Natuurtoets initiatieven 099,168 en 170 te Oosterwold

Transcriptie

1 Natuurtoets initiatieven 099,168 en 170 te Oosterwold

2

3 Inhoudsopgave 1. Inleiding Samenvatting... 4 Conclusie Context Ondergrond Huidig gebruik Kenschetsen van de ontwikkelplannen Ecologische waarden Effecten Flora- en faunawet Boswet Nationaal Natuurnetwerk Natuurbeschermingswet Aanbevelingen Bronnen... 10

4 1. Inleiding Voor de ruimtelijke onderbouwing bij de initiatieven 099, 168 en 170 is het noodzakelijk dat een natuurtoets wordt opgesteld. Deze natuurtoets heeft als doel inzicht te geven in hoe deze projecten zich verhouden tot de juridische regels die gelden op het gebied van natuurbescherming. Deze zijn achtereenvolgens: Nationaal natuurnetwerk (voorheen Ecologische hoofdstructuur), Boswet, Floraen faunawet en Natuurbeschermingswet. 2. Samenvatting Het huidige agrarische gebruik van de percelen heeft geen ecologische waarde. De initiatieven 099, 168 en 170 zullen de ecologische waarde vergroten. De extensivering van het gebruik, de grotere diversiteit aan groenvoorzieningen en structuren in het landschap, in combinatie met de relatief grote kavels zullen een positieve invloed op de biodiversiteit hebben. De bosrand heeft wel een hoge ecologische waarde. Hier leven veel zang- en roofvogels, zoogdieren en insecten. Omdat geen ontwikkelingen buiten de percelen plaatsvinden zijn hier geen negatieve effecten te verwachten. Indien de bouwperiode in het broedseizoen valt, dienen maatregelen getroffen te worden om het broeden van weidevogels te voorkomen. Conclusie De ontwikkelplannen voor initiatief 099, 168 en 170 hebben geen ecologisch negatief effect op de percelen en hun omgeving. 3. Context De beoogde percelen zijn gepositioneerd op een huidig akkerbouwperceel en grenzen aan de zuidoostzijde aan een bestaand bosperceel in beheer bij Staatsbosbeheer. Dit bos bestaat uit twee bosvlakken met populieren. De onderbegroeing bestaat uit brandnetels en vlierstruiken. Het noorden van de percelen grenst aan het plangebied voor de Eemvallei. Dit zal in de toekomst een natuur- en recreatiegebied worden, bestaande uit grasland, bos en moeras. De percelen worden vanuit het noordoosten ontsloten door een ontsluitingsweg van het type karrespoor. Deze weg volgt de noordelijke grens van de initiatieven.

5 Afbeelding plangebied 3.1 Ondergrond De bodem is opgebouwd uit een circa 3 meter dikke laag zeeklei met daaronder diverse bodemlagen die zijn ontstaan na de laatste ijstijd door uitspoeling van de stuwwal Utrechtse Heuvelrug. Deze zandige uitspoelingen hebben vervolgens onder invloed gestaan van veen en kreekvorming en overstromingen zoals de St. Elisabethvloed en van de golfslag vanuit de voormalige Zuiderzee. Deze invloeden liggen te diep om invloed te hebben op de bovengrond.

6 3.2 Huidig gebruik Het huidige perceel wordt gepacht door de stichting Erf, die de grond gebruikt voor intensieve biologische akkerbouw. Minimaal één keer per jaar wordt de grond omgeploegd. Het bos aan de zuidoostgrens is een productiebos van Staatsbosbeheer. In het bos ligt op ongeveer 50m vanaf de bosrand een ruiterpad en op 200m vanaf de bosrand een fietspad. Bos is voor houtproductie en recreatie. De volgende foto s geven een impressie van het gebied in de maand november. Het plangebied met de bosrand. De laanbomen op de horizon staan langs de Goudplevierweg. De bosrand vanaf de Goudplevierweg Begroeiing bosrand

7 4. Kenschetsen van de ontwikkelplannen De initiatiefnemers hebben de intentie om binnen de door de gemeente Almere gegeven kaders, een zelfvoorzienende natuurlijke woonomgeving te creëren met een duurzaam karakter. De kavel van initiatief 099 bestaat uit 2.800m² landschapskavel, 1.060m² landbouwkavel en 800m² standaardkavel. De kavel van initiatief 168 bestaat uit 3.500m² landschapskavel en 1.500m² standaard kavel. De kavel van initiatief 170 bestaat uit 1.750m² landschapskavel, 2.000m² landbouwkavel en 250m² standaardkavel. De initiatieven zullen alle een woonhuis van tussen de 100 en 180m² BVO bouwen. Deze woonhuizen komen op het midden of noordelijk van het midden van de kavel, op een minimale afstand van 20m vanaf de bosrand. Op de percelen zal een kleine moestuin, schuur of plantenkas gerealiseerd worden. Het nieuw te realiseren bosgebied zal voor een groot deel bestaan uit zogenoemd voedselbos. Om de gebouwen te ontsluiten zal ca 1.800m² verharding worden aangelegd. Dit is inclusief een half verharde ontsluitingsweg van 100m die vanaf de Goudplevierweg langs de bosrand loopt. Het landschapskaveldeel van alle initiatieven zal omgevormd worden tot natuur. De waterbergingen zullen natuurlijke oevers krijgen en indien mogelijk worden aangesloten op de toekomstige waterloop in de Eemvallei. Dit zal het leefgebied van aquatisch gebonden flora en fauna vergroten. Dit is een uitbreiding van het ecologische potentieel en opzichte van het huidige agrarische gebruik.

