MAATSCHAPPIJ WETENSCHAPPEN

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MAATSCHAPPIJ WETENSCHAPPEN"

Transcriptie

1 MAATSCHAPPIJ WETENSCHAPPEN Hoofdconcepten en kernconcepten vwo Voorbeeld lesmateriaal

2 maatschappij wetenschappen Hoofdconcepten en kernconcepten vwo

3 Inhoud Verantwoording 2013 SLO (nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling), Enschede Auteurs Nicolette Beijk Lars van der Bruggen Paul Simons Lennart Schra Eindredactie Lieke Meijs Han Noordink Vormgeving Digitale Klerken, Utrecht Illustratie cover elroyklee.com Fotografie Gerard Boeijen In opdracht Dit voorbeeldlesmateriaal is ontwikkeld in de pilot Maatschappijwetenschappen, die in opdracht van het Ministerie van OCW is uitgevoerd. Inleiding Hoofdconcept vorming... 6 Sociologische en politicologische benaderingen van het hoofdconcept vorming... 8 Kernconcepten bij het hoofdconcept vorming Socialisatie en acculturatie Identiteit Cultuur Politieke socialisatie Ideologie Relaties tussen de kernconcepten die bij het hoofdconcept vorming horen De contexten waarop vorming toegepast wordt Hoofdconcept verhouding Sociologische en politicologische benaderingen van het hoofdconcept verhouding Kernconcepten bij het hoofdconcept verhouding Sociale (on)gelijkheid Macht Gezag Conflict Samenwerking Relaties tussen de kernconcepten die bij het hoofdconcept verhouding horen De contexten waarop verhouding toegepast wordt

4 3. Hoofconcept binding Sociologische en politicologische benaderingen van het hoofdconcept verhouding Kernconcepten bij het hoofdconcept binding Sociale cohesie Sociale institutie Groepsvorming Cultuur Politieke institutie Representatie en representativiteit Relaties tussen de kernconcepten die bij het hoofdconcept binding horen De contexten waarop binding toegepast wordt Informatie SLO Afdeling: Tweede Fase Postbus 2041, 7500 CA Enschede Telefoon (053) Internet: Hoofdconcept verandering Sociologische en politicologische benaderingen van het hoofdconcept verandering Kernconcepten bij het hoofdconcept verandering Modernisering Individualisering Institutionalisering Democratisering Staatsvorming Globalisering Relaties tussen de kernconcepten die bij het hoofdconcept verandering horen De contexten waarop verandering toegepast wordt 64 referenties Alle rechten voorbehouden. Mits de bron wordt vermeld is het toegestaan om zonder voorafgaande toestemming van de uitgever deze uitgave geheel of gedeeltelijk te kopiëren dan wel op andere wijze te verveelvoudigen. 3

5 Inleiding Het vak maatschappijwetenschappen bestudeert de samenleving, de maatschappij. Omdat dit studieobject erg uitgebreid en complex is, is er gekozen voor één bepaalde structuur als basis voor het vak. Het is een kader van hoofd- en kernconcepten dat leidt tot inzicht in wat zich in de samenleving afspeelt. In dit basisboekje wordt de basisstructuur van het vak uitgelegd, worden de concepten beschreven en wordt uitgelegd wat het verband tussen de concepten is. Begrippen als gereedschap In de maatschappij komen veel sociale en politieke verschijnselen voor die we allemaal beschreven, begrepen en verklaard willen hebben. En als het een probleem betreft willen we het ook graag oplossen. Denk bij maatschappelijke problemen aan orgaandonatie, tienerzwangerschappen, uitgaansgeweld, achterstandswijken en paparazzi. Een kleine greep uit een enorme hoeveelheid maatschappelijke verschijnselen. Overal waar mensen samenleven of het nu in kleine verbanden is zoals het gezin, de klas, de sportvereniging en een dorp of in een groter verband van een stad, een land of zelfs de wereldgemeenschap, doen zich problemen voor. Wetenschappers onderzoeken deze problemen om inzicht te krijgen in de aard ervan. Zoals een timmerman gereedschap heeft om een kast in elkaar te zetten, zo heeft een sociaal wetenschapper instrumenten nodig om een maatschappelijk verschijnsel en probleem te onderzoeken. Voor maatschappijwetenschappen is een gereedschapskist van vier hoofdconcepten en 23 kernconcepten gekozen. Dit zijn vakbegrippen die bruikbaar zijn om de sociale en politieke verschijnselen te begrijpen en te verklaren. Bij ieder verschijnsel of onderwerp 4

6 dat bestudeerd gaat worden, komt een aantal van deze kernconcepten weer terug. Net zoals een beginnend timmerman langzamerhand leert welk gereedschap hij wanneer moet gebruiken, leer je bij maatschappijwetenschappen wanneer welk van de hoofd- en kernconcepten te gebruiken. Je leert wat ze precies betekenen, hoe je ze kunt inzetten om een onderwerp te bestuderen en wat het verband is tussen de verschillende kernconcepten. Als je examen gaat doen in dit vak krijg je examenvragen voorgelegd waarin je moet laten zien dat je de kernconcepten van het vak beheerst en ook zelf kunt toepassen. De 23 kernconcepten zijn geen losse begrippen maar ze zijn te koppelen aan vier hoofdconcepten, te weten vorming, verhouding, binding en verandering. De gereedschapskist van maatschappijwetenschappen kent dus vier hoofdvakjes, met daarin de bijbehorende kernconcepten. Vorming Verhouding Binding Verandering socialisatie sociale (on)gelijkheid sociale cohesie modernisering acculturatie macht sociale institutie individualisering identiteit gezag groepsvorming institutionalisering cultuur conflict cultuur democratisering politieke socialisatie samenwerking politieke institutie staatsvorming ideologie representatie globalisering representativiteit Nu komt het misschien over als een lijst ingewikkelde begrippen. Maar weet dat ook een beginnend timmerman geen raad weet met stiftfrezen, haakse slijpers of hydraulische klemmen. Dat komt vanzelf in de loop van de jaren waarin hij dit beroep leert. Het programma van het vak is opgebouwd aan de hand van de vier hoofdconcepten. Ieder hoofdstuk van dit boekje behandelt één hoofdconcept met bijbehorende kernconcepten. 5

7 1

8 Hoofdconcept vorming Jij bent een uniek persoon en jij bepaalt zelf wat je denkt, doet en zegt. Is dat echter wel zo? In de eerste plaats heb je aangeboren eigenschappen (nature) zoals karaktereigenschappen en algemeen menselijke instincten, zoals eten en slapen. Daarnaast heb je van jongs af aan door je opvoeders bepaald gedrag aangeleerd en afgeleerd (nurture). Houd je de deur open voor de mensen achter je? Praat je met een accent? Draag je de duurste merkkleding of struin je de markten af voor de koopjes? Ga je naar hockey of ga je liever met je vrienden op zondag naar een voetbalwedstrijd? Scheld je iedere speler die de bal verkeerd raakt uit? Haal je tienen op school? Of is dat not done omdat je dan een nerd bent en kans hebt gepest te worden? Kijk je naar Jackass en probeer je de stunts zelf ook uit, of vind je ze maar een stelletje domme kerels? Hoe uniek jij ook bent, je wordt ook gevormd door de mensen om je heen. Het leer- en vormingsproces naar wie we zijn, wordt wel de tweede geboorte genoemd en dit proces duurt een heel leven lang. Vorming verwijst naar het proces van verwerving van een bepaalde identiteit. De vorming leidt tot een bepaalde identiteit, tot een eigen set van kenmerken, gedragingen en eigenschappen. Wanneer een groep mensen dezelfde aangeleerde kenmerken hanteert, noemen we dit de cultuur van de groep. Eet je bijvoorbeeld drie keer per dag rijst of een boterham met pindakaas. Maar ook of je een witte bruidsjurk draagt of juist witte kleding bij een begrafenis. Vier je de christelijke feestdagen of deel jij juist het Suikerfeest met je familie? Mensen nemen veel over van de cultuur van hun ouders. Dat zorgt ook voor het voortbestaan van de samenleving. Mensen sterven maar nieuwe mensen nemen hun plaats in en worden gevormd om deze posities in te kunnen nemen. Vaak gaat dat aanleren heel bewust en is het duidelijk zichtbaar, maar het gaat ook onbewust en soms leer je van anderen 7

9 doordat ze voor jou een voorbeeldfiguur zijn. De ideeën en gedragsregels die je hebt geleerd, zijn later zo vanzelfsprekend geworden, dat je ze heel natuurlijk gaat vinden. In iedere samenleving hebben mensen een idee van goed en slecht. Deze ideeën worden van generatie op generatie overgedragen door ouders, vrienden, school en media. In bepaalde gevallen gaat het bij de vorming mis en gaan mensen zich asociaal gedragen. Er gebeuren dan zaken die veel overlast geven of erger nog, te zien zijn als crimineel gedrag. Mensen hebben vaak ideeën hoe zij het beste met elkaar kunnen samenleven en problemen kunnen oplossen. Omdat niet iedereen hetzelfde denkt, geeft dat soms onenigheid. Ook deze verschillende ideeën hebben mensen in een proces van vorming gekregen. Het hoofdconcept vorming en alle daarbij behorende kernconcepten leren je een stukje van de sociale werkelijkheid te bestuderen. Je probeert te begrijpen waarom we zijn zoals we zijn. Dat kan zijn op microniveau (individueel): vorming van een persoon door zijn/haar opvoeding, mesoniveau (groep): vorming door de groep waar je deel van uit maakt en waardoor je gevormd wordt of macroniveau (samenleving): de maatschappij die je vormt. Sociologische en politicologische benaderingen van het hoofdconcept vorming Sociale wetenschappers onderzoeken de samenleving en kunnen daarin keuzes maken voor een bepaalde invalshoek van waaruit ze de samenleving bestuderen. Theorieën kunnen gegroepeerd worden tot een beperkt aantal theoretische tradities, ook wel benaderingen genoemd. De hoofdconcepten vorming, verhouding, binding en verandering en bijbehorende kernconcepten kunnen in verschillende sociologische en politicologische benaderingen een andere invulling hebben. We beperken ons tot vijf benaderingen: 8

10 1. de (structureel) functionalistische benadering 2. de marxistische benadering 3. de constructivistische benadering 4. de rationele keuze benadering 5. de politiek psychologische benadering. Kort wordt hier samengevat hoe deze vijf sociaalwetenschappelijke benaderingen het hoofdconcept vorming duiden. Sommige van deze benaderingen richten zich op het macroniveau van de samenleving als geheel en de wijze waarop vorming daarbinnen gestalte krijgt, andere meer op het microniveau en de wijze waarop het individu gevormd wordt. De structureel functionalistische benadering is een benadering die het functioneren van een samenleving als systeem wil verklaren en daarbij de nadruk legt op de functies die een samenleving ontwikkelt om te kunnen voortbestaan. Deze macrobenadering ziet de samenleving als een naar consensus zoekend, tamelijk statisch systeem dat ernaar streeft om in evenwicht te blijven. De functionalisten gaan ervan uit dat de samenleving haar stempel op de persoonlijkheid van de leden van die samenleving kan drukken door bepaalde rolverwachtingen over te dragen. Identiteit is volgens functionalisten een product van de samenleving. De mens wordt opgevat als sociaal-cultureel product. De marxistische benadering, ook een macrobenadering, gaat ervan uit dat maatschappelijke tegenstellingen en de daaruit voortvloeiende conflicten bepalend zijn voor een alsmaar veranderende maatschappij. Overeenstemming over waarden en normen is er niet, en voor zover wel aanwezig, opgelegd door de dominante maatschappelijke groepering. Wetenschappers in de marxistische benadering gaan net als de functionalisten ervan uit dat de samenleving via geïnternaliseerde rolverwachtingen haar stempel op de persoonlijkheid van de leden van die samenleving kan drukken. Echter, zij koppelen die rolverwachtingen alleen aan de belangen van de groep waartoe een persoon behoort. Ook de marxistische benadering vat de mens net als de functionalisten op als sociaal-cultureel product, als product van de gemeenschap 9

11 als geheel of als product van sociale verhoudingen. Iemands identiteit is een product van de maatschappelijke groepering (klasse) waartoe hij of zij behoort. De constructivistische benadering bekijkt de maatschappelijke werkelijkheid meer op microniveau. Niet de samenleving als geheel en haar beïnvloeding van het gedrag van de leden van de samenleving staat centraal, maar de wijze waarop mensen samen de maatschappelijke werkelijkheid definiëren en het gemeenschappelijk handelen vormgeven. Deze benadering ziet een actievere rol van de persoon bij het ontwikkelen van zijn identiteit. De mens construeert uit het beeld dat anderen hem voorhouden een eigen identiteit. In deze benadering wordt identiteit door het individu zelf geconstrueerd in een voortdurende interactie met betekenisvolle anderen, die hij overigens zelf uitkiest. De rationele keuze benadering (die ook in de economische wetenschap grote invloed heeft) legt de nadruk op individuen en hun streven naar het behalen van maximaal nut. Doelen kunnen op verschillende manieren worden gerealiseerd. De keuze tussen alternatieven wordt door mensen op rationele wijze gemaakt, namelijk door de kosten en baten tegen elkaar af te wegen. Mensen zullen vooral actief die politieke keuzes maken die gericht zijn op maximalisering van het eigenbelang. De politiek psychologische benadering is een politicologische benadering die gedrag opvat als een resultante van psychologische factoren zoals houdingen, meningen en persoonlijkheidskenmerken. Die factoren kunnen het gevolg zijn van prikkels uit de omgeving of de uitkomst zijn van de wisselwerking tussen verschillende lagen van het menselijk bewustzijn. Deze benadering kan reactief genoemd worden, omdat wordt uitgegaan van aangeleerde gedrags- en belevingspatronen. De focus kan gericht zijn op het individu maar ook op groepen. Vorming verloopt via ontwikkelingspsychologische fasen. 10

12 Kernconcepten bij het hoofdconcept vorming De volgende kernconcepten horen bij het hoofdconcept vorming. Hoofdconcept Sociologische kernconcepten Politicologische kernconcepten vorming socialisatie politieke socialisatie acculturatie ideologie identiteit cultuur Sociologie bestudeert het menselijk samenleven en richt zich daarbij specifiek op de problemen van de samenleving die betrekking hebben op ongelijkheid en verdeling, sociale cohesie en solidariteit, rationalisering en modernisering, identiteitsvorming. Politicologie spitst zich toe op de ordeningsvraagstukken van de maatschappij en staat, met een accent op de uitoefening en beheersing van macht. 1.1 Socialisatie en acculturatie Tijdens hun leven moeten mensen veel leren, maar ook afleren. Dit leerproces begint al bij de geboorte. Het kind kan uit zichzelf al drinken en klampt zich ook vanzelf aan iemand vast. Dat doet het vanuit aangeboren reflexen. De meeste kinderen in westerse culturen zullen vanaf het moment dat ze gevoed, gewassen, opgepakt en gewiegd worden woordjes en geluidjes te horen krijgen. Hierop reageren ze, eerst met vage geluiden en bewegingen, maar gaandeweg met duidelijke signalen. Na drie, vier maanden hebben ze geleerd om vooral naar vertrouwde gezichten te glimlachen. Er zijn ook culturen waarin op een andere manier met baby s wordt omgegaan wordt. Bij de Fulani stam in Kameroen is het bijvoorbeeld normaal dat een vrouw na veertig dagen rust gehad te hebben haar dagelijkse routine weer oppakt, haar 1.1 Socialisatie en acculturatie 11

13 kind in een doek op haar rug knoopt en weer op het land gaat werken. Het kan ook zijn dat ze de zorg aan een oudere zus of nichtje overdraagt. Het leerproces dat kinderen in de omgang met anderen doormaken, bestaat voor een groot deel uit het uitbreiden en verfijnen van de aangeboren mogelijkheden. Dit levenslange proces wordt socialisatie genoemd. Het gaat daarbij om het aanleren van kennis, vaardigheden, opvattingen en houdingen. Het aanleren van waarden en normen is hiervan een belangrijk onderdeel. Bij socialisatie is ook sprake van cultuuroverdracht. Dat houdt in dat het socialisatieproces dus verschilt van regio, land of gebied. Socialisatie is het levenslange proces van oefening, opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met anderen, waardoor een individu zich de cultuur van een groep of samenleving eigen maakt. Er zijn verschillende personen, organisaties en instellingen die ervoor zorgen dat een individu door middel van oefening, opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met anderen zich de cultuur van een groep of samenleving eigen maakt. We noemen deze personen, organisaties, instellingen en media die voor socialisatie zorgen de socialisatoren. Socialisatie verloopt zowel via ongeschreven als via geschreven regels. Een regel als je dient oudere mensen met u aan te spreken is een voorbeeld van een ongeschreven, informele regel. Je mag geen cd- s stelen is een geschreven en dus een formele regel. Er zijn voor verschillende situaties waarin mensen zich begeven specifieke regels die voorschrijven hoe men zich dient te gedragen en zich tot elkaar dient te verhouden. Naast het gezin is de school een belangrijke socialisator waar leerlingen bij allerlei vakken kennis opdoen. Tevens is school de plek waar kinderen of jongeren kennis maken met opvattingen. Dit kunnen opvattingen zijn van politici over bijvoorbeeld veiligheid of opvattingen van geologen over het klimaatprobleem. Ook worden kinderen en jongeren op school bepaalde waarden en normen aangeleerd. Kortom, op school vindt een behoorlijk groot deel van de vorming van kinderen en jongeren plaats. Een andere belangrijke socialisator bij jongeren is de peergroup, ofwel leeftijdgenoten. Sommige jongeren vinden het zo belangrijk bij een groep te horen dat ze zich aanpassen aan wat de groep vindt, doet en wil. Ze nemen de waarden, 12

14 normen en gedragingen van de groep over. Anderen zijn meer op zichzelf en gaan hun eigen gang. Ook de media spelen een rol in de socialisatie van jongeren. Televisie, radio en andere media hebben invloed op jongeren omdat ze specifiek informatie voor jongeren verspreiden. Door het televisieprogramma Spuiten en Slikken kom je van alles te weten over drugs en seksualiteit, in soaps komen verschillende gebeurtenissen voor waarin jongeren zich kunnen herkennen, maar ook op de radio zijn omroepen zoals BNN of de Nederlandse Moslim Omroep actief en beïnvloeden zo het leven van jongeren. Media kunnen een rol spelen bij het overbrengen of bevestigen van vooroordelen en stereotypen. Socialisatie vindt niet alleen bij pasgeborenen plaats maar ook bij nieuwe leden van een samenleving. Er wordt dan ook onderscheid gemaakt tussen enculturatie (het aanleren en verwerven van de cultuur van een samenleving waarin men wordt geboren) en acculturatie. In dit laatste geval moet iemand zich de (sub)cultuurkenmerken eigen maken van een groep waar hij of zij niet al vanaf de geboorte lid van is. Wanneer iemand die reeds gesocialiseerd is in een bepaalde cultuur, een andere (sub)cultuur of elementen daaruit overneemt, noemen we dit acculturatie. Er zijn talloze voorbeelden van acculturatie. Denk bijvoorbeeld aan migranten die een nieuwe taal onder de knie trachten te krijgen, of bekend moeten raken met de tradities en gewoonten van het land waar ze naar toe verhuisd zijn. Acculturatie is het overnemen van delen van een andere cultuur dan die waarin iemand is opgegroeid. 1.2 Identiteit Het kernconcept identiteit is een begrip dat je in verschillende betekenissen tegenkomt. Wat een identiteitskaart is, weet bijna iedereen, want het is verplicht deze kaart of een paspoort bij je te hebben. En als er op het nieuws wordt gezegd identiteit slachtoffers brand bekend, kun je je daar ook een voorstelling bij maken. Maar veel vaker kom je het woord identiteit tegen zonder dat je precies weet wat ermee bedoeld wordt. Des te meer reden om het kernconcept identiteit toe te lichten. 1.2 Identiteit 13

