Publicatieblad van de Europese Unie L 126. Wetgeving. Niet-wetgevingshandelingen. 62e jaargang. Uitgave in de Nederlandse taal. 15 mei 2019.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Publicatieblad van de Europese Unie L 126. Wetgeving. Niet-wetgevingshandelingen. 62e jaargang. Uitgave in de Nederlandse taal. 15 mei 2019."

Transcriptie

1 Publicatieblad van de Europese Unie L 126 Uitgave in de Nederlandse taal Wetgeving 62e jaargang 15 mei 2019 Inhoud II Niet-wetgevingshandelingen VERORDENINGEN Uitvoeringsverordening (EU) 2019/764 van de Commissie van 14 mei 2019 tot verlening van een vergunning voor een preparaat van Lactobacillus hilgardii CNCM I-4785 en Lactobacillus buchneri CNCM I-4323/NCIMB als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten ( 1 )... 1 Uitvoeringsverordening (EU) 2019/765 van de Commissie van 14 mei 2019 tot intrekking van het antidumpingrecht op bio-ethanol van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika en tot beëindiging van de procedure ten aanzien van deze invoer, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad... 4 Uitvoeringsverordening (EU) 2019/766 van de Commissie van 14 mei 2019 tot afwijking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 wat betreft de uiterste datum voor de indiening van de verzamelaanvraag, steunaanvragen of betalingsaanvragen, de uiterste datum voor de mededeling van wijzigingen in de verzamelaanvraag of betalingsaanvraag en de uiterste datum voor aanvragen voor de toewijzing van betalingsrechten of de verhoging van de waarde van betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling voor BESLUITEN Besluit (EU) 2019/767 van de Commissie van 31 juli 2018 betreffende steunmaatregel SA (2014/C) (ex 2013/NN) die Frankrijk ten uitvoer heeft gelegd door middel van maximering van de CSPE (Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 4975) ( 1 ) Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/768 van de Commissie van 8 mei 2019 tot wijziging van artikel 3 van de statuten van het consortium Geïntegreerde Structuurbiologie Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (Instruct-ERIC) wegens de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 3354) ( 1 ) ( 1 ) Voor de EER relevante tekst. (Vervolg z.o.z.) Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.

2 Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/769 van de Commissie van 14 mei 2019 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2012/715/EU tot vaststelling van een lijst van derde landen met een regelgevingskader dat van toepassing is op werkzame stoffen voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik en de desbetreffende controle- en handhavingsactiviteiten die een niveau van bescherming van de volksgezondheid garanderen dat gelijkwaardig is aan dat in de Unie ( 1 ) ( 1 ) Voor de EER relevante tekst.

3 L 126/1 II (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/764 VAN DE COMMISSIE van 14 mei 2019 tot verlening van een vergunning voor een preparaat van Lactobacillus hilgardii CNCM I-4785 en Lactobacillus buchneri CNCM I-4323/NCIMB als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten (Voor de EER relevante tekst) DE EUROPESE COMMISSIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding ( 1 ), en met name artikel 9, lid 2, Overwegende hetgeen volgt: (1) De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. (2) Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag ingediend voor een vergunning voor een preparaat van Lactobacillus hilgardii CNCM I-4785 en Lactobacillus buchneri CNCM I-4323/NCIMB Bij de aanvraag waren de krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste nadere gegevens en documenten gevoegd. (3) Deze aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor een preparaat van Lactobacillus hilgardii CNCM I en Lactobacillus buchneri CNCM I-4323/NCIMB als toevoegingsmiddel voor diervoeding in de categorie "technologische toevoegingsmiddelen" voor alle diersoorten. (4) De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 2 oktober 2018 ( 2 ) geconcludeerd dat de preparaten van Lactobacillus hilgardii CNCM I-4785 en Lactobacillus buchneri CNCM I-4323/NCIMB onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige gevolgen voor de diergezondheid, de gezondheid van de mens of het milieu hebben. De EFSA heeft ook geconcludeerd dat het toevoegingsmiddel wordt beschouwd als een potentieel inhalatieallergeen en dat er geen conclusies kunnen worden getrokken over sensibilisatie van de huid of de ogen of over irritatie door het toevoegingsmiddel. De Commissie is daarom van mening dat passende beschermende maatregelen moeten worden genomen om negatieve effecten voor de menselijke gezondheid te voorkomen, met name betreffende de gebruikers van het toevoegingsmiddel. De EFSA heeft tevens geconcludeerd dat het betrokken preparaat het potentieel heeft om de productie van kuilvoer met gemakkelijk en middelmatig moeilijk in te kuilen voedermateriaal te verbeteren. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. De EFSA heeft ook het verslag over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend. (5) Uit de beoordeling van de preparaten Lactobacillus hilgardii CNCM I-4785 en Lactobacillus buchneri CNCM I-4323/NCIMB blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van het preparaat zoals omschreven in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan. (6) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, ( 1 ) PB L 268 van , blz. 29. ( 2 ) EFSA Journal (2018); 16 (10): 5455.

4 L 126/ HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Voor het in de bijlage gespecificeerde preparaat, dat behoort tot de categorie "technologische toevoegingsmiddelen" en de functionele groep "inkuiltoevoegingsmiddelen", wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend. Artikel 2 Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, 14 mei Voor de Commissie De voorzitter Jean-Claude JUNCKER

5 Identificatienummer van het toevoegingsmiddel Toevoegingsmiddel Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode Technologische toevoegingsmiddelen: inkuiltoevoegingsmiddelen 1k20757 Lactobacillus hilgardii CNCM I-4785 en Lactobacillus buchneri CNCM I-4323/NCIMB Samenstelling van het toevoegingsmiddel: Bereiding van Lactobacillus hilgardii CNCM I-4785 en Lactobacillus buchneri CNCM I-4323/NCIMB met een minimumgehalte van 1, kve/g toevoegingsmiddel (verhouding 1:1). Karakterisering van de werkzame stof: Levensvatbare cellen van Lactobacillus hilgardii CNCM I-4785 en Lactobacillus buchneri CNCM- I-4323/NCIMB Analysemethode ( 1 ) Telling in het toevoegingsmiddel voor diervoeding en voormengsels: spreidplaatmethode onder gebruikmaking van MRS-agar: EN Identificatie van het toevoegingsmiddel voor diervoeding: Pulsed-fieldgelelektroforese (PFGE). BIJLAGE Diersoort of -categorie Alle diersoorten Maximumleeftijd Minimumgehalte Maximumgehalte kve toevoegingsmiddel/kg vers materiaal Andere bepalingen 1. In de aanwijzingen voor het gebruik van het toevoegingsmiddel en de voormengsels moeten de opslagvoorwaarden worden aangegeven. 2. Minimumgehalte van het toevoegingsmiddel indien niet gecombineerd met andere micro-organismen als inkuiltoevoegingsmiddel: kve/kg (L. hilgardii CNCM I-4785 en L. buchneri CNCM I-4323/NCIMB in de verhouding 1:1) van gemakkelijk en middelmatig moeilijk in te kuilen vers materiaal ( 2 ). 3. Voor gebruikers van het toevoegingsmiddel en voormengsels moeten de exploitanten van diervoederbedrijven operationele procedures en organisatorische maatregelen vaststellen om mogelijke risico's bij gebruik te voorkomen. Indien die risico's met deze procedures en maatregelen niet kunnen worden uitgebannen of tot een minimum kunnen worden teruggebracht, worden bij het gebruik van het toevoegingsmiddel en de voormengsels persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt, waaronder ademhalingsbescherming. Einde van de vergunningsperiode 4 juni 2029 ( 1 ) Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op de website van het referentielaboratorium: ( 2 ) Gemakkelijk in te kuilen voedergewassen: > 3 % oplosbare koolhydraten in het verse materiaal. Middelmatig moeilijk in te kuilen voedergewassen: 1,5-3,0 % oplosbare koolhydraten in het verse materiaal. Verordening (EG) nr. 429/2008 van de Commissie van 25 april 2008 tot vaststelling van voorschriften ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de opstelling en indiening van aanvragen en de beoordeling van en de verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding (PB L 133 van , blz. 1) L 126/3

6 L 126/ UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/765 VAN DE COMMISSIE van 14 mei 2019 tot intrekking van het antidumpingrecht op bio-ethanol van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika en tot beëindiging van de procedure ten aanzien van deze invoer, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad DE EUROPESE COMMISSIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie ( 1 ) ("de basisverordening"), en met name artikel 11, lid 2, Na raadpleging van de lidstaten, Overwegende hetgeen volgt: 1.1. Geldende maatregelen 1. PROCEDURE (1) Naar aanleiding van een antidumpingonderzoek ("het oorspronkelijke onderzoek"), heeft de Raad bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 157/2013 ( 2 ) een definitief antidumpingrecht van 62,3 EUR per metrische ton ("ton") ingesteld voor de invoer van bio-ethanol van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika ("VS" of "het betrokken land"). Deze maatregelen worden hierna "de geldende maatregelen" genoemd Verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen (2) Na de bekendmaking van een bericht dat de maatregelen die van toepassing zijn op korte termijn zouden vervallen ( 3 ), heeft de Europese Commissie op 7 november 2017 een verzoek ontvangen om opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036. (3) Het verzoek werd ingediend door epure ("de indiener van het verzoek") namens producenten die meer dan 25 % van de totale productie van bio-ethanol in de Unie vertegenwoordigen. (4) Het verzoek werd ingediend omdat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting en herhaling van dumping en voortzetting en herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie Opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen (5) Na te hebben vastgesteld dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te openen, kondigde de Commissie op 20 februari 2018 door bekendmaking van een bericht in het ( 4 ) ("het bericht van opening") de opening aan van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening Belanghebbenden (6) In het bericht van opening werden de belanghebbenden uitgenodigd om met de Commissie contact op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie specifiek andere haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs, handelaren/mengers en de autoriteiten van de VS, haar bekende importeurs, leveranciers en gebruikers, alsmede handelaren op de hoogte gesteld van de opening van het onderzoek en hen uitgenodigd daaraan mee te werken. (7) De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld opmerkingen over de opening van het onderzoek te maken en te verzoeken te worden gehoord door de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures. ( 1 ) PB L 176 van , blz. 21. ( 2 ) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 157/2013 van de Raad van 18 februari 2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bioethanol van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika (PB L 49 van , blz. 10). ( 3 ) Bericht van het naderend vervallen van bepaalde antidumpingmaatregelen (PB C 180 van , blz. 37). ( 4 ) Bericht van opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bio-ethanol van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika (PB C 64 van , blz. 7).

7 L 126/ Samenstelling van een steekproef (8) In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening Steekproef van producenten-exporteurs en handelaren/mengers in de VS (9) Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie alle producenten-exporteurs en handelaren/mengers in de VS verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie de relevante autoriteiten van de VS verzocht mogelijke andere producenten-exporteurs en handelaren/mengers die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek, aan te wijzen en/of contact met hen op te nemen. (10) Acht producenten van biobrandstoffen hebben zich gemeld. Geen van hen produceerde echter het onderzochte product. (11) Daarnaast meldden zich drie biobrandstofverenigingen uit de VS, die werden geregistreerd als belanghebbenden Steekproef van producenten in de Unie (12) In haar bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. De steekproef was voornamelijk gebaseerd op productiehoeveelheid, maar bereikte daarnaast tevens een goede geografische spreiding en een goede vertegenwoordiging van verschillende groepen. De voorgestelde steekproef bestond uit vier producenten in de Unie, en de Commissie nodigde de belanghebbenden uit om opmerkingen over de voorlopige steekproef in te dienen. (13) Naar aanleiding van de ontvangen opmerkingen werd één producent die deel uitmaakte van de voorlopige steekproef, vervangen omdat deze gerelateerd was aan een andere producent die deel uitmaakte van de voorlopige steekproef. De vier producenten in de steekproef vertegenwoordigden 25 % van de productie van bioethanol in de Unie gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De steekproef is representatief voor de bedrijfstak van de Unie Steekproef van importeurs (14) Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werd niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. (15) Drie niet-verbonden importeurs hebben de gevraagde informatie verstrekt en ermee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen. Op die basis besloot de Commissie dat een steekproef niet nodig was Niet-medewerking (16) Aangezien geen van de producenten in de VS die zich tijdens het samenstellen van een steekproef meldden, het onderzochte product gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek produceerde, moest de Commissie gebruikmaken van de beschikbare feiten ten aanzien van de producenten-exporteurs, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. (17) De Commissie heeft de autoriteiten van de VS in kennis gesteld van de toepassing van artikel 18, lid 1, van de basisverordening en hen in de gelegenheid gesteld opmerkingen in te dienen. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen. (18) Hoewel geen van de producenten-exporteurs zijn medewerking verleende, hebben de drie biobrandstofverenigingen in de VS die zich hebben gemeld, gedurende het hele onderzoek opmerkingen ingediend. Deze opmerkingen zijn in aanmerking genomen Antwoorden op de vragenlijst (19) De Commissie heeft vragenlijsten gestuurd aan de vier in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en aan de drie niet-verbonden importeurs die zich hadden gemeld. (20) De vragenlijst is ingevuld teruggestuurd door de vier in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en de drie niet-verbonden importeurs. Het onderzochte product werd door twee van de drie niet-verbonden importeurs in het tijdvak van het nieuwe onderzoek feitelijk niet uit het betrokken land ingevoerd, welke importeurs derhalve verder niet in aanmerking werden genomen. Het antwoord op de vragenlijst van de resterende niet-verbonden importeur werd naar behoren in aanmerking genomen.

8 L 126/ Controlebezoeken (21) De Commissie verzamelde en controleerde alle gegevens die zij nodig achtte om de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping, de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade en het belang van de Unie te bepalen. Krachtens artikel 16 van de basisverordening zijn controlebezoeken ter plaatse verricht bij de volgende ondernemingen: producenten in de Unie Pannonia Ethanol Zrt., Dunaföldvar, Hongarije CropEnergies Bioethanol GmbH, Mannheim, Duitsland Cristanol, Bazancourt, Frankrijk Alco Bio Fuel N.V., Gent, België importeurs Shell Trading Rotterdam B.V., Rotterdam, Nederland 1.9. Verdere procedure (22) Ondanks de niet-medewerking van de producenten-exporteurs, zoals toegelicht in overwegingen 10 en 16 tot en met 18, hebben de drie biobrandstofverenigingen in de VS evenals de klager meerdere reeksen opmerkingen ten aanzien van de opening van het onderzoek ingediend. Gezien de conclusies in hoofdstuk 3 worden deze opmerkingen in dit document niet nader behandeld. (23) Op 1 maart 2019 heeft de Commissie de belangrijkste feiten en overwegingen meegedeeld op basis waarvan zij voornemens is het antidumpingrecht in te trekken ("mededeling van feiten en overwegingen"). Alle belanghebbenden konden binnen een bepaalde termijn opmerkingen indienen ten aanzien van de mededeling van feiten en overwegingen. (24) De indiener van het verzoek heeft op 12 maart 2019 schriftelijke opmerkingen ingediend waarin hij zijn standpunt ten aanzien van de bevindingen van de Commissie kenbaar heeft gemaakt. Het komt erop neer dat de indiener van het verzoek bezwaar maakte tegen de voorlopige conclusie van de Commissie dat de dumping waarschijnlijk niet herhaald zou worden indien de maatregelen zouden vervallen. (25) Gezien deze opmerkingen verzochten de drie biobrandstofverenigingen uit de VS om een hoorzitting met de diensten van de Commissie, die plaatsvond op 19 maart Naar aanleiding van deze hoorzitting stuurden deze verenigingen aanvullende documenten aan de Commissie ter onderbouwing van bepaalde beweringen. Op 20 maart 2019 heeft de indiener van het verzoek zijn standpunt in een hoorzitting toegelicht. (26) De opmerkingen van de belanghebbenden zijn onderzocht en waar nodig in aanmerking genomen Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode (27) Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 ("het tijdvak van het nieuwe onderzoek"). Het onderzoek naar ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2014 tot aan het einde van het onderzoektijdvak ("de beoordelingsperiode") Onderzocht product 2. ONDERZOCHT PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT (28) Het onderzochte product is bio-ethanol, soms "brandstofethanol" genaamd, d.w.z. ethylalcohol die is vervaardigd uit landbouwproducten (zoals vermeld in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie), al dan niet gedenatureerd, met uitzondering van producten die meer dan 0,3 % (m/m) water bevatten, gemeten overeenkomstig norm EN 15376, maar inclusief ethylalcohol die is vervaardigd uit landbouwproducten (zoals vermeld in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) en die is vervat in mengsels van benzine die meer dan 10 % (v/v) ethylalcohol bevatten, bestemd voor gebruik als brandstof, van oorsprong uit de VS, momenteel vallend onder de GN-codes ex , ex , ex , ex , ex , ex , ex , ex , ex , ex , ex , ex , ex , ex , ex en ex (Tariccodes , , , , , , , , , , , , , , en ). Bio-ethanol kan worden geproduceerd uit verschillende landbouwgrondstoffen, zoals suikerriet, suikerbieten, aardappelen, maniok en mais. Er kunnen kleine verschillen in het productieproces zijn afhankelijk van de producent.

