Wetsbepaling(en): BW BOEK 2 artikel 138, BW BOEK 2 artikel 394 Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:GHSHE:2015:2008, RI 2014/56

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Wetsbepaling(en): BW BOEK 2 artikel 138, BW BOEK 2 artikel 394 Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:GHSHE:2015:2008, RI 2014/56"

Transcriptie

1 JOR 2015/227 Bestuurdersaansprakelijkheid in faillissement, Publicatieplicht, Tijdige en effectieve openbaarmaking jaarrekening (op andere wijze dan voorgeschreven in art. 2:394 lid 1 BW) is onbelangrijk verzuim, Bewijsvermoeden van art. 2:138 lid 2 BW, Omvang bestuurstaak en eisen administratieplicht moedervennootschap, Aan vennootschap verweten onrechtmatig handelen jegens bestuurder geen boedelvordering, Verband met Hof s- Hertogenbosch 11 maart 2014, «JOR» 2014/285, m.nt. Duynstee Wetsbepaling(en): BW BOEK 2 artikel 138, BW BOEK 2 artikel 394 Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:GHSHE:2015:2008, RI 2014/56 Aflevering 2015 afl. 9 Rubriek Ondernemingsrecht College Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum 26 mei 2015 Rolnummer HD /02 mr. Van Schaik-Veltman Rechter(s) mr. Vriezen mr. Quint X, appellant in principaal appel, geïntimeerde in incidenteel appel, advocaat: mr. M.H.J. van Maanen, tegen Partijen mr. J. Westerhof, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Aino NV, geïntimeerde in principaal appel, appellant in incidenteel appel, advocaat: mr. V.H.B. Kruit. Noot mr. T. Hekman en mr. M.J.F. Goethals Bestuurdersaansprakelijkheid in faillissement, Publicatieplicht, Tijdige en effectieve openbaarmaking jaarrekening (op andere wijze dan voorgeschreven in art. 2:394 lid 1 BW) is onbelangrijk verzuim, Bewijsvermoeden van art. Trefwoorden 2:138 lid 2 BW, Omvang bestuurstaak en eisen administratieplicht moedervennootschap, Aan vennootschap verweten onrechtmatig handelen jegens bestuurder geen boedelvordering, Verband met Hof s-hertogenbosch 11 maart 2014, «JOR» 2014/285, m.nt. Duynstee BW Boek Regelgeving BW Boek lid 1

2 JOR 2015/227 Gerechtshof 's- Hertogenbosch, , HD /02, ECLI:NL:GHSHE:2015:2008 Bestuurdersaansprakelijkheid in faillissement, Publicatieplicht, Tijdige en effectieve openbaarmaking jaarrekening (op andere wijze dan voorgeschreven in art. 2:394 lid 1 BW) is onbelangrijk verzuim, Bewijsvermoeden van art. 2:138 lid 2 BW, Omvang bestuurstaak en eisen administratieplicht moedervennootschap, Aan vennootschap verweten onrechtmatig handelen jegens bestuurder geen boedelvordering, Verband met Hof s- Hertogenbosch 11 maart 2014, «JOR» 2014/285, m.nt. Duynstee»Samenvatting Het belang van de publicatieplicht is gelegen in het feit dat het bestuur door publicatie van de jaarrekening ook naar buiten toe inzicht geeft in het financiële reilen en zeilen van de onderneming en in het gevoerde bestuur. In dit geval, waarin weliswaar niet is gebleken van een nederlegging van de jaarrekening ten kantore van het handelsregister maar wel een effectieve openbaarmaking heeft plaatsgevonden (conform de regels van Euronext), is van een schending van de publicatieplicht geen sprake. Voor zover het bestuur al kan worden verweten dat de publicatie niet op de in art. 2:394 lid 1 BW bepaalde wijze heeft plaatsgehad, betreft dit in de gegeven omstandigheden (wel tijdige en zelfs effectievere publicatie) een onbelangrijk verzuim dat voor de toepasselijkheid van art. 2:138 lid 2 BW buiten beschouwing moet worden gelaten. De curator in het faillissement van Aino kan appellant alleen aanspreken voor een kennelijk onbehoorlijke taakvervulling door hem als bestuurder van Aino. Voor zover appellant als

3 bestuurder van een gefailleerde dochtervennootschap een kennelijk onbehoorlijke taakvervulling zou kunnen worden verweten, is dat een kwestie waarvoor alleen de curator in het faillissement van die dochtervennootschap hem kan aanspreken. Dit geldt eveneens voor de vraag of appellant als bestuurder van Aino heeft voldaan aan zijn verplichting ex art. 2:10 BW. Het enkele feit dat de failliete onderneming Aino aan het hoofd stond van een aantal dochtervennootschappen brengt nog niet mee dat de administratie van Aino naast een redelijk inzicht in haar eigen vermogenspositie tevens een voldoende betrouwbaar inzicht in het vermogen en resultaat van haar dochtermaatschappijen zou moeten geven. Aan welke eisen enige specifieke administratie moet voldoen, hangt af van de omstandigheden van het geval. Uit het feit dat voor Aino jaarrekeningen over 2000 en 2001 zijn vastgesteld die van een goedkeurende verklaring van de accountant zijn voorzien, lijkt voorshands te kunnen worden geconcludeerd dat ten behoeve van die jaarrekeningen een voldoende administratie voorhanden is geweest. Appellant stelt terecht dat met de in het tussenvonnis van 28 november 2012 gegeven bewijsopdracht een zwaardere bewijslast op hem wordt gelegd dan in overeenstemming is met hetgeen de Hoge Raad in zijn arresten van 20 oktober 2006, «JOR» 2006/288, m.nt. Borrius (Van Schilt) en 30 november 2007, «JOR» 2008/29, m.nt. Borrius (Blue Tomato) heeft overwogen. De negatieve marktontwikkelingen zijn door de curator als zodanig niet betwist. Evenmin is door de curator betwist dat economisch slechtere tijden aan een deconfiture kunnen bijdragen. Tegenover de stellingen van de curator behoefde van appellant niet meer te worden verlangd dan dat hij feiten en omstandigheden stelt en aannemelijk maakt waaruit blijkt dat hij niet heeft nagelaten op de negatieve marktontwikkelingen in te spelen, althans hem op dat punt geen onbehoorlijke taakvervulling kan worden verweten. De rechtbank heeft aan het door haar aan de vordering (ofwel, bezien vanuit de boedel, de schuld) van appellant in reconventie toegekende karakter van boedelvordering tot uitgangspunt genomen dat het gaat om een verplichting die tijdens de surseance van Aino is ontstaan en daarmee aan de bewindvoerder moet worden toegerekend. In zijn arrest van 19 april 2013, «JOR» 2013/224, m.nt. Boekraad (Koot Beheer/Tideman q.q.) heeft de Hoge Raad zich nader uitgesproken over de vraag wanneer sprake is van boedelschulden. De Hoge Raad kwam daarmee terug op het eerdere toedoencriterium zoals dat was geformuleerd in HR 28 september 1990, LJN AD1243, NJ 1991, 305 (De Ranitz q.q./ontvanger), HR 12 november 1993, LJN ZC1136, NJ 1994, 229 (Frima q.q./blankers- Van Gennip) en HR 18 juni 2004, «JOR» 2004/221, m.nt. Boekraad (Circle Plastics), zulks mede naar aanleiding van de in de conclusie van de A-G bij het arrest van 19 april 2013 genoemde kritiek die in de literatuur op dat criterium was geuit. Het door appellant aan Aino verweten handelen (het nalaten om hem van het aflopen van de BCA-verzekering in kennis te stellen en hem te wijzen op de mogelijkheid van verlenging van de uitlooptermijn tegen een aanvullende premie) betreft geen handelen dat op grond van het bepaalde in art. 249 lid 1 onder 3 Fw als handelen van de curator heeft te gelden. Verder stelt de curator zich gelet op het genoemde arrest van de Hoge Raad en in het bijzonder r.o van dat arrest terecht op het standpunt dat, waar hem in zijn hoedanigheid geen onrechtmatig handelen kan worden verweten van een boedelschuld op die grond evenmin sprake kan zijn. De curator stelt terecht dat appellant wegens het door

4 hem gestelde onrechtmatig handelen van Aino hooguit een concurrente vordering op de schuldenaar (Aino) heeft die hij ter verificatie in het faillissement zal kunnen indienen. beslissing/besluit»uitspraak 7. Het verdere verloop van de procedure (...; red.) 8. De verdere beoordeling 8.1. Bij het tussenarrest van 11 maart 2014 («JOR» 2014/285, m.nt. Duynstee; red.) heeft het hof beslist op de vordering van [appellant] in het incident waarbij [appellant] vernietiging vorderde van de vonnissen van de rechtbank van 3 februari 2010 en 28 november 2012 voor zover daarbij zijn incidentele vorderingen ex art. 843 a en art. 843b Rv en zijn provisionele vordering ex art. 223 Rv zijn afgewezen en toewijzing alsnog van die vorderingen. Het hof verklaarde bij voormeld arrest [appellant] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen het tussenvonnis van 9 april 2008, vernietigde het tussenvonnis van 3 februari 2010 voor zover daarbij de vordering van [appellant] tot inzage in de administratie was afgewezen en wees die vordering alsnog toe. Het hof compenseerde de proceskosten van het incident tussen partijen en verwees de hoofdzaak voor verder procederen naar de rol In r.o van het tussenarrest gaf het hof een overzicht van de feiten in deze zaak. Aangezien die feiten ook voor de beoordeling van de hoofdzaak relevant zijn, zal het hof deze hieronder nogmaals weergeven. a. Aino NV (verder: Aino) functioneerde als de holding-maatschappij van een groep van vennootschappen die werkzaam waren op het terrein van informatie- en communicatietechnologie (ICT), hoofdzakelijk: advisering (consultancy) en beleidsondersteuning middels detachering. Zij was op 2 juni 2000 ontstaan door fusie van twee ondernemingen (Avalix Groep NV (verder: Avalix) als grootste en Astra Informatica Groep NV (verder: Astra)) nadat voorafgaand daaraan Avalix reeds de aandelen van Armedis Groep BV (verder: Armedis) had overgenomen. Alle drie de voorgangers waren op genoemd )terrein (ICT) werkzaam. Aino was vanaf 5 juni 2000 een beursgenoteerde vennootschap; Avalix was dat voordien ook al vanaf december b. Het bestuur van Aino werd gevormd door [appellant] (voorzitter; ex Avalix) en de heren [bestuurder 1] (verder: [bestuurder 1], ex Armedis) en [bestuurder 2] (verder: [bestuurder 2], ex Astra). c. [Bestuurder 1] defungeerde per 8 oktober 2000 wegens arbeidsgerelateerde arbeidsongeschiktheid. Hij heeft na die datum niet meer aan het directieoverleg deelgenomen. Formeel heeft de AVA van Aino hem op 5 juni 2001 ontslag verleend.

