Griffier van de Staten. Geleidebrief Kaderstellend. Statenvoorstel kerntakendiscussie, Nota van Antwoord. PS 22 juni 2012.

Transcriptie

1 Griffier van de Staten Geleidebrief Kaderstellend Algemeen FEZ-051A Statenvoorstel kerntakendiscussie, Nota van Antwoord Betreft vergadering Commissie BFW 14 juni 2012 PS 22 juni 2012 Te verzenden aan Statenbreed Verzenddatum 12 juni 2012 Commissiegriffier Margreeth Trimpe Inhoudelijk ambtenaar S. de Visser Verantwoordelijk bestuurder C. van Beveren Inhoudelijk Naam voorstel Nr. FEZ-051 Aanleiding Bevoegdheid Wat wordt voorgesteld? Statenvoorstel kerntakendiscussie, Nota van Antwoord Vervolg op voorstel kerntakendiscussie, zoals besproken in de commissie BFW op 31 mei 2012 Als gevolg van de rijksbezuinigingen op het Provinciefonds en het aangescherpte beleid v.w.b. de ijkpunten van het Provinciefonds is het noodzakelijk het financiële beleid meer te richten op de ontwikkeltaken. Dit betreft dus het begrotingsrecht evenals de kaderstellende functie van PS. Ten opzichte van het oorspronkelijke statenvoorstel (besproken in de commissie BFW op 31 mei) wordt een gewijzigd dictum voorgesteld. Het gewijzigde dictum is in een apart statenvoorstel bij de nota van antwoord gevoegd. In hoofdlijnen wordt voorgesteld: een nieuw bestuurlijk profiel vast te stellen, een ombuigingstaakstelling vast te stellen, de financiële ombuiging per 1 januari 2014 in te laten gaan en per 1 januari 2016 te realiseren, de uitwerking, inclusief maatwerkoplossingen ervan, door GS met belanghebbende partijen te laten voorbereiden, voor 1 januari 2013 de resultaten van deze onderhandelingen in een concreet statenvoorstel voor te legen en in de Najaarsnota 2012 hierover een voortgangsrapportage op te nemen. Hiermee wordt de focus van het debat verlegd naar de werkelijke kerntakendiscussie: het bestuurlijk profiel van de provincie en de hoofdlijnen van de financiële gevolgen daarvan. Daarbij geven GS aan dat het aan PS is om keuzes te maken.

2 De Staten kunnen echter meer keuzes maken dan nu is voorgelegd. Er worden voor 6,8 miljoen ombuigingen op subsidies voorgesteld, maar niet alle subsidies worden daarin betrokken. Bij het maken van keuzes is het te overwegen om dan alle subsidies tegen het licht te houden. Uit de beantwoording op de vragen van D66 blijkt dat er voor meer dan 20 miljoen aan structurele subsidies bestaan naast de reeds besproken subsidies. Van de incidentele subsidies is (nog) geen overzicht. Hetzelfde geldt voor de externe inhuur. In de Staten is hier diverse malen aandacht voor gevraagd. Toch staat in het voorstel nog steeds een post van 9,7 miljoen aan "overige externe inhuur". Zeker in relatie tot de thans ingrijpende voorstellen tot ombuiging is dit een post die in de mogelijke keuzes meegenomen kan worden. De uitkering van het Provinciefonds is mede gebaseerd op ijkpunten die door de rijksoverheid zijn vastgesteld. In de voorstellen van GS wordt op enkele onderdelen afgeweken van die ijkpunten. Van belang is dat de rijksoverheid, althans het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), de open huishouding van de provincies respecteert. Daarmee worden de ijkpunten beschouwd als een leidraad voor de provinciale uitgaven. Afwijkingen door een individuele provincie lijken hierdoor geen directe gevolgen te hebben voor die betreffende provincie. Wel kan zo'n afwijking gevolgen hebben voor het totaal van alle provincies samen. Argumenten Doelen en effecten Controleren Uitvoering Informeren Vanuit het rijksbeleid (de financiële ijkpunten en het bestuursakkoord ) is het nodig de koers te verleggen van een "beheersautoriteit" naar een "ontwikkel-/investeringsautoriteit" en deze koerswijziging in te zetten vanuit een nieuw bestuurlijk profiel. Het doel van de gehele operatie is een koerswijziging in het gehele provinciale beleid: van beheer naar ontwikkeling. Het effect zal zijn dat de provincie zich meer richt op haar kerntaken en beheers-/uitvoeringszaken aan andere overheden en organisaties overlaat. Het resultaat zal voor het eerst zichtbaar worden in de begroting GS zal onderhandelen met de betrokken instellingen en gemeenten over de uitwerking van de besluitvorming en de resultaten aan PS rapporteren voor 1 januari 2013 Met de najaarsnota wordt een voortgangsrapportage over de onderhandelingen voorgelegd. Het eindresultaat van de onderhandelingen zal voor 1 januari 2013 voorgelegd worden. Kosten en dekking - Overige informatie Uit de beantwoording blijkt dat de, in de commissievergadering van 31 mei, gemaakte opmerkingen door het college zijn meegenomen in de beantwoording en de aanpassing van het dictum.

3 statenstukken Provinciale Staten Gedeputeerde Vergadering PS: belast met Nr: FEZ051-A behandeling: Beveren, C. van Agenda nr: Vergadering GS: Nr: Onderwerp: Kerntakendiscussie VOORSTEL Aan de Provinciale Staten van Zeeland Samenvatting: -- Ons voorstel FEZ-051 Kerntakendiscussie is op 31 mei 2012 behandeld in de Statencommissie Bestuur, Financiën en Welzijn. Naar aanleiding van de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen en de bijdragen van de insprekers is bijgaande antwoordnota opgesteld. Met deze antwoordnota leggen wij ook het bijgaande aangepaste ontwerp-voorstel aan u voor. Wij stellen u voor te besluiten overeenkomstig bijgevoegd ontwerp-besluit. Gedeputeerde Staten, Karla Peijs, voorzitter, Viek Verdult, secretaris. Ontwerp-besluit De Staten der provincie Zeeland, gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van , nr ; b e s l u i t e n : Het Zeeuwse bestuurlijke profiel - model 1 ½ als basis voor de kerntakendiscussie; De ombuigingstaakstelling die leidt tot een additionele investeringscapaciteit van 16 miljoen voor de ontwikkeltaken van de provincie Zeeland: Het verhogen van het ijkpunt van 14 miljoen Beheer Voorzieningen met 10 miljoen voor het op peil houden van voorzieningen op het terrein van leefbaarheid en sociale infrastructuur op basis van het nieuwe Zeeuwse bestuurlijke profiel; De ombuiging van 6,8 miljoen op subsidies en 9,8 miljoen op interne kosten minus een ruimte van 0,6 miljoen voor het maken van keuzes ter dekking van de extra investeringscapaciteit van 16 miljoen, waarbij aangetekend wordt dat bij de