9 L 126/7 (29) Alle soorten bio-ethanol en het bio-ethanol in de mengsels waarop dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen betrekking heeft, hebben ondanks mogelijke verschillen wat de gebruikte grondstoffen en het productieproces betreft dezelfde of sterk gelijkende fysische, chemische en technische basiseigenschappen en worden voor dezelfde doelen gebruikt. De mogelijke kleine variaties in het onderzochte product veranderen niets aan de basisdefinitie en eigenschappen ervan. (30) Bio-ethanol die is bestemd voor toepassing anders dan brandstof, werd niet door het oorspronkelijke onderzoek en wordt bijgevolg evenmin door dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen bestreken Soortgelijk product (31) In het oorspronkelijke onderzoek is door de Commissie vastgesteld dat het door de bedrijfstak van de Unie vervaardigde en op de markt van de Unie verkochte bio-ethanol dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen heeft als het bio-ethanol dat uit de VS naar de Unie wordt uitgevoerd. Ondanks de uiteenlopende landbouwgrondstoffen die erin worden verwerkt, is bio-ethanol van oorsprong uit de VS uitwisselbaar met bio-ethanol dat is geproduceerd in de Unie. (32) Het voornaamste verschil tussen het merendeel van het bio-ethanol dat wordt verkocht op de markt van de VS en het bio-ethanol dat wordt verkocht op de markt van de Unie, betreft de verschillende normen voor vochtgehalte. Producenten in de VS produceren doorgaans bio-ethanol met een watergehalte van 0,5 % of meer, terwijl de specificaties voor de markt van de Unie een lager watergehalte vereisen, nl. maximaal 0,3 %, gemeten overeenkomstig de norm EN 15376, waardoor producenten in derde landen extra zuivering moeten toepassen om aan de specificaties van de markt van de Unie te voldoen. (33) De Commissie heeft geen opmerkingen over het soortgelijke product ontvangen van de belanghebbenden die opmerkingen hebben ingediend in dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen. Daarom heeft de Commissie bevestigd dat die producten soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. 3. WAARSCHIJIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING 3.1. Inleidende opmerkingen (34) Geen enkele producent-exporteur in de VS of handelaar/menger van het onderzochte product werkte mee aan het onderzoek. Daarom baseerde de Commissie zich, in overeenstemming met artikel 18 van de basisverordening, op de beschikbare gegevens om de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping vast te stellen. In dit verband maakte de Commissie gebruik van statistische gegevens (d.w.z. de databank die in overeenstemming met artikel 14, lid 6, is opgericht, gegevens van Agricultural Marketing Resource Center ("AGMRC"), statistieken van US International Trade Commission ("US ITC") en statistieken van US Energy Information Administration ("US EIA")) alsmede de informatie die de indiener van het verzoek om een nieuw onderzoek in het verzoek had verstrekt. (35) De Commissie heeft de autoriteiten van de VS in kennis gesteld van de toepassing van artikel 18, lid 1, van de basisverordening en hen in de gelegenheid gesteld opmerkingen in te dienen. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen Waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping in de Unie indien de maatregelen zouden vervallen (36) Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening is de Commissie nagegaan of er nog steeds dumping plaatsvond en of het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk tot een voortzetting of herhaling van dumping zou leiden. (37) In de beoordelingsperiode met inbegrip van het tijdvak van het nieuwe onderzoek was de uitvoer naar de Unie van bio-ethanol van oorsprong uit de VS verwaarloosbaar. Volgens de databank die in overeenstemming met artikel 14, lid 6, is opgericht, bedroeg de invoer uit het betrokken land in het tijdvak van het nieuwe onderzoek slechts 4 213,5 ton, wat gelijkstaat aan een marktaandeel van 0,1 %. Het grootste deel van deze hoeveelheid (99 %) is in de loop van één maand in één lidstaat ingevoerd in wat kennelijk één levering is. (38) Op basis van deze feitelijke achtergrond nam de Commissie het voorlopige besluit dat zij over onvoldoende gegevens beschikt om te concluderen dat een representatieve ingevoerde hoeveelheid van het onderzochte product in het tijdvak van het nieuwe onderzoek een aanwijzing vormde van voortzetting van dumping in de Unie. (39) Vervolgens onderzocht de Commissie de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping uit de VS op basis van beschikbare feiten, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening.

10 L 126/ Waarschijnlijkheid van herhaling van dumping indien de maatregelen zouden vervallen (40) De Commissie heeft onderzocht of het waarschijnlijk is dat er opnieuw dumping zou plaatsvinden indien de maatregelen zouden komen te vervallen. Daarbij werden de volgende elementen onderzocht: binnenlandse prijzen in de VS, prijzen van uitvoer uit de VS naar derde landen, productiecapaciteit, reservecapaciteit, verbruik en voorraden van bio-ethanol van alle producenten in de VS, al dan niet in overeenstemming met het standaardvochtgehalte van de markt van de Unie, en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie. Normale waarde (41) Wegens gebrek aan medewerking van de producenten-exporteurs van bio-ethanol in de VS, werd de normale waarde, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, gebaseerd op de gegevens die de indiener van het verzoek om een nieuw onderzoek had verstrekt. (42) Het verzoek om een nieuw onderzoek was gebaseerd op openbaar beschikbare gegevens van AGMRC ( 5 ). In het verzoek om een nieuw onderzoek werd de normale waarde vastgesteld aan de hand van de prijs van bio-ethanol in Illinois, een van de grootste bio-ethanolproducerende staten van de VS. (43) Ten behoeve van de volledigheid heeft de Commissie in haar berekening van de normale waarde de jaarlijkse gemiddelde prijsnotering opgenomen van de binnenlandse verkoopprijs in vier van de grootste bio-ethanolproducerende staten in de VS waarvoor AGMRC volledige gegevens voor het tijdvak van het nieuwe onderzoek heeft verstrekt, d.w.z. Iowa, Illinois, Nebraska en South Dakota. (44) Bovendien beoordeelde de Commissie de marktprijzen van bio-ethanol zoals genoteerd aan de Chicago Board of Trade ("CBOT"). De gemiddelde CBOT-prijs was enigszins hoger dan de gemiddelde binnenlandse verkoopprijs die door AGMRC in het tijdvak van het nieuwe onderzoek is gerapporteerd. (45) Op basis van openbaar beschikbare informatie constateerde de Commissie dat de normen die in de VS voor bioethanol gelden, wat betreft de eisen aan watergehalte verschillen van de normen die gelden op andere markten, waaronder de drie belangrijkste uitvoermarkten van de VS: Brazilië, Canada en Peru. De normen van de VS lieten een hoger watergehalte toe dan de markten in Brazilië, Canada en Peru. (46) De indiener van het verzoek stelde in het verzoek om een nieuw onderzoek dat de Commissie bij het onderzoeken van potentiële uitvoer van bio-ethanol van de VS naar de Unie rekening moet houden met aanvullende kosten van productie in verband met het reduceren van het watergehalte van bio-ethanol ("Unieomschakelingspremie"). Aangezien deze methodologie in het oorspronkelijke onderzoek is gehanteerd, werd dit argument door de Commissie aanvaard. (47) Om een billijke vergelijking overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder a), van de basisverordening mogelijk te maken, heeft de Commissie de binnenlandse verkoopprijs in de VS gecorrigeerd op basis van de informatie die door AGMRC en CBOT werd verstrekt voor de aanvullende omschakelingskosten in verband met het reduceren van het watergehalte van bio-ethanol voor uitvoer. Wegens gebrek aan medewerking van de producentenexporteurs in de VS baseerde de Commissie zich op gegevens die waren verstrekt door de indiener van het verzoek, waarin de Unieomschakelingspremie werd geschat op 12,30 EUR per ton. Om een conservatieve benadering te hanteren paste de Commissie deze premie toe op de normale waarde. Deze normale waarde werd gebruikt in alle dumpingberekeningen, ook de berekeningen op basis van uitvoer naar markten waar de normen voor bio-ethanol een hoger watergehalte toestaan dan de norm van de Unie. Uitvoerprijs (48) De uitvoerprijzen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werden vastgesteld op basis van openbaar beschikbare gegevens, namelijk de statistieken van US ITC. In het verzoek om een nieuw onderzoek wees de indiener van het verzoek Brazilië, Canada en Peru aan als de drie belangrijkste uitvoermarkten van de VS en stelde hij voor de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping te onderzoeken op basis van de uitvoer door de VS naar deze landen. Tevens verstrekte de indiener van het verzoek schattingen voor internationale en binnenlandse vrachtprijzen en voor de Unieomschakelingspremie zoals nader toegelicht in overweging 47. De Commissie aanvaardde deze door de indiener van het verzoek voorgestelde benadering en maakte een inschatting van de prijzen van het door de VS verkochte bio-ethanol op de drie belangrijkste uitvoermarkten van de VS gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek. (49) Daarnaast analyseerde de Commissie ten behoeve van de volledigheid de gemiddelde uitvoerprijs van de totale verkoop van bio-ethanol door de VS aan derde markten, met uitzondering van de Unie. ( 5 ) Beschikbaar op: (voor het laatst bekeken op 12 februari 2019).

11 L 126/9 (50) De uitvoerprijzen die beschikbaar waren in de statistische databank van US ITC, werden gerapporteerd op het niveau vrij langszij schip. De Commissie corrigeerde deze gegevens tot het niveau af fabriek door hierop de kosten van binnenlands vervoer in de VS in te houden. Wegens gebrek aan medewerking van de producentenexporteurs in de VS baseerde de Commissie zich op gegevens over kosten van binnenlands vervoer in de VS die door de indiener van het verzoek waren verstrekt. (51) Bij gebrek aan bewijs anderszins overwoog de Commissie dat de omschakelingskosten met betrekking tot het reduceren van het watergehalte in bio-ethanol reeds in de uitvoerprijzen van de VS naar de individuele uitvoermarkten waren verwerkt. Daarom paste de Commissie geen correctie toe voor de extra kosten voor de producenten-exporteurs in de VS. Vergelijking (52) Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werden de gewogen gemiddelde normale waarde en de gewogen gemiddelde prijs van uitvoer uit de VS naar de drie belangrijkste uitvoermarkten van de VS, zoals hierboven vastgesteld, beide af fabriek, met elkaar vergeleken. Ook werden de gemiddelde normale waarde en de gemiddelde prijs bij uitvoer uit de VS naar alle derde markten, met uitzondering van de Unie, vergeleken. (53) Om een conservatieve beoordeling te maken gebruikte de Commissie een normale waarde vermeerderd met de Unieomschakelingspremie zoals toegelicht in overweging 47 en een uitvoerprijs waarin volgens de aanname van de Commissie eventuele omschakelingskosten reeds waren verwerkt, waardoor het niet nodig was de uitvoerprijs voor omschakelingskosten te corrigeren. Dumpingmarge op basis van prijzen van uitvoer naar derde landen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek (54) Om de dumpingmarge op de uitvoer naar derde landen vast te stellen heeft de Commissie de normale waarde op basis van de gegevens van AGMRC en CBOT vergeleken met de prijs van de uitvoer naar de drie belangrijkste uitvoermarkten van de VS en alle derde markten, met uitzondering van de Unie, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek. (55) De Commissie stelde vast dat er in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen dumping is geconstateerd voor de uitvoer naar de drie belangrijkste uitvoermarkten van de VS die individueel zijn onderzocht en naar alle derde markten met uitzondering van de Unie, in het geheel genomen, ook niet wanneer zij voor de berekening van de normale waarde rekening houdt met de AGMRC-gegevens of de CBOT-prijs. (56) Na de mededeling van feiten en overwegingen stelde de indiener van het verzoek dat de Commissie ten onrechte had geconcludeerd dat er in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen dumping was geconstateerd. In zijn opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen wees de indiener van het verzoek dumping aan op twee uitvoermarkten van de VS (India en VAE) en tevens met betrekking tot uitvoer naar twee lidstaten (Spanje en het Verenigd Koninkrijk). (57) Ten aanzien van de argumenten van de indiener van het verzoek aangaande de uitvoer uit de VS naar de twee lidstaten dient te worden opgemerkt dat de analyse van de Commissie was gebaseerd op de invoer die was geregistreerd in de databank die in overeenstemming met artikel 14, lid 6, is opgericht, die wordt beschouwd als betrouwbaarder dan de uitvoerstatistieken van de VS voor het vaststellen van de hoeveelheden die van de VS in de Unie worden ingevoerd. Een onderzoek van deze invoer in individuele lidstaten was niet relevant voor het onderzoek, omdat de Unie wordt behandeld als één eengemaakte markt en omdat in het dossier noch gesteld noch aangetoond werd dat er sprake was van gerichte dumping (uit de invoer in de Unie waarnaar in overweging 37 wordt verwezen, blijkt geen patroon van uitvoerprijzen die significant tussen regio's of tijdvakken verschilden, waardoor niet werd voldaan aan de eisen voor een analyse van gerichte dumping, met name aangezien ruim 99 % van deze invoer plaatsvond in één lidstaat). (58) In ieder geval werd de invoer uit de VS in de Unie beschouwd als verwaarloosbaar en niet-representatief in het tijdvak van het nieuwe onderzoek zoals besproken in overwegingen 37 en 38. (59) De Commissie controleerde de berekening die de indiener van het verzoek in zijn schriftelijke opmerkingen na de mededeling van feiten en overwegingen had gemaakt, en constateerde in tegenstelling tot de indiener van het verzoek geen dumping boven de de-minimisdrempel voor de uitvoer uit de VS naar India, maar slechts beperkte dumping boven de de-minimisdrempel van 3,1 % over de uitvoer naar de VAE. De uitvoer naar de VAE vertegenwoordigde echter slechts 3 % van de totale uitvoer van bio-ethanol uit de VS en kan bijgevolg op zichzelf niet als representatief worden beschouwd. De Commissie constateerde dat het verschil in de resultaten van deze twee berekeningen wordt veroorzaakt door het feit dat de indiener van het verzoek uitsluitend gegevens van Illinois heeft gebruikt voor het berekenen van de normale waarde, hoewel gegevens voor vier staten van de VS beschikbaar waren, evenals door de gebruikte wisselkoers. Terwijl de indiener van het verzoek de waarden van de uitvoer van USD in EUR omrekende met één jaarlijks gemiddelde wisselkoers, rekende de Commissie de waarden van de uitvoer om met de per maand gemiddelde wisselkoers in de afzonderlijke maanden van het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Daarnaast paste de indiener van het verzoek een correctie in EUR toe voor binnenlandse vracht in de VS op een niveau zoals voorgesteld in het verzoek. Aangezien de indiener van het verzoek de correcties schatte in USD, rekende de Commissie de geschatte waarde om van USD naar EUR met de gemiddelde wisselkoers per maand in de afzonderlijke maanden van het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

