Aanbouw- en bedieningshandleiding

Transcriptie

1 Aanbouw- en bedieningshandleiding SMART430 Stand: V NL Lees en volg deze bedieningshandleiding op. Bewaar deze bedieningshandleiding voor gebruik in de toekomst.

2 Impressum Document Copyright Aanbouw- en bedieningshandleiding Product: SMART430 Documentennummer: NL Vanaf softwareversie: Originele taal: Duits Müller-Elektronik GmbH & Co.KG Franz-Kleine-Straße Salzkotten Duitsland Tel: ++49 (0) 5258 / Telefax: ++49 (0) 5258 / info@mueller-elektronik.de Webpagina:

3 Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1 Voor uw veiligheid Elementaire veiligheidsaanwijzingen Beoogd gebruik Samenstelling en betekenis van waarschuwingsaanwijzingen EG-conformiteitsverklaring 6 2 Beschrijving van het product Voorkant Achterkant Toepassingen 9 3 Montage Terminal in de cabine van het voertuig monteren Terminal aansluiten op ISOBUS Sensoren aansluiten op de terminal Gebruik van de joystick 13 4 Bedieningsprincipe Eerste ingebruikname Knoppen op de behuizing Taal wijzigen Functietoetsen Parameters wijzigen Nummers ingeven 18 5 Configuratie van de terminal Menustructuur Systeeminstellingen Formaten en eenheden Diagnose Diagnose aangesloten apparaten Object-pool wissen Terminal Tractor De snelheidssensor kalibreren Toewijzing van de toetsenfuncties voor AUX-bedieningsapparaten 28 V

4 Inhoudsopgave 6 Technische gegevens Technische gegevens van de terminal Pinbezetting 32 7 Bijlage Terminal updaten Problemen oplossen NL

5 Voor uw veiligheid Elementaire veiligheidsaanwijzingen Voor uw veiligheid Elementaire veiligheidsaanwijzingen Lees de volgende veiligheidsaanwijzingen aandachtig door, voordat u het product voor de eerste keer gebruikt. Voor onderhouds- of reparatiewerkzaamheden aan de tractor, altijd de verbinding tussen de tractor en de terminal loskoppelen. Voor het opladen van de accu van de tractor, altijd de verbinding tussen de tractor en de terminal loskoppelen. Voordat u begint met lassen aan de tractor of een aangehangen of aangebouwd apparaat, dient u altijd de stroomtoevoer naar de terminal te uit te schakelen. Breng geen ongeoorloofde wijzigingen aan het product aan. Ongeoorloofde wijzigingen of ongeoorloofd gebruik kunnen uw veiligheid in gevaar brengen en de levensduur of functie van het product beïnvloeden. Ongeoorloofd zijn alle wijzigingen die niet in de documentatie van het product beschreven staan De algemeen aanvaarde veiligheidstechnische, industriële en gezondheidsregels en de voorschriften van het wegenverkeersreglement moeten worden opgevolgd. Bedien de terminal niet terwijl u op de openbare weg rijdt. Stop om de terminal te bedienen. Het product heeft geen reparatieonderdelen. Open nooit de behuizing. Door het openen kan de dichtheid van de behuizing veranderen. Lees de gebruikshandleiding van het landbouwapparaat dat u met behulp van het product zult aansturen. Beoogd gebruik De terminal is bedoeld voor het bedienen van landbouwmachines die zijn voorzien van een ISOBUS-jobcomputer. Tot beoogd gebruik behoort ook het voldoen aan de door de fabrikant voorgeschreven bedrijfs- en onderhoudsvoorwaarden. De fabrikant is niet aansprakelijk voor persoonlijke of materiële schade die resulteert uit het niet navolgen van deze handleiding. Alle risico's, die samenhangen met oneigenlijk gebruik, zijn uitsluitend voor rekening van de gebruiker. De desbetreffende voorschriften ter vermijding van ongevallen en de overige algemeen aanvaarde veiligheidstechnische, industriële en gezondheidsregels en de voorschriften van het wegenverkeersreglement moet worden opgevolgd. Eigenmachtige veranderingen aan het apparaat stellen de aansprakelijkheid van de fabrikant buiten werking. V