4 concrete invulling hiervan een uitwisseling kan plaats vinden tussen het volume van 16 miljoen voor extra investeringscapaciteit, het volume van 10 miljoen voor extra inzet Beheer Voorzieningen en de ombuiging van in totaal 16 miljoen; Het per 1 januari 2014 laten ingaan van deze ombuiging op de externe kosten en deze per 1 januari 2016 volledig te realiseren; Het College van Gedeputeerde Staten overleg te laten voeren met de betrokken instellingen en gemeenten voor het realiseren van de ombuigingen en het leveren van maatwerk per instelling; Over de resultaten van deze onderhandelingen met een concreet voorstel te komen voor 1 januari 2013 en in de Najaarsnota 2012 een voortgangsrapportage op te nemen SGR 051A aangepast Statenvoorstel kerntaken.docx 2

5 Nota van Antwoord Vraag en antwoord nota over het voorstel FEZ-051 Kerntakendiscussie naar aanleiding van de discussie in de commissie Bestuur, Financiën en Welzijn van 31 mei Bij de behandeling van het voorstel FEZ-051 Kerntakendiscussie in de commissie Bestuur, Financiën en Welzijn van 31 mei 2012 hebben verschillende instellingen ingesproken en zijn verschillende vragen gesteld door de commissie leden. Afgesproken is een vraag- en antwoordnota op te stellen. Wij leggen die hierbij aan u voor. Deze nota bestaat uit drie elementen: 1. Algemene inleiding 2. Antwoorden op vragen van de leden van de commissie (voor zover deze nog niet zijn meegenomen in het algemeen gedeelte en de reactie op de insprekers) 3. Reactie op insprekers o Zeeuwse Bibliotheek o SCEZ o Zeeuws Museum o Klaverblad o ZMf o Scoop o SportZeeland o Zeeuwse Vereniging Kleine Kernen o COS Zeeland o Terra Maris o Omroep Zeeland o Scouting o CBK Zeeland 1

6 Inhoud Algemeen Deel... 3 Algemene motivering Vragen & opmerkingen van Provinciale Staten met reactie van College van Gedeputeerde Staten Ontwikkeling natuur Zeeuws Archief, toelichting op de Cultuurbudget uitsplitsing Subsidie en investeringsbijdragen per jaar Roosevelt Stichting/uitreiking Four Freedoms Awards en Roosevelt Study Center Grote festivals en sportevenementen Overige kosten Inhuur Voorzieningen Vier miljoen vrije ruimte Marinierskazerne Provinciefondsuitkering Nadere vragen provinciefondsuitkering WMO steunfunctiewerk De inspraakreacties van instellingen tijdens de commissie Bestuur, Financiën en Welzijn van 31 mei Zeeuwse Bibliotheek SCEZ Zeeuws Museum Klaverblad ZMf SCOOP SportZeeland Zeeuwse Vereniging Kleine Kernen COS Zeeland Terra Maris Omroep Zeeland Scouting CBK Zeeland

7 1 Algemeen Deel Algemene motivering Door de insprekers en de leden van de commissie Bestuur, Financiën en Welzijn zijn veel opmerkingen gemaakt en vragen gesteld over de snelheid, de procedure, de afwegingscriteria en de relatie met de "onderhoudsmomenten" van het provinciefonds. In deze nota geven wij daar antwoord op in het onderdeel Vraag en Antwoord. Wij zullen ook ingaan op een aantal specifieke vragen over het onderdeel Beheer Voorzieningen. Vooraf willen wij u zeggen dat wij ons goed realiseren dat de keuzes die wij aan uw Staten hebben voorgelegd verstrekkende gevolgen hebben voor de organisaties die het aangaan. Dat geldt zowel voor de taken die zij uitvoeren als ook voor de medewerkers die daaraan met plezier werken. Deze boodschap hebben wij zelf willen brengen, maar niet voordat wij uw Staten daarover geïnformeerd hadden. Er is daarom door ons bewust gekozen voor het gelijktijdig verstrekken van informatie aan uw Staten en de betreffende instellingen. Om logistieke redenen hebben we een dag later de gemeenten geïnformeerd. Het beëindigen of verminderen van het provinciaal subsidie aan de verschillende instellingen betekent niet dat de provincie geen waardering heeft voor het werk van deze instellingen. De discussie over de kerntaken dwingt ons echter scherpere keuzes te maken en dat heeft rechtstreeks gevolgen voor de organisaties waarvan kan worden vastgesteld dat hun functie/ taken niet of niet volledig meer tot die kerntaken behoren. Daarnaast willen wij uitgaan van een sober en doelmatig beheer van de provinciale middelen, die effectief worden ingezet. De effectiviteit wordt door ons afgemeten aan de te maken afspraken over te leveren prestaties door de eigen ambtelijke organisatie, maar ook door de gesubsidieerde organisaties. Verder blijven we ons inzetten op cofinanciering van Europese programma`s en subsidieregelingen van het rijk om het investeringsvolume van de provincie Zeeland substantieel te vergroten. Onze visie op de kerntaken leidt tot de keuze om meer invulling te geven aan de rol van de provincie als ontwikkelaar en investeerder. Dit past ook bij de centrale focus die we hebben vastgelegd in ''Stuwende Krachten''. De focus van ons college is economische ontwikkeling, groei en innovatie. Deze focus sluit naadloos aan bij de provinciale kerntaak. Wij zien dat de strategische ligging van Zeeland in het Deltagebied interessante kansen biedt voor de toekomst. Onze inzet is om een aantrekkelijk vestigingsklimaat te ontwikkelen voor wonen, bedrijvigheid en recreatie. Binnen de provinciale kerntaken willen wij de bijzondere positie en potentie van Zeeland verder versterken en tot ontwikkeling brengen. Ook als strategie om constructief met de gevolgen van krimp, vergrijzing en ontgroening van de bevolking om te gaan. Hiervoor is het noodzakelijk dat ombuigingen worden doorgevoerd op niet-kerntaken. Deze kerntakendiscussie wordt niet gevoerd vanuit een financiële noodzaak, maar komt voort uit de wens om onze taak als ontwikkelaar en investeerder meer inhoud te geven. Hierbij gaat het om zowel directe provinciale investeringen als ook om provinciale bijdragen aan grote gemeentelijke investeringen van regionale betekenis die passen binnen de kerntaken van de provincie. Dat is de reden waarom wij voorstellen om structurele subsidies vanuit de provincie aan instellingen te verminderen of te beëindigen. En nogmaals wij beseffen dat die keuze een grote impact heeft op de betrokken instellingen. Dat besef wordt gevoed omdat we om dezelfde reden de personeelsformatie in onze eigen ambtelijke organisatie verlagen tot 500 formatieplaatsen en ook 3