12 L 126/ (60) Op basis van de bevinding in overweging 59 overwoog de Commissie dat de bevindingen van beperkte dumping ten aanzien van de uitvoer naar de VAE niet van dien aard waren dat de eerdere bevindingen aangaande het prijsstellingsgedrag van producenten in de VS en/of exporteurs op derde markten zouden moeten worden herroepen. Het argument in overweging 56 moet dan ook worden afgewezen. (61) Bovendien moet worden opgemerkt dat, zoals toegelicht in overweging 48, de Commissie de uitvoer uit de VS naar drie volgens de indiener van het verzoek belangrijke uitvoermarkten van de VS voor bio-ethanol heeft onderzocht. Door dit te doen hanteerde de Commissie, bij gebrek aan medewerking van de producentenexporteurs in de VS, de door de indiener van het verzoek voorgestelde benadering. In dit verband werd door de indiener van het verzoek niet gemotiveerd waarom de drie uitvoermarkten van de VS die in zijn verzoek waren vermeld en door de Commissie zijn onderzocht, niet langer een geschikte basis vormen voor de analyse van de potentiële dumpingpraktijken van producenten in de VS en/of exporteurs op derde markten. Evenmin gaf de indiener van het verzoek aan waarom de vier landen die zijn vermeld in de mededeling van feiten en overwegingen, representatiever zouden zijn of waarom zij representatiever zouden zijn dan de gemiddelde uitvoerprijzen van de totale uitvoer uit de VS naar derde landen met uitzondering van de Unie. (62) Na de mededeling van feiten en overwegingen stelde de indiener van het verzoek verder dat de Commissie had verzuimd de door de indiener van het verzoek verstrekte maandelijkse analyse in aanmerking te nemen, waaruit significante dumpingmarges voor uitvoer uit de VS naar de buitenlandse markten naar voren komen. (63) De Commissie nam nota van de eerdere opmerkingen van de indiener van het verzoek betreffende de maandelijkse analyse. De Commissie bracht in herinnering dat, krachtens artikel 6, lid 1, van de basisverordening, om ervoor te zorgen dat de bevindingen representatief zijn, een onderzoektijdvak wordt vastgesteld dat normaal een periode van ten minste zes maanden beslaat. In het onderhavige geval had de Commissie een onderzoektijdvak van twaalf maanden voorgesteld, in overeenstemming met haar gebruikelijke praktijk voor het vaststellen van dumping en schade. Op basis van het onderzoektijdvak zoals voorgesteld door de Commissie werd een gemiddelde dumpingmarge voor het tijdvak van het nieuwe onderzoek berekend. Uit de analyse van de Commissie bleek dat er in het tijdvak van het nieuwe onderzoek als geheel geen dumping had plaatsgevonden met betrekking tot de uitvoer naar de drie door de indiener van het verzoek geselecteerde markten en naar alle derde markten met uitzondering van de Unie, in het geheel genomen. Deze bevindingen wezen er niet op dat de schade veroorzakende dumping waarschijnlijk zou voortduren, zoals vereist in artikel 11, lid 2, van de basisverordening, veeleer op het tegenovergestelde. Het feit dat in bepaalde maanden dumping waarneembaar was, leidt in dit opzicht niet noodzakelijkerwijs tot een andere conclusie. Het is met name het onderzoektijdvak als geheel dat als indicator voor dumping dient. Aangezien de indiener van het verzoek ten tijde van het bericht van opening (of in een later stadium) geen bezwaar had gemaakt tegen het gebruik van twaalf maanden als onderzoektijdvak, zag de Commissie geen reden om het tijdvak van haar beoordeling van dumping te bekorten. In ieder geval merkte de Commissie op dat slechts in uitzonderlijke omstandigheden voor een tijdvak van minder dan zes maanden moet worden gekozen. Uit de opmerkingen van de indiener van het verzoek bleek niet dat deze omstandigheden aanwezig waren, noch achtte de Commissie deze omstandigheden aanwezig. Evenzo leidt het feit dat er slechts sprake was van dumping voor bepaalde uitvoerbestemmingen, niet noodzakelijkerwijs tot de conclusie dat er dumping plaatsvond door de producenten in de VS en/of de exporteurs op derde markten, en evenmin kan uit dit feit worden afgeleid dat dumping naar de Unie zich zou herhalen. Bijgevolg moet dit argument worden afgewezen Productiecapaciteit, reservecapaciteit, verbruik en voorraden (64) De statistieken van US EIA ( 6 ) gaven in het tijdvak van het nieuwe onderzoek een productiecapaciteit van bioethanol in de VS te zien van 46,4 miljoen ton. Dit is meer dan tien keer de omvang van de markt van de Unie, waar het verbruik in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 4,3 miljoen ton bedroeg. (65) Uit het onderzoek kwam echter geen reservecapaciteit in de VS aan het licht. Uit de statistieken van US EIA bleek dat de bedrijfstak van de VS in het tijdvak van het nieuwe onderzoek meer dan 100 % (47,6 miljoen ton) van zijn nominale capaciteit produceerde. (66) In zijn verzoek om het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen verstrekte de indiener van het verzoek bewijs betreffende het overaanbod op de markt van de VS als gevolg van het beperkte groeipotentieel van het binnenlandse verbruik. Dit argument werd door de indiener van het verzoek in zijn opmerkingen van 20 november 2018 herhaald. (67) De Commissie onderzocht het binnenlandse verbruik en de uitvoer op basis van de statistieken van US EIA en US ITC en stelde vast dat de producenten in de VS in het tijdvak van het nieuwe onderzoek slechts 8 % van hun productiehoeveelheden uitvoerden. Het in de VS geproduceerde bio-ethanol werd derhalve in overgrote meerderheid binnenlands verbruikt. Het verbruik in de VS bedroeg in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 43,3 miljoen ton; met andere woorden, 91 % van de productie van de VS en 93 % van de productiecapaciteit van de VS. ( 6 ) Beschikbaar op: (voor het laatst bekeken op 12 februari 2019).

13 L 126/11 (68) De voorraden bio-ethanol bedroegen 2,9 miljoen ton, slechts 6 % van de totale productie van bio-ethanol in de VS in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Hoewel deze hoeveelheid gelijkstaat aan 68 % van het verbruik in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, overwoog de Commissie dat deze hoeveelheid een normaal niveau vertegenwoordigt dat noodzakelijk is om verstoring in de bevoorrading te voorkomen. De Commissie baseerde deze conclusie op openbaar beschikbare statistieken van US EIA. Uit historische gegevens bleek dat de eindvoorraden van 1992 tot 2003 en van 2004 tot het tijdvak van het nieuwe onderzoek gelijkstonden aan respectievelijk 9 % tot 12 % en 5 % tot 7 % van de totale productie in de VS. (69) Na de mededeling van feiten en overwegingen stelde de indiener van het verzoek dat het feit dat in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 8 % van de productie in de VS van bio-ethanol werd uitgevoerd, bewijs vormde van overaanbod, dat moet worden beschouwd in verhouding met de omvang van de markt van de Unie, aangezien die uitvoerhoeveelheid gelijkstond aan 98 % van het verbruik in de Unie. Tegelijkertijd stelde de indiener van het verzoek dat de situatie van overaanbod erger zou worden vanwege het beperkte groeipotentieel van het binnenlandse verbruik zoals ondersteund door de ontwikkeling van steeds toenemende uit de VS uitgevoerde hoeveelheden. (70) De Commissie erkende dat de markt van de VS veel groter is dan de markt van de Unie in termen van productie, verbruik en uitvoer. Niettemin verstrekte de indiener van het verzoek geen bewijs dat de omvang van de bedrijfstak van de VS herhaling van dumping waarschijnlijk zou maken. Evenmin verstrekte de indiener van het verzoek bewijs dat de voortdurende toename van de uitvoer werd veroorzaakt door het beperkte groeipotentieel van het binnenlandse verbruik van de VS en niet door andere factoren, met name door een toenemende vraag naar bio-ethanol op markten in derde landen. Uit het onderzoek bleek zelfs dat het verbruik van brandstofethanol op de drie belangrijkste uitvoermarkten van de VS was toegenomen met 1,3 miljoen ton, terwijl de productie in die landen was toegenomen met slechts ton. Bovendien bleek uit het onderzoek dat niet alleen de productie en de uitvoer uit de VS toenamen, maar ook het binnenlandse verbruik. In de beoordelingsperiode groeide de productie in de VS met 4,8 miljoen ton, de uitvoer met 1,5 miljoen ton en het binnenlandse verbruik met 3,1 miljoen ton. Daarom moet dit argument worden afgewezen. (71) Na de mededeling van feiten en overwegingen stelde de indiener van het verzoek ook dat de Commissie de door US EIA opgegeven maximale duurzame productiecapaciteit had moeten onderzoeken, die 4,5 % hoger is dan de nominale capaciteit en ook hoger dan de productie in de VS in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De indiener van het verzoek suggereerde dat, als men de maximale duurzame productiecapaciteit beschouwde als de daadwerkelijke productiecapaciteit van de bedrijfstak van de VS, er in het tijdvak van het nieuwe onderzoek een reservecapaciteit was van 0,8 miljoen ton. (72) Daarnaast verstrekte de indiener van het verzoek nieuwsartikelen die dateerden van september 2018 tot januari 2019 inzake de voorgenomen sluiting van ethanolproductiefaciliteiten van een aantal producenten in de VS, ter ondersteuning van zijn beweringen over reservecapaciteit in de VS. (73) Volgens de indiener van het verzoek week de Commissie in dit opzicht af van haar praktijk in het verleden, die inhield dat als de extra capaciteit een aanzienlijke hoeveelheid [betreft] in vergelijking met het verbruik in de Unie tijdens het TNO [ ] [i]ndien deze capaciteit zou worden gebruikt om naar de Unie uit te voeren en op prijs te concurreren met de producenten in de Unie of op prijs te concurreren met de belangrijkste invoer uit derde landen, is het zeer waarschijnlijk dat die uitvoer tegen dumpingprijzen zou plaatsvinden ( 7 ). (74) Met betrekking tot de in overweging 71 vermelde argumenten moet worden opgemerkt dat US EIA alleen in de jaren 2011 en 2012 over de nominale capaciteit en de maximale duurzame productiecapaciteit heeft gerapporteerd ( 8 ). In de daarop volgende jaren was de rapportage beperkt tot de nominale capaciteit. Er waren geen gegevens betreffende maximale duurzame productiecapaciteit beschikbaar voor het tijdvak van het nieuwe onderzoek of de beoordelingsperiode. In dit verband erkende de Commissie dat de nominale capaciteit voor een groot aantal ethanolfabrieken niet noodzakelijkerwijs een fysieke productielimiet vormt. Door efficiëntere bedrijfstechnieken toe te passen kunnen veel ethanolfabrieken boven hun nominale productiecapaciteit werken. Dit bedrijfsniveau, de maximale duurzame capaciteit, is echter inherent subjectief ( 9 ) en hangt onder meer af van het watergehalte dat de producent beoogt te verwezenlijken ( 10 ). Uit het bewijs in het dossier blijkt dat om een laag watergehalte te verwezenlijken, zoals vereist voor uitvoer naar de Unie, de maximale duurzame productiecapaciteit significant lager is dan voor een hoger watergehalte. Derhalve overwoog de Commissie dat de historische ( 7 ) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 191/2014 van de Raad van 24 februari 2014 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde soorten mangaandioxide van oorsprong uit Zuid-Afrika naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 (PB L 59 van , blz. 7). ( 8 ) Beschikbaar op (voor het laatst bekeken op 14 maart 2019). ( 9 ) Beschikbaar op (voor het laatst bekeken op 28 maart 2019). ( 10 ) Zie bijlage II bij de na de hoorzitting ingediende opmerkingen van de verenigingen in de VS van 20 maart zoals beschikbaar in het nietvertrouwelijke dossier.

14 L 126/ gegevens voor maximale duurzame productiecapaciteit voor 2011 en 2012, die niet zijn geactualiseerd, geen betrouwbare aanwijzing vormen van het vermogen van de bedrijfstak van de VS om meer te produceren dan het reeds in het tijdvak van het nieuwe onderzoek bereikte niveau, dat zoals de Commissie reeds erkende, hoger was dan de nominale productiecapaciteit. De Commissie bevestigde dan ook haar oorspronkelijke bevinding dat het bewijs in het dossier, over het geheel genomen, niet wijst op significante reservecapaciteit in de VS. (75) Ten aanzien van de potentiële sluiting van de productiefaciliteiten in de VS had de informatie geen betrekking op het tijdvak van het nieuwe onderzoek of de beoordelingsperiode. Hoewel het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen een toekomstgerichte exercitie is, wordt uitsluitend onderzocht wat er waarschijnlijk zal gebeuren onder de omstandigheden die heersen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. (76) De Commissie overwoog dat de argumenten van de indiener van het verzoek betreffende de productiecapaciteit zoals beschreven in de overwegingen 71 tot en met 73 niet waren onderbouwd en derhalve moeten worden afgewezen. (77) Na de mededeling van feiten en overwegingen stelde de indiener van het verzoek dat de voorraadniveaus van 6 % van de productie niet konden worden beschouwd als normaal niveau om verstoring in de bevoorrading te voorkomen, omdat de voorraden van de producenten in de Unie de orde van grootte van slechts 1,5 % tot 4 % hadden. De indiener van het verzoek onderstreepte verder dat de huidige voorraadniveaus verre van normaal zijn, getuige een nieuwsartikel van februari 2016 ( 11 ). (78) Ten aanzien van voorraadniveaus stelde de indiener van het verzoek verder dat de Commissie had verzuimd een belangrijke zorg weg te nemen van de bedrijfstak van de Unie, met de overweging dat, aangezien de bedrijfstak van de VS in staat was geweest tegen dumpingprijzen uit te voeren in het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek (1 oktober september 2011), er geen reden was om te overwegen dat zij hiertoe niet in staat zouden zijn bij nog hogere voorraadniveaus. (79) Met betrekking tot het argument in overweging 77 verstrekte de indiener van het verzoek geen bewijs aan de hand waarvan de Commissie zou kunnen vaststellen of de voorraadniveaus in de VS ongebruikelijk hoog zijn en derhalve een bedreiging vormen. In het door de indiener van het verzoek aangehaalde artikel van februari 2016 werd een uitzonderlijke situatie beschreven. Op basis van de door US EIA gerapporteerde gegevens waren de eindvoorraden in januari en februari 2016 zelfs de hoogste in de beoordelingsperiode uitgedrukt als percentage van de productie gedurende de voorafgaande twaalf maanden die eindigden in de maand waarvoor de voorraden werden gerapporteerd. (80) Wat het argument in overweging 78 betreft, erkende de Commissie dat de voorraden in absolute waarden waren toegenomen vergeleken met het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek. De toename uitgedrukt als aandeel in de productie was echter onbeduidend (van 5,6 % in het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek tot 6 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek). Bovendien zijn de voorraden in de VS de afgelopen veertien jaar stabiel geweest, 5 tot 7 % van de productie zoals toegelicht in overweging 68. Aangezien de indiener van het verzoek geen bewijs verstrekte voor zijn argument dat het voorraadniveau in de Unie kan worden beschouwd als normaler dan het niveau in de VS, had de Commissie geen reden om aan te nemen dat de voorraadniveaus in de VS ongebruikelijk hoog waren. (81) Daarom moeten de argumenten betreffende voorraden in overwegingen 77 en 78 worden afgewezen Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie (82) Om vast te stellen of de markt van de Unie aantrekkelijk zou zijn voor de producenten in de VS indien de maatregelen zouden vervallen, onderzocht de Commissie de omvang van de markt van de Unie en de marktprijs van de Unie, met name gezien de potentiële verlegging van handelsverkeer. (83) Zoals toegelicht in overweging 64 is de markt van de Unie een relatief kleine markt, met name in vergelijking met de productie in de VS. (84) Invoer in de Unie vond in beperkte mate plaats; in het tijdvak van het nieuwe onderzoek had de bedrijfstak van de Unie een marktaandeel van 96 %. (85) Om de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie op het vlak van prijs te beoordelen, vergeleek de Commissie de marktprijs van de Unie met de eindprijs bij invoer in de Unie op basis van de uitvoerprijzen van de producenten-exporteurs in de VS in het tijdvak van het nieuwe onderzoek op de drie belangrijkste uitvoermarkten van de VS en alle derde uitvoermarkten met uitzondering van de Unie (op basis van de uitvoerstatistieken van US ITC op het niveau vrij langszij schip). ( 11 ) Beschikbaar op (voor het laatst bekeken op 18 maart 2019).

