memo College van Burgemeester en wethouders aan Parkeernormen en compensatieregeling

Transcriptie

1 memo aan onderwerp College van Burgemeester en wethouders Parkeernormen en compensatieregeling van dienst/proj. directie ROB afdeling GBO telefoon 8358 M.J. de Lange in samenwerking met Ewald Dijkstra van bureau Ecorys datum 16 september 2009 Bijlage toelichting parkeernormen 16 september 2009.doc

2 Samenvatting. In deze memo staat een beschrijving van het voorstel voor nieuwe parkeernormen en een nieuwe compensatieregeling. Parkeernormen. Met de parkeernormen kan de gemeente bepalen hoeveel parkeerplaatsen er minimaal nodig zijn bij het te realiseren programma. Beoogd beleiduitgangspunt daarbij is om er voor te zorgen dat er geen parkeeroverlast ontstaat in de omgeving van het te realiseren programma. Voor de parkeernormen zijn de kencijfers, van de CROW, die zijn opgenomen in de ASVV, als basis genomen. Vervolgens is gekeken naar de specifieke omstandigheden in Gouda en de ervaringen met projecten die de afgelopen jaren zijn gerealiseerd of voorbereid. Dit heeft geresulteerd in de Goudse parkeernormen die nu voor u liggen. Uiteraard zijn er verschillen met de huidige normen, op basis van de herziene ASVV normen en de ervaringen is de verwachting dat de voorgestelde normen beter aansluiten bij de parkeerbehoefte van het te realiseren programma. Compensatieregeling. Het is niet altijd mogelijk om te voldoen aan de parkeernormen en deze te realiseren. In de huidige parkeernormenregeling is daarom voorzien in ontheffingsmogelijkheden en het hier aan verbinden van een compensatiebedrag. Met de ontheffingsmogelijkheden wordt beoogd om ontwikkelingen die niet kunnen voldoen aan de parkeernormen, maar die wel vanuit volkshuisvestelijke of economische motieven wenselijk zijn, toch te kunnen realiseren. Met het compensatiebedrag wordt beoogd om er voor te zorgen dat de gemeente voldoende financiële middelen ontvangt om de, niet gerealiseerde parkeerplaatsen, elders te kunnen realiseren. Op deze wijze kan toch voldaan worden aan het beleiduitgangspunt dat nieuw te realiseren programma niet mag leiden tot verhoging van de parkeerdruk. De opzet van de huidige regeling heeft tot gevolg dat een aantal beoogde beleiduitgangspunten niet kunnen worden gerealiseerd: 1. Geen verhoging van parkeerdruk; tegenover het betalen van het compensatiebedrag staat ook de mogelijkheid om gebruik te maken van de parkeervergunningenregeling. Met name in de binnenstad geeft dit verhoging van de parkeerdruk doordat er een beperkt aantal parkeerplaatsen is voor vergunninghouders. 2. Bezoekers van de binnenstad willen wij bij voorkeur laten parkeren aan de rand van de binnenstad of in de schil; door aan de andere kant te eisen dat het parkeren (inclusief bezoekers) op eigen terrein gerealiseerd moet worden is dit daarmee tegenstrijdig. Daarnaast waren er diverse bouwontwikkelingen niet mogelijk die wel zeer wenselijk zijn voor de stad, het gaat hierbij met name om kleinschalige bouwplannen in de binnenstad. Door de hoge compensatiebedragen is kwalitatief goede herontwikkeling van locaties financieel bijna onmogelijk. Naast de beleiduitgangspunten en gewenste ontwikkelingen waren er ook nog enkele praktische bezwaren bij de uitvoering van de huidige compensatieregeling. Ten slotte is gesteld dat er bij het toepassen van de parkeernormen- en compensatieregeling, hoewel zorgvuldig samengesteld, altijd omstandigheden zijn die een afwijking van de regelingen rechtvaardigd. Voorstel. Om de beoogde beleiduitgangspunten, gewenste bouwontwikkelingen en afwijkingen mogelijk te maken en ook de praktische bezwaren bij de uitvoering weg te nemen zijn er de volgende aanpassingen gedaan: 1. Er is een ontheffingsmogelijkheid toegevoegd voor het bezoekersdeel van de parkeernorm in de binnenstad. Tevens wordt voorgesteld om een algehele hardheidsclausule toe te passen waardoor Burgemeester en Wethouders met goede argumenten en onderbouwing kunnen afwijken van deze regelingen. 2. Het compensatiebedrag wordt verlaagd van ,- (prijspeil 2005) naar 5.000,- (prijspeil 2009). Daar tegenover staat dat er geen gebruik gemaakt kan worden van de parkeervergunningenregeling. De bewoner, ondernemer en bezoeker zal gebruik moeten maken van de betaalde parkeervoorzieningen. 3. De ontheffingsmogelijkheid voor autoloze woning wordt afgeschaft. pagina 2

3 Inhoudsopgave 1. Inleiding De aanleiding Achtergronden Factoren die de hoogte van de parkeernorm bepalen Parkeernormen zijn maatwerk Structurele factoren Beleidsmatige visie Voorstel voor een beleid t.a.v. parkeernormen in Gouda Parkeernormen Het omgaan met dubbelgebruik Berekeningsaantallen parkeervoorzieningen bij woningen Uitzonderingen en afwijkingen Voorstel voor nieuwe compensatieregeling...31 pagina 3

4 1. Inleiding 1.1. De aanleiding In het parkeerbeleidsplan staat dat de ontwikkelingen in het mobiliteitspatroon kritisch gevolgd moeten worden en tussentijds worden aangepast, mogelijk op basis van landelijke adviezen. Uit de toepassing van de huidige parkeernormen en compensatieregeling in de afgelopen 5 jaren zijn een aantal zaken naar voren gekomen die vragen om een herziening. In deze memo wordt een voorstel gedaan om in Gouda tot een samenhangend stelsel van parkeernormen en compensatieregeling te komen voor de komende 5 jaren. De parkeernormen en compensatieregeling zijn bedoeld om gebruikt te worden bij nieuwbouw, uitbreiding, verbouwing met functiewijziging en bestemmingsplanwijzigingen binnen de gemeete Gouda Achtergronden Waarom parkeernormen? Een van de vragen die bij gebiedsontwikkeling spelen is hoeveel parkeerplaatsen voor de geplande functies nodig zijn. Daar waar bij bestaande functies parkeertellingen uitsluitsel kunnen geven, is dat bij nieuwe ontwikkelingen of herontwikkelingen niet mogelijk. De gebruikelijke wijze om de parkeerbehoefte te bepalen is om gebruik te maken van parkeernormen. Voor een duurzame bereikbaarheid is het essentieel dat er voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd. Het gebied verliest anders aan waarde omdat het moeilijk bereikbaar is en te veel parkeeroverlast genereert, waar ook de directe omgeving last van heeft. Wat in dit kader voldoende is, is afhankelijk van een aantal factoren, zoals locatie, visie van de gemeente op het parkeren en de bereikbaarheid met het openbaar vervoer Parkeerkencijfers en parkeernormen Parkeernormen zijn een hulpmiddel bij het realiseren van een duurzaam aanbod van parkeerplaatsen. Een parkeernorm drukt de parkeerbehoefte van een functie uit in het aantal parkeerplaatsen per functie-eenheid. Een functie-eenheid kan bijvoorbeeld zijn 1 woning, 100 m2 BVO (Bruto VloerOppervlak) of een ziekenhuisbed. Het CROW 1 heeft in het ASVV kencijfers opgenomen die als handvat kunnen dienen voor een gemeente om parkeernormen vast te stellen. De in deze notitie opgenomen parkeernormen zijn afgeleid van de parkeerkencijfers van het CROW. Het CROW geeft aan dat een parkeerkencijfer iets anders is dan een parkeernorm. Het parkeerkencijfer is niet meer dan een indicatie van de parkeerbehoefte. Vandaar dat deze is weergegeven als een bandbreedte. Het is aan de gemeente om parkeernormen vast te stellen. Zij kan deze ontlenen aan het ASVV of op basis van eigen inzichten opstellen. Parkeernormen dienen voor de betreffende gemeente als uitgangspunt voor het vaststellen van de parkeerbehoefte. 1 De naam CROW is oorspronkelijk een afkorting van Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek. Tegenwoordig staat de naam voor kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte. 2 ASVV 2004; Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen in de bebouwde kom. pagina 4

