RGLO MIT4 BSLI WP 7.13 L RAPPORT EXTERNE VEILIGHEID

Transcriptie

1 RGLO MIT4 BSLI WP 7.13 L RAPPORT EXTERNE VEILIGHEID PRORAIL SPOORONTWIKKELING, PLANVORMING EN INFRA Versie september /EA5/160/ /nve

2 Inhoud 1 Inleiding Aanleiding 3 2 Wet- en regelgeving Inleiding Wet- en regelgeving 4 3 Uitgangspunten en analyse Vervoer Conclusie 6 Bijlage 1 Referenties 7 Bijlage 2 Gerealiseerd vervoer 8 Bijlage 3 Prognose van het vervoer 10 Colofon /EA5/160/ /nve ARCADIS 2

3 HOOFDSTUK 1 Inleiding 1.1 AANLEIDING In het kader van de ontwikkeling van de RijnGouweLijn worden diverse onderzoeken uitgevoerd. Een van deze onderzoeken betreft Externe Veiligheid. Dit onderzoek bestaat uit twee delen. Het eerste deel omvat de beschrijving van de wet- en regelgeving en de aangehouden uitgangspunten. Dit deel wordt afgesloten met een conclusie. Indien blijkt dat er geen vervoer plaats vindt wordt is het onderzoek afgerond. Indien er wel vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt wordt gestart met fase 2. In deze fase zal het plaatsgebonden risico en groepsrisico worden bepaald /EA5/160/ /nve ARCADIS 3

4 HOOFDSTUK 2 Wet- en regelgeving 2.1 INLEIDING In dit hoofdstuk wordt aangegeven wat de geldende wet- en regelgeving is op het gebied van Externe Veiligheid. 2.2 WET- EN REGELGEVING In 2004 is het besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) [2] in werking getreden. Daarnaast is in 2004 eveneens de Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen [6] uitgekomen, welke gebaseerd is op de Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen [1] en het BEVI. Voor dit onderzoek is de regelgeving voor het vervoer gebruikt, te weten de Circulaire. In deze documenten zijn de normen voor het Plaatsgebonden Risico en het Groepsrisico aangegeven. Plaatsgebonden risico Het Plaatsgebonden Risico (PR) geeft inzicht in de theoretische kans op overlijden van een individu op een bepaalde horizontale afstand van een risicovolle activiteit, in dit geval het transport van gevaarlijke stoffen. Het PR wordt bepaald door te stellen dat een (fictieve) persoon zich 24 uur per dag gedurende een heel jaar onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt. Het PR is geheel afhankelijk van de hoeveelheid vervoer van gevaarlijke stoffen en de ongevalsfrequentie. Het PR kan worden weergegeven op een topografische kaart door middel van lijnen die getrokken zijn door de punten met een gelijk risico. De richtwaarde van het PR voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt deze norm als grenswaarde. Aanleg van light rail geldt als een nieuwe situatie, dus dat de 10-6 contour voor het PR geldt als een grenswaarde. Groepsrisico Het Groepsrisico (GR) wordt naast de mogelijke ongevallen en bijbehorende ongevals- en uitstromingsfrequentie bepaald door de aanwezige mensen in de nabijheid van een eventueel ongeval. Bij het aangeven van representatieve aantallen personen wordt gewerkt vanuit zowel de kwetsbare als de minder kwetsbare bestemmingen. Met het GR wordt aangegeven hoe hoog het totaal aantal slachtoffers bij een ongeval kan zijn op basis van de aanwezige mensen. Naarmate de groep slachtoffers groter wordt, moet de kans op een dergelijk ongeval (kwadratisch) kleiner zijn. Bij het bepalen van het GR wordt er getoetst aan de oriënterende waarde /EA5/160/ /nve ARCADIS 4

5 Dit is de (rode) gestippelde lijn in het onderstaande figuur: Figuur 2.1 Voorbeeld Groepsrisicografiek Zowel in het BEVI als de Circulaire wordt aangegeven dat voor het Groepsrisico de verantwoordingsplicht doorlopen moet worden. Deze verantwoordingsplicht wordt gevraagd voor alle verhogingen van het Groepsrisico. Bij de verantwoordingsplicht moeten de volgende onderdelen worden aangegeven: Stap 1: Inventarisatie van de huidige en verwachte personendichtheid binnen het invloedsgebied (het invloedsgebied wordt aangegeven door de 1%- letaliteitsgrens). Daarnaast worden in deze stap ook de overige parameters als aantallen transporten en soort weg aangegeven. Stap 2: Bepalen huidig GR en verwacht GR na realisatie plan. Stap 3: Onderzoek naar maatregelen ter beperking van het GR. Stap 4: Onderbouwing bestemmingsplan. Stap 5: Mogelijkheden voor hulpverlening. Stap 6: Mogelijkheden voor zelfredzaamheid. Deze stappen geven aan welke onderdelen benoemd dienen te worden. Deze komen overeen met de in de Circulaire genoemde stappen /EA5/160/ /nve ARCADIS 5

