Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar VII Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2000 Nr Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Te Veldhuis (VVD), ondervoorzitter, De Cloe (PvdA), voorzitter, Van den Berg (SGP), Van de Camp (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Dankers (CDA), Hoekema (D66), Rijpstra (VVD), Cornielje (VVD), O.P.G. Vos (VVD), Rehwinkel (PvdA), Luchtenveld (VVD), Rietkerk (CDA), Wagenaar (PvdA), De Boer (PvdA), Duijkers (PvdA), Verburg (CDA), Halsema (GroenLinks), Kant (SP) en Balemans (VVD). Plv. leden: Rouvoet (RPF), Van Beek (VVD), Zijlstra (PvdA), Ravestein (D66), Van Wijmen (CDA), Augusteijn-Esser (D66), Balkenende (CDA), Barth (PvdA), Gortzak (PvdA), Rabbae (GroenLinks), Wijn (CDA), Dittrich (D66), Cherribi (VVD), Nicolaï (VVD), Van den Doel (VVD), Van Oven (PvdA), Brood (VVD), Apostolou (PvdA), Eurlings (CDA), Kuijper (PvdA), Belinfante (PvdA), Mosterd (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP) en Essers (VVD). 2 Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), Biesheuvel (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Zijlstra (PvdA), Apostolou (PvdA), Middel (PvdA), Van Heemst (PvdA), voorzitter, Dittrich (D66), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Rouvoet (RPF), Van Oven (PvdA), O.P.G. Vos (VVD), Van Wijmen (CDA), Patijn (VVD), De Wit (SP), Ross-van Dorp (CDA), Niederer (VVD), Nicolaï (VVD), Halsema (GroenLinks), Weekers (VVD), Van der Staaij (SGP), Wijn (CDA) en Brood (VVD). Plv. leden: Balkenende (CDA), Verhagen (CDA), Wagenaar (PvdA), Arib (PvdA), Van Vliet (D66), Duijkers (PvdA), Kuijper (PvdA), Albayrak (PvdA), Barth (PvdA), Hoekema (D66), Karimi (GroenLinks), Schutte (GPV), Santi (PvdA), Van den Doel (VVD), Rietkerk (CDA), Rijpstra (VVD), Marijnissen (SP), Buijs (CDA), Van Baalen (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), De Vries (VVD), Van Walsem (D66), Eurlings (CDA) en Kamp (VVD). VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG Vastgesteld 2 december 1999 De vaste commissies voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 1 en voor Justitie 2 hebben op 29 november 1999 overleg gevoerd met minister Peper van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en minister Korthals van Justitie over onder meer het onderdeel Politie van de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Van het overleg brengen de commissies bijgaand stenografisch verslag uit. De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, De Cloe De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie, Van Heemst De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Coenen KST42550 ISSN Sdu Uitgevers s-gravenhage 1999 Tweede Kamer, vergaderjaar , VII, nr. 22 1

2

3 Stenografisch verslag van een notaoverleg van de vaste commissies voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Justitie Maandag 29 november 1999 Aanvang uur Voorzitter: De Cloe Aanwezig zijn 7 leden der Kamer, te weten: Van den Berg, De Cloe, Kuijper, Nicolaï, Oedayraj Singh Varma, Rietkerk en Scheltema-de Nie, en de heren Peper, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en Korthals, minister van Justitie. Aan de orde is de behandeling van: - de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onderdeel politie (26800-VII); - de brief van de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie d.d. 8 oktober 1999 inzake nadere informatie n.a.v. algemeen overleg BNP en aanverwante onderwerpen (26345, nr. 22); - de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 2 september 1999 inzake politiewerk in gevaarlijke situaties (26200-VII, nr. 60); - de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 24 augustus 1999 inzake de stand van zaken politieinformatievoorziening (26345, nr. 19); - de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 20 september 1999 inzake interdepartementaal beleidsonderzoek: Politiezorg (26836); - de brief van de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie d.d. 5 oktober 1999 inzake informatie-inwinning openbare orde (25232); - de brief van de Algemene Rekenkamer d.d. 15 december 1998 inzake Financieel beheer politieregio s (26340, nrs. 1 en 2); - de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 19 oktober 1999 inzake videocameratoezicht en pepperspray (BZK ); - de brief van de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie d.d. 3 november 1999 inzake Besluit van 23 september 1999 (Stb. 421) m.b.t. artikel 5, tweede lid, van de Politiewet 1993; - de brief van de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie d.d. 4 november 1999 inzake Politiële informatievoorziening en recherche (26215, nr. 7); - de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 10 november 1999 inzake financiële activiteiten politieregio s (26345, nr. 25); - de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 11 november 1999 inzake nadere informatie naar aanleiding van het algemeen overleg over het Politieonderwijs d.d. 9 september 1999 (26345, nr. 26). De voorzitter: Hoofdthema is de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken, onderdeel politie. De overige agendapunten staan daarmee in relatie of daarover kunnen door de leden afzonderlijk opmerkingen worden gemaakt. De heer Van den Berg (SGP): Mijnheer de voorzitter! Ik heb een punt van orde. Afgelopen week hebben wij een omvangrijke brief ontvangen, gedateerd 24 november Deze brief staat niet op de agenda, maar heeft betrekking op een groot aantal punten die wel geagendeerd staan. Ik neem aan dat iedere woordvoerder deze brief naar bevind van zaken bij het debat zal betrekken. In de brief wordt ook ingegaan op de eerdere discussie in het kader van het veiligheidsprogramma over de verhouding publiek/privaat en alles wat daarmee samenhangt. Afgesproken is dat daaraan een apart vervolgoverleg gewijd zal worden. Ik neem aan dat die intentie in stand blijft. Dat onderdeel van de brief zou in dat geval niet bij de discussie betrokken moeten worden. Dat lijkt mij zeer voor de hand te liggen. De voorzitter: Ik ben het geheel met u eens. Ik stel dan ook voor, zo te handelen. Ik kan uiteraard de minister niet verbieden om in brieven over van alles en nog wat opmerkingen te maken. Over genoemd aspect zullen wij op een later moment, conform de afspraken in een eerder debat, terugkomen. Minister Peper: Collega Korthals en ik hebben het dienstig gevonden om voor dit overleg een brief te sturen, omdat er vaak zoveel tijd tussenzit. Wij doen dat in de hoop en verwachting dat daarmee de doelmatigheid wordt gediend. In de brief wordt een update van de Tweede Kamer, vergaderjaar , VII, nr. 22 3

