Contract, opzegging Opvangvorm Gastouderbureau. Betreft contract opzegtermijn. Inleiding. De klacht

Transcriptie

1 Contract, opzegging 2009 Opvangvorm Gastouderbureau Betreft contract opzegtermijn Inleiding De klacht Ouder/verzorger klaagt er over dat organisatie haar houdt aan een opzegtermijn van drie maanden. Ouder/verzorger maakt gebruik van twee gastouders die zijn bemiddeld door organisatie. Een van de gastouders (opvang op de vrijdag) heeft op 26 augustus 2009 aangegeven per direct met de opvang te willen stoppen; de andere gastouder (opvang op de maandag en de dinsdag) liet weten dat zij binnen een half jaar wilde stoppen. Ouder/verzorger heeft hierop haar kind voor drie dagen geplaatst op een kinderdagverblijf. Ouder/verzorger heeft eind september 2009 het bemiddelingscontract beëindigd met ingang van 1 november Organisatie wil ouder/verzorger houden aan een opzegtermijn van drie maanden voor de bureaukosten. Ouder/verzorger vindt dit onredelijk omdat de gastouders de opvang hebben opgezegd en omdat ouder/verzorger niet het vertrouwen heeft dat de continuïteit van de opvang via het gastouderbureau in de toekomst voldoende gewaarborgd is. Uittreksel Samenvatting Ouder/verzorger heeft voor de bemiddeling en begeleiding van de gastouderopvang voor haar zoon een bemiddelingsovereenkomst, gedateerd 31 oktober 2006, gesloten met organisatie. De opvang is gestart op 2 januari Vanaf de start werd de opvang verzorgd door gastouder A voor de overeengekomen twee dagen per week. Vanaf augustus 2009 heeft ouder/verzorger gastouderopvang nodig voor een derde dag. Aangezien gastouder A op die dag niet beschikbaar was heeft organisatie zich ingezet om een tweede gastouder te vinden voor de derde dag. In augustus 2009 zijn twee gastouders bemiddeld die niet bleken te voldoen aan de wensen van ouder/verzorger. De derde gastouder die werd bemiddeld liet op 26 augustus 2009 weten dat zij op de gewenste dag niet beschikbaar was. Toen gastouder A in september 2009 aan ouder/verzorger liet weten dat zij binnen een half jaar zou gaan stoppen met de opvang, heeft ouder/verzorger besloten uit te

2 zien naar een kinderdagverblijf als alternatief voor de gastouderopvang. Ouder/verzorger heeft de overeenkomst met organisatie op 28 september 2009 opgezegd met ingang van 1 november Organisatie wil ouder/verzorger houden aan een opzegtermijn van drie maanden; dit brengt met zich mee dat de bemiddelingsovereenkomst per 1 december 2009 kan worden beëindigd. Ouder/verzorger heeft op 5 oktober 2009 de onder 1 geformuleerde klacht ingediend bij de Klachtencommissie. Procedure De Klachtencommissie heeft de klacht behandeld in haar zitting van 7 januari Partijen zijn voor de zitting uitgenodigd om hun standpunt voor de commissie toe te lichten. Ouder/verzorger was ter zitting aanwezig, samen met haar echtgenoot. Organisatie was vertegenwoordigd door de directeur. Ten aanzien van de klacht: Standpunt ouders/verzorgers Ouder/verzorger stelt zich op het standpunt dat de overeengekomen opzegtermijn van drie maanden niet gehanteerd mag worden omdat beide gastouders het initiatief hadden genomen om de opvang (op termijn) op te zeggen. Gastouder A gaf aan binnen een half jaar te willen stoppen, hetgeen onzekerheid gaf over de continuïteit; de tweede gastouder had de opvang opgezegd. Ouder/verzorger heeft, gebaseerd op haar slechte ervaringen met de 2008 en 2009 bemiddelde gastouders, niet het vertrouwen dat organisatie de continuïteit van kwalitatief goede opvang van het kind kon waarborgen. Ouder/verzorger is van mening dat zij daarom niet gehouden mag worden aan de opzegtermijn van drie maanden, nu zij voor de opvang per 1 november een goed alternatief had gevonden in het kinderdagverblijf. Standpunt organisatie Organisatie stelt zich op het standpunt dat gastouder A. aan ouder/verzorger heeft aangegeven dat de opvang in elk geval nog tot april 2010 zou doorgaan. Verder is organisatie van mening dat zij haar best heeft gedaan kwalitatief goede gastouders te bemiddelen als invalopvang en voor de gewenste derde dag. Organisatie ziet geen reden om af te wijken van de overeengekomen 3 maanden maar heeft uit coulance een opzegtermijn van 2 maanden aangeboden. Organisatie heeft bij haar besluit mede rekening gehouden met het oordeel van de oudercommissie aan wie ouder/verzorger haar klacht had voorgelegd; deze heeft geoordeeld dat ouder/verzorger gehouden is om de overeengekomen opzegtermijn na te komen. Bevindingen en oordeel van de klachtencommissie

