HET HUIS TE SPIERINGSHOEK



Vergelijkbare documenten
Het Huis. en de Heerlijkheid

De Burg te Wassenaar.

De aansluiting van De Tak Rotterdam-Giessendam

PIETER CORNELIS ENGEBRECHTSZ., GENAAMD KUNST

Bijdrage voor de geschiedenis van het huis Berendrecht onder Aarlanderveen en bezitters.

Wie was Schafrat(h)? En wat was de relatie met Van Gogh?

Notariële Akten na Overlijden Klaas Breedijk (172 )

OVER WAPENBORDEN EN WAPENS OP HET VROEGERE ORGEL IN DE CUNERAKERK

Nummer Toegang: 806 Plaatsingslijst van de collectie van vredenburch,

Ruim 300 jaar in de St. Janstraat?

LANDAANWINNING EN BEDIJKING

VIIi - 1. Zie resp. Oud notarieel archief Delft, inv. nr. 2533A, f. 12, inv. nr. 2595, f. 146 en inv. nr. 2856, f.

VIIj - 1. Op geeft Sr. Cornelis Bartholomeus van Buijtene mr. timmerman te Delft gift aan Aalbregt van Rijt en Cornelis Jansz Koot van

NT00064_152. Nadere Toegang op inv. nr 152. uit het archief van de. Dorpsgerechten, (64) H.J. Postema

WILLEM CORNELISZ VAN RIJT, zn. van Cornelis Vranckenz van Rijt en Trijntje Claesdr (zie IVb), begr. Naaldwijk (oud graf f 4) 1

DE WAPENSTEEN VAN DE GOUDEN LEEUW DOOR J. SPRUIT

Inventaris van de archieven van de heerlijkheden Herkingen en Roxenisse 1725-ca Nummer archiefinventaris: Auteur: J.

1. De wetgever heeft reeds in uw plaats gedacht

NT00064_2004. Nadere Toegang op inv. nr uit het archief van de. Dorpsgerechten, (64)

Mevrouw E.M. Stolwijk-Okhuyzen

Nummer Toegang: 587 Plaatsingslijst van de collectie c.d. goudappel,

Nummer Toegang: 210 Inventaris van het archief van het Klaeuwshofje,

Nummer Toegang: 446 Inventaris van het archief van het leprooshuis

Gerechtsbestuur Schalkwijk, (105)

Written by Yvonne Roeling Wednesday, 31 December :00 - Last Updated Tuesday, 06 January :24

Inventaris van het archief van. familie De Vor te Vianen,

Enkele opmerkingen naar aanleiding van een bijschrift over kasteel Crayenstein.

Inventaris van stukken betreffende de Buitenplaats Meerwijk onder Koudekerk

OORSPRONKELIJK behoorde het huis aan de regulieren

A. Stukken inzake de voogdiistelling over C.A. Samson.

Oud-archief van de landgoederen Ter Horst, Raaphorst en Eikenhorst gelegen in de gemeenten Voorschoten en Wassenaar

Stadsbestuur Rhenen, (152)

VIIc - 2. o.tr./tr. Berkel (Gerecht) 1/ (impost man f 15), scheiding van tafel en bed Berkel (Gerecht)

D88, Voorhei 3. Geplaatst in de Heise Krant augustus 2015, gewijzigd

VIb - 1. TRIJNTJE JASPERSDR VAN VELDEN, weduwe van Pieter Philipsz Pijnaker, begr. Vlaardingen juli 1678

Warder in Gevelstenen. De oude huizen van Warder met hun gevelstenen

Slot Valckesteyn. Poortugaal. Stichting Oudheidkamer Rhoon en Poortugaal

Nummer Toegang: 857 Plaatsingslijst van stukken afkomstig van de eigenaren van de Hofwoning te 't Woudt,

"+ S FLORENT[II DE BRABAN]TIA" luidt het omschrift van één van de

Jan van der Heyden te Leiden.

Nummer Toegang: G006. Collectie Hieronymus van Beverningh ( ) en Bruno van der Dussen ( ).

Inventaris van archivalia betrekking hebbende op de Hofstede Leeuwen te Alphen in den Hoorn,

E70, Goordonksedijk 4

De oudste generaties Stoel in Dordrecht

Inventaris van het archief van de hofstede De Werve onder Voorburg

Ytzen Lieuwes Tamminga # Hiltje Karsjens Kalma * , *

Drie schilderijen in de consistorie te Oudelande

Nummer Toegang: 858 Plaatsingslijst van de stukken afkomstig van Familiestichting Van der Kooij,

NT00067_42. Nadere Toegang op inv.nr 42. uit het archief van het. Stadsgerecht Wijk bij Duurstede, , (67) H.J. Postema

Nieuwsbrief 1 maart 2012

Plaatsingslijst van stukken betreffende de familie Wielenga en de families Zalsman en Van Andel

7 Genealogische varianten geslacht Bokel

Walcherse herkomst. Deel 1. Ritthem en De Schoone Waardin

Nummer Toegang: 176 Plaatsingslijst van de collectie van der lely, 18de-19de eeuw

die sinds 1476 in de lijsten van renten voorkomt en op 10 maart 1477

Oudarchieven voor 1811 Nieuwerkerk a/d IJssel

Willem II van Holland:?, februari Hoogwoud, 28 januari 1256

DE OUDSTE GENERATIES VAN HET KAMPER REGENTENGESLACHT VAN INGEN

DE heerlijkheid Capelle maakt deel uit van het gebied Isla

H4 Wettelijk erfrecht

IH'YIÏTIEIS van het ARCHIEF. van het ARCIEF. FAMILIE (HQEaGVSLD, te V/oerden. door. C.L.J. de Kaper

Gerechtsbestuur Cothen M.A. van der Eerden-Vonk; met wijzigingen door A.A.B. van Bemmel Versie 2013

Maria Gijsbertha Heijdra vertelt over de. Familie Heydra

EEN VIJFTIENDE-EEUWS ROTTERDAMS FAMILIENET- WERK VERDER ONTRAFELD

OVER EEN GLAS, EERTIJDS IN DE GROOTE KERK TE ROTTERDAM, DOOR DR. HENRI OBREEN.