5 2. Factoren die de hoogte van de parkeernorm bepalen 2.1. Parkeernormen zijn maatwerk Bij het vaststellen van gemeentelijke parkeernormen is het de kunst om deze zo vast te stellen dat ze recht doen aan de situatie ter plaatse. Dit betekent ook dat binnen een gemeente verschillende parkeernormen voor een zelfde functie kunnen gelden. Zaken als bereikbaarheid met het openbaar vervoer, fiets en het autobezit spelen daarbij een rol. De stedelijkheidsgraad speelt hierbij een centrale rol, naarmate deze hoger is zal dit gevolgen hebben op de hiervoor genoemde zaken. De trend is dat gemeenten meer en meer verplichten om het parkeren op eigen terrein op te lossen, ook Gouda doet dit. Onder eigen terrein verstaat de gemeente zowel fysiek op eigen terrein, maar ook een gemeenschappelijke voorziening ten behoeve van meerdere functies. Ook is het mogelijk om een bestaande parkeervoorziening te gebruiken als daar nog capaciteit is, in dat geval moet deze parkeercapaciteit wel permanent aan de ontwikkeling verbonden worden. Het tijdelijk nemen van een abonnement is daarbij niet voldoende. Daarnaast kunnen bij ontwikkeling van een gebied, waarbinnen ook openbaar gebied komt, de parkeerplaatsen in het openbaar gebied ook gerekend worden tot eigen terrein. Voorwaarde hierbij is wel dat dit openbaar gebied binnen de projectgrenzen valt. In deze opzet kunnen de parkeerplaatsen in het openbaar gebied gezien worden als centrale parkeervoorziening wat het dubbelgebruik ook ten goede komt. Voorbeeld waar dit voor gaat gelden is onder andere de nieuwe wijk Westergouwe. De hoogte van de parkeernormen verandert in de tijd. Het hangt samen met de ontwikkelingen van het autogebruik en autobezit. Tot nu toe is er een stijging te zien van zowel het autobezit als het autogebruik. Ook voor de nabije toekomst is het de verwachting dat beiden blijven stijgen. Wat de verre toekomst brengt is ongewis. Ergens zal er een verzadigingspunt liggen dat iedereen die een auto wil hebben, er ook een heeft. Over de gevolgen van de (voorgenomen) maatregelen als afschaffing van de BPM en het rekeningrijden voor het van autobezit en autogebruik is ook niet veel te zeggen. De eerste verkenningen laten echter zien dat in dat geval het autobezit toeneemt, terwijl het gebruik zal afnemen. Veranderende omstandigheden maken het noodzakelijk om de parkeernormen periodiek (deels) te herzien. In de meeste gevallen zal het toepassen van die parkeernormen, voor dat moment, de beste inschatting geven van de uiteindelijke parkeerbehoefte. Immers waarin de ontwikkelingsfase er nog maar algemene kennis is van de uiteindelijke invulling, voldoen de algemene parkeernormen van de gemeente. Indien er al specifiekere invulling bekend is of er andere omstandigheden bekend zijn, kan het voorkomen dat de algemene parkeernormen niet voldoen en is er maatwerk nodig. Het is daarom verstandig een hardheidsclausule op te nemen voor het toepassen van de parkeernormen. Zodat indien nodig er, met goede onderbouwing, kan worden afgeweken van de algemene parkeernormen die door de gemeente zijn vastgesteld. pagina 5

6 2.2. Structurele factoren Stedelijkheidsgraad In het ASVV 2004 zijn de parkeerkencijfers bepaald aan de hand van stedelijkheidsgraad. De stedelijkheidsgraad is door het CBS is gedefinieerd op basis van de omgevingsadressendichtheid3. Stedelijkheidsgraad Omgevingsadressen Dichtheid Gemiddeld aantal inwoners Gemiddelde omgevingsadressendichtheid Niet stedelijk > Weinig stedelijk Matig stedelijk Sterk stedelijk Zeer sterk stedelijk Tabel 1. Stedelijkheidsgraad 4 Uit het onderzoek dat aan het opstellen van de parkeerkencijfers van het ASVV 2004 ten grondslag heeft gelegen, blijkt dat de parkeerbehoefte voor veel functies afneemt naar mate de stedelijkheid toeneemt. In de meeste gevallen geldt dat des te stedelijker het gebied is, des te meer functies lopend, met fiets of met het openbaar vervoer goed te bereiken zijn. Hierdoor is de noodzaak te beschikken over een auto kleiner. Met inwoners 5 en een omgevingsadressendichtheid is de stad te duiden als sterk stedelijk. Op Oostpolder na zijn de wijken sterk stedelijk of zeer sterk stedelijk. Wijk Omgevingsadressendichtheid stedelijkheid Binnenstad 3181 zeer sterk stedelijk De Korte Akkeren 2115 sterk stedelijk Bloemendaal 1994 sterk stedelijk Plaswijck 2012 sterk stedelijk Noord 2637 zeer sterk stedelijk Kort Haarlem 2932 zeer sterk stedelijk Goverwelle 1518 sterk stedelijk Stolwijkersluis 1567 sterk stedelijk Oostpolder in Schieland 1009 matig stedelijk Kadenbuurt 3429 zeer sterk stedelijk Nieuwe Park Oost 2857 zeer sterk stedelijk Nieuwe Park West 575 matig stedelijk Achterwillens 2414 zeer sterk stedelijk Tabel 5. Stedelijkheid naar wijk 5 3 De omgevingsadressendichtheid van een adres is het aantal adressen binnen een cirkel van één kilometer rond dat adres. Per blok van 500 bij 500 meter wordt de omgevingsadressendichtheid uitgerekend voor een (mogelijk fictief) adres in het midden van dat blok, en vervolgens toegekend aan alle adressen in dat hele blok. 4 CBS, Gebieden in Nederland CBS, Gebieden in Nederland CBS, Kencijfers wijken en buurten ; de gebruikte cijfers zijn die van 2007; wijkindeling conform CBS pagina 6