6 1 Voor uw veiligheid Samenstelling en betekenis van waarschuwingsaanwijzingen 1.3 Samenstelling en betekenis van waarschuwingsaanwijzingen Alle veiligheidsaanwijzingen, die in deze bedieningshandleiding voorkomen, zijn volgens de volgende voorbeelden samengesteld: WAARSCHUWING Dit signaalwoord duidt op gevaren met een gemiddeld risico, die mogelijkerwijze de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg kunnen hebben, wanneer zij niet worden vermeden. VOORZICHTIG Dit signaalwoord duidt op gevaren die mogelijkerwijze licht of gemiddeld lichamelijk letsel of materiële schade tot gevolg kunnen hebben wanneer zij niet worden vermeden. AANWIJZING Dit signaalwoord duidt op gevaren die materiële schade tot gevolg kunnen hebben wanneer zij niet worden vermeden. Er zijn handelingen, die in meerdere stappen moeten worden uitgevoerd. Wanneer er een risico is, staat er in deze bedieningshandleiding een veiligheidsaanwijzing bij. De veiligheidsaanwijzingen staan altijd onmiddellijk voor de riskante stap, zijn vetgedrukt en worden door een signaalwoord gekenmerkt. Voorbeeld 1. AANWIJZING! Dit is een opmerking. Het is een waarschuwing voor een risico, dat bij de volgende stap van de handeling optreedt. 2. Riskante stap. 1.4 EG-conformiteitsverklaring Hiermee verklaren wij dat de hierna omschreven machine op basis van zijn concept en bouwwijze en de door ons op de markt gebrachte uitvoering aan de elementaire veiligheids- en gezondheidsvereisten van de EG-richtlijn 2014/30/EU voldoet. Bij een niet door ons goedgekeurde wijziging van het apparaat verliest deze verklaring haar geldigheid. Productomschrijving: Artikelnummer: ME_RE Terminal SMART430 ISO-UT NL

7 Voor uw veiligheid EG-conformiteitsverklaring 1 Identieke uitvoeringen: Toegepaste geharmoniseerde normen: EN ISO 14982:2009 (EMC-richtlijn 2014/30/EU) V

8 2 Beschrijving van het product Voorkant 2 Beschrijving van het product 2.1 Voorkant Vooraanzicht Knoppen op de behuizing Functiesymbolen Afbeelding van een beschikbare functie. De functies worden uitgevoerd wanneer u de naburige F-toets drukt. Beeldscherminhoud 2.2 Achterkant Achter- en onderkant Schroefdraad voor de schroeven van de houder Drukcompensatiemembraan - mag nooit afgedekt zijn. Luidspreker Aansluiting op de ISOBUS Aansluiting aan de 7-polige signaalcontactdoos NL

9 Beschrijving van het product Toepassingen Geïnstalleerde apps Toepassingen Op de terminal zijn de volgende toepassingen geïnstalleerd: ISOBUS-UT - Deze toepassing maakt het mogelijk om aangesloten ISOBUSjobcomputers te bedienen. Wanneer geen ISOBUS-jobcomputer aangesloten is, is ze onzichtbaar. Smart430 - overzicht / AUX-N - Deze toepassing maakt de basisconfiguratie van de terminal mogelijk. Meer daarover vindt u in het hoofdstuk: Configuratie van de terminal [ 19] Tractor - Met deze toepassing is het mogelijk om enkele sensoren te configureren die aan de terminal zijn aangesloten. Ze is ook via het configuratiemenu bereikbaar. Meer daarover vindt u in het hoofdstuk: Tractor [ 26] Procedure 1. Druk op de toets. De volgende toepassing wordt weergegeven. Tijdens de eerste ingebruiknames kan het gebeuren dat het volgende scherm verschijnt: Dit betekent dat de terminal bestanden van de aangesloten jobcomputer kopieert. Wacht tot dit proces is voltooid. V

10 3 Montage Terminal in de cabine van het voertuig monteren 3 Montage 3.1 Terminal in de cabine van het voertuig monteren Meegeleverd montagetoebehoor Terminalplaat Schroef M5x10 Sluitring Buishouder Procedure 1. Schroef de terminalplaat aan de achterkant van de terminal op: 2. AANWIJZING! Let erop dat de drukcompensatiemembranen niet afgedekt zijn. Bij afgedekt drukcompensatiemembraan kan de terminal door watercondensatie beschadigd worden NL