4 situatie gegeven waarvan ik hoop dat de commissie deze op prijs stelt. De voorzitter: Wij stellen dat buitengewoon op prijs, maar de brief moet dan wel tijdig de commissieleden bereiken. In dit geval hebben wij de brief zaterdag ontvangen, waardoor er niet meer over gesproken kan worden in de fracties. Wij hanteren daarvoor minimaal een termijn van vijf dagen. De brief was wel gedateerd op 24 november, maar kwam pas 27 november binnen. Eerste termijn van de zijde van de commissies De heer Rietkerk (CDA): Voorzitter! Allereerst spreek ik mijn waardering uit voor de ruim politiemensen, omdat zij goed werk verrichten in het kader van het veiliger maken van Nederland. Natuurlijk worden er fouten gemaakt, maar er gebeurt ook veel goeds. Een recent positief voorbeeld is het fouilleren in de Millinxbuurt in Rotterdam. Ik hoor graag van de bewindslieden een toelichting op de acties. Wanneer kan de Kamer een evaluatie verwachten? Op het terrein van het fouilleren gebeurt er namelijk meer. De CDA-fractie wil de waardering ook omzetten en invullen omdat het politievak nog aantrekkelijker gemaakt moet worden. Dit laatste zal hard nodig zijn op een veel krapper wordende arbeidsmarkt. Wij steunen de minister bij alle impulsen die het politievak aantrekkelijker kunnen maken. Driekwart jaar geleden hebben wij vragen gesteld over problemen voor instromers bij de aspiranten. Indertijd noemde ik het voorbeeld van de jongensdroom van een sportleraar met een gezin, maar nu noem ik als voorbeeld een mevrouw die op de meldkamer werkt en in salarisschaal 7 zit, graag wil instromen als aspirant, maar dat alleen kan doen door op schaal 6 te beginnen. De arbeidsmarkt is krap en het aantal aspiranten op de LSOP wordt niet gehaald. Daarom moet dit soort problemen worden opgelost. Ik spoor de minister dan ook aan, de Kamer daartoe heel snel een goed voorstel te doen dat mede is gericht op de consequenties voor de bezoldiging. In 2002 wil de minister agenten in levenden lijve aan het werk hebben. Dat is prima. De CDA-fractie zal de minister in deze ambitie steunen, maar tijdens ons laatste overleg heb ik over deze hoge ambitie voorgerekend dat er tijdens deze kabinetsperiode een kleine agenten bij zullen moeten komen. Kan de minister een wervings- en scholingsplan naar de Kamer sturen? Ik heb er twijfels over dat het genoemde aantal gehaald zal worden. Het jaar 2000 is heel bijzonder voor de politie vanwege het millennium en het Europese voetbalkampioenschap. Deze zullen volop de aandacht vragen. Voor beide evenementen zijn verloven ingetrokken. Het wordt letterlijk: alle hens aan dek. Het EK 2000 moet uiteraard veilig en feestelijk worden, maar wij wijzen erop dat ook tijdens, voor en na het EK het leven in de rest van Nederland gewoon doorgaat. Dat brengt mij op de begroting voor het jaar De kern is dat de basispolitiezorg ook in de rest van Nederland door moet blijven gaan. Het is positief dat minister Peper voluit de verantwoordelijkheid neemt voor de veiligheid rond bijvoorbeeld het EK. Nu de jaarplannen zijn binnengekomen bij het ministerie, vraagt de CDA-fractie welke knelpunten de minister in 2000 in brede zin ziet. Ik doel hiermee niet alleen op het EK. Hoeveel agenten zetten regiokorpsen bijvoorbeeld in voor het millennium? Worden er defensieonderdelen ingezet? Ik dacht ergens gelezen te hebben dat de marechaussee wordt ingezet. Hoeveel extra agenten of eenheden heeft de minister nu al ingepland, los van de loting, voor, tijdens en na het EK? Wat betekent dit voor het politiewerk in de rest van Nederland? In de begroting is te lezen dat er een voorlopige raming is gemaakt van de maximaal benodigde bijstand vanuit de verschillende politieregio s, waaruit is gebleken dat steeds voldoende inzet beschikbaar kan worden gesteld. Ik vind dat nogal optimistisch. De laatste maanden wordt er voor bijstand tijdens de millenniumviering zelfs aan veteranen en aan de marechaussee gedacht. Ik vraag de minister om een toelichting op dit optimistische gedeelte uit de begroting. Wij merken overigens dat er, ook in de jaarplannen, nu al een overurenbegroting wordt gemaakt. De huidige regels, zoals die voor de 36-urige werkweek en de arbeidstijdenwet, en de compensatie van overuren in vrije dagen, zullen naar onze mening zorgen voor een onverantwoord lage inzet in 2000 voor het reguliere politiewerk, waaronder ook het wijkgerichte werk. Daarnaast kan er in veel politiegezinnen met kinderen spanning ontstaan doordat onvoldoende verlof wordt opgenomen tijdens de schoolvakanties. De CDA-fractie vindt deze situatie ongewenst. In 2000 dienen de overuren uitbetaald te worden, met toeslag, en niet te worden gecompenseerd in verlofdagen. Bovendien dient de arbeidstijdenwet niet als een korset te worden gezien, maar met verstand te worden toegepast. Ik dring er bij de minister op aan om dit te regelen in het arbeidsvoorwaardenoverleg. Deze minister houdt volgens mij van arrangementen, dus ik zou zeggen: maak er een mooi arrangement van. Ik hoor graag een reactie van de minister. Zoals bekend, wil de CDA-fractie de politie zoveel mogelijk ontlasten bij het uitvoeren van haar kerntaken. Zo kan de politie in het begrotingsjaar 2000 haar verantwoordelijkheid waarmaken in de rest van Nederland. Inmiddels bereiken mij signalen dat diverse regio s ongeveer 20% van de sterkte moeten inleveren voor het EK 2000, terwijl de kritische ondergrens al was bereikt door vacatures en het wijkgericht werken dat onvoldoende van de grond kwam. Behalve over het betalen van de overuren doet de CDA-fractie het voorstel om bij de EK 2000 naast de inzet van vrijwillige politie ook diverse defensieonderdelen in te zetten. Wij denken dan aan de marechaussee, de nationale reserve voor het begeleiden van het verkeer en mariniers, opgeleid voor antiterreuractiviteiten. Inmiddels is de marechaussee geen taboeonderwerp meer, zie het millennium. Tijdens het werkbezoek van de vaste Kamercommissie in Frankrijk hebben wij kunnen zien dat hier best winst te halen is. Graag hoor ik hierop een reactie van de minister. In de regio s buiten de speelsteden denkt het CDA aan het inzetten van vrijwillige politie en eventueel veteranen, waarbij de vutters zijn genoemd. Hoeveel wordt daarvan verwacht? Uit een korte peiling blijkt dat een aantal wel wil, omdat men plichtsgetrouw is. Wordt hiervan echt een oplossing verwacht? Wij denken eraan om bevoegd administratieftechnisch personeel op straat te krijgen in de regio in die periode en Tweede Kamer, vergaderjaar , VII, nr. 22 4