Inventaris van het archief van de

BE-A0515_103891_102468_DUT. Horpmaal. Oorkonden

Familie De Vor, te Vianen (2008) D. Ruiter Oktober 2013; November 2015

Beschrijving van de grafzerken in de Adriaen Janszkerk in 1922

Nummer Toegang: 855 Inventaris van het archief van Huis te Hoorn,

II-d. GOYART GHRAERT SCHAMPERS was eigenaar van een huis in de Regtestraat te Stratum, dat stond naast het huis 'de Schampert', groot ^lopenzaad

D74, thans Kruisstraat 12

D27, thans Driehuizen 4-4a

VRAGENLIJST n r II CONSULTATIES-CLAUSULES

Het leven van Petronella Kortenhof (l ), een Haarlemse vondelinge en inwoonster van Heemstede.

Rumoer in Ritsebuorren

HET HUIS VAN AERT VAN NES.

J.J. Allanstraat 63 van Simon Jacobszn Schoen en zijn zoon Gerrit Simonszn Schoen

Een eigen. huis.

D67, Hintelstraat 12

Heerlijkheid ter Hoyen in Markegem

Jan Hendrick Vos (1656-ca1696)

Heuvelrug, Col-lectie J.A.F. Thieme) 65

Johanna van Constantinopel: tussen 1194 en 1200 Marquette, 5 december 1244

Gebeurtenis Regeerperiode

vier generaties BEUKMAN Amsterdam

Genealogie Van Eyndhoven 's-hertogenbosch 1606 tot 1787

Het plaatwerk aan de Spaarndamsche sluizen.

Boven in het pand bevinden zich twee platte gevelstenen. In een van de gevelstenen (boven de voordeur) is de tekst 'HUIZE LOUISE' gebeiteld.

Nummer Toegang: 0026 Inventaris van Oud-rechterlijk archief van Hagoort,

Nalaten en erven Erfrecht. Wet sinds 2003

De Westpoort of Utrechtse Poort door G.Baars 1833

Archiefvormers in de gerechtelijke arrondissementen Brugge, Ieper en Veurne

Dg brabantfg (mw. Tweemaandelijks tijdschrift van de Sectie voor Geslacht-, Naamen Wapenkunde van Het Noordbrabants Genootschap (het Provinciaal

VIa - 1. Ermpje heeft uit haar eerste huwelijk (ten minste) twee dochters, Barber en Jannitge Pietersdr Eerland.

DE GRAFKELDER VAN DE NED. HERV. KERK TE KOUDEKERK AAN DEN RIJN

Mathenesserlaan 373 B ROTTERDAM

HET SAMENLEVINGSCONTRACT EN DE TESTAMENTEN DAARBIJ (UITGAVE 2012) HET SAMENLEVINGSCONTRACT. Partnerpensioen

Transcriptie:

HET HUIS TE SPIERINGSHOEK door c. HOEK IN de in 1620 verschenen 'Oude Cronycke en Historiën van Holland etc.' maakt Wouter van Gouthoeven melding van een verdwenen kasteel even ten westen van Schiedam, genaamd Spieringshoek. Hij schrijft het volgende: 'Het huys te Spierinckhouck tusschen Schiedam ende Vlaerdingen, een edel geslacht also genoemt toebehoort hebbende, leydt in ruyne, het goede toebehoorende d'erfghenamen van wijlen den thesaurier generael Mr. Vincent Cornelisz, heer van Cabau, te Brussel overleden anno 1550 ende is nu maer een houve.' Van der Aa schrijft in zijn Aardrijkskundig Woordenboek (1844) dat het huis in 1426 verbrand was door Willem Nagel en sedertdien slechts een boerderij was. In het begin van de 18de eeuw 'werd aldaar echter weder een fraai heerenhuis gebouwd, hetwelk er nog staat en thans, met de daartoe behoorende gronden, eene oppervlakte beslaande van 24 bund. 76 v.r. 35 v.ell, het eigendom is van den Heer Hieronymus van den Burgh van Spieringshoek, woonachtig te 's-gravenhage'. Jacob Loys echter weet in zijn beschrijving van Schieland er veel meer over te vertellen. Het is gebouwd door Wouter heer van Spieringh, een jongere broer van heer Robert van Heusden. Diens zoon verkoopt het kasteel in 1279 aan heer Herman van Poelgeest, die het in 1262 herbouwt en zich van Spieringshoeck noemt. In 1351 wordt het huis verbrand tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten, maar schijnt hersteld te zijn, daar hst in 1536 (elders noemt Loys hiervoor het jaar 1539), door Willem van Nieuvelt met de erbijbehorende goederen verkocht wordt aan Vincent van Cabau, heer van de Kethel, wiens erfgenamen het verkopen aan Diderick van Schagen, heer van Goudriaen, die het in 1672 bezit. Loys geeft vele bijzonderheden over de leden van het geslacht van Poelgeest en het in vrouwelijke lijn daaruit stammende geslacht van Nieuvelt. Op het eerste gezicht lijkt het of hij een grondige studie van de geschiedenis van het kasteel heeft gemaakt, maar de ervaring heeft geleerd dat Loys als geschiedschrijver volkomen waardeloos is. Niet alleen beschikt hij over een rijke fantasie, waarmee hij alles 225