6 3 HOOFDSTUK Uitgangspunten en analyse 3.1 VERVOER De belangrijkste factor voor het bepalen voor het Plaatsgebonden Risico en Groepsrisico is het vervoer van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer van gevaarlijke stoffen is ingedeeld in een aantal stofcategorieën. Op basis van de kenmerken van de stof zijn er diverse ongevalscenario s mogelijk. De RijnGouweLijn gaat van Leiden, via Alphen naar Gouda. Bij ProRail Capaciteitsmanagement [5] is navraag gedaan over vervoer van gevaarlijke stoffen over dit traject. In bijlage 2 is het gerealiseerde vervoer weergegeven. Zoals uit bijlage 2 blijkt heeft er geen gerealiseerd vervoer van gevaarlijke stoffen over dit traject plaats gevonden. Daarnaast zijn er beleidsvrije marktprognoses [4]. In deze prognoses is weergegeven welk vervoer in de toekomst verwacht wordt, als ook het over welk traject vervoer verwacht wordt. Deze zijn tevens bij ProRail Capaciteitsmanagement opgevraagd en bijgevoegd in bijlage 3. Uit deze bronnen blijkt dat over het traject van de RijnGouweLijn geen vervoer van gevaarlijke stoffen verwacht wordt. Als laatste is gekeken naar mogelijke interactie van de RijnGouweLijn met het vervoer van gevaarlijke stoffen ter hoogte van Gouda. Deze is niet aanwezig. Dit houdt in dat de kans op een ongeval tussen een light-railtrein en een trein met gevaarlijke stoffen niet aanwezig is bij normale bedrijfsvoering. 3.2 CONCLUSIE Zoals uit de vorige paragraaf blijkt vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Voor dit traject kunnen geen risico s in het kader van vervoer gevaarlijke stoffen worden bepaald. Ook mogelijke interactie met het doorgaande vervoer van gevaarlijke stoffen speelt geen rol. Om bovengenoemde redenen wordt geconcludeerd dat voor de RijnGouweLijn Externe Veiligheid geen rol speelt in de verdere ontwikkeling /EA5/160/ /nve ARCADIS 6

7 BIJLAGE 1 Referenties 1 Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen, Tweede kamer, vergaderjaar , Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, ministerie VROM, Staatscourant mei Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen, Tweede Kamer, Staatscourant augustus Prognose van het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor, beleidsvrije marktprognoses, april 2004, ministerie van Verkeer en Waterstaat 5 Brief gerealiseerd vervoer en verwacht vervoer, ProRail CM, 18 mei 2005/ 6 juni /EA5/160/ /nve ARCADIS 7

8 BIJLAGE 2 Gerealiseerd vervoer /EA5/160/ /nve ARCADIS 8

9 141222/EA5/160/ /nve ARCADIS 9

10 BIJLAGE 3 Prognose van het vervoer /EA5/160/ /nve ARCADIS 10

11 141222/EA5/160/ /nve ARCADIS 11

12 COLOFON RGLO MIT4 BSLI WP 7.13 L RAPPORT EXTERNE VEILIGHEID OPDRACHTGEVER: PRORAIL SPOORONTWIKKELING, PLANVORMING EN INFRA STATUS: Definitief OPGESTELD DOOR: Drs. M.M.A.G. Lubbers Tel: GECONTROLEERD DOOR: Drs. J.E. Nieuwenhuis Ir. R.J. van Schie Tel: Tel: GOEDGEKEURD DOOR: Ir. G.T.H. Snoek Tel: Versie september /EA5/160/ /nve ARCADIS. Alle rechten voorbehouden. Behoudens uitzonderingen door de wet gesteld, mag zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbenden niets uit dit document worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, digitale reproductie of anderszins /EA5/160/ /nve ARCADIS 12