Van Eigen Heel!' M P. Noordhoff. Bloemlezing in de Overliseis-Gelderse Volkstaal verzameld door

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Van Eigen Heel!' M P. Noordhoff. Bloemlezing in de Overliseis-Gelderse Volkstaal verzameld door"

Transcriptie

1 Van Eigen Heel!' Bloemlezing in de Overliseis-Gelderse Volkstaal verzameld door Or. J. G. M. MOORMANN H.HOOFT, G. HOOFT, M. 't HOOFT M. 't HOOFT M P. Noordhoff P. Noordhoff19381 Groningen-Batavia

2

3 VAN EIGEN HEEM

4

5 VAN EIGEN HEEM DIALECTBIBLIOTREEK VOOR RET ONDERWIJS ONDER REDACTIE VAN Dr. J. G. M. MOORMANN, H. G. 't HOOFT, M. 't HOOFT... I BLOEMLEZING IN DE OVERIJSELS.GELDERSE VOLKSTAAL VERZAMELD DOOR Dr. J. G. M. MOORMANN, H. G. 't HOOFT, M. 't HOOFT Prijs f 0.75 P. NOORDHOFF N.V GRONINGEN-BATAVIA

6

7 EEN WOORD VOORAF Um 't olde heb z' ons lang bespot, No deut 't juus 't hoogste bod, No 't land modern geet lieken, Want of iej 'er 't nieje al wiest Of den veuroetgank duftig priest. Zee wilt toch 't olde kieken. (Stegeman). Met deze woorden van den Achterhoeksen dichter willen we het eerste deeltje "Van Eigen Heem" bij U inleiden. Het valt niet te ontkennen, dat de nieuwere tijd grote verandering gebracht heeft in het olde Saksenland. Waar eertijds de stortekoar voorthobbelde langs kronkelende zandweggetjes. daar dendert nu de knalgele dieselbus langs kaarsrechte autobanen; waar weleer de golvende paarse heide in verheven rust lag te dromen. daar ratelt nu de motorploeg; waar eens de "blinkende. klinkende sikkel" ruisend het koren neervelde. daar spuwen nu de "zelfbinders" de garven uit. Huizen. klederdrachten, zeden en gewoonten, zij pass en zich langzaam maar zeker aan bij de moderne tijd. Er is nog heel veel van vroeger bewaard. Meerdere dorpen en buurtschappen kennen nog de rust van honderd jaar geleden. Doch lang zal het niet duren of ook daar zal deze rust verstoord worden, tenzij het lofwaardig verzet van velen tegen de vervlakking met succes wordt bekroond. Het verdwijnen van het oude zal intussen iederen rechtgeaarden Saks met weemoed vervullen. "Nou jao", zal hij denken,,,'t Knapt wonder op, moar achternoa Ha 'k meer veur 't olde gev'ne:' Wat echter niet veranderen k a n en m a g. dat is de Sakser zelf en met hem zijn taal. En nu is het een gelukkig verschijnsel, dat in de tegenwoordige tijd een opleving van de belangstelling voor de dialecten valt waar te nemen en daarnaast een erkenning van de waarde van het onderwijs in de streektaal. Ook

8 VI EEN WOORD VOORAF de wetgever heeft dit ingezien. Hij heeft het immers mogelijk gemaakt de leerlingen van de lagere school in die streken, waar het dialect genoegzaam van het AIgemeen Beschaafd afwijkt, enige kennis en inzicht van dat dialect bij te brengen. Het dialect op de schoolbanken! Och ja, wij weten, dat er onder on%e collega's %ijn, die daar wat huiverig tegenover %ullen staan. Wij weten, welk een energie er nodig is, al van de eerste dagaf, dat on%e hummels kennis maken met "de aap van Teun", tot op het ogenblik, dat %ij de school verlaten, hen zover te brengen, dat zij "AIgemeen Beschaafd Nederlands", "Hoag-Hollands", kunnen spreken en schrijven. Men mene nu niet, dat wij met de uitgave van on%e dialect-ieesboeken dit doel van ons taal- en leesonderwijs ook maar in enig op%icht op zij zouden willen dringen. Integendeel, wij zijn er van overtuigd, dat "Van Eigen Heem", %oals wij dit ons voorstellen te gebruiken, n.l. een uur per week in het %evende leerjaar van de lagere school, aan het onderwijs in de Nederlandse taal %ijn grote diensten kan bewij%en. Wij doen bij de%e bewering een beroep op de uitspraak van Prof. Van Ginneken: Van jongs af is het me opgevallen: dat wie het best hun eigen dialect kenden, ook op hun tijd het %uiverst en keurigst Algemeen Beschaafd Nederlands wisten te doen horen. Wien de%e opvatting te idealistisch moge schijnen, hij vinde rechtvaardiging van on%e uitgave in de meer practische overweging, die ons er toe gebracht heeft de%e boekjes samen te stellen: Nog voor kort schreef ons een bekend dialect-schrijfster, die haar sympathie met ons werk betuigde, dat het haar %0 vaak gebeurde, te moeten horen, dat men graag bijdragen in dialect %ou willen le%en. "Maar", voegde men er dan vaak aan toe, "we kunnen er niet toe komen, want we hebben het nooit geleerd; het zou ons te veel tijd kosten/' Deze en dergelijke opmerkingen te voorkomen is mede het hoofddoel geweest van ons werk. Wij willen de leerlingen %0 ver brengen, dat ongewone letterverbindingen, het gebruik van verschillen de tekens, en%. hen later niet %ullen afschrikken. Kortom: w ij will e n, d a t % ij d eta a I van h e t e i g e n h e e m b e h 0 0 r Iij k I ere n I e % e n. Voor het latere leven hebbenzij dan iets meegekregen, dat

9 EEN WOORD VOORAF VII voor hen een bron van genot zal zijn. De lectuur van hun eigen dialect, die anders voor hen misschien een gesloten boek zou blijven, zal nu in volle schoonheid voor hen kunnen opbloeien 1). En daarnaast zal bij hen het besef ontwaken, dat hun streektaal toch vooral niet iets minderwaardigs is, waarvoor zij zich zouden moeten schamen; zij zullen, wanneer zij eenmaal mannen en vrouwen geworden zijn, "Moders sproake" blijven koesteren en verzorgen als een kostbaar, niet te vervreemden bezit. Rest ons een woord van oprechte dank tot uitgevers en auteurs, die ons welwillend de gekozen fragmenten afstonden. Wellicht hebben wij in de keuze van een enkel stuk misgetast. Voor welwillende opmerkingen houden wij ons steeds aanbevolen. Nijmegen Rotterdam' De Samenstellers. 1) Zie ons artikel,,8 c h 0 0 len 8 t r e e k t a a Itt in De Vacature van 1 Maart '38 en andere bladen en periodieken, en het art. "Ve r v 1 a k kin gtt in Valcoogh van 1 Maart '38.

10

11 INHOUD 1. 0 n ~ e n A c h t e rho 0 k. (B. Stegeman) 1 2. Bennat ~ien moder. (G. A. v. d. Lugt) 3 3. Den W a k e I b 0 s. (B. Stegeman) 9 4. Wat Jochem Vreebroek oaverkwam. (H. J. Krebbers) tt 0 Ide pee r d. (Ed. van Empe) tt Karkenpad. (G. J. Klokman) Den N i e j 0 a r s b r e e f. (B. Stegeman) In de schole veur tn ~estig joar. (Joapek) De vier sergeant-mejoors. (Harm uut Wiesel) D e Mar k-l i n d e. (H. Berghege) tt Boertjen van Wakelslag en tn Duvel. (H. Odink) De 0 sse n s van H 0 f s tee n b 0 e r. (C. Elderink) Bearnd-Ome op schaatsen noa Utrech. (W. L. Bouwmeester) De schat bie Riele. (Harm uut Wiesel) Den duvel in de kanne. (G. B. J. I.) De W ate r m ij 11 e b i e j H 0 k s e bar g e. (H. Berghege) Een jacht op wilde ~wiene. (H. J. Krebbers) Rondum et joar. (C. Elderink) tt Won d ere k a s t eke n. (B. Stegeman) Hoe Jan Smeenk ens tn weddingschop schitterend he! tewonnen. (H. J. E. v. Beek) Mien eerste ontmoting met Sunderkloas. (H. J. E. v. Beek) " Besvaars leste Middewinter. (H. Odink) M i e n e n A c h t e rho 0 k. (B. Stegeman) 85

12 DE SPELLING Bi; de samenstelling van deze hloemlezing bleek ons, dat er van eenheid in de spelling hi; de verschillende auteurs geen sprake was. Voor het onderwi;s is dit natuurli;k een groot hezwaar, zodat wi; genoodzaakt waren te streven naar geli;kvormigheid zonder het klankstelsel in gevaar te hrengen. We hehhen ons zo nauw mogeli;k aangesloten hi; de spelling van het Algem.-Beschaafd Nederlands (spelling 1934): de toonloze uitgangen -li;k, -ig, die we aantroffen als -lijk, -lek, -lik, - luk, - ig, - eg, - ug hehhen wij geschreven als - lijk en - ig; o in open en 00 in gesloten lettergrepen duidt de gerekte klank aan, die wij horen in woorden als freule of Fr. soeur; e (ee) en ae worden uitgesproken als e in Fr. pere; e (ee) is de zeer nauw uitgesproken ee; de klank ligt tussen ee en ie; de overige letterverhindingen spreken voor zich zelf. Natuurlijk hlijven er voor verschillende streken, dorpen, gehuchten zelfs, hi; gelijke schrijfwijze toch verschillende nuancen in de uitspraak bestaan. Deze schakeringen in de spelling weer te geven is ondoenlijk en voor ons doel hovendien nutteloos. N.B. De hegrenzing van het Oved; sels-gelders is ongeveer als voigt: Gramshergen-Duitse Grens Gendringen -Doeshurg-Zutfeq.-Apeldoorn-Hattem het Lichtmiskanaal-de Dedemsvaart-Gramshergen.

13 I. ONZEN ACHTERHOOK 't Gif moar enen Achterhook, Den Geldersen, den echten, 't Land, woar onze wege stond Op eeuwenolden Saksengrond, Woar w' altied an zalt hechten. Doar hut we rech in onzen schik, Zo as nen snook in 't water, Doar he' we pretkes, meer as zat. Doar spreke wiej ons eigen plat En reurt geduch den snater. Doar kat we kuiern wied in 't rond Deur donk' re husk en heide, Langs wege, woar den hroamhos hleujt, En essen, woar de rogge greujt, Of dwars deur greune weiden.

14 2 ONZEN ACHTERHOOK Doar volt de tied ons nooit te lank, Al bu' w' ok mangs allene, Doar spreekt de dinge langs den weg, Ne kezz'link 1) nog, den ons wat zeg, Doar is van all's te zene. Doar ligget tussen 't greune holt Kastele nog te dreum' ne En dorpkes, woar ne molle dreejt Boerd' riejkes, woar ne hane kreejt Biej naam', as 't mot, te neum' ne. Doar steet ok Almens karksken nog - Van Starink - dat mo' j' weten - Doar is 't nog kaarmse in Terborg, Doar hef den spolman nog de zorg Van olds biej 't voggelscheten. Doar sprek zo mennig stiidken ok Nog van vergangen tieden, Do bier in 't land de viejand lag En 't eigen arme veurgeslach Verkwam in bitter lieden. Wat genk't er her um Bredevoort! Wat kon 'n z: op Grolle beuken! Dat steet nog in 't gescheed' nisbook, Van Deutekom en Lochem ook, Joa, joa, doar kon 't ok speuken. Joa, 't gif moar enen Achterhook, Den Geldersen, den olden, Den wiej bewaart as kosflijkst pand, Ons wondermooie Saksenland, Woar w' altied van zolt holden. (B. Stegeman - Ne toden vol Achterhooksche MOpkes. Uitg. Drukkerij J. M. v. Amstel, Winterswijk). 1) keisteen.

15 2. BENNAT ZIEN MODER Gel s e I a a r~ (Borculo) Ekend he tk ze neet. Bennat neumen ze ook neet volle. Ze was estorven toot-e nog zotn jongsken van 'n joar of veertiene was. Vegetten was-e ze aans neet. Zotn enkelden keer kon 't gebuurn, dat-e zee: Dat zol mien moder edoan hebben:' of: "Mien moder zee aaltied /' En toch was 't umtrent vieftig joar elene. dat ze de ogene vuur good eslotten. hadde. Och joa. zo is 't. a'; tn goeje moder ehad hebt. veget iej ze nooit. 't Laatste. wat tn menske op zien sterfbedde zeut. is misschiens wal de beeltenisse van zien moder. Annekens moder was estorvene. En 'n paar dage noa de grove 1) hat wt ter op de molle zo oaver /n Bes menske tt zeg Bennat. "Hoaste zo good as mien egen moder/' En toe vreeg ik 'm. of-e doar nog wat van wis. "Och. wa za tk oe zeggen. Dat veget oe joa nooitl 'tisaans lange elene. Al meer as vieftigjoar. Ikwasnog zo'n aap van 'n jonge. Wiej wazzen arm in dee tied. Doodarm. Mien vaar was muldersknech en de hoeshollinge was groot. Later wodden tt better. 'n Breur van mien vaar kwam te starvene en leet ons tn adig betjen centen noa; to hef-e de moue hier ekof. To ha' wt 't wal good. Moar to 'k zo'n jonge was, was de middagspot vake niks as blote aerple. Ja. weide hef ze neet ekend. Hard warken. joar in. joar oet. tot eurn dood to. Moar warken deej ze geerne. At de zunne op was, dan was zee der ook en tn zetjen later reep ze de olsten en dan nom ze ons mee noa boeten, da' w' de morgenzunne zollen zeen Is der wal wat mooiers in de waald as de zunne en de moder". zeg-e. "De zunne met eur lech. en de moder met eure leefde. De zunne. da's de natuur. da's alles wat mooi is. en de moder, ja. wa za 'k zeggen, dats alles wat good is. da's't beste van alles/' Warken learn ze ons ook. As kleine jonge mos ik al 1) begrafenis.

16 4 BENNAT %IEN MODER helpen. Neet, da' wt noe stodig wat doon mozzen. Ze gunnen ons ook dat wt spollen, moar... wat do on moz%en ze allemoale. Mien moder had neet volle eleard. En toch had ze meer wiesheid as mennigene, dee-t lange joarn op schole hef egoane. Ze begrep ons better as ieder ander en wis aait 't goeje woord. At w' bliej wazzen, dan was ze bliej met ons, en at w' vedreet hadden, dan kon geen menske oe better treusten/' Bennat zee 'n ogenblikke niks. To gong-e vedan. "Ze heel volle van alles, wat leven heft veuralvan de veugele en de blomen. tt Van alle kretuurs hef Onzen Leven Heer de veugele 't leefste:' zee ze. "Dee hef-e vleugele egeven um te vlegen." Noskes oethalen, zo at andere jongs mangs deejn, hadze C)ns stippelijk veboane1). Da was zunde. Doar wazzen de veugele neet veur. En dan blomenl Geen menske had aait zukke mooie fuksia's vuur 't raam. Vake vregen ze, ho-t-ze ze toch zo mooi kreeg. En in ons kleine hofken 2) wazzen 's zommers aait 'n paar beddekes met asters of ander blomenspil. Noe wonnen der stief noost ons 'n timmermansknech. Geen kwoa' en kearl, moar'n betjen row. Op'n oavend, dat mien moder in den tweedonkern nog in 't blomenhofken gengs 3) was, kwam-e efkes anlopen met 'n bosschop. Hee wol 'n harke hebben. "Dee ko' r wal kriegen, Gert Jan:' zeg ze. ttmoar iej mut ears is efkes kieken. He' r wal ooit zukke mooie asters ezene 1" ttoch watt iej blomenkwas. Dat grei is miej de meujte neet weard, da'k der noa kieke. Doot miej de harke mear/' Mien moder zee niks, moar hindan dee 't eur aans wal. 'n Zetjen later wodden Gert Jan ziene vrouwe zeek, en mien moder ging ze op 'n oavend efkes ansprekken. Ik moch mee. Gert Jan zat in de kokkene. Hee was an 't knusseln. Dat dee-t-e geerne en dat kon-e good. Van segaarnplenkskes maken-e petretlieskes, kisjes en neej- 1) verboden. 2) tuintje. 8) bezig.

17 BENNAT ZIEN MODER deuskes. En dan snee-e doar met zien knipmes alle feguurn in. Ik hadde der vake biej stoan kiekene. To-t mien moder tn ogenblikke met de vrouwe eproat hadde en wiej wier op tt hoes anwollen, zeg Gert Jan: "Noe, mut r is zeen, wa tk disse wekke tn mooie neejdeuze emaakt hebbe/' En hee zat ze op de toafele. En to zeg mien moder:,/t Dink is miej de meujte neet weard, da tk der noa kiekel u Gert Jan wodden kwoad. "At r zo proat, hetk net zo leu, dat Y neet wier komp/' zeg-e. "Ik zegge aans net as iej. Miene blomen wazzen oe tt ankieken toch ook neet weard. u "Die het r zekers toch neet zelfs emaakt/t "Dat he tk wisse neet. Moar wee hef dat dan wal edoane? Vetelt miej is, Gert Jan,'"wee hef dee bleumpkes emaakt?h - Gert Jan zee niks. En to zeg mien moder:,/t Is vuur oe te hoppen, Gert Jan, dat Onzen Leven Heer neet net zo gauw kwoad is as iej/t tn Paar dage later kwam-e biej ons hoes. En to zeg-e:,ilk heb oe begreppen. Dat ha tk neet zeggen mutten. u Zo was-e dan ook wal wier. Zee, zeg Bennat, zo kon ze oe mangs tn lesse geven. Zowat veget oe nooit. Ik kan miej ook nog good herinnernt wat miej as kleine jonge tn keer oaverkwam. tt Gebuurn met de kaarmse. Ik was nog kleint ach joar of doarumtrent, teminsen, ik zat in de daarde klasse. Moar met de kaarmse ha' wt vriej van de schole en zodoonde leep ik met t n tropken andere jongs, allemoale zukke kroepedingert langs de krome en tt dreejschuutjen. Ik en mien breurken en zusken hadden allemoale van mien moder tn paar cent ekregene. Meer kon ze neet missen, want, zo atk al ezeg hebbe, wiej wazzen arm, doodarm in dee tied. En van dree cent kot neet volle kaarmse hoorn. 'n Keer in tt dreejschuutjen, 'n piepestelleken van tn cent en dan nog zotn slikkepietjen en 't was gebuurd. En doar leep iej dan en zoog alles moois en lekkers en kon der niks van kopen. Kearl, wat was ik sjaloers op dee andern, dee-t meer centen hadden.

18 6 BENNAT ZIEN MODER Nk nog moar'n dubbeltjen ehad haddei Moar 'n dubbeltjen was biej onslu groot geld! Doar was geen denken an. En to 'k doar 2';0 ston, an 't ende van 't dorp, net biej den lesten kroam, kump der op ens 'n heer op miej of en 2';eg: "Mien jonge, wet iej ook ho 'k biej den Niejen Anleg komme?" Ik 2';egge: "Joawal, moar da ko' j' 2';0 neet vinden. Den pad lop duur de weidens en allemoale binnenpa, da's wal 'n half uur lopen." To vreeg-e: "Iej 2';olt wal neet van de kaarmse of willen, aans wo'k vroagen of iej miej der neet brengen konnen." Da kon 'k wal, want ik hadde der vake ewes met mien vaar. As der geen wind was, dat-e op de molle niks te done had, dan gong-e der mangs wal 'n halven dag warken. 't Was ne grote plaatse en ik krege der mangs 'n appel of 'n peer, en 'n enkelden keer 'n snee weggen met suker. Of den man der noe 2';0 vrennelijke oetzoog, of dat miej de kaarmse neet volle meer weard was, umda 'k de centen ophadde, da we'k zo persies neet meer, moar in ieder geval gong'k mee. Onderweg vreeg-e miej, of ik good kaarmse ehooln hadde en wa 'k allemoale ekof had de. En to veteln ik ' m, da 'k 'n piepestelleken had ehad, en 'n slikkepietjen en ene keer in 't dreejschuutjen ezetten. "En wat do' j' noe temee, a' j' wierumme bunt?" "Kieken." "Allene kieken?" "Boh joa, ik hebbe dree cent ehad, en dee bunt op." "Moar dan krie' j' 2';ekers nog wal wat?" "Ik 2';01 't neet denken. Mien moder hadde niks meer, hef 2';e e2';eg. En at mien moder wat 2';eg, is 't ook woar." Doar 2';ee-e niks op, moar to-w' der wa2';2';en, gaf-e miej 'n kwatjen, 'n niej kwatjen. "Da's vuur oe", 2';eg-e. "Noe ko' j' kaarmse hooln." Ik had de nog nooit 'n kwatjen in de haande ehad. Da 'k ooit nog 2';0 rieke kon wodden, ha 'k nooit dorven dreumen. 't Eerste wa'k dach, was:.,wat 2';al mien moder doar bliej medde ween."