7 Ook blijkt uit de tabel voor de stedelijkheid dat Gouda een compacte stad is. Bijna de gehele stad is (zeer) sterk stedelijk Stedelijke zones In de ASVV wordt daarnaast onderscheid gemaakt in stedelijke zones; centrum, schil/overloopgebied en rest bebouwde kom. Dit onderscheid is gemaakt op basis van aanbod van alternatieve vervoerswijzen en de kwaliteit er van. Voor Gouda is het onderscheid tussen schil/overloopgebied en overige bebouwde kom niet nadrukkelijk aanwezig. Dit blijkt naast het aanbod van alternatieve vervoerswijzen ook uit het autobezit, dit komt in de wijken buiten het centrum redelijk overeen. Het centrum onderscheidt zich wel van de overige wijken wat onder andere blijkt uit het lage autobezit in de binnenstad. Dit zal mede door het nieuwe vergunningenstelsel, zoals voorgesteld in het parkeerbeleid, nog verder worden versterkt. Immers als een tweede auto geen vergunning krijgt voor parkeerplaatsen op straat nabij de woning kan dit van invloed zijn op de keuze om de tweede auto wel of niet te nemen / houden. Naast het centrum en de overige gebieden is het nog de directe omgeving van het Intercitystation. Door de aanwezigheid van deze alternatieve vervoerswijze zal het autobezit en gebruik van zowel de bewoners als de overige gebruikers van het gebied, zoals de kantoren, hier anders zijn dan in de overige wijken. Voor dit gebied zijn er daarom andere parkeernormen. In de meeste gevallen zijn hier de parkeernormen overgenomen van het centrum, daar waar is afgeweken van dit uitgangspunt staat dit aangegeven. Voorgesteld wordt daarom een differentiatie in drie gebieden; Intercitystationomgeving, centrum en overig bebouwde kom. pagina 7

8 2.3. Beleidsmatige visie De visie van een gemeente op het parkeren bepaalt in laatste instantie de hoogte van de parkeernormen. Vraagvolgend beleid behoeft andere normen dan een restrictief beleid. Deze laatste is mede gericht op het beperken van het autobezit. Dit vergt tevens een strikt parkeerbeleid. Het Goudse parkeerbeleid is vastgelegd in de het Parkeerbeleidsplan Dit beleid kan worden gekenschetst als een matig vraagvolgend beleid. De primaire parkeerbehoefte dient in ieder geval te worden gefaciliteerd. Enkele uitzonderingen daar gelaten dient iedere functie te voorzien in zijn eigen parkeerbehoefte. Het combineren van de parkeervoorzieningen van dergelijke functies is mogelijk, zodat deze plaatsen optimaal kunnen worden gebruikt. Bijzondere aandacht is er hier voor de historische binnenstad, in het parkeerbeleid is het uitgangspunt voor de binnenstad te streven naar een autoluw gebied. Dit betekent dat ook hier in de primaire parkeerbehoefte gefaciliteerd wordt, maar dat indien mogelijk gekeken wordt om het autobezit en gebruik te beperken dan wel het parkeren te faciliteren aan de rand van de binnenstad of in de schil Minimum norm of maximum norm? Los van de hoogte van de parkeernorm is er de keuze of de gestelde norm een minimum of een maximumgrens is. Dit leidt nog vaak tot heftige discussies. Tot een aantal jaren geleden ging men er in Nederland vanuit dat met het hanteren van een maximum parkeernorm het autobezit en autogebruik kon worden afgeremd. De praktijk leert echter anders. Weinig parkeerplaatsen zijn op zich geen reden om geen auto aan te schaffen of om niet met de auto te komen. Men neemt het voor lief dat men soms niet nabij de bestemming kan parkeren en dat soms op grotere afstand moet doen. Feitelijk worden er in die situatie te weinig parkeerplaatsen gerealiseerd voor de parkeervraag die de betreffende functie genereert. Het gevolg is overlast in de directe omgeving. Bij een strenge, maximumnorm is alleen bij adequate parkeerregulering een te hoge parkeerdruk te voorkomen. Dit vergt terughoudend omgaan met het verstrekken van parkeervergunningen en het hanteren van hoge uurtarieven. In de meeste gevallen is dat echter niet het geval waardoor op dergelijke locaties toch parkeerproblemen ontstaan. Het hanteren van een minimum norm ligt daarom meer in de rede. Mits deze hoog genoeg is, vergt dit een minder strikt parkeerbeleid, in die zin dat het beperken van het autobezit geen prominent uitgangspunt is van het beleid. Dit past ook binnen het beleid dat de meeste gemeenten voeren ten aanzien van het parkeren op eigen terrein. Als men meer parkeerplaatsen ten behoeve van het bouwplan wenst dan de norm aangeeft, dan staat het de ontwikkelaar in principe vrij om deze te realiseren (mits dit past in het stedenbouwkundige c.q. verkeer- en vervoerplan). Risico s bij het hanteren van een minimum norm zijn het toepassen van een te lage norm, waardoor er te weinig parkeerplaatsen worden gerealiseerd of een te hoge norm, waardoor ontwikkelaars afhaken vanwege de te hoge kosten. De huidige parkeernomen in Gouda gaan ook uit van het principe minimum norm, voorstel is om dit uitgangspunt te blijven hanteren. pagina 8

9 3. Voorstel voor een beleid t.a.v. parkeernormen in Gouda Het parkeernormenbeleid van Gouda bestaat uit 5 elementen 1. Parkeernormen 2. Het toepassen van dubbelgebruik 3. Berekeningsaantallen 4. Compensatieregeling 5. Uitzonderingen en afwijkingen Het beleid is, behoudens de bij de uitzonderingen en afwijkingen genoemde situaties van toepassing op: Nieuwbouw Herbouw Uitbreiding van een bestaande functie Bestemmingsplanwijziging van een object (pand of voorziening) Alvorens in te gaan op de normen is het goed stil te staan bij de vraag wanneer een locatie mag worden beschouwd als parkeerplaats. Uitgangspunt voor het bepalen van de parkeercapaciteit is daartoe alle capaciteit te rekenen waar parkeren is toegestaan mits deze aan een aantal voorwaarden voldoet. Voorwaarde is uiteraard wel dat een hedendaagse auto op c.q. in de plaats past. Meer over de maten van parkeerplaatsen is terug te lezen in het ASVV 2004, hoofdstuk 10.8 en, voor zover het parkeergarages betreft, NEN Parkeernormen Voor de nieuwe parkeernormen wordt voorgesteld om uit te gaan van minimum normen. Dit betekent dat het aantal volgens de parkeernormen minimaal moet worden gerealiseerd en dat meer parkeerplaatsen ten behoeve van het bouwplan kunnen als de ontwikkelaar dit wil. Bij het realiseren van een nieuwe functie zal men zelf zorg moeten dragen voor de realisatie van de benodigde parkeerplaatsen. Daarbij dient men rekening te houden met het gebruik. Is het alleen bedoeld voor vaste gebruikers, of moeten ook bezoekers worden gefaciliteerd. Samenwerken om dubbelgebruik te genereren is mogelijk, indien het ook praktisch uitvoerbaar is. Het realiseren van een gezamenlijke parkeervoorzieningen voor drie bij elkaar gelegen functies kan mogelijk zijn. Een gezamenlijke parkeervoorziening voor drie over de stad verspreide functies is dat dus niet. Indien een ontwikkelaar meer parkeerplaatsen wil realiseren, dan mag dat, mits de ruimte op eigen grond beschikbaar is en het realiseren van parkeerplaatsen niet tot problemen in de verkeerscirculatie leidt. Het is overigens wel de bedoeling dat parkeerplaatsen die openbaar zijn bedoeld, ook openbaar toegankelijk zijn. Deze openbare toegankelijkheid geldt in ieder geval voor de bezoekerscomponent van de parkeernorm. Het is evident dat bij een gezamenlijke oplossing de parkeerplaatsen op loopafstand van de bestemming moeten liggen. De bestaande parkeernormen zijn verdeeld over drie gebieden; centrum, deel van schil/overloopgebied en overige bebouwde kom. Zoals aangegeven wordt voorgesteld een nieuwe indeling te maken; centrum, omgeving Intercitystation en overige bebouwde kom, hierna te noemen Zone A, Zone B en Zone C. De grenzen van de gebieden zijn zo gekozen dat er een natuurlijke grens is, in geval van Zone A zijn dit de grachten rondom het centrum en bij zone B is dit de Burgemeester Jamessingel, Spoorstraat, Kattensingel en de Crabethstraat (beide zijden van Crabethstraat vallen in Zone B). 6 NEN 2443; Parkeren en stallen van personenauto s op terreinen en in garages; Nederlands Normalisatie Instituut 2000 pagina 9