15 Identiteit is het beeld dat iemand van zichzelf heeft, uitdraagt en anderen voorhoudt en de maatschappelijke beleving van dat beeld. Identiteit heeft twee kanten. Aan de ene kant is er het zelfbeeld van iemand, het beeld dat iemand van zichzelf koestert. De andere kant van het begrip identiteit bestaat uit het beeld dat anderen van iemand hebben, de beleving die de omgeving of de samenleving ervan heeft. Het zelfbeeld wordt gevormd in het socialisatieproces. Een pasgeboren kind heeft immers nog niet het besef van een eigen ik. Het ik-besef is niet met de geboorte meegegeven, maar ontwikkelt zich door interactie met anderen. Daarmee komen we meteen op de andere helft van de persoonlijke identiteit en dat is hoe buitenstaanders een individu zien. Misschien heb je zelf wel eens gemerkt dat het beeld dat anderen van jou hebben, niet altijd overeenkomt met hoe jij jezelf ziet. Misschien vind je dat jij je huiswerk altijd keurig in orde hebt, terwijl je docent juist niet tevreden is omdat de antwoorden te kort zijn. Het kernconcept identiteit kan ook toegepast worden op groepen. We spreken dan van een sociale identiteit. Net als bij de individuele identiteit is ook de sociale identiteit tweeledig. Enerzijds hebben groepsleden een eigen zelfbeeld. Groepen hebben geleerd zich te onderscheiden van andere groepen door aan hun omgeving groepsspecifieke eigenschappen te laten zien. Zij zien zichzelf bijvoorbeeld als sportieve of stoere groep. De andere kant van het begrip sociale identiteit is het beeld dat buitenstaanders van de groep hebben. Dat kan een ander beeld zijn: misschien wel agressief en fanatiek. Wordt de groep een land dan spreek je van nationale identiteit. Ook hierbij zijn er weer de twee kanten: Nederlanders denken zelf dat zij een tolerant volk zijn, dat beeld wordt echter niet altijd gedeeld door buitenlanders. Belicht je het kernconcept identiteit vanuit de structureel functionalistische benadering, dan zie je identiteit als een product van de samenleving en de cultuur ervan. De marxistische benadering ziet identiteit als een product van de groep of de klasse waartoe iemand behoort. De constructivistische benadering bekijkt identiteit vooral vanuit de persoon zelf die zijn eigen identiteit construeert, zij het in interactie met anderen. 14

16 1.3 Cultuur Als je het kernconcept cultuur gaat opzoeken in een woordenboek of encyclopedie, zul je verschillende definities vinden. Cultuur kent zowel een smalle als een brede invulling. Bij de sociale wetenschappen gebruikt men vooral een brede definitie. Er wordt verder gekeken dan alleen naar literatuur, kunst en muziek, die binnen de smalle definitie vallen. 1.3 Cultuur Hoewel de specifieke invulling van cultuur per wetenschap en wetenschapper kan verschillen, is in ieder geval algemeen geaccepteerd dat je bij cultuur te maken hebt met mensen die met elkaar omgaan en die elkaar beïnvloeden. In feite geeft de definitie een aantal aspecten van het cultuurbegrip weer in immateriële en materiële zin. Voorbeelden van immateriële aspecten zijn waarden die een ideaal weergeven dat mensen belangrijk vinden. Waarden zijn basisopvattingen, principes waar iemand belang aan hecht. Vaak zijn waarden onbewust aanwezig en merk je pas dat je ze hebt, als mensen jouw waarden ter discussie stellen. Je kunt bij waarden denken aan trouw, waarheid, netheid of nut. Waarden bepalen niet alleen hoe mensen met elkaar omgaan, maar zijn vaak ook van invloed op de (politieke) keuzes die mensen maken. Verschillen en conflicten tussen en binnen landen kunnen aan de hand van verschillen in de cultuurgebonden waarden van groepen verklaard worden. Cultuur is het geheel van voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen, waarden en normen die mensen als lid van een groep of samenleving hebben verworven. Normen zijn geschreven en ongeschreven gedragsregels die aangeven wat er verwacht wordt in een bepaalde situatie. De regels zijn gebaseerd op wat we goed en fout vinden en ze ontstaan wanneer mensen dezelfde waarden belangrijk vinden en hierop ook hun gedrag gaan baseren. Soms vinden mensen deze regels gewoon fatsoenlijk, zoals de deur voor iemand openhouden. Soms worden normen zo belangrijk gevonden dat ze in de wet worden opgenomen. We spreken dan van rechtsregels. Op één waarde kunnen verschillende of soms zelfs tegengestelde normen gebaseerd worden. Veel mensen in Nederland vinden rechtvaardigheid een 15

17 belangrijke waarde. Vanuit dit principe hanteert de ene persoon de norm dat bonussen voor directeuren verboden moeten worden, omdat het niet rechtvaardig is dat niet iedere hardwerkende werknemer die krijgt, terwijl een andere persoon de norm hanteert dat het rechtvaardig is dat bonussen uitgedeeld worden aan personen die een bedrijf goed en verantwoordelijk leiden. Bij beide personen is de waarde waarop zij hun norm baseren rechtvaardigheid. De norm die eruit voortvloeit is echter wél verschillend. De overige kenmerken, voorstellingen en uitdrukkingsvormen kun je zien als het materiële aspect van een cultuur. Daarbij kun je denken aan de kledingstijl, de muziekstijl, rituelen en bepaalde kunstuitingen. Je ziet hierbij ook dat het cultuurbegrip tijd- en plaatsgebonden is. Cultuuroverdracht heeft belangrijke functies voor mensen. Aan de hand van deze functies kun je zien waarom mensen op een bepaalde manier handelen en hoe het gedrag van mensen beïnvloed kan worden. Ten eerste zorgt cultuur voor houvast. Je weet wat wel aanvaardbaar gedrag is en wat niet. Je weet dat als je erg vaak spijbelt je gedrag niet meer aanvaard wordt en je met de leerplichtambtenaar te maken krijgt. Ten tweede geeft cultuur betekenis aan ons gedrag, we begrijpen elkaar. Door dezelfde taal te spreken kunnen we elkaar de weg wijzen, ruzie maken, het weer bijleggen, enzovoort. Cultuur heeft verder ook een bindende functie. Hoe groter de cultuurverschillen zijn, des te moeilijker het is om met elkaar te communiceren en elkaar te begrijpen. Als mensen opgegroeid zijn in een andere cultuur, kunnen er conflicten ontstaan. In sommige culturen kun je je leidinggevende met je aanspreken, terwijl dat in andere culturen niet geaccepteerd wordt. Cultuur draagt bij tot een sterke identificatie met de eigen groep. 16

18 1.4 Politieke socialisatie Politieke socialisatie is een specificatie van socialisatie. Ook bij politieke socialisatie worden mensen gevormd maar dan op een specifiek onderdeel, namelijk op het terrein van politieke kennis, houding, waarden en normen. Er is een wisselwerking tussen de politieke cultuur in een land en de politieke socialisatie; de politieke socialisatie en de politieke cultuur beïnvloeden elkaar wederzijds. Een voorbeeld om dit te verduidelijken: als de overheid gelijkheid een belangrijke waarde vindt, vastgelegd in artikel 1 van de Grondwet, en daarmee onderdeel uitmaakt van de politieke cultuur, wordt dit ook overgedragen in het proces van politieke socialisatie, onder andere door Postbus 51 spots tegen racisme. Politieke socialisatie is het proces waarin (nieuwe) burgers politiek relevante kennis, vaardigheden, houdingen, waarden en gedragswijzen worden bijgebracht. 1.4 Politieke socialisatie Belangrijke socialisatoren zijn politici, ouders, docenten, idolen, leeftijdsgenoten en media. Binnen het gezin speelt een rol of ouders lid zijn van een politieke partij, of ze verschillen in politieke voorkeur en of er over politiek gepraat wordt thuis. Daarnaast kunnen democratische waarden een rol spelen in de opvoeding. Mogelijk worden huiselijke beslissingen in overleg genomen en leren gezinsleden dat hun mening telt. Het is een taak van de school leerlingen te socialiseren tot democratische burgers die zich betrokken weten bij elkaar en bij de overheid (burgerschapsvorming). Het motto past bij een uitspraak van oud-president John F. Kennedy van de VS: Vraag niet wat de samenleving voor jou kan betekenen, maar wat jij voor de samenleving kan betekenen. De overheid organiseert doelbewust de politieke socialisatie van leerlingen en stelt verplicht dat docenten in hun lessen rekening houden met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat en daarmee niet in strijd lesgeven. Deze basiswaarden zijn vrijheid van meningsuiting, gelijkwaardigheid, begrip voor anderen, verdraagzaamheid en het zelfbeschikkingsrecht. Politieke socialisatie gebeurt op formele wijze, openlijk en heel bewust, maar er is ook een verborgen en onbewuste socialisatie door mensen waarmee je omgaat in je privé leven of op het werk. Leiders in de eigen 17

19 peer- of vriendengroep kunnen een rol spelen door wat zij zeggen of vinden van een bepaalde actuele gebeurtenis. In onze moderne samenleving spelen media een belangrijke rol bij de politieke socialisatie van burgers en politici. Bij de oude media zoals krant, tv en radio fungeren journalisten als een makelaar tussen politici en burger. Via nieuwe media, zoals twitter, You Tube en Facebook proberen politici de burger direct te bereiken. Ze proberen hun boodschap zo te brengen, dat het voordelig voor hen is. Er zijn bijvoorbeeld meer voorlichters van politici dan journalisten op het Binnenhof en in spee ches of tv interviews wordt veelvuldig gebruik gemaakt van retorische trucs. Voor politici zijn de nieuwe media ook belangrijk om zelf geïnformeerd te worden. De effecten of de invloed van de media op het politieke denken van de lezers, luisteraars en kijkers zijn moeilijk te onderzoeken. Sommige wetenschappers zeggen dat de journalistiek het politieke denkkader van burgers kan beïnvloeden, terwijl anderen beweren, dat het precies andersom is: de journalistiek volgt in haar oordeel en gedrag de mening van de lezer, kijker of luisteraar. 1.5 Ideologie 1.5 Ideologie Politieke partijen streven naar een ideale samenleving, gebaseerd op hun politieke visie of ideologie. Een ideologie bestaat uit denkbeelden over hoe een rechtvaardige samenleving eruit ziet, uit ideeën over hoe de macht en de welvaart verdeeld moeten worden en over de mate van vrijheid die voor iedere burger noodzakelijk is. Vaak komen partijen tot een ideologie door de situatie in de huidige samenleving te analyseren en door te bekijken welke veranderingen zij willen doorvoeren vanuit de waarden die zij belangrijk vinden. Er zijn verschillende ideologieën, zoals confessionele politieke partijen die ervoor kiezen om in hun ideologie te vertrekken vanuit christelijke beginselen, andere partijen doen dit echter niet. In het algemeen kun je zeggen dat ideologieën zich onderscheiden in de keuze voor persoonlijke vrijheid versus collectieve orde en in de keuze voor gelijkheid (overheids 18

20 ingrijpen, maakbare samenleving) versus economische vrijheid (vrije markt, eigen verantwoordelijkheid). We onderscheiden de volgende ideologieën: liberalisme, socialisme, confessionalisme, fascisme en ecologisme. Niet alle politieke partijen formuleren hun visie vanuit een ideologie. Er zijn ook politieke stromingen. Een daarvan is het pragmatisme dat kiest voor oplossingen vanuit de praktische situatie die zich voordoet in de politiek en niet vanuit een ideologie. Het populisme is onder geen van deze te rangschikken en wordt wel als een bepaalde politieke stijl gezien die zich vooral laat leiden door wat er in de publieke opinie leeft. Ideologie is een samenhangend geheel van beginselen en denkbeelden, meestal uitmondend in al dan niet concrete ideeën over de meest wenselijke maatschappelijke en politieke verhoudingen. Een ideologie verwoordt een visie op een groot aantal beleidsterreinen met een logische samenhang, omdat er één onderliggend mens- en wereldbeeld aan ten grondslag ligt. Er zijn nogal wat politicologen geweest die hebben geprobeerd al die ideologieën op een rijtje te zetten. Ze zoeken dan naar een logisch verband tussen de ideologieën. Sommige politicologen denken dat er een denkbeeldige lijn te vormen is waarop alle ideologieën van links naar rechts geordend liggen. Anderen zijn van mening dat er meerdere lijnen, dimensies of assen nodig zijn om de verschillen tussen ideologieën logisch weer te geven. Relaties tussen de kernconcepten die bij het hoofdconcept vorming horen De kernconcepten binnen het hoofdconcept vorming hebben onderlinge relaties die hierna beschreven worden. De woorden die vet gedrukt zijn, zijn de hoofd- en kernconcepten van dit domein (onderdeel van het examenprogramma). Mensen moeten veel leren van elkaar en ook heel veel afleren om met elkaar te kunnen samenleven. Dit vormingsproces vindt plaats in een gezin of andere samenlevingsvorm, waar patronen in denken, voelen en handelen worden 19

21 aangeleerd. Behalve in gezinnen vindt socialisatie plaats in groepen die worden bepaald door kenmerken als het land of de regio waar iemand woont of vandaan komt, de taalgroep, de generatie, de sociale klasse of het geslacht waartoe iemand behoort. Iedereen maakt deel uit van dergelijke groepen. Socialisatie vindt ook plaats in het onderwijs, de werksituatie, de media, de kerk, verenigingen en de politiek. Dat wat iemand tijdens socialisatieprocessen overneemt van de cultuur in zijn samenleving, bepaalt zijn identiteit samen met factoren zoals geslacht, leeftijd, opleiding en de verschillende posities die hij inneemt in de samenleving. In het politieke socialisatieproces nemen burgers kennis van de verschillende ideologieën maar ook van houdingen, waarden en gedragswijzen die relevant zijn voor politieke participatie. Tijdens het socialisatieproces worden normen, waarden en houdingen eigen gemaakt die van invloed zijn op iemands functioneren. Socialisatie in een andere cultuur dan die waarin iemand is opgegroeid, wordt acculturatie genoemd. De contexten waarop vorming toegepast wordt Het hoofdconcept vorming en de bijbehorende kernconcepten worden in dit domein toegepast op het maatschappelijke verschijnsel religie. Religie draagt bij aan de sociale identiteit van een groep en aan de vorming van een persoonlijke identiteit. In het proces van socialisatie vindt morele ontwikkeling van het individu plaats door onder meer religieuze instituties en socialisatoren. De kernconcepten van vorming worden ook bij andere maatschappelijke processen toegepast. Bij het domein De wording van de moderne westerse samenleving wordt de Nederlandse nationale identiteit en cultuur bestudeerd. Bij het domein Verkiezingen gaat het over de politieke socialisatie van burgers over de standpunten die partijen innemen die te relateren zijn aan de ideologie waarop hun partijvisie is gebaseerd. 20

22 21

23 2

24 Hoofdconcept verhouding Mensen zijn verschillend, ze onderscheiden zich van elkaar door wat ze zijn en wat ze doen. Denk hierbij aan de verschillen in rijkdom, in aanzien en invloed, in leeftijd en gezondheid, in etniciteit en in opleiding. Ook landen verschillen van elkaar in macht in de wereld, in grootte, in beschikking over hulpbronnen en in rijkdom. In het samenleven komen mensen in een bepaalde verhouding tot elkaar te staan, mannen tot vrouwen, ouders tot kinderen, werkgevers tot werknemers, maar ook politici tot burgers, burgemeesters tot inwoners van hun stad en ook landen ten opzichte van elkaar. Het hoofdconcept verhouding gaat nog een stap verder: het gaat niet alleen om het benoemen van deze verschillen maar ook om de vraag hoe een samenleving omgaat met deze verschillen. Een kenmerk van de moderne westerse samenleving is immers het ideaal van rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid van alle mensen, maar dit staat vaak op gespannen voet met de werkelijkheid. Verhouding verwijst naar de wijze waarop mensen zich van elkaar onderscheiden en de manier waarop samenlevingen in sociale zin vorm geven aan deze verschillen. Het verschil verwijst ook naar onderlinge betrekkingen tussen staten. Door wat mensen zijn en wat ze doen, verwerven ze zich een maatschappelijke positie in de samenleving die op een bepaalde manier gewaardeerd wordt. De een kan zich ondergewaardeerd voelen door het beroep dat hij uitoefent, een ander kan zijn macht opleggen aan mensen die bij hem in dienst zijn en zo een waardering zoeken. Voor sociale wetenschappers is het interessant om te bestuderen hoe mensen zich tot elkaar verhouden op micro-, meso- en macroniveau. Thuis op microniveau, in de klas, bij de vereniging, in het bedrijf en in de buurt op mesoniveau, maar ook op landelijk(macro-) - en internationaal niveau hebben mensen en landen verschillende posities en staan in verhouding tot elkaar. Ook politicologen kijken naar verhoudingen, maar dan vooral tussen mensen van een wijk, 23

25 stad, provincie en land en hun politieke leiders. Uiteraard zijn ook internationale betrekkingen van invloed op het denken en doen van mensen. De verhoudingen in groepen, tussen groepen mensen en tussen groepen en politici, bepalen in hoge mate of zij het nog naar hun zin hebben in een samenleving of dat ze zich uit frustratie tegen de samenleving gaan keren. De frustraties kunnen zich uiten in geweld of in andere vormen van protest. Ook kunnen mensen apatisch worden en zich terugtrekken uit de samenleving. Kortom, welbevinden, ontevredenheid, ideale wereldbeelden en handelen vanuit eigen belang kunnen het gevolg zijn van verhoudingen. De sociale wetenschappers hebben verschillende theorieën ontwikkeld om deze verhoudingen te begrijpen en te verklaren. Sociologische en politicologische benaderingen van het hoofdconcept verhouding Sociale ongelijkheid wordt door het functionalisme gezien als noodzakelijk om de samenleving goed te kunnen laten functioneren en als functioneel om de leden van de samenleving ieder hun eigen taken te laten vervullen. De beloning en het aanzien van de verschillende taken variëren naar gelang ze meer of minder van belang zijn voor de samenleving. Er wordt naar gestreefd deze taken te laten vervullen door mensen die voor het uitoefenen ervan het meest geschikt zijn. De beloning voor deze taken wordt in grote mate gesteund door de samenleving. Ongelijkheid is voor de marxistische benadering de kern van de samenleving omdat deze de resultante is van de machtsstrijd tussen verschillende groeperingen binnen die samenleving. Volgens de marxistische benadering berust ongelijkheid op machtsverschillen die het gevolg zijn van het feit dat mensen in verschillende mate over hulpbronnen als bezit, inkomen, culturele bagage en sociale contacten beschikken. Mensen moeten met anderen concurreren 24

