BESTURINGSMODEL FNWI

Transcriptie

1 BESTURINGSMODEL FNWI FACULTEIT DER NATUURWETENSCHAPPEN, WISKUNDE EN INFORMATICA UvA

2 Inhoudsopgave Inleiding... 4 Aanleiding... 4 Doel... 4 Wettelijke en universitaire kaders... 4 Hoofdlijnen van het universitaire besturingsmodel... 4 Hoofdlijnen van het facultaire besturingsmodel... 5 Leeswijzer... 5 I. Facultaire Organisatie Decaan Directieteam Vice-decaan Afdelingen, capaciteitsgroepen, onderzoeks- en onderwijsinstituten, ondersteunende diensten Ondermandaat Facultaire overlegorganen, medezeggenschap en adviesraden Leidende organisatieprincipes Financiële besturing HRM-principes Sturing en planning Control en verantwoording II. Onderwijsorganisatie De WHW De directeur onderwijs De onderwijsinstituten De opleidingen De examencommissie De opleidingscommissie (OC) Het Education Service Centre (ESC) Overlegorganen Onderwijsvisie Kwaliteitszorg Planning en verantwoording III. Onderzoeksorganisatie...25

3 1. Decaan verantwoordelijk voor onderzoek De onderzoeksinstituten (OZI s) Overlegorganen Kwaliteitszorg Planning en verantwoording IV. Bedrijfsvoering Directie Visie op ondersteuning Shared Service Centres (SSC) Centrale ondersteunende diensten van de faculteit Ondersteuning bij de instituten Sturing en planning Managementinformatie... Afbeelding voorkant: Teska Overbeeke

4 INLEIDING Aanleiding Het Besturingsmodel UvA is de directe aanleiding voor de beschrijving van het Facultaire besturingsmodel. Het beschrijven van de organisatie van de faculteit geeft betrokkenen inzicht in de inrichting, processen en bevoegdheden zoals die gelden voor de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica (FNWI). Doel Het onderhavige document beoogt een samenhangende en beknopte beschrijving te geven van: de inrichting van de facultaire organisatie, de gehanteerde besturingsprincipes, de wijze waarop de taken en bevoegdheden zijn belegd. Wettelijke en universitaire kaders Het facultaire besturingsmodel wordt beschreven binnen de volgende kaders: Wettelijk kader de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW), de Wet op de ondernemingsraden (WOR). Universitaire kaders het Universiteitsreglement 2016 (UR), dat aan te merken is als het bestuurs- en beheersreglement van de Universiteit van Amsterdam (UvA) zoals bedoeld in artikel 9.4 van de WHW, het Besturingsmodel UvA 2012, de regeling Standaardmandaat Bedrijfsvoering UvA 2013 (SB), de Regeling Ruimtegebruik UvA 2015, de Regels voor het gebruik van universitaire gebouwen, terreinen en andere universitaire voorzieningen 2010, de regeling Financieel beheer UvA 2008, het Kader Kwaliteitszorg Onderwijs UvA 2012, de Medezeggenschapsregeling Studenten UvA 2006, het Reglement voor de Centrale Studentenraad UvA De regelingen en reglementen van de UvA zijn te vinden op de website van de UvA (Regelingen en reglementen). Facultair kader het Faculteitsreglement (FR) 2018 De regelingen en reglementen van de FNWI die voortvloeien uit het FR zijn op het intranet te vinden via de A-Z lijst - Bestuur en beleid FNWI. Hoofdlijnen van het universitaire besturingsmodel De UvA wordt bestuurd door het Instellingsbestuur. Dit instellingsbestuur bestaat (tenzij anders bepaald) uit het College van Bestuur (CvB), dat voor de UvA bestaat uit 3

5 leden, te weten de voorzitter, de rector magnificus en een lid. Het CvB staat onder toezicht van een door de Minister benoemde Raad van Toezicht (art. 9.7 WHW). Onderwijs en wetenschapsbeoefening vinden plaats in faculteiten, aan het hoofd waarvan een door het CvB benoemde decaan staat (art WHW). De UvA kent 7 faculteiten en enkele boven facultaire instituten (art. 35 UR). Het CvB en decaan geven, onder eindverantwoordelijkheid van het CvB, gezamenlijk richting aan de strategie en uitvoering van beleid van de Universiteit van Amsterdam binnen het zogeheten Centraal Bestuurlijk Overleg (CBO) en binnen de kaders van een meerjarig plandocument het zogeheten Instellingsplan (zie Besturingsmodel UvA). Het CvB en decanen laten zich adviseren door een aantal, deels bij wet vereiste organen. Op de eerste plaats zijn dat de wettelijke medezeggenschapsorganen (studentenraad en ondernemingsraad op facultair en centraal niveau, en hun gezamenlijke vergaderingen op centraal niveau). Daarnaast kent de UvA enkele vaste universitaire adviesorganen zoals op de terreinen van onderwijs (Universitaire Commissie Onderwijs), onderzoek (Universitaire Onderzoekscommissie), bedrijfsvoering (Bedrijfsvoeringsoverleg) en een academisch geweten in de vorm van de Senaat. Verder is er een Universiteitsforum waarin gesproken wordt over universitaire waarden, de strategische koers en de verdere toekomst van de universiteit als geheel. Dit is op dit moment nog een experiment. Het CvB en de decaan maken gezamenlijk afspraken over de vertaling van het Instellingplan naar een facultaire meerjarenstrategie en financiële kaderstelling vervat in een zogeheten Facultair Strategisch Plan met een looptijd van 6 jaar. Over de opvolging van de hierin vervatte afspraken vindt tweemaal per jaar overleg plaats tussen decaan en CvB in het zogeheten Periodiek Bestuurlijk Overleg op basis van jaarplannen, jaarverslagen, voortgangsrapportages en hieraan gekoppelde begrotingen. Hoofdlijnen van het facultaire besturingsmodel Het facultair besturingsmodel is evenals het UvA besturingsmodel gebaseerd op academisch bestuur en professioneel beheer. Onder academisch bestuur wordt verstaan dat academische eenheden (faculteit, instituut) worden geleid door een wetenschapper met begrensde zittingstermijn. Onder professioneel beheer wordt verstaan dat de ondersteunende taken worden verricht door staf die daarvoor is opgeleid en die beroepsmatige standaards aanlegt, passend bij de afgesproken prijs-kwaliteit verhouding van de ondersteunende taken. De verantwoordelijkheid van de decaan (en afgeleid die van de directeur Bedrijfsvoering en directeur Personeel en Bestuurszaken) omvat mede de naleving van de voorschriften en vergunningen die de UvA houdt in verband met het mogelijk maken van onderzoeksactiviteiten binnen de faculteit (op grond van bijv. de milieuwetgeving, de kernenergiewet en de wet op de proefdieren). Leeswijzer De inhoud van het Besturingsmodel FNWI is als volgt opgebouwd. De facultaire organisatie waaronder medezeggenschap - wordt beschreven in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 wordt de onderwijsorganisatie en in hoofdstuk 4 de onderzoeksorganisatie toegelicht. Hoofdstuk 5 gaat in op de bedrijfsvoering en financiën. 5

