Keuzevrijheid als burgerplicht

Vergelijkbare documenten
sommige gevallen en voor sommige groepen burgers.

Casus Seksuele handelingen als zorgvraag: directe aanpassing beroepscode?

Optimalisering verlof na geboorte kind

Delinquent gedrag bij jongeren met een licht verstandelijke beperking

Zorg om de zorg. Menselijke maat in de gezondheidszorg

filosofie havo 2018-II

[PILOT] Aan de slag met de Hoofdzaken Ster

Tijd voor herbezinning over de waarde van niet-betaald werk

Inclusie van mensen met een verstandelijke beperking: Reële mogelijkheden zelfbepaling en participatie. Petri Embregts

Inhoudsopgave. 1. Inleiding 5

waardering Zwolle Jonge mantelzorgers (jonger dan 18 jaar) zijn in de onderzoeken van de gemeente niet meegenomen,

In de eeuwigheid van het leven waarin ik ben is alles volmaakt, heel en compleet en toch verandert het leven voortdurend. Er is geen begin en geen

Drie domeinen van handelen: Waarnemen, oordelen en beleven

Slachtoffers van mensenhandel en geestelijke gezondheidszorg

Mantelzorg, waar ligt de grens?

Weerbaarheidsnieuws. Thema: duurzame inzetbaarheid. Nr. 17 NIEUWSBRIEF. Inhoudsopgave: Weerbaarheidsnieuws

pggm.nl Mantelzorg en dementie in de beleving van PGGM&CO-leden

Tekststudio Schrijven en Schrappen lotty@schrijven-en-schrappen.nl -

Doorbreek je belemmerende overtuigingen!

De paradox van de burger als uitgangspunt

MANIEREN OM MET OUDERPARTICIPATIE OM TE GAAN

Kwaliteit van leven Een hulpmiddel bij de voorbereiding van een zorgplan

P R O F. I G N A A S D E V I S C H D U F F E L, 6 D E C E M B E R

Annette Koops: Een dialoog in de klas

Relaties. HDYO heeft meer informatie beschikbaar over de Ziekte van Huntington voor jongeren, ouders en professionals op onze website:

1 Korintiërs 12 : 27. dia 1

Missionstatement en core values

VAN DE WIJK VALT NIET ZOVEEL TE VERWACHTEN.

De wens een goede moeder te zijn

Zorgen voor Anderen. WOMEN Inc Rapportage kwantitatief en kwalitatief onderzoek Fenneke Vegter, Marcel Voorn en Ester Koot Project Z5069

De Budget Ster: omgaan met je schulden

Verzekerden bezuinigen op hun zorgverzekering, het aantal overstappers neemt nog steeds toe. Margreet Reitsma-van Rooijen en Anne Brabers

Openingsgebeden INHOUD

Zorg voor kwetsbare ouderen ontrafeld

Resultaten onderzoek seksualiteit

Info. Aanraken, knuffelen en meer... Informatie voor cliënten. Expertisecentrum voor epilepsie en slaapgeneeskunde

DE WAARDE VAN SOLIDARITEIT OVER HET DRAAGVLAK VOOR HERVERDELING IN HET COLLECTIEF PENSIOEN

Ideeën presenteren aan sceptische mensen. Inleiding. Enkele begrippen vooraf

rapport ARBEIDSVERZUIM DOOR VRUCHTBAARHEIDSBEHANDELINGEN

NOOIT GENOEG DE KWETSBAARHEID VAN

Reflectiegesprekken met kinderen

Kadernotitie Platform #Onderwijs 2032 SLO, versie 13 januari 2015

MODULE V. Ben jij nou Europees?

Goede zorg van groot belang. Nederlanders staan open voor private investeringen

Samenvatting: Zorgen rondom IVF Sociale steun en professionele begeleiding in het IVF behandelingstraject

Inhoudsopgave. Inleiding 4. Les 1. Introductie filosofie Hebben alle vragen een antwoord? 10. Les 2. Denken Kunnen dieren denken?

Ethische optiek = hoe is de benadering dat mensen het uiteindelijk goede behoren te doen.

Signaalkaart Werkgeluk

MEE Nederland. Raad en daad voor iedereen met een beperking. Moeilijk lerend. Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind

De sleutel naar vrijheid

Beleidsregel tegenprestatie Participatiewet 2015

zondagmorgen 14 november 2010 Welkomkerk ds. W.H. Hendriks-Vogelaar

WAT IS VOLTOOID LEVEN? HET ADVIES VAN DE CIE SCHNABEL IN PERSPECTIEF

MEE op Weg. IJsseloevers

Doel is om voor deelnemers een beeld te schetsen van hoe het pensioen in elkaar steekt en hoe hun eigen pensioen er voorstaat.

Grafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29%

Visie en Methoden Mondiaal Burgerschap

Werken aan persoonlijke ontwikkeling en sturen van eigen loopbaan

De Inner Child meditatie

Burgerschapsmodel achter vermaatschappelijking van de jeugdzorg

De resultaten van de deelnemersenquête DNB & DNB Pensioenfonds. mei, 2014

Welkom bij Sociaal Succesvol Ondernemen. Week 2: je bedrijf op orde Les 2: een goed businessmodel

Alternatief voor Regeerakkoord Regie in eigen hand door persoonsgebonden en persoonsvolgende bekostiging

Rapport. Rapport over een klacht over het UWV te Amsterdam. Datum: 6 maart 2015 Rapportnummer: 2015/049

Afgeronde onderzoeksprojecten Lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking (periode )

Samen doen. Zorgvisie. Zorg- en dienstverlening van A tot Z

Thije Adams KUNST. Wordt een mens daar beter van? vangennep amsterdam

Beroepscode doktersassistent. Nederlandse Vereniging van Doktersassistenten

Inge Test

Interviews: - interview: vragen gast - vragen pleeggezin - vragen aan begeleider van Open Thuis - Interview met de dienst VMG :

Inhoudstafel Leermeermoment Chicago Jongeren Lees dit alvorens te beginnen... 2 Doelstelling van de activiteit... 2 Overzicht...