11 Montage Terminal aansluiten op ISOBUS 3 3. Draai de lange schroef uit de buishouder: 4. Steek beide delen van de houder op elkaar: 5. Steek de lange schroef door de samengevoegde houder. 6. Draai de lange schroef zo vast dat de terminal niet beweegt. 7. U kunt nu de terminal met de houder op een ronde buis (bijvoorbeeld op de basisconsole van ME) steken: 3.2 Terminal aansluiten op ISOBUS De aansluiting aan de ISOBUS dient ertoe om: de terminal van spanning te voorzien, V

12 3 Montage Terminal aansluiten op ISOBUS de communicatie met andere ISOBUS-componenten mogelijk te maken. Afhankelijk van het model tractor hebt u daarvoor verschillende aansluitkabels nodig. Bij tractoren die achteraf zijn voorzien van een ISOBUS-basisuitrusting van Müller-Elektronik, sluit u de terminal via de sub-d-aansluitkabel aan de basisuitrusting aan. SMART430 - aansluitkabel met sub-d-bus. Art.-nr.: Op een tractor die standaard van ISOBUS is voorzien en een ISOBUS-contact in de cabine heeft, hebt u de aansluitkabel met een CPC-bus nodig. SMART430 - aansluitkabel met CPC-bus. Art.-nr.: Procedure 1. Sluit aansluitkabel aan aansluiting A aan. 2. Sluit de aansluitkabel aan de ME-basisuitrusting of aan de ISOBUS-contactdoos van de cabine aan. 3. Draai de stekker vast NL

13 Montage Sensoren aansluiten op de terminal Configuratie Sensoren aansluiten op de terminal De terminal kan signalen van de volgende sensoren ontvangen: Werkstandsensor Doeleinde: Weergave van de werkstand in het scherm "Overzicht. Overdracht van het via de signaalcontactdoos ontvangen signaal op de ISOBUS. Mogelijke signaalbronnen: 7-polige signaalcontactdoos op aansluiting B van de terminal. Een ISOBUS-jobcomputer Snelheidssensor Doeleinde: Weergave van de snelheid in het scherm "Overzicht. Overdracht van het via de signaalcontactdoos ontvangen signaal op de ISOBUS. Mogelijke signaalbronnen: 7-polige signaalcontactdoos op aansluiting B van de terminal. Hoe u de sensoren configureert, leest u in het hoofdstuk: Tractor [ 26] 3.4 Gebruik van de joystick Wanneer een AUX-2-bedieningsapparaat (bijv.: joystick) herkent wordt, verschijnt bij elke start van de terminal een overzicht van de geconfigureerde toewijzing van de toetsenfuncties. De terminal maakt het gebruik van maximaal één extern AUX-2-bedieningsapparaat mogelijk. VOORZICHTIG Foute bediening door te veel bedieningsapparaten Wanneer op de ISOBUS de signalen van meer dan één AUX-2- bedieningsapparaat toekomen, kunnen ze niet eenduidig worden toegewezen. Bij een activering kan dus de verkeerde functie in werking gesteld worden, wat een ongeval kan veroorzaken. Vergewis u ervan dat maximaal één AUX-2-bedieningsapparaat via de ISOBUS communiceert. V

14 3 Montage Gebruik van de joystick Procedure U hebt de terminal gestart. U ziet het menu AUX-N Bevestig. : 1. Controleer, vooraleer verder te werken, of de toewijzing van de toetsenfuncties klopt. Meer daarover vindt u in het hoofdstuk: Toewijzing van de toetsenfuncties voor AUX-bedieningsapparaten [ 28] 2. Mogelijkheid 1: Om de toewijzing van de toetsenfuncties over te nemen, druk op. 3. Mogelijkheid 2: Om de toewijzing van de toetsenfuncties te verwerpen, druk op. Daarna wordt u gevraagd te bevestigen dat de toewijzing van de toetsenfuncties moet worden verworpen. 4. Hiervoor drukt u op. In dit geval wordt de toewijzing van de toetsenfuncties gewist. U wordt zelfs dan om een bevestiging gevraagd wanneer de tabel met de toewijzing van de toetsenfuncties leeg is. Bijvoorbeeld na de aansluiting van een nieuwe jobcomputer, vooraleer de joysticktoetsen van nieuwe functies worden voorzien. In dit geval: 1. - Bevestig dat de tabel met de toewijzing van de toetsenfuncties leeg is NL

