingen die voor het grijpen lagen, maar door beetje bij beetje op die manier verder te gaan, kwamen ze er vervolgens toe, zich ook over meer gewichtige kwesties vragen te stellen, zoals over de gestalten van de maan en die in verband met de zon en de sterren, en over het ontstaan van het Al. Wie zich echter vragen stelt en zich verbaast, verkeert in de mening dat hij onwetend is. [De filosofen] zijn dus wijsgerig geworden om te ontsnappen aan de onwetendheid (...)." (Metafysica A, 982b) <einde citaat> Wat dat betreft hebben filosofen wel iets van kinderen. Zoals bij de vragen van filosofen, zo zijn er maar weinig mensen die niet op een gegeven moment vermoeid of geïrriteerd raken door het spervuur van vragen dat kinderen op hen kunnen afvuren: Wat is dat? En dat? Waarom groeien bomen? Waar komen de wolken vandaan? Waarom zijn er mensen? Waarom moet ik naar school? Waarom maken mensen oorlog? Waarom gaan mensen dood? Waarom..., zo kunnen we nog wel even doorgaan. Sommige van die vragen zijn makkelijk te beantwoorden, andere moeilijker. Maar wie herinnert zich niet een moment dat hij werd afgescheept (of zélf iemand afscheepte!) met antwoorden in de trant van: omdat het nu eenmaal zo is of: omdat ik het zeg. Met behulp van dergelijke cirkel- en autoriteitsargumenten doet men een beroep op vanzelfsprekendheid en worden de vragen afgewimpeld. Behoefte aan vanzelfsprekendheid, gebrek aan tijd, de wensen en eisen van het moment, er zijn talloze redenen waarom we voor verwondering en dus voor filosofie vaak weinig tijd en ruimte over hebben. Bovendien zaaien filosofische vragen maar onrust en daar hebben we niet altijd zin in. Kortom: verwondering is begin en bron van het filosoferen, mits ze je tot vragen aanspoort. Er moet een aanleiding zijn: iets wat je verwondert. Voor filosofen kan dat het aller-gewoonste zijn of iets wat gewoonlijk geen vragen oproept. Je moet de verwondering willen vasthouden en dúrven doorvragen. En je moet voor die vragen tijd hebben of tijd willen maken. De Duitse dichter Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832), een jongere tijdgenoot van Kant, meende zelfs dat je verbazen uiteindelijk het enige was waar het in een mensenleven op aankomt. Zum Erstaunen bin ich da, schreef hij in een van zijn gedichten (Parabase 1 ). 1 Parabase Freudig war, vor vielen Jahren, Eifrig so der Geist bestrebt, Zu erforschen, zu erfahren, Wie Natur im Schaffen lebt. (...) 3

5. Het spanningsveld tussen verwondering en antwoord Je moet de verwondering willen vasthouden, zei ik zoëven. Dat lijkt paradoxaal. Want wie het naadje van de kous wil weten is toch uit op antwoorden? Vindt de filosoof dan nooit een antwoord of wil hij helemaal geen antwoorden? Moet hij alleen maar constant met ogen op stokjes blijven rondlopen om filosoof te zijn en vooral zorgen dat ie geen antwoorden vindt op zijn vragen? Dat is natuurlijk onzin: hij begéért immers wijsheid. Bovendien: zou hij om de verwondering daadwerkelijk vast te houden zich niet ook moeten onthouden van het stellen van vragen? Immers: zodra ik een vraag stel, beweeg ik me in de richting van een antwoord en dus wég van de verwondering. Stel ik vraag me af hoe het kan dat in de tweede Wereldoorlog zoveel Duitsers tot gruwelijk gedrag in staat waren, denk maar aan de bewakers in concentratiekampen. Zo'n vraag is een vraag om een verklaring en zodra ik de vraag stel beweeg ik me al in de richting van een antwoord. De vraag stuurt erop aan dat ik de condities onderzoek waaronder