wat hij in het werk van Gouthoeven aantreft, omwerkt tot uitvoerige berichten, maar hij schroomt er zelfs niet voor quasi 15de en 16de eeuwse kronieken te schrijven in een taal, die in zijn ogen voor middelnederlands moet doorgaan en ook het stadsprivilege van Rotterdam van 1270 is aan zijn brein ontsproten *). Ook als hij zich beperkt tot gegevens uit zijn eigen tijd, b.v. het onderhoud door de ambachten van Schieland van de sluizen onder de Hoogstraat, blijkt hij buitengewoon slordig en onbetrouwbaar te zijn. Gaan wij na wat er in de verschillende archieven is te vinden over Spieringshoek. dan komen wij tot het volgende resultaat: In de tweede helft van de 14de eeuw treffen wij rond het latere huis als eigenaars van landerijen aan twee zoons van Goeswijn van der Lede, die tot een oud geslacht uit Kethel behoren. In dit ambacht zijn omstreeks 1300 twee landeigenaars, wier grondbezit dat van de andere bewoners ver overtreft. Het zijn Willem Aelbrechtszoon van Ockenberghe en heer Dirc Zay. De eerste behoort tot het geslacht Van der Made en is vooral gegoed ten noorden van het dorp, waar hij op 18 mei 1318 aan zijn kleinzoon Kerstant 92,5 morgen land in leen geeft ). Op 26 april 1319 bevestigt hij opnieuw zijn kleinzoon in diens leengoederen, waarbij blijkt dat het bezit in Kethel 128 morgen bedraagt ). De leenheerlijkheid over dit land verkoopt hij op 15 april 1320 aan de abdis van Rijnsburg *). Zijn kleinzoon Pouwels Kerstantszoon verbeurt deze lenen door wanverzoek op 4 mei 1358, waardoor het land in eigendom aan de abdij overgaat en wij de percelen terug kunnen vinden in de kaartboeken van de rentmeesters van de abdijgoederen ^). Na Willem van Ockenberghe moet als grootgrondbezitter genoemd worden heer Dirc Zay. Het beste overzicht van zijn bezit vinden wij in een morgentaalboek uit het midden van de 14de eeuw ). Zijn erfgenamen blijken dan in totaal circa 210 morgen land te bezitten. Zijn oudste zoon Heynric heren Dirc Zayszoon wordt op 20 januari 1312 door Diederic van Wassenaer, heer van de helft van het ambacht Kethel, beleend met 11 morgen land aldaar, waarbij hij hem zijn neef noemt') en op 26 september 1343 bezegelt hij als bloedverwant van Philips van Wassenair, burggraaf van Leiden, diens testament *). Heynrics zuster Katrijn is gehuwd met IJsbrand Heynricszoon van Poelgeest, die op 31 januari 1333 door heer Dirc, burggraaf 226

van Leiden, wordt beleend met het huis te Poelgeest en 8 morgen land ); uit dit echtpaar stamt het geslacht Van Alkemade. De jongste zoon Jan heer Dircszoon blijkt in 1331 reeds :e zijn overleden ); diens zoon Goeswijn van der Lede is voor ons van belang. Hij wordt voor het eerst vermeld in 1334, als hij samen met zijn oom Heynric een deel van het grafelijk domein aan de Schie in pacht heeft"). In 1347 en 1351 wordt hij genoemd als eigenaar van land te Beukelsdijk **) en op 29 november 1353 treedt hij op als leenman van de heer van Matenesse **). Hij laat twee zoons na. De oudste Jan Goeswijnszoon van der Lede woont te Schiedam, waar hij op 25 oktober 1368 zijn huis in leen opdraagt aan de heer van Wassenaer. Deze opdracht gaat vergezeld van die van 12 morgen land, die Jan als vrij eigen heeft bezeten en in ruil hiervoor krijgt hij van de heer van Wassenaer het recht tot het houden van 'een paar ouder zwaen tusschen Vlaerdinghe ende dat ambocht vander Ouderscye' een en ander te verheergewaden met een levende steur of 4 lb. hollands **). Van de landerijen moet genoemd worden 'ses morghen lants luttel min of meer, die gheleghen sijn in Spirincshoecke, alsoe groet ende alsoe cleyn als hij 't heeft binnen den zeedijc ende dair buten mit zinen toebehoren, westwairt van Claes Schenaerts drie morgen'. Zijn broer Dirc Zay Goeswijnszoon van der Lede huwt met Katrijn, bastaarddochter van heer Dirc van Wassenaer. Op 30 oktober 1370 worden de huwelijkse voorwaarden opgesteld, waarbij heer Dirc als bruidsschat schenkt een som van 300 lb. hollands, uit te keren door zijn rentmeester als een jaarlijkse rente van 30 lb. hollands uit de Wassenaarse domeinen, met dien verstande, dat als Katrijn kinderloos komt te overlijden, de rente weer aan de heer van Wassenaer zal komen. Dirc Zay vestigt ten behoeve van zijn vrouw een rente van 75 lb. hollands op zijn goederen en geeft haar ten lijftocht 5,5 morgen land te Spierincshoec ^). Op 29 augustus 1371 draagt hij dit land in leen op aan de heer van Wassenaer; het blijkt dan te liggen tussen de zeedijk en de oude dijk **). Dirc Zay blijkt een gefortuneerd man te zijn; zo leent hij aan zijn latere schoonvader heer Dirc 500 schilden, waarvoor deze hem op 2 december 1370 het schoutambacht van Katwijk verpandt, waar wij hem regelmatig als schout zien optreden "). Nadat hij op 21 september 1382 aangesteld is als rentmeester van de Wassenaerse domeinen **), verwerft hij een aantal onroerende goederen te Cat- 227