Partij voor de Dieren

Van baan naar eigen baas

Hoofdstuk 23 Discriminatie

Luisteren naar de Heilige Geest

VALT HIER NOG WAT TE LEREN? EEN EDUCATIEF PERSPECTIEF OP DUURZAAMHEID Gert Biesta Universiteit Luxemburg. een populair recept

Niet alles verandert in de zorg

In welke mate kunt u zich vinden in het benoemen van vrijheid, gelijkheid/gelijkwaardigheid en solidariteit als basiswaarden voor

De opvattingen en houdingen van zorgverleners omtrent prenatale diagnostiek

WAARDE VAN ADVIES DE WAARDE VAN ADVIES VAN INTERMEDIAIRS. Avéro Achmea P13628

Light up your fire voordat burnout toeslaat. Muriël Van Langenhove Psycholoog Coach Dienst Welzijn Personeel UZ Gent

Praktische opdracht Levensbeschouwing Abortus

Deel 12/12. Ontdek die ene aanpak waarmee je al je problemen oplost

MET DEZE 6 KEUZES WORDT DUURZAME INZETBAARHEID WÉL EEN SUCCES

Je doel behalen met NLP.

: Gerard Spong : 4 juni Wijziging verzekeringswet

Uiteindelijk gaat het om het openbreken van macht

zorgwijzer Zorg of advies nodig? CZ wijst u de weg 2012/2013 Weet u waar u de beste zorg kunt krijgen? Uw verzekering snel en digitaal regelen

Reactie op internetconsultatie: Wijziging Arbobesluit i.v.m. het stellen van regels aan de raadpleging van een andere bedrijfsarts (second opinion)

Kritische reflectie op de rol van de adviseur in het publieke domein. Bijdrage aan AEF live op donderdag 15 september 2016

filosofie havo 2016-II

filosofie havo 2018-I

Van meedenken met naar beslissen voor

Van mij. Een gezicht is geen muur. Jan Bransen, Universiteit Utrecht

PvdA Duiven - Samen Vooruit!

PvdA Duiven - Samen Vooruit!

Ik-Wijzer Naam: Sander Geleynse Datum: 27 januari 2016

Transcriptie:

Tsjalling Swierstra en Evelien Tonkens Keuzevrijheid als burgerplicht Sinds de hervorming van de verzorgingsstaat staat overal de mondige burger centraal, die zijn eigen keuzes maakt en zijn eigen boontjes dopt. Geen beleidsnota of deze heroïsche figuur hoe gehandicapt, dakloos of eenzaam ook bepaalt het beeld. Vergroten van de keuzevrijheid is al jarenlang een belangrijk normatief uitgangspunt op uiteenlopende terreinen als gezondheidszorg, sociaal beleid, opvoeding, welzijn, en onderwijs. Dit ideaal was bijvoorbeeld richtinggevend voor de herinrichting van het zorgstelsel, de kinderopvang, de herziening van het pensioenstelsel en het Studiehuis. Keuzevrijheid is ook de centrale gedachte achter de omvorming van de publieke sector richting vraagsturing, beleidsjargon voor: de wensen van de klant als uitgangspunt nemen voor de vormgeving van voorzieningen. Het is tevens de legitimatie van de terughoudende opstelling van de overheid ten aanzien van medisch-ethische vragen rond euthanasie, kloneren, nieuwe voortplantingstechnologieën, etc. Iemands keuzevrijheid kent maar één begrenzing: jouw vrijheid mag niet ten koste gaan van die van anderen. Wie het in andere gevallen waagt dit ideaal in twijfel te trekken, laadt al snel de verdenking op zich zijn medeburgers te willen moraliseren, betuttelen en bevoogden. Paternalisme is de morele, politieke, sociale en beleidsmatige hoofdzonde van deze tijd. Toch willen we hier de dominantie van het keuzevrijheidsideaal in de publieke discussie en in het sociale beleid kritisch onder de loep nemen. Het ideaal van keuzevrijheid ondermijnt lange termijn beleid, solidariteit, de kwaliteit van beleid en het onttrekt verborgen onvrijheid aan ons zicht. Ook geeft het burgers extra verantwoordelijkheden waar zij niet om gevraagd hebben en die velen niet aan kunnen of aan willen. Keuzevrijheid is begonnen als een recht van burgers, maar het is steeds meer een burgerplicht geworden. Veel sectoren zijn afhankelijk geworden van de kiezende burger, of die het nu leuk vindt of niet. Zes bedenkingen bij keuzevrijheid 1. de asymmetrie tussen korte termijn voordeel en lange termijn schade Een eerste bedenking luidt dat collectieve afwegingen en langere termijn belangen door het beroep op individuele keuzevrijheid buiten beeld raken (vgl. Kalma 2001, p.198). In het geval van nieuwe medische technologieën, zijn de voordelen veelal individueel, concreet, direct en zeker. De mogelijke schadelijke gevolgen zijn echter doorgaans Dit stuk is een samenvoeging en bewerking van twee eerder verschenen stukken: Swierstra, T., & Tonkens, E. (2002). Klakkeloze keuzevrijheid. Kanttekeningen bij de dominantie van keuzevrijheid in hedendaags beleid. Filosofie en praktijk (23) 4, 3-19, en: Tonkens, E., T. Swierstra., (2005). Kiezen als burgerplicht? Conclusies over de voorwaarden voor keuzevrijheid in beleid. In: M.Hurenkamp, M.Kremer (red.), Vrijheid verplicht, Amsterdam, Van Gennep, 207-217. 1

