Ontwerpbeschikking Wet algemene bepaling omgevingsrecht



Vergelijkbare documenten
O Pagina 1 van 5

Ontwerpbesluit omgevingsvergunning voor de activiteiten planologische afwijking van het bestemmingsplan en bouwen

Omgevingsvergunning voor de activiteiten milieu, handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening en bouwen

Kadastrale ligging: Mestbassins: Gem. Coevorden, Dalen Sectie H nr. 485

het oprichten van een appartementengebouw Onyxdijk 167 te Roosendaal

Ontwerpbesluit omgevingsvergunning voor de activiteiten handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening en bouwen

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend onder de bepaling dat de gewaarmerkte stukken en bijlagen deel uitmaken van de vergunning.

[ONTWERP] Omgevingsvergunning UV 31844

Omgevingsvergunning UV/

OMGEVINGSVERGUNNING (Ontwerp)

Ontwerpbesluit omgevingsvergunning voor de activiteiten handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening en bouwen

Pagina 1 van 50 Registratienummer: Z / D

Pagina 1 van 49 Registratienummer: Z / D

Omgevingsvergunning. Bijgevoegde documenten De volgende bij het besluit behorende gewaarmerkte documenten worden digitaal nagezonden:

Ontwerp Omgevingsvergunning

* *

in in ii mi ii mm ii ii

Z/16/ ONTWERPBESLUIT

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

ONTWERP Omgevingsvergunning UV 23675

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte documenten.

OMGEVINGSVERGUNNING OV

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend onder de bepaling dat de hieronder genoemde stukken deel uitmaken van de vergunning:

Ontwerp omgevingsvergunning UV

OMGEVINGSVERGUNNING VOORBLAD

Omgevingsvergunning uitgebreide procedure WBD

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte documenten.

Ontwerpbesluit omgevingsvergunning voor de activiteiten planologische afwijking van het bestemmingsplan en bouwen

Beschikking Wet milieubeheer

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Ontwerp besluit UV

* *

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Gebr. van Stiphout Projectontwikkeling B.V. Postbus AA SINT-OEDENRODE. Geachte heer Merks,

Overige bijgevoegde documenten Onlosmakelijk onderdeel van deze vergunning zijn de bijgevoegde en als zodanig gewaarmerkte stukken.

OMGEVINGSVERGUNNING Datum: 11 november 2014

veranderen van milieu-inrichting Steenbergen, 31 januari 2014

DEFINITIEVE VERGUNNING. EEW Energy from Waste Delfzijl BV

* *

Omgevingsvergunning. 2. aan deze vergunning voorschriften te verbinden.

Beschikking OMGEVINGSVERGUNNING. verleend aan. Suiker Unie Vierverlaten. ten behoeve van de activiteit bouwen en mliieuneutraal veranderen

Ontwerp omgevingsvergunning UV

ONTWERP OMGEVINGSVERGUNNING LET OP! Dit is nog geen omgevingsvergunning. Hiermee kunt u nog niet starten met de werkzaamheden.

Pagina 1 van 51 Registratienummer: Z / D

* * omgevingsvergunningomgevingsvergunning

Omgevingsvergunning UV/

* *

Bouwen en wonen ONTWERPBESLUIT. Stichting Waternet T.a.v. de heer C. Voortman. Postbus GT AMSTERDAM. Geachte heer Voortman,

(ONTWERP) OMGEVINGSVERGUNNING

Het project waarvoor vergunning wordt gevraagd is als volgt te omschrijven: Het in gebruik nemen en verbouwen van een vakantie-appartementsgebouw.

eurne Maatschap Wijnen F.J.W.P. & Frawij B.V. Moorveld PN LIESSEL

OMGEVINGSVERGUNNING. het in gebruik nemen van een nieuwe voorbreker ter vervanging van de huidige. milieuneutraal veranderen van een inrichting

Overige bijgevoegde documenten Onlosmakelijk onderdeel van deze vergunning zijn de bijgevoegde en als zodanig gewaarmerkte stukken.

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Bouwfonds Ontwikkeling B.V. Postbus HM Eindhoven. Geachte heer Verschueren,

O BESLUIT. Omgevingsvergunning 1 e fase voor de activiteiten het handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening en bouwen

Overige bijgevoegde documenten Onlosmakelijk onderdeel van deze vergunning zijn de bijgevoegde en als zodanig gewaarmerkte stukken.

* *

Omgevingsvergunning UV 25091

Voorschriften en overwegingen

"Omgevingsvergunning 2013, herbouw woning met bijgebouw Dorpstraat 3"

Omgevingsvergunning. Documentnummer: 01-CG

* *

OMGEVINGSVERGUNNING nr

Dit besluit is voorbereid volgens de procedure van paragraaf 3.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte documenten.

* *

Met vriendelijke groet, namens burgemeester en wethouders,

* *

ONTWERP Omgevingsvergunning Zaaknummer

Pagina 1 van 14 Registratienummer: Z / D

Weigering omgevingsvergunning

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

* *

Verlenen omgevingsvergunning Wij hebben de omgevingsvergunning verleend. U vindt de vergunning in de bijlage.

Leges: bouwactiviteiten : 6.291,00 buitenplanse afwijking (bouw/aanleg) Wabo art 2.12 lid 1 onder a 3o : 4.917,00

De Pirk BV. Greutelseweg 51. Ontwerp omgevingsvergunning

8 juli 2014 Mevrouw B. Bartelds mei 2013 Projectomgevingsvergunning

Postbus AA Enschede. Hengelosestraat 51

Ontwerp Omgevingsverguuning (fase 1)

Overige bijgevoegde documenten Onlosmakelijk onderdeel van deze vergunning zijn de bijgevoegde en als zodanig gewaarmerkte stukken.

* *

Onderwerp Datum

Omgevingsvergunning uitgebreide procedure 8241

Gelet op hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn wij bevoegd om op deze aanvraag te beslissen.

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

* *

OMGEVINGSVERGUNNING WABO. Bos Recycling B.V. ten behoeve van het overslaan van bouw- en sloopafval en onverwerkte slakken voor metaal verwijdering.

(ONTWERP)OMGEVINGSVERGUNNING

ONTWERP-OMGEVINGSVERGUNNING

Pagina 1 van 8 Registratienummer Z.62657/D

Gemeente Bergen Datum besluit Datum verzending: Nummer

en met toepassing van artikel 3.3 lid 3 van de Wabo de aanhoudingsplicht van artikel 3.3 van de Wabo te doorbreken.

ONTWERP OMGEVINGSVERGUNNING

* *

* *

Op 29 september 2016 heeft u een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend. Bij deze brief ontvangt u de ontwerpbeschikking op uw aanvraag.