wijk op den Rijn in leen van Wassenaer. Bij de belening op 4 februari 1401 wordt bepaald, dat na zijn dood zijn zoon Gillys deze zal erven; mocht Gillys echter voor zijn vader kinderloos zijn overleden, dan komt het goed aan zijn broer Bairtout Zay * ). Ook in Kethel breidt hij zijn bezit verder uit; zo koopt hij van de heer van Wassenaer onder leenverband 11 morgen land, afkomstig van zijn kinderloos overleden achterneef Dirc van Cattendycke, kleinzoon van zijn oudoom Heynric heren Dirc Zayenzoon, en bij zijn belening hiermede op 25 april 1403 wordt ook hier Gillis als zijn leenvolger aangewezen * ). Ook de leengoederen van zijn broer Jan Goeswijnszoon van der Lede komen in zijn bezit, daar deze geen kinderen heeft. Jan draagt op 4 april 1383 aan zijn broer Dirc 19 morgen land te Kethel over, die hij in leen houdt van de graaf **) en ook zijn Wassenaerse achterlenen komen aan Dirc, wat blijkt op 13 januari 1416, wanneer Dirc al deze lenen overdraagt aan zijn zoon Goeswijn van der Lede, behalve het huis te Schiedam, dat door hem bewoond wordt 22). Is Dirc Zay in 1370 geldschieter voor de heer van Wassenaer, voor de graaf van Holland is hij dat in nog belangrijker mate. Op 20 juni 1405 blijkt de graaf bij hem in het krijt te staan voor 2801 lb. 9 schelling en nog eens 2347 lb. 17 schelling 3 denier en deze geeft hem hiervoor in onderpand het morgengeld in het ambacht van den Hage, het baljuwschap van Schiedam en een deel van het morgengeld van Leiden 23). Pas in 1418 wordt hij als baljuw van Schiedam opgevolgd door Goeswijn Michielszoon 24). Hij zal in verband met de uitoefening van deze functie in het aan Wassenaer leenroeiïge huis aldaar hebben gewoond. Hij moet al vrij bejaard zijn geweest, als hij omstreeks 1421 sterft. Hij heeft aan het hoofd van een vrij groot gezin gestaan, bestaande uit ten minste vier zoons en een dochter. Op de oudste zoon Goeswijn van der Lede komen wij nader terug. Op hem volgt Gillis, die op 17 mei 1421 wordt beleend door de heer van Wassenaer met 11 morgen land te Kethel, hem aanbestorven van zijn vader **). Baertout Zay wordt beleend op 10 november 1424 met het huis van zijn vader te Schiedam * ), op 17 maart 1428 door de graaf met 10 morgen land in Kethel en treedt o.a. op 12 juli 1448 op als schout van Matenesse ^). De jongste zoon is Zay Dirc Zayenzoon, eerst gehuwd met Lijsbet, dochter van Jan heer Dircszoon van Matenesse, en vervolgens met Aleyd heer Jansdochter van Roosendael. Op 228

12 november 1443 testeert hij voor schepenen van Schiedam, waarbij hij o.a. aan de heilige geestmeesters van die stad een schenking doet 28). Ten slotte is er een dochter Adriaen, die gehuwd is met Pieter Boudynszoon van Roden, sedert 20 mei 1411 ambachtsheer van Rhoon *»). Beperken wij ons tot Goeswijn van der Lede. Zoals reeds hierboven vermeld, krijgt hij op 13 januari 1^16 alle in Kethel gelegen Wassenaerse lenen van zijn vader, waaronder de 6 morgen land bij Spieringshoek, afkomstig van zijn oom Jan, en de 5,5 morgen land, waaraan zijn moeder haar lijftocht had. Op deze 11,5 morgen land zal blijken het huis te Spieringshoek te zijn gebouwd. Goeswijn is schout van Kethel^) en overlijdt omstreeks 1421. Op 29 januari van dit jaar verzoekt nl. zijn zoon Adriaen van Spieringshoeck aan de heer van Wassenaer de leengoederen door zijn vader achtergelaten. Hij is echter nog onmondig en zijn oom Baertout Zaye doet hulde voor hem *). Op 1 oktober 1423 volgt nogmaals een belening met de ledige hand **) en op 24 juli 1427 blijkt hij gehuwd te zijn met Elisabeth Pietersdochter, die hij dan voor de heer van Wassenaer lijftocht aan de mindere helft van: 'XII morgen lants mitten huyse dier op staet, geheten Spierincxhouck, mit alsulcken volgelande als buyten ende binnen der zeedyck leyt ende den lande ende hofstede toebehoort ende hy van ons te leen houdende is, nae uitwijzinge ons registers ende syne hantvesten, welcke landen voorsz. hebben an die noortsyde Pouwels Pouwels zoen mit drie morgen, an die sutsijde jongftr. Alijt Goeswijn Jan Wigghersz. weduwe mit X hont, die men in manschippe ende leen hout van Wouter van Matenesse' **). Hier is dus voor het eerst sprake van het huis te Spieringshoek; de 12 morgen land zijn dezelfde als de 'ses morgen lants luttel min of meer' in leen opgedragen op 5 oktober 1368 door Jan Goeswijnsz. van der Lede en de 'sestalf morghen lants luttel min of meer' opgedragen door Dirc Zay Goeswijnszoon van der Lede op 29 augustus 1371. Dit wordt bevestigd door het register valor feudorum 1472 1474 in de leenkamer van Holland, waar onder de leenmannen van de heer van Wassenaer wordt vermeld: 'Adriaen van Spierinxhoeck XI^ morgen lants in Ketelambacht, gelden sjaers XXVIII lb. 15 se. Hendrik en Pouwels van Spierincxhoek, gebroeders, houden van Adriaen voersz., hoeren oem, VI morgen lants in Ketelambacht, gelden sjaers XI lb'. De door beide neven 229