10 Kaart 1. Bestaande gebiedsindeling. Kaart 2. Voorgestelde gebiedsindeling pagina 10

11 Kaart 3. Voorgestelde gebiedsindeling; Detail Zones A en B Deze indeling heeft vooral gevolgen voor de parkeernormen in het huidige gebied II. Ten opzichte van de huidige normen, vinden in dit gebied de meeste wijzigingen plaats, zoals bijvoorbeeld bij de woningen die 0,2 0,3 hoger is. In de norm is ruimte voor bezoekers opgenomen. In de tabel is ook een overzicht opgenomen van het aandeel bezoekers. Onder bezoeker verstaan we hier de incidentele gebruikers van de parkeerplaatsen. In zijn algemeenheid geldt dat bewoners en werknemers worden beschouwd als vaste gebruikers en de overige gebruikers als bezoekers. De ruimte voor bezoekers is uitgedrukt in parkeerplaatsen per eenheid of percentage van het totaal. De parkeerruimte voor bezoekers moet openbaar toegankelijk zijn. Dit kan zijn op de openbare weg (als deze binnen de projectgrenzen liggen), maar ook in een openbare garage die open is gedurende de openingstijden van de functie. Het parkeerbeleidsplan (Par punten 13 en 14) heeft overigens als uitgangspunt dat bezoekers van de binnenstad aan de rand van het centrum parkeren. Op basis van dit uitgangspunt wordt daarom voorgesteld om het mogelijk te maken in de binnenstad het bezoekersdeel in de parkeernorm af te kopen. De lijst met functies waarvoor een parkeernorm is benoemd is uitgebreid. Het ASVV 2004 is als basis gehanteerd. Met uitzondering van wonen zijn alle functies die hierin staan overgenomen. De verscheidenheid aan woningen is versimpeld en gerelateerd aan omvang in plaats van prijsklasse. Dit laatste maakt de parkeernormen duurzamer. De basis voor de parkeernormen zijn de kengetallen uit het ASVV 2004, daarbij zijn er een aantal algemene uitgangspunten: 1. stedelijkheidsgraad: zeer sterk stedelijk voor zone A en B en sterk stedelijk voor zone C. 2. gebied: centrum voor de functies in zone A en zone B en gebied rest bebouwde kom voor zone C 3. binnen de bandbreedte van de ASVV, de minimale norm pagina 11

12 Voorbeeld: voor een restaurant dat ligt in het centrum van een zeer sterk stedelijk gebied, geeft de ASVV als bandbreedte aan 8 10 parkeerplaatsen per 100m2. In het voorstel voor de parkeernormen is in dit geval als eis opgenomen dat er minimaal 8 parkeerplaatsen per 100 m2 worden gerealiseerd. In een aantal gevallen is van bovenstaande uitgangspunten afgeweken, waar dit is gedaan wordt dit vermeld. Over het algemeen is afgeweken als, de inschatting is dat de minimum norm niet zou voldoen, in dat geval is een hogere norm genomen, echter nooit meer dan het maximum van de bandbreedte die in de ASVV staat. Dat er parkeernormen voor een bepaalde functie zijn opgenomen wil overigens niet zeggen dat deze functies ook daadwerkelijk in de betreffende zone wordt gerealiseerd. De opname van een norm in een zone is alleen bedoeld voor het geval dat de functie wel in de betreffende zone wordt gerealiseerd. In een aantal gevallen is geen norm opgenomen, omdat het evident is dat een bepaalde functie niet in een bepaalde zone kan plaatsvinden. Denk bijvoorbeeld aan een golfterrein in het zone B (Spoorzone). Gouda kent parkeernormen die niet in het ASVV staan, ook deze zijn opgenomen in de lijst met functies. Daarnaast zijn er enkele nieuwe functies aan de lijst toegevoegd, die gehanteerd zijn bij recente projecten of verwachte toekomstige projecten. In de nu volgende pagina s is aangegeven wat de huidige en voorgestelde parkeernormen zijn voor de verschillende functies. Daarbij is zoveel mogelijk aangegeven wat het verschil is en waarom er in een aantal gevallen is afgeweken van de uitgangspunten. Hierbij wordt ook aangegeven wat het aandeel is voor bezoekers. De in de tabel opgenomen percentages zijn overgenomen uit het ASVV 2004, voor zover de betreffende functies hierin voorkomen. Voor de functies die niet in het ASVV 2004 voorkomen, zijn de bezoekerspercentages afgeleid van vergelijkbare functies. pagina 12