5 aan de politie te velde, de groene toezichthouders. Op welke wijze gaat de minister dit stimuleren? De heer Rietkerk gaat zo snel dat ik er haast niet tussen kan komen. Hij zei tussen neus en lippen door dat ook de mariniers moeten worden ingezet. Ik begreep eerder uit zijn verhaal dat hij vond dat de voetbalwedstrijd een feest moest worden. Ik begrijp dat hij toch oorlogssituaties vreest, als hij het leger wil inzetten. Ik begrijp dat niet. Ik vind dat er een tegenstrijdigheid in zit. Ik vraag mij af of hij niet bezig is om hier een soort self-fulfilling prophecy te debiteren. De heer Rietkerk (CDA): Ik heb het over defensieonderdelen of legeronderdelen. Ik heb het niet over een helm, een mitrailleur en een kanon. Als wij goed kijken naar de ervaringen in Frankrijk, die ik absoluut niet wil politiseren, denk ik dat de marechaussee en de antiterreurbeweging daar prima hebben gewerkt, met name bij de vliegvelden. D66 wil de marechaussee zelfs bij de politie onderbrengen, maar dat gaat ons een stap te ver. Ik wil dat helemaal niet oppoetsen, omdat het niet past bij een feest en omdat ik een feest wil. Juist omdat het in Frankrijk een fantastisch feest was, ook in Marseille, denk ik dat wij moeten leren van de Franse ervaring op dit terrein. De mariniers oefenen al in Rotterdam met de politie. Dat is fantastisch en dat moet gewoon doorgaan. Daarom zeg ik dat wij de mariniers prima op onderdelen kunnen inzetten. Ik vraag de minister om die onderdelen te benoemen. U verwijst naar Frankrijk, maar daar is een ander politieel systeem. Wij zetten de Koninklijke marechaussee in voor civiele taken, dat is normaal. Ik vind dat dit moet kunnen, maar bij mariniers is het wat anders, want dat is leger. U zegt dat wij van Frankrijk moeten leren, maar u ontkent dus niet dat u wel het leger wilt inzetten. De heer Rietkerk (CDA): Ach, een koe is een beest en een beest is een koe. Ik wil niet in de val trappen die u openzet, dat het leger wordt ingezet. Nee, defensieonderdelen. Marechaussee is krijgsmacht en een onderdeel van het leger, dus dan wordt het een woordenspel. De nationale reserve kun je prima inzetten voor het begeleiden van verkeersstromen, maar zij is een defensieonderdeel. Als het gaat om het soort werk, kunnen de mariniers hetzelfde werk doen als de ME bij de politie, als de regie maar bij de politie zit. Dat is hier anders dan in Frankrijk. Als de regie bij de politie zit, zie ik geen bezwaar om niet voorop, maar in de achtervang na te denken over de inzet, zodat in de wijk voldoende politie blijft. De heer Kuijper (PvdA): Ik begrijp het even niet. De eerste uitspraak van de heer Rietkerk was dat de mariniers ingezet moeten worden bij terreurbestrijding, maar nu spreekt hij over de achtervang. Kan hij uitleggen waarvoor het CDA de mariniers wil inzetten? De heer Rietkerk (CDA): Dat kan voor twee zaken zijn. Schiphol is een vliegveld. De heer Kuijper (PvdA): Daar wordt niet gevoetbald. De heer Rietkerk (CDA): Als het erom gaat dat het EK 2000 een feest wordt, zie ik dat het ME-peloton van de mariniers daar prima werk kan doen. Het gaat mij te ver om te zeggen wat voor soort werk. Ik heb wel iets op het oog waarvoor wordt geoefend. De voorzitter: Ik zie dat enkele leden weer willen interrumperen, maar ik stel voor de heer Rietkerk zijn betoog te laten vervolgen. De heer Rietkerk snijdt een thema aan waarover wij uitgebreid afzonderlijk met de bewindslieden zullen praten op 15 december. Dan praten wij over EK Ik zeg niet dat de heer Rietkerk er nu geen opmerkingen over mag maken. Het is aan de vertegenwoordiger van de CDAfractie om te bepalen waarover hij in zijn tijd spreekt, maar ik stel wel voor de discussie over dit punt beperkt te houden. Er zijn enkele vragen aan de heer Rietkerk gesteld en of hij die beantwoordt of niet, is zijn verantwoordelijkheid. Ik verzoek de heer Rietkerk zijn betoog te vervolgen. De heer Rietkerk (CDA): Ik ben het er helemaal mee eens dat deze zaak op 15 december wordt doorgesproken. Daarom wilde ik deze zaak nu verder laten rusten. Ik heb een aantal suggesties gedaan om de politie die in de wijken tijdens en na het EK nodig blijft, enigszins te ontlasten. Ik zou graag in algemene zin en op hoofdlijnen een reactie van de minister willen op die suggesties. De vrijwillige politie staat terecht weer in de politieke aandacht. De vrijwillige politie is een belangrijkere schakel. Gerichte stimulering en doorstroming, goede voorlichting en goede onderwijsvoorzieningen zijn van groot belang. Wij steunen de minister in zijn inzet voor de vrijwillige politie. Is de rechtspositie van de vrijwillige politie al geregeld, zoals de minister ons naar ik meen in een van zijn laatste brieven heeft gemeld? De politievrijwilligers zijn onbezoldigd en genieten voor hun inzet slechts een geringe onkostenvergoeding. Een aantal sociale fondsen brengt deze vergoeding in mindering op hun uitkering. Ook zijn er vrijwilligers die gekort worden op bijvoorbeeld hun huursubsidie. Kan de minister aan deze onrechtvaardigheid een eind maken, eventueel via het Belastingplan 2001? Dan de groene politie of de politie te velde. Onderschat wordt het belang van de politie te velde. Bij de waardering voor de reguliere politie en de vrijwillige politie passen ook woorden van waardering voor de politie te velde. Helaas heeft minister Korthals zijn toezegging van vorig jaar om met de PG s tot een oplossing te komen, nog niet kunnen waarmaken. Hij heeft de Kamer er althans niets over gemeld. Wat heeft het overleg overigens opgeleverd? In het afgelopen jaar is mij duidelijk geworden dat er in de groene gebieden veel gebeurt dat niet kinderachtig is. Daar kan de politie te velde op dit moment onvoldoende effectief en efficiënt opereren. Dit kost de reguliere politie overigens ook veel aanrijtijd. Want als er in het Amsterdamse Bos iets gebeurt, moet er een wijkagent elders uit Amsterdam komen. Als die er dan na drie kwartier zoeken is, is het delict allang gepleegd en is de dader verdwenen. Om de waarderende woorden om te zetten, vraagt de CDA-fractie de ministers om betere scholingsmogelijkheden voor de politie te velde, om een beter legitimatiebewijs, herkenbaarder kleding en bijvoorbeeld de aanwezigheid van een hond. Willen beide ministers deze mogelijkheden bekijken? Kan minister Korthals de situatie weergeven? Wil minister Peper net Tweede Kamer, vergaderjaar , VII, nr. 22 5