ONTWERP. OMGEVINGSVERGUNNING Dorpsstraat 20 in Lattrop-Breklenkamp

* *

DEFINITIEVE BESCHIKKING WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT CONSIDERANS

Transcriptie:

Ontwerpbeschikking Wet algemene bepaling omgevingsrecht Omgevingsvergunning voor de activiteiten milieu, handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening en bouwen Burgemeester en wethouders hebben op 6 januari 2012 van Landgoed De Princepeel B.V., gevestigd op de Molenstraat 40 in Wanroij, een digitale aanvraag ontvangen om een omgevingsvergunning voor het veranderen van de inrichting (revisie), het handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening en het oprichten van een vleesvarkensstal en een luchtkanaal met luchtwasser aan een bestaande stal. Deze aanvraag is aangevuld op 10 januari 2012, 18 januari 2012, 2 februari 2012, 7 mei 2012, 12 mei 2012, 16 mei 2012, 31 mei 2012, 7 juni 2012, 28 juni 2012, 25 januari 2013, 30 mei 2013, 23 oktober 2013, 5 november 2013, 2 januari 2014, 9 januari 2014, 4 februari 2014, 6 februari 2014, 25 februari 2014 en 12 maart 2014. De veehouderij is gelegen aan de Noordstraat 47 te Landhorst. Voornemen vergunningverlening Burgemeester en wethouders zijn voornemens, gelet op artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen voor het veranderen van de inrichting (revisie), het handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening en het oprichten van een vleesvarkensstal en een luchtkanaal met luchtwasser aan een bestaande stal op het perceel Noordstraat 47 te Landhorst. Deze vergunning wordt verleend voor de volgende activiteiten: - het handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening, als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c. juncto artikel 2.12, lid 1, sub a. onder 3 van de Wabo; - het bouwen van bouwwerken, als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder a. van de Wabo; - het veranderen van een inrichting (revisie), artikel 2.1, lid 1 onder e. van de Wabo. overeenkomstig de bij dit besluit behorende gewaarmerkte tekeningen en bijlagen en onder de voorschriften zoals opgenomen in bijlage II en III van deze vergunning. De inhoudelijke beoordeling van de gevraagde omgevingsvergunning, die eveneens onderdeel uitmaakt van dit besluit, is opgenomen in bijlage IV, V en VI van deze vergunning. Daarnaast zijn de toetsingsdocumenten opgenomen in bijlage VII, de dierentabel in bijlage VIII, de geurberekening in bijlage IX, de beoordeling emissiearme huisvestingssystemen in bijlage X en begrippen in bijlage XI. Voor zover de aan de vergunning verbonden delen van de vergunningsaanvraag niet in overeenstemming zijn met de gestelde voorschriften, zijn de voorschriften bepalend. Procedure De besluitvormingsprocedure is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 3.3 (uitgebreide voorbereidingsprocedure) van de Wabo. De gevraagde activiteiten zijn omgevingsvergunningplichtig op grond van artikel 2.1 van de Wabo. De aanvraag met de ruimtelijke onderbouwing is getoetst aan de voorschriften van het bestemmingsplan, het Besluit omgevingsrecht (Bor), de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor), de Nota Ruimte, de provinciale Structuurvisie Ruimtelijke Pagina 1 van 46

Ordening, de provinciale Verordening ruimte, de Wet geurhinder en veehouderij, Regeling geurhinder en veehouderij, Wet ammoniak en veehouderij, Regeling ammoniak en veehouderij, Besluit huisvesting, Handreiking industrielawaai en vergunningverlening, Wet luchtkwaliteit en de Richtlijn beoordeling luchtkwaliteit, Bouwbesluit en Bouwverordening en aan redelijke eisen van welstand. De gevolgde procedure is opgenomen in bijlage I en de overwegingen en beoordeling zijn in bijlage IV, V en VI opgenomen. Ontheffing Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Op 18 september 2012 heeft het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op grond van de artikelen 9.6 en 13.3 van de Verordening ruimte 2011 ontheffing verleend voor de uitbreiding van een intensieve veehouderij tot een totale omvang van het bouwvlak van maximaal 2,5 hectare op het adres Noordstraat 47 te Landhorst. Aan deze ontheffing is het voorschrift verbonden dat binnen het bouwvlak minimaal 20% wordt aangewend voor landschappelijke inpassing. Na het verlenen van bovengenoemde ontheffing is het ruimtelijk traject voor het realiseren van deze uitbreiding verder in gang gezet. Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wetgeving) In de Natuurbeschermingswet (Nbw) is opgenomen dat, wanneer deze wet aanhaakt bij de Wabo, een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) van Gedeputeerde Staten noodzakelijk is. Deze aanhaking is niet van toepassing als de aanvraag voor een Nbvergunning voorafgaande aan de aanvraag om een omgevingsvergunning bij gedeputeerde staten van de provincie is aangevraagd. Op 2 december 2011 is de aanvraag om een Nb-vergunning bij de provincie Noord-Brabant ingediend. Een Verklaring van geen bedenkingen in het kader van de Natuurbeschermingswet is daarom ook niet nodig. Verklaring van geen bedenkingen Op 31 januari 2011 heeft de gemeenteraad van Sint Anthonis op grond van artikel 6.5, lid 3 van het Bor categorieën van gevallen vastgesteld, waarvoor een verklaring van geen bedenkingen ingevolge artikel 2.27 van de Wabo niet is vereist. Het planvoornemen ziet op het uitbreiden van een agrarisch bedrijf. Op grond van artikel 3 onder d. van genoemd raadsbesluit is een verklaring van geen bedenkingen niet vereist. Bestemmingsplan Op het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning was het perceel Noordstraat 47 te Landhorst gelegen binnen de grenzen van het bestemmingsplan Buitengebied 2000 en hierin bestemd tot Agrarisch gebied. Middels een agrarisch bouwvlak is daarbij aan deze locatie de medebestemming agrarische bedrijfsdoeleinden toegekend met de aanduiding NG (niet-grondgebonden). De beoogde uitbreiding past niet binnen het op de plankaart opgenomen bouwvlak. Op 17 juni 2013 is het bestemmingsplan Buitengebied Sint Anthonis 2013 vastgesteld. In dit plan is het perceel Noordstraat 47 te Landhorst eveneens middels een bouwvlak bestemd tot Agrarisch intensieve veehouderij. Dit bestemmingsplan is op 20 december 2013 in werking getreden. In beide bestemmingsplannen zijn geen bevoegdheden opgenomen met betrekking tot een binnenplanse afwijking. Om die reden kan het plan worden gerealiseerd met een omgevingsvergunning voor de activiteiten planologische afwijking van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.12, lid 1 sub a. onder 3 van de Wabo en bouwen als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder a. van de Wabo. Pagina 2 van 46

Overweging De gevraagde bedrijfsuitbreiding is noodzakelijk om het bedrijf in de toekomst economisch exploitabel te houden, maatregelen te treffen ten aanzien van het reduceren van de ammoniakemissie en het aanpassen van de huisvesting en bedrijfsvoering aan de eisen op het gebied van dierwelzijn. Op deze wijze wil het bedrijf een maatschappelijk verantwoorde bedrijfsopzet realiseren waarbij de continuïteit wordt gewaarborgd. De Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen heeft in haar advies van 8 oktober 2013 geconcludeerd dat de voorgenomen uitbreiding, gelet op de nieuwe huisvestingsnormen, noodzakelijk is en zal leiden tot een optimalisatie van de bedrijfsvoering. Omdat deze locatie kan worden aangemerkt als een duurzame locatie en sprake is van een goede ruimtelijke ordening kan aan deze uitbreiding medewerking worden verleend. In de bij dit besluit behorende ruimtelijke onderbouwing is een integrale omgevingstoets uitgewerkt en gemotiveerd. Bijgevoegde documenten De volgende documenten maken onderdeel van het besluit: aanvraag NB-wetgeving, ingekomen 7 mei 2012 aanvulling grondstoffenverbruik, ingekomen 9 januari 2014 aanvulling rapportage Beheersbaarheid van Brand, ingekomen 4 februari 2014 aanvulling xy coördinaten, ingekomen 4 februari 2014 aanvulling bvo provincie Noord Brabant, ingekomen 4 februari 14 aanvulling toelichting aanvraag omgevingsvergunning, ingekomen 4 februari 2014 aanvulling verklaring installaties, ingekomen 4 februari 2014 aanvulling dimensioneringsplan, ingekomen 4 februari 2014 aanvulling dierentablel, ingekomen 4 februari 2014 aanvulling fotoblad, ingekomen 4 februari 2014 aanvulling geveltekening en situatie, ingekomen 4 februari 2014 aanvulling milieutekening, ingekomen 4 februari 2014 aanvulling projectgegevens, ingekomen 4 februari 2014 aanvulling BWL 2009, ingekomen 4 februari 2014 aanvulling geurberekening, ingekomen 4 februari 2014 aanvulling besluit inzake aanmeldingsnotitie MER, ingekomen 4 februari 2014 aanvulling aanvraagformulieren, ingekomen 4 februari 2014 aanvulling akoestisch onderzoek, ingekomen 6 februari 2014 aanvulling ruimtelijke onderbouwing, ingekomen 10 maart 2014 aanvulling bijlagen ruimtelijke onderbouwing, ingekomen 10 maart 2014 aanvulling bouwtekeningen B.01, B.02, B.03, B.04 en B.05 ingekomen 12 maart 2014 aanvulling opgave bouwkosten, ingekomen 12 maart 2014 Beschrijving inrichting De activiteiten van de inrichting bestaan uit: 1. Het aanwezig zijn van elektromotoren (categorie 1.1 onder a); 2. Het aanwezig zijn van verbrandingmotoren (categorie 1.1 onder b); 3. Het vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van milieugevaarlijke stoffen (artikel 4.1 onder a); 4. Het fokken, mesten, houden, verhandelen en verladen van dieren (artikel 8.1 onder a); 5. Het vervaardigen, bewerken of verwerken van voedingsmiddelen voor dieren (artikel 9.1 onder e). Pagina 3 van 46