26 om schaarse en hooggewaardeerde goederen en slagen er in meer of mindere mate in om een gunstig resultaat te bereiken. De meeste wetenschappers in de marxistische benadering leggen overigens de nadruk op verschillen in toegang tot economische hulpbronnen. De constructivistische benadering verklaart sociale ongelijkheid vanuit cultureel verankerde voorstellingen, bijvoorbeeld over verschillende bevolkingsgroepen. Zo berust de sociale ongelijkheid tussen mannen en vrouwen of tussen verschillende etnische groeperingen volgens de constructivistische benadering voornamelijk op de beelden die door mensen over die groepen zijn geconstrueerd. De constructivistische benadering ziet sociale ongelijkheid als het gevolg van het beeld dat mensen zich samen vormen van (de capaciteiten van) de verschillende groepen in de samenleving. Volgens de rationele keuze benadering zijn de sociale en politieke verhoudingen tussen (groepen) mensen voorspelbaar, in die zin dat actoren (zowel op micro- als macroniveau) altijd gericht zullen zijn op nutsmaximalisatie en eigenbelang. Verhoudingen zijn dus het resultaat van rationele keuzes die door de actoren gemaakt worden. Volgens de politiek psychologische benadering worden (politieke) verhoudingen beïnvloed door de voorkeuren, keuzes en handelingen van individuen en groepen. Om die voorkeuren, keuzes en handelingen van individuen en groepen te kunnen verklaren, moeten persoonlijke kenmerken en verhoudingen empirisch worden onderzocht. Dat is een verschil met de rationele keuze benadering die van de theoretische veronderstelling uitgaat dat mensen altijd gericht zullen zijn op nutsmaximalisatie. 25

27 Kernconcepten bij het hoofdconcept verhouding De volgende kernconcepten horen bij het hoofdconcept verhouding. Hoofdconcept Sociologische kernconcepten Politicologische kernconcepten verhouding sociale macht (on)gelijkheid gezag conflict samenwerking 2.1 Sociale (on)gelijkheid 2.2 Sociale (on)gelijkheid Er is sprake van sociale ongelijkheid wanneer verschillen tussen mensen in al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken en een ongelijke waardering en behandeling. Omdat de sociale ongelijkheid in de loop der tijd lijkt afgenomen, kun je je afvragen of er in de moderne samenleving sprake is van steeds meer gelijkheid, of toch niet? Daar richten we ons in deze paragraaf op: wat is sociale ongelijkheid, hoe ontstaat sociale ongelijkheid en hoe kan het veranderen? Als verschillen tussen mensen gevolgen hebben voor hun maatschappelijke positie en effect hebben op de kansen, waardering en behandeling die zij krijgen, spreken we van sociale ongelijkheid. Ook rechten en plichten zijn niet gelijk verdeeld. Verschillen in inkomen, kennis, sociale status en macht kunnen de ongelijkheid nog meer versterken. Sociale ongelijkheid heeft zowel een distributieve als een relationele kant. Het distributieve deel gaat over de ongelijke verdeling en betreft vooral het inkomen en de status. Het relationele deel gaat over de onderlinge verhoudingen en heeft vooral betrekking op machts- en afhankelijkheidsrelaties. Dus wie heeft er meer macht en hoe afhankelijk is de een van de ander? Het indelen van mensen in verschillende sociale lagen of klassen heet sociale stratificatie. 26

28 Er zijn verschillende verklaringen voor het bestaan van sociale klassen in de maatschappij. We bespreken hier drie wetenschappers die een eigen analyse hebben van de sociale stratificatie. Alle drie zijn ze ook terug te voeren tot één van benaderingen zoals op bladzijde 24 behandeld. Marx ( ) wijst op de strijd tussen de klassen die bepaalt in welke laag iemand zit. De mens wordt gezien als een product van de sociale verhoudingen. Uiteraard zien we hier de marxistische benadering terug. Weber ( ), een van de grondleggers van de sociologie, benadrukt dat het een mix is van klasse, status en macht en dat je niet tot één vaste laag behoort. Doelen die mensen zich stellen, kunnen op verschillende manieren worden behaald; in dit geval via klasse, status en macht. De rationele keuze theorie is daarom hier van toepassing. Bourdieu ( ) wijst naar de terreinen (economie, cultuur, politiek) waarop mensen zich bewegen hoofdzakelijk met andere mensen die een gemeenschappelijke levensstijl hebben. Een samenleving waarin iemand beoordeeld wordt op zijn of haar capaciteiten, werkhouding en talent, bestaat volgens hem daardoor niet. Bourdieu is lastiger in te delen als het om de theoretische benadering gaat. Hij noemde zichzelf gekscherend constructivistische structuralist of een structuralistische constructivist. Hij ziet zichzelf als een structureel functionalist in zoverre hij gelooft dat er binnen de sociale wereld objectieve structuren bestaan die, onafhankelijk van het bewustzijn of de wil van individuele actoren, hun handelen sturen. Aan de andere kant ziet hij zichzelf als een constructivist omdat hij ervan uitgaat dat mensen een actievere rol vervullen bij het vormen van hun identiteit. De wijze waarop mensen samen de maatschappij benoemen en daarnaar handelen, komt bij Bourdieu in zijn begrippen de habitus en de velden naar voren. De verandering in sociale positie van een persoon of groep binnen de sociale stratificatie noemen we sociale mobiliteit. Deze mobiliteit, het klimmen of dalen op de maatschappelijke ladder, kan zijn tussen ouders en kinderen of binnen een mensenleven (loopbanen). Sociale mobiliteit is niet hetzelfde als arbeidsmobiliteit. Hoewel veranderen van baan of 27

29 functie gepaard kan gaan met een verandering van sociale positie, is dit niet noodzakelijkerwijs het geval. Een samenleving heeft perfecte sociale mobiliteit als er geen samenhang bestaat tussen de posities van ouders en hun kinderen. Er is dan sprake van een open samenleving. 2.2 Macht 2.2 Macht Macht is het vermogen om voldoende hulpbronnen te mobiliseren om bepaalde doelstellingen te bereiken en de handelingsmogelijkheden van anderen te beperken of te vergroten. Om de verhoudingen tussen actoren te analyseren is het kernconcept macht heel belangrijk. Mensen met macht hebben de mogelijkheid om het denken en gedrag van anderen te beïnvloeden in overeenstemming met de eigen doeleinden, om iets te realiseren of juist om iets tegen te houden. Met macht kun je werken aan de bevrijding van mensen, maar ook aan hun onderdrukking. Het kernconcept macht kan alleen begrepen worden als een relationeel begrip omdat het relaties tussen actoren (tussen individuen, groepen en staten) betreft; je hebt macht omdat er een ander is. Bij macht is er altijd sprake van een a-symmetrische relatie; de ene actor heeft meer over de ander te zeggen, dan andersom. Je kunt meestal niet spreken van absolute macht en absolute machteloosheid van een actor; het is eerder meer en minder macht. Het is een glijdende schaal; de een heeft meer macht dan de ander en de machtsrelatie is vaak wederkerig, dat wil zeggen dat men elkaar beïnvloedt. Een doel van een actor kan zijn zoveel mogelijk macht te behouden of verwerven. Men spreekt dan van machtspolitiek, omdat macht dan een doel op zich is. Actoren kunnen macht ook zien als een manier om bepaalde economische belangen en/of culturele waarden te realiseren. De machtsbronnen die een actor tot zijn beschikking heeft, dus de basis waarop de macht berust, kunnen zeer verschillend zijn: kennis, informatie, vaardigheden, bezit, publieke aanhang, wettelijke bevoegdheden, prestige, relaties, netwerken en natuurlijk bewapening. Hierdoor kunnen mensen machtsmiddelen daadwerkelijk inzetten, zoals overreding, dwang en geweld. Bij overreding kunnen actoren bijvoorbeeld door 28

30 voorlichting, beloning, discussie en propaganda de anderen van gedachten en gedrag laten veranderen. Dwang is dreigen met of het toepassen van straffen en bij geweld gaat het om de opzettelijke beschadiging van goederen of personen. Deze machtsmiddelen kunnen formeel zijn, dus in de wet staan, maar de ene persoon kan de ander ook op een informele manier beïnvloeden. 2.3 Gezag Het kernconcept gezag onderscheidt zich van macht, doordat het om erkende of gelegitimeerde macht gaat. Bij mensen leeft ten aanzien van gezag de overtuiging, dat de macht gerechtvaardigd is. 2.3 Gezag Het kan bij gezag gaan om politieke gezagsdragers, zoals ministers en Kamerleden, maar ook om uitvoerende gezagsdragers die in dienst van de overheid optreden. Denk bijvoorbeeld aan politieagenten, rechters en leraren. Het politieke gezag is een essentieel element van de overheid. Er is geen overheid meer als de leiders niet erkend zijn door de burgers. Er zijn ook gezagsdragers, waarbij de overheid niet betrokken is, zoals scheidsrechters bij sportwedstrijden, ouders en werkgevers. Er is sprake van gezag als sporters, kinderen en werknemers de beslissingen accepteren die de mensen die boven hen staan, nemen. De bovenstaande voorbeelden van gezag berusten op formele, wettelijke macht, maar er zijn ook situaties waarbij het gezag berust op informele macht. Denk aan de relaties in een vriendengroep, waarbij je leiders, volgers en meelopers hebt. In werkelijkheid is er vaak sprake van een mengeling van macht en gezag. Een president heeft gezag omdat hij democratisch gekozen is, het presidentschap al eeuwenlang een gerespecteerde functie is en omdat hij een goede uitstraling heeft op tv. In zijn algemeenheid kun je zeggen dat in de westerse geschiedenis gedurende het moderniseringsproces de gronden voor gezag zijn verschoven van het charismatische, via het traditionele, naar het rationele gezag. In de moderne samenleving is het rationele gezag Gezag is het uitoefenen van macht die als legitiem erkend wordt door ondergeschikten. 29

31 overigens niet meer vanzelfsprekend. Gezag berust op geschreven regels, maar dat alleen is niet meer voldoende en geen automatisme. Het gezag op grond van zijn ambt van de politicus, de politieagent en zelfs de rechter, zal steeds verdiend moeten worden en als hij daar niet in slaagt, heeft hij een probleem. Ook ouders en leraren hebben minder automatisch gezag. Men spreekt in dit verband van ascribed- of toegewezen gezag en achieved- of zelf bereikt gezag. Gezag moet in de ogen van de anderen door de gezagsdrager zelf verdiend worden door de wijze waarop hij zijn taak uitoefent, bijvoorbeeld door respectvol omgaan en een aantoonbare deskundigheid in geleverde prestaties. Het gezag wordt door een gezagsdrager meestal langzaam opgebouwd, maar kan snel afbrokkelen als hij niet aan de verwachtingen van de mensen voldoet. Politici en andere gezagsdragers proberen de media te bespelen om hun imago voor het kijk-, luister- en leespubliek op een positieve wijze neer te zetten. 2.4 Conflict 2.4 Conflict Conflict is een situatie waarin individuen, groepen en/of staten methodes hanteren, doelstellingen nastreven of waarden aanhangen die, daadwerkelijk of in hun perceptie, strijdig zijn en daardoor met elkaar in botsing komen. Het woord conflict maakt deel uit van ons dagelijks bestaan. We gebruiken het vaak zonder er verder over na te denken. Toch zullen we eerst het kernconcept conflict moeten ontleden en goed begrijpen voordat we het begrip kunnen gebruiken als een van de gereedschappen om de werkelijkheid te analyseren. Conflict houdt botsingen in tussen mensen, groepen of staten over doelen, waarden, belangen en andere zaken. Bij de toepassing van het kernconcept conflict moet je altijd goed bekijken over welk niveau het gaat: micro (individuen), meso (groepen) of macro (samenlevingen/staten). Een stroming in de sociologie, de conflictsociologie, stelt dat conflicten de dynamiek zijn achter elke samenleving. Veranderingen in de maatschappij behoren volgens deze zienswijze tot de normale toestand. Maar voordat er veranderingen zijn, zijn er sociale conflicten die hiertoe aangezet hebben. Zonder conflicten zou een samenleving 30

32 statisch zijn en zich dus niet kunnen ontwikkelen en verbeteren. De marxistische conflict sociologie kijkt vooral naar de economische verhoudingen binnen de samenleving. Hoe wordt de arbeid verricht? Hoe is de werkverdeling? Wie heeft het bezit (kapitaal) en de middelen? Hoe zijn de arbeidsverhoudingen? En hoe beïnvloedt dit de opvattingen van mensen en de cultuur? Het draait volgens deze visie dan ook om de tegenstellingen die er bestaan binnen sociale structuren. Mensen nemen ongelijke posities in. De ene positie wordt beloond met maatschappelijk aanzien, geld en macht. De andere positie levert veel minder op aan maatschappelijke waardering. Wanneer de verschillen erg groot zijn, leidt dit tot gevoelens van onrechtvaardigheid en boosheid. Sociale ongelijkheid leidt volgens deze visie tot conflict. Conflicten komen in vele gedaanten en soorten voor. Vaak sluimert een conflict en komt het in een debat aan de oppervlakte en wordt duidelijk waar het botst. Partijen treden in debat en ze krijgen wisselende groepen medeen tegenstanders. Men gaat elkaar voor voldongen feiten stellen. De partijen kunnen er echter nog wel op gericht zijn het conflict samen op te lossen. Als partijen tot de conclusie komen dat met de ander niet te praten valt, kan een conflict grimmiger worden en over gaan in een dreiging. Dreigementen worden geuit om de geloofwaardigheid niet te verliezen en kunnen zo ver gaan dat aanvallen onvermijdelijk zijn. Tussen personen kan het gaan om strafbare feiten als moord en mishandeling, tussen organisaties om rechtszaken, tussen landen om oorlog. Het complexe van een conflict is dat situaties regelmatig door elkaar lopen. Tijdens het debat wordt bijvoorbeeld al gedreigd en tijdens een oorlog vindt ook vaak nog tegelijk een debat plaats. Of dreigementen en oorlog leiden juist weer tot debat. Conflicten worden ook veelvuldig in de politiek uitgevochten. Daarbij gaat het vaak om de verdeling van collectieve goederen die door de overheid betaald worden en onder houden. Samenwerking is daarbij veelal noodzakelijk. Een dergelijke samenwerking wordt een collectieve actie genoemd. De eigen 31

33 inspanningen alleen zijn niet genoeg, mensen zijn mede afhankelijk van de medewerking van anderen. De Nederlandse overheid bevindt zich in een internationale omgeving waarin conflict eerder regel dan uitzondering lijkt. Om internationale conflicten te beslechten bestaan internationale instellingen en organisaties zoals de Benelux, de EU, de NAVO en de VN. Wanneer er sprake is van een conflict, gaat het ook om het spel van de macht. De machtige wint, de machteloze verliest. Volgens verschillende wetenschappers, zoals die van de rationele keuze benadering, hoeft macht niet uitgeoefend te worden als er sprake is van harmonie. Ook marxisten hanteren deze visie. Zij zien macht als dominantie van de bezittende klasse over de niet-bezittende klasse in een belangenconflict. Deze zelfde sociale ongelijkheid wordt door functionalisten gezien als noodzakelijk om de samen leving goed te kunnen laten functioneren. Conflict ligt in deze zienswijze dan ook niet voor de hand als iedereen functioneel zijn of haar passende taak in de samenleving vervult. 2.5 Samenwerking 2.5 Samenwerking Samenwerking vindt plaats op verschillende niveaus (mesoen macroniveau). Je moet in je basketbalteam samen spelen en afspraken maken om te kunnen winnen. Na de verkiezingen van 2012 in Nederland besluiten twee ideologisch verschillende politieke partijen tot samen werking om een regering te vormen. Zij denken met hun plannen Nederland uit de crisis te trekken. In beide gevallen hebben de samenwerkende individuen of partijen een helder doel voor ogen. Het kernconcept samenwerking wordt bij maatschappijwetenschappen gezien als een proces. Samenwerking blijkt uit afspraken, verdragen en het ontstaan van (internationale) organisaties. Er is geen enkele organisatie of staat die de problemen van nu nog zelfstandig kan oplossen. Samenwerking is altijd nodig. Wil Nederland uit de recessie komen, dan moet ze samenwerken met andere (Europese) landen. Willen we de Millenniumdoelen halen die door de 32

34 VN zijn opgesteld, dan moeten organisaties, regeringen en particulieren samen proberen de problemen aan te pakken. Wil Greenpeace bedrijven zover krijgen dat zij duurzaam gaan produceren, dan is samenwerking nodig. Organisaties gaan om verschillende redenen met elkaar om tafel om hun problemen te bespreken en oplossingen te zoeken. Die redenen kunnen onder andere zijn: de eigen strategische positie verbeteren macht en gezag ontwikkelen of behouden zelf minder risico lopen of risico s delen werken aan innovatie of juist niet sneller toegang krijgen tot een bepaalde markt adequatere aanpak van de problemen. Samenwerking is een proces waarbij individuen, groepen en/of staten relaties vormen om hun handelen op elkaar af te stemmen voor een gemeenschappelijk doel. Wanneer men een reden heeft om te gaan samenwerken, kunnen verschillende middelen ingezet worden om het doel te bereiken, zoals het sluiten van verdragen, het opstarten van concrete samenwerkingsprojecten, het organiseren van diplomatieke activiteiten of het lobbyen bij overheden en andere instellingen. Zo bezocht bijvoorbeeld een groep Chinese diplomaten in september 2012 het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken om te praten hoe gezamenlijk piraterij op de Golf van Aden aangepakt kan worden. Beide landen beschermen op deze zee handelsschepen. De uitkomst van overleg en debat is bepalend voor welke kant de relatie opgaat: conflict (dreiging en oorlog) of samenwerking (collectieve actie). Wanneer groepen mensen gaan samenwerken om iets tot stand te brengen dat zij als individu niet voor elkaar krijgen en waar zij allemaal voordeel bij hebben, spreken we over collectieve actie. We bespreken hier twee dilemma s die collectieve actie met zich mee brengt. Ten eerste het freeriders-probleem. Dit is een dilemma waar organisaties, instituties en staten die samenwerken vaak mee te maken krijgen en dat ook samenwerking belemmert. Een freerider ziet de voordelen van de actie in en wil er wel van profiteren, maar wil zelf geen inspanning leveren. Dit kan gemakkelijk, omdat collectieve goederen ondeelbaar zijn 33

35 en niet-uitsluitbaar. Wanneer bijvoorbeeld de VS weigeren de CO2-uitstoot te verminderen en Nederland doet dat wel, kunnen we niet zeggen: alleen wij mogen de schonere lucht gebruiken en de VS niet. Je kunt schone lucht nu eenmaal niet opdelen en wel aan de een en niet aan de ander geven. Machtsverhoudingen spelen bij dit freeriders-probleem een belangrijke rol. Groepen mensen of staten met meer macht kunnen deze macht misbruiken door zich niet aan afspraken te houden. Het eigenbelang op korte termijn gaat dan boven het algemeen belang. Het tweede dilemma is het prisoners dilemma. Bij dit dilemma draait het om een keuze voor inspanningen van jouzelf en de ander en de verwachtingen die men daarbij heeft. Men spreekt van een prisoners dilemma als de afzonderlijke partijen of personen niet van elkaars standpunt weten en niets (kunnen) overleggen. Ze maken dan vaak een afweging die uiteindelijk negatiever voor hen afzonderlijk uitpakt, dan wanneer ze wel zouden hebben afgestemd. Alternatieven waaruit gekozen kan worden in het voorbeeld van de CO2- vermindering zijn: 1. Je let niet op de CO2-uitstoot, anderen wel. Hier ben jij de freerider. Jij denkt dus vooral aan je eigen belang (weinig doen) en de korte termijn (weinig doen is nu het prettigst). Er is een positief resultaat: het milieu verbetert. 2. Je onderneemt ook actie. Dus je denkt mee op de lange termijn (nu vervelend, straks voordeel) én je denkt in het algemeen belang (in de toekomst voor iedereen beter). Ook hier een positief resultaat: het milieu verbetert. 3. Je denkt alleen aan je eigen belang en op korte termijn, maar de ander ook. In deze situatie gebeurt er niets. In de toekomst zal het milieu dus alleen maar verslechteren. 4. Wanneer je verwacht dat anderen mee doen en jij vermindert je CO2-uitstoot, is het vervelend wanneer anderen dat niet doen. Jij levert inspanning (denkt aan de lange termijn én het algemeen belang) maar anderen blijken dat niet te doen. Hier is de ander dus de freerider. Situatie twee is de situatie die je met collectieve actie wilt bereiken. Maar omdat situatie 1, 3 en 4 dreigingen zijn voor de collectieve actie, probeert men die situaties aan te pakken. 34