collectief, abstract, lange termijn en speculatief. Bijvoorbeeld het risico dat IVF ons zal opzadelen met een mensbeeld als was een mens een product met een garantie. Dat is geen concrete directe schade aan betrokkenen, en valt dus buiten het blikveld van wie keuzevrijheid alleen vanwege dergelijke schade wil beperken. Er zit dus een asymmetrie in de discussie: de voordelen worden enthousiast voor het voetlicht gebracht door de mensen die er baat bij hebben, terwijl het maar de vraag is of de nadelen wel woordvoerders vinden en als dat al het geval is, dan worstelen deze met hun geloofwaardigheid: het zijn do gooders die wijzen op gevaren welke veelal vaag zijn en ver in de toekomst liggen. 2.solidariteit en gelijkheid Keuzevrijheid staat in de praktijk op gespannen voet met de andere twee klassieke Verlichtingswaarden: solidariteit en gelijkheid. In beleid wordt dat zelden erkend: keuzevrijheid wordt daar doorgaans niet afgewogen tegen andere waarden, maar domweg als iets moois gepresenteerd. Gelijkheid komt in het gedrang doordat keuzevrijheid veelal mensen met hogere opleiding en inkomens bevoordeelt. Kiezen gaat immers gepaard met meer verantwoordelijkheid, ook voor de kosten. Wie meer geld heeft, kan meer kiezen en loopt tegelijkertijd minder risico s met die keuzen. En wie meer opleiding heeft, is beter om de informatie te verwerken en af te wegen. Ook solidariteit en medeleven staan op gespannen voet met keuzevrijheid. Maatschappelijk georganiseerde, financiële solidariteit is veelal gebaseerd op de veronderstelling van het bestaan van het Lot. Iedereen betaalt mee aan collectieve verzekeringen, omdat wij allemaal ongewild in akelige situaties kunnen komen waarvoor wij weinig of geen verantwoordelijkheid dragen. De toenemende mogelijkheden om via prenatale of preïmplantatie diagnostiek niet te kiezen voor een kind met een handicap, zetten de financiële en/of emotionele solidariteit onder druk. Op welke ethische gronden kunnen we nog van anderen vragen solidair te zijn met ongeluk dat we hadden kunnen voorkomen en dat dus onze eigen keuze en eigen verantwoordelijkheid is? Ouders van gehandicapte kinderen wordt steeds vaker gevraagd waarom ze het niet voorkomen hebben, of, wat subtieler, of ze zich dan niet hebben laten testen (Isarin 2001, p.211-12, Isarin 2002). Ook ondervinden sommige ouders problemen met het het verzekeren tegen ziektekosten van hun gehandicapte kind (Mans 1998, p. 234-5). Ook de toegenomen mogelijkheden van medische technologie bij onvruchtbaarheid maakt dat kinderloosheid meer keuze dan lot is geworden. Vrijwillig kinderloze mensen worden geconfronteerd met negatieve opmerkingen, en krijgen het gevoel dat ze hun keuze voortdurend moeten verantwoorden (De Joode 2001, p.43). Zolang er nog keuzemogelijkheden zijn, worden solidariteit en medeleven opgeschort. Slechts wie alle keuzemogelijkheden heeft verkend en uitgeput, kan aanspraak maken op solidariteit. Wanneer men zich wel heeft laten testen, en desondanks toch een gehandicapt kind heeft gekregen. Wanneer men kinderloos is, maar wel alle keuzemogelijkheden zoals KI en IVF bewandeld heeft. Wie solidariteit van anderen 2