6 als bij de vrijwillige politie aan een betere rechtspositie voor de politie te velde gaan werken? Er is overigens ook een regio, t Gooi, waar reguliere politie en politie te velde goed werkbare afspraken hebben gemaakt. Communicatie en afstemming over en weer zijn van groot belang. De heer Van den Berg (SGP): Er is in het verleden in de Kamer veel discussie geweest over het optreden van de politie en andere organisaties in de groene ruimte. U gebruikt nu het begrip politie te velde, maar volgens mij is dat geen formeel begrip. Bedoelt u de veld- en milieupolitie van de reguliere politie? Of bedoelt u boswachters en andere instandhouders van privaat domein? Dat zijn verschillende categorieën die allemaal in het buitengebied werken. In uw verhaal generaliseert u dat volgens mij. Hoe ziet u dat? De heer Rietkerk (CDA): Ik denk vooral aan de groene toezichthouders: de BOA s, de boswachters, zoals ik hen een jaar geleden heb genoemd. Dat is wat anders dan de onderdelen waar u mee begon. De heer Van den Berg (SGP): Dat is dus geen politie. De heer Rietkerk (CDA): Dat klopt. De heer Van den Berg (SGP): Als u die categorieën bedoelt, is het mij helder. De heer Rietkerk (CDA): Ik had misschien politie te velde tussen aanhalingstekens moeten zetten. Voorzitter! De stadswachten zijn inmiddels een vertrouwd beeld aan het worden. Gelet op de krappe arbeidsmarkt is de instroom van nieuwe kandidaten beperkt. De voorwaarden knellen hier. Ziet de minister oplossingen voor versoepeling en verruiming van de voorwaarden? Ook vraag ik aandacht voor de regie over al deze politiefunctionarissen, al dan niet tussen aanhalingstekens. Er zijn momenteel eigenlijk te veel verschillende uniformen. Herkenbaarheid voor de burger is hard nodig. Hoe ziet de minister zowel de regie als de herkenbaarheid? Bevoegdheden voor de politie. De informatievoorziening van strafbare feiten is geregeld via de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden (Wet BOB). Hier gaat de minister van Justitie over. De informatievoorziening voor het handhaven van de openbare orde is naar ons idee op een aantal onderdelen onvoldoende geregeld. In geval van een redelijk vermoeden van dreigende ernstige verstoring van de openbare orde zou de politie toch echt moeten kunnen afluisteren, ook met het oog op de operationele informatie. Ook over het gebruik van informanten om leidersfiguren te kunnen volgen zal serieus gedacht moeten kunnen worden. De vraag of de politie in het kader van de openbare orde mag deelnemen aan de chatbox of nieuwsgroep beantwoorden wij positief. Hoe zit het met de prepaidcard? Het zijn kaarten voor mobiele telefoons die niet aan een individu zijn gekoppeld. Vindt minister Peper niet dat de informatievoorziening voor het handhaven van de openbare orde toch wat sterker mogelijk gemaakt moet worden? Wij hebben hier een debat over camerahelmen gehad. Ik steun de minister om de camerahelmen in te zetten in de regio. Ik heb begrepen dat ook de fractie van de PvdA inmiddels voor de camerahelmen is. Een zo breed mogelijke steun in de Kamer is nodig om dit instrument in de regio mogelijk te maken. De heer Nicolaï (VVD): Ik dacht dat van de kant van het CDA was gepleit om het in te voeren, niet om het mogelijk te maken. Daar deed zich een verschil met de VVD voor die meende dat sprake was van een operationele afweging. De heer Rietkerk (CDA): De eerste reactie van de VVD was: ik moet er niet aan denken om op dat paard te zitten. In tweede termijn was u er een voorstander van dat het mogelijk werd gemaakt. Volgens mij trekken wij gezamenlijk op. Ik vroeg het aan de fractie van de PvdA om een zo breed mogelijke steun te verkrijgen. Voorzitter! Ik kom te spreken over politie en jeugd. Wij merken dat dit terecht in een goede belangstelling staat. In september is het jaarcongres daarover gegaan. Veel goede initiatieven zijn toegelicht door de politie en door andere betrokkenen. Jongeren tellen mee in de Nederlandse samenleving. Dat is ook te zien in de ontwikkeling in diverse korpsen. Wij willen die ontwikkelingen overigens stimuleren. De jeugdcriminaliteit is helaas wel een sterk stijgende criminaliteit. Dat baart ons toch wel zorgen. Kan de minister inzicht geven op basis van welke ontwikkelingen hij gericht beleid gaat voeren? Als voorbeeld: het vierjarig project school en veiligheid loopt volgend jaar af. De resultaten zijn positief. Wij zien die resultaten graag vertaald richting het regulier onderwijs. Dat is van groot belang voor het achterstandenonderwijs. Ik denk aan de randgroepjongeren en jongeren die in de criminaliteit belanden. Wat zijn bij de eindmeting de meetbare resultaten voor deze kwetsbare groep en hoe kan de rol van de scholen worden versterkt? Moet gezien de verjonging het primair onderwijs niet een wat grotere rol krijgen? Het kan via het invoeren van die resultaten van het project. In Utrecht zijn daarmee goede resultaten bereikt. Hier en daar zie je het specialisme jeugdpolitie opkomen. Stimuleert de minister dat krachtdadig of laat hij het wat over aan de regio s? Ik kom te spreken over het wijkgericht werken. In 2000 blijft dat belangrijk. Door omstandigheden wordt de kritische grens bereikt. Ziet de minister dat ook? De Arbeidstijdenwet wordt als een korset gezien. Schrijnend vind ik de boetes die betaald moeten worden. Kan de minister daarvan een overzicht geven? Voor het wijkgericht werken zit er een te groot gat tussen de auto en te voet. De CDA-fractie ziet graag het fietsen, de scooter en de mountainbike krachtig gestimuleerd. Ik kom op de opleidingen. Het LSOP heeft op papier duidelijk uiteengezet hoe het gaat werken en opleiden. De instroommogelijkheden zijn vergroot. Deze ambitie verdient politieke steun. Graag krijgen wij de uitstroomcijfers van het LSOP in 1998, 1999, 2000 en De instroomcijfers zijn bekend. De uitstroomcijfers zijn relevant voor de vraag of kan worden voldaan aan de ambitie. De stimulering van de regionale opleiding en het duaal stelsel wordt genoemd, maar krijgt onvoldoende impuls. Wellicht kan de kwaliteit door een LSOP-keurmerk worden gegarandeerd. Het is ons echter onduidelijk wat de ontwikkelingen op dit moment zijn. Kan de minister hierop ingaan? Ik heb enkele vragen aan de minister van Justitie over de opleidingen. Mijn fractie blijft zich zorgen maken over het rechercheonderwijs. Als de aanhouding bij een zedendelict niet door een maar door twee mensen Tweede Kamer, vergaderjaar , VII, nr. 22 6