8 de materiële kosten verlagen en het budget voor externe inhuur beperken. Bij de voorstellen van de ombuiging hebben wij de kerntaken die zijn neergelegd in de bestuursafspraken rijk provincies als criterium gebruikt. Bij de herijking van het provinciefonds in 2011 is nadrukkelijk uitgegaan van de bekostiging van de kerntaken van de provincies op basis van deze bestuursafspraken. De kerntaken en rol van de provincie en het nieuwe verdeelmodel provinciefonds maken dat met name onze kernrol als ontwikkelaar en investeerder dient te worden uitgebouwd. Vanwege de schaal van Zeeland, de lage bevolkingsdichtheid en de ruimtelijke kenmerken (eilandenstructuur en ontbreken van stedelijke agglomeratie) hebben wij aanvullende criteria gehanteerd voor een taakinvulling die zich weliswaar richt op de genoemde provinciale kerntaken maar ook recht doet aan de schaal van Zeeland. Dit betekent naast aandacht voor leefbaarheid (ruimtelijke beleid en vestigingsklimaat) ook een beperkte aanvullende rol op de terreinen van onderwijs, zorg en welzijn in de zin van signaleren, stimuleren en coördineren van bovenlokale aspecten en het bevorderen van samenwerking op deze terreinen. Wij kunnen pas invulling geven aan deze additionele inzet wanneer wij de voorgestelde reallocatie van middelen doorvoeren zodat er investeringscapaciteit beschikbaar komt. In ons voorstel kerntakendiscussie is dit een volume van 16 miljoen. Wij hebben ons voorstel aan u voorgelegd en het is vervolgens aan uw Staten om keuzes te maken. Bij de presentatie hebben wij aangegeven, en dat is door een van u prima verwoord, dat ''het voorstel niet in beton is gegoten''. Wij beseffen dat aanpassing aan de nieuwe situatie tijd kost en stellen u voor het komende halfjaar te benutten voor nader overleg met alle betrokken instellingen en met de Zeeuwse gemeenten. Een van de punten die wij belangrijk vinden om met elkaar te bespreken is de wenselijkheid en noodzaak om door slimmer samen te werken te komen tot een effectiever en efficiënter inzet van de middelen voor de te bereiken beleidsdoelen. Ons uitgangspunt is en blijft dat het bedrag aan ombuigingen op subsidies van 6,8 miljoen in ons aanvankelijk voorstel gehandhaafd blijft. Dit is het taakstellend bedrag voor instellingen in ons aanvankelijk voorstel van 6,6 miljoen bij beheer Voorzieningen en in totaal 0,2 miljoen voor COS en ZMf). Deze ombuigingen hebben bij de verschillende instellingen ook forse consequenties voor de omvang van het personeelsbestand. De betrokken instellingen moeten dit op een zorgvuldige manier kunnen regelen. De invulling hiervan is een verantwoordelijkheid van de betrokken besturen. Maar gelet op de jarenlange subsidierelatie voelen we ons mede verantwoordelijk voor een zorgvuldige afbouw van onze relatie. Daarom vinden wij dat de betrokken instellingen in staat moeten worden gesteld om hun personeelsformatie op een zorgvuldige manier af te bouwen. Wij willen zorgen voor maatwerk per instelling bij het bepalen van het tempo van de uit te voeren bezuinigingen. Gelet op de impact en het noodzakelijke overleg, stellen wij u daarom thans voor mede gezien de inspraakreacties de ombuigingen gefaseerd door te voeren vanaf 1 januari Dit betekent een uitstel van een jaar ten opzichte van ons aanvankelijke voorstel. Wij willen de ombuigingen wel per 1 januari 2016 gerealiseerd hebben. Wij leggen ons zelf een inspanningsverplichting op om, gehoord de inspraakreacties, in overleg met alle betrokken instellingen en met de andere Zeeuwse overheden, invulling te geven aan de ombuiging van 6,8 miljoen zoals eerder aangegeven. Uiterlijk 1 januari 2013 zullen wij u over de resultaten van dat overleg en het maatwerk rapporteren. In de Najaarsnota zullen wij u door middel van een tussenrapportage over de stand van zaken informeren. Wij willen benadrukken dat het ijkpunt van het onderdeel Beheer Voorzieningen ( 14 miljoen in 2014), dat als basis dient voor de provinciefondsuitkering, het vertrekpunt is voor deze kerntakendiscussie. Wij willen nadrukkelijk rekening houden met de specifieke Zeeuwse situatie. Dat heeft in ons voorstel ook geleid tot het beschikbaar houden van een bedrag van 10 miljoen extra in verband met het belang dat ons college hecht aan het overeind houden van de noodzakelijke leefbaarheidsfuncties in de provincie. Voor deze 10 miljoen die beschikbaar blijft in de vorm van subsidies leggen wij nadrukkelijk een relatie met de eerder genoemde ombuiging van 6,8 mln. Dit 4

9 betekent dat wanneer de onderhandelingen met instellingen en gemeenten niet het gewenste resultaat opleveren, wij ook bereid zijn te kijken naar de in ons aanvankelijke voorstel genoemde instellingen en functies binnen de 10 miljoen. (blz 20/21 voorstel kerntakendiscussie) Met deze keuze raken wij ook het punt van het onderhoud van de provinciefondsuitkering. In de nieuwe verdeling van het provinciefonds wordt een onderscheid gemaakt tussen beheer- en ontwikkeltaken. Gebleken is dat de provincie Zeeland tot nu toe met name inzet op de beheertaken en minder op de ontwikkeltaken. Wij willen juist meer inzetten op onze rol als ontwikkelaar en investeerder. Inhoudelijk sluit dit prima op elkaar aan. Een en ander staat in beginsel los van de onderhoudsmomenten van de uitkering provinciefonds. In het voorstel hebben wij wel aangegeven dat ''vanuit het financieel meerjarenperspectief op lange termijn het zeer denkbaar is dat het niet conformeren aan de ijkpunten van het provinciefonds zal leiden tot het neerwaarts bijstellen van de ijkpunten bij een komend onderhoudsmoment van de provinciefondsuitkering.'' Navraag heeft geleerd, en wij schreven dit ook al in ons Voorstel Kerntakendiscussie dat het Rijk de open huishouding van de provincie respecteert. Bij het periodiek onderhoud van de ijkpunten kan echter het werkelijke uitgavenniveau van de provincies wel een rol spelen. Hierbij wordt echter gekeken naar de totale uitgaven van alle provincies samen. Een afwijking van de uitgaven op de ijkpunten binnen een enkele Provincie, heeft dus geen direct gevolg voor die betreffende provincie op de provinciefondsuitkering. Samenvattend stellen wij voor in te stemmen met: Het Zeeuwse bestuurlijke profiel - model 1 ½ als basis voor de kerntakendiscussie; De ombuigingstaakstelling die leidt tot een additionele investeringscapaciteit van 16 miljoen voor de ontwikkeltaken van de provincie Zeeland; Het verhogen van het ijkpunt van 14 miljoen Beheer Voorzieningen met 10 miljoen voor het op peil houden van voorzieningen op het terrein van leefbaarheid en sociale infrastructuur op basis van het nieuwe Zeeuwse bestuurlijke profiel; De ombuiging van 6,8 miljoen op subsidies en 9,8 miljoen op interne kosten minus een ruimte van 0,6 miljoen voor het maken van keuzes ter dekking van de extra investeringscapaciteit van 16 miljoen, waarbij aangetekend wordt dat bij de concrete invulling hiervan een uitwisseling kan plaats vinden tussen het volume van 16 miljoen voor extra investeringscapaciteit, het volume van 10 miljoen voor extra inzet Beheer Voorzieningen en de ombuiging van in totaal 16 miljoen; Het per 1 januari 2014 laten ingaan van deze ombuiging op de externe kosten en deze per 1 januari 2016 volledig te realiseren; Het College van Gedeputeerde Staten overleg te laten voeren met de betrokken instellingen en gemeenten voor het realiseren van de ombuigingen en het leveren van maatwerk per instelling; Over de resultaten van deze onderhandelingen met een concreet voorstel te komen voor 1 januari 2013 en in de Najaarsnota 2012 een voortgangsrapportage op te nemen 5