verlangt, is dus min of meer genoodzaakt alle mogelijke keuzes te verkennen en uit te sluiten, teneinde zijn situatie als lot te kunnen presenteren en zo aanspraak te maken op medeleven. Keuzevrijheid verandert zo in keuzedwang (De Joode 2001, p.175; Tijmstra 2001, p. 41-3). De ideologie van de keuzevrijheid spoort niet zozeer aan tot medeleven en solidariteit, maar tot het respecteren van andermans keuzen: `Zij moeten doen wat ze niet laten kunnen, ze zijn volwassenen, ze zullen er wel goede redenen voor hebben, ze moeten het zelf maar weten. Het is hun zaak, ergo, niet de mijne. De keuze van anderen wordt zo een black box. De spreker plaatst via dit type respect zijn medemensen buiten zijn eigen wereld. De keuzevrijheidsideologie schept vreemden. Dat is niet alleen mentaal het geval, maar soms ook in praktische zin. Het delen van gemeenschappelijke voorzieningen is een belangrijke peiler voor solidariteit. Keuzevrijheid impliceert dat burgers niet langer publieke voorzieningen delen, waardoor solidariteit wordt verzwakt. In het nieuwe zorgstelsel bijvoorbeeld wordt algemene solidariteit met andere burgers wordt ingewisseld voor solidariteit met soortgenoten/ lotgenoten, bijvoorbeeld andere diabetespatienten of andere mannen (die ook geen kraamzorgverzekering nodig hebben). 3. Verborgen onvrijheid Een klakkeloos beroep op keuzevrijheid onttrekt een feitelijk gebrek aan keuzevrijheid nogal eens aan het zicht. Of iemand prostituee wordt, moet zij zelf weten. Maar hoe vrij is haar keuze eigenlijk? Wat voor alternatieven had zij? 95 % van de prostituees die zeggen het werk vrijwillig te doen, heeft een verleden van seksueel misbruik, verwaarlozing, verstoorde gezinsverhoudingen en drugs, aldus een recent Frans manifest tegen het Nederlandse prostitutiebeleid. i Vaak hebben deze vrouwen weinig opleiding en weinig andere beroepsmogelijkheden. En eenmaal in de prostitutie is er van keuzevrijheid vaak nog veel minder sprake: pooiers belemmeren onder dreiging van geweld het contact met hulpverleners of met andere niet-klanten die deze vrouwen nog eens aan een ander baantje zouden kunnen helpen. Ook als het gaat om het combineren van betaald werk met zorgtaken thuis, wordt steevast het argument van keuzevrijheid ingebracht. Maar moeders met kleine kinderen kunnen meestal niet kiezen voor een grote deeltijdbaan of een voltijdsbaan, gezien bijvoorbeeld de lange wachtlijsten in de kinderopvang en de hoge kosten ervan, de gebrekkige aansluiting van werk- en schooltijden in de meeste banen, en de gebrekkige medewerking van vaders. Iets soortgelijks geldt voor het PGB. Ook hier ontbreekt in de discussie de vraag in hoeverre er daadwerkelijk van keuzevrijheid sprake is en in hoeverre er reële alternatieven voorhanden zijn. Het is bekend dat in bijvoorbeeld de thuiszorg lange wachtlijsten bestaan. Mensen die voor meer dan drie maanden thuiszorg nodig hebben, kunnen nu kiezen voor een PGB of een plaats op die wachtlijst. Ze kunnen dus kiezen tussen zorg nu via het een PGB en voorlopig geen zorg. Het beroep op keuzevrijheid, ontneemt ons soms het zicht op de omstandigheden waaronder mensen kiezen en de alternatieven waartegen zij die keuze afwegen. 3

4: de kwaliteit van debat en beleid De verabsolutering van de keuzevrijheid leidt tot een verarming van de publieke menings- en beleidsvorming. Keuzevrijheid behelst dat we vrij zijn om onze wensen en voorkeuren te volgen en te proberen deze te realiseren. Een gesprek over de inhoud van deze preferenties is hierdoor niet meer aan de orde. Keuzevrijheid wordt vooral geassocieerd met de mogelijkheid om elders te gaan shoppen. Dat is de kern van het PGB en van de WBK: een eigen budget vergroot de exit-opties van cliënten. De prijs hiervan is echter een afname van voice, de geïnstitutionaliseerde mogelijkheid je stem te verheffen. Na invoering van de WBK is de Wet Medezeggenschap Zorginstellingen niet meer van toepassing op de kinderopvang, aangezien deze dan niet langer gesubsidieerd wordt. (TK 26 587, nr.15, p.7) Het keuzevrijheidsdogma bedreigt de kwaliteit van debat en beleid nog op een fundamenteler niveau. Geen van de genoemde ethische bezwaren tegen IVF kon blijvend de publieke agenda bepalen, omdat IVF werd gezien als een privé-zaak die geen directe schade aan individuen berokkende en waar anderen zich dus niet mee dienden te bemoeien. Vragen over waarom men per se een biologisch eigen kind wil, of er wellicht alternatieven voorhanden zijn, en of de kinderwens de belasting van een weinig efficiënte en niet van risico s gevrijwaarde medische ingreep waard is, worden wel besproken, maar in de privésfeer, of in lotgenotengroepen van mensen die graag via IVF een kind willen. Hoe nuttig als lotgenotencontact ook, dit type debat is vergeleken met een publiek debat in democratische zin gemankeerd, omdat bepaalde stemmen bij voorbaat zijn uitgesloten. Mensen die bedenkingen hebben tegen IVF of mensen die gelukkig zijn geworden zonder kinderen komen hier onvoldoende aan het woord (Kirejczek, van Berkel en Swierstra 2001). Wanneer sommige stemmen niet gehoord worden, lijdt de creativiteit van beleid daaronder. Voortgaand op het voorbeeld van IVF: mensen zonder eigen (biologische) kinderen en met bezwaren tegen IVF hebben misschien andere manieren gevonden om kinderen te krijgen of kinderen in hun leven een plaats te geven. Dergelijke alternatieve visies kunnen het publieke debat prikkelen tot nieuwe inzichten en de vorming van nieuwe identiteiten, die de basis kunnen vormen voor nieuw beleid. Iets dergelijks gebeurde in de jaren zestig. Allerlei zaken die destijds als privé golden, werden gepolitiseerd, onder het motto het persoonlijke is politiek. Het idee dat de individuele keuzen geen gegeven zijn waar de politiek vanuit moet gaan, maar in publieke settings bevraagd moesten worden, leidde destijds tot nieuwe debatten, tot nieuwe collectieve identiteiten, tot nieuw beleid op allerlei terreinen van gezondheidszorg en de arbeidsmarkt, en tot nieuwe politiek (vgl. Kennedy 1995, Duyvendak 1999, Meijer 1998, Tonkens 1999). 5. verantwoordelijkheid Keuzevrijheid lijkt in levensbeschouwelijk opzicht neutraal. Wat een goed leven is, wordt behandeld als een privé-kwestie. Bij nadere beschouwing echter, blijkt de ideologie van keuzevrijheid wel degelijk een specifieke manier van leven voor te schrijven: mensen 4