15 L 126/13 (86) Omdat de specificaties omtrent vochtgehalte op de markt van de Unie verschillen van de binnenlandse markt van de VS en de meeste andere uitvoermarkten, zouden de producenten in de VS, indien zij zouden besluiten hun uitvoer naar de Unie te hervatten, extra productiekosten moeten maken in verband met het reduceren van het watergehalte van bio-ethanol zoals toegelicht in overwegingen 45 tot en met 47. Daarom heeft de Commissie naar behoren de uitvoerprijzen voor de Unieomschakelingspremie gecorrigeerd. (87) Bovendien moet worden verduidelijkt dat de Commissie in mei 2012 een verordening heeft bekendgemaakt om de juiste tariefindeling vast te stellen van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur ( 12 ). Sindsdien moet een deel van de invoer van het betrokken product dat in het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek mogelijk is ingedeeld onder andere douanecodes, worden ingedeeld onder GN-code , waarvoor een invoerrecht geldt dat uitvoer ontmoedigt. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek was het conventionele invoerrecht dat gold voor het onderzochte product, 129 EUR per ton dan wel 243 EUR per ton, afhankelijk van de douanecode waaronder het onderzochte product werd ingedeeld. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek stonden deze conventionele invoerrechten gelijk aan 18 % tot 34 % van de eindprijs bij invoer in de Unie zoals berekend in overweging 88 dan wel 18 % tot 36 % van de eindprijs bij invoer in de Unie zoals berekend in overweging 89. (88) Voor de uitvoer uit de VS van het onderzochte product naar de drie belangrijkste uitvoermarkten van de VS en naar alle derde uitvoermarkten met uitzondering van de Unie, liep de berekende prijs bij invoer in de Unie, rekening houdend met internationale vervoerskosten, Unieomschakelingspremie en het conventionele invoerrecht, uiteen van 694 EUR per ton tot 719 EUR per ton. Derhalve was zelfs de laagste prijs bij invoer in de Unie hoger dan de marktprijs van de Unie, die werd vastgesteld op 655 EUR per ton in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Dit betekent dat de producenten-exporteurs in de VS niet in staat zouden zijn op de markt van de Unie te verkopen tegen prijzen die zij in het tijdvak van het nieuwe onderzoek normaal op derde markten hadden gekregen. (89) Ten behoeve van de volledigheid en om een conservatieve benadering te hanteren, berekende de Commissie eveneens een prijs bij invoer in de Unie waarbij de Unieomschakelingspremie werd genegeerd, aangezien in de uitvoerprijzen van de VS doorgaans al enige omschakelingskosten zijn inbegrepen, zoals toegelicht in overwegingen 45 tot en met 47. Volgens deze benadering zou de prijs bij invoer in de Unie zoals vermeld in de voorgaande overweging dalen tot een niveau dat uiteenloopt van 682 EUR per ton tot 707 EUR per ton. Zelfs zonder de Unieomschakelingspremie zouden de producenten-exporteurs in de VS dan ook niet in staat zijn op de markt van de Unie prijzen te krijgen waarvoor zij het onderzochte product in het tijdvak van het nieuwe onderzoek verkochten aan derde markten. (90) Daarom concludeerde de Commissie dat de producenten-exporteurs in de VS niet door prijs zouden worden gemotiveerd om hun uitvoer naar de Unie te verleggen indien de maatregelen zouden vervallen. (91) In het verzoek om een nieuw onderzoek werd verwezen naar bestaande antidumpingmaatregelen ten aanzien van bio-ethanol van oorsprong uit de VS in China, Peru en Brazilië en het daarmee samenhangende mogelijke risico van verlegging van de handel naar de Unie als nog een bron van mogelijke herhaling van dumping. (92) De Commissie erkende de potentieel verleggende effecten van uitvoer van bio-ethanol van oorsprong uit de VS als gevolg van de aanwezigheid van deze maatregelen. Desalniettemin overwoog de Commissie, zoals hierna wordt uiteengezet, dat het risico van verlegging van de handel beperkt zou zijn in een algehele beoordeling van de herhaling van dumping. (93) Ten eerste werden de antidumpingmaatregelen en compenserende maatregelen in China ingesteld op gedroogde spoeling, niet op bio-ethanol, en deze maatregelen werden ruim voor het tijdvak van het nieuwe onderzoek ingesteld. Bijgevolg betreft dit een ander product, waaruit niet direct kan worden afgeleid dat dit rechtstreeks zou leiden tot toenemende invoer van bio-ethanol in de Unie. (94) Vervolgens voerde de indiener van het verzoek in zijn opmerkingen van 5 juli 2018 aan dat de Chinese autoriteiten het invoerrecht op bio-ethanol uit de VS hadden verhoogd van 5 % in 2016 tot 30 % in 2017 met verdere verhogingen tot 45 % en 70 % in Volgens de WTO-database van MBN-tarieven en voorkeurstarieven ( 13 ) bedroeg het invoerrecht in China op GS-onderverdeling echter 5 % in 2009, steeg het vervolgens tot 40 % en daalde het in 2017 weer tot 8 %. Het geldende invoerrecht in China op GS-onderverdeling bedroeg vanaf %, daalde in 2016 tot 30 % en bleef op dit niveau in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De Commissie was bijgevolg niet in staat de bewering van de indiener van het verzoek te bevestigen. ( 12 ) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 211/2012 van de Commissie van 12 maart 2012 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (PB L 73 van , blz. 1). ( 13 ) Beschikbaar op: (voor het laatst bekeken op 13 februari 2019).

16 L 126/ (95) In dit verband bleek uit de statistieken van US ITC dat de uitvoer van het onderzochte product uit de VS naar China hoe dan ook de afgelopen jaren reeds is geabsorbeerd door toegenomen uitvoer naar andere derde landen. Daarom bestaat er slechts een beperkt potentieel risico dat deze uitvoer naar de Unie wordt verlegd indien de maatregelen vervallen. Zelfs indien alle uitvoer van bio-ethanol uit de VS naar China die in het tijdvak van het nieuwe onderzoek had plaatsgevonden, ten belope van ton met een gemiddelde prijs van 442 EUR per ton op het niveau vrij langszij schip, na de stijging van de invoerrechten naar de Unie zou worden verlegd, zou de uitvoer slechts goed zijn voor 3 % van het verbruik van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. (96) Ten tweede, ten aanzien van Brazilië werd in de aanvraag om een nieuw onderzoek verwezen naar een tariefcontingent dat in augustus 2017 was ingesteld, waarbij een tarief van 20 % werd bepaald voor invoer van bioethanol boven een contingent van 600 miljoen liter ( 14 ) ( ton). Zelfs met dit bestaande tarief echter bedroeg de uitvoer van bio-ethanol uit de VS naar Brazilië in het laatste kwartaal van het tijdvak van het nieuwe onderzoek 318 miljoen liter ( ton), meer dan het dubbele van het contingent voor dat kwartaal. Het onderzochte product werd uit de VS naar Brazilië uitgevoerd tegen een gemiddelde prijs van 522 EUR per ton. Hieruit valt op te maken dat Brazilië ondanks het bestaande tarief van 20 % aantrekkelijk bleef voor exporteurs in de VS. Daarom acht de Commissie het niet waarschijnlijk dat de uitvoer naar de Unie zou worden verlegd. (97) Ten derde, wat betreft de bestaande maatregelen in Peru, aangenomen dat de compenserende maatregelen op het niveau van bijna 48 USD per ton, in november 2018 door Peru ingesteld ( 15 ), een volkomen blokkerende werking zouden hebben op de uitvoer uit de VS van bio-ethanol naar Peru (waarvoor de Commissie geen bewijs heeft kunnen verzamelen), zou verlegging van deze invoer, die in het tijdvak van het nieuwe onderzoek ton bedroeg, naar de Unie slechts 3 % hebben bedragen van het verbruik van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Als zodanig zou zelfs het worst-casescenario voor verlegging van de handel als gevolg van de maatregelen van Peru niet kunnen leiden tot een overtuigende vaststelling van herhaling van dumping van bioethanol uit de VS. (98) Na de mededeling van feiten en overwegingen stelde de indiener van het verzoek dat, in tegenstelling tot de conclusies van de Commissie aangaande aantrekkelijkheid, producenten van bio-ethanol in de VS de markt van de Unie als zeer aantrekkelijk beschouwden. De indiener van het verzoek baseerde deze bewering op het feit dat de bedrijfstak van de VS was begonnen met het vernieuwen van de duurzaamheidscertificering die nodig is om bio-ethanol op de markt van de Unie te verkopen naar aanleiding van de richtlijn hernieuwbare energie ( 16 ). Volgens de indiener van het verzoek is de enige reden voor producenten en handelaren in derde landen om in certificering op grond van de richtlijn hernieuwbare energie te investeren, uitvoer naar de Unie mogelijk te maken. De indiener van het verzoek verstrekte een lijst van zeven producenten in de VS (Marquis Energy, Archer Daniels Midland, Green Plains, Cargill, Conestoga Energy Partners twee certificaten, Plymouth Energy) die beweerdelijk hun duurzaamheidscertificering in de Unie hadden vernieuwd. (99) Ter onderbouwing van de beweringen in overweging 98 haalde de indiener van het verzoek een nieuwsartikel van augustus 2017 aan over de plannen van de Amerikaanse productie- en handelsmaatschappij Archer Daniels Midland ("ADM") om zijn droogmaalinrichting voor ethanol in Peoria, Illinois, [opnieuw] te configureren voor de productie van alcohol voor industrieel en consumptief gebruik en brandstof met een hogere marge voor de uitvoermarkt ( 17 ). (100) Hoewel de indiener van het verzoek geen bewijs verstrekte met betrekking tot de duurzaamheidscertificering van producenten en handelaren in de VS op grond van de richtlijn hernieuwbare energie van de Unie, heeft de Commissie deze bewering onderzocht. In dit verband moet worden opgemerkt dat de duurzaamheidscertificering op grond van de richtlijn hernieuwbare energie van de Unie de jure vrijwillig is, dus niet verplicht voor invoer in de Unie. Eventueel gebruik van niet-gecertificeerde biobrandstoffen zou echter niet in aanmerking worden genomen bij het meten van de naleving door een lidstaat van de eisen van deze richtlijn betreffende nationale streefcijfers voor het totale aandeel van energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto-eindverbruik van energie en voor het aandeel van energie uit hernieuwbare bronnen in het vervoer en bij het meten van de naleving door de staat van verplichtingen tot gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen ( 18 ). Aangezien bio-ethanol duurder is dan gewone brandstof, is er op basis van het bewijs in het dossier bijgevolg geen economische reden voor het invoeren van bio-ethanol die niet als duurzaam is gecertificeerd op grond van de richtlijn hernieuwbare energie van de Unie. Daarom concludeerde de Commissie dat er een duidelijke stimulans is om op de markt van de Unie ethanol te verkopen die is gecertificeerd als duurzaam op grond van de richtlijn hernieuwbare energie, als gevolg waarvan de duurzaamheidscertificering de facto noodzakelijk is voor uitvoer naar de Unie. De Commissie constateerde dat slechts vier (Marquis Energy, Green Plains, één van Conestoga Energy Partners, Plymouth Energy) van de zeven door de indiener van het verzoek vermelde ondernemingen in de VS daadwerkelijk beschikten over ( 14 ) Besluit nr. 72 van 31 augustus 2017 en ministeriële verordening nr. 32 van 4 september ( 15 ) Besluit nr. 152 van 6 november ( 16 ) Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PB L 140 van , blz. 16). ( 17 ) Beschikbaar op (voor het laatst bekeken op 15 maart 2019). ( 18 ) Artikel 17 van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PB L 140 van , blz. 16).