10 2 Vragen & opmerkingen van Provinciale Staten met reactie van College van Gedeputeerde Staten 1. Procedure In de commissie BFZ van 31 mei 2012 is door verschillende partijen aangegeven dat het logischer zou zijn geweest wanneer eerst op basis van een kerntakendiscussie de taken van de provincie zouden zijn vastgesteld. Daarna zou besloten kunnen worden welke gevolgen dit zou hebben voor de gewenste taakuitvoering van gelieerde en gesubsidieerde instellingen. Op basis daarvan zouden de financiële consequenties voor de instellingen worden vastgesteld. Antwoord Deze volgorde vindt u terug in deze 'vraag- en antwoordnota FEZ-051 Kerntakendiscussie'. De eerste twee hoofdstukken geven aan waarom een aangescherpt profiel noodzakelijk is en hoe dat profiel er naar onze mening uit komt te zien. Hierbij is door ons aangegeven dat een keuze voor een profiel slechts richtinggevend is voor de te maken keuzes. Het is uiteindelijk aan uw Staten te bepalen of taken dikker of dunner uitgevoerd moeten worden. Het profiel is verder financieel in de beheer- en ontwikkeltaken uitgewerkt. Dit is een nadere verfijning van de financiële vergelijking van de verschillende modellen zoals gepresenteerd op de 'zicht op beleid'- bijeenkomst van 25 april Uit de vergelijking valt af te leiden dat wij momenteel teveel uitgeven aan onze beheerstaken en te weinig aan onze ontwikkeltaken. Omdat uit het vergelijkende CEBEON-onderzoek blijkt dat wij vooral op de beheerstaak Beheer Voorzieningen extra uitgaven doen en daardoor te weinig middelen overhouden voor onze ontwikkeltaken hebben wij besloten u hiervoor een concreet ombuigingsvoorstel te doen. In de antwoordnota is, gelet op de opmerkingen in de Statencommissie BFW, het ontwerp-besluit van het statenvoorstel aangepast, waardoor een voorstel voor een concrete invulling van de ombuigingen later dit jaar wordt voorgelegd. Zoals ook in het voorstel is aangegeven bepaalt u uiteindelijk op basis van het nadere voorstel hoe dik of dun u taken wilt uitvoeren. U kunt dus zelf op basis van vooral politieke afwegingen bepalen welke argumenten voor u doorslaggevend zijn voor de mate van subsidiering. Het profiel is hierbij niet meer dan richtinggevend. 2. Overleg Waarom heeft er in lijn met het 'Zeeuws model' niet vooraf overleg plaatsgevonden met de getroffen instellingen en de gemeenten? Antwoord We kozen bewust voor het gelijktijdig informeren van uw Staten en de instellingen. Dit om te voorkomen dat uw Staten later dan de instellingen en gemeenten geïnformeerd zouden worden over ons voorstel. Overleg met instellingen en gemeenten over ons voornemen zonder concreet besluit van uw Staten zou naar ons oordeel voorbij gaan aan uw kaderstellende rol. Wij hebben vooraf ingeschat dat het door uw aangehaalde Zeeuws model, waarbij op bepaalde terreinen vooral met z'n veertienen wordt opgetrokken, bij deze omvangrijke ombuigingsoperatie alleen zin heeft met een mandaat van uw Staten. Gelet op de inbreng van de insprekers heeft de 1 e termijn van de commissiebehandeling vooral in het teken gestaan van de bezuinigingen op instellingen. Wij willen echter benadrukken dat deze discussie vooral tot doel heeft onze provincie meer ontwikkelingsgericht en daarmee toekomstbestendig te maken. Met de name de financiële structurele ontwikkelruimte van 16 miljoen zal ons in staat stellen beter te kunnen inspelen op kansen en bedreigingen. Uit de door ons in hoofdstuk 3.4 beschreven voorbeelden blijkt duidelijk dat deze investeringscapaciteit ten goede zal komen aan de regio en gemeenten. Het is na de besluitvorming over de kerntaken wederom aan uw Staten om straks aan de hand van concrete beleidsvoorstellen deze ontwikkelingscapaciteit in te vullen. Op de langere termijn neemt de ruimte voor invulling van uw kaderstellende rol ook toe. Het merendeel van de huidige provinciale uitgaven liggen structureel vast. Door de vermindering van de personeelsformatie van de provincie naar 500 formatieplaatsen en door vermindering van structurele subsidies (voor niet kerntaken) ontstaat financiële ruimte voor het invullen van de ontwikkeltaak van de provincie. Dit is een structurele taak 6

