CONCEPTADVIES SDE+ 2019

Vergelijkbare documenten
CONCEPTADVIES SDE+ 2019

CONCEPTADVIES SDE

Financiële baten van windenergie

Introductie op proces

CONCEPTADVIES SDE

Sander Lensink (ECN), Luuk Beurskens (ECN), Eeke Mast (DNV GL)

Wind in de SDE. Ruud Oerlemans & Gerhard Rinsma. 13 juni 2014

Profiel- en onbalans kosten (gemiddelde ) [ /kwh]

Kostenbevindingen t.b.v. advisering over SDE+ 2018

CONCEPTADVIES SDE++ CO 2 - REDUCERENDE OPTIES

ADVIES SDE+ NAJAAR 2018

Windturbine Vlietzone

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Externe notitie Amsterdam, 29 augustus Bevindingen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

ECN Beleidsstudies. 1. Inleiding. ECN-N maart Notitie Basisbedragen SDE 2011, appendix bij ECN

Financiële overzichten en risico s windpark Elzenburg de Geer

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

CONCEPT 30 januari 2008

Tijdelijke duurzame energie

Per mail: aan mevrouw Kamp (ECN) Geachte heer Lensink, mevrouw van Zuijlen en mevrouw Taris,

Eindadvies basisbedragen SDE+ 2015

Contra-expertise op ECN/Kema-advies SDE wind op land

Introductie op proces

JERTS-studie rond kleine en middelgrote windturbines

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Basisbedrag wind op land voor windrijke locaties

ADVIES SDE+ NAJAAR 2018

CONCEPTADVIES SDE++ CO 2 - REDUCERENDE OPTIES

CONCEPTADVIES SDE++ CO 2 - REDUCERENDE OPTIES

Notitie Amsterdam, 20 november Samenvatting. 1 Langetermijnenergieprijs

CONCEPTADVIES SDE+ 2019

Kostendaling wind op zee in relatie tot stopcontact op zee, tabellenoverzicht

VOETAFDRUKKEN VAN NEDERLANDSE CONSUMPTIE

Opschalen, saneren of vervangen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Subsidie-aanvragen 950 MW tender (openbaar)

Opbrengstberekening Windenergie A16

Opbrengstberekening Windturbines A16

Aannames Energie-U/ Kema/ECN/BvLW Energie U Kema/ECN BvLW Eenheid. Nordex N100 Nordex N100

Vragen en Antwoorden. SDE+ categorie wind op zee

Opbrengst- en turbulentieberekeningen Windpark IJmond Lijnopstelling windturbines Reyndersweg Velsen-Noord

Conceptadvies SDE+ 2014

UITWERKING BUSINESS CASE POTTENDIJK 149 METER

Basisbedrag zon-pv najaar 2017 (SDE+)

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG. Datum 4 juli 2017 Betreft Tweede openstelling SDE+ 2017

Basisbedrag met aansluiting op het hoogspanningsnet op land

Opbrengstberekening t.b.v. MER Windpark Deil. Inleiding. Berekening. Datum: 28 september 2016 Auteur: Steven Velthuijsen

Opbrengstberekening Piet de Wit

Profiel- en onbalans kosten (gemiddelde ) [ /kwh]

Opbrengstberekening t.b.v. MER Windpark Oostflakkee

Windvermogen in Nederland,

Nordex Windturbine type

Profiel- en onbalans kosten (gemiddelde ) [ /kwh]

Definitieve correctiebedragen 2011 (SDE+)

CONCEPTADVIES SDE

Windvermogen in Nederland,

BEDRIJFSECONOMISCHE BEOORDELING VAN TWEE CO 2 -VRIJE OPTIES VOOR ELEKTRICITEITSPRODUCTIE VOOR DE MIDDELLANGE TERMIJN

Introductie op proces

Windvermogen in Nederland,

Handleiding haalbaarheidsstudie SDE+ 3 maart 2015

Introductie op proces

Hernieuwbare elektriciteit,

Geluid. De norm: 47 db L den

SDE Projectgroep Biomassa & WKK. Bert van Asselt i.v.m. ziekte Martijn Bos. 20 februari 2018