7 moet worden gedaan, heeft dat gevolgen voor de opleiding. Bestaat er een richtlijn die een aanhouding door twee mensen verplicht stelt? Hierover bestaat nu enige onduidelijkheid en ik hoop dat de minister die kan wegnemen. Op dit moment wordt op het ministerie gewerkt aan een opleiding die het agenten mogelijk moet maken, preventief op te treden in situaties waar de dreiging bestaat dat er geweld tegen de politie zal worden gebruikt. Hierover is niets terug te vinden in de begroting voor Is men hier bewust niet op ingegaan of is dit er tussendoor geslipt? In diverse regio s zijn inmiddels klachtencommissies opgericht. Uit de praktijk bereiken mij echter berichten dat die vertragend en demotiverend werken. De professionaliteit bij de politie neemt toe. De korpschef mag verder een grotere rol krijgen bij de klachtencommissies. Buiten kijf staat natuurlijk dat die commissies er moeten blijven. Is het, gelet op de actualiteit, niet tijd om een keer over het functioneren van de klachtencommissie na te denken en hen opnieuw te waarderen? Moet de procesgang van deze commissies niet wat eigentijdser worden? De minister neemt de financiële activiteiten van de korpsen serieus. Het beeld dat er te weinig geld is voor veiligheid en agenten maar dat de korpsen tegelijkertijd ruig beleggen, moet worden weggenomen. Dit beeld is een aantal maanden geleden ontstaan. De brief van de minister maakt in ieder geval aan de Kamer duidelijk dat hij hier op een goede manier mee omgaat. Wij zien overigens uit naar het debat over de wetswijziging en dan in het bijzonder over artikel 45 van de Politiewet. In het kader van dit debat zal ik hierop uitgebreider ingaan. De nieuwe communicatietechnologie is van groot belang voor de politie. De infrastructuur en de systemen voor deze ICT dienen gelijkgeschakeld te zijn. De minister schrijft dat de situatie enigszins zorgelijk is. Er bestaat een lappendeken van netwerken. Standaardisering en integratie hiervan is van groot belang. De gewenste innovatie komt onvoldoende van de grond. De minister wil toch zeker, met de Kamer, dat de resultaten van de korpsen inzichtelijker en beter vergelijkbaar worden? Ik voorzie hier een probleem. De lappendeken en het uitstellen van het ICT-masterplan roepen de vraag op wat de minister gaat doen om te zorgen voor een hoger tempo. De Kamer en de commissie-van der Zwan zullen zaken moeten kunnen vergelijken als er begin volgend jaar over het Peper-verdeelsysteem wordt gesproken. In de begroting wordt in een passage op hoofdlijnen gesteld dat de commissies van gemeenteraadsleden aan een onderzoek moeten worden onderworpen. De CDA-fractie is van mening dat de gemeenteraden een centralere positie in het veiligheidsbeleid moeten hebben. Ik heb vorig jaar een motie ingetrokken die hiertoe opriep, omdat de minister toezegde hieraan te zullen werken. Er wordt nu echter toch een commissie van gemeenteraadsleden tussen de gemeenteraad en het regionaal orgaan geschoven. Het zal de minister, gezien mijn motie van vorig jaar, niet bevreemden dat mijn fractie zich al op voorhand uitspreekt tegen een dergelijke commissie. Ik hoor graag een toelichting als ik een verkeerd beeld zou hebben. Ik wijs er echter wel op dat sinds de presentatie van het regeerakkoord bij de politie en de gemeente het idee leeft dat er een orgaan tussen de gemeenteraad en de politie zal worden geschoven. Op 2 september heeft de minister zijn zorgen geuit tegenover de Kamer over de bejegening van politiemensen. Eind vorig jaar en in januari 1999 heb ik gevraagd of het niet mogelijk is de geweldsprotocollen die in Haaglanden en Amsterdam- Amstelland worden gehanteerd, landelijk in te voeren. Ik merk daar op dit moment nog weinig van. Ik had toch wel een plan van aanpak verwacht, omdat dit heel belangrijk is, niet alleen voor de waardering van politiemensen, maar ook om er gezamenlijk als politie en als openbaar ministerie mee om te gaan, om te voorkomen dat het geweld tegen die gezagsdragers aan het toenemen blijft. Natuurlijk heeft het ook met cultuur te maken en de veel bredere ontwikkeling in dat kader, maar het gaat nu over het politieoverleg. Mijn vraag is derhalve: hoe staat het ermee? In dat kader heb ik zonet al gevraagd naar de opleiding, als het gaat om gevaarsbeheersing in de preventieve sfeer: dat vind ik in de begroting 2000 helaas niet terug. Ik zou het zonde vinden, als iets wat opgestart is rondom zo n thema, nu ineens niet, wellicht vanwege financiële redenen, in 2000 en verder uitgevoerd zou kunnen worden. De heer Kuijper (PvdA): Voorzitter! Ik wil mijn bijdrage als volgt indelen. Ik wil eerst praten over delen betreffende de openbare orde. Daarna wil ik ingaan op de organisatie van de politie en tot slot vraag ik nog aandacht voor een paar losse problemen. Maar voordat ik dat doe, wil ik de heer Rietkerk steunen in zijn vraag naar een nota of een evaluatie naar aanleiding van de controleacties zoals die in Rotterdam hebben plaatsgevonden. Misschien kunnen we dat op korte termijn krijgen. Voorzitter! Het is helaas niet uit te sluiten dat ons land in de komende periode, bijvoorbeeld tijdens het Europees kampioenschap voetbal, wordt geconfronteerd met grootschalige verstoringen van de openbare orde. Het voorkómen en bestrijden van die grootschalige verstoringen van de openbare orde vereist van ons een adequate aanpak. Die aanpak kan effectiever zijn naarmate de politie is voorbereid op ontwikkelingen en kan inschatten wat en waar iets staat te gebeuren. Het is daarvoor noodzakelijk dat de politie en het openbaar ministerie de gelegenheid krijgen, daar waar noodzakelijk, ervaringen, organisaties en personen te registreren. Zowel in het eindrapport van de commissie-kalsbeek, als tijdens het algemeen overleg op 1 juli is gewezen op de noodzakelijke wettelijke basis om tot registraties over te kunnen gaan. Laat ik nog eens in herinnering roepen wat de analyse is van de huidige situatie volgens de commissie-kalsbeek. Informatiegaring ten behoeve van de opsporing is geregeld in het Wetboek van Strafvordering; die ten behoeve van de openbareordehandhaving is gebaseerd op artikel 2 van de Politiewet; die ten behoeve van de staatsveiligheid is geregeld in de Wet inlichtingen- en veiligheidsdiensten, en die ten behoeve van de bestuurlijke rechtshandhaving in het Voorontwerp bevordering integere besluitvorming openbaar bestuur. Vervolgens constateert de commissie-kalsbeek dat de regimes in deze wetten sterk uiteenlopen, waarbij de commissie veronderstelt dat de verschillen niet allemaal doordacht zijn. De commissie beveelt Tweede Kamer, vergaderjaar , VII, nr. 22 7

