Samenvatting Biologie Examen 2006

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Samenvatting Biologie Examen 2006"

Transcriptie

1 Samenvatting Biologie Examen 2006 Samenvatting door een scholier woorden 13 jaar geleden 5,3 77 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Centraal examen Thema 1 Cellen; Basisstof 1: Een organisme heeft verschillende levenskenmerken. Die worden ook wel levensverschijnselen genoemd -> o.a. ademhalen,voeden, uitscheiden, groeien, ontwikkelen en voortplanten. Bij ieder organisme eindigt het leven met de dood. Ieder soort heeft een levenscyclus; doordat individuen zich voortplanten blijft de soort bestaan Basisstof 2: Een weefsel is een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functie(s). Bij veel weefsels komt tussencelstof voor tussen de cellen. Voorbeelden van weefsel zijn; beenweefsel, kraakbeenweefsel, spierweefsel en zenuwweefsel. Een orgaan is een deel van een organisme met een of meer functies. Een orgaan bestaat uit verschillende weefsels. Een organenstelsel is een groep samenwerkende organen, die gezamenlijk een bepaalde functie hebben. Basisstof 3: Het middenrif scheidt de romp van de mens en de borstholte en de buikholte. Organen in de borstholte zijn; slokdarm, luchtpijp, longen, aorta, onderste holle ader en het hart. Organen in de buikholte zijn; slokdarm, maag, lever, dunne darm, dikke darm, nieren, aorta en onderste holle ader. Basisstof 4: Plantaardige cellen bestaan uit verschillende delen -> Cytoplasma, celkern, vacuole(n), Plasiden, celwant en indercellulaire ruimten. Cytoplasma; bestaat uit water met opgeloste stoffen. Het celmembraan is de buitenste laag van het cytoplasma. In het cytoplasma kunnen plastiden voorkomen. Celkern; regelt alles wat er in een cel gebeurt. De cel bestaat uit kernplasma. De kernmembraan is de buitenste laag van het kernplasma. In kernplasma bevinden zicht de chromosomen. Vacuole(n); blaasjes(s) in het cytoplasma gevuld met vocht. Jonge planten cellen hebben een kleine vacuole. Oudere plantencellen hebben een grote centrale vacuole. Plastiden; korrels in het cytoplasma. In Bladgroenkorrels (groen) vindt fotosynthese plaats. Kleurstoffen (geel oranje en rood) geven bloemen en vruchten kleur.in de zetmeelkorrels ( kleurloos) is het zetmaal opgeslagen. Plastiden kunnen van de ene soort overgaan in de andere soort. Celwand; is een stevig laagje om de cel heen. Een celwand behoort niet toto de cel maar is tussencelstof Pagina 1 van 35

2 en bestaat uit dood materiaal. Intercellulaire ruimten; holten tussen de celwanden. Deze ruimtes zijn gevuld met lucht. Doelstelling 5: Het cytoplasma bestaat uit water met opgeloste stoffen. De buitenste laag van het cytoplasma heet het celmembraan. De celkern regelt alles wat er in een cel gebeurt. Elke celkern bevat de complete informatie over voor alle erfelijke eigenschappen van een orgaan. In dierlijke cellen komen geen plastiden en geen grote centrale vacuolen voor. Om de cellen zitten geen celwanden. Doelstelling 6: Chromosomen zijn dunne draden in elke celkern. In deze cellen komt de stof DNA voor. DNA bevat de informatie voor erfelijke eigenschappen. Elke celkern bevat de complete informatie over alle erfelijke eigenschappen van een organisme. Elke soort organisme heeft een vast aantal chromosomen in elke celkern. Bij een mens is dat in een lichaamscel 46 chromosomen. In elke lichaamscel komen chromosomen in paren voor. De twee chromosomen van een paar zijn aan elkaar gelijk. Bij een mens bevat de kern van elke lichaamcel 23 paren chromosomen. Doelstelling 7: De doel en de verloop van Gewone celdeling -> mitose. Doel; de vorming van nieuwe cellen voor groei, vervanging en herstel. Verloop; Voor de celdeling is elk chromosoom een langgerekt dunne draad. De chromosomen zijn niet zichtbaar. Elk chromosoom vormt een tweede draad erbij; een nauwkeurige kopie van het DNA. De draden van een chromosoom spiraliseren: de chromosomen worden korter en dikker. Hierdoor worden ze zichtbaar. De chromosomen gaan in het midden van de cel liggen. De twee draden van elk chromosoom gaan uit elkaar. Er ontstaan twee kernen en twee cellen. De chromosomen worden weer draadvormig en hierdoor zijn ze niet meer zichtbaar. Doordat het DNA voor de kerndeling is gekopieerd bevat elke dochtercel dezelfde informatie voor erfelijke eigenschappen als de moedercel. Elke dochtercel bevat evenveel chromosomen als de moedercel. Plasmagroei is dat na de celdeling elke dochtercel net zo groot wordt als de moedercel doordat ze cytoplasma bijvormen. Samenvatting hoofdstuk 2 ordening Leerjaar 3 Weefsels: onderdelen van organen. En hebben allemaal de zelfde functies. Organen: onderdelen van het lichaam. Fotosynthese: het maken van glucose door suikers om te zetten. Dit vindt plaats in de bladgroenkorrels van een plant. Het rijk van dieren wordt verdeelt in onder anderen: geleedpotigen, weekdieren, gewervelde, stekelhuidige enz. deze groepen hete afdelingen. Afdelingen zijn verder onder te verdelen in klassen. Klassen weer in orden. Orden weer in families. Die weer in geslachten en dan weer in soorten. In een soort kunnen ook verschillende rassen zijn. Populatie daaronder verstaan we een groep dezelfde organismen. Bijvoorbeeld een populatie konijnen. Organismen horen tot een soort als ze samen een vruchtbare nakomeling kunnen krijgen. Bacillen zijn bacteriën. Bacteriën zijn eencellig. Je kunt ze zien onder een microscoop. Pagina 2 van 35

3 Sommige soorten bacteriën bezitten trilharen of zweepharen om zich mee voort te bewegen. Bacteriën platen zich voort door deling. (blz. 56 lrj. 3,1 afb. 15) als het slecht wordt voor een bacterie maken ze een kapsel. Zo kunnen ze een korte tijd van 100 graden doorstaan. De bacterie voed zich met dode organisme. Ze horen tot de groep reducenten. Infectie is als bacteriën in je lichaam je ziek maken. Hygiëne is alles goed schoon houden. Schimmeldraden: schimmels die een of veelcellig zijn. Bijvoorbeeld gisten die zijn eencellig. Veelcellige schimmels bestaan meestal uit schimmeldraden. Wieren zijn planten zonderen wortels of stengels. Bijvoorbeeld alg. Veelcellige wieren zijn bijvoorbeeld de kranswier. Sporenplanten hebben wortels stengels en bladeren. Voortplanting door sporen. Sporen ontstaan door sporenhopjes onder de bladeren. Zaadplanten hebben wortels stengels en bloemen. En planten zich voord door zaden. Naaktzadige zitten tussen schubben en kegels als schubben open staan liggen zaden onbedekt. Bedektzadigen zitten zaden in de vruchten. Uitwendig skelet is bijvoorbeeld een huis van een slak. De meeste dieren met een uitwendig skelet leven in het water. (zie afbeeldingen op blz. 68, 69) Geleedpotigen alle geleedpotigen hebben een uitwendig skelet. Het lichaam van een geleedpotigen is gesegmenteerd dat wil zeggen dat het uit segmenten is opgebouwd. Een insect bestaat uit een kop, borststuk en een achterlijf. Gewervelde hebben een inwendig skelet. Een belangrijk onderdeel iis de wervelkolom. Gewervelde hebben 5 groepen: amfibieën, reptielen, vogels, zoogdieren en de vissen. Op blz. 80 en 81 staat een manier om erachter te komen over welk dier je het hebt. Hier staat ook een tabel vandaar hier geen uitleg. Hoofdstuk 4, Voortplanting en ontwikkeling Basisstof 1 Geslachtelijk voortplant is als 2 geslachtcellen zich versmelten. Ieder mens heeft 46 chromosomen. Een normaal mens heeft zijn geslachtcellen bevat 23 chromosomen. Basisstof 2 Een teelbal produceert veel miljoenen zaadcellen op een dag. Bij bal slaat tijdelijk zaadcellen op. De zaadleider: vervoert zaadcellen. Zaadblaasje: voegt vocht toe waardoor zaadcellen beter gaan bewegen. Prostaat: voegt vocht toe met voedingstoffen voor de zaadcellen. Penis inbrengen van sperma in een vagina - zwellichamen: brengen de penis in erectie - eikel: vangt prikkels op die kunnen leiden tot een orgasme - voorhuid: huidplooi om de eikel. Basisstof 3 De meest voortplantingsorganen liggen vlak onder de onderbuik. In de eierstokken of ovaria vindt de ontwikkeling plaats van de eicellen. Trechters: eicellen opvangen die uit de eierstokken vrijkomen Pagina 3 van 35

4 Eileiders: vervoeren eicellen. Baarmoeder: hier vind de ontwikkeling van de embryo plaats. Vagina hier komt het sperma bij de geslachtsgemeenschap. Clitoris: vangt prikkels op die kunnen leiden tot een orgasme. Kleine schaamlippen: produceren van slijm, waardoor de toegang tot de vagina glad word Grote schaamlippen: liggen om de kleine schaamlippen heen Maagdenvlies: sluit de vagina gedeeltelijk af. Samenvatting Biologie, evolutie. Het uiterlijk (de zichtbare eigenschappen) van een organisme noemen we het fenotype. De informatie voor je erfelijke eigenschappen ligt in de celkernen. In elke cel van je lichaam bevat de celkern de informatie voor al je erfelijke eigenschappen. In elke celkern in je lichaam liggen chromosomen. Chromosomen bestaan voor een groot deel uit de stof DNA. Het DNA in de chromosomen in 1 celkern bevat informatie voor AL je erfelijke eigenschappen. Deze informatie noemen we het genotype. Een mens heeft 23 chromosomenparen in 1 celkern. Dit geldt voor alle lichaamscellen. Het fenotype van een organisme komt tot stand door het genotype EN door invloeden uit het milieu. Een gen is een deel van een chromosoom dat de informatie bevat voor 1 erfelijke eigenschap. Elke chromosoom bevat vele genen. Het genotype is het geheel van genen dat in een celkern aanwezig is. In geslachtscellen komen de chromosomen enkelvoudig voor (niet in paren dus). de kern van de zaadcel bevat 23 chromosomen en de kern van de eicel bevat ook 23 chromosomen, als de twee celkernen versmelten heb je dus weer 46 chromosomen. Van elk chromosomen paar is er 1 chromosoom afkomstig van de moeder en een afkomstig van de vader. Bij de gewone celdeling verandert de informatie voor de erfelijke eigenschappen niet. Het genotype van een organisme komt tot stand op het moment van bevruchting. Bij verschillende personen kan het genenpaar voor de haarvorm andere informatie bevatten. Bij geslachtelijke voortplanting ontstaan nieuwe genotypen in de nakomelingschap. De evolutietheorie gaat uit van veranderingen in genotypen, natuurlijke selectie en het ontstaan van nieuwe soorten, de evolutietheorie is vooral ontwikkeld door Charles Darwin. Als erbij geslachtelijke voortplanting nieuwe genotypen ontstaan, kunnen hierdoor ook nieuwe fenotypen worden veroorzaakt. Een sterk en snel dier heeft een grotere overlevingskans dan een zwak en traag dier. Het zwakke en trage dier zal snel ten prooi vallen aan een sterk en snel dier en heeft dus een kleine kans om nakomelingen te krijgen. De snelle dieren daarentegen, hebben een grotere kans om nakomelingen te krijgen anatuurlijke selectie. Het genotype bepaalt voor een groot deel of een organisme goed of slecht is aangepast aan het milieu. Van een organisme met een gunstig genotype zullen veel nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten. Het is belangrijk dat bij de organismen van een soort veel verschillende genotypen en fenotypen voorkomen. De soort heeft daardoor een grotere overlevingskans. Als de milieuomstandigheden veranderen, is er een grote kans dat er enkele organismen zijn die goed zijn aangepast aan de nieuwe omstandigheden. Dit kan tot gevolg hebben dat de organismen met de oorspronkelijke vorm uitsterven en organismen met een nieuwe, afwijkende vorm blijven voortbestaan. De soort is dan geëvolueerd. Het ontstaan van nieuwe soorten Pagina 4 van 35