5 d. [Bestuurder 2] nam uit onvrede met de ontwikkelingen na 31 augustus 2001 niet meer aan het bestuursoverleg deel. Zijn arbeidsovereenkomst is medio 2002 via de rechter ontbonden. e. [Appellant] had medio 2001 al te kennen gegeven dat hij zich afvroeg of hij wel de juiste man was voor Aino als beursgenoteerd bedrijf. De commissarissen onderschreven zijn twijfels waarna hij het met de commissarissen erover eens kon worden dat hij zou vertrekken op de termijn die gemoeid zou zijn met het vinden van een opvolger. Rond 1 juni 2002 is ook hij formeel afgetreden als bestuurder. f. De jaarrekeningen van de tot de Aino-groep behorende vennootschappen werden geconsolideerd opgemaakt (art. 2:403, lid 1 sub c BW). Aino was hoofdelijk aansprakelijk voor de uit rechtshandelingen van de dochtervennootschappen voortvloeiende schulden (art. 2:403, lid 1 sub f BW). g. De (geconsolideerde) jaarrekening van Aino over 2001, het laatste volledige boekjaar vóór de faillietverklaring, was voorzien van een accountantsverklaring van KPMG Accountants N.V., luidende: Oordeel Wij zijn van oordeel dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de grootte en samenstelling van het vermogen op 31 december 2001 en van het resultaat over 2001 in overeenstemming met in Nederland algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving en voldoet aan de wettelijke bepalingen inzake de jaarrekening zoals opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW. Toelichting Zonder afbreuk te doen aan ons oordeel vestigen wij de aandacht op de paragraaf financiering zoals opgenomen onder kortlopende schulden in de toelichting op de jaarrekening. De paragraaf financiering luidt, voor zover van belang: Hoewel op 25 april 2002 EUR 3,1 miljoen is verkregen ter versterking van de vermogenspositie (...), blijft de financiering van de onderneming een belangrijk punt van aandacht. De directie treft een aantal maatregelen om de liquiditeitspositie te verbeteren. h. De resultaten van de groep ontwikkelden zich zodanig dat aan Aino op 27 september 2002 surséance van betaling werd verleend en dat zij op 14 november 2002 failliet werd verklaard, met benoeming van mr. J. Westerhof aanvankelijk tot bewindvoerder en vervolgens tot curator. Ook dochtervennootschappen van Aino zijn failliet verklaard. i. De curator heeft onderzoek naar de oorzaken van het faillissement gedaan, hetgeen heeft geresulteerd in een rapport d.d. 15 december 2005 (prod. 2 inl. dagv.; hierna: het Rapport). De status van het Rapport wordt in het hoofdstuk 1. Inleiding als volgt beschreven: In het aanvangsverslag heeft de curator een onderzoek naar de oorzaken van het faillissement van Aino N.V. in het vooruitzicht gesteld. De curator heeft de heer H.J. Neeleman verzocht hem te assisteren bij het onderzoek naar de oorzaken van het faillissement van de vennootschap in kwestie.

6 j. De jaarrekening 2000 van Aino is volgens de regels van Euronext openbaar gemaakt. De jaarcijfers 2000 van Aino zijn verder bekendgemaakt in een persbericht van 6 maart 2001 (prod. 18 concl.v.antw.) Er is geen registratie van enige deponering van deze jaarrekening ten kantore van het handelsregister als voorgeschreven in art. 2:394 BW De curator heeft [appellant] in rechte betrokken en primair gevorderd: (i) een verklaring voor recht dat [appellant] zijn taak als bestuurder kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement van Aino en dat [appellant] daarom op de voet van art. 2:138 BW aansprakelijk is voor het tekort in het faillissement, nader op te maken bij staat (door de curator begroot op ,=), (ii) veroordeling van [appellant] tot betaling van het tekort en (iii) veroordeling van [appellant] in de proceskosten. Subsidiair en meer subsidiair vorderde de curator, kort samengevat, verklaringen voor recht dat [appellant] als bestuurder van Aino jegens de boedel persoonlijk aansprakelijk is op grond van art. 2:9 BW respectievelijk art. 6:162 BW voor een bedrag van ,85 en veroordeling van [appellant] tot betaling van dat bedrag [Appellant] heeft de vorderingen in conventie gemotiveerd betwist en vorderde in reconventie: veroordeling van Aino en de curator tot vergoeding van de schade die hij heeft geleden en nog zal lijden doordat Aino en de curator hebben verzuimd om tijdig uitloop van de BCA-polis te kopen c.q. [appellant] tijdig te waarschuwen dat de termijn voor het kopen van uitloop zou verstrijken, te vermeerderen met wettelijke rente, en veroordeling van de curator in de proceskosten van conventie en reconventie De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 28 november 2012 in conventie de curator gevolgd in diens standpunt dat [appellant] met betrekking tot de jaarrekening 2000 niet heeft voldaan aan zijn publicatieverplichting van art. 2:394 BW. De rechtbank gaf aan [appellant] toe dat het bestuur van Aino verregaand transparant was geweest met de jaarcijfers 2000 maar dat enkele gegeven bracht volgens de rechtbank niet mee dat het niet deponeren van de jaarrekening bij het handelsregister als voorgeschreven in art. 2:394 BW als een onbelangrijk verzuim kan worden beschouwd. De rechtbank verwierp eveneens het verweer van [appellant] dat hij ervan uit mocht gaan dat de CFO ([bestuurder 1]) voor de deponering zou zorgen. Volgens de rechtbank had [appellant] behoren te controleren of de deponering was geschied. (tussenvs 28 november 2012 r.o t/m ) De rechtbank kwam daarmee tot het oordeel dat sprake van het (niet weerlegbare) vermoeden dat [appellant] als bestuurder van Aino zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en het (weerlegbare) vermoeden dat onbehoorlijke taakvervulling van [appellant] als bestuurder van Aino een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest (art. 2:138 lid 2). De rechtbank voegde daaraan toe dat het debat tussen partijen of [appellant] ook zijn administratieplicht van art. 2:10 of art. 2:395 BW niet was nagekomen, zoals door de curator gesteld en door [appellant] betwist, daarmee verder geen bespreking behoefde. (tussenvs 28 november 2012, r.o. 4.7) De rechtbank overwoog verder dat [appellant] voor de weerlegging van het vermoeden van art. 2:138 BW drie omstandigheden had aangevoerd waardoor het faillissement was veroorzaakt (problemen in de sector, het mislukken van een beoogde overname door Centric en het optreden van het bestuur van Aino na het vertrek van [appellant]). De rechtbank overwoog dat [appellant] ten aanzien van de laatste twee

7 omstandigheden niet aannemelijk had gemaakt dat dit belangrijke oorzaken van het faillissement waren (r.o tussenvs 28 november 2012). De rechtbank liet [appellant] toe te bewijzen: dat de negatieve marktontwikkelingen zo dominant waren dat daarin hoe dan ook een belangrijke oorzaak van het faillissement gelegen was (7.1 tussenvonnis 28 november 2012). Aan deze bewijsopdracht legde de rechtbank ten grondslag, kort samengevat, dat vaststond dat negatieve marktontwikkelingen mede oorzaak zijn geweest van het faillissement maar dat daarmee nog niet aannemelijk kan worden geacht dat die negatieve ontwikkeling een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest en dat dit alleen het geval is indien die negatieve ontwikkelingen ook bij een voldoende slagvaardig bestuur tot faillissement zouden hebben geleid (r.o t/m tussenvs 28 november 2012) Voor het geval [appellant] dit bewijs niet zou (willen) bijbrengen of niet in het bewijs zou slagen overwoog de rechtbank verder nog het volgende. Tegenover het beroep van [appellant], dat negatieve marktontwikkelingen een van buiten komende oorzaak waren van het faillissement, heeft de curator zich erop beroepen dat die oorzaak eveneens aan [appellant] moet worden toegerekend omdat [appellant] als bestuurder onvoldoende in control was en onvoldoende op de negatieve marktontwikkelingen heeft ingespeeld. De rechtbank overwoog dat, gezien het wettelijk vermoeden op grond van art. 2:138 lid 2 BW dat [appellant] als bestuurder zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld, het op de weg van [appellant] lag om feiten en omstandigheden te stellen waaruit blijkt dat hem in verband met de negatieve marktontwikkelingen geen nalatigheid kan worden verweten en dat, indien [appellant] daarvoor voldoende zou stellen, het op de weg van de curator lag om ingevolge art. 2:138 lid 1 BW aannemelijk te maken dat nochtans de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling van [appellant] een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest (r.o tussenvs 28 november 2012). De rechtbank overwoog in r.o van genoemd tussenvonnis dat zij de zaak naar de rol zou verwijzen voor het verstrekken van nadere inlichtingen op dit punt door [appellant]. Deze verwijzing is in het tussenvonnis van 28 november 2012 (nog) niet in het dictum opgenomen In reconventie verklaarde de rechtbank [appellant] niet ontvankelijk in zijn vordering voor zover deze mede tegen Aino was ingesteld omdat Aino in conventie geen procespartij was. De rechtbank overwoog dat de curator aansprakelijk kon worden gehouden voor enig aan Aino in de periode van de surseance als onrechtmatig te verwijten handelen of nalaten (r.o tussenvs. 28 november 2012) en dat het zonder meer onzorgvuldig is als een curator met de aansprakelijkstelling van een bestuurder wacht totdat de uitlooptermijn van de verzekering is verstreken. Volgens de rechtbank had nu uit het Rapport zou kunnen worden afgeleid dat de curator al geruime tijd vóór 15 december 2005 tot die bevinding was gekomen de curator zijn bevinding dat [appellant] aansprakelijk zou kunnen worden gehouden voor het faillissementstekort eerder aan [appellant] moeten meedelen. Indien [appellant] van de niet in kennisstelling van de verzekering schade heeft ondervonden, dient deze volgens de rechtbank als boedelschuld aan hem te worden vergoed (r.o. 6.5 tussenvonnis) [Appellant] heeft in principaal appel in de hoofdzaak veertien grieven (de grieven 4 t/m 17) aangevoerd tegen het tussenvonnis van 28 november Deze grieven hebben alle betrekking op het oordeel van de rechtbank in conventie.