moeten een belangrijk deel van hun tijd en aandacht (willen) besteden aan het maken van keuzes. (vgl. Mol 1997) De met keuzevrijheid verbonden verantwoordelijkheid is echter soms belastend. Het kost vaak veel tijd, geregel en getob. Mensen met een PGB bijvoorbeeld krijgen ook de verantwoordelijkheden van een werkgever, zoals beslissingen over aanname en ontslag, invulling van het takenpakket, vakantie en verlof, werktijden enzovoorts. Lang niet alle zorgbehoevenden verlangen dit (Miltenburg en Ramakers 1999). Soms krijgen burgers de keuzevrijheid zelfs juist zo gemakkelijk cadeau, omdat de overheid of instelling de bijbehorende verantwoordelijkheid graag kwijt wil. Vanwege personeelstekorten in de zorg geven instellingen en verzekeraars de verantwoordelijkheid voor personeel graag uit handen. Ook de kinderopvangsector kampt vooral in de Randstad met een groot gebrek aan personeel en accomodatie. De overheid weet dit groeiende probleem niet op te lossen. Met de WBK is dat haar verantwoordelijkheid niet meer. De toegenomen verantwoordelijkheid is ook nogal eens emotioneel belastend: zij kan tot onzekerheid, twijfel, angst en schuldgevoel leiden. Prenataal onderzoek maakt het bijvoorbeeld mogelijk om te weten of een foetus aangeboren afwijkingen heeft. Dat geeft aanstaande ouders de verantwoordelijkheid om te beslissen of ze een kind met aangeboren afwijkingen al dan niet geboren willen laten worden, waar eerder het lot voor hen beschikte. Veel ouders ervaren dit als een zware last (Tijmstra 2001, p.41-2). Kortom: vergroting van keuzevrijheid is niet synoniem met vergroting van de kwaliteit van het bestaan. 6. de kosten van kiezen Keuzevrijheid genereert vaak ook hoge (financiële) kosten. Het kost organisaties immers veel tijd en geld om hun diensten keuzeklaar te maken, en het kost burgers veel tijd en moeite om producten en diensten te vergelijken en op grond van vergelijking een keuze te maken. Keuzevrijheid genereert bovendien ook vaak hoge sociale en emotionele kosten. Kiezen is vaak emotioneel belastend. Een grote hoeveelheid keuzemogelijkheden leidt in veel gevallen eerder tot rusteloosheid, apathie of vermijdingsgedrag dan tot welzijn. Van een overvloed aan keuzemogelijkheden gaat een verlammende werking uit. Keuzevrijheid ten volle benutten veronderstelt dat we maximaliseerders zijn, die niet rusten tot ze de optimale keuze gevonden hebben. We zijn echter vaker satisficers die genoegen nemen met een optie die voldoet aan een paar eisen die we belangrijk vinden. En voorzover we geen satisficers zijn, doen we er beter aan om het te worden, want daar worden we gelukkiger van (Schwartz 2003). In elk geval willen niet alle burgers in gelijke mate kiezen- vooral hoger opgeleiden en jongeren willen het. Als gevolg van deze kosten leidt keuzevrijheid (in de zin van verruiming van opties voor zelfgekozen gedrag) vaak niet tot gevoel van vrijheid. Een gevoel van vrijheid krijgen we eerder door inperking van die opties. Door de aanwezigheid van veel politie voelen mensen zich bijvoorbeeld vrijer. We hunkeren naar zekerheid, misschien wel veel meer dan naar keuzevrijheid, en zijn vatbaar voor ieder die dat biedt, zoals Boutellier betoogt. Niet onderdrukking maar vrijheid basis van het postmodern gevoel van 5