Verandering van de inrichting/activiteit milieu De aanvraag heeft betrekking op de onderstaande veranderingen: het veranderen van de inrichting (revisie); het handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening; het oprichten van een vleesvarkensstal en een luchtkanaal met luchtwasser aan een bestaande stal. Aan de vergunning zijn de bijgevoegde voorschriften verbonden. Toetsingskader van de aanvraag activiteit inrichting De aanvraag is beoordeeld voor de activiteit inrichting aan artikel 2.14 van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo). Tevens is de aanvraag getoetst aan het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Regeling omgevingsrecht (Mor) en de Wet geurhinder en veehouderij, Regeling geurhinder en veehouderij, Wet ammoniak en veehouderij, Regeling ammoniak en veehouderij, handreiking industrielawaai en vergunningverlening, Wet luchtkwaliteit en de Richtlijn beoordeling luchtkwaliteit 2007. Inhoudelijke beoordeling van de aanvraag: Conform artikel 2.14 van de Wabo hebben wij bij de beslissing op de aanvraag betrokken: 1. De bestaande toestand van het milieu, voor zover de inrichting daarvoor gevolgen kan veroorzaken; 2. De gevolgen voor het milieu, mede in hun onderlinge samenhang bezien, die de inrichting kan veroorzaken, mede gezien haar technische kenmerken en haar geografische ligging; 3. De met betrekking tot de inrichting en het gebied waar de inrichting zal zijn of is gelegen, redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen die van belang zijn met het oog op de bescherming van het milieu; 4. De mogelijkheden tot bescherming van het milieu, door de nadelige gevolgen voor het milieu, die de inrichting of mijnbouwwerk kan veroorzaken, voorkomen, of zoveel mogelijk te beperken, voor zover zij niet kunnen worden voorkomen; 5. Het systeem met elkaar samenhangende technische, administratieve en organisatorische maatregelen om de gevolgen die de inrichting voor het milieu veroorzaakt, te monitoren, te beheersen en, voor zover het nadelige gevolgen betreft, te verminderen, dat degene die de inrichting drijft, met betrekking tot de inrichting toepast, alsmede het milieubeleid dat hij met betrekking tot de inrichting voert. Ad 1. De inrichting kan gevolgen hebben ten aanzien van de bestaande toestand van het milieu. Over de bestaande toestand merken wij op dat de inrichting reeds beschikt over geldende omgevingsvergunning voor de activiteit milieu; Ad 2. Vanwege het in werking zijn van de inrichting kunnen verschillende gevolgen voor het milieu ontstaan. Het gaat hierbij met name om de aspecten: geur, ammoniak,luchtkwaliteit, geluid, bodem, energie, grondstoffen- en waterverbruik, afval en afvalwater. De overwegingen ten aanzien van de te onderscheiden milieuaspecten zijn opgenomen in de bijlage toetsingsdocument Ad 3. Binnen de inrichting vinden in de nabije toekomst geen milieurelevante veranderingen plaats; Pagina 4 van 46

Ad 4. In het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu worden aan de vergunning voorschriften verbonden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk- bij voorkeur bij de bron- te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast. Ad 5. Over de mate van milieuzorg merken wij op dat de inrichting houder zorgt dat hij zijn inrichting dusdanig onderhoud dat de gevolgen voor het milieu en de omgeving minimaal zullen zijn. Conclusie De aanvraag voldoet -met inachtneming van de aan dit ontwerpbesluit gehechte voorschriften- aan de beste beschikbare technieken (BBT) ter voorkoming van emissies naar de lucht, de bodem, het water, geluidemissies, afvalpreventie, grondstoffen-, wateren energiebesparing. Voor de overwegingen per milieuthema wordt verwezen naar het desbetreffende hoofdstuk in de bijlage VII, toetsingsdocumenten. Uit de overwegingen volgt dat de gevraagde omgevingsvergunning, onder voorschriften ter bescherming van het milieu in ontwerp kan worden verleend. Ter inzage legging ontwerpbesluit Op grond van artikel 6.12 van het Bor is het ontwerpbesluit toegezonden aan Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant. Het ontwerpbesluit met bijbehorende stukken heeft voor eenieder ter inzage gelegen van 18 maart 2014 tot en met 28 april 2014. Tegen het ontwerpbesluit zijn PM zienswijze(n) ingediend. Sint Anthonis, PM Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Sint Anthonis, namens dezen, Mw. M.P. Beurskens-Voermans Senior consulent vergunningen Zienswijzen Indien u het niet eens bent met deze ontwerpbeschikking, kunt u gedurende de genoemde termijn van zes weken zowel mondeling als schriftelijk uw zienswijze bekend maken. Indien u uw zienswijze mondeling naar voren wenst te brengen, kunt u hiervoor contact opnemen met het team vergunningen van de gemeente Sint Anthonis. Pagina 5 van 46

Overige regels en Wetten Algemeen Het verlenen van deze vergunning houdt niet in dat hiermee is voldaan de bepalingen in andere wetten en verordeningen (zoals de Natuurbeschermingswet en de Wet verordening stikstof van de provincie Noord Brabant, gezondheids- en welzijnswet voor dieren). Met betrekking tot de inrichting zijn, naast de aan de vergunning verbonden voorschriften, onderstaande regels van toepassing: Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer; Grondwaterwet; Besluit emissie-eisen middelgrote stookinstallaties. Daarom zijn ten aanzien van deze onderwerpen geen voorschriften aan deze vergunning verbonden. Beroep Indien u of belanghebbenden het niet eens zijn met dit besluit en hiertegen tijdig een zienswijze heeft ingediend, kunt u tegen dit besluit op grond van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na verzending een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de Rechtbank s-hertogenbosch, sector bestuursrecht,postbus 70584, 5201 CZ s- Hertogenbosch of digitaal via http://loket.rechtspraak.nl/ (DigiD noodzakelijk). Het besluit treedt de zevende week na bekendmaking in werking. Een beroepschrift schorst de werking van het besluit niet, hiervoor dient u een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen bij de rechtbank s-hertogenbosch op het voornoemde postadres. Leges Bouwkosten 1.200.000,00 Leges activiteit bouwen 36.960,00 Leges activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening te verrekenen via anterieure overeenkomst Totaal 36.960,00 Voor het betalen van dit legesbedrag zal na vergunningverlening een nota worden toegezonden. Bij deze nota wordt vermeld op welke manier eventueel bezwaar kan worden gemaakt tegen de hoogte van het legesbedrag en de grondslagen die gehanteerd worden. Pagina 6 van 46