19 BENNAT ZIEN MODER 7 Moar to schot miej deur 't heuf: "Woarumme zo'k mien moder dat kwatjen geven'? 't Is toch van miej! Ik hebbe 't eerlijke ekregen. Ik kan der mee doon wa 'k wit!' Op 't zelfde ogenblik kek ik urn. 't Was net of da 'k bange was; dat der ene achter miej leep, dee-t heurn kon, wa 'k dach. Moar da was joa onzin. Wat 'n menske dech, kan 'n ander neet heurn. En doarbiej, ik was allene. Toch, schik ha'k neet. En dat ha 'k egenlijke toch hebben mutten. In gedachten, 't kwatjen stief in de voes, leep ik vedan. Endelijks was ik wier op de kaarmse en bleef stoan vuur 'n mooien kroam met spolgrei. 't Kwatjen branen miej in de hand, moar besloeten kon 'k neet. En to kwam der 'n jonge veurbiej met 'n pi stolle en plearn 1) dermee. En to wis ik 't. Zo'n pistolle wo 'k hebben. Dat ha 'k aait hebben willen. En op eens zeg ik tegen den kearl in den kroam: "Doot miej 'n pistolle." "Ho duur '?" zeg-e. "Ik hebbe ze van 'n dubbeltjen, dree stuver - --" "Van 'n kwatjen", zeg ik. 't Was net, of da 'k 't neet zelfs, moar of 'n ander 't ezeg hadde. Mien egen stemme klonk miej vromd. 'n Ogenblikke later ha 'k mien pistolle en kon 'k scheten. Den kearl had miej zo 'n klein deusken met pleardopkes 2) op den koop to edoane. 't Ging fijn. Moar op ens, to 'k wier laan wol, veel miej 't he Ie deusken oet de haande in de modde. Alle pleardopkes wazzen nat. Ze der wier oetzeuken was geen kaans van. "Doar he' j' 't noe/' doch ik. "Da's de straffei Ha 'k mien moder dat kwatjen toch moar egeven. Mien moder, dee 't zo good gebroeken kan." Ho meer a'k prakkezearn, ho slechter a'k mien egen von. De kaarmse was miej niks meer weard. Late in den noameddag kwam ik in 't hoes. "He' j' schik ehad op de kaarmse '?" zeg mien moder. Ze mos wal wat an miej ezene hebben, teminsen ze kek miej an, net of ze miej nog meer vroagen wol. En to 'k 1) plearn = lawaai maken; hier: schoot. 2) klappertjes. Van eigen Heem. 2

20 8 BENNAT ZIEN MODER dee ogen zoog, dee ogen van mien moder, met niks as IUfde derin, to wodden 't miej te slim. Ik leet 't heuf met 'n smak op de toafele vallen en gren. Ik hadde op dat ogenblikke wal dood willen ween. "Moder, moder, sloat miej meer. Sloat miej meeri" "Woarumme zo'k oe sloan, Bennat. Wat het dan edoane?" "Estollen. Sloat miej meer I" "Estollen? Kind, da's toch neet woar?" "Joawal. Ik hebbe 'n kwatjen estollen. Ik hebbe oe 'n kwatjen of-estollenl".,da kan 'k neet leuven van mienen Bennat", zee ze. "En doarbiej, ik hadde geels geen kwatjen in 't hoes;' En ze nom mie; biej de haande, drukken miej tegen de knene, kek miej an, en zeg: "Noe vetelt oe moder alles meer;' En to kon 'k proaten. "Ze hebt miej 'n kwatjen e-geven. 'n Niej kwatjen. En dat he'k oe neet ebrach. Ik hebbe der 'n pistolle vuur ekof. 0, moder, sloat miej meer;' En to gebuurn der 'n wonder. Inplaatse dat ze miej sloog, trok ze miej nog dichter tegen zich an, kussen miej, en zeg: "Och, mien kearltjen, mien kleine the kearltjen;' Woarumme ze dat zee, begrep ik to neet. Noe wal. "Zee, dat was mien moder:' zeg Bennat. En effen later: "Moar noe maak moar gauw, dat in 't hoes komt, 't is allate;' Dat dee 'k dan ook. En to 'k in de kijkkene kwam, zat mien egen moder doar en was met miene bokse an't maken. 'n Nieje bokse, woa 'k mee duur de hegge ekroppen was. Ik kek ze an, en zoog in eur ogen 't zelfde, wat Bennat wal mag ezene hebben, 't zelfde, wat in de ogen van alle goeje moders te zene is. En to 'k noa bedde gong, kussen ik ze oet mien egen genach. Aans wo 'k dat wal is oaversloan. Ik wazze veertien joar en dan is dat kinderachtig. En noe bun 'k 'n olen kearl, en zo 'k wal doezend gulden geven willen, a'k 't nog 'n keer doon kon. G. A. van d e r Lug t. (Uit: "A r chi e f", orgaan v. d. Oudheidk. verenig.,,0 e G r a a f s c hap" en van de Meester Hendrik Willem Heuvel Stichting). (Ook opgenomen in:,,0 e Moll e"; uitg.: "De Tijdstroom" - Lochem).

21 3. DEN WAKELBOS Juniperus. mien wakelbos. Mooi struuksken. da'k ens neumen mos. Do 'k dee mien schoolexamen. Wat kenden ik die; extroa good. Want ov'ral stonste veur mien voot En dreumen kon'k dien namen. Dien nooldekes..zo scharp..zo fien. Dien be.zen met den blauwen schien. Ik mozz' d'r al noar kieken; Doew has-te wat aparts an die;. Joa. iets of wat - verbeeld'n ik mie; - Mos' 't op cypressen lie ken. Cypressen. dee'k.zo prachtig von' Op prentkes van den Lybanon In vaders olde beuke; No was 't mie; kloar: ik von'.ze ook Hier vlak bie; hoes. in d'n Achterhook. Rondumm' in alle heuke. Maor och. wat no?.. 't bedreuvet mie;. Mien wakelholt ik misse die;. Woar bus-te toch e-blevvene? Ik kieke rond langs bos en wal Ik weet neet. woar 'k die; zeuken zal Wee hef die; hier verdrevvene? De voggelkes klaag't ok eern nood Wat konn'n z' an dienen warmen schoot Zik veilig tovertrouwenl En no... woar mot.z'in 't kale holt. Woar 't windrig is en nat en kold. Eer aardig nusken bouwen? 0. kom dan. leven bezenbos. Wringt oet de eenzoamheid oew los En goat weer wellig tieren; Wie; hebt oew neudig. blauwen man. Goat toch neet dood; komt hier op an. Ie; mot weer 't landschap sieren. B. Stegeman. (Onuitgegeven. Met toe stemming van den dichter opgenomen).

22 4. WAT JOCHEM VREEBROEK, TOE E ONDER 'T VOLK WAS, OA VERKWAM I "Met den tied kump de ploage", zee mien olde Grootjen as 't zo passe gaf. En't mense had geliek. Um een veurbeeld te geven: toe 'k kloar was 'ewodden veur alle wark, most ik as recruut opkommen veur de saldoaterieje. 'k Had er nen groten hekel an, moar dat heelp miej niks. Toe de tied doar was, most ik uuttrekken. De oorlog tussen Frankriek en Duutsland van 1870 was good en wal Of-elopen. Hee hadde an duzenden jonge mensen ZO as ik en een ander 't leven ' ekost. Mien zorgzame Moder was hard bange dat er weer oorlog zol kommen en dat ze miej dan ook zollen doodscheten. Ze hadde doarumme negen rieksdaalders op-espoard en neejde dee noast mekare achter 'ne linnen lappe an de binnenkante tegen mienen katoenen hemdrok an, zoda'k ze doaruut a'k geld neudig hadde ene veur ene kon los warken. "Deur dee rieksdaalders kont de kogels onmeugelijk henkommen en zo is in allen gevalle oewe hartstreke kogelvriej", zee ze. Moar now most ik in de arge zommerse hitte van 't joar '72 mienen hemdrok stodig anholden, zodatk miej hoaste een ongelukke heb motten zweten. En zo gonge wiej dan op weg. Mien eerste woapen was 'nen onvernoftig langen metworst, dee mien goeie Moder miej op dee slim me reize had mee 'egeven, um onderweg ne hartstarkinge te hebben. Ze was al deur miej en miene konfroaters noar binnen 'espold, toe wie onze geboorteplaatse nog kwellijk 'n katteer achter de rugge hadden. Miene oversten kregen 't al gauw in de spiezen, da'k an den dienst allemeugend 't land hadde. En 't lieken wal of ze miej dat arg kwoalijk nammen; ze keken miej meesttieds krek an of ze miej met hoed en hoar wollen opvretten en as miej per abuis 't een of ander misgong, vlokken ze as ketters en schollen miej uut veur alles wat moar lelijk was. Now mo'k ook eerlijk bekennen, da 'k van de saldoa-

23 WAT JOCHEM VREEBROEK OA VERKWAM 11 terieje zo good als niks geen verstand hadde en da 'k moar bange was da 'k nog ens onverwachts een ongelukke zol kriegen met dee scharpe, mooi blinkende sabels en bajonetten en de achterlaadgeweern, dee toe in den Frans-Duutsen oorlog wazzen in gebruuk 'ekommen. Ook vergissen ik miej iederbods in de betiteling van de overheid en neumde in 't eerst den kapperoal g e n n e r 0 a,1, umdat de kearl 2;ukke breje, ge1e strepen op de beide mouwen had zitten. En dan begon e tegen miej uut te varen en te posleern, dat 'et ieselijk was um an te heuren. Een stuk of zes verschillende vleuken braken e achter mekander uut, asof 't moar enen vlook was. Ik hadde van mien leven al een boel mee-emaakt, moar zo wat naars was miej nog nooit oaverkommen en met 'nen kolden schrik dacht ik aan de enige woorde, dee 'k van de kriegsartikelen dudelijk had konnen verstoan: "Zal met de strop gestraft worden I - zal met de kogel gestraft worden, dat er de dood na voigt." En 'k verbelen miej, dat de kearl miej onder 't veurlez;en iederbods z;o gloeps ankeek, asof e zeggen woh "Dat sleet op ow Itt 't Exercearn viel miej ook lange neet mee. 't Was een anholdend zwejen en drejen van arme, bene en hals; 't was een lopen, springen en draven op de plaatse en van de plaatse, dat 'et walleek of wie allemoale stapelgek waz;z;en 'ewodden. Moar noa da'we op dee manere weken lang waz;zen 'e-oefend, wodden we toch endelijk af-eexerceard. Op 'ne keer lagge wiej met onz;en trop in't veld, um ons veerder ree te maken veur 't geval, dat 'et warkelijk tut doodstekken, doodsloan of doodscheten kommen zol. 'k Zag den sergeant met den kapperoal proaten. Iederbods loeren ze noar miej. Al gauw reep de sergeant: "Milliesjen Jochem Vreebroek!tt Met den pink op den noad van de bokse kwam ik veur den sergeant stoan en zee: "Present I" "Die jou present krijgt, heeft je nog veel te duur!" brommen de bollebak. En toe zee e veerder: "Vreebroek, nou mot je jou maar verbeelden dat we oorlog hebben en dat hier 't slagveld is. Je hebt een schot door jouw been gekregen en kuntniet meer voort, begrepen 1"

24 12 WAT JOCHEM VREEBROEK OA VERKWAM De groezel trok miej oaver de hoed, moar 'k begreep niks van zien zeggen. "Nu mot je jou hier ergens verstoppen, waar ze je niet makkelijk kunnen vinden. Waar je eenmaal ligt, moet je blijven liggen. Maar als je met klokslag van zes uur nog niet gevonden bent, moet je vanzelf weer bij de troep komen, hoor je?" Ik was te dom um te begriepen, woaveur dat alles neudig kon wezen, en seukelde op mien eentjen vot. Ik zag wal, dat er nog anderen van miene kameroads zich ook even as ik moss en verstoppen. Nargens ha. 'k een blessuur. Moar 'k had een noeks ende "gepakt en gezakt" deur de hete zunne 'marcheard, zodat een paar uur van ruste miej wal gelegen kwam. Ik was al een aardig ende uut de buurte ekommen, toe 'k op 'nen hogen kamp kwam, woar rogge, bookweite en aerdappele stonnen te was sen. Op de groshegge stond een boerenwagen, woarin een hoop heu; lag. Van een voerman of een peerd was niks te bekennen. "Kom an I" dacht ik, ie mot toch moar gelukkig ween I" En ik kreup in den wagen en helemoal onder 't heuj en 't duren geen tien minuten of 'k sleep al as nen os sen. Moar noe wol 't geval, dat de boer ziene peerde bie; den smid in 't noaste darp had loaten besloan en dee kreituurs weer veur den wagen spannen en er toe zelf op gong zitten. Hee lee de zwoppe oaver de peerde en ree vot, zonder dat e arg in miej had de. II Zo lange den wagen nog op den zandweg voartsjokkerden, bleef ik zo rustig deursloapen as een pas geboarn kind. Moar al gauw rettelden wie oaver den steenweg. Deurdat ik noe iederbods met de losse planken in de heugte sprong, raken ik al gauw op de blote planken te liggen. Doardeur wodden ik wakker en 'k zee met 'nen luden geeuw: "Haaal Doar bin 'k helemoale van op-eknapt:' Ik rekken miej uut, en stak de arme umhoge en kroop oaverende. De boer keek noe achterumme en schrikken lebendig, toen e miej doar in 't heuj zag zitten. "Wat mot dat?" vroog e beduusd. Hoe kom iej hier in mienen wagen verzeild? "Ho, ho I" reep e tegen de peerde.

25 WAT JOCHEM VREEBROEK OAVERKWAM 13 Ho. holtt rearn ik toe ook. want ik begon te begriepen. dat er veur miene konfroaters 'ne zwoare wieze op zol goan um mie; hier te vinden. De peerde stonden subiet. as poalen.,wat do iej hier1tt vroog de boer neutelijk. Onderwiel bled ik 'em uut 't heuj. woarin mien onderdeel verstopt zat. an zitten kieken asof 'k 'nen vremdsoartigen vogel wazze. den op 't nos zat te breujen :k Heb 'ne schotte deur 't b~~n 'ekregen:' antwoardden ik met een zoer gezichte.,en de sergeant wit absoluut hebben, da 'k hier zo tut zes uur mot blieven liggen." Zo'n onmense! een saldoate onder zukke omstandigheden zo lange hulpeloos te loaten liggen. Moar 'k bin drok en mot miej hoasten um weer thuus te kommen. Hoe wit iej noe, da 'k doon za11 Za 'k oe hendig van den wagen of help en en hier an de kante in 't gros leggen 1tt.,Fo; neeltt zee ik. Woar 'k ~~nmoalligge. mo' kook blieven liggen." Now. do zo at eiges wittltt En toe kommedearn e de peerde:.,hort. ze' k. hortltt De peerde trokken an.,ho! Wat begin iej noe 1tt rearn ik verschrikt :k Wit noar huus veurenltt zee e. "Dat kan n~~ti" zee ik. Iej mot weer trugge. 'k Bun al vol te wied vot 'eraakt: nummes zal miej hier zeuken.".,iej liekt wal stapel gek te wezeni" brommen de boer. H~~ wodden wal luk bange veur miej. geleuf ik en lee weer de zwoppe oaver de peerde.,de sergeant zal ow zo te mee wal kriegen," waarschouwen ik 'em.,wat kan miej owwen sergeant schellenl" zee e. En 't gong now in galop al veerder vot. Noa nog ne hele tied in den wagen te hebben esjokkerd, wa%%e we biej de boerderieje an-ekommen.,now bin ik thuus," zee de boer.,za'k ow now hendig van den wagen helpen. vrend 1tt.,Um de deksel n~~ti" schreeuwen ik hellig.,hier lig ik, en hier mot ik ook blieven liggen Itt.,Wat een naar spitr' brommen e en krabben zich achter de oarne. Doarop de e strabant:.,at der now n~~t op slag uutkomt, roop ik de vrouweitt 'k Zee profors:.,vot kriegen dot miej nog met g~nen stok. 't Zol insubordenatie ween. Moar doar heb iej mating an, leuf ik."

26 14 WAT JOCHEM VREEBROEK OA VERKWAM "Vrouwel Vrouwel kom ens gauw hierl Der lig tne gekke saldoate op den wagenltt reep e toe oaver de onderdeure. tne grovve vrouwenstemme reep van binnen: "Motk oe al weer achter de bokse lopen 1 Iej bint toch tnen bedroofden bloodl Wat is ter noe weer1h "Kom ens kiekenl Der lig tne saldoate in den wagen, den der miej ongemarkt in-ekroppen is en tt liekt miej to, dat e stapelerend gek is!' "Is tt waarachtig1h,,0, bo wisse: hee zeg dat e teblesseard is en um de dood neet van den wagen mag kommen veur zes uur.h "As den stakker zien verstand kwiet is en nog bovendat is teblesseard, zol 'k 'em moar stille loaten liggen en den dokter loa ten kommen. Hee hef toch biej geval gin woapens biej zich 1" "Now, pas opl Hee hef noast zich liggen een blinkend geweer, zo'n niejerwetsen achterlajer en kan iederbods los branden en van iemes kold vleis maken. Iej kunt lichte begriepen wat 'nen angst ik heb uut-estoan, toe 'k doar veur 'em op den wagen zat!' "Dat kan 'k best leuven. Loat 'em miej ens kieken! Al lichte kan ik 'em deur een donker gezichte te zetten nog wal in bedwang holden!' "Klim moar op 't inspant dan koj 'em wal zeen, as e tenminsten neet helemoal onder 't heuj is vot-ekroppen!h,tveur geen geld van de wereld klim ik op den wagen. Zet de lere (ladder) tegen de schuret dan kan ik doar op klimmen en hee kan miej nummendal doon,h zee de vrouwe. Zo gebeuren tt ook krek. De ledder wodden tegen de schure 'ezet; de boer heel hem good vaste en zien wief klom der op. Toe ze doar umhoge miej an stond te loerent zag ik wal dat tet een groot stoer vrommes was. tk Was kwoad 'ewodden van al dat geworm en gemier en maken miej ongerust hoe dat alles zol oflopent en vroog neutelijk:,tis 't al zes uurt Vrouwe 1H 't Mense maken zich naar bange. Ze schreeuwen:,tochoetechoetlh Toe leet ze zich hendig van de ledder of slieren en kwam op de knene veur euren kearl te liggen. Deur al 't lawaai, dat ze maken, kwammen de buurleu ani open um te zeen, wat er goande was. Dee stonnen

27 WAT JOCHEM VREEBROEK OAVERKWAM 15 ook allemoale arg versteld, toe de vrouwe vertellen da'k eur met zukke gleujenige ogen had an-ekekken. Een paar woaghalzen wollen now ook op de ledder klimmen, um miej te konnen zeen, moar de vrouwleu trokken eur karmend weer ummedale. Die woaghalzerieje was levensgevoarlijk, dachen ze. Ik begon miej te angsten; de boerderieje stond kort biej 't darp en zo wodden den trop volk, den um den wagen kwam stoan, hoe langer hoe groter.. We mut den wagen met dee gekke saldoate der in subiet in de schure schoeven en dan de schure op slot doon:' reed der ene. Dat gebeuren dan ook direk. Ik was een gevangen man en heuren met angs, dat er een paar jonge kearls wodden noar,t darp 'estuurd, um den borgemeister 't vromde geval te vertellen. Onder dee bedrieven kwammen der nog aldeur mear mansleu, vrouweleu en rumoerig jong yolk van aile kanten tolopen. Ze redenearn der drok oaver op hoe,n vremde wieze 'ne he Ie buurte nog onverwachs in de narigheid kommen kon. 'k Hadde wal in de spiezen, dat mien tostand hoe langer hoe gevoarlijker wodden en kroop stille den wagen uut, want noar 't miej docht mos 'et ook al oaver zes uur wezen. De vroage was now hoe 'k ongemarkt uut dee donkere schure zol konnen votkommen. 'k Zag an de achterkante deur 't hoondergat 'nen lichtstroal noar binnen vallen. 't Was old metselwark. Zonder volle meuite kon 'k doaruut zovolle stene loswarken, dat 't gat groot genog was um der deur noar buten te kroepen. Dat dee'k dan ook. Nummes marken miej doar op, want 'et yolk stond allemoale an de andere kante en maken een hopen lawaai. 'k Hoasen miej ook um uut die gevoarlijke buurte zo gauw meugelijk vandan te kommen. 't Was late in den oavend, toe 't miej noar volle umzwarvingen lukken, um weer in de kazerne verumme te kommen. 'k Wodden dadelijk, veur een stuk of wat van de overs ten 'eleid, die miej vrogen woar 'k zo lange 'ebleven was. Ik vertellen eur, wat miej 'epasseard was. Ze mossen iederbods grinniken en op 't leste schaterden ze 't uut. En toe zee de kaptein:.. Vergissen is menselijk. ]e kunt gaan, want je zult wei moe wezenltt 'k Zee:,,]oa, kaptein, 'k bin onbezoesd meu!tt

28 16 WAT JOCHEM VREEBROEK OAVERKWAM 'Ne minute of wat later krop ik op mienen strozak onder de dekens en veel subiet in sloap. Den volgenden dag kwam de kaptein en dee gaf miej 'nen breef, woar in stond, da'k "wegens gebleken ongeschiktheid was afgekeurd voor den dienst." Nog den eigensten oavend was ik weer biej de familie thuus. Ik was blie en mien olde leu wazzen ook blie want 'et was arg drok met den bouw. En zo kon 'k dadelijk weer an mien gewone wark kommen. En dat beveel miej ook boavenst best, want ik veulen miej weer een vrie man. H. J. K reb b e r s. Uit:.. Zu tfense Almanak 1930:' Uitg.: W. J. Thieme &: Cie, Zutfen.

29 s. 'T OLDE PEERD. Schonkig. bonkig. olde peerd. Veur de vilder weinig weerd. Mot e trekken lange dagen. Zwoare. steenbevrachte wagen. Bie 't lajen van de stene. Nauwlijks roste veur de bene, Steet 'e dof en dood te kieken. Zol 't een levend liek hoast lieken. Mot 'e goan. dan kletst de zwoppe. Vat 'em fel de hoed en loppe. 't Schonkig. bonkig. olde peerd. Veur de vilder weinig weerd. En z6 trekt e lange dagen. Zwoar met steen' elajen wagen. Rost 'e in armen. kalen stal, Tot de slachter 'm nemmen zal. Eduard van Empe. Uit: "B ij 0 n s, in 't 1 and de r S a k s e r s" G. J. A. Ruys U.-M. Utrecht).

30 6. T KARKENPAD I Hendrik-eume hef zich duftig inezeept en steet veur 'n spegel: hee wol noa de karke. Veur de natte veute had e de schone nog es olderwets met den pezerik inesmeerd, och joa, de weg was slech. Op 't karkenpad leep-e Hendrik-Jan van de Runsvoort tegen 't lief; den hef altied 'n prootjen. "Zo, Hendrik, ook noa de preke? 't Is anders hups smerig bier in 't Brook. Jonge, jonge, wat bunt ze gistern an 't batern ewes. De baron heel driefjach. Kaniene Hendrik, kaniene!'n Hele koare vol. Doar is wat van dat grei. Ie kont et an de rogge al zeen." "Joa, Hendrik-Jan, 'tzunt mietrige dinger, benamelijk op de rogge!tt "Proat er mie neet van, Hendrik! Alle moos heb ze mie opevretten, de strunke stoat der nog. Joa, wa'k zeggen wil, ik hadde der al wal wat onder den dekkel ehad, moar 'k vertrouwe 't geweer neet; dee letste schotte zit er al anderhalf joar OPt den zal wal vasteroest we.zen. Och joa, as 't kan, wi'k de butte heel holden Nee moar, noe is 't ok net zelfde! He 'k ze leven! Ie zollen oe bedoon! Wat heb ze mien doar anevangen. 't Pad ofegraven en 'n rikken 1) der veur! Onze olde karkenpad, dat bie mensenheugenisse der is ewes! Da's wat van Manes van de Roenhorst; den is der met Sinte-Peter opekommen en da's zo'n nosterpot 2) en nielichter. 'k Zegge 't oe, den Manes hef et um elapt.tt De weurde rollen langs Hendrik hen, hee kon der neet tussen kommen, moar hee kek lillijk en hee knep de hande tut vuuste. "Hendrik-Jantt, zeg-e, "ik zal der noe miene hande neet an smerig maken, moar margen um tien uur bun 'k der met den tuurhamer 3) en dan buf der gin 1) hek. 2) brompot. 3) hamer om de tuur (d.i. de paal, waaraan het vee graast) in de grond te slaan.