5 Pas als de verschillende vormen van een soort van elkaar geïsoleerd raken, kunne nop den duur verschillende soorten ontstaan. Dit komt doordat de twee vormen zich steeds meer gaan verschillen van elkaar. Na verloop van lange tijd zijn organismen van de twee vormen niet meer in staat zich onderling voort te planten en daarbij vruchtbare nakomelingen te krijgen. Het zijn dan 2 verschillende soorten geworden. Fossielen De evolutietheorie kun je ook aantonen door fossielen. Fossielen zijn versteende overblijfselen van organismen, of afdrukken van organismen in gesteenten. Fossielen kunnen alleen ontstaan als de resten van organismen niet wegrotten. De resten kunnen worden bedekt door sedimenten. Als dit snel gebeurt, krijgen bacteriën en schimmels geen kans om de resten te verteren. Wanneer de sedimenten blijven liggen, kunnen ze op de lange termijn door de druk van de bovenliggende lagen verstenen tot sedimentgesteenten. Nieuwe sedimenten worden op de oudere gesteentelagen afgezet. In het algemeen liggen de jongste gesteentelagen dan ook aan de oppervlakte. Van sommigen organismen komen fossielen voor in gesteentelagen van verschillende ouderdom. Maar er zijn ook soorten, waarvan de fossielen slechts in 1 gesteentelaag voorkomen. Geschiedenis van het leven op aarde De geschiedenis van het leven op aarde wordt verdeeld in tijdperken. De tijdperken worden verder onderverdeeld in perioden. Geologie=leer van de aarde. De aarde bestaat ongeveer 4600 miljoen jaar. In het begin van het bestaan van e aarde was er geen leven mogelijk, door o.a. de hoge temperatuur. Ongeveer 3800 miljoen jaar geleden ontstonden waarschijnlijk de eerste eenvoudige vormen van leven. Deze eerste levensvormen leefden in het water. Er zijn uit die tijd geen fossielen gevonden van organismen die op het land leefden, want de lucht bevatte toen nog geen zuurstof miljoen jaar geleden ontstonden de eerste bacteriën. Hieruit ontwikkelden zich eencellige planten en eencellige dieren. Langzaam kwam er zuurstof in het water en in de lucht doordat de eencellige planten zuurstof produceerden. Uit de eencellige ontwikkelde zich veelcellige organismen, zoals zeewieren, sponzen, holtedieren, platwormen etc. alle leven speelde zich nog in zee af. De eerste landplanten (bijv. mossen) verschenen ongeveer 400 miljoen jaar geleden. In dezelfde periode ontstonden de eerste gewervelde dieren, de vissen. Vrij snel na de landplanten kwamen de landdieren. Er was voldoende zuurstof in de lucht gekomen o.a. doordat ook de landplanten zuurstof produceerden. De eerste landdieren waren vooral geleedpotigen (duizendpoten). Zij werden snel gevolgd door gewervelde (amfibieën). Ongeveer 300 miljoen jaar geleden ontstonden de reptielen en maakten de insecten een bloeiperiode door. 225 miljoen jaar geleden begon de enorme bloeitijd van de reptielen. Er verschenen allerlei soorten hagedissen. Op het land leefden enorme dinosauriërs. Tijdens de bloeitijd van de sauriërs ontstonden de eerste bedektzadige planten en de eerste zoogdieren en vogels. 65 miljoen jaar geleden stierven de sauriërs in korte tijd uit. De oorzaak hiervan was een rotsblok van ongeveer 10 km doorsnede, dat vanuit de ruimte insloeg op de aarde. Deze inslag veroorzaakte een explosie, gevolgd door bosbranden. Door alle rook werd het zonlicht tegengehouden, de aarde werd donker en de temperatuur daalde. De sauriërs hebben deze klimaatsverandering niet overleefd, de Pagina 5 van 35

6 zoogdieren en vogels wel. De eerste primitieve mensen verschenen ongeveer 1,5 tot 1 miljoen jaar geleden. De huidige mensenrassen zijn ongeveer jaar geleden ontstaan. Soorten die ene gemeenschappelijke voorouder hebben, vertonen verwantschap. Gewone celdeling=mitose=kerndeling De celkern deelt zich in tweeën, daarna de cel. Vlak voordat de kerndeling begint, vormt elk chromosoom een tweede draad erbij. De tweede draad is een nauwkeurige kopie van de eerste draad. Er zijn dan uit de moedercel twee dochtercellen ontstaan. Na de celdeling vindt groei plaats. Doel: groei, vervanging en herstel. Vorming van geslachtscellen=meiose=reductiedeling De twee chromosomen van een paar gaan uit elkaar. Elke dochtercel krijg een van beide chromosomen. De dochtercellen hebben meestal verschillende genotypen. Doel: vorming van geslachtscellen. Bij mensen vinden reductiedelingen allen plaats in de teelballen en in de eierstokken. Ongeslachtelijke voortplanting Kunstmatige selectie=als allen de planten of dieren met de meest gunstige erfelijke eigenschappen gebruikt worden voor verdere kruisingen. Het resultaatàveredeling (het organismen heeft alle juiste eigenschappen) stekken=je snijdt een stuk van een stengel of een blad af. Op het snijvlak ontwikkelen zich wortels. Het stukje stengel of blad groeit uit tot een nieuwe kamerplant. Knollen=een knol heeft knoppen. Als aardappels in he voorjaar inde grond worden gestopt, gaan de knoppen uitlopen. Uit een knop die gaat uitlopengroeit ene aardappelplant. Bij deze groei verbruikt de aardappelplant het reservevoedsel uit de knol. De knol verschrompelt. De aardappelplant vormt nieuwe knollen. In de herfst sterft de aardappelplant af. De knollen blijven in leven en in het voorjaar kan elk van deze knollen weer uitlopen tot een aardappelplant. Als de knollen in het najaar uit de grond gehaald worden, noemen we dat aardappels rooien. Deze aardappelen worden opgegeten. Ongeslachtelijke voortplanting vindt plaats door middel van gewone celdelingen. Hierbij hebben de beide dochtercellen dezelfde informatie voor de erfelijke eigenschappen als de moedercel. Het genotype van de cellen blijft onveranderd. Na ongeslachtelijke voortplanting hebben de nakomelingen allemaal hetzelfde genotype als de ouderplant. Dat wil niet zeggen dat de nakomelingen hetzelfde fenotype hebben. Vrouw XX Man XY een geslachtscel bevat 1 geslachtschromosoom. Een eicel bevat ALTIJD een X-chromosoom. Een zaadcel bevat een X-chromosoom of een Y-chromosoom. Meerdere argumenten voor de evolutietheorie -overeenkomsten in bouw (skeletten zijn opgebouwd uit overeenkomstige beenderen, ze hoeven niet dezelfde functie te hebben) -overeenkomst in embryonale ontwikkeling (de overeenkomsten in de eerste stadia van de embryonale ontwikkeling maken het aannemelijk dat de organismen een gemeenschappelijke voorouder hebben.) -rudimentaire organen (resten van organen van onze voorouders)à bij de mens bijv. de blindedarm(van een langer darmstelsel) en de staartwervels.(van een staart) -celdelingen verlopen bij vrijwel alle organismen op dezelfde manier. Ook zijn de cellen van de meeste Pagina 6 van 35

7 organismen op vergelijkbare manier gebouwd en bestaan ze uit dezelfde stoffen. Hoofdstuk 6 leerjaar 3 regeling (invloeden van drugs en alcohol op het zenuwstelsel en de hormonen) Alcohol en drugs kunnen de werking van de hersenen beïnvloeden, en hierbij ook de hormonen. Het reactievermogen en het waarnemingsvermogen nemen af. De schakelcellen die naar de grote hersenen gaan worden beïnvloed door alle drugs en alcohol. Als je onder invloed bent van alcohol of drugs word er gezorgd dat sommige impulsen anders of niet naar de hersenen worden vervoerd door de schakelcellen. Zeker in het verkeer is het levensgevaarlijk. Alcohol heeft een verdovende werking op de hersenen. Matig alcohol gebruik is in het algemeen niet schadelijk maar grote hoeveelheden wel. Bij langdurig gebruik van grote hoeveelheden werkt het verslavend. Effecten van alcohol zijn afhankelijk van de benuttigde hoeveelheid. Doordat alcohol remmingen weg neemt wordt je wat meer ontspannen en vrolijker. Als je meer alcohol drinkt raak je aangeschoten en als je nog meer drinkt word je dronken. Het alcohol gehalte van het bloed word meestal weergegeven in promilage. Bij mensen die aan alcohol verslaafd zijn aan alcohol treden vaak ziekte verschijnselen op bijv. ontstekingen van de lever, de maag en het darmkanaal. Bij sommige alcoholisten verdwijnt zelfs het geheugen. Ze zijn niet meer in staat om iets te onthouden, zelfs niet wat voor dag het vandaag is. Deze ziekte noemen ze de ziekte van Karsakov. Met drugs worden in het algemeen stoffen bedoeld waarvan het wettelijk verboden is ze te verkopen en ze te gebruiken. We onderscheiden daarbij soft en hard drugs. Softdrugs werken in het algemeen niet verslavend, maar harddrugs daarin tegen wel. Ze maken de gebruiker zowel geestelijk als lichamelijk afhankelijk van de drug. Harddrugs zijn schadelijk voor de gezondheid. Ze kunnen leiden tot beschadigingen van de lever, van de nieren en van de hersenen. Het gebruik van harddrugs verandert het hele leven van een verslaafde. Een junk zal er alles voor over hebben om aan drugs te komen. Zoals diefstal, inbraak en prostitutie. Als een junk afkickt zijn er hevige ontwenningsverschijnselen zoals koorts, pijn, misselijkheid en slapeloosheid. Het is wettelijk verboden softdrugs en harddrugs te verhandelen. Maar omdat het niet verslavend is en bijna geen maatschappelijke problemen opleveren, word er in sommige steden een gedoogbeleid gevold. Dat wil zeggen dat het verhandelen en gebruik onder bepaalde voorwaarden wordt toegestaan bijvoorbeeld in coffeeshops. Samenvatting Gedrag Biologie Hfdstk; Gedrag Onder gedrag verstaan we alles wat een dier of mens doet. Het gedrag van een dier of mens is opgebouwd uit een groot aantal handelingen. Hierbij is een respons, een reactie van een dier of mens op een prikkel. Ethologie is de studie van gedrag die een etholoog bestudeert. Bij het bestuderen hiervan maakt een etholoog een nauwkeurige beschrijving van elk type handeling. Deze beschrijving moet objectief zijn, dit betekent dat er alleen feiten in mogen staan en dit word een ethogram genoemd. Ook kun je het gedrag weergeven in de vorm van een protocol, dit is een lijst van achtereenvolgens waargenomen handelingen van een dier. Als het effect van de ene handeling leidt tot een volgende handeling word dit een gedragsketen genoemd. Soms in de wilde natuur zie je ook wel dat een dier zijn nestplaats beschermd, hij bewaakt dan zijn Pagina 7 van 35