6 Facultaire Organisatie I. FACULTAIRE ORGANISATIE 1. Decaan 1.1 Algemene leiding faculteit De decaan is op grond van de WHW onder meer belast met de inrichting van de faculteit voor het onderwijs en de wetenschapsbeoefening (art en 9.15 WHW, art. 16 UR, 1.3 van het Besturingsmodel UvA, art. 3 FR). De decaan heeft de algemene leiding van de faculteit (art. 16 en 18 UR) en legt hierover verantwoording af aan het CvB. De decaan is namens het CvB belast met de uitvoering van de bedrijfsvoering. De bevoegdheden van de decaan ter zake van zijn/haar mandaat op het gebied van bedrijfsvoering worden beschreven in de Regeling Standaardmandaat Bedrijfsvoering UvA. Voor het interuniversitaire onderwijsinstituut Amsterdam University College (AUC) geldt in veel gevallen een afwijkende regeling; zie verder paragraaf Benoemingsperiode De decaan wordt door het CvB benoemd voor een periode van ten hoogste vijf jaar, waarna hij/zij herbenoembaar is (UR art. 16 lid 2). 2. Directieteam 2.1 Eindverantwoordelijkheid personeel en bedrijfsvoering De eindverantwoordelijkheid voor het personeel en de bedrijfsvoering binnen een faculteit ligt bij de decaan. Gezien de karakteristieken en omvang van de faculteit en de daaruit voortvloeiende spanwijdte van de portefeuille bedrijfsvoering heeft de decaan (na overleg met het CvB, zie art. 6 lid 4 SB) gekozen voor ondermandatering van de bedrijfsvoeringstaken aan zowel een directeur Bedrijfsvoering als een directeur Personeel en Bestuurszaken. 2.2 Samenstelling en portefeuilleverdeling directieteam De decaan maakt deel uit van een door hem samengesteld directieteam (DT). De leden van het DT zijn verantwoording verschuldigd aan de decaan. Het DT bestaat uit: de decaan, voorzitter DT, portefeuillehouder onderzoek en communicatie, directeur Onderwijs, die namens de decaan verantwoordelijk is voor de onderwijsorganisatie, directeur Bedrijfsvoering, die namens de decaan verantwoordelijk is voor financiën, ICT, technologie, huisvestingsontwikkeling en marktontwikkeling / valorisatie-ondersteuning, directeur Personeel en Bestuurszaken die namens de decaan verantwoordelijk is voor personeelszaken, bestuurszaken, inclusief directiesecretariaat, en gebouw, arbo en milieu, een vice-decaan, die namens de decaan verantwoordelijk is voor algemene academische zaken. 6

7 Facultaire Organisatie De portefeuilleverdeling wordt vastgesteld door de decaan. 2.3 Doelstelling DT De doelstelling van het DT is om aan de hand van het Facultair Strategisch Plan en de beleidsagenda FNWI sturing te geven aan de faculteit en voorts om uitvoering te (laten) geven aan alle onderdelen van de beleids- en financiële cyclus. 3. Vice-decaan 3.1 Rol De decaan kan één of meer hoogleraren als vice-decaan benoemen, teneinde hem in zijn functioneren bij te staan (art. 4 FR). De vice-decaan voorziet de decaan van advies, met name ten aanzien van academische vraagstukken. De vice-decaan kan de decaan waarnemen bij de uitvoering van academische taken (bijv. promoties, art. 2 lid 4 Promotiereglement 2014). 4. Afdelingen, capaciteitsgroepen, onderzoeks- en onderwijsinstituten, ondersteunende diensten 4.1 Organisatieonderdelen De faculteit kent de volgende organisatieonderdelen: a) afdelingen en capaciteitsgroepen, b) onderwijsinstituten, c) onderzoeksinstituten, d) ondersteunende eenheden: het faculteitsbureau en het Education Service Centre (ESC). 4.2 Indeling en tewerkstelling personeel Het personeel wordt ingedeeld bij een afdeling of capaciteitsgroep en vervolgens tewerkgesteld bij instituten of ondersteunende eenheden: a) Het wetenschappelijk personeel (WP) is ondergebracht in afdelingen of in één van de niet discipline gebonden capaciteitsgroepen: WP Onderwijs of IIS WP (zie ook 4.5). De directeur Onderwijs is voorzitter van de capaciteitsgroep WP Onderwijs. De directeur IIS is voorzitter van de capaciteitsgroep IIS WP. b) Het ondersteunend en beheerspersoneel (OBP) is ondergebracht in de capaciteitsgroep OBP. De directeur Personeel en Bestuurszaken is, mede gegeven de personeelsportefeuille, q.q. voorzitter van de capaciteitsgroep OBP. c) De afdelingen/capaciteitsgroepen stellen hun personeel tewerk in onderwijs-, onderzoeksinstituten en ondersteunende eenheden. Voor het AUC geldt een afwijkende regeling, zie paragraaf

8 Facultaire Organisatie 4.3 Afdeling valt samen met onderzoeksinstituut Vanwege de nauwe verbondenheid van wetenschappelijk personeel aan het onderzoek en de verwevenheid van afdeling en onderzoeksinstituut, zijn binnen de faculteit afdeling en onderzoeksinstituut (OZI) aan elkaar gelijk gesteld, met uitzondering van het AUC (zie paragraaf 4.6). De directeur van het onderzoeksinstituut is qualitate qua ook afdelingsvoorzitter van een afdeling, gelijknamig aan het instituut (art. 7 FR). De directeur van het OZI c.q. afdelingsvoorzitter wordt benoemd door de decaan. 4.4 Afdelingen De faculteit kent negen afdelingen: de afdeling Anton Pannekoek Instituut (API), de afdeling Van t Hoff Institute for Molecular Sciences (HIMS), de afdeling Instituut voor Biodiversiteit en Ecosystemen Dynamica (IBED), de afdeling Institute for Logic, Language and Computation (ILLC), de afdeling Instituut of Physics UvA (IoP), de afdeling Instituut voor Informatica (IvI), de afdeling Korteweg de Vries Instituut (KdVI), de afdeling Swammerdam Instituut voor Levenswetenschappen (SILS), de afdeling Amsterdam University College (AUC, zie ook paragraaf 4.6). 4.5 Capaciteitsgroepen De faculteit kent vier capaciteitsgroepen de capaciteitsgroep OBP, de capaciteitsgroep WP Onderwijs, de capaciteitsgroep WP IIS, de capaciteitsgroep OBP AUC. 4.6 Amsterdam University College (AUC) Het AUC is een interuniversitair onderwijsinstituut, waarin UvA en VU een gezamenlijke liberal arts and sciences opleiding aanbieden met een internationaal bachelors (honours) programma. Het bestuur en de inrichting van het AUC zijn geregeld in de Gemeenschappelijke Regeling Amsterdam University College (GR AUC), die overeengekomen is tussen de Colleges van Bestuur van UvA en VU en de decanen van de FNWI en de Betafaculteit VU. De GR AUC bepaalt onder andere: De dagelijkse leiding van het AUC berust bij de dean AUC. Het wetenschappelijk personeel dat op basis van een specifiek op het AUC gerichte aanstelling binnen het AUC werkzaam is, is ondergebracht in de afdeling AUC van FNWI. Het ondersteunend- en beheerspersoneel dat binnen AUC werkzaam is, is ondergebracht in de capaciteitsgroep OBP AUC van FNWI. De dean is voorzitter van de afdeling AUC en de capaciteitsgroep OBP AUC. De bepalingen van de GR AUC wijken op diverse onderdelen af van het Besturingsmodel van de UvA respectievelijk het Besturingsmodel en Faculteitsreglement van de FNWI. Bij aangelegenheden betreffende het AUC, in het bijzonder de taken en bevoegdheden van dean versus decanen, dient dus 8