8 dan ook terecht aan deze problematiek nader te bezien, waarbij in het bijzonder aandacht besteed moet worden aan een noodzakelijke wettelijke basis, breder dan artikel 2 van de Politiewet, voor de informatieverzameling in het kader van de openbare orde. Die aanbeveling heeft nadien een zwaarder gewicht gekregen, omdat de Kamer het rapport en dus ook de aanbeveling heeft overgenomen. Voorzitter! Wij constateren dat de minister tot nu toe geen initiatief heeft genomen om met een voorstel betreffende die registratie in het kader van de openbare orde te komen. Mijn fractie vindt dit te terughoudend. Ik heb twee redenen om de minister nadrukkelijk te vragen met een voorstel te komen zoals de commissie-kalsbeek en vervolgens ook de Kamer heeft aanbevolen. De eerste reden is deze. Een beschrijving achteraf van een verstoring van openbare orde biedt, zeker als meerdere ervaringen beschreven zijn, de gelegenheid het proces van die verstoring te analyseren. Met de huidige gedragswetenschap is het mogelijk te analyseren wat de groepsprocessen bij het verstoren van de openbare orde zijn, wie de informele leiders zijn, hoe de organisatie in elkaar zit, enz. Met die wetenschap kunnen bij een volgende gelegenheid ontwikkelingen voorspeld en ingeschat worden. Op het moment dat processen bekend zijn, is het mogelijk om daar de politieorganisatie op af te stemmen, waarmee we beter in staat zullen zijn om de verstoring van de openbare orde te beheersen en mogelijk te voorkomen. De tweede reden is dat het niet uit te sluiten is dat, als je kijkt naar de analyse van de commissie-kalsbeek, de politie op dit moment geconfronteerd wordt met de beperkingen van de huidige registraties, maar vervolgens, om het werk toch goed te kunnen doen, registreert zonder wettelijke basis. Het registreren zonder wettelijke basis achten wij ongewenst. Een ander instrument dat gebruikt kan worden bij de registratie en analyse van de verstoringen van de openbare orde, is het gebruik van de zogenaamde helmcamera s. We hebben kunnen lezen dat een proef heeft laten zien dat helmcamera s bruikbaar zijn. De beelden van deze camera s zijn goed en ze geven een goed overzicht van de ontwikkelingen van dat moment. Mijn fractie is dan ook van mening dat de helmcamera ook bij het komende Europees kampioenschap voetbal een toegevoegde waarde heeft bij het opsporen en aanhouden van de hooligans en het analyseren van ordeverstoringen. Uit de rapportage blijkt dat de kosten minder zijn dan aanvankelijk werd gedacht. Ik vraag de minister in welke mate en onder welke omstandigheden hij de toepassing van de helmcamera overweegt. De heer Rietkerk (CDA): Het operationele deel ligt bij de driehoek. Vraagt u nu de minister dat operationele deel in te vullen? De heer Kuijper (PvdA): Ik vraag de minister of hij dit overweegt en bij welke gelegenheden. Uit mijn bijdrage blijkt dat, als hij dit overweegt, hij in ieder geval onze steun heeft. Algemeen wordt erkend dat het Europese kampioenschap voetbal kan leiden tot capaciteitsgebrek bij de politie. Zowel de Kamer als de minister hebben voorstellen gedaan om de capaciteit tijdelijk te verhogen. Wat is de stand van zaken op dit punt? Voorzover ik heb begrepen, overweegt de minister onder andere de inzet van medewerkers van de Koninklijke marechaussee. Als het daarbij de bedoeling is, de marechaussee in te zetten voor reguliere politietaken in steden en dorpen waar geen voetbalwedstrijden worden georganiseerd, is dit wat de PvdA-fractie betreft een acceptabele mogelijkheid. De marechaussee heeft tot niet lang geleden dit werk gedaan, is daarvoor opgeleid en toegerust. Met de inzet van de marechaussee kan politiecapaciteit worden vrijgemaakt voor begeleiding van de wedstrijden van het EK. Wij zullen niet alleen bij het EK voetbal, maar ook tijdens de komende jaarwisseling de politie vragen, meer dan gebruikelijk aanwezig te zijn. Mijn fractie erkent dat het niet mogelijk is, dat de politie tijdens de jaarwisseling overal ingezet kan worden en accepteert dan ook dat prioriteiten moeten worden gesteld. Het is goed, dat dit van tevoren bekend wordt gemaakt, maar wij willen van de minister absolute zekerheid dat de politie bij ernstige incidenten wordt ingezet. Ik vraag de minister of hij dit kan garanderen. De heer Nicolaï (VVD): Waarom is het goed als die prioriteiten van tevoren bekend worden gemaakt? Dit kan namelijk mensen op kwade gedachten brengen. De heer Kuijper (PvdA): Dit geeft aan dat men bij kleinere voorvallen een langere wachttijd kan verwachten of dat men zich bij het bureau moet melden. Ook is het goed als men weet dat bij aanrijdingen de marechaussee wordt ingezet. Men moet weten dat de politie bij dat soort gelegenheden niet volledig kan worden ingezet en dat prioriteiten worden gesteld. Ik ben het ermee eens dat dit aanleiding kan zijn voor bepaalde mensen om nare dingen te ondernemen. Daarom vraag ik, voor ernstige incidenten politie achter de hand te houden. De heer Nicolaï (VVD): Vindt u het goed dat de politie nu al gezegd heeft dat bijvoorbeeld op een bepaalde categorie inbraken minder wordt gelet en dat de mensen zelf voor voorzieningen moeten zorgen? De heer Kuijper (PvdA): Ik heb geen categorie aangegeven. Verder vind ik het goed dat prioriteiten gesteld worden, dat is alleen maar eerlijk. Wij weten dat de politie tijdens dit soort evenementen niet overal ingezet kan worden. De heer Nicolaï (VVD): Maar niet het bekend maken, zoals u aanvankelijk zei. De heer Kuijper (PvdA): Als de prioriteiten zelf bekend worden gemaakt, is dat te gek voor woorden. Op voorhand kan worden gesteld dat het politiewerk en de zorg voor de dagelijkse veiligheid volgend jaar als gevolg van de bijzondere omstandigheden van het millennium en het EK voetbal onder druk komen te staan. Links en rechts lezen wij in de krant, of elders, dat tijdens het millennium verschillende feesten worden georganiseerd. Niet uit te sluiten is dat deze evenementen ook politiebegeleiding behoeven. Naast het onzekere van het millenniumprobleem, kan dit te veel worden. Kunnen andere grote manifestaties en evenementen tijdens bijvoorbeeld het millennium en het EK voetbal Tweede Kamer, vergaderjaar , VII, nr. 22 8