Stakeholderoverleg - Ontwerprapport 2018/2 - startdatum 1 januari delen

Windvermogen in Nederland,

VERTROUWELIJK. Resultaten inclusief kabel- en netaansluiting voor Wind op Zee scenario s (Fase II)

Hernieuwbare elektriciteit,

Kosten en baten windpark op land

ECN Beleidsstudies. Kosten van kleinschalige waterkracht en getijdenenergie in Nederland. 1. Inleiding. 2. Afbakening

Opbrengstberekening WP Landtong Rozenburg

SDE Wind op land met vollasturen en differentiatie

Conceptadvies basisbedragen SDE voor marktconsultatie

Hernieuwbare elektriciteit,

oktober Kosten en baten windpark op land. Definitieve rapportage

Vlaams Energieagentschap. Rapport 2013/2. Deel 2: actualisatie OT/Bf voor projecten met een startdatum voor 1 januari 2014

Titel Opbrengstberekening t.b.v. CombiMER Windpark Oude Maas

Hernieuwbare elektriciteit,

1 Inleiding. 2 Uitgangspunten. Notitie Petten, 15 oktober 2014

Basisprijzen in SDE volgens genormeerde berekening

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Duurzame elektriciteit,

PR contouren voor windturbine Vestas V90-3.0

c.c. het Ministerie van EZ t.a.v. dhr. P. Silvertant

Wind op Zee binnen de twaalfmijlszone

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Hernieuwbare elektriciteit,

Consultatiedocument basisbedragen SDE+ 2017

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Presentatie van het onderzoek: Windenergie in Dordrecht? Verkenning van kansen

ANALYSE ONTWIKKELING ENERGIEREKENING

Auteurs:E. Benz, C. Hewicker, N. Moldovan, G. Stienstra, W. van der Veen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Externe notitie Amsterdam, 26 februari Samenvatting

Hernieuwbare elektriciteit,

Hernieuwbare elektriciteit,

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Wind experience innogy windpark Kattenberg Reedijk. 4 oktober 2018

Datum 10 januari 2015 Betreft Beantwoording vragen over de energierekening huishoudens cf. de NEV 2014

Transcriptie:

1 CONCEPTADVIES SDE+ 2019 2 3 4 5 6 7 8 Windenergie op land Notitie Luuk Beurskens (ECN-TNO) Eeke Mast (DNV GL) Iulia Pisca (PBL) 9 mei 2018 9

10 11 Colofon 12 Conceptadvies SDE+ 2019 Windenergie op land 13 PBL Planbureau voor de Leefomgeving 14 Den Haag, 2018 15 PBL-publicatienummer: 3271 16 Contact 17 sde@pbl.nl 18 Auteurs 19 Luuk Beurskens (ECN-TNO), Eeke Mast (DNV GL) Iulia Pisca (PBL) 20 Redactie figuren 21 Beeldredactie PBL 22 Eindredactie en productie 23 24 25 Delen uit deze publicatie mogen worden overgenomen op voorwaarde van bronvermelding: Luuk Beurskens, Eeke Mast, Iulia Pisca (2018), Conceptadvies SDE+ 2019 Windenergie op land, Den Haag: PBL. 26 27 28 29 30 31 Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) is het nationale instituut voor strategische beleidsanalyses op het gebied van milieu, natuur en ruimte. Het PBL draagt bij aan de kwaliteit van de politiek-bestuurlijke afweging door het verrichten van verkenningen, analyses en evaluaties waarbij een integrale benadering vooropstaat. Het PBL is voor alles beleidsgericht. Het verricht zijn onderzoek gevraagd en ongevraagd, onafhankelijk en wetenschappelijk gefundeerd. 32 33 PBL 2