36 De dilemma s van collectieve actie kunnen door middel van dwang doorbroken worden. Er kan bijvoorbeeld een boete opgelegd worden wanneer iemand zich niet aan de afspraak houdt. Soms lukt het om ook zonder dwang freeriders mee te krijgen in de samenwerking. Het verlammende wederzijdse wantrouwen dat vaak overheerst moet dan wel overwonnen worden. Wanneer er heldere regels gesteld worden en men weet iedereen van het voordeel te overtuigen, kan het probleem voorkomen worden. Schaamte over het feit dat jij je als enige niet aan de regel houdt, kan als effect hebben dat je toch gaat meedoen. Soms worden verwachtingen gemanipuleerd en illusies gekweekt. De voordelen worden dan rooskleuriger voorgesteld, zodat de ander makkelijker te overtuigen is. Wanneer men het onderling wantrouwen heeft overwonnen, kan een collectieve samenwerking van de grond komen. Wil deze slagen, dan moet je in staat zijn jouw belangen bij de andere partij over te brengen maar ook bereid zijn een deel van je autonomie op te geven. Een goede samenwerking komt pas echt tot stand wanneer er onderling vertrouwen is en de afspraken helder en transparant zijn. Wanneer men inziet dat men elkaar nodig heeft, bijvoorbeeld om een winstgevende handel op te zetten of om een oorlog te voorkomen, spreken we ook wel van interdependentie, ofwel onderlinge afhankelijkheid. Deze interdependentie hoeft overigens niet altijd symmetrisch te zijn, omdat men niet in gelijke mate van elkaar afhankelijk hoeft te zijn. De wederzijdse afhankelijkheid strekt zich mede door de globalisering steeds verder uit. Relaties tussen de kernconcepten die bij het hoofdconcept verhouding horen De kernconcepten binnen het hoofdconcept verhouding hebben onderlinge relaties die hierna beschreven worden. De woorden die vet gedrukt zijn, zijn de hoofd- en kernconcepten van dit domein. 35

37 Sociale ongelijkheid gaat over de verschillen tussen mensen, maar ook over de verschillen tussen staten. Verschillen tussen mensen bepalen voor een belangrijk deel hoe mensen zich tot elkaar verhouden. Verschillen kunnen leiden tot sociale ongelijkheid. In iedere samenleving is sprake van (een mate van) sociale ongelijkheid en zijn er verschillen in status. Een verschil in status, bijvoorbeeld doordat mensen een goede positie, baan of het nodige bezit hebben, brengt een verschil in macht en gezag met zich mee. Als ongelijkheid als onrechtvaardig wordt ervaren, kan dat aanleiding geven tot conflict. Mensen kunnen heel verschillend denken hoe de verdeling van macht en bezit geregeld is. Dat kan leiden tot politieke conflicten. Deze horen bij een samenleving, maar aan de andere kant kan een samenleving niet zonder samenwerking. Verschillen tussen staten worden bepaald door de machtsverhoudingen, door de ongelijkheid in macht en invloed tussen staten. De betrekkingen tussen staten variëren van conflict (vijandschap) tot samenwerking en integratie (vriendschap). Conflicten tussen staten komen onder andere tot uitdrukking in oorlogen, terwijl samenwerking en integratie blijken uit verdragen en internationale organisaties. De contexten waarop verhouding toegepast wordt Het hoofdconcept verhouding en de bijbehorende kernconcepten worden in dit domein toegepast op de context Machtsverhoudingen in de wereld. Ongelijkheid in macht tussen staten kan beschreven en gemeten worden aan de hand van de verschillende posities die staten bekleden in instituties en hun gedragingen. Daarbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen ontwikkelde en onderontwikkelde staten. Internationale samenwerking kan worden belemmerd door verschillende factoren die kunnen leiden tot internationale conflicten. 36

38 Er zijn verschillende oplossingen om een einde te maken aan dergelijke internationale conflicten. Ook de positie van Nederland wordt bekeken in het internationale machtsspel. Het Nederlandse buitenlandbeleid, waaronder het beleid ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking, heeft invloed op de machts- en invloedpositie van Nederland in het internationale krachtenveld. Er vinden verschuivingen plaats van macht van afzonderlijke landen naar groepen (rijke) landen of naar internationale instituties en organisaties. Globalisering en internationalisering hebben gevolgen voor de macht en invloed van staten. Bij de context van Natie- en staatsvorming is veelal sprake van conflicten. Immers, het ontstaan van naties verloopt veelal via een proces van heftige conflicten. Verschillende processen, zoals internationalisering van militaire, economische en politieke macht en de Europese integratie, kunnen de autonomie en macht van de staten aantasten. Bij de context De wording van de moderne westerse samenleving worden ontwikkelingen bekeken zoals de toename van arbeidsverdeling en de - als er sprake is van een ver doorgevoerde arbeidsverdeling - gevolgen voor de mate van sociale ongelijkheid binnen een samenleving. Aan de andere kant neemt de opwaartse sociale mobiliteit toe; deze zorgt voor een afname van de sociale ongelijkheid. Bij de context Religie worden de kernconcepten macht en gezag toegepast. Religie kan de bestaande (economische en politieke) machtsverhoudingen binnen de samenleving legitimeren, maar deze machtsverhoudingen ook ter discussie stellen. Religieuze specialisten hanteren leiderschapsvormen om macht en invloed uit te oefenen op gelovigen. Machtsafstand kan als een van de vijf dimensies van Hofstede en Hofstede worden verbonden aan verschillende soorten samenlevingen en aan de rol die religie daarin vervult. De context Verkiezingen draait om de kernconcepten macht en gezag. Legitimiteit van macht en gezag hangt samen met de mate waarin de burger zich kan identificeren met het politieke systeem. Vrije verkiezingen zijn daarbij belangrijk. Zij zorgen voor een gereglementeerde en vreedzame wisseling van de macht, voor de legitimiteit van de politieke macht en voor invloed van burgers op het beleid. 37

39 3

40 Hoofdconcept BINDING Sociale wetenschappers gaan ervan uit dat mensen op elkaar letten en hun gedrag op elkaar afstemmen. Overleg jij met je vriendin wat ze aandoet tijdens het stappen? Allebei hetzelfde, of zorg je juist dat je niet te veel op elkaar lijkt? De schoolfoto wordt gemaakt. Niet één meisje duikt de wc in om te checken of haar haar goed zit, nee dat doen ze allemaal. Voor de jongens is dat niet stoer en dus not-done. De actie van de een zorgt ervoor dat de ander erop reageert. Het derde hoofdconcept is binding. Mensen hebben elkaar nodig om liefde, vriendschap, voedsel en veiligheid te krijgen. Zij zijn afhankelijk van elkaar en moeten dus met elkaar een relatie of een band aangaan. Binnen de eigen groep en tussen groepen ontstaat een wij-gevoel. Deze banden zijn noodzakelijk om relaties geordend te laten verlopen en om samen gemeenschappelijke problemen op te lossen. Mensen moeten besluiten wie wel en wie niet tot de eigen groep behoort, want je kunt immers niet met ieder mens op aarde een hele hechte band aangaan. Naarmate de band tussen mensen sterker wordt gevoeld, vertrouwen mensen elkaar meer en zijn ze meer geneigd om voor elkaar iets te betekenen. Iedere samenleving zal moeten beslissen tot hoever de zorg voor elkaar gaat en hoe je omgaat met groepen mensen, die niet zijn zoals jij en ik. Het gaat om de vraag in hoeverre mensen bereid zijn mee te doen in de maatschappij en actief deel te nemen aan allerlei maatschappelijke activiteiten. Als mensen geen enkele band meer met elkaar hebben, zullen ze geen energie meer in elkaar stoppen, omdat ze denken elkaar niet meer nodig te hebben. Een samenleving wordt dan niet meer dan een verzameling individuen of groepen die naast elkaar komen te staan. Als een groep mensen denkt dat de andere groep hun het leven onmogelijk maakt, kan er zelfs grote vijandschap ontstaan. Binding verwijst naar de relatie en onderlinge afhankelijkheden tussen mensen in een gezin of familie, tussen leden van een groep en tussen mensen die op basis van onderscheidende kenmerken tot een bepaalde categorie horen. Ook in de maatschappij en op het niveau van de staat en de overheid zijn bindingen in de vorm van relaties en onderlinge afhankelijkheden te onderscheiden. 39

41 Bindingen heb je niet alleen in je eigen groep (op mesoniveau), maar ook op nationaal (macroniveau) en internationaal niveau. Zo is heel Nederland oranje gekleurd wanneer we weer meedoen aan een WK voetbal. Hoewel er een eenheidsgevoel bestaat tussen de Nederlanders, zijn er daarbinnen ook groepen met eigen ideeën, regels en gedragingen, waardoor spanningen kunnen ontstaan. Denk aan de positie van homoseksuelen of Marokkanen in Nederland. Je bent niet alleen scholier, Turk, Feyenoord-supporter of Nederlander, maar ook Europeaan en wereldburger. Er zijn ontwikkelingen in de wereld gaande waardoor er ook sprake is van internationale bindingen. De Nederlandse staat krijgt steeds meer te maken met andere wereldmachten, bijvoorbeeld door de uitbreiding van de Europese Unie. Voelt de Nederlander zich ook Europeaan? Wij waren bereid onze gulden op te geven voor de euro. Zijn wij bereid meer van onze Nederlandse identiteit op te geven? Hoe verbonden voelen wij ons met Europa? Heeft Nederland als klein land wel boodschap aan de rest van de wereld? Voor het verklaren en oplossen van internationale conflicten, bijvoorbeeld in Afghanistan of in het Midden-Oosten, zijn politieke bindingen noodzakelijk. Sociologische en politico logische benaderingen van het hoofdconcept binding Hier volgt een korte samenvatting hoe de vijf sociaalwetenscha ppelijke benaderingen het hoofdconcept binding duiden. Volgens de structureel functionalistische benadering zijn bindingen de kern voor elke gemeenschap aangezien alle actoren in die samenleving (leden en instituties) bedoeld zijn om bij te dragen aan het voortbestaan ervan. Voor marxisten zijn bindingen gekoppeld aan groeperingen die elk andere belangen hebben of, indien ze gelden voor de hele samenleving, zijn ze een middel voor de dominante groepering om de andere groeperingen te onderdrukken. 40

42 De constructivistische benadering ziet bindingen als noodzakelijk om een gemeenschappelijke oriëntatie en gemeenschappelijk handelen mogelijk te maken. Deze bindingen zijn echter grotendeels ter keuze van de individuen zelf en niet afgedwongen door de gemeenschap (zoals functionalisten betogen). De rationele keuze benadering zal de nadruk leggen op het eigenbelang dat alle actoren nastreven en het probleem dat hierdoor kan ontstaan als het eigenbelang op korte termijn strijdig is met het collectieve belang op de lange termijn. Mensen gaan bindingen aan en vormen allianties als ze daar voordeel van denken te hebben. De politiek psychologische benadering ziet bindingen als een samenspel van omgevingsfactoren en psychologische factoren. De focus ligt niet op wat mensen zeggen, maar op empirisch waarneembaar gedrag. Er kan namelijk verschil zitten in wat mensen zeggen dat ze doen en vinden en hun daadwerkelijke gedrag. Kernconcepten bij het hoofdconcept binding De volgende kernconcepten horen bij het hoofconcept binding. Hoofdconcept Sociologische kernconcepten Politicologische kernconcepten binding sociale politieke cohesie institutie sociale representatie institutie representativiteit groepsvorming cultuur 41

43 3.1 Sociale cohesie 3.1 Sociale cohesie Sociale cohesie is de mate en de kwaliteit van de bindingen die mensen in een ruimer sociaal kader met elkaar hebben, het gevoel een groep te zijn en samen iets te beleven, het gevoel lid te zijn van een gemeenschap, de mate van verantwoordelijkheid voor elkaars lot, in het bijzonder elkaars welzijn, en de mate waarin anderen daar ook een beroep op kunnen doen Bij sociale cohesie gaat het om de band die mensen ervaren en waar ze uiting aan geven in hun gedrag in het persoonlijk leven en als individu in de maatschappij. De gedeelde waarden en normen, het gevoel van een collectieve identiteit en de binding met het politieke systeem zijn hieraan gerelateerd. Wat de samenleving bij elkaar houdt is voor de sociologie van meet af aan een belangrijke grondvraag geweest. Hoewel het begrip sociale cohesie als zodanig niet werd gebruikt, ging het in klassieke sociologische werken vaak over de vraag waarom de sociale binding afnam en welke problemen dit met zich meebracht. In de werken van Durkheim ging het bijvoorbeeld veelal om de problemen die men ervoer door de overgang van een voormoderne naar een traditionele samenleving. Tegenwoordig gaat het bij de vragen in de sociologie over het ongemakkelijk naast elkaar leven van etnische groepen, over secularisering, politiek wantrouwen, informatisering, privatisering en globalisering. Verschillende problematieken, maar de kern blijft hetzelfde, namelijk de vermeende teloorgang van de bindingskracht van sociale instituties en vertrouwde vormen van samenleven, van morele duidelijkheid en gezamenlijkheid, aldus de socioloog Schnabel. Sociale cohesie is moeilijk te omschrijven zoals je ziet in de definitie. Sociale cohesie wordt vaak als normatief begrip gebruikt en dan gezien als iets positiefs. Soms wordt uit het oog verloren dat een teveel aan samenhang ook negatieve effecten kan hebben. In het maatschappelijke en politieke debat wordt gesproken over de mate van sociale cohesie en dan vooral het gebrek er aan. Precies meten kun je sociale cohesie niet. In het handelen van de leden van de groep ten opzichte van elkaar kan een gebrek aan sociale cohesie geconstateerd worden. Dat gebrek aan sociale cohesie is een oordeel van degene die deze constatering doet en geheel afhankelijk van wat deze persoon verwacht van de samenhang en betrokkenheid binnen de groep. Te veel of te weinig sociale cohesie kan volgens verschillende onderzoekers ook leiden tot een 42

44 verdeling: zij die niet tot de eigen groep behoren kunnen worden buitengesloten. Sociale cohesie kan dan leiden tot intolerantie en conflicten oproepen met mensen die als outsiders worden gezien. In het domein binding komen de verschillende aspecten die onder het kernconcept sociale cohesie vallen aan de orde. Met dit begrip kunnen verschijnselen die te maken hebben met binding in de samenleving geanalyseerd worden. 3.2 Sociale institutie Om te kunnen overleven moest de mens tot regels en afspraken komen. Dit gebeurde al in traditionele samenlevingen waar afspraken moesten worden gemaakt wie welke arbeid verrichtte. Men moest dus samenwerken en keuzes maken. Ons gedrag kent een bepaalde vorm van regelmaat. Wij handelen in situaties vaak heel voorspelbaar. Als je in Nederland op de fiets stapt, ga je aan de rechterkant fietsen, je stopt voor het stoplicht dat op oranje springt en je zorgt dat je licht brandt als het donker is. Veel situaties waarin je met andere mensen bent, verlopen volgens een redelijk vast en voorspelbaar patroon. Binnen een samenleving zijn nu eenmaal regels vastgelegd die wij accepteren en naleven. Soms blijken deze regels niet meer te werken en wanneer veel mensen zich dan anders gaan gedragen, kunnen de regels weer worden aangepast. Omdat ons gedrag voorspelbaar is, zorgt dit ook voor een gereguleerde vorm van interactie. Dit geregelde en ordelijke karakter van interacties tussen mensen noemen we sociale instituties. Sociale institutie is een complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties rond een bepaald facet van het sociale leven reguleren. 3.2 Sociale institutie Voorbeelden van sociale instituties zijn de begrafenis- en huwelijksceremonie maar ook een kinderpartijtje en recepties. Kenmerkend voor deze instituties is dat ze: doelen en middelen kennen. Je wilt bijvoorbeeld laten zien dat je van je partner houdt, dus je gaat trouwen. een taakverdeling opleggen aan betrokkenen. Wie doet er wat? Denk aan ceremoniemeester, dominee, trouwambtenaar en getuige. 43

45 netwerken ofwel georganiseerde eenheden aangeven zoals een gemeente, kerk, familie, vrienden. dwingend en normatief zijn. Ofwel er zijn bestraffingen als je van de regels afwijkt; je kunt bijvoorbeeld maar met één persoon tegelijk getrouwd zijn. rolverwachtingen scheppen zoals wie doet wat tijdens het huwelijk. Dit soort gedragspatronen is wel aan veranderingen onderhevig. Zo zie je dat het instituut huwelijk tegenwoordig in enkele moderne landen ook voor partners van hetzelfde geslacht mogelijk is. Daarbij kan gesteld worden dat deze instituties ontstaan omdat mensen ze maken, ontwikkelen en weer veranderen. Ook al zijn nieuwe generaties niet zelf aanwezig geweest bij het bepalen van de regels, toch blijken de bestaande regels voor hen vanzelfsprekend te zijn. Immers ze zijn aan hen overgedragen via het proces van socialisatie. Ze accepteren deze instituties niet alleen omdat ze gewoonte of traditie zijn, maar ook omdat ze horen bij Nederland en de Nederlandse cultuur. Je kunt zeggen dat er sprake is van legitimatie, het nut van de regels wordt over het algemeen geaccepteerd en niet in twijfel getrokken. 3.3 Groepsvorming 3.3 Groepsvorming In de tijd van het bewind van Hitler brachten zijn aanhangers elkaar de Hitlergroet. Dit was in eerste instantie niet bedoeld als groet, maar als onderscheidingsteken: wie hoort er wel bij en wie niet? Mensen die de Hitlergroet niet op een zelfde manier beantwoordden, waren verdacht en hoorden niet bij volk en vaderland. De norm (wijze van begroeting) hoorde heel duidelijk bij een bepaalde subcultuur en mensen die dat op dezelfde manier deden, hoorden bij die groep. De Griekse filosoof Aristoteles zei al mensen zijn sociale wezens en dat wordt al duidelijk bij de geboorte van een kind. Mensen zijn geen individuen die worden geboren, maar de plaats waar iemand geboren wordt, is belangrijk 44