9 Facultaire Organisatie steeds - ook - de GR geraadpleegd te worden. Bij tegenstrijdige bepalingen gaat de GR AUC voor. 4.7 Taken en verantwoordelijkheden afdelingsvoorzitter De afdelingsvoorzitter is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het wetenschapsgebied waarvoor de afdeling is ingesteld. Daarnaast is de afdelingsvoorzitter ook verantwoordelijk voor de uitvoering van het HRM-beleid. Concreet betekent dit dat hij/zij verantwoordelijk is voor onder meer de werving, ontwikkeling en kwalificatie van de leden van de afdeling, zowel ten behoeve van onderzoek, onderwijs als valorisatie. Besluiten met rechtsgevolg voor de individuele medewerker zijn echter voorbehouden aan de directeur Personeel en Bestuurszaken en de decaan (zie paragraaf 5.4). 4.8 Onderwijsinstituten De faculteit kent vijf onderwijsinstituten: een college waarin bacheloropleidingen zijn ondergebracht, een instituut dat zich bezighoudt met interdisciplinair onderwijs (bachelor én master), en drie Graduate Schools die masteropleidingen verzorgen. De directeur is verantwoordelijk voor het onderwijsbeleid, de onderwijsprogrammering en de uitvoering en organisatie van het onderwijs. 4.9 Onderzoeksinstituten Het onderzoek is ondergebracht in onderzoeksinstituten. De onderzoeksdirecteur is verantwoordelijk voor het onderzoeksbeleid, de onderzoeksprogrammering en de uitvoering van het onderzoek Samenhang afdelingen, Owi s en Ozi s De onderzoeks- en onderwijsinstituten zijn taakorganisaties. Zij geven uitvoering aan onderzoeks- c.q. onderwijsprogramma s en projecten. Daartoe hebben zij een budget, maar geen personeel. Zij huren het personeel in van de afdelingen en capaciteitsgroepen Samenhang capaciteitsgroep OBP en overige eenheden Het personeel in de capaciteitsgroep OBP wordt ingezet in de overige eenheden van de faculteit (faculteitsbureau, ESC, onderwijsinstituten en onderzoeksinstituten). 5. Ondermandaat 5.1 Regeling Standaardmandaat Bedrijfsvoering UvA In de regeling Standaardmandaat Bedrijfsvoering UvA (SB), de Regeling Ruimtegebruik UvA 2015, en de Regels voor het gebruik van universitaire gebouwen, terreinen en andere voorzieningen 2010, is de (onder)mandatering van bevoegdheden op het gebied van bedrijfsvoering vastgelegd. Hierbij wordt uitgegaan van het principe van integraal management: de decaan c.q. leidinggevende mag namens het CvB bevoegdheden uitoefenen die nodig zijn voor een goede uitoefening van zijn/haar taak. Uitzondering hierop vormen bevoegdheden die het CvB om specifieke redenen aan zich voorbehoudt. Voor het AUC kent de GR AUC een afwijkende regeling (zie ook paragraaf 4.6). 5.2 Ondermandaat 9

10 Facultaire Organisatie De decaan kan zijn/haar bevoegdheden op het gebied van de bedrijfsvoering ondermandateren aan de volgende functionarissen binnen de faculteit: de directeur bedrijfsvoering, de directeur Personeel en Bestuurszaken, directeur Onderwijs, directeuren van instituten en het hoofd ESC (art. 17 UR, art 4 FR, art. 6 SB). Op grond van artikel 2 lid 4 Promotiereglement UvA kan de decaan de uitoefening namens hem/haar van taken en bevoegdheden die in dit Promotiereglement zijn vastgelegd, in overeenstemming met de rector magnificus, voor een te bepalen termijn ondermandateren aan een hoogleraar van dezelfde faculteit. Het mandaat inzake bedrijfsvoering wordt op grond van de SB standaard door de decaan ondergemandateerd aan de directeur bedrijfsvoering. Indien de decaan hiervan wenst af te wijken, dient hierover overleg met het CvB te worden gepleegd (art. 6 lid 4 SB). Binnen de FNWI is een deel van het mandaat inzake bedrijfsvoering, te weten het personeelsmandaat, het arbo- en het archiefmandaat, ondergemandateerd aan de directeur Personeel en Bestuurszaken. 5.3 Type ondermandaat De aard van de besluiten en handelingen waartoe de decaan c.q. ondermandataris bevoegd is wordt beschreven in artikel 3 Standaardmandaat Bedrijfsvoering (SB) en het besluit Wijziging mandatering gebouwen en terreinen UvA: Het financieel (onder)mandaat (art 3 sub a). Het personele (onder)mandaat inclusief het Arbo-mandaat voor dit personeel (art. 3 sub b, c en d). Het personeels(onder)mandaat en het bedrijfsvoering (onder)mandaat omvatten eveneens de taken en bevoegdheden die in de regeling Crisismanagement, de regeling Bedrijfshulpverlening en de Regels voor het gebruik van universitaire gebouwen, terreinen en andere universitaire voorzieningen, vermeld staan. Een en ander conform het besluit Wijziging mandatering gebouwen en terreinen UvA van het CvB. Het archief(onder)mandaat (art. 3 sub e). 5.4 Personeelsondermandaat Besluiten die rechtsgevolg hebben voor een personeelslid zijn op grond van het personeelsondermandaat voorbehouden aan de decaan en de directeur Personeel en Bestuurszaken. Een uitzondering hierop zijn besluiten die rechtsgevolg hebben voor hoogleraren of ondersteunend en beheerspersoneel boven schaal 13, deze zijn voorbehouden aan het College van Bestuur. 5.5 Ondermandaten FNWI De decaan heeft met instemming van het CvB de navolgende ondermandaten verleend: a. De directeur Bedrijfsvoering wordt belast met het financiële ondermandaat voor de FNWI voor een bedrag van ten hoogste ,- (artikel 3, eerste lid, sub a van het Standaardmandaat Bedrijfsvoering Universiteit van Amsterdam van 18 maart 2013). b. De directeur Personeel en Bestuurszaken wordt belast met het personele ondermandaat inclusief het Arbo-ondermandaat voor de FNWI (artikel 3, eerste lid, sub b, c en d van het Standaardmandaat Bedrijfsvoering Universiteit van Amsterdam van 18 maart 2013), en het archiefmandaat voor de FNWI (artikel 3, 10

