RAPPORT. Ecologische effectbeoordeling Gebiedsbescherming plangebied Lemsterland. Toetsing Wet natuurbescherming plangebied Lemsterland

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "RAPPORT. Ecologische effectbeoordeling Gebiedsbescherming plangebied Lemsterland. Toetsing Wet natuurbescherming plangebied Lemsterland"

Transcriptie

1 RAPPORT Ecologische effectbeoordeling Gebiedsbescherming plangebied Lemsterland Toetsing Wet natuurbescherming plangebied Lemsterland Klant: Vermilion Energy Netherlands B.V. Referentie: WATBA5753R002F0.1 Versie: 0.1/Finale versie Datum: 18 september 2018

2 HASKONINGDHV NEDERLAND B.V. Chopinlaan KE GRONINGEN Netherlands Water Trade register number: royalhaskoningdhv.com T E W Titel document: Ecologische effectbeoordeling Gebiedsbescherming plangebied Lemsterland Ondertitel: Toetsing gebiedsbescherming plangebied Lemsterland Referentie: WATBA5753R002F0.1 Versie: 0.1/Finale versie Datum: 18 september 2018 Projectnaam: Seismisch onderzoek Lemsterland Projectnummer: BA5753 Auteur(s): Erik Rosendaal Opgesteld door: Erik Rosendaal, J.A.A. de Rooij Gecontroleerd door: Femkje Sierdsma Datum/Initialen: Goedgekeurd door: Patrick Mol Datum/Initialen: Classificatie Projectgerelateerd Disclaimer No part of these specifications/printed matter may be reproduced and/or published by print, photocopy, microfilm or by any other means, without the prior written permission of HaskoningDHV Nederland B.V.; nor may they be used, without such permission, for any purposes other than that for which they were produced. HaskoningDHV Nederland B.V. accepts no responsibility or liability for these specifications/printed matter to any party other than the persons by whom it was commissioned and as concluded under that Appointment. The integrated QHSE management system of HaskoningDHV Nederland B.V. has been certified in accordance with ISO 9001:2015, ISO 14001:2015 and OHSAS 18001:2007. WATBA5753R002F0.1 i

3 Inhoud 1 Inleiding Aanleiding Nut en noodzaak seismisch onderzoek Aardgas Geothermie Opsporingsverplichting Seismisch onderzoek Lemsterland Leeswijzer 3 2 Wet natuurbescherming Inleiding Natura Natura 2000-gebieden Rottige Meenthe & Brandemeer Weerribben IJsselmeer Programma aanpak stikstof 12 3 Locatie en voorgenomen ingreep Plangebied Voorgenomen werkzaamheden Uitgangspunten Planning De methode Methodes locatie specifiek Ruimtelijke uitwerking (niet) werkbare gebieden i.h.k.v. Natura Voortoets Trechteren van storingsfactoren Ruimtelijke veranderingen Chemische veranderingen Fysieke verandering Verstoring Samenvatting relevante storingsfactoren Voortoets Rottige Meenthe & Brandemeer Stikstofdepositie Verstoring door onderwatergeluid en trillingen Optische verstoring Samenvatting voortoets Voortoets IJsselmeer Stikstofdepositie 33 WATBA5753R002F0.1 ii

4 4.3.2 Verstoring door onderwatergeluid en trillingen Optische verstoring Samenvatting voortoets 35 5 Passende beoordeling Rottige Meenthe & Brandemeer Kleine modderkruiper Verstoring door geluid en trilling Platte schijfhoren 38 6 Passende beoordeling Weerribben Vissen Verstoring door geluid en trilling Platte schijfhoren 42 7 Conclusie Relevante effecten Natura 2000-gebied Rottige Meenthe & Brandemeer Voortoets Passende beoordeling Natura 2000-gebied Weerribben Voortoets Passende beoordeling 44 8 Literatuur 45 Bijlagen 1 Ecologische vlekkenkaart Weerribben 2 Ecologische vlekkenkaart Rottige Meenthe en Brandemeer 3 Aerius berekening WATBA5753R002F0.1 iii

5 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Vermilion Energy Netherlands B.V. (hierna Vermilion) is, vanwege haar opsporingsverplichting 1, voornemens een seismisch onderzoek uit te voeren in het zoekgebied Lemsterland. Doel van het seismisch onderzoek is inzicht te krijgen in de opbouw van de diepere ondergrond tot circa 6 km diepte. Op basis van de gegevens wordt bestudeerd of er in de diepe ondergrond mogelijk aardgasvoorraden aanwezig zijn. Daarnaast geeft het onderzoek inzicht in de mogelijkheden van winning van aardwarmte (geothermie). Binnen het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Rottige Meenthe & Brandemeer. Daarnaast valt een klein gedeelte van het Natura 2000-gebied Weerribben binnen de begrenzing en ligt het plangebied 3 km westelijk van het Natura 2000-gebied IJsselmeer. Natura 2000-gebieden zijn beschermd in het kader van de Wet natuurbescherming (Wn). In artikel 2.7, lid 2 van de Wn staat vermeld dat het niet toegestaan is zonder vergunning projecten te realiseren die de kwaliteit van de natuurlijke habitat en de leefgebieden van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen (zie verder hoofdstuk 2). Wanneer uit een voortoets blijkt dat significante gevolgen voor het gebied niet zijn uit te sluiten, is het noodzakelijk een passende beoordeling op te stellen. Op basis van de passende beoordeling kan vervolgens een vergunningaanvraag voor de Wn worden ingediend. In voorliggende rapportage worden de (mogelijke) effecten van het seismisch onderzoek in het plangebied Lemsterland getoetst aan de instandhoudingsdoelstellingen van omringende Natura 2000-gebieden. 1.2 Nut en noodzaak seismisch onderzoek Aardgas Nederland draait op aardgas: om te koken, voor een warme douche, de verwarming, maar ook onze elektriciteit komt meestal uit centrales die op aardgas werken. De winning van olie en gas is een voorname bron van inkomsten en werkgelegenheid en daarmee één van de pijlers van de Nederlandse samenleving en economie. Op dit moment wordt in het primaire energieverbruik van Nederland voor circa 92% voorzien door fossiele energiebronnen, met een aandeel van circa 39% voor aardgas. Dit aandeel fossiel zal op termijn steeds verder worden verlaagd door de groei van het aandeel duurzame energiebronnen. In de tussentijd, zolang de energietransitie nog niet is voltooid, zal aardgas naar verwachting ook de komende decennia (in een afnemende hoeveelheid) nog een essentieel onderdeel vormen van de Nederlandse energiemix (bron Kamerbrief over gaswinning uit kleine velden, d.d. 30 mei 2018). Aardgasbaten De welvaart in Nederland is in belangrijke mate te danken aan de olie- en gaswinning. Elk bedrijf dat olie of gas uit de Nederlandse bodem wint, staat een deel van de winst (minimaal 50%) af aan de overheid. De Nederlandse overheid neemt bovendien via EBN B.V. (Energiebeheer Nederland) voor 40% deel in alle gasprojecten en participeert daarnaast op vrijwillige basis in olieprojecten. De opgetelde opbrengsten staan bekend als de aardgasbaten ; geld dat de overheid al sinds jaar en dag investeert in onder meer sociale zekerheid, infrastructuur, natuur, duurzaamheid en wetenschappelijk onderzoek. 1 Zie ook volgende paragrafen WATBA5753R002F0.1 1

6 Energievoorziening Vandaag de dag voorziet aardgas ons in 39% van alle energie die we gebruiken. Nederland produceert jaarlijks 75 miljard m³ gas en verbruikt jaarlijks rond de 45 miljard m³. Nederland beschikt over voldoende reserves en resources om nog vele jaren zelfvoorzienend te blijven. Dit is van belang vanwege de grote bijdrage die onze gaswinning levert aan onze welvaart. Hiervoor is het wel nodig dat voortdurend nieuwe velden worden opgespoord en in gebruik worden genomen om de natuurlijke teruggang in productie van de bestaande velden te compenseren. Dankzij het nationaal dekkend gasleidingennetwerk wordt het gas rechtstreeks aan de Nederlandse huishoudens en industrie geleverd. Het is daarnaast een belangrijke brandstof voor de opwekking van elektriciteit. Verder is de eigen productie van aardgas essentieel om een overgang naar een meer duurzame economie tegen acceptabele kosten mogelijk te maken. Van alle fossiele brandstoffen heeft binnenlands geproduceerd aardgas de minste CO 2 -uitstoot per geproduceerde kwh. De vraag naar elektriciteit en gas zal met onze economie blijven groeien. Aardgas vormt een natuurlijke combinatie met de duurzame energiebronnen (zoals zon en wind). Doordat aardgas flexibel inzetbaar is vormt het de komende decennia nog een wezenlijk onderdeel van de energiemix. Wanneer het bijvoorbeeld een periode niet waait of de zon niet schijnt, kunnen aardgascentrales snel worden aangezet en kan er toch aan de energievraag worden voldaan. Met andere woorden, aardgas draagt bij aan de stabiliteit van een duurzame energievoorziening, ook in perioden van energietransitie. Kleine veldenbeleid Toen het Groningenveld in 1959 ontdekt werd, waren er hooggespannen verwachtingen over de inzetbaarheid van kernenergie. Het vermoeden was dat omstreeks het jaar 2000 kernenergie goedkoper zou kunnen zijn dan energie uit fossiele brandstoffen. De inzet van het beleid in de zestiger jaren was dan ook om het gas uit het Groningenveld snel te winnen, in 30 tot 35 jaar, omdat er daarna wellicht geen markt meer voor zou zijn. De oliecrisis in de jaren zeventig, samen met de toen inmiddels toegenomen scepsis over de perspectieven voor kernenergie, leidden tot een koerswijziging. Om het Groningenveld te sparen heeft de overheid in 1974 het kleine veldenbeleid ontwikkeld. Hiermee stimuleert de overheid de productie uit kleinere, verspreid gelegen gasvelden op het vaste land en op de Noordzee om het Groningenveld zoveel en zolang mogelijk te sparen. De eigenschappen van dit veld, dat het grootste gasveld is van West-Europa, zijn zeer uniek en staan toe om het veld als bufferveld te gebruiken. Dit wil zeggen dat het Nederlandse gas zoveel mogelijk uit de kleine velden wordt geproduceerd en als dit onvoldoende is in tijden van groot verbruik (plotselinge koude dagen) kan het Groningenveld direct ingezet worden om deze pieken op te vangen. Deze flexibiliteit is niet aanwezig bij menig ander gasveld (in het buitenland) Geothermie Aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek krijgt Vermilion meer inzicht in de opbouw van de diepere ondergrond. Door het beter in kaart brengen van de ondergrond kan op basis hiervan een schatting gemaakt worden van de mogelijke aanwezigheid van warmte in de diepere ondergrond. Zo kan het seismisch onderzoek ook een rol spelen in de energietransitie binnen Nederland. WATBA5753R002F0.1 2

7 1.2.3 Opsporingsverplichting Sinds 2004 is Vermilion in Nederland actief. In dat jaar nam het bedrijf de productievergunningen op land van Total Exploratie & Productie Nederland B.V. over. Het landgedeelte van Total bevond zich met name in het zuidelijke deel van Fryslân en verder in Noord-Holland. Het betroffen de volgende productievergunningen: Leeuwarden, Oosterend, Gorredijk, Steenwijk, Drenthe IIa, Drenthe IIIa en Zuidwal in Friesland en Slootdorp in Noord-Holland. In begin van het jaar 2014 nam Vermilion het Nederlandse deel van Northern Petroleum over. Het betrof hier de productievergunningen Andel V, Waalwijk, Papekop en de productievergunningen Drenthe IIIb, Drenthe IV en Zuid-Friesland. Verder heeft Vermilion door het Ministerie van Economische Zaken vergunningen toegewezen verkregen voor een aantal exploratiegebieden. Dit zijn de gebieden: Akkrum, Follega, Hemelum, Lemsterland en Opmeer. Middels de overname van Northern Petroleum zijn ook de opsporingsvergunningen voor de gebieden Engelen, Oosterwolde, Utrecht en IJsselmuiden in het bezit van Vermilion. De opsporingsvergunningen bevatten de verplichting om actief de mogelijke aanwezige delfstoffen in de bodem op te sporen. Hiervoor is het noodzakelijk inzicht te hebben in de opbouw van de bodem. Met het uitvoeren van het seismisch onderzoek wordt dit inzicht verkregen Seismisch onderzoek Lemsterland Vermilion heeft de opsporingsvergunning Lemsterland. Deze vergunning is door het Ministerie van Economische Zaken aan Vermilion toegewezen in 2012 (Staatscourant nr. 1490). In 2014 heeft Vermilion een aanvraag ingediend voor verlenging van de geldigheidsduur van de opsporingsvergunning Lemsterland met vier jaar. In 2014 heeft het Ministerie van Economische Zaken aan Vermilion een gewijzigde opsporingsvergunning verleend (Staatscourant nr ). Om aan de verplichting tot het ontwikkelen van de velden in deze concessie te kunnen voldoen, is 3D seismisch onderzoek noodzakelijk om een goed inzicht in de ondergrondse structuren te krijgen. Met het beoogde onderzoek wordt een 3D-beeld van de ondergrond verkregen. Dit beeld helpt de geologen om lagen te onderscheiden waar mogelijk in de diepe ondergrond aardgas en warmte aanwezig kunnen zijn. De aanwezigheid van aardgas en warmte in de ondergrond kan niet uit dit 3D-beeld worden afgelezen. Om uitsluitsel te krijgen of de onderscheiden laag daadwerkelijk aardgas of warmte bevat dient een proefboring te worden uitgevoerd. Dit betreft de laatste test om te verifiëren of er aardgas of warmte in economisch winbare hoeveelheden aanwezig is. Het voordeel van het verkrijgen van beter inzicht in de bodemopbouw is dat gerichter geboord kan worden wat de kans op een succesvolle proefboring vergroot. Een bijkomend voordeel is dat er minder proefboringen uitgevoerd worden, wat de impact op het maaiveld verkleind (er worden minder boorlocaties opgericht). Het heeft de voorkeur van Vermilion om een proefboring te verrichten vanuit bestaande mijnbouwlocaties. Dit document toetst het hierboven beschreven seismisch onderzoek en niet de proefboringen die hier mogelijk later nog uit voort kunnen komen. Indien dit aan de orde is, vindt daarvoor een nadere effectstudie plaats. 1.3 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt een toelichting gegeven op het wettelijke kader ten aanzien van gebiedsbescherming. De gecombineerde voortoetsen en passende beoordeling zijn opgesteld in het kader van de Wn ten behoeve van de aanvraag van een vergunning (art 2.7). Meer informatie over het plangebied en de uitvoering van het seismisch onderzoek staat in hoofdstuk 3 beschreven. Hierin staan ook de uitgangspunten ten aanzien van uitvoering van de werkzaamheden in onder meer gevoelige WATBA5753R002F0.1 3

8 natuurgebieden. In hoofdstuk 4 wordt middels een globale effectanalyse (voortoets) ingegaan op de potentiële effecten van seismisch onderzoek op de instandhoudingsdoelen van de relevante beschermde gebieden. Wanneer op basis van deze voortoets effecten niet op voorhand zijn uit te sluiten wordt in hoofdstuk 5 en 6 een nadere effectbeoordeling uitgevoerd (passende beoordeling). In hoofdstuk 7 wordt afgesloten met een algehele conclusie. In hoofdstuk 8 is een overzicht van de literatuur en internetbronnen opgenomen. WATBA5753R002F0.1 4

