Actua Legis. Date: 23/06/2011. Objectivering van de onderhoudsbijdragen

Maat: px

Weergave met pagina beginnen:

Download "Actua Legis. Date: 23/06/2011. Objectivering van de onderhoudsbijdragen"

Marcella Visser
7 jaren geleden
Aantal bezoeken:

1 Actua Legis Date: 23/06/2011 Objectivering van de onderhoudsbijdragen

2 Objectivering van de onderhoudsbijdragen voor kinderen, Wet van 19 maart 2010 toegelicht. De Wet van 19 maart 2010 ter bevordering van een objectieve berekening van de door de ouders te betalen onderhoudsbijdragen voor hun kinderen, moet de berekening van de onderhoudsbijdragen enerzijds objectiveren en uniformiseren en anderzijds transparant maken. België kent geen algemeen aanvaard systeem om de onderhoudsbijdragen, die ouders voor hun kinderen betalen, op een objectieve wijze te berekenen. De berekening van de onderhoudsbijdragen is dan ook sinds jaar en dag een bijzonder gevoelig onderwerp dat vaak de bron is van veel frustraties en discussies tussen ouders. Een tussenkomst van de bevoegde rechter via een alimentatieprocedure is bijgevolg vaak onvermijdelijk. Maar, ook voor de rechter heerst dezelfde onduidelijkheid met de gekende uiteenlopende rechterlijke uitspraken tot gevolg. Een alimentatieprocedure brengt voor de procespartijen vaak niet de verhoopte duidelijkheid. De Wet van 19 maart 2010 ter bevordering van een objectieve berekening van de door de ouders te betalen onderhoudsbijdragen voor hun kinderen, die inwerking treedt op 01/08/2010, wil dan ook een antwoord bieden op de bestaande nood aan een objectief systeem om de onderhoudsbijdragen te berekenen om zo de rechtszekerheid tussen ouders in deze gevoelige materie te vergroten. De wet zou er kunnen toe bijdragen dat ouders sneller onderling tot een akkoord komen over de te betalen onderhoudsbijdragen en bijgevolg minder beroep zullen doen op alimentatieprocedure waardoor de rechtbank ook wordt ontlast. De Wet van 19 maart 2010 wil haar doelstellingen behalen aan de hand van een aantal belangrijke wijzigingen en nieuwigheden. De belangrijkste punten van de Wet van 19 maart 2010 worden kort toegelicht. De Wet van 19 maart 2010 vervolledigt het artikel 203, 1 B.W. met de termen ʻgezondheidʼ en ʻontplooiingʼ. Aan de ouders wordt aldus opgelegd dat zij niet alleen dienen in te staan voor ʻde huisvesting, het levensonderhoud, het toezicht en de opvoedingʼ van hun kinderen maar ook voor ʻde gezondheid en de ontplooiingʼ van hun kinderen.

3 De term ʻgezondheidʼ heeft betrekking op de primaire zorgen voor het kind, de term ʻontplooiingʼ heeft betrekking op de ontwikkeling van de persoonlijkheid van het kind (bv. vrijetijdsbesteding, cultuur, ). De nieuwe Wet voorziet in een nieuwe tweede paragraaf van het artikel 203 B.W. wat onder de term ʻmiddelenʼ dient te worden verstaan. ʻDe term middelen omvat onder meer alle beroepsinkomsten, roerende en onroerende inkomsten van de ouders alsook alle voordelen en andere middelen die hun levensstandaard en deze van de kinderen waarborgen.ʼ De rechter zal bijgevolg niet enkel rekening houden met de inkomsten zoals blijkt uit de belastingaangifte maar ook andere elementen zullen een belangrijke rol spelen. Zo zal er onder meer rekening worden gehouden met vervangingsinkomsten, huurinkomsten, inkomsten uit beleggingen, maaltijdcheques, bedrijfswagen, niet financiële voordelen (bv. de taak die één van de ouders op zich neemt om kinderen naar buitenschoolse activiteiten te brengen, ), de hypothecaire leningslast, eventuele medische kosten van een ouder, een eventuele onderhoudslast voor een kind uit een andere verbintenis,. Belangrijk is dat de rechter ook rekening zal houden met de financiële draagkracht van een ouder die vrijwillig stopt met werken om zo een veroordeling tot de betaling van een onderhoudsbijdrage te voorkomen. Een nieuwe derde paragraaf van art. 203bis B.W. vervolledigt dat de kosten van de kinderen waarin de ouders moeten bijdragen ʻde gewone kosten en buitengewone kostenʼ zijn. De reeds alom gekende termen, die vaak aanleiding geven voor discussies, worden vervolgens ook verduidelijkt. De gewone kosten omvatten ʻalle gebruikelijke kosten met betrekking tot het dagelijks onderhoud van het kind.ʼ (bv. kleding) De buitengewone kosten omvatten ʻalle uitzonderlijke, noodzakelijke of onvoorzienbare uitgaven die voortvloeien uit toevallige of ongewone gebeurtenissen die het gebruikelijk budget voor het dagelijks onderhoud van het kind dat desgevallend als basis diende voor de vaststelling van de onderhoudsbijdragen, overschrijden.ʼ (bv. buitengewone medische kosten zoals hospitalisatie) Een belangrijke nieuwigheid betreft de kindrekening. De kindrekening wordt ingevoegd onder een nieuwe vierde paragraaf van artikel 203bis B.W.