17 L 126/15 een duurzaamheidscertificering die geldig was voor de Unie (EU-ISCC ( 19 )-certificering). De overige drie ondernemingen (Archer Daniels Midland, Cargill, één van Conestoga Energy Partners) hadden hun ISCC-PLUS ( 20 )-certificering vernieuwd die van toepassing is op leveranties buiten de Unie, in het bijzonder aan Japan. Bovendien waren alle producenten en handelaren in de VS die voor de Unie waren gecertificeerd, al sinds 2011 zonder onderbreking gecertificeerd ( 21 ). Deze ondernemingen bleven hun certificering vernieuwen ook tijdens de periode dat de antidumpingmaatregelen van kracht waren, ondanks het feit dat zij niet aan de Unie verkochten. Het bewijs in het dossier wijst erop dat de certificering op grond van de richtlijn hernieuwbare energie van de Unie economisch ook belangrijk is voor andere markten, als wereldwijd kenmerk van kwaliteit. Daarom concludeerde de Commissie dat de hernieuwing van de certificering niet slechts valt op te vatten als aanwijzing van de wens van de producenten in de VS om de uitvoer naar de Unie te hervatten, maar in meer brede zin als bewijs van duurzaamheid, dat ook relevant is voor de uitvoer naar andere markten. Daarnaast is de verplichting tot certificering, afgezien van de eis aan het watergehalte en de bestaande invoerrechten, een aanvullende factor die de toegang van de producenten en/of exporteurs in de VS tot de markt van de Unie beperkt en als zodanig de markt minder aantrekkelijk maakt. (101) Ten aanzien van de plannen van ADM is er, hoewel de Commissie erkende dat ADM beoogde zich meer te richten op uitvoer met betrekking tot de brandstofethanol geproduceerd in haar fabriek in Peoria, geen bewijs dat de onderneming beoogde zich te richten op de markt van de Unie, met name omdat ADM niet was gecertificeerd op grond van de richtlijn hernieuwbare energie. Bovendien dient te worden opgemerkt dat met de nieuwe configuratie van de fabriek werd beoogd de productie van brandstofethanol te verminderen en meer de richting van ethanol voor consumptief en industrieel gebruik op te gaan. Als gevolg van deze verandering zou de productiecapaciteit van die fabriek feitelijk met 100 miljoen gallon (circa ton) worden verlaagd, zoals uiteengezet in een ander nieuwsartikel ( 22 ). (102) Bijgevolg moeten beide argumenten betreffende de intenties van de producenten en handelaren in de VS om hun verkopen naar de markt van de Unie te verleggen, beschreven in overwegingen 98 en 99, worden afgewezen. (103) De indiener van het verzoek overlegde verder een studie door een extern team van economen om aan te voeren dat de berekeningen van de Commissie aangaande de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie op het vlak van prijzen onjuist waren en dat, in tegenstelling tot de conclusies van de Commissie, de markt van de Unie aantrekkelijk is voor uitvoer uit de VS. (104) De Commissie erkende dat in vergelijking met sommige uitvoermarkten van de VS de markt van de Unie aantrekkelijk zou kunnen zijn op het vlak van prijs. In het kader van het beoordelen of de schade veroorzakende dumping waarschijnlijk zou voortduren, zoals vereist in artikel 11, lid 2, van de basisverordening en zoals toegelicht in overwegingen 48 en 59, verrichtte de Commissie niettemin haar analyse van de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie op het vlak van prijzen op basis van de drie individuele uitvoermarkten die door de indiener van het verzoek waren voorgesteld. Voor de volledigheid deed de Commissie hetzelfde met de prijzen van alle uitvoer uit de VS naar derde landen, met uitzondering van de uitvoer naar de Unie, in het geheel genomen. De Commissie is juridisch niet verplicht elke uitvoermarkt individueel te onderzoeken. In het onderhavige geval onderzocht de Commissie de twee grootste uitvoermarkten van de VS en een derde markt die door de indiener van het verzoek was geselecteerd. Het zou disproportioneel zijn om alle 36 uitvoermarkten (met uitzondering van de Unie) van de producenten en/of exporteurs van het betrokken product in de VS individueel te onderzoeken wanneer uit een analyse van de grootste uitvoermarkten niet voldoende bewijs van aantrekkelijkheid in prijs naar voren komt. Daarnaast, zoals reeds geconcludeerd in overweging 59, motiveerde de indiener van het verzoek niet waarom de drie uitvoermarkten van de VS die in eerste instantie door de indiener waren voorgesteld en door de Commissie waren onderzocht, niet langer een geschikte basis vormden voor de analyse van de Commissie. Met betrekking tot Brazilië, Canada en Peru, de drie door de indiener van het verzoek voorgestelde markten, zijn de bevindingen in de studie hetzelfde als die van de Commissie met betrekking tot de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie op het vlak van prijzen. Daarom overwoog de Commissie dat de overgelegde studie geen bewijs bevatte van onjuistheden in de berekening van de Commissie. De Commissie overwoog integendeel dat de door de indiener van het verzoek overgelegde studie haar oorspronkelijke bevindingen ondersteunde. (105) Na de mededeling van feiten en overwegingen verstrekte de indiener van het verzoek bewijs over het niveau van invoerrechten in China. Ten aanzien van China voerde de indiener van het verzoek verder aan dat het feit dat de uitvoer naar China reeds door andere derde landen was geabsorbeerd, had moeten worden opgevat als duidelijke erkenning dat er reeds sprake was van verlegging van de handel. ( 19 ) Beschikbaar op (voor het laatst bekeken op 19 maart 2019). ( 20 ) Beschikbaar op (voor het laatst bekeken op 19 maart 2019). ( 21 ) Beschikbaar op (voor het laatst bekeken op 15 maart 2019). ( 22 ) Beschikbaar op (voor het laatst bekeken op 15 maart 2019).

18 L 126/ (106) De Commissie erkende dat de indiener van het verzoek voldoende bewijs had overgelegd over het niveau van invoerrechten in China op ethanol van oorsprong uit de VS. De Commissie ontkende niet dat de exporteurs in de VS nieuwe markten zochten nadat de invoerrechten in China waren verhoogd. Niettemin overwoog de Commissie dat de niveaus van de uitvoer uit de VS naar China in het tijdvak van het nieuwe onderzoek het meest relevant zijn voor het analyseren van de dreiging van mogelijke verlegging van handel naar de markt van de Unie. Hoeveelheden die reeds hun weg naar nieuwe markten hadden gevonden, worden als minder relevant beschouwd. (107) Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde de indiener van het verzoek aan dat de Braziliaanse markt niet aantrekkelijk is voor de producenten en/of exporteurs in de VS gezien het invoerrecht van 20 % dat is ingesteld op invoer die een invoercontingent overschrijdt zoals toegelicht in overweging 96. De indiener van het verzoek onderbouwde dit argument door te verwijzen naar een nieuwsartikel van oktober 2018 waarin wordt gemeld: De uitvoer van ethanol uit de VS op basis van mais naar Brazilië is in augustus gedaald tot het laagste niveau in bijna drie jaar ( 23 ). De indiener van het verzoek voerde daarnaast aan dat de Commissie rekening had moeten houden met het feit dat Brazilië een sterke binnenlandse vraag heeft, maar dat de situatie aan de aanbodzijde, en daarmee ook de benodigde invoerhoeveelheid, varieert. Volgens de indiener van het verzoek zijn de meeste Braziliaanse suiker- en bio-ethanolraffinaderijen "gemengde eenheden", die kunnen omschakelen tussen de productie van suiker en bio-ethanol afhankelijk van de prijzen en de winstgevendheid van de twee producten. (108) Ten aanzien van het effect van het tariefcontingent dient te worden opgemerkt dat in het aangehaalde nieuwsartikel enkel werd gemeld dat de maandelijkse uitvoerhoeveelheden in augustus 2018 een niveau hadden bereikt dat sinds oktober 2015 niet zo laag was geweest. Uit de uitvoerstatistieken van US ITC blijkt zelfs dat er in augustus 2018 een uitvoerhoeveelheid van nul was, een situatie die in oktober 2015 voor het laatst was voorgekomen. Behalve deze vergelijking tussen augustus 2018 en oktober 2015 biedt het nieuwsartikel echter geen enkele informatie over uitvoertrends. In feite werd de uitvoer uit de VS naar Brazilië in september 2018 hervat en steeg deze in het geheel genomen in 2018 vergeleken met het voorafgaande jaar. (109) Daarnaast overwoog de Commissie dat de indiener van het verzoek niet voldoende bewijs had verstrekt over de structuur en het functioneren van de Braziliaanse bio-ethanolindustrie, en dat de Commissie evenmin in staat was dergelijk bewijs te achterhalen. In tegenstelling tot wat de indiener van het verzoek aanvoerde, bleek uit de uitvoerstatistieken van US ITC dat de uitvoer uit de VS van brandstofethanol naar Brazilië in de beoordelingsperiode voortdurend was toegenomen en in 2018 eveneens was gestegen. Daarom moeten de argumenten van de indiener van het verzoek betreffende de aantrekkelijkheid van de Braziliaanse markt voor producenten en/of exporteurs in de VS worden afgewezen. (110) Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde de indiener van het verzoek aan dat de Commissie de waarschijnlijke gevolgen van de maatregelen van Peru voor de markt van de Unie kunstmatig had afgezwakt door de potentiële verlegging van de handel van China en Peru naar elders op te vatten als op zichzelf staand. (111) Rekening houdend met de specifieke situatie van de markt van de Unie, d.w.z. het maximaal toegestane watergehalte van het onderzochte product en de duurzaamheidscertificering op grond van de richtlijn hernieuwbare energie die de facto noodzakelijk is om op de markt van de Unie te verkopen zoals toegelicht in overweging 100, achtte de Commissie het onwaarschijnlijk dat de uitvoer uit de VS naar Peru en China volledig naar de markt van de Unie zou worden verlegd. Bovendien heeft de indiener van het verzoek deze bewering niet nader onderbouwd. Daarom moet dit argument worden afgewezen Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping (112) Gezien de bovenstaande beoordeling over de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping indien de maatregelen komen te vervallen concludeerde de Commissie dat het onwaarschijnlijk was dat de producenten van bio-ethanol in de VS significante hoeveelheden bio-ethanol tegen dumpingprijzen naar de Unie zouden uitvoeren mochten de maatregelen vervallen. (113) Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde de indiener van het verzoek aan dat de Commissie haar praktijk uit het verleden had moeten volgen door te concluderen dat het gebrek aan medewerking van de producenten in de VS aanvullend en belangrijk bewijs vormt dat "de producenten-exporteurs niet bereid of in staat waren aan te tonen dat er geen dumping zou plaatsvinden als de maatregelen zouden vervallen" ( 24 ). (114) In reactie bracht de Commissie om te beginnen in herinnering dat haar besluitvormingspraktijk die plaatsvindt op basis van een beoordeling per zaak niet bindend kan zijn voor toekomstige onderzoeken en derhalve geen aanwijzing is van de wijze waarop bepaalde bevindingen van de Commissie moeten worden gedaan. Ten tweede werd de vaststelling in het aangehaalde onderzoek beschouwd als aanvullende factor, één van de vele, waarop de Commissie haar conclusie in dat specifieke geval baseerde. Ten derde kan de niet-medewerking van de producenten-exporteurs in de VS, als aanvullende factor, worden beschouwd als rem op het verzamelen van gedetailleerde gegevens ten aanzien van de beoordeling van voortzetting en herhaling van dumping, hetgeen ( 23 ) Beschikbaar op (voor het laatst bekeken op 15 maart 2019). ( 24 ) Verordening (EG) nr. 1001/2008 van de Raad van 13 oktober 2008 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit de Republiek Korea en Maleisië, naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 (PB L 275 van , blz. 18).

19 L 126/17 noodzakelijkerwijs ertoe leidt dat de Commissie zich baseert op beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. De Commissie overwoog echter dat niet-medewerking geen reden kan zijn voor het verlengen van de maatregelen. In dit specifieke geval beschouwde de Commissie de niet-medewerking van de producenten-exporteurs in de VS inderdaad als een element dat een volledige en grondige beoordeling van alle factoren in de weg stond en baseerde zij zich daarom op de beschikbare feiten. Na al het haar ter beschikking staande bewijsmateriaal in aanmerking te hebben genomen, en onder toepassing van artikel 18 van de basisverordening, concludeerde de Commissie dat het niet waarschijnlijk is dat dumping zich herhaalt als de maatregelen vervallen. Daarom moet ook dit argument worden afgewezen Conclusie (115) Aangezien herhaling van uitvoer met dumping uit het betrokken land niet waarschijnlijk is, is het ook niet nodig de waarschijnlijkheid van herhaling van schade en het belang van de Unie te analyseren. De maatregelen ten aanzien van invoer van bio-ethanol van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika moeten derhalve worden ingetrokken en de procedure moet worden beëindigd. 4. CONCLUSIE (116) Uit de bovenstaande overwegingen volgt dat de antidumpingmaatregelen die bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 157/2013 zijn ingesteld voor de invoer van bio-ethanol van oorsprong uit de VS, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening, moeten worden ingetrokken. (117) Het comité dat is ingesteld bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 heeft geen advies uitgebracht. HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Het antidumpingrecht op bio-ethanol, soms "brandstofethanol" genaamd, d.w.z. ethylalcohol die is vervaardigd uit landbouwproducten (zoals vermeld in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie), al dan niet gedenatureerd, met uitzondering van producten die meer dan 0,3 % (m/m) water bevatten, gemeten overeenkomstig norm EN 15376, maar inclusief ethylalcohol die is vervaardigd uit landbouwproducten (zoals vermeld in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) en die is vervat in mengsels van benzine die meer dan 10 % (v/v) ethylalcohol bevatten, bestemd voor gebruik als brandstof, momenteel vallend onder de GN-codes ex , ex , ex , ex , ex , ex , ex , ex , ex , ex , ex , ex , ex , ex , ex en ex (Taric-codes , , , , , , , , , , , , , , en ) en van oorsprong uit de VS wordt hierbij ingetrokken en de procedure met betrekking tot deze invoer wordt beëindigd. Artikel 2 Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, 14 mei Voor de Commissie De voorzitter Jean-Claude JUNCKER

20 L 126/ UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/766 VAN DE COMMISSIE van 14 mei 2019 tot afwijking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 wat betreft de uiterste datum voor de indiening van de verzamelaanvraag, steunaanvragen of betalingsaanvragen, de uiterste datum voor de mededeling van wijzigingen in de verzamelaanvraag of betalingsaanvraag en de uiterste datum voor aanvragen voor de toewijzing van betalingsrechten of de verhoging van de waarde van betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling voor 2019 DE EUROPESE COMMISSIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen van de Raad (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 ( 1 ), en met name artikel 78, eerste alinea, onder b), en tweede alinea, Overwegende hetgeen volgt: (1) Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie ( 2 ) zijn de uiterste datum voor de indiening van de verzamelaanvraag, steunaanvragen of betalingsaanvragen, de uiterste datum voor de mededeling van wijzigingen in de verzamelaanvraag of betalingsaanvraag en de uiterste datum voor de indiening van aanvragen voor de toewijzing van betalingsrechten of de verhoging van de waarde van betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling vastgesteld. (2) Naar aanleiding van de nieuwe verplichtingen uit hoofde van de algemene verordening gegevensbescherming ( 3 ) voeren de lidstaten thans wijzigingen door in hun administratieve systeem voor areaalgebonden betalingen; daarbij gaat het onder meer om een reorganisatie van de informatietechnologiesystemen, wijzigingen in de procedures, en voorlichtingsactiviteiten om de begunstigden op de hoogte te brengen van de nieuwe rechtsvoorschriften. Bijgevolg hebben zich in de lidstaten uitzonderlijke administratieve problemen voorgedaan. (3) Die situatie heeft afbreuk gedaan aan de mogelijkheid van de begunstigden om de verzamelaanvraag, steunaanvragen of betalingsaanvragen en aanvragen voor de toewijzing van betalingsrechten of de verhoging van de waarde van betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling in te dienen binnen de bij artikel 13, lid 1, en artikel 22, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 vastgestelde termijnen. (4) Derhalve moet worden voorzien in een afwijking van artikel 13, lid 1, en artikel 22, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 die het de lidstaten mogelijk maakt voor 2019 een uiterste datum voor de indiening van de verzamelaanvraag, steunaanvragen of betalingsaanvragen en een uiterste datum voor de indiening van aanvragen voor de toewijzing van betalingsrechten of de verhoging van de waarde van betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling vast te stellen die later zijn dan de uiterste datums die bij die artikelen zijn vastgesteld. Aangezien de bij artikel 11, lid 4, en artikel 15, leden 2 en 2 bis, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 bedoelde datums en perioden zijn gekoppeld aan de bij artikel 13, lid 1, van die verordening vastgestelde uiterste datum, moet in een soortgelijke afwijking worden voorzien voor de mededeling van de resultaten van voorafgaande controles en van wijzigingen in de verzamelaanvraag of de betalingsaanvraag. (5) Aangezien deze afwijkingen betrekking moeten hebben op de verzamelaanvraag, steunaanvragen en betalingsaanvragen, wijzigingen in de verzamelaanvraag of betalingsaanvraag en aanvragen voor de toewijzing van betalingsrechten voor het jaar 2019, moet de onderhavige verordening van toepassing zijn op de genoemde aanvragen die betrekking hebben op het jaar (6) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor rechtstreekse betalingen en het Comité voor plattelandsontwikkeling, ( 1 ) PB L 347 van , blz ( 2 ) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden (PB L 227 van , blz. 69). ( 3 ) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van , blz. 1).