11 van de provincie. De invulling hiervan zal vooral bestaan uit het verstrekken van incidentele of tijdelijke bijdragen voor investeringen ten behoeve van onze kerntaken op het gebied van natuur, recreatie, leefbaarheid. Inclusief bestrijding krimp, infrastructuur en bevordering economische ontwikkeling. 3. Ontwikkeling natuur Er zijn opmerkingen gemaakt, dat er te weinig budget is voor ontwikkeling natuur. Antwoord Met het beschikbaar komen van 16 miljoen extra voor ontwikkeltaken in model 1 ½ - Zeeuws Bestuurlijk profiel komen er ook middelen beschikbaar voor ontwikkeling natuur. Deze middelen kunnen via de gebruikelijke prioriteitenstelling toegewezen worden. 4. Zeeuws Archief, toelichting op de Graag een toelichting geven op de in de Voorjaarsnota aangegeven bedrag van voor het Zeeuws Archief Antwoord In het regeerakkoord en het bestuursakkoord tussen het rijk, IPO en VNG is vastgelegd dat met ingang van 2012 de gezamenlijke provincies verantwoordelijk worden voor de kosten van het beheer en de ontsluiting van hun bij de diverse RHC's (Regionaal Historische Centra) opgeslagen archieven. Voor Zeeland betreft dat het Zeeuws Archief. In totaal worden de provincies geacht daarvoor een bedrag van 5 miljoen te gaan betalen. Het Algemeen Bestuur van het IPO heeft op 2 februari jl. het verdelingsmodel van deze 5 miljoen vastgesteld en op basis daarvan is de bijdrage van de provincie Zeeland aan het Zeeuws Archief vanaf 2012 tot en met tenminste 2016 jaarlijks , Cultuurbudget uitsplitsing U heeft gevraagd naar de uitsplitsing van het cultuurbudget van 2 miljoen en 0,8 miljoen. Antwoord In de voorjaarsconferentie van 26 juni 2012 van ons college willen wij de conceptcultuurnota vaststellen, inclusief de toedeling van de beschikbare middelen. 6. Subsidie en investeringsbijdragen per jaar Kunt u in een tabel aangeven waar de subsidie en investeringsbedragen per jaar in staan vermeld ( ) en waarin de ombuigingen uit het voorstel in zijn verwerkt? Antwoord onderstaande tabel laat dit zien. Activiteit Omschrijving Budget 2012 Budget 2013 Budget 2014 Budget 2015 Budget Zeeuwse Milieufederatie COS Kindertelefoon Klaverblad Sport Zeeland Terra Maris Zeeuwse Bibliotheek Zeeuws Museum Stichting Cultureel Erfgoed Scoop Omroep Zeeland Scouting Zeeland Vrouwenraad Zeeuwse Vereniging voor Zeeuwse Kernen Splinter Totaal bezuiniging subsidieinstellingen Nb. In de restantbedragen voor 2013 is ook de korting met betrekking tot de vorige bezuiniging verwerkt. 7

12 Zoals aangegeven in deze antwoordnota gaan wij nader overleg voeren met de instellingen over de hoogte en invulling van de ombuigingen op basis van de kerntakendiscussie. Dit heeft gevolgen voor bovenstaande bedragen. 7. Roosevelt Stichting/uitreiking Four Freedoms Awards en Roosevelt Study Center Wilt u ook de organisatie kosten en overige kosten van de Roosevelt Stichting/uitreiking Four Freedoms Awards en Roosevelt Study Center betrekken? Antwoord Het budget voor de uitreiking van de Four Freedoms Award bedraagt voor de jaren : ; ; ; ; Zoals aangegeven in het voorstel willen wij de begrotingsposten voor de subsidie aan het Roosevelt Studiecenter van en Rooseveltstichting van handhaven. De motivering hiervan is opgenomen in paragraaf 3.9 Motivering handhaving subsidies. Kortheidshalve verwijzen wij u hiernaar. Hiermee maken deze onderdeel uit van de 24 miljoen inzet op het onderdeel beheer Voorzieningen opgebouwd uit 14 miljoen ijkpunt en het extra bedrag van 10 miljoen. Het Roosevelt Study Center ontvangt ook subsidie van het Ministerie van OC&W. 8. Grote festivals en sportevenementen Is de subsidie voor de grote festivals en sportevenementen waarvan het college heeft vastgesteld dat ze behouden moeten blijven hier in opgenomen? Antwoord De bijdrage aan de grote festivals maken onderdeel uit van de 2,8 miljoen voor cultuur. Dit geldt niet voor de sportevenementen. Hiervoor is in ''Stuwende Krachten'' een bedrag van per jaar opgenomen. 9. Overige kosten Voor zover dit niet de overige kosten dekt (blz18) van 1,2 miljoen, graag deze specificeren. Antwoord Subsidie CBK Zeeland (wordt nog verhoogd vanuit structurele post cultuur van ) Saldo huisvestingslasten SCEZ Saldo huisvestingslasten Zeeuws Museum en depot Onderwijsactiviteiten Nieuwe geschiedschrijving Zeeland (laatste jaar van meerjarige prioriteit) Prioriteit 200 jaar Zeeland 2014 (incidenteel) Instandhouding molens, kerken, buitenplaatsen (tijdelijk tot en met 2016) Afronding Totaal Personeelskosten Graag de 1,7 miljoen personeelskosten (pagina 18) toelichten. Welke werkzaamheden betreft dit? Hoeveel FTE eigen personeel en hoeveel inhuur betreft het? Antwoord Dit betreft uitsluitend eigen personeel. Uitgegaan wordt van 500 formatieplaatsen. 20 formatieplaatsen hiervan, in overeenstemming met de profielschets Cebeon, worden toegerekend aan voorzieningen. Dat is 20 x = Inhuur Op pagina 21 staat dat de inhuur te verminderen is voor Wat is het huidige totaalbedrag? Antwoord Voor 2011 was de onderverdeling van de externe inhuur als volgt: 8