8 In het incidenteel appel heeft de curator twee grieven gericht tegen het tussenvonnis van 28 november 2012, één tegen het vonnis in conventie (grief I) en één tegen het vonnis in reconventie (grief II). Het hof zal grief I in incidenteel appel tezamen met de grieven van [appellant] in het principaal appel bespreken. De grieven 6 t/m 8 in het principaal appel en grief I in het incidenteel appel In de grieven 6 t/m 8 in principaal appel komt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank ter zake schending van de publicatieplicht ten aanzien van de jaarrekening [Appellant] betwist primair (grief 6) dat geen deponering bij het handelsregister heeft plaatsgevonden. Subsidiair (grief 7) komt hij op tegen het oordeel van de rechtbank dat het niet deponeren van de jaarrekening niet als een onbelangrijk verzuim kan worden bestempeld en meer subsidiair (grief 8) bestrijdt hij het oordeel van de rechtbank dat hij zich niet kan disculperen voor dit verzuim omdat de deponering door de financieel directeur placht te geschieden. In grief I in het incidenteel appel bestrijdt de curator het oordeel van de rechtbank (r.o. 4.5 tussenvonnis 28 november 2012) dat [appellant] ter zake het niet gedeponeerd zijn van de jaarrekening 2001 geen tekortkoming kan worden verweten Het hof acht grief 7 gegrond. Zoals door de A-G mr. Timmerman in zijn conclusie vóór het door de rechtbank genoemde arrest HR , NJ 2007/2 (Van Schilt) is opgemerkt (onder 3.13), is de achtergrond voor het bewijsvermoeden van art. 2:248 lid 2 BW (i.c. art. 2:138 lid 2 BW) gelegen in de ervaring dat zowel het niet naleven van de administratieplicht als het niet correct publiceren van de jaarrekening wijzen op andere tekortkomingen (van het bestuur) die vaak neerkomen op onregelmatigheden. Naar het oordeel van het hof moet tegen die achtergrond worden bezien of en in hoeverre sprake is van een zodanige schending van de publicatieverplichting dat deze het dubbele bewijsvermoeden van art. 2:138 BW (het onweerlegbare vermoeden dat het bestuur zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en het weerlegbare vermoeden dat onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement) rechtvaardigt. Naar [appellant] terecht stelt, is het belang van de publicatieplicht gelegen in het feit dat het bestuur door publicatie van de jaarrekening ook naar buiten toe inzicht geeft in het financiële reilen en zeilen van de onderneming en in het gevoerde bestuur. Naar het oordeel van het hof is in dit geval, waarin weliswaar niet is gebleken van een nederlegging van de jaarrekening ten kantore van het handelsregister maar wel een effectieve openbaarmaking heeft plaatsgevonden, van een schending van de publicatieplicht geen sprake. Voor zover het bestuur al kan worden verweten dat de publicatie niet op de in art. 2:394 lid 1 BW bepaalde wijze heeft plaatsgehad, beroept [appellant] er zich terecht op dat dit in de gegeven omstandigheden (wel tijdige en zelfs effectievere publicatie) een onbelangrijk verzuim betreft dat voor de toepasselijkheid van art. 2:138 lid 2 BW buiten beschouwing moet worden gelaten Het hof verwerpt grief I in het incidenteel appel. De rechtbank overwoog terecht dat de curator het niet gedeponeerd zijn van de jaarrekening 2001 als grondslag voor zijn beroep op toepasselijkheid van art. 2:138 lid 2 BW heeft laten varen na het ook volgens

9 de curator terechte verweer van [appellant] dat hij al ruim voor het verstrijken van de termijn voor publicatie van die jaarrekening geen bestuurder meer was en Aino bovendien vóór het verstrijken van die termijn is gefailleerd. Anders dan de curator in de toelichting op grief I in het incidenteel stelt, leest het hof in de door de rechtbank genoemde alinea 50 van de conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie geen beperking door de curator in die zin dat hij alleen zijn vordering op [appellant] uit hoofde van een eventuele schending van art. 2:394 lid 3 zou hebben prijsgegeven. [Appellant] stelt voorts terecht dat de curator in de inleidende dagvaarding (onder 10) zelf stelde dat de jaarrekening over het jaar 2001 door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders op 28 juni 2002 is vastgesteld. De rechtbank heeft derhalve terecht vastgesteld dat de jaarrekening eerst na het vertrek van [appellant] is vastgesteld. Van een door [appellant] niet voldaan zijn aan het bepaalde in art. 3:394 lid 1 BW is dan ook geen sprake. De stelling van de curator dat [appellant] zijn opvolger zou hebben moeten attenderen op het feit dat de jaarrekening 2001 nog niet was vastgesteld en nog zou moeten worden gepubliceerd, is voor de vraag of [appellant] zelf als bestuurder een niet voldoen aan zijn verplichting uit art. 2:394 BW kan worden verweten niet relevant Het slagen van grief 7 in het principaal appel en het falen van grief I in het incidenteel appel houden in dat de rechtbank in r.o. 4.7 van het tussenvonnis van 28 november 2008 ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat op grond van een door [appellant] niet voldaan zijn aan de publicatieplicht sprake is van toepasselijkheid van het dubbele bewijsvermoeden van art. 2:138 lid 2 BW en dat de in het debat tussen partijen uitvoerig aan de orde gekomen vraag of [appellant] al dan niet ook een niet nakoming van de administratieverplichtingen uit de artikelen 2:10 of 2:395 BW kan worden verweten geen bespreking meer behoeft. De rechtbank zal die vraag na vernietiging van het vonnis van 28 november 2012 en terugverwijzing van de zaak alsnog dienen te beantwoorden, met inachtneming van hetgeen het hof hierna in het kader van de andere grieven zal overwegen. De grieven 4 en 5 in het principaal appel De grieven 4 en 5 in principaal appel richten zich tegen het oordeel van de rechtbank inzake de omvang van de bestuurstaak van [appellant] die in het faillissement van Aino door de curator in dat faillissement op de voet van art 2:138 BW ter discussie kan worden gesteld en inzake de voor art. 2:138 lid 2 BW in dat faillissement relevante administratie (r.o. 4.1, en tussenvonnis 28 november 2012). Volgens [appellant] verbindt de rechtbank een onjuiste conclusie aan de door haar genoemde arresten van de Hoge Raad van 10 januari 1990 inzake Ogem (NJ 1960/466) en van dit hof van 13 juli 2004 inzake Van Gils (JOR 2004, 292) [Appellant] stelt terecht dat de curator in het faillissement van Aino hem alleen kan aanspreken voor een kennelijk onbehoorlijke taakvervulling door hem als bestuurder van Aino. Tot die bestuurstaak behoort weliswaar tevens het voeren van het bestuur van de onder Aino vallende dochtervennootschappen doch voor zover [appellant] als bestuurder van een gefailleerde dochtervennootschap een kennelijk onbehoorlijke taakvervulling zou kunnen worden verweten, is dat een kwestie waarvoor alleen de curator in het faillissement van die dochtervennootschap hem kan aanspreken. Hetgeen de rechtbank in de rechtsoverwegingen (eerste twee volzinnen) en r.o van voormeld tussenvonnis heeft overwogen wijst er niet op dat de rechtbank dit niet zou hebben onderkend.

10 Voor de vraag of [appellant] als bestuurder van Aino heeft voldaan aan zijn verplichting uit art. 2:10 BW geldt eveneens dat het hier gaat om de administratie van Aino. Ingevolge art. 2:10 BW houdt die administratieplicht in dat zodanige aantekeningen moeten worden gehouden dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen van Aino kunnen worden gekend. Art. 2:10 BW geeft geen regels voor de wijze waarop de administratie moet worden gevoerd. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de administratie zodanig moet zijn dat men snel inzicht kan verkrijgen in de debiteuren- en crediteurenpositie op enig moment en dat deze posities en stand van de liquiditeiten, gezien de aard en omvang van de onderneming, een redelijk inzicht geven in de vermogenspositie. Anders dan de rechtbank in r.o onder b overweegt, brengt het enkele feit dat Aino aan het hoofd stond van een aantal dochtervennootschappen nog niet mee dat de administratie van Aino naast een redelijk inzicht in haar eigen vermogenspositie tevens een voldoende betrouwbaar inzicht in het vermogen en resultaat van haar dochtermaatschappijen zou moeten geven. In zijn arrest van 13 juli 2004 heeft het hof dit in de door de rechtbank genoemde rechtsoverweging ook niet overwogen. Aan welke eisen enige specifieke administratie moet voldoen, hangt, naar [appellant] terecht stelt, af van de omstandigheden van het geval Gelet op het hiervoor overwogene slagen de grieven 4 en 5 in het principaal appel voor zover daarin wordt opgekomen tegen het te verstrekkende gewicht dat de rechtbank toekent aan de positie van Aino als moedervennootschap en het door haar afgegeven zijn van een 403-verklaring voor de aan de administratie van Aino te stellen eisen. De administratie van Aino dient te voldoen aan het vereiste dat die administratie een redelijk inzicht geeft in de vermogenspositie van Aino. Uit het feit dat voor Aino jaarrekeningen over 2000 en 2001 zijn vastgesteld die van een goedkeurende verklaring van de accountant zijn voorzien, lijkt voorshands te kunnen worden geconcludeerd dat ten behoeve van die jaarrekeningen een voldoende administratie voorhanden is geweest. Het hof voegt hieraan volledigheidshalve toe dat het bij de vraag of een bestuurder aan zijn administratieverplichting heeft voldaan alleen gaat om de vraag of een administratie is gevoerd die aan de in r.o genoemde norm voldoet. Die vraag staat los van de vraag of de administratie wellicht beter en/of anders had kunnen worden gevoerd. De grieven 9 t/m 16 in het principaal appel Indien het slagen van grief 7 in het principaal appel en het falen van grief I in het incidenteel appel ertoe zouden leiden dat van toepassing van lid 2 van art, 2:138 BW geen sprake is, ontvalt daarmee de grondslag aan hetgeen de rechtbank in de rechtsoverwegingen 4.8 e.v. van het tussenvonnis van 28 november 2012 verder heeft overwogen. In dat geval is er immers geen sprake van het onweerlegbare vermoeden dat [appellant] zijn taak als bestuurder van Aino onbehoorlijk heeft vervuld en het weerlegbare vermoeden dat onbehoorlijke taakvervulling van het bestuur een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. In dat geval rust op de curator de bewijslast van zijn stelling dat het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en dat aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak van het faillissement van Aino is geweest. De grieven 9 t/m 14 zijn daarmee alleen relevant voor het geval de rechtbank na terugverwijzing opnieuw tot het oordeel zou komen dat sprake is van een bewijsvermoeden van art. 2:138 lid 2 BW en het opnieuw aan [appellant] zou zijn om aannemelijk te maken dat andere feiten en omstandigheden dan zijn kennelijk onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn geweest. Het hof zal de grieven 9 t/m 16 alleen vanuit dat oogpunt bespreken.