34 Inhoud 35 1 Beschrijving adviesvraag 4 36 37 38 39 1.1 algemene introductie 4 1.2 Basisbedragen 4 1.3 Marktconsultatie 4 2 Werkwijze 5 40 41 2.1 Uitgangspunten en rekenmethode 5 3 Kostenbevindingen 8 42 43 44 3.1 Kosten windturbines 8 3.2 Baten: opbrengsten windturbines 10 4 Beschrijving referentie-installaties 11 45 46 47 48 4.1 Referentie wind op land 11 4.2 Referentie wind op primaire waterkeringen 11 4.3 Wind in meer, water 1 km 2 12 5 Advies basisbedragen 13 49 50 51 52 5.1 Basisbedragen wind op land 13 5.2 Basisbedragen wind op primaire waterkering 13 5.3 Basisbedragen wind in meer, water 1 km 2 14 6 Vragen en overwegingen 15 53 54 PBL 3

55 56 1 Beschrijving adviesvraag 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 1.1 Algemene introductie Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) adviseert, met ondersteuning van ECN-TNO en DNV GL, het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) over de SDE+. Dit rapport beschrijft de bevindingen voor de SDE+ categorieën voor windenergie: Wind op land Wind op primaire waterkeringen Wind in meer, water 1 km 2 Achtereenvolgens komen de toegepaste werkwijze, de kostenbevindingen en de referentiesystemen aan de orde, gevolgd door de voorgestelde basisbedragen en tenslotte nog een overzicht van openstaande vragen. 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 1.2 Basisbedragen Het zwaartepunt van de werkzaamheden ligt bij de advisering over de basisbedragen. Deze werkzaamheden worden jaarlijks uitgevoerd. Deze notitie bevat het conceptadvies voor windenergie op land SDE+ 2019 inclusief kostenbevindingen. Op basis van schriftelijke reacties uit de markt en marktconsultatiegesprekken stelt PBL, ondersteund door ECN-TNO en DNV GL, vervolgens het uiteindelijke eindadvies op voor het Ministerie van EZK. De Minister van EZK besluit uiteindelijk aan het eind van het jaar over de openstelling van de nieuwe SDE+-regeling, de open te stellen categorieën en de bijbehorende basisbedragen. 78 79 80 81 82 83 84 85 1.3 Marktconsultatie Belanghebbenden worden uitgenodigd om in een open consultatieronde een reactie te geven op het conceptadvies en de onderliggende kostenbevindingen per thema. De marktconsultatie zal dit jaar plaatsvinden eind mei en begin juni. Nadere informatie is te vinden via de website: www.pbl.nl/sde 86 PBL 4

87 88 2 Werkwijze 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 2.1 Uitgangspunten en rekenmethode Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) heeft voor de SDE+ 2019 de volgende algemene uitgangspunten meegegeven voor de categorieën gerelateerd aan windenergie: Uitbreiding van winddifferentiatie naar gemeentegrenzen (zoals geïntroduceerd voor de SDE+ 2015) waarbij er een extra categorie is voor windsnelheden <7,0 m/s ter voorkoming van te hoge financiële rendementen in deze categorie. Uitbreiding van de cashflowperiode door inkomsten uit elektriciteitsverkoop na 15 jaar ook mee te nemen in de analyse. Geen generiek vollasturenmaximum. De grondkosten voor SDE+ 2019 worden bepaald door uit te gaan van een prijs die 10% lager ligt dan de prijs die gehanteerd is bij de advisering over de basisbedragen SDE+ 2018. Participatiekosten worden niet meegerekend in de berekening van het basisbedrag. De reden hiervan is dat het ministerie van EZK participatie beschouwt als het mee laten delen in het rendement op de investering en deze kosten daarmee onderdeel zijn van het rendement op het (eigen) vermogen. Voorbereidingskosten worden niet meegeteld in de investering, maar worden geacht betaald te kunnen worden uit het rendement op eigen vermogen. Voor de berekeningen voor wind op land wordt evenals vorig jaar voor alle windsnelheidscategorieën uitgegaan van een gemiddeld windpark van 50 MW; deze referentiegrootte is gekozen om zowel recht doet aan kleinere (15MW) parken als aan de grote RCR-projecten (>100MW). De uitbreiding van de winddifferentiatie heeft gevolgen voor het in Figuur 1 blauw gemarkeerde gebied dat betrekking heeft op de gemeenten met windsnelheiden van minder dan 7,0 m/s (gemeten op 100 m). Hoe deze indeling naar gemeentegrenzen zal uitpakken is in dit conceptadvies niet nader bekeken. In vergelijking met het SDE+ Eindadvies uit 2018 wordt de vierde (IV) windsnelheidscategorie voor windenergie opgesplitst in een nieuwe categorie IVa (6,75 7,0 m/s) en een categorie IVb (<6,75 m/s), zoals weergegeven in Tabel 1. Als de categorie IV opgedeeld wordt in een categorie van 6,5-7,0 m/s en <6,5 m/s, zou bij consistent gebruik van de methodiek gerekend worden met een windsnelheid van 6,5 m/s en 6,0 m/s respectievelijk in de berekening van de basisbedragen. In dit geval zou het basisbedrag voor de nieuwe vijfde categorie hoger worden door de lagere productie bij een lagere windsnelheid. Dit zou een keuze zijn als het gewenst is om implementatie van windturbines te ondersteunen in windarmere gebieden. Aangezien hier de vraag is om te kijken naar het voorkomen van te hoge financiële rendementen, is hier dus niet voor gekozen, maar wordt er gekeken naar bovenstaande verfijning van de laatste categorie. PBL 5