9 2 Wet natuurbescherming 2.1 Inleiding Natuurwaarden zijn op verschillende manieren beschermd, via het wettelijk spoor en via de ruimtelijke ordening. Internationale richtlijnen, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn, hebben een vertaling gekregen naar Nederlandse wetten. De Wet natuurbescherming (vanaf hier: Wn) is per 1 januari 2017 in werking getreden en voegt drie oude natuurwetten samen: de Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. Het uitgangspunt van de Wn is de bescherming en ontwikkeling van de natuur, mede vanwege de intrinsieke waarde, en het behouden en herstellen van de biologische diversiteit. De Wn kent naast de algemene zorgplicht (artikel 1.11) nog drie hoofdstukken die van belang zijn voor ruimtelijke ingrepen. Dit betreft hoofdstuk 2 (Natura 2000-gebieden), hoofdstuk 3 (soorten) en hoofdstuk 4 (houtopstanden). In hoofdstuk 2 van de Wn wordt de juridische basis voor de aanwijzing van Natura 2000-gebieden beschreven en worden de kaders gesteld voor de beoordeling van activiteiten die (mogelijk) negatieve effecten hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van deze Natura gebieden. Op grond van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn moeten Natura 2000 gebieden aangewezen worden om habitats en soorten van Europees belang te beschermen. Op termijn gaat de Wn op in de Omgevingswet. De Omgevingswet treedt naar verwachting in 2020 in werking. 2.2 Natura 2000 Om schade aan de natuurwaarden waarvoor Natura 2000-gebieden zijn aangewezen (of nog voorlopig zijn aangewezen), te voorkomen, bepaalt de Wn dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van habitats kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden niet mogen plaatsvinden zonder vergunning (conform artikelen 2.7, 2.8 en 2.9 van de Wn). In aanwijzingsbesluiten is door het Ministerie van Economische Zaken de bescherming van de Natura 2000-gebieden juridisch vastgelegd. Centraal in de aanwijzingsbesluiten staan de instandhoudingsdoelstellingen ten aanzien van leefgebieden, natuurlijke habitats en populaties van in het wild levende plant- en diersoorten, waarvoor het betreffende gebied is aangewezen. Tevens is de omvang en de begrenzing van het gebied aangegeven. De instandhoudingsdoelstellingen, ofwel de Natura 2000-doelen, geven een concretisering van de hoofddoelstelling van het Natura 2000-netwerk voor Nederland. Instandhoudingsdoelstellingen zijn gericht op het in gunstige staat van instandhouding brengen of houden van habitattypen en soorten. In de Natura 2000-beheerplannen wordt aangegeven hoe deze doelen worden gerealiseerd. Provincies en Rijksoverheid zijn verantwoordelijk voor de realisatie van maatregelen om de instandhoudingsdoelstellingen te bereiken. Let wel, niet alleen activiteiten binnen de grenzen van een Natura 2000-gebied kunnen invloed hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied, ook activiteiten buiten het gebied kunnen de waarden in een gebied beïnvloeden. Dit wordt externe werking genoemd. Externe werking treedt op wanneer er, ongeacht de locatie, een effectgebied ontstaat als gevolg van het optreden van ruimtelijke overlap tussen een invloedgebied van een instandhoudingsdoelstelling en een invloedgebied van een activiteit die plaatsvindt buiten een Natura 2000-gebied en waarvoor de instandhoudingsdoelstelling gevoelig is. Voor de vergunningverlening betekent dat ook activiteiten buiten het Natura 2000-gebied getoetst dienen te worden in het kader van de Wn. WATBA5753R002F0.1 5

10 2.3 Natura 2000-gebieden Binnen het plangebied Lemsterland liggen (delen van) twee Natura 2000-gebieden. Het Natura gebied Rottige Meenthe & Brandemeer ligt vrijwel geheel binnen het plangebied. In het zuidoosten van het plangebied ligt een klein deel van het Natura 2000-gebied Weerribben. Het Natura 2000-gebied IJsselmeer ligt op circa 3 kilometer afstand ten westen van het plangebied. Figuur 2.1 Ligging van het plangebied Lemsterland (paars omlijnd) en de relevante Natura 2000-gebieden (donkergroen) (Vermilion, bewerking RHDHV) Rottige Meenthe & Brandemeer De Rottige Meenthe & Brandemeer behoren tot het grootschalig laagveengebied, dat zich langs de flanken van het Drents Plateau uitstrekt van Midden-Friesland tot Noordwest-Overijssel. Vervening vond met name in de 18e en 19e eeuw plaats. De gebieden worden nu gekenmerkt door een vrij open poldergebied en uitgeveende petgaten. De gebieden liggen aan de benedenloop van de laaglandbeken Linde en Tjonger. Langs deze beken zijn in het veen kleilagen aanwezig. De graslanden bestaan voornamelijk uit vochtige typen van voedselrijke standplaatsen en overstromingsgraslanden. Lokaal liggen bij keileem-opduikingen relicten van schralere graslanden. Langs slootranden komen lokaal moerasheiden voor. Op kleine schaal zijn basenrijke laagveenmoeras en veenmosrietland aanwezig. Verder komen natte, goed ontwikkelde en verruigde elzenbossen en elzen-berkenbroek en natte ruigten voor (Ministerie van EZ, 2013a). WATBA5753R002F0.1 6

11 Op 7 mei 2013 is het gebied Rottige Meenthe & Brandemeer definitief aangewezen als Natura gebied vanwege de Habitatrichtlijn. Het ontwerp beheerplan is in februari 2016 gepubliceerd (RVO, 2016). Het Natura 2000-gebied is aangewezen voor zeven verschillende habitattypen en negen habitatsoorten. In tabel 2.1 zijn de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied weergegeven. Tabel 2.1: Instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Rottige Meenthe & Brandemeer (bron: synbiosys.alterra.nl) Code Naam SVI landelijk Doelst. oppervl. Doelst. kwal. Doelst. pop. Habitattypen H3150 Meren met krabbenscheer en fonteinkruiden - > > H4010B Vochtige heiden (laagveengebied) - > > H6410 Blauwgraslanden -- > > H7140A Overgangs- en trilvenen (trilvenen) -- > > H7140B Overgangs- en trilvenen (veenmosrietlanden) - = = H7210 *Galigaanmoerassen - = = H91D0 *Hoogveenbossen - = = Habitatsoorten H1016 Zeggekorfslak -- = = = H1042 Gevlekte witsnuitlibel -- > > > H1060 Grote vuurvlinder -- > > > H1082 Gestreepte waterroofkever = = = H1134 Bittervoorn - = = = H1149 Kleine modderkruiper + = = = H1318 Meervleermuis - = = = H1903 Groenknolorchis -- > > > H4056 Platte schijfhoren = = = Legenda SVI Landelijk Landelijke staat van instandhouding (-- zeer ongunstig; - matig ongunstig; + gunstig) = Behoudsdoelstelling > Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling =(<) Ontwerp-aanwijzingsbesluit heeft ten gunste van formulering WATBA5753R002F0.1 7

12 2.3.2 Weerribben Het gebied Weerribben is een ten dele vergraven veengebied in de kop van Overijssel. Het bestaat uit uitgeveende trekgaten, onvergraven legakkers van wisselende breedte, grotere percelen niet-vergraven veen, verlandend water, trilveen, rietlanden, graslanden, ruigteterreinen en moerasbossen. Alle successiestadia van open water tot en met moerasheide en veenbos zijn aanwezig. De rietlanden zijn zeer gevarieerd van karakter, afhankelijk de lokale hydrologie, het type maaibeheer, bevloeiing en beheer. Mede door de betrekkelijk late vervening weerspiegelen ze nog veel van de oorspronkelijke gebiedsopbouw. Het huidige landschap met een karakteristiek patroon van petgaten en legakkers is ontstaan door het afgraven van veen voor de turfwinning. Toen rond 1920 de turfwinning niet meer rendabel was, schakelde de lokale bevolking geleidelijk over op rietteelt. In 1919 werd het Stroink gemaal bij Blokzijl gebouwd om het waterpeil in Noordwest Overijssel onder controle te krijgen. Hierdoor werden de rietlanden minder nat, waardoor het verlandingsproces versnelde en het riet doorgroeit raakte met ruigtekruiden (Ministerie van EZ, 2013b). Op 6 januari 2014 is het gebied definitief aangewezen als Natura 2000-gebied vanwege de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn. Het beheerplan is vastgesteld op 29 mei Dit beheerplan betreft zowel het Natura 2000-gebied Weerribben als het naastgelegen Natura 2000-gebied De Wieden, waaraan Weerribben grenst. Het Natura 2000-gebied Weerribben is aangewezen voor negen verschillende habitattypen, elf habitatsoorten en acht soorten broedvogels. In tabel 2.2 zijn de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Weerribben weergegeven. Tabel 2.2: Instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Weerribben (bron: synbiosys.alterra.nl.) Code Naam SVI Landelijk Doelst. opp. Doelst. kwal. Doelst. pop. Draagkr. # vogels Draagkr. # broedparen Habitattypen H3140 Kranswierwateren -- > > H3150 H4010B Meren met krabbenscheer en fonteinkruiden - > > Vochtige heiden (laagveengebied) - > = H6410 Blauwgraslanden -- = > H6430A H7140A H7140B Ruigten en zomen (moerasspirea) + = = Overgangs- en trilvenen (trilvenen) -- > > Overgangs- en trilvenen (veenmosrietlanden) - = = H7210 *Galigaanmoerassen - > > H91D0 *Hoogveenbossen - = > Habitatsoorten H1016 Zeggekorfslak -- = = = H1042 Gevlekte witsnuitlibel -- > > > H1060 Grote vuurvlinder -- > > > WATBA5753R002F0.1 8

13 Code Naam SVI Landelijk Doelst. opp. Doelst. kwal. Doelst. pop. Draagkr. # vogels Draagkr. # broedparen H1082 Gestreepte waterroofkever -- > > > H1134 Bittervoorn - = = = H1145 Grote modderkruiper - = = = H1149 Kleine modderkruiper + = = = H1163 Rivierdonderpad - = = = H1318 Meervleermuis - = = = H1903 Groenknolorchis -- = = = H4056 Platte schijfhoren - = = = Broedvogels A021 Roerdomp -- > > 14 A029 Purperreiger -- > > 20 A119 Porseleinhoen -- > > 30 A153 Watersnip -- = = 160 A197 Zwarte Stern -- > > 40 A292 Snor -- > > 100 A295 Rietzanger - = = 900 A298 Grote karekiet -- > > 20 Legenda SVI Landelijk Landelijke staat van instandhouding (-- zeer ongunstig; - matig ongunstig; + gunstig) = Behoudsdoelstelling > Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling =(<) Ontwerp-aanwijzingsbesluit heeft ten gunste van formulering * Prioritaire soort IJsselmeer Het IJsselmeer in zijn huidige vorm is ontstaan door de afsluiting van de voormalige Zuiderzee door de aanleg van de Afsluitdijk (voltooid in 1932), de aanleg van de IJsselmeerpolders (voltooid in 1968) en tenslotte van de Houtribdijk (voltooid in 1976). Na de aanleg van de Afsluitdijk is het water binnen enkele maanden verzoet, en sindsdien ontbreekt een brakke overgangszone naar de zee. De faunagemeenschappen verdwenen binnen enkele jaren en werd vervangen door een zoetwater gemeenschap met twee in de voedselketen cruciale sleutelsoorten: de driehoeksmossel en de spiering. Langs de Friese kust (voormalig intergetijdengebied) is er sprake van substantiële ondieptes met waterplanten en buitendijkse slikken en platen. Het grootste deel van het water wordt aangevoerd door de IJssel. Het mondingsgebied is meer dynamisch met geulen tot 9 meter diep en grotendeels zandig sediment. Het doorzicht wordt voor een groot deel bepaald door algen en is in het algemeen relatief hoog. Het waterpeil is gefixeerd, maar door het grote oppervlak van het meer kan de wind echter een aanzienlijk scheefstand (orde grootte een meter) veroorzaken die tevens resulteert in een zekere peildynamiek. De buitendijkse kweldergebieden hebben zilte en brakke milieus. In de natte terreindelen treedt moerasvorming op in de WATBA5753R002F0.1 9

14 vorm van biezenstroken. Op de overgang van water en land en op de laag liggende delen van de oude platen komt rietland voor. Bij verdere successie verruigt het rietland en vindt opslag van wilg plaats. Vooral op de hogere delen ontwikkelen struwelen en bos zich. De graslanden zijn soortenrijk, vooral op kalkrijk vochtig substraat. Op 20 december 2010 is het gebied definitief aangewezen als Natura 2000-gebied vanwege zowel de Vogelrichtlijn als de Habitatrichtlijn. In tabel 2.3 zijn de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied IJsselmeer weergegeven. Dit deelgebied is aangewezen als zowel Vogel- als Habitatrichtlijngebied. Tabel 2.3: Instandhoudingsdoelstellingen IJsselmeer. (definitief aanwijzingsbesluit, Ministerie van LNV, 2009) Code Naam SVI landelijk Doelst. oppervl. Doelst. kwal. Doelstpop. Draagkracht # vogels Draagkracht # paren Habitattypen Meren met krabbenscheer en H3150 fonteinkruiden = = H6430A Ruigten en zomen (moerasspirea) + = = H6430B Ruigten en zomen (harig wilgenroosje) - = = H7140A Overgangs- en trilvenen (trilvenen) -- = = Habitatsoorten H1163 Rivierdonderpad - = = = H1318 Meervleermuis - = = = H1340 *Noordse woelmuis -- > = > H1903 Groenknolorchis -- = = = Broedvogels A017 Aalscholver + = = 8000* A021 Roerdomp -- > > 7 A034 Lepelaar = = 25 A081 Bruine Kiekendief + = = 25 A119 Porseleinhoen -- > > 18 A137 Bontbekplevier - > > 13 A151 Kemphaan -- > > 20 A193 Visdief - = = 3300 A292 Snor -- = = 40 A295 Rietzanger - = = 990 Niet-broedvogels A005 Fuut - = = 1300 A017 Aalscholver + = = 8100 A034 Lepelaar + = = 30 A037 Kleine Zwaan - = = 20 foeragerend 1600 slapend WATBA5753R002F0.1 10

15 Code Naam SVI landelijk Doelst. oppervl. Doelst. kwal. Doelstpop. Draagkracht # vogels Draagkracht # paren A039b Toendrarietgans + = = A040 Kleine Rietgans + = = 30 A041 Kolgans + = = 4400 foeragerend slapend A043 Grauwe Gans + = = 580 A045 Brandgans + = = 1500 foeragerend maximaal A048 Bergeend + = = 210 A050 Smient + = = A051 Krakeend + = = 200 A052 Wintertaling - = = 280 A053 Wilde eend + = = 3800 A054 Pijlstaart - = = 60 A056 Slobeend + = = 60 A059 Tafeleend -- = = 310 A061 Kuifeend - = = A062 Toppereend -- = = A067 Brilduiker + = = 310 A068 Nonnetje - = = 180 A070 Grote Zaagbek -- = = 1300 A125 Meerkoet - = = 3600 A132 Kluut - = = 20 A140 Goudplevier -- = = 9700 A151 Kemphaan - = = A156 Grutto -- = = A160 Wulp + = = 2100 foeragerend slapend 290 foeragerend 2200 slapend 310 foeragerend 3500 slapend A177 Dwergmeeuw - = = 50 A190 Reuzenstern + = = 40 A197 Zwarte stern -- = = WATBA5753R002F0.1 11