onbehagen. Regelethiek versus levensethiek Veel van bovengenoemde bedenkingen hangen samen met het gegeven dat keuzevrijheid momenteel te eenzijdig via het model van de vrije markt wordt gedacht. In de marktsamenleving domineert een bepaald type ethiek, dat zich toelegt op het formuleren van gedrags- of verkeersregels die allen in staat moeten stellen ongehinderd de eigen voorkeuren, de eigen voorstelling van het goede leven, na te jagen: de regelethiek. Keuzevrijheid, slechts begrensd door een gelijke keuzevrijheid voor anderen, vormt hiervan het centrale beginsel. (Mill 1989). De kracht en trots van de regelethiek is de bescherming van de individuele vrijheid tegen iedere vorm van tyrannie van de staat, de kerk of de medemens. Maar de zwakte van de regelethiek is dat ze veel vragen buiten de orde plaatst die voor tal van mensen niet alleen van fundamenteel belang zijn, maar ook een gemeenschappelijk oordeel vergen of waarbij minstens aannemelijk is dat een gemeenschappelijke gesprek functioneel is voor het verdiepen van de eigen inzichten. De asymmetrie tussen concreet individueel voordeel en abstracte, speculatieve en collectieve risico s op langere termijn, is kenmerkend voor de markt en daarmee voor de regelethiek. Voorts wezen we erop dat keuzevrijheid een specifieke vorm van leven voorschrijft. Omdat de regelethiek zich neutraal wenst op te stellen ten aanzien van opvattingen van het goede leven, kan vanuit dit type ethiek nauwelijks worden toegegeven dat keuzevrijheid een specifieke waarde is die een bepaalde manier van leven voorschrijft en die soms in conflict komt met andere waarden, zoals solidariteit. Evenmin is het binnen dit type ethiek goed mogelijk vraagtekens te plaatsen bij de inhoud van bestaande voorkeuren, of bij de omstandigheden waaronder die tot stand zijn gekomen. Nodig is dus een kritische bezinning op de ethiek in de liberale, pluralistische marktsamenleving. Daartoe bepleitten wij, in aanvulling op de regelethiek, een ander type ethiek. Waar de regelethiek zich richt op de vraag `hoe moeten we handelen, opdat anderen niet onnodig geschaad worden?, richt de levensethiek zich op de vraag hoe we (goed) moeten leven, wat een nastrevenswaardige (collectieve) identiteit is, wat we moeten willen, welke voorkeuren zijn wenselijk en welke minder (Swierstra 2000). Een voorbeeld van het type vraag waar de levensethiek zich over buigt is: wat te vinden van iemand die seksuele relaties heeft zonder zich ooit in de seksuele behoeften van anderen te verdiepen omdat hij deze tegen betaling buiten de orde verklaart? Wat te vinden van een maatschappij waarin een burger alleen als volwaardig burger geldt als hij een zak geld heeft om zijn burgerschap te kopen? Hoewel het in een pluriforme samenleving vaak onmogelijk is om overeenstemming te bereiken over dergelijke vragen, bepleiten wij toch een politisering van de (momenteel naar de privésfeer verbannen) levensethiek. Daarmee bedoelen we het (terug)plaatsen in het publieke debat van deze vragen en het leggen van een verbinding met kwesties die wel gepolitiseerd zijn, zoals toegankelijkheid en kwaliteit van kinderopvang en gezondheidszorg. Deze politisering biedt een mogelijkheid om op een niet paternalistische wijze de omstandigheden aan de orde te stellen waaronder preferenties ontstaan en keuzes worden gemaakt. Het wordt hierdoor namelijk mogelijk 6

een symmetrisch gesprek aan te gaan over de vraag waarom we willen wat we willen. Hetgeen kan leiden tot maatregelen waardoor de noodzaak voor bepaalde keuzes zo veel mogelijk wordt weggenomen. Of tot een discussie over een verandering van bestaande voorkeuren. Een levensethisch debat biedt ook de mogelijkheid om de asymmetrie tussen concreet individueel voordeel en abstract collectief risico aan te pakken en het evenwicht te herstellen. In de levensethiek is er oog voor lange termijn, collectieve, abstracte en onzekere schade. Bepaalde posities worden niet direct in diskrediet gebracht als zijnde speculatief, ongefundeerd, onwetenschappelijk, futuristisch, en gebaseerd op angsten en emoties. Meer ruimte voor levensethiek vereist een ander beleid, dat naast exit-opties ook zelfbinding (vgl. Elster 2000), loyaliteit en voice (Hirschman 1970) stimuleert. ii Een voorbeeld van geïnstitutionaliseerde zelfbinding is het huwelijk. Men creëert vrijwillig een situatie waar men niet gemakkelijk weer uit kan. Problemen worden daardoor eerder opgelost door ze te bespreken (voice) dan door er meteen vandoor te gaan (exit). De exitoptie is overigens wel van groot belang ter voorkoming of afwenteling van misbruik of geweld. Bij collectieve voorzieningen als kinderopvang en gezondheidszorg bevordert zelfbinding niet alleen individuele voice, maar ook een gezamenlijke voice-praktijk waarbij ontevreden ouders of patiënten gezamenlijk hun stem verheffen in plaats van individueel uit te wijken naar een andere voorziening of hulpverlener. Het is van belang te overdenken hoe voice, loyaliteit en zelfbinding in beleid bevorderd kunnen worden. Te denken valt aan het stimuleren en honoreren van actief kritisch lidmaatschap van democratische organen en maatschappelijke organisaties, van bewonerscommissies en ouderraden van kinderopvangorganisaties tot en met Amnesty International. Dergelijke participatie stimuleert een meer maatschappelijkverantwoordelijke, en minder individueel-consumptistische houding dan de eenzijdige nadruk op keuzevrijheid dat kan. Zelfbinding en loyaliteit vereisen democratisering, want loyaliteit kan alleen gedijen wanneer men ook ervaart met voice daadwerkelijk invloed te hebben. Een meer levensethisch publiek debat vereist naast democratisering ook een andere invulling van respect. Niet: `jij bent volwassen dus je moet het zelf maar weten, ik bemoei me er niet mee, maar: `jij bent volwassen, je hebt er over nagedacht, dus vertel je verhaal maar, misschien heb ik het wel bij het verkeerde eind. Respect dus voor een ander verhaal, met als risico dat je je eigen verhaal moet herzien. Of dat je het heftig oneens blijft. Uit de constatering dat keuzevrijheid vanuit levensethisch perspectief niet neutraal is, volgt dat (werkelijk liberaal, neutraal) beleid ook de vrijheid om niet te kiezen moet faciliteren. iii Dat schept de mogelijkheid om geen verantwoordelijkheid te hoeven dragen, in situaties waarin je dat niet kunt of niet wilt. Keuze-CAO s, individuele budgetten en flexibele pensioenen zijn mooi voor wie dat wil, maar daarnaast moet er ook een goed standaardpakket bestaan voor diegenen die liever gaan fietsen. En wie zijn lot in handen van zorginstellingen legt, moet van goede, op zijn persoonlijke behoeften en noden afgestemde zorg verzekerd zijn. Solidariteit en medeleven zouden minder afhankelijk moeten worden van uitputting van keuzemogelijkheden; ook het je overgeven 7