8 territorium. Gedrag word veroorzaakt door prikkels en motiverende factoren. Voorbeelden hiervan zijn: honger, dorst en hormonen. Motiverende factoren worden ook wel inwendige prikkels genoemd. Ter onderscheid worden prikkels dan uitwendige prikkels genoemd voorbeelden zijn: temperatuur, licht en geluid. Hierbij is een sleutelprikkel is de prikkel die de doorslaggevende rol speelt bij het veroorzaken van een bepaald gedrag. Supranormale prikkels zijn kunstmatige prikkels. Gedrag wordt bepaald door erfelijke factoren en door leerprocessen. Sociaal gedrag is het gedrag van soortgenoten ten opzichten van elkaar. We noemen de handelingen bij sociaal gedrag signalen. Door signalen is communicatie tussen soortgenoten mogelijk. Signalen kunnen worden gegeven door middel van kleuren, geuren, geluiden, houdingen of gebaren. Tot sociaal gedrag behoren o.a territorium gedrag, voortplantingsgedrag, gedrag dat een functie heeft bij het vaststellen van een rangorde binnen groepen en gedrag dat een rol speelt bij taakverdelingen binnen groepen. Bij territorium gedrag verdedigt het mannetje het gebied rond om de nestplaats. Veel dieren die hun territorium verdedigen vertonen op grens ervan dreiggedrag dit gedrag bevat voor de kenmerken van zowel aanvalsgedrag als van vluchtgedrag. Oversprong gedrag ontstaat als de motiverende factoren voor de twee tegen strijdige gedragingen sterk zijn. Het lijkt meestal zinloos, maar het heeft echter wel vaak een signaal functie. Voortplantingsgedrag bestaat bij veel dieren uit baltsgedrag, gevolg door paring. Het bestaat uit een aantal signalen die een gedragsketen vormen. De bereidheid tot paren word bij zoogdieren bronst genoemd. Bij het dreigen kunnen de dominante dieren imponeergedrag vertonen, ze maken zich dan zo groot en indrukwekkend mogelijk. Het ondergeschikte dier vertoont vaak tegenover het dominante mannetje verzoeningsgedrag. Het gedrag van mensen word ook bepaalt door erfelijke factoren en door leerprocessen tot gedrag dat grotendeels wordt bepaald door erfelijke factoren, behoren o.a. het zuiggedrag van baby s en de gelaatsuitdrukkingen bij vreugde, woede en angst. Door contact via signalen leert een kind zich sociaal te ontwikkelen bovendien kunnen mensen nadenken over hun gedrag en kunnen ze hun gedrag beoordelen. Normen zijn hierbij de gedragsregels waarvan veel mensen vinden dat je, je eraan moet houden. Waarden zijn uitgangspunten die mensen gebruiken bij het inrichten van hun leven. beiden veranderen! Hoofdstuk 1, deel 4 Basisstof 1. * Organische stoffen zijn afkomstig van organismen of van producten van organismen. - Organische stoffen bevatten veel energie. - Organische stoffen zijn bijvoorbeeld: koolhydraten, vetten, eiwitten. * Anorganische stoffen komen zowel in organismen voor als in de levenloze natuur. - Anorganische stoffen bevatten weinig energie. - Anorganische stoffen bijvoorbeeld: zuurstof, koolstofdioxide, water, mineralen. * Enzymen versnellen de reacties van stofwisselingsproducten zonder zelf daarbij verbruikt te worden. - Enzymen werken specifiek. - Enzymen zijn eiwitten. De snelheid waarmee een enzym een reactie versnelt noemen we de enzymactiviteit. - Is afhankelijk van de temperatuur en de zuurgraad. * De temperatuur beïnvloedt de enzymactiviteit. - De laagste temperatuur waarbij een enzym nog actief is, is de minimumtemperatuur. Pagina 8 van 35

9 - Beneden de minimumtemperatuur is een enzym tijdelijk onwerkzaam. - De temperatuur waarbij de enzym de enzymactiviteit het grootst is, is de Optimumtemperatuur. - De hoogste temperatuur waarbij een enzym voorgoed onwerkzaam is, is de Maximumtemperatuur. - Boven de maximumtemperatuur wordt het enzym voorgoed onwerkzaam. * De zuurgraad beïnvloedt het enzym. In je lichaam worden voortdurend nieuwe stoffen gemaakt. Deze stoffen heb je nodig om te groeien en om een wond te laten herstellen. Ook worden overal in je lichaam oude cellen vervangen door nieuwe cellen. * Energie is nodig bij het bewegen, maar ook om je lichaam warm te houden. * Bij vorming van nieuwe stoffen en bij het vrijmaken van energie vind stofwisseling plaats. Basisstof 2. In planten komt fotosynthese voor. Voor fotosynthese zijn 2 stoffen nodig koolstofdioxide en water deze twee stoffen worden dan verbruikt en omgezet in glucose en zuurstof. Bij fotosynthese is (zon)licht nodig. Licht is een vorm van energie. Bij de vorming van glucose wordt de energie verbruikt. Glucose is een energierijke stof. Bij fotosynthese wordt lichtenergie vastgelegd in glucose. Reactie fotosynthese: koolstofdioxide+water+lichtenergie glucose+zuurstof. Koolstofdioxide wordt opgenomen uit de lucht vooral via de huidmondjes. Water wordt vooral opgenomen uit de bodem via de wortelharen. Koolstofdioxide+water zijn anorganische stoffen ze bevatten vrijwel geen energie. Glucose is een organische stof die veel energie bevat. De zuurstof die de plant verlaat gaat via de huismondjes weg. Fotosynthese vindt alleen plaats in cellen met bladgroen. Bladgroen bevat enzymen die de reactie van de fotosynthese versnellen. Niet aan elke plant is te zien dat ze bladgroen hebben bijvoorbeeld aan een witte kool toch bevat deze wel bladgroen. Fotosynthese kan alleen plaatsvinden bij een geschikte temperatuur. Als het de koud is vind er geen fotosynthese plaats. Basisstof 3. * Planten nemen alleen anorganische stoffen op uit hun milieu zoals: water, mineralen, Koolstofdioxide en zuurstof. * Planten bestaan ook uit vele organische stoffen zoals: koolhydraten, eiwitten en vetten. * Bij fotosynthese ontstaat een organische stof: glucose uit anorganische stoffen: Koolstofdioxide en water. * Glucose kan worden omgezet in suiker of in zetmeel of in cellulose. - Suiker kan naar alle delen van de plant worden vervoerd. - Zetmeel wordt tijdelijk opgeslagen in de bladeren. - Cellulose komt voor in de celwanden van planten. * Samen met nitraat kan glucose worden omgezet in eiwitten. Nitraat is een voedingszout voor planten. Planten nemen nitraat uit de bodem. * Assimilatie is de vorming van organische stoffen waaruit een organisme bestaat. * Veel van de organische stoffen die uit glucose ontstaan, doen dienst als bouwstoffen. Pagina 9 van 35

10 * Organische stoffen kunnen ook dienst doen als brandstoffen. Basisstof 4. Bij verbranding reageert brandstof met zuurstof. Hierdoor ontstaan verbrandingsproducten: koolstofdioxide+water. In de cellen van organismen is glucose meestal de brandstof. Bij verbranding in je lichaam komt energie meestal vrij in de vorm van warmte of beweging. Verbranding van glucose: glucose+zuurstof koolstofdioxide+water+energie. Ook koolhydraten, eiwitten en vetten kunnen als brandstof dienst doen. * Grondstofwisseling is de stofwisseling van een organisme in rust. - De grondstofwisseling bij mensen is afhankelijk van het geslacht, de leeftijd en Milieutemperatuur. * Bij warmbloedige dieren is de grondstofwisseling meestal hoger dan bij koudbloedige dieren. * In een organisme vindt meer verbranding plaats, als het organisme meer beweegt. - Bij lichamelijke inspanning vindt in de spenen veel verbranding plaats. Basisstof 5. Als een plant in het licht staat vindt er fotosynthese plaats. Bij fotosynthese gebeurt ongeveer het omgekeerde van wat er bij verbranding gebeurt. * In het licht vinden bij een plant fotosynthese en verbranding plaats. - Bij fotosynthese ontstaat meer glucose en komt meer zuurstof vrij dan bij de Verbranding wordt gebruikt. * Bij een plant in het donker vindt verbranding plaats. - Neemt zuurstof op. - Geeft koolstofdioxide af. * Bij bacteriën, schimmels en dieren vind verbranding plaats. - Nemen zuurstof op. - Geven koolstofdioxide af. * Koolstofdioxide is aan te tonen met helder kalkwater. Planten: Basisstof 1: Ongeslachtelijke voortplanting is een deel van een individu dat uitgroeit tot een nieuw individu. Eencellige wieren, zoals boomalgen, planten zich voort door deling. Ongeslachtelijke voortplanting vind plaats bij zaadplanten, kamerplanten, aardappelplanten en bolgewassen. Bij kamerplanten vind er voortplanting plaats door middel van stekken. Bij aardappelplanten vind voortplanting plaats door middel van knollen. Een knol is een verdikte stengel die veel reservevoedsel bevat. Bij bolgewassen vind voortplanting plaats door middel van bollen. Een bol bestaat uit een bolschijf met rokken. Rokken zijn verdikte bladeren met reservevoedsel. Een aardbeiplant vormt uitlopers. Hieraan groeien nieuwe jonge planten. Als de jonge planten worden gescheiden groeien ze zelfstandig verder. Ongeslachtelijke voortplanting vindt plaats door middel van gewone celdelingen. Gewone celdelingen worden ook wel mitose genoemd. Pagina 10 van 35

11 Na een gewone celdeling bevatten beide dochtercellen dezelfde informatie voor erfelijke eigenschappen als de moedercel. Het genotype van de dochtercellen blijft hetzelfde als de ouder. Dat zegt niet dat ze dezelfde fenotype hebben. Het fenotype van een organisme komt tot stand door het genotype en door de invloeden van het milieu. Bij geslachtelijke voortplanting de kernen van 2 geslachtscellen versmelten. Daardoor ontstaat een bevruchte eicel. Die eicel die kan weer uitgroeien tot een nieuw individu. Bij de vorming van geslachtscellen vind reductiedeling plaats. Reductiedeling wordt ook wel meiose genoemd. Bij reductiedeling worden de chromosomen van elk chromosomenpaar over de dochtercellen verdeeld. Welke chromosomen na reductiedeling bij elkaar in een dochtercel komen te liggen, is afhankelijk van het toeval. Een individu produceert dan ook geslachtscellen met veel verschillende genotype. Welke genotype de bevruchte eicel heeft is afhankelijk van het toeval. Bij geslachtelijke voortplanting ontstaan dan ook nakomelingen met telkens nieuwe genotype. Basisstof 2: Een bloem bestaat uit kroonbladeren, meeldraad, stamper, kelkbladeren en de bloemsteel. Je kunt de meeldraad en de stamper weer onderverdelen. Bij de stamper zijn dat de stempel, stijl en het vruchtbeginsel. Bij het meeldraad zijn het de helmknop en het helmdraad. De kelkbladeren zijn meestal groen. De functie van de kelkbladeren is, het beschermen van de bloem in de knop tegen uitdroging en kou. De kroonbladeren zijn vaak groot en opvallend gekleurd, maar ook soms klein en groen. De functie van de kroonbladeren is het aanlokken van insecten. Behalve als de kroonbladeren groen zijn. De functie van de meeldraad is het vormen van stuifmeelkorrels door reductiedeling in de helmhokjes. De meeldraad word ook wel het mannelijke voortplantingsorgaan genoemd. De functie van de stamper is het vormen van eicellen door reductiedeling in de zaadbeginsels. In de helmknoppen van de meeldraden ontstaan door reductiedeling stuifmeelkorrels. Tijdens de vorming van stuifmeelkorrels ontstaan er helmhokjes in de helmknop. Basisstof 3: Bestuiving is als er stuifmeel van een meeldraad op de stempel van een stamper terechtkomt. De stuifmeel moet wel terechtkomen op de stempel van een bloem van dezelfde bloemsoort. Anders is het geen bestuiving. Vaak komt het stuifmeel van de ene plant terecht op de stempels van een bloem van een andere plant. Dat heet kruisbestuiving. Als het stuifmeel van de meeldraden op de stempels van dezelfde plant komen dan noem je dat zelfbestuiving. Bestuiving kan op 2 manieren gebeuren door insecten en door de wind. Als het door insecten gebeurt noem je die bloemen insectenbloemen. Als het gebeurt door de wind dan noem je de bloemen windbloemen. Insectenbloemen zijn meestal grote bloemen met vaak opvallende gekleurde kroonbladeren. De bloemen geuren en hebben vaak nectar. De stuifmeelkorrels zijn ruw en kleverig. En bij insectenbloemen word in verhouding weinig stuifmeelkorrels geproduceerd. Windbloemen zijn meestal kleine en onopvallende bloemen met meestal groene kroonbladeren. De stuifmeelkorrels zijn licht en glad. De helmknoppen en stempels steken buiten de bloemen ui. En er worden heel veel stuifmeelkorrels geproduceerd. Pagina 11 van 35