8 Het oppervlak voor stadslandbouw zal uitsluitend voor eigen gebruik voorzien in biologisch verbouwde gewassen. Om het bodemleven terug te brengen zal niet meer geploegd worden. Ook zal er geen gebruik meer worden gemaakt van bestrijdingsmiddelen. Gezien de grote voedselrijkdom van de grond, zal ook geen (kunst)mest meer worden gebruikt. 5. Ecologische waarden Het heeft geen zin om een gerichte flora- en faunainventarisatie te verrichten. Eventuele ecologische waarden zouden van korte duur zijn door het oogsten en bewerken van de grond. De bestaande flora heeft daarom geen ecologische waarde. Alleen aan de randen van de akkerbouw komen algemeen voorkomende planten, zoals brandnetel, gras en weegbree voor Er komen diverse soorten dieren voor. Het ree gebruikt het gebied om te foerageren. In het voorjaar wordt het gebied gebruikt als broedgebied voor weidevogels zoals de kieviet. De bosrand wordt gebruikt als vliegroute en jachtgebied voor vleermuizen. De volgende vleermuissoorten zijn gesignaleerd in het naastliggend bosperceel: gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger en rosse vleermuis. 6. Effecten Bij de te verwachten effecten is met name gekeken naar de negatieve effecten van de initiatieven. 6.1 Flora- en faunawet Binnen de Flora- en faunawet geldt een algemene vrijstelling ten behoeve van de ruimtelijke ontwikkeling voor licht beschermde soorten. Binnen deze initiatieven gaat het om vleermuizen en weidevogels. Wel geld voor deze soorten een zorgplicht. De bebouwing komt niet dichter dan 20 meter van de bosrand, waardoor de corridorfunctie voor vleermuizen niet onderbroken wordt. Weidevogels zijn kwetsbaar tijdens het broedseizoen. Indien de bouw start of plaatsvindt in of vlak voor het broedseizoen zal de bouw uitgesteld moeten worden, of moeten vooraf maatregelen genomen worden om het broeden te voorkomen. 6.2 Boswet Het Oosterwold valt buiten de bebouwde kom zoals dit is begrensd onder de boswet. Dit betekent dat voor meldingen van vellingen een meldingsplicht geldt, alsook een herplantplicht. Het plangebied bevat geen houtopstanden waardoor deze bepalingen op dit plan niet van toepassing zijn.

9 6.3 Nationaal Natuurnetwerk Het Oosterwold is op een klein gebied in het Kathedralenbos na niet als NNN begrensd. Het gebruik van de percelen, in combinatie met de afstand tot dit gebied, leid niet tot aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van dit gebied. 6.4 Natuurbeschermingswet Rond het Oosterwold liggen een aantal Natura 2000-gebieden die onder de Natuurbeschermingswet beschermd zijn: Oostvaarderplassen, Lepelaarsplassen, Markermeer/IJmeer en Gooimeer- Zuidoever/Eemmeer. De aard van de beschreven initiatieven maakt het onwaarschijnlijk dat deze een negatief effect hebben op de instandhoudingsdoelen. De foerageerfunctie van kiekendieven rond de Oostvaardersplassen is als mogelijk effect van initiatieven binnen Oosterwold onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat het plangebied net buiten de foerageerfunctie valt. Negatieve effecten zijn hier dan ook niet te verwachten.

10 7. Aanbevelingen Om de ecologische diversiteit te vergroten kunnen verschillende maatregelen genomen worden. Te denken valt aan de volgende maatregelen of voorzieningen: Toepassen van vogel en vleermuisvriendelijke verlichting. Plaatsen van nestkasten voor zang en roofvogels. Plaatsen van vleermuiskasten Planten van voor bijen, vlinders en andere insecten aantrekkelijke gewassen en het plaatsen van/een plaats beschikbaar stellen voor een bijenkast. Afstemmen van de oogst van het voedselbos op het broedseizoen. Bijvoorbeeld geen struiken planten, waarvan de vruchten in mei geoogst worden nabij een aantrekkelijke broedplek voor vogels. 8. Bronnen J. Reinhold, A-J Haarsma, J.R. Regelink & H. J. G. A Limpens, Vleermuizen in Flevoland: een beschermde diergroep in beeld gebracht - Eindrapportage LBF Landschapsbeheer Flevoland i.s.m. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem. Nico Beemster, Ben Koks, Ron van der Hut, Madeleine Postma 2012 Foeragerende kiekendieven in en rondom de Oostvaardersplassen in A&W-rapport 1701 Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek, Feanwâlden. Intergemeentelijke structuurvisie Oosterwold Gemeente Almere, Gemeente Zeewolde. Juli 2013