aan lot of toeval is soms waardevol. We bepleiten dus meer ruimte voor levensethische kwesties, maar naast, niet ten koste van keuzevrijheid en regelethiek. Uit publieke discussies over levensethische vragen kan bijvoorbeeld naar voren komen dat sommige praktijken vanuit levensethisch perspectief onwenselijk zijn. Vanuit regelethisch perspectief kunnen en willen we ze toestaan, maar vanuit levensethisch perspectief willen we ze overbodig maken. Als richtsnoer voor het zoeken naar een nieuw evenwicht tussen beide, stellen we het volgende adagium voor: iedereen moet de vrijheid hebben om, maar niemand moet de noodzaak voelen tot. Abortus is een goed voorbeeld waarin dit adagium al in de praktijk wordt gebracht. Alleen keuzevrijheid vinden we hier te mager: abortus geldt toch als een akelige noodmaatregel die we niemand toewensen. Daarom proberen we de vrijheid tot abortus te bevorderen, maar de noodzaak tot abortus te beperken door seksuele voorlichting, stimuleren van openheid over seks en toegankelijkheid van voorbehoedsmiddelen. Keuzevrijheid is een kernwaarde van onze cultuur die wij ten volle onderschrijven. Onze kritiek betreft de wijze waarop dit ethische beginsel uitwerkt in politiek en beleid. Dat het een mooi beginsel is, moet ons niet de ogen doen sluiten voor de minder mooie effecten van dit beginsel in de praktijk. Wellicht was het vijfhonderd jaar geleden noodzakelijk om allerlei levensethische vragen te privatiseren. Destijds leidden meningsverschillen er nog wel eens toe dat bepaalde discussiedeelnemers hun leven eindigden op de brandstapel. Maar die brandstapels zijn inmiddels uitgedoofd. Als we ons nu nog steeds beperken tot het minimalistische repertoire van de regelethiek, met als centrale beginsel de keuzevrijheid, doen we onszelf en anderen onnodig te kort. Een debat over levensethische vragen hoeft geenszins tot een beklemmende consensus en dus moralisme te leiden eerder tot levendige onenigheid. Er is ook niets op tegen om af en toe een ferme streep te trekken tussen publiek en privé. Maar dan wel nadat het debat gevoerd is, als uitkomst ervan Wie deze grens al bij aanvang trekt en dwingend oplegt aan anderen, frustreert de maatschappelijke meningsvorming. Liever niet kiezen Keuzevrijheid verhoogt dus niet noodzakelijk de kwaliteit van het bestaan of de autonomie van de kiezer. Burgers lijken dat beter door te hebben dan hedendaagse beleidsmakers. Zij zijn daarom veel minder enthousiast over keuzevrijheid. Ze zien een spanning met andere waarden en vinden die soms ook belangrijker. In de gezondheidszorg bijvoorbeeld vindt bijna iedereen solidariteit en gelijkheid belangrijker dan keuzevrijheid (Burkestichting 2004).Ook hebben burgers gewoon vaak geen behoefte aan kiezen. In de sociale zekerheid wil 75% van de burgers niet voor eigen pensioen kiezen en is blij met het huidige verplichtende systeem. Vooral hoger opgeleiden vinden dat kiezen teveel tijd en energie kost. Ze willen hoogstens de slagroom kiezen, maar niet de taart: wel eventuele aanvullingen op regelingen, maar niet de regelingen zelf. Uit internationaal vergelijkend onderzoek blijkt dat mensen die wel de regelingen zelf willen kiezen, dat niet willen omdat ze kiezen op zichzelf zo aantrekkelijk vinden, 8