in achterleen gehouden 6 morgen land zijn resp. 3 morgen in het Nieuwland en 3 morgen in 's-gravenland, die tot de 12 morgen behoren, die Jan Goeswijnsz. van der Lede in 1368 opdraagt. Uit de opdrachtbrieven \an 1368 en 1371 blijkt, dat dan nog geen huis op het land aanwezig is; dit is dus wel het geval in 1427. De leen registers van Wassen aer geven hierin geen uitsluitsel, daar de acten van 13 januari 1416, 29 januari 1421 en 1 oktober 1423 niet volledig zijn geregistreerd; de klerk van de heer van Wassenaer volstond slechts met een korte aantekening. Als stichter van het huis komen vier personen in aanmerking, nl. Jan-, Dirc Zay- en Goeswijn van der Lede en Adriaen van Spieringshoec. Jan van der Lede bewoont in 1368 zijn huis te Schiedam, zijn broer Dirc Zay woont in 1390 te Katwijk^) en zal als baljuw van Schiedam sedert 1405 het huis van zijn broer aldaar gebruikt hebben, waarin hij inderdaad op 13 januari 1416 blijkt te wonen. Zijn zoon Goeswijn krijgt op die dag het land, waarop later het huis zal staan, en als deze vijf jaar later overlijdt, noemt zijn minderjarige zoon zich niet meer Van der Lede maar \ an Spieringshoeck, evenals diens broer Jacob **). Het huis te Schiedam komt dan ook niet aan Goeswijn, maar aan diens broer Baertout Zay. Wij mogen dan ook met vrij grote zekerheid Goeswijn voor de bouwer van het huis houden en de overdracht van het land in 1416 door diens vader aan hem zal wel verband gehouden hebben met zijn bouwplannen. Van het huis bestond een schilderij, waarop de volgende aantekening: 'Spieringshoeck van voren geconterfeyt na 't leven Anno 1569'. Jacob Loys noemt dit schilderij als in het bezit van de familie Prins te Rotterdam in 1672. Ook Kornelis van Alkemade heeft het gekend ^). Het complex bestaat uit een hoofdgebouw met een verdieping boven een kelder, waarboven een kap met een topgevel op boogfriesjes tussen twee achtkantige hoektorentjes. Op dit hoofdgebouw sluiten lagere vleugels aan, die stallen en schuren schijnen te bevatten. Dat deze afbeelding in hoofdzaak betrouwbaar is, blijkt uit het kaartboek van de landerijen van het St. Barbaraklooster te Delft, getekend door de landmeter Coenraad Oelenz. in 1553. Op het blad van een perceel gelegen ten noorden van het huis tekent hij ook dit laatste in opstand en ook hier zien wij een gebouw met 230

twee hoektorens en een lage aanbouw. Het geheel doet in zijn wezen 15de eeuws aan en beslist niet ouder. Adriaen van Spieringshoeck, die in 1464 baljuw van Schiedam is s ), blijkt op 31 oktober 1489 te zijn overleden; zijn oudste zoon Jan van Spierincshoek wordt op die dag door de heer van Wassenaer met het huis en 21 morgen beleend "). Financieel schijnt het Jan niet naar den vleze te zijn gegaan; wij zien hem herhaaldelijk hypotheken nemen op zijn bezittingen. Op 30 januari 1501 verstrekt zijn neef Jan Oem Dirckszoon, schout van Dordrecht, hem een hypotheek tegen een rente van 3 lb. groot vlaams op de hofstad, huizinge en landen van Spieringshoek^). Op 16 februari) 1503 volgt een nieuwe belasting met nog 1 lb. groot vlaams ^), nadat reeds op 17 juni 1502 een erfrente van 20 lb. hollands was verzekerd op 5 morgen land, genaamd de Ganskamp en 3 morgen land, genaamd de Elskamp. Ook hierbij is Jan Oem de geldschieter. Het heeft echter niet mogen baten, op 18 april 1509 draagt Jan de hofstad, het huis en 12 morgen land, alles leenroerig aan Wassenaer, over aan Jan Evertszoon van Delft, die er op deze dag mee wordt beleend * ). Ook de overige 9 morgen leenland zijn dan reeds van de hand gedaan, nl. 3 morgen bij Spieringshoek buiten de zeedijk op 21 november 1497 aan Pieter Veenland Jacobszoon, burgemeester van Schiedam **), 3 morgen land in het Nieuwland op 25 december 1504 aan Jan Jacobszoon alias Jan Doenszoon **) en 3 morgen in' s-gravenland op 5 november 1507 aan de reeds eerder genoemde Jan Oem **). De band tussen het geslacht Spieringshoek en het huis is nu definitief verbroken. De familie komt nog voor te Rotterdam, waar Vincent, de broer van Jan zich heeft gevestigd **), te Delft, waar in de 17de eeuw leden in het stadsbestuur een plaats innemen. Ook te 's-gravenhage treffen wij hen aan, o.a. als deurwaarder bij het Hof van Holland en te Scheveningen als schout. Jan Evertszoon van Sterrenboircht, burgemeester te Delft in 1498, de nieuwe eigenaar van het huis, is een zoon van Everaert Jan Evertszoon en sticht op 17 november 1491 een vicarie op het altaar van St. Lucas Evangelist in de Mariakerk te Delft. Hij is gehuwd met Maria van Abbenbroek, dochter van Boudijn Hart Boudijnszoon, heer van Abbenbroek, en schepen te Delft van 1479 tot 1491 **). Hij blijkt ook de vroeger tot het huisbezit behorende 231