BEOORDELINGSVERSLAG AANVRAAG OMGEVINGSVERGUNNING, ONDERDEEL MILIEU BIJLAGE I. PROCEDURELE OVERWEGINGEN PROCEDURE Gegevens aanvrager Op 6 januari 2012, aangevuld op 2 februari 2012, 7 mei 2012, 12 mei 2012, 16 mei 2012, 31 mei 2012, 7 juni 2012, 28 juni 2012, 25 januari 2013, 30 mei 2013, 23 oktober 2013, 5 november 2013, 2 januari 2014, 9 januari 2014, 4 februari 2014 en 6 februari 2014, hebben wij een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wabo ontvangen. Het betreft een aanvraag van BV Landgoed de Princepeel die betrekking heeft op de inrichting aan Noordstraat 47 te Landhorst, kadastraal bekend gemeente Wanroij, sectie M, nummers 590 en 592 gedeeltelijk. Projectbeschrijving Het project waarvoor vergunning wordt aangevraagd is als volgt te omschrijven: het oprichten en het in werking hebben van een inrichting en het bouwen van een varkensstal. Een uitgebreide projectomschrijving is opgenomen in het aanvraagformulier bij deze (ontwerp)beschikking. Gelet op bovenstaande omschrijving wordt vergunning gevraagd voor de volgende in de Wabo omschreven activiteiten: het bouwen van een bouwwerk, conform artikel 2.1, lid 1 onder a. het handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening, conform artikel 2.1, lid 1, onder c. het oprichten en het in werking hebben van een inrichting, conform artikel 2.1, lid 1 onder e, sub 1 en 3. IPPC-installatie De vergunningaanvraag betreft het veranderen van een inrichting of de werking daarvan, waardoor een IPPC-installatie ontstaat binnen de inrichting. Onder een IPPC-installatie wordt een installatie verstaan als bedoeld in bijlage 1 van de EG-richtlijn geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (Europese richtlijn industriële emissies: IPPC-installaties). Onderdelen aanvraag De aanvraag bestaat uit: aanvraag NB-wetgeving, ingekomen 7 mei 2012 aanvulling grondstoffenverbruik, ingekomen 9 januari 2014 aanvulling rapportage Beheersbaarheid van Brand, ingekomen 4 februari 2014 aanvulling xy coördinaten, ingekomen 4 februari 2014 aanvulling bvo provincie Noord Brabant, ingekomen 4 februari 14 aanvulling toelichting aanvraag omgevingsvergunning, ingekomen 4 februari 2014 aanvulling verklaring installaties, ingekomen 4 februari 2014 aanvulling dimensioneringsplan, ingekomen 4 februari 2014 aanvulling dierentablel, ingekomen 4 februari 2014 aanvulling fotoblad, ingekomen 4 februari 2014 aanvulling geveltekening en situatie, ingekomen 4 februari 2014 aanvulling milieutekening, ingekomen 4 februari 2014 aanvulling projectgegevens, ingekomen 4 februari 2014 aanvulling BWL 2009, ingekomen 4 februari 2014 aanvulling geurberekening, ingekomen 4 februari 2014 aanvulling besluit inzake aanmeldingsnotitie MER, ingekomen 4 februari 2014 Pagina 7 van 46

aanvulling aanvraagformulieren, ingekomen 4 februari 2014 aanvulling akoestisch onderzoek, ingekomen 6 februari 2014 aanvulling ruimtelijke onderbouwing, ingekomen 10 maart 2014 aanvulling bijlagen ruimtelijke onderbouwing, ingekomen 10 maart 2014 aanvulling bouwtekeningen B.01, B.02, B.03, B.04 en B.05 ingekomen 12 maart 2014 aanvulling opgave bouwkosten, ingekomen 12 maart 2014 Op 6 februari 2014 is de aanvraag aangevuld met een akoestisch rapport, kenmerk 2832ao2213, d.d. 4 februari 2014. Vergunde situatie Op 7 april 1993 hebben wij voor de inrichting een revisievergunning verleend in het kader van de Wet milieubeheer. Tevens zijn op 21 oktober 1997 en op 28 november 2000 een veranderingsvergunningen verleend. Daarnaast hebben wij 13 oktober 2008 de vergunning gedeeltelijk, namelijk voor 34 vleesvarkens, ingetrokken. De vergunningen zijn onherroepelijk en in werking getreden. Voor de milieuvergunningen zijn bouwvergunningen verleend. Dit betekent dat de inrichting vanaf 1 oktober 2010 over een omgevingsvergunning beschikt conform artikel 1.2, lid 1 van de Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Per 1 januari 2013 is het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit) gewijzigd en valt de inrichting onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. De inrichting wordt aangemerkt als een type B-inrichting. De vergunningen van 7 april 1993, 21 oktober 1997 en 28 november 2000 worden aangemerkt als melding in het kader van het Activiteitenbesluit in combinatie met een omgevingsvergunning beperkte milieutoets voor de activiteiten genoemd in artikel 2.2a, lid 1 onder f, g en h en lid 4 onder a, sub 3 van het Bor. Verandering van de inrichting De aanvraag heeft betrekking op de volgende veranderingen van de inrichting: In stal 2 worden minder gespeende biggen gehouden; In stal 3 worden de 226 guste en dragende zeugen in groepshuisvesting gehouden in plaats van individuele huisvesting; Stal 4 wordt voorzien van de gecombineerde biologische luchtwasser BWL 2009.12.V1; Stal 5 wordt voorzien van de gecombineerde biologische luchtwasser BWL 2009.12.V1; Ten westen van de bestaande stallen wordt een nieuwe gespeende biggen- en vleesvarkensstal gebouwd. De stal wordt voorzien van 2 gecombineerde biologische luchtwassers, die geplaatst worden aan de zuidzijde van de stal. In de inrichting mogen ten hoogste de volgende aantallen dieren aanwezig zijn: 79 kraamzeugen, overige huisvestingssystemen (D 1.2.100); 540 gespeende biggen, hokopp. max. 0,35 m 2 per dierplaats, overige huisvestingssystemen (D 1.1.100.1); 7.872 gespeende biggen, hokopp. max. 0,35 m 2 per dierplaats, gecombineerde biologische luchtwasser, BWL 2009.12.V1 (D 1.1.15.4.1); 22 guste en dragende zeugen, individuele huisvesting, overige huisvestingssystemen (D 1.3.101); 226 guste en dragende zeugen, groepshuisvesting, overige huisvestingssystemen (D 1.3.100); 3 dekberen, overige huisvestingssystemen (D 2.100); 10 opfokzeugen, hokopp. groter dan 0,80 m 2 per dierplaats, gehele dierplaats Pagina 8 van 46