9 worden beperkt en hoe wordt een en ander gecoördineerd? Onlangs verscheen een belangwekkend rapport waarin de resultaten staan van een onderzoek naar het politiewerk in gevaarlijke situaties. Het onderzoek bevestigt deels de informatie die ook wij krijgen, namelijk dat de politie niet altijd over voldoende vaardigheden beschikt om in gevaarlijke situaties het werk te doen. Met groot respect zien wij dat de politie desondanks niet terugdeinst en haar plicht doet. Echter, voor de veiligheid van de politiemensen is het gewenst dat wij hier en nu aandacht daarvoor vragen. Het is dus terecht dat de brief van de minister hierover vandaag aan de orde is. De minister heeft een aantal aanbevelingen uit het rapport overgenomen en een deel niet. Terecht zegt hij dat politiemensen goed voorbereid moeten zijn om aan gevaarlijke situaties het hoofd te bieden. De minister werkt dan ook aan uitbreiding van de vorming en de handhaving van het niveau van de beroepsvaardigheid. Daarvoor zijn drie toetsen ontwikkeld waaraan de politieagent dient te voldoen vooraleer hij bewapend op pad kan worden gestuurd. Deze toetsen betreffen de kennis van geweldsbepalingen, de fysieke vaardigheden met betrekking tot aanhouding en zelfverdediging en de schietvaardigheid. Vanaf het moment dat de drie toetsen formeel van kracht zijn, mogen alleen politiemensen die de drie aspecten van beroepsvaardigheid beheersen bewapend in de dienst worden ingezet. Deze lijn kan mijn fractie steunen, maar zij heeft daarbij wel de volgende vragen. Wanneer is de situatie bereikt dat alle politiemensen deze vaardigheden bezitten en wat zijn de consequenties, als niet iedereen kan worden ingezet omdat zij niet voldoen aan een of meer toetsen? Zoals gezegd, heeft de minister niet alle aanbevelingen overgenomen. Althans, hij is daarop in zijn brief in ieder geval niet nader ingegaan, hoewel het vitale aspecten betreft. De onderzoekers adviseren bijvoorbeeld om de aanhouding van onberekenbare en moeilijk aanspreekbare verdachten, op wie politiegeweld weinig effect heeft, te laten uitvoeren door gespecialiseerde eenheden van de regiokorpsen waarbij dan de beproefde arrestatieteamprocedures worden toegepast. De minister schrijft daarop dat arrestatieteams nu ook al in zogeheten levensbedreigende omstandigheden kunnen worden ingezet. Naar mijn mening geeft de regelgeving die ruimte echter niet. Volgens de regelgeving moet sprake zijn van dreigend vuurwapengeweld tegen de politie. In de praktijk betekent dit dat in het ene arrondissement de hoofdofficier van justitie uitsluitend toestemming tot inzet van het arrestatieteam geeft als sprake is van keiharde antecedenten van vuurwapengebruik door de verdachte jegens personen, terwijl een andere hoofdofficier veel flexibeler daarmee omgaat. Wanneer de hoofdofficier van justitie het arrestatieteam niet inzet, zal de politieambtenaar in de basispolitiezorg moeten optreden. Volgens de onderzoekers is hij in het algemeen voor dergelijke specifieke situaties onvoldoende toegerust en getraind. Welk beleid wordt hieromtrent gevoerd en in welke situatie mag welke gespecialiseerde eenheid worden ingezet? Een andere onderdeel waarop niet wordt ingegaan is de aanbeveling om voorvallen van agressie en geweldsgebruik tegen de politie en de gevolgen daarvan te registreren. De onderzoekers constateren dat de kwaliteit van de informatieverwerving, informatieverwerking en informatieverstrekking op veel punten te verbeteren valt. In geen van de korpsen is een procedure voor de evaluatie van voorvallen van gevaar en geweld, hoewel daaruit veel winst is te behalen. Daardoor gaat veel relevante en soms cruciale informatie verloren en wordt kennis en ervaring niet benut. Informatie over gevaarsituaties kan van belang zijn voor de veilige aanpak van eventuele volgende problemen. Welke argumenten heeft de minister om deze aanbeveling niet over te nemen? De onderzoekers geven ook aan dat het niet overal gebruikelijk is dat surveillance-eenheden kenbaar maken waar zij zich bevinden. In de praktijk blijkt dat mede daardoor opgeroepen spoedassistentie laat en soms zelfs te laat per plaatse komt, omdat zij hun collega s niet snel genoeg hebben kunnen vinden. Daarom wordt aanbevolen om het global positioning system te gebruiken, waardoor de positie van politiemensen kan worden bepaald. Dit systeem lijkt een belangrijke toegevoegde waarde te hebben voor de veiligheid van politieagenten, met name die agenten die alleen op stap gaan. Overweegt de minister het gebruik van dit systeem, zeker nu de komende innovatie van verbindingsmogelijkheden de mogelijkheid biedt dit in één handeling te verwerken? Een vierde aanbeveling waarop de minister niet ingaat, is het gebruik van de lange wapenstok. Uit onderzoek blijkt dat de lange wapenstok een bijzonder handig middel is om bij directe bedreigingen mensen op afstand te houden. Er zijn goede aanwijzingen dat een gedoseerd gebruik van de lange wapenstok de veiligheid en het succes van politieoptreden kan verhogen. Ik verneem graag een reactie van de minister hierop. Met belangstelling hebben wij kennis genomen van het rapport Interdepartementaal beleidsonderzoek politiezorg. Het voorstel om te komen tot een nieuw bekostigingsstelsel waarbij een relatie wordt gelegd tussen de inzet van middelen en de prestaties van de politie kan op onze steun rekenen. De fractie van de Partij van de Arbeid heeft dit reeds eerder aangegeven. Erkend moet worden dat hier risico s aan kleven. Prestaties zijn te manipuleren, maar als het beleid goede en voor één uitleg vatbare doelstellingen formuleert hoeft dat geen probleem te zijn. Een ander nadeel wordt het genoemd dat benchmarking kan leiden tot verwijdering van korpsen. Ik vind dat een negatieve benadering. Het lijkt mij juist een voordeel als bekend wordt welke korpsen wel en welke niet voldoen aan de gewenste prestaties. Als een korps legitieme redenen heeft waarom het niet heeft kunnen voldoen aan een opdracht, geeft benchmarking juist bestuurlijke informatie om het korps verder op weg te helpen. Tijdens de behandeling van de begroting van Justitie heeft mijn fractie al gewezen op de niet eenduidige cijfers met betrekking tot het aantal opgehelderde zaken. De Partij van de Arbeid vraagt de minister om dit systeem, het leggen van een relatie tussen het beschikbaar stellen van middelen en prestaties, toe te passen op bijvoorbeeld de oplossingspercentages. Voorzitter! Vorig jaar hebben we kennis kunnen nemen van een rapport van de Algemene Rekenkamer over het financieel beheer bij de politieregio s. De uitkomst van dat Tweede Kamer, vergaderjaar , VII, nr. 22 9