13 Wonen Het aantal onderdelen is gereduceerd. Naast grote, middelgrote en kleine woningen zijn alleen de onderdelen jongerenhuisvesting (zijnde een woonvoorziening voor jongeren waarbij de douche of het toilet of de keuken gemeenschappelijk worden gebruikt) en woonzorgcomplex (zijnde wooneenheden waar alleen mag worden gewoond met indicatie van indiceringcommissie) gehandhaafd. In tegenstelling tot het ASVV en de huidige normen gaan de voorgestelde normen uit van oppervlakten van de woningen, en niet van de waarde van de woningen. Dit maakt de normen minder conjunctuur gevoelig. Bij het vaststellen van de indeling voor oppervlakten wordt uitgegaan van gebruiksvloeroppervlakte, hierbij worden o.a. niet meegerekend: dragende binnenwanden, oppervlakte van vloeren waarboven de netto hoogte minder is dan 1,50 meter, vide, en dergelijke. Voor een volledige omschrijving wordt verwezen naar de NEN In de huidige parkeernormen is er een indeling op basis van verkoopprijs en zijn er drie groepen: goedkoop, middelduur en duur. De prijs van een woning heeft uiteraard ook gevolgen voor de omvang van de woning. Globaal gezien zijn goedkope woningen vaak 2-kamerappartementen, middelduur zijn 2 en 3- kamerappartementen of kleine woningen en duur zijn de 4-kamerappartementen en grote woningen. Onder grote woningen vallen de grotere tussenwoningen, 2ondereenkap en vrijstaand. Deze woningen kennen ook een overeenkomstig oppervlakte. Bij de keuze van de oppervlakten bij de parkeernormen is het uitgangspunt genomen dat, er gekozen wordt voor een indeling die overeen komt met de type appartementen en woningen bij indeling op basis van verkoopprijs. De indeling die daar uit volgt is kleiner dan 80 m2, tussen m2 en groter dan 110 m2. Bij de parkeernormen voor wonen is gesteld dat er minimaal 1 parkeerplaats per woning moet zijn en daar bovenop komt dan nog de parkeernorm voor bezoek van 0,3. Dit resulteert daardoor in een minimale parkeernorm van 1,3 per woning. Daarnaast is bij de keuze van parkeernormen voor wonen er voor gekozen om niet de minimale norm te nemen. In Zone A en B is het gemiddelde genomen en in zone C is gekozen voor de maximale norm. Hiervoor is gekozen omdat het autobezit nog steeds stijgend is, waarbij zowel het aantal huishoudens dat een auto heeft stijgt als ook het aantal auto s per huishouden. De gevolgen daarvan zijn vooral in woonwijken merkbaar zeker door toename van het aantal auto s per huishouden. Deze 2 e auto wordt over het algemeen nog minder gebruikt waardoor deze daardoor nog vaker in de woonwijk blijft staan. In het parkeerbeleid staat als uitgangspunt dat in nieuwe woonwijken buiten de schil de norm twee parkeerplaatsen per woning zou moeten zijn. Daarbij wordt aangegeven dat er één parkeerplaats op eigen terrein moet zijn en één parkeerplaats op acceptabele loopafstand. Ook staat aangegeven dat er voor bezoekers geconcentreerde parkeervoorzieningen komen, waarvoor betaald moet worden. Deze uitgangspunten en uitwerkingen zijn niet op genomen in de huidige parkeernormen. In de praktijk lijkt dit ook een te forse claim op nieuwe woonwijken. Voorgesteld wordt om deze daarom ook in de nieuwe parkeernormen niet op te nemen en de nieuwe woonwijken te laten vallen onder de normen zoals deze geldt in de betreffende zone. Bijlage toelichting parkeernormen 16 september 2009.doc

14 GOUDA VOORSTEL I II III wonen Zone A Zone B Zone C aandeel bezoekers woningen groot > 110 m2 GBO 1,4 1,7 2 1,4 1,4 2 per woning 0,3 pp woningen midden m2 GBO 1,3 1,6 1,8 1,3 1,3 1,8 per woning 0,3 pp woningen klein < 80 m2 GBO 1,2 1,4 1,6 1,3 1,3 1,6 per woning 0,3 pp jongerenhuisvesting 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 per wooneenheid 0,3 pp zorgcentrum 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 per wooneenheid 0,3 pp opmerkingen pagina 14

15 Winkels De huidige parkeernormen voor winkels in Gouda wijken op een aantal punten af van de uitgangspunten in het ASVV. De huidige parkeernormen voor winkels in de binnenstad zijn fors lager in vergelijking met de ASVV, voorstel is om deze daarom te verhogen voor zone A en B en op het niveau te brengen dat overeenkomt met het gestelde uitgangspunt minimale norm in zeer sterk stedelijk gebied. Ook voor zone C zijn de huidige normen lager en is het voorstel deze in overeenstemming te brengen met het uitgangspunt. In de huidige parkeernomen wordt een aparte categorie gehanteerd voor Warenhuis, deze komt niet voor in de ASVV en is ook lastig te definiëren, voorstel is om deze te laten vervallen. Door, die hiervoor voorgestelde verhoging van parkeernormen voor winkels, is deze aparte categorie ook niet nodig. Wel is de categorie winkels perifeer toegevoegd, hoewel het ASVV deze (nog) niet hanteert. Het gaat hier om detailhandel die aan de rand van de stad is gevestigd. Denkt aan zaken voor kantoorbenodigdheden en elektronicazaken etc. Deels gaat het om ketens die ook in een binnenstad gevestigd zouden kunnen zijn. Als deze zaken een locatie hebben aan de rand van de stad heeft dit over het algemeen tot gevolg dat er meer bezoekers met de auto komen. De huidige parkeernormen voor winkels kennen niet de categorie grootschalige detailhandel, deze komt wel voor in de ASVV. Voorstel is om deze categorie toe te voegen. Bij grootschalige detailhandel moet worden gedacht aan bovenregionale winkels die vaak een aparte locatie hebben gelegen buiten het centrum. Voorbeelden hiervan zijn IKEA en meubelboulevards die gelegen zijn op locaties nabij de snelweg. De huidige parkeernormen voor winkels kennen niet de categorie (week)markt, deze komt wel voor in de ASVV, voorstel is om deze categorie toe te voegen. Daar waar het ASVV niet voorziet in een aparte norm voor supermarkten, doet Gouda dat wel. Gezien het bijzondere karakter van een supermarkt wordt deze norm gehandhaafd. In de huidige opzet is er onderscheid gemaakt tussen streek/wijk supermarkt en buurtsupermarkt, dit onderscheid blijkt in de praktijk lastig te maken. In Gouda is het verschil tussen een wijk en een buurt vaak niet zo groot. Voorstel is daarom om alleen wijk/buursupermarkt te hanteren. Omdat klanten van een supermarkt vaker de auto gebruiken is het voorstel de norm hoger te nemen dan bij de overige winkels. Voor de wijk / buursupermarkt worden deze normen dan hoger, net als bij winkels waren deze normen in de binnenstad laag, voor de rest van de bebouwde kom waren ze aan de hoge kant. De huidige parkeernormen voor bouwmarkten en tuincentra zijn hoog, deze werden bij het ASVV ingedeeld bij grootschalige detailhandel. Gebleken is dat dit alleen voor zeer grote bouwmarkten en tuincentra klopt. Voor de gangbare, waarvan er vaak meerdere in een stad zijn gevestigd, heeft de ASVV een aanpassing vastgesteld. Voorstel is om deze aanpassing over te nemen. pagina 15

16 GOUDA VOORSTEL I II III winkels Zone A Zone B Zone C aandeel bezoekers opmerkingen winkels binnenstad 1 2,50 2,50 - per 100 m2 bvo 85% 1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo winkels wijk- buurtcentrum ,50 per 100 m2 bvo 85% 1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo winkels perifeer - - 3,00 per 100 m2 bvo 85% 1 arbeidsplaats = m2 bvo grootschalige detailhandel (bovenregionaal) 5,50 per 100 m2 bvo 85% 1 arbeidsplaats = m2 bvo showroom (product niet meenemen) 0,8 1 1,4 0,40 0,40 1,20 per 100 m2 bvo 85% 1 arbeidsplaats = m2 bvo (week)markt 0,20 0,20 0,20 per meter marktkraam 85% 1 arbeidsplaats = 6 m2 bvo; auto kraamhouder achter kraam supermarkt wijk buurt verzorgend ,00 3,00 3,00 per 100 m2 bvo 85% 1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo bouwmarkt ,20 2,20 2,20 per 100 m2 bvo 85% 2 arbeidsplaats = m2 bvo tuincentrum ,20 2,20 2,20 per 100 m2 bvo 85% 3 arbeidsplaats = m2 bvo pagina 16