31 'T KARKENPAD 19 spoan stoan of ik hete gin Hendrik. Allo. wie stapt oaver 't roggeland!" Toe Hendrik in de karke kwam. had-e 't heuf neet bie de preke. Iederbots kneppe de hande weer dichte. en kek noa den rooien speknekken van Hendrik-Jan. den veur um zat. * * * Moandagmargen. Da's woar ook. Hendrik mos um tien uur op 't karkenpad wezen. Hee maken niks gin ummeroazie der van. doar was e de man neet noa. Hee gong noa 'n stal. halen den broenen der uut en dej um in de stottekoare 1). Toe drejen e der zich op en zee tegen Tonnis. zien breur. dat e temet weerumme kwam. tt Hekke van de weide ston los. dat was makkelijk. Z6 kon e 't beste veuren; eers langs 'n kamp. dan um 't busken. dan deur de stroet 2) noa Boeninkkoele. dan was e der vaste bie. De weg was slech en den tuurhamer hobbelen hen en weer. "Hu!" t:k Zal toch de liene effen um den eken heister sloan. ie kon't nooit wetten!' Met den tuurhamer op den nekken. stiepern e noa tt hekke. Ie zaggen der anders bie de winterdag gin man of moest moar noe was ter oaveral volk. Hendrik-Jan was an 't mes streujen; Drikkemeuje halen 'n bos holt van de miete en had zich de hande in de zied ezet um alles good te konnen opnemmen; Pasmans Willem was an 't vrochten;3) Harmen-voets-Hendrik mos abseluut den graven uutmodden en doar was Battus ook in de weide an 't slichten. Doar ston e veur 't hekke en hee bekek zich 't dink es good. Hee lichten den tuurhamer op en "pang!" tegen den poal. Den Hendrik had wal wat in de butte. dat vertel ik oe. "Pang! pang! pang!" 't Hekke daveren hen en weer en de spone vloagen der af. 't Wier al slok 4). Hee gooien 1) wipkar. 2) lage bosgrond. 8) omheinen. ') slap, los.

32 20 'T KARKENPAD den tuurhamer op zied en lichten de pole uut de grond. Doar kwam Hendrik-Jan ook an. "Zo buurman, wat maak ie doar?" t,joa, pak moar es ani Nee, doar bie dee slete 1). Ja zo. Noe noa de stottekoare, dee he 'k doar stoan. Pas op, doar zit 'n negel, scheurt oe de bokse neet van 't gat." "Moar buurman, wat wi'j der met anvangen?" "Och, Hendrik-Jan, Garritjen wit der balkenbrie van makeni" "Och, loop!loa Hopstrop, hen lillijkers vangeni" "Joa, mien jonge, dan begin ik bie oe! Moar alle gekheid op'n stoksken, ik goa der met noa de Borgemeister. To, ie hebt ne schuppe, gooi effen de gate weer dichte, doar ko'j' bie den oavend 't been in brekken." Hendrik-Jan steet te rikroaden; hee zeg gin joa en hee zeg gin. nee; hee wol der zich lever buten holden. As den Rooien es kwam en den wol prinses van baal opmaken, dan zat ie der an en hee had vrouw en kinder en Hendrik was nen loslopenden man. "Geef hier de schuppei" zeg Hendrik,,t'k zal 't zelf wa doon. To, blief effen bie 't peerd, a'j' dorft." Hee maken de gate dichte, stampen ze an en kuiern weerumme. Doar flikkern um lichjes in de ogen; weg wazzen ze. Hee stapt plechtig noa Hendrik-Jan, gif um met groot bravaar de schuppe, schuf de pette midden op 't heufd en zeg plechtig: "Hendrik-Jan Slichtkamp, ontholt dezen dag. Ie heb mie 't hekke weg helpen sleppen; ie bunt medeplichtige. As oe den Rooien kump halen. nemp dan afscheid van de vrouwe en de kinder I" Hendrik-Jan wier wit um de neuze. "Loop iet" stottert e, "loop ie hen hutselen." "Dat kan neet, Hendrik-Jan, ie zeien, ik mos noa Hopstrop." Plechtig stappen e op de koare en leet zien buurman betoeterd stoan gapen. Hee drejen de grote weg op, de Smidstroate in en heel veur 't Gemeentehuus stille. Hee bon den broenen an 'n lanteernpoal, kloppen um nog effen tegen den hals en bellen an. Zo'n ankommeling dee de deure los en gapen um an. "Is de Borgemeister in huus? Ik wol um effen hebbeni" 1) hout, balk voor de afsluiting geschikt.

33 tt KARKENPAD 21,/k Zal es effen horenitt.zeg 't jungesken. Doar kwam e al weer an. ttkom maar binnen, klop daar maar aan!tt Hee kloppen ani 'n Zwoare stem me buldern: ttbinnen!tt "Goeien margen, Borgemeister. Ik wol oe es effen wat vroagen!tt "Dat kan!tt mompelt de Borgemeister. "Dat doch ik ook!tt.zegt Hendrik. "Wie ben je '?tt vreug de Borgemeister, strik.zich oaver den borgemeistersboek en wipt de asse van de segare in 'n posseleinen potjen. "Ik schrieve mie Hendrik Stroethof en ik wonne op den Elshorst:t "Zo,.zo, ja, jai En wat was er van je dienst '?tt "Och, deensten verlange ik neet, Borgemeister, moar ik menen, datk wei es venommen hadde, asdat at wat vonnen op den openbaren weg, dat dat hier mossen brengen:t "Ja, ja, juist, StroethorstItt "Stroethof is mien vanne!tt "Ja, juist, StroethofItt "Woar mo tk dat brengen, Borgemeister'?tt "Ja, hier, natuurlijk hieritt ttgood, Borgemeister Itt Hendrik stapt de deure uut en lop pedoes tegen tt jungesken op. Den schrok, wier rood, toe wit, toe weer rood.,toch toe, jongenheer, pak es an, ik mot wat noa de Borgemeister brengen, dat het toch wei eheurd:t De jonge.zee niks. "Hier, bie de koare, doar, pak moar an! Pas OPt doar.zit tn negel, scheurt oe vriekakkertjen moar neet. HoI vaste, een, tweet woepsi - 't hekke was van de koare. Achteruut. Druk de deure met 't... de rugge moar los. Z6! Noe de deure van de Borgemeister.ziene kamer los. Mooi!tt "Deur toe!tt bruit 'n basstem. "Ik.zegge oe, dat de deure los.zult doon!tt.zeg Hendrik prefors. Den hispel van 'n jonge wis niet, wat e mos; hie stot effen met de elleboage tegen de deure, maer de deure kump tegen iets.zachs an, en krig 'n dow, dat de kalk van de mure vlog. Met 'n.zwoek geet e weer los en doar

34 22 'T KARKENPAD steet de Borgemeister met 'n neusdook veur 't gezichte. De vlammen sloat urn uut 'n kop. "Wel sapperloot, Stroethorst, wat moet je, watte /' "Ik hete altied nog Stroethof, Borgemeister. Ie hebt ezeg, wa'k evonnen hadde, mos ik bie oe brengen!." "la, maar, sapperloot, da 's 'n misverstandi" "Nee, 't is 'n hekke, Borgemeister/' "Nou, zet dat buiten maar neer, natuurlijk buiteni" "Ie kont 't kriegen zo'j 't hebben wilt, Borgemeister." De Borgemeister kik neet zo duuster meer; hie groolt achter den neusdook. "Zet 't buiten maar tegen de muur, e Stroet." "Hof, Borgemeister!" "la, ja, StroethofI Kom dan maar hier I" Den jongenheer is achter ne kaste ekroppen. As de overigheid weg is kump e weer veur den dag. "Was ie 'n betjen spochterig?" zeg Hendrik. "loa, pak doar moar an. Zee zo, z6 kan 't wal. Waart oe noe moar I" Hendrik kloppen en stappen weer noa de Borgemeister. "la, ik dacht, dat het 'n gevonden voorwerp was, gewoon, 'n gevonden voorwerp, weet je 1" "loa, Borgemeister, 't is ook 'n gevonnen voorwerp. 't Zat wei 'n betjen vaste, moar a' j oe plich doot, dan volt oe alles lich, neewoar?" "Waar heb je dat gevonden?" "Op 't Karkenpad, Borgemeister I Dat is open bare weg; kiek moar op den legger/' "la, maar dat is geen weg, dat is een pad! Begrepen 1" "A'k dan wat vinne op 'n openbaar pad, hoof ik 't dan neet te brengen?" "la, ja, natuurli;k, zeker, zeker, je hebt geli;ki" "Ie holt den neusdook zo veur 't gezichte, ik heb oe toch gin maleur edoan, dat zol mie spieteni" "Nee, nee, dank je; ik stootte tegen de deur, nee, 't is niets. Hier, steek maar eens op voor de schriki" "Dank oe, Borgemeister, dank oe as ter to!" "Hier Stroet." "Hof, Borgemeister." "la, 't is 'n rare naam, hier 'n lucifer I" "Och, 'k bun ook 'n rare keerl, Borgemeisterl" "Nee, nee, zo meen ik het niet, nee, nee!"

35 T KARKENPAD 23 "Ikke wei, Borgemeister Itt "Ennet wou je nog wat?tt "Joa, Borgemeister, lot' w' dan :;6 ofsprekken, as den eigenaar kump, dan kot :;eggen, asda'k der wei kosten veur emaakt hebbe, moar veur 'n half pond tebak van 't rooie woapen kan e 't weer metnemmenitt "Mooi, mooi, goed, goed Itt "Ik vedene der dan wei gin daghure an, moar ie mot veur oen noasten wat oaver hebben:',,nee, :;eker t :;eker, :;ekeritt "Dag Borgemeister Itt t,dag, e, dan hoor je der wei van Itt "Astebleef, Borgemeister:' Hee stappen weer op de koare; dampen as 'n schasteen; drejen umme noa huus opan. Hee mos inwendig grolen. II Garritjen ston bie de putte en maken de eerpels op 't vuur.hee:;atdenbroenenopstal;gooien umne fotse heuj in de reupe; vreehich in de hande en joa, hee mos nag lachen, dat mos e. Doar was gin mense in de kokkene. Doar :;at e, hee schurken :;ich tegen de stoollonninge, doar kwammen lichjes in de ogen; hie halen nog es niets van de segare. Mooie, witte asse. 'n Goeien keerl den Borgemeister, 'n besten keerl Wat wit e nog meer? Den scharminkel van 'n jonge lik mie neet volle. Den sikkretares mut nen voelen 1) keerl we:;en, den hel wisse de heleboel op de heurne. Hee kek deur de roeten, toe'w' met 't hekke an 't sjouwen wa:;:;en. Hee grolen :;01 "RoetsI" :;eg de de1endeure en doar kump Garritjen anstoeven.,,0, Hendrik, miene eerpels I" Zie grip 'n stoalen vorke, licht den deksel op en stek der ene midden deur.,,0, :;e hebt et netl Ik dochte, da 'k mie ver:;uumd haddei" Tonnis kump ook binnen sloffen. "Joa, jonges, ik hebbe moar baar eerpels van dage, 'k hadde 't met de slach :;6 volhandig," :;eg Garritjen. "Margen he'w' vetpot!" 1) slim. Vall Eigen Heem. 3

36 24 'T KARKENPAD ttwa'k moar zeggen witttt meent Hendrikt ttik bunne bie de Borgemeister op veziete ewes. Ik hebbe dat hekke op 't Karkenpad evonnen en at wat vindtt dan mut 't op tt Gemeentehuus brengent dat sprek. Ik wolle 't um in de kamer zettent moar hee hadde tt lever buten. Toe tk weggong leet e mie opstekken:t ttboe dorf ie et!tt rop Garritjen. ttbu'j tt hekke noe kwiet 1tt vrog Tonnis. t,neet dat steet doar en blif doar staon tut den eigenaar 't kump halen. Dan kan eft kriegen as e mie tn half pond tabak gif veur de meuite. Dat accoord he'k dadelijk emaakt:' t,ie bunt der mien ene!tt lacht Tonnis. t,hendrik;' zeg Garritjen, "ie bunt ze allemoale te glad oft ie bezeibelt de hele boel:' t,garritjen! zal ik oe es wat zeggen 11k legge gin mense tn strobreed in de weg, moar as ze mie doar 'n hekke veur de neuze pot, dan zolt ze venemment dat ze met Hendrik te done hebt:' t,wee zol 't hekke ezet hebbenltt vrog Garritjen. t,joat dat wet ik ook neet;' bromt Hendrik; tthendrik Jan zee van Manust den zol 't um wei elapt hebben, den heurt den timpen 1) tot moar den Rooien zal der wei op af motten, den schuumt wisse al rondo" tt Wa 's dat1 Doar het Drikkemeuje 2) al veur tt worstmaken; wie zit hier de tied ook moar te verproaten. Vot met de boel!" ttklik;' zeg de klinke en Drikkemeuje schuf noa binnen. ttgendag sameni Allemoale nog wierig1 Joat ik zegge al tegen Hentjen. ik zal moar knap goant want Garritjen zal wei hande te kort kommen met de slach Moar watk zeggen wol: onze Hendrik-Jan zit in 't bedde. Och joat van margen was e nog op tt land bie tt Karkenpad en toe e wee rum me kwamt zag e der al zo meeps uut. Toe gong e veur 't raam zitten en kek moar stiekum noa buten. Ik zegge al:.. BuT neet good 1" "Och;' zeg et t,ik kriege zukke schotten deur den boek:' Toe kek ik zo uut tt raam en tk zegge: t,doar achter op de kamp kump den Rooien ook anitt Toe krig e mie tne schottet grip noa 1) hoek (van land). 2) de vrouw van Hendrik-Jan.

37 IT KARKENPAD den boek en krup in mekare. "Wet ie wat;' zeg ik, "goa moar noa bedde, ik zal oe nen steen hete maken, en dee leg ie dan moar op 't blote vel van den boek.at 't effen lieden kont. 't Is koldigheid." Toe gong e noa bedde. Metene wippen de klinke en kwamp den Rooien binnen. "Gojen meddag, vrouw Slichtkamp, is de boer ook in huus1",.nee, Derksen, of eigentlijk joa. Hee is in bedde ekroppen." "Zo, zol Ik hadde um effen willen hebben; hee mos sebiet bie de Borgemeister kommen." "Joa, 't spit mie wei, moar zek moar an de Borgemeister, dat e in bedde zit." "Dat za 'k zeggen; dan goa 'k moar weer! Dag vrouw Slichtkamp, betters chap met de manl",.dank oe, Derksen! 't Is te hoppen." Hendrik-Jan had in de kamer alles eheurd, de deure ston los. Hee kreeg fenoaleweg weer ne schotte langs den ruggestrank." Hendrik steet op en zeg: "Ik goa effen noa Hendrik Jan, ik zal um wei opknappen." Hendrik stek ne frisse piepe en kuiert noa Hendrik Jan. Wat kan den toch kemediespollen, dat ha 'k neet achter um ezoch. Geleuf moar vriej, dat e foeperig is, meent Hendrik. Hee sprong moar oaver den graven hen, want 't hekke was nog wiederop en hier was e zo bie 't iemschoer en dan was 't nog moar 'n trad of wat. * * *,.Wat but noe begonnen, Hendrik-Jan 1" "Och joa, Hendrik, wat za 'k oe zeggen; ik hadde van,dee schotten in 't lief en toe zeg Drikke: "Wet ie wat, kroep in bedde I" "Noe ha 'k oe wiezer versletten. Allo, der uut, dan za'koe vetellen, da'k bie de Borgemeister op veziete bun ewes. 'ne Fijne segare ekregen. 'nen Besten keerl, dat is 'tl Allo, de bokse an en der uut. Ik zal den heerd anbloazen en 'n stool kloar zetten."

38 26 'T KARKENPAD Toe Hendrik-Jan in de kokkene kwam, schikken e an den heerd. Hendrik vetellen van ziene veziete bie de Borgemeister en toe lachen Hendrik-Jan I Hee sloog zich met de beide hande op de knee, hee sloog zich op den boek, net woar de schotten ezetten hadden, hee was neet tot bedaren te kriegen. "Holt oe toch stille!" grauwt Hendrik, "denk toch an de schotten!tt "Och, loop hen husselen!" "Moar Hendrik-Jan, ik hebbe oe ummers ezeg, da'k noa Hopstrop mos! Ik bunne nog neet weerumme 1 Wa'k zeggen wil en legen neet, den Rooien is der op uut um te heurn wee 't hekke doar ezet hef; den mut et bie de Borgemeister weer ophalen en dan mut e mie 'n half pond tebak veur de meuite geven." "Moar Hendrik, hoe krieg ie't in de kop 1 Ha, ha, hal 'n half pond tebak. Wat zal den Manus opspollen. 't Is toch zo'n pinnik!" "Noe mu 'k noa huus, anders verduuster ik; noe kan 'k nog net metten tweedonkern op den Eishors wezen. Loa'w' dan zo ofsprekken: as den Rooien mie de tabak brech, za'k oe boss chop do on en dan nem ie de kopperen tabaksdeuze met en dan zo'w' delenl" "Da's dan ofesprokken. Noe Hendrik, 't beste dan moar!" "Joa, Hendrik-Jan, betterschop met de schottenl" * * * Hendrik was op de vaalte an 't werk. Neet dat et zo neuge was, moar hee heel van 'n kasse boe!. Kiek, doar het den Rooien in de bongerd, doar kump e an. "Roets!" schuf de deure oaver den dorpe!. "Gen margen samen!" t,dag Derksen! Smiet oe dale, doar steet wei 'n stool," zeg Hendrik. Den Rooien stopt zien smoddeken, stapt noa den heerd, nump zich 'n kooltje tussen de tange en trok: "pfl den Manus... pf... den was... pf! hups mieterig!"

39 'T KARKENPAD 27 "ZOt hef Manus 't hekke ehaald? ZOt had den dat doar neer e:;et t :;Ot :;0 Itt "Joat Hendrik, dat :;ot neet wetten! Moar t ie moss en de kompelementen van de Borgemeister hebben en hier was den tebak!tt G. J. K 10k man. (Naar: "H end r i k - e u me:' Uitg.: Bosch &: Keuning Baarn).

40 "'''' 7. DEN NIEJOARSBREEF As ieder joar hadde de meister Zien versken biejtieds al kloar En schreven de kind're met Karsmis' Ne breef al veur 't kommend niejoar; Ne prachtigen breef met 'n bleumken En 'n striepelken gold langs den rand. Met 'n versken veur vader en moder. Geschrevven met bevvende hand. Klein Willemken hadde ne mooien. Met engelkes binnen nen krans Met lofwark van schitterend zilver En ietskes ne goldenen glans. Zien wengeskes wazzen goan gleujen Van 't wark. zo secuur en zo zwoar; Hee wol zi'k neet geerne vergissen; Goddank. moar no was't dan ook kloar! De meister. dee kwam biej em kieken; Hee prees em: da's netkes e-doan'. Zet' hier nog: oew leefhebbend zeunken. Oew naam' kan d'r onder dan stoan. En do tot eer allen in 't leste: Zet no op d'n envelop' nog een kruus. En doot em dan straks in de busse. Moar nemt em neet met noar oew huus. Doar kii'-r em zo lichte vergeten. Of markt ze d'r stikum wat van; AT no op de pos em bezorget. Kump-e vaste den eersten ok an. Klein Willemken hupken noa hoes hen; Hee veulden zik bliej en verlicht. Hee hadde zien mooiste jo schrevvene. En was 't gin prachtig gedicht?

41 .. " DEN NIEJOARSBREEF 29 Ho zollen zien olders wal kieken, As straks em de bode had' ebrach? H~~ heurden eer lachend al zeggen: Nee, keerlken, dat ha'w' neet edach! * * * Arm keerlken, ho kos-te ook weten, Dat dat nog met diej mos gebeurnl Dee woarde zee bunt jo e-sprok' ne, Moar zelf hes-te 't neet konnen heurn. Do's morgens de bode dien breefken Met d' engelkes hadde ebracht, Do wanen dien' olders allene En doew sleeps-te rostig en zacht. "Gegroot'leve olders", - zo schreefs-tettik hebbe mien wens veur oew kloar, "Ik hoppe, dat God oew mag gevven: "Een zalig, gelukkig niejoar:' Do vader dien' naam hadde zene En 't opschrif, an beiden e-richt', Do schudden 't papeer in zien hande, Do kneep em de strotte hoast' dicht. Hee dorfden 't neet hardop te lezene, Dat sneed em te deep' in het hart, Do t' e endlijk ne reggel wol staam'len, Kromp moder inene van smart. Zee veel met 't heuf op de toafle En zuchtten tot deep' in den nach: Mien God toch, ne breef oet den hemel, Mien keerlken, wee had' dat edach? (B. Stegeman- Ne toeten vol Achterhooksche Miipkes. Uitg. Drukkerij,. :LVI. v~n, Am!1M - Winterswijk).

42 8. IN DE SCHOLE VEUR 'N ZESTIG JOAR H a r den b e r g-o m men. 't Was ne schole met nen besten meister, nen vrommen man. As de schole an gunk dan bidden 'e eerst, en as ze oetgunk dan ook daanken. De bibel mog-e neet gebroeken onder de schooluren, mer's Moandags- en Vriedagsmiddags noa schooltied dan deed oezen meister 't waal. Ieder dee blieven wol kon blieven en dee neet wol kon weg goan. Mer de groten bleven zowat alle-moale. Verschillende klassen ken den ze doew nog neet. Wiej tel den de baanken. Dee 't lankste noa de schole goane hadde en 't beste leren kon zat op de hoogste baanke, as 't 'n jongen was, en de wichter zatten dan op ene noa de hoogste baanke. Doar wan 1) an iedere kaante van 'n gaank zes baanken. De meister leren oes ook waal bibelteksten, dee schreef-e op 't bord en wie schreven dee noa. Ook mooie christelijke versies. Het dink, dat leerplichtwet het, was nog neet oet' evunden. 's Zommers as 't drok was op 't laand, wan 1) 1) waren.