11 Naar de Hoge Raad overwoog in zijn arresten van 20 oktober 2006 («JOR» 2006/288, m.nt. Borrius; red.), (NJ 2007, 2) en 30 november 2007 («JOR» 2008/29, m.nt. Borrius; red.), (NJ 2008, 91, Blue Tomato), volstaat voor het ontzenuwen van het in art. 2:248 lid 2 (i.c. 2:138 lid 2) BW neergelegde vermoeden dat de aangesproken bestuurder aannemelijk maakt dat andere feiten of omstandigheden dan zijn onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn geweest. Indien de curator de bestuurder verwijt dat hij heeft nagelaten het intreden (van de nadelige gevolgen van) die oorzaak te voorkomen, dient de bestuurder tevens feiten en omstandigheden te stellen (en zo nodig aannemelijk te maken) waaruit blijkt dat hij niet heeft nagelaten of dat dit nalaten geen onbehoorlijke taakvervulling oplevert. Als de bestuurder hierin slaagt, zal vervolgens de curator op de voet van art. 2:248 lid 1 (i.c. 2:138 lid 1) aannemelijk moeten maken dat nochtans de ingevolge het onweerlegbare wettelijk vermoeden van art 2:248 lid 2 dan wel art. 2:138 lid 2 BW kennelijke onbehoorlijke taakvervulling mede een belangrijke faillissementsoorzaak is geweest. [Appellant] stelt terecht dat met de in het tussenvonnis van 28 november 2012 gegeven bewijsopdracht een zwaardere bewijslast op hem wordt gelegd dan met voormelde arresten van de Hoge Raad in overeenstemming is. De negatieve marktontwikkelingen zijn door de curator als zodanig niet betwist. Evenmin is door de curator betwist dat economisch slechtere tijden aan een deconfiture kunnen bijdragen (concl.v.repliek 84). Tegenover de stellingen van de curator behoefde van [appellant] niet meer te worden verlangd dan dat hij feiten en omstandigheden stelt n aannemelijk maakt waaruit blijkt dat hij niet heeft nagelaten op de negatieve marktontwikkelingen in te spelen, althans hem op dat punt geen onbehoorlijke taakvervulling kan worden verweten. In de rechtsoverwegingen en van het betreffende tussenvonnis gaat de rechtbank daarvan ook uit Een fusie met Centric zou volgens [appellant] voor Aino een maatregel zijn geweest om in de zeer zware economische omstandigheden te overleven (concl.v.antw. 234 en 235). Naar het oordeel van het hof is het door [appellant] over de niet doorgegane fusie met Centric gestelde dan ook niet zozeer te beschouwen als een door [appellant] gestelde andere oorzaak van het faillissement maar als een door hem gestelde omstandigheid in het kader van de economische omstandigheden als belangrijke oorzaak van het faillissement. Met het door hem omtrent de niet gerealiseerde fusie met Centric gestelde beroept [appellant] zich er in wezen op dat hij door die door hem voorgestane fusie het hoofd heeft proberen te bieden aan de zware economische omstandigheden. Die door [appellant] gestelde omstandigheid kan betrokken worden bij het aannemelijk maken door [appellant] dat de zware economische omstandigheden een hem niet te verwijten belangrijke oorzaak van het faillissement zijn geweest Gegeven het feit dat de negatieve ontwikkelingen van Aino zich al hebben aangekondigd in 2000 en zich hebben voortgezet in 2001 (verslag directie jaarrekening 2001, prod. 3 inl. dagv. p.13), deelt het hof het oordeel van de rechtbank dat [appellant] zijn stelling dat er een duidelijk causaal verband is tussen het in de periode van [CEO] gevoerde bestuur en het faillissement had dienen te substantiëren. Nu [appellant] voor die stelling geen, althans onvoldoende concrete feiten heeft aangevoerd, kwam de rechtbank op dat punt terecht niet tot een bewijsopdracht. Grief II in het incidenteel appel Grief II in het incidenteel appel is gericht tegen de rechtsoverwegingen (tweede zin), 6.4 en 6.5 van het tussenvonnis van 28 november De curator stelt (a) dat de

12 rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat [appellant] belang heeft bij zijn vordering in reconventie en dat de rechtbank die vordering ten onrechte als een boedelvordering heeft aangemerkt. De curator acht verder onjuist (b) het oordeel van de rechtbank dat een curator onzorgvuldig handelen moet worden verweten als hij met aansprakelijkstelling van een bestuurder wacht tot de uitlooptermijn van de aansprakelijkheidspolis is verstreken. In de derde plaats (c) bestrijdt de curator de conclusie van de rechtbank in r.o. 6.5 van het tussenvonnis Het hof verwerpt het standpunt van de curator dat de vordering van [appellant] in reconventie reeds zou moeten worden afgewezen bij gebrek aan belang van [appellant] bij die vordering. Naar het oordeel van het hof kan niet op voorhand worden uitgesloten dat [appellant] bij die vordering belang kan hebben. Of [appellant] daarbij belang heeft, zal onder meer mede kunnen afhangen van het lot van de vorderingen van de curator in conventie De rechtbank heeft aan het door haar aan de vordering (ofwel, bezien vanuit de boedel, de schuld) toegekende karakter tot uitgangspunt genomen dat het gaat om een verplichting die tijdens de surseance van Aino is ontstaan en daarmee aan de bewindvoerder moet worden toegerekend. De rechtbank gaat daarbij mogelijk uit van de bepaling in art. 249 lid 1 onder 3 Fw, inhoudende handelingen, door de schuldenaar met medewerking, machtiging of bijstand van de bewindvoerders verricht, worden beschouwd als handelingen van de curator en boedelschulden, gedurende de surseance ontstaan, zullen ook in het faillissement als boedelschulden gelden, en schaart het aan Aino te verwijten nalaten onder dergelijke aan de curator toe te rekenen handelingen In zijn arrest van 19 april 2013, («JOR» 2013/224, m.nt. Boekraad; red.), (Koot Beheer/Tideman q.q., ECLI:NL:HR:2013:BY6108) heeft de Hoge Raad zich nader uitgesproken over de vraag wanneer sprake is van boedelschulden. De Hoge Raad kwam daarmee terug op het eerdere toedoencriterium zoals dat was geformuleerd in HR 28 september 1990, LJN AD1243, NJ 1991/305 (De Ranitz q.q./ontvanger), HR 12 november 1993, LJN ZC1136, NJ 1994/229 (Frima q.q./blankers-van Gennip) en HR 18 juni 2004, («JOR» 2004/221, m.nt. Boekraad; red.), LJN AN8170, NJ 2004/617 (Circle Plastics), zulks mede naar aanleiding van de in de conclusie van de Advocaat-Generaal bij het arrest van 19 april 2013 genoemde kritiek die in de literatuur op dat criterium was geuit. In het arrest van 19 april 2013 overwoog de Hoge Raad: (...) Op grond van die wet (toev. Hof: de Faillissementswet) zijn boedelschulden slechts die schulden die een onmiddellijke aanspraak geven jegens de faillissementsboedel hetzij ingevolge de wet, hetzij omdat zij door de curator in zijn hoedanigheid zijn aangegaan, hetzij omdat zij een gevolg zijn van een handelen van de curator in strijd met een door hem in zijn hoedanigheid na te leven verbintenis of verplichting. Onder het aangaan van een schuld door de curator in deze zin is te verstaan dat de curator deze schuld op zich neemt bij een rechtshandeling, doordat zijn wil daarop is gericht (art. 3:33 en 35 BW). Het ging in voormelde zaak om een schadevordering tot vergoeding van schade van een door de curator opgezegde huurovereenkomst. Toepassing van het toedoencriterium, waarbij het ontstaansmoment van de vordering centraal werd gesteld, zou leiden tot de conclusie dat het ging om een tijdens het faillissement door toedoen van de curator ontstane schuld en daarmee om een boedelschuld. In het arrest van 19 april 2013 overwoog de Hoge Raad echter: Vorderingen die een boedelschuld opleveren, moeten worden onderscheiden van vorderingen op de schuldenaar, met het oog op de voldoening waarvan