16 Legenda SVI Landelijk Landelijke staat van instandhouding (-- zeer ongunstig; - matig ongunstig; + gunstig) = Behoudsdoelstelling > Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling =(<) Ontwerp-aanwijzingsbesluit heeft ten gunste van formulering * Prioritaire soort 2.4 Programma aanpak stikstof Per 1 juli 2015 is de voormalige Natuurbeschermingswet 1998 aangepast waarbij het Programma aanpak stikstof (hierna: PAS) in werking is getreden. Het PAS is per 1 januari 2017 in de Wn opgenomen. Het PAS heeft onder andere al door de vergunningverlening voor initiatieven die stikstofdepositie veroorzaken vlot te trekken in combinatie met het verbeteren van de kwaliteit van natuurgebieden. In het PAS zijn 118 Natura 2000-gebieden opgenomen waarvan de habitattypen en/of leefgebieden van soorten stikstofgevoelig zijn. In de overige Natura 2000-gebieden is op dit moment geen sprake van een stikstofprobleem. Per stikstofgevoelig Natura 2000-gebied is een gebiedsanalyse opgesteld waarmee onderbouwd is in hoeverre ontwikkelruimte voor stikstof beschikbaar is. De ontwikkelruimte is verdeeld over vier segmenten: a) Autonome groei: stikstofruimte verbonden aan algemene autonome ontwikkeling voor wonen en verkeer (zonder vergunning); b) Stikstofruimte voor prioritaire projecten van nationaal belang: voorbeelden zijn MIRT projecten waaronder PHS Alkmaar-Amsterdam, defensie, luchthavenbesluiten etc. c) Stikstofruimte voor projecten onder de grenswaarde 2 waarvoor een melding volstaat: grenswaarde 1,00 mol N/ha/j; bij benutting van 95% wordt grenswaarde van 1,00 mol N/ha/j verlaagd 3 naar 0,05 mol N/ha/j en is hetgeen onder d) van toepassing; bij een bijdrage onder de 0,05 mol N/ha/j is geen melding nodig. d) Vrije ontwikkelruimte voor projecten > 1 mol N/ha/j (vergunningplicht); hiervoor is de ruimte beperkt, de verdeling van de ruimte is afhankelijk van provinciale regels maar in principe geldt: wie het eerst komt wie het eerst maalt. Figuur 2.2 Verdeling ontwikkelingsruimte in vier segmenten 2 Zie Besluit grenswaarden programmatische aanpak stikstof artikel 2 lid 3 en de daarin opgenomen verwijzing naar artikel 19kn Nbw De verlaging geldt alleen voor projecten binnen dit segment en niet voor prioritaire projecten. WATBA5753R002F0.1 12

17 Het PAS geldt voor een periode van 6 jaar ( ). Hierbij wordt de beschikbare depositieruimte doorgaans in twee tijdvakken van elk 3 jaar uitgegeven. De provincie en ministerie van EZ hebben als bevoegd gezag de mogelijkheid om de verdeling over de 6 jaren anders in te vullen. Het PAS is, inclusief de depositieruimte die binnen het programma beschikbaar is, in zijn geheel passend beoordeeld. De gebiedsanalyses, die onderdeel uitmaken van het programma, vormen de onderbouwing van de passende beoordeling op gebiedsniveau. In de gebiedsanalyses is voor elk Natura 2000-gebied onderbouwd dat, tegen de achtergrond van de effecten van de maatregelen die op grond van het programma worden getroffen, het gebruik van de depositieruimte, met inbegrip van ontwikkelingsruimte, die beschikbaar is voor projecten, andere handelingen en overige ontwikkelingen, de natuurlijke kenmerken van de te beschermen habitattypen en leefgebieden van beschermde soorten niet zal aantasten. In het kader van het PAS is een prognose gemaakt van de ontwikkeling van de stikstofdepositie in de periode van zes jaar waarvoor het programma wordt vastgesteld en voor de lange termijn tot Bij het bepalen van de totale te verwachten depositie is in AERIUS rekening gehouden met de cumulatieve bijdragen van alle emissiebronnen in Nederland en het buitenland, gebaseerd op een scenario van hoge economische groei en vaststaand en voorgenomen beleid. De totale te verwachten depositie is betrokken in de passende beoordeling van het gehele programma. De conclusie daaruit is dat bij de gegeven ontwikkeling van de stikstofdepositie en het gebruik van de depositieruimte, met inbegrip van ontwikkelingsruimte de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden niet worden aangetast. WATBA5753R002F0.1 13

18 3 Locatie en voorgenomen ingreep 3.1 Plangebied Het plangebied van het seismisch onderzoek omvat een oppervlakte van ongeveer 123,5 km² en beslaat ruwweg het gebied tussen Lemmer en Ossenzijl (zie Figuur 2.1). Het plangebied maakt onderdeel uit van de gemeenten De Fryske Marren, Weststellingwerf, Steenwijkerland en de Noordoostpolder. Het onderzoeksgebied wordt grotendeels gekenmerkt als laagveengebied met veenpolders. Er zijn matig ontsloten veengronden die veelal in gebruik zijn als grasland. Het betreft grootschalige open gebieden met opstrekkende verkaveling met relatief weinig bewoning. De Noordoostpolder is te typeren als zeekleilandschap. Hier bevindt zich ook het aangeplante Kuinderbos. In Figuur 2.1 is het plangebied weergegeven met de relevante Natura 2000-gebieden. 3.2 Voorgenomen werkzaamheden Met het seismisch onderzoek wordt door het kunstmatig opwekken van geluidsgolven (trillingen) een 3Dbeeld van de ondergrond verkregen. De weerkaatsingen van de geluidsgolven worden opgevangen en geregistreerd met behulp van microfoons (zogenaamde geofoons) op het maaiveld. De weerkaatsingen ontstaan als de geluidsgolf een gesteenteverandering tegenkomt. Elke aardlaag/gesteente weerkaatst de geluidsgolf op een unieke manier. Met de opgevangen weerkaatsingen wordt inzicht verkregen in de opbouw van de diepere ondergrond. Er zijn verschillende technieken om een geluidsgolf op te wekken. De keuze voor een bepaalde techniek wordt bepaald door het type gebied waarbinnen het onderzoek wordt verricht. In de meeste gebieden op het vasteland wordt seismisch onderzoek uitgevoerd door kleine ladingen springstof in de ondergrond tot ontploffing te brengen (zogenaamde schotgat seismiek). In gevallen dat het werken met springstof in het water niet uitvoerbaar is, is het gebruik van een airgun voor het opwekken van de geluidsgolf een alternatief. Bij deze methode wordt gecomprimeerde lucht vanuit de airgun plotseling losgelaten waardoor geluidsgolven ontstaan. In dichtbevolkte gebieden (zoals woonkernen) wordt gebruik gemaakt van vibroseismiek. Bij deze techniek worden de geluidsgolven opgewekt met behulp van speciale vrachtauto s (trilwagens) waaronder trilplaten (vibroseis) bevestigd zijn die tegen het aardoppervlak worden gedrukt. In Figuur 3.1 is een schematische voorstelling van een methode weergegeven. Figuur 3.1 Schematische voorstelling seismisch onderzoek mbv schotgat methode. WATBA5753R002F0.1 14

19 Bij het voorgenomen onderzoek is sprake van een zogenaamde 3D (3 dimensionale) techniek. Dat wil zeggen dat er niet langs 1 lijn gewerkt wordt, maar dat de detectie van de weerkaatsingen langs verschillende parallelle raaien wordt gedaan. Op deze wijze worden er echo's vanuit verschillende richtingen opgevangen en is het mogelijk een 3-dimensionaal beeld van de ondergrond construeren. De onderlinge afstand van de raaien met de ontvanger stations is 350 m 400 m en hun richting is noord - zuid. De stations langs deze raaien staan op onderlinge afstand van 50 m. Het opwekken van het geluidssignaal wordt ook langs raaien gedaan welke loodrecht op de detectieraaien liggen, dus in oost - west richting. Deze bronraaien bevinden zich op 450 m van elkaar en langs deze bronraaien wordt iedere 50 m een signaal gegenereerd. Dit is weergegeven in Figuur 3.2. Het theoretische grid van detectie- en bronraaien is rechthoekig met regelmatige intervallen van geofoonstations en signaalbronlocaties die langs lijnen loodrecht op elkaar ingedeeld zijn (Figuur 3.2 links). Figuur 3.2 Het theoretische grid van ontvangerlijnen (NZ) en signaallijnen (OW). In specifieke gevallen kan hiervan worden afgeweken. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn in het geval een gebouw zich bevindt op een theoretisch berekende locatie of wanneer in een moeilijk toegankelijk gebied wordt gewerkt of een gebied waar het om redenen van natuurbehoud niet wenselijk is om de theoretische rechte lijnen te volgen. In een dergelijke situatie kunnen de detectie- en bronlocaties verplaatst worden. Een verdere toelichting op de methode is te vinden in paragraaf Bij de planning en uitvoering wordt op voorhand rekening gehouden met het beperken van de invloed op natuurwaarden. Bij de onderstaande uitgangspunten wordt weergegeven op welke wijze de werkzaamheden in natuurgebieden, waaronder ook de Natura 2000-gebieden relevant voor deze passende beoordeling, uitgevoerd gaan worden. Deze uitgangspunten vormen het vertrekpunt voor de effectbeoordeling Uitgangspunten Tijdens de voorbereiding en ecologische beoordeling voor de plangebieden Akkrum en Zuid Friesland (uitgevoerd door Vermilion in 2017) zijn werkafspraken gemaakt. Hierin is besloten om bestaande groenstructuren en natuurwaarden zo veel mogelijke te ontzien. In overleg met de terreinbeheerders It Fryske Gea (IFG) en Staatsbosbeheer (SBB) zijn naar aanleiding van deze eerdere beoordelingen nadere uitgangspunten en werkafspraken opgesteld. Deze werkafspraken en uitgangspunten vormen ook nu weer de basis voor de te hanteren werkwijze. WATBA5753R002F0.1 15

20 Dat betekent dat de volgende uitgangspunten gehanteerd worden bij de (planning van) uitvoering van de werkzaamheden: Ten aanzien van uitvoeringsperioden De werkzaamheden worden uitgevoerd vanaf begin december 2019 t/m medio maart Dat betekent dat buiten het broedseizoen van vogels wordt gewerkt en in de minst ongunstige periode voor de meeste beschermde soorten. Deze periode ligt buiten de voortplantingsperiode van de meeste soorten. Ten aanzien van ruimtelijke uitwerking van de werkzaamheden Boorgaten worden gedicht met bentoniet, waardoor hydrologische effecten worden uitgesloten. Nachtelijke werkzaamheden vinden enkel op bestaande wegen met bestaande verlichting plaats. Bestaande groenstructuren worden ontzien. Er vindt geen betreding, boringen of andere vormen van aantasting plaats in bossen, hagen en houtwallen. In de Natura 2000-gebieden worden geen werkzaamheden verricht in gevoelige habitattypen en/of rustgebieden van niet broedvogels. Bestaande groenstructuren worden zoveel mogelijk ontzien in deze gebieden, er vindt geen betreding, boringen of andere vormen van aantasting plaats in bossen, hagen en houtwallen. Werkzaamheden in (potentieel) leefgebied van in het kader van Natura 2000 aangewezen habitatsoorten worden alleen uitgevoerd op bestaande wegen en paden waarmee het functioneel leefgebied wordt vermeden Buiten natuurgebieden worden boringen bij voorkeur gedaan buiten hagen, houtwallen of bosgebieden. In grote aaneengesloten bosgebieden (zoals bij Gaasterland) wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande wegen en paden. Werkzaamheden in watergangen worden uitgevoerd op ruimte afstand van kader en oevers om aanwezige fauna te ontzien. Ten aanzien van proces en afstemming Voorafgaand aan de uitvoering wordt met de beheerder van het Natura 2000-gebied een ecologisch werkplan en eventueel aanvullende gebied specifieke voorwaarden afgestemd. Aan de hand daarvan wordt een zogenaamd ecologisch werkprotocol opgesteld. In de beschermde habitattypen vinden geen verstorende werkzaamheden plaats. Betreding kan enkel onder begeleiding en toezicht van de medewerkers van terrein beherende organisaties. Betreding is enkel mogelijk via bestaande wegen, paden en watergangen zodat betreding van habitats voorkomen wordt tijdens de uitvoering. Deze beschermde habitattypen zijn op de ecologische vlekkenkaart aangeduid als Nee gebieden (Bijlage 1 en Bijlage 2). Belangrijk leefgebied van overige aangewezen soorten worden enkel betreden onder toezicht van een ecoloog of medewerker van een terrein beherende organisatie. Betreding van deze gebieden is mogelijk op bestaande wegen, paden en watergangen zodat rust van leefgebied en individuen afdoende gewaarborgd blijft tijdens de uitvoering. Deze aandachtsgebieden zijn op de ecologische vlekkenkaart aangeduid als Ja - mits gebieden (Bijlage 1 en Bijlage 2). WATBA5753R002F0.1 16

21 3.2.2 Planning Vermilion houdt voor het plangebied Lemsterland een werkperiode aan van december t/m maart. Het plangebied is ruimer dan de Natura 2000-gebieden. Binnen deze periode wordt in de Natura 2000-gebieden volgens het volgende schema gewerkt: Tabel 3.1 (voorlopige) planning werkzaamheden in Natura 2000 gebieden en directe omgeving Natura 2000-gebied Periode (weeknummers) # werkdagen volgens planning Rottige Meenthe & Brandemeer Week Weerribben Week De werkzaamheden starten in het noordoosten van het plangebied en zullen van west naar oost uitgevoerd worden. Tijdens de beoogde uitvoeringsperiode is het grootste deel van de niet-broedvogels al gearriveerd vanuit hun noordelijke broedgebieden, alleen grutto en kemphaan arriveren pas aan het einde van de winter en de grootste aantallen brandganzen vanaf januari. Er zullen verschillende ploegen in het gebied werkzaam zijn. De gemiddelde doorlooptijd van de werkzaamheden is 4 km 2 per dag, waarbij er per dag circa 75 mensen in het veld aanwezig zijn verspreid over 25 km 2. Dit komt neer op circa 3 personen inclusief materieel per km 2 in het werkgebied waar actief werkzaamheden worden uitgevoerd. Dit houdt in dat niet het gehele plangebied gedurende de periode van circa 2,5 maand doorlopen wordt maar dat dit gefaseerd in ruimte en tijd gebeurt. In Tabel 3.2 is aangegeven wanneer de werkzaamheden in de Natura 2000-gebieden zijn gepland. De planning wordt afgestemd met de terrein beherende organisaties. De werkzaamheden zullen in principe in 2019 en 2020 plaatsvinden. Indien er belemmeringen van organisatorische aard zijn, worden de werkzaamheden verschoven naar dezelfde periode in 2021 of Voor de inhoudelijke effectbeoordeling heeft het verschuiven van de werkzaamheden naar een later kalender jaar geen gevolgen voor de uitkomsten en conclusies De methode Signaaldetectie De signaaldetectie wordt gedaan met een antenne die bestaat uit geofoons die aangesloten zijn op een computer. Geofoons zijn zeer gevoelige detectoren die geluidsgolven van de aarde registreren, vergelijkbaar zoals microfoons geluidsgolven in de lucht registreren. Deze geofoons worden op onderlinge afstand van 5 m geplaatst langs de noord-zuidlijnen en gekoppeld aan stations die het signaal digitaliseren en doorsturen naar een computer die het hart van de antenne vormt. De stations staan 50 m van elkaar en zijn met kabels met elkaar verbonden om het signaal door te sturen naar de centrale computer. Er kan ook gebruik worden gemaakt van draadloze geofoons of speciale geofoons voor gebruik op het water. De afmetingen van geofoons zijn 7*5*5 cm en de digitalisatiestations zijn ongeveer 20*20*20 cm (zie Figuur 3.3). De kabels die de stations verbinden hebben een diameter van ongeveer 8 mm. In totaal zijn er 10 detectielijnen met een lengte van m actief tijdens een registratie. WATBA5753R002F0.1 17