13 Beleidsgevoelige externe inhuur Beleidsondersteunende externe inhuur Uitzendkrachten en inhuur op basis van capaciteit Totaal externe inhuur op basis van de rijksnorm Overige externe inhuur, zoals uitbestedingen en opdrachten : 2,7 miljoen : 0,7 miljoen : 0,9 miljoen : 4,3 miljoen : 9,7 miljoen 12. Voorzieningen Welke overige uitgaven zijn opgenomen in het onderdeel Voorzieningen ( bladzijde 21)? Antwoord In het voorstel zijn verschillende posten zoals Omroep Zeeland, de apparaatskosten en enkele overige posten niet expliciet opgenomen, maar is een en ander verrekend in een saldopost van Dit geeft onduidelijkheid. Hieronder geven wij inzicht in het totaal van de resterende kosten van het onderdeel beheer Voorzieningen. Dit is dus na verwerking van de voorgestelde ombuigingen van In de ijkpunten van het provinciefonds is in 2014 voor het onderdeel Voorzieningen een bedrag opgenomen van 14 miljoen. In ons voorstel worden de kosten van voorzieningen verhoogd naar afgerond 24 miljoen. Dit is als volgt opgebouwd: Prioriteit topsport Prioriteit cultuur Structurele posten cultuur waaronder productiehuis Zeelandia, Muziekpodium Zeeland, Zeeuws Orkest Subsidie CBK Zeeland (wordt nog verhoogd vanuit structurele post cultuur van ) Budget leefbaarheid/afloop beleidskader sociale zorg/wmo/zorg en welzijn Prioriteit onderwijs Subsidie Roosevelt Study Center Subsidie Rooseveltstichting Subsidie SCEZ (exclusief huisvestingslast) Saldo huisvestingslasten SCEZ Zeeuwse Bibliotheek Zeeuws Museum (exclusief huisvestingslasten) Saldo huisvestingslasten Zeeuws Museum en depot Scoop Onderwijsactiviteiten Nieuwe geschiedschrijving Zeeland (laatste jaar van meerjarige prioriteit) Prioriteit 200 jaar Zeeland 2014 (incidenteel) Instandhouding molens, kerken, buitenplaatsen (tijdelijk tot en met 2016) Omroep Zeeland Apparaatskosten Voorgestelde aanpassingen/ruimte voor PS Totaal Vier miljoen vrije ruimte Op pagina 11 stelt u dat: De Minister er van uitgaat dat de provincies de inkomsten uit het eigen vermogen inzetten voor de ontwikkelopgaven in het eigen gebied. Daartoe wordt 4 miljoen als vrije ruimte aangemerkt. Wat bedoelt u daarmee? Betekent het dat bij het vaststellen van de bijdrage uit het provinciefonds rekening is gehouden met het eigen vermogen van provincies? Of betekent het dat een deel van het eigen vermogen door de Minister is bestemd? Antwoord In het nieuwe verdeelmodel wordt, naast de opbrengst opcenten motorrijtuigenbelasting ook rekening gehouden met de overige eigen middelen (OEM). Dit zijn vooral de dividendopbrengsten van Delta nv bij de provincie Zeeland dan wel de rentebaten van de vermogens die gevormd zijn met de verkoop van de aandelen 9

14 van energiebedrijven bij de meeste andere provincies. De Minister gaat ervan uit dat de provincies de inkomsten uit het eigen vermogen inzetten voor de ontwikkelopgaven in hun eigen gebied. Daartoe wordt voor de provincie Zeeland vier miljoen als vrije ruimte aangemerkt. Toelichting: In het nieuwe verdeelmodel wordt bij de bepaling van de provinciefondsuitkering door de Minister rekening gehouden met een OEM van circa 16 miljoen voor de Provincie Zeeland. Uitgaande van een dividendopbrengst van Delta nv van circa 20 miljoen betekent dit dat de Minister redeneert dat 16 miljoen door de Provincie wordt besteed aan de uitvoering van ontwikkeltaken binnen de Provincie Zeeland en 4 miljoen vrij besteedbaar is. 14. Marinierskazerne De marinierskazerne wordt maar kort genoemd in uw voorstel. Uit de pers vernemen wij dat de Commissaris der Koningin van Zeeland een aanbod heeft gedaan dat nog met de Staten geregeld moet worden. Graag vernemen wij de financiële consequenties van het aanbod. Ze moeten worden meegewogen in de behandeling van dit collegevoorstel. Antwoord Op dit moment wordt in de gezamenlijke werkgroep intensief overlegd over de wijze waarop de voor de kazerne benodigde gronden aan Defensie beschikbaar kunnen worden gesteld. Daarnaast vindt overleg plaats met de overheden die grond in het betreffende gebied in eigendom hebben. Met particuliere eigenaren in het gebied worden, dan wel zijn, gesprekken gestart om te komen tot verwerving van de benodigde gronden. De aard en omvang van eventuele financiële consequenties voor de provincie kunnen pas goed worden bepaald nadat het genoemde overleg verder is gevorderd. Wij zullen eventuele financiële consequenties tijdig aan uw Staten voorleggen. 15. Overleg met gemeenten Welk overleg is gevoerd met de gemeenten over de provinciale subsidies die naar mening van het college in het domein van de gemeenten vallen. Klopt het dat dit (deels) pas na de voorlichtingsbijeenkomst van 15 mei is gebeurd? Antwoord Op woensdag 16 mei 2012 hebben wij de gemeenbesturen in gezamenlijkheid geïnformeerd over de provinciale kerntakendiscussie en de mogelijke gevolgen daarvan voor de gemeenten. Afgesproken is dat wij na de vaststelling van ons voorstel door Provinciale Staten op 22 juni a.s. met de gemeenten in gesprek gaan over de gevolgen van de provinciale koerswijziging. Wij hebben de Vereniging van Zeeuwse Gemeenten (VZG) voorgesteld om de VZG-Zeelanddag op 12 juni 2012 te gebruiken om de procedure en de hoofdpunten van het vervolgoverleg te bespreken. 16. Overgangstermijn Op pagina 10 staat dat: rekening moet worden gehouden met een zekere overgangstermijn. Dat is een vreemde woordkeus, gebruikelijk in dergelijke situaties is een redelijke overgangstermijn. Of bent u toch met ons van mening dat de aangehouden termijnen geenszins redelijk zijn? Antwoord Het uitgangspunt is aangegeven in ons statenvoorstel Kerntakendiscussie. Ingangsdatum wordt Verschuiven in de jaren is mogelijk. Per instelling worden de omstandigheden bekeken. 17. De vier Zeeuwse steden U spreekt in uw voorstel over De vier Zeeuwse steden. (pagina 14) Bedoelt u De vier grootste Zeeuwse steden? Antwoord Wij bedoelen inderdaad de 4 grootste steden. 18. Personele lasten De vermindering van de personele lasten in het meerjarenperspectief (pagina 17) is niet ingevuld. Wilt u ons deze gegevens voor behandeling van het voorstel verstrekken? Zonder deze gegevens is het voorstel niet te beoordelen. 10