12 Basisstof 4: Als een stuifmeelkorrel op een stempel van een plant van dezelfde soort is gekomen, vormt die stuifmeelkorrel een buis: de stuifmeelbuis. De stuifmeelbuis groeit door de stijl naar een zaadbeginsel in vruchtbeginsel. De kern van de stuifmeelkorrel versmelt met de kern van de eicel. Een kiem ontstaat uit een bevruchte eicel en er kan een kiemplantje uit ontstaan. Een zaad ontstaat uit een zaadbeginsel. Er kunnen tientallen of honderden zaden ontstaan uit een enkele plant. Als deze zaden allemaal onder de plant op de bodem terechtkomen en gaan ontkiemen is er te weinig voor de kiemplantjes. Daarom worden de zaden verspreid van de ouderplant (het liefst een heel eind ervan weg). De meeste vruchten en zaden worden verspreid door de windt. Deze vruchten en zaden hebben meestal een hulp middel om lang in de lucht te blijven zweven. Bij andere planten kunnen de vruchten en zaden worden verspreid door dieren. De vruchten hebben dan vaak sappig vruchtvlees, zodat ze voor de dieren aantrekkelijk zijn om te eten. Deze zaden verteren niet en komen zo in de uitwerpselen van de dieren terecht. Ook kunnen de vruchten haakjes hebben en blijven ze zo in de huid van de dieren zitten. Basisstof 5 Een voorbeeld van een zaad is een bruine boon. Aan de buitenkant van een bruine boon zit een stevig bruin vlies, de Zaadhuid. Een bruine boon bestaat uit twee helften: de zaadlobben. De zaadlobben bevatten reservevoedsel ( vooral zetmeel), maar ook eiwitten en vetten. Bij veel plantensoorten ontkiemen de planten pas na een rustperiode. De ontkieming is afhankelijk van een aantalfactoren zoals goede temperatuur en aanwezigheid van water en zuurstof. Bij een bruine boon neemt hij water op bij de ontkieming. Hierdoor zwellen de zaadlobben op en scheurt de zaadhuid open. De kiem begint dan met groeien en ontwikkelt zich tot een kiemplantje. Bij verbranding in het kiemplantje is zuurstof nodig. Een ander deel van de reserve stoffen wordt gebruikt als bouwstof. Uit de open gescheurde zaadhuid komt eerst het worteltje naar buiten. Het worteltje vormt wortelharen. Via het worteltje neemt het kiemplantje water en mineralen op uit de bodem. Tijdens de ontkieming wordt een kiemplantje groter en zwaarder: er vindt groei plaats. De groei vindt plaats door dat er steeds meer cellen worden bijgevormd. Door cytoplasma bij te vormen worden de dochtercellen elk weer net zo groot als de moedercel. We noemen dat plasmagroei. Plantencellen kunnen daarna celstrekking ondergaan. Hierbij groeit de plantencel langwerpig uit. Een kiemplantje groeit en ontwikkelt zich tot een volwassen boonplant. Aan de boonplant komen bloemen. Na de bestuiving en bevruchting ontwikkeling zich vruchten en zaden. In een zaad bevindt zich een kiem. En die kan weer uitgroeien tot een nieuw kiemplantje. Basisstof 6 Alle zaadplanten hebben stengels,bladeren en wortels. Wortels zorgen voor het opnemen van water en mineralen en het vast zetten van de plant in de bodem. Stengels zorgen voor de stevigheid van de plant. Stengels dragen de bladeren en de bloemen en verder zorgen ze voor de transport van water en de opgeloste stoffen van de wortels naar de bladeren en in de omgekeerde richting. Pagina 12 van 35

13 Het transport in zaadplanten vond vooral plaats via vaten. Vaten zijn lange dunne buizen die van de wortels tot in de bladeren lopen. We onderscheiden ze in hout- en bastvaten. In de stengels liggen de vaten bij elkaar in vaatbundels. En in de bladeren liggen de vaten in de nerven. Houtvaten ontstaan uit de boven elkaar gelegen houtcellen. De houtcellen zette tegen de verticale celwanden verdikkingen af van de cellulose en houtstof. De wortels nemen vooral de voedingstoffen uit de bodem. Via de celwanden van de wortelharen wordt het water met de opgeloste mineralen opgenomen. Wortelharen zijn uitstulpingen van opperhuidcellen. Het water wordt door de houtvaten omhoog vervoerd, tegen de zwaarte kracht in. Dit gebeurt door de zuiging van de bladeren. Uit de bladeren verdampt voortdurend water, vooral via de huidmondjes. Het water verdampt voornamelijk uit de celwanden, vooral uit de celwanden die grenzen aan luchtholtes die achter de huidmondjes liggen. Basisstof 7 Planten krijgen ook stevigheid door de vocht in de vacuolen van cellen. Het vocht in de vacuolen drukt de cel tegen de celwand aan. De celwand kan maar een klein beetje uitrekken. De druk van de cel tegen de wand noemen we turgor. Door de turgor verkrijgen de opperhuid en het vulweefsel van planten stevigheid. Wanneer een plant meer verdampt dan er door de wortels wordt opgenomen, verdwijnt er water uit de vacuolen van de cellen van de plant. Hierdoor neemt de druk van de celwand af. De opperhuid en het vulweefsel verliezen stevigheid. De plant gaat slap hangen en kan ten slotte verwelken. Ook zorgen vezels voor een stevigheid van de plant. Vezels ontstaan uit de langgerekte cellen. De cellen zette de dikke celwanden af die naast cellulose ook houtstof bevatten. Daarna sterven de cellen binnen de wanden af. De vezels liggen meestal bij elkaar in bundels bijvoorbeeld: aan de buitenkant van de stengels. Als een plant veel water verdampt, bestaat het gevaar dat de plant uitdroogt. Bij veel planten vinden we eigenschappen die te sterke verdamping tegen gaan. Bij de meeste planten is de opperhuid van de stengels en bladeren voorzien van een waslaagje. Dit waslaagje gaat verdamping tegen. En dit vindt meestal plaats bij planten die in een droog milieu leven. Hoofdstuk 3. Ecologie. Ecologie = kennis over het bewoonde huis. Biosfeer: laag van de aarde, van enkele meters onder de grond, nog grotere diepte in het water en enkele kilometers hoog de lucht in. Het is het studieterrein van de ecologie en opgebouwd uit meerder ecosystemen. Ecosysteem: een gebied waarin, als gevolg van het heersende klimaat, bepaalde organismen voorkomen en waarbij een uitwisseling van materie plaatsvindt tussen de levende en niet-levende elementen. Het aardse ecosysteem wordt onderverdeeld in deelsystemen. Voorbeelden zijn het ecosysteem van de oceaan, van de savanne, van de toendra enz. Binnen deze ecosystemen worden kleinere deelsystemen onderscheiden. Voorbeelden zijn het ecosysteem van een sloot of van het bos. Een ontwikkeld ecosysteem heeft een dynamisch evenwicht: het kent een evenwicht tussen de hoeveelheid energie en materie, die erin binnenkomen en die eruit gaan. Dit betekent niet dat die hoeveelheden altijd precies even groot zijn. De waterkringloop: water kan voorkomen als ijs, water en waterdamp. De overgangen kosten veel energie. Water - ijs? warmte komt vrij Pagina 13 van 35

14 Waterdamp water? veel warmte komt vrij Winterstagnatie: ijsvorming vindt plaats aan het oppervlak, dit vormt voor het leven in het water een goede bescherming tegen bevriezing. Zomerstagnatie: door de zon opgewarmd water zal bij het oppervlak blijven. De uitwisseling van materiaal tussen de bovenste lagen van het water met de onderste lagen wordt hierdoor geblokkeerd. Voor verdamping is veel energie nodig. Waar hangt de hoeveelheid verdamping vanaf? - zonnestraling (hoe meer straling hoe meer verdamping) - grootte van het wateroppervlak - afvoer van de verdamping (wind) Door opstijgend lucht op de ene plaats zal elders lucht dalen en stromen naar de plaats waar de lucht opstijgt. (zo ontstaat er wind) Passaatwinden: de sterkste opstijgende luchtstromen worden aangetroffen bij de evenaar, langs het aardoppervlak zal er dus lucht naar de evenaar stromen: dit zijn de passaatwinden. Vroeger bestond de aarde uit vloeibaar gesteente. Dit is gestold en heeft het gesteente graniet gevormd. Graniet bestaat uit verschillende gekleurde mineraalkristallen en korrels. Uit graniet ontstaan door verwering klei en zand. Er zijn drie belangrijke eigenschappen waardoor het water de verwering sterk beïnvloed: - het oplossen van veel stoffen in water - het uitzetten van water bij bevriezing - het stromen van water Fysische verwering = verwering door bevriezing. Chemische verwering = door water kunnen ionen oplossen uit het gesteente. Waarom is drielagenklei zo vruchtbaar? De deeltjes van de klei bestaan uit drie lagen die negatief geladen zijn en elkaar dus afstoten. Omdat ze negatief geladen zijn trekken ze wel veel positieve ionen aan en houden ze makkelijk water vast. De kleideeltjes in de tweelagenklei zijn verder afgebroken. (komt vooral voor in de tropen, dit is belangrijk om te weten in verband met vruchtbaarheid en erosiegevaar.) Sedimenteren:Zand en klei dat in de zee terecht komt bezinkt op de zeebodem. Er worden drie verschillende biologische processen onderscheiden in de kringloop van de elementen: - assimilatie - dissimilatie - energieomzettingen Bij assimilatie? het molecuul of ion wordt opgenomen door een organisme en gebruikt voor de opbouw. Bij dissimilatie? het element komt vrij uit het organisme, als het op dat moment niet bruikbaar is en niet kan worden opgeslagen. Bij energieomzettingen? de elementen worden benut om er energie aan te onttrekken of in op te slaan. (BV. Fotosynthese) Fosfaat: fosfaat is zeer belangrijk als bouwstof voor DNA en ATP, het is in beperkte mate aanwezig. Autotrofe organismen staan aan de basis van al het leven in een ecosysteem. (de groene planten met hun fotosynthese en sommige bacteriesoorten) Pagina 14 van 35