onderkelderd zonder stankafsluiter (D 3.2.1.2); 4.608 vleesvarkens, hokopp. groter dan 0,80 m 2 per dierplaats, gecombineerde biologische luchtwasser, BWL 2009.12.V1 (D 3.2.15.4.2). Bevoegd gezag Gelet op bovenstaande projectbeschrijving, alsmede op het bepaalde in artikel 2.4 van de Wabo, artikel 3.3 van het Bor en categorie 1, 7, 8, 9, 10 en 28 uit onderdeel C bij de bijbehorende bijlage I zijn wij het bevoegd gezag om de omgevingsvergunning te verlenen of (gedeeltelijk) te weigeren. Hierbij wordt uitgegaan van dat er minder dan 1.000 m 3 aan bij producten binnen de inrichting worden opgeslagen en dat de doorzet aan bijproducten minder is dan 15.000 ton per jaar is. Daarbij dienen wij ervoor zorg te dragen dat de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften op elkaar zijn afgestemd. Ontvankelijkheid Artikel 2.8 van de Wabo biedt de grondslag voor een geharmoniseerde regeling van de indieningsvereisten. Dit betreft de gegevens en bescheiden die bij een aanvraag van een omgevingsvergunning moeten worden gesteld om tot een ontvankelijke aanvraag te komen. De regeling is uitgewerkt in paragraaf 4.2 van het Bor, met een nadere uitwerking in de Regeling omgevingsrecht. Na ontvangst van de aanvraag hebben wij deze aan de hand van de Regeling omgevingsrecht getoetst op ontvankelijkheid. Daarbij is gebleken dat een aantal gegevens ontbrak. De aanvrager is hierop 16 april 2012 in de gelegenheid gesteld om aanvullende gegevens te leveren. Wij hebben daarbij aangegeven dat de wettelijke proceduretermijn wordt opgeschort. We hebben de aanvullende gegevens ontvangen op 2 februari 2012, 7 mei 2012, 12 mei 2012, 16 mei 2012, 31 mei 2012, 7 juni 2012, 28 juni 2012, 25 januari 2013, 30 mei 2013, 23 oktober 2013, 5 november 2013, 2 januari 2014, 9 januari 2014, 4 februari 2014 en 6 februari 2014. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag alsmede de latere aanvulling daarop voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook ontvankelijk en in behandeling genomen. MER In het Besluit milieueffectrapportage (hierna Besluit m.e.r.) is in onderdeel C van de bijlage onder categorie 14 opgenomen wanneer voor de activiteit het fokken, mesten of houden van dieren een plicht tot het opstellen van een milieueffectrapport geldt. Dit is het geval bij het oprichten en/of uitbreiden en/of wijzigen van een installatie met meer dan: 3.000 dierplaatsen voor vleesvarkens; 900 dierplaatsen voor zeugen. Verder is in onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. onder categorie 14 opgenomen dat, in de aangegeven situaties, een milieueffectrapport moet worden opgesteld wanneer de voorgenomen activiteit leidt tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Dit geldt voor het oprichten en/of uitbreiden en/of wijzigen van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren met meer dan: 2.000 dierplaatsen voor vleesvarkens; 750 dierplaatsen voor zeugen; 3.750 dierplaatsen voor gespeende biggen. Daarnaast is in het Besluit m.e.r. bepaald dat, wanneer de oprichting en/of uitbreiding en/of wijziging van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren niet leidt tot een overschrijding van de drempelwaarden van onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r., ook moet worden vastgesteld of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Hierbij moet ook rekening worden gehouden met de in Pagina 9 van 46

bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling aangegeven omstandigheden. Indien uit deze afweging volgt dat er geen sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu dan moet het niet nodig zijn van een mer-beoordeling worden gemotiveerd in het moederbesluit (het besluit op de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit inrichting). Wanneer er wel sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu moet toch een milieueffectrapport worden opgesteld wanneer de voorgenomen activiteit daadwerkelijk leidt tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Binnen de inrichting worden 337 (opfok)zeugen, 8.412 gespeende biggen en 4.608 vleesvarkens aangevraagd. De drempelwaarde van onderdeel C van de bijlage van het Besluit m.e.r. worden overschreden wat betreft de vleesvarkens. Echter hierbij dient te worden opgemerkt dat de bestaande vleesvarkensstal 4 (864 vleesvarkens) en stal 5 (864 vleesvarkens) met een emissiearme stalsysteem wordt uitgevoerd. Dit is een dusdanige beperkte wijziging van deze installatie dat dit niet hoeft te worden beschouwd als een wijziging in het kader van het Besluit m.e.r. De drempelwaarden van onderdeel bijlage D van de bijlage van het Besluit m.e.r. worden overschreden wat betreft de gespeende biggen en de vleesvarkens. In de huidige aanvraag is sprake van het oprichten van een installatie, zoals bedoeld in het Besluit m.e.r., voor het huisvesten van gespeende biggen en vleesvarkens met respectievelijk 7.872 en 2.880 dierplaatsen. Daarmee is de aangevraagde situatie m.e.r.- beoordelingsplichtig en moet een milieueffect rapport worden opgesteld wanneer sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Bij besluit van 19 september 2013 hebben wij besloten dat het niet noodzakelijk is een milieueffectrapport op te stellen. Aanvraag, procedure en zienswijzen Deze beschikking is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.3 van de Wabo. Gelet hierop zijn wij niet verplicht om van de aanvraag kennis te geven in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op andere geschikte wijze, tenzij bij de voorbereiding van de beslissing op de aanvraag een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Nu deze uitzonderingsgrond zich niet voordoet hebben wij geen kennis gegeven van de aanvraag in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad. Advies In de Wabo en het Bor worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundigheid of betrokkenheid aangewezen als adviseur. Gelet op het bepaalde in artikel 2.26 van de Wabo, alsmede de artikelen 6.1 tot en met 6.5 van het Bor, heeft de aanvraag geen betrekking op een categorie waarvoor een advies moet worden aangevraagd. Natuurbeschermingswet 1998 Voor de indieningsdatum van deze omgevingsvergunningaanvraag is bij de provincie Noord-Brabant een Natuurbeschermingswetvergunning aangevraagd. Op grond van artikel 46 en 47 van de Natuurbeschermingswet vervalt op deze wijze de aanhaakplicht vanuit de Wabo. Pagina 10 van 46

Verzoek verklaring van geen bedenkingen Op grond van artikel 2.27 Wabo wijst het Bor of een bijzondere wet categorieën van gevallen aan waarvoor geldt dat een omgevingsvergunning niet eerder wordt verleend dan nadat een daarbij aangewezen bestuursorgaan heeft verklaard dat het daartegen geen bedenkingen heeft. De aanvrager heeft, doordat er reeds een aanvraag om een Natuurbeschermingswetvergunning is ingediend, geen betrekking op een categorie waarvoor een verklaring van geen bedenkingen moet worden aangevraagd. Activiteitenbesluit milieubeheer Sinds 1 januari 2008 geldt het Activiteitenbesluit milieubeheer (verder Activiteitenbesluit). Het Activiteitenbesluit bevat algemene voorschriften voor activiteiten die kunnen plaatsvinden binnen inrichtingen. Sinds het Activiteitenbesluit geldt, zijn de meeste inrichtingen niet meer vergunningplichtig voor het onderdeel milieu. Alleen de volgende inrichtingen blijven vergunningplichtig op grond van de Wabo: IPPC-installatie (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging); type C-inrichting (inrichting die valt onder een categorie van onderdeel C uit bijlage I van het Bor). De vergunningaanvraag heeft betrekking op een inrichting die wordt aangemerkt als een type C- inrichting en vergunningplichtig is met dien verstande dat een aantal voorschriften uit het Activiteitenbesluit rechtstreeks, dus zonder dat deze in deze vergunning expliciet zijn opgenomen, mogelijk van toepassing zijn. Voor zover dit het geval is, is dit elders in deze beschikking aangegeven. Zoals blijkt uit de aanvraag vinden binnen de inrichting de volgende, in het Activiteitenbesluit genoemde, activiteiten plaats: Afdeling Artikel Omschrijving 2.1 2.1 Zorgplicht 2.2 2.2 en 2.3 Lozingen 2.4 2.9 en 2.11 m.u.v. Bodem 2.11, lid 1 sub a 3.1 3.1.3 3.3 Het lozen van hemelwater 3.2 3.2.1 3.7 t/m 3.10p Het in werking hebben van een stookinstallatie, niet zijnde een grote stookinstallatie 3.4 3.4.5 3.46 t/m 3.49 Opslaan van agrarische bedrijfsstoffen 3.4 3.4.7 3.54 Opslaan van vloeibare bijvoedermiddelen 3.5 3.5.4 3.91 Waterbehandeling voor agrarische activiteiten 3.5 3.5.8 3.122 t/m 3.127 Houden van landbouwhuisdieren in dierenverblijven Tabel 1 Ingevolge artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit dient voor deze activiteiten een melding ingediend te worden. De informatie uit de aanvraag (en de eventueel later ingediende aanvullende gegevens) hebben wij aangemerkt als de melding. Daarnaast gelden de bepalingen en voorschriften uit hoofdstuk 1 en hoofdstuk 6 voor zover deze betrekking hebben op de bovengenoemde activiteiten. Overige wet- en regelgeving Het verlenen van deze vergunning houdt niet in dat hiermee is voldaan aan de bepalingen die in andere wetten, verordeningen enz. (zoals besluiten ingevolge de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren) zijn gesteld dan wel op grond hiervan worden voorgeschreven. Pagina 11 van 46