dit gedrag ontstond, bijvoorbeeld de belabberde economische omstandigheden begin jaren '30, waaruit het Nazi-regime een uitweg bood, en vervolgens het sluipenderwijs en daardoor soms nauwelijks opgemerkte opvoeren van de terreur vanaf 1934. Zo doorvragend vind ik langzaam maar zeker steeds meer antwoorden. Stel dat ik al die condities op een gegeven moment begrijp, is mijn verwondering of liever verbijstering dan niet simpelweg overgegaan in weten? Niet echt, want mijn kennis voorkomt niet dat ik telkens opnieuw verbijsterd ben over de onrechtvaardigheid in de wereld, over het asociale gedrag van zoveel mensen, over onredelijkheid, getreiter, gemeenheid en agressie. En ik sta telkens weer verbijsterd met de vraag: hoe kan het dat deze mensen onverschillig staan tegenover wat zij anderen aandoen? En ook verwonderd, wanneer plotseling blijkt dat er toch ook mensen zijn die weerstand bieden. En dan denk ik weer aan Hitler- Duitsland of Stalin-Rusland of Polpot-Cambodja en aan het feit dat er ook daar en toen enkelingen waren die zich ondanks de druk van de omstandigheden en soms met gevaar voor eigen leven toch menselijk bleven gedragen. Geen enkele verklaring kan die verwondering of verbijstering wegnemen. Filosofie beweegt zich in dit spanningsveld tussen verwondering en antwoord en kan alleen zolang ze die spanning uithoudt vruchtbaar zijn. Filosofische vragen beginnen bij verwondering, filosofen zoeken naar antwoorden, maar keren altijd weer terug bij de verwondering. Wat niet begint bij verwondering is geen filosofie en wat er niet terugkeert is geen filosofie meer. In de woorden van één van de meest oorspronkelijke Nederlandse filosofen, Cornelis Verhoeven (1928-2001)<ik citeer>: "De hele wijsbegeerte en haar geschiedenis ligt in een grote kring rondom de rulle leegte van de verwondering, ook wanneer die verwondering alleen maar als een startpunt wordt opgevat. Wat van daaruit niet te benaderen is, is geen filosofie. Wat niet daarheen terug te roepen is, kan iets heel belangrijks zijn, maar het is geen Immer wechselnd, fest sich haltend; Nah und fern und fern und nah; So gestaltend, umgestaltend - Zum Erstaunen bin ich da. (Johann Wolfgang von Goethe, 1749-1832) 4

filosofie. En al wat vanaf dat punt kan worden bereikt, is filosofie en heeft onderling verband." <tot zover het citaat> Wie daar niet terugkeert heeft inderdaad de filosofie verlaten. Men is ideoloog of wetenschapper geworden. Historisch gezien is dat natuurlijk ook veelvuldig gebeurd. Enerzijds zien we de filosofie nogal eens verworden tot een leer of een dogma en dogmatisme is, hoe prettig ook voor de dogmaticus, het einde van de filosofie. De ontaarding van filosofie in dogmatisme zien we nogal eens gebeuren bij die filosofische systemen die ontstaan uit verwondering of eerder verbijstering over maatschappelijke onrechtvaardigheid: de filosofie wordt dan maatschappijkritiek, denk bijvoorbeeld aan Marx, niet de minste onder de maatschappijcritici. Ook nu is er de ervaring van een werkelijkheid die zo is en niet anders, maar anders zou kunnen zijn of zelfs anders zou moeten zijn, zoals Marx meende. We weten wat er gebeurde toen Marx' filosofie eenmaal tot een marxisme (d.w.z. tot dogma) verwerd en vervolgens door haar epigonen tot heilige waarheid werd verklaard. Dogmatisme betekent niet alleen het einde van de filosofie, maar niet zelden ook van een gezonde levenshouding of samenleving. Wat niet naar de verwondering terugkeert, zo zei ik eerder, is geen filosofie meer. Dat