127 Tabel 1 Onderverdeling windsnelheidscategorieën voor windenergie Categorie conceptadvies SDE+ 2019 Windsnelheid op 100 meter [m/s] Windsnelheid in basisbedrag bepaling Categorie eindadvies SDE+ 2018 I 8,0 8 m/s I II 7,5 8,0 7,5 m/s II III 7,0 7,5 7 m/s II IVa 6,75 7,0 6,75 m/s - (Nieuw) IVb < 6,75 6,5 m/s IV 128 129 PBL 6

130 Figuur 1 Indeling van gemeenten naar windsnelheid 131 132 Bron: KNMI, CBS, RVO.nl (2017). 133 134 PBL 7

135 3 Kostenbevindingen 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150 151 152 153 154 155 156 157 158 159 160 161 162 163 164 165 166 167 168 169 170 171 172 173 174 175 176 3.1 Kosten windturbines Investeringskosten: turbineprijzen en meerkosten Om tot de basisbedragen voor de categorieën voor windenergie op land te komen worden verschillende windturbinetypes met bijbehorende investeringen gebruikt (inclusief kosten voor transport, opbouw en kranen). Wat betreft de turbineprijzen zien PBL, ECN-TNO en DNV GL nu dat de turbineprijzen blijven dalen net als vorig jaar. Bovenop de turbineprijs komen kosten voor fundering (inclusief heipalen), elektrische infrastructuur in het park, netaansluiting, civiele infrastructuur, bouwrente en CAR-verzekering tijdens de bouw. De extra kosten zijn gelijk gehouden. De totale investeringskosten komen hiermee uit op een totaalbedrag van 1150 /kw. O&M-kosten: variabele en vaste operationele kosten De variabele kosten bestaan uit de grondkosten en de kosten voor de garantie- en onderhoudscontracten voor de turbines. In SDE+ 2018 werden de garantie- en onderhoudskosten voor de turbine op 0,0090 /kwh vastgelegd. Er wordt gesteld dat de garantie- en onderhoudskosten gedaald zijn (naar 0,0086 /kwh). Wel is ten opzichte van dit niveau gerekend met 10% hogere kosten, door een langere levensduur. Bovenop de genoemde turbine onderhoudskosten komen de grondkosten. Sinds de SDE+ 2014 rekenen PBL, ECN-TNO en DNV GL op aangeven van het ministerie van EZK met een jaarlijkse verlaging van 10% op de grondkosten. In de SDE+ 2018 is gerekend met grondkosten die op 0,0032 /kwh liggen. Voor de SDE+ 2019 worden de grondkosten dus verlaagd naar 0,0029 /kwh. Hiermee komen de totale variabele O&M-kosten voor deze categorie op 0,0151 /kwh. Onderdeel daarvan is ook een kostenpost van 0,0027 /kwh voor de transactiekosten voor de elektriciteitsverkoop, inclusief een basisprijspremie om de risico s op zeer lagere elektriciteitsprijzen af te dekken. De vaste jaarlijkse kosten betreffen kosten voor WA-verzekering, machinebreukverzekering, stilstandverzekering, netinstandhoudingskosten, eigenverbruik, OZB, beheer en land- en wegenonderhoud. Deze vaste kosten zijn voor SDE+ 2019 geschat op 12,3 /kw. Verder wordt voor de totale onderhoudskosten, inclusief grondkosten, gerekend met een inflatie van 1,5% per jaar. Overige kosten Participatiekosten en andere bijkomende kosten van windprojecten, zoals (niet bij wet geregelde) afdrachten aan decentrale overheden en kosten ten gevolge van het voorbereidingstraject (inclusief financieringskosten en kosten ten gevolge van juridische procedures), worden door PBL, ECN-TNO en DNV GL niet meegewogen in de berekening van de productiekosten. Deze kosten worden geacht uit het financiële rendement op eigen vermogen terugverdiend te kunnen worden. Invloed van de beschouwde periode in de cashflow Na vijftien jaar is een windturbine nog niet aan het einde van de levensduur, want er kan in de meeste gevallen nog minimaal 5 jaar additioneel elektriciteit opgewekt worden. Op verzoek PBL 8