3 De Klachtencommissie heeft onderzoek gedaan naar hetgeen partijen hebben vastgelegd over de beëindiging van de overeenkomst. Verder heeft de commissie zich een oordeel gevormd over de klacht op basis van hetgeen partijen ter zitting en in het schriftelijk traject van hoor en wederhoor naar voren hebben gebracht. Partijen hebben over de beëindiging en de looptijd van het contract in artikel 5 van de bemiddelingsovereenkomst het volgende vastgelegd:...vanaf negen maanden na de ingangsdatum van de overeenkomst, hebben beide partijen het recht de overeenkomst door opzegging te beëindigen met een opzegtermijn van drie maanden Opzegging dient schriftelijk te geschieden... De termijn van de opzegging gaat in vanaf de eerste van de maand opvolgend aan de maand waarin is opgezegd. Organisatie stelt in haar verweer en in de dupliek dat zij geen officiële schriftelijke opzegging van ouder/verzorger heeft ontvangen. Ouder/verzorger heeft aan de Klachtencommissie als bijlagen bij de klacht afschriften van de s aan organisatie overgelegd waaruit blijkt dat zij op 28 september 2009 de overeenkomst opzegt. De ongedateerde brief waarin ouder/verzorger haar opzegging motiveert maakt tevens deel uit van de stukken. De opzegging is door de oudercommissie van organisatie beoordeeld; ouder/verzorger is op de hoogte gebracht van de reactie van de oudercommissie in de , d.d. 30 september De Klachtencommissie is van oordeel dat met bovenstaande voldoende aannemelijk is gemaakt dat de overeenkomst op 28 september 2009 schriftelijk is opgezegd en dat organisatie deze opzegging ook heeft ontvangen. Dit blijk onder andere uit de brief van de oudercommissie, d.d. 30 september 2009, waarin wordt verwezen naar het standpunt van organisatie over het geschil over de opzegtermijn. De Klachtencommissie is van oordeel dat bij de beëindiging van een overeenkomst geldt wat partijen hierover hebben afgesproken. Dit brengt met zich mee dat de overeenkomst met in achtneming van de opzegtermijn doorloopt tot 1 januari Hiervan kan alleen worden afgeweken indien het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de wederpartij wordt gehouden aan de opzegtermijn. Ouder/verzorger is van mening dat zij niet mag worden gehouden aan de opzegtermijn op grond van het volgende: het is niet ouder/verzorger, maar de gastouders die hebben opgezegd; ouder/verzorger heeft geen vertrouwen in de gastouders die door organisatie worden bemiddeld; ad 1.: Uit de door ouder/verzorger overgelegde correspondentie blijkt dat de tweede gastouder in haar van 26 augustus 2009 heeft opgezegd. Ter zitting is de

4 vraag aan de orde geweest of deze gastouder had toegezegd om op de derde dag structureel op te vangen of alleen maar een toezegging had gedaan voor een aantal afgesproken dagen. Ouder/verzorger heeft gesteld dat zij er van uitging dat de bemiddeling een feit was. Organisatie stelde ter zitting dat in de bouwvakantie op korte termijn een oplossing moest worden gezocht en dat onzeker is wat hierover precies is afgesproken. Ouder/verzorger stelde verder dat gastouder A haar op 8 september 2009 heeft laten weten dat zij binnen een half jaar zal stoppen met de opvang. Dit is door organisatie niet weersproken: in de dupliek stelde organisatie dat ouder/verzorger mogelijk ook eerder (dan de aanvankelijke gestelde datum van 28 september 2009) op de hoogte kan zijn gebracht door de gastouder. Partijen verschillen van mening over de termijn die door de gastouder is aangegeven. Organisatie stelt dat de gastouder nog door wilde gaan tot 1 april 2010; ouder/verzorger stelt dat de gastouder de datum waarop zij zal stoppen in het midden heeft gelaten (binnen een half jaar). De klachtencommissie is van oordeel dat voldoende is aangetoond dat ouders/verzorgers zich medio september voor een situatie gesteld zagen dat de continuïteit van de opvang op middellange termijn onzeker was. Voor de gewenste derde dag en de achterwacht op de twee andere opvangdagen was er een direct probleem. De opvang van gastouder A zou uiterlijk binnen een half jaar eindigen. ad 2: Over de onvoldoende kwaliteit van de bemiddelingen in 2008 en 2009 zijn door ouder/verzorger de volgende ervaringen naar voren gebracht: - Er is een gastouder bemiddeld die alleen zwart betaald wilde worden. - Van een van de bemiddelde gastouders beschikte organisatie niet over de wettelijk voorgeschreven Verklaring omtrent Gedrag (VOG). - Organisatie heeft onvoldoende gecontroleerd of de acties die uit de risico-inventarisatie naar voren zijn gekomen worden uitgevoerd door de gastouder (o.a. plaatsen van traphekje, en opheffen gevaarlijke situatie met vaas). - Organisatie heeft onvoldoende gecontroleerd of de gastouder heeft gezorgd voor voldoende op de leeftijd van het op te vangen kind afgestemd speelgoed. Met betrekking tot de punten die door ouder/verzorger over de kwaliteit van de bemiddeling naar voren zijn gebracht heeft de commissie het volgende kunnen vaststellen. - Organisatie heeft ter zitting aangegeven dat de opvang, conform haar beleid,