4 De kindrekening is een zichtrekening, deze staat op naam van beide ouders, waarop de onderhoudsbijdragen voor het kind en de sociale voordelen voor het kind ( bv. kinderbijslag) worden overgeschreven vervolgens kan aangewend worden om de uitgaven voor het kind te financieren. Op vraag van één van de partijen kan de rechter de partijen ook verplichten om een kindrekening te openen. De rechter heeft echter wel een ruime beoordelingsmarge om na te gaan of een kindrekening in de concrete situatie kan opgelegd worden. Indien de rechter een kindrekening oplegt stelt hij ook de modaliteiten van de kindrekening vast (bv. de bijdrage die de ouders zullen storten, het tijdstip wanneer zij dit bedrag dienen te storten, ). Of de kindrekening een vlot werkbaar instrument is, zal de toekomst moeten uitwijzen. Een vijfde en zeer belangrijk punt is de bijzondere motiveringsplicht van de rechter. Artikel 1321 Ger. Wb. werd gewijzigd ingevolge de Wet van 19 maart Het artikel geeft een opsomming van een aantal elementen, met name objectieve parameters, die in de motivering van de rechter moeten aan bod komen wanneer hij een onderhoudsbijdrage oplegt. Zo zal de rechter in zijn beslissing onder meer de volgende elementen moeten vermelden: de aarde van de buitengewone kosten, de verblijfsregeling, het bedrag van de kinderbijslag,. De wetgever wil hiermee tegemoet komen aan de grote verscheidenheid die heerst binnen de rechtspraak. Een zesde nieuw element betreft de veralgemening van de ontvangstmachtiging. Indien de onderhoudsplichtige de onderhoudsbijdragen niet betaald, is de andere ouder gerechtigd om een ontvangstmachtiging te vragen aan de rechter. De nieuwe wet heeft het toepassingsgebied van de ontvangstmachtiging uitgebreid. Zo zal de rechter de ontvangstmachtiging voortaan moeten toestaan als de onderhoudsplichtige twee termijnen (deze hoeven elkaar niet op te volgen) niet betaald in de loop van de twaalf maanden voor het indienen van een verzoek tot ontvangstmachtiging. In uitzonderlijke omstandigheden heeft de rechter nog steeds een appreciatiebevoegdheid. De beslissing zal per gerechtsbrief ter kennis dienen te worden gebracht.

5 Vervolgens zal een Commissie voor Onderhoudsbijdragen worden opgericht. De Commissie zal als taak hebben om aanbevelingen op te stellen voor de begroting van de kosten van een kind en de bepaling van de onderhoudsbijdragen. Tot slot dienen ook de volgende nieuwe elementen vermeld te worden: de invoeging van de indexering van rechtswege (het vonnis dient aldus een indexering niet meer te vermelden), de automatische verhoging van de onderhoudsbijdrage indien bepaalde omstandigheden zich voordoen, alle beslissingen inzake onderhoudsgeld zijn van rechtswege uitvoerbaar en bij voorraad. Wanneer kan de Wet van 19 maart 2010 worden toegepast? De Wet van 19 maart 2010 treedt inwerking op 1 augustus De nieuwe wet is dan ook van toepassing op alle vorderingen die worden ingeleid na 1/08/2010. De oude wetgeving blijft echter van toepassing op alle vordering die werden ingesteld voor de inwerkingtreding van deze wet en op elke beslissing die op dat moment nog geen kracht van gewijsde heeft. Een vordering tot wijziging van de onderhoudsbijdrage die voor de inwerkingtreding van de wet werd ingesteld zal onder de nieuwe wet vallen inden de nieuwe omstandigheden buiten de wil van de partijen hun toestand of die van de kinderen ingrijpend wijzigen. Of de nieuwe Wet van 19 maart 2010 alle problemen, rechtsonzekerheid en het ongelijkheidsgevoel kan wegnemen blijft nog maar de vraag. Dat de Wet op bepaalde vlakken een vooruitgang betekent is zeker maar een absolute waarborg voor uniformiteit bij de berekening van de onderhoudsbijdragen kan de Wet nog niet echt bieden. Ann-Sofie TANGHE

Vergelijkbare documenten

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling Federale Overheidsdienst Financiën www.minfin.fgov.be Onderwerp Circulaire nr. Ci.RH 241/605.665 (AOIF 55/2010). Personenbelasting. Onderhoudsuitkering. Voorwaarde van aftrekbaarheid van een