15 Bedieningsprincipe Eerste ingebruikname Procedure Bedieningsprincipe Eerste ingebruikname Bij de eerste ingebruikname moet u de terminal inschakelen en configureren. 1. Sluit de terminal aan op de ISOBUS van de tractor. 2. Houd de inschakeltoets twee seconden lang ingedrukt. De terminal start op. Bij elk opstarten controleert de terminal of onbekende jobcomputers op de ISOBUS aangesloten zijn. Als ja, dan kopieert de terminal bepaalde informatie van de jobcomputer. Dit kan enkele minuten duren. Ondertussen verschijnt de melding Inleesproces... Als een joystick of een ander bedieningsapparaat wordt herkend, wordt u gevraagd om de toewijzing van de toetsenfuncties te bevestigen. [ 13] Omdat er bij de ingebruikname geen toewijzing van de toetsenfuncties bestaat, moet u de toewijzing van de toetsenfuncties bevestigen om verder te kunnen werken Druk op deze toets zo lang tot het volgende scherm verschijnt: In deze toepassing kunt de basisinstelllingen doen. Bijvoorbeeld: Taal [ 16], Datum, Actuele tijd, Eenhedenstelsel. Zie ook: Configuratie van de terminal [ 19] 4. Configureer de boven genoemde instellingen. 5. Configureer de snelheidssensor. [ 26] U hebt de terminal geconfigureerd. Als verdere, voor de toepassing specifieke instellingen nodig zijn, leest u dit in de handleidingen van de apps. 4.2 Knoppen op de behuizing Inschakeltoet s App-wissel Inschakelen: Druk 1 seconde op de toets. Uitschakelen: Druk 2 seconden op de toets. Bij elke druk op de toets wordt een andere toepassing V

16 4 Bedieningsprincipe Taal wijzigen weergegeven. Plus-toets Min-toets Invoertoets Annulatietoet s - Functietoetse n (softkeys) Verplaatst de cursor naar boven; Verhoogt de waarde van een parameter. Verplaatst de cursor naar beneden; Reduceert de waarde van een parameter. Opent een invoerveld; Bevestigt de invoer; Sluit alarmen af. Stuurt een annulatiesignaal naar de jobcomputer. Annuleert de invoer van een waarde. Het invoerveld wordt verlaten en de laatste geldige waarde wordt weer gebruikt. Sluit alarmen af. Dient voor de uitvoering van de op het beeldscherm weergegeven functies. 4.3 Taal wijzigen Gebruikerstaal Systeemtaal Geluidssterkte Opsomming van alle talen die door minstens één aangesloten jobcomputer of terminal worden ondersteund. Wanneer de terminal de hier gekozen taal ondersteunt, wordt deze taal geactiveerd. Anders wordt de in de terminal als "Systeemtaal gedefinieerde taal geactiveerd. Vervangtaal voor de terminal. Geluidssterkte van de terminal NL

17 Bedieningsprincipe Functietoetsen 4 Procedure 1. Druk in het scherm "Overzicht op de toets naast dit symbool: Het scherm "INSTELLINGEN verschijnt. 2. Druk tweemaal op de toets naast het symbool Het scherm "Systeem (3 / 3) verschijnt. De cursor markeert de afkorting van de momenteel gekozen taal in de regel "Gebruikerstaal. 3. Druk op de toets. De cursorlijn is doorlopend. 4. Met de toetsen en kiest u de afkorting van de gewenste taal. 5. Druk op de toets. 6. Start de terminal opnieuw. 7. Na de herstart worden alle jobcomputers in de onder "Gebruikerstaal gekozen taal geladen, zover dit mogelijk is. 8. Als u vaststelt dat de toepassingen van de terminal niet in de gekozen taal verschijnen, kunt u een alternatieve taal in de regel "Systeemtaal instellen Procedure Functietoetsen Op het beeldscherm kunnen links en rechts telkens tot vier functiesymbolen verschijnen. Om de door een symbool afgebeelde functie uit te voeren, moet u op de ernaast liggende F-toets drukken. Parameters wijzigen 1. Roep een scherm met instelbare parameters op. Bijvoorbeeld: 2. Met de toetsen en verschuift u de gestippelde cursor om de parameter te markeren die u wilt wijzigen. 3. Druk op de toets om de parameter voor de wijziging te selecteren. V