15 Met de energie die ze winnen uit de zonnestraling zijn ze in staat CO2 te assimileren en allerlei organische stoffen op te bouwen. Ze zijn de primaire producenten en produceren biomassa (organisch materiaal)? de bruto primaire productie. Om te leven moet het organisme zichzelf onderhouden en dat kost een deel van de productie? de netto primaire productie blijft over: de toename in massa van de producenten. De heterotrofe organismen leven van de primaire productie. Dit zijn in eerste instantie de herbivoren en daarna de carbivoren (die eten de herbivoren). Van de afval van de producenten leven allerlei organismen. Al deze organismen samen zijn de secundaire productie ofwel de consumenten. Hoe kan het dat de primaire productie midden in de oceaanlaag is? Door een gebrek aan voedingsstoffen. Dode organismen zinken naar de bodem, hun afbraak vindt in de diepte plaats en door het water komen deze voedingsstoffen niet omhoog. De omzetting van biomassa in dieren hangt af van twee factoren: - de verteerbaarheid van het plantaardig materiaal - de bereikbaarheid van het plantaardig materiaal Voedselketen: een aaneenschakeling van organismen die verbonden zijn door een voedselrelatie. - Graasvoedselketen: de voedselketen waarbij planten worden opgegeten door herbivoren en die op hun beurt weer door carbivoren. - Afbraakvoedselketen: hierbij gaat het om de afvalverwerking, op de eerste plaats door regenwormen, pissebedden en allerlei insecten,op de tweede plaats door bacteriën en schimmels (dit zijn reducenten: ze geven enzymen aan hun omgeving af waardoor organische stoffen worden verteerd. Humus: overgebleven afval zoals mineralen en slecht verteerbare stoffen zoals hout. Consumenten 1ste orde: herbivoren 2de: carnivoren 1ste orde 3de: carnivoren 2de orde Voor de eigenschappen van een ecosysteem zijn de volgende aspecten ten aanzien van de voedingsstoffen van belang: 1. de totale hoeveelheid voedingsstoffen 2. de opname (input) en de afgifte (output) van stoffen door het ecosysteem 3. de verdeling van de stoffen over de levende biomassa, de dode biomassa en de bodem. Wat is het gevolg van ernstige verzuring? Alle mineralen spoelen op den duur naar diepere lagen. Dus ene gebrek aan mineralen. De overlevingskans van een organisme hangt af van: - de abiotische factoren (het klimaat en de bodem) - de biotische factoren (de andere organismen in het ecosysteem) Factoren allemaal gunstig? organisme ontwikkelt zich optimaal Paar factoren minder gunstig? het hangt van de weerstand en het incasseringsvermogen van het organisme af of deze het overleeft? de tolerantie Specialist: een soort met een smal tolerantiegebeid, onder stabiele omstandigheden doet hij het goed, bij veranderingen legt hij als eerste het loodje. Binnen een soort is de tolerantie niet altijd gelijk: Zij kan op twee manieren variëren: Pagina 15 van 35

16 - verschillende individuen hebben een verschillende tolerantie op basis van verschillen in het genotype (de sterkste individuen overleven) - verschillende stadia in de levenscyclus kennen andere optimale abiotische factoren. Veel dieren gebruiken de hoek van inval van de zonnestralen voor hun oriëntatie. Het effect van de temperatuur op koudbloedige organismen is groot (poikilotherme). Zij kunnen hun lichaamstemperatuur maar weinig zelf beïnvloeden. Chemische reactie verlopen bij een hogere temperatuur sneller. Warmbloedige organismen (homoiotherme) houden hun lichaamstemperatuur min of meer constant. Bij stijging en bij daling van de lichaamstemperatuur treedt een feedbackmechanisme in werking. Warmteverlies wordt voorkomen door de bloedcirculatie zo aan te passen, dat de warmte centraal in het lichaam blijft: bloedvaten worden vernauwd, veren en haren gaan overeind staan om te isoleren. Als de lichaamstemperatuur te hoog oploopt ga je zweten of hijgen om warmte kwijt te raken. Veel warmbloedige dieren overbruggen de winter met een winterslaap, hierbij gaan alle levensprocessen (hartslag, ademhaling enz) drastisch naar beneden. Cellen? hoofdzakelijk water? dit maakt allerlei chemische reacties mogelijk en transport. Regulatie van de waterbalans is voor ieder organisme erg belangrijk. Als er minder waterdamp in de lucht zit dan maximaal mogelijk spreken we van een relatieve luchtvochtigheid van x %. Bij de regulatie van de waterbalans moet er een evenwicht ontstaan tussen de opname en de afgifte van water. Bij pinguïns wordt vochtverlies zoveel mogelijk voorkomen door een vorm van waterrecycling: - de ingeademde poollucht neemt in de snavel, de luchtpijp en de longen vocht en warmte op - de snavel zelf wordt er koud van - als de lucht wordt uitgeademd komt deze weer langs de snavel - het vocht in de uitgeademde lucht condenseert in de neusholte - deels drupt dit naar binnen en deels bevochtigt het de lucht bij de volgende ademhaling - er gaat zo via ademhaling geen lucht verloren Oligotroof: er zijn weinig voedingsstoffen aanwezig in de bodem. Mesotroof: er zijn middelmatig voedingsstoffen aanwezig in de bodem. Eutroof: er zijn veel voedingsstoffen aanwezig in de bodem. Indicatoorplanten: planten met kalkminnende, zoutminnende of nitraatminnende eigenschappen zijn indicatoren voor de bewuste stof in de bodem. Trofische relatie: de relatie van eten of gegeten worden. Predator: aanvaller Prooi: slachtoffer Manieren om minder kans te lopen dat je wordt opgegeten: - ervoor te zorgen dat je niet lekker smaakt (veel planten produceren vies smakende stoffen, dieren ook en deze zien er vaak opvallend uit zodat de predator onthoud dat ie vies was) - het hebben van stekels en doornen - mimicry: verschillende soorten dieren die helemaal niet zo vies smaken, nemen de kleuren over van de vieze soorten en worden daarom ook gemeden als prooi. Camouflage: niet opvallen, al het mogelijke is hierbij toegestaan. Het is voor jong en oud, predator en Pagina 16 van 35

17 prooi, de manier om aan de aandacht van de ander te ontsnappen (bv wandelende tak) Intimideren: de ander onder de indruk van je maken, door bv haren of veren overeind te zetten, groter voordoen dan je bent en keelzakken tevoorschijn te toveren. Er bestaat competitie tussen soorten om hetzelfde voedsel of om dezelfde woonplaats. - er zullen nooit twee soorten zijn in een ecosysteem die precies dezelfde behoeftes hebben want de sterkste zou alles opeisen en de ander sterft, de overlap is altijd maar gedeeltelijk. (bv leeuwen, hyena s en gieren die vechten om een stuk aas en uiteindelijk krijgt ieder toch zijn deel omdat ze allemaal een eigen specialisme hebben om een bepaald deel van het karkas te verwerken) Symbiose: hechte relaties waarin bepaalde soorten met elkaar te maken hebben. Er zijn 3 soorten symbiotische relaties te onderscheiden: - parasitisme - commensalisme - mutualisme Parasitisme is de minst aardige: het gaat om predatie alleen de prooi kan heel lang blijven leven. Je hebt twee soorten parasieten: - ectoparasieten - endoparasieten Ectoparasieten: leven aan de buitenzijde op of net in de huid, vandaar zuigen ze weefselvocht of bloed uit de gastheer. (bv teken, vlooien, bloedzuigers) *teek is bekend door de bacterie die hij overbrengt die de ziekte van Lyme veroorzaakt. Deze bacterie is ook een parasiet maar dan een endoparasiet. Endoparasieten: zij leven gedurende een of meer levensfasen in de gastheer (bv spoelwormen en lintwormen)deze parasieten hebben vaak naast een gastheer ook een tussengastheer nodig. Commensalisme is niet negatief voor een van de partijen. Het betekent letterlijk aan tafel aanschuiven zonder dat je aan iemand zijn eten zit. (bv koerreigers die om een grazend rund heen zitten omdat bij het grazen insecten opschrikken die hun kunnen op eten, het rund ondervind geen last) Mutualisme: beide soorten hebben profijt (bv bij bijen en bij neushoornvogeltjes) In een broedkolonie speelt de concurrentie om ruimte een rol, dit geldt ook voor voedsel, nestgelegenheid en schuilplaatsen. Elke soort heeft manieren ontwikkeld om te voorkomen dat de zaak uit de hand loopt: - het hebben van territoria - het aanwezig zijn van een sociale hiërarchie - stressgevoelige factoren Territorium: hierbij bakenen paartjes, individuen of groepen gebieden af. Sociale hiërarchie: de competitie staat voorop. Door te intimideren en soms te vechten, komen bepaalde individuen hoger op de sociale ladder. Zij hebben dan de eerste keus bij het voedsel en paren enz. (wolven) Elk dier heeft zijn eigen plekje of adres waar hij in het ecosysteem uithangt: een habitat (ruimtelijke aanduiding) Ecologische nis: alles waarmee het organisme in contact staat met zijn omgeving. In een bepaalde habitat kunnen nooit twee soorten aanwezig zijn die op identieke wijze gebruik maken van dezelfde hulpbronnen? dit zou tot uitsluiting van een van beiden leiden. Biodiversiteit: neemt toe doordat sommige individuen zich net iets beter kunnen handhaven dan anderen Pagina 17 van 35

Winterstagnatie: ijsvorming vindt plaats aan het oppervlak, dit vormt voor het leven in het water een goede bescherming tegen bevriezing.

Winterstagnatie: ijsvorming vindt plaats aan het oppervlak, dit vormt voor het leven in het water een goede bescherming tegen bevriezing. Samenvatting door een scholier 2107 woorden 24 februari 2004 5,2 42 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Pasteur Hoofdstuk 3. Ecologie. Ecologie = kennis over het bewoonde huis. Biosfeer: laag van de aarde,

Nadere informatie

Samenvatting Planten VMBO 4a Biologie voor Jou

Samenvatting Planten VMBO 4a Biologie voor Jou Samenvatting Planten VMBO 4a Biologie voor Jou 2.1 Ongeslachtelijke voortplanting = voortplanting waarbij geen bevruchting plaats vindt; hierbij groeit een stukje van de volwassen plant uit tot een nieuwe

Nadere informatie

Ongeslachtelijke voortplanting : Een deel van een individu groeit uit tot een nieuw individu.

Ongeslachtelijke voortplanting : Een deel van een individu groeit uit tot een nieuw individu. Samenvatting door H. 921 woorden 24 januari 2014 5,9 24 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie Thema 2 Planten 01 Ongeslachtelijke voortplanting : Een deel van een individu groeit

Nadere informatie

Ongeslachtelijke voortplanting: een deel van een organisme groeit uit tot een nieuw organisme

Ongeslachtelijke voortplanting: een deel van een organisme groeit uit tot een nieuw organisme Samenvatting Thema 2: Planten Basisstof 1 Ongeslachtelijke voortplanting: een deel van een organisme groeit uit tot een nieuw organisme - Gebeurt door mitose (gewone celdeling) - Alle nakomelingen hebben

Nadere informatie

Samenvattingen. Samenvatting Thema 1: Stofwisseling. Basisstof 1. Organische stoffen:

Samenvattingen. Samenvatting Thema 1: Stofwisseling. Basisstof 1. Organische stoffen: Samenvatting Thema 1: Stofwisseling Basisstof 1 Organische stoffen: - Komen af van organismen of zitten in producten van organismen - Bevatten veel energie (verbranding) - Voorbeelden: koolhydraten, vetten,

Nadere informatie

Antwoorden door een scholier 1825 woorden 28 februari keer beoordeeld

Antwoorden door een scholier 1825 woorden 28 februari keer beoordeeld Antwoorden door een scholier 1825 woorden 28 februari 2005 6 511 keer beoordeeld Vak Biologie Biologie Thema 5 Opdracht 1 1. Het uiterlijk is een fenotype van een organisme. 2. Alle erfelijke informatie

Nadere informatie

Samenvatting Thema 5 Planten Brugklas Nectar

Samenvatting Thema 5 Planten Brugklas Nectar Samenvatting Thema 5 Planten Brugklas Nectar 5.1 4 organen van de plant: Wortels o Opnemen water met voedingsstoffen (mineralen) o Stevigheid o Opslag van reservestoffen Stengel o o Transport van water

Nadere informatie

Antwoorden Biologie Planten

Antwoorden Biologie Planten Antwoorden Biologie Planten Antwoorden door een scholier 1287 woorden 21 december 2006 6,9 97 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Opdracht 1 1. Als een deel van een individu uitgroeit

Nadere informatie

Mitose is een ander woord voor gewone celdeling. Door gewone celdeling blijft het aantal chromosomen in lichaamscellen gelijk (46 chromosomen).