maar omdat ze het systeem te mager vinden en wantrouwen koesteren jegens overheidsinstellingen. Daarom is er in Engeland veel meer enthousiasme voor keuzevrijheid in de sociale zekerheid dan in Scandinavie. Is de gedachte aan keuzevrijheid al matig populair, nog minder voelen Nederlanders voor de praktijk van kiezen. Mensen blijken vaak meer keuzevrijheid te willen, dan ze in de praktijk gebruiken. Patiënten willen wel wachtlijstinformatie, informatie over medische inhoudelijk vakbekwaamheid of over ranglijsten van zorginstellingen ontvangen, maar daar doen ze vervolgens niet veel mee. Als ze moeten kiezen blijken ze zich van die informatie niets van aan te trekken. Enthousiasme voor keuzevrijheid is vooral te vinden onder politici en beleidsmakers. Keuzevrijheid is een echte beleidsterm, die niet voortkomt uit wensen van de bevolking, constateerde het SCP. Beleidsmakers denken dat burgers ermee gebaat zijn, maar dat is niet de enige reden voor hun enthousiasme. Misschien wel zwaarwegender is dat keuzevrijheid in het belang van beleidsmakers en politici zelf is. Veel hedendaagse keuzevrijheid voor burgers lost voor beleidsmakers een probleem. De overheid wil bijvoorbeeld van de eigen verantwoordelijkheid af en schuift die onder het mom van keuzevrijheid af naar burgers. Als burgers zelf kiezen voor hun zorgverzekeringen dan is de overheid van de ellendige taak af een goede basisgezondheidszorg te organiseren. Of, een tweede beleidsmotief voor keuzevrijheid : de overheid wil dat op een bepaald terrein meer marktwerking ontstaat, in de hoop dat daarmee kosten te besparen, en heeft daarbij burgers als kiezende actoren nodig. Of, ten derde, de overheid hoopt via kiezende burgers informatie te krijgen over de kinderopvang die tot nu toe niet beschikbaar was. In de kinderopvang waren het niet de ouders die op meer keuzevrijheid aandrongen; wel op meer, betere en beter toegankelijke voorzieningen. Ook in de sociale zekerheid kwam de wens tot keuzevrijheid van de overheid, niet van burgers. Keuzevrijheid is dus op allerlei terreinen verplicht geworden. De overheid verplicht burgers tot vrijheid. Maar hoe is het mogelijk dat we in die rare situatie beland zijn? Was keuzevrijheid niet al vanaf de jaren zeventig een innige wens van grote groepen mensen? Draaide de sociale strijd van de afgelopen decennia daar niet om? Om de keuzevrijheid voor abortus, euthanasie, seksuele voorkeur,, economische zelfstandigheid en deeltijdwerk? Is het echt zo dat keuzevrijheid van een recht een plicht is geworden? Niet helemaal. Want mogen kiezen voor of tegen abortus is toch echt iets heel anders kiezen voor een zorgverzekeraar of een merk kippensoep. Het probleem van het huidig beleidsgejuich over keuzevrijheid is dat we geen helder onderscheid meer kunnen maken tussen kiezen voor abortus en kiezen voor een zorgpolis: het is allemaal keuzevrijheid en daarom allemaal mooi, volgens de standaard-beleidstaal van vandaag. Iedereen voelt echter op zijn klompen aan dat er tussen die twee een groot verschil is. We moeten daarom de taal heroveren die dat onderscheid benoemt. Een taal die kan articuleren waarom burgers wel voor (of tegen) abortus willen kunnen kiezen, maar niet voor een zorgverzekeraar. In dit hoofdstuk proberen we aan herovering van die taal bij te dragen, door iets te zeggen over welke keuzevrijheid onder welke voorwaarden nastrevenswaardig kan zijn. 9

Is keuzevrijheid dan nergens een succes? Toch wel. In de telefonie bijvoorbeeld leidde meer marktwerking tot meer keuzevrijheid en dat leidde op zijn beurt inderdaad tot de beoogde scherpe prijsdalingen. (Inmiddels lijkt de markt zich overigens aan de marktwerking te hebben aangepast: de keuzes zijn nu zo complex geworden, met tientallen soorten abonnementen per aanbieder, dat vergelijken voor klanten nauwelijks meer mogelijk is en zij dus vooral laten leiden door reclame.) Op andere terreinen lijkt keuzevrijheid echter minder geslaagd of ronduit mislukt al gaat het daarbij soms over zeer recent gestart beleid waarvan de gevolgen nog niet goed vastgesteld kunnen worden. Keuzevrijheid in energie, zorgverzekeringen en taxis lijken vooralsnog geen succes. De concurrentie tussen energie bedrijven lijkt vooral de reclame kosten te hebben opgedreven. Nadat mensen in het eerste jaar massaal overstapten van de ene verzekeraar naar de andere en de premies sterk daalden, stapt inmiddels nauwelijks nog iemand over terwijl de premies weer in rap tempo stijgen. En de toegenomen concurrentie in het taxi-wezen heeft vooral tot verzuurde verhoudingen tussen taxichauffeurs, niet niet tot lagere prijzen en betere service. Beleidsmakers stellen keuzevrijheid voor als belang van burgers, maar vaak gaat het ook of alleen om een belang van de overheid zelf, stelden we hierboven. De overheid (of een andere semi-publieke organisatie) wil zelf van de verantwoordelijkheid af, wil via kiezende burgers informatie verkrijgen of hoopt kosten te kunnen besparen. Een mengvorm is natuurlijk ook mogelijk. Het PGB bijvoorbeeld begon als een recht op keuzevrijheid voor burgers, opgeeist door die burgers zelf. Maar de overheid en de zorgverzekeraars hebben het PGB ook gebruikt om een probleem van de overheid op te lossen (namelijk wachtlijsten en personeelstekorten in de zorg). Soms zijn zwaar zorgbehoevende ouderen door verzekeraars afgescheept met een PGB waar ze niet om gevraagd hebben en niet goed mee om konden gaan. Wanneer welke keuzevrijheid voor wie? Wat kunnen we op basis van die haken en ogen, en de successen en mislukkingen, en de soms strijdige belangen van overheid en burgers zeggen over de wenselijkheid van keuzevrijheid in beleid? Welke keuzevrijheid is wenselijk, wanneer, voor welke diensten en producten, onder welke voorwaarden? Keuzevrijheid als beleidsdoel is niet per se positief voor iedereen; elk pleidooi voor keuzevrijheid verdient daarom een kritische ondervraging. Allereerst is de vraag wiens probleem er wordt opgelost als keuzevrijheid wordt gelanceerd als positief voor burgers. Lost het een probleem van de overheid of een andere organisatie op, en/of een probleem van burgers, en zo ja, welke groep burgers? De overheid mag natuurlijk best medewerking vragen van burgers bij het oplossen van haar problemen, maar dan wel in alle eerlijkheid en openheid. De overheid moet dan toegeven dat nieuw beleid niet bedoeld is als bevordering van (keuze)vrijheid van burgers, maar dat de overheid kiezende burgers nodig heeft voor het realiseren van andere beleidsdoelen, bijvoorbeeld efficiëntie of transparantie. Kiezen is dan geen recht maar een burgerplicht. Zo was de impliciete achterliggende visie bij liberalisering van de taxi s, de energie en de 10