11 Facultaire Organisatie eerste lid, sub e van het Standaardmandaat Bedrijfsvoering Universiteit van Amsterdam van 18 maart 2013). c. De vice-decaan FNWI wordt belast met het ondermandaat voor promoties, op grond van artikel 2, lid 4 van het Algemeen promotiereglement van de Universiteit van Amsterdam. d. De directeur Onderwijs heeft een financieel ondermandaat ter hoogte van ,= (art. 6 juncto 3 lid 1 sub a SB). e. De directeuren OZI hebben een financieel ondermandaat ter hoogte van ,= (art. 6 juncto 3 lid 1 sub a SB). f. De directeuren Graduate Schools, directeur CoS en de directeur IIS hebben een financieel ondermandaat ter hoogte van ,= (art. 6 juncto 3 lid 1 sub a SB). g. Het hoofd ESC heeft een financieel ondermandaat ter hoogte van ,= (art. 6 juncto 3 lid 1 sub a SB). 5.6 Uitgesloten van (onder)mandaat De uitzonderingen op de beschikkingsbevoegdheid van de decaan op het gebied van bedrijfsvoering zijn beschreven in artikel 4 SB. Ter illustratie: de decaan is niet bevoegd tot het openen en wijzigen van bank- en girorekeningen en tot het beschikken ten aanzien van zichzelf. De decaan is ook niet bevoegd om hoogleraren te benoemen, aan te stellen, te bevorderen en te ontslaan. Hetzelfde geldt uiteraard ook voor de ondermandataris (artikel 6 juncto artikel 4). 5.6 Beheer (onder)mandaat De ondermandaten worden door het CvB bijgehouden in het mandatenregister op het UvA webpagina Regelingen en reglementen. 6. Facultaire overlegorganen, medezeggenschap en adviesraden 6.1 Facultaire overlegorganen De faculteit kent de volgende door de decaan ingestelde overlegorganen: a) Directieteam overleg. Het DT-overleg is een wekelijks overleg waarbij onder leiding van de decaan de beleidsvoornemens, de opvolging van deze voornemens en de uitvoering worden besproken. Besluiten worden vastgelegd in het verslag van het DT, en kenbaar gemaakt aan de organisatie via de website. Aan het overleg neemt een door de decaan aan te wijzen student, de studentassessor, deel. b) Het onderzoeksdirecteurenoverleg (OZIDO). Het OZIDO is een maandelijks overleg tussen de decaan en de onderzoeksdirecteuren. In dit overleg vindt afstemming plaats over de universitaire kaders voor onderzoek, het facultaire onderzoeksaanbod en de organisatie van het onderzoek. Het OZIDO adviseert gevraagd en ongevraagd de decaan. 11

12 Facultaire Organisatie c) Het onderwijsdirecteurenoverleg (OWIDO). Het OWIDO is een maandelijks overleg tussen de directeur onderwijs, de onderwijsdirecteuren en het hoofd ESC. In dit overleg vindt afstemming plaats over de universitaire kaders voor onderwijs, het facultaire onderwijsaanbod, de organisatie van het onderwijs, de (kwaliteit van de) uitvoering van het onderwijs, en de organisatie en kwaliteit van de ondersteuning van het onderwijs door het ESC alsmede het facultair studentenbeleid. Het OWIDO adviseert gevraagd en ongevraagd de directeur onderwijs en de decaan. d) Het bedrijfsvoerdersoverleg (BVO) is een maandelijks overleg tussen de directeuren Bedrijfsvoering en Personeel en Bestuurszaken en de bedrijfsvoerders van de onderzoeksinstituten (OZI s) en onderwijsinstituten (OWI s). In dit overleg wordt aandacht besteed aan beleidsvoornemens en - implementatie op het terrein van de bedrijfsvoering en het maken c.q. opvolgen van daarbij behorende afspraken. 6.2 Medezeggenschap De universiteit c.q. faculteit kent een gedeelde medezeggenschapstructuur en bestaat uit de volgende medezeggenschapsorganen: a) de facultaire ondernemingsraad (OR), b) de facultaire studentenraad (FSR). c) de opleidingscommissies (OC s). 6.3 Facultaire ondernemingsraad De medezeggenschap van de medewerkers van de faculteit wordt uitgeoefend in overeenkomst met de Wet op de ondernemingsraden (WOR, zie ook art. 40 UR en art. 29 FR). De OR heeft adviesrechten en instemmingsrechten conform artikel 25 en 27 van de WOR.. De GR AUC bepaalt dat ook de medezeggenschap voor medewerkers die zijn aangesteld bij het AUC, wordt uitgeoefend door de OR. Met andere woorden: de OR is een gezamenlijk medezeggenschapsorgaan voor de gehele FNWI, inclusief het AUC (GR AUC art. 14 lid 2). De OR heeft een onderdeelcommissie ingesteld specifiek belast met de medezeggenschap AUC. In aanvulling op het adviesrecht zoals vastgelegd in artikel 25 van de WOR wordt de OR ook in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit van de decaan (bestuurder) tot: benoeming en ontslag van een directeur van een onderwijs- of onderzoeksinstituut/afdeling (art. 40, lid 6 UR), vaststelling en wijziging van een onderwijs- en examenregeling (OER) (art. 40, lid 7 UR), vaststelling en wijziging van het facultaire onderzoekprogramma dan wel het onderzoekprogramma van een interfacultair instituut (art. 40, lid 7 UR), vaststelling van een bestuursconvenant (art. 40 lid 2 UR). Het bestuursconvenant is in 2015 vervangen door het Facultair Strategisch Plan en de bijbehorende kernafspraken met het CvB, vaststellen van de facultaire Kadernota en begroting - advies op hoofdlijnen, vaststelling van de Regeling studentassessor FNWI. 12