percelen de Ganskamp en de Elskamp verworven te hebben, want op 9 oktober 1527 verkoopt hij deze aan mr. Vincent Corneliszoon, rekenmeester van Holland * ), die op 31 december 1528 ook het huis en de 12 morgen land koopt **). Op 22 mei 1531 wordt hij ermee beleend, inclusief het recht van een paar oude zwanen, door Jacob de Ligne, heer van Wassenaer **). Mr. Vincent is reeds enige jaren in Kethel geïnteresseerd. Ambachtsheer is hier in de twintiger jaren Anthonis van Zuijlen van Nijevelt, die op 2 mei 1524 deze heerlijkheid belast met een rente van 10 gouden Philips gulden per jaar ten behoeve van mr. Vincent. *'). Kort hiervoor op 5 februari heeft hij reeds de korentiende van Pijnakker aan hem overgedragen ) en op 12 augustus van hetzelfde jaar draagt hij hem de ambachtsheerlijkheid van Kethel en van half Spaland, met de vogelrij, visserij en de tynsen over ^). Spieringshoek is binnen het ambacht het enige huis met de allure van meer dan een boerderij, zodat het geen wonder is, dat de nieuwe ambachtsheer het tracht te verwerven en tevens het verbrokkelde huisbezit probeert te herstellen. Hij lost de erop rustende hypotheken af op 4 mei 1528 **), koopt op 31 mei 1530 de drie morgen leenland buiten de zeedijk terug ^) en op 16 juli 1533 nog drie morgen, die met de vorige gemeen liggen ^*). Gouthoeven schrijft dat mr. Vincent in 1550 te Brussel is overleden en inderdaad zien wij dat zijn zoon mr. Heyman van de Kethel op 3 oktober 1550 van de graaf de volgende goederen in leen krijgt: de ambachten Kethel en half Spaland, een huis te Delft en het collatierecht van zes kapelrieën aldaar, het collatierecht van de kerk te Kethel, twee proven en twee vicarieën in de St. Pancraskerk te Leiden, het ambacht van de Linde in de Zwijndrechtse Waard met 12 morgen land aldaar, 52 morgen land te Ruyven en visserijrechten te Barendrecht *). Op 6 oktober wordt de lijftocht bevestigd, die jonk vrouwe Marie Jacobsdochter, de weduwe van mr. Vincent, aan deze leengoederen heeft ^) en op 9 oktober volgt de belening van mr. Heyman door de heer van Wassenaer met het huis en 12 morgen land "). Hierbij wordt een extract uit het testament van zijn vader overgelegd, d.d. 17 juli 1549, waaruit blijkt dat mr. Heyman diens tweede zoon is en dat diens jongere broer Jacob de zes morgen land bij Spieringshoek buitendijks zal krijgen. Op 13 mei 1560 wordt Sebastiaen van de Kethel, na het over- 232

lijden van zijn vader, beleend door de graaf met diens leengoederen en bovendien met de hofstad van Steenvoorde, 35 morgen land en de erbij behorende kapelrie als recht leen, een viertel land te Polsbroek en een huis en hofstad in Den Haag **); op 28 september volgt de belening door de heer van Wassenaer **). Sebastiaen wordt op 15 juli 1567 door zijn broer Jan Heymanszoon van de Ketel, heer van 's-gravenambacht in zijn grafelijke lenen opgevolgd, waaraan inmiddels ook de erfenis van zijn moeder jonkvrouwe Janne Jansdochter is toegevoegd, te weten het sgrootambacht en de zoutmaat te Dordrecht en elf hoeven te Strijen in het gerecht van de Zwaluwe. Steenvoorde sterft als recht leen af, maar wordt door de graaf als allodiaal goed verkocht **). Het Wassenaerse leenbezit komt ook aan Jan *). Deze blijkt op 28 mei 1570 kinderloos te zijn overleden. Zijn oom mr. Cornelis van Mierop, oudste zoon van mr. Vincent, volgt hem dan in zijn leengoederen op *) en de volgende dag volgt ook de verheffing van Spieringshoek ca. *). Mr. Cornelis is domproost en aartsdiaken te Utrecht, en is reeds op 17 oktober 1550 door de graaf, wiens raad hij is, beleend met een halve korentiende te Wateringen, genaamd den Hoenaerd *). Na zijn dood komen de grafelijke lenen aan zijn jongste broer mr. Jacob van Cabau, die o.a. omvatten de ambachtsheerlijkheid Bouwen Hartsland genaamd 's-gravenambacht, 5 lijnen 15 roede land te Biervliet en een stuk buitenland in Rhoon en Pendrecht, waarmee hij op 3 augustus 1573 wordt beleend* ). Het complex van Spieringshoek vererft echter op Cornelis van Bleyenburg Heymansz, volgens het testament van mr. Cornelis, zijn oudoom, verleden op 31 juli 1571 voor notaris Lamsweerde. Hij laat er zich op 20 juni 1573 mee belenen *), maar mr. Jacob van Cabouw doet echter ook op dit goed zijn rechten gelden en laat op 3 augustus van hetzelfde jaar hulde doen door zijn neef mr. Cornelis van Mierop *). Omstreeks deze tijd zal het kasteeltje het lot gedeeld hebben van zoveel kerken, kloosters en kastelen rond Rotterdam, Schiedam en Delft, nl. afbraak en ontmanteling. Dit staat bij Delft vast voor de kloosters Koningsveld en St. Hyronimusdal; bij Rotterdam zijn het de kastelen Honingen, Spangen en waarschijnlijk ook het huis te Crooswijk, bij Delfshaven geldt dit voor de kerk van Schoonderloo en bij Schiedam voor het huis te Riviere. Bij het begin van de opstand tegen Spanje is alles wat buiten de steden dekking kon geven aan rondzwervende troepen neer- 233