21 L 126/19 HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 In afwijking van artikel 13, lid 1, eerste alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 stellen de lidstaten voor het jaar 2019 uiterste datums voor het indienen van de verzamelaanvraag, steunaanvragen of betalingsaanvragen vast die niet later zijn dan 15 juni. Artikel 2 In afwijking van artikel 15, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 worden voor het jaar 2019 in de lidstaten die gebruikmaken van de afwijking waarin artikel 1 van de onderhavige verordening voorziet, de overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 in de verzamelaanvraag of betalingsaanvraag aangebrachte wijzigingen uiterlijk op 15 juni meegedeeld aan de bevoegde autoriteit. Artikel 3 De afwijkingen waarin de artikelen 1 en 2 voorzien, gelden in de betrokken lidstaten ook voor de berekening van de perioden van respectievelijk 26, 35 en 10 kalenderdagen na de uiterste datum van indiening van de verzamelaanvraag, de steunaanvraag of de betalingsaanvragen en de uiterste datum voor de mededeling van wijzigingen, als bedoeld in artikel 11, lid 4, en artikel 15, lid 2 bis, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014. Artikel 4 In afwijking van artikel 22, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 stellen de lidstaten voor het jaar 2019 een datum voor de indiening van aanvragen voor de toewijzing van betalingsrechten of verhoging van de waarde van betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling vast die niet later is dan 15 juni. Artikel 5 Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het. Zij is van toepassing op aanvragen die betrekking hebben op het jaar Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, 14 mei Voor de Commissie De voorzitter Jean-Claude JUNCKER

22 L 126/ BESLUITEN BESLUIT (EU) 2019/767 VAN DE COMMISSIE van 31 juli 2018 betreffende steunmaatregel SA (2014/C) (ex 2013/NN) die Frankrijk ten uitvoer heeft gelegd door middel van maximering van de CSPE (Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 4975) (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst) DE EUROPESE COMMISSIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 2, eerste alinea, Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name artikel 62, lid 1, onder a), Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen ( 1 ) te hebben verzocht hun opmerkingen te maken en gezien deze opmerkingen, Overwegende hetgeen volgt: 1. PROCEDURE (1) Na inleidende contacten in de loop van 2013 met de diensten van de Commissie heeft Frankrijk op 11 oktober 2013 kennisgeving gedaan van zijn steunregeling voor windenergie aan land, die op die datum gefinancierd werd met een belasting op elektriciteit, de zogenaamde "contribution au service public de l'électricité" (hierna "CSPE" genoemd). (2) Daar de regeling op het moment van de kennisgeving al van kracht was, is het dossier op 29 november 2013 ingeschreven in het register van niet-aangemelde steunmaatregelen. (3) Bij brief van 27 maart 2014 heeft de Commissie Frankrijk meegedeeld dat zij geen bezwaar had tegen de steun voor windenergie aan land, maar wel betwijfelde of de CSPE-kortingen die aan verbruikers van zelf opgewekte elektriciteit, grootverbruikers van elektriciteit en elektriciteitsintensieve verbruikers waren verleend, verenigbaar waren met de interne markt. Derhalve heeft de Commissie Frankrijk in kennis gesteld van haar besluit om ten aanzien van deze CSPE-kortingen de procedure van artikel 108, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna "VWEU" genoemd) in te leiden. (4) Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure (hierna "het inleidingsbesluit" genoemd) is in het bekendgemaakt. De Commissie heeft de belanghebbenden verzocht hun opmerkingen te maken over de desbetreffende maatregelen en over een eventuele toepassing van de richtsnoeren voor staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie voor de periode ( 2 ) (hierna "de richtsnoeren van 2014" genoemd) op de CSPE-kortingen in kwestie. (5) De Commissie heeft van vijf belanghebbenden opmerkingen ter zake ontvangen. i) Air Liquide, bij brief van 3 november 2014; ii) EDF, bij brief van 17 november 2014; iii) de RATP, bij brief van 2 december 2014; iv) de SNCF, bij brief van 3 december 2014, en v) de Union des Industries Utilisatrices d'energie (UNIDEN), bij brief van 3 november Deze opmerkingen hadden ten eerste betrekking op de vraag of er sprake was van staatssteun en ten tweede op de vraag of de maatregelen verenigbaar waren met het VWEU enerzijds, en de richtsnoeren van 2014 anderzijds. ( 1 ) PB C 348 van , blz. 78. ( 2 ) PB C 200 van , blz. 1.

23 L 126/21 (6) Frankrijk heeft zijn opmerkingen op 5 mei 2014 kenbaar gemaakt in een nota, die op 22 oktober 2015 is aangevuld met een brief. Na de verschillende CSPE-kortingen te hebben herhaald, voerde Frankrijk in die correspondentie om te beginnen aan dat de aan zelfopwekkers verleende CSPE-kortingen geen staatssteun waren. Verder was Frankrijk van mening dat het CSPE-maximum per locatie en het CSPE-maximum van 0,5 % van de toegevoegde waarde verenigbaar waren met de regels inzake staatssteun. (7) In de loop van de formele onderzoeksprocedure heeft de Commissie zeven keer om inlichtingen verzocht, tussen 21 augustus 2014 en 27 oktober De Franse autoriteiten hebben tussen 7 mei 2014 en 12 december 2017 elf nota's en documenten met informatie gestuurd. Deze informatie-uitwisselingen hadden betrekking op i) de verduidelijking van de overgemaakte CSPE-bedragen en de kortingen die waren verleend aan bepaalde categorieën begunstigden, ii) de kwalificatie van de maatregelen als staatssteun en de juridische analyse van de overeenstemming van die maatregelen met de regels inzake staatssteun, en iii) de indiening van een aanpassingsplan om de verleende CSPE-kortingen terug te brengen tot een niveau dat verenigbaar is met de geldende regels inzake staatssteun. Het eerste aanpassingsplan is ingediend in de nota van 4 november De definitieve versie van dat plan is ingediend in de nota van 23 november BESCHRIJVING VAN DE MAATREGELEN (8) In dit deel wordt achtereenvolgens ingegaan op de CSPE en de voor de periode toegekende CSPEkortingen, waarop dit besluit betrekking heeft Uiteenzetting van de CSPE (9) De CSPE is ingevoerd bij wet nr van 3 januari 2003 betreffende de gas- en elektriciteitsmarkt en de openbare dienstverlening voor energie (hierna "wet nr " genoemd). De in dit besluit beschreven regeling is de regeling die gold vóór de hervorming van de CSPE in 2016, zoals ingevoerd bij de wijzigingswet inzake financiën voor 2015, nr van 29 december 2015 (LFR 2015). (10) De CSPE is bedoeld als vergoeding van de meerkosten verbonden aan de lasten van de openbare dienstverlening voor elektriciteit door de traditionele elektriciteitsleveranciers (EDF en de lokale distributiebedrijven). Die meerkosten vloeien hoofdzakelijk voort uit de financiering van vier soorten beleidsmaatregelen: a) ze zijn ten eerste het gevolg van de verplichting voor EDF of de lokale distributiebedrijven om elektriciteit af te nemen die door bepaalde types installaties is opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen (zoals windenergie en zonne-energie). Dit deel vertegenwoordigt 39 % van de geïnde CSPE over de gehele periode waarin de maatregelen van kracht waren, namelijk ; b) ze komen overeen met de financiering van hoogrenderende warmte-krachtkoppeling, te weten 25 % van de geïnde CSPE over de periode In zijn nota van 20 december 2016 heeft Frankrijk aangegeven dat de CSPE alleen bedoeld was voor financiering van hoogrenderende warmte-krachtkoppeling. In die nota heeft Frankrijk aangegeven dat deze steun enerzijds vorm kreeg in een tussen 1997 en 2001 ingevoerde regeling houdende een afnameovereenkomst bij warmte-krachtkoppelingsinstallaties met een energierendement van meer dan 65 %, en anderzijds in steun, vanaf 2013, aan hoogrenderende warmte-krachtkoppelingsinstallaties op aardgas met een rendement van meer dan 12 mw; c) ze zijn het gevolg van de vergoeding aan elektriciteitsproducenten in geïsoleerde gebieden (Corsica of overzeese departementen), opdat die geen hogere kosten van opwekking aan de eindverbruiker van elektriciteit doorberekenen dan producenten in continentaal Frankrijk, waar de kosten van opwekking wegens de invloed van kernenergie verhoudingsgewijs lager zijn. Deze post vertegenwoordigt 31 % van de in totaal geïnde CSPE over de gehele beschouwde periode Dit systeem om in Corsica en de overzeese departementen tarieven voor elektriciteit te handhaven die gelijk zijn aan de tarieven die in continentaal Frankrijk van toepassing zijn, wordt ook wel aangeduid met de benaming "tariefnivellering"; d) ze ontstaan voor 3 % als gevolg van de invoering van het sociaal tarief voor de zogenaamde "eerste levensbehoefte", net als een deel van de kosten die door elektriciteitsleveranciers worden gedragen wegens hun financiële bijdrage aan de regeling voor personen die in een onzekere situatie verkeren.

24 L 126/ (11) De Commissie wijst erop dat er naast deze met de CSPE gefinancierde beleidsmaatregelen nog andere beleidsmaatregelen met de CSPE worden gefinancierd, zij het in mindere mate. Die maatregelen maken minder dan 2 % van de geïnde CSPE uit. De voornaamste hiervan zijn: 1. de steun die tussen 2003 en 2015 is toegekend aan installaties die elektriciteit opwekken uit de verbranding van huisvuil. EDF en de lokale distributiebedrijven waren toen verplicht om tegen een bij ministerieel besluit vastgesteld tarief elektriciteit uit deze installaties af te nemen. De meerkosten die deze exploitanten daardoor droegen, werden vergoed uit de CSPE. Frankrijk heeft daarbij in aanmerking genomen dat het aandeel hernieuwbare energie dat door deze installaties wordt opgewekt 50 % bedraagt, overeenkomstig de regels voor energiestatistieken van het IEA en Eurostat; 2. de steun voor installaties die in piekperioden bijdragen aan de voorzieningszekerheid. Deze installaties werken voornamelijk op diesel en zijn in de jaren negentig gebouwd. Ze worden gedurende een beperkt aantal uren ingezet naargelang de behoeften van het elektriciteitssysteem; 3. de steun voor verschillende maatregelen (221 miljoen EUR over de periode ), namelijk ten eerste de financiering van zogenaamde vermogensgarantieovereenkomsten om onafhankelijke productie te stimuleren (elektriciteitscentrales met een vermogen van minder dan kva, centrales die bedoeld zijn om de calorische waarde van stadsafval te benutten), die door Frankrijk van "bijkomend nut" voor de openbare dienstverlening voor elektriciteit geacht worden. Ten tweede, de financiering van overeenkomsten met verschillende producenten voor afname van hun productie. (12) Artikel L121-7 van het energiewetboek (Code de l'énergie) bepaalt dat de lasten die toerekenbaar zijn aan taken van openbare dienstverlening voor elektriciteit vergoed worden uit de bijdragen die zijn verschuldigd door de eindverbruikers van elektriciteit die op het nationale grondgebied verblijven. Al deze componenten samen vormen dus de meerkosten voor Franse verbruikers. De bijdrage wordt betaald door alle eindverbruikers van elektriciteit, daaronder begrepen zelfopwekkers, naar verhouding van het verbruik in kwh (kilowattuur). Tussen 2003 en 2015 heeft de CSPE zich als volgt ontwikkeld: Schommelingen in de geïnde CSPE-bedragen /2015 (in EUR/MWh) CSPE 3,0 3,3 4,5 4,5 4,5 4,5 4,5 4,5 9,0 10,5 13,5 16,5 19,5 Bron: verslag Cour des Comptes (13) De bijdragen van de in aanmerking komende eindverbruikers, die hun rechten hebben uitgeoefend op grond van punt III van artikel 22 van wet nr van 10 februari 2000 betreffende de modernisering en ontwikkeling van de openbare dienstverlening voor elektriciteit (hierna "wet nr " genoemd), en die via het openbaar transportnetwerk of door een openbaar distributienetwerk van stroom worden voorzien, worden geïnd door de exploitant die belast is met het beheer van het netwerk waarop die verbruikers zijn aangesloten, in de vorm van een extra heffing op het gebruikstarief van het netwerk. (14) De door die exploitant geïnde bijdragen worden via de Caisse des dépôts et consignations overgemaakt aan de exploitanten die de lasten van de openbare dienstverlening dragen. De Caisse des dépôts et consignations maakt die bijdragen viermaal per jaar over aan de exploitanten die de lasten dragen waarvoor de geïnde bedragen bedoeld zijn. Elk jaar op 1 januari maakt de CDC aan de nationale energieombudsman een bedrag over dat gelijk is aan zijn begroting. (15) De Caisse des dépôts et consignations legt deze verschillende transacties vast in een aparte rekening. De beheerskosten van de Caisse des dépôts et consignations worden elk jaar vastgesteld door de ministers die bevoegd zijn voor economie en energie. Wanneer het totale bedrag van de geïnde bijdragen niet overeenkomt met het vastgestelde bedrag van de lasten van het boekjaar, wordt het tekort het daaropvolgende jaar geregulariseerd via de bijdragen die voor dat jaar verschuldigd zijn. Indien de voor een bepaald jaar verschuldigde bijdragen niet in dat jaar kunnen worden geïnd, worden ze toegevoegd aan de bijdragen die verschuldigd zijn voor het jaar daarop ( 3 ). (16) De Commission de régulation de l'énergie (afgekort CRE) evalueert elk jaar in haar jaarverslag de werking van de regeling betreffende de lasten van de openbare dienstverlening voor elektriciteit. Decreet nr , zoals gewijzigd (decreet nr van 28 januari 2004 betreffende vergoeding van de lasten van de openbare dienstverlening voor elektriciteit) regelt de werking van de vergoeding: elk jaar vóór 15 oktober dient de CRE bij de ( 3 ) ECLI:EU:C:2013:851.