13 Facultaire Organisatie In aanvulling op het instemmingsrecht zoals vastgelegd in artikel 27 van de WOR is instemming van de OR nodig voor elk voorgenomen besluit van de decaan (bestuurder) tot: vaststelling of wijziging van het faculteitsreglement (art. 40 lid 8UR). Daarnaast heeft de OR in bepaalde gevallen instemmings- of adviesrecht op een voorgenomen besluit van de decaan tot wijzigingen in het opleidingsaanbod. Hierover zijn afspraken gemaakt tussen decaan en facultaire medezeggenschap in de Procedure medezeggenschap bij wijziging van het onderwijsaanbod Science in Amsterdam (onderwijssamenwerking UvA en VU in joint degrees en joint programs). De decaan heeft maandelijks het zomerreces uitgezonderd - overleg met de OR. De website van de OR is te vinden via: De facultaire studentenraad De medezeggenschap van de studenten van de faculteit vindt plaats in de facultaire studentenraad (FSR). De FSR heeft advies- en instemmingsrechten op grond van de WHW. Medezeggenschap voor studenten is geregeld in de WHW, het UR, de Medezeggenschapsregeling Studenten, het Reglement voor de Centrale Studentenraad en het FR. De GR AUC bepaalt dat de medezeggenschap van studenten van het AUC wordt gevormd door de instelling van een Student Council AUC onder de facultaire studentenraad van de Faculteit der Bètawetenschappen VU (art. 14 lid 2 GR AUC). De Student Council bestaat uit studenten van het AUC en oefent de bevoegdheden van de facultaire studentenraad van de Faculteit der Bètawetenschappen VU uit voor zover die betrekking hebben op het AUC. De reglementen en regelingen van de UvA en FNWI gelden dus niet voor de Student Council AUC. Hiertoe dienen de desbetreffende documenten van de VU en Faculteit der Bètawetenschappen VU te worden geraadpleegd. De FSR wordt in de gelegenheid gesteld advies (art. 45 FR) uit te brengen over elk voorgenomen besluit van de decaan ter zake van: aangelegenheden die het voortbestaan van en de goede gang van zaken binnen de faculteit betreffen, het facultair strategisch beleid voor zover betrekking hebbend of van invloed op het onderwijs, voorstellen van de decaan voor een bestuursconvenant; het financiële jaarverslag, indien en voor zover dit door een decaan voor een faculteit wordt vastgesteld, vaststellen van de Regeling studentassessor FNWI, vaststellen van de facultaire Kadernota en begroting advies op hoofdlijnen. De FSR heeft instemmingsrecht (art. 44 FR) met betrekking tot elk voorgenomen besluit van de decaan ter zake van: het studentenstatuut voor zover dat betrekking heeft op rechten en verplichtingen welke toekomen aan de student ingevolge de toepassing van de decaan van een hem door de Wet, door het UR of door het CvB toegekende bevoegdheid, het faculteitsreglement, 13

14 Facultaire Organisatie onderdelen van een onderwijs- en examenregeling (art onder b WHW). De FSR heeft in bepaalde gevallen instemmings- of adviesrecht op een voorgenomen besluit van de decaan tot wijzigingen in het opleidingsaanbod. Hierover zijn afspraken gemaakt tussen decaan en facultaire medezeggenschap in de Procedure medezeggenschap bij wijziging van het onderwijsaanbod Science in Amsterdam (onderwijssamenwerking UvA en VU in joint degrees en joint programs). Daarnaast wordt de FSR vertrouwelijk gehoord (art. 45 FR) over elk voorgenomen besluit ter zake van: de benoeming of ontslag decaan (gehoord door het CvB), de benoeming of ontslag directeur OWI en opleidingsdirecteur. De decaan heeft ten minste zesmaal per jaar overleg met de FSR. De website van de FSR is te vinden via: Opleidingscommissies Voor elke opleiding of groep van opleidingen is een Opleidingscommissie (OC) ingesteld (art. 26 en 27 FR). De helft van de leden komt voort uit de voor de betreffende opleiding ingeschreven studenten en de andere helft wordt samengesteld uit het WP dat het onderwijs van de opleiding verzorgt. De OC heeft tot taak, te adviseren over het bevorderen en waarborgen van de kwaliteit van de opleiding. Ook beoordeelt zij jaarlijks de wijze van uitvoering van de OER. Met de inwerkingtreding van de Wet Versterking Bestuurskracht in 2017 hebben OC s formeel medezeggenschap gekregen. De rechten en bevoegdheden van de OC zijn geregeld in artikel 9.18 van de WHW. Zo hebben OC s instemmingsrecht op specifiek in de WHW genoemde onderdelen van de OER en hebben zij adviesrecht op de overige onderdelen van de OER. Ook kan de OC gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan het bestuur van de opleiding en de decaan over alle gelegenheden betreffende het onderwijs van de opleiding(en). De Handreiking Opleidingscommissies, opgesteld door het CvB geeft een beschrijving van de taken en werkwijze van de Opleidingscommissie. Voor de organisatie van haar werkzaamheden stelt de Opleidingscommissie een Huishoudelijk Reglement op. 6.6 Facultaire adviesraden De faculteit kent de volgende adviesraden: a) De PhD Council bestaat uit maximaal tien promovendi die de decaan en directeur Personeel en bestuurszakengevraagd en ongevraagd adviseren over alle zaken die promovendi in de faculteit aangaan. Daarnaast adviseert de PhD Council over de kwaliteit van de opleidingstrajecten voor promovendi. b) Graduate Studies Committee (art 18 FR en art. 28 UR). De onderzoeksdirecteuren en de onderwijsdirecteuren zijn qualitate qua lid van de Graduate Studies Committee. De Graduate Studies Committee heeft de taken en verantwoordelijkheden zoals in het Universiteitsreglement omschreven. 14

15 Facultaire Organisatie c) Facultair ethische commissie. Wetenschappelijk onderzoek dient aan strenge regels en normen op het gebied van onderzoeksethiek te voldoen. De FNWI beschikt over een faculteitsbrede ethische commissie, die bestaat uit drie ervaren hoogleraren. Naast adviesraden beschikt de faculteit ook over een Diversity officer, die de decaan gevraagd en ongevraagd adviseert over zaken die de diversiteit van de FNWI aangaan. De diversity officer wordt voor drie jaar benoemd door de decaan van de faculteit, waarna eenmalige herbenoeming mogelijk is 7. Leidende organisatieprincipes De leidende principes voor de interne besturing van de faculteit zijn grotendeels afgeleid van het UvA besturingsmodel. 7.1 Kwaliteit Kwaliteit staat voorop: succes wordt afgemeten aan aantoonbaar behaalde resultaten binnen onderwijs, onderzoek en bedrijfsvoering. 7.2 Onderzoek en onderwijs verweven Het onderzoek en het onderwijs zijn sterk met elkaar verweven: de FNWI doet wetenschappelijk onderzoek en verzorgt research based opleidingen. 7.3 Eenhoofdige verantwoordelijkheid Verantwoordelijkheid ligt steeds bij één persoon en niet bij een groep of team. De afspraken die worden gemaakt met de directeuren van colleges, schools en onderzoeksinstituten zijn opgenomen een jaarplan 7.4 Academisch leiderschap Academisch leiderschap: academische eenheden worden door een wetenschapper met begrensde zittingstermijn geleid (bestuurslijn), ondersteund door een directeur bedrijfsvoering/directeur Personeel en Bestuurszaken (faculteit) of een bedrijfsvoerder/instituutsmanager (instituut) voor de beheerslijn. 7.5 Integraal management Integraal management: op elk niveau geldt integrale dus inhoudelijke én financieel-zakelijke en personele verantwoordelijkheid voor genomen beslissingen en handelingen, binnen de kaders van de wet, het UvA-beleid en het verleende (onder)mandaat. 7.6 Besluitvorming Geïnformeerde en op feiten gebaseerde besluitvorming: beslissingen worden gebaseerd op feiten en cijfers uit erkende bronnen. 7.7 Planning en verantwoording Planning en verantwoording: Colleges, Graduate Schools, onderzoeksinstituten/afdelingen en ondersteunende diensten maken in plannen duidelijk welke doelen zij op welke wijze nastreven en leggen op inzichtelijke wijze verantwoording af over de behaalde resultaten. 15