22 Figuur 3.3 Geofoon (links) en digitalisatiestation (rechts) De geluidsbron Bij het uitvoeren van seismisch onderzoek in dit plangebied kan een geluidsgolf kan op verschillende manieren opgewekt worden: met springstof, met trilwagens of met een airgun, dat laatste indien er water aanwezig is. Springstof De meest gebruikelijke methode om een geluidsgolf op te wekken is met behulp van springstof. Hierbij wordt een explosief met een mechanische boor op een diepte van ongeveer 15 m onder het maaiveld geplaatst. De diameter van het gat is 10 cm. Het gehele gat wordt daarna opgevuld met bentoniet en overgoten met water. Het water zorgt ervoor dat het bentoniet zwelt en het gat goed afdicht. Vervolgens worden de explosieven één voor één tot ontploffing gebracht en de weerkaatste trillingen als gevolg van deze ontploffing worden geregistreerd. De gaten worden langs lijnen geboord die loodrecht staan op de lijnen waarlangs de geofoons staan opgesteld. De afstand tussen deze schotlijnen is ongeveer 450 m en de afstand tussen de gaten onderling is 50 m. De boor is geplaatst op een tractor en er bestaan meerdere uitvoeringen van. Afhankelijk van de beoogde diepte van het boorgat en het werkgebied wordt met een grote, een middelgrote of kleine tractor gewerkt en in het uiterste geval met een handboor. Figuur 3.4 laat een middelgrote tractor met boorinstallatie zien. Figuur 3.4 Middelgrote tractor met boorinstallatie WATBA5753R002F0.1 18

23 Gebruik van explosieven in de waterbodem Voor metingen in watergangen kan ook gebruik gemaakt worden van explosieven. Deze worden via de waterbodem tot op circa 15 meter onder wateroppervlak ingebracht. Hierbij wordt een boorinstallatie gebruikt die is bevestigd op een boot of ponton. De werkwijze is verder gelijk aan die van de boorinstallatie die op een tractor is geplaatst, met het verschil dat er nu vanaf een ponton gewerkt wordt. Het boren vindt plaats door de bodem van de ponton die blijft drijven door de catamaranachtige opbouw. Trilwagens Een alternatieve methode om een geluidssignaal op te wekken is door middel van trilwagens. Hierbij worden 3 of 4 wagens achter elkaar opgesteld op een onderlinge afstand van m. De wagens maken met een trilplaat contact met de grond en sturen gelijktijdig een geluidssignaal de grond in. De amplitude of sterkte van dit signaal kan hoger of lager worden ingesteld. Bij een lage amplitude wordt dan meerdere keren op dezelfde locatie getrild om eenzelfde resultaat te verkrijgen. Om het signaal goed de grond in te kunnen sturen hebben deze trilwagens een harde ondergrond nodig. Ze kunnen in Nederland dus niet langs de geplande rechte lijnen plaatsvinden maar moeten op wegen werken (zie Figuur 3.5). Figuur 3.5 Trilwagens in actie Airgun Om verscheidene redenen is het werken met explosieven in het water niet altijd uitvoerbaar. Een alternatieve geluidsbron is dan de zogenaamde airgun (Figuur 3.6). Hierbij wordt gecomprimeerde lucht plotseling losgelaten waardoor een geluidsgolf ontstaat. De energie die door deze airgun wordt opgewekt kan gecontroleerd worden door het volume van de oorspronkelijke luchtkamer en de druk waaronder deze kamer wordt geplaatst te variëren. Figuur 3.6 Voorbeeld van een airgun WATBA5753R002F0.1 19

24 3.2.4 Methodes locatie specifiek In principe vindt het seismisch onderzoek plaats volgens de eerstgenoemde methode, met springstof in boorgaten op het land. In het plangebied bevinden zich echter grote wateroppervlakten, stedelijk gebied en moeilijk toegankelijke (natuur)gebieden. Op deze locaties is het praktisch niet mogelijk om gaten te boren waarin springstof tot ontploffing wordt gebracht of levert deze methode dusdanig veel overlast op ten aanzien van bewoners en/of natuurwaarden, dat deze methodiek niet wenselijk is. Op deze locaties zal voor een andere methodiek gekozen worden. In stedelijk gebied zal gewerkt worden met trilwagens. Op grote wateren zal gewerkt worden door middel van het boren van gaten in de waterbodem of met een airgun. De keuze van het gebruik van een airgun of boren in de waterbodem is afhankelijk van de waterdiepte. In ondiepe wateren zal geboord worden, terwijl in diepere wateren eerder gekozen zal worden voor het gebruik van een airgun. Op dit moment is het werkplan nog niet gereed en kan nog niet in detail worden aangegeven waar welke methode zal worden toegepast. In Tabel 3.1 is een overzicht gegeven van de verschillende methoden en de locaties waar deze worden toegepast. Tabel 3.1 Methodes en locaties Methode Springstof op land Springstof in waterbodem Airgun Trilwagens Locaties Toegankelijk landelijk gebied, buiten stedelijk gebied, en kwetsbare of moeilijk toegankelijke gebieden. Dit is de voorkeursmethodiek die wordt toegepast wanneer mogelijk. Ondiep water waar werkzaamheden op het aangrenzend land niet mogelijk zijn of dat het werken op het land vanuit natuuroogpunt niet wenselijk is. Het betreffen grotere ondiepe wateroppervlakten zoals meren. Op locaties waar op land werken niet mogelijk is en het water diep is. Op grotere wateroppervlakten zoals meren en kanalen waar geen mogelijkheid is om op het land te werken of dit vanuit natuur oogpunt onwenselijk is. In stedelijk gebied, op locaties waar het plaatsen van boorgaten op land niet mogelijk is of teveel overlast veroorzaakt. Afwijkende werkwijze voor natuurgebieden Het theoretische grid van detectie- en bronraaien is rechthoekig met regelmatige intervallen van geofoonstations en signaalbronlocaties die langs lijnen loodrecht op elkaar ingedeeld zijn. In speciale gevallen kan hiervan worden afgeweken en kunnen zowel de locaties van de signaalbronnen als de locaties van de detectiestations worden verplaatst. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn in het geval een gebouw zich bevindt op een theoretisch berekende locatie. In een dergelijke situatie wordt het station of de signaalbron verplaatst naast het gebouw, waarbij in het geval van de signaalbron bovendien rekening wordt gehouden met de voorgeschreven veiligheidsafstand van het gebouw. Eenzelfde situatie kan zich voordoen indien in een moeilijk toegankelijk gebied wordt gewerkt of een gebied waar het om redenen van natuurbehoud niet wenselijk is om de theoretische rechte lijnen te volgen. In een dergelijke situatie kunnen wederom de detectie- en bronlocaties verplaatst worden. Figuur 3.7 geeft aan hoe dit bijvoorbeeld gedaan zou kunnen worden in een kwetsbaar natuurgebied. Hier wordt een gedeelte van de bronlocaties van lijn B-B vervangen door locaties in het water (deze locaties worden aangegeven met de paarse stippellijnen). De signaalbron zou hier dan ook geen explosief zijn maar de boven beschreven airgun. De werkzaamheden in natuurgebieden worden uiteraard eerst uitvoerig met de beheerder van het natuurgebied besproken. Hierbij worden zowel de locaties als het type signaalbron en de afstelling ervan bediscussieerd. WATBA5753R002F0.1 20

25 Hetzelfde geldt voor de geofoonstations. Een enkele keer kan een geofoonstation overgeslagen worden als deze op een niet toegankelijke locatie zou komen te staan, maar dit kan niet te vaak gebeuren. Een alternatief is dan dat in plaats van de stations op de theoretische posities te plaatsen deze op wel toegankelijke locaties nabij de theoretische lijn geplaatst worden. Zodra er geen obstakels meer op de theoretische lijn worden tegengekomen kunnen de theoretische posities weer ingenomen worden. In figuur 3-7 is dit weergegeven met de stippellijn met de blauwe kleur. In plaats van de gebruikelijke geofoons kan in een waterrijk natuurgebied met alternatieve detectieapparatuur gewerkt worden. In plaats van de geofoons kan dan met een zogenaamde bay-cable gewekt worden, met hydrofoons of met moerasgeofoons. Een bay-cable is een flexibele slang met een diameter van ongeveer 8 cm en enkele honderden meters lang. In de flexibele slang zitten zeer gevoelige hydrofoons die de drukverandering in het water detecteren. Deze slang is net iets zwaarder dan water zodat deze langzaam naar de bodem van het kanaal of meer zinkt waar deze dan blijft liggen. In plaats hiervan kan met individuele hydrofoons worden gewerkt. Deze zweven in het water en meten ook zeer kleine veranderingen van de waterdruk. Ten slotte kan ook met moerasgeofoons gewerkt worden. Dit zijn waterdichte geofoons die in ondiep water (tot ~5m) kunnen worden gebruikt. De werking ervan is verder hetzelfde als van geofoons. Figuur 3.7 Voorbeeld van het verschuiven van het theoretisch grid om gebieden met (beschermde) natuurwaarden te ontzien (in dit geval voorbeeld van Alde Feanen waar seismisch onderzoek in het najaar van 2017 wordt uitgevoerd). Ook het verplaatsen van geofoonlocaties en de keuze van het type detector wordt natuurlijk eerst uitvoerig met de beheerder besproken. Op dit moment is nog niet voor ieder natuurgebied inzichtelijk waar de mogelijke alternatieve meetlijnen gelegen zijn. De beheerders van het natuurgebied zullen ongetwijfeld goede ideeën hebben hoe het een en ander uitgevoerd zou kunnen worden op een dusdanige wijze dat WATBA5753R002F0.1 21

26 natuurwaarden zo goed mogelijk worden ontzien. Daarom zijn er in dit stadium van het project nog geen overzichten van andere natuurgebieden en alternatieve meetlijnen ingevoegd in deze rapportage. Door bovenstaande alternatieve methode toe te passen kan het leefgebied van veel waardevolle en beschermde natuurwaarden worden ontzien Ruimtelijke uitwerking (niet) werkbare gebieden i.h.k.v. Natura 2000 In het verlengde van de aangepaste werkwijze in Natura 2000-gebied zoals in voorgaande paragraaf is toegelicht zijn per gebied kaarten gemaakt waarin staat aangegeven in welke gebieden niet gewerkt mag worden en in welke gebieden enkel onder begeleiding van een ecoloog gewerkt mag worden. Tevens geven de kaarten aan waar geen directe beperkingen gelden vanuit de Wn. Deze ecologische vlekkenkaarten zijn een ruimtelijke uitwerking van de afspraken die gemaakt zijn over het betreden van ecologisch kwetsbare gebieden. Kwetsbare gebieden zijn onder meer de rustgebieden voor wintergasten, leefgebieden van habitatrichtlijnsoorten en kwetsbare vegetaties (o.a. aangewezen habitattypen). Hierbij wordt in deze effectbeoordeling onderscheid gemaakt tussen Nee gebieden en Ja, mits gebieden. De Nee gebieden zijn gebieden met aangewezen habitattypen welke vaak zeer gevoelig zijn voor betreding en waar vaak sprake is van kwetsbare hydrologische omstandigheden. In deze gebieden mogen geen booractiviteiten worden uitgevoerd en kan betreding enkel plaats vinden op bestaande paden en wegen. De Ja, mits gebieden zijn gebieden waar onder specifieke voorwaarden gewerkt mag worden. Dit zijn o.a. de leefgebieden van enkele habitatrichtlijnsoorten. Betreding is alleen onder begeleiding van de terreinbeheerder mogelijk. Voor het Natura 2000 gebied Weerribben overlapt het leefgebied van aangewezen habitat-richtlijnsoorten grotendeels of volledig met de aangewezen habitattypen. Voor dat gebied zijn om die reden geen Ja mits gebieden onderscheiden. Wel voor het Natura 2000 gebied Rottige Meenthe & Brandemeer. Waarbij de Ja mits gebieden leefgebieden zijn van habitatrichtlijnsoorten waarbij leefgebied niet direct overlapt met de aangewezen habitattypen en welke niet direct begrensd zijn als habitattype. Door de gekozen werkwijze kunnen negatieve effecten op veel beschermde en aangewezen natuurwaarden op voorhand worden uitgesloten. In de effectbeoordeling zal een nadere toelichting worden gegeven op de uitwerking van deze werkwijze in de uiteindelijke beoordeling van de effecten. WATBA5753R002F0.1 22

27 4 Voortoets Zoals al bij de omschrijving van de werkzaamheden is aangegeven, kunnen de beoogde werkzaamheden leiden tot verschillende vormen van verstoring. In dit hoofdstuk wordt inzichtelijk gemaakt welke storingsfactoren erop kunnen treden. Per storingsfactor wordt in een korte toelichting aangegeven wat hieronder verstaan wordt. Ook wordt aangegeven welke Natura 2000-doelen mogelijk effecten kunnen ondervinden van een storingsfactor. Hierbij wordt rekening gehouden met de werkwijze binnen de Natura 2000 gebieden. Op basis van deze uitwerking zal daarna in hoofdstuk 6 bij de nadere effectbeoordeling worden bepaald of deze factor ook kan leiden tot (significant) negatieve effecten óf dat (significant) negatieve effecten zijn uit te sluiten. 4.1 Trechteren van storingsfactoren De werkzaamheden die uitgevoerd moeten worden voor het seismisch onderzoek, leiden tot aanwezigheid van mensen en materieel in het veld. Het materieel wordt ingezet om explosieven te plaatsen in de (water- )bodem en gegevens die hier uit voortkomen uit te kunnen lezen. Hierbij kunnen de verschillende methodieken zoals omschreven in Tabel 3.2 worden ingezet. Inzet van specifieke methodieken is afhankelijk van type omgeving en eventuele restricties vanuit veiligheid en gemaakte werkafspraken. De aanwezigheid van mens en materieel en de uit te voeren werkzaamheden kunnen onder meer leiden tot een verhoogde geluidbelasting, tijdelijke toename van trillingen in de ondergrond en waterkolom en verandering van de ondergrond. Ook kan er sprake zijn van verstoring door de aanwezigheid van deze mensen en materieel (optische verstoring en verstoring als gevolg van het betreden van een gebied, mechanische verstoring). Deze verschillende storingsfactoren hebben een samenhang. De volgende clusters van mogelijke storingsfactoren worden onderscheiden: Ruimtelijke verandering (oppervlakteverlies, versnippering) Chemische veranderingen (verzuring, vermesting etc.) Fysieke veranderingen (verdroging, vernatting etc.) Verstoring (geluid, licht, trilling, mechanische verstoring etc.) Hieronder wordt per storingsfactor aangegeven op welke wijze deze kan optreden en of deze factor ook relevant is in relatie tot de Natura 2000-doelstellingen Ruimtelijke veranderingen Oppervlakteverlies Met oppervlakteverlies wordt de fysieke afname van het oppervlak (potentieel) leefgebied voor soorten en habitattypen bedoeld. Er vinden geen inrichtings- en uitvoeringswerkzaamheden plaats waardoor er geen sprake is van permanent ruimtebeslag binnen leefgebieden van soorten en habitattypen. De boringen en tijdelijke betreding van het gebied leidt niet tot permanente veranderingen en daarmee gepaard gaand permanent oppervlakteverlies. Bovendien bedraagt het netto oppervlak van een boring minder dan 0,01 m. Met maximaal 40 gaten per 100 hectare gaat het om ordegroottes van enkele vierkante meters die aan het oppervlak tijdelijk verstoord worden, dus te allen tijde aanzienlijk minder dan 0,1 are per Natura 2000-gebied. Significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen als gevolg van oppervlakteverlies zijn hiermee op voorhand uit te sluiten, te meer omdat locaties met kwetsbare habitattypen en leefgebieden toch al ontzien worden in overleg met beheerders, conform eerder beschreven afwijkende aanpak Natura gebieden. WATBA5753R002F0.1 23