177 178 179 180 181 182 183 van het ministerie van EZK is in een verkennende analyse bekeken wat de invloed hiervan is op het basisbedrag. Een eerste indicatie is dat een verlenging van de periode waarover de cashflow bepaald wordt van 15 naar 25 jaar, het basisbedrag met enkele procenten verlaagt. Figuur 2 geeft dit grafisch weer. Figuur 2 Effect op de hoogte van het basisbedrag van verlenging van de anaylseperiode in de cashflow 184 185 186 187 188 189 190 191 192 193 194 195 196 197 198 199 200 201 202 203 204 205 206 De belangrijkste aannames die in deze analyse zijn gebruikt, zijn: (i) de geproduceerde elektriciteit die wordt verkocht na de subsidieperiode, wordt als inkomstenstroom aan de cashflow toegevoegd. Hierbij wordt aangenomen dat de geproduceerde elektriciteit wordt verkocht tegen groothandelsprijzen van elektriciteit op basis van het NEV2017 voorgenomen beleid -scenario, gecorrigeerd met een profiel- en onbalansfactor 1, (ii) gerekend wordt met een inflatie van 1,5% per jaar en (iii) de netto-ontmantelingskosten van het windpark 5% van de totale initiële investering vertegenwoordigen. De volgende conclusies kunnen uit deze analyse worden getrokken: De cashflowverlenging van Nederlandse wind-op-landprojecten leidt tot verlaagde basisbedragen bij alle windcategorieën. De korting op de basisbedragen voor cashflowverlenging tot 20 jaar bedraagt 2 tot 3%. Het verlengen van de cashflow met 10 jaar bovenop de subsidieperiode van 15 jaar leidt tot een vermindering van het basisbedrag met 4 tot 6%. Wordt de periode verlengd tot 30 jaar, dan bedraagt de impact van de cashflowverlenging op de basisbedragen 5 tot 7%. De sterkste daling vindt plaats bij de verlenging van 15 naar 20 jaar. De uitbreiding van de cashflow naar 20, 25 of 30 jaar resulteert in de sterkste reductie van het basisbedrag voor wind-op-landprojecten in de hogere windcategorieën. De belangrijkste factor die bijdraagt aan de verlaagde basisbedragen is de toevoeging van een inkomstenstroom als gevolg van de verkoop van elektriciteit op groothandelsmarkten, na de subsidieperiode. Hoewel de inkomstenstromen gedeeltelijk worden gecompenseerd 1 Schoots et al. (2017); elektriciteitsprijs na 15 jaar in de NEV voorgenomen beleid scenario is 48 /MWh. PBL 9

