Stakeholderoverleg - Ontwerprapport 2018/2 - startdatum 1 januari delen

Transcriptie

1 Stakeholderoverleg - Ontwerprapport 2018/2 - startdatum 1 januari delen Het Vlaams Energieagentschap publiceerde op 1 juni 2017 deel 1, 2 en 3 van haar ontwerprapport 2018/2 voor stakeholderoverleg. De stakeholders werden opgeroepen om deze onderdelen van het ontwerprapport grondig te bestuderen en eventuele opmerkingen via mail uiterlijk op 17 juni 2018 aan het VEA te bezorgen. Het VEA heeft voor deel 1 7 opmerkingen en voor deel 2 1 opmerking tijdig ontvangen van de verschillende stakeholders. De opmerkingen van de stakeholders worden hieronder summier weergegeven en beantwoord. Waar nodig werden ze verwerkt in het definitieve rapport, dat aan de minister werd bezorgd. Een deel van de ontvangen opmerkingen handelt over de bepalingen en wettelijk vastgelegde parameters van het Energiedecreet en het Energiebesluit. Zo werden opmerkingen ontvangen over: - de certificaatwaarde ( 93) van een groenestroomcertificaat; - de definitie van burgerparticipatie; - de methodiek om het aantal vollasturen te bepalen bij GS cat. 4. Deze wijkt af van zowel de methodiek die gehanteerd wordt voor andere parameters als van de methodiek die gehanteerd wordt voor andere technologieën. Windenergie wordt hierdoor gediscrimineerd; - de (forfaitair bepaalde) hoogte van de parameter recht van opstal voor GS cat 4 strookt niet met de werkelijkheid. In realiteit worden frequent veel hogere bedragen betaald - afschaffing van de actualisaties - nieuwe PV-categorie > 750 kv. Het VEA herhaalt dat het deze reglementaire bepalingen moet toepassen zoals ze in het Energiedecreet en het Energiebesluit (of andere wetgevende teksten) zijn vastgelegd. Het komt immers aan een administratieve overheid niet toe deze bepalingen in vraag te stellen, aan te passen en/of buiten beschouwing te laten. Er wordt in dit document ook geen reactie meer gegeven op opmerkingen die in een vorige commentaar al zijn behandeld. Zo werden opnieuw opmerkingen ontvangen over: - het inrekenen van de ontwikkelingskosten voor windprojecten voor niet-gerealiseerde projecten;

2 Algemene opmerkingen en reacties (alle delen) REF. OPMERKINGEN STAKEHOLDERS REACTIE VEA 0.1 Een langere consultatieperiode van het ontwerp OT rapport kan leiden tot een optimale samenwerking. Het VEA erkent de vraag voor een langere consultatieperiode. Dit jaar was de consultatieperiode met inbegrip van 3 weekends iets langer dan vorig jaar. Het VEA bekijkt om in de toekomst de consultatieperiode nog langer te houden. pagina 2 van 11 Stakeholderoverleg - Ontwerprapport 2018/2 - startdatum 1 januari delen

3 Opmerkingen en reacties deel 1 CATEGORIE REF. OPMERKINGEN STAKEHOLDERS REACTIE VEA Algemene parameters I.0.1 De jaarlijkse indexering marktprijs elektriciteit bij zelfafname wijzigen in -3% (in plaats van +3,5%) PV algemeen I De daling van 19% op het installeren van een PV-installatie kan niet doorgetrokken worden naar de vervangingsinvestering voor de omvormers. De berekening van de indexering van -3% is vooral gebaseerd op verwachtingen omtrent het capaciteitstarief dat zou ingevoerd worden door de VREG. Er zijn echter nog geen finale beslissingen gemaakt over de invoering van dit capaciteitstarief. Bijgevolg kunnen wij het capaciteitstarief ook niet in rekening brengen voor de bepaling van de index voor de vermeden elektriciteitsprijs. Daarom behouden wij in dit OT-rapport de aanname van de voorbije jaren. Eens vaststaat wanneer het capaciteitstarief zal ingevoerd worden en wat het effect zal zijn op de vermeden elektriciteitsprijs, zal het VEA dit tarief meenemen in de vermeden elektriciteitsprijs en/of de index voor de vermeden elektriciteitsprijs. Het VEA heeft prijzen ontvangen voor de vervanging van omvormers voor PV-installaties die net in de projectspecifieke categorie liggen. Omdat deze prijzen vertrouwelijk zijn, kunnen ze niet gebruikt worden voor deze OT-berekening. Daarenboven kan geredeneerd worden dat deze prijzen niet representatief zijn voor de verschillende categorieën van PV-installaties. Maar, deze prijzen zijn veel lager dan de aanname die nu gebruikt wordt. Daarom besluit het VEA dat deze aanname zeker niet leidt tot een onderschatting van deze vervangingsinvestering. De opmerking was daarenboven ook niet onderbouwd aan de hand van werkelijke vervangingsinvesteringen voor omvormers. De opmerking werd daarom niet meegenomen in het definitief rapport. pagina 3 van 11 Stakeholderoverleg - Ontwerprapport 2018/2 - startdatum 1 januari delen