28 Versnippering Van versnippering is sprake bij het uiteenvallen van leefgebieden van soorten. De voorgenomen werkzaamheden vinden deels plaats in Natura 2000-gebieden. Er is geen sprake van ruimtebeslag en oppervlakteverlies en daarom worden geen fysieke barrières opgeworpen in Natura 2000-gebieden. De tijdelijke betreding van het gebied leidt niet tot het optreden van permanente fysieke barrières en daarmee tot versnippering. Significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen als gevolg van versnippering zijn hiermee op voorhand uit te sluiten Chemische veranderingen Chemische veranderingen kunnen ontstaan als gevolg van verzuring, vermesting, verzoeting, verzilting en verontreiniging. Verzuring en vermesting van bodem of water kan optreden als gevolg van uitstoot van gassen, waaronder SO 2, NOx, NH 3 en VOS (Vluchtige Organische Stoffen). Deze emissies kunnen over grote afstand worden gedeponeerd. Dit kan effect hebben op de soortensamenstelling van een habitattype. Als gevolg hiervan kan ook het leefgebied van fauna verdwijnen. Verontreiniging, verzoeting, verzilting Bij het boren van de gaten, het plaatsen van explosiefmateriaal en het dichten van het boorgat met bentoniet wordt -afgezien van bentoniet als zijnde bodemvreemde stof- geen gebruik gemaakt van verontreinigende stoffen. Ondergronds toepassen van bentoniet een kleimineraal- leidt niet tot verontreiniging van bodem en water danwel verzoeting of verzilting, omdat er geen zouten oplossen uit het kleimineraal. Effecten op de waterhuishouding zijn evenmin aan de orde. Het gebruik van uitsluitend bentoniet leidt daarom niet tot significant negatieve effecten op natuurgebieden. Als springstof wordt dynamiet toegepast. Als dynamiet tot ontploffing wordt gebracht wordt het volledig omgezet in koolstofdioxide, water, zuurstof en stikstof. (Significant) negatieve effecten als gevolg van verontreiniging kunnen op voorhand worden uitgesloten. Het optreden van effecten als gevolg van verzoeting en verzilting kunnen op voorhand worden uitgesloten. Het boren van gaten in de ondergrond leidt niet tot verzilting en/of verzoeting omdat er op de beoogde diepte geen oplosbare zouten of chloriden bevinden die eventueel als gevolg van de werkzaamheden in het grondof oppervlaktewater terecht kunnen komen. Er treden ook geen veranderingen in de waterhuishouding op. Verzuring en vermesting Verzuring en vermesting van bodem of water is een gevolg van de uitstoot (emissie) van vervuilende gassen door bijvoorbeeld (vracht)auto's, industrie en landbouw. Voertuigen (zoals tractoren) geven tijdens de werkzaamheden een uitstoot van met name NOx. De depositie van NOx kan leiden tot verzuring en vermesting. Stikstof is een belangrijk nutriënt voor planten; extra toevoer van dit nutriënt maakt dat soorten die zijn aangepast aan voedselarme omstandigheden de concurrentie met soorten van nutriëntenrijkere omstandigheden niet langer kunnen winnen (Bobbink et al., 1998). Dit kan bijvoorbeeld leiden tot vergrassing en verruiging. Of er sprake kan zijn van effecten als gevolg van de depositie van verzurende en vermestende stoffen is afhankelijk van het in te zetten materieel en de duur van deze inzet. Wel is duidelijk dat het hier zal gaan om een tijdelijke emissie. De gevolgen van een verhoogde stikstofdepositie ter hoogte van gevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten worden in de paragrafen 4.2.1; & (voortoets) onderzocht Fysieke verandering Fysische factoren omvatten verdroging, vernatting, verandering van stroomsnelheid, verandering overstromingsfrequentie en verandering van de dynamiek van het substraat. Bij de beoogde WATBA5753R002F0.1 24

29 werkzaamheden kan er mogelijke sprake zijn van verdroging als gevolg van de werkzaamheden in de ondergrond. Verdroging heeft betrekking op het verlagen van de grondwaterstand door menselijk handelen. De overige factoren hebben betrekking op natuurlijke dynamiek in ecosystemen, zoals windwerking en zijn op deze werkzaamheden niet van toepassing en komen in deze voortoets dan ook niet verder aan de orde. Verdroging Het boren van de gaten kan leiden tot veranderingen in fysische factoren. Verschillende habitattypen zijn van hun voortbestaan afhankelijk van een voor water impermeabele bodemlaag. Door gaten te boren kan de impermeabele bodemlaag lek raken met als gevolg dat het grondwaterpeil gaat zakken. In de alternatieve werkwijze is aangegeven dat de metingen zoveel mogelijk worden uitgevoerd in watergangen. Wanneer er metingen op het land uitgevoerd worden zal dit plaats vinden op bestaande wegen en paden, en dan bij voorkeur door een trilwagen. Indien er gaten geboord worden zullen deze voorzien worden van bentoniet (zwelklei) in de boorgaten. Na het inbrengen van het bentoniet, wordt deze overgoten met water om het te laten zwellen en daarmee het boorgat af te sluiten. Gezien de geringe mate waarin daadwerkelijk sprake zal zijn van boorlocaties op het land (maximaal 4 boorlocaties per hectare) en het aanvullend gebruik van bentoniet zijn er geen indicaties dat er effecten optreden op het hydrologisch systeem in de Natura 2000-gebieden. (Significant) negatieve effecten op het habitattypen en leefgebieden van soorten als gevolg van verdroging kunnen daarmee op voorhand worden uitgesloten Verstoring Verstoring kan veroorzaakt worden door geluid, licht, trillingen, optische verstoring (de zichtbare aanwezigheid van mensen en installaties) en mechanische effecten. Bij de werkzaamheden wordt geluid geproduceerd (mensen, machines en explosies). De explosies veroorzaken ook trillingen in de bodem. Mechanische verstoring als gevolg van betreding waardoor verdichting van de bodem op kan treden, kan ook aan de orde zijn. De andere aspecten van mechanische verstoring zoals golfslag en luchtwerveling zijn niet aan de orde bij de werkzaamheden. Verstoring door verlichting De werkzaamheden leiden niet tot verstoring door licht. Er wordt alleen gewerkt bij daglicht, waardoor de inzet van verlichting niet noodzakelijk is. De enige uitzondering zijn de werkzaamheden langs wegen waar al wegverlichting aanwezig is. Werkzaamheden in het buitengebied worden uitgevoerd van 7 uur tot 19 uur. Handelingen met springstof mogen enkel bij daglicht plaatsvinden. Eventuele voertuigen die in de vroege ochtenduren of late middaguren gebruikt worden bij de werkzaamheden leiden niet tot extra verstoring door licht omdat deze verlichting gelijkwaardig is aan de wegverlichting en de verlichting van het wegverkeer dat in bestaande situatie reeds van de weg gebruik maakt. Daarnaast zijn de voertuigen in de gehele werkperiode maandelijks slechts 1 of 2 dagen in de Natura 2000-gebieden aanwezig. Daarmee is verstoring van de instandhoudingsdoelstellingen van beide Natura 2000-gebieden door verlichting op voorhand uitgesloten. WATBA5753R002F0.1 25

30 Verstoring door geluid en trillingen Geluidsverstoring wordt veroorzaakt door onnatuurlijke geluidsbronnen. Dit kan permanent zijn, zoals geluid van wegverkeer, of tijdelijk zoals bij evenementen of het onderhavige seismisch onderzoek. Geluid is een hoorbare trilling, gekenmerkt door geluidsdruk en frequentie. Geluid is een belangrijke factor in de verstoring van fauna. De mate van verstoring door geluid wordt beïnvloed door het achtergrondgeluid en de duur, frequentie en sterkte van de geluidsbron zelf (Broekmeyer et al., 2013). Daarnaast is er sprake van gevoelige en minder gevoelige diersoorten ten aanzien van geluidverstoring. De meeste Vogelrichtlijnsoorten en Habitatrichtlijnsoorten zijn gevoelig voor verhoogde geluidsniveaus als gevolg van werkzaamheden in hun leefgebied of de directe omgeving. In het algemeen kunnen de effecten van geluid op diersoorten onderverdeeld worden in (1) veranderingen in gedrag als gevolg van het niet of minder goed waarnemen van akoestische signalen van andere individuen of potentiele predatoren (zogenaamde maskering ; dit speelt vooral bij continue geluidbelasting); (2) veranderingen in gedrag als gevolg van schrik of vluchtreactie (vooral bij impulsgeluiden), waardoor het foerageren, de rust of de nakomelingenzorg onderbroken kan worden; (3) veranderingen in de fysiologie van individuen als gevolg van stress (bij beide typen geluidsoverlast) en (4) tijdelijke of permanente vermindering of zelfs verlies van het horend vermogen (bij beide typen geluidoverlast) (Kleijn, 2008). Geluid op maaiveldniveau Tijdens de uitvoering van het seismisch onderzoek in Friesland is sprake van impulsgeluiden, veroorzaakt door explosies in de ondergrond en het gebruik van airguns. De geluidsbelasting op maaiveldniveau is zeer gering. De explosies vinden plaats op enkele meters onder het maaiveld (tot 15 meter diepte). Er wordt gebruik gemaakt van 500 gr explosiefmateriaal met een specifieke energie van 350 KJoule, resulterend in een druk van 4 MPa in de directe nabijheid van de bron. Door de diepte waarop de explosie plaats vindt zal deze explosie en bijhorende energieniveau niet leiden tot een wezenlijke geluidsverhoging op maaiveldniveau. Er zal hooguit sprake zijn van een toename van enkele db(a). Het menselijk oor kan een verschil van 3 db nèt waarnemen, een verschil van 5 db is pas goed waarneembaar (wetenschap.infonu.nl). Het gehoorspectrum van vogels is, in vergelijking met zoogdieren beperkt. Vogels hebben een geringer bereik qua waarnemen van toonhoogte en geluidsterkte (Dooling 1982 in Dooling et al. 2001, Vogelbescherming). Het mag daarom aangenomen worden dat ook vogels een verandering in geluidbelasting van maximaal 3 db(a) niet kunnen waarnemen. Deze geringe toename van enkele db(a) zal niet leiden tot een dusdanige verhoging van geluidsniveau dat verstoring van vogelrichtlijnsoorten op basis van een verhoogd geluidsniveau (op maaiveld) te verwachten is. Daarmee is verstoring door geluid op maaiveldniveau van de instandhoudingsdoelstellingen van relevante Natura 2000-gebieden op voorhand uitgesloten en wordt dit aspect niet nader uitgewerkt de voortoets ten aanzien van deze gebieden. Onderwatergeluid en trillingen Voor dit project relevante Natura 2000-gebieden bestaan uit grote oppervlakten met open water en zijn aangewezen voor soorten die enerzijds onder water leven en anderzijds voor hun voedsel afhankelijk zijn van de vispopulatie (visetende watervogels). Bij het gebruik van de airgun bij meting in de waterkolom zal er in directe nabijheid van de airgun sprake zijn van een tijdelijke geluidsbelasting van 185 db (zie Figuur 4.1). Deze piekbelasting zal tot enkele tientallen centimeters nabij de bron waarneembaar zijn voor een periode van enkele tienden van een seconde. WATBA5753R002F0.1 26

31 Figuur 4.1 Weergaven van geluidsniveau in de waterkolom in directe nabijheid van de airgun Bij boren in de waterbodem geldt dat deze methode, ten opzichte van het gebruik van de airgun, (nog) minder uitstraling tot gevolg heeft. De inzet van de catamaran en het tot ontploffing brengen van de explosieven in de waterbodem leidt tot een stijging van enkele db. Deze geringe toename van enkele db(a) zal niet leiden tot een dusdanige verhoging van geluidsniveau en trilling dat verstoring van habitatrichtlijn- en vogelrichtlijnsoorten te verwachten is. Daarmee is verstoring door geluid en trillingen veroorzaakt door boren in de waterbodem op voorhand uitgesloten voor de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. De gevolgen van een toename van geluid en trillingen in de waterkolom bij het gebruik van de airgun worden in paragrafen 4.2.3, en (voortoets) onderzocht. Optische verstoring Daarnaast is er bij de werkzaamheden sprake van aanwezigheid van extra mensen en materieel. Dit kan leiden tot optische verstoring van soorten. Er is alleen sprake van een toename in optische verstoring tijdens het seismisch onderzoek, aangezien er geen toename in menselijke activiteiten optreedt na afronding van de werkzaamheden. De effecten kunnen tijdelijk of blijvend zijn, dit is afhankelijk van de dosis-effectrelatie. In paragrafen 4.2.3, en 4.4.3, de voortoets, is dit verder uitgewerkt. Mechanische verstoring De boorgaten zijn klein zoals in hoofdstuk 3 en onder paragraaf verdroging in dit hoofdstuk is aangegeven. Het boren zelf leidt niet tot een aantasting van leefgebied van de soorten. Bij werkzaamheden op het land wordt alleen gebruikt gemaakt van materieel dat geen substantiële verdichting van de bodem tot gevolg heeft (in overleg met de beheerder). Mechanische verstoring is daarom niet aan de orde. WATBA5753R002F0.1 27

32 4.1.5 Samenvatting relevante storingsfactoren Samenvattend kunnen de volgende verstoringsfactoren in potentie leiden tot mogelijke (significant) negatieve effecten op de beschermde natuurwaarden in de Natura 2000-gebieden. Tabel 4.1 Samenvattend overzicht van de relevante storingsfactoren Oppervlakteverlies Versnippering Verontreiniging, verzoeting, verzilting Habitattypen Habitatrichtlijnsoorten Vogelrichtlijnsoorten Verzuring en vermesting (stikstofdepositie) Verdroging Verstoring door verlichting Verstoring door geluid boven maaiveld Verstoring door geluid en trilling onder water Optische verstoring Mechanische verstoring Geen kans op negatieve effecten Wel een kans op negatieve effecten, een voortoets is nodig In de volgende paragrafen worden deze factoren per gebied verder uitgewerkt op niveau van een voortoets. 4.2 Voortoets Rottige Meenthe & Brandemeer Stikstofdepositie De stikstofdepositie binnen dit project is afkomstig van materieel dat wordt ingezet gedurende het veldwerk (aanbrengen, tot ontploffing brengen en opruimen van explosieven en het meten). Gedurende een periode van enkele weken is er sprake van werkzaamheden in het gebied en de directe omgeving. Er wordt gebruik gemaakt van tractoren en andere voertuigen en er zal sprake zijn van een (beperkt) aantal vervoersbewegingen per dag. De effecten kunnen bestaan uit veranderingen van de waterkwaliteit en verruiging van habitattypen of leefgebieden van soorten. PAS staat voor het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Het PAS geeft ruimte aan economische ontwikkelingen. Als een activiteit op basis van het PAS toestemming krijgt, betekent dit dat de activiteit de natuur in het betreffende Natura 2000-gebied niet bedreigt. De initiatiefnemer hoeft dan geen aanvullende onderbouwing te geven. Het PAS geldt voor 118 Natura 2000-gebieden met stikstofgevoelige natuur (de PAS-gebieden) waaronder Rottige Meenthe & Brandemeer. Om te bepalen of de beoogde activiteit vergunningplichtig is, of de uitzondering op de vergunningplicht van toepassing is, is een enkelvoudige WATBA5753R002F0.1 28