geldt ook wanneer de filosofie overgaat in datgene wat ze het meest begeert: wanneer zij overgaat in kennis, in wetenschap. De filosofie heeft door de eeuwen heen als de moeder van de wetenschappen heel wat dochters zelfstandig gemaakt. Telkens als men consensus bereikt over een onderzoeksmethode (of stijl) en een onderzoekskader, dwz. een consistente theorie, gaat de filosofie over in wetenschap. Zo hebben zich bijvoorbeeld de natuurwetenschappen in de loop van de 16e en 17e eeuw verzelfstandigd toen de mathematische fysica en de mechanisering van ons wereldbeeld een feit werden. Later, in de loop van de 18e en 19e eeuw, verwierf ook de biologie haar zelfstandigheid. Begin 20ste eeuw de algemene taalwetenschappen (met de Saussure), en pas na de Tweede Wereldoorlog de psychologie. In de twintigste eeuw is wel beweerd dat de filosofie, zoals veel moeders die hun jongste kind met lede ogen zien vertrekken, lijdt aan het lege-nest-syndroom. U kent het probleem: zo'n twintig jaar lang draaide het grootste deel van de tijd van deze dames om de zorg voor de kinderen en het huis. Daaraan is ineens een einde gekomen. Geen chipskruimels meer op de bank, geen vergeten rugzak met stinkende natte zwemkleren meer in de hal. Maar wat nu? Moeders met dit syndroom voelen zich uitgerangeerd en worstelen met vragen als: "Welke taak heb ik nog als moeder en vrouw? Ben ik nog nuttig?" Volgens de postmoderne filosofen is het legenestsyndroom precies de ziekte waaraan de filosofie sinds de twintigste eeuw lijdt, omdat zij schijnbaar door haar wetenschappelijke dochters is verlaten en ingehaald. Als dat waar is, lijkt voor de filosofen weinig anders te resten dan navelstaren op de geschiedenis van hun vakgebied. Maar is het waar? Ik geloof daar eerlijk gezegd niet zo in. Gelukkig lijden niet alle moeders aan het legenest-syndroom en zeker ook niet alle filosofen. Er zijn nog steeds genoeg vragen die beginnen bij verwondering en daar ook weer terugkeren. Elke tijd en cultuur kent zijn EIGEN vanzelfsprekendheden en die nodigen telkens weer uit tot vragen, tot telkens andere vragen en moeten dat ook vooral blijven doen. 5

Welke belangwekkende resultaten de taalwetenschappen sinds hun ontstaan ook hebben geboekt, het blijft wonderlijk dat de klanken die ik op dit moment uitstoot bij U aankomen als woorden met een betekenis. (Althans dat mag ik hopen.) Hoe dat kan is nog steeds een raadsel. En hoe interessant de huidige ontwikkelingen in de biologie, de psychologie en neurowetenschappen ook zijn, hoeveel inzicht men intussen ook heeft bijvoorbeeld in de chemische en neurale processen in het brein, daarmee is geenszins het verwonderlijke verschijnsel wegverklaard van voorstellingen, gedachten en ideeën in onze bovenkamers., een van die ontzagwekkende kwesties waarover filosofen van alle tijden hebben nagedacht. Overigens denk ik dat de betere wetenschappers zich geregeld de herkomst van hun ambacht uit de filosofie en dat wil zeggen uit de verwondering herinneren. Francis Crick die de Nobelprijs ontving voor zijn bijdrage aan de ontdekking van het menselijk genoom schrijft in de Encyclopedia of Ignorence <ik citeer>:op het moleculaire niveau begrijpen we enkele van de meest fundamentele biochemische processen en onze kennis breidt zich in hoog tempo uit. Maar hoe een levend organisme een HAND construeert, met zijn duim en zijn vier vingers, met alle beenderen, spieren en zenuwen, alles keurig op zijn plaats gebracht en naar behoren met elkaar verbonden, dat kunnen we nog niet verklaren met de stelligheid en het definitieve karakter dat een succesvol stuk wetenschap kenmerkt." <einde citaat> De bescheidenheid strekt deze Nobelprijswinnaar tot eer zou ik zeggen, maar wat het citaat ons vooral leert is dat verwondering niet alleen tot kennis kan leiden, maar dat kennis die verwondering geenszins hoeft op te heffen en zelfs kan verdiepen.