Mitose is een ander woord voor gewone celdeling. Door gewone celdeling blijft het aantal chromosomen in lichaamscellen gelijk (46 chromosomen). Samenvatting door M. 1493 woorden 28 februari 2014 5 5 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Genotype en fenotype Veel eigenschappen zijne erfelijk. Je hebt deze eigenschappen geërfd van

Nadere informatie

Zijn er bij deze onderwerpen deficiënties, dan kun je via de volgende sites je kennis vergroten: - -

Zijn er bij deze onderwerpen deficiënties, dan kun je via de volgende sites je kennis vergroten: -  - VOORKENNIS BIOLOGIE Inhoud Organen en Cellen... 2 Voortplanting... 3 Erfelijkheid... 3 Planten... 4 Verbranding en ademhaling... 5 Voeding en vertering... 5 De cursus biologie, die je voorbereidt op het

Nadere informatie

De romp bestaat uit een borstholte en een buikholte, gescheiden door het middenrif.

De romp bestaat uit een borstholte en een buikholte, gescheiden door het middenrif. Samenvatting Thema 1: Organen en cellen Basisstof 1 Levenskenmerken (levensverschijnselen): - stofwisseling (ademhaling, voeding, uitscheiding) - groei - voortplanting - reageren op prikkels - ontwikkeling

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 5: planten

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 5: planten Samenvatting Biologie Hoofdstuk 5: planten Samenvatting door een scholier 1973 woorden 17 april 2017 7,1 51 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Samenvatting Hoofdstuk 5 Planten Uit welke delen

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Thema 1: Organen en cellen

Samenvatting Biologie Thema 1: Organen en cellen Samenvatting Biologie Thema 1: Organen en cellen Samenvatting door M. 721 woorden 15 januari 2014 7,1 28 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Organismen Organismen is een levend wezen:

Nadere informatie

Cellen aan de basis.

Cellen aan de basis. Cellen aan de basis. Cellen aan de basis In het thema cellen aan de basis vinden we twee belangrijke thema s uit biologie voor jou terug. 1. Organen en cellen (thema 1 leerjaar 3) 2. Stofwisseling (thema

Nadere informatie

1 Stoffen worden omgezet. Stofwisseling is het vormen van nieuwe stoffen en het vrijmaken van energie. Kortom alle processen in organismen.

1 Stoffen worden omgezet. Stofwisseling is het vormen van nieuwe stoffen en het vrijmaken van energie. Kortom alle processen in organismen. THEMA 1 1 Stoffen worden omgezet 2 Fotosynthese 3 Glucose als grondstof 4 Verbranding 5 Fotosynthese en verbranding 1 Stoffen worden omgezet. Stofwisseling is het vormen van nieuwe stoffen en het vrijmaken

Nadere informatie

Antwoorden Biologie Thema 5

Antwoorden Biologie Thema 5 Antwoorden Biologie Thema 5 Antwoorden door een scholier 697 woorden 9 juni 2003 6,8 323 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Basisstof 1 Opdracht 1 1. Het fenotype zijn de zichtbare

Nadere informatie

Samenvatting Biologie H3 Organen en cellen

Samenvatting Biologie H3 Organen en cellen Samenvatting Biologie H3 Organen en cellen Samenvatting door een scholier 751 woorden 30 mei 2017 8,2 6 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou H3 organen en cellen iets uitleg voorbeelden

Nadere informatie

Bouw zaadplanten. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Bouw zaadplanten. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. Auteur VO-content Laatst gewijzigd 16 December 2016 Licentie CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie Webadres http://maken.wikiwijs.nl/87623 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet.

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Planten en cellen

Samenvatting Biologie Planten en cellen Samenvatting Biologie Planten en cellen Samenvatting door een scholier 1333 woorden 5 juni 2004 5,6 147 keer beoordeeld Vak Biologie Planten Planten zijn overal om ons heen. Bomen en struiken. De een opvallend

Nadere informatie

PLANTEN VOORTPLANTING

PLANTEN VOORTPLANTING . PLANTEN VOORTPLANTING Voortplanting - Ongeslachtelijke voortplanting nakomelingen komen van 1 ouderplant * natuurlijke manieren * kunstmatige manieren - Geslachtelijke voortplanting uitwisseling van

Nadere informatie

108 keer beoordeeld 10 maart Biologie samenvatting Thema 4

108 keer beoordeeld 10 maart Biologie samenvatting Thema 4 7,3 Samenvatting door Laura 729 woorden 108 keer beoordeeld 10 maart 2013 Vak Biologie Methode Biologie voor jou Biologie samenvatting Thema 4 1 Bij het ordenen verdeel je een verzameling in groepen met

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Examen

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Examen Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Examen Samenvatting door een scholier 1780 woorden 5 maart 2007 7,6 47 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Vier rijken vergelijken Samenvatting 1.1 1) Wat leeft

Nadere informatie

Biologie ( havo vwo )

Biologie ( havo vwo ) Tussendoelen Biologie ( havo vwo ) Biologie havo/vwo = Basis Biologische eenheid Levenskenmerk Uitleggen hoe bouw en werking van onderdelen van een organisme bijdragen aan de functies voeding, verdediging

Nadere informatie

PLANTEN. Basis maakt de vragen 1 t/m 35. Voor iedere vraag kan 1 punt behaald worden

PLANTEN. Basis maakt de vragen 1 t/m 35. Voor iedere vraag kan 1 punt behaald worden BK402: PLANTEN Basis maakt de vragen 1 t/m 35. Voor iedere vraag kan 1 punt behaald worden Kader maakt de vragen 1 t/m 45. Voor iedere vraag kan 1 punt behaald worden Beantwoord de volgende vragen. 1 Een

Nadere informatie

Aerobe dissimilatie = de afbraak van glucose (maar ook vetzuren en aminozuren) met behulp van zuurstof, waardoor energie vrijkomt om ATP te maken.

Aerobe dissimilatie = de afbraak van glucose (maar ook vetzuren en aminozuren) met behulp van zuurstof, waardoor energie vrijkomt om ATP te maken. Begrippenlijst door Lauke 1056 woorden 23 oktober 2017 5,5 1 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Begrippen biologie hoofdstuk 2 Aerobe dissimilatie = de afbraak van glucose (maar ook vetzuren en

Nadere informatie

Aantekeningen Hoofdstuk 1: Vier rijken Vergelijken KGT

Aantekeningen Hoofdstuk 1: Vier rijken Vergelijken KGT Aantekeningen Hoofdstuk 1: Vier rijken Vergelijken KGT 1.1 De tuin 1 Wat leeft er in een tuin? Organismen: dit zijn levende wezens zoals, planten, dieren, mensen, bacteriën en schimmels. Levenskenmerken:

Nadere informatie

Samenvatting door F woorden 3 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou

Samenvatting door F woorden 3 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou Samenvatting door F. 1187 woorden 3 juni 2012 7 18 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Basisstof 1: Ordening in vier rijken Rijken(indelingscriteria): - Bacteriën - Schimmels - Planten

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3 Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3 Samenvatting door een scholier 1018 woorden 18 januari 2017 0 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Biologie samenvatting H3 3.1 Ecosysteem: afgebakend gebied met

Nadere informatie

Aantekeningen Hoofdstuk 2: Planten, dieren, mensen KGT

Aantekeningen Hoofdstuk 2: Planten, dieren, mensen KGT Aantekeningen Hoofdstuk 2: Planten, dieren, mensen KGT 2.1 Namen 1 Hoe zoek je de naam van een organisme op? De naam van een plant of een dier kan: * uit een andere taal komen * een eigenschap weergeven

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Thema 5 Erfelijkheid en Evolutie

Samenvatting Biologie Thema 5 Erfelijkheid en Evolutie Samenvatting Biologie Erfelijkheid en Evolutie Samenvatting door een scholier 1888 woorden 16 juni 2016 6,5 5 keer beoordeeld Vak Biologie Basisstof 1 De zichtbare eigenschappen (het uiterlijk) van een

Nadere informatie

In de ecologie bestudeert men de relatie tussen de organismen en het milieu waar ze voorkomen.

In de ecologie bestudeert men de relatie tussen de organismen en het milieu waar ze voorkomen. Samenvatting Thema 3: Ecologie Basisstof 1 In de ecologie bestudeert men de relatie tussen de organismen en het milieu waar ze voorkomen. Waarom leeft het ene dier hier en het andere dier daar? Alle organismen

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Thema 3: Voortplanting en ontwikkeling

Samenvatting Biologie Thema 3: Voortplanting en ontwikkeling Samenvatting Biologie Thema 3: Voortplanting en ontwikkeling Samenvatting door een scholier 1708 woorden 10 mei 2012 4,9 14 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou 1. Voorplanting en bevruchting

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 5

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 5 Samenvatting Biologie Hoofdstuk 5 6,8 Samenvatting door Syb 669 woorden 3 keer beoordeeld 4 maart 2018 Vak Biologie Biologie H3 Samenvatting PARAGRAAF 1 - Wortel Functies van de wortel: Het opnemen van

Nadere informatie

1. Biotische factoren (zijn afkomstig van andere organismen) - voedsel - soortgenoten - ziekteverwekkers - vijanden

1. Biotische factoren (zijn afkomstig van andere organismen) - voedsel - soortgenoten - ziekteverwekkers - vijanden Ecologie De wetenschap die bestudeert waarom bepaalde planten en dieren ergens in een bepaalde leefomgeving (milieu) voorkomen en wat de relaties zijn tussen organisme en hun milieu 1. Biotische factoren

Nadere informatie

Ordening. Bacteriën Schimmels Planten Dieren

Ordening. Bacteriën Schimmels Planten Dieren Ordening Bacteriën Schimmels Planten Dieren Bacteriën Kenmerken cellen: celwand geen celkern geen bladgroenkorrels eencellig planten zich voort door deling voeden zich meestal met dode resten van organismen

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Thema 4 - ordening - 1 vmbo kgt

Samenvatting Biologie Thema 4 - ordening - 1 vmbo kgt Samenvatting Biologie Thema 4 - ordening - 1 vmbo kgt Samenvatting door een scholier 1533 woorden 7 februari 2012 6,2 162 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Zie bijlage voor de complete

Nadere informatie

Ordening. Planten Dieren Bacteriën Schimmels

Ordening. Planten Dieren Bacteriën Schimmels Ordening Planten Dieren Bacteriën Schimmels Indeling plantenrijk Indeling dierenrijk Planten Kenmerken plantencellen: celwanden celkernen bladgroenkorrels Wieren Sporenplanten Zaadplanten Wieren / Algen

Nadere informatie

Samenvatting Biologie 5.1 t/m 5.4

Samenvatting Biologie 5.1 t/m 5.4 Samenvatting Biologie 5.1 t/m 5.4 Samenvatting door een scholier 3317 woorden 23 mei 2018 6,9 11 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar ZOEK OP ZOMERHOUT EN LENTEHOUT!!! Biologie samenvatting 5.1

Nadere informatie

Organismen die organisch en anorganische moleculen kunnen maken of nodig hebben zijn heterotroof

Organismen die organisch en anorganische moleculen kunnen maken of nodig hebben zijn heterotroof Boekverslag door A. 1802 woorden 20 juni 2007 5 71 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Samenvatting stofwisseling Stofwisseling is het totaal van alle chemische processen in een organisme

Nadere informatie

5.1=planten bekijken ZOEK OP ZOMERHOUT EN LENTEHOUT!!! Biologie samenvatting 5.1 t/m 5.4

5.1=planten bekijken ZOEK OP ZOMERHOUT EN LENTEHOUT!!! Biologie samenvatting 5.1 t/m 5.4 ZOEK OP ZOMERHOUT EN LENTEHOUT!!! Biologie samenvatting 5.1 t/m 5.4 5.1=planten bekijken -een bloem bestaat uit verschillende onderdelen (zie plaatje hieronder) -met de wortels van een bloem zuigt een

Nadere informatie

Taxonomen (ca. 1850): Organismen vertonen kenmerken van zowel planten als dieren. Wetenschappers gingen dus op kenmerken letten.