13 de vereffening van de boedel plaatsvindt. Vorderingen die voortvloeien uit een reeds ten tijde van de faillietverklaring bestaande rechtsverhouding met de schuldenaar en die geen boedelschuld opleveren op een van de hiervoor in vermelde gronden, behoren tot bedoelde vorderingen op de schuldenaar, ook als ze pas tijdens het faillissement ontstaan, zoals onder meer blijkt uit art. 37 en 37a Fw en de op art. 37 Fw gegeven toelichting (Van der Feltz I, p. 409) Naar het oordeel van het hof betreft het door [appellant] aan Aino verweten handelen (het nalaten om hem van het aflopen van de BCA-verzekering in kennis te stellen en hem te wijzen op de mogelijkheid van verlenging van de uitlooptermijn tegen een aanvullende premie) geen handelen dat op grond van het bepaalde in art. 249 lid 1 onder 3 Fw als handelen van de curator heeft te gelden. Verder stelt de curator zich naar het oordeel van het hof gelet op het hiervoor besproken arrest van de Hoge Raad en in het bijzonder r.o van dat arrest terecht op het standpunt dat, waar hem in zijn hoedanigheid geen onrechtmatig handelen kan worden verweten (zoals door de rechtbank in r.i overwogen), van een boedelschuld op die grond evenmin sprake kan zijn. De curator stelt terecht dat [appellant] wegens het door hem gestelde onrechtmatig handelen van Aino hooguit een concurrente vordering op de schuldenaar (Aino) heeft die hij ter verificatie in het faillissement zal kunnen indienen Gelet op het voorgaande acht het hof grief II in het incidenteel appel gegrond. Het hof voegt hieraan volledigheidshalve voor het geval dit in de onderstaande zaak op enigerlei wijze nog relevant mocht worden het volgende toe. De rechtbank heeft wel als haar oordeel uitgesproken dat Aino moet worden verweten dat zij geen contact met [appellant] heeft opgenomen over het aflopen van de BCA-verzekering doch over de vraag òf [appellant] dientengevolge schade heeft geleden heeft zij zich nog niet uitgelaten. In r.o. 6.6 overweegt de rechtbank alleen dat het antwoord op die vraag afhankelijk is van de uitkomst in conventie maar over andere gronden waarop de curator dit heeft betwist zoals bijvoorbeeld de vraag òf [appellant] voor uitloop zou hebben gekozen heeft de rechtbank nog niet geoordeeld. Dat geldt eveneens voor het beroep van de curator op eigen schuld van [appellant] omdat hij, als de bestuurder die zelf die polis heeft doen afsluiten en daarover in vergaderingen van het bestuur met de Raad van Commissarissen heeft gesproken, als geen ander met het bestaan en de afloop van de polis bekend heeft kunnen zijn. Afgezien daarvan stelt de curator bovendien terecht dat aan Aino niet zonder meer valt toe te rekenen dat zij na het verlenen van de surseance van betaling geen contact met [appellant] heeft opgenomen over het aflopen van de BCA-polis. Of en in hoeverre Aino dat verwijt kan worden gemaakt zal afhangen van alle omstandigheden van het geval. De curator stelt daarbij terecht dat uit een mededeling over die afloop van [Insurance] Insurance aan Centraal Beheer Schadeverzekering N.V. bij brief van 30 september 2002 (prod. 7 concl.v.antw., eis in reconv.) niet kan worden geconcludeerd dat een dergelijke kennisgeving ook aan Aino is gedaan. Indien en voor zover de vordering van [appellant] in reconventie als concurrente vordering in de onderhavige procedure belang toekomt, zal de rechtbank voormelde aspecten nog bij haar beoordeling dienen te betrekken Ten aanzien van het bezwaar van de curator tegen r.o van het vonnis van de rechtbank overweegt het hof dat naar zijn oordeel de curator bij dat bezwaar uitgaat van een te beperkte lezing van hetgeen de rechtbank heeft overwogen. In het bijzonder kan uit die overweging naar het oordeel van het hof niet worden geconcludeerd dat de rechtbank daarin zou eisen dat een ontijdige aansprakelijkstelling of aankondiging daarvan zou mogen worden verwacht. Het hof leest in de desbetreffende overweging niet meer dan dat van een

14 curator mag worden verwacht dat hij niet onnodig wacht met een aansprakelijkstelling en/of aankondiging daarvan en dat hij daarbij, indien mogelijk, rekening houdt met aan hem bekende belangen van de aan te spreken bestuurder, zoals diens belang om tegen enige aanspraak nog verweer te kunnen voeren onder de dekking van een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering. Over de vraag of de curator in dit geval enig onzorgvuldig handelen moet worden verweten heeft de rechtbank zich in voormelde rechtsoverweging nog niet concreet en definitief uitgelaten. Conclusie Op grond van het hiervoor overwogene zal het tussenvonnis van 28 november 2012 in de hoofdzaak in conventie en in reconventie worden vernietigd en de zaak naar de rechtbank worden terugverwezen ter verdere beslissing met inachtneming van dit arrest De curator zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het principaal appel worden verwezen. Gelet op het slagen van grief II in het incidenteel appel zal [appellant] in de kosten van het incidenteel appel worden verwezen. De kosten van het pleidooi in hoger beroep zullen voor de helft aan het principaal appel worden toegerekend en voor de andere helft aan het incidenteel appel Beide partijen hebben in hun memories van grieven vorderingen geformuleerd. Bij het pleidooi in hoger beroep hebben zij desgevraagd te kennen gegeven dat deze vorderingen niet als nieuwe of gewijzigde vorderingen moeten worden gezien en dat met die vorderingen alleen wordt beoogd een rechtsoordeel op de grieven te krijgen. Het hof zal de als vordering geformuleerde conclusies in beide memories van grieven aldus begrijpen. 9. De uitspraak in het principaal en het incidenteel appel Het hof: vernietigt het tussenvonnis van 28 november 2012 in conventie en in reconventie; verwijst de zaak ter verdere beslissing met inachtneming van dit arrest naar de rechtbank Oost-Brabant; veroordeelt de curator in de proceskosten van het principaal appel, (...; red.); veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het incidenteel appel, (...; red.); wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af;»annotatie 1. Inleiding

15 In deze noot behandelen wij de toets die het hof aanlegt voor de beoordeling van een schending van de publicatieplicht en de eisen die het hof stelt aan de administratie van holdingvennootschappen. 2. Feiten Het beursgenoteerde Aino NV staat aan het hoofd van een groot aantal vennootschappen die alle actief waren in de ICT en in het najaar van 2002 zijn gefailleerd. De curator heeft na een uitgebreid onderzoek een van de bestuurders van de moedermaatschappij aansprakelijk gesteld op grond van art. 2:138 BW en voert hiervoor onder meer aan dat de jaarrekening van 2000 niet is gedeponeerd en dat de administratie niet voldoet aan de wettelijke eisen. Vast staat dat Aino haar jaarrekening 2000 niet heeft gedeponeerd bij het handelsregister. De jaarrekening is wel volgens de regels van Euronext openbaar gemaakt. De rechtbank stelt vast dat de jaarrekening niet is gedeponeerd en oordeelt dat dit niet kwalificeert als een onbelangrijk verzuim, zodat er sprake is van het (niet weerlegbare) vermoeden van onbehoorlijke taakvervulling. De bestuurder voert in appel tegen dit tussenvonnis aan dat geen sprake is van een schending van de publicatieplicht, althans dat deze schending heeft te gelden als een onbelangrijk verzuim. 3. Nieuwe benadering publicatieplicht Hoewel de jaarrekening niet is gepubliceerd op de door art. 2:394 BW voorgeschreven wijze, oordeelt het hof dat geen sprake is van een schending van de publicatieplicht, omdat een effectieve openbaarmaking heeft plaatsgevonden (r.o ). Die effectieve openbaarmaking vond plaats conform de regels van Euronext. Daaraan voegt het hof nog toe dat voor zover het bestuur al verweten kan worden dat publicatie niet op de wettelijk bepaalde wijze heeft plaatsgehad, dit een onbelangrijk verzuim betreft. Het hof beantwoordt de vraag of voldaan is aan de publicatieplicht aan de hand van een materieel criterium, namelijk of er sprake is geweest van een tijdige en effectieve openbaarmaking. Volgens het hof is dit gerechtvaardigd omdat het belang van de publicatieplicht is gelegen in het feit dat het bestuur door publicatie van de jaarrekening ook naar buiten toe inzicht geeft in het financiële reilen en zeilen van de onderneming en in het gevoerde bestuur. Hoewel deze redenering sympathiek oogt, kan deze naar onze mening geen stand houden, omdat deze contra legem is. Art. 2:138 lid 2 BW verwijst immers uitdrukkelijk naar de verplichtingen uit art. 2:394 BW. Vast staat dat aan die verplichtingen niet is voldaan nu geen deponering van de jaarrekening heeft plaatsgevonden. Dat op een andere en wellicht meer effectieve wijze is gepubliceerd maakt dat niet anders. Aangenomen dat sprake is van een schending van de publicatieplicht, kwalificeert het hof deze schending als een onbelangrijk verzuim. Het hof verwijst daarbij naar de conclusie van A-G Timmerman bij het arrest Van Schilt (HR 20 oktober 2006, «JOR» 2006/288, m.nt. Borrius). Indien op andere effectieve wijze publicatie van de jaarrekening plaatsvindt, is volgens het hof kennelijk geen sprake van een zodanige schending van de publicatieplicht die toepassing van de bewijsvermoedens rechtvaardigt. Ook deze redenering achten wij sympathiek en tot op zekere hoogte wenselijk, maar lijkt niet in

16 overeenstemming met de strenge lijn die de Hoge Raad hanteert bij een beroep op een onbelangrijk verzuim bij schending van de publicatieplicht. Gelet op de wettekst en wetsgeschiedenis neemt de Hoge Raad tot uitgangspunt dat aan de publicatieplicht groot gewicht toekomt en een schending daarvan duidt op onbehoorlijk bestuur (HR 12 juli 2013, «JOR» 2013/300, m.nt. Van Andel (Apeldoornse Asbestsanering), r.o en 3.6.2). Van een onbelangrijk verzuim kan pas sprake zijn indien de schending onder de gegeven omstandigheden geen indicatie is van onbehoorlijke taakvervulling (HR 1 november 2013, «JOR» 2013/336, m.nt. Van Andel (Verify), r.o ). Veel van de jurisprudentie waarin een beroep gedaan wordt op de escape van het onbelangrijk verzuim ziet op situaties waarbij de schending van de publicatieplicht gelegen is in een termijnoverschrijding. In die gevallen hangt het antwoord van de vraag of sprake is van een onbelangrijk verzuim af van de omstandigheden van het geval, in het bijzonder de redenen die tot de termijnoverschrijding hebben geleid. Daaraan worden hogere eisen worden gesteld naarmate de termijnoverschrijding langer is, waarbij de stelplicht en bewijslast op de bestuurder rusten («JOR» 2013/336 (Verify), r.o ). In de praktijk wordt deze toets vrij streng en formalistisch toegepast. Het door de Hoge Raad genoemde verband tussen de schending en indicaties voor onbehoorlijke taakvervulling wordt niet gezocht. De onbelangrijkheid van het verzuim wordt veeleer gerelateerd aan de publicatieverplichting zelf; een paar dagen te laat publiceren is onbelangrijk, maar een maand of langer niet. In zijn noot bij het Verify-arrest is annotator Van Andel overigens vrij kritisch over het groot gewicht dat aan de publicatie toekomt. Wij zijn het met Van Andel eens dat het niet altijd veel over de kwaliteit van het bestuur zegt of er wel of niet tijdig is gepubliceerd. Bovendien zijn de crediteuren in een geval als het onderhavige veel meer gebaat bij een publicatie conform de regels van Euronext, dan deponering bij het Handelsregister. Echter, zolang de wet niet is gewijzigd, leidt een schending van de publicatieverplichting in beginsel nu eenmaal tot het dubbele bewijsvermoeden. Voor de curator heeft een strenge toepassing van het bewijsvermoeden natuurlijk de voorkeur. Een materieel criterium als het hof voorstaat resulteert zonder twijfel in meer discussies. Immers, wanneer is er sprake van een effectieve openbaarmaking en welke schending van de publicatieplicht rechtvaardigt toepassing van het dubbele bewijsvermoeden c.q. duidt op onbehoorlijk bestuur? Aino NV heeft in het geheel niet voldaan aan haar wettelijke publicatieplicht. Wij wagen te betwijfelen dat, gelet op de wettekst, de wetsgeschiedenis en ook de strenge voorwaarden die de Hoge Raad stelt, er ruimte bestaat om de wettelijke publicatieplicht geheel terzijde te kunnen stellen, ook niet onder de noemer van onbelangrijk verzuim. Dit is naar onze mening zelfs niet mogelijk indien een schending niet (direct) duidt op andere onregelmatigheden. De onbelangrijkheid van het verzuim wordt gerelateerd aan de publicatieverplichting en niet aan de vraag of de schending duidt op (overig) onbehoorlijk bestuur. 4. Administratieplicht voor Holdingvennootschap