46 voor de rest van het leven. Mensen gaan op jonge leeftijd al bindingen aan met hun ouders en omgeving en het kern concept groepsvorming speelt dan ook een belangrijke rol in het leven van mensen. Leerlingen uit dezelfde klas of van dezelfde school kunnen een groep vormen, mensen uit dezelfde stad of hetzelfde dorp hebben vaak bindingen met elkaar. Er kan ook sprake zijn van binding door dezelfde idealen; denk aan de nazi s met de Hitlergroet, maar ook aan mensen die streven naar meer gelijkheid of meer vrijheid in de samenleving. Mensen die streven naar een duurzamere wereld voelen zich verbonden door een organisatie als Greenpeace, actoren die mensenrechten belangrijk vinden door een organisatie als Amnesty International. Mensen die opkomen voor dierenrechten kunnen zich aansluiten bij een groep als de Dierenbescherming en/of hun stem geven aan de Partij voor de Dieren (sinds 2006 in het Nederlandse parlement). Groepsvorming is het tot stand komen van bindingen tussen meer dan twee mensen. Mensen die idealen nastreven kunnen daar voordelen bij hebben als ze deel uitmaken van een groep. Ze kunnen mogelijk daardoor hun idealen sneller verwezenlijken, maar dit kan ook nadelen hebben. Het kost tijd en inzet, maar het kan ook leiden tot een verwijdering van andere mensen en het opgeven van een deel van iemands vrijheid. Mensen die zich beschikbaar stellen om voor de Partij voor de Vrijheid van Geert Wilders in de politiek te gaan, hebben de ervaring dat sommige mensen hen daarom links laten liggen. Lidmaatschap van de ene groep kan ten koste gaan van bindingen met andere groepen. In een democratie is het proces van groepsvorming belangrijk, omdat niet alle individuele meningen in het maatschappelijk en politiek debat naar voren kunnen komen. Daarom groeperen mensen zich in politieke partijen die bepaalde idealen nastreven en die in debat met andere partijen hun idealen naar voren brengen. In de politiek worden verschillen in idealen tussen mensen en groepen geaccepteerd, maar op voorwaarde dat er in de politieke arena over gedebatteerd wordt. 45

47 3.5 Politieke institutie 3.4 Cultuur Cultuur is het geheel van voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen, waarden en normen die mensen als lid van een groep of samenleving hebben verworven. Politieke institutie is het complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties rond politieke besluitvorming reguleren. 3.4 Cultuur Zie voor de beschrijving paragraaf Politieke institutie In ons huidige systeem van politieke besluitvorming kennen we een aantal politieke instituties zoals ons kiesstelsel (inclusief verkiezingen, kieswijzers en bijvoorbeeld debatten tussen lijsttrekkers), het consensusmodel of de overlegcultuur, het publieke en politieke debat, het politieke proces (verstandhouding tussen burgers en politiek), politieke betrokkenheid, mate van vertrouwen in de politiek en de acceptatie van politieke beslissingen. Het gaat hier om stilzwijgende afspraken rondom politieke besluitvorming die de meerderheid van de bevolking accepteert en die daarmee ook voor een belangrijk deel vorm geven aan dit proces en zorgen voor sociale cohesie en stabiliteit. Politieke instituties zijn dus niet te verwarren met politieke instellingen als het parlement, het Koningshuis en de regering. De bereidheid tot het sluiten van compromissen in ons parlementaire stelsel kunnen we tot een politieke institutie rekenen. Ons kiesstelsel van representatieve democratie kent een meerpartijenstelsel, waardoor partijen een coalitie moeten vormen om tot een regering te komen. Dit betekent automatisch dat partijen tot samenwerking bereid moeten zijn, water bij de wijn moeten doen en compromissen moeten sluiten. Voor zowel de volksvertegenwoordigers als de bevolking is dit algemeen geaccepteerd, hoewel uiteraard de inhoudelijke discussie over de compromissen blijft bestaan. Ook de gewoonten, gebruiken en vanzelfsprekendheden rondom verkiezingen kunnen we tot een politieke institutie rekenen, omdat deze ons binden aan het politieke systeem en daarmee aan het land. Kenmerkend voor de verkiezings 46

48 strijd is dat weliswaar de ideologische verschillen scherper worden aangezet, maar dat de toon van het debat zakelijk is. Negatieve campagnevoering over politici zoals in de Amerikaanse politiek zien we nauwelijks en is eerder uitzondering dan regel. Hard op de inhoud, zacht op de persoon, omschreef minister-president Rutte deze manier van opereren tijdens de campagne van Al deze gewoonten zorgen ervoor dat we ons binden aan het politieke systeem. Nederland kent een lange traditie van zogenaamd polderen. Al in de middeleeuwse waterschappen was er sprake van overleg en tot vandaag de dag zien we dit poldermodel terug in een van de belangrijkste adviesorganen van de regering, namelijk de SER (Sociaal-Economische Raad), het overlegorgaan van werkgevers, werknemers en overheid op het gebied van sociaaleconomische zaken. Uiteraard zijn er ook in Nederland perioden van polarisatie, politieke conflicten en politieke tegenstellingen. Maar de politieke cultuur van harmonie lijkt telkens weer boven te komen drijven. Juist dit zogenaamde Nederlandse poldermodel zorgt dan ook als politieke institutie voor binding tussen bevolkingsgroepen met tegengestelde belangen. Een ander politieke institutie is het publieke en politieke debat. Van oorsprong was de verhouding tussen burgers en politici gezagsgetrouw. De burgers vertrouwden erop dat de door hen gekozen politici de juiste beslissingen namen. Maar met de ontzuiling en individualisering is het vertrouwen in de loop der jaren afgenomen. Daarmee is ook de binding van burgers met de politiek en met de overheid onder druk komen te staan. Er wordt wel gesproken van de kloof tussen de burgers en de politiek, maar ook van afnemende politieke betrokkenheid. Minder vertrouwen in de politiek en minder acceptatie van politieke beslissingen zetten de binding onder druk. De politieke participatie van burgers is afgenomen en vooral de toename van de zwevende kiezers heeft geleid tot afbrokkeling van de binding met de gevestigde politieke partijen. Steeds meer mensen zoeken daarom naar een nieuwe politieke stijl zoals de opkomst van Pim Fortuyn, 47

49 de PVV en deels ook de SP en in mindere mate de Partij voor de Dieren heeft laten zien. Het is de vraag of deze ontwikkeling in de toekomst nu juist tot een toename of een afname van sociale cohesie leidt. 3.6 Representatie en representativiteit 3.6 Representatie en representativiteit Representatie is de vertegenwoordiging van een groep door een of enkele betrokkenen die namens de groep spreken. Vertrouwen in de politiek zorgt voor binding en sociale cohesie in een land. Of er vertrouwen is in de politiek hangt samen met de representatie en de representativiteit. In de 13e en 14e eeuw ontstonden standen- of Statenvergaderingen. Dat waren representatieve instellingen die de aanzet vormden tot het ontstaan van moderne politieke instellingen. Dergelijke politieke instellingen ontstonden vanuit de behoefte aan bescherming, aan een bestuur dat hen vertegenwoordigde, aan een rechterlijke macht en aan collectieve goederen. Een democratie waarin burgers vertegenwoordigers kiezen noemen we een representatiedemocratie of indirecte democratie. In de Oudheid was in Athene enige tijd sprake van een directe democratie: burgers met stemrecht kwamen op het centrale plein bijeen, debatteerden of hoorden debatten aan en brachten vervolgens hun stem uit, waarna het halen van een meerderheid beslissend was. Idealiter resulteert representatie in een hoge mate van representativiteit. De praktijk is echter anders. Hoewel volksvertegenwoordigers namens de kiezers in bijvoorbeeld de Tweede Kamer zitten (ze representeren de kiezers), zijn hun beslissingen niet altijd in overeenstemming met wat de meerderheid van de kiezers wil (de beslissingen zijn dan niet representatief). In het Nederlandse politieke systeem doen zich met betrekking representativiteit de volgende knelpunten voor: partijen vertegenwoordigen niet altijd op alle beleidspunten de ideeën van hun electoraat. Burgers kiezen meestal voor een partij op basis van een beperkt aantal - in het oog springende - programmapunten 48

50 de communicatie tussen kiezer en gekozene is gering de participatie van burgers aan het politieke besluitvormingsproces is ongelijk en vaak beperkt een deel van de burgers voelt zich niet vertegenwoordigd door (de) politieke partijen. Dat hangt ook samen met het feit dat de volksvertegenwoordigers geen afspiegeling zijn van de Nederlandse bevolking. Een aantal elementaire vragen komen in discussies over representatie steeds weer terug. De eerste vraag is of een representatieve democratie eigenlijk niet een surrogaatdemocratie is die bij voorkeur vervangen zou moeten worden door een directe democratie. Als we een representatieve democratie al aanvaarden, rijst vervolgens de vraag welke maatstaven moeten gelden voor de kwaliteit van de politieke representatie. Moet de herkenning van de wil van het volk in de besluitvorming door de volksvertegenwoordiging als maatstaf gelden, of gelden andere maatstaven? En belangrijk: welke vorm leidt tot meer politieke bindingen en dus tot sociale cohesie en stabiliteit? Een moderne democratie is vrijwel per definitie een representatieve democratie, maar in hoeverre moet het ideaal zijn dat de volkswil en de besluitvorming door de volksvertegenwoordiging dezelfde zijn? In de liberale visie is de representatieve democratie een op zich zelf staande vorm die ook niet vergeleken mag worden met de directe democratie. De volksvertegenwoordiging heeft een eigen verantwoordelijkheid en behoort op basis van een afweging van rationele argumenten tot beslissingen te komen. In de collectivistische visie is de identiteit tussen kiezers en gekozenen wel het ideaal van de representatieve democratie. Uit onderzoek blijkt dat bewust of onbewust vaak deze traditie als uitgangspunt wordt genomen. Leidt deze vorm van representatie tot méér binding dan de eerste (gebaseerd op de liberale visie) of ontstaan in beide bindingen? Om deze en andere vragen over binding in verschillende politieke systemen te bekijken, is het zaak om analyserend vanuit diverse politieke systemen te bekijken welke staatsvorm leidt tot de meeste binding en sociale cohesie en daarmee mensen vreedzaam kan laten samenleven. Representativiteit is de mate waarin de standpunten of achtergrondkenmerken van vertegenwoordigers overeenkomen met die van de groep die vertegenwoordigd wordt. 49

51 Relaties tussen de kernconcepten die bij het hoofdconcept binding horen De kernconcepten binnen het hoofdconcept binding hebben onderlinge relaties die hierna beschreven worden. De woorden die vet zijn gedrukt, zijn de hoofd- en kernconcepten van dit domein. Overal waar mensen zijn, zijn bindingen aanwezig. Bindingen tussen mensen zijn er in allerlei vormen, op verschillende niveaus en ze onderscheiden zich in mate van intensiteit. Sociale cohesie zegt iets over de mate en de kwaliteit van bindingen die mensen met elkaar hebben en over hun betrokkenheid bij maatschappelijke verbanden. Sterke bindingen leiden tot grote sociale cohesie. Tegelijkertijd kan een sterke sociale cohesie binnen een groep of subcultuur leiden tot een gebrek aan sociale cohesie op het niveau van de samenleving als geheel. Aan instituties valt de cultuur van de samenleving, de manier van omgaan en de verhoudingen tussen mensen af te lezen. Sociale instituties kunnen daarom worden gezien als een uitdrukking van betrokkenheid van mensen op elkaar en daarmee van sociale cohesie. Ook via politieke instituties verbinden mensen zich met elkaar. Politieke instituties laten zien dat mensen, vaak na conflict en strijd in het verleden, overeenstemming hebben bereikt over de manier waarop de politieke macht is georganiseerd en conflicten worden opgelost. Mensen hebben in meer of mindere mate de vrijheid om voor groepen te kiezen. In traditionele en kleine samenlevingen is die vrijheid beperkt. In moderne en geïndividualiseerde samenlevingen is die vrijheid groot en heeft groepsvorming een vluchtiger en minder dwingend karakter. Elke groep wordt in een georganiseerde samenleving met grote regelmaat vertegenwoordigd door een of enkele betrokkenen die al dan niet op basis van een mandaat namens de groep spreken. Deze representatie komt in een vertegenwoordigende democratie tot stand op basis van algemeen kiesrecht. In maatschappelijke groepen gebeurt 50

52 dat vaak op meer informele wijze. Representatie, in welke vorm dan ook, roept altijd een zekere spanning op tussen vertegenwoordiger en achterban. Representativiteit is daarbij regelmatig een onderwerp van discussie. De contexten waarop binding toegepast wordt Het hoofdconcept binding en de bijbehorende kernconcepten worden in dit domein toegepast op de context De rol van de staat en de natievorming. Vanaf het ontstaan van de Nederlandse natie en staat ontwikkelde zich een Nederlandse cultuur. De Nederlandse cultuur en cultuuruitingen zijn geen absoluut gegeven maar zijn aan veranderingen onderhevig. Maar ook op andere maatschappelijke verschijnselen worden de kernconcepten van binding toegepast. Bij het maatschappelijk verschijnsel religie spelen groepsvorming, binding en sociale cohesie een belangrijke rol. Modernisering, een kenmerk van de moderne Westerse samenleving kan onder andere gevoelens van vervreemding of ontworteling met zich meebrengen. Beide ontwikkelingen betekenen een afname van de sociale cohesie en een veranderende rol van sociale instituties. In het domein Machtsverhoudingen in de wereld is de binding tussen staten terug te vinden in internationale samenwerking. De toename in communicatiemogelijkheden bevordert de internationalisering van de cultuur. Bij politieke actualiteiten kan gekeken worden naar de gevolgen van verschillen in politieke participatie voor de representativiteit en naar het belang van vrije en eerlijke verkiezingen voor sociale cohesie. Bij de analyse van politieke actualiteiten kan ook de toe- en afname van het vertrouwen in politieke instituties in Nederland in vergelijking met andere Europese landen worden bestudeerd. 51

53 4

54 Hoofdconcept verandering Wie de wereld van de 21ste eeuw vergelijkt met die van de eeuw daarvoor of nog verder terug, ziet veel verschillen. Die verschillen zie je als je kijkt naar demografie (gezins samenstelling), economie, cultuur, politiek, sociale verhoudingen, etc. De veranderingen in de samenleving en de daarbij horende verschillen zijn interessante onderzoeksobjecten voor sociale wetenschappers. In dit hoofdstuk staat het hoofdconcept verandering centraal. Verandering verwijst naar richting en tempo van ontwikkelingen in de samenleving en de mogelijkheden en onmogelijkheden deze te beïnvloeden. Bij het bestuderen van maatschappelijke verschijnselen, processen en veranderingen ontdekken sociale wetenschappers diverse wetmatigheden. Zo nemen sinds enkele eeuwen veel meer mensen zelfstandig beslissingen en hebben ze meer vrijheid gekregen, terwijl ze daarvoor in kleine gemeenschappen veel dichter op elkaar leefden met vaste leefpatronen. Ook is er meer gelijkheid tussen mensen ontstaan en zijn de machtsverhoudingen veranderd ten opzichte van de Middeleeuwen. Al die wetmatigheden zijn door sociale wetenschappers samengevat in begrippen als individualisering en democratisering. Deze ontwikkelingen hebben invloed op de manier van samenleven van mensen. Denk aan de veranderingen in de samenleving door de opkomst van tv en internet, waardoor nieuws van de andere kant van de wereld voor iedereen beschikbaar is en contacten met mensen over de hele wereld eenvoudiger geworden zijn. Het hoofdconcept verandering geeft dus aan dat een samenleving dynamisch van aard is, niet hetzelfde blijft, maar steeds verandert. 53

55 Sociologische en politicologische benaderingen van het hoofdconcept verandering Hier volgt een korte samenvatting hoe de vijf wetenschappelijke benaderingen het hoofdconcept verandering duiden. Wetenschappers vanuit politicologie en sociologie kijken verschillend aan tegen maatschappelijke processen en structuren en dus ook tegen het proces van verandering. De structureel functionalistische benadering ziet de samenleving als een statisch systeem dat ernaar streeft in evenwicht te blijven. Dus de samenleving ligt als een roeiboot bewegingloos stil ( alles blijft hetzelfde ) en het doel is ook die balans te behouden. Bij veranderende externe omstandigheden zal het systeem zich geleidelijk aanpassen aan die omstandigheden en opnieuw op zoek gaan naar het hervinden van het evenwicht. Gemeenschappelijke en morele overtuigingen en sociale instituties zorgen daarbij voor de sociale stabiliteit. Hierbij moet je denken aan algemene opvattingen, waarden en normen over hoe de maatschappij eruit moet zien en instituties zoals ongeschreven regels in een samenleving die het gedrag van mensen reguleren. In Nederland hebben wij beleid en wetgeving waarin beperkt en gecontroleerd gebruik van softdrugs is toegestaan. Dit beleid wordt gesteund door een meerderheid en maakt daarmee onderdeel uit van de dominante cultuur in Nederland. Vanuit andere Europese landen is er veel kritiek op dit Nederlandse beleid en wordt er op aangedrongen het aan te passen. Wordt de druk uit het buitenland te groot, dan moet Nederland op zoek gaan naar manieren om het evenwicht te hervinden, naar een consensus over aanscherping van de wet waarmee de meerderheid in de Nederlandse samenleving toch vrede kan hebben. De marxistische benadering gaat uit van een constant veranderende maatschappij die steeds opnieuw maatschappelijke tegenstellingen en daaruit voort vloeiende conflicten voortbrengt. De samenleving wordt in iedere nieuwe fase 54

56 veranderd op basis van de uitkomst van de machtsstrijd tussen de verschillende groeperingen. Verandering is dus een belangrijk thema in deze benadering. Telkens komen verschillende groepen in de samenleving door botsende belangen tegenover elkaar te staan. Door de strijd tussen deze groepen zal de samenleving er telkens anders uitzien. Nederland moet vanwege de crisis bezuinigen. Waar de ene groepering (liberalen) wil snijden in de verzorgingsstaat, willen anderen (sociaaldemocraten) juist de financiële wereld aanpakken. Aangezien de liberalen anno 2013 de meeste (regerings)macht hebben zal de verwachte uitkomst zijn dat de verzorgingsstaat er anders uit komt te zien en daarmee verandert ook onze samenleving. De constructivistische benadering onderzoekt de wijze waarop mensen samen de maatschappelijke werkelijkheid zien. Verandering is niet een onderwerp waar deze benadering veel onderzoek naar doet of theorieën over ontwikkelt. De rationele keuze benadering veronderstelt dat verandering in een samenleving pas zal plaatsvinden als mensen verwachten dat de baten van de verandering opwegen tegen de kosten. Door de economische crisis in Europa wordt steeds vaker geroepen dat Nederland zich minder op de EU moet richten. Mensen maken hier een (economische) afweging vanuit hun eigenbelang ( wij betalen voor de Grieken ) versus het collectieve belang ( wij zijn allemaal Europeanen en moeten elkaar steunen ). Als de baten om terug te gaan naar de gulden zwaarder wegen dan de kosten om uit de euro te stappen, dan zal volgens de rationele keuze benadering die verandering plaats gaan vinden. Het is ook mogelijk dat verandering plaatsvindt als het bestaande evenwicht in een samenleving wordt verstoord, omdat belangen van groepen mensen veranderen of er nieuwe groepen komen met nieuwe belangen. De groep ZZP-ers (zelfstandige zonder personeel) groeit steeds meer. Ze hebben specifieke belangen en sluiten zich daarom niet zomaar aan bij de werknemersorganisaties. Het overleg van werkgevers en werknemersorganisaties kan veranderen als zo n nieuwe groep met eigen belangen opkomt. Bij deze benadering bekijken mensen de werkelijkheid meer vanuit het eigenbelang. 55