43 IN DE SCHOLE VEUR tn ZESTIG JOAR 31 der manks neet mer as vieventwintig of dattig kinder, mer's winters wal zeuventig. En toch, dee mer leren wol, den leren nog heel wat. 's Winters had de meister 't erg drok. Dan gebeuren 't wal is ne enkele moal, dat hee 'n stok gebroeken um orde te holen. Mer alles gunk heel aanders as tegenswoordig. Noe zorgt 't Gemientebestuur veur de braandstoffe, mer in den tied zorgen de boeren. As t'r torf most wen, dan zee de meister tegen ene van de kinder: "Derk of Kloas of Gait, oew vader mut 'n voer torf brengen:' 't Gebeuren wal 's, dat 'n jonge 'n aandern dag zee: "Vader kan vandage neet wachten en mergen ook neet um torf te brengen:' Mer ook dan wus de meister wal road. Dan zee hee tegen een stuk of wat van de grootste jongs: "Iej mut mergenvro ieder 'n stuk of wat torve onder 'n erm nemmen en meebrengen in de schole, zovolle a' w' mergen genog hebt:' En joa, 'n volgenden mergen zag iej dan dee jongs met de torve noa de schole goan. Lachen'? Pe nee, 't was joa neudig, 't was niks bizunders, 't gebeuren zo vake. Kwam den boer met torf, dan kwamp e in de schole en zee: "Meister, doar was'k met torf:' "Best Kloas of Albert," of wat naam den boer hadde. En dan zee de meister tegen een stuk of wat van de grootste jongs: "Gooi iej 'n torf 's even van de wagen in 't torfhok:' Dee dat doon mochte was bliede, want dan wan ze nog 's even in de vriejheid. Dat 'r dan wars nen kwoajongensstreek oet 'ehaald weur, begriep iej wal. Ook bleef t'r wal is wat stof an 't gezichte en de haande zitten, ook wal an de bokse en 't buis, mer dat hinderen neet. Zo wast veur 'n zestig joar op ne schole argens in ne boerenstreek van oeze laand. Ik hebbe d'r mer een klein bettien van veteld, mer toch wal zovolle, da' j' weten kont, dat 't vake behelpen was. En a' j' dan weet, dat wiej nog heel wat leren, dan gleuf iej ook wal, dat 't nen besten meister was. Is neet '? En hoe 't boeten de schole gunk, as de meister d'r neet bie was '? De kinder kwammen oet twee boerschoppen. Of dat de oorzake was wed ik neet, mer dee twee hadden manks ruzie. 't Is wal 's n' enkele moal gebeurd, dat 'n

44 32 IN DE SCHOLE VEUR 'N ZESTIG JOAR oorlog was in 't klein. Gelukkig zint 'r nooit doon 'evallen, mer nen schram of nen poes 1) hef tor wal 's ene kregen. Mer 0 wee, as de meister 't gewar weur. Dan mossen de woapens veur 'n dag. Dat wan dan gewoonlijk stokke. Iej begriept, dat de vechters ze neet weer kregen. Wat ze kregen? Aaltied een christelijke vermaning, ook nog wal 's ene of aandere straffe. Mer as dat allemoale achter de rugge was,dandeeuw' neet as tegenswoordig de Fraansen en de Duutsers doot, wiej spollen weer met mekare as of t'r niks gebeurd was. Dat was toch 't beste ook mer. Hoe 't later goane is weet ik neet, want doe ik 'n joar of dartiene was, zink van de schole 'egoane. Joapek. (Uit: "B ij 0 n s, i n 't 1 and d e r S a k s e r so" G. J. A. Ruys U.-M. Utrecht). 1) buil.

45 9. DE VIER SERGEANT -MEJOORS 't Verhaaltjen da 'k oe goa vertellen is heel, heel old. Biester old. Ik hebbe 't eheurd van mien Mienemeuje, en dee had 't eheurd van heur meuje Garregien en dee had 't ook weer van heuren zeggen. Dus dan kui 'j begriepen hoe old 't al is. Noe dan. op ne keer toe zol der in ne kezarne vlak bie de Gelderse grenze perade ween en zo. Acht dage teveur a wazzen de leu de vol van. Ze had den 't nerns andes over as over de skouw. Ie mot begriepen dat 't toen een heel andere tied was; en dat to en de mens en 't whigs von den umme suldootjen te spollen. Noe op 'n oavend dan. toen kwam de baas van 't spul generaal neumen z' em. Keerl. keerl wat had den 'n fijn peksken an. Allemoale gold en sterren. 't Was 'n merakel gewoonweg. As e in de zunne leep dan wazzen der op zien jesken nog wal duzend zunnekes. En der wazzen nog meer van dee leu ekommen. ook vier sergeant-mejoors. Dee sergeant-mejoors dat wazzen keerls woa'j veur op mossen passen. Ze had den alle viere een paar knevels! Noe dee wazzen toch ongelogen woar dartig duum. En skreeuwen da ze konnen. Merakel. As ze op 't sersietieveld repen: Halt, dan ko' j 't toch zeker in Hoksebargen heuren. En as ze dan an 't mesjeren wazzen! Dan slogen ze met de zollen van de skone op de grond en heel de Veluwe dee dreunen der van. Heidens spektakel was mien dat. Moar dat was nog niks vergeleken bie de generaal. As dee zee:.,mars". nee, dan rinkelen de roe ten en dan zeijen de mensen: Heur est wie kriegt vaste ne onweersbuje. Den volgenden dag noe, werd de perade ehollen. Enne de leu wazzen allemoale een bitjen benauwd. 't Was net of ze een veurskien hadden ehad dat der wat broiden. En veurskien is zovolle as nen dreum op kloarlichten dag. De manskap stonden amoale op ne rieje, met de spuut op de skolder. Keersrechte en met 'n pink op 'n noad van de bokse. Want joa. de generaal zol zelf inspekteren, dus ie snapt.

46 34 DE VIER SERGEANT-MEJOORS Doargunder heuren ie'm al ankommen. Boem boem. Doar hat em. Zien knevels hoge op estreken. En hee klappen met ziene kiskes op de grond dat heuren en zeen oe verging. Hee keek elke suldaot good noa. En elke keer as 't em zinnen. dan zee e:.,hm:' En dan spiejen e een en de van zich of. Moar inens to en kump e bie Gait jan van de molle uut One. Hee keek 'm strak an. en Gait jan zakken zowat deur de grond. zo benauwd had et. In ens toen zag de generaal dat der nen knoop mekeren an Gait zien jas. En hee begint mie doar op te spollen. Allerlei lillijke woorde kreeg Gait te slikken: Heiplagge. Dovert. Droadnegge1. Witkop. Kuken. Lampedanser en nog volle meer. Afijn Gait jan dee kreeg 'n pampierken en dee ging veur ach t dage de deuze in. Moar toen e zo'n betjen uteroasd was. to en kwammen de vier sergeant-mejoors der an. En toen kregen dee de loage. De boas spiejen links en rechts van zich of. Hellig dat e was. Hee hef zeker een half uur stoan foeteren. Ie werden der doof van. De roeten rinkelen in de sponningen en de beume widen noar mekare hen en zei;en:.,heur de generaal. Den olden hef 't te pakken;' Eindeli;k kalmeren e een betjen en zee e:.,sergeantmejoor. uitgerukt. mars!" En in ens drejen e zich umme en ging noar huus. Hi stappen nog harder as anders. 't Hele land daveren t zo hard stappen de generaal en de sergeant-mejoors. En de sergeant-mejoors dee lepen mar deur. Eerst oaver de Gelderse grenze en toen Duutsland in. Ze lepen dage en nachte deur. En altied even hard. Boem. boem. Want snap ie. de generaal had nog altied neet ezegd:.. Halt:' Dus lepen ze deur. De generaal zelf dee was 't glad vergeten dat e gin halt hadde zegd. En toen e dood ging had e nog altied gin halt ezegd. En de sergeant-mejoors sjokken moar weer wieder. En ze loopt nog altied. In negentien veertiene toen heuren ie in 't zuudoosten geregeld boem. boem. En de mensen zeijen: Heur kenonnen. Moar nee, da wazzen gin ken onnen, da wazzen de vier sergeant-mejoors. Tut zoverre het Mienemeuje 't mien verteld. Moar 't is nog neet uut. Nee. want een paar jaor verlejen toen

47 DE VIER SERGEANT-MEJOORS 35 las ik in de krante dat op 't mement in Geneve 1) een achterkleinzonne wont van den generaal. En ik gleuve dat as dee noe is zei: "Halt," noe dan stonnen ze heur. Zo vaste as een huus. Moar joa, dat is hiester zwoar. Want dee sergeant-mejoors heht ruzie ehad. En noe lop der ene in Sjiena en nog een anderen die zit hie Ammenoela 2) of zo wat. Den vierden noe den lop in Europa te keijeheijeren. Moar den heur ie neet. Want den hef gummizollen onder de sko ekocht. Moar joa, dee dinge dee versliet ne keer. En dan kon e wei es weer leren kopen. En dan heur ie 'm weer: hoem, hoem. En de mens en zolt weer zeggen: Heur kenonnen. Moar ik gleuve vaste dat veur dee tied dee achterkleinzonne in Geneve wei zal zeggen: Halt! En dan stoat ze as een poal. Zo vaste as 'n huus. H arm u u t W i e s e 1. (Uit: "K amp v u u r." Orgaan v. h. Vrij%;. Christel. Jeugdwerk. Uitg.: Van Gorcum & Comp., Assen). 1) de zetel van de Volkenbond! 2) oud-koning van Afghanistan.

48 10. DE MARK-LINDE. (Haaksbergen) Op den Karkhof ston ne linde Met takke wied en breed. Woar 'k zeuke. och ik vinde Nog ziensgelieke neet. Der ston ne oale banke Rondumme zienen starn. Van stevige eekne planken. Ne tweede banke kwam Weer boden urn dee ene. An stutten ekenholt. Zo ston op negen bene Dee linde. groot en old. En scheen liek straf de zunne. Got 't water oet de loch. Mien levetied dan bunne Wiej doar wa vaak' genog Goan schulen. of goan spallen. 't Was ons een grastig dak. Wo dat de wind ook gallen. 't Gaf ons gin ongemak. En's oavens in den duustern Dan zatte wiej der ook. Te proaten en te fluustern Van weerwolf. hekse en spook. Van alle slim me dinge, Vertelsels wed ik ho! Of 't was een blied gezinge. Maer vreulijk gink 't er to. Wat he' w' der vake ezetten. 't Is vaste en zuver woar. Het zal miej nooit vergetten Al worde ik honderd joar. N oe is den boom evallen. Noe's Hoksebarge urn kwiet. Den leefsten boom van allen Van vrogg'r of later tied. (H. Berghege. "Uit het Land van den Tubanttt. Uitg. Bronsema's Drukkerij-Enschede).

49 11. 'TBOERTJEN VAN WAKELSLAG EN 'N DUVEL Gaitjan-eume vetelt: 't Leste heugt 't beste, zeg ne sprekwieze. En as der dan van storm en wind sprake is, dan denke wie; allemoale an Borculo. dat in 1925 duur den cycloon kats van de bene is esmettene. Moar in vrogger ;oarn mut der ok is zonnen groten storm wezen ewes. wal neet z6 slim. moar vuur dee het angonk ok naar genog. Mien Besvoar hef 't mie; vake vernie;d. In Wakelslag. ie; wet wal dat doar an gundse kante van de Barkellig. lee'n op ne morgen kot noa Alderheiligen aile huze an de grond. No waren 't doar allemoale nog al goe;e boern en dee konnen nog wal een hoes weer kriegen. Moar doar was een boert;en. den 't van zo al arg kommerli;k had en noe zien hoes ok nog verommeveerdi Hee was zo arm. dat e gin kans zoog een huusken weer te kriegen. En zo lear e 1) dan met de vrouwe en de kindere onder den bloten hemel. Helpen 1 Ho moar! Iederene had tt joch te drok met zich zelvers... Wat ons neet brendt. ho-ve wie; neet te poesten.tt dachten ze allemoale. No kwam der bie;, dat e neet alene was.'t Gonk 'em as de oele onder de veugele. Of dat kwam duurdat e zo arm was - wisse arme leu hebt neet volle vrinde -. of dat tt ne andere oorzake hadde. wet ik neet. In alle geval: hee was an de wille Gods oavereloaten. Moar.'t gunk 'em as de meesten. doar veleet e zik neet OPt want op ne nacht geet e noa ne kruusweg met nen zwatten hanen onder 'n arm. Doar wachten hee tot de klokke in 't darp twaalf uur sloog. Kwellijke is de klokke kold of hee snid den hanen den kop of en rop - 'n duvel. Den leet zik neet neugen. wisse. De boer hef den naam nog nauwelijks eneumd of hee heurt ne holtkettene rammelen; tezelfder tied steet de duvel vuur tm De boer klagen'm zienen nood. To hee marken dat tn zwatten met'm te done kreeg. beaden hee 'em in tt leste of e neet wol helpen. vuural met 't oge op de vrouwe en de kindere. dat e een nie; hoes weerkreeg. De duvel was meuili;k 2) ewodden. Hee wisken zich 1) lag hij. 2) bedroefd.

50 38 'T BOERTJEN VAN WAKELSLAGIEN 'N DUVEL een paar troanen oet de ogene. Moar to hee heurn. dat de leu. die 't toch eiglijk nog zo good do on konnen. 't arme boertjen neet wollen help en. wodden 'n duvel gromietig. Hee zeg dan ok. to de boer zien beklag edoane hef: As ze dan allemoale oew in 'n drek wilt loaten zitten. dan zal ik der oew wal oethalen. Wiej zolt der gin kuken oaver oet loa ten breun. Morgenvro het een niej hoes weer en mooier en better as a'j ehad hebt moar dan mo 'k oewe sele hebben:' 'n Boer wis neet wat e heurn: morgenvro al een hoes weer! Zien hatte kloppen van bliejschap. Moar dat leste zinnen 'm toch neet. Ziene sele vuur een hoes. nee. nee. dat gonk neet. dat kon hee neet riskeern Op echt duvelsachtige wieze speeglen 'em 'n zwatten 't mooie hoes vuur. moar de boer weigeren doar ziene sele vuur te geven. To 'n duvel zoog. dat 't boertjen. eigenwies as een varken. doar neet an wolf kwamp e met een ander plan: AT miej van 't harfs aile vruchten van oew land geeft, dan za 'k oe ok helpen:',.nee, da' s ok te volle," deut de boer 'm bescheed, "woar zowwe dan van leven 1" Ho 'n duvel ok proaten, en doar hef e slag van. doar kon toch ok neet van kommen. De boer dreejen 'm in 't leste de rugge to. Moar nen duvellot zien slachtoffer neet zo makkelijk weer los. En zo begon ok dizzen opniej met 'n boer te kongelen: No dan," zeg e,.. dan wi 'k. umdat iej 't bunt. dizze keer tevrene wezen met wat op de eerde greuit/'.. Ok dat is te volle," disseln.ons boertjen tegen. Moar 'n duvel wos 't toch noe zo mooi te dreijen. dat e eindelijk in 'n koop tostemmen. Voort maken de duvel't contract op en de boer schreef der met zien blood zienen naam onder. 'n Zwatten stok den breef in 'n noazak en to gonk e an 't wark. Zuk warken had 'n boer nog nooit ezene. 't Was afferstompt. Hee gaf 't menigen jongen keal te roan. Nogvuur 'n hanen begon te krejen was 't hoes kant en kloar. De meibeume. dee anders de noabers vuur 'n niej hoes pot. had 'n duvel zelfs neet vegetten. To de zunne oaver 't Wakelslag opgonk kon onzen boer met de vrouwe en de blagen de nieje wonte intrekken.

51 tt BOERT]EN VAN WAKELSLAG EN 'N DUVEL 39 Iej hadden de noabers is mutten zeen kieken, to ze doar dat mooie hoes zogen stoan! Ze kekken zik hoaste schande. Ho was 't meugelijk in 'enen nach zo'n hoes? ;' Ons boertjen was wal zo wies, to ze der 'm noa vrogen, eur dat neet te veniejen. Hadden zee zik niks an um gelegen loaten liggen, no hee neet an eur. En de willekumste, woar de noabers op vias ten, want dan konnen ze 't hoes ok van binnen zeen, konnen ze zik wal oet 't heuf zetten. Bliej en tevrene zoog de boer 'n winter temeute. Da's wisse. To 'n oetgoanden tied kwam en der weer ezeejd en epot mos wodden, was ons boertjen neet zo dadelijk wo hee der met an mos, want temet, was 't weer harfs ewodden, dan mos 'n duvel ok zien posjen hebben. Moar 't was nog al nen slauwbarg, en zo had-te 't gauw in de riege. Met een opgeruumd hatte dee-te 't wark en wochten geduldig den tied van oogsten of. Op den bepoalden tied in 'n harfs kwam 'n duvel um zien pat van de vruchten te halen. Moar 't reumken was der of. Wat had de boer edoane? Hee had bloot eerpele epot. Doar ze of-esprokken hadden, dat de duvel alles zol hebben wat 0 p de eerde greuien, mos hee zik tevrene stellen met de strunke. To 'n duvel marken, dat de boer 'm een proemenboom eleed had, wodden hee hellig en gonk an 't schendebekken. Moar de boer heel zik trankiel en zeg: "Wet iej neet meer wat in 't contract steet? Leest 't dan moar is noa, dan zo' j' zeen, da 'k in mien rech stoa:' De duvel mos, al vlbk e ok de beume oet 'n grond, zik gewonnen geven. Moar no wol hee een ander contract. Noa volle gedrans en genoo1 1 ) kwam dat endelijk in odde; token joar zol 'n zwatten alles hebben wat 0 n de r de eerde greuien. To dat zwat op wit stond vloog de duvel tandenknassend vot Weer gonk den winter vuurbiej en 't vuurjoar kwam. De boer begon weer te bouwen en te zeejen. Een good zommer volgen. Doar kwam regen op tied en dreugte op tied. Alles greuien en bleuien. To 't Sunt Joapik wodden sloog de boer den zich in de rogge, want hee had no enkel rogge ezeejd. Op tied vatten hee de rogge op 'n 1) geklets eo gezaoik. Van Eigen Heem. 4

52 40 tt BOERTJEN VAN WAKELSLAG EN tn DUVEL balken en de duvel kreeg, to-te um zien andeel kwam, de stoppels. In de hoed was de duvel zo hellig as nen spinnekop, umdat zo'n boertje um vuur de tweede keer bedrogen had, moar hee vebet zik dizze keer, want hee dach: de darde moal zal ik mien andeel in de bute hebben, dat zal oew gin water of was ken. Hee begon dan ook te schmeiglen: "Joa, vrendschop, dat was dizze keer een grepken van oew en dat is ok wal is oardig, moar iej begriept wal, vuur wat, heurt wat. De darde keer wi' we eerlijk delen van alles wat onder en wat op de eerde wast:' De boer heel zik dom en dee net of hee der niks van begrep. Moar de duvel wos zien vuurstel zo mooi, op echte duvelsachtige menere in te kleen, dat ons boertjen toch moar weer in 'n niej contract tostemmen. Met een gezichte dat op karmisse steet nam de duvel of scheid. Moar at j' em in ziene gloepse ogene hadden konnen kieken, dan ha' j' begreppen dat tn zwatten noe wos, dat tt no ziene buurte was, dat token harfs de boer der an geleuven mos en neet weer oet ziene klauwen los zol kommen. Midden in 't zommer van 't volgende joar op nen mooien dag kwam de duvel de boer is opzeuken um te zeen wo de vruchten op 't land stonnen. De boer leen 1) 'm oaveral rondo Op 'n kamp en in 'n goorden stonden allemoale mooie blauwe bleumkes.,,'t Was een noar-mooi gezichte," vond de duvel en hee druusken arg op de boer zien vebouw en stell en der zich zelf volle wille van vuur. As goeje vrende gongen ze van mekare. Een moand of wat later halen de boer zien gewas in hoes. En to de harfshonde begonnen te blekken kwam de duvel weer um met de boer te delen; hee grolen en was zo lech in de ogene. De boer, den den lesten tied arg werg 2) was ewes, was met 't leste vias an 't braken en had de hekkele al kloar stoan um 't voort te hekkelen. Hee had dit joar enkel lien 3) ezeejd. To de boer de leste pieste onder de brake hen leet goan zegge tut tn duvel: "Da ts mien posjen," en hee 1) Ieidde. 2) vlug. 8) vias.

53 'T BOERT]EN VAN WAKELSLAG EN 'N DUVEL 41 heel 't vias. ttdat is oew deel:' en wees den duvel den hoop scheven. ttdoar ko 'j 'n oaven in de helle mee stokken. Miej duch: no is 't dan toch wal eerlijk egoane!' Moar 'n duvel: heilig, heilig, doar was 't ende van vot. Hee vlok en dommeneren 1) dat oew 't hatte in 't lief stille zol stoan. Hee maken den boer oet vuur al wat moar lelijk was: "Iej bunt ne hune van nen keal. nog slechter as 'n duvel tt, en nog volle meer scheldweurde. Moar dat was te volle ezeg. De boer wodden giftig en grep 'n duvel biej kop en stat en trok um een moal of wat met 't gat oaver de hekkele hen. Hee krauwen 't oet van piepe. To de boer um endelijk los leet. vloog de duve1, of'm vuur in de bokse ebod 2) wodden. in wilde vloch de loch in... Noa dee tied is hee der neet meer ewes en de boer had ruste vuur altied. Moar neet allene ons boertjen. ook de andern. al hadden ze 't neet vedeend. Gin boer van Wakelslag kump sinds meer in de helle. want de duvel is bange. dat ze de hekkele meebrengt. H.Odink. (Uit: Almanak voor den Achterhoek en het Schipbeekdal. Uitg. N. V. Lochemsche Handelsen Courantendrukkeri; Lochem.) 1) speelde op. ') gestookt.