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 Instantie Datum uitspraak 21-06-2016 Datum publicatie 24-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Uitspraak Gerechtshof

Nadere informatie

http://legalintelligence.com/frontend/doc.aspx?docid=8305225& sr...

http://legalintelligence.com/frontend/doc.aspx?docid=8305225& sr... pagina 1 van 5 JOR 2013/87 Gerechtshof Arnhem, 18-12-2012, 200.099.939, LJN BY7149 Processuele gevolgen faillietverklaring voor aanhangige rechtsvorderingen, Schorsing van geding in conventie ex art. 29

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:BY6108

ECLI:NL:HR:2013:BY6108 ECLI:NL:HR:2013:BY6108 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 19-04-2013 Datum publicatie 19-04-2013 Zaaknummer 12/00081 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BY6108,

Nadere informatie

Turbo-liquidatie en de bestuurder

Turbo-liquidatie en de bestuurder Turbo-liquidatie en de bestuurder Juni 2012 mr J. Brouwer De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel is noch de auteur noch Boers Advocaten

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05 ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 30-08-2007 Datum publicatie 14-12-2007 Zaaknummer 1659/05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

arrest van de tweede civiele kamer van 21 april 2009 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

arrest van de tweede civiele kamer van 21 april 2009 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid arrest GERECHTSHOF ARNHEM Sector civiel recht zaaknummer gerechtshof 104.001.423 (zaaknummer rechtbank 91282 / HA ZA 03-1198) arrest van de tweede civiele kamer van 21 april 2009 inzake de besloten vennootschap

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 Instantie Datum uitspraak 15-08-2017 Datum publicatie 16-08-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.216.119_01

Nadere informatie

Corporate Alert: de 403-verklaring

Corporate Alert: de 403-verklaring Corporate Alert: de 403-verklaring Kort na elkaar heeft de Hoge Raad twee uitspraken gedaan over vragen waartoe de 403- verklaring aanleiding geeft. De meest in het oog springende beslissing (HR 20 maart

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308 ECLI:NL:GHDHA:2013:4308 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 12-11-2013 Datum publicatie 14-11-2013 Zaaknummer 200.092.575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:4702 Faillissement vennootschap, Bestuurdersaansprakelijkheid, Art. 2:248 lid 2 BW

ECLI:NL:GHDHA:2014:4702 Faillissement vennootschap, Bestuurdersaansprakelijkheid, Art. 2:248 lid 2 BW JIN 2016/105 Gerechtshof 's-gravenhage, 01-07-2014, 200.127.230/01, ECLI:NL:GHDHA:2014:4702 Faillissement vennootschap, Bestuurdersaansprakelijkheid, Art. 2:248 lid 2 BW Wetsbepaling(en): BW BOEK 2 artikel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066 ECLI:NL:GHDHA:2014:3066 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 25-09-2014 Zaaknummer 200.133.088/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Hof Arnhem, 200.002.948, Mr. Hillen, Mr. Van den Brink, Mr. Knottnerus, Mr. Y. Borrius. november 2007, «JOR» 2008/29, m.nt.

Hof Arnhem, 200.002.948, Mr. Hillen, Mr. Van den Brink, Mr. Knottnerus, Mr. Y. Borrius. november 2007, «JOR» 2008/29, m.nt. Wetsbepaling(en): BW Boek 2 Artikel 248 Overige referenties: NJ 2007/2 Titel Jurisprudentie Onderneming & Recht 2009/99 Bestuurdersaansprakelijkheid in faillissement, Kennelijk onbehoorlijke taakvervulling,

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

C/13/555974 / HA ZA 13-1827 28 oktober 2015 8 oordeel dat met deze uitingen sprake was van misleidende publieke berichtgeving. VEB en de stichting stellen dat door deze uitingen de gedupeerde beleggers

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 06-05-2014 Datum publicatie 07-05-2014 Zaaknummer HD 200.134.974_01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 30-03-2010 Datum publicatie 05-01-2016 Zaaknummer 200.015.254-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:2561

ECLI:NL:RBROT:2017:2561 ECLI:NL:RBROT:2017:2561 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 05-01-2017 Datum publicatie 06-04-2017 Zaaknummer C/10/510679 / FT EA 16/2324 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834 ECLI:NL:GHDHA:2014:3834 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 28-10-2014 Datum publicatie 27-11-2014 Zaaknummer 200.140.914/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 31-07-2007 Zaaknummer 0600466 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

Jurisprudentie Ondernemingsrecht

Jurisprudentie Ondernemingsrecht Jurisprudentie Ondernemingsrecht 3 februari 2015 Mr. P.J. Peters 1 HR 23 mei 2014, JOR 2014, 229 Kok/Maas q.q. Bestuurdersaansprakelijkheid/selectieve betaling Casus P. Kok ( Kok ) 100% bestuurder Kok

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:37. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2013:37. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416, Gevolgd ECLI:NL:HR:2013:37 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 28-06-2013 Datum publicatie 04-07-2013 Zaaknummer 12/00171 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239 ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 14-11-2006 Datum publicatie 17-01-2007 Zaaknummer 2006/346 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2011:BV2131

ECLI:NL:RBARN:2011:BV2131 ECLI:NL:RBARN:2011:BV2131 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 21-12-2011 Datum publicatie 30-01-2012 Zaaknummer 210872 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2015:2838 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2015:2838 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2015:2838 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 07-07-2015 Datum publicatie 04-04-2016 Zaaknummer 200.133.331-01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG Kenmerk: 05/16 Bindend advies in de zaak van: A., wonende te Z., eiser, gemachtigde: mr. Th.F.M. Pothof tegen De Stichting B., gevestigd te IJ., verweerster, gemachtigde:

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:9831

ECLI:NL:GHARL:2015:9831 ECLI:NL:GHARL:2015:9831 Instantie Datum uitspraak 22-12-2015 Datum publicatie 31-12-2015 Zaaknummer 200.173.880 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2006:AV1367

ECLI:NL:GHARN:2006:AV1367 ECLI:NL:GHARN:2006:AV1367 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 10-01-2006 Datum publicatie 09-02-2006 Zaaknummer 2003/673 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Cassatie:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2014:5578

ECLI:NL:RBOVE:2014:5578 ECLI:NL:RBOVE:2014:5578 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 17-09-2014 Datum publicatie 17-10-2014 Zaaknummer C/08/152582/ ha za 14-111 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927

ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927 ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 05-01-2011 Datum publicatie 10-02-2011 Zaaknummer 332164 / HA ZA 09-1605 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Aansprakelijkheid commissarissen

Aansprakelijkheid commissarissen 1 november 2012 Aansprakelijkheid commissarissen Suzan Winkels-Koerselman Turnaround Advocaten Een klein, modern en gespecialiseerd advocatenkantoor Digitaal dossier Wij bieden de inzet van ervaren onafhankelijke

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:GHARL:2015:6585 ECLI:NL:GHARL:2015:6585 Instantie Datum uitspraak 08-09-2015 Datum publicatie 26-10-2015 Zaaknummer 200.134.402 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove...

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove... Rechtspraak.nl Print uitspraak 1 of 5 071215 09:02 Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:RBOVE:2013:1448 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecl Instantie Rechtbank Overijssel

Nadere informatie

TWEEDE FAILLISSEMENTSVERSLAG IN HET FAILLISSEMENT VAN A. BONS BEHEER B.V. d.d. 18 juli 2013. : de besloten vennootschap A. Bons Beheer B.V.

TWEEDE FAILLISSEMENTSVERSLAG IN HET FAILLISSEMENT VAN A. BONS BEHEER B.V. d.d. 18 juli 2013. : de besloten vennootschap A. Bons Beheer B.V. Dit verslag ziet uitsluitend op hetgeen zich in de afgelopen verslagperiode heeft voorgedaan. Daar waar de nummering ontbreekt, zijn de hoofdstukken reeds afgesloten en wordt voor informatie verwezen naar

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-01-2017 Datum publicatie 23-03-2017 Zaaknummer 200.189.286/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 20-06-2007 Datum publicatie 25-06-2007 Zaaknummer 0600267 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

LJN: BY3633, Gerechtshof Leeuwarden, /01

LJN: BY3633, Gerechtshof Leeuwarden, /01 LJN: BY3633, Gerechtshof Leeuwarden, 200.092.893/01 Datum uitspraak: 20-11-2012 Datum publicatie: 20-11-2012 Rechtsgebied: Handelszaak Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Ziektekostenverzekering

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:2839

ECLI:NL:GHSHE:2017:2839 ECLI:NL:GHSHE:2017:2839 Instantie Datum uitspraak 22-06-2017 Datum publicatie 19-07-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.215.055_01 Insolventierecht

Nadere informatie

ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-hertogenbosch, sector civiel recht, eerste kamer, van 29 mei 2007, gewezen in de zaak van:

ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-hertogenbosch, sector civiel recht, eerste kamer, van 29 mei 2007, gewezen in de zaak van: LJN: BA6976, Gerechtshof 's-hertogenbosch, C0501069 Datum uitspraak: 29-05-2007 Datum publicatie: 13-06-2007 Rechtsgebied: Handelszaak Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Nu gesteld noch gebleken

Nadere informatie

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht ECLI:NL:GHSHE:2015:2797 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 23-07-2015 Datum publicatie 27-07-2015 Zaaknummer F 200.160.279_01 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:4363 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:4363 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:4363 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 07-10-2014 Datum publicatie 30-01-2015 Zaaknummer 200.126.703-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.035.875-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Gecombineerd achttiende verslag d.d. 1 mei 2007 ex artikel 73a Fw.