207 208 door toegenomen variabele kosten en ontmantelingskosten, heeft deze een netto dalend effect op de basisbedragen. 209 210 211 212 213 214 215 216 217 218 219 220 221 222 223 224 225 226 227 3.2 Baten: opbrengsten windturbines Het basisbedrag is tot stand gekomen door bovengenoemde kosten te combineren met de energieopbrengst van windturbines. Deze opbrengsten worden in grote mate bepaald door het windaanbod en de vermogenskromme van de windturbines. De energieopbrengst is voor afzonderlijke turbines berekend met behulp van de specifieke vermogenskromme per windturbine bij de jaargemiddelde windsnelheden uit Figuur 1. In het model wordt de windsnelheid (op een hoogte van 100 meter) uit de tabel gecorrigeerd voor de daadwerkelijke ashoogte van de betreffende turbine. Daarnaast wordt in het model alleen gerekend met de turbines die volgens de IEC-classificering ook daadwerkelijk bij de betreffende windsnelheid geplaatst mogen worden. Bij nieuwe windprojecten wordt veelal gebruik gemaakt van nieuwe types windturbines die bij dezelfde windsnelheden een aanzienlijk groter aantal vollasturen realiseren dan eerder aangenomen. Dit heeft een substantieel effect op de daling van de basisbedragen. Evenals vorig jaar hebben PBL, ECN-TNO en DNV GL gerekend met 13% opbrengstverliezen voor een referentiepark van 50 MW. Deze verliezen worden onder andere veroorzaakt door zogverliezen, niet-beschikbaarheid, elektrische verliezen, turbine performance, environmental losses en curtailment. PBL 10

228 229 4 Beschrijving referentie-installaties 230 231 4.1 Referentie wind op land 232 233 234 235 236 237 238 Voor de berekeningen van de SDE+ 2019 voor windenergie zijn verschillende uitgangspunten gehanteerd en aannames gedaan, die hierboven zijn beschreven. De hieruit resulterende technisch-economische parameters staan in Tabel 2. De parameters worden in de onderstaande tekst nader toegelicht. Tabel 2: Technisch-economische parameters voor windenergie op land Parameter Eenheid Advies SDE+ 2019 Grootte van het referentiepark [MW] 50,0 Investeringskosten [ /kwe] 1150 Vaste O&M-kosten [ /kwe/a] 12,3 Variabele O&M-kosten [ /kwh] 0,0151 Waarvan opslag voor transactiekosten en basisprijspremie [ /kwh] 0,0027 239 240 241 242 243 244 245 246 247 248 249 250 251 252 253 254 255 256 257 258 259 260 261 4.2 Referentie wind op primaire waterkeringen Voor de categorie Wind op primaire waterkeringen zijn PBL, ECN-TNO en DNV GL uitgegaan van windturbines die geplaatst worden binnen de beschermingszones van een primaire waterkering dan wel binnen de kernzone of binnen de beschermingszone aan de waterkant van een primaire waterkering. Het plaatsen van een windturbine in de categorie Wind op primaire waterkering leidt ten opzichte van de categorie Windenergie op land tot de volgende extra kosten: Funderingskosten: het plaatsen van een windturbine mag geen dijkverzwakking tot gevolg hebben. Hiervoor moeten in sommige gevallen extra damwanden geplaatst worden. Civiele werken: voor de kraanopstelplaatsen en toegangswegen kunnen eveneens damwanden nodig zijn. Netaansluitingen: de aansluitingsmogelijkheden voor wind op primaire waterkeringen bevinden zich vaak op grotere afstand. Bovendien moeten vaak extra boringen onder het wateroppervlak gedaan worden. Door de daling in de turbineprijzen (zie paragraaf 5.1) is evenals voor Wind op land ook een aanpassing in de totale investeringskosten gedaan. Voor Wind op primaire waterkering worden de investeringskosten verlaagd naar 1320 /kw. Tabel 3 toont de technisch-economische parameters voor Wind op primaire waterkeringen. Deze parameters zijn, op de investeringskosten na, gelijk aan die van de categorie wind op land. Een toelichting hierop volgt in onderstaande tekst. Voor een toelichting op de overige parameters (en de rekenmethode) wordt verwezen naar paragraaf 3.1 over windenergie op land. PBL 11