4 CATEGORIE REF. OPMERKINGEN STAKEHOLDERS REACTIE VEA I Deze huidige waarde van de parameter (Kv ( /kwe) de vaste kosten per eenheid capaciteit in jaar 0) is geen reflectie van de realiteit. In realiteit liggen de vaste onderhoudskosten namelijk veel hoger Het is problematisch om de onderhoudskosten in te schatten voor PV-installaties. De meeste investeerders kiezen immers niet voor een onderhoudscontract. Dat wil niet zeggen dat er geen onderhoudskosten zijn. Het VEA baseert zich daarom op die investeerders die wel een onderhoudscontract afgesloten hebben. De opmerking was niet onderbouwd aan de hand van werkelijke onderhoudskosten. De opmerking werd daarom niet meegenomen in het definitief rapport I Constructieperiode is in realiteit 0,5 jaar In het OT-model kan enkel met 0 of 1 jaar gewerkt worden. De constructieperiode voor een generieke installatie van categorie 2, 2/1 of 3 ligt dichter bij 0 jaar dan bij 1 jaar. Daarom wordt een constructieperiode van 0 jaar aangenomen. Opnieuw was de opmerking niet onderbouwd aan de hand van bewijzen van werkelijke constructieperiodes. De opmerking wordt daarom niet meegenomen in het definitief rapport. PV cat 2a en 2b I De investeringskost verlaagt, terwijl het bruto elektrisch vermogen van de referentie-installatie ook verlaagt. Aangezien de kosten voor netstudie en ontkoppelkast gelijk blijven onafhankelijk van het vermogen van de installatie, daalt de investeringskost niet mee met het bruto elektrisch vermogen van de installatie PEL,ZA ( /kwh) de vermeden kost van elektriciteit bij zelfafname in jaar 0 en andere parameters zorgen voor een sterke daling van de bandingfactor voor deze categorie. Hierdoor zullen er in deze categorie nog weinig installaties worden geplaatst. Wind algemeen I De sector vraagt of het VEA rekening heeft gehouden met de energieheffing in de OT-berekening. De koppeling tussen investeringskost en bruto elektrisch vermogen is niet correct. Deze redenering zou correct (kunnen) zijn als we ons dit jaar zouden baseren op dezelfde marktbevraging als vorig jaar, op dezelfde PV-installaties. Maar, dit jaar hebben we ons gebaseerd op de kostprijs van installaties in dienst genomen in het jaar Als deze installaties gemiddeld goedkoper zijn dan de installaties van vorig jaar, dan kan de investeringskost wel degelijk lager worden, ook al neemt het vermogen van de generieke installatie af. Hoofddoel van de steunregeling is dat systemen voor GS of WKK een ondersteuning krijgen in verhouding tot de onrendabele top, wat inderdaad tot gevolg kan hebben dat de bandingfactor daalt. Het is geenszins de bedoeling de bandingfactor constant te houden. De vermeden elektriciteitskost wordt ieder jaar zo goed mogelijk ingeschat op basis van de beschikbare kennis en informatie. Dit jaar was de beschikbare kennis en informatie groter dan vorig jaar. In het rapport is inderdaad rekening gehouden met de energieheffing pagina 4 van 11 Stakeholderoverleg - Ontwerprapport 2018/2 - startdatum 1 januari delen

5 CATEGORIE REF. OPMERKINGEN STAKEHOLDERS REACTIE VEA Biogas I Geen opmerkingen Biomassa algemeen I Geen opmerkingen WKK-turbines cat 7.a.1; 7.b.1; 7.c.1., 8.a1., 8.b.1; 8.c.1. I I Verschillende stakeholders merken op dat de variabele kosten per eenheid productie (K VAR) te laag zijn ingeschat en dat deze kosten wellicht hoger liggen omdat de operatorkosten om de installatie optimaal draaiend te houden niet correct worden ingeschat. De prijs van de CO 2-kost berekenen op basis van het gemiddelde van de afgelopen 3 maanden in plaats van 12 maanden. Het VEA is tot op zekere hoogte deze redenering gevolgd en heeft een nieuw gemiddelde berekend, deels rekening houdend met de nieuwe waarden, aangeleverd door de stakeholders en deels met de waarden uit de marktbevraging. Voor alle continu variëren kosten (elektriciteitsprijs bij zelfafname, elektriciteitsprijs bij verkoop, aardgasprijs, CO 2-kost wordt steeds het gemiddelde over de 12 maanden genomen. Omwille van uniformiteit blijven we deze methodologie hanteren. Bij sommige evoluties is dit in het voordeel van het project, bij andere in het nadeel. Het is nooit de bedoeling om de aannames aan te passen zodat ze enkel voordelig zijn voor het project. pagina 5 van 11 Stakeholderoverleg - Ontwerprapport 2018/2 - startdatum 1 januari delen