BIJLAGE II. VOORSCHRIFTEN MILIEU 1. ALGEMEEN 1.1 Gedragsvoorschriften 1.1.1 De inrichting moet schoon worden gehouden en in goede staat van onderhoud verkeren. 1.1.2 Alle binnen de inrichting aanwezige machines, installaties en voorzieningen moeten overzichtelijk zijn opgesteld en altijd goed bereikbaar zijn. 1.1.3 Het aantrekken van insecten, knaagdieren en ongedierte moet worden voorkomen. Zo vaak de omstandigheden daartoe aanleiding geven, moet doelmatige bestrijding van insecten, knaagdieren en ander ongedierte plaatsvinden. 1.1.4 Installaties of onderdelen van installaties welke buiten bedrijf zijn gesteld, moeten zijn verwijderd tenzij deze in een goede staat van onderhoud verkeren. 1.1.5 Onderhoudswerkzaamheden, waarvan redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat deze buiten de inrichting nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken, dan wel dat hiervan in de omgeving meer nadelige gevolgen voor het milieu worden ondervonden dan uit de normale bedrijfsvoering voortvloeit moeten ten minste veertien dagen voor de aanvang van de uitvoering aan het bevoegd gezag worden gemeld. 1.1.6 Indien zich binnen de inrichting een ongewoon voorval voordoet als bedoeld in artikel 17.1 Wet milieubeheer dient hiervan conform artikel 17.2 Wet milieubeheer zo spoedig mogelijk mededeling te worden gedaan aan de gemeente. In aanvulling op het bepaalde in artikel 17.2 Wet milieubeheer dient de vergunninghouder deze mededeling onverwijld schriftelijk te bevestigen. 1.2 Registratie en onderzoeken 1.2.1 In de inrichting moet een centraal registratiesysteem aanwezig zijn waarin informatie omtrent onderhoud, metingen, keuringen, controles en gegevens van relevante milieuonderzoeken worden bijgehouden. In het registratiesysteem moet ten minste de volgende informatie zijn opgenomen: de resultaten van in de inrichting uitgevoerde milieucontroles, keuringen, inspecties, metingen, registraties en onderzoeken (visuele inspectie van bodembeschermende voorzieningen, keuringen van tanks, keuringen van stookinstallaties, akoestisch rapport, etc.); meldingen van ongewone voorvallen, die van invloed zijn op het milieu, met vermelding van datum, tijdstip en de genomen maatregelen; afgiftebewijzen van (gevaarlijke) afvalstoffen; registratie van het energie- en waterverbruik; een afschrift van de vigerende omgevingsvergunning(en) met bijbehorende voorschriften en meldingen. Pagina 12 van 46

1.2.2 De in het vorig voorschrift bedoelde informatie moet in ieder geval tot aan het beschikbaar zijn van de resultaten van de eerst volgende meting, keuring, controle of analyse, maar ten minste gedurende vijf jaar in de inrichting worden bewaard en ter inzage gehouden voor de daartoe bevoegde ambtenaren. 1.3 Energie 1.3.1 De energiebesparende maatregelen welke zijn opgenomen in het aanvraagformulier moeten worden uitgevoerd. Een genoemde maatregel mag worden vervangen door een gelijkwaardige alternatieve maatregel die aantoonbaar ten minste dezelfde energiebesparing oplevert en geen nadelige invloed heeft op de totale milieubelasting. 2. AFVALSTOFFEN 2.1 Opslag van afvalstoffen 2.1.1 De op- en overslag en het transport van afvalstoffen moeten zodanig plaatsvinden dat zich geen afval in of buiten de inrichting kan verspreiden. Mocht onverhoopt toch verontreiniging van het openbaar terrein rond de inrichting plaatsvinden, dan moeten direct maatregelen worden getroffen om deze verontreiniging te verwijderen. 2.1.2 De verpakking van gevaarlijk afval moet zodanig zijn dat: niets van de inhoud uit de verpakking kan ontsnappen; het materiaal van de verpakking niet door gevaarlijke stoffen kan worden aangetast, dan wel met die gevaarlijke stoffen een reactie kan aangaan dan wel een verbinding kan vormen; deze tegen normale behandeling bestand is; deze is voorzien van een etiket, waarop de gevaaraspecten van de gevaarlijke stof duidelijk tot uiting komen. 2.1.3 Afvalstoffen moeten zodanig gescheiden van elkaar worden opgeslagen dat de verschillende soorten afvalstoffen ten opzichte van elkaar geen reactiviteit kunnen veroorzaken. 3. GELUID 3.1 Algemeen 3.1.1 Het meten en berekenen van de geluidsniveaus en het beoordelen van de meetresultaten moet plaatsvinden overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai, uitgave 1999. Pagina 13 van 46

3.2 Geluidnormen representatieve bedrijfssituatie 3.2.1 Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (L Ar,LT ) veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten, alsmede door het transportverkeer binnen de grenzen van de inrichting, mag op geluidgevoelige objecten niet meer bedragen dan: 40 db(a) op 1,5 meter hoogte, in de dagperiode (tussen 07.00 en 19.00 uur); 35 db(a) op 5,0 meter hoogte, in de avondperiode (tussen 19.00 en 23.00 uur); 30 db(a) op 5,0 meter hoogte, in de nachtperiode (tussen 23.00 en 07.00 uur). 3.2.2 Het maximaal geluidsniveau (L Amax ) veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten, alsmede door het transportverkeer binnen de grenzen van de inrichting, mag op geluidgevoelige objecten niet meer bedragen dan: 70 db(a) op 1,5 meter hoogte, in de dagperiode (tussen 07.00 en 19.00 uur); 65 db(a) op 5,0 meter hoogte, in de avondperiode (tussen 19.00 en 23.00 uur); 60 db(a) op 5,0 meter hoogte, in de nachtperiode (tussen 23.00 en 07.00 uur). 3.2.3 In afwijking van wat is gesteld in voorschrift 3.2.2 mag het maximaal geluidsniveau (L Amax ) veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten, alsmede door het transportverkeer binnen de grenzen van de inrichting, mag op het geluidgevoelige object niet meer bedragen dan: Geluidsgevoelige object L Amax [in db(a)] op 1,5 m hoogte, dag 07.00-19.00 L Amax [in db(a)] op 5,0 m hoogte, avond 19.00-23.00 L Amax [in db(a)] op 5,0 m hoogte, nacht 23.00-07.00 Noordstraat 124 70 65 62 3.3 Controlevoorschriften 3.3.1 Ter controle moet, door middel van een akoestisch onderzoek, worden aangetoond dat aan de geluidsgrenswaarden van de voorschriften 3.2.1, 3.2.2 en 3.2.3 wordt voldaan. De resultaten van dat onderzoek worden vastgelegd in een rapport. Het meten en berekenen dient plaats te vinden overeenkomstig het bepaalde uit voorschrift 3.1.1. 3.3.2 De controle, zoals voorgeschreven in voorschrift 3.3.1, moet zijn uitgevoerd: binnen twee maanden nadat de inrichting is voltooid en in werking is gebracht; door een daartoe deskundig bureau of deskundige. 3.3.3 Het rapport, zoals voorgeschreven in voorschrift 3.3.1, moet binnen 1 maand na controle, ter beoordeling aan het bevoegd gezag ter inzage worden gelegd. 4. HET HOUDEN VAN DIEREN 4.1 Algemeen 4.1.1 In de inrichting mogen ten hoogste de volgende aantallen dieren aanwezig zijn: Pagina 14 van 46