gehaald, waarbij niet altijd valt vast te stellen of het initiatief van Spaanse, dan wel van Hollandse zijde is uitgegaan, vermoedelijk hebben beide partijen eraan deelgenomen. Gouthoeven ziet het kasteel als ruïne; op het hierboven genoemde schilderij komt het in 1569 nog geheel onbeschadigd voor. De nalatenschap van Jacob van Cabau blijft sedert 1593 in handen van de erfgenamen van zijn zusters Margaretha, Eva, Magdalena en Martha. Zo dragen zij de heerlijkheid Kethel ca. op 1 maart 1624 over aan Hugo Muys van Holy, ridder, waarbij echter nadrukkelijk wordt bepaald, dat mr. Heyman van de Kethel, bastaardzoon van Sebastiaan van Mierop, en diens nakomelingen de naam van de Kethel zullen blijven voeren ^). Spieringshoek wordt op 19 april 1614 overgedragen aandiderick van Schagen, heer van Goudriaen **) en hoewel nog op 6 maart 1659 nakomelingen van Magdalena van Mierop zich ermee laten belenen ), blijkt toch na zijn dood zijn tweede zoon Floris van Beyeren, heer van Waddincxveen, ermee beleend te worden. Op 8 mei 1694 koopt Cornelis Spieringh, raad en burgemeester van Delft op een publieke veiling in de herberg 'De dubbele sleutels' uit de boedel van Floris van Beyeren van Schagen, graaf van Warfusé, het complex zijnde: 'hofstad, grachten, cingelen, boomgaard, lane, groot omtrent 3 morgen', verder 12 morgen leenland, 1 morgen 437 roede en 6 morgen 100 roede land voor in totaal 13.000 gulden **). Op 22 april 1741 testeert hij als oud-burgemeester van Delft en oud-bewindhebber van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Hij blijkt dan drie kleinkinderen te hebben, allen kinderen van wijlen zijn dochter Geertruyd Anna en mr. Reyer van der Burch. Zijn kleinzoon Franc van der Burch zal Spieringshoek erven, zijnde 'de Heerenhuysinge, Koetrhuys, StalLige, Thuynmanshuys, Boerenwoninge, Schuyren, Bargen en alle landen'. De omschrijving geeft de indruk van een veel belangrijker complex gebouwen dan in 1694. Als wij zien dat Cornelis Spieringh bepaalt, dat Franc van der Burch 8000 gulden in de erfenis moet inbrengen of het meerdere ervan, dat zijn vader indertijd heeft ontvangen, 'tot de nieuwe Timmeragie, melioralie en verbeteringe, en anders, van, op en aan de voors. Hofstad en Huysinge van Spieringshoek cum annexis soo als ook is geschied', dan is het duidelijk dat het herenhuis, door Van der Aa vermeld, een schepping is van het echtpaar 234

mr. Reyer van der Burch en Geertruyd Anna Spieringh ). Hun zoon mr. Franc, advocaat voor het Hof van Holland, wordt er op 17 november 1747 mee beleend en op 21 mei 1765 volgt Diderik van der Burch, oud zeven jaar, zijn vader op, waarbij zijn oom mr. Cornelis van der Burch hulde doet ). Voor het laatst treffen wij het leen aan in de registers van Wassenaer op 30 maart 1781. wanneer Diderik nu mondig, zelf zijn leen verheft '*). In de tweede helft van de 19de eeuw is ook het herenhuis verdwenen en resten slechts een deel van de oprijlaan en een boerenwoning; de eenvoudige hekposten zijn onlangs gesloopt. De naam Spierincxhoeck blijkt dus ouder te zijn dan het huis en in verband hiermee is het van belang op het volgende te wijzen: Spieringh is in de 13de en 14de eeuw een vrij veel voorkomende mansnaam. Dicht bij het huis in de zuidoosthoek van Babberspolder ligt een perceel land, groot vier morgen, leenroerig aan de abdij van Egmond. Op 20 juni 1318 wordt Janne mitter wollen door de abt ermee beleend, waarbij opgemerkt wordt, dat het land vroeger in leen werd gehouden door Aelwijn Spierincxzoon ). Mogelijk is de vader van deze Aelwijn eigenaar van een complex landen hier geweest en moeten wij in hem de naamgever van dit terrein zien. Boven de acte in het cartularium staat in ieder geval: 'Jan mitter wolle van Spirinxhoec'. 1) Zie o.a. Robert Fruin's Verspreide Geschriften, deel VI, blz. 2. 2) Archief abdij van Rijnsburg, inv no. 391. 3) Idem, inv. no. 391. 4) Idem, inv. no. 390. 5) Idem, inv. no. 391. 6) Leenkamer Wassenaer op het kasteel Twickel, register AA, f 80 en 81. 7) Idem, register AA, f 26. 8) Idem, register AA, f 22. 9) Idem, register AA, f 43. 10) Leenkamer Holland, inv. no. 2, f 73. 11) Werken Historisch Genootschap, 1875, blz. 213. 12) Rijksarchief Middelburg, bibliotheek van handschriften, inv. no. 313, f 3 en Leenkamer Holland, inv. no. 42, f 2. 13) Rijksarchief Utrecht, bibliotheek van handschriften, inv. no. 3431 f31. 14) Leenkamer Wassenaer, register AA, f41. 15) Idem, register AA, f 18. 16) Idem, register AA, f 56. 235