6 Opmerkingen en reacties deel 2 CATEGORIE REF. OPMERKINGEN STAKEHOLDERS REACTIE VEA Algemeen deel 2 II Geen (bijkomende) opmerkingen, specifiek voor deel 2 pagina 6 van 11 Stakeholderoverleg - Ontwerprapport 2018/2 - startdatum 1 januari delen

7 Opmerkingen en reacties deel 3 CATEGORIE REF. OPMERKINGEN STAKEHOLDERS REACTIE VEA Groene stroom III.1.1. Om de subdoelstelling voor biogas van 912 GWh tegen 2020 te behalen, is een goede leefbaarheid van de sector nodig. Na de initiële steunperiode zijn er voor biogasinstallaties verschillende verlengingsmogelijkheden. Voor de verlengingen o.b.v. een specifieke bandingfactor is een zeer gedetailleerde (en voor bepaalde biogasinstallaties een sterk vereenvoudigde) berekeningsmethodiek in bijlage III/4 van het Energiebesluit opgenomen. Bij de berekening van het rendement voor de vijfjarige verleningsperiode wordt daarbij volgens de berekeningsmethodiek in ieder geval ook rekening gehouden met de kost voor noodzakelijke vervangingsinvesteringen. Het rendement dat bij een verlenging o.b.v. een specifieke bandingfactor wordt vooropgesteld, is voor biogasinstallaties in principe hetzelfde als dat van een nieuw project binnen de vergelijkbare projectcategorie. Het is dus zeker wanneer er sprake is van een aftopping van de steun voor een vergelijkbaar nieuw project niet logisch te veronderstellen dat een investeerder zijn reeds gerealiseerde project niet verder zal uitbaten, aangezien hij hetzelfde rendement kan bereiken o.b.v. de verlengingsregeling als o.b.v. een nieuw project, dat steeds bijkomende onzekerheden met zich meedraagt (bvb. op vlak van de nodige vergunningen). De subdoelstelling is gebaseerd op geplande bijkomende projecten waardoor een groei van 147 GWh realistisch is. WKK III.2.1. Geen opmerkingen pagina 7 van 11 Stakeholderoverleg - Ontwerprapport 2018/2 - startdatum 1 januari delen

8 Projectcategorieën met een startdatum vanaf 1/1/ REPRESENTATIEVE PROJECTCATEGORIEËN GS zonne-energie: a nieuwe installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) > 10 kw en 40 kw i waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: cat 2a; ii die niet vallen onder cat 2a: cat 2b; b nieuwe installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormers(s) > 40 kw en 250 kw i waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: cat 2/1a; ii die niet vallen onder cat 2/1a: cat 2/1b; c nieuwe installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) > 250 kw en 750 kw i waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: cat 3a; ii die niet vallen onder cat 3a: cat 3b; wind : a nieuwe installaties met betrekking tot windenergie op land met een nominaal vermogen per turbine > 10 kw en 3 MW i waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: cat 4a; ii die niet vallen onder cat 4a: cat 4b; b nieuwe installaties met betrekking tot windenergie op land met een nominaal vermogen per turbine > 3 MW en 4,5 MW i waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: cat 4/1a; ii die niet vallen onder cat 4/1a: cat 4/1b; biogasinstallaties a nieuwe biogasinstallaties met een bruto nominaal vermogen > 10 kwe en 5 MWe: voor de vergisting van mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen of van andere organische-biologische stoffen of afvalstoffen met uitsluiting van a. Biogasinstallaties op stortgas b. Biogasinstallaties met vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib c. Biogasinstallaties voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie i. waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: cat 5/1a; ii. die niet vallen onder cat 5/1a: cat 5/1b; voor GFT-vergisting bij bestaande composteringsinstallatie i. waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: cat 6/1a; ii. die niet vallen onder cat 6/1a: cat 6/1b; b nieuwe biogasinstallaties met een bruto nominaal vermogen > 5MWe en 20MWe: voor de vergisting van mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen of van andere organische-biologische stoffen of afvalstoffen, met uitsluiting van pagina 8 van 11 Stakeholderoverleg - Ontwerprapport 2018/2 - startdatum 1 januari delen