15 Antwoord We kunnen deze gegevens nog niet geven, aangezien de gegevens nog niet beschikbaar zijn. 19. Provinciefondsuitkering Kan duidelijker aangegeven worden, op basis van informatie van het Rijk, dat het niet voldoen aan de ijkpunten consequenties heeft voor de uitkering van het Provinciefonds? Antwoord In de commissievergadering BFW van 31 mei jl. kwamen vragen naar voren over de opbouw van de zogenaamde "ijkpunten" binnen het provinciefonds en wat de gevolgen zijn als de besteding van de provinciefondsuitkering door de Provincie afwijkt van deze ijkpunten. In dit onderdeel wordt hier uitgebreid op ingegaan, waarbij we de volgende indeling hanteren: I. Techniek verdeelmodel provinciefondsuitkering; II. Beantwoording vragen over het nieuwe verdeelmodel provinciefonds door Minister BZK; III. Onderhoudsinstrument provinciefondsmodel. I. Techniek verdeelmodel provinciefondsuitkering Het nieuwe verdeelmodel is, net als het voorgaande verdeelmodel provinciefonds, in opdracht van het Rijk door het adviesbureau Cebeon ontwikkeld. De provinciefondsuitkering is opgebouwd uit een algemene uitkering en een decentralisatie-uitkering. Algemene uitkering Middels een verdeelmodel vindt een allocatie plaats van de algemene uitkering over de verschillende provincies. De verdeling van de provinciefondsuitkering vindt plaats via verschillende verdeelmaatstaven van de verschillende beleidsvelden, de zogenaamde ijkpunten. Deze ijkpunten worden bepaald per beheertaak en ontwikkeltaak met daarbij een verdere uitsplitsing naar de clusters: Bestuur, Verkeer & Vervoer, Water & Milieu, Natuur & recreatie, Economische zaken, Volkshuisvesting en ruimtelijke ordening (VHROSV) en Voorzieningen. De ijkpunten worden bepaald door een vermenigvuldiging van de prijzen per eenheid per cluster met één of meerdere volumina per cluster per provincie. In een aantal gevallen wordt ter bepaling van het ijkpunt nog een decentralisatie-uitkering aan het ijkpunt toegevoegd. Hier wordt in de paragraaf "IJkpunten" nader op ingegaan. De prijzen zijn bij de opbouw van het nieuwe verdeelmodel door het Rijk bepaald en bekend gemaakt in de circulaire provinciefonds. Deze prijzen kunnen jaarlijks (beperkt) wijzigen. Door het Rijk wordt aan de provincies geen inzicht gegeven hoe deze prijzen tot stand komen. Overigens vindt door het Rijk bij dit onderdeel een correctie plaats in verband met het vaste component van de Overige Eigen Middelen (OEM). In de paragraaf "Overige Eigen Middelen (OEM) in Provinciefonds" wordt hier nader op ingegaan. De volumina zijn bij de opbouw van het nieuwe verdeelmodel door het Rijk bepaald. Het betreft hier een aantal verdeelmaatstaven c.q. fysieke gegevens die periodiek wijzigen. Deze fysieke gegevens zijn voor een groot deel afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en worden (meestal) jaarlijks bijgewerkt. Het ministerie maakt een wijziging van deze gegevens bekend in de circulaire provinciefondsuitkering. Bij de bepaling van de verdeelmaatstaven heeft het Rijk de volgende eisen gehanteerd nl.: kosten oriëntatie, herindelingsbestendigheid, eenvoud, robuustheid, periodieke actualisatie basisgegevens, niet beïnvloedbaar door ontvangers. De fysieke gegevens zijn: Aantal inwoners, aantal inwoners landelijk gebied, aantal jongeren, lengte provinciale wegen, aantal woonruimten, aantal meters oeverlengte, aantal ha. land, aantal ha. water, oppervlakte EHSgroen, oppervlakte bedrijventerreinen, aantal inrichtingen, aantal banen, aantal banen stuwende werkgelegenheid, aantal inwoners, omgevingsadressendichtheid, aantal inwoners groei, aantal inwoners krimp en een vast bedrag per provincie. Als voorbeeld: het ijkpunt "Beheertaak Voorzieningen" wordt bepaald door een vermenigvuldiging van de prijzen met de volumina van de fysieke gegevens: aantal inwoners, aantal inwoners landelijk gebied, aantal jongeren, aantal ha. land en een vast bedrag. Op basis van het provinciefondsmodel is dus niet exact te bepalen of bepaalde activiteiten wel of niet binnen het ijkpunt van de beheertaak Voorzieningen vallen. 11

16 In het rapport van Cebeon vindt een verdere verdieping plaats van de clusters. De beheertaak "Voorzieningen" wordt bijvoorbeeld door Cebeon verder onderverdeeld naar: Jeugdzorg, Regionale Omroep, Cultuurhistorie, Kunst Oudheid en Bibliotheken en Overige voorzieningen. Omdat Cebeon zelf het verdeelmodel heeft ontwikkeld, beschikt zij over deze specifieke kennis. Op basis van de openbare informatie zoals de circulaires provinciefonds, is door ons deze detaillering niet te reproduceren. Decentralisatie-uitkering De decentralisatie-uitkering is een autonoom onderdeel van de provinciefondsuitkering waarvan de hoogte door het ministerie van BZK per provincie wordt vastgesteld. De hoogte van de uitkering per provincie wordt dus niet door de variabelen in het verdeelmodel beïnvloedt. Deze uitkering is door het Ministerie geïntroduceerd om het aantal specifieke uitkeringen te verminderen. De decentralisatie uitkering is een autonome uitkering waarbij van te voren niet vast staat hoeveel jaren deze uitkering plaats vindt. IJkpunten Zoals eerder aangegeven worden de ijkpunten bepaald door een vermenigvuldiging van de prijzen per eenheid per cluster met één of meerdere volumina per cluster per provincie. Met name bij de bepaling van het ijkpunt van de ontwikkeltaken wordt in een aantal gevallen nog een decentralisatie uitkering aan het ijkpunt toegevoegd. Voor Zeeland betekent dit dat bij de ontwikkeltaak, Verkeer & Vervoer, Water & Milieu en Natuur & Recreatie (ILG) een decentralisatie-uitkering onderdeel uitmaakt van het ijkpunt. Overige Eigen Middelen (OEM) in Provinciefonds In het nieuwe verdeelmodel wordt rekening gehouden met de overige eigen middelen (OEM). Dit zijn vooral de dividendopbrengsten van Delta nv bij de provincie Zeeland dan wel de rentebaten van de vermogens die gevormd zijn met de verkoop van de aandelen van energiebedrijven bij de meeste andere provincies. De minister gaat ervan uit dat de provincies de inkomsten uit het eigen vermogen inzetten voor de ontwikkelopgaven in hun eigen gebied. Daartoe wordt vier miljoen als vrije ruimte aangemerkt. Toelichting: In het nieuwe verdeelmodel wordt op twee manieren rekening gehouden met de OEM. De "variabele" component bedraagt voor Zeeland circa 10 miljoen (gebaseerd op de inkomsten uit eigen vermogen). De "vaste" component is gerelateerd aan de uitgavenclusters en is eenmalig bepaald bij de herijking van het nieuwe verdeelmodel. De vaste component bedraagt circa 6 miljoen. In totaal wordt dus bij de bepaling van de provinciefondsuitkering door de minister rekening gehouden met een OEM van circa 16 miljoen voor de Provincie Zeeland. Uitgaande van een dividendopbrengst van Delta van circa 20 miljoen betekent dit dat de minister redeneert dat 16 miljoen door de Provincie wordt besteed aan de uitvoering van ontwikkeltaken binnen de Provincie Zeeland en 4 miljoen vrij besteedbaar is. Motorrijtuigenbelasting in provinciefondsmodel In het rekenmodel van de provinciefondsuitkering vindt een korting plaats in verband met de provinciale opbrengst uit de opcenten Motorrijtuigenbelasting (MRB). Bij de hoogte van deze korting wordt rekening gehouden met de verschillen tussen de provincies om inkomsten te genereren door de inning van MRB. In auto-rijke provincies is het immers eenvoudiger om extra MRB-opbrengsten te genereren dan in autoluwe provincies. Voor Zeeland betekent dit, dat een relatief laag bedrag in mindering wordt gebracht. Omdat Zeeland een autoluwe provincie is, is deze nivellering voor Zeeland dan ook relatief gunstig. In het verdeelmodel wordt rekening gehouden met een genormeerde maatstaf voor de MRB. Deze is lager dan de werkelijk opbrengst MRB. Groeimaatstaf in verband met meerjaren perspectief Op basis van het verdeelmodel wordt uiteindelijk de provinciefondsuitkering per jaar per provincie bepaald. In het provinciefondsmodel wordt meerjarig rekening gehouden met een groeifactor van de maatstaf MRB capaciteit van 4,2%. Het effect van de theoretische groei heeft voor de Provincie Zeeland een theoretisch positief effect per jaar op de uitkering provinciefonds. Naast de groei van de maatstaf MRB-capaciteit zijn nog een aantal groeipercentages van de fysieke gegevens in het rekenmodel van de provinciefondsuitkering opgenomen. Het betreft hier: inwoners (+0,4%), inwoners landelijk gebied (-/-0,1%), aantal jongeren (-/-0,3%), en woonruimten(+0,9%). Het effect van de theoretische groei van deze maatstaven heeft voor de Provincie Zeeland een beperkt theoretisch negatief structureel effect op de provinciefondsuitkering per jaar. 12