57 De politiek psychologische benadering is net als de constructivistische benadering gericht op het gedrag van individuele mensen in de samenleving en niet zozeer op verandering van het systeem. Zij kijken dus vooral naar het microniveau. Veranderingen in de samenleving zijn bij deze benadering het gevolg van de voorkeuren, keuzes en handelingen van individuen. Het is een samenspel van omgevingsfactoren en psychologische factoren dat voor verandering zorgt. Kernconcepten bij het hoofdconcept verandering De volgende kernconcepten horen bij het hoofdconcept verandering. Hoofdconcept Sociologische kernconcepten Politicologische kernconcepten verandering modernisering democratisering individualisering staatsvorming institutionalisering globalisering 4.1 Modernisering 4.1 Modernisering Veel ontwikkelingen in het westen hebben geleid tot de verandering van een traditionele in een moderne samenleving. Het gehele proces van die veranderingen wordt het moderniseringsproces genoemd. Sociale wetenschappers bestuderen modernisering op macroniveau (op het niveau van de samenleving zelf) en over een langere periode van tientallen of honderden jaren. Individuen hebben wel te maken met de gevolgen van het moderniseringsproces, maar als iemand als modern wordt bestempeld, heeft dat niet direct met modernisering te maken. Het moderniseringsproces hangt samen met deelprocessen als staatsvorming, democratisering, 56

58 ratio nali sering en individualisering en is dusdanig omvangrijk van aard dat daarom de naam moderne samenleving is ontstaan. Door modernisering is de samenleving aanzienlijk veranderd ten opzichte van de traditionele samenleving. Modernisering verwijst naar feitelijke veranderingen in de samenleving, maar voor sommige mensen is modernisering een soort ideologie. Zij zijn ervan overtuigd dat modernisering vooruitgang brengt en goed is voor de wereld en haar bewoners; een duidelijk voorbeeld van de rationele-keuzebenadering. Sommigen vinden dit vooruitgangsgeloof universalistisch, dat wil zeggen dat het ervan uitgaat dat de traditionele verhoudingen, waar ook ter wereld, plaats zullen maken voor een overal gelijke moderne (westerse) samenlevingsvorm. Het vooruitgangsgeloof is tevens gebaseerd op een evolutionistisch maatschappijbeeld, waarbij samenlevingen per definitie veranderen in de richting van een moderne samenleving, aangestuurd door technologische veranderingen en wetenschappelijke kennis. Voor mensen die modernisering als ideologie beschouwen is het geen vraag of modernisering overal plaatsvindt, maar op zijn hoogst is het de vraag wanneer die plaatsvindt. Anderen menen echter dat dit denken geen recht doet aan de werkelijkheid en bekritiseren modernisering als ideologie. Volgens hen is het moderniseringsproces relatief en verschilt het verloop van het proces door de maatschappelijke en culturele omstandigheden. Modernisering kent vele varianten: modernisering in China loopt anders dan in West-Europa. De sterk gewortelde collectivistische cultuur en de één-kindpolitiek zijn bijvoorbeeld specifieke Chinese factoren die van invloed zijn op de manier waarop het moderniseringsproces in China verloopt. Maar ook over de westerse modernisering zijn kritische geluiden te horen: de samenleving verwordt tot een individualistische prestatiesamenleving waarbij de traditionele bindingen tussen mensen steeds verder verzwakken. De belofte dat we op weg zijn naar een moderne wereld zonder honger, ziekten, onderdrukking en oorlog wordt niet ingelost. In sommige gevallen zorgt juist die modernisering voor heftiger vormen van oorlogsdreiging en -geweld. Modernisering is het proces van verandering als gevolg van de toepassing van wetenschappelijke en technologische vernieuwingen enerzijds en het streven om los te komen van traditionele maatschappelijke verhoudingen anderzijds. In normatieve zin te zien als een ontwikkeling naar een op de rechten van de mens gebaseerde en democratisch ingerichte samenleving en staat. 57

59 4.2 Individualisering 4.2 Individualisering Individualisering is de ontwikkeling waarin het individu zich in toenemende mate vrij voelt zijn leven naar eigen inzicht vorm te geven, maar het concept verwijst ook naar de verwachting dat iedere volwassene in principe zelfstandig voor zijn of haar inkomen kan zorgen. Vroeger kenden mensen in de straat elkaar goed, was er burenhulp en lette men op elkaar. Dat is veel minder in de moderne samenleving. Mensen zijn veel meer met zichzelf bezig en hechten aan hun vrijheid. Deze ontwikkeling wordt getypeerd als individualistisch, een kenmerk van de moderne samenleving. Individualisering is een kernconcept waarmee wetenschappers veranderingen in de samenleving beschrijven en verklaren. Het is een proces waarbij de verzelfstandiging van mensen ontstaat en er een verandering in afhankelijkheid en verbondenheid tussen mensen te zien is. Mensen zien zich steeds meer als individuen die zich in toenemende mate vrij voelen het leven naar eigen inzicht in te vullen. Mensen verschillen steeds meer van elkaar en maken keuzes waarmee ze steeds losser komen te staan van de mensen om hen heen. Dit betekent dat het belang van traditionele verbanden vermindert. Mensen voelen zich vrijer en hebben een grotere behoefte aan autonomie en recht op privacy. Mensen zien zichzelf meer als individuen en minder als onderdeel van een klasse of een groep. Zo vinden jongeren in Nederland het tegenwoordig normaal dat zij een eigen kamer hebben waar zij zich in terug kunnen trekken en waar zij zelf kiezen welk programma ze kijken op hun eigen tv of welk computerspel ze spelen op hun eigen computer. Hun eigen keuzes en onafhankelijke plek in het gezin vinden zij belangrijk. Jongeren hebben meer keuzevrijheid en bewegingsvrijheid gekregen. Ze slapen niet meer met meerderen op een kamer of zelfs in één bed. Ze hoeven niet meer het verdiende geld in de huishoudpot van de familie te stoppen. Deze verandering betekent niet dat mensen geen verbondenheid meer voelen met anderen, maar wel dat de bindingen die mensen aangaan meer zelfgekozen zijn. Door individualisering wordt de verbondenheid met mensen in de directe omgeving minder door vaste regels gestuurd en meer door eigen keuzes bepaald. Individualisering is daarom alleen mogelijk in samenlevingen waar mensen niet meer direct van anderen afhankelijk zijn, waar sprake is van arbeidsdeling en waar verschillende sociale voorzieningen 58

60 getroffen zijn. De socioloog Schnabel zegt daarover dat individualisering de luxe van rijke samenlevingen is. Het gevoel van onafhankelijkheid kan volgens sommige wetenschappers ook gezien worden als een afnemend wij-gevoel, waarbij het eigenbelang boven het algemeen belang staat. Het idee van je vrij maken van de groep kan omslaan in egoïsme en onverschilligheid. 4.3 Institutionalisering Ons gedrag kent een bepaalde vorm van regelmaat. Wij handelen in situaties vaak heel voorspelbaar. Veel situaties waarin je met andere mensen te maken hebt, verlopen volgens een redelijk vast en voorspelbaar patroon. Binnen een cultuur zijn nu eenmaal regels vastgelegd die wij accepteren en naleven. Soms blijken deze regels niet meer te werken en wanneer veel mensen zich anders gaan gedragen, kunnen de regels weer worden aangepast. Omdat ons gedrag voorspelbaar is, zorgt dit ook voor vertrouwde vormen van interactie. Het ontstaan van regels en vaste gedragspatronen noemen we institutionalisering. Institutionalisering is het proces waarbij een complex van regels met hun neerslag in standaardgedragspatronen ontstaat, dat het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties rond een bepaald facet van het sociale leven reguleert. 4.3 Institutionalisering Gedragspatronen zijn wel aan veranderingen onderhevig. Dit betekent in de praktijk dat mensen in een groep of samenleving zich aan regels houden die gaandeweg zijn ontstaan. In eerste instantie gebeurt dit informeel, het is een gewoonte. Wanneer deze regels vastgelegd worden en een georganiseerd systeem gaat ontstaan, kun je spreken van institutionalisering. Binnen de groep of samenleving ontstaan regels waar mensen zich aan dienen te houden en er komen functionarissen die de naleving van de regels controleren. Hoe mensen met elkaar om gaan, wordt zo dus gereguleerd, ofwel in regels vastgelegd. 4.4 Democratisering In 431 v. Chr. werd Athene bedreigd door de Spartanen. Pericles, de legeraanvoerder van de Atheense burgers, hield toen een beroemd geworden begrafenisrede om de 59

61 4.4 Democratisering burgers te motiveren nog harder te vechten. Dit is wat hij zei: Wij hebben een politiek leven waarmee we anderen tot voorbeeld zijn. Het heeft de naam democratie gekregen, omdat de meerderheid de macht heeft, in plaats van een leider. Voor de wet zijn wij allen gelijk. Niemand die de stad een dienst kan bewijzen wordt hierin belemmerd door armoede of lage afkomst. Wij behandelen staatszaken en ook onderlinge moeilijkheden in het dagelijks leven in een geest van vrijheid. Pericles legt hier voor het eerst in de geschiedenis het belang van democratie uit. Het is vanzelfsprekend dat in een democratie mensen gelijk zijn en in een geest van vrijheid handelen. Maar wanneer is iemand echt vrij? Wanneer is er een echte democratie? Welke rechten heb je dan? In het Athene van Pericles had maar een beperkte groep mensen burgerrechten. Slaven, vrouwen en vreemdelingen behoorden niet tot die groep. In de Middeleeuwen waren er nog horigen die in ruil voor bescherming van de heer aan de grond gebonden waren. Een Middeleeuwer zou echter een hedendaagse inwoner van Nederland niet vrij vinden, want die moet belasting betalen en zich aan veel regels houden. Democratisering is het proces waarbij een verschuiving van macht optreedt van weinig naar steeds meer mensen en waarbij die macht steeds effectiever door de grotere groep benut kan worden. De vooronderstelling is dat het proces van democratisering onmiskenbaar heeft geleid tot meer gelijkheid tussen mensen, staten en instituties. De toename van inspraak, invloed en macht voor meer mensen is op het eerste gezicht natuurlijk bij uitstek hét voorbeeld van meer gelijkheid. De rechtsstaat, volksvertegenwoordiging en de verzorgingsstaat zijn de belangrijkste instituties die uit de democratisering zijn voortgekomen en die tot meer gelijkheid hebben geleid. Toch is er ook een schaduwzijde aan democratisering, waardoor de stelling van meer gelijkheid deels weer onderuit gehaald wordt. Het wegvallen van de solidariteit van de verzorgingsstaat, de onmacht en vervreemding door de afhankelijkheid van de toegenomen bureaucratie, het gebrek aan acceptatie van gezag, minder diversiteit in de maatschappij en meer invloed van internationale organisaties laten zien dat het proces van democratisering in onze huidige maatschappij ook keerzijden kent. 60

62 4.5 Staatsvorming Bij de politieke ontwikkelingen speelt een kernconcept een belangrijke rol, te weten staatsvorming. In de definitie van het vormen van staten zijn twee zaken belangrijk: gezaghebbers hebben een geweldsmonopolie in de binnenlandse politiek de staat wordt erkend door andere staten. Het proces van staatsvorming is een combinatie van eco no mische, culturele en politieke ontwikkelingen. In de Middeleeuwen bestond Europa uit veel verschillende gebieden van onder andere graafschappen, hertogdommen, koninkrijken en stadstaten die vaak in oorlog waren met elkaar, maar tegelijkertijd hadden deze gebieden veel autonomie. Die autonomie leidde tot onderlinge oorlogen, maar ook tot concurrentie tussen kooplieden, bankiers, ambachtslieden en stadsbestuurders. Dat zorgde onder andere voor een dynamische ontwikkeling van de economie. In de dertiende eeuw verloren veel van die kleine gebieden de strijd tegen grotere machthebbers en daardoor ontstonden grote politieke eenheden. De vorsten in dat gebied kregen het gewelds monopolie en zorgden voor eenheid in wetten en munten in dat gebied. Dat leidde ook tot een belastingmonopolie voor de machthebbers. Het geïnde belastinggeld werd voor een belangrijk deel uitgegeven aan het leger, om zo bescherming te bieden tegen andere staten. Ook zorgde de concurrentiestrijd met andere landen voor innovaties op technologisch gebied; denk aan de ontwikkeling van vuurwapens en kanonnen. Staatsvorming is de vorming van een systeem van staten, waarin de gezaghebbers over een geweldsmonopolie in de binnenlandse politiek beschikken en hun soevereiniteit (hoogste gezag) door andere staten erkend wordt. 4.5 Staatsvorming De ontdekking van nieuwe werelddelen had ook invloed op de handel. Er kwamen nieuwe afzetmarkten en deze koloniën hadden ook grondstoffen te bieden. Burgers kregen aan het eind van de Middeleeuwen een steeds belangrijkere positie. Voor de politieke machthebbers was het belangrijk om de steun van de burgers te hebben en in ruil daarvoor boden zij hun enkele voordelen. Privé-eigendommen van burgers werden beschermd en ook boden zij de burgers veiligheid. 61

63 De macht van kleine gebieden werd steeds meer overgeheveld naar een groter gebied en daardoor ontstonden staten. Voor staten was het belangrijk om een gebied te besturen dat niet te groot en niet te klein was. De inwoners van een staat staan hun eigen macht af aan het overkoepelende gezag van de staat en daardoor ontstaat er meer cohesie in het gebied en is er minder geweld. 4.6 Globalisering 4.6 Globalisering Globalisering is de ontwikkeling waarin internationale verbindingen en afhankelijkheid op het gebied van economie maar ook op het gebied van cultuur en levensstijl toenemen. In de moderne samenleving wordt soms wel gesproken van één wereldsamenleving en de termen die daarvoor worden gebruikt zijn globalisering en soms ook mondialisering. Globalisering is een proces dat in de moderne wereld heeft plaatsgevonden en mede te danken is aan technologische ontwikkelingen. Dankzij de techniek is het mogelijk om naar de andere kant van de wereld te vliegen, te bellen en en en daardoor is de wereld als het ware kleiner geworden. De wereld als een global village, waarbij grenzen van natiestaten minder belangrijk lijken te worden. Het begrip globalisering kwam in de jaren tachtig van de vorige eeuw steeds meer in zwang en had op dat moment vooral te maken met economieën van verschillende landen die steeds meer met elkaar te maken kregen. Denk bijvoorbeeld aan de productie in lagelonenlanden, bedoeld voor markten in het westen, waardoor producten over de hele wereld worden getransporteerd. Dit leidt tot een wereldwijde economische binding. Tegelijkertijd leidden de mogelijkheden om overal in de wereld heel gevarieerd voedsel ter beschikking te hebben tot veranderingen in de cultuur en levensstijl (McDonald s). Dit geldt ook voor luxeproducten als televisies en mobiele telefoons. Deze staan niet alleen in de moderne westerse wereld tot ieders beschikking, maar ook in armere delen van de wereld gebruiken mensen in toenemende mate deze producten. Globalisering heeft ook plaats op het niveau van het individu, doordat mensen wereldwijd veel meer bindingen hebben en deel uitmaken van sociale netwerken. Op politiek niveau heeft globalisering belangrijke gevolgen. 62

64 Landen overleggen veelvuldig met elkaar, maar creëren ook verschillende instellingen en instituties om in werelddelen of wereldwijd te kunnen besturen, zoals de Europese Unie, de Verenigde Naties en de Wereldbank. Bij het wereldwijd besturen moeten enkele kanttekeningen geplaatst worden, want de vraag is wie bepaalt welke waarden daarbij centraal staan. Er is immers geen mondiaal gekozen regering. Sterker nog, de gecreëerde instellingen en instituties zijn vooral geschoeid op westerse waarden en dat is niet altijd in overeenstemming met waarden van andere culturen. Relaties tussen de kernconcepten die bij het hoofdconcept verandering horen De kernconcepten binnen het hoofdconcept verandering hebben onderlinge relaties die hierna beschreven worden. De woorden die vet gedrukt zijn, zijn de hoofd- en kernconcepten van dit domein. Processen van verandering doen zich voor in elke samenleving en elke tijd. Modernisering en individualisering kenmerken het proces van verandering dat een gevolg is van de toepassing van wetenschappelijke en technologische vernieuwingen enerzijds en het streven om los te komen van traditionele maatschappelijke verhoudingen anderzijds. Individualisering kan gezien worden als onderdeel van modernisering. Naarmate in samenlevingen de welvaart voor grotere groepen mensen toeneemt en de onderlinge afhankelijkheid vermindert, krijgt het proces van individualisering meer kans. Individualisering houdt niet in dat mensen zich niet willen binden, wel dat de binding een persoonlijke keuze is die in principe ook weer ongedaan gemaakt kan worden. Het moderniseringsproces was het eerst te herkennen in de westerse samenlevingen, later in de hele wereld. Ook globalisering en democratisering zijn aan verandering onderhevig. Het democratiseringsproces dat plaatsvond 63

65 vanaf het midden van de jaren zeventig van de vorige eeuw, is sterk verbonden met het proces van individualisering en globalisering. Globalisering is op cultureel en sociaal gebied te herkennen aan de snelle verspreiding van leefstijlveranderingen over de hele wereld en aan de vele vormen van mobiliteit en migratie die groepen mensen en volkeren die vroeger volledig gescheiden waren, met elkaar in contact brengen. Er is een relatie tussen modernisering en staatsvorming. Immers een van de kenmerken van modernisering, namelijk de verschuiving van machtsuitoefening op basis van traditie naar legaal-rationele gezagsverhoudingen vormt de basis van de moderne natiestaat. In de geïndividualiseerde democratische samenleving ontstaat een cultuur van gelijkheid die leidt tot maatschappelijke fragmentatie en tot versplintering van sociale verbanden. Dat roept een tegenkracht op die gelegen is in bureaucratisering en centralisatie van de macht. De staat krijgt een meer ordenende en sturende functie. Institutionalisering is een belangrijk aspect van dit proces van staatsvorming. Sinds de tweede helft van de twintigste eeuw zien we een zekere uitholling van de positie van de nationale staat. Dit is onder andere het gevolg van de groeiende wederzijdse afhankelijkheid van staten, de schaalvergroting en globalisering in de economie en de groeiende samenwerking tussen staten die soms gepaard gaat met machtsoverdracht (bijvoorbeeld in Europa). De contexten waarop verandering toegepast wordt Het hoofdconcept verandering wordt in dit domein toegepast op de context De wording van de moderne westerse samenleving. De ontwikkeling van de westerse samenleving van traditioneel naar modern wordt doorgaans gekoppeld aan modernisering. Modernisering heeft in het westen weer 64

66 geleid tot democratisering en individualisering. Bijna alle kernconcepten van verandering hebben invloed gehad op de context westerse religie en op de rol die de westerse religie speelt binnen de westerse samenleving. Natie- en staatsvorming is ook een ontwikkeling die bekeken wordt vanuit verandering. Globalisering kan leiden tot democratisering van nationale staten, maar ook tot het verval en de ontbinding ervan. Institutionalisering is een aspect van staatsvorming. Ook in Nederland hebben de taken van de staat (onder meer de verdediging van landsgrenzen, de verdeling van collectieve goederen, de handhaving van recht en orde) geleid tot institutionalisering. Maatschappelijke vraagstukken kunnen worden geanalyseerd vanuit het perspectief van ontwikkelingen in de samenleving zoals globalisering, individualisering, democratisering en staatsvorming. Politieke actualiteiten kunnen geanalyseerd worden vanuit het perspectief van democratisering, waarbij gelet wordt op politieke participatie en het belang van vrije en geheime verkiezingen als kenmerken van democratisering. 65

67 Referenties Arts, W.A., Flap, H.D., & Ultee, W.C. (2003). Sociologie: vragen, uitspraken, bevindingen. Groningen: Martinus Nijhof. Giesen, P., & Schnabel, P. (red.) (2011). Wat iedereen moet weten van de menswetenschappen. De gammacanon. Amsterdam: Meulenhoff. Jager, H. de, &, Mok, A.L., & Sipkema, G. (2009). Grondbeginselen der sociologie. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. Schnabel, P., Noordink, H., & Weme, B. de (red.) (2007). Het vak maatschappijwetenschappen, Voorstel examenprogramma. Enschede: SLO. Schnabel, P. & Meijs, L. (red.) (2009). Maatschappijwetenschappen Vernieuwd examenprogramma. Enschede: SLO. Swaan, A. de (2006). De mensenmaatschappij, Amsterdam: uitgeverij Bert Bakker. Syllabuscommissie. (2012). Pilot maatschappijwetenschappen vwo, werkversie centraal examen 2015 voor pilotscholen. Utrecht: CvE. Wilterdink, N., & Heerikhuizen, B. van (red.) (2009). Samenlevingen. Inleiding in de sociologie. Groningen: Wolters Noordhoff. Woerdman, E. (2009). Politiek en politicologie. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. 66

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 10683 20 april 2015 Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 9 april 2015, nr. VO/741555,

Nadere informatie

MAATSCHAPPIJ WETENSCHAPPEN

MAATSCHAPPIJ WETENSCHAPPEN MAATSCHAPPIJ WETENSCHAPPEN Hoofdconcepten en kernconcepten Voorbeeld lesmateriaal tweede druk vwo MAATSCHAPPIJ WETENSCHAPPEN Hoofdconcepten en kernconcepten vwo INHOUD Verantwoording 2015 SLO (nationaal

Nadere informatie

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1 Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1 Samenvatting door E. 1169 woorden 16 maart 2017 6,5 2 keer beoordeeld Vak Maatschappijleer 1.1 Opvoeding= kinderen leren hoe ze zich moeten gedragen. - Veilige

Nadere informatie

Opgave 1 Jeugdwerkloosheid in Europa

Opgave 1 Jeugdwerkloosheid in Europa Opgave 1 Jeugdwerkloosheid in Europa 1 maximumscore 4 Het verrichten van flexibele arbeid kan een voorbeeld zijn van positieverwerving als de eigen keuze van de jongeren uitgaat naar flexibele arbeid in

Nadere informatie

Opgave 3 Een nieuwe klassenmaatschappij?