33 berekening in AERIUS Calculator uitgevoerd. Uit de AERIUS-berekening blijkt dat de planbijdrage beneden de 0,05 mol N/ha/jr ligt, (zie Bijlage 3). Voor activiteiten met een depositie beneden de 0,05 mol N/ha/jr is geen sprake van vergunningplicht en geldt ook geen meldingsplicht Verstoring door onderwatergeluid en trillingen Habitatrichtlijnsoorten Het Natura 2000-gebied Weerribben is aangewezen voor de meervleermuis, gestreepte waterroofkever, grote vuurvlinder, gevlekte witsnuitlibel, groenknolorchis, grote modderkuiper, platte schijfhoren, zeggekorfslak, bittervoorn, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en rivierdonderpad. De groenknolorchis is ongevoelig voor de effecten van trilling en geluid. Bovendien worden gebieden met mogelijke standplaatsen van grondknolorchis niet betreden. Significant negatieve effecten op de groenknolorchis door onderwatergeluid en trillingen zijn op voorhand uitgesloten. De grote vuurvlinder is niet watergebonden. Significant negatieve effecten op de grote vuurvlinder door onderwatergeluid en trillingen zijn op voorhand uitgesloten. De meervleermuis is nachtactief, een periode waarin niet gewerkt wordt. Voor zover bekend overwinteren meervleermuizen in Nederland van 15 oktober tot 15 april in mergelgroeven, bunkers, forten, vestingwerken, oude steenfabrieken en kelders (bron: Binnen de Weerribben zijn geen overwinteringslocaties bekend van de soort. De meervleermuis is afwezig gedurende de uitvoeringsperiode en ondervindt dan ook geen hinder als gevolg van het onderwatergeluid en trillingen. Significant negatieve effecten op de meervleermuis veroorzaakt door onderwatergeluid en trillingen zijn op voorhand uitgesloten. De belangrijkste biotopen voor de gestreepte waterroofkever in Nederland zijn sloten en kanalen met een breedte tussen 1,5 en 20 meter, een diepte tussen de 50 en 150 centimeter met helder water, en meestal een vrij spaarzame vegetatie van drijvende en submerse waterplanten waarbij een krooslaag afwezig dient te zijn ( De minimale waterdiepte waarbij de airgun wordt gebruikt is 1,5 meter. Het gebruik van de airgun vindt dus niet plaats binnen het leefgebied van de gestreepte waterroofkever. Zoals eerder vermeld in paragraaf heeft het boren en tot ontploffing brengen van springstof in de waterbodem geen negatieve effecten op instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Significant negatieve effecten op de gestreepte waterroofkever door onderwatergeluid en trillingen zijn op voorhand uitgesloten. De gevlekte witsnuitlibel komt voor in de verlandingszones van laagveenmoerassen. Het water moet helder, ondiep (één meter of minder), matig voedselrijk zijn en beschut liggen. De minimale waterdiepte waarbij de airgun wordt gebruikt is 1,5 meter. Werkzaamheden vinden dus niet plaats binnen het leefgebied van de gevlekte witsnuitlibel. Significant negatieve effecten op de gevlekte witsnuitlibel door onderwatergeluid en trillingen zijn op voorhand uitgesloten. De zeggekorfslak wordt aangetroffen in oeverzones, moerassen en broekbossen met een dichtbegroeide tot ijle ondergroei van Moeraszegge (Carex acutiformis), de primaire waardplant in Nederland. Daarnaast wordt de soort ook aangetroffen op de volgende vegetatievormende, secundaire waardplanten: Pluimzegge (Carex paniculata), Liesgras (Glyceria maxima), Riet (Phragmites australis) en Oeverzegge (Carex riparia). In genoemde vegetaties komen nog diverse andere plantensoorten voor, zoals o.a. de Grote egelskop (Sparganium erectum) en Bosbies (Scirpus sylvaticus). Hoewel de Zeggekorfslak in principe ook hierop aangetroffen kan worden, blijkt vrijwel steeds dat Moeraszegge ook binnen deze vegetatie groeit ( Werkzaamheden vinden niet plaats in geschikt leefgebied voor de zeggekorfslak. In de natuurgebieden en vegetaties waar de soort voor kan komen wordt alleen op wegen WATBA5753R002F0.1 29

34 en paden gewerkt. Significant negatieve effecten op de zeggekorfslak door onderwatergeluid en trillingen zijn op voorhand uitgesloten. Mogelijke effecten op de bittervoorn bestaan uit een kortstondige verstoring van het leefgebied van de soort, wanneer gebruik wordt gemaakt van de airgun of in de waterbodem wordt geboord. De werkzaamheden zijn zeer kortdurend. Daarnaast vindt het gebruik van de airgun plaats in een zeer lage dichtheid (maximaal 1 schotpunt per 2,25 ha.), hetzelfde geldt voor het boren in de waterbodem. Dat betekent dat de verstoring van het leefgebied van de soort slechts incidenteel is en zeer plaatselijk is. De bittervoorn is goed instaat het leefgebied waar verstoring plaats vindt te verlaten, waarmee significant negatieve effecten op deze soort zijn uit te sluiten. Er treedt mogelijk wel verstoring op maar dit zal zeker niet leiden tot negatieve effecten voor deze soort. Significant negatieve effecten op de bittervoorn door onderwatergeluid en trillingen zijn op voorhand uitgesloten. Voor de kleine modderkruiper, grote modderkruiper en rivierdonderpad zijn (significant) negatieve effecten niet op voorhand uitgesloten voor geluid en trilling. Deze soorten zijn minder mobiel dan de bittervoorn en kunnen zich daarmee niet tijdig genoeg naar andere onverstoord leefgebied verplaatsen bij eventuele verstoring. Significant negatieve effecten op de kleine modderkruiper, grote modderkruiper en rivierdonderpad door onderwatergeluid en trillingen zijn op voorhand niet uitgesloten. De platte schijfhoren wordt voornamelijk aangetroffen in stilstaande of zeer zwak stromende, zoete wateren. De soort is afwezig in brakke wateren of wateren die periodiek droog vallen. Milieufactoren als diepte, breedte en isolatie van het water lijken op het voorkomen weinig of geen invloed te hebben. De soort is ongevoelig voor geluid (bron: effectenindicator). De effecten als gevolg van trilling zijn onbekend waardoor significante effecten op voorhand niet zijn uit te sluiten. De kleine modderkruiper, grote modderkruiper, rivierdonderpad en platte schijfhoren worden in hoofdstuk 6 passend beoordeeld. Vogelrichtlijnsoorten Alleen de roerdomp en watersnip zijn aanwezig binnen het plangebied gedurende de uitvoering van de beoogde werkzaamheden. De overige vogelrichtlijnsoorten betreffen trekvogels die tijdens de uitvoeringsperiode in warmere streken overwinteren. Onderwatergeluid en trillingen kunnen uitsluitend via effecten op de visstand negatieve effecten op visetende watervogels hebben. De watersnip is geen visetende vogelsoort dus negatieve effecten zijn uitgesloten. De roerdomp is wel een visetende vogelsoort van dit Natura 2000-gebied. Roerdompen jagen meestal in rietland, in of vlak boven het water. De airgun wordt ingezet bij een minimale waterdiepte van 1,5 meter. Dit betekent dat de airgun niet wordt ingezet in foerageergebieden van de roerdomp en dat significant negatieve effecten zijn uitgesloten Optische verstoring Habitatrichtlijnsoorten Platte schijfhoren en zeggekorfslak zijn ongevoelig voor optische verstoring en worden buiten beschouwing gelaten in deze paragraaf (bron: effectenindicator). De meervleermuis is nachtactief, een periode waarin niet gewerkt wordt. Voor zover bekend overwinteren meervleermuizen in Nederland van 15 oktober tot 15 april in mergelgroeven, bunkers, forten, vestingwerken, oude steenfabrieken en kelders (bron: Binnen Weerribben zijn geen overwinteringslocaties bekend van de soort. De meervleermuis is afwezig gedurende de uitvoeringsperiode en ondervindt dan ook geen hinder als gevolg van optische verstoring. Mogelijke effecten op de bittervoorn, kleine modderkruiper, grote modderkruiper en rivierdonderpad bestaan uit een kortstondige verstoring van het leefgebied van de soort. De werkzaamheden zijn echter zeer kortdurend. Het afschieten van de airgun of het uitvoeren van boringen in de waterbodem plaats in een zeer lage dichtheid (maximaal 1 schotpunt of boring per 2,25 ha.). Dat betekent dat de verstoring van WATBA5753R002F0.1 30

35 het leefgebied van deze vissoorten slechts incidenteel is en zeer plaatselijk is. Significant negatieve effecten door optische verstoring zijn voor de vissoorten uitgesloten. Zoals eerder vermeld in paragraaf wordt niet gewerkt in het leefgebied van gestreepte waterroofkever, grote vuurvlinder en gevlekte witsnuitlibel waardoor significant negatieve effecten op voorhand zijn uitgesloten. Vogelrichtlijnsoorten Gedurende de uitvoeringsperiode zijn alleen roerdomp en watersnip aanwezig in het plangebied. De watersnip verblijft buiten de broedtijd vooral in natte graslanden, slootkanten en lage moerasvegetaties ( De roerdomp zoekt zijn voedsel in de moerassige plantengroei langs de oevers van open water, van rietland tot zegge-, dotter- of watermuntvegetaties. Het biotoop van beide soorten is ongeschikt om materieel in te zetten. Verstoring van het leefgebied van deze soorten zal slechts incidenteel en zeer plaatselijk zijn. Bovendien zijn de soorten goed instaat om de werkzaamheden te ontvluchten en alternatief foerageergebied op te zoeken. De onderzoeks-werkzaamheden worden slechts in een zeer klein deel van de Weerribben uitgevoerd en er zijn voldoende uitwijkingsmogelijkheden voor de soorten zie Figuur 4-2. De aangewezen rustgebieden vallen buiten het plangebied en hier wordt niet gewerkt. Significant negatieve effecten voor vogelrichtlijnsoorten zijn op voorhand uitgesloten. Figuur 4.2 Rustgebieden voor vogels (bron, Beheerplan Natura 2000 Wieden-Weerribben, Paars kader: gebied waar de onderzoekswerkzaamheden plaatsvinden. Bron: Provincie Overijssel WATBA5753R002F0.1 31

36 4.2.4 Samenvatting voortoets Samenvattend kunnen de volgende effecten in potentie leiden tot mogelijke (significant) negatieve effecten op de beschermde natuurwaarden in het Natura 2000-gebied Weerribben. Tabel 4.3 Samenvattend overzicht van de relevante storingsfactoren Stikstofdepositie Verstoring door geluid en trilling onder water Optische verstoring Habitattypen Alle habitattypen n.v.t. n.v.t. Habitatrichtlijnsoorten Zeggekorfslak Gevlekte witsnuitlibel Grote vuurvlinder Gestreepte waterroofkever Bittervoorn Grote modderkruiper Kleine modderkruiper Rivierdonderpad Meervleermuis Groenknolorchis Platte schijfhoren Broedvogels Roerdomp Purperreiger Porseleinhoen Watersnip Zwarte Stern Snor Rietzanger Grote karekiet n.v.t Geen sprake van een negatief effect Een significant negatief effect is op voorhand uitgesloten Een significant negatief effect is op voorhand niet uitgesloten, een passende beoordeling is nodig In hoofdstuk 6 zijn deze factoren voor de Weerribben verder uitgewerkt in de passende beoordeling. WATBA5753R002F0.1 32

37 4.3 Voortoets IJsselmeer Stikstofdepositie De stikstofdepositie binnen dit project is afkomstig van materieel dat wordt ingezet gedurende het veldwerk (aanbrengen, tot ontploffing brengen en opruimen van explosieven en het meten). Gedurende een periode van enkele weken is er sprake van werkzaamheden in het gebied en de directe omgeving. Er wordt gebruik gemaakt van tractoren en andere voertuigen en er zal sprake zijn van een (beperkt) aantal vervoersbewegingen per dag. De effecten kunnen bestaan uit veranderingen van de waterkwaliteit en verruiging van habitattypen of leefgebieden van soorten. Het Natura 2000-gebied IJsselmeer is niet opgenomen in het PAS (pas.natura2000.nl). Dit betekent dat er op dit moment geen sprake is van een stikstofknelpunt waardoor de instandhoudingsdoelstellingen niet gehaald worden. Het wil niet zeggen dat er geen stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden van soorten aanwezig zijn. In onderstaande tabel staat aangegeven wat de KDW s zijn voor de aangewezen soorten en habitattypen. Tabel 4.4: KDW s van de stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten die binnen het Natura 2000-gebied IJsselmeer voorkomen. De habitattypen en leefgebieden van soorten die niet gevoelig zijn (KDW > 2400 mol N/ha/jr) zijn niet opgenomen in de tabel. Bron: Ministerie van EZ en IM, 2015 en van Dobben et al., Habitattype/soort Leefgebied KDW (mol N/ha/jr) Habitattypen H3150 Meren met krabbenscheer en fonteinkruiden n.v.t (gevoelig) H7140A Trilvenen (trilvenen) n.v.t (zeer gevoelig) Habitatsoorten H1903 Groenknolorchis Trilveen* 1100 (zeer gevoelig) Broedvogels A081 Bruine kiekendief Nat, matig voedselrijk grasland 1600 (gevoelig) A137 Bontbekplevier Nat, matig voedselrijk grasland 1600 (gevoelig) A151 Kemphaan Bloemrijk grasland van rivier- en zeeklei 1400 (gevoelig) A193 Visief Bloemrijk grasland van rivier- en zeeklei 1400 (gevoelig) Niet-broedvogels A151 Kemphaan Bloemrijk grasland van rivier- en zeeklei 1400 (gevoelig) A156 Grutto Bloemrijk grasland van rivier- en zeeklei 1400 (gevoelig) A197 Zwarte stern Bloemrijk grasland van rivier- en zeeklei 1400 (gevoelig) *Het habitattype overgangs- en trilvenen komt nog in zeer kleine oppervlaktes voor in de buitendijkse gebieden langs de Friese kust van het IJsselmeer, op de Makkumernoordwaard. Het voorkomen van de groenknolorchis in het IJsselmeergebied was tot 2005 tot dat habitattype beperkt. De groenknolorchis is momenteel verdwenen uit het Natura 2000-gebied. De Makkumernoordwaard ligt op circa 8 km afstand van het plangebied. WATBA5753R002F0.1 33