54 12. DE OSSENS VAN HOFSTEENBOER Wat veult 'n deer, wat dech 'n deer? Gin mense, dee et zeggen kan, Meer, dat 't mangs kloker is as meens 1), Doar weet ik mennig vuurbeeld van. Mood har 'e, den ossen van Hofsteenboer, De beeste bescharmen, dach hee, is plich, Meer oaver den makker dee vaals em verleut HoI hee 'n kot meer 'n streng gerich. Twente. 't Was oavend, de zunne was oonder 'egoan, In 't westen hung nog nen gold' nen glood; An 'n hogen hemmel, he1der blauw, Dreven de wolkskes, rozenrood. In lange strepen, half verwaeid, Lag zulveren dauw op 'n legen mos 2), De zwaalwen vleugen vuur 't lest um 't hoes En wachelslag 3) kloonk oet 't hoge gros. Do kwammen met zachten, zwoaren gaank De beeste oet d' Eekmoat weer noa den stal, As iederen oavend op 't zolfde uur, De tied en de weg, dee wusten ze walt De keender smiet de duren los, Roopt "ho" en "hu" en "wis dow wal/' Do doert 't nig lang, of ieder bees Steet an de ketten in den stal. De beeste bruit, de keender schreeuwt, Do rop in ees dat oldste wich Noa moor, dee an den wufstool zit: "Moor! 'n groten ossen dee is der nig. 1) menigeen. 2) de lage wei. 3) kwartelslag.

55 DE OSSENS VAN HOFSTEENBOER 43 Za 'k nog ees noa de Eekmoat goan? Miej duch' ik heb nog wal de tied"; "Nee", zeg de moor, "koomp niks van in, 't Wodt duuster en 't is vols te wied. Vaar koomp eerst laat van 't ven in hoes, Dee geet van oavend ook nig meer, 'n Ossen koomp wal van zolfs weerum, Et is zo'n klook en zinnig 1) deer." 't Wodt laten oavend, et wodt nach, Doar lot zik ginnen ossen zeen, Met 't eerste hanenkraeien was Do Hofsteenboer al op de been. Hee geet, 'n knuppel in de haand, Nog even biej de noaber an, Dee wi! met em wal zeuken goan. Ze goat voort liek op d' Eekmoat an. Ze hopt, dat doar den os nog is En geenter in den wiedsten hook, Woar 'n olden ekenstobben steet, J oa, kiek, doar zeet ze ' n ossen ook. Hee steet do ods til en reurt zik nig, De kop noa daalten 2) hen 'ebukt, En met de heurne, mien tied nog tol Holt hee 'nen wolf an 'n boom 'edrukt. Hee kan nig vuur- of achteroet, Dan sleet de wolf met klauw of taand, Zo hef hee ' estoan den helen nacht, Op holpe hoppend van mensenhaand. De boeren met de knuppels houwt Now met gewe1d et ondeer dood, Dan drieft ze 'n os sen oet de moat 3), Nog stoomp verbaasd van zienen mood. 1) mak. 2) bene den. 3) weide.

56 44 DE OSSENS VAN HOFSTEENBOER De vrouwleu, dee an de nienduur 1) stoat, Mut eerst nog allens wodden verteld, 'n Ossen is liek op de del 'egoan; Doar heurt ze in een keer 'n groot geweld. 'n Growlijk brullen, 'n stot, 'n val, Ze springt in 't hoes, ze komt te laat, 'n Jongen ossen lig blodend daal, Vuur em, dat zeet ze, is gin baat. 'n Olden held hoi streng gericht: Wee van et vee em nig in nood, Den weusten rover weren holp, Dee wor veroordeeld tut den dood. c. Elderink. (Uit: "Oet et laand van aleer'" Uitg.: Firma M. J. van der Loeff Enschede). 1) Kleine lagere deur in of naast de grote schuurdeur; ook: de deur achter aan het huis.

57 13. BEARND-OME OP SCHAATSEN NOA UTRECH (Uut den olden tied) De winter van 't joar vieftig was 'n winter, zo' as die der alleen vrogger tieds wauenl 't Was wei mieterig kold, moar wat gavve wiej doarumme; zee. iej slegen owes duchtig met de hande um 't lief en dan marken iej der niks-nimmendal van. Ik wazze in dee dage schippersknech in Den Bosch. Dat was ne goeje tied! Doar was geld zat verdeend en doe et al in November begon te vrben. doe konnen de meesten neet meer eweg en ZO zatten wiej met'n mooien trop van dat jonge volk in de stadt En volle wark was der ook neet; zodoonde prakkezearn wiej al van alles um deur den tied te kommen. 't Duren neet lange of't ies kon al draegen en doe kwammen de schaatsen veur den dag, dat ko' r begriepen. Ik hadde de mienen duchtig in 't vet ehad, zee dat mu' r altoos doon, en's margens vrog was Bearnd al te gange um de spollen biej mekare te kriegen. Doe 'k doar :z;o met te gange wa:z;:z;e, kwammen der twee kammerode an boord en vreugen miej of ik ook kon schaatsenjagen; zee. ik heel miej dom en :z;ee, joa, da 'k dat :z;o'n betjen kon. Doe :z;een :z;e, dat :z;e 't miej anders wal leren :z;ollen, a 'k 't moar woagen. want :z;eeleu konnen et dan heel best. :z;een :z;e. "Woar :z;al 't hen 1" :z;ee ik.. No a Utrecht :z;een :z;e. Ik :z;ee:.. Good. dan voort der moar op los"; :z;ee en ik hadde miej 's margens vrog de knene en de enkels al duchtig met keersenvet esmeerd. :z;ee, dan ko T alles, za 'k moar es :z;eggen. Good. wiej gongen van boord en de kammerode bonnen :z;ich de schaatsen onder en ik lete ze miej der ook onderbinden. Doar ston ik. met de arme wied uut mekare espreid. :z;ee en de beide schippers hadden schik. dat ko T begriepen; :z;e wreven zich in de hande. dat ze miej zo mooi te pakken hadden. mu' j' moar rekkenen.

58 46 BEARND-OME OP SCHAATSEN NOA UTRECH Doe nommen ze miej tussen eurleu beiden in en wiej slegen mekare de hande op de scholders; zo hadden ze miej biej den kragen en ik lete miej zo'n betjen mettodden, krek zo ad der ene dut, dee neet schaatsen;agen kan. Dat duurden zo'n horte, tut zolange, da' w' Den Bosch 'n good ende achter ons hadden. De beide schippers helen miej moar altoos stevig vaste en zeen: "Zee Bearndman, 't geet al volle better!" Ik zee: "Joa, dat geleuf ik ook; 't zal zo te mee wal goan, zo 'k menen:' Zee, ik dachte biej mien eigens, doar zo' j' gin schik van hebben, want ik kon 't as den besten. 0, jonges, a'k ow alles es zol vertellen, wa 'k doarvan wet en wa 'k al op schaatsen met-emaakt hebbe, dan zatte wie; hier margenvrog nog! Moar, loa 'k wieter goan met dit geval. Wie; hadden dan nog weer 'n stevig ende of-e;aagd, doe der ene van dee schippers zee: "Verduld," zeer e,.,bearnd, ik zol geleuven. da' j' et now zowat kont; miej doch a' w' ow now es los leten. dan mu' j' et es probearn!" Zo zee den schipper. Doe knikken ze mekare to. dat ze rniej los zollen loaten en ze had den der al veuruut braaf schik van. dat ze Bearnd es zollen zeen vallen. Moar ik hadde et al lange emarkt, want, jonges, ik wazze in mien jongen tied ook al 'n voel oas van 'n jonk. ik hadde die schippers wal in de gaten met eurleu knikken. Ik heel miej eerst 'n betjen bange en doe hadden ze nog meer schik. Doe zee ik: "Hallo dan now, loat miej dan moar los!" en de kearls zetten nog es duchtig op, zo da' w' 'n fiksen gang der in hadden en doe leten ze miej los Ik smet miej veuroaver en sleeg de hande op de rugge; ik maken streken van wal zeuven meter lange; ik jagen der deur. harder as n peard! Now ko' j' ow neet begriepen. hoe ad dee schippers opkekken. jonges! In 't eerst gongen ze 'n betjen zeutjes en urn miej te zeen vallen; doe mosten ze jagen al wat ze konnen urn Bearnd bie; te hollen. Kearl, kearl, wat gong et doar oaver h~ar! Or n~~ moar

59 BEARND-OME OP SCHAATSEN NOA UTRECH 47 slim, jonges, ieder en ene bleef der noa stoan gapen. Doar kwammen wiej deur 'n darp an 't water.'t Was der stampvol; stampvol jonges, dearns, kearls en vrouwleu; doar was gin old wid biej 't spinneweel ebleven. In de veerte zoagen wiej den hoop yolk al op 't ies, en 't leek wal of-e wiej der neet deur zollen kannen. "Bearnd, Bearnd Itt, heurden ik achter miej rearn en ropen, "Bearnd dan toch, woar mut dat henl" Ik zee: "Veuruut noa Utrech, dat zee iej toch wau" "Joa moar et geet te hard, vals te hard, Bearnd," repen ze weer, en ik hadde der schik van, dat de beide schippers zo mosten arbeiden um met te kommen. Ik strek moar stiekem deur; egaal deur. Doar had der ons wisse ene uut den trop ezeen, want doe' w' doar an kwammen jagen, kon 'k ze al op 'n afstand heuren ropen: "Goat an de zied - an de ziedtt - en "waart owl waart owl" Ik hadde niks meer te zeggen. Ze zoagen wal, dat der met miej gin gekheid veel te maken. Wiej wazzen nog moar zo wied van den trop yolk af as van hier tut de hegge veur 't huus, of ze hadden al ruum baan emaakt en wiej vloageri der deurhen dat et zo zoezen! "He", - heurden ik achter miej en meer kon 'k neet vernemmen, want doe wazze wiej al weer'n heel ende wieder. Zo gong dat deur... al moar deur! Wiej jagen altoos harder en harder; de beide schippers konnen et hoaste neet meer uuthollen; ze konnen den oasem neet meer kriegen, zo fel sniejen de wind ons langs den bek. Hier vloage wiej ne weide en doar weer 'n bos veurbiej 1 Now mu 'k ow wat vertellen, dat miej oaverkwam, doe' w' zowat 'n uur of dree van den Rien af wazzen. 't Gong wal zo hard as et kon doar knappen miej verduld 't hakkenleer van miene linkerschaatse! Ik sleeg der neer, moar 't dee miej helemoale neet zeer, want iej mut rekkenen, da' w' der de vaart z6 in hadden, dat, al zo' j' willen vallen, dan ko' j' et nog neet Ik sliern oaver de bane en ik vloog deur met zon krach, da 'k zowat niks kon onderscheiden. Doar mosten wiej dwars den Rien oaver.

60 48 BEARND-OME OP SCHAATSEN NOA UTRECH Dat is 'n breed water, jonges, moar 't was moar 'n ogenblik of ik was der glad oaverhen egleden. Ik glieren deur en wat der in den tussentied met mien gebeurd is, dat zo 'k ow neet zeggen konnen. Kasmaksss doar kwam ik met den rechterscholder tegen zo'n holtwark an! Ik lee stille. In 't eerste ha 'k der nog neet zovolle arg in, moar doe 'k es op wol stoan, dee miej den scholder wal zeer, moar dat wo 'k neet wetten; in mien jonge tied kon 'k alles liejen. "Woar bun 'k hier," vreeg ik an zo'n op-eschotten snot-aap van 'n jonge. "In Utrecht", zee-e,,,'t is hier de sluis." Doe kek ik es umme en doar zoag ik de kazerne en den dom ook. "Woar bunt de beide schippers 1" vreeg ik. "Hei dee ok ezeen 1" "Nee," zee den aap, "wat wed ik van schippers 1" zee-e. Ik gong doar an de kante van 't water, of van 't ies, mo 'k dan now zeggen, in ne harbarge zitten en dronk miej 'n duchtigen pruuf. Ik zal doar zowat twee uur hebben ezetten, doe 'k twee kearls in de veerte zoag kommen anjagen op schaatsen. Ik gong der es op an en doe 'k op de sluus wazze, repen ze miej al toe, da 'k eur metwachten zo1. Dat wazzen de schippers. En dan proat ze tegenswoordig nog van ies en schaatsenjagen! W. L. Bouwmeester (Uit "Archie! tevens orgaan van de oudheidkundige Ver eeniging De Graafschap").

61 14. DE SCHAT BIE RIELE Joa, dat's ok weer zo'n merakels duustere geschiedenis. Slim gewoonweg. Moar der bint er hier nog volle meer. oh joa. Moar dee za'k oe wal is op ne andere keer vertellen. doar he 'k noe gin tied veur, xee, want dee beeste mut voort emolken worden. Afijn, Riele weet ieleu natuurlik neet te liggen. Noe dat za'k dan eerst is effen uutdujen. Skuuns recht boaven Deventer. Joa, doar is 't we te vinnen. Noe doar woonden vrogger Henneman en zien wief Gaie. Kiek, dat zit zo: Henneman is onze naam veur Henderik en Gaie veur Gerritjen. Noe, en dee mensen dat wazzen grote hebzuchtige wezens. Centen skrapen en nog is centen skrapen, anders deejen ze neet. En zunig da ze wazzen. Merakel, merakel gewoonweg. Met een lood koffie doar deejen ze zowat een weke met. As ze dan an 't vief en twintigste oftreksel was, Gaie vanzelf, dan was de koffie, as ze der tenminsten gien sigerei in had edoan, dan was 't in een woord klinkkloar water. Noe, en dan pas gooien Gaie et pas vort. Roken dat dee Henneman nooit van zien eigen centeno Nooit man, had e ooit een stuver uut-egeven veur ne proeme tabak of ne piepe van 't zelde. Nee, da pikken e zo in. Zo a' Y weet is ter in Deventer 's Moandags altied beestenmarkt. En dan komt der vanzelf altied volle boeren. Noe, en zo gauw as de markt of gel open was, dan kroop Henneman op hande en veute oaver de markt umme de segarenendjes op te zoken. Die nam e dan met noar huus. Eerst gooiden e ze in een grote bak met water. En dan dreugden e 't weer. Dan fien sniejen. Dan proemde e de tabak. Moar de kokkieen die gooiden e neet vort. Oh nee, da mu j' neet gleuven, doar was e vol te zunig veur. Nee, dee lei e in de rand van de pette. En as e dan's oavonds thuus kwam, dan lei e dee hebbe-dinge boaven op de heerd umme weer op te dreugen. En dan de volgende marn dan smoorden e ze in een piepe dee e is een keer evonden had. Noe keu' Y toch snapp en dat dee Henneman merakels zunig was. En Henneman neet allene. nee Gaie ok.

62 50 DE SCHAT BIE RIELE Dee twee menskes dee hadden altied en eeuwig verlangen umme nog is skatrieke te worden. En tt gekke was dat ze centen genog hadden. Meer as ze op konden. En dan hadden ze een biester mooi boerderieken en een stuk of vief beeste, en een koppel biggen en kippen. En oh, da zo'k hoaste vergeten, een pauwe hadden ze ok nog. Noe, ik zegge moar zo, in 'n andermans beuke is 't bar duuster lezen, moar a' j'n pauwe hebt dan bi' j' rieke heur. Zo vaste as tn huus. Moar de mensen dee dachten narns anders an as an nog rieker te worden. Ze wazzen noe een keer zo. Op nen mooien dag had Henneman een veurskien. Noe, en dee Henneman dee zag, dat vlak bie, doar in de buurte woar gekke Appe woont, dat doar nen groten iezeren pot in de grond zat. En dee pot zat bestend vol met golden riejers. Man, boordenvol met golden riejersi En hee zag 't zo dudelijk dat e derect dacht: "Henneman, da mu' j' een betjen slim anleggen, anders geet oe dat butenkansjen de neuze veurbie tt Moar erg slim was e neet da zo 'j we heuren. Noe voort toen e thuus kwam, toen zei e: "Gaie mo' j' is effen hier kommen en mot j' is heuren tt "Kiek tt, zo begon e, "kiek Gaie, ik hebbe 'n veurskien ehad zee. Noe, en da zit zo. Vlak bie de kolk, ie weet wei woar gekke Appe huust, noe doar he' j' toch ummers dee berke stoan? Noe en onder dat beumken doar onder lig nen iezeren kist begraven. Enne den kist den zit bastend vol golden riejers. WeI honderd duzend. Enne at j' noe den kist wilt opgraven, dan mu' j' met nieje moane 's nachens umme klokke twaalf uur doar nao to goan. Moar dan mu' j' der urn me denken, da' j tn doje padde an 'n ende touw umme de nekke hebt hangen veur de witte wieve zee. En dan nog, dan mu'j der veural umme denken da' j' hemoale gin woord zekt. Gin boe of ba. Want anders is 't verkeken spul. Dus Gaie, proat noe nog moar flink disse weke. Dan ko' j' tenminste volgende weke met nieje moane de kaken op mekander hollen/' En Gaie den was toch zo blie he. Merakels. Moar ze verspikten zich met 'n dood veugeltjen. Joa da dee ze, da zo' j we heuren. Moar ze was zo beduusd he, dat ze de koffie al bie 't tiende oftreksel vort gooiden. En Henneman dee had ok al van dee riekeleu's bujen. Dee koch

63 DE SCHAT BIE RIELE 51 werachtig Zundag twee segaren van twee cent. Da was nog nooit gebeurd.de segarenboas dee veel zowat veuroaver op de teunebanke. En hee vergat hemale zien gewone smoesjen oaver 't weer dat toch weer zo merakels best veur 't land was". Zo beduusd was e dervan. En Henneman dee leep met ne segare in 't heufd. doemen achter 't vesjen. de boek veuruut. as ne pauwe deur 't dorp. En bie zien eigen dacht e!.. Mensen ullie mossen 't is weten. Volgende weke um disse tied dan bink skatrieke. Dan koop ik mien vief nieje beeste en dan goa 'k is met Gaie in 't speurken noar Amsterdam. Mien dunkt a' j' zo'n hoop centen hebt dan kan dat er wei is of. Enne dat reisjen dat haal ik der wei weer uut met de nieje beeste. Of nee. lever mos ik noa Apeldoorn goan. Da's goedkoper dan verdeen ik der nog wat an Enne de mensen in Riele dee dachten:,.den Henneman" hef vaste last dat blae an de beume komt. hee dut zo vremd en zo rejaal. Want's oavend. toen koch e ok nog 'n potjen Grols:' Enne 'n kennis van 'm dee leenden e ok nog'n kwartjen veur 'n paar potjes bier te kopen. Noe en da was ok nog nooit gebeurd. Noe. moar de weke doarop 's Woendes toenwas 't nieje moane. Dus dat was 'n uutgezochten dag veur z;uk werk. Want dan is 't altied stille met speuke en zowat he. Henneman had 'n mooie padde evangen. Dee had 't an 'n ende touw ebonden en zolange in een olde koffie buul edoan. En Gaie dee had de hele weke ekwebbeld man. De kaken dee dejen der zeer van. Moar Henne dee kon de wieven wal 'n bitjen. En dee zei nog is; "Gaie wa' j' doot, da do' j'. moar de snavel dichte heur:' Noe. Gaie dee beloafden 't met zeven beloften. Ze zol de mond dichte hollen. 't Was al elf uur en Henne dee pakten 't hele mutjen. ne skuppe. 'n ende old kotouw en 'n paar poste en zo in'n groten zaken doar gingen ze met Gait jan 't dak op. Henne dee leepveuruut en Gaie vanzelf achter he. Joa en ze heeld tut nog to de mond dichte heur. Joa da dee ze. A'k aners zol zeggen dan zo'k legen zee. Noe. ze kwammen bie dee berke he. En de moane stond as 'n grote Edammer keze an de lucht. Net of e an een

64

65 DE SCHAT BIE RIELE S3 tuiken lag te bengelen. Henne dee was tn betjen zenewachtig en Gaie dee was der ok neet vrie van. Zo a tk a zeit ze wazzen bie de berke. Henne die spiejden is in de handen en stak toen de skuppe in de grond. En metene kwammen doar blauwe vlemmekes uut de grond. Hi probeerden eerst nog urn me ze met de pette uut te sloan. Moar da ging neet snapten e later wei. want zee. da wazzen dwallichtjes of zowat. Hi graafden zeker tn uur en toen eindelijk toen stoten e op wat hards. Nog effen verder graven en joa heur. doar zat de kiste. En dan bastend vol met golden riejers. En hee wol van bliedschap wei skreeuwen. he. Moar gelukkig net bietieds dacht e der an. Mijn. Henneman dee maakten tn dreepoot van dee poste en dee der dat ende kotouw overhen. Dat bond e an de kiste en toen trekken man. Moar whigs wat was dat dink zwoar. he. Moar jao. hee zat ok bastend vol golden riejers snap ie. Eindelijk lukten tt toch he. De kist zweefden tussen hemel en eerde. Henneman dee woltm nog tn zetjen geven. zodat e op de kante van de koele kwam te stoan. Toen mien inens Gaie zei: Zeg Henne het f dat kwartjen a weerumme van dat potjen bier van tn Zundag:t En metene toen ze dat zee. toen vloog de kist vort en de koele dee veel weer dichte. En alles was weer net as vrogger. Henne en Gaie wazzen even rieke ebleven up tn paar segaren en tn potjen bier noa. Enne tt was net of de moane zien ene oge dichte kneep. En op dat plaetsken bie die berke woar Henne dee koele egraven heft noe doar sloat noe nog altied blauwe vlemmekes uut de grond. Ik hebbe tt nooit ezeen. moar ze zekt tt. zee. Joa. da zekt ze I Harm uut Wiesel. Uit: "K amp v u u r". Uitg.: Van Gorcum &: Compo Assen.

66 15. DEN DUVEL IN DE KANNE (Rijssen) "Here Godt Berendt de kannet de kanne" t kreet Sienet terwiel ze in den durengaank 1) stunde en met den vinger stief duur noa de delle wees; de oagen rolden eur in den kop van schrik en ze trok de musse van verbiesterheid kot 2). Berend vleug op van den stool biej den heerdt meer wieter as tot en biej de toafele dorf e neet te kommen. "Wat is tt er dant Sienet wat zee r dan/t vreug et en de koezen rapten 'm in den mond. ttde melkkanne roolt as nen roazenden oaver de delle en gin mense is 't er te zene. "Kieket der dan ees in Siene" t zee Berendt nog aait van hen biej de toafele. "Ziej neet wiezert Berendt doot 't zolvers." ttstille ees Sienet ik zal oew biej de haand vaste holden en dan mut iej der hendig 3) hen goant dan klem ikke miej an den durenpost as 't dan neet richtig is met de kannet dan kan den duvel ons toch niks maken." Joat now to dan mert Berendt hoi vaste dant hold miej good vaste en ook den durenpos, 0 God, Berend, het groezelt miej oaver de rugge, - now gin woord mer kuieren 4), hendig an." - Op kousenveute gung Siene de delle op um 'ne greppe noa de kanne te doont Berend heul eure haand stief vaste en klemmen zik an den durenpost dat e der de kram 6) van in den aarm kreeg; de kanne kolderen 6) oaver de delle... mer Siene kon van schrik niks mer... nen stat kom der oet en to twee peute en to "Here in den Hemmel, 't is oonze katte," kom der eindelijk van de spierwitte lippen van Siene. De katte likken zik de melk nog van den board; ze hadde wal en zoer zetjen ehad, ze was met meuite weer achtereers oet de kanne ekommen. G. B. J. I. (Uit: "D r i e m. B 1 a den".) 1) deuropening. 4) praten. 2) aan stukken. ) de kramp. 3)!2;oetjes aan. 6) rolde.