Gecombineerd achttiende verslag d.d. 1 mei 2007 ex artikel 73a Fw. Gecombineerd achttiende verslag d.d. 1 mei 2007 ex artikel 73a Fw. Inzake de faillissementen van de navolgende vennootschappen: 1. Aino N.V. (27 september 2002; surséance) (14 november 2002; faillissement)

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 29-04-2014 Datum publicatie 01-05-2014 Zaaknummer HD 200.136.561_01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 06-07-2010 Datum publicatie 23-07-2010 Zaaknummer AWB 10/180, 10/181, 10/508, 10/513, 10/684 en 10/685 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8528

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8528 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8528 Instantie Datum uitspraak 23-04-2013 Datum publicatie 26-04-2013 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:317

ECLI:NL:GHSHE:2017:317 ECLI:NL:GHSHE:2017:317 Instantie Datum uitspraak 31-01-2017 Datum publicatie 02-02-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.172.307_01

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 06-02-2017 Zaaknummer 200.174.828/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-06-2008 Datum publicatie 12-02-2009 Zaaknummer 104.003.290 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Borsboom & Hamm a d v o c a t e n Het papieren verslag is identiek aan het digitale verslag.

Borsboom & Hamm a d v o c a t e n Het papieren verslag is identiek aan het digitale verslag. Het papieren verslag is identiek aan het digitale verslag. Vijftiende openbare verslag ex artikel 73a Faillissementswet in het faillissement van de besloten vennootschap Stam Educatief B.V., handelend

Nadere informatie

inzake : Mozaïek Meubels R-West B.V., statutair gevestigd te Rotterdam, kantoorhoudende te (3082 EC) Rotterdam aan de Maximiliaanstraat 30B.

inzake : Mozaïek Meubels R-West B.V., statutair gevestigd te Rotterdam, kantoorhoudende te (3082 EC) Rotterdam aan de Maximiliaanstraat 30B. Derde openbare verslag ex artikel 73a Faillissementswet in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MOZAIEK MEUBELS R- WEST B.V. inzake : Mozaïek Meubels R-West B.V.,

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

Rechtspraak.nl - Print uitspraak pagina 1 van 6 Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RBNHO:2015:6063 Permanente link: http://deeplink.rechtspraa Instantie Datum uitspraak 29-07-2015 Datum publicatie 26-08-2015 Rechtbank Noord-Holland

Nadere informatie

Achtste openbare verslag ex artikel 73a Fw in het faillissement van Bruidshuis Sonja Rotterdam B.V.

Achtste openbare verslag ex artikel 73a Fw in het faillissement van Bruidshuis Sonja Rotterdam B.V. Het papieren verslag is identiek aan het digitale verslag. Achtste openbare verslag ex artikel 73a Fw in het faillissement van Bruidshuis Sonja Rotterdam B.V. Inzake : Bruidshuis Sonja Rotterdam B.V.,

Nadere informatie

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie: LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 225359 Datum uitspraak: 15-02-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 17-02-2012 Handelszaak Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: In deze zaak

Nadere informatie

Het geding in hoger beroep Bij exploot van 26 oktober 2006 is door [Afbouw Noord B.V.] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d.

Het geding in hoger beroep Bij exploot van 26 oktober 2006 is door [Afbouw Noord B.V.] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. LJN: BC8179, Gerechtshof Leeuwarden, 0600557 Datum uitspraak: 12-03-2008 Datum publicatie: 31-03-2008 Rechtsgebied: Soort procedure: Inhoudsindicatie: Civiel overig Hoger beroep [Naar] het oordeel van

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2015:2399

ECLI:NL:RBROT:2015:2399 ECLI:NL:RBROT:2015:2399 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 25032015 Datum publicatie 07042015 Zaaknummer C/10/449830 / HA ZA 14460 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-02-2009 Datum publicatie 03-03-2009 Zaaknummer 265169 / HA ZA 06-1949 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste

Nadere informatie

JIN 2013/174, Hof Arnhem-Leeuwarden, , ECLI:NL:GHARL:2013:6823, , (annotatie) ECLI:NL:GHARL:2013:6823

JIN 2013/174, Hof Arnhem-Leeuwarden, , ECLI:NL:GHARL:2013:6823, , (annotatie) ECLI:NL:GHARL:2013:6823 JIN 2013/174 JIN 2013/174, Hof Arnhem-Leeuwarden, 17-09-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6823, 200.090.368, (annotatie) INHOUDSINDICATIE Personenvennootschappen, Ontvankelijkheid maatschap GA DIRECT NAAR GEGEVENS

Nadere informatie

HUURDER FAILLIET; VOOR WIE ZIJN DE KOSTEN?

HUURDER FAILLIET; VOOR WIE ZIJN DE KOSTEN? HUURDER FAILLIET; VOOR WIE ZIJN DE KOSTEN? HOGE RAAD 19 APRIL 2013 LJN: BY6108 PROGRAMMA: Verplichtingen van de huurder (artikel 7:218 en 7:224 BW) Faillissement en beëindiging van de huurovereenkomst

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:647

ECLI:NL:GHDHA:2017:647 ECLI:NL:GHDHA:2017:647 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 07-02-2017 Datum publicatie 14-03-2017 Zaaknummer 200.207.571/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

: F 04/279 (Rechtbank Rotterdam) en F 04/214 (Rechtbank Amsterdam);

: F 04/279 (Rechtbank Rotterdam) en F 04/214 (Rechtbank Amsterdam); Veertiende openbare verslag ex artikel 73a Faillissementswet in het faillissement van de besloten vennootschap Brinkman Educatief B.V., handelend onder de naam Brinkman Studieboeken inzake faillissementsnummer

Nadere informatie

OPENBAAR EINDVERSLAG INZAKE DE FAILLISSEMTEN VAN 1. MYHYPOTHEEK B.V. 2. MYHYPOTHEEK HOLDING B.V.

OPENBAAR EINDVERSLAG INZAKE DE FAILLISSEMTEN VAN 1. MYHYPOTHEEK B.V. 2. MYHYPOTHEEK HOLDING B.V. OPENBAAR EINDVERSLAG INZAKE DE FAILLISSEMTEN VAN 1. MYHYPOTHEEK B.V. 2. MYHYPOTHEEK HOLDING B.V. Gegevens onderneming Faillissementsnummer Datum uitspraak Uitgesproken op Bewindvoerder / Curator Rechter-commissaris

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2004:AR2497 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C BR

ECLI:NL:GHSHE:2004:AR2497 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C BR ECLI:NL:GHSHE:2004:AR2497 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 13-07-2004 Datum publicatie 22-09-2004 Zaaknummer C0301109-BR Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2015:5675

ECLI:NL:RBMNE:2015:5675 ECLI:NL:RBMNE:2015:5675 Instantie Datum uitspraak 29-07-2015 Datum publicatie 03-08-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland 3947956 MC EXPL 15-2480

Nadere informatie

ACHTSTE OPENBARE FAILLISSEMENTSVERSLAG EX ARTIKEL 73A FW INZAKE HET FAILLISSEMENT VAN STICHTING OOSTWEST

ACHTSTE OPENBARE FAILLISSEMENTSVERSLAG EX ARTIKEL 73A FW INZAKE HET FAILLISSEMENT VAN STICHTING OOSTWEST ACHTSTE OPENBARE FAILLISSEMENTSVERSLAG EX ARTIKEL 73A FW INZAKE HET FAILLISSEMENT VAN STICHTING OOSTWEST Gegevens onderneming : STICHTING OOSTWEST ( Oostwest ) Faillissementsnummer : F. 13/13/59 Datum

Nadere informatie

Bewijsvermoedens bij bestuurdersaansprakelijkheid in faillissement

Bewijsvermoedens bij bestuurdersaansprakelijkheid in faillissement Bewijsvermoedens bij bestuurdersaansprakelijkheid in faillissement M r. H. M. R o v e r s * Inleiding Mede vanwege de kredietcrisis is het onderwerp van bestuurdersaansprakelijkheid actueel. De toepasselijke

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

ECLI:NL:GHSHE:2016:171 ECLI:NL:GHSHE:2016:171 Instantie Datum uitspraak 21-01-2016 Datum publicatie 26-01-2016 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 200.164.903/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen-

Nadere informatie

Perikelen rond de vaststelling en publicatie van de jaarrekening en aansprakelijkheid in het kader daarvan. Een reactie

Perikelen rond de vaststelling en publicatie van de jaarrekening en aansprakelijkheid in het kader daarvan. Een reactie Maandblad voor Ondernemingsrecht, Aflevering 2 2016 Perikelen rond de vaststelling en publicatie van de jaarrekening en aansprakelijkheid in het kader daarvan. Een reactie Prof. mr. C.A. Schwarz en Mr.

Nadere informatie

SECOND OPINION REGLEMENT. Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg. april 2013

SECOND OPINION REGLEMENT. Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg. april 2013 SECOND OPINION REGLEMENT Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg april 2013 1 INHOUDSOPGAVE Considerans... 3 I. Algemene bepalingen... 4 II. Het verzoek om een second opinion-procedure

Nadere informatie

Achtste openbare verslag ex artikel 73a Faillissementswet in het faillissement van de besloten vennootschap ALLEWELT BENELUX B.V.