Opgave 3 Een nieuwe klassenmaatschappij? Opgave 3 Een nieuwe klassenmaatschappij? 19 maximumscore 4 een beschrijving van twee moderniseringsprocessen op economisch gebied (per proces 1 scorepunt) 2 het aangeven van het gevolg: vraag naar hogeropgeleide

Nadere informatie

maatschappij wetenschappen

maatschappij wetenschappen maatschappij wetenschappen hoofdconcepten en kernconcepten Voorbeeld lesmateriaal havo maatschappij wetenschappen hoofdconcepten en kernconcepten havo inhoud Verantwoording 2013 SLO (nationaal expertisecentrum

Nadere informatie

5,9. Samenvatting door een scholier 1448 woorden 6 februari keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer

5,9. Samenvatting door een scholier 1448 woorden 6 februari keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer Samenvatting door een scholier 1448 woorden 6 februari 2011 5,9 12 keer beoordeeld Vak Methode Maatschappijleer Thema's maatschappijleer Pluriforme samenleving In Nederland wonen ruim zestien miljoen mensen.

Nadere informatie

Profielkeuzevakken C&M E&M. Ak Ec Mw. Fa/Du Ak BE Mw. N&G en N&T in de vrije ruimte. Een van de volgende vakken. Een van de volgende vakken:

Profielkeuzevakken C&M E&M. Ak Ec Mw. Fa/Du Ak BE Mw. N&G en N&T in de vrije ruimte. Een van de volgende vakken. Een van de volgende vakken: Profielkeuzevakken C&M Een van de volgende vakken Ak Ec Mw E&M Een van de volgende vakken: Fa/Du Ak BE Mw N&G en N&T in de vrije ruimte verschillen Ma Geen eindexamen Niet in eindexamenklas Veel discussie

Nadere informatie

Opgave 1 Heeft het vrijwilligerswerk toekomst?

Opgave 1 Heeft het vrijwilligerswerk toekomst? Opgave 1 Heeft het vrijwilligerswerk toekomst? 1 maximumscore 2 maatschappelijk belang van vrijwilligerswerk beargumenteerd met behulp van kernconcept sociale cohesie 1 maatschappelijk belang van vrijwilligerswerk

Nadere informatie

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2015-I

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2015-I Opgave 2 Van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving 9 maximumscore 1 een argumentatie die aangeeft of het standpunt van Rutte in tekst 4 wel of niet overeenkomt met een kenmerk van het kernconcept

Nadere informatie

Examen HAVO. maatschappijwetenschappen (pilot) tijdvak 2 dinsdag 16 juni 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO. maatschappijwetenschappen (pilot) tijdvak 2 dinsdag 16 juni 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Examen HAVO 2015 tijdvak 2 dinsdag 16 juni 13.30-16.30 uur maatschappijwetenschappen (pilot) Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 24 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 56 punten

Nadere informatie

Examenbespreking havo maatschappijwetenschappen Donderdag 23 mei 2019

Examenbespreking havo maatschappijwetenschappen Donderdag 23 mei 2019 Examenbespreking havo maatschappijwetenschappen Donderdag 23 mei 2019 Het correctievoorschrift van het CvTE is bindend. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Dit verslag

Nadere informatie

Maatschappijwetenschappen

Maatschappijwetenschappen Maatschappijwetenschappen Wat is MAW? Verschil Maatschappijleer en MAW Maatschappijleer Verplicht 1 jaar Combinatiecijfer Maatschappijwetenschappen Keuzevak vwo 4, 5 en 6 SE en CE Doel: burgerschapsvorming

Nadere informatie

SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE

SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE Algemene vorming op het einde van de derde graad secundair onderwijs Voor de sociale

Nadere informatie

Samenvatting Maatschappijleer Multiculturele samenleving

Samenvatting Maatschappijleer Multiculturele samenleving Samenvatting Maatschappijleer Multiculturele samenleving Samenvatting door M. 1352 woorden 8 december 2016 6,3 3 keer beoordeeld Vak Maatschappijleer Multiculturele samenleving begrippen Hoofdstuk 1 Multiculturele

Nadere informatie

Examen HAVO. maatschappijwetenschappen (pilot) tijdvak 1 vrijdag 25 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO. maatschappijwetenschappen (pilot) tijdvak 1 vrijdag 25 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Examen HAVO 2018 tijdvak 1 vrijdag 25 mei 9.00-12.00 uur maatschappijwetenschappen (pilot) Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 22 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 54 punten te

Nadere informatie

SAMENLEVEN BURGERSCHAPSLEREN HOOFDSTUK 1

SAMENLEVEN BURGERSCHAPSLEREN HOOFDSTUK 1 Samenleven Familie, vrienden, studiegenoten, docenten. Ze zijn belangrijk in je leven. Ze vormen je mening en bepalen je gedrag. Samen helpen ze je een eigen identiteit te ontwikkelen en een volwaardig

Nadere informatie

Examenprogramma maatschappijleer havo/vwo (gemeenschappelijk deel)

Examenprogramma maatschappijleer havo/vwo (gemeenschappelijk deel) Examenprogramma maatschappijleer havo/vwo (gemeenschappelijk deel) Havo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden

Nadere informatie

PILOT MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN VWO

PILOT MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN VWO PILOT MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN VWO Werkversie syllabus centraal examen 2015 voor pilotscholen Augustus 2012 Toelichting bij de titel van de deze syllabus: Deze syllabus geldt voor het CE van het jaar

Nadere informatie

maatschappijwetenschappen pilot havo 2016-I

maatschappijwetenschappen pilot havo 2016-I Opgave 3 Betrokken vaders 13 maximumscore 3 vormingsvraagstuk, met: gebruik van het hoofdconcept vorming 1 gebruik van een kernconcept bij het hoofdconcept vorming 1 vormingsvraagstuk omdat vaderbetrokkenheid

Nadere informatie

maatschappijwetenschappen pilot havo 2015-II

maatschappijwetenschappen pilot havo 2015-II Opgave 1 De nieuwe werkwijze van jeugdgevangenissen 1 maximumscore 3 relatie tussen criminaliteit en vormingsvraagstuk met kernconcept bij vorming 1 voorbeeld uit tekst 1 om ongewenste vorming te illustreren

Nadere informatie

Aantekening Levensbeschouwing Hoofdstuk 2: Waarden en normen

Aantekening Levensbeschouwing Hoofdstuk 2: Waarden en normen Aantekening Levensbeschouwing Hoofdstuk 2: Waarden en normen Aantekening door C. 814 woorden 16 januari 2014 5,6 52 keer beoordeeld Vak Methode Levensbeschouwing Standpunt Waarden, normen en moraal Waarde:

Nadere informatie

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1 Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1 Samenvatting door M. 1184 woorden 8 juni 2013 4 3 keer beoordeeld Vak Methode Maatschappijleer Delphi Hoofdstuk 1 De staat kan wetten maken, regels die voor alle

Nadere informatie

Examenprogramma maatschappijleer havo/vwo

Examenprogramma maatschappijleer havo/vwo Examenprogramma maatschappijleer havo/vwo Havo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein B Rechtsstaat

Nadere informatie

Inhoud Deel I Wat is sociologie? Sociologie, een eerste omschrijving Sociologie als wetenschap Weerstanden tegen sociologie

Inhoud Deel I Wat is sociologie? Sociologie, een eerste omschrijving Sociologie als wetenschap Weerstanden tegen sociologie Inhoud I Deel I 1 Wat is sociologie?.... 3 1.1 Sociologie, een eerste omschrijving.... 4 1.2 Sociologie als wetenschap... 6 1.3 Weerstanden tegen sociologie.... 8 1.4 Sociologie en verpleegkunde... 9 1.5

Nadere informatie

PTA maatschappijleer 1&2 KBL Bohemen cohort 14-15-16

PTA maatschappijleer 1&2 KBL Bohemen cohort 14-15-16 Dit is een gecombineerd PTA voor twee vakken: voor maatschappijleer 1 (basis, behorend tot het gemeenschappelijk deel van het vakkenpakket) en voor maatschappijleer 2 (verdieping, behorend tot de sectorvakken

Nadere informatie

maatschappijwetenschappen (pilot)

maatschappijwetenschappen (pilot) Examen HAVO 2014 tijdvak 2 dinsdag 17 juni 13.30-16.30 uur maatschappijwetenschappen (pilot) Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 24 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 65 punten

Nadere informatie

Maatschappijleer in kernvragen en -concepten

Maatschappijleer in kernvragen en -concepten Maatschappijleer in kernvragen en -concepten Deel I Kennis van de benaderingswijzen, het formele object Politiek-juridische concepten Kernvraag 1: Welke basisconcepten kent de politiek-juridische benaderingswijze?

Nadere informatie

Ethische optiek = hoe is de benadering dat mensen het uiteindelijk goede behoren te doen.

Ethische optiek = hoe is de benadering dat mensen het uiteindelijk goede behoren te doen. Samenvatting door A. 1576 woorden 4 december 2014 1,3 2 keer beoordeeld Vak Levensbeschouwing Paragraaf 2 De ethische optiek 1 inleiding Ethiek gaat over goed en kwaad in het menselijk handelen. Onderscheid

Nadere informatie

Examenprogramma maatschappijleer

Examenprogramma maatschappijleer Examenprogramma maatschappijleer Informatiewijzer Preambule 1 Leeswijzer 2 maatschappijleer 3 1. Preambule De zes algemene onderwijsdoelen die voor alle vakken en sectoren in het vmbo gelden, zijn 1 Werken

Nadere informatie

Examenprogramma maatschappijwetenschappen havo/vwo

Examenprogramma maatschappijwetenschappen havo/vwo Examenprogramma maatschappijwetenschappen havo/vwo Havo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A

Nadere informatie

VALT HIER NOG WAT TE LEREN? EEN EDUCATIEF PERSPECTIEF OP DUURZAAMHEID Gert Biesta Universiteit Luxemburg. een populair recept

VALT HIER NOG WAT TE LEREN? EEN EDUCATIEF PERSPECTIEF OP DUURZAAMHEID Gert Biesta Universiteit Luxemburg. een populair recept VALT HIER NOG WAT TE LEREN? EEN EDUCATIEF PERSPECTIEF OP DUURZAAMHEID Gert Biesta Universiteit Luxemburg een populair recept een maatschappelijk probleem add some learning opgelost! deze bijdrage een perspectief

Nadere informatie

Onderzoek nieuwe examenprogramma MAW

Onderzoek nieuwe examenprogramma MAW Onderzoek nieuwe examenprogramma MAW Voorbeeldlesmateraal maakt vernieuwingen Maatschappijwetenschappen concreet en uitvoerbaar In het kader van haar afstudeerproject voor de eerstegraads lerarenopleiding

Nadere informatie

Examenbespreking Maatschappijwetenschappen havo pilot

Examenbespreking Maatschappijwetenschappen havo pilot Examenbespreking Maatschappijwetenschappen havo pilot Woensdag 24 mei 2017, 18.00 19.30 uur Aanwezig: zes docenten, drie vertegenwoordigers van Cito/CvTE, daarnaast de voorzitter en notulist. Opmerking:

Nadere informatie

Syllabus maatschappijwetenschappen havo 2014

Syllabus maatschappijwetenschappen havo 2014 examenprogramma maatschappijwetenschappen Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden

Nadere informatie

Onderwijssociologie & Diversiteit

Onderwijssociologie & Diversiteit Onderwijssociologie & Diversiteit Hoorcollege 1: inleiding sociologie en burgerschap IVL Leike van der Leun Om deze presentatie te kunnen volgen op je mobiele telefoon, tablet of laptom, ga je naar: www.presentain.com

Nadere informatie

Sociale kaders: Hoofdstuk 14 Sociale structuur

Sociale kaders: Hoofdstuk 14 Sociale structuur Sociale kaders: Hoofdstuk 14 Sociale structuur -Structuur -Organisatie -Bureaucratie -Routinisering Begrippen: Sociale structuur Definitie: Geheel van posities binnen groeperingen (vb. arbeidsverdeling)

Nadere informatie

WAARDEGOED. betekenisvol leren en werken WIE? WAT? WAARDE! Methode voor waardengericht leren in bestaande lessen. HANDLEIDING voor docenten

WAARDEGOED. betekenisvol leren en werken WIE? WAT? WAARDE! Methode voor waardengericht leren in bestaande lessen. HANDLEIDING voor docenten WAARDEGOED betekenisvol leren en werken WIE? WAT? WAARDE! Methode voor waardengericht leren in bestaande lessen. HANDLEIDING voor docenten 1 HET DOEL VAN ONDERWIJS Jongeren kennis en vaardigheden aanreiken

Nadere informatie

Examenprogramma maatschappijwetenschappen vwo

Examenprogramma maatschappijwetenschappen vwo Examenprogramma maatschappijwetenschappen vwo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden

Nadere informatie

Examen HAVO. maatschappijwetenschappen (pilot) tijdvak 1 donderdag 12 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO. maatschappijwetenschappen (pilot) tijdvak 1 donderdag 12 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Examen HAVO 2016 tijdvak 1 donderdag 12 mei 9.00-12.00 uur maatschappijwetenschappen (pilot) Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 27 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 57 punten

Nadere informatie

Omgaan met diversiteit in de klas leerlingparticipatie als start van een veilig leerklimaat

Omgaan met diversiteit in de klas leerlingparticipatie als start van een veilig leerklimaat Omgaan met diversiteit in de klas leerlingparticipatie als start van een veilig leerklimaat enspired leerweek, 19 april 2018 Rachel Wittenberg, Anton Douglas en Maggie Schmeitz Wat maakt ons zo verschillend:

Nadere informatie

Video-hometraining. Informatie voor ouders

Video-hometraining. Informatie voor ouders Video-hometraining Informatie voor ouders Sterk Huis is er voor iedereen die hulp nodig heeft. Wij bieden een warme en veilige omgeving waar je terechtkunt met grote opvoedings- en ontwikkelingsvragen.

Nadere informatie

PROCESDOEL 4 VERANTWOORDELIJKHEID VOOR HUIDIGE EN TOEKOMSTIGE GENERATIES

PROCESDOEL 4 VERANTWOORDELIJKHEID VOOR HUIDIGE EN TOEKOMSTIGE GENERATIES PROCESDOEL 4 VERANTWOORDELIJKHEID VOOR HUIDIGE EN TOEKOMSTIGE GENERATIES Bijzondere procesdoelen 4.1 Verantwoordelijkheid tegenover zichzelf 4.2 Eerbied voor de anderen 4.3 Zorg voor de anderen 4.4 Eerbied

Nadere informatie

Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming H9 en H10

Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming H9 en H10 Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming H9 en H10 Samenvatting door een scholier 1077 woorden 21 mei 2003 7,4 25 keer beoordeeld Vak Maatschappijleer Hoofdstuk 9 Knelpunten in het besluitvormingsproces

Nadere informatie

Families onder druk. Huiselijk geweld binnen Marokkaanse en Turkse gezinnen. Drs. Ibrahim Yerden. Probleemstelling

Families onder druk. Huiselijk geweld binnen Marokkaanse en Turkse gezinnen. Drs. Ibrahim Yerden. Probleemstelling Families onder druk Huiselijk geweld binnen Marokkaanse en Turkse gezinnen Drs. Ibrahim Yerden Probleemstelling Hoe gaan Marokkaanse en Turkse gezinsleden, zowel slachtoffers als plegers om met huiselijk

Nadere informatie

TOELICHTING OP HET NIEUWE EXAMEN MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO 2019

TOELICHTING OP HET NIEUWE EXAMEN MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO 2019 TOELICHTING OP HET NIEUWE EXAMEN MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO 2019 pagina 3 van 12 Inhoud 1 Inleiding 5 2 Opbouw van de syllabus 6 3 Het examen 8 4 De vraagstelling 9 5 Toepassing van het correctievoorschrift

Nadere informatie

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2015-I

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2015-I Opgave 1 Kroatië toegetreden tot de EU 1 maximumscore 2 beschrijving van het eerste kenmerk van staatsvorming (interne soevereiniteit) ondersteund door een gegeven uit de inleiding 1 beschrijving van het

Nadere informatie

MAATSCHAPPIJLEER (GEMEENSCHAPPELIJK DEEL) VMBO BB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN MAATSCHAPPIJLEER 2016 V15.9.1

MAATSCHAPPIJLEER (GEMEENSCHAPPELIJK DEEL) VMBO BB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN MAATSCHAPPIJLEER 2016 V15.9.1 MAATSCHAPPIJLEER (GEMEENSCHAPPELIJK DEEL) VMBO BB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN MAATSCHAPPIJLEER 2016 V15.9.1 De vakinformatie in dit document is vastgesteld door het College voor Toetsen en Examens (CvTE).