79 kraamzeugen, overige huisvestingssystemen; 540 gespeende biggen, hokopp. max. 0,35 m 2 per dierplaats, overige huisvestingssystemen; 7.872 gespeende biggen, hokopp. max. 0,35 m 2 per dierplaats, gecombineerde biologische luchtwasser BWL 2009.12.V1; 22 guste en dragende zeugen, individuele huisvesting, overige huisvestingssystemen; 226 guste en dragende zeugen, groepshuisvesting, overige huisvestingssystemen; 3 dekberen, overige huisvestingssystemen; 10 opfokzeugen, hokopp. groter dan 0,80 m 2 per dierplaats, gehele dierplaats onderkelderd zonder stankafsluiter; 4.608 vleesvarkens, hokopp. groter dan 0,80 m 2 per dierplaats, gecombineerde biologische luchtwasser BWL 2009.12.V1. 4.1.2 Het aantal aanwezige dieren per diersoort wordt ten minste een keer per maand geregistreerd, waarbij de perioden tussen de registraties van een vergelijkbare tijdsduur zijn. De registraties zijn binnen de inrichting aanwezig en worden gedurende tien jaren bewaard. 4.1.3 Om een goed woon- en leefklimaat te kunnen blijven garanderen mag bij verandering van de inrichting de geurbelasting (voorgrondbelasting) op geur gevoelige objecten in de omgeving (niet behorende bij een veehouderij) niet stijgen behalve indien de achtergrondconcentratie op deze geurgevoelige objecten (niet behorende bij een veehouderij) lager is dan 20 OUe/m3 in het buitengebied en 10 OUe/m3 in de bebouwde kom van Wilbertoord en Landhorst.. De geurgevoelige objecten die in ieder geval in de berekening meegenomen dienen te worden zijn: Noordstraat 41, 43 te Landhorst, Noordstraat 130, 116, 114 en 96 te Wilbertoord, Boekelsebaan 10 te Landhorst. 5. GEBRUIK VAN BRIJVOER EN BIJPRODUCTEN 5.1 Algemeen 5.1.1 In de inrichting mogen alleen GMP-waardige bijproducten worden bewerkt. 5.2 Brijvoerinstallatie 5.2.1 Voedermengkuipen c.q. -bassins en leidingen moeten vloeistofdicht worden uitgevoerd. 5.2.2 De vloer onder de brijvoederinstallatie moet vloeistofdicht zijn uitgevoerd. 5.2.3 Eventueel gemorste producten moeten direct worden verwijderd. 5.2.4 Voederrondpompleidingen, aftapleidingen e.d., met uitzondering van flexibele leidingen aan een aftapinrichting, moeten zijn vervaardigd van materiaal van voldoende mechanische sterkte. Pagina 15 van 46

5.2.5 Eventuele ondergrondse leidingen moeten zonodig tegen corrosie worden beschermd. 5.2.6 De voederaanmaakruimten moeten schoon worden gehouden. Voor zover de voederopslagtanks buiten zijn gelegen, moet de omgeving van de tanks vrij van begroeiing worden gehouden. 5.2.7 Het bij het spoelen van de brijvoederinstallatie ontstane spoelwater moet worden opgevangen in een vloeistofdichte put (afzonderlijke of gierkelder) zonder overstort of via aansluiting op de gemeentelijke riolering. 5.3 Registratie en onderzoek 5.3.1 De afleverbonnen van de bijproducten dienen minimaal vijf jaar te worden bewaard en op verzoek van het bevoegd gezag ter inzage worden aangeboden. 6. BOUWCONTROLE EMISSIEARME SYSTEMEN 6.1 Controle op de bouw van de stal 6.1.1 De roostervloer in stal 6 mag pas worden aangebracht, nadat de lekvrije uitvoering van de mestkelder door het bevoegd gezag is gecontroleerd en is goed bevonden. 6.2 Controle luchtwassysteem 6.2.1 Het luchtwassysteem in stal 6 mag pas in gebruik worden genomen nadat het centraal afzuigkanaal, de koppeling van de luchtwasser aan dit kanaal en de uitvoering/dimensionering van de luchtwasser door het bevoegd gezag is gecontroleerd en is goed bevonden. 6.2.2 Bij de ingebruikname van stal 6 moet het luchtwassysteem in werking zijn. 6.3 Mededeling aan bevoegd gezag 6.3.1 Voor het kunnen uitvoeren van de hiervoor aangegeven controle(s) doet de inrichtinghouder hiervan schriftelijk mededeling aan het bevoegd gezag. Toelichting: Het gaat hier om de controle op de uitvoering van een deel van de stal, bijvoorbeeld het afvoersysteem, of van het gehele stalsysteem of luchtwassysteem (de zogenaamde 'opleveringscontrole'). Het hoeft niet zo te zijn dat alle stallen / systemen tegelijkertijd moeten of kunnen worden gecontroleerd. Als niet alle controles gelijktijdig kunnen plaatsvinden zijn meerdere mededelingen nodig. 6.3.2 In de mededeling wordt aangegeven welke controle kan worden uitgevoerd en welke stal het betreft. Pagina 16 van 46

6.3.3 De mededeling moet minimaal 5 werkdagen voorafgaand aan de beschreven activiteit plaatsvinden. Toelichting: De in dit voorschrift bedoelde activiteit kan een bouwkundige activiteit zijn (bijvoorbeeld het storten van de keldervloer) maar kan ook het in gebruik nemen van (een deel van) de stal zijn. Pagina 17 van 46

BIJLAGE III. VOORSCHRIFTEN OVERIGE ACTIVITEITEN 1. BOUWEN 1. Het bouwen dient te geschieden overeenkomstig de bepalingen van de Bouwverordening en het Bouwbesluit. 2. Het is niet toegestaan om in afwijking van de verleende vergunning activiteiten uit te voeren. 3. De statische tekeningen en berekeningen van de beton-, staal- en houtconstructies dienen tijdig doch minimaal 3 weken voor het betreffende onderdeel in uitvoering wordt genomen, digitaal (postbus@sintanthonis.nl) ter controle te worden ingediend/ in tweevoud ter controle te worden ingediend. 4. Van de toe te passen steenmotief -elementen dient 3 weken voor toepassing van dit onderdeel een representatief monster overlegd moeten worden ter keuring door de welstandscommissie. Na een positief welstandsadvies kunnen deze elementen toegepast worden. 5. Minimaal 3 weken voor het aanbrengen van de isolatiematerialen moeten de productcertificaten van deze isolatiematerialen verstrekt worden ter keuring indien deze akkoord zijn mogen zij toegepast worden. 6. De door u aan te brengen bluswatervoorziening moet een minimale levering van 90/m³ per uur en minimaal 4 uur deze levering kunnen garanderen. Hiervan moet een testrapport overlegd worden. Pagina 18 van 46