16 Facultaire Organisatie 7.8 Geschillen Escalatie bij geschillen: ingeval zich binnen eenheden dan wel tussen eenheden van gelijk niveau een aanhoudend geschil voordoet, wordt geëscaleerd naar het hogere organisatorische niveau. 8. Financiële besturing 8.1 Allocatiemodel: budgettoekenning De middelen die de faculteit van het CvB ontvangt (eerstegeldstroombudget), kent zij, behoudens centrale beleidsbudgetten van de decaan, direct toe aan de onderwijs- en onderzoeksinstituten. De budgettoekenning gebeurt op een inzichtelijke, voor alle betrokkenen te controleren wijze middels een facultair allocatiemodel. In het allocatiemodel worden middelen deels toebedeeld op basis van behaalde onderwijs- en onderzoeksprestaties. Het AUC heeft een eigen financiële exploitatie, die geheel losstaat van die van de faculteiten. 8.2 Tweede- en derdegeldstroom Tweede- en derdegeldstroommiddelen (subsidies) komen rechtstreeks beschikbaar aan de instituten. De instituten zijn verantwoordelijk voor de naleving van de subsidievoorwaarden. 8.3 Toerekening overheadkosten: de gebruiker betaalt Behalve de directe kosten worden de indirecte kosten (overhead) zoveel als mogelijk aan de eenheden, en daarbinnen aan de onderzoeks- en onderwijsactiviteiten, toegewezen. Bij de toerekening van de indirecte kosten geldt het principe de gebruiker betaalt. 8.4 Integrale kosten Onderwijs- en onderzoeksactiviteiten worden zoveel als mogelijk verantwoord tegen integrale kosten. Bij (financiële) besluitvorming worden altijd de integrale, dat wil zeggen volledige kosten, dus inclusief overhead, betrokken. 8.5 Docentvergoedingenmodel De inzet en de daarmee samenhangende kosten van het (wetenschappelijk) personeel ten behoeve van het onderwijs worden vastgesteld aan de hand van een normatief model waarmee de onderwijsuren worden bepaald: het docentvergoedingenmodel (DVM). De onderwijsuren worden vermenigvuldigd met een uurprijs, gedifferentieerd naar een beperkt aantal personeelscategorieën. 8.6 Meerjarenbegroting De onderwijs- en onderzoeksinstituten stellen jaarlijks een vierjarenbegroting op. De begroting wordt door de decaan vastgesteld. 8.7 Tweemaandelijkse rapportages Ten minste iedere twee maanden is een financiële rapportage beschikbaar waarin de financiële uitkomsten worden afgezet tegen de begroting. 16

17 Facultaire Organisatie 9. HRM-principes 9.1 HRM-principes De faculteit heeft een open werkklimaat die medewerkers in staat stelt om hun talenten ten volle te benutten. Nieuwsgierigheid, creativiteit, samenwerking en onderling vertrouwen zijn daarbij belangrijke bouwstenen. We stimuleren diversiteit en we streven naar het creëren van een werkomgeving waarin iedereen zich thuis voelt. Onderdeel van een open werkklimaat is open communicatie. Feedback vragen en feedback geven speelt daarin een grote rol. Het draagt bij aan de groei en ontwikkeling van individuele medewerkers, maar ook van teams en de faculteit als geheel. Het jaargesprek is een belangrijk moment voor wederzijdse feedback. Van medewerkers wordt verwacht dat ze zelf de regie over hun loopbaan en hun duurzame inzetbaarheid nemen. De faculteit biedt faciliteiten om talent te ontwikkelen en duurzame inzetbaarheid te bevorderen. Medewerker en leidinggevende zijn open en helder naar elkaar toe in het uitspreken van wederzijdse verwachtingen. Daar waar mogelijk, wordt voor het wetenschappelijk personeel uitgegaan van het loopbaanbeginsel. 10. Sturing en planning 10.1 Kernafspraken met CvB Het CvB en de decaan van de FNWI komen meerjarige kernafspraken overeen waarmee de belangrijkste beleids- en prestatiedoelen zijn vastgelegd Meerjarenbeleidsplan De FNWI stelt een meerjarenbeleidsplan op, het Facultair Strategisch Plan (FSP). Het FSP is een nadere uitwerking van het Instellingsplan en beschrijft de visie en ambitie van de faculteit, inclusief de facultaire doelstellingen (de kernafspraken) Jaarplan FNWI Het directieteam stelt elk jaar een jaarplan op met de facultaire plannen voor het komende jaar die een uitwerking vormen van de doelen die zijn vastgesteld in het Facultair Strategisch Plan (FSP) Beleidsagenda directieteam Het directieteam stelt per half jaar een beleidsagenda op, die mede afgeleid is van het FSP Kaderbrief UvA en Kadernota FNWI De Kaderbrief van de FNWI verschaft de basis voor de begroting en de meerjarenramingen voor de faculteiten en de diensten. Hij geeft richtlijnen en biedt handvatten aan eenheden voor het opstellen van de eigen begroting Financiële meerjarenbegroting 17

18 Facultaire Organisatie De eenheden van de FNWI stellen jaarlijks een meerjarenbegroting op die wordt geconsolideerd tot een FNWI meerjarenbegroting. Deze heeft betrekking op vier jaren. 11. Control en verantwoording 11.1 Kwartaalrapportages Ten behoeve van het College van Bestuur als ook de interne organisatie stelt de FNWI elk kwartaal een integrale rapportage op over onderwijs, onderzoek innovatie en impact, HRM en Financiën en Infrastructuur. De vierde kwartaalrapportage valt samen met het jaarverslag van de FNWI Verslag beleidsagenda FNWI Elk half jaar stelt de FNWI een verslag op over de beleidsagenda van dat betreffende semester Jaarverslag FNWI Jaarlijks brengt de FNWI een jaarverslag uit, waarin onder meer wordt gerapporteerd over de voortgang van het jaarplan en de doelen uit het Facultair Strategisch Plan. Per semester rapporteert het directieteam over de voortgang van de beleidsagenda Risico-analyse De risicoanalyse is geïntegreerd in beleidsplannen, jaar- en kwartaalrapportages. 18