17 Werkgelegenheid Ten opzichte van de ASVV en de uitgangspunten zijn er bij werkgelegenheid voor dienstverlening (kantoren met baliefunctie) andere normen in Zone B in verband met de ligging bij het Intercitystation. Door deze ligging is het aannemelijk dat er meer werknemers met het openbaar vervoer komen, dit blijkt ook uit ervaringen op ander locaties in het land. De normen voor kantoren zonder baliefunctie worden voor zone B, conform het uitgangspunt van minimum parkeernorm ASVV, verlaagd. Voor zone C komen de huidige normen hier al mee overeen. De norm voor arbeid- en bezoekersextensieve en arbeidsintensieve en bezoekersintensieve bedrijven en bedrijfsverzamelgebouw worden verlaagd conform het uitgangspunt van minimum parkeernorm ASVV. Het komt vaak voor dat een bedrijf meerdere functies in zich herbergt. Zo heeft een meubeltoonzaal niet zelden horeca gehuisvest. Voor het bepalen van de parkeerbehoefte is de dominante functie bepalend. Alleen als de functies gelijkwaardig zijn, dan dient de parkeerbehoefte te worden berekend naar evenredigheid van de functionaliteiten. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een dealerbedrijf, de functies showroom en garage zijn vaak even sterk aanwezig. GOUDA VOORSTEL I II III werkgelegenheid Zone A Zone B Zone C aandeel bezoekers opmerkingen (commerciële) dienstverlening (kantoren met baliefunctie) 1,5 2 2,5 1,50 1,10 2,50 per 100 m2 bvo 20% 1 arbeidsplaats = m2 bvo kantoren zonder baliefunctie 1,2 1,5 2 0,80 0,80 1,20 per 100 m2 bvo 5% 1 arbeidsplaats = m2 bvo arbeids- en bezoekersextensieve bedrijven: 0,4 0,6 0,8 0,20 0,20 0,70 per 100 m2 bvo 5% 1 arbeidsplaats = m2 bvo loods 0,4 0,6 0,8 0,20 0,20 0,70 per 100 m2 bvo 5% 1 arbeidsplaats = m2 bvo opslag 0,4 0,6 0,8 0,20 0,20 0,70 per 100 m2 bvo 5% 1 arbeidsplaats = m2 bvo groothandel 0,4 0,6 0,8 0,20 0,20 0,70 per 100 m2 bvo 5% 1 arbeidsplaats = m2 bvo transportbedrijf 0,4 0,6 0,8 0,20 0,20 0,70 per 100 m2 bvo 5% 1 arbeidsplaats = m2 bvo arbeids- en bezoekersextensieve bedrijven: 1,2 2 2,5 0,70 0,70 2,00 per 100 m2 bvo 5% 1 arbeidsplaats = m2 bvo industrie 1,2 2 2,5 0,70 0,70 2,00 per 100 m2 bvo 5% 1 arbeidsplaats = m2 bvo garagebedrijf 1,2 2 2,5 0,70 0,70 2,00 per 100 m2 bvo 5% 1 arbeidsplaats = m2 bvo laboratorium 1,2 2 2,5 0,70 0,70 2,00 per 100 m2 bvo 5% 1 arbeidsplaats = m2 bvo werkplaats 1,2 2 2,5 0,70 0,70 2,00 per 100 m2 bvo 5% 1 arbeidsplaats = m2 bvo bedrijfsverzamelgebouw 1,7 1,7 1,7 0,80 0,80 0,80 per 100 m2 bvo 20% 1 arbeidsplaats = m2 bvo pagina 17

18 Onderwijsvoorzieningen De wijze waarop in Gouda de normen voor de onderwijsvoorzieningen zijn benoemd wijken sterk af met de wijze waarop dat in het ASVV gebeurt. In Gouda is de norm opgebouwd uit een deel voor de leslokalen en een deel op basis van arbeidsplaatsen. Het ASVV gaat bij scholen uit van een norm per student of per leslokaal c.q. collegezaal. Een en ander afhankelijk van het soort onderwijs en het moment dat dit wordt gegeven. Dit maakt de normen beter hanteerbaar. Hierdoor is de vergelijking in de tabel lastiger omdat er bij de huidige parkeernormen naast de norm per lokaal ook nog een norm per arbeidsplaats bij zou komen. Daarbij lijkt het niet redelijk om te veronderstellen dat elke arbeidsplaats met de auto komt. Voorgesteld wordt om de parkeernormen van de ASVV als uitgangspunt te nemen waarbij er ook aandacht is voor het autogebruik van de studenten. De ASVV maakt geen onderscheid tussen de locatie centrum, schil en rest bebouwde kom, de ASVV geeft voor alle gebieden dezelfde norm en heeft als uitgangspunt dat de parkeervraag bij deze functies overal hetzelfde is. Waar het ASVV niet in voorziet, is een onderscheid tussen ROC en MBO enerzijds en HBO en WO anderzijds. Gezien de gemiddelde leeftijd is de verwachting dat op een ROC en MBO minder studenten met de auto komen, wordt voorgesteld om de norm van ROC en MBO te halveren ten opzichte van de norm voor HBO en WO. Voor voorbereidend dagonderwijs en basisonderwijs wordt voorgesteld niet het minimum van de ASVV te nemen maar het maximum. Dit betekend 1 parkeerplaats per lokaal, uitgaande van gemiddeld 2 arbeidsplaatsen per lokaal en 50% van de werknemers met de auto lijkt dit een betere norm dan het minimum van 0,5 parkeerplaats per lokaal. De huidige parkeernormen in Gouda kennen niet de functie avondonderwijs, deze is toegevoegd aan de lijst. De huidige parkeernormen in Gouda voor crèche, peuterspeelzaal en kinderdagverblijf kent een norm per 100 m2, door de wisselende behuizing en oppervlakten lijkt dit geen goede basis. De ASVV gaat uit van een norm per arbeidsplaats, voorgesteld wordt om dit over te nemen. pagina 18

19 GOUDA VOORSTEL I II III onderwijsvoorzieningen Zone A Zone B Zone C aandeel bezoekers opmerkingen beroepsonderwijs dag (hbo; wo) 20,00 20,00 20,00 per collegezaal 95% collegezaal = circa 150 zitplaatsen beroepsonderwijs dag (mbo; roc) 10,00 10,00 10,00 per collegezaal 95% collegezaal = circa 150 zitplaatsen beroepsonderwijs dag (hbo; wo) 0, ,00 5,00 5,00 per leslokaal 75% leslokaal = circa 30 zitplaatsen beroepsonderwijs dag (mbo; roc;) 0, ,50 2,50 2,50 per leslokaal 75% leslokaal = circa 30 zitplaatsen voorbereidend dagonderwijs (vmbo; mavo; havo; vwo) 0,5 0,5 0,7 1,00 1,00 1,00 per leslokaal 5% leslokaal = circa 30 zitplaatsen avondonderwijs 0,50 0,50 0,50 per studentcapaciteit 95% basisonderwijs 0, ,00 1,00 1,00 per leslokaal 5% leslokaal = circa 30 zitplaatsen crèche 0,25 0,25 0,25 0,60 0,60 0,60 per arbeidsplaats 5% peuterspeelzaal 0,25 0,25 0,25 0,60 0,60 0,60 per arbeidsplaats 5% kinderdagverblijf 0,25 0,25 0,25 0,60 0,60 0,60 per arbeidsplaats 5% pagina 19