(vgl. Arnold van den Hooff, De schok der biologie, p.84, Sun Nijmegen 1995) De verleiding van de antwoorden in de vorm van ideologie of weten is voor elk filosoof permanent aanwezig. Ik citeer nogmaals Verhoeven: Juist omdat de filosofie nooit over de verwondering heen kan komen, is het haar eeuwige verleiding haar te boven te komen." (Inleiding tot de verwondering p. 40). Maar de verwondering weerhoudt hem ervan al te snel aan de verleiding toe te geven. 6. Vanzelfsprekendheden van onze tijd Eerder zei ik dat verwondering de bron is en vanzelfsprekendheid het onderzoeksterrein van de filosofie. Die bron droogt nooit op en het onderzoeksterrein zal altijd weer verschuiven. Want hoewel er vanzelfsprekendheden van alle tijden zijn, kent elke tijd zijn eigen vanzelfsprekendheden. Ik wil twee voorbeelden noemen die kenmerkend zijn voor onze tijd. Het eerste voorbeeld betreft het nauwelijks betwijfelde gezag dat de wetenschap geniet, het tweede voorbeeld het internationaal vrijwel onweersproken morele overwicht van de democratische staatsvorm. Voor het eerste voorbeeld, het vanzelfsprekende gezag van de wetenschap, hoeven we maar een willekeurig reclameblok te bekijken om de zogenaamde wetenschappers in witte jassen de wetenschappelijk bewezen effectiviteit van een bepaald product te zien aanprijzen. Een schrijnender voorbeeld van het vanzelfsprekend gezag van wetenschappelijke deskundigen kennen we uit het Milgram-experiment. U herinnert zich wellicht dit experiment uit 1963 waarin de sociaal psycholoog Stanley Milgram aantoonde hoezeer mensen bereid zijn om 6

onschuldige anderen pijnlijke en zelfs potentieel dodelijke stroomstoten toe te dienen als ze daartoe in een experiment door de onderzoeker worden geïnstrueerd. De conclusie die Milgram uit dit experiment trok betreft de choquerende volgzaamheid van de proefpersonen. Een andere les echter die eruit valt te trekken is dat het vanzelfsprekende gezag dat wetenschappers genieten niet zonder risico is. Dat we best wat voorzichtiger mogen zijn met klakkeloos aan te nemen wat wetenschappers beweren. De invloed van beweringen van gerenommeerde wetenschappers kan enorm zijn. Zo heeft neurowetenschapper Dick Swaab vorig jaar een bestseller gepubliceerd die maandenlang in de top tien van de libris literatuurlijst heeft gestaan(en nog staat?). Ik denk dat U het boek "Wij zijn ons brein" wel kent. Swaab beweert samen met onder meer zijn Amsterdamse collega Viktor lamme dat de vrije wil niet bestaat. En dus komen we op veel plaatsen en aan veel borreltafels de stellige bewering tegen dat (ik citeer) "meer en meer duidelijk wordt dat van een vrije wil geen sprake is. Hormonen en reflexen regeren ons, dat we zelf bewust keuzes zouden maken is een illusie die het brein ons voortovert" ( Enno de Witt in Boekblad leest, 13 juli, 2010) Dit is slechts één uit vele uitspraken, waaruit blijkt dat veel mensen geneigd zijn het merkwaardige idee dat we niet meer zijn dan een vat vol hormonen en neuronen klakkeloos te accepteren. Deze stelligheid is koren op de molen van al diegenen die de oorzaak van hun gedrag het liefst aan iets