19 Onderwijsorganisatie II. ONDERWIJSORGANISATIE 1. De WHW 1.1 Opleiding staat centraal De faculteit telt een groot aantal opleidingen. Conform het UvA besturingsmodel is er binnen de faculteit een besturingslaag, namelijk onderwijsinstituten, tussen de decaan en de opleidingen aangebracht, hoewel daar geen wettelijke plicht voor bestaat. De naam Graduate School wordt gebruikt voor onderwijsinstituten die masteropleidingen verzorgen, en de naam College voor instituten die bacheloropleidingen verzorgen. Uitzondering hierop is het Instituut voor Interdisciplinaire Studies dat zich voor de hele UvA richt op de ontwikkeling van interdisciplinair bachelor en masteronderwijs. 2. De directeur onderwijs 2.1 Verantwoordelijkheid onderwijsorganisatie De eindverantwoordelijkheid voor de onderwijsorganisatie en kwaliteit van het onderwijs binnen de faculteit ligt bij de decaan. De decaan heeft deze taken belegd bij de directeur onderwijs, die verantwoording aflegt aan de decaan. Alle onderwijsdirecteuren, het hoofd ESC en het hoofd Communicatie, voor zover het de onderwijsvoorlichting betreft, leggen verantwoording af aan de directeur onderwijs. 2.2 Taken en verantwoordelijkheden De directeur onderwijs is verantwoordelijk voor: de ontwikkeling van de onderwijsvisie en -strategie; de kwaliteit van het onderwijs; de organisatie van het onderwijs en de onderwijsondersteuning; de onderwijsbegroting en exploitatie. De directeur onderwijs is leidinggevende van de onderwijsdirecteuren en van het hoofd ESC. Zie het Handboek Kwaliteitszorg Onderwijs (zie hieronder paragraaf 10.1) voor een concrete uitwerking van de taken en verantwoordelijkheden van de directeur onderwijs. 3. De onderwijsinstituten 3.1 CoS, Graduate Schools en IIS De faculteit kent vijf onderwijsinstituten: een college waarin bacheloropleidingen zijn ondergebracht, een instituut voor interdisciplinair onderwijs (bachelor en master), en drie Graduate schools die masteropleidingen verzorgen: Het College of Science (CoS), De Graduate School of Life and Earth Sciences (GSLES), De Graduate School of Informatics (GSI), De Graduate School of Sciences (GSS), Het Instituut voor Interdisciplinaire Studies (IIS). 19

20 Onderwijsorganisatie Daarnaast bieden UvA en VU met het Amsterdam University College (AUC) een gezamenlijke liberal arts and sciences opleiding aan met een internationaal bachelors (honours) programma. Voor het AUC geldt een Gemeenschappelijke Regeling die op verschillende onderdelen afwijkt van het FNWI besturingsmodel (zie ook: I.4.6) 3.2 Onderwijsdirecteur Aan het hoofd van elk onderwijsinstituut staat een onderwijsdirecteur die op voorspraak van de directeur onderwijs, na advies van de OR en na de FSR vertrouwelijk gehoord hebbende, door de decaan wordt benoemd voor een termijn van ten hoogste vijf jaar. De onderwijsdirecteur is eenmaal herbenoembaar. De onderwijsdirecteur legt verantwoording af aan de directeur onderwijs. Bilateraal overleg met de directeur onderwijs vindt ten minste tweemaal per jaar plaats. De directeuren van de OWI s zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het bachelor- (CoS en IIS) en masteronderwijs (Graduate Schools en IIS) en dragen bij aan het onderwijsbeleid. De onderwijsdirecteur geeft leiding aan een team van opleidingsdirecteuren. Zie het Handboek Kwaliteitszorg Onderwijs voor een concrete uitwerking van taken en verantwoordelijkheden van de onderwijsdirecteuren. 3.3 Taakorganisaties De OWI s zijn taakorganisaties met budget die hun staf inhuren van de afdelingen (WP) en de capaciteitsgroepen (OBP, WP onderwijs, WP IIS en OBP AUC). De onderwijsinstituten worden bij de organisatie van het onderwijs ondersteund door het ESC en bij de voorlichting aan potentiële studenten door de afdeling Communicatie. 4. De opleidingen 4.1 Opleiding De WHW omschrijft een opleiding als een samenhangend geheel van onderwijseenheden, gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover degene die de opleiding voltooit, dient te beschikken (art. 7.3 lid 1 WHW), en waarvoor accreditatie is verleend of die een toets nieuwe opleiding met positief gevolg heeft ondergaan (art. 1.1 onder m. WHW). Een overzicht van alle facultaire opleidingen is te vinden in Bijlage C van het UR en bijlage B van het FR. De decaan bepaalt tot welke College of Graduate School een tot de faculteit behorende opleiding behoort (art. 23 lid 2 FR). 4.2 Opleidingsdirecteur 20

21 Onderwijsorganisatie Elke opleiding staat onder leiding van een opleidingsdirecteur, die door de decaan na overleg met de onderwijsdirecteur van het instituut waar de opleiding toe behoort, de afdelingsvoorzitter van de afdeling waar de medewerker toe behoort en na de FSR te hebben gehoord - wordt benoemd. De directeur van de opleiding wordt benoemd voor een termijn van ten hoogste vijf jaar en is onmiddellijk, maar voor ten hoogste eenmaal, herbenoembaar (art. 23 FR). 4.3 Verantwoording De opleidingsdirecteur legt verantwoording af aan de onderwijsdirecteur waar de opleiding toe behoort. Bilateraal overleg met de onderwijsdirecteur vindt ten minste tweemaal per jaar plaats (halfjaarlijkse verantwoording). 4.4 Taken en verantwoordelijkheden De opleidingsdirecteur is belast met de coördinatie van de uitvoering van het onderwijs ten behoeve van de opleiding (art. 24 FR). De opleidingsdirecteur geeft sturing aan verschillende betrokkenen die zich bezig houden met het uitvoeren van het curriculum van de opleiding, in overleg met de betrokken onderwijsdirecteur, afdelingsvoorzitter(s), opleidingscoördinator en andere medewerkers van het ESC, op zodanige wijze dat de kwaliteit van de opleiding is gewaarborgd. Zie het Handboek Kwaliteitszorg Onderwijs voor een concrete uitwerking van taken en verantwoordelijkheden van de opleidingsdirecteur. 5. De examencommissie 5.1 Samenstelling De examencommissie wordt door de decaan ingesteld voor elke opleiding of groep van opleidingen (art. 25 FR). Zie bijlage D van het FR voor een overzicht van de facultaire examencommissies. De leden van de examencommissie worden benoemd, geschorst en ontslagen door de decaan. Benoeming vindt plaats voor een termijn van ten hoogste drie jaar. De leden zijn onmiddellijk herbenoembaar, met een totale zittingsduur van maximaal negen jaar (art. 34 UR). De commissie bestaat uit ten minste drie leden, te weten een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter en een extern lid. De voorzitter en plaatsvervangend voorzitter zijn als docent verbonden aan de opleiding(en) vallend onder de examencommissie. Minimaal één van de leden, bij voorkeur de voorzitter, bekleedt de positie van UHD of hoogleraar. Het externe lid is niet als docent betrokken bij het onderwijs van de onder de examencommissie ressorterende opleiding(en). 5.2 Rapporteren De examencommissie rapporteert aan de decaan (art. 7.12b lid 5 WHW). 5.3 Regels en richtlijnen UvA De examencommissie dient haar werkwijze vast te leggen. (artikel 7.12b, derde lid WHW). Binnen de FNWI hebben de examencommissies de Regels en richtlijnen van de Examencommissie in gezamenlijkheid vastgesteld. 5.4 Taken en bevoegdheden 21