20 Zorgvoorzieningen Zolang het gaat om zelfstandige woonruimten (woningen) waarbij de bewoners slechts zorg afnemen van bijvoorbeeld een zorgcentrum, zijn de normen benoemd bij wonen. De onzelfstandige woonruimten, zoals die bij de zorgvoorzieningen benoemd zijn, betreffen woonruimten voor mensen met een beperkte(re) (auto)mobiliteit. De parkeerplaatsen zijn vooral bedoeld voor het faciliteren van het eigen personeel en het bezoek van de bewoners. Het bepalen van een algemene parkeernorm voor een specifieke functie, waarbij de uitwerking van die functie heel divers kan zijn, is niet gemakkelijk. Dit gaat zeker ook op bij ziekenhuizen, deze zijn de laatste jaren behoorlijk in ontwikkeling waardoor het bepalen van een goede algemene parkeernorm eigenlijk niet mogelijk is. Het gaat daarbij om zaken als: meer poliklinische behandelingen, samenvoegen met andere functies, introductie van zorghotel, en dergelijke. De voorgestelde parkeernorm, overgenomen uit de ASVV, is daarom de basis voor het berekenen van de uiteindelijke parkeernorm. Voor verpleeg- en verzorgingstehuis is de norm van de ASVV, volgens het uitgangspunt van minimum, overgenomen. Ook is hier opgenomen de term zorgcentrum, zijnde een combinatie van verpleeg- en verzorgingstehuis. Daarnaast is opgenomen de term woonvoorziening gehandicapten, deze staat niet in de ASVV maar wordt wel vaak gebruikt. De norm komt overeen met die van verpleeg- en verzorgingstehuis. Bij arts, maatschap, therapeut en kruisgebouw wordt bij de huidige normen een norm per 100 m2 aangehouden. In de ASVV wordt een norm er behandelkamer gehanteerd, voorgesteld wordt om deze over te nemen. De vergelijking in de tabel is daardoor lastig te maken. Daarnaast zijn de functies hospice en apotheek toegevoegd aan de lijst. GOUDA VOORSTEL pagina 20 Zone A I II III opmerkingen zorgvoorzieningen ziekenhuis 1,4 1,4 1,4 1,50 1,50 1,50 per bed verpleeghuis / verzorgingstehuis / zorgcentrum 0,7 0,7 0,7 0,50 0,50 0,50 per wooneenheid 60% woonvoorziening gehandicapten 0,7 0,7 0,7 0,50 0,50 0,50 per wooneenheid 60% arts(enpraktijk) 1,7 2,7 2,7 1,50 1,50 1,50 per behandelkamer 60% fysiotherapeut 1,7 2,7 2,7 1,50 1,50 1,50 per behandelkamer 90% tandarts 1,7 2,7 2,7 1,50 1,50 1,50 per behandelkamer 65% minimum 3 pp per huisartsenpost hospice 0,50 0,50 0,50 per wooneenheid 65% psycholoog 1,7 2,7 2,7 1,50 1,50 1,50 per behandelkamer 65% apotheek 1,70 1,70 1,70 per 100 m2 bvo Zone B Zone C aandeel bezoekers

21 Horecavoorzieningen De huidige normen voor de horeca in Gouda zijn over de gehele linie hoog, in een aantal gevallen zelfs hoger dan het maximum dat in de ASVV gehanteerd wordt. Het voorstel is om deze in lijn te brengen met de minimum waarden uit het ASVV. Voor hotel en pension zijn de huidige normen verdeeld over een norm per kamer en daarbovenop een norm voor werknemers. De ASVV gaat uit van alleen een norm per kamer, voorstel is om deze methode te hanteren. Daarbij maakt de ASVV geen onderscheid in de locatie van een hotel. Ervaring leert echter dat een hotel buiten het centrum en niet in de nabijheid van een station gelegen meer gasten krijgt die met de auto komen, voorstel is daarom om voor zone A en B de minimum norm te hanteren en voor zone C de maximum norm. Toegevoegd is stationshoreca, het gaat hier om horeca ten behoeve van de openbaar vervoer reiziger, hierdoor is alleen de parkeerbehoefte voor personeel opgenomen en is het bezoekersaandeel 0%. Indien het gaat om een restaurant of café die ook bedoeld zijn voor andere gasten dan reizigers gelden de gewone normen. Daarnaast is toegevoegd de functie fastfood restaurant; daar deze toch vaak een ander gebruik kent dan de traditionele cafetaria s en restaurants. In zone A en B is de norm hoger dan die van een cafetaria maar lager dan die van een restaurant. Reden hiervoor is dat een fastfood vaak meer klanten trekt dan een cafetaria, in vergelijking met een normaal restaurant blijven ze echter veel korter. In zone C komt de norm overeen met die van restaurant, hoewel de klanten van een restaurant korter blijven trekken ze in de rest van de bebouwde kom vaak veel meer bezoekers doordat ze bijvoorbeeld zijn gelegen nabij de snelweg. GOUDA VOORSTEL I II III horecavoorzieningen Zone A Zone B Zone C aandeel bezoekers café ,00 4,00 5,00 per 100 m2 bvo 90% bar ,00 4,00 5,00 per 100 m2 bvo 90% discotheek ,00 4,00 5,00 per 100 m2 bvo 90% cafetaria ,00 4,00 5,00 per 100 m2 bvo 90% restaurant ,00 8,00 12,00 per 100 m2 bvo 80% hotel ,50 0,50 1,00 per kamer 90% pension ,50 0,50 1,00 per kamer 90% stationshoreca 0,40 0,40 0,40 per 100 m2 bvo 0% fastfood 6,00 6,00 12,00 per 100 m2 bvo 90% pagina 21 opmerkingen

22 Sociaal culturele voorzieningen De huidige parkeernormen voor sociaal culturele voorzieningen zijn hoog, voorstel is om de ASVV normen als uitgangspunt te nemen. Voor museum geeft dit een verlaging. Bibliotheek stond niet expliciet in de huidige parkeernormen en is toegevoegd. Voor bioscoop, theater en schouwburg was er een norm per 100 m2, in de praktijk blijkt dit geen handig uitgangspunt. In de ASVV wordt de norm per stoel aangegeven, voorstel is om dit ook in Gouda te gaan hanteren. Bij het uitgangspunt van de minimum norm zou dit betekenen dat in zone A en B de norm 0,1 per stoel zou zijn en in Zone C 0,2. Gezien de regiofunctie van Gouda en daardoor te verwachten hoger autogebruik is het voorstel in Zone B niet te kiezen voor de minimumnorm van 0,1 maar de maximumnorm van 0,2. Voor Sociaal cultureel centrum, wijk-, buurt- en verenigingsgebouw waren de normen in Gouda hoog, zelfs ruim hoger dan de maximumnorm van de ASVV. Voorstel is om deze aan te passen naar de minimumnorm van de ASVV conform de uitgangspunten. GOUDA VOORSTEL I II III sociaal culturele voorzieningen Zone A Zone B Zone C aandeel bezoekers museum 0, ,30 0,30 0,90 per 100 m2 bvo 95% bibliotheek 0, ,30 0,30 0,90 per 100 m2 bvo 95% bioscoop ,10 0,20 0,20 per zitplaats 95% theater ,10 0,20 0,20 per zitplaats 95% schouwburg ,10 0,20 0,20 per zitplaats 90% sociaal cultureel centrum ,00 1,00 1,00 per 100 m2 bvo 90% wijkgebouw / buurthuis ,00 1,00 1,00 per 100 m2 bvo 90% verenigingsgebouw ,00 1,00 1,00 per 100 m2 bvo 90% opmerkingen pagina 22