18 4 Bedieningsprincipe Nummers ingeven 4. Nu zijn er drie mogelijkheden om de waarde te wijzigen: a) Bij getallen verschijnt een numeriek toetsenbord. b) Bij tekstinvoer verschijnt een teksttoetsenbord. c) Bij lijsten wordt de lijn doorlopend. U kunt dan met de toetsen en de gewenste waarde instellen. 5. Druk op de toets om de waarde over te nemen. 4.6 Nummers ingeven Als u in de software nummers moet invoeren, verschijnt altijd hetzelfde scherm. Met de afzonderlijke bedieningselementen kunt u de cijfers zoals gewenst wijzigen. In het onderste bereik van het scherm ziet u de actuele minimale en maximale waarde. In het scherm zijn de volgende bedieningselementen: Bedieningselementen Wijzigt naar laagst of hoogst mogelijke waarde. INS Voegt aan de positie van de cursor een nieuwe cijferplaats toe. +/- Wijzigt het voorteken van de waarde. DEL Wist op de positie van de cursor een cijfer. Wijzigt naar het ernaast liggende linker cijfer. Wijzigt naar het ernaast liggende rechter cijfer. Vervangt het actuele cijfer door het cijfer die onder de cursor staat. Vervangt het actuele cijfer door het cijfer die boven de cursor staat NL

19 Configuratie van de terminal Menustructuur Configuratie van de terminal Menustructuur Menustructuur Beginnend met het scherm "Overzicht 5.2 Pad Systeeminstellingen In de schermen van de groep Systeem kunt u enkele basissysteeminstellingen doen Druk op deze toets zo lang tot het volgende scherm verschijnt: 2. Druk op de toets naast dit symbool: Het scherm "INSTELLINGEN verschijnt. Bedieningselementen V

20 5 Configuratie van de terminal Systeeminstellingen Terug naar het vorige scherm. Naar het volgende scherm in de schermgroep. Formaten en eenheden [ 21] Diagnose [ 22] Terminal [ 25] Helderheidsomschakeling tussen helder en donker. Toewijzing van joysticktoetsen en functies. Tractor [ 26] Parameters in de schermgroep NL

21 Configuratie van de terminal Formaten en eenheden 5 Gebruikerstaal Systeemtaal Geluidssterkte Opsomming van alle talen die door minstens één aangesloten jobcomputer of terminal worden ondersteund. Wanneer de terminal de hier gekozen taal ondersteunt, wordt deze taal geactiveerd. Anders wordt de in de terminal als "Systeemtaal gedefinieerde taal geactiveerd. Vervangtaal voor de terminal. Geluidssterkte van de terminal. 5.3 Pad Formaten en eenheden In het scherm Formaten kunt u bepalen in welke eenheden de terminal en de aangesloten apparaten moeten werken. In het startscherm drukt u na elkaar: > Bedieningselementen Terug naar het vorige scherm. Naar het volgende scherm in de schermgroep. Parameters in de schermgroep Eenhedenstelsel metrisch Schakelt eenheden naar metrisch om. imperiaal Schakelt eenheden naar het Brits systeem V

22 5 Configuratie van de terminal Diagnose om. VS Schakelt eenheden naar het Noord-Amerikaanse systeem om. Gebruikergedef. De gebruiker kan de eenheden apart configureren. 5.4 Pad Diagnose In het scherm Diagnose leest u details over uw terminal. Bovendien kunt u hier een scherm met details over de aan de bus aangesloten apparaten zien. Zie: Apparaatdiagnose [ 24] In het startscherm drukt u na elkaar: > Bedieningselementen Terug naar het vorige scherm. Naar het volgende scherm in de schermgroep. Opent het scherm Apparaten [ 24] Informatie in de schermgroep De grijs weergegeven informatie kan niet gewijzigd worden. Ze dienen alleen voor de weergave NL

23 Configuratie van de terminal Diagnose 5 Versie Bedrijfsspanning Bedrijfstemperatuur Geïnstalleerde softwareversie Actuele bedrijfsspanning Actuele processortemperatuur Hardwareartikelnumme r Artikelnummer van de terminal Softwareartikelnummer Artikelnummer van de terminalsoftware Serienummer Serienummer van de terminal Bedrijfsuren Productiedatum vrij geheugen Uren in ingeschakelde toestand Productiedatum Vrij geheugen Als er geen vrij geheugen meer is, moet u een of meer V