Taxonomen (ca. 1850): Organismen vertonen kenmerken van zowel planten als dieren. Wetenschappers gingen dus op kenmerken letten. Ordening van organismen: vroeger: plantenrijk - dierenrijk Taxonomen (ca. 1850): Organismen vertonen kenmerken van zowel planten als dieren. Wetenschappers gingen dus op kenmerken letten. huidige indeling:

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9 en 10

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9 en 10 Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9 en 10 Samenvatting door een scholier 96 woorden 2 juni 2007 7,7 9 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Paragraaf 9.1 Gist: Eencellige schimmelsoort die in gedroogde

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9 - Gedrag

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9 - Gedrag Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9 - Gedrag Samenvatting door Wil 975 woorden 6 juli 2014 7,1 13 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Gedrag: Alles wat een mens of dier doet. Waaruit bestaat

Nadere informatie

Doelstelling 1: Je moet de organismen kunnen indelen in 4 rijken en van elk rijk de kenmerken kunnen noemen.

Doelstelling 1: Je moet de organismen kunnen indelen in 4 rijken en van elk rijk de kenmerken kunnen noemen. Boekverslag door Een scholier 1128 woorden 15 januari 2005 5.1 80 keer beoordeeld Vak Biologie Biologie boek A Thema 5 Ordening en revolutie Doelstelling 1: Je moet de organismen kunnen indelen in 4 rijken

Nadere informatie

Werkstuk Biologie Dierenrijk

Werkstuk Biologie Dierenrijk Werkstuk Biologie Dierenrijk Werkstuk door een scholier 671 woorden 27 april 2001 4,7 232 keer beoordeeld Vak Biologie Dieren Je kunt het dierenrijk indelen in 8 groepen: -eencellige - sponzen *geen skelet

Nadere informatie

Thema 3b Voortplanting. Wereldoriëntatie L6

Thema 3b Voortplanting. Wereldoriëntatie L6 Wereldoriëntatie L6 Les 1 Instandhouding van de soort. p. 3 1. Alle levende wezens zijn opgebouwd uit cellen. Vul de woorden celkern, celvloeistof en celwand correct aan. 2. Vul de tekst aan. In elke

Nadere informatie

Celmembraan (duh! dat maakt het een cel) Celwand Ribosomen (voor eiwitsynthese) Soms: uitsteeksels zoals flagel (zweepstaart)

Celmembraan (duh! dat maakt het een cel) Celwand Ribosomen (voor eiwitsynthese) Soms: uitsteeksels zoals flagel (zweepstaart) Bacterie cel: prokaryoot: geen kern, geen chromosomen zoals wij ze kennen maar cirkelvormig Chromosoom: dus wel DNA Sommige autotroof: als ze pigmenten hebben waarmee ze fotosynthese kunnen uitvoeren Meeste

Nadere informatie

Antwoorden Biologie Thema 7

Antwoorden Biologie Thema 7 Antwoorden Biologie Thema 7 Antwoorden door Megan1808 709 woorden 1 jaar geleden 6,8 4 keer beoordeeld Vak Biologie Biologie Thema 7 Antwoorden Havo Vwo Thema 7.1 Opdracht 1 Opdracht 2 Opdracht 3 1= Stempsel

Nadere informatie

Cellen = de bouwstenen waaruit organismen zijn opgebouwd. Ieder rijk heeft zijn eigen soort cel.

Cellen = de bouwstenen waaruit organismen zijn opgebouwd. Ieder rijk heeft zijn eigen soort cel. Samenvatting door een scholier 2084 woorden 31 maart 2012 5.4 9 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar 1.1. Tuin Organisme: leven wezens Levenskenmerken van organismen: 1. Ze voeden zich 2. Ze groeien

Nadere informatie

Tussen de trofoblast en de kiemschijf wordt de navelstreng gevormd.

Tussen de trofoblast en de kiemschijf wordt de navelstreng gevormd. Biologie SE4 Hoofdstuk 6 Paragraaf 1 Tijdens de ovulatie komt een eicel vrij uit een van de beide ovaria. Deze eicel komt terecht in een eileider. Een van de zaadcellen die de tocht van de vagina naar

Nadere informatie

Aantekeningen Hoofdstuk 2: Planten, dieren, mensen BBL. 2.1 Namen 1 Hoe komen planten en dieren aan hun naam? De naam van een plant of een dier kan: *

Aantekeningen Hoofdstuk 2: Planten, dieren, mensen BBL. 2.1 Namen 1 Hoe komen planten en dieren aan hun naam? De naam van een plant of een dier kan: * Aantekeningen Hoofdstuk 2: Planten, dieren, mensen BBL 2.1 Namen 1 Hoe komen planten en dieren aan hun naam? De naam van een plant of een dier kan: * * * 2 Hoe kun je de naam van een organisme opzoeken?

Nadere informatie

Samenvattingen. Samenvatting Thema 4: Erfelijkheid. Basisstof 1. Basisstof 2. Erfelijke eigenschappen:

Samenvattingen. Samenvatting Thema 4: Erfelijkheid. Basisstof 1. Basisstof 2. Erfelijke eigenschappen: Samenvatting Thema 4: Erfelijkheid Basisstof 1 Erfelijke eigenschappen: - Genotype: o genen liggen op de chromosomen in kernen van alle cellen o wordt bepaald op moment van de bevruchting - Fenotype: o

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9, 'Fast Food Island' en Hoofdstuk 10, 'Ecologie'

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9, 'Fast Food Island' en Hoofdstuk 10, 'Ecologie' Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9, 'Fast Food Island' en Hoofdstuk 10, 'Ecologie' Samenvatting door een scholier 1412 woorden 29 juni 2007 6,4 39 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Fast Food Island!

Nadere informatie

1. In welke 4 rijken worden organismen ingedeeld? 3. wat is de functie van de celkern in een cel?

1. In welke 4 rijken worden organismen ingedeeld? 3. wat is de functie van de celkern in een cel? Antwoorden door een scholier 1487 woorden 13 januari 2013 6 184 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie Thema 4 Ordenen 1 t/m 5 Opdracht 2 1. In welke 4 rijken worden organismen

Nadere informatie

Samenvatting Erfelijkheid Vmbo 3a Biologie voor Jou. Erfelijke informatie ligt in de celkern in de chromosomen. Chromosomen bestaan weer uit DNA.

Samenvatting Erfelijkheid Vmbo 3a Biologie voor Jou. Erfelijke informatie ligt in de celkern in de chromosomen. Chromosomen bestaan weer uit DNA. Samenvatting Erfelijkheid Vmbo 3a Biologie voor Jou 4.1 Fenotype Genotype = waarneembare eigenschappen van een individu = de erfelijke informatie in het DNA Genotype + milieufactoren = fenotype Erfelijke

Nadere informatie

3 Rundveefokkerij Melkproductiecontrole Selectie Fokwaardeschatting Inseminatieplannnen 69 3.

3 Rundveefokkerij Melkproductiecontrole Selectie Fokwaardeschatting Inseminatieplannnen 69 3. Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Veiligheidsvoorschriften 9 1.1 Genen en hun vererving 9 1.2 Genotype en fenotype 14 1.3 Erfelijke gebreken 18 1.4 Genfrequenties 25 1.5 Afsluiting 27 2 Fokmethoden 28 2.1

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Samenvatting door een scholier 1499 woorden 22 december 2004 6,4 120 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Organismen zijn: planten, dieren en mensen

Nadere informatie

Voorbeelden organel: celkern, vacuole, mitochondriën en endoplasmatisch rediculum.

Voorbeelden organel: celkern, vacuole, mitochondriën en endoplasmatisch rediculum. Samenvatting door S. 1531 woorden 1 mei 2015 6.3 25 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Paragraaf 1. De levende natuur wordt ingedeeld in 3 domeinen: Bacteriën Archea Eukaryoten Bacteriën

Nadere informatie

Opdracht 1 Deze opdracht doe je in de klas en kun je niet hier nakijken.

Opdracht 1 Deze opdracht doe je in de klas en kun je niet hier nakijken. Thema 4 Opdracht 1 Deze opdracht doe je in de klas en kun je niet hier nakijken. Opdracht 2 1. bacteriën schimmels planten dieren 2. Kenmerken van cellen, namelijk of de organismen cellen hebben met celkernen,

Nadere informatie

Docent: A. Sewsahai KLASSE: 6 VWO

Docent: A. Sewsahai KLASSE: 6 VWO Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Scholen Gemeenschap Lelydorp [HHS-SGL ARTHUR A. HOOGENDOORN ATHENEUM - VRIJE ATHENEUM AAHA Docent: A. Sewsahai KLASSE: 6 VWO Legenda leerstofafbakening: PAARS: OUDE

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Stofwisseling

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Stofwisseling Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Stofwisseling Samenvatting door M. 1566 woorden 14 januari 2017 4,2 5 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie Thema 1: stofwisseling Paragraaf

Nadere informatie

Praktische opdracht Biologie Cellen

Praktische opdracht Biologie Cellen Praktische opdracht Biologie Cellen Praktische-opdracht door een scholier 1674 woorden 12 juni 2004 5,9 513 keer beoordeeld Vak Biologie Cellen Elk organisme op aarde is opgebouwd uit één of meer cellen.

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Samenvatting hoofdstuk 1 bvj

Samenvatting Biologie Samenvatting hoofdstuk 1 bvj Samenvatting Biologie Samenvatting hoofdstuk 1 bvj Samenvatting door Fabienne 1166 woorden 24 oktober 2017 5 2 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Hoofdstuk 1: stofwisseling Paragraaf

Nadere informatie

Verslag Biologie Biologie dossier

Verslag Biologie Biologie dossier Verslag Biologie Biologie dossier Verslag door Z. 1608 woorden 16 juni 2015 6,2 8 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Om dit verslag volledig te kunnen begrijpen, heb je de afbeeldingen uit het

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4: Voortplanting

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4: Voortplanting Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4: Voortplanting Samenvatting door een scholier 445 woorden 14 maart 2015 7,2 13 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Doelstelling 1: Wat zijn geslachtskenmerken?

Nadere informatie

Subkern Primair onderwijs Niveau BB Niveau KGT Niveau havo Niveau vwo Kerndoel po Kerndoel obvo Je benoemt hoe bouw en. voortplanting.

Subkern Primair onderwijs Niveau BB Niveau KGT Niveau havo Niveau vwo Kerndoel po Kerndoel obvo Je benoemt hoe bouw en. voortplanting. 1. Je vertelt wat organismen zijn, hoe ze globaal gezien zijn 1. Biologische opgebouwd en eenheid wat hun belangrijkste eigenschappen zijn. Sub Primair onderwijs Niveau BB Niveau KGT Niveau havo Niveau

Nadere informatie

De cel, didactische schrijfopdracht 4 VMBO T Een reis door de subcellulaire structuur van de cel

De cel, didactische schrijfopdracht 4 VMBO T Een reis door de subcellulaire structuur van de cel De cel, didactische schrijfopdracht 4 VMBO T Een reis door de subcellulaire structuur van de cel Auteurs: Sjoerd Schouten & Kelly Simons Studentnr: 0889861, 0879682 Datum: 8 Februari 2015 instituut: Hogeschool

Nadere informatie

BIOLOGIE Havo / Vwo 4 Submicroscopische cel: celorganellen

BIOLOGIE Havo / Vwo 4 Submicroscopische cel: celorganellen www.dlwbiologie.wordpress.com BIOLOGIE Havo / Vwo 4 Submicroscopische cel: celorganellen Havo 4 Thema 2 Basisstof 5 (blz. 68 en 69) De submicroscopische cel. Binas 79 B, C, D. Vwo 4 Thema 2 Basisstof 5

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Stofwisseling

Samenvatting Biologie Stofwisseling Samenvatting Biologie Stofwisseling Samenvatting door een scholier 1466 woorden 13 juni 2006 5,6 46 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Samenvatting Thema 1 Stofwisseling Doelstelling

Nadere informatie

*Een Heterotroof wil zeggen dat ze Organische stoffen nodig hebben om te kunnen leven. Deze nemen ze op uit de omgeving.