22 Onderwijsorganisatie De examencommissie is verantwoordelijk voor het borgen van de kwaliteit van de tentamens en examens en zij dient van iedere student op onafhankelijke en deskundige wijze vast te stellen of hij/zij voldoet aan de eisen die de opleiding stelt ter verkrijging van de graad. 6. De opleidingscommissie (OC) 6.1 Samenstelling Elke opleiding of groep van opleidingen kent een opleidingscommissie (OC). De OC bestaat voor de helft uit de bij de betreffende opleidingen(en) ingeschreven studenten en voor de andere helft uit wetenschappelijk personeel dat de opleiding verzorgt. De taken en bevoegdheden van opleidingscommissies staan nader omschreven in paragraaf 6.6 van Hoofdstuk II. 7. Het Education Service Centre (ESC) 7.1 Taken Het ESC is de dienst binnen de faculteit die het onderwijs(proces) ondersteunt. De drie kerntaken zijn: uitvoering van onderwijs administratieve processen, uitvoerende ondersteuning van de opleidingen en ondersteuning van kwaliteitszorg en onderwijsontwikkeling. 7.2 Organisatie Het ESC bestaat uit drie afdelingen, te weten: Stafdienst Onderwijsadministratie en Servicedesk Opleidingsondersteuning en projectteam Onderwijskwaliteit 7.3 Hoofd ESC Het hoofd ESC voert zijn/haar taken uit in afstemming met de directeur onderwijs en de onderwijsdirecteuren. 7.4 Verantwoording Het hoofd ESC legt verantwoording af aan de directeur onderwijs. 8. Overlegorganen 8.1 Onderwijsdirecteurenoverleg (OWIDO) Zie voor het onderwijsdirecteurenoverleg hfst. II, 6.1 onder punt c). 8.2 Bilateraal overleg directeur onderwijs De directeur onderwijs voert tenminste twee keer per jaar een bilateraal overleg met iedere onderwijsdirecteur en het hoofd ESC, waarvan verslag wordt gemaakt. Onderwerpen voor dit overleg zijn onder meer: de uitvoering van het onderwijsbeleid op basis van het jaarplan van het onderwijsinstituut, het onderwijsaanbod en kwaliteit, de instroom, studenttevredenheid, studiesucces en financiën. 22

23 Onderwijsorganisatie 8.3 Bilateraal overleg onderwijsdirecteur De onderwijsdirecteur heeft ten minste twee maal per jaar overleg met de opleidingsdirecteur (zie hiervoor 4.3). Daarbij wordt ten minste eenmaal financiën van de opleiding besproken. 8.4 Bilateraal overleg opleidingsdirecteur De opleidingsdirecteur heeft ten minste twee maal per jaar overleg met de OC over het voorgenomen beleid en de uitvoering van de OER. 9. Onderwijsvisie 9.1 Onderwijsvisie De FNWI stelt periodiek een onderwijsvisie op, waarvoor de onderwijsvisie van de UvA de kaders vormen. 10. Kwaliteitszorg 10.1 Handboek Kwaliteitszorg Onderwijs FNWI Het universitaire onderwijskwaliteitsbeleid is beschreven in het Kader kwaliteitszorg onderwijs. De faculteit heeft op grond van het plan-do-check-act cyclus - een handboek onderwijskwaliteitszorg opgesteld met daarin de volgende onderwerpen: Een beschrijving van de taken en bevoegdheden in de onderwijsorganisatie. Dit deel is een nadere uitwerking van het facultaire besturingsmodel voor het onderwijs. Een beschrijving van de instrumenten en activiteiten die worden ingezet om de kwaliteit van het onderwijs op opleidingsniveau te bewaken, met daarin een onderscheid in drie aspecten: de opleiding, de staf en de voorzieningen. Een beschrijving van de procedures en processen rondom onderwijsevaluaties. 11. Planning en verantwoording 11.1 Jaarplan- en jaarverslag onderwijsinstituut De jaarplannen onderwijs worden opgesteld binnen de universitaire en facultaire kaders, zoals het Instellingsplan en de Onderwijsvisie UvA, het Facultair Strategisch Plan, de Meerjarenbeleidsbegroting, de beleidsagenda DT, de onderwijsvisie FNWI, etc. Elk onderwijsinstituut stelt in het najaar een gecombineerd jaarverslag en jaarplan op. Het verslag kijkt terug op het academisch jaar dat op 1 september daarvoor is afgerond. Het jaarplan kijkt, op basis van de plannen van de opleidingen, vooruit naar het academisch jaar dat in de maand september van het volgende jaar van start zal gaan en naar de voorbereidingsperiode daarop (januari augustus). Het totale document bestrijkt daarmee een periode van drie jaar. Op basis van dit document maakt de onderwijsdirecteur afspraken met de decaan over de doelen die het onderwijsinstituut zal behalen. 23

24 Onderwijsorganisatie 11.2 Voornemens en jaarverslag opleidingsdirecteur Iedere opleidingsdirecteur vult in najaar aan de hand van een format de voornemens in van de opleiding voor het komend studiejaar. Dit document vormt mede de basis voor het jaarplan en jaarverslag van het onderwijsinstituut. De opleidingsdirecteur stelt jaarlijks aan het hand van het UvA format een jaarverslag op. Dit document vormt mede de basis voor het jaarplan en jaarverslag van het onderwijsinstituut Jaarplan- en jaarverslag examencommissie De examencommissie stelt elk jaar in oktober een jaarverslag- en jaarplan op. Dit verslag wordt besproken met de decaan. De betrokken onderwijsdirecteuren betrekken deze verslagen bij het opstellen van hun jaarplannen Jaarplan- en jaarverslag opleidingscommissie De opleidingscommissie stelt elk jaar een gecombineerd jaarverslag en jaarplan op Onderwijs- en examenregeling (OER) De OER bevat informatie over de opleiding of groep van opleidingen en over de procedures en rechten en plichten van studenten met betrekking tot het onderwijs en de examens (art WHW). Het document wordt opgesteld onder verantwoordelijkheid van de opleidingsdirecteur en wordt vastgesteld door de decaan. De OR heeft adviesrecht op de gehele OER (art. 40 lid 7 UR). De OC en FSR hebben op onderdelen adviesrecht cq. instemmingsrecht (resp. art lid 1 onder a en c WHW en art lid 3 jo onder b. WHW) Onderwijsevaluaties Periodiek worden binnen de onderwijsorganisatie diverse onderwijsevaluaties uitgevoerd (waaronder vakevaluaties en opleidingsevaluaties). Zie verder het Handboek kwaliteitszorg FNWI voor een overzicht van de evaluaties binnen de faculteit onder verschillende stakeholders. Het Handboek geeft ook een overzicht van de universiteitsbrede (onderwijs)evaluaties onder de verschillende stakeholders (waaronder NSE, WO-monitor, International Student Barometer en Medewerkersmonitor) Instellingsaccreditatie en opleidingsbeoordeling De Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie beoordeelt zowel de instelling als opleiding periodiek met betrekking tot ambitieniveau, inrichting van processen en resultaten. Op het niveau van de instelling gaat het voornamelijk over de visie van de instelling op het onderwijs, de doorvertaling hiervan naar de opleidingen en het systeem van kwaliteitszorg. Op het opleidingsniveau gaat het hierbij om de ambities en doelstellingen van de opleiding, de inrichting van de opleiding en de behaalde eindkwalificaties. Het oordeel heeft bindende consequenties. 24