67 16. DE WATERMOLLE BIEJ HOKSEBARGE Nog heurt mien oor dat storig soezen Nog zut mien oge 't dreiend rad. Woar 't wit van schoem kwamp oaver broezen. Het rostloos water. 't frisse nat. In 't dreuge welzand ston allene Nen wependoorn. in vollen bleui. Doar zat ik geern' met blote bene As kind. in 't hete zunn' gegleui. Het worden miej zo vromd en wonder As ik doar noa dee molle keek. Woar 't water. met zo'n wild gedonder. Deur de donkre stowwe streek. 't Was of dee greun-gel-grieze stene Van lang vervloagen tied wat zeen. Was 't bliedschop mangs. was 't will' allene, Of troanen. woar z an denken deen? 0. as ik dan dat water heurden Dat brullend deur de stowwe sprong En as in doezend fladden scheurden, Dan kreeg ik angst. Maar wieter drong 't Zich kalm weer, net as of't wol vriejen Met al de bleumkes langs den wal, Ten kanten op, met rostig vliejen. 'k Vertrouwen 't miej dan nummedal. En doezend half gezene dinge. Vertelsels nooit neet oet verteld, Een lokkend en vromd gezinge, 't Was miej as in een spreukskesweld! H. B erg h e g e. Van EiBeil Heem. (.. U i the t Lan d van den Tub ant". Uitg. Bronsema's Drukkerij Enschede). s

68 17. EEN JACHT OP WILDE ZWIENE De warkplaatse van nen timmerman is ne timmerieje, de warkplaatse van nen varver is ne varverieje, de warkplaatse van nen 100ier is ne looierieje en zo mot de warkplaatse van een wild zwien wal ne zwienerieje wezen. 't Is arg lastig en ook naar onveilig um, geliek as ik, in zo'n zwienerieje te mottenwonnen. Want biej ons in de streke leup een wild zwien zo moar lieberleus in de wilde boekweite, geliekerwieze de sprekwieze luudt. Het onmundige kreituur maakt nen hoop kapot en 't kan zo onvernoftig hard lop en, dat nummes 'm eigenlijk te zene krig. Wiej hebt al heel wat mattemeratten edoane um 't op de ene of andere manere uut de wereld te helpen, moar joawel! Doar is helemoale geen denken an. Ik zegge moar, dat et nen heksentoer is um een kreituur te schetene, da' j' ook met den besten wille neet in 't vizier kont kriegen. Gradus van Fennekenmeuje, dee noar 't spul van Barnum ewes is, wist ons te vertellen, dat 'et een pikzwart beest is, en de ogene helemoale boaven in den kop hef zitten. 't Is een naar spil, a' j' der recht inkomt. Want nen kameroad van miej vertellen lest, dat hee veur een paar joar een arg row, hoarig schepsel, nog groter as den grootsten jachthond, in een bos hadde zeen lop en en dat nog wei op zien dooje gemak asof hee doar warkelijk thuusheurden. 'tmostnen wolfewestween en in dezelfde kontreie mot veur een joar of achte ook ne wilde katte eschotten, wezen. Ik zegge moar: dat lop op den duur mis. De mens en hebt smos 1) 't wilde gedeerte ver ;aagd; 't zal weer gauw zoveer kommen, dat et wilde gedeerte de mensen weer uut den Achterhook verdrif. Zo vind iej er tegenswoordig ook al fazanten, dee der in mien jongen tied onbekend wazzen en dee een mense, dat er neet op verdacht is, deur eur harde gefloster bie 't opvlegen allernaarst kont doon schrikken. Ook vindt men er al harten en reejen, noar 'k heure. En 't zol miej volstrekt geen wonder geven, as er nog nen hopen andere kreituurs bint, woar wiej in 't geheel geen arg in hebt. 1) immers.

69 EEN JACHT OP WILDE ZWIENE 57 Den doomniej preekten lest Zundags tenminsten over 't anwezig ween van adderengebroedsel. Brrr!!! Een mense zol hoaste 't heufd neet meer achter de deure hen dorven stekken. En doar kump dat wilde zwien now bie. Ik vroag owens, meneer: "Woar mot dat op den duur nog noar to?tt Wiej hadden al lange eklassineerd oaver de beste manere um van dat onmundige wilde zwien verlost te wodden, moar doar was tot dusveer niks van ekommen; wiej hadden allemoale de hande veul te vol ehad met den bouw. Meer toe eergisteren Beuntje Grades, den, onder ons ezegd en ezwegen, froi luk 1) an de luie kante is, - unmundig hard et darp in kwam klovvestern, in plaatse dat hee in 't veld nerig doonde was ebleven met schollenmeejen, en toe hee vertellen dat de oorzake van ziene butengewone wierigheid was to te schrieven an 't wilde zwien, dat vlak noast 'em in de buske had lop en knorren en snorken, toe wodden 'et toch een ander geval. Een mense zol op dee manere jo geen vree meer hebben um op et land zien wark te done. De leu kwammen dan ok al gauw van wied en zied biej mekander lopen en ze zeien tegen menkare: "Koman! 't mot toch eenmoal gebeurn!tt "Azze wiej dan meer geen ruzie um 't spek kriegt!tt zeg ik.,:t Spek goa'we verdelen; de schinken goa we verlotten of an den meestbedenden verkopen:' zeien er een dozien. Harmsens Aarnt-Derk spronk op de fietse um verlof te vroagen en toe hee met dat verlof weerumme kweem, wodden hee veurafegoan en evolgd deur een helen trop leu, die ok an de jacht wollen deelnemmen. 'k Hadde nooit konnen geleuven, dat er in onze streke zovolle geweern wazzen, as er biej disse gelegenheid in een ummezeenan 't lichte kwammen. Ene uut den trop, met een wit oaverhemd veur, had er nog ne bajonette boaven op estoaken, veur,t geval de schotte ens mis mocht wezen.,woar is toch de veldwachter?tt vrogen er een paar..,dat soort leu is altied veuran, woar iej ze miss en kont as tandpiene, moar in tied van nood ko 'j dee mieterige kearls nooit vinnen!tt 1) tamelijk.

70 58 EEN JACHT OP WILDE ZWIENE "Hier bin 'k jo!tt reerden de veldwachter weerumme. "Iej hebt toch wal ogen in de kop!tt En joa, warachtig! de man was er wal wezenhjk bie'j, moar hee zat op de hoeke bie nen grot en steen den an de kante van de stroate lag en hee was drok doonde urn doarop zienen sabel te scharpen: 't Zweet soezen 'em van de kop, dat 's werei woar. Wat kan een mense ok al meer as zien beste doon '? Doar komt vaste nog ongelukken Itt zeg ik, toe 'k al dee veurbereidselen zag. "Ik heb nen naren hekel an dat gescharwinkel met dat scharpe grei!tt "Boh, now bun iej toch nen naren kearl, doar 'k zo zundig op vleuke!" zeg Teunniejs Langhand niedig. "Now bin iej warachtig den ears ten, dee de melk weer wil optrekken 1). Veranderinge mot en zal er kommen,wat ik ow zegge! Moar a' j bange bint, doot dan geliek as ikke en holt ow achter de andern." "Joa moar,tt - zeg ik - "as 't op go an lopen ankump dan mut ik et toch verspollen, want ik bin deur den tied wat dikke ewodden en biester hard lopen heb ik nooit ekond!tt "Van go an lopen doar steet niks van in!" zeg hee weer. "Doarveur hebt de leu al dee scharpe woapens, zoas schuppen, grepen, bielen, beitels, boarn, dosvlegels, geweern met bajonetten en, urn de deure dichte te done, doarveur hef de veld wachter zienen scharp en sabel. En ikheb hier een groot sniejmesen iej hebt een broodmes van 't greutste soort: miej duch dat kan al heel aardig lukken!" "Dat gif nog niks!tt zeg ik arg beverig. "Dat kreituur hef jo altied in de wildernisse elevet en 't zal wal nen onmundig hadden bas hebben. Jannes Lutjebroek zee mie; gisteren, dat Freriks Bearnd ezegd hadde, dat zien Grootva, den den tocht noar Rusland met Napoleon hadde mee-emaakt, - 'em veteld hadde, dee schepsels kon ie; nog met geen kogel treffen; 't vel was vol te dikke en te toa;. Of weet iej doar bie geval meer van as Bearnd zien Grootva, den 't bie; ondervinding hadde leern weten '?" Now, dat kon hee juust neet zeggen. Ik zegge:,,0 zo! wat doe'; dan mee te proaten oaver 1) wit terugkrabbelen.

71 EEN JACHT OP WILDE ZWIENE 59 ne zake, woarvan ie geen 't minste vestand hebt '? Ie woagt er neet allene ow zelvers, moar ok een honderd of wat andere mensen an. De hele stroate is jo zwat en bont van't volk en 't kump jo nog met heupe van alle kanten opzetten:' Onder een allemeugend geschreeuw trokke wiej met honderden mensen op 't wilde gedeerte los. 't Verwonderen miej walluk, dat de veldwachter, ondanks zienen scharp en sabel, altied zorgen um bie ons achteran te blieven. Wiej zollen wal zo ongeveer eeli. half uur emarsjeerd hebben, almoar recht to, recht an, toe boaven al 't spektakel en 't rumoer uut et geroop van de veursten: "Doar he' j' em! Doar he' j' em!" tot ons deurdrong. Op dat moment dee de veldwachter nen wipgalgenspronk en haspelen doarop zo hard as hee lopen kon achteruut. Ik dee ook nen wipgalgenspronk, maken toe subiet rechtsumkeert en leep toe vort wa 'k moar halen kon. Moar ik leep miej algauw vaste tegen nen brejen, depen graven. In mienen angst proberen ik 't um er oaverhen te springen. Maor joawel! ik kwam midden in 't water terechte. Brrr! hoe kold was dati Ik ploeteren en plassen zo lange, tot da 'k er an de andere kante weer was uut-emarteld. Toe zetten ik er natuurlijkerwieze de zokken weer in 1). 't Water spuitten miej uut de klompe en hoge op in de boksenpiepe. 'k Sloog er geen achte op. Toe 'k in huus kweem, leep miej 't water nog biej stroalen van de hoed, moar wat kon miej dat verschelen: mienen eierkorf was jo heel ebleven! Tegen den oavond kwammen ook de anderen weerumme. Nummes had een wild zwien ezene. Is dat now neet wat wonders, meneer'? Gif dat nou neet een hopen te denken'? Een slim spil is 't, wat ik ow betuge! 1) liep weer vlug. H. H. K reb b e r s. ("Un korf vol dennepeukels". Uitg. Firma Brinkgreve, Deventer).

72 18. RONDUM ET JOAR Bie de hoogtieden van et joar heurt vaste gebroeken van olds en de veskes, dee ieder nog kent. Wat is 't vuur de keender ne wi11e Palmzondag; wat zeent ze groots op 'n kukelhanen en 't rad van 'n palmpoasen: zee wilt absloet der de stroate met op en doar klinkt vreulik eer leed: ttpalm, palmpoasen, Van hei korei, van hei korei. En nog meer enen Zondag Dan krieg' wiej 'n lekker ei!tt Now koomp der ne drokke weke. Ze slept vuur et poasveur nen helen hoop holt bi-jeen. Dan zeukt ze in 't hoondernost weer, brengt moder de eier en vroagt: "Dee de dikste sche11en hebt, dee leg ons tut Poasen terugge." En moder kokt ze eer had, en boont met nen siepelbas 1). As Poas-oavend now koomp en de zunne an de heldere locht manshoge van 'et oondergoan steet, dan loopt de keender oet 't hoes, stief kiekt ze 'n hemmel in en de redde 2) tungkes stoat stille want op dissen oavond in 't joar, dan kont ze en weelt ze jo zeen, wo rondum de goldene zunne et vreulijke Poaselam spolt. En Poasen noamiddag ook, dan wordt der 'efeest en 'evierd, dan tikt ze de eier te hope en wee 't ziene heel holt, dee wint, meer ieder krig zat en genog. As now de oelenvlocht 3) koomp, trekt a11ens noa boeten hen. Doar hebt ze zo hoog as 'n hoes van buske en rommel en holt nen hoop te samen 'etod. Een dreg der 'n schove stro, dee wodt der oonder elegd, dan stek et makliker an. Et was in de olde tied gebroek, zo wor mie 'ezeg, dat men den braand der in brach alenig met zuver veur, dat men duur wrieven van holt muilik tot glemmen kreeg. De heerdvuren wazzen 'edoofd, meer iedre hoesmoder dreug oet 't niej geboren veur van Po as en 1) uienschil. 2) vlugge. 8) schemer.

73 RONDUM ET JOAR 61 ne gleunige kolle noa eren huuslijken heerd, dee doar glood en leven weer gaf. Mangs nog tot noa middernacht, in de lauwe vuurjoarslocht, daansen et jonge volk bie 'n schien van 't vlammende veur en de helder lechtende moane, zingend rondumme den glood. Nog kleenkt der wal hier en doar oet eerste Christentied op woonder vromde wieze 'n eeuwenold Poasgezang. De zunne krig now warmeren schien, de heldere dage lengt. Greun loopt de beume oet, greun is 'n wieden es en boont van blomen de moate. De bleuiende tied van 't joar breg oons de Pingsterdaag'. Doar mot ook 'ne broed bie ween, dat weet' jo de keender ook.'t Deernken dat 't drokste spolt en 't vreulikst lacht biej de schole, met blauwe ogen en hoor, as riepende rogge zo bloond, dat maakt ze de Pingsterbroed. Met blomen en boont papier, met al wat fleur hef en kleure, maakt ze dat meken mooi, legt 'em oaver 't kopken nen dook en trekt in de noaberschop roond. Wee gif der nig geerne wat vuur, as ze den dook opbuurt en 'em de Pingsterbroed wiest? Van wiedten al kleenkt et em to: Hier kom wiej met de Pingsterbroed, Meer eenmaal in et joar, En al wee oons nig gewwen wil, Dee mot oons loa ten stoan. Pingsterbroed, Luier oetl Was dow eerder op, estoan, Dan has met miej hen blomen plukken goan. En gees dow oaver de weg, woor tussen twee beume an 'n touw de mooie pingsterkroon haank met en eierkd.nsken versierd, dan teun diej de ere weerd en spoor an et tolgeld ook nig I De zommerdage vleegt hen, vol van 'n aarbeid; te kot zeent nog de langste dage vuur al het wark, dat der wacht. Gaw is et heuitied ewes, Sunt Joapik 1) steet vuur de dure, de riepe rogge bug goaldget zik dale noa de groond. Dan sloat de meiers den zich. In 'n zommerzunnenglood stoat de beendsters in witte klere en weert zik van 1) 25 Juli.

74 62 RONDUM ET JOAR vrog tot laat. Zwoar is ne dagtake, te kot doert eer de ros van 'n nach, meer as de leste schove van 'n akker in is 'eveurd, loont eer nen vreuliken dag, nen frissen droonk en nen daans, as de haandharmonica trekt en 'n stoppelhanen regeert. Later wodt 't lege op 'n es, wied kan men.zeen oaver 't laand en's maans 1) vro floonkert 'n dauw in doezend spinkkoppendro. Now viert de veldgroond 2) eer fees, proonkend in 't peersrode kleed; vlietig vlog 't iemenvolk umme, dat hier 'n Sunt Joapik holt; volle gazen vloggelkes goonst, as wied-of ne zachte muziek en zeut is 'n honniggeur, dee haank oaver 't bleuiende veld. Meer vrogger zeenkt al de zunne; boont kleurt zik 'et loof van 't bos, vlammend in gel en gold in 'n schien van 'n scheidenden dag. Dan wodt 't vuur et leste moal levendig weer op 'n es. De schoolmeister gaf zolfs zien volksken veerteen dage vriej of; zee kont, nog zo kot bie; de groond, tot holpe van de grote leu as eerpelgaddrers 3) al goan. En straks stuurt de bouwman 'n ploog, 'n akker ontvaank weer 't zoad: vuurdat de vos in vaalt, wodt eerst 'n es nag weer greun. Zachte daalt 'n weentersloap oaver et wiede laand, gin voggelleedken kleenkt meer. Mangs haank 'n mist oons roondum, 's morgens 'n dicht gedien: 'n kleinen kreenk wodt de weld. Dan schoeft weer de regenschoers lege langs de grieze locht of schudt de westeweend van de beume, dee buugt en kraakt, et leste, soare ') loaf. Allen akkeraarbeid is oet. Et aide joar wodt meu, verlangend noa zine rost, telt 't de leste dage. Vuurdat et scheiden geet t rop et rondum 'n heerd eenmoal tot huuslijkheid nog, al wat te hope heurt, biejeen. 't Is Middeweentertied. Dat was, seent de dage van aleer, aaltied et hoogste feest: um al dee zik geerne mangt lien, sleet et bende van leefde en vree. Ken iej den wonderen klaank, den laank zich rekkenden toon, dee duur de klore locht in disse dage rop, en van verlangen klaagt noa 't feest van Kasmis, dat 1) 's morgens. 2) heide. 8) aardappelrapers. ') dorre.

75 RONDUM ET JOAR 63 koomp 1 't Is 't middeweenterhoorn, woar vol gens old gebroek de boerenz;ons op bloast; van dat den advent begeent, tut an de dage van 't feest kleenkt et wied oaver et laand. In 't weenterkleed lig now de weld, de witte iemen z;warmt; oaver et vale veld en 't jonge roggengreun legt z;e, z;acht an, 'n laken blaank en %Woar. Zo heurt et weer ook te ween, want noa 'ne olde sprokke, gif middeweenter greun ne witte poasketied. As z;ik de locht weer kloart en biej nen held 'ren vost oaver 'n witten snee de weenterz;unne bleenkt, dan is rondum de weld z;o z;uver en z;o stille. Wal geerne mags dow dan, z;o urn de middagtied, luk waand'len langs de weg. En mennig boerenmeken koomp diej doar te meute. Zo vreulijk z;ut 'et oet; urn 't vrend'lijke gez;ichtken, blaank en rood, slot oaver 't bloonde hoar 'et doedelkepken an; 'et broene reumpken en 'n haalsdook roodgeroet, 'et z;it ens, even knap en dral. Dowmos 'mwisse vroagen: "Jenneken, woar gees hen 1" Vlugge en vreulijk in 't vuurbiegoan rop 't diej to: "Hen kauken 1), hen kauken, hen kauken!" 't Geet noa z;ien vaders hoes en in nen knuppeldook 2) dreg et de koffiebonen en 'n metwos en de stoete dee van et boerenhoes, woar 'et z;o vlietig deent, 't present zeent vuur z;ien volk. Wo aanders z;al dat ween oaver 'n dag of tiene, as dow em dan weer vrogs:.. Jenneken, woar z;eens 'west 1" Dan z;eg et z;achte en saanker met nen z;ucht: "Hen kauken, hen kauken." 't Mot in de vromde weer, en aile wille is op. Meer 't is z;o wied nog nig. 't Is nog meer stoeten Thooms 3) en oaver heel den es tot wied nog in 'et veld, roks dow de lekkre loch van vas gebakken stoete. Dee komp oet 't bakhoes biej elk boerenerve, de vrouwleu bakt vandage 'et wittebrood vuur 't fees. Ook 't kokeniez;er mot nog disser dage te veur, 'n erfstuk is et vaak, woarin van 't vuurgeslacht et joartal en 'n naam en mangs ne vromme sprokke z;ik eeuwenlang bewaart. Now braandt ook an 'n heerd et grote karsblok al; dat kon aleerdaags, noa miej wor verteld, ne hele knoteke ween. 1) Nieuw;aarsbezoek aan het ouderli;k huis. 2) Geknoopte doek. 3) St. Thomas valt op 21 December.

76 64 RONDUM ET JOAR De kokken was nog van de delle nig, edeeld; een groot vertrek hoi volk en vee biejeen. Oonder 't eerste gebeent hung boaven 't losse veur an iezeren hoal 1) 'nen kettel zwat van root. 't Harte van 't hoes was hier, woar men in d' oavendtied geerne met old en joonk te kuieren zat. Wat woonder dan, dat met midweentertied aait weer 't vertellen mode wodden is. Zo zeent van moond tot moond seent eeuwen an den heerd duur d' olde leu dezolfde sagen weer verteld. loa, mangs spuurt men doarin, as men ze wal beschouwt, de ofkomst oet de olde heidentied. Loster meer, wat ze weet van weelde jach en ook wo wagens, dee men op et arf late leut stoan, tot woonder van elkeen, mangs weer evoonden worren boaven op et dak Ho lostig kon men lachen, as de sproake kwam op hannekemeeiers of op Jaan en Grete of Oelenspegel of as wor verteld oet oalde tieden, do de deers nog konnen sprekken, net as mensen doot. Dee oalde leu, wat hadden zee vuur boonte beelde in 'et heufd, al was 't in hoes nog aliens rech en slech en eren eenvoud groot! Now is't net andersumme: de huze zeent wal drok met meubels mooi ' emaakt, meer in de koppe zut ' et mangs heel nochter oet. Met vreulijke vertelsels kon men zo den oavend better sloeten en gerost ook doorop sloapen goan Wiej zeent te hope now et laand van ons aleer ees duur 'ewaandeld, zeent an 't ende van 't joar. Noa ieder ende koomp 'n niej begin. Um oonzen oald-eerweerden karkentoren op de maark, stoat op 'n lesten oavond van et joor de leu te wochten, tot van boaven daalt, langzaam twaalf zwoare slage oet de loch; dan kleenkt in eenmoal duur den stillen nacht van wied en zied et knallen van geweers. Et nieje joar haalt men met bliejschop in en 't oalde slot men of. Zo wille wiej doon en wenst in 't Nieje joar en in de nieje tied oons Twenter landeken vol heil en zegen to! c. Elderink. Uit:,,0 e t e t I a and van a lee rtt. Uitg.: Firma M. J. van der Loef, Enschede. 1) getand ijzer, om de ketel etc. op te halen of op't vuur te laten zakken.