17 II. Beantwoording vragen over het nieuwe verdeelmodel provinciefonds door Minister BZK In de provinciale commissievergadering BFW van 31 mei jl. kwam de vraag naar voren of er een "officieel document" beschikbaar is, waarin staat wat de gevolgen zijn als de besteding van de provinciefondsuitkering door de Provincie afwijkt van de door het Rijk in de circulaires provinciefonds gespecificeerde opgave voor beheer- en ontwikkeltaken. In deze paragraaf wordt hier nader op in gegaan. Vorig jaar heeft de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken meer dan honderd vragen voorgelegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 29 maart 2011 inzake de nieuwe verdeling van het provinciefonds en de effecten per provincie (Kamerstuk C, nr. 6). De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 26 mei 2011 bij de vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar In de bijlage zijn een aantal relevante vragen en antwoorden uitgelicht. De complete beantwoording door de minister omvat 26 pagina's (niet bijgevoegd). Met de introductie van de categorie ontwikkeltaken en de decentralisatie-uitkeringen wordt de autonomie van de provincies door het Rijk steeds verder onder druk gezet. De rol van de provincie als autonome bestuurslaag wordt steeds meer verdrongen door die van uitvoerder van rijksbeleid. Aan de ene kant wordt in het stuk door de minister van BZK heel duidelijk gesteld dat de provincies behoudens bestuurlijke afspraken en wettelijke kaders, zelf de mogelijkheid hebben om financiële afwegingen te maken in de besteding van de provinciefondsuitkering. Aan de andere kant geeft de minister aan dat ten aanzien van de ontwikkeltaken periodiek een vergelijking tussen de werkelijke en de veronderstelde uitgaven zal worden gemaakt. Door middel van dit periodiek onderhoud zal de hoogte van het provinciefonds periodiek worden herijkt. De vorm en frequentie zijn nog niet bepaald. Het voorgaande, autonomie versus het toetsen of de werkelijke uitgaven in lijn zijn met de door Rijk veronderstelde uitgaven, is in feite tegenstrijdig met elkaar. Volgens het ministerie passen de ontwikkelopgaven binnen de afgesproken kerntaken zoals ook overeengekomen in het bestuursakkoord. De minister geeft aan dat hij de provincies zal aanspreken, indien ze zich niet houden aan de bestuurlijke afspraken uit het bestuursakkoord. Naar aanleiding van de vraag wat de gevolgen zijn voor de Provincie Zeeland, als Zeeland meer of minder uitgeeft dan de ijkpunten van het provinciefonds is contact gelegd met het ministerie van BZK. BZK geeft nadrukkelijk aan, zoals ook uit de beantwoording van de minister van BZK blijkt, dat geen harde afrekening plaats zal vinden als Zeeland meer of minder uitgeeft dan de ijkpunten van het provinciefonds. De provinciefondsuitkering zijn vrij besteedbare algemene middelen, wat ook in de wet is vastgelegd. Vanuit het ministerie worden de ijkpunten gezien als een leidraad voor de provincies wat vanuit de landelijke politiek gezien wordt als gewenste uitgaven. De Provincies zijn volgens BZK vrij om hier vanaf te wijken. Door het ministerie is bijvoorbeeld het ijkpunt Beheer Voorzieningen bewust laag gehouden omdat het kabinet wil inzetten op de kerntaken van de provincies in het ruimtelijk/fysieke domein. Het feit dat er in Zeeland geen grote steden zijn, kan volgens BZK een verklaring zijn voor een hoger uitgavenniveau op het ijkpunt "beheer voorzieningen" binnen de Provincie Zeeland. Echter bij het periodiek onderhoud van de ijkpunten kan het werkelijke uitgavenniveau van de provincies wel een rol spelen. Hierbij wordt gekeken naar de totale uitgaven van alle provincies samen. Een afwijking van de uitgaven op de ijkpunten binnen een enkele Provincie, heeft dus geen direct gevolg voor die betreffende provincie op de provinciefondsuitkering III. Onderhoudsinstrument provinciefondsmodel Het ministerie van BZK heeft een concept-projectplan opgesteld voor het ontwikkelen van een nieuw onderhoudssystematiek van het provinciefonds. Daarbij zijn twee onderdelen te onderscheiden: I. een onderhoudsinstrument dient te worden ontwikkeld en II. een aantal verbeteringen in de maatstaven van het herijkte verdeelstelsel zijn noodzakelijk. I. Onderhoudsinstrument Het onderhoudsinstrument heeft als doel om het verdeelstelsel van het provinciefonds op zijn werking te bezien en indien nodig bij te stellen. Hiermee zouden grote schoksgewijze herverdelingen zoals in 2011 moeten kunnen worden vermeden. Het doel van het ministerie is: 1. een monitor van de veronderstelde en feitelijke provinciale inkomsten en uitgaven; 2. inzicht in de ontwikkeling van het takenpakket waarbij er een onderscheid wordt gemaakt in beheer- en ontwikkeltaken; 3. inzicht voor de toezichthouder in de financiële positie van provincies (reserves, weerstandsvermogen etc.) 13