262 263 Tabel 3: Technisch-economische parameters voor Wind op primaire waterkering Parameter Eenheid Advies SDE+ 2019 Installatiegrootte [MW] 50,0 Investeringskosten [ /kwe] 1320 Vaste O&M-kosten [ /kwe/a] 12,3 Variabele O&M-kosten [ /kwh] 0,0151 Waarvan opslag voor transactiekosten en basisprijspremie [ /kwh] 0,0027 264 265 266 267 268 269 270 271 272 273 274 275 276 277 278 279 280 281 282 283 284 285 286 287 288 289 290 4.3 Wind in meer, water 1 km 2 Voor Wind in meer is gerekend met een parkgrootte van 150 MW. Door de grootte van het park zijn de zogverliezen, de effecten van windschaduw, hoger dan bij het referentiepark van 50 MW. In deze categorie wordt gerekend met een totaal van 17% projectverliezen in plaats van de 13% die geldt voor de categorie Wind op land. Er is gerekend met een windsnelheid van 8,5 m/s, omdat aangenomen is dat projecten voor Wind in meer geplaatst worden in water waarboven een relatief hoge gemiddelde windsnelheid heerst. Door de daling in de turbineprijzen (zie paragraaf 3.1) is evenals voor Wind op land ook een aanpassing in de totale investeringskosten gedaan; deze zijn verlaagd naar 2380 /kw. De garantie- en onderhoudskosten voor de turbines worden aangepast naar 0,0111 /kwh. Hier bovenop komen grondvergoedingen van 0,0029 /kwh, conform de beschrijving in paragraaf 3.1, zodat de totale variabele O&M-kosten op 0,0167 /kwh uit komen. De vaste kosten bestaan uit de verzekeringskosten, netinstandhoudingskosten, kosten voor eigenverbruik, onroerendezaakbelasting (OZB), kosten voor beheer en kosten voor onderhoud van de Balance of Plant (BoP). Voor Wind in meer zijn de kosten voor het onderhoud van de BoP hoger dan voor Wind op land, wat ook geldt voor de verzekeringskosten en de OZB door de hogere investeringskosten. De vaste kosten worden gesteld op 24 /kwh. Tabel 4 toont de technisch-economische parameters voor Wind in meer. Deze parameters wijken af van de parameters gehanteerd voor Wind op land. Een toelichting op de afwijkende parameters is te vinden in bovenstaande tekst. Tabel 4: Technisch-economische parameters Wind in meer Parameter Eenheid Advies SDE+ 2019 Installatiegrootte [MW] 150 Investeringskosten [ /kwe] 2380 Vaste O&M-kosten [ /kwe/a] 24,0 Variabele O&M-kosten [ /kwh] 0,0167 Waarvan opslag voor transactiekosten en basisprijspremie [ /kwh] 0,0027 PBL 12