77 19. 'T WONDERE KASTEKEN Ik kwam' Zundagmorgen oet de karke in hoes, Do Jannoamiej zeg: Ho he 'k 't no? Bu' r helemoal neet biej d'n angank 1) ewes? 'k Begriep 't neet: iej bunt miej zo vro. Ik zegge: Bo mense, da's gauw oew verteld: Wiej zatten d'r moar met ons tween; De preke was mooi en 't orgel gunk fijn, Moar de karke... dee he 'k neet ezeen. Wat zeg iej? zeg Jannoa, gin karke ezeen, Moar d'n doomneer en 't orgel eheurd? Zeg, maakt miej niks wies, da's joa onwiezenproat, Of is d'r wat anders gebeurd? Joa mense, 'k begriep 't, doar kiek iej van op, Moar 't is toch warachtig gin smoes, Vroagt moar an den Scholte 2) - doar gunk 'k veurbiej - Den wenken miej efkes in hoes. En vroog miej: wat wo-'j, noa de karke, Gat jan? En dat in dat miez'rige weer? Ik zee: wisse joa, moar 'k schrikke van den weg; 'k Hebbe no miene bokse al vol smeer. No, zeg e, dan weet ik gin beteren road: Goat zitten nen zet an den hook. En wit noa de karke en den domeneer heurn? Dat geet teggenzwoardig hier ook. En heremientied - wat e do hef edoan? Doar kan 'k met de kop nog neet biej! Doar heur ik inens, dat den domeneer sprek, Zo duudlijk en vlak achter miej. 1) kennissen, bij wie men v66r of na kerktijd even aangaat. 2) hereboer.

78 66 tt WONDERE KASTEKEN Ik kiek achterumme en vroage verschrikt: Mien hemel. woar kump dat van dan? Joa. zeg-e. de wonderen bunt er de weald nog neet oet. Doar oet dat kasken. Gat jan! 'n Kasteken. Jannoa. en anders was 't niks. Moar tk zeg oew: 't was wonder en geweld! Doar lot oew den Scholte van alles met heurn. At e efkes moar tn knopken verstelt. Moar 'k weet neet: no bun 'k toch neet helemoal gerost: 'k Vertrouwe dat dinge neet recht. Verbeeldt oew. at e heurt. woar wie hier oaver kalt. Past OPt da t j' van den Scholte niks zegt. B. S t e gem a n. ("N e toe ten v 0 I A c h t e rho 0 k s c hem 0 p k e s". Uitg. Drukkerij J. M. v. Amstel, Winterswijk).

Noaberschop Ik wol moar effentjes vertell n Hoe dat ut hier vrogger hef egoan

Noaberschop Ik wol moar effentjes vertell n Hoe dat ut hier vrogger hef egoan 1 Noaberschop Ik wol moar effentjes vertell n Hoe dat ut hier vrogger hef egoan Ik wol oewleu iets vertell n t Is oaver onze noabershop En ik neume doarvan eers now Nee de mooiste dinge op De noaberschop

Nadere informatie

Register op beginregels In dit register wordt verwezen naar de nummers van de liederen. t Völt ons zoer te zeggen 68 n Appel nhof is unze eerde 42

Register op beginregels In dit register wordt verwezen naar de nummers van de liederen. t Völt ons zoer te zeggen 68 n Appel nhof is unze eerde 42 Register op beginregels In dit register wordt verwezen naar de nummers van de liederen t Völt ons zoer te zeggen 68 n Appel nhof is unze eerde 42 A-k umme hoge kieke, dan bekrup t mi j störig waer 28 Al

Nadere informatie

gemeente Twenterand: Den Ham, Vroomshoop en Westerhaar

gemeente Twenterand: Den Ham, Vroomshoop en Westerhaar Opdracht 1 Je gaat met de klas naar een cd luisteren. Op de cd staat een liedje in streektaal. Hieronder zie je de tekst van het liedje staan. Taalles Völle mèènse hebt wat meuite met het Sallaands dialect.

Nadere informatie

In augustus 1854 omgewerkt tot Joapik Peter van Huunse op de zulvere brulluft van den dommenei van Randik.

In augustus 1854 omgewerkt tot Joapik Peter van Huunse op de zulvere brulluft van den dommenei van Randik. De boerenwensch, bij gelegenheid, van de zilvere bruiloft van mijnen Waarden Neef den WelEerw: zeer gel: Heer L: Boot en mijne waarde nicht Mevrouw Boot geb: E: van Moerkerk den 1st Augustus 1853 (*) door

Nadere informatie

Jan van Haaf. Wiel Roeselers. De zoeёmer kumt! Ich wil naoё boete Ich wil der oet Ich wil mich neet opsjlete Ich blief neet in de boet

Jan van Haaf. Wiel Roeselers. De zoeёmer kumt! Ich wil naoё boete Ich wil der oet Ich wil mich neet opsjlete Ich blief neet in de boet Veldjboeket de veldjer zind in de zoeëmer ee blome kleed Ich stoa verstiljd dat zoeë get sjoeëns besjteet wiej kint zoeë get sjpontaan gebuëre al die sjoeën blome en kluëre margriet en vergeët mich neet

Nadere informatie

DE BEUTIESMÖLLE - 65 JÖÖR OP DE ZWOLSE KÄRMSE!

DE BEUTIESMÖLLE - 65 JÖÖR OP DE ZWOLSE KÄRMSE! DE BEUTIESMÖLLE - 65 JÖÖR OP DE ZWOLSE KÄRMSE! Nico Rampen in actie 1986 As dit jöör -2017- Geert Eeringa de beutiesmölle veur de 65 e keer op de Zwolse zommerkärmse opbouwt, ef ij zien 25 jörig jubileum

Nadere informatie

t Ele usien angt alderbärstens vol met foto s van old Kamperpoorters en foto s van bi jzöndere gebouwen, febrieken en skoelen.

t Ele usien angt alderbärstens vol met foto s van old Kamperpoorters en foto s van bi jzöndere gebouwen, febrieken en skoelen. Ie zatten gebakken In de Kamperpoorte zit ie gebakken! Dät waeren mien eerste gedachen, die bi j mi j baoven kwammen, toen ik Jacob Donze op de praotstoel adde. Disse wèke bin-k een paer keer naor t buurtmuseum

Nadere informatie

Karkdeenst in Gelster in t Achterhooks. over t könninkriek van hellige boerenleu

Karkdeenst in Gelster in t Achterhooks. over t könninkriek van hellige boerenleu Karkdeenst in Gelster in t Achterhooks over t könninkriek van hellige boerenleu Dienst onder leiding van: dhr. Hengeveld uit Zutphen Ouderling van dienst: Dinie Kossink Lector: Hieke Meutstege Organist:

Nadere informatie

Net zo as al zo vake, maer dan toch èven ietsie anders.

Net zo as al zo vake, maer dan toch èven ietsie anders. Net zo as al zo vake, maer dan toch èven ietsie anders. Sunteklaos is ter weer! Gelukkig ebben zi j Zwolle niet an dät idiote modernistische gedoe van clown-pieten met-edaon en waeren de Pieten met trots

Nadere informatie

Liturgie veur de Karkdeenst in Gelster in t Achterhooks

Liturgie veur de Karkdeenst in Gelster in t Achterhooks Liturgie veur de Karkdeenst in Gelster in t Achterhooks Dienst onder leiding van: dhr. Hengeveld uit Zutphen Ouderling van dienst: Dinie Kossink Lector: Hieke Meutstege Organist: Gerrit Ebbekink Koster:

Nadere informatie

Deurgèven: 4 & 5 mei 2014

Deurgèven: 4 & 5 mei 2014 Deurgèven: 4 & 5 mei 2014 As vri jwilliger loop ik zundesmörgens met bewoners van zorginstelling Wilhelmina van Sonsbeeck an de Bagijnesingel èven een blukkien umme. Op veer mei e-k de rolstoelen aover

Nadere informatie

Ons eerste boek. plaatjes en bijschriften voor 't jonge volkje dat lezen leert. W.F. Oostveen

Ons eerste boek. plaatjes en bijschriften voor 't jonge volkje dat lezen leert. W.F. Oostveen Ons eerste boek plaatjes en bijschriften voor 't jonge volkje dat lezen leert W.F. Oostveen bron. A.W. Sijthoff, Leiden 1880-1890 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/oost080onse01_01/colofon.php

Nadere informatie

DWEILORKEST ZANGBUNDEL

DWEILORKEST ZANGBUNDEL het jaar van de grote trom DWEILORKEST ZANGBUNDEL 2012 VROGGER Geef mie nog een pilsje, het is nog lang niet schluss Met dee leuke deerntjes, ik gao neet naor hoes Dee wilt met mie drinken, en nog völle

Nadere informatie

Visual Inventory Stijloefeningen (86) - Boers

Visual Inventory Stijloefeningen (86) - Boers Vormgeving 2 2014/2015 Visual Inventory Stijloefeningen (86) - Boers Koen Beijer 500684088 Klas V1-02 Verhaal en concept Stijloefeningen (86) Boers Posted on 14 juni 2011 by Molovich Ik stap dus op ut

Nadere informatie

J A P U O I Z S E O G K G J V S Z H T J U Z V I O E U A L I G I T K U I H U U K O Z A E I Z J L O G P B E L V H P

J A P U O I Z S E O G K G J V S Z H T J U Z V I O E U A L I G I T K U I H U U K O Z A E I Z J L O G P B E L V H P 1 80 Cijfers(45) Beschikbare letters: A B E G H I J K L O S T U V J A U O I Z S E O G K G J V S Z H T J U Z V I O E U A L I V K I B G T H G I T K U O H B I I H U U K O Z A E I Z J L O G G J B A Z E S H

Nadere informatie

De Blues LP. 1) Rospelen Tekst: F.Joly & B.Jolink Muziek: F.Joly & B.Jolink

De Blues LP. 1) Rospelen Tekst: F.Joly & B.Jolink Muziek: F.Joly & B.Jolink De Blues LP 1) Rospelen Tekst: F.Joly & B.Jolink Muziek: F.Joly & B.Jolink I- j bunt een misselijken dief En i- j plukt an ieder wief I- j liegt ellek woord wa- j zegt Ow goeie road is altied slech : Kom

Nadere informatie

Hier bunne wi'j dan: buurvrouw en buurvrouw, moar nog lange gin Olle taarten.

Hier bunne wi'j dan: buurvrouw en buurvrouw, moar nog lange gin Olle taarten. Goejenoavond Holtkleuvers en liebe Gâste aus Deutschland, Hier bunne wi'j dan: buurvrouw en buurvrouw, moar nog lange gin Olle taarten. Prinses Maria: lk bun prinses Maria de eerste, oet de putte. Geboor'n

Nadere informatie

Over de taal van Wierden

Over de taal van Wierden Over de taal van Wierden De taal van Wierden: Twents-Graafschaps Hieronder is de streektaalkaart van Nederland uit de Bosatlas afgebeeld. Wierden ligt ten westen van het licht oranje gebied, in het gebied

Nadere informatie

Huwelijk BIJLAGEN: Teksten. Overzicht teksten. 1. Het geluk van de liefde

Huwelijk BIJLAGEN: Teksten. Overzicht teksten. 1. Het geluk van de liefde Huwelijk BIJLAGEN: Teksten Overzicht teksten 1. Het geluk van de liefde De mooiste dingen in je leven kun je niet kopen, omdat ze onbetaalbaar zijn; een fijne vader en moeder, fijne broers en zussen. De

Nadere informatie

WAOR BUN IE-J DER ENE VAN?

WAOR BUN IE-J DER ENE VAN? ORDE VAN DIENST BIE DE VIERING IN DE MOEDERSPRAOKE WAOR BUN IE-J DER ENE VAN? OF. BUN I-J VAN DEN EÉ-N? PROTESTANTSE GEMEENTE DE WIJNGAARD ZUNDAG 9 SEPTEMBER 2018 BIE MEKARE IN DE DORPKSKERKE VAN GEESTEREN

Nadere informatie

et en de letterfabriek mijn eerste leesboek Inkijkexemplaar Plantyn

et en de letterfabriek mijn eerste leesboek Inkijkexemplaar Plantyn MIJN EERSTE LEESBOEK et en de letterfabriek mijn eerste leesboek Plantyn De iconen in Mijn eerste leesboek geven het niveau van woorden en teksten aan. Hieronder staat hoe je ze kunt herkennen. Plantyn

Nadere informatie

Heinoos Høken in de tent!

Heinoos Høken in de tent! Høken in de tent! Tekst: R. Keizer Muziek: /Flogging Molly Album: Kloar! (2018) Ik wet nog goed ik was zo n negen joar En toen zag ik die band Ongeschoren, lange heure En zongen in t dialect T greep mien

Nadere informatie

Bi j Pake uut-van-huus

Bi j Pake uut-van-huus Bi j Pake uut-van-huus deur Klaas van der Weg veur groep 7 en 8, mit bi jheurend verwarkingsmateriaol Verzorgd deur Sietske Bloemhoff (Stellingwarver Schrieversronte) Klaas van der Weg Bi j Pake uut-van-huus

Nadere informatie

Zien en zingen. Een bundel oude kinderliedjes

Zien en zingen. Een bundel oude kinderliedjes Zien en zingen. Een bundel oude kinderliedjes Hugo de Groot bron. Met illustraties van Corina. A.J.G. Strengholt, Amsterdam 1945 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/groo172zien01_01/colofon.php

Nadere informatie

Rondleidingen deur ärchieven en kärten bi j t HCO

Rondleidingen deur ärchieven en kärten bi j t HCO Rondleidingen deur ärchieven en kärten bi j t HCO Een wandelinge deur de tied zo-j t kunnen numen, zo n thema-rondleidink deur t ärchief en t snuffelen in olde kärten bi j t Istorisch Centrum Aoveriessel.

Nadere informatie

Pasen met peuters en kleuters. Jojo is weg

Pasen met peuters en kleuters. Jojo is weg Pasen met peuters en kleuters Beertje Jojo is weg Thema Maria is verdrietig, haar beste Vriend is er niet meer. Wat is Maria blij als ze Jezus weer ziet. Hij is opgestaan uit de dood! Wat heb je nodig?

Nadere informatie

EK KAN LEES E. TISMEER, L. B. HOSKING, DEUR. Departementale lnstruktriese vir Kindertuin~Metodes. in die Kaapprovinsie

EK KAN LEES E. TISMEER, L. B. HOSKING, DEUR. Departementale lnstruktriese vir Kindertuin~Metodes. in die Kaapprovinsie EK KAN LEES DEUR E. TISMEER, Departementale lnstruktriese vir Kindertuin~Metodes in die Kaapprovinsie EN L. B. HOSKING, vroeer onderwyseres vir Kindertuin~Metodes aan die Opleidingskollege Wellington,

Nadere informatie

'n Lesten Mirreweenter van Katten- Jans.

'n Lesten Mirreweenter van Katten- Jans. 'n Lesten Mirreweenter van Katten- Jans. Kerstverhaal deur Jan van Mönniks - Beamd. 'n Lesten Mirreweenter van Katten-lans. Twentse Taalbank Dow Schoapen-Peter op 25 dec. 1957 - 'n eersten Mirreweenterdag

Nadere informatie

de diversiteit an skepen maken t juust antrekkelijk

de diversiteit an skepen maken t juust antrekkelijk Onder Zeil! Nao de internationale (h)anzedaegen - 2017, ef Kampen t veur mekaere ekrègen, t 1 e Sail-evenement van 2018 te örganiserern. Sail Kampen 2018.. een publiekstrekker tiedens de Paosen... dät

Nadere informatie

E U O Y W A B N M S P W I H B O W B M N P Z M B E N B P J Y

E U O Y W A B N M S P W I H B O W B M N P Z M B E N B P J Y 1 100 Cijfers(32) Beschikbare letters: A B E H I J L M N O P S U W Y B Z Y U N S M H E U O Y W A B H W M J N M S P W I H B O O W B M N P Z M B E N B P J Y S Z N W E J B W Y S M P J B U W B A H O N P Y

Nadere informatie

Zwolle 40 45 foto-expositie voor en door de schooljeugd

Zwolle 40 45 foto-expositie voor en door de schooljeugd An ärchieven i j niks.... Zwolle 40 45 foto-expositie voor en door de schooljeugd Dinsdag 31 meert 2015 bin-k smiddes naor t HCO ewest umme de stärt van de ni je foto-expositie Zwolle 40 45 bi j te wonen.

Nadere informatie

LET-TER-GRE-PEN. De paas-haas heeft het op 1 A-pril zo druk met grap-jes ma-ken dat hij Pa-sen ver-geet.

LET-TER-GRE-PEN. De paas-haas heeft het op 1 A-pril zo druk met grap-jes ma-ken dat hij Pa-sen ver-geet. 1 De paas-haas ver-geet Pa-sen. geschreven en geïllustreerd door PetraLouise Muris. (Petronella Louise Muris) Voor de kleintjes. LET-TER-GRE-PEN. Waarom ergens lid worden of betalen? Alle geschreven kinderboeken

Nadere informatie

De steen die verhalen vertelt.

De steen die verhalen vertelt. De steen die verhalen vertelt. Heel lang geleden kenden de mensen geen verhalen, er waren geen verhalenvertellers. Het leven zonder verhalen was heel moeilijk, vooral gedurende de lange winteravonden,

Nadere informatie

Dät stiet ter gekleurd op

Dät stiet ter gekleurd op Dät stiet ter gekleurd op Piet Mondriaan, de Nederlandse kunstskilder die aover zien eigen wärk al in 1919 skreven... een kunstenaer ef niet altied netuurgegèvens neudig umme töt skooneid te kommen. E-j

Nadere informatie

VOORBERICHT. komt voor in sommige woorden die in 't hollandsch aa hebben, als schaar = schaere, maar = maer.

VOORBERICHT. komt voor in sommige woorden die in 't hollandsch aa hebben, als schaar = schaere, maar = maer. / VOORBERICHT. Alhoewel de lezers slechts Achterhoekers zullen zijn en voor hen geen verklaringen noodig geacht worden, wil ik toch in het kort eenige de schrijfwijze betreffende ophelderingen geven. ä

Nadere informatie

We spelen in het huis van mijn mama deze keer,

We spelen in het huis van mijn mama deze keer, Jip en Janneke. Ik ben Jip. Ik ben Janneke en we wonen naast elkaar. Hij heet Jip, zij heet Janneke. en we spelen soms bij hem en soms bij haar. We spelen in het huis van mijn mama deze keer, we kunnen

Nadere informatie

LITURGIE VEUR DE KARKDIENST IN OONZE EIG N STREEKTAAL

LITURGIE VEUR DE KARKDIENST IN OONZE EIG N STREEKTAAL 1 LITURGIE VEUR DE KARKDIENST IN OONZE EIG N STREEKTAAL Zundag 17 november 2013 DE GOEDE HERDER Veurganger: domeneer Scholing t Orgel wordt bespeuld deur: Lucas ZomerAfkondigingen 2 Veur de dienst zinge

Nadere informatie

'De vrijheid omarmd' Bevri jdingsfestival anders

'De vrijheid omarmd' Bevri jdingsfestival anders Bevri jdingsfestival 2016 - anders 5 Mei was t weer zovärre... t B evri jdingsfestival A o v e r i e s s e l gonk weer van stärt. Dit jöör umme veur de 71 e keer de be-endiging van twiede wereldoorlog

Nadere informatie

Televisie. binnenwerk_herrie 64 pagina s inclusief schutbladen_ indd 4

Televisie. binnenwerk_herrie 64 pagina s inclusief schutbladen_ indd 4 Televisie 4 binnenwerk_herrie 64 pagina s inclusief schutbladen_26 03 2014.indd 4 Weet jij wat ik nou weleens zou willen weten? riep Herrie. Ik zou weleens willen weten waarom ik weer geen televisie mag

Nadere informatie

De ontelbaren is geschreven door Jos Verlooy en Nicole van Bael. Samen noemen ze zich Elvis Peeters.

De ontelbaren is geschreven door Jos Verlooy en Nicole van Bael. Samen noemen ze zich Elvis Peeters. Over dit boek De ontelbaren is geschreven door Jos Verlooy en Nicole van Bael. Samen noemen ze zich Elvis Peeters. Dit boek bestaat uit twee delen. Het eerste deel gaat over een man die vlucht naar Europa.

Nadere informatie

Grote of St. Gudulakerk Lochem

Grote of St. Gudulakerk Lochem VESPERS Grote of St. Gudulakerk Lochem Hemelvaartsweekend 28 mei 2017 met Streektaal 1 Voorbereiding De klokken luujdt binnen bewaart wi j stilte Opgangslied Solo: Blief toch met ow genade, Heer Jezus

Nadere informatie

Gedichtbespreking Nederlands Gedichten

Gedichtbespreking Nederlands Gedichten Gedichtbespreking Nederlands Gedichten Gedichtbespreking door een scholier 1352 woorden 23 december 2001 4,8 113 keer beoordeeld Vak Nederlands Boomsom blad + blad + blad + blad + tak + tak + tak + tak

Nadere informatie

2

2 2 Het kerstverhaal Kijk ook op: www.ploegsma.nl www.viviandenhollander.nl www.miesvanhout.nl ISBN 978 90 216 7085 0 / NUR 227 Tekst: Vivian den Hollander 2012 Illustraties: Mies van Hout 2012 Vormgeving:

Nadere informatie

De redding van Zacheüs Meditatie ds. Gerard Rinsma zondag 30 oktober e zondag na Trinitatis

De redding van Zacheüs Meditatie ds. Gerard Rinsma zondag 30 oktober e zondag na Trinitatis De redding van Zacheüs Meditatie ds. Gerard Rinsma zondag 30 oktober 2016 22e zondag na Trinitatis Toralezing: Genesis 12:1-8 Evangelielezing: Lucas 19:1-10 OVERWEGING Als je terug komt in het dorp waar

Nadere informatie

INKIJKEXEMPLAAR. Ó œ j œ œ. œ œ. œ œ œ œ. œ J. œ œ. ?# œ œ œ œ œ œ œ. œ œ. œ œ œ œ œ Œ # œ j J. œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ

INKIJKEXEMPLAAR. Ó œ j œ œ. œ œ. œ œ œ œ. œ J. œ œ. ?# œ œ œ œ œ œ œ. œ œ. œ œ œ œ œ Œ # œ j J. œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ 41 10 Exit cue: Daar leeft Thomas. 2. Liz+Gina 10 Zorg dat e 10 54 58 D 10 Zorg dat Zorg dat Zorg dat al - le re-gels kent van dit groots ex per-i- ment, dan draag e i aan on-ze maat-schap- pi. Geen al

Nadere informatie

Liedjesbundel Teksten Boek 1 Suzuki Flute School

Liedjesbundel Teksten Boek 1 Suzuki Flute School Liedjesbundel Teksten Boek 1 Suzuki Flute School Dag klein vogeltje Dag klein vogel-tje, dag klein vogel-tje Zing een liedje, zing een liedje Dag klein vogel-tje Mieke heeft een lammetje Mieke heeft een

Nadere informatie

Er was eens een huis. En in dat huis woonde een heks...