38 De huidige achtergronddepositie ligt tussen de 750 en 1000 mol N/ha/jr (bron: geodata.rivm.nl/gnc). Uit de Aeriusberekening (Bijlage 3) blijkt dat de planbijdrage beneden de 0,05 mol N/ha/jr ligt. Gezien het verschil van minimaal 100 mol N/ha/jr tussen de huidige achtergronddepositie en de KDW kan gesteld worden dat er geen sprake is van negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen Verstoring door onderwatergeluid en trillingen Habitatrichtlijnsoorten Het Natura 2000-gebied IJsselmeer is binnen de habitatrichtlijngedeelten aangewezen voor de rivierdonderpad, meervleermuis en Noordse woelmuis. Dit habitatrichtlijngedeelte ligt globaal tussen Hindelopen en Kornwerderzand. De afstand tussen het plangebied en het habitatrichtlijngedeelte bedraagt circa 22 km. Vanwege deze grote afstand zijn significant negatieve effecten als gevolg van onderwatergeluid en trillingen uitgesloten voor deze soorten. Vogelrichtlijnsoorten Onderwatergeluid en trillingen kunnen uitsluitend via effecten op de visstand negatieve effecten op de visetende watervogels hebben. Er vindt echter geen seismisch onderzoek plaats in het open water van het IJsselmeer waardoor negatieve effecten als gevolg van onderwatergeluid en trillingen op vogelrichtlijnsoorten zijn uitgesloten Optische verstoring Habitatrichtlijnsoorten De groenknolorchis en Noordse woelmuis komen niet in het plangebied voor waardoor negatieve effecten als gevolg van optische verstoring is uitgesloten (zie paragraaf 4.3.2). De meervleermuis is nachtactief, buiten de uitvoeringsperiode van de werkzaamheden, en vooral gevoelig voor verstoring door verlichting. Dit is niet aan de orde tijdens de uitvoering van de werkzaamheden zoals in paragraaf is aangegeven. Vogelrichtlijnsoorten De broedperiode van de aangewezen broedvogels in dit gebied (aalscholver, roerdomp, lepelaar, bruine kiekendief, porseleinhoen, bontbekplevier, kemphaan, visdief, snor en rietzanger) ligt buiten de periode waarin de werkzaamheden zullen worden uitgevoerd (december t/m maart). Negatieve effecten als gevolg van optische verstoring van deze broedvogels als gevolg van de werkzaamheden is dan ook op voorhand uitgesloten. De niet-broedvogels aalscholver, brilduiker, dwergmeeuw, fuut, grote zaagbek, kuifeend, meerkoet, nonnetje, reuzenstern, slobeend, tafeleend, topper en zwarte stern zijn gebonden aan open water (Rijkswaterstaat, 2016). Het plangebied van het seismisch onderzoek valt buiten het grote open water van het IJsselmeer waardoor negatieve effecten als gevolg van optische verstoring op deze niet-broedvogels op voorhand zijn uitgesloten. De niet-broedvogels kleine zwaan, krakeend, bergeend, wilde eend, pijlstaart, lepelaar en kluut rusten en foerageren in het ondiepe water langs de Friese IJsselmeerkust. De Workumerwaard, Bocht van Molkwerum, de Steile Bank zijn belangrijke slaapplaatsen voor de smient, kleine zwaan en kolgans. Deze kwetsbare gebieden liggen op minimaal 4 km van het plangebied waardoor een significant negatief effect is uitgesloten. De oeverzone langs de Friese Westkust en de Steile Bank is een belangrijk gebied voor de nietbroedvogels kleine rietgans, toendrarietgans, grauwe gans en wintertaling. Deze soorten rusten en WATBA5753R002F0.1 34

39 foerageren hier. Voor de kleine rietgans en toendrarietgans is de oever essentieel als slaapplaats. Voor met name de kleine rietgans is onvoldoende rust in de aangrenzende binnendijkse foerageergebieden een aandachtspunt (Rijkswaterstaat, 2016). Deze kwetsbare gebieden liggen op minimaal 4 km van het plangebied waardoor een significant negatief effect is uitgesloten. De graslanden rondom Lemmer zijn foerageergebieden voor de niet-broedvogels brandgans, goudplevier, grutto, kemphaan, kolgans en wulp. Maar ook de krakeend en smient maken van deze graslanden gebruik om te foerageren. Het gaat hierbij met name om de graslanden die binnen 5 km van het IJsselmeer liggen en deze vallen net binnen het plangebied van het seismisch onderzoek Lemsterland. De essentiële foerageergebieden liggen echter buiten het plangebied, zie Figuur 4.3. Significant negatieve effecten als gevolg van optische verstoring zijn op voorhand uit te sluiten. Figuur 4.3 Begrenzing foerageergebieden 2018 in Fryslân waar ganzen ongestoord mogen foerageren ( Samenvatting voortoets Samenvattend zijn (significant) negatieve effecten uitgesloten op de beschermde natuurwaarden in het Natura 2000-gebied IJsselmeer. Het uitvoeren van een passende beoordeling voor het Natura gebied IJsselmeer is niet noodzakelijk. 5 Passende beoordeling Rottige Meenthe & Brandemeer In de voortoets (paragraaf 4.1) is geconcludeerd dat significant negatieve effecten als gevolg van de werkzaamheden van het seismisch onderzoek in Lemsterland niet zijn uit te sluiten voor kleine modderkruiper en platte schijfhoren. Hieronder worden deze effecten nader beoordeeld op hun significantie. WATBA5753R002F0.1 35

40 5.1 Kleine modderkruiper Onderwatergeluid en trillingen Uit de voortoets Rottige Meenthe & Brandemeer is gebleken dat de kans op negatieve effecten op de habitatsoort kleine modderkruiper als gevolg van geluidsbelasting en eventueel bijkomende trillingen niet uitgesloten kan worden. Omdat (significant) negatieve effecten niet kunnen worden uitgesloten is op basis van de meest recente verspreidingsinformatie kleine modderkruiper en de nieuwste en meest relevante dosis-effectrelaties zo nauwkeurig mogelijk bepaald wat de effecten zijn op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Rottige Meenthe & Brandemeer voor deze soort. Wanneer significante effecten inderdaad niet zijn uit te sluiten wordt bepaald of mitigerende maatregelen mogelijk zijn om deze effecten te voorkomen. Effectbeschrijving Vissen gebruiken geluid als communicatiemiddel. Het kan een rol spelen bij voortplanting, agressief gedrag, territoriumverdediging, bescherming, foerageren en het vormen van scholen (Arcadis et al., 2011). Het geluid dat bij het seismisch onderzoek wordt geproduceerd, kan door vissen worden waargenomen en tot gedragseffecten leiden. Ook kan blootstelling aan hoge geluidniveaus leiden tot fysieke of fysiologische effecten zoals tijdelijke of permanente schade aan de zwemblaas, andere organen, bloedvaten of het gehoorapparaat (van Opzeeland et al., 2007). Bij vissen wordt onderscheid gemaakt in gehoorspecialisten, waartoe soorten behoren met een relatief lage gehoordrempel en hoge gevoeligheid voor geluid, en gehoorgeneralisten: over het algemeen soorten die een kleine of geen zwemblaas hebben of waarbij speciale structuren voor een efficiënte geluidsoverdracht ontbreken. De kleine modderkruiper is waarschijnlijk een gehoorspecialist. Fysieke effecten In verschillende studies zijn de effecten van heiwerk voor windturbineparken en met name de effecten van heien op vissen beschreven. In een studie naar onderwaterheien in Zuid-Californië werden effecten op vissen in een experimentele opstelling onderzocht door vissen op verschillende afstanden bloot te stellen aan het door heiactiviteiten veroorzaakte geluid (Hastings & Popper, 2005). Op afstanden tot 12 meter van de bron resulteerde dat in de onmiddellijke dood van de vissen. Tot op 1 km afstand werden vissen aangetroffen met dusdanige verwondingen dat ze daaraan op korte termijn zouden doodgaan. Deze waarnemingen en andere onderzoeken zijn door de American Fisheries Hydroacoustic Working Group (FHWG) gebruikt om op grond van een aantal worst case aannamen drempelwaarden voor tijdelijke gehoordrempelverschuiving bij grotere vissen (> 2 gram versgewicht) en kleine vissen (< 2 gram versgewicht) van respectievelijk Sound Exposure Level (SEL) 187 en 183 db 1 re μpa 2 s voor te stellen (Oestman et al. 2009). Aan deze SEL ligt een piekgeluid van 206 db-peak ten grondslag. De genoemde waarden zijn ook in Nederland toegepast bij effectstudies voor heien en seismisch onderzoek. Uit een onderzoek naar effecten van geluid van airguns op de snoek blijkt dat de zwemblaas bij hoge geluidsniveaus kan scheuren en dat schade aan andere organen zoals lever en nieren op kan treden. De gebruikte airguns hadden piekgeluiden van 244 en 252 db en werden meerdere malen afgevuurd op een afstand van 3, 6 en 9 meter van gekooide snoeken. Tot op 9 meter van de airgun traden verwondingen op zoals gescheurde zwemblazen, gescheurde organen en inwendige bloedingen. (Jackson et al., 2013). Uit een ander onderzoek naar de effecten van airguns (piekgeluiden van db) op een drietal vissoorten bleken geen verwondingen op te treden aan zwemblaas en organen, evenmin werden bloedingen vastgesteld. De afstand tussen de airguns en de vissen bij dit onderzoek lag tussen de 13 en 17 meter (Popper et al, 2005). WATBA5753R002F0.1 36

41 Gedragseffecten Gedragsveranderingen zoals vluchtgedrag worden beperkt beschreven in de literatuur. Gedragsveranderingen zijn vastgesteld bij verschillende seismische onderzoeken op zee. Visvangsten van schelvis, kabeljauw en roodbaars namen af gedurende en enkele dagen na het gebruik van airguns (Engas & Lokkeborg, 2002; Pearson et al., 1992). Vissen verplaatsen zich naar diepere waterlagen tijdens seismisch onderzoek (Slotte et al., 2004). Ook nemen de visdichtheden op grote afstanden van een seismisch onderzoekgebied toe (Dalen & Raknes, 1985). Bij al deze onderzoeken is echter sprake van het gebruik van airguns over een langere periode in eenzelfde habitat. Een onderzoek van Wardle et al. (2001) heeft aangetoond dat het gedrag van vissen op een rif niet veranderd na geluidsverstoring van 210 db re 1μPa op 16 meter afstand door airguns en dat ook geen blijvende schade aan vissen is waargenomen. Het niet wegvluchten van vissen bij het rif kan mogelijk verklaard worden door de plaatgebondenheid van de aanwezige vissen vanwege het betreffende habitat. Effecten op eieren en larven Over eieren en vissoorten is in de literatuur weinig bekend, duidelijk is dat larven en viseitjes vanwege hun immobiliteit niet in staat zijn om weg te vluchten van de verstoringsbron. De werkzaamheden vinden echter plaats in de winter (december t/m maart) op dat moment zijn er niet of nauwelijks eieren en larven van vis meer aanwezig in het water. Effecten op eieren en larven zijn daarom uitgesloten. 5.2 Verstoring door geluid en trilling In deze paragraaf zijn de effecten ten aanzien van geluid en trilling op de kleine modderkruiper uitgewerkt. Er zijn geen aparte dosis-effect relaties bekend voor kleine modderkruiper of waardoor een soort specifieke uitwerking in dit geval geen toegevoegde waarde heeft. Bij het gebruik van de airgun zal er in directe nabijheid van de airgun sprake zijn van een tijdelijke geluidsbelasting van 185dB-piek (zie Figuur 5.1). Deze piekbelasting zal tot enkele tientallen centimeters nabij de bron waarneembaar zijn voor een periode van enkele tienden van een seconde. Op maaiveld niveau is deze piekbelasting niet meer waarneembaar. Het piekgeluid ligt enkele malen lager dan de door Oestman (2009) genoemde drempelwaarden voor tijdelijke gehoordrempelverschuiving en ligt eveneens lager dan de waarden waarbij andere verwondingen aan vissen optreden. Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat de genoemde waarden van gebaseerd zijn op andere soorten dan kleine modderkruiper. Figuur 5.1 Weergave van geluidniveau in directe nabijheid van de airgun Omdat het geluid dat veroorzaakt wordt door het seismisch onderzoek in de Rottige Meenthe & Brandemeer lager ligt dan de geluidsniveaus waarbij tijdelijke gehoordrempelverschuiving of permanente gehoordrempelverschuiving optreedt, zullen vissen die in de nabijheid van de geluidsbron zwemmen geen tijdelijke gehoordrempelverschuivingen ondervinden. Het geluid dat vrijkomt, kan wel voor verstoring zorgen in de vorm van gedragsveranderingen. De airguns worden echter slechts één keer afgeschoten op een onderlinge afstand van 50 meter (in lijnen op een afstand van 450 meter van elkaar). In de meeste gevallen ligt deze dichtheid lager omdat niet overal in het water wordt gewerkt. Dit laatste is met name het WATBA5753R002F0.1 37

42 geval in de kleinere watergangen die afgewisseld worden met land en moeras. Kleine modderkruiper komt voornamelijk in deze kleinere watergangen en oeverzones van grotere wateren voor. Omdat de kleine modderkruiper weinig mobiel is, zal de soort slechts eenmalig gedurende een fractie van een seconde hinder ondervinden van het afschieten van een airgun. Ze zijn niet in staat zo snel te zwemmen dat ze ook hinder kunnen ondervinden van het afvuren van een airgun 50 meter verderop. Uit de literatuur bekende gedragsveranderingen van vissen als gevolg van seismisch onderzoek met airguns hebben allen betrekking op seismisch onderzoek waarbij gedurende langere tijd airguns worden afgevuurd. Omdat dat hier niet het geval is en de vissen slechts eenmalig hinder kunnen ondervinden van het afvuren van een airgun, zullen gedragsveranderingen niet aan de orde zijn of slechts zeer marginaal. Het seismisch onderzoek in de Weerribben vindt plaats in een periode wanneer geen eieren en visbroed meer aanwezig van kleine modderkruiper. Dat betekent dat geen effecten optreden ten aanzien van eieren en visbroed. Conclusie Gezien de tijdelijke verstoring en de geringe mate van effecten als gevolg van de aanwezige geluidsbron zal er enkel sprake zijn van tijdelijk verstoring. Er zal geen sprake zijn van effecten op de leefgebieden van de kleine modderkuiper en ook geen negatieve effecten op de doelstellingen voor deze soort. Significant negatieve effecten ten aanzien van kleine modderkruiper en de instandhoudingsdoelen zijn daarmee niet aan de orde. 5.3 Platte schijfhoren Er wordt vanuit gegaan dat platte schijfhoren net als vissen (zie paragraaf 5.2) niet worden verwond of gedood door het geluid en trilling dat wordt veroorzaakt door de airgun. Vissen staan bekend als zeer gevoelig voor geluid en trilling. De soortgroep is daarom een goed referentiekader voor een worst-case benadering voor gevoeligheid voor trilling en geluid van ongewervelden. Bovendien is in de effectenindicator aangegeven dat de platte schijfhoren ongevoelig is voor geluid. De impact van trilling is onbekend maar op basis van een worst-case scenario wordt geconcludeerd dat significant negatieve effecten op voorhand kunnen worden uitgesloten. De platte schijfhoren plant zich waarschijnlijk gedurende het hele jaar voort (de Bruyne R.H. et al. 2008). Het gebruik van de airgun vindt echter plaats in een zeer lage dichtheid (maximaal 1 schotpunt per 2,25 ha). Alleen eieren in de directe nabijheid (max. enkele tientallen centimeters) staan onder invloed van de impact van de airgun. Indien de eieren al gevoelig zijn voor trilling zal het verstorend effect dermate klein zijn dat deze als niet significant is aan te merken. Conclusie Gezien de tijdelijke verstoring en de geringe mate van effecten als gevolg van de aanwezige geluidsbron zal er enkel sprake zijn van tijdelijk verstoring. Er zal geen sprake zijn van effecten op de leefgebieden van de platte schijfhoren en ook geen negatieve effecten op de doelstellingen voor deze soort. Significant negatieve effecten ten aanzien van platte schijfhoren en de instandhoudingsdoelen zijn daarmee niet aan de orde. WATBA5753R002F0.1 38