*Een Heterotroof wil zeggen dat ze Organische stoffen nodig hebben om te kunnen leven. Deze nemen ze op uit de omgeving. Samenvatting door een scholier 1724 woorden 26 maart 2012 6,4 51 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie Thema 5 Ordening en Evolutie. Basisstof 1 Ordening in vier rijken: Een halve

Nadere informatie

E C O L O G I E Ecologie Factoren die invloed hebben op het milieu: Niveaus van de ecologie:

E C O L O G I E Ecologie Factoren die invloed hebben op het milieu: Niveaus van de ecologie: E C O L O G I E Ecologie = wetenschap die bestudeert waarom bepaalde planten en dieren ergens in een bepaald milieu voorkomen en wat de relaties zijn tussen organismen en dat milieu Factoren die invloed

Nadere informatie

GEZONDHEIDSKUNDE. Het menselijk lichaam

GEZONDHEIDSKUNDE. Het menselijk lichaam GEZONDHEIDSKUNDE Het menselijk lichaam 1 KENMERKEN VAN HET LEVEN Anatomie à wetenschap die zich bezighoudt met de bouw van het menselijk lichaam (waar ligt wat?). Fysiologie à Wetenschap die zich bezighoudt

Nadere informatie

Examen Voorbereiding Cellen

Examen Voorbereiding Cellen Examen Voorbereiding Cellen Teylingen College Leeuwenhorst 2015/2016 Thema 2 Cellen Begrippenlijst: Begrip Organellen Plastiden Stamcellen Embryonale stamcellen Adulte stamcellen Endoplasmatisch reticulum

Nadere informatie

Planten. over bloemetjes en bijtjes Knollen en citroenen

Planten. over bloemetjes en bijtjes Knollen en citroenen Planten over bloemetjes en bijtjes Knollen en citroenen Deze bijeenkomst Planten versus dieren Indeling van het plantenrijk Voortplanting Ecosystemen Indeling van het leven op aarde Er zijn 4 rijken: Bacteriën

Nadere informatie

Om de organismen in te delen moet je letten op de volgende kenmerken: celwand, celkern en bladgroenkorrels.

Om de organismen in te delen moet je letten op de volgende kenmerken: celwand, celkern en bladgroenkorrels. Samenvatting door Aukje 4892 woorden 5 juli 2016 5,2 22 keer beoordeeld Vak Biologie Biologie hoofdstuk 4: Ordening 1 Het ordenen van organisme Je kunt uitleggen waarvoor we de Tree of Life gebruiken Je

Nadere informatie

Klas 2. Herhaling biologie klas 1

Klas 2. Herhaling biologie klas 1 Klas 2 Herhaling biologie klas 1 1 Herhaling Biologie Klas 1 De eerste lessen zullen we besteden aan een herhaling van de lesstof uit de eerste klas. Deze herhaling bestaat uit tekeningen, vragen en aantekeningen.

Nadere informatie

Samenvatting biologie thema 2

Samenvatting biologie thema 2 Samenvatting biologie thema 2 Doelstelling 1 Je moet in een context een cel kunnen beschrijven als zelfstandig functionerende biologische eenheid. - Zelforganisatie is zichtbaar in de structuur van cellen

Nadere informatie

Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Scholen Gemeenschap Lelydorp [HHS-SGL) Docent: A. Sewsahai

Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Scholen Gemeenschap Lelydorp [HHS-SGL) Docent: A. Sewsahai Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Scholen Gemeenschap Lelydorp [HHS-SGL) Docent: A. Sewsahai Thema: Planten Boek: 5H Doelstellingen: De student moet weten hoe geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting

Nadere informatie

Concept Leerdoelenkaart Biologie 10-14

Concept Leerdoelenkaart Biologie 10-14 1.1. Levens- kenmerk Ik verklaar hoe bouw en werking van Ik leg een verband tussen de bouw en werking van onderdelen van een organisme. Ik verklaar hoe dat bijdraagt aan de functies voeding, verdediging

Nadere informatie

Werkstuk Biologie De ordening van het leven

Werkstuk Biologie De ordening van het leven Werkstuk Biologie De ordening van het leven Werkstuk door Jonathan 1383 woorden 7 juni 2016 7 6 keer beoordeeld Vak Biologie Inleiding In dit werkstuk ga ik vertellen over de ordening van het leven. Ordening

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Ecologie Thema 3

Samenvatting Biologie Ecologie Thema 3 Samenvatting Biologie Ecologie Thema 3 Samenvatting door P. 1299 woorden 7 januari 2013 6,4 15 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Thema 3 Ecologie Basisstof 1 Invloeden uit het milieu:

Nadere informatie

LEVENSGEMEEN SCHAPPEN

LEVENSGEMEEN SCHAPPEN LEVENSGEMEEN SCHAPPEN 1 E e n e i g e n h u i s, e e n p l e k o n d e r d e z o n Waarom groeien er geen klaprozen op het sportveld? Waarom leven er geen kwallen in de IJssel? Kunnen struisvogels wel

Nadere informatie

Samenvatting Biologie 1.1 t/m 1.4

Samenvatting Biologie 1.1 t/m 1.4 Samenvatting Biologie 1.1 t/m 1.4 Samenvatting door M. 521 woorden 13 oktober 2016 5,5 18 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Bio H1 1.1 Je binnenste Organen dat zijn delen van je lichaam met een

Nadere informatie

Het leven duurt niet eeuwig

Het leven duurt niet eeuwig Het leven duurt niet eeuwig Alle levende wezens verouderen en vroeg of laat sterven ze. Sterven kan door een natuurlijke dood, opgegeten worden of een andere gebeurtenis. Doorheen de evolutie hebben alle

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4 Ordening

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4 Ordening Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4 Ordening Samenvatting door A. 910 woorden 1 februari 2015 7,6 69 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie samenvatting hoofdstuk 4, havo vwo 1 1

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Planten en dieren en hun samenhang

Samenvatting Biologie Planten en dieren en hun samenhang Samenvatting Biologie Planten en dieren en hun samenhang Samenvatting door een scholier 1858 woorden 7 maart 2012 5 12 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie actief Ademhalingsorganen Nemen zuurstof

Nadere informatie

Opdracht 7.2 Energie een heel lastig onderwerp

Opdracht 7.2 Energie een heel lastig onderwerp Opdracht 7.2 Energie een heel lastig onderwerp Inleiding voor de docent: Onverwachte gaten in het curriculum en in BINAS In deze opdracht gaat de aandacht naar de samenhang tussen de processen die een

Nadere informatie

Presentatie Biologie cellen ordenen onder een microscoop

Presentatie Biologie cellen ordenen onder een microscoop Presentatie Biologie cellen ordenen onder een microscoop Presentatie door Tobias 1186 woorden 6 juni 2017 8,5 7 keer beoordeeld Vak Biologie Cellen ordenen onder een microscoop Inleiding Ik heb dit onderwerp

Nadere informatie

Evolutie: De ontwikkeling van het leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen.

Evolutie: De ontwikkeling van het leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen. Evolutie: De ontwikkeling van het leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen. Evolutietheorie: Vanaf de 18 de eeuw. Het is niet te bewijzen, maar er zijn genoeg argumenten die

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Thema 4 Planten

Samenvatting Biologie Thema 4 Planten Samenvatting Biologie Thema 4 Planten Samenvatting door een scholier 2013 woorden 11 maart 2010 6,6 93 keer beoordeeld Vak Biologie Thema 4 Planten Basisstof 1 Voortplanting bij planten: geslachtelijk

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 6 + 9: Regeling en Gedrag

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 6 + 9: Regeling en Gedrag Samenvatting Biologie Hoofdstuk 6 + 9: Regeling en Gedrag Samenvatting door R. 858 woorden 19 juni 2014 7 7 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Zintuig = orgaan dat reageert op prikkels

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3 + 4

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3 + 4 Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3 + 4 Samenvatting door een scholier 1472 woorden 23 oktober 2007 6,5 24 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Hoofdstuk 3 - Genetica Homologe chromosomen

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Gedrag

Samenvatting Biologie Gedrag Samenvatting Biologie Gedrag Samenvatting door een scholier 1211 woorden 21 juni 2005 6,7 235 keer beoordeeld Vak Biologie Samenvatting biologie hoofdstuk Gedrag Basisstof 1 Gedrag: alle waarneembare activiteiten

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Thema 3 Ecologie

Samenvatting Biologie Thema 3 Ecologie Samenvatting Biologie Thema 3 Ecologie Samenvatting door H. 1342 woorden 24 januari 2014 4 9 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie Thema 3 Ecologie Basisstof 1 In de ecologie

Nadere informatie

Biologie VWO thema: Planten Tweede deel. Docent: A. Sewsahai

Biologie VWO thema: Planten Tweede deel. Docent: A. Sewsahai Biologie VWO thema: Planten Tweede deel Docent: A. Sewsahai opname, afgifte, transport en opslag van stoffen, stevigheid en bescherming Doelstellingen: De student moet de processen van ontkieming en groei

Nadere informatie

Samenvatting Biologie hf 5 par 1t/m 5

Samenvatting Biologie hf 5 par 1t/m 5 Samenvatting Biologie hf 5 par 1t/m 5 Samenvatting door Carlijn 1162 woorden 15 januari 2018 10 2 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou 5.1 Je veranderd. Geslachtskenmerken zijn kenmerken

Nadere informatie

Invloeden uit milieu. In ecologie bestuderen we alle relaties tussen organismen en hun milieu (leefomgeving)

Invloeden uit milieu. In ecologie bestuderen we alle relaties tussen organismen en hun milieu (leefomgeving) Ecologie Thema1 Invloeden uit milieu In ecologie bestuderen we alle relaties tussen organismen en hun milieu (leefomgeving) Levende natuur Levenloze natuur = biotische factoren = abiotische factoren Niveau

Nadere informatie

In zintuigcellen (receptoren) ontstaan onder invloed van prikkels impulsen, zenuwcellen conductoren) geleiden en verwerken impulsen.

In zintuigcellen (receptoren) ontstaan onder invloed van prikkels impulsen, zenuwcellen conductoren) geleiden en verwerken impulsen. Samenvatting door B. 797 woorden 26 oktober 2014 8.1 19 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Gedrag: alle waarneembare activiteiten van een dier of een mens. Handeling: reactie op prikkels.

Nadere informatie

Samenvatting Biologie stofwisseling. Begrippen 5,8. Samenvatting door S woorden 2 jaar geleden. 4 keer beoordeeld.

Samenvatting Biologie stofwisseling. Begrippen 5,8. Samenvatting door S woorden 2 jaar geleden. 4 keer beoordeeld. Samenvatting Biologie stofwisseling Samenvatting door S. 1156 woorden 2 jaar geleden 5,8 4 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Bio stofwisseling[1] Begrippen Absorptie is het fysisch

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4 Erfelijkheid

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4 Erfelijkheid Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4 Erfelijkheid Samenvatting door een scholier 1431 woorden 17 jaar geleden 6,6 99 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Bas.1 wanneer zijn eigenschappen

Nadere informatie