BIJLAGE IV. INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN MILIEU 1 OPRICHTEN EN IN WERKING HEBBEN VAN EEN INRICHTING 1.1 Inleiding De aanvraag heeft betrekking op het oprichten en het inwerking hebben van een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder e, sub 1 en 3 van de Wabo. De Wabo omschrijft in artikel 2.14 het milieuhygiënische toetsingskader van de aanvraag. Een toetsing aan deze aspecten heeft plaatsgevonden. 1.2 Toetsing oprichten, veranderen of revisie Gelet op artikel 2.14 van de Wabo hebben wij bij de beslissing op de aanvraag: de aspecten genoemd in artikel 2.14, lid 1 onder a betrokken; met de aspecten genoemd in artikel 2.14, lid 1 onder b rekening gehouden; de aspecten genoemd in artikel 2.14, lid 1 onder c in acht genomen. In de toetsingsdocumenten lichten wij dit nader toe. Wij beperken ons tot die onderdelen van het toetsingskader die ook daadwerkelijk op onze beslissing van invloed (kunnen) zijn. 1.3 Conclusie Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op de activiteit de inrichting zijn er geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren. Pagina 19 van 46

BIJLAGE V. INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN ACTIVITEIT HANDELEN IN STRIJD MET REGELS RUIMTELIJKE ORDENING Op het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning was het perceel Noordstraat 47 te Landhorst gelegen binnen de grenzen van het bestemmingsplan Buitengebied 2000 en hierin bestemd tot Agrarisch gebied. Middels een agrarisch bouwblok is daarbij aan deze locatie de medebestemming agrarische bedrijfsdoeleinden toegekend met de aanduiding NG (niet-grondgebonden). De beoogde uitbreiding past niet binnen het op de plankaart opgenomen bouwvlak. Op 17 juni 2013 is het bestemmingsplan Buitengebied Sint Anthonis 2013 vastgesteld. In dit plan is het perceel Noordstraat 47 te Landhorst eveneens middels een bouwvlak bestemd tot Agrarisch intensieve veehouderij. Dit bestemmingsplan is op 20 december 2013 in werking getreden. De voorgenomen uitbreiding is eveneens in strijd met dit bestemmingsplan. In beide bestemmingsplannen zijn geen bevoegdheden opgenomen met betrekking tot een binnenplanse afwijking. Om die reden kan het plan worden gerealiseerd met een omgevingsvergunning voor de activiteiten planologische afwijking van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.12, lid 1 sub a. onder 3 van de Wabo. Omdat sprake is van een duurzame ontwikkeling en een goede ruimtelijke ordening kan aan dit plan medewerking worden verleend op basis van artikel 2.12, lid 1 sub a. onder 3 van de Wabo. Uit de ruimtelijke onderbouwing en de daarbij behorende bijlagen blijkt dat een goed woon- en leefklimaat op de woningen in de omgeving gegarandeerd blijft. Ook blijkt dat de voorgenomen uitbreiding geen negatief effect heeft op de omliggende bedrijven. Met betrekking tot de voorgenomen uitbreiding is door Gedeputeerde Staten op grond van de artikelen 9.6 en 13.3 van de Verordening ruimte 2011 ontheffing verleend. Voor de motivering van dit onderdeel wordt verwezen naar de ruimtelijke onderbouwing met bijlagen, die deel uitmaakt van dit besluit. Pagina 20 van 46

BIJLAGE VI. INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN ACTIVITEIT BOUWEN Op grond van artikel 2.1, lid 1, sub a. van de Wabo kan een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen worden verleend, indien wordt voldaan aan de voorschriften van de Bouwverordening, het Bouwbesluit, redelijke eisen van welstand en aan de voorschriften behorende bij het ter plaatse geldende bestemmingsplan of hiervan wordt afgeweken als bedoeld in artikel 2.12 van de Wabo. Bestemmingsplan Op het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning was het perceel Noordstraat 47 te Landhorst gelegen binnen de grenzen van het bestemmingsplan Buitengebied 2000 en hierin bestemd tot Agrarisch gebied. Middels een agrarisch bouwblok is daarbij aan deze locatie de medebestemming agrarische bedrijfsdoeleinden toegekend met de aanduiding NG (niet-grondgebonden). Op 17 juni 2013 is het bestemmingsplan Buitengebied 2013 vastgesteld en op 20 december 2013 in werking getreden. In dit plan is het perceel Noordstraat 47 te Landhorst eveneens middels een bouwvlak bestemd tot Agrarisch intensieve veehouderij. Met onderhavige procedure wordt afgeweken van de planvoorschriften. Welstand Op 18 juli 2013 heeft de welstandsadviescommissie een positief advies uitgebracht over dit bouwplan. Dit advies wordt door ons onderschreven. Het bouwplan voldoet hiermee aan redelijke eisen van welstand. Bouwverordening en Bouwbesluit (technische toets) Het bouwplan is op hoofdlijnen getoetst aan de van toepassing zijnde voorschriften van de Bouwverordening en het Bouwbesluit. Deze toets heeft geen strijdigheden opgeleverd. Omdat de Bouwverordening en het Bouwbesluit een directe werking hebben dient te allen tijde voldaan te worden aan de daarin opgenomen bepalingen. Dit betekent dat ook het bouwen moet worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de Bouwverordening en het Bouwbesluit. Pagina 21 van 46

BIJLAGE VII. TOETSINGSDOCUMENTEN 1 BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN 1.1 Algemeen Vanaf 1 januari 2013 is de Europese richtlijn industriële emissies: IPPC-installaties (RIE) in de Nederlandse milieuwetgeving geïmplementeerd (richtlijn 2010/75/EU, PbEU L334). De RIE geeft milieueisen voor de installaties die genoemd staan in de bij de richtlijn horende bijlage I. Wanneer een installatie daar genoemd is, spreken we van een IPPCinstallatie. Binnen de inrichting waar deze beschikking betrekking op heeft, bevinden zich één of meer IPPC-installaties. Bij het bepalen van wat de beste beschikbare technieken zijn voor een IPPC-installatie, moeten wij rekening houden met Europese referentiedocumenten (BREF-documenten). Deze documenten geven een overzicht van de beschikbare milieutechnieken en wijzen de technieken aan die de beste milieuprestaties leveren en daarnaast economisch en technisch haalbaar zijn. Deze aanwijzingen worden BBT-conclusies genoemd. De procedure tot vaststelling en bekendmaking van BBT-conclusies vindt op Europees niveau plaats. Gedurende de periode dat nog geen (nieuwe) BBT-conclusies via die procedure zijn vastgesteld, gelden de BBT-conclusies, die voor 1 januari 2013 vermeld stonden in de bijlage bij de Regeling omgevingsrecht. Deze BBT-conclusies worden via internet bekend gemaakt, totdat deze zijn vervangen door actuele conclusies. Voor de nieuwe BBT-conclusies zorgt de Europese Commissie zelf voor publicatie op internet. Naast de BBT-conclusies hebben wij rekening gehouden met de in de bijlage bij de Regeling omgevingsrecht aangewezen informatiedocumenten over beste beschikbare technieken. Voor een verdere beschouwing van de beste beschikbare technieken, verwijzen wij naar de afzonderlijke toetsing aan de relevante milieucompartimenten. 1.2 Bijlage Nederlandse informatiedocumenten over BBT in de Regeling omgevingsrecht Voor het bepalen van de BBT zijn de volgende BBT-documenten geraadpleegd: Nederlandse richtlijn bodembescherming (NRB); Oplegnotitie BREF Intensieve pluimvee en varkenshouderij; Beleidslijn IPPC-omgevingstoetsing ammoniak en veehouderij. Naast deze aangewezen documenten hebben we tevens gebruik gemaakt van de volgende documenten: Circulaire energie in de milieuvergunning; Circulaire geluidshinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer; Handreiking industrielawaai en vergunningverlening; Circulaire Industrielawaai; Rapport Stallucht en Planten; Handreiking fijn stof en veehouderijen; Besluit niet in betekende mate bijdragen; Regeling niet in betekende mate bijdragen; Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007; Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007. Hier is voor gekozen omdat voor de betreffende onderwerpen geen geschikte documenten zijn opgenomen in bijlage Nederlandse informatiedocumenten over BBT Pagina 22 van 46