17) Idem, register AA, f 56. 18) Idem, register AA, f 57. 19) Idem, register A, f 26. 20) Idem, register A, f 27. 21) Leenkamer Holland, inv. no. 49, f 17. 22) Leenkamer Wassenaer, register A, f 30. 23) Leenkamer Holland, inv. no. 306, f 33. 24) Idem, inv. no. 324, f 43. 25) Leenkamer Wassenaer, register A, f 27. 26) Idem, register A, f 43. 27) Archief St. Ursulaklooster te Schiedam, inv. no. 96*. 28) Archief Hervormd Weeshuis te Schiedam, inv. no. 19. 29) Leenkamer Holland, inv. no. 54, f 77 en f 113. 30) Archief abdij van Rijnsburg, inv. no. 130, los blad tussen f 93 en 94. 31) Leenkamer Wassenaer, register A, f 30. 32) Gemeente-archief Rotterdam, bibliotheek van handschriften, inv. no. 1126, f 11. 33) Leenkamer Holland, inv. no. 422, f 8. 34) K. Heeringa: Rechtsbronnen der stad Schiedam, blz. 386. 35) Gemeente-archief Rotterdam, bibliotheek van handschriften, inv. no. 1126. 36) Rechtsbronnen Schiedam, blz. X. 37) Leenkamer Wassenaer, register C, f 47. 38) Gemeente-archief Rotterdam, bibliotheek van handschriften, inv. no. 1126, f 39. 39) Idem, f 44 en f 48. 40) Leenkamer Wassenaer, register D, f 33. 41) Gemeente-archief Rotterdam, bibliotheek van handschriften, inv. no. 1126, f 27. 42) Leenkamer Wassenaer, register D, f 25. 43) Idem, register D, f 35. 44) Weeskamer Rotterdam, inv. no. 580, f 81 en inv. no. 581, f 150. 45) 'De Nederlandsche Leeuw* 1918, kolom 94-105. 46) Gemeente-archief Rotterdam, bibliotheek van handschriften, inv. no. 1126, f 19. 47) Idem, f 17. 48) Idem, f 18. 49) Leenkamer Holland, inv. no. 124, cap. Noord-Holland, f 63. 50) Idem, inv. no. 124, cap. Noord-Holland, f 64. 51) Idem, inv. no. 124, cap. Noord-Holland, f 85. 52) Gemeente-archief Rotterdam, bibliotheek van handschriften, inv. no. 1126, f 47, 50 en 51. 53) Idem, f 31. 54) Idem, f 35. 55) Leenkamer Holland, inv. no. 129, cap. Noord-Holland, f 61. 56) Idem, inv. no. 129, cap. Noord-Holland, f 62. 57) Leenkamer Wassenaer, register F, f 6. 58) Leenkamer Holland, inv. no. 129, cap. Noord-Holland, f 10. 236

59) Leenkamer Wassenaer, register F, f 72. 60) Leenkamer Holland, inv. no. 131, cap. Noord-Holland, f 22. 61) Leenkamer Wassenaer, register G, f 16. 62) Leenkamer Holland, inv. no. 131, cap. Noord-Holland, f57. 63) Leenkamer Wassenaer, register G, f 22. 64) Leenkamer Holland, inv. no. 129, cap. Noord-Holland, f 62. 65) Idem, inv. no. 132, cap. Noord-Holland, f 7. 66) Leenkamer Wassenaer, register G, f41. 67) Idem, register G, f 42. 68) Leenkamer Holland, inv. no. 144, cap. Noord-Holland, f 1. 69) Leenkamer Wassenaer, register K, f 20. 70) Idem, register L, f 212. 71) Idem, register N, f 9. 72) Idem, register P, f 143. 73) Idem, register R, f 152. 74) Idem, register T, f 209. 75) Archief van de abdij van Egmond, inv. no. 1, f 71. DE OUDSTE GENERATIES VAN HET GESLACHT VAN SPIERINGSHOECK r Heynric heer Dircsz. Philips Heynricsz. Heer Dirc Zay I i Jan heer Dircsz. Goeswijn van der Lede Dirc van Cattendycke Jan van der Lede Dirc Zay Goeswijn van der Lede Adriaen van Spieringshoec Jan van Spieringshoec 237