10 onderzoek was niet bepaald geruststellend. Ik wil van de minister de toezegging hebben dat wij bij de begroting van 2001 een geactualiseerd beeld krijgen op de volgende drie punten. Ten eerste willen wij eenduidige informatie over de omvang en samenstelling van het personeel en de investeringen. Ten tweede willen wij de relatie zien tussen de financiële resultaten van de politieregio s en de geboden politiezorg. Uit het rapport van de Rekenkamer blijkt dat die relatie nog nergens tot stand is gebracht. Ten derde willen wij dat de informatiebeveiliging beter wordt geregeld. Uit de begroting moet blijken dat een informatiebeveiligingsbeleid is ontwikkeld waarin de autorisaties zijn geregeld. Helaas is dit nu slechts in enkele regio s goed geregeld. Ik wil de minister complimenteren met zijn wervings- en selectiebeleid. Er wordt goed gereageerd op de oproep om bij de politie te komen werken. Toch maak ik mij zorgen. Een aantal regio s heeft te kampen met leegloop en onderbezetting. Alleen al in Rotterdam Rijnmond zijn 380 vacatures. Dat kan leiden tot een neerwaartse spiraal van grote werkdruk, gevolgd door meer ziekteverzuim en hogere uitval. Een tijdje geleden heeft de Kamer in een D66/PvdA-motie aanbevolen om meer parttime werk bij de politie aantrekkelijk te maken, om herintreders te werven en om gepensioneerde politiemensen op bescheiden schaal in te zetten. Wat heeft de minister met deze motie gedaan? Ik vraag mij af of de opleidingscapaciteit voldoende is om alle vacatures naast de extra werving te kunnen vervullen. De heer Rietkerk sprak hier ook al over. Ik wil de minister vragen of de opleidingscapaciteit een probleem oplevert en, als dat het geval is, hoe en op welke termijn hij dat probleem denkt op te lossen. Ik sluit af met het vragen van aandacht voor vier korte punten. In Rotterdam wordt het mogelijk gemaakt dat politieagenten aan wie schade is toegebracht, de daders daarvoor aansprakelijk stellen. Wat zijn tot nu toe de ervaringen hiermee en zijn de ervaringen zodanig dat wij deze mogelijkheid ook breder, bijvoorbeeld tussen burgers en daders, kunnen toepassen? Interpol heeft onlangs een cd-rom verspreid met informatie over gestolen kunst. Is deze cd-rom ook onder de Nederlandse korpsen verspreid en wordt die ook gebruikt? Verschillende steden worden geconfronteerd met het succes van het beleid van het kabinet. Door het inzetten van stadswachten in de Melkertregeling is veel extra werkgelegenheid gegenereerd en is de veiligheid in steden toegenomen. Zoals de bedoeling was, hebben veel stadwachters ondertussen een reguliere baan gevonden bij politie of beveiligingsorganisaties. Echter, de aanwas van nieuwe stadswachten stagneert. Erkent de minister dat hier sprake is van een probleem en wat is hij voornemens daaraan te doen? Afgelopen week heeft de commissie- Mans de minister een rapport aangeboden waarin wordt aanbevolen een deel van de kosten van politie-inzet bij voetbalwedstrijden door te berekenen aan de voetbalclubs. Wij hebben dit rapport nog niet kunnen beoordelen, maar de minister heeft daar het afgelopen weekend wel de gelegenheid voor gehad. Ik wil hier dus graag zijn mening over horen. De heer Rietkerk (CDA): Ik heb hier een vraag over, omdat ik over het rapport van de commissie-mans inmiddels twee geluiden heb gehoord van de PvdA-fractie. In het verleden heb ik altijd begrepen dat de PvdA, los van de commissie- Mans, tegen het doorbereken van politiekosten was. In een betoog van de heer Middel, fractiegenoot van de heer Kuijper, heb ik evenwel beluisterd dat hier op onderdelen prima mee geleefd zou kunnen worden. Ik krijg dus graag een toelichting op die twee sporen. De heer Kuijper (PvdA): Ik heb daarover met de heer Middel gesproken, omdat ik ook dacht dat er ruimte was. Zijn uitleg is dat er geen ruimte zit tussen zijn standpunt en het mijne. Wij zijn geen voorstander van doorberekening van de kosten van politie-inzet bij voetbalwedstrijden. Het kan niet zo zijn dat veiligheid en openbare orde te koop zijn. De heer Middel beoogt te zeggen dat er een zekere spanning aanwezig is over de vraag, wie welke kosten moet gaan betalen. Voetbalclubs hebben hun eigen verantwoordelijkheid, zodat zij kosten moeten maken om de veiligheid van het gebeuren eromheen te dragen. Als u zo n stellige stelling betrekt, bent u nogal geïnteresseerd in de mening van de minister over het rapport-mans. Zit er ruimte in uw standpunt? De heer Kuijper (PvdA): Nee, er zit nog geen ruimte in. Nog niet? De heer Kuijper (PvdA): Nee, er zit geen ruimte in. Ik heb het rapport nog niet kunnen lezen, en de minister naar ik aanneem wel. Ik wil daarom graag van de minister een reactie hebben. U heeft dus een standpunt zonder het rapport te hebben gelezen! Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks): Voorzitter! Naast de politiebegroting bespreken wij vandaag een heleboel andere zaken. Dat maakt dat er niet één verhaal is, maar dat ik verschillende punten aan de orde stel. Voorzitter! Ik begin met de situatie in de Millinxbuurt in Rotterdam. Net als de heer Rietkerk wil ik om een notitie vragen, zij het vanuit een ander perspectief. De heer Rietkerk heeft het politieoptreden in de Millinxbuurt als positief ervaren, maar wij doen dat niet. Wij maken ons namelijk zorgen, omdat wij denken dat de problemen in die buurt niet met zulk politieoptreden worden opgelost. Het probleem is groter. Als de minister met een notitie komt ik hoop dat hij dat toezegt vraag ik hem dat hij ook oog heeft voor de andere kant van de zaak. Ik bedoel dat hij ook moet kijken naar de bestaande problemen en de mensen die in de wijk wonen. Wij vragen ons af of het politieoptreden eenmalig was. Het moet niet zo zijn, dat achterstandswijken geconfronteerd worden met zo n grootschalig politieoptreden. Dat moet niet iedere zaterdagavond plaatsvinden. Wat krijgen wij dan? Het probleem verplaatst zich dan naar een andere wijk, en dan kunnen we ook daar zulk politieoptreden krijgen. Voorzitter! Ik kom toe aan de werving en selectie, en de rechtspositie van de mensen. Wij weten dat er een tekort is aan politiemensen. Vorige week zondag is er in Amsterdam een gigantische wervingsactie geweest, waarbij meer Tweede Kamer, vergaderjaar , VII, nr