43 6 Passende beoordeling Weerribben In de voortoets (paragraaf 4.1) is geconcludeerd dat significant negatieve effecten als gevolg van de werkzaamheden van het seismisch onderzoek in Lemsterland niet zijn uit te sluiten voor kleine modderkruiper, grote modderkruiper, rivierdonderpad en platte schijfhoren. Hieronder worden deze effecten nader beoordeeld op hun significantie. 6.1 Vissen Uit de voortoets Rottige Meenthe & Brandemeer is gebleken dat de kans op negatieve effecten op de habitatsoorten grote modderkruiper, kleine modderkruiper en rivierdonderpad als gevolg van geluidsbelasting en eventueel bijkomende trillingen niet uitgesloten kan worden. Omdat (significant) negatieve effecten niet kunnen worden uitgesloten is op basis van de meest recente verspreidingsinformatie van grote modderkruiper, kleine modderkruiper en rivierdonderpad en de nieuwste en meest relevante dosis-effectrelaties zo nauwkeurig mogelijk bepaald wat de effecten zijn op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura gebied Rottige Meenthe & Brandemeer voor deze soorten. Wanneer significante effecten inderdaad niet zijn uit te sluiten wordt bepaald of mitigerende maatregelen mogelijk zijn om deze effecten te voorkomen. Effectbeschrijving Vissen gebruiken geluid als communicatiemiddel. Het kan een rol spelen bij voortplanting, agressief gedrag, territoriumverdediging, bescherming, foerageren en het vormen van scholen (Arcadis et al., 2011). Het geluid dat bij het seismisch onderzoek wordt geproduceerd, kan door vissen worden waargenomen en tot gedragseffecten leiden. Ook kan blootstelling aan hoge geluidniveaus leiden tot fysieke of fysiologische effecten zoals tijdelijke of permanente schade aan de zwemblaas, andere organen, bloedvaten of het gehoorapparaat (van Opzeeland et al., 2007). Bij vissen wordt onderscheid gemaakt in gehoorspecialisten, waartoe soorten behoren met een relatief lage gehoordrempel en hoge gevoeligheid voor geluid, en gehoorgeneralisten: over het algemeen soorten die een kleine of geen zwemblaas hebben of waarbij speciale structuren voor een efficiënte geluidsoverdracht ontbreken. De grote modderkruiper is een gehoorspecialist (van Opzeeland et al., 2007) de kleine modderkruiper waarschijnlijk - en rivierdonderpad zijn gehoorgeneralisten. Fysieke effecten In verschillende studies zijn de effecten van heiwerk voor windturbineparken en met name de effecten van heien op vissen beschreven. In een studie naar onderwaterheien in Zuid-Californië werden effecten op vissen in een experimentele opstelling onderzocht door vissen op verschillende afstanden bloot te stellen aan het door heiactiviteiten veroorzaakte geluid (Hastings & Popper, 2005). Op afstanden tot 12 meter van de bron resulteerde dat in de onmiddellijke dood van de vissen. Tot op 1 km afstand werden vissen aangetroffen met dusdanige verwondingen dat ze daaraan op korte termijn zouden doodgaan. WATBA5753R002F0.1 39

44 Deze waarnemingen en andere onderzoeken zijn door de American Fisheries Hydroacoustic Working Group (FHWG) gebruikt om op grond van een aantal worst case aannamen drempelwaarden voor tijdelijke gehoordrempelverschuiving bij grotere vissen (> 2 gram versgewicht) en kleine vissen (< 2 gram versgewicht) van respectievelijk Sound Exposure Level (SEL) 187 en 183 db 1 re μpa2s voor te stellen (Oestman et al. 2009). Aan deze SEL ligt een piekgeluid van 206 db-peak ten grondslag. De genoemde waarden zijn ook in Nederland toegepast bij effectstudies voor heien en seismisch onderzoek. Uit een onderzoek naar effecten van geluid van airguns op de snoek blijkt dat de zwemblaas bij hoge geluidsniveaus kan scheuren en dat schade aan andere organen zoals lever en nieren op kan treden. De gebruikte airguns hadden piekgeluiden van 244 en 252 db en werden meerdere malen afgevuurd op een afstand van 3, 6 en 9 meter van gekooide snoeken. Tot op 9 meter van de airgun traden verwondingen op zoals gescheurde zwemblazen, gescheurde organen en inwendige bloedingen. (Jackson et al., 2013). Uit een ander onderzoek naar de effecten van airguns (piekgeluiden van db) op een drietal vissoorten bleken geen verwondingen op te treden aan zwemblaas en organen, evenmin werden bloedingen vastgesteld. De afstand tussen de airguns en de vissen bij dit onderzoek lag tussen de 13 en 17 meter (Hastings & Popper, 2005). Gedragseffecten Gedragsveranderingen zoals vluchtgedrag worden beperkt beschreven in de literatuur. Gedragsveranderingen zijn vastgesteld bij verschillende seismische onderzoeken op zee. Visvangsten van schelvis, kabeljauw en roodbaars namen af gedurende en enkele dagen na het gebruik van airguns (Engas & Lokkeborg, 2002; Pearson et al., 1992). Vissen verplaatsen zich naar diepere waterlagen tijdens seismisch onderzoek (Slotte et al., 2004). Ook nemen de visdichtheden op grote afstanden van een seismisch onderzoekgebied toe (Dalen & Raknes, 1985). Bij al deze onderzoeken is echter sprake van het gebruik van airguns over een langere periode in eenzelfde habitat. Een onderzoek van Wardle et al. (2001) heeft aangetoond dat het gedrag van vissen op een rif niet veranderd na geluidsverstoring van 210 db re 1μPa op 16 meter afstand door airguns en dat ook geen blijvende schade aan vissen is waargenomen. Het niet wegvluchten van vissen bij het rif kan mogelijk verklaard worden door de plaatgebondenheid van de aanwezige vissen vanwege het betreffende habitat. Effecten op eieren en larven Over eieren en vissoorten is in de literatuur weinig bekend, duidelijk is dat larven en viseitjes vanwege hun immobiliteit niet in staat zijn om weg te vluchten van de verstoringsbron. De werkzaamheden in de Rottige Meenthe & Brandemeer vinden echter plaats in de winter (december t/m maart), op dat moment zijn er niet of nauwelijks eieren en larven van vis meer aanwezig in het water. Effecten op eieren en larven zijn daarom uitgesloten. WATBA5753R002F0.1 40

45 6.2 Verstoring door geluid en trilling In deze paragraaf zijn de effecten ten aanzien van geluid en trilling op de grote modderkruiper, kleine modderkruiper en rivierdonderpad uitgewerkt. Hierbij zijn de soorten niet soort specifiek uitgewerkt omdat de effecten per soort niet verschillen. Verder zijn er geen aparte dosis-effect relaties bekend voor grote modderkruiper, kleine modderkruiper of rivierdonderpad waarmee een soort specifieke uitwerking in dit geval geen toegevoegde waarde heeft. Bij het gebruik van de airgun zal er in directe nabijheid van de airgun sprake zijn van een tijdelijke geluidsbelasting van 185dB-piek (zie Figuur 6.1). Deze piekbelasting zal tot enkele tientallen centimeters nabij de bron waarneembaar zijn voor een periode van enkele tienden van een seconde. Op maaiveld niveau is deze piekbelasting niet meer waarneembaar. Het piekgeluid ligt enkele malen lager dan de door Oestman (2009) genoemde drempelwaarden voor tijdelijke gehoordrempelverschuiving en ligt eveneens lager dan de waarden waarbij andere verwondingen aan vissen optreden. Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat de genoemde waarden van gebaseerd zijn op andere soorten dan grote modderkruiper, kleine modderkruiper en rivierdonderpad. Figuur 6.1 Weergave van geluidniveau in directe nabijheid van de air-gun Omdat het geluid dat veroorzaakt wordt door het seismisch onderzoek in de Weerribben lager ligt dan de geluidsniveaus waarbij tijdelijke gehoordrempelverschuiving of permanente gehoordrempelverschuiving optreedt, zullen vissen die in de nabijheid van de geluidsbron zwemmen geen tijdelijke gehoordrempelverschuivingen ondervinden. Het geluid dat vrijkomt, kan wel voor verstoring zorgen in de vorm van gedragsveranderingen. De airguns worden echter slechts één keer afgeschoten op een onderlinge afstand van 50 meter (in lijnen op een afstand van 450 meter van elkaar). In de meeste gevallen ligt deze dichtheid lager omdat niet overal in het water wordt gewerkt. Dit laatste is met name het geval in de kleinere watergangen die afgewisseld worden met land en moeras. Grote en kleine modderkruiper en rivierdonderpad komen voornamelijk in deze kleinere watergangen en oeverzones van grotere wateren voor. Omdat de grote modderkruiper, kleine modderkruiper en rivierdonderpad allen weinig mobiel zijn, zullen ze slechts eenmalig gedurende een fractie van een seconde hinder ondervinden van het afschieten van een airgun. Ze zijn niet in staat zo snel te zwemmen dat ze ook hinder kunnen ondervinden van het afvuren van een airgun 50 meter verderop. Uit de literatuur bekende gedragsveranderingen van vissen als gevolg van seismisch onderzoek met airguns hebben allen betrekking op seismisch onderzoek waarbij gedurende langere tijd airguns worden afgevuurd. Omdat dat hier niet het geval is en de vissen slechts eenmalig hinder kunnen ondervinden van het afvuren van een airgun, zullen gedragsveranderingen niet aan de orde zijn of slechts zeer marginaal. Het seismisch onderzoek in de Weerribben vindt plaats buiten het voortplantingsseizoen van grote modderkruiper, kleine modderkruiper en rivierdonderpad. Op dat moment zijn er geen eieren en visbroed meer aanwezig. Dat betekent dat geen effecten optreden ten aanzien van eieren en visbroed. WATBA5753R002F0.1 41

46 Conclusie Gezien de tijdelijke verstoring en de geringe mate van effecten als gevolg van de aanwezige geluidsbron zal er enkel sprake zijn van tijdelijk verstoring. Er zal geen sprake zijn van effecten op de leefgebieden van de vissoorten en ook geen negatieve effecten op de doelstellingen voor deze soorten. Significant negatieve effecten ten aanzien van grote modderkruiper, kleine modderkruiper en rivierdonderpad en de instandhoudingsdoelen zijn daarmee niet aan de orde. 6.3 Platte schijfhoren Er wordt vanuit gegaan dat platte schijfhoren net als vissen (zie paragraaf 6.2) niet worden verwond of gedood door het geluid en trilling dat wordt veroorzaakt door de airgun. Vissen staan bekend als zeer gevoelig voor geluid en trilling. De soortgroep is daarom een goed referentiekader voor een worst-case benadering voor gevoeligheid voor trilling en geluid van ongewervelden. Bovendien is in de effectenindicator aangegeven dat de platte schijfhoren ongevoelig is voor geluid. De impact van trilling is onbekend maar op basis van een worst-case scenario wordt geconcludeerd dat significant negatieve effecten op voorhand kunnen worden uitgesloten. De platte schijfhoren plant zich waarschijnlijk gedurende het hele jaar voort (de Bruyne R.H. et al. 2008). Het gebruik van de airgun vindt echter plaats in een zeer lage dichtheid (maximaal 1 schotpunt per 2,25 ha.). Alleen eieren in de directe nabijheid (max. enkele tientallen centimeters) staan onder invloed van de impact van de airgun. Indien de eieren al gevoelig zijn voor trilling zal het verstorend effect dermate klein zijn dat deze als niet significant is aan te merken. Conclusie Gezien de tijdelijke verstoring en de geringe mate van effecten als gevolg van de aanwezige geluidsbron zal er enkel sprake zijn van tijdelijk verstoring. Er zal geen sprake zijn van effecten op de leefgebieden van de platte schijfhoren en ook geen negatieve effecten op de doelstellingen voor deze soort. Significant negatieve effecten ten aanzien van platte schijfhoren en de instandhoudingsdoelen zijn daarmee niet aan de orde. WATBA5753R002F0.1 42

47 7 Conclusie 7.1 Relevante effecten Op voorhand kunnen effecten als gevolg van oppervlakteverlies, versnippering, verontreiniging, verzoeting, verzilting, verdroging, verstoring door verlichting en geluid en mechanische verstoring op uitgesloten worden omdat deze aspecten niet optreden tijdens de werkzaamheden. Stikstofdepositie, onderwatergeluid en optische verstoring zijn wel effecten die op kunnen treden als gevolg van de werkzaamheden van het seismisch onderzoek. 7.2 Natura 2000-gebied Rottige Meenthe & Brandemeer Binnen het Natura 2000-gebied Rottige Meenthe & Brandemeer kunnen negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie, onderwatergeluid en trillingen en optische verstoring niet op voorhand uitgesloten worden. Mede omdat dit gebied voor soorten en habitattypen is aangewezen die hiervoor gevoelig zijn. Deze effecten zijn nader beschouwd in een voortoets Voortoets Hieruit blijkt dat de toename van stikstofdepositie beneden de 0,05 mol N/ha/jr ligt en dat daarmee significant negatieve effecten zijn uit te sluiten. Verder blijkt dat significant negatieve effecten als gevolg van onderwatergeluid en trillingen niet uitgesloten kunnen worden voor kleine modderkruiper en platte schijfhoren. Significante effecten op overige habitatrichtlijnsoorten en vogelrichtlijnsoorten zijn uitgesloten Passende beoordeling Gezien de tijdelijke verstoring en de geringe mate van effecten als gevolg van de aanwezige geluidsbron zal er enkel sprake zijn van tijdelijk verstoring. Er zal geen sprake zijn van effecten op de leefgebieden van de kleine modderkuiper en platte schijfhoren en ook geen negatieve effecten op de doelstellingen voor deze soorten. Significant negatieve effecten ten aanzien van kleine modderkruiper en platte schijfhoren de instandhoudingsdoelen zijn daarmee niet aan de orde. 7.3 Natura 2000-gebied Weerribben Binnen het Natura 2000-gebied Weerribben kunnen negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie, onderwatergeluid en trillingen en optische verstoring niet op voorhand uitgesloten worden. Mede omdat dit gebied voor soorten en habitattypen is aangewezen die hiervoor gevoelig zijn. Deze effecten zijn nader beschouwd in een voortoets. WATBA5753R002F0.1 43

48 7.3.1 Voortoets Hieruit blijkt dat de toename van stikstofdepositie beneden de 0,05 mol N/ha/jr ligt en dat daarmee significant negatieve effecten zijn uit te sluiten. Verder blijkt dat significant negatieve effecten als gevolg van onderwatergeluid en trillingen niet uitgesloten kunnen worden voor grote modderkruiper, kleine modderkruiper, rivierdonderpad en platte schijfhoren. Significante effecten op overige habitatrichtlijnsoorten en vogelrichtlijnsoorten zijn uitgesloten Passende beoordeling Gezien de tijdelijke verstoring en de geringe mate van effecten als gevolg van de aanwezige geluidsbron zal er enkel sprake zijn van tijdelijk verstoring. Er zal geen sprake zijn van effecten op de leefgebieden van de kleine modderkuiper, grote modderkruiper, rivierdonderpad en platte schijfhoren en ook geen negatieve effecten op de doelstellingen voor deze soorten. Significant negatieve effecten ten aanzien van kleine modderkuiper, grote modderkruiper, rivierdonderpad en platte schijfhoren de instandhoudingsdoelen zijn daarmee niet aan de orde. WATBA5753R002F0.1 44

49 8 Literatuur Bobbink et al. 1998, R. Hornung en J.G.M. Roelofs. The effects of air-borne nitrogen pollutants on species diversity in natural and semi-natural European vegetation. Journal of Ecology, 86, Broekmeyer, M.E.A., M.E. Sanders, F.G.W.A. Ottburg, I. Woltjer en S.M. Hennekens, Effectenindicator soorten. Gebruikershandleiding en verantwoording gegevens. Alterra, Wageningen. De Bruyne R.H., Gmelig Meyling A.W., Boesveld..A., PLATTE SCHIJFHOREN ANISUS VORTICULUS (TROSCHEL, 1834) Stichting Anemoon Dooling, R. J., Auditory perception in birds, in Acoustic Communication in Birds, Vol. 1, edited by D. E. Kroodsma and E. H. Miller ~Academic, New York, pp Dooling, R..J., Fay, R.R., Popper, A.N., Comparative Hearing: Birds and Reptiles. The Quarterly Review of Biology 76, no. 3 (Sep., 2001): Hastings, M.C. & A.N. Popper, Effects of sound on fish. Commissioned by: California Department of Transportation Contract No. 43A0139, Task order 1. Provincie Fryslan 2016, beheerplan Rottige Meenthe