25 L 126/23 minister van energie een kostenraming voor het volgende jaar in, evenals de benodigde bijdrage per in Frankrijk verbruikte eenheid (kwh) om die kosten te financieren. Het voorstel van de CRE wordt opgesteld op basis van de definitieve kostenopgave van het vorige jaar (N 1) en de voorlopige kostenopgave voor het volgende jaar (N + 1). De opgaven worden opgesteld door de exploitanten die de kosten dragen. Zoals uitgelegd in de overwegingen 14 en 15, wordt de inning centraal uitgevoerd door de Caisse des dépôts et consignations. (17) De CRE controleert de werkelijke kosten. De kosten die verband houden met de steun voor hernieuwbare energie zijn gelijk aan het verschil tussen het steunbedrag en de marktprijs die de afnameplichtige exploitanten voor die energie hebben gekregen. De marktprijs dient aldus als ijkpunt om de hoogte van de vergoeding te bepalen. De CRE heeft aangegeven volgens welke methode die marktprijs wordt vastgesteld. Als marktprijs wordt niet de werkelijke marktprijs die de afnameplichtige exploitant heeft gekregen gehanteerd, maar een referentiewaarde die wordt vastgesteld aan de hand van verschillende parameters die het gedrag van een succesvolle marktdeelnemer zo goed mogelijk weerspiegelen (prijs op de termijnmarkt en spotprijs met verschillende wegingen afhankelijk van de productiewijze, prijs op de dagmarkt, prijs voor verrekening van onbalans in het net), om de afnameplichtige exploitant te stimuleren goede resultaten te behalen. (18) Onverminderd de toepassing van de sancties waarin de wet voorziet indien de bijdrage niet of onvolledig wordt betaald binnen een termijn van twee maanden vanaf de datum waarop zij is verschuldigd, stuurt de CRE een aanmaning met een vertragingsboete ter hoogte van 10 % van het bedrag van de verschuldigde bijdrage. Als ten slotte de betaling van de voorziene bijdragen door een betalingsplichtige uitblijft, legt de minister van energie een administratieve sanctie op volgens de voorwaarden van dat artikel 41. (19) Tussen 2003 en 2015 is door de netwerkexploitant 36,9 miljard EUR aan CSPE geïnd. Dat bedrag is als volgt onderverdeeld: Door EDF uit hoofde van de CSPE geïnde bedragen (in miljoen EUR) Hernieuwbare energie Warmte-krachtkoppeling Tariefnivellering Sociale tarieven Diversen Totaal (5) (12) Bron: nota van de Franse autoriteiten aan de diensten van de Commissie van 20 december 2016.

26 L 126/ (20) Tussen 2003 en 2015 heeft de samenstelling van de CSPE zich als volgt ontwikkeld: Bron: Nota van Frankrijk van 20 december CSPE-kortingen (21) De wet kent drie soorten CSPE-kortingen voor bepaalde verbruikers. Die kortingen zijn cumuleerbaar en worden hierna uiteengezet: a) voor industriële klanten die meer dan 7 GWh verbruiken, is de bijdrage gemaximeerd op 0,5 % van de toegevoegde waarde van de onderneming (artikel L van het energiewetboek); b) voor eindverbruikers maximeert artikel L van het energiewetboek het bedrag van de verschuldigde bijdrage vervolgens op EUR ( 4 ) per verbruikslocatie. Op dit maximum werd tot in 2013 jaarlijks een inflatiecorrectie uitgevoerd. In 2014 en 2015 is het maximum in hetzelfde tempo gestegen als de bijdrage per eenheid, met ten hoogste 5 % per jaar; c) opwekkers van elektriciteit voor eigen gebruik kunnen tot een productie van 240 GWh per jaar en per productielocatie eveneens een CSPE-vrijstelling krijgen (artikel L van het energiewetboek). (22) Tussen 2003 en 2015 bedroegen deze verschillende CSPE-kortingen, vervoersondernemingen uitgezonderd, 6,8 miljard EUR. Dat bedrag is als volgt onderverdeeld: Bron: Nota van Frankrijk van 15 november ( 4 ) Bedrag vastgesteld op 1 januari Dit bedrag is gaandeweg herzien. In 2013 was het EUR.

(Voor de EER relevante tekst) (6) Aangezien er geen veiligheidsredenen zijn die de onmiddellijke

(Voor de EER relevante tekst) (6) Aangezien er geen veiligheidsredenen zijn die de onmiddellijke NL 8.11.2013 Publicatieblad de Europese Unie L 298/29 UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1113/2013 VAN DE COMMISSIE 7 november 2013 tot verlening een vergunning voor preparaten Lactobacillus plantarum NCIMB

Nadere informatie

VERORDENINGEN. (Voor de EER relevante tekst)

VERORDENINGEN. (Voor de EER relevante tekst) L 69/18 VERORDENINGEN UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/447 VAN DE COMMISSIE van 14 maart 2017 tot verlening van een vergunning voor een preparaat van Bacillus subtilis (DSM 5750) en Bacillus licheniformis

Nadere informatie

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN 18.10.2017 NL L 267/1 II (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/1896 VAN DE COMMISSIE van 17 oktober 2017 tot verlening van een vergunning voor een preparaat van endo-1,3(4)-bèta-glucanase

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) 3.6.2019 NL L 144/41 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/901 VAN DE COMMISSIE van 29 mei 2019 tot verlening van een vergunning voor riboflavine geproduceerd door Ashbya gossypii (DSM 23096), riboflavine geproduceerd

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) 17.1.2017 NL L 13/167 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/59 VAN DE COMMISSIE van 14 december 2016 betreffende vergunningen voor 1,1-dimethoxy-2-fenylethaan, fenethylformiaat, fenethyloctanoaat, fenethylisobutyraat,

Nadere informatie

L 330/14 Publicatieblad van de Europese Unie

L 330/14 Publicatieblad van de Europese Unie NL L 330/14 Publicatieblad de Europese Unie 30.11.2012 UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1119/2012 VAN DE COMMISSIE 29 november 2012 tot verlening een vergunning voor preparaten Pediococcus acidilactici

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie

Publicatieblad van de Europese Unie 4.1.2019 NL L 2/21 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/12 VAN DE COMMISSIE van 3 januari 2019 tot verlening van een vergunning voor L-arginine als voor diervoeding voor alle diersoorten (Voor de EER relevante

Nadere informatie

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN 20.10.2017 NL L 271/1 II (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/1914 VAN DE COMMISSIE van 19 oktober 2017 tot verlening van een vergunning voor salinomycine-natrium

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) L 13/246 NL UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/65 VAN DE COMMISSIE van 14 december 2016 tot verlening van een vergunning voor 1-isopropyl-4-methylbenzeen, pin-2(10)-een, pin-2(3)-een, β- caryofylleen, kamfeen,

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie

Publicatieblad van de Europese Unie L 174/3 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1060 VAN DE COMMISSIE 2 juli 2015 tot verlening een vergunning voor watervrije betaïne en betaïnehydrochloride als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) 15.10.2018 NL L 257/13 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/1533 VAN DE COMMISSIE van 12 oktober 2018 tot verlening van een vergunning voor natriumalginaat als voor diervoeding voor katten,, andere niet-voedselproducerende

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie VERORDENINGEN

Publicatieblad van de Europese Unie VERORDENINGEN L 79/4 NL VERORDENINGEN UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/454 VAN DE COMMISSIE van 20 maart 2019 tot verlening van een vergunning voor preparaten van alfa-amylase uit Bacillus amyloliquefaciens DSM 9553,

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) L 147/8 NL 12.6.2015 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/897 VAN DE COMMISSIE 11 juni 2015 tot verlening een vergunning voor thiaminehydrochloride en thiaminemononitraat als toevoegingsmiddelen voor diervoeding

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie VERORDENINGEN

Publicatieblad van de Europese Unie VERORDENINGEN L 10/2 NL 14.1.2019 VERORDENINGEN UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/49 VAN DE COMMISSIE van 4 januari 2019 tot verlening van een vergunning voor natriumseleniet, gecoate korrels natriumseleniet en zink-lselenomethionine

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) L 313/14 NL UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/2023 VAN DE COMMISSIE van 18 november 2016 betreffende vergunningen voor natriumbenzoaat, kaliumsorbaat, mierenzuur en natriumformiaat als en voor diervoeding

Nadere informatie

(Bekendmakingen) PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK EUROPESE COMMISSIE

(Bekendmakingen) PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK EUROPESE COMMISSIE 20.2.2018 NL Publicatieblad van de Europese Unie C 64/7 V (Bekendmakingen) PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK EUROPESE COMMISSIE Bericht van opening van een

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) 11.12.2015 NL L 326/49 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2307 VAN DE COMMISSIE van 10 december 2015 tot verlening van een vergunning voor menadion-natriumwaterstofsulfiet en menadionnicotinamidewaterstofsulfiet

Nadere informatie

voor alle diersoorten als toevoegingsmiddel voor diervoeding (Voor de EER relevante tekst)

voor alle diersoorten als toevoegingsmiddel voor diervoeding (Voor de EER relevante tekst) L 303/7 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1964 VAN DE COMMISSIE 9 november 2016 betreffende de vergunningen voor een dolomiet-magnesietpreparaat voor melkkoeien en andere melkproducerende herkauwers, gespeende

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie L 289/33

Publicatieblad van de Europese Unie L 289/33 NL 31.10.2013 Publicatieblad de Europese Unie L 289/33 UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1060/2013 VAN DE COMMISSIE 29 oktober 2013 tot verlening een vergunning voor bentoniet als toevoegingsmiddel voor

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie

Publicatieblad van de Europese Unie L 66/4 NL UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/429 VAN DE COMMISSIE van 10 maart 2017 tot verlening van een vergunning voor een preparaat van endo-1,3(4)-bèta-glucanase geproduceerd door Aspergillus aculeatinus

Nadere informatie

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen 2011R0026 NL 02.10.2015 001.001 1 Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen B VERORDENING (EU) Nr. 26/2011 VAN DE COMMISSIE van

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) 15.7.2015 NL L 187/5 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1152 VAN DE COMMISSIE van 14 juli 2015 tot verlening van een vergunning voor tocoferolextracten van plantaardige oliën, tocoferolrijke extracten van

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie

Publicatieblad van de Europese Unie L 174/8 NL 3.7.2015 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1061 VAN DE COMMISSIE van 2 juli 2015 tot verlening van een vergunning voor ascorbinezuur, natriumascorbylfosfaat, natriumcalciumascorbylfosfaat, natriumascorbaat,

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) 6.5.2015 NL L 115/25 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/724 VAN DE COMMISSIE van 5 mei 2015 tot verlening van een vergunning voor retinylacetaat, retinylpalmitaat en retinylpropionaat als en voor diervoeding

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie. (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Publicatieblad van de Europese Unie. (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN 4.6.2015 NL L 137/1 II (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/861 VAN DE COMMISSIE van 3 juni 2015 tot verlening van een vergunning voor kaliumjodide, watervrij calciumjodaat

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) 23.2.2018 NL L 53/69 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/243 VAN DE COMMISSIE van 15 februari 2018 tot verlening van een vergunning voor 3-hydroxybutaan-2-on, pentaan-2,3-dion, 3,5-dimethylcyclopentaan-1,2-dion,

Nadere informatie

16718/10 CS/mg DG DDTE

16718/10 CS/mg DG DDTE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 8 december 2010 (OR. en) 16718/10 Interinstitutioneel dossier: 2010/0332 (E) ANTIDUMPING 85 COMER 216 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: UITVOERINGSVERORDENING

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie. (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Publicatieblad van de Europese Unie. (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN 23.2.2018 NL L 53/1 II (Niet-wetgevingshanlingen) VERORDENINGEN UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/238 VAN DE COMMISSIE van 15 februari 2018 tot verlening van een vergunning voor dinatrium-5 -ribonucleotin,

Nadere informatie

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/679 VAN DE COMMISSIE

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/679 VAN DE COMMISSIE L 98/10 11.4.2017 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/679 VAN DE COMMISSIE van 10 april 2017 tot beëindiging van het nieuwe onderzoek naar absorptie van rechten in verband met de invoer van koudgewalste platte

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) NL 6.12.2011 Publicatieblad Europese Unie L 322/3 UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1263/2011 VAN DE COMMISSIE 5 cember 2011 tot verlening een vergunning voor Lactobacillus buchneri (DSM 16774), Lactobacillus

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) L 53/14 NL UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/240 VAN DE COMMISSIE van 15 februari 2018 tot verlening van een vergunning voor trimethylamine, trimethylamine-hydrochlori en 3-methylbutylamine als en voor

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie. Inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van zadels uit de Volksrepubliek China

Publicatieblad van de Europese Unie. Inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van zadels uit de Volksrepubliek China C 84/4 Inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van zadels uit de Volksrepubliek China (2006/C 84/03) De Commissie heeft een klacht ontvangen op grond van artikel 5 van Verordening

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 4 februari 2010 (OR. en) 6056/10 Interinstitutioneel dossier: 2010/0028 (NLE) ANTIDUMPING 8 COMER 16

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 4 februari 2010 (OR. en) 6056/10 Interinstitutioneel dossier: 2010/0028 (NLE) ANTIDUMPING 8 COMER 16 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 4 februari 2010 (OR. en) 6056/10 Interinstitutioneel dossier: 2010/0028 (NLE) ANTIDUMPING 8 COMER 16 VOORSTEL van: de Commissie d.d.: 4 februari 2010 Betreft: Voorstel

Nadere informatie

VERORDENINGEN. (Voor de EER relevante tekst)

VERORDENINGEN. (Voor de EER relevante tekst) L 125/10 VERORDENINGEN VERORDENING (EU) 2015/786 VAN DE COMMISSIE van 19 mei 2015 tot vaststelling van criteria voor de aanvaardbaarheid van zuiveringsprocedés die worden toegepast op producten die bedoeld

Nadere informatie

RICHTLIJNEN. (Voor de EER relevante tekst)

RICHTLIJNEN. (Voor de EER relevante tekst) L 127/4 NL RICHTLIJNEN RICHTLIJN (EU) 2019/782 VAN DE COMMISSIE van 15 mei 2019 tot wijziging van Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de vaststelling van geharmoniseerde risico-indicatoren

Nadere informatie

L 172/14 Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/14 Publicatieblad van de Europese Unie NL L 172/14 Publicatieblad de Europese Unie 25.6.2013 UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 601/2013 VAN DE COMMISSIE 24 juni 2013 tot verlening een vergunning voor kobalt(ii)acetaat-tetrahydraat, kobalt(ii)carbonaat,

Nadere informatie

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN NL 23.5.2013 Publicatieblad van de Europese Unie L 136/1 II (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 469/2013 VAN DE COMMISSIE van 22 mei 2013 betreffende de verlening

Nadere informatie

VERORDENINGEN. (Voor de EER relevante tekst)

VERORDENINGEN. (Voor de EER relevante tekst) L 156/2 VERORDENINGEN UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/949 VAN DE COMMISSIE van 19 juni 2015 tot goedkeuring van de door bepaalde derde landen verrichte, aan de uitvoer voorafgaande controles op bepaalde

Nadere informatie

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van EUROPESE COMMISSIE Brussel, 19.3.2018 C(2018) 1558 final UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE van 19.3.2018 betreffende de procedurele stappen van de raadplegingsprocedure om vast te stellen

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 24 september 2004 (OR. fr) 12704/04 COMER 168

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 24 september 2004 (OR. fr) 12704/04 COMER 168 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 24 september 2004 (OR. fr) 12704/04 COMER 168 VOORSTEL van: de Europese Commissie d.d.: 21 september 2004 Betreft: Voorstel voor een verordening van de Raad tot beëindiging

Nadere informatie

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/163 VAN DE COMMISSIE

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/163 VAN DE COMMISSIE L 30/12 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/163 VAN DE COMMISSIE van 1 februari 2018 tot onderwerping van de invoer van nieuwe en van een nieuw loopvlak voorziene banden voor autobussen of voor vrachtwagens,

Nadere informatie

12042/12 VP/mg DG C1

12042/12 VP/mg DG C1 RAAD VA DE EUROPESE U IE Brussel, 17 juli 2012 (OR. en) 12042/12 Interinstitutioneel dossier: 2012/0170 (E) A TIDUMPI G 60 COMER 165 WETGEVI GSBESLUITE E A DERE I STRUME TE Betreft: UITVOERINGSVERORDENING