24 5 Configuratie van de terminal Diagnose object-pools wissen. In het scherm "Diagnose (3 / 3) wist deze toets alle object-pools van de momenteel niet aangesloten jobcomputer Pad Diagnose aangesloten apparaten In het scherm "Apparaten leest u details over alle aan de bus aangesloten apparaten. In het startscherm drukt u na elkaar: > > Bedieningselementen Volgend apparaat. Vorig apparaat. Deze toets wist de object-pool van de weergegeven jobcomputer. Deze jobcomputer moet ook aangesloten zijn. Deze toets verschijnt alleen bij object-pools die niet kunnen worden gewist: (UT), (TECU) Twee object-pools van de terminal Procedure Object-pool wissen Elke jobcomputer die aan de ISOBUS aangesloten wordt, kopieert de in zijn software gebruikte beelden, teksten en andere objecten naar de terminal. Deze bestanden worden allemaal samenvattend object-pool genoemd. Omdat de geheugenruimte op de terminal beperkt is, is het nuttig om object-pools van niet gebruikte jobcomputers te wissen. Zo wist u een object-pool: NL

25 Configuratie van de terminal Terminal 5 De jobcomputer waarvan het beeld en de tekstbestanden uit het terminalgeheugen moeten worden gewist, is aangesloten. 1. Open het scherm "Apparaten : > > 2. - Kies het apparaat waarvan u de bestanden uit het terminalgeheugen wilt wissen Wis de bestandenl. 5.5 Pad Terminal In het scherm "Terminal kunt u bepalen hoe de terminal zich op de bus moet identificeren en gedragen. In het startscherm drukt u na elkaar: > Parameters in de schermgroep ISO UT-functie Instantienummer Aant. navigatietoetsen Activeert en deactiveert de communicatie via de ISOBUSinterface. Als er op de ISOBUS meerdere terminals zijn, kan aan elke terminal een zogenaamde instantienummer worden toegewezen. Het instantienummer dient ertoe om jobcomputers aan terminals toe te wijzen. Wanneer u vaststelt dat bij de aangesloten jobcomputer niet alle functietoetsen worden weergegeven, verandert u de waarde van deze parameter naar 2. Wanneer de jobcomputer dit ondersteunt, krijgt u de mogelijkheid om met de toetsen F4 en F8 de functietoetsen weer te geven die normaal niet weergegeven worden. 1 - Er worden 7 toetsen van de jobcomputer en een V

26 5 Configuratie van de terminal Tractor navigatietoets weergegeven. 2 - Er worden 6 toetsen van de jobcomputer en een navigatietoets weergegeven. Deze instelling verbetert de weergave zodra in de jobcomputertoepassing de toetsen voor links en rechts ook telkens aan de linker of rechter kant van het terminalbeeldscherm moeten worden weergegeven. 5.6 Bedieningselementen Tractor In het scherm "Tractor" kunt u de volgende informatie vinden: Werkstandsensor Snelheidssensor Terug naar het vorige scherm. Naar het volgende scherm in de schermgroep. Roept het scherm op waarin de snelheidssensor kan worden gekalibreerd. Parameters in de schermgroep Snelheidssignaal Impulsen/100 m Snelheid Bron van het snelheidssignaal: sensor Aangesloten aan aansluiting B van de terminal. CAN-bus wordt via de CAN-bus ontvangen. Aantal impulsen die de snelheidssensor op een afstand van 100 m naar de jobcomputer zendt (Verschijnt alleen wanneer u "sensor als snelheidssignaal kiest). Aanduiding van de actuele snelheid NL