Er was eens een huis. En in dat huis woonde een heks... Er was eens een huis. En in dat huis woonde een heks... 1 Het huis Zullen we het doen, Noura? zei Dolfje. Ik moet iets zoeken in dat huis, voor het te laat is. Ze stonden voor het huis van mevrouw Krijtjes

Nadere informatie

H E T R I J M T TED VAN LIESHOUT V E E L V E R S J E S & L I E D J E S 1 9 8 4 2 0 1 4 LEOPOLD / AMSTERDAM

H E T R I J M T TED VAN LIESHOUT V E E L V E R S J E S & L I E D J E S 1 9 8 4 2 0 1 4 LEOPOLD / AMSTERDAM H E T R I J M T TED VAN LIESHOUT V E E L V E R S J E S & L I E D J E S 1 9 8 4 2 0 1 4 V E R B E E L D D O O R T E D V A N L I E S H O U T LEOPOLD / AMSTERDAM KAATJE KOE 1 Ik ben het zat! Wat doe ik hier!

Nadere informatie

Paaswake voor kinderen 31 maart 2018

Paaswake voor kinderen 31 maart 2018 We luisteren: - Veldhuis & Kemper is het mooi Is het constant een zooi Er is lief Er is leed Er is zuinig of breed Er is kort Er is lang Vrolijk en bang Er is hoop Er is stil Er is zang Er is langzaam

Nadere informatie

Wat weten ie der now van?

Wat weten ie der now van? Wat weten ie der now van? As mensen op meerdere gelègeneden mekaere tegen kommen kan t gebeuren dät tiedens informele momenten gedachen wörren uut-ewisseld die zo nauw en dan un uutwärking niet missen.

Nadere informatie

Een veemärkt is gien biestenboel

Een veemärkt is gien biestenboel Een veemärkt is gien biestenboel Vri jdagmiddag is in t HCO ( Istorisch Centrum Aoveriessel ) onder grote belangstellink de tentoonstelling FOTOntdekkingen van stärt egaon. Disse tentoonstelling is eigenlijk

Nadere informatie

Örgelspel. Dagzeggen en inleiding op de dienst. Andoen van de keerzen. - de gemiente giet staon. Groeten, moed geven en bidden op de drumpel

Örgelspel. Dagzeggen en inleiding op de dienst. Andoen van de keerzen. - de gemiente giet staon. Groeten, moed geven en bidden op de drumpel Örgelspel Dagzeggen en inleiding op de dienst Andoen van de keerzen - de gemiente giet staon Groeten, moed geven en bidden op de drumpel d g d g d g d g De vrede van de Heer met jullie allemaol! EN ZIEN

Nadere informatie

L i mb u r g s e L a n d m a r k s

L i mb u r g s e L a n d m a r k s L i mb u r g s e L a n d m a r k s P r o g r a m m a I n v e s t e r e n i n S t ed e n e n D o r p e n, l i j n 2 ; D e L i m b u r g s e I d e n t i t e i t v e r s i e 1. 0 D o c u m e n t h i s t o

Nadere informatie

De eekhoorn kon niet slapen. Hij liep van zijn deur om zijn tafel heen naar zijn kast, bleef daar even staan, aarzelde of hij de kast zou opendoen,

De eekhoorn kon niet slapen. Hij liep van zijn deur om zijn tafel heen naar zijn kast, bleef daar even staan, aarzelde of hij de kast zou opendoen, De eekhoorn kon niet slapen. Hij liep van zijn deur om zijn tafel heen naar zijn kast, bleef daar even staan, aarzelde of hij de kast zou opendoen, deed hem niet open, liep langs de andere kant van de

Nadere informatie

Voor Indigo en Nhimo Papahoorjeme_bw.indd :02

Voor Indigo en Nhimo Papahoorjeme_bw.indd :02 Papahoorjeme_bw.indd 2 05-05-11 15:02 Papahoorjeme_bw.indd 3 05-05-11 15:02 Voor Indigo en Nhimo Tamara Bos Papa, hoor je me? met tekeningen van Annemarie van Haeringen Leopold / Amsterdam De liefste

Nadere informatie

Karkdeenst in Gelster in t Achterhooks 5 juli 2015

Karkdeenst in Gelster in t Achterhooks 5 juli 2015 Karkdeenst in Gelster in t Achterhooks 5 juli 2015 De karke verkoch Olderlingendeenst Ouderling van dienst: Hieke Meutstege Organist: Paul Jalink Koster: Daan Uenk Orgelspöl Weurde van welkom Leed 93:

Nadere informatie

Verloren grond. Murat Isik. in makkelijke taal

Verloren grond. Murat Isik. in makkelijke taal Verloren grond Murat Isik in makkelijke taal Moeilijke woorden zijn onderstreept en worden uitgelegd in de woordenlijst op pagina 84. Dit boek heeft het keurmerk Makkelijk Lezen Mijn geboorte Mijn verhaal

Nadere informatie

Gijsje zonder staart geschreven door Henk de Vos (in iets gewijzigde vorm) Er was eens een klein lief konijntje, dat Gijs heette. Althans, zo noemden

Gijsje zonder staart geschreven door Henk de Vos (in iets gewijzigde vorm) Er was eens een klein lief konijntje, dat Gijs heette. Althans, zo noemden Gijsje zonder staart geschreven door Henk de Vos (in iets gewijzigde vorm) Er was eens een klein lief konijntje, dat Gijs heette. Althans, zo noemden zijn ouders hem, maar alle andere konijntjes noemden

Nadere informatie

1 Vinden de andere flamingo s mij een vreemde vogel? Dat moeten ze dan maar zelf weten. Misschien hebben ze wel gelijk. Het is ook raar, een flamingo die jaloers is op een mens. En ook nog op een paard.

Nadere informatie

De oldste straote van Zwolle

De oldste straote van Zwolle De oldste straote van Zwolle Tussen Kärke en Sassenpoorte wier des Assisen epröken. Anders ezegd : Veur t Raoduus ielden de Skepenen rechtspraak en wier t vonnis e-lèzen. Zundag 12 oktober bint in t Stedelijk

Nadere informatie

1 Kussen over mijn hoofd

1 Kussen over mijn hoofd 1 Kussen over mijn hoofd De woonkamerdeur valt met een klap achter mij dicht. Ik ren de trap op, sla hier en daar een tree over. Niet vallen, denk ik nog, of misschien wel vallen. Mijn been breken en dan

Nadere informatie

Joopie op het strand.

Joopie op het strand. 1 Joopie op het strand. Geschreven en geïllustreerd door PetraLouise Muris. Let-ter-gre-pen! Voorleesverhaal voor de kleintjes of zelf lezen rond 7 jaar. Waarom ergens lid worden of betalen? Alle geschreven

Nadere informatie

Bijbellezing: Johannes 4 vers Zit je in de put? Praat es met Jezus!

Bijbellezing: Johannes 4 vers Zit je in de put? Praat es met Jezus! Bijbellezing: Johannes 4 vers 7-27 Zit je in de put? Praat es met Jezus! Wij hadden vroeger een waterput Vroeger is meer dan 55 jaar geleden Naast ons huis aan de Kerkstraat in Harkema Ik weet nog hij

Nadere informatie

Lantaarntje. œ œ œ œ. œ œ œ. b œ. œ œ. Uit Zwitserland Acanthus Music CH-4522 Rüttenen. La Lan. tärn taarn - - li, tje, li, tje, La lan - - -

Lantaarntje. œ œ œ œ. œ œ œ. b œ. œ œ. Uit Zwitserland Acanthus Music CH-4522 Rüttenen. La Lan. tärn taarn - - li, tje, li, tje, La lan - - - Lantaarnte Uit Zitserland La Lan - - tärn taarn - - - - - - li, te, La lan - - tärn taarn - - - - - - li, te, F F Son zon F - ne, Mond ond Stärn - - - en maan en ster - - - Bb b b F li ren 01 Acanthus

Nadere informatie

Als t zonlicht gaat verdwijnen

Als t zonlicht gaat verdwijnen Als t zonlicht gaat verdwijnen Als t zon licht gaat ver dwij nen, ga dan, mijn lamp je, schij nen. Mijn licht, doordring don k re nacht. O, lamp je, schijn en de houd de wacht. Elf november Elf no dat

Nadere informatie

God vindt die mooi zoas du bist en Hai wil die moaken zoas Hai t goud vindt. Loat die zain!

God vindt die mooi zoas du bist en Hai wil die moaken zoas Hai t goud vindt. Loat die zain! Preek in het Grunnings over Lucas 19:1-10 (Zacheus) Vertaald door A.M.Greven en door hem gebruikt in een Grunneger Dainst op 27 oktober 2013 te Ten Post. Voor meer informatie over die dienst en de gebruikte

Nadere informatie

Nodig: Gedicht Drie unties. Dit gedicht is te vinden op

Nodig: Gedicht Drie unties. Dit gedicht is te vinden op In dit thema ontdekken de leerlingen dat de mensen in de vroeger anders spraken dan nu. Hoe klonk die taal? En wie kan deze taal nog spreken? Door te luisteren, te lezen en te praten, raken de leerlingen

Nadere informatie

VAN OVER DE IESSEL April 2011 Met in disse editie:

VAN OVER DE IESSEL April 2011 Met in disse editie: VAN OVER DE IESSEL April 2011 Met in disse editie: - Interview met Bertus Drent - Gedicht van het kwartaal duur Doortje Stam - Jong talent Marieke Dannenberg - Marcus van Klaas Würsten - Völ mooie verhalen

Nadere informatie

TEKENLIJST SPIJKERSCHRIFT

TEKENLIJST SPIJKERSCHRIFT TEKENLIJST SPIJKERSCHRIFT Dit is een vereenvoudigde lijst met spijkerschrifttekens uit Mesopotamië. Deze lijst maakt het mogelijk de tijdens de workshop Graven om te Weten bestudeerde tablet te vertalen.

Nadere informatie

Roodkapje en haar zieke voorleesoma

Roodkapje en haar zieke voorleesoma Toneelstuk opening Kinderboekenweek 2016 Roodkapje en haar zieke voorleesoma Tekst Rian Visser Rollen Roodkapje Moeder Oma Boze wolf Jager Verteller In het verhaal staat een prentenboek centraal. In dit

Nadere informatie

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school.

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school. Voorwoord Susan schrijft elke dag in haar dagboek. Dat dagboek is geen echt boek. En ook geen schrift. Susans dagboek zit in haar tablet, een tablet van school. In een map die Moeilijke Vragen heet. Susan

Nadere informatie

Opstandingskerk - Assen

Opstandingskerk - Assen Opstandingskerk - Assen Zundag 10 juni 2018 Intree örgelspeulen, berichten, stil wezen Begunlied Lied 280:1,2,3,4 elkien giet staon 2 Dit huus van holt en stien, dat lang de stormen hef deurstaon, waor

Nadere informatie

Shrek De Musical Voor Eeuwig. RIDDERS: Dat deden wij ook, jongen.

Shrek De Musical Voor Eeuwig. RIDDERS: Dat deden wij ook, jongen. - 57 - Draak Ezel Ridders Backstage Zangers CUE:...wij haar achtergrondkoortje zijn. Voor Eeuwig Dat dachten wij ook, jongen. Dat deden wij ook, jongen. Dat zeiden wij ook, jongen. DRAAK: Al - weer een

Nadere informatie

Er was eens een heel groot bos. Met bomen en bloemen. En heel veel verschillende dieren. Aan de rand van dat bos woonde, in een grot, een draakje. Dat draakje had de mooiste grot van iedereen. Lekker vochtig

Nadere informatie

Ik heb geen zin om op te staan

Ik heb geen zin om op te staan Liedteksten De avonturen van mijnheer Kommer en mijnheer Kwel Voorbereiding in de klas: meezingen refrein Het Dorp Het is weer tijd om op te staan Maar ik heb geen zin Hij heeft geen zin Om naar m n school

Nadere informatie

Kinder Woord Dienst van Oase. Elke keer dat je komt, krijg je een Bijbel verhaal, Ze verschijnen ook op de Oase website.

Kinder Woord Dienst van Oase. Elke keer dat je komt, krijg je een Bijbel verhaal, Ze verschijnen ook op de Oase website. Kinder Woord Dienst van Oase Elke keer dat je komt, krijg je een Bijbel verhaal, Ze verschijnen ook op de Oase website. Verzamel ze en je hebt je eigen Bijbel! Licht en Zout Navertelling Matteüs 5,13-16

Nadere informatie

VAN OVER DE IESSEL Oktober 2013

VAN OVER DE IESSEL Oktober 2013 VAN OVER DE IESSEL Oktober 2013 1 Colofon Joorgaank 04, Nummer 04 Uutgoave: 1 oktober 2013 Deur: SchrieversBond Overiessel Iesselacademie Twentse Welle Provincie Overiessel Henk Vos Riek van der Wulp riekenlo@chello.nl

Nadere informatie

Zaod en roet. Dialectdeenst Deep'n Zundag 14 september Veurganger: dhr. Jan Leijenhorst uut Barchem

Zaod en roet. Dialectdeenst Deep'n Zundag 14 september Veurganger: dhr. Jan Leijenhorst uut Barchem Zaod en roet Dialectdeenst Deep'n Zundag 14 september 2014 Veurganger: dhr. Jan Leijenhorst uut Barchem *Waorden van Welkom *Zingen: Leed 16:1,7 (psalm 27) God is mien heil, Hee brech mi'j in het lechte

Nadere informatie

MESSEN IN HENNEN. David Harrower. Vertaling Tom Kleijn ********** PERSONEN:

MESSEN IN HENNEN. David Harrower. Vertaling Tom Kleijn ********** PERSONEN: david harrower - messen in hennen David Harrower MESSEN IN HENNEN Vertaling Tom Kleijn ********** PERSONEN:, een landarbeidster PONY, een ploeger GILBERT HORN, een molenaar ********** David Harrower 1995,

Nadere informatie

Went vier get later woare Zoat ze op de vinsterbank te granke Of ze zage wool, woa blief gier? Es ze t op houw, vergoot ze os noeëts te bedanke

Went vier get later woare Zoat ze op de vinsterbank te granke Of ze zage wool, woa blief gier? Es ze t op houw, vergoot ze os noeëts te bedanke De meëling Opins woarze doa, de meëling Ze zoog neet gezonk oet Heur broen vereg et sjloemelig Och woar ze get mager um de sjnoet Mieng vrouw goof heur get broeëd Ze noom dat oet heur hank Alsof ze zich

Nadere informatie

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 MEMORY WOORDEN 1.1 TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 ik jij hij zij wij jullie zij de baby het kind ja nee de naam TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 2 MEMORY WOORDEN 1.2 TaalCompleet A1 Memory Woorden

Nadere informatie

t Lèk wel een spreukien.

t Lèk wel een spreukien. t Lèk wel een spreukien. Toen de Zwolse Advocaot Evert Jan Eekhout (Eekolt) in 1860 de witte villa liet bouwen en der gelieke een Engels/Romantische pärktuin bi j lieten anlègen, kon ij netuurlijk niet

Nadere informatie

Eerste druk, september 2009 2009 Tiny Rutten

Eerste druk, september 2009 2009 Tiny Rutten Doortje Eerste druk, september 2009 2009 Tiny Rutten isbn: 978-90-484-0769-9 nur: 344 Uitgever: Free Musketeers, Zoetermeer www.freemusketeers.nl Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgenomen

Nadere informatie

De ponnle van Freek.

De ponnle van Freek. 11 OET TUKKERLAAND. De ponnle van Freek. 'n Joar of wat 'eled'n kwam Freek Boswarger op 'n morg'n in Mandervèn met 'n ponnie bie Graads Veldhoes, den ook in Mandervèn woont an de Vasserdiek. Freek was

Nadere informatie

Het pakket dolle drietjes Op de bovenstaande foto kunt u zien dat het pakket uit een handleiding, twee leesdelen en een map werkbladen bestaat.

Het pakket dolle drietjes Op de bovenstaande foto kunt u zien dat het pakket uit een handleiding, twee leesdelen en een map werkbladen bestaat. Het pakket dolle drietjes Op de bovenstaande foto kunt u zien dat het pakket uit een handleiding, twee leesdelen en een map werkbladen bestaat. De twee leesdelen bevatten respectievelijk 72 en 56 pagina

Nadere informatie

MENSEN ZIJN LUI ONDERBOUW

MENSEN ZIJN LUI ONDERBOUW MENSEN ZIJN LUI ONDERBOUW Thijs Goverde 1 Mensen zijn lui Het was de eerste koude dag van de herfst. Iedereen die ademde, blies rook uit als een draak. Alles in de wei was nat en koud. Behalve Bles. Bles

Nadere informatie

Twentse Taalbank. J. J. van Deinse en Mr. G. J. ter Kuile Sr. hebben

Twentse Taalbank. J. J. van Deinse en Mr. G. J. ter Kuile Sr. hebben CATO ELDERINK 1871-1941 Cato Elderink is geboren in een tijd van eenvoud, van individualiteit. van weinig maatschappelijke complicaties, waarin weinigen rekening hielden met de mogelijkheid van oorlogen,

Nadere informatie

Jimmy s thuiskomst. Er was echter één huis waar geen lichtjes brandden. Het leek haast alsof niemand daar kerstmis vierde.

Jimmy s thuiskomst. Er was echter één huis waar geen lichtjes brandden. Het leek haast alsof niemand daar kerstmis vierde. Jimmy s thuiskomst H et was kerstavond en het was bitter koud in het jaar 1953. De mensen deden nog snel hun laatste kerstinkopen en in de betere buurten waren de huizen gezellig verlicht. Er was echter

Nadere informatie

Sporen van horen zeggen: een 3 de interview over den tram

Sporen van horen zeggen: een 3 de interview over den tram Sporen van horen zeggen: een 3 de interview over den tram De interviewers waren Kaat Van den Bossche, Eleonore Jacobs en Zico Roothooft. Ze zaten tijdens het schooljaar 2013-2014 in klas 5LAWI op het Sint-Jozefscollege

Nadere informatie

Tik-tak Tik-tak tik-tak. Ik tik de tijd op mijn gemak. Ik haast me niet zoals je ziet. Tik-tak tik-tak, ik denk dat ik een slaapje pak.

Tik-tak Tik-tak tik-tak. Ik tik de tijd op mijn gemak. Ik haast me niet zoals je ziet. Tik-tak tik-tak, ik denk dat ik een slaapje pak. Tik-tak - Lees het gedicht tik-tak voor. Doe dit in het strakke ritme van een langzaam tikkende klok: Tik - tak - tik - tak Ik tik - de tijd - op mijn - gemak. Enzovoort. - Laat de kinderen vrij op het

Nadere informatie

LILLIE LOLLIE IN DE SNOEPJES TOVERTUIN Geschreven en geïllustreerd door PetraLouise Muris.

LILLIE LOLLIE IN DE SNOEPJES TOVERTUIN Geschreven en geïllustreerd door PetraLouise Muris. LILLIE LOLLIE IN DE SNOEPJES TOVERTUIN Geschreven en geïllustreerd door PetraLouise Muris. Leesboek voor kinderen 6+ Voorlezen vanaf 4 jaar Kleine zinnen, grote letters met lettergrepen. Alle werken van

Nadere informatie

Ik schrijf op wat ik hoor.

Ik schrijf op wat ik hoor. Categorie 1a Woorden met a Groep 3 Ik schrijf op wat ik hoor. kam Categorie 1a Woorden met a Groep 3 tak kar hal gas Categorie 1b Woorden met aa Groep 3 Ik schrijf op wat ik hoor. raam Categorie 1b Woorden

Nadere informatie

Boekverslag Engels The skeleton man door Joseph Bruchac

Boekverslag Engels The skeleton man door Joseph Bruchac Boekverslag Engels The skeleton man door Joseph Bruchac Boekverslag door een scholier 2262 woorden 3 november 2003 6,2 114 keer beoordeeld Auteur Joseph Bruchac Eerste uitgave 2001 Vak Engels H 1 Op 2

Nadere informatie

Woord vooraf. Wi j hopt dat i j as laezer, an dizze uutgave net zo völle wille hebt as wi j an het vertalen ehad hebt.

Woord vooraf. Wi j hopt dat i j as laezer, an dizze uutgave net zo völle wille hebt as wi j an het vertalen ehad hebt. Woord vooraf Al meer dan vijftig jaar worden er in kerken in de Achterhoek en in de Liemers kerkdiensten gehouden in het dialect. Wat begon met een aantal gelegenheidsliederen voor gebruik in kerkelijke

Nadere informatie

Soms ben ik eens boos, en soms wel eens verdrietig, af en toe eens bang, en heel vaak ook wel blij.

Soms ben ik eens boos, en soms wel eens verdrietig, af en toe eens bang, en heel vaak ook wel blij. Lied: Ik ben ik (bij thema 1: ik ben mezelf) (nr. 1 en 2 op de CD) : Weet ik wie ik ben? Ja, ik weet wie ik ben. Weet ik wie ik ben? Ja, ik weet wie ik ben. Ik heb een mooie naam, van achter en vooraan.

Nadere informatie

ALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN

ALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN STER IN LEZEN ALFA A LES 1: NAAR SCHOOL 1 Ziek 1 b 2 3 b 4 a a B maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag C Dit is een vraag Hoe gaat het? Het gaat wel. En met jou? Waarom kom je niet?

Nadere informatie

T I P S I N V U L L I N G E N H O O G T E T E G E N P R E S T A T I E S B O M +

T I P S I N V U L L I N G E N H O O G T E T E G E N P R E S T A T I E S B O M + T I P S I N V U L L I N G E N H O O G T E T E G E N P R E S T A T I E S B O M + A a n l e i d i n g I n d e St a t e nc o m m i s si e v o or R ui m t e e n G r o e n ( n u g e n o em d d e St at e n c

Nadere informatie