9 a. Biogasinstallaties op stortgas b. Biogasinstallaties met vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib c. Biogasinstallaties voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie i. waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: cat 10/1a; ii. die niet vallen onder cat 10/1a: cat 10/1b; verbranding van biomassa a nieuwe installaties voor de verbranding van vaste biomassa met een bruto nominaal vermogen > 10 kwe en 20MWe i waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: cat 15a; ii die niet vallen onder cat 15a: cat 15b; b nieuwe installaties voor de verbranding van vloeibare biomassa met een bruto nominaal vermogen >10 kwe en 20MWe i waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: cat 16a; ii die niet vallen onder cat 16a: cat 16b; c nieuwe installaties voor de verbranding van biomassa-afval met een bruto nominaal vermogen >10 kwe en 20MWe i waarbij het project voorziet in burgerparticipatie: cat 17a; ii die niet vallen onder cat 17a: cat 17b. pagina 9 van 11 Stakeholderoverleg - Ontwerprapport 2018/2 - startdatum 1 januari delen

10 2 REPRESENTATIEVE PROJECTCATEGORIEËN WKK kwalitatieve warmtekrachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot 5 en met uitsluiting van warmte-krachtinstallaties op biogas afkomstig van vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib, met een bruto nominaal vermogen > 10 kwe en 200 kwe: a nieuwe installaties: cat 2.a; b ingrijpende wijzigingen: cat 2.b; kwalitatieve warmtekrachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot 5 en met uitsluiting van warmte-krachtinstallaties op biogas afkomstig van vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib, met een bruto nominaal vermogen > 200 kwe en 1 MWe: a nieuwe installaties: cat 3.a; b ingrijpende wijzigingen: cat 3.b; kwalitatieve warmtekrachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot 5 en met uitsluiting van warmte-krachtinstallaties op biogas afkomstig van vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib, met minimaal een motor en een bruto nominaal vermogen > 1 MWe en 5 MWe a nieuwe installaties: cat 4.a; b ingrijpende wijzigingen: cat 4.b; kwalitatieve warmtekrachtinstallaties, voor zover ze niet behoren tot 6 en met uitsluiting van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties op stortgas of op biogas afkomstig van vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib of GFT-afval, met minimaal een motor en een bruto nominaal vermogen > 5 MWe en 10 MWe: a nieuwe installaties: cat. 4/1.a; b ingrijpende wijzigingen: cat. 4/1.b; kwalitatieve warmtekrachtinstallaties op biogas met een bruto nominaal vermogen > 10 en 5 MWe: a nieuwe installaties: 1) Voor de vergisting van mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen of andere organische-biologische stoffen of afvalstoffen, met uitsluiting van punt 2 en 3 en met uitsluiting van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties op biogas, afkomstig van vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib: cat 5/1.a.1; 2) Voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie: cat 5/1.a.2; 3) Voor recuperatie van stortgas: cat 5/1.a.3; b ingrijpende wijzigingen: Voor de vergisting van mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen of van andere organisch-biologische stoffen of afvalstoffen, met uitsluiting van punt 2 en met uitsluiting van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties op biogas, afkomstig van vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib: cat 5/1.b.1; voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie: cat 5/1.b.2; Voor recuperatie van stortgas: cat 5/1.b.3; kwalitatieve warmtekrachtinstallaties op biogas met een bruto nominaal vermogen > 5MWe en 20MWe: a nieuwe installaties voor de vergisting van mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen of van andere organisch-biologische stoffen of afvalstoffen, met uitsluiting van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties op stortgas of biogas, afkomstig van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater, rioolwaterzuiveringsslib of GFT-afval: cat 6/1.a; pagina 10 van 11 Stakeholderoverleg - Ontwerprapport 2018/2 - startdatum 1 januari delen

11 b ingrijpende wijzigingen voor de vergisting van mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen of van andere organisch-biologische stoffen of afvalstoffen, met uitsluiting van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties op stortgas of biogas, afkomstig van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater, rioolwaterzuiveringsslib of GFT afval : cat 6/1.b; kwalitatieve warmtekrachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen > 1 MWe en 20MWe met turbines op: a gas: nieuwe installaties: cat 7.a.1; ingrijpende wijzigingen: cat 7.a.2; b stoom: nieuwe installaties: cat 7.b.1; ingrijpende wijzigingen: cat 7.b.2; c beide: nieuwe installaties: cat 7.c.1; ingrijpende wijzigingen: cat 7.c.2; kwalitatieve warmtekrachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen > 20 en 50MWe met turbines op: a gas: nieuwe installaties: cat 8.a.1; ingrijpende wijzigingen: cat 8.a.2; b stoom: nieuwe installaties: cat 8.b.1; ingrijpende wijzigingen: cat 8.b.2; c beide: nieuwe installaties: cat 8.c.1; ingrijpende wijzigingen: cat 8.c.2. pagina 11 van 11 Stakeholderoverleg - Ontwerprapport 2018/2 - startdatum 1 januari delen