5 moet voldoen aan de wettelijke eisen; dit houdt in dat de door haar bemiddelde gastouders niet zwart mogen werken, Organisatie gaf ter zitting aan dat zij hierop niet controleert, het onttrekt zich aan haar waarneming omdat zij de kassiersfunctie niet vervult. In haar brief aan ouder, d.d. 2 oktober 2009, stelt organisatie dat zij akkoord is gegaan met een uitzonderingspositie voor de betreffende gastouder. De Klachtencommissie stelt vast dat organisatie daarmee is afgeweken van haar beleid. - Organisatie erkende ter zitting dat zij niet beschikte over een VOG van een andere aan ouder/verzorger bemiddelde gastouder. Organisatie bracht ter zitting naar voren dat de VOG niet ouder dan twee maanden mag zijn op het moment dat de ouder begint met de opvang; daarom is het beleid van organisatie dat de gastouder de VOG pas aanvraagt nadat zij is bemiddeld. Hiermee handelt organisatie, naar het oordeel van de Klachtencommissie in strijd met artikel 50, lid 3 van de Wet Kinderopvang. Dit artikel zegt: De verklaring wordt aan de houder overgelegd voordat een persoon als bedoeld in het tweede lid (personen die werkzaam zijn in een kindercentrum) zijn werkzaamheden aanvangt. De verklaring is op het moment dat zij wordt overgelegd, niet ouder dan twee maanden. Artikel 56, lid 3 Wet Kinderopvang zegt dat dit artikel van overeenkomstige toepassing is op personen die bij een gastouderbureau werken en op gastouders. - Organisatie heeft desgevraagd niet weersproken dat zij in de door ouder/verzorger aangehaalde casussen geen toezicht heeft gehouden op het nakomen van de afspraken over de veiligheid en het speelgoed door de gastouder. De klachtencommissie komt tot de conclusie dat het bemiddelen van een gastouder voor vervanging van gastouder A en voor de opvang op de gewenste derde opvangdag in 2008 en 2009 niet is gelukt. De commissie is van oordeel dat van ouder/verzorger niet mag worden verwacht dat zij voor de derde opvangdag (de vrijdag) nogmaals een bemiddelingsverzoek doet, of gebonden is aan de dienstverlening van organisatie. De commissie heeft daarbij overwogen dat organisatie bij de uiteindelijk niet succesvol gebleken koppelingen een aantal steken heeft laten vallen. De Klachtencommissie heeft er verder kennis van genomen dat ouder/verzorger nadat gastouder A had aangekondigd op middellange (of korte) termijn de opvang ook te zullen stoppen, de keuze heeft gemaakt om naar alternatieve opvang te zoeken. Ter zitting is door ouder/verzorger gesteld zij de gelegenheid om het kind per 1 november 2009 op een kinderdagverblijf te plaatsen heeft aangegrepen. De commissie is van oordeel dat maatstaven van redelijkheid en billijkheid eisen dat ouder/verzorger onder de gegeven omstandigheden wordt vrijgesteld van de overeengekomen opzegtermijn. De commissie heeft daarbij het volgende overwogen.

6 - Ouder/verzorger had geen zekerheid over het moment waarop gastouder A zou stoppen met de opvang. De gastouder had aangekondigd dat zij binnen een half jaar zou stoppen. De gastouder was daarenboven niet gebonden aan een opzegtermijn. - Ouder/verzorger had op basis van haar ervaringen geen vertrouwen in de mogelijkheid van organisatie om op korte termijn een passende oplossing te vinden voor het geval gastouder A op korte termijn zou stoppen. - Om verzekerd te zijn van de continuïteit van de opvang moest ouder/verzorger gebruik maken van het opvangaanbod dat zich in september 2009 aandiende. Uitspraak De Klachtencommissie acht de klacht op grond van de onder 4 geformuleerde bevindingen en oordelen gegrond. Overweging ten overvloede De Klachtencommissie hecht er aan te benadrukken dat zij heeft kunnen constateren dat organisatie bereid en in staat was om in de vakantieperiode op korte termijn een aanbod te doen. De klachtencommissie heeft er tevens kennis van genomen dat organisatie met haar coulanceaanbod om geen drie maanden maar twee maanden opzegtermijn te hanteren blijk heeft gegeven van haar bereidheid om rekening te houden met de omstandigheden waarin ouder/verzorger zich bevond. Status behandeld