291 292 293 5 Advies basisbedragen 294 295 296 297 298 299 300 301 302 303 304 305 306 307 308 309 5.1 Basisbedragen wind op land De resulterende basisbedragen staan in Tabel 5 en Tabel 6 en moeten gelezen worden in combinatie met Figuur 1, waarin de Nederlandse gemeenten gedifferentieerd zijn naar windsnelheidscategorieën. De kaart bepaalt voor een project tot welk basisbedrag maximaal mag worden ingediend in een bepaalde gemeente. Bijvoorbeeld: een project in een gemeente met een rode kleur mag indienen voor de categorie Wind op land, 8,0 m/s (met een basisbedrag van 0,051 /kwh) tegen een project specifiek maximum aantal vollasturen. Tabel 5: Basisbedragen voor Wind op land Categorie Basisbedrag Kleur gemeenten die ( /kwh) mogen indienen Wind op land, 8,0 m/s 0,051 Rood Wind op land, 7,5 en < 8,0 m/s 0,056 Oranje Wind op land, 7,0 en < 7,5 m/s 0,062 Groen Wind op land, 6,75 en < 7,0 m/s 0,066 Blauw Wind op land, < 6,75 m/s 0,070 Blauw In Tabel 6 zijn het basisbedrag en enkele andere subsidieparameters weergegeven. Tabel 6: Overzicht subsidieparameters Wind op land Eenheid Advies SDE+ 2019 Basisbedrag SDE+ 2019 [ /kwh] 0,051-0,070 Berekeningswijze correctiebedrag APX x profiel- en onbalansfactor 310 311 312 313 314 315 316 5.2 Basisbedragen wind op primaire waterkering De resulterende basisbedragen voor Wind op primaire waterkering staan in Tabel 6 en moeten gelezen worden in combinatie met Figuur 1, waarin de Nederlandse gemeenten gedifferentieerd zijn naar windsnelheidscategorieën. Voor deze categorie is namelijk, evenals voor wind op land, winddifferentiatie van toepassing. De windkaart bepaalt tot welk basisbedrag mag worden ingediend voor een project in een bepaalde gemeente. PBL 13

317 318 319 320 321 322 323 324 325 326 Bijvoorbeeld: een project in een gemeente met een rode kleur mag indienen voor categorie Wind op primaire waterkering, 8,0 m/s (met een basisbedrag van 0,056 /kwh) tegen een projectspecifiek maximum aantal vollasturen. Tabel 7: Basisbedragen Wind op primaire waterkering Categorie Basisbedrag Kleur gemeenten die mogen indienen [ /kwh] Wind op primaire waterkering, 8,0 m/s 0,056 Rood Wind op primaire waterkering, 7,5 en < 8,0 m/s 0,061 Oranje Wind op primaire waterkering, 7,0 en < 7,5 m/s 0,066 Groen Wind op primaire waterkering, < 7,0 m/s 0,074 Blauw In Tabel 8 zijn het basisbedrag en enkele andere subsidieparameters weergegeven. Tabel 8: Overzicht subsidieparameters Wind op primaire waterkering Eenheid Advies SDE+ 2019 Basisbedrag SDE+ 2019 [ /kwh] 0,056-0,074 Berekeningswijze correctiebedrag APX x profiel- en onbalansfactor 327 328 329 330 331 332 333 334 335 336 337 5.3 Basisbedragen wind in meer, water 1 km 2 Het resulterende basisbedrag voor Wind in meer en enkele andere subsidieparameters staan in Tabel 9. Evenals voor de andere windenergiecategorieën is voor Wind in meer het generieke vollasturenmaximum afgeschaft, maar geldt een projectspecifiek vollasturenmaximum. Voor Wind in meer is géén winddifferentiatie van toepassing, aangezien er verwacht wordt dat wind-in-meerprojecten alleen in de windrijkere delen van Nederland ontwikkeld worden. Tabel 9: Overzicht subsidieparameters Wind in meer Eenheid Advies SDE+ 2019 Basisbedrag SDE+ 2019 [ /kwh] 0,082 Berekeningswijze correctiebedrag APX x profiel- en onbalansfactor PBL 14

338 339 340 6 Vragen en overwegingen 341 342 343 344 345 346 347 348 349 350 351 352 353 354 355 356 In de SDE+-consultatieronde, die plaatsvindt eind mei en begin juni 2018, is informatie met betrekking tot onderstaande onderwerpen welkom: Wat kan er gezegd worden over de waarde van garanties van oorsprong uit windenergie? Wat zijn de ontmantelingskosten aan het einde van de levensduur? Welke nieuwe ontwikkelingen zijn er in Nederland en Europa in het algemeen op het gebied van de prijsstelling van windturbines Welke nieuwe ontwikkelingen zijn er in Europa op subsidiebedragen voor wind op land en hoe verhoudt dit zich tot Nederland? Wat zijn de funderingskosten voor windparken op primaire waterkeringen? Wat zijn de ontwikkelingen in extra investeringskosten buiten de turbinekosten? Wat is de restwaarde van een windturbine na 15/20/25 jaar? PBL 15