27 Configuratie van de terminal Tractor 5 Baudrate RS232 Werkstandsignaal Werkstand Momenteel geen functie. Bron van het werkstandsignaal: sensor aangesloten aan aansluiting B van de terminal. CAN-bus wordt via de CAN-bus ontvangen. Actuele werkstand: geactiveerd machine in werkstand In het scherm "Overzicht verschijnt in dit geval het symbool: gedeactiveerd machine niet in werkstand Procedure De snelheidssensor kalibreren Bij het kalibreren van de snelheidssensor stelt u het aantal impulsen vast die de sensor ontvangt over een afstand van 100 meter. Als het aantal impulsen bekend is, kan de terminal de actuele snelheid berekenen en naar de aangesloten jobcomputer zenden. U kunt de snelheidssensor als volgt kalibreren: De terminal is aan de signaalcontactdoos van de tractor aangesloten. Parameter "Snelheidssignaal is geconfigureerd. Waarde: "sensor 1. Meet en markeer een traject van 100 m. De grond moet met de toestand van het akker overeenkomen. Het traject moet dus over een weide of akker lopen. 2. Zet de tractor met de aangesloten machine aan het begin van het gemarkeerde traject. V

28 5 Configuratie van de terminal Toewijzing van de toetsenfuncties voor AUX-bedieningsapparaten 3. Druk op de toets tot het scherm "Tractor (1 / 2) verschijnt: 4. - Open het kalibreringsscherm: 5. - Start de kalibrering. 6. Rij op het gemarkeerde traject rechtdoor. 7. Als u de meting moet onderbreken, druk dan op. 8. Stop na 100 m Beëindig de kalibrering. 10. Het aantal impulsen verschijnt in de regel "getelde impulsen Sla het resultaat op of start de terminal opnieuw. 5.7 Stappen Toewijzing van de toetsenfuncties voor AUX-bedieningsapparaten De terminal geeft u de mogelijkheid om de functies van een ISOBUS-jobcomputer aan de toetsen van de joystick toe te wijzen. Hiervoor moeten de ISOBUSjobcomputer en de joystick voldoen aan de eisen van de Auxiliary 2-specificatie uit de ISOBUS-norm. Wanneer u de AUX-functies gebruikt, let dan op het volgende: 1. Om te beginnen moet u de toetsen en functies zelf toewijzen. 2. Na elke systeemstart moet u controleren of de toewijzing van de toetsen nog juist is. Zo wordt ervoor gezorgd dat u altijd weet, welke functies u met de toetsen activeert NL

29 Configuratie van de terminal Toewijzing van de toetsenfuncties voor AUX-bedieningsapparaten 5 De terminal maakt het gebruik van maximaal één extern AUX-2-bedieningsapparaat mogelijk. VOORZICHTIG Foute bediening door te veel bedieningsapparaten Wanneer op de ISOBUS de signalen van meer dan één AUX-2- bedieningsapparaat toekomen, kunnen ze niet eenduidig worden toegewezen. Bij een activering kan dus de verkeerde functie in werking gesteld worden, wat een ongeval kan veroorzaken. Vergewis u ervan dat maximaal één AUX-2-bedieningsapparaat via de ISOBUS communiceert. Procedure Zo configureert u de toewijzing van de functietoetsen (in het voorbeeld van een AUX-2-joystick): Joystick en ISOBUS-jobcomputer zijn aangesloten. 1. Wisselen naar het configuratiescherm AUX-N : Het volgende scherm verschijnt: 1 - Selectie van de jobcomputer. 2 - Kolom met functies van de jobcomputer. 3 - Selectie van de joystick. 4 - Selectie van de toetsen. 2. Met de toetsen en markeert u het veld nummer 1 van het bovenstaande beeld. 3. Druk op de toets. 4. Met de toetsen en kiest u het symbool van de jobcomputer waarvan u de functies aan de joysticktoetsen wilt toewijzen. 5. Druk op de toets. De functies van de joystick worden ingelezen Zoek een functie die u aan een joysticktoets wilt toewijzen (2 in het bovenstaande beeld). V