23 Sportvoorzieningen Voor een aantal sportvoorzieningen dat wel voorkomt in het ASVV heeft Gouda geen parkeernorm. Het gaat hier om de voorzieningen: gymlokaal, tennisbaan, squashhal, golfbaan en stadion, voorstel is deze toe te voegen. Voor de voorzieningen waar zij wel normen voor heeft, zijn daar waar nodig aangepast aan de minimum ASVV-waarden. Voor sporthal, sportveld, bowlingbaan, biljartzaal, zwembad, manege en jachthaven betekent dit een kleine verlaging. Voor de voorzieningen dansstudio, sportschool en fitness betekent dit deels een kleine verhoging. Voor zover het sporten centraal staat, is geen rekening gehouden met de aanwezigheid van supporters. Is er wel sprake van een wedstrijdfunctie, dan dient per bezoekersplaats 0,1 parkeerplaats te worden toegevoegd. GOUDA VOORSTEL I II III sportvoorzieningen Zone A Zone B Zone C aandeel bezoekers opmerkingen gymlokaal 1,50 1,50 2,00 per 100 m2 bvo 95% sporthal (binnen) 2, ,50 1,50 2,00 per 100 m2 bvo 95% met wedstrijdfunctie + 0,1 per tribuneplaats sportveld (buiten) ,00 per ha netto terrein 95% met wedstrijdfunctie + 0,1 per tribuneplaats dansstudio ,00 2,00 3,00 per 100 m2 bvo 95% sportschool ,00 2,00 3,00 per 100 m2 bvo 95% squashhal 1,00 1,00 1,00 per baan 90% met wedstrijdfunctie + 0,1 per tribuneplaats tennisbaan 2,00 2,00 2,00 per baan 90% met wedstrijdfunctie + 0,1 per tribuneplaats golfbaan - - 6,00 per hole 95% bowlingcentrum ,50 1,50 1,50 per baan 95% biljart- snookerzaal ,50 1,50 1,50 per tafel 95% stadion - - 0,04 per zitplaats 99% zwembad ,00 per 100 m2 wateroppervlak 90% met wedstrijdfunctie + 0,1 per tribuneplaats manege 0,5 0,5 0, ,30 per box 90% fitness ,00 2,00 3,00 per 100 m2 bvo 95% jachthaven ,50 0,50 0,50 per ligplaats 90% pagina 23

24 Overige voorzieningen Een aantal voorzieningen was nog niet opgenomen in de parkeernormen van Gouda, deze zijn toegevoegd, het gaat om: themapark, pretpark, overdekte speeltuin, speelautomatenhal en gameshal. Vergader- en congreszaal vallen in de ASVV onder evenementenhal, beursgebouw en congresgebouw. De norm in Gouda was voor deze functie zeer hoog, 2 maal zo hoog als het maximum in de ASVV. Voorgesteld wordt om zowel de uitgebreide omschrijving als de bijpassende minimumnormen over te nemen. De huidige norm voor volkstuin komt overeen met de ASVV norm en blijft gehandhaafd. De huidige norm voor religiegebouw (kerk, synagoge en moskee) is per 100 m2, in de ASVV wordt de norm per zitplaats gesteld. Voorgesteld wordt om dit over te nemen. Bij begraafplaats / crematorium zijn de huidige normen gelijk aan het maximum van de ASVV normen, voorgesteld wordt de minimumnormen te hanteren. GOUDA VOORSTEL I II III overige voorzieningen Zone A Zone B Zone C aandeel bezoekers evenementenhal 3,00 3,00 5,00 per 100 m2 bvo 99% beursgebouw 3,00 3,00 5,00 per 100 m2 bvo 99% congresgebouw ,00 3,00 5,00 per 100 m2 bvo 99% themapark - - 4,00 per ha netto terrein 99% pretpark - - 4,00 per ha netto terrein 99% overdekte speeltuin 3,00 3,00 3,00 per 100 m2 bvo 90% volkstuin 0,3 0,3 0,3 0,30 0,30 0,30 per perceel 100% kerk ,10 0,10 0,10 per zitplaats 95% moskee ,10 0,10 0,10 per gebedsplaats 95% synagoge ,10 0,10 0,10 per zitplaats 95% begraafplaats/crematorium ,00 15,00 15,00 per gelijktijdige begrafenis/crematie 100% speelautomaten hal 2,00 2,00 2,00 per 100 m2 bvo 90% games 1,00 1,00 1,00 per 100 m2 bvo 80% opmerkingen pagina 24

25 3.2. Het omgaan met dubbelgebruik Parkeren op eigen terrein is een belangrijk uitgangspunt in het Goudse parkeerbeleid. Onder eigen terrein verstaat de gemeente zowel fysiek op eigen terrein, maar ook een gemeenschappelijke voorziening ten behoeve van meerdere functies. Ook is het mogelijk om een bestaande parkeervoorziening te gebruiken als daar nog capaciteit is, in dat geval moet deze parkeercapaciteit wel permanent aan de ontwikkeling verbonden worden. Het tijdelijk nemen van een abonnement is daarbij niet voldoende. Daarnaast kunnen bij ontwikkeling van een gebied, waarbinnen ook openbaar gebied komt, de parkeerplaatsen in het openbaar gebied ook gerekend worden tot eigen terrein. Voorwaarde hierbij is wel dat dit openbaar gebied binnen de projectgrenzen valt. In deze opzet kunnen de parkeerplaatsen in het openbaar gebied gezien worden als centrale parkeervoorziening wat het dubbelgebruik ook ten goede komt. Door toepassing van dubbelgebruik kan het aantal te realiseren parkeerplaatsen worden geoptimaliseerd. Veelal betekent dat er minder parkeerplaatsen nodig zijn, als wanneer men het parkeren afzonderlijk per functie realiseert. Het aantal parkeerplaatsen is zodoende passend (niet te veel en niet te weinig) bij de (combinatie van) functie(s). Concreet betekent dit dat men gezamenlijke parkeervoorzieningen kan bouwen om zo gebruik te maken van elkaars parkeervoorziening of van een gezamenlijk te bouwen parkeervoorziening op afstand. De oplossing moet wel duurzaam zijn. Dat betekent bijvoorbeeld dat bij toepassing van parkeren op afstand de parkeervoorziening zich op een acceptabele loopafstand van de functie bevindt. Wat in dit geval acceptabel is verschilt van functie tot functie en van situatie tot situatie 7. Voor woningen geldt dat er een expliciete koppeling is tussen woning en parkeerplaats. Als een woning wordt verkocht c.q. de huur wordt opgezegd, dan geldt dat ook voor de bij de woning behorende parkeerplaats. 7 Er kunnen geen harde criteria worden gegeven voor wat een redelijke loopafstand is. Zo is in Amsterdam 10 minuten lopen tussen parkeerplek en woning geen probleem, terwijl in Gouda wellicht meer dan 2 minuten lopen als onaanvaardbaar wordt beschouwd. De wijze waarop de Belastingdienst omgaat met acceptabele loopafstand geeft aan dat er geen eenduidige blik is. Alleen in Amsterdam kent men een hard criterium voor het kunnen aftrekken van de rentekosten bij de financiering van de koop van een parkeerplaats. De afstand tot de woning mag niet meer dan 75 meter bedragen. Bijlage toelichting parkeernormen 16 september 2009.doc