wijten dat buiten hun controle valt. In Leven aan de onderkant uit 2001 beschrijft de Engelse psychiater Theodore Dalrymple wat er gebeurt als mensen denken dat ze geen bewuste invloed hebben op hun eigen gedrag. Patiënt na patiënt laat hij de revue passeren, allemaal hebben ze dezelfde instelling, of het nu om een dief, een moordenaar of een zwerver gaat, het mantra is telkens weer: ik kan er niets aan doen. Het mes ging erin, zeggen ze, of: Mijn kop sloeg op hol. Treffend is een gesprek met een dief die wil weten waarom hij steeds weer uit stelen gaat.,<ik citeer> Toen ik weigerde zijn verleden te onderzoeken, schreeuwde hij: Maar iets moet het me laten doen! Wat dacht je van hebzucht, luiheid en sensatiezucht? opperde ik. Wat dacht je van mijn jeugd? vroeg hij. Jean-Paul Sartre noemt dergelijke redeneringen waarin mensen hun vrijheid en zo hun verantwoordelijkheid ontkennen een typische uiting van mauvaise foi, van kwader trouw. Het loont de moeite om wetenschappelijke uitspraken die dit soort redeneringen ondersteunen grondig tegen het licht te houden, al was het alleen omdat het effect ervan niet onschuldig is. Er zijn experimenten gedaan (Vohs en Schooler, 2008) waarin het geloof van mensen in de vrije wil werd gemanipuleerd door hen uitspraken of teksten van vooraanstaande wetenschappers voor te leggen met de strekking dat de vrije wil niet bestaat. Uit die experimenten blijkt dat deze mensen vervolgens minder geneigd waren tot sociaal wenselijk gedrag, meer geneigd 7

tot fraude, stelen en agressie. 2 Reden te meer, lijkt mij, om de wilsvrijheid niet lichtvaardig te verwerpen, zelfs als deze maar beperkt is. Wanneer we het zogenaamde bewijs van Swaab wat nader bekijken blijkt dat hij zijn weerlegging van de vrije wil baseert op een nogal onbenullige definitie ervan. (dat klinkt nogal oneerbiedig, maar ik kan er niks beters van maken) Hij wordt kennelijk niet gehinderd door enige kennis van zaken omtrent de rijke traditie over deze kwestie. Ik kan u verzekeren dat er echt veel bruikbaarder definities zijn van filosofen die wat langer en diepgaander over deze kwestie hebben nagedacht. Theologen discussieerden al in de Middeleeuwen over de vrijheid van de wil, omdat die problematisch was in het licht van Gods almacht, waaraan indertijd uiteraard niet werd getwijfeld. In contrast met deze middeleeuwse theologen zijn nogal wat hedendaagse wetenschappers veel minder genuanceerd, aangezien voor hen de wetenschap almachtiger is dan God het ooit was. Dus beweert men eenvoudig pertinent dat de vrije wil niet bestaat. Maar goed, laten we terugkeren naar de vrije wil die Swaab weerlegt. Hij zich baseert op een definitie van een Amerikaanse collega-neurowetenschapper, ene Joseph Price die zegt <ik citeer>: de vrije wil is "de mogelijkheid om te besluiten iets wel of niet te doen zonder interne of externe beperkingen die deze keuze bepalen." 3 Tja, met deze definitie in de hand is de weerlegging vervolgens een koud kunstje. Want, zo schrijft Swaab <ik citeer>: "We zitten door onze genetische achtergrond en alle factoren die vervolgens op onze vroege hersenontwikkeling hun permanente effect hebben gehad vol met 'interne beperkingen' en zijn dus niet vrij om te besluiten... (ib. 383) Exit vrije wil? Nou nee, want wie maar een klein beetje nadenkt ziet meteen in dat de definitie van Price (dus vrije wil is de mogelijkheid om te kiezen zonder interne of externe beperkingen) het op zichzelf al uiterst onwaarschijnlijk maakt dat we een vrije wil