30 5 Configuratie van de terminal Toewijzing van de toetsenfuncties voor AUX-bedieningsapparaten 7. Met de toetsen en markeert u het vakje naast deze functie (3 van het bovenstaande beeld). 8. Druk op de toets. 9. Druk zo vaak op de toets tot in het vakje het symbool van de joystick verschijnt waarvan u de toetsen wilt toewijzen. 10. VOORZICHTIG! Als u meer dan een AUX-2-joystick kunt kiezen, bestaat het risico dat de toewijzing van de functietoetsen niet eenduidig werkt. Koppel een AUX-2-bedieningsapparaat van het systeem los. Gebruik de terminal niet met twee AUX-2-bedieningsapparaten. 11. Druk op de toets. 12. Druk op de toets van de joystick waaraan u de functie wilt toewijzen. 13. Of: Markeer met de toetsen en het vakje verder rechts (4 op het beeld hierboven) en kies de functie manueel. 14. Op die manier kunt u ook verdere functies aan de joysticktoetsen toewijzen Verlaat het scherm om de toewijzingen op te slaan. De toewijzingen worden nu ca seconden lang naar de jobcomputer gekopieerd. Schakel de terminal gedurende deze tijd niet uit. 16. Controleer of alle toewijzingen correct zijn. Als ja, bevestig dan met. U hebt de toewijzing afgesloten en u kunt de machine met de joystick bedienen NL

31 Technische gegevens Technische gegevens van de terminal Technische gegevens Technische gegevens van de terminal Bedrijfsspanning Stroomopname in werking Vermogensverbruik Omgevingstemperatuu r 9-32 V ca. 150 ma bij 13 V ca. 2 W -20 C C Opslagtemperatuur -30 C tot +85 C Afmetingen (B x H x D) Gewicht Beschermingsklasse 174 mm x 121 mm x 49 mm 370 g IP66 EMC EN ISO 14982:2009 ESD-bescherming 4 kv volgens ISO 15003:2006E Milieubeproevingen Processor Geheugen Besturingssysteem Display Behuizing Temperatuurwisseling en temperatuurschok volgens ISO15003:2006E STM32F429, 180 MHz 16 Mbyte flash (SPI-flash) SD-RAM: 8 Mbyte EEPROM: 64 kbit RTX 4,3" 480 x 272-pixel WQVGAs Materiaal behuizing: PC-ABS / UL-VO Ingangen / uitgangen Zie Pinbezetting [ 32] V

32 6 Technische gegevens Pinbezetting 6.2 Pinbezetting Aansluiting A - 8-polige CAN-bus-stekker Aansluiting B - 12-polige sensorbus Pin Functie Opmerkingen 1 +UB Voeding +12 V In 2 CAN_1_H_out CAN-bus 1 In 3 +UON Voeding +12 VE, geschakeld voor jobcomputer 4 CAN_1_L_out CAN-bus 1 In 5 CAN_1_L_in CAN-bus 1 Out 6 GND GND in 7 CAN_1_H_in CAN-bus 1 Out 8 IGN Ontstekingssignaal In Pin Functie Opmerkingen 1 2 GND GND out 3 4 SI_0 Signaal 0 In (werkstand analoog) 5 6 (SI = sensoringang) 7 SI_1 Signaal 1 In (impulsgevende snelheidssensor: radarsensor of wielsensor) NL

33 Technische gegevens Pinbezetting V

34 7 Bijlage Terminal updaten 7 Bijlage 7.1 Procedure Terminal updaten Als u de software van de terminal wilt updaten, ga als volgt te werk: U hebt een nieuwe softwareversie voor de installatie. U hebt de software van de downloadmanager 2 op uw pc. U hebt de terminal met uw pc verbonden. U hebt geen andere ISOBUS-componenten op de ISOBUS aangesloten. 1. Start de Downloadmanager Druk deze toetsten tegelijk in en houd ze ingedrukt om de downloadmodus te starten Houd deze toets ingedrukt tot op het beeldscherm het ME-logo verschijnt. 4. / - Selecteer de terminal in de Downloadmanager Markeer de terminal. Vóór de terminal verschijnt een "X" Open de map met update bestanden Navigeer naar de map waarin zich het update bestand bevindt. 8. / / - Selecteer het update bestand Start het updaten. 10. Wacht tot het updaten is voltooid Ga terug naar de lijst van apparaten Zet de verbinding tussen de terminal en de Downloadmanager 2 terug. De nieuwe software wordt opgeladen. 13. Start de terminal opnieuw. U hebt het updaten voltooid NL

35 Bijlage Problemen oplossen Procedure Problemen oplossen In sommige gevallen kan het, na het updaten van de software, gebeuren dat de weergave op de terminal fout is. Voer in dit geval de volgende stappen uit: Druk deze toetsen tegelijk in en houd ze ingedrukt om de terminal terug te zetten Laat deze toets los. De terminal schakelt zich automatisch uit. Het weergaveprobleem is verholpen. V

36

37