Nadere informatie

Nederlands (nieuwe stijl) en Nederlands, leesvaardigheid (oude stijl)

Nederlands (nieuwe stijl) en Nederlands, leesvaardigheid (oude stijl) Nederlands (nieuwe stijl) en Nederlands, leesvaardigheid (oude stijl) Examen VWO Vragenboekje Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Maandag 19 mei 9.00 12.00 uur 20 03 Voor dit examen zijn

Nadere informatie

Examenprograma filosofie havo/vwo

Examenprograma filosofie havo/vwo Examenprograma filosofie havo/vwo Havo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein

Nadere informatie

Hoofdstuk 6: waarden, normen en. instituties

Hoofdstuk 6: waarden, normen en. instituties Hoofdstuk 6: waarden, normen en Begrippen hoofdstuk 6: Normen Sancties Socialisatie Waarden Belangen Instituties Anticiperen Internalisatie Vertraging instituties vervolg Taboe Folkways en mores Universals

Nadere informatie

Is een klas een veilige omgeving?

Is een klas een veilige omgeving? Is een klas een veilige omgeving? De klas als een vreemde sociale structuur Binnen de discussie dat een school een sociaal veilige omgeving en klimaat voor leerlingen moet bieden, zouden we eerst de vraag

Nadere informatie

Informele regels. Formele beloning. Formele sanctie. Formele regels. Informele beloning. Spelregels. Informele sanctie

Informele regels. Formele beloning. Formele sanctie. Formele regels. Informele beloning. Spelregels. Informele sanctie Regels en recht De invloed van grote religies en ideologieën in de Nederlandse cultuur is minder groot geworden. De vraag is wat daarvoor in de plaats is gekomen. Een waarde die de afgelopen veertig jaar

Nadere informatie

Sociale kaders: Hoofdstuk 16 Cultuur

Sociale kaders: Hoofdstuk 16 Cultuur Sociale kaders: Hoofdstuk 16 Cultuur Begrippen: -Cultuur -Cultureel relativisme -Cultuur patroon -Cultural lag -Culturele uitrusting -Subcultuur -Contracultuur Definitie Cultuur Samenhangend geheel van

Nadere informatie

ACTIEF BURGERSCHAP EN SOCIALE INTEGRATIE

ACTIEF BURGERSCHAP EN SOCIALE INTEGRATIE Heutink ICT ACTIEF BURGERSCHAP EN SOCIALE INTEGRATIE op de C.B.S. De Bruinhorst 22-5-2012 Inhoudsopgave Inleiding 3 Pagina 1. Burgerschap op de Bruinhorstschool 3 2. Kerndoelen 3 3. Visie 4 4. Hoofddoelen

Nadere informatie

maatschappijwetenschappen pilot havo 2015-II

maatschappijwetenschappen pilot havo 2015-II Opgave 2 De digitale stedeling 9 maximumscore 2 aangeven dat het gebruik van sociale media mogelijk is door nieuwe communicatietechnieken 1 aangeven dat nieuwe communicatietechnieken voorbeeld zijn van

Nadere informatie

Examen HAVO. maatschappijwetenschappen (pilot) tijdvak 1 donderdag 21 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO. maatschappijwetenschappen (pilot) tijdvak 1 donderdag 21 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Examen HAVO 2015 tijdvak 1 donderdag 21 mei 9.00-12.00 uur maatschappijwetenschappen (pilot) Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 25 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 58 punten

Nadere informatie

J L. Nordwin College Competentiemeter MBO - 21st Century & Green Skills. Vaardigheden Gedragsindicatoren. 21st Century Skill - -

J L. Nordwin College Competentiemeter MBO - 21st Century & Green Skills. Vaardigheden Gedragsindicatoren. 21st Century Skill - - Nordwin College Competentiemeter MBO - 21st Century & Green Skills 21st Century Skill Jouw talent Vaardigheden Gedragsindicatoren J L Ik weet wat ik wil Ik weet wat ik kan Ik ga na waarom iets mij interesseert

Nadere informatie

Examen HAVO maatschappijwetenschappen. tijdvak 1 woensdag mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO maatschappijwetenschappen. tijdvak 1 woensdag mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Examen HAVO 2019 tijdvak 1 woensdag 22 15 mei 9.00-12.00 uur maatschappijwetenschappen Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 24 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 50 punten te behalen.

Nadere informatie

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 1 woensdag 16 mei 9.00-12.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 1 woensdag 16 mei 9.00-12.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Examen VWO 2007 tijdvak 1 woensdag 16 mei 9.00-12.00 uur Nederlands Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 20 vragen en een samenvattingsopdracht. Voor dit examen zijn maximaal 50 punten

Nadere informatie

maatschappijwetenschappen (pilot) Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

maatschappijwetenschappen (pilot) Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen. Examen HAVO 2014 tijdvak 1 donderdag 22 mei 9.00-12.00 uur maatschappijwetenschappen (pilot) Bij dit examen hoort een bijlage. Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift

Nadere informatie

De Sociaal maatschappelijke dimensie

De Sociaal maatschappelijke dimensie De Sociaal maatschappelijke dimensie 1.1 Wie ben ik? Niemand is precies gelijk aan jou. Je bent uniek. Alles wat er over jou te vertellen is, bepaalt je identiteit. Dat is wie jij bent. Hoe je eruitziet,

Nadere informatie

Burgerschap in kaart gebracht

Burgerschap in kaart gebracht SLO is het nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling. Al 35 jaar geven wij inhoud aan leren en innovatie in de driehoek beleid, wetenschap en onderwijspraktijk. De kern van onze expertise betreft

Nadere informatie

Visiedocument. Actief Burgerschap. Januari 2010

Visiedocument. Actief Burgerschap. Januari 2010 Visiedocument Actief Burgerschap Januari 2010 Gereformeerde scholen voor speciaal basisonderwijs Het Baken en De Drieluik Inleiding Actief Burgerschap U staat op het punt ons visiestuk actief burgerschap

Nadere informatie

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol?

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol? Hoe word ik beter in geschiedenis? Als je beter wilt worden in geschiedenis moet je weten wat er bij het vak geschiedenis van je wordt gevraagd, wat je bij een onderwerp precies moet kennen en kunnen.

Nadere informatie

Examen HAVO. maatschappijwetenschappen (pilot) tijdvak 2 dinsdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO. maatschappijwetenschappen (pilot) tijdvak 2 dinsdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Examen HAVO 2013 tijdvak 2 dinsdag 18 juni 13.30-16.30 uur maatschappijwetenschappen (pilot) Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 27 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 71 punten

Nadere informatie

Werken aan persoonlijke ontwikkeling en sturen van eigen loopbaan

Werken aan persoonlijke ontwikkeling en sturen van eigen loopbaan 08540 LerenLoopbaanBurgerschap 10-04-2008 08:28 Pagina 1 ontwikkelingsproces 1+2 1 2 3 4 5 6 7 Werken aan persoonlijke ontwikkeling en sturen van eigen loopbaan Leren, Loopbaan en Burgerschap Wat laat

Nadere informatie

THEMA SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING Kern Subkern 0-4 groep 1-2 groep 3-6 groep 7-8 Onderbouw vo Bovenbouw vmbo Bovenbouw havo-vwo

THEMA SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING Kern Subkern 0-4 groep 1-2 groep 3-6 groep 7-8 Onderbouw vo Bovenbouw vmbo Bovenbouw havo-vwo Kern Subkern 0-4 groep 1-2 groep 3-6 groep 7-8 Onderbouw vo Zelf Gevoelens Verbaal en non-verbaal primaire gevoelens beschrijven en uiten. Kwaliteiten Verbaal en non-verbaal beschrijven dat fijne en nare

Nadere informatie

Socialisatie & Seksualiteit

Socialisatie & Seksualiteit levensbeschouwing & maatschappij M A V O 3 katern 5 Socialisatie & Seksualiteit naam cluster maartenscollege groningen / haren MAVO 3 KATERN 5 2010 2011 levensbeschouwing & maatschappij: socialisatie &

Nadere informatie

Video-hometraining. Informatie voor ouders

Video-hometraining. Informatie voor ouders Video-hometraining Informatie voor ouders Video-hometraining In het omgaan met kinderen komen we dagelijks grote en kleine problemen tegen. Bijvoorbeeld omdat kinderen moeilijk gerdag laten zien of problemen

Nadere informatie

MAATSCHAPPIJLEER II VMBO KB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

MAATSCHAPPIJLEER II VMBO KB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0 MAATSCHAPPIJLEER II VMBO KB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0 De vakinformatie in dit document is vastgesteld door het College voor Toetsen en Examens. Het CvTE is verantwoordelijk voor de afname

Nadere informatie

& Sociale Integratie. Beleidsstuk ACTIEF BURGERSCHAP. Actief burgerschap & Sociale integratie. Het Palet MeerderWeert 1

& Sociale Integratie. Beleidsstuk ACTIEF BURGERSCHAP. Actief burgerschap & Sociale integratie. Het Palet MeerderWeert 1 Beleidsstuk ACTIEF BURGERSCHAP & Sociale Integratie Actief burgerschap & Sociale integratie. Het Palet MeerderWeert 1 INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk 1: Visie op actief burgerschap & sociale integratieactie Hoofdstuk

Nadere informatie

maatschappijwetenschappen pilot havo 2015-I

maatschappijwetenschappen pilot havo 2015-I Opgave 2 De positie van huishoudelijk werkers 8 maximumscore 2 gebruik van kenmerk van politiek probleem 1 gebruik van voorbeeld uit tekst 1 om kenmerk te illustreren 1 Er is sprake van een politiek probleem

Nadere informatie

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2019-II

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2019-II Opgave 1 Goud Bij deze opgave horen de teksten 1 en 2. Inleiding (1) Goud wordt al duizenden jaren als waardevol metaal gezien en kent in al die tijd uiteenlopende toepassingen. Al in het oude Egypte was

Nadere informatie

Levensbeschouwing hoofdstuk 2.

Levensbeschouwing hoofdstuk 2. Levensbeschouwing hoofdstuk 2. Boek Menswaardigheid In deze module ging het om de vraag hoe je kunt bepalen waardoor/waarom bepaalde levenshoudingen niet deugen. We hebben ontdekt dat het begrip menswaardigheid

Nadere informatie

STIJLEN VAN BEÏNVLOEDING. Inleiding

STIJLEN VAN BEÏNVLOEDING. Inleiding STIJLEN VAN BEÏNVLOEDING Inleiding De door leidinggevenden gehanteerde stijlen van beïnvloeding kunnen grofweg in twee categorieën worden ingedeeld, te weten profileren en respecteren. Er zijn twee profilerende

Nadere informatie

MISSIE - VISIE - MOTTO

MISSIE - VISIE - MOTTO MISSIE - VISIE - MOTTO Mei 2015 Versie 4.0 Inhoudsopgave INLEIDING 3 WAAR KOMT DIT VANDAAN? 3 MISSIE: WAAR STAAN WE VOOR? 4 VISIE: WAT DOEN WE EN WAAROM? 4 MOTTO, KORT EN KRACHTIG 5 2 INLEIDING Elke organisatie,

Nadere informatie

Samenvatting Maatschappijleer Uitgaan en zinloos geweld (Hoofdstuk 1)

Samenvatting Maatschappijleer Uitgaan en zinloos geweld (Hoofdstuk 1) Samenvatting Maatschappijleer Uitgaan en zinloos geweld (Hoofdstuk 1) Samenvatting door een scholier 1420 woorden 24 januari 2011 6,2 15 keer beoordeeld Vak Maatschappijleer Wat is een goede mening? -

Nadere informatie

maatschappijwetenschappen havo 2019-I

maatschappijwetenschappen havo 2019-I Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend. Bij veel vragen kent het correctievoorschrift twee onderdelen: een juist antwoord bevat en voorbeeld van een juist antwoord. Het

Nadere informatie

Maatschappijwetenschappen: de begrippen

Maatschappijwetenschappen: de begrippen Maatschappijwetenschappen: de begrippen 1 INHOUD INLEIDING. 3 1. VORMING 4 Kernconcepten bij het hoofdconcept vorming. 5 1.1 Socialisatie 5 1.2 Acculturatie 9 1.3 Identiteit 9 1.4 Cultuur 10 1.5 Politieke

Nadere informatie

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING

STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING STUDIEGEBIED ALGEMENE VORMING Modulaire opleiding Humane Wetenschappen ASO3 AO AV 008 Versie 1.0 BVR Pagina 1 van 24 Inhoud 1 Deel 1 Opleiding... 5 1.1 Korte beschrijving... 5 1.1.1 Inhoud... 5 1.1.2 Modules...

Nadere informatie

Maatschappijwetenschappen: de begrippen

Maatschappijwetenschappen: de begrippen Maatschappijwetenschappen: de begrippen 1 INHOUD INLEIDING.3 1. VORMING 4 Kernconcepten bij het hoofdconcept vorming 6 1.1 Socialisatie 7 1.2 Acculturatie 11 1.3 Identiteit 12 1.4 Cultuur 13 1.5 Politieke

Nadere informatie

Visie op burgerschap en sociale integratie

Visie op burgerschap en sociale integratie Visie op burgerschap en sociale integratie CNS De Regenboog Inleiding Tegenwoordig leven we in een multiculturele samenleving. Burgerschap is in toenemende mate belangrijk geworden. Kennis hebben over

Nadere informatie

PROCESDOEL 3 HUMANISEREN VAN HET SAMENLEVEN MET ANDEREN

PROCESDOEL 3 HUMANISEREN VAN HET SAMENLEVEN MET ANDEREN PROCESDOEL 3 HUMANISEREN VAN HET SAMENLEVEN MET ANDEREN 3.1 Exploreren, verkennen en integreren van de mogelijkheden van de mens 3.2 Exploreren, verkennen en integreren van de grenzen van de mens 3.3 Ontdekken

Nadere informatie

MAATSCHAPPIJKUNDE VMBO BB

MAATSCHAPPIJKUNDE VMBO BB MAATSCHAPPIJKUNDE VMBO BB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2020 Versie: 2 april 2019 0 De vakinformatie is vastgesteld door het College voor Toetsen en Examens (CvTE). Het CvTE is verantwoordelijk voor de afname

Nadere informatie

MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0 MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO VAKINFORMATIE STAATSEAMEN 2016 V15.7.0 De vakinformatie in dit document is vastgesteld door het College voor Toetsen en Examens (het CvTE). Het CvTE is verantwoordelijk voor

Nadere informatie

Actief burgerschap en sociale integratie op de Schakel 1 november 2015

Actief burgerschap en sociale integratie op de Schakel 1 november 2015 Actief burgerschap en sociale integratie op de Schakel 1 november 2015 Dit document is bedoeld als verantwoording voor wat wij op dit moment doen aan actief burgerschap en sociale integratie en welke ambities

Nadere informatie

Opgave 1 Agressie op het sportveld

Opgave 1 Agressie op het sportveld Opgave 1 Agressie op het sportveld 1 maximumscore 3 uitvoerende macht (één van de volgende): 1 politie/openbaar Ministerie/officier van justitie/minister van Veiligheid en Justitie met als taak het opsporen

Nadere informatie

Examen HAVO. Nederlands Nederlands. tijdvak 1 maandag 18 mei 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een bijlage

Examen HAVO. Nederlands Nederlands. tijdvak 1 maandag 18 mei 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een bijlage Examen HAVO 2009 tijdvak 1 maandag 18 mei 13.30-16.30 uur tevens oud programma Nederlands Nederlands Bij dit examen hoort een bijlage Dit examen bestaat uit 21 vragen en een samenvattingsopdracht. Voor

Nadere informatie

maatschappijwetenschappen pilot havo 2018-I

maatschappijwetenschappen pilot havo 2018-I Opgave 1 Lobby 1 maximumscore 3 het noemen van de mediaframing hypothese 1 een stereotype op grond van r. 28-45 van tekst 1 1 een verband tussen dit stereotiepe beeld en de mediaframing hypothese 1 In

Nadere informatie

Doelenlijst Relationele Vorming in de Basisschool in combinatie met de IK-zinnen

Doelenlijst Relationele Vorming in de Basisschool in combinatie met de IK-zinnen Doelenlijst Relationele Vorming in de Basisschool in combinatie met de IK-zinnen RV 1 Kinderen hebben vertrouwen in zichzelf. RV1.1 RV1.2 RV1.3 RV1.4 Ontdekken dat iedereen uniek is. Ik heb door dat iedereen

Nadere informatie

Laag Vaardigheden Leerdoelen Formulering van vragen /opdrachten

Laag Vaardigheden Leerdoelen Formulering van vragen /opdrachten Blooms taxonomie Laag Vaardigheden Leerdoelen Formulering van vragen /opdrachten Evalueren Evalueren = de vaardigheid om de waarde van iets (literatuur, onderzoeksrapport, presentatie etc) te kunnen beoordelen

Nadere informatie

Eindexamen filosofie vwo 2011 - I

Eindexamen filosofie vwo 2011 - I Opgave 2 Religieus recht 7 maximumscore 2 een beargumenteerd standpunt over de vraag of religieuze wetgeving en rechtspraak voor bepaalde bevolkingsgroepen tot cultuurrelativisme leidt 1 een uitleg van

Nadere informatie

GENDERWORKSHOP. Dag van de 4 de Pijler 18/2/17

GENDERWORKSHOP. Dag van de 4 de Pijler 18/2/17 GENDERWORKSHOP Dag van de 4 de Pijler 18/2/17 GENDER & SEKSE Sekse : fysieke, fysiologisch en biologische kenmerken, bepaald door de XX-chromosomen, XY vrouw / man Gender : socioculturele aspecten van

Nadere informatie

Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming Hoofdstuk 1 t/m 3

Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting door een scholier 1155 woorden 5 februari 2006 6,4 37 keer beoordeeld Vak Methode Maatschappijleer Thema's maatschappijleer

Nadere informatie

Burgerschap in kaart gebracht

Burgerschap in kaart gebracht Burgerschap in kaart gebracht SLO is het nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling. Al 35 jaar geven wij inhoud aan leren en innovatie in de driehoek beleid, wetenschap en onderwijspraktijk. De kern

Nadere informatie

MAATSCHAPPIJLEER (GEMEENSCHAPPELIJK DEEL) VMBO TL/GL VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 15.9.1

MAATSCHAPPIJLEER (GEMEENSCHAPPELIJK DEEL) VMBO TL/GL VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 15.9.1 MAATSCHAPPIJLEER (GEMEENSCHAPPELIJK DEEL) VMBO TL/GL VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 15.9.1 Maatschappijleer (gemeenschappelijk deel) vmbo tl/gl Vakinformatie Staatsexamen 2016 De vakinformatie in dit

Nadere informatie

CKV Festival 2012. CKV festival 2012

CKV Festival 2012. CKV festival 2012 C CKV Festival 2012 Het CKV Festival vindt in 2012 plaats op 23 en 30 oktober. Twee dagen gaan de Bredase leerlingen van het voortgezet onderwijs naar de culturele instellingen van Breda. De basis van

Nadere informatie

ecourse Moeiteloos leren leidinggeven

ecourse Moeiteloos leren leidinggeven ecourse Moeiteloos leren leidinggeven Leer hoe je met minder moeite en tijd uitmuntende prestaties met je team bereikt 2012 Marjan Haselhoff Ik zou het waarderen als je niets van de inhoud overneemt zonder

Nadere informatie