hebben. Om op grond van deze definitie de vrije wil af te wijzen hebben we al het neurowetenschappelijk onderzoek niet nodig. Want kiezen zonder externe of interne beperkingen is een absurde eis. Je bevindt je immers altijd in een bepaalde situatie en elke situatie legt je per definitie beperkingen op, interne en externe. Je keuze is een reactie op die situatie. Gisteravond had ik best een extra glaasje wijn gelust maar omdat ik vandaag hier moest spreken koos ik ervoor dat niet te doen. Men wil iets gegeven bepaalde omstandigheden, mogelijkheden en beperkingen. Die omstandigheden, mogelijkheden en beperkingen bepalen met elkaar de keuzeopties. Het feit dat er altijd interne en externe beperkingen zijn waarbinnen en van waaruit ik mijn keuzes maak is geen ontkenning van de vrije wil, maar beschrijft eenvoudig de voorwaarde waaronder keuzes nodig zijn en geeft slechts aan dat de vrijheid begrensd is. De definitie op basis waarvan Swaab de vrije wil 'weerlegt' en daarmee deze 'weerlegging', is dus een onding. Helaas zijn er kennelijk nogal wat lezers die dit onding voor zoete koek slikken. Swaab is immers een gerenommeerde wetenschapper, nota bene emeritus hoogleraar aan de universiteit van Amsterdam en directeur van het Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek. Om de vrije wil te weerleggen op basis van zo'n onbenullige definitie, is mijns inziens een hoogleraar onwaardig. Interessant is overigens dat de hoogleraar kennelijk zelf niet helemaal weet wat hij nu precies weerlegt, want hij ondertekende wel de petitie getiteld"uit 2 W.L.Tiemeijer, Hoe mensen keuzes maken, Amsterdam 2011, p 56-57 3 Swaab 2010, 379. 8

vrije wil", voor legalisatie van stervenshulp aan ouderen die hun leven voltooid achten. Maar goed, dit terzijde. Een effectieve weerlegging, zo luidt een basisregel in de retorica, moet de tegenstander eerst zo sterk mogelijk neerzetten. Maar ja, op basis van een genuanceerde definitie en dat wil zeggen tegenover een sterke tegenstander zal men zich wellicht 2 keer bedenken alvorens een boek te publiceren met de pertinente titel 'De vrije wil bestaat niet', zoals Viktor Lamme vorig jaar. Deze wetenschappers zouden in de grot van Plato (ik hoop dat U de mythe kent) ongetwijfeld tot de categorie van mensen behoren die complimenten zouden krijgen en prijzen zouden winnen omdat zij het scherpst de voorbijtrekkende schaduwen op de rotswand kunnen onderscheiden en zich het best kunnen herinneren wat daarvan eerder of later of tegelijk met iets anders passeerde, en die op grond daarvan het beste in staat zijn te voorspellen wat er zal komen. Maar hoezeer zij ook uitblinken, in het verhaal dat Plato vertelt houden zij net als de andere grotmensen de schaduwen op de grotwand voor de ware werkelijkheid. Hiermee is mijns inziens voldoende aangetoond dat het vanzelfsprekende gezag van wetenschappers niet altijd terecht en soms riskant is en zou ik kunnen overgaan naar de bespreking van de tweede vanzelfsprekendheid. Maar sommigen onder u willen misschien weten wat we dan moeten vinden van de vrije wil. Daarom daarover nog één opmerking. Ik zei dat er bruikbaarder definities zijn. In een daarvan zult u zich gemakkelijk kunnen herkennen, namelijk: de vrije wil is het vermogen om te kiezen op basis van redenen. Ook in deze zin wordt de vrije wil door veel wetenschappers ontkend: zijn het immers niet vooral emoties, vooroordelen, genetische factoren, hormonen en neuronen die ons gedrag regeren? Het simpelste argument voor de vrije