Nadere informatie

5729/08 CS/lg DG E II/2

5729/08 CS/lg DG E II/2 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 12 februari 2008 (OR. en) 5729/08 COMER 7 CHINE 5 ANTIDUMPING 4 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: VERORDENING tot wijziging van het toepassingsgebied

Nadere informatie

COMMISSE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

COMMISSE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN COMMISSE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 23.01.1998 COM(1998) 27 def. 98/ 0019 (ACQ Voorstel voor een VERORDENING (EG) VAN DE RAAD houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 3359/93 voor zover

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie

Publicatieblad van de Europese Unie 10.4.2019 L 99/9 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/566 VAN DE COMMISSIE van 9 april 2019 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde hulpstukken voor buisleidingen van oorsprong uit de

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie

Publicatieblad van de Europese Unie 7.7.2016 NL L 182/7 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1095 VAN DE COMMISSIE 6 juli 2016 tot verlening een vergunning voor zinkacetaat-dihydraat, watervrij zinkchloride, zinkoxide, zinksulfaat-heptahydraat,

Nadere informatie

1. GELDENDE MAATREGELEN

1. GELDENDE MAATREGELEN L 273/4 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/1932 VAN DE COMMISSIE van 23 oktober 2017 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 412/2013 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht

Nadere informatie

(3) Het verslag bevat feedback over de ervaringen met de overgangsmaatregelen van Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie (4). In het verslag

(3) Het verslag bevat feedback over de ervaringen met de overgangsmaatregelen van Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie (4). In het verslag VERORDENING (EU) VAN DE COMMISSIE van 2 februari 2017 tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de toepassing van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement

Nadere informatie

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van EUROPESE COMMISSIE Brussel, 7.2.2018 C(2018) 594 final UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE van 7.2.2018 tot weigering van een vergunning voor formaldehyde als toevoegingsmiddel voor diervoeding,

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) 14.10.2014 NL L 296/19 UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1076/2014 VAN DE COMMISSIE van 13 oktober 2014 tot verlening van een vergunning voor een preparaat met het rookaroma-extract 2b0001 als toevoegingsmidl

Nadere informatie

1. PROCEDUREREGELS Vorige onderzoeken en geldende maatregelen

1. PROCEDUREREGELS Vorige onderzoeken en geldende maatregelen L 314/12 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/2206 VAN DE COMMISSIE van 29 november 2017 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan van oorsprong

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 20 november 2014 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 20 november 2014 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 20 november 2014 (OR. en) 15793/14 DENLEG 175 AGRI 719 SAN 443 BEGELEIDENDE NOTA van: de Europese Commissie ingekomen: 19 november 2014 aan: Nr. Comdoc.: D036045/02 Betreft:

Nadere informatie

DG HANDEL Werkdocument RICHTSNOEREN INZAKE DE KEUZE VAN HET REFERENTIELAND

DG HANDEL Werkdocument RICHTSNOEREN INZAKE DE KEUZE VAN HET REFERENTIELAND EUROPESE COMMISSIE Brussel, XXX [ ](2013) XXX draft DG HANDEL Werkdocument RICHTSNOEREN INZAKE DE KEUZE VAN HET REFERENTIELAND NL NL I. RECHTSGRONDSLAG 1. In artikel 2, lid 7, van Verordening (EG) nr.

Nadere informatie

(Bekendmakingen) PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK EUROPESE COMMISSIE

(Bekendmakingen) PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK EUROPESE COMMISSIE C 264/14 NL Publicatieblad van de Europese Unie 11.8.2017 V (Bekendmakingen) PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK EUROPESE COMMISSIE Bericht van inleiding van

Nadere informatie

62e jaargang 1 augustus 2019

62e jaargang 1 augustus 2019 Publicatieblad van de Europese Unie L 203 Uitgave in de Nederlandse taal Wetgeving 62e jaargang 1 augustus 2019 Inhoud II Niet-wetgevingshandelingen VERORDENINGEN Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1288

Nadere informatie

VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van EUROPESE COMMISSIE Brussel, 9.7.2018 C(2018) 3304 final VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE van 9.7.2018 tot wijziging van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de

Nadere informatie

61e jaargang 9 november 2018

61e jaargang 9 november 2018 Publicatieblad van de Europese Unie L 279 Uitgave in de Nederlandse taal Wetgeving 61e jaargang 9 november 2018 Inhoud II Niet-wetgevingshandelingen INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN Besluit (EU) 2018/1676

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) 8.6.2017 L 145/13 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/962 VAN DE COMMISSIE van 7 juni 2017 tot intrekking van de vergunning voor ethoxyquine als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten en

Nadere informatie

62e jaargang 21 februari 2019

62e jaargang 21 februari 2019 Publicatieblad van de Europese Unie L 50 Uitgave in de Nederlandse taal Wetgeving 62e jaargang 21 februari 2019 Inhoud II Niet-wetgevingshandelingen VERORDENINGEN Uitvoeringsverordening (EU) 2019/295 van

Nadere informatie

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/671 VAN DE COMMISSIE

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/671 VAN DE COMMISSIE L 113/4 3.5.2018 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/671 VAN DE COMMISSIE van 2 mei 2018 tot onderwerping van de invoer van elektrische fietsen van oorsprong uit de Volksrepubliek China aan registratie DE

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) 23.6.2017 L 162/3 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/1110 VAN DE COMMISSIE van 22 juni 2017 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de standaardformulieren, templates en procedures

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 17 mei 2017 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 17 mei 2017 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 17 mei 2017 (OR. en) 9384/17 DEEG 44 AGRI 273 SAN 203 BEGELEIDENDE NOTA van: de Europese Commissie ingekomen: 17 mei 2017 aan: Nr. Comdoc.: D050363/02 Betreft: het secretariaat-generaal

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 december 2005 (21.12) (OR. en) 15899/05 COMER 200

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 december 2005 (21.12) (OR. en) 15899/05 COMER 200 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 20 december 2005 (21.12) (OR. en) 15899/05 COMER 200 VOORSTEL van: de Commissie d.d.: 12 december 2005 Betreft: Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot uitbreiding

Nadere informatie

L 243/10 Publicatieblad van de Europese Unie 15.7.2004

L 243/10 Publicatieblad van de Europese Unie 15.7.2004 L 243/10 Publicatieblad van de Europese Unie 15.7.2004 VERORDENING (EG) Nr. 1288/2004 VAN DE COMMISSIE van 14 juli 2004 tot verlening van een permanente vergunning voor bepaalde toevoegingsmiddelen en

Nadere informatie

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/724 VAN DE COMMISSIE

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/724 VAN DE COMMISSIE L 122/14 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/724 VAN DE COMMISSIE van 16 mei 2018 betreffende bepaalde handelspolitieke maatregelen met betrekking tot bepaalde producten van oorsprong uit de Verenigde Staten

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD NL NL NL COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 21.1.2009 COM(2009) 12 definitief Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD betreffende het voorlopig verbod op het gebruik en de verkoop in Hongarije

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) L 194/36 NL UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/1075 VAN DE COMMISSIE van 27 juli 2018 tot verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof Ampelomyces quisqualis stam AQ10 als een werkzame stof met een

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) 13.8.2018 NL L 204/41 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/1123 VAN DE COMMISSIE van 10 augustus 2018 tot toelating van het in de handel brengen van 1-methylnicotinamidechloride als nieuw voedingsmiddel krachtens

Nadere informatie

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1250 VAN DE COMMISSIE

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1250 VAN DE COMMISSIE 23.7.2019 L 195/13 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1250 VAN DE COMMISSIE van 22 juli 2019 tot onderwerping van de invoer van bepaalde buizen en pijpen van nodulair gietijzer (eveneens bekend als gietijzer

Nadere informatie

61e jaargang 9 augustus 2018

61e jaargang 9 augustus 2018 Publicatieblad van de Europese Unie L 202 Uitgave in de Nederlandse taal Wetgeving 61e jaargang 9 augustus 2018 Inhoud II Niet-wetgevingshandelingen VERORDENINGEN Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1105

Nadere informatie

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN 17.6.2017 L 155/1 II (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/1018 VAN DE COMMISSIE van 29 juni 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie. (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Publicatieblad van de Europese Unie. (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN 13.1.2016 L 8/1 II (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/24 VAN DE COMMISSIE van 8 januari 2016 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van grondnoten

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie L 160/1 VERORDENINGEN

Publicatieblad van de Europese Unie L 160/1 VERORDENINGEN 21.6.2007 Publicatieblad van de Europese Unie L 160/1 I (Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is) VERORDENINGEN VERORDENING (EG) Nr. 691/2007 VAN DE RAAD van

Nadere informatie

(Bekendmakingen) PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK EUROPESE COMMISSIE

(Bekendmakingen) PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK EUROPESE COMMISSIE C 167/6 NL Publicatieblad van de Europese Unie 15.5.2018 V (Bekendmakingen) PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK EUROPESE COMMISSIE Bericht van opening van

Nadere informatie

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 14.4.2015 COM(2015) 155 final 2015/0080 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot uitvoering van het antiontwijkingsmechanisme dat voorziet

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) L 171/100 26.6.2019 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1084 VAN DE COMMISSIE van 25 juni 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 142/2011 wat betreft de harmonisatie van de lijst van erkende of geregistreerde

Nadere informatie

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/9 VAN DE COMMISSIE

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/9 VAN DE COMMISSIE L 3/41 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/9 VAN DE COMMISSIE van 5 januari 2016 betreffende het gezamenlijk indienen en het uitwisselen van gegevens overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) L 173/42 VERORDENING (EU) 2019/1091 VAN DE COMMISSIE van 26 juni 2019 tot wijziging van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de voorschriften voor

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie L 326/3

Publicatieblad van de Europese Unie L 326/3 24.11.2012 Publicatieblad van de Europese Unie L 326/3 UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1097/2012 VAN DE COMMISSIE van 23 november 2012 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 142/2011 tot uitvoering van

Nadere informatie

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 19.12.2017 COM(2017) 769 final 2017/0347 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot intrekking van Verordening (EU) nr. 256/2014 van het Europees

Nadere informatie

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1973 VAN DE COMMISSIE

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1973 VAN DE COMMISSIE 10.11.2015 L 293/15 GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1973 VAN DE COMMISSIE van 8 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 514/2014 van het Europees Parlement en de Raad met specifieke bepalingen

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) L 119/4 Publicatieblad van de Europese Unie 7.5.2011 VERORDENING (EU) Nr. 440/2011 VAN DE COMMISSIE van 6 mei 2011 betreffende de verlening en weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie L 99/5

Publicatieblad van de Europese Unie L 99/5 19.4.2005 Publicatieblad van de Europese Unie L 99/5 VERORDENING (EG) Nr. 600/2005 VAN DE COMMISSIE van 18 april 2005 tot verlening van een nieuwe vergunning voor tien jaar voor een coccidiostaticum als

Nadere informatie

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 13 juni 2012 (OR. en) 10395/12 Interinstitutioneel dossier: 2012/0114 ( LE) A TIDUMPI G 31 COMER 114

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 13 juni 2012 (OR. en) 10395/12 Interinstitutioneel dossier: 2012/0114 ( LE) A TIDUMPI G 31 COMER 114 RAAD VA DE EUROPESE U IE Brussel, 13 juni 2012 (OR. en) 10395/12 Interinstitutioneel dossier: 2012/0114 (E) A TIDUMPI G 31 COMER 114 WETGEVI GSBESLUITE E A DERE I STRUME TE Betreft: UITVOERINGSVERORDENING

Nadere informatie

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN L 146/1 II (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/879 VAN DE COMMISSIE van 2 juni 2016 tot vaststelling van de nadere regelingen met betrekking tot de conformiteitsverklaring

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie L 219. Wetgeving. Niet-wetgevingshandelingen. 61e jaargang. Uitgave in de Nederlandse taal.

Publicatieblad van de Europese Unie L 219. Wetgeving. Niet-wetgevingshandelingen. 61e jaargang. Uitgave in de Nederlandse taal. Publicatieblad van de Europese Unie L 219 Uitgave in de Nederlandse taal Wetgeving 61e jaargang 29 augustus 2018 Inhoud II Niet-wetgevingshandelingen VERORDENINGEN Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1206

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) 23.10.2014 NL L 304/81 VERORDENING (EU) Nr. 1123/2014 VAN DE COMMISSIE van 22 oktober 2014 tot wijziging van Richtlijn 2008/38/EG tot vaststelling van de lijst van bestemmingen voor diervoeders met bijzonder

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) 30.5.2018 L 132/35 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/784 VAN DE COMMISSIE van 29 mei 2018 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de voorwaarden voor de goedkeuring van de

Nadere informatie

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van EUROPESE COMMISSIE Brussel, 28.5.2018 C(2018) 3120 final UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE van 28.5.2018 tot vaststelling van voorschriften voor de toepassing van artikel 26, lid 3, van

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 3 mei 2016 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 3 mei 2016 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 3 mei 2016 (OR. en) 8611/16 DENLEG 38 AGRI 230 SAN 168 BEGELEIDENDE NOTA van: ingekomen: 3 mei 2016 aan: Nr. Comdoc.: D043609/02 Betreft: de Europese Commissie het secretariaat-generaal

Nadere informatie

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van EUROPESE COMMISSIE Brussel, 6.6.2017 C(2017) 3691 final UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE van 6.6.2017 betreffende de verlenging van de overgangsperioden in verband met de eigenvermogensvereisten

Nadere informatie

1. PROCEDURE Opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen

1. PROCEDURE Opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen 15.1.2019 L 12/13 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/59 VAN DE COMMISSIE van 14 januari 2019 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op aluminium radiatoren van oorsprong uit de Volksrepubliek

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) L 132/40 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/785 VAN DE COMMISSIE van 29 mei 2018 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de voorwaarden voor de goedkeuring van de werkzame

Nadere informatie

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN 16.11.2017 L 299/1 II (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/2093 VAN DE COMMISSIE van 15 november 2017 tot beëindiging van het onderzoek naar de mogelijke ontwijking

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 25 januari 2011 (OR. en) 5610/11 DENLEG 7

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 25 januari 2011 (OR. en) 5610/11 DENLEG 7 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 25 januari 2011 (OR. en) 5610/11 DENLEG 7 INGEKOMEN DOCUMENT van: de Europese Commissie ingekomen: 21 januari 2011 aan: het secretariaat-generaal van de Raad Betreft:

Nadere informatie

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van EUROPESE COMMISSIE Brussel, 7.6.2018 C(2018) 3316 final UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE van 7.6.2018 houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 tot vaststelling van voorschriften

Nadere informatie

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 4.11.2013 COM(2013) 718 final 2013/0341 (NLE) Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 met betrekking tot de tarief-

Nadere informatie

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/2230 VAN DE COMMISSIE

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/2230 VAN DE COMMISSIE L 319/10 5.12.2017 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/2230 VAN DE COMMISSIE van 4 december 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op trichloorisocyanuurzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek

Nadere informatie

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN 6.11.2018 NL L 275/1 II (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/1648 VAN DE COMMISSIE van 29 oktober 2018 tot toelating van het in de handel brengen van xylo-oligosachariden

Nadere informatie

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van EUROPESE COMMISSIE Brussel, 13.7.2018 C(2018) 4438 final GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE van 13.7.2018 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de

Nadere informatie