Achtste openbare verslag ex artikel 73a Faillissementswet in het faillissement van de besloten vennootschap ALLEWELT BENELUX B.V. Het papieren verslag is identiek aan het digitale verslag. Achtste openbare verslag ex artikel 73a Faillissementswet in het faillissement van de besloten vennootschap ALLEWELT BENELUX B.V. inzake : de

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

Rechtspraak.nl - Print uitspraak pagina 1 van 6 Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RBAMS:2014:6139 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 13-08-2014 Datum publicatie 19-09-2014 Zaaknummer HA ZA 14-295 Rechtsgebieden Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 18-10-2016 Datum publicatie 21-10-2016 Zaaknummer 200.181.474/01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733 ECLI:NL:RBLIM:2014:7733 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 03-09-2014 Datum publicatie 20-11-2014 Zaaknummer 2502483 CV EXPL 13-4461 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort s-hertogenbosch van 25 april 2018

RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort s-hertogenbosch van 25 april 2018 18-194/DB/ZWB ECLI:NL:TADRSHE:2018:65 RAAD VAN DISCIPLINE Beslissing in de zaak onder nummer van: 18-194/DB/ZWB Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort s-hertogenbosch van

Nadere informatie

HOGER BEROEP ex artikel 11 jo. artikel 10 van de Faillissementswet

HOGER BEROEP ex artikel 11 jo. artikel 10 van de Faillissementswet HOGER BEROEP ex artikel 11 jo. artikel 10 van de Faillissementswet Aan het Gerechtshof te s-hertogenbosch Geeft eerbiedig te kennen: Appellante is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2015:3457

ECLI:NL:GHSHE:2015:3457 ECLI:NL:GHSHE:2015:3457 Instantie Datum uitspraak 08-09-2015 Datum publicatie 08-09-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch HD

Nadere informatie

JIN2015/154 Ontbinding BV, Voortbestaan na ontbinding

JIN2015/154 Ontbinding BV, Voortbestaan na ontbinding JIN2015/154 Ontbinding BV, Voortbestaan na ontbinding Wetsbepaling(en): BW BOEK 2 artikel 19, BW BOEK 2 artikel 23C, BW BOEK 2 artikel 248 Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:GHDHA:2015:1846, NJF 2015/363 Aflevering

Nadere informatie

FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: 2 Datum: 13/07/2015. Gegevens onderneming : Goodfood Holding B.V.

FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: 2 Datum: 13/07/2015. Gegevens onderneming : Goodfood Holding B.V. FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: 2 Datum: 13/07/2015 Gegevens onderneming : Goodfood Holding B.V. Faillissementsnummer : C/03/15/13F Datum uitspraak : 13 januari 2015 Curator : Mr. Ch.L.J.R. Lückers R-C :

Nadere informatie

Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het onverantwoord verstrekken van een risicovolle lening

Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het onverantwoord verstrekken van een risicovolle lening Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het onverantwoord verstrekken van een risicovolle lening Brondatum: 07-07-2015 Een bestuurder is aansprakelijk gesteld voor de niet afgedragen loonheffingen van een

Nadere informatie

: mr. M.J.E. Geradts Activiteiten onderneming : Goederenvervoer over de weg (geen verhuizingen).

: mr. M.J.E. Geradts Activiteiten onderneming : Goederenvervoer over de weg (geen verhuizingen). ZEVENDE OPENBARE FAILLISSEMENTSVERSLAG EX ARTIKEL 73A FW IN HET FAILLISSEMENT VAN FATIH TRANSPORT & LOGISTIEK BV Gegevens onderneming Faillissementsnummer Datum uitspraak : 29 januari 2013 Uitgesproken

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 200705297/1. Datum uitspraak: 31 januari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2711

ECLI:NL:GHSHE:2016:2711 ECLI:NL:GHSHE:2016:2711 Instantie Datum uitspraak 05-07-2016 Datum publicatie 08-07-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.183.368_01

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:3495

ECLI:NL:GHDHA:2016:3495 ECLI:NL:GHDHA:2016:3495 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 06-12-2016 Datum publicatie 08-03-2017 Zaaknummer 200.179.055 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Verbintenissenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ0395 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ0395 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ0395 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 29-01-2013 Datum publicatie 01-02-2013 Zaaknummer HD 200.054.815 KG Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:3477

ECLI:NL:GHDHA:2016:3477 ECLI:NL:GHDHA:2016:3477 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 07-12-2016 Zaaknummer 200.181.068/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: 1 Datum: 13/04/2015. Gegevens onderneming : Goodfood Holding B.V.

FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: 1 Datum: 13/04/2015. Gegevens onderneming : Goodfood Holding B.V. FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: 1 Datum: 13/04/2015 Gegevens onderneming : Goodfood Holding B.V. Faillissementsnummer : C/03/15/13F Datum uitspraak : 13 januari 2015 Curator : Mr. Ch.L.J.R. Lückers R-C :

Nadere informatie

gewezen in de incidenten ex artikel 351 Rv en ex artikel 234 Rv in de zaak van

gewezen in de incidenten ex artikel 351 Rv en ex artikel 234 Rv in de zaak van [X] R.E.M. Holding B.V. DomJur 2012-920 Gerechtshof s-hertogenbosch Zaak-/rolnummer: 200.078.941 Datum: 8 november 2011 arrest van de vierde kamer van 8 november 2011 gewezen in de incidenten ex artikel

Nadere informatie

JOR 2016/152, Rechtbank Noord-Nederland, , ECLI:NL:RBNNE:2016:500, C/18/ / HA ZA 15-8 (annotatie) Inhoudsindicatie.

JOR 2016/152, Rechtbank Noord-Nederland, , ECLI:NL:RBNNE:2016:500, C/18/ / HA ZA 15-8 (annotatie) Inhoudsindicatie. JOR 2016/152 Rechtbank Noord-Nederland, 03-02-2016, HA ZA 15-8, ECLI:NL:RBNNE:2016:500 Bestuurdersaansprakelijkheid in faillissement, Aanvaardbare verklaring voor te late openbaarmaking jaarrekening, Onbelangrijk

Nadere informatie

OPENBAAR VERSLAG EX ART. 73A FAILLISSEMENTSWET

OPENBAAR VERSLAG EX ART. 73A FAILLISSEMENTSWET OPENBAAR VERSLAG EX ART. 73A FAILLISSEMENTSWET Gegevens onderneming : Kliq Reïntegratie B.V. Faillissementsnummer : 05/61 F - Rechtbank Utrecht Datum vonnis : 9 februari 2005 Curator : mr. drs. J.L.M.

Nadere informatie

VIERDE OPENBARE VERSLAG EX ARTIKEL 73A FAILLISSEMENTSWET IN HET FAILLISSEMENT VAN P.C. LAP BEHEER B.V.

VIERDE OPENBARE VERSLAG EX ARTIKEL 73A FAILLISSEMENTSWET IN HET FAILLISSEMENT VAN P.C. LAP BEHEER B.V. Het papieren verslag is identiek aan het digitale verslag. VIERDE OPENBARE VERSLAG EX ARTIKEL 73A FAILLISSEMENTSWET IN HET FAILLISSEMENT VAN P.C. LAP BEHEER B.V. inzake : De besloten vennootschap met beperkte

Nadere informatie

IN HET FAILLISSEMENT VAN W.G. VAN DUIN BEHEER BV EN INGENIO BV DE DATO

IN HET FAILLISSEMENT VAN W.G. VAN DUIN BEHEER BV EN INGENIO BV DE DATO 6 e OPENBARE FAILLISSEMENTSVERSLAG EX ARTIKEL 73A FW IN HET FAILLISSEMENT VAN W.G. VAN DUIN BEHEER BV EN INGENIO BV DE DATO 21 JULI 2015 1 Gegevens curandus/ onderneming Statutaire naam Adres : W.G. van

Nadere informatie

Verslagperiode : 10 februari 2015 t/m 13 mei 2015 Bestede uren in verslagperiode 3

Verslagperiode : 10 februari 2015 t/m 13 mei 2015 Bestede uren in verslagperiode 3 OPENBAAR FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: 3 Datum: 13 mei 2015 Gegevens onderneming Faillissementsnummer : HAARZUILENSE PROJECTONTWIKKELINGSMAATSCHAPPIJ B.V. Datum uitspraak : 7 oktober 2014 Curator R-C :

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:7158

ECLI:NL:RBGEL:2016:7158 ECLI:NL:RBGEL:2016:7158 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 02-11-2016 Datum publicatie 14-06-2017 Zaaknummer C/05/300860 / HZ ZA 16-175 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste

Nadere informatie

openbaar FAILLISSEMENTSVERSLAG Verslagnummer: 4 Datum: 5 augustus 2014

openbaar FAILLISSEMENTSVERSLAG Verslagnummer: 4 Datum: 5 augustus 2014 openbaar FAILLISSEMENTSVERSLAG Verslagnummer: 4 Datum: 5 augustus 2014 Gegevens gefailleerde : Integral Security Consultancy B.V. Integral Security Services B.V. H & N Investment B.V. Pattiasina Beheer

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769 ECLI:NL:RBZWB:2014:7769 Instantie Datum uitspraak 12-11-2014 Datum publicatie 24-11-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Zeeland-West-Brabant 2807368_E12112014

Nadere informatie

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden.

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden. beschikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Civiel recht kantonrechter zittinghoudende te Utrecht zaaknummer: 2534388 UE VERZ 13805 GD/4243 Beschikking van 13 december 2013 inzake X wonende te Arnhem,

Nadere informatie

FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: 2 Datum: 19 juni 2017

FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: 2 Datum: 19 juni 2017 FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: 2 Datum: 19 juni 2017 Gegevens failliet : de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MELIS BEHEER B.V., statutair gevestigd te gemeente Rheden en kantoorhoudende

Nadere informatie

De papieren versie van het verslag is identiek aan de digitale versie van het verslag.

De papieren versie van het verslag is identiek aan de digitale versie van het verslag. De papieren versie van het verslag is identiek aan de digitale versie van het verslag. 2Se OPENBARE FAILLISSEMENTSVERSLAG Faillissement Faillissementsnummer Surseancedatum : Faillissementsdatum Rechter

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

Diverse civielrechtelijke aspecten van de aansprakelijkheid van bestuurders. Mijke Sinninghe Damsté & Irene Tax Ontbijtseminar 12 december 2013

Diverse civielrechtelijke aspecten van de aansprakelijkheid van bestuurders. Mijke Sinninghe Damsté & Irene Tax Ontbijtseminar 12 december 2013 Diverse civielrechtelijke aspecten van de aansprakelijkheid van bestuurders Mijke Sinninghe Damsté & Irene Tax Ontbijtseminar 12 december 2013 Programma I. Introductie II. Aansprakelijkheid Bestuurders

Nadere informatie

Zestiende openbare verslag ex artikel 73a Faillissementswet in het faillissement van de besloten vennootschap ALLEWELT BENELUX B.V.

Zestiende openbare verslag ex artikel 73a Faillissementswet in het faillissement van de besloten vennootschap ALLEWELT BENELUX B.V. Het papieren verslag is identiek aan het digitale verslag. Zestiende openbare verslag ex artikel 73a Faillissementswet in het faillissement van de besloten vennootschap ALLEWELT BENELUX B.V. inzake de

Nadere informatie