wil in deze zin is dat ook tegenstanders redenen zullen aandragen om de vrije wil te verwerpen. Met andere woorden: zij kiezen tegen de vrije wil op basis van redenen. Hun keuze is kortom slechts mogelijk op basis van precies dat vermogen waarvan ze het bestaan ontkennen: de vrije wil. Daar zult U het voor nu mee moeten doen. De tweede vanzelfsprekendheid die ik noemde en die zo kenmerkend is voor de politieke signatuur van onze tijd is die van de democratie. We weten hoezeer het ontbreken van democratie onze moraalridders in de Verenigde Staten de ultieme rechtvaardiging heeft verschaft voor invasies in niet-democratische landen zoals Irak en Afghanistan, terwijl de argumenten voor bijvoorbeeld de invasie in Irak, namelijk de aanwezigheid van gifwapens, achteraf ronduit gelogen bleken te zijn. Maar aan die leugens tillen we met zijn allen niet zo zwaar, want het is toch goed dat Irak van een dictator is bevrijd en nu een democratie kan worden, net als onze grote broer Amerika. Maar ja, hoe zit het eigenlijk met die democratie in Amerika?De Amerikaanse filosoof Noam Chomsky stelt dat Amerika niet zozeer een democratie is als wel een (ik citeer) "corpocratie die gerund wordt door een zeer rijke (zaken) elite die de democratie haat en er alles aan doet om de bevolking op te voeden tot kritiekloze, apathische consumenten." Dit citaat komt uit een voordracht die Chomsky onlangs gaf in de Westerkerk in Amsterdam. Kort na deze voordracht hoorde ik van een Britse journalist dat in september 2004 de toenmalige topman van Shell, Jeroen van de Veer, een concept-brief voor Kadhafi stuurde aan diens grote vriend Tony Blair. Blair stuurde vervolgens in oktober de uitgewerkte brief aan Kadhafi met als resultaat dat 9

Shell binnen luttele maanden een contract had voor boringen in Libië. Deze journalistieke vondst past naadloos in Chomsky's verhaal. En hij maakt ook inzichtelijk waarom de Westerse landen zolang aarzelden met hun steun aan de oppositie in Libië. Het argument van democratie is in verband met het Middenoosten volgens Chomsky vooral voer voor ideologen. Het argument biedt fraaie retoriek die uiterst bruikbaar is voor propagandadoeleinden. Feitelijk willen de VS helemaal geen democratie in het Middenoosten en dient de democratie alleen ter verhulling van de werkelijke doelen, namelijk controle over energiebronnen. Invoering van democratie in die landen zou die controle bedreigen omdat verreweg de meerderheid van de bevolking in die regio (statistieken variëren tussen 75 % en 90%), de VS niet als bondgenoot maar als grootste bedreiging ziet. Men wil om die reden liever een sterker Iran en steunt dus Irans nucleaire programma. Hoewel het bewijs dat Chomsky aanvoert voor zijn stellingname overweldigend is, zullen de meesten van ons (ikzelf incluis) menen dat een democratisch middenoosten, linksom of rechtsom verkregen, verreweg te verkiezen is boven dictatoriale regimes die dikke vriendjes zijn met westerse multinationals. Of Chomsky gelijk heeft wil ik daarom in het midden laten. Waar het om gaat is dat hij ons attendeert op een vanzelfsprekendheid, die een uitstekende dekmantel kan zijn voor misleiding en die alleen al daarom onze aandacht, ja onze achterdocht verdient. Kortom, en daarmee wil ik besluiten, het blijft zaak de vanzelfsprekendheden van onze tijd, wetenschap en democratie, hoe waardevol ze óók zijn, kritisch te evalueren. Verwondering en verbijstering sporen ons daartoe telkens weer aan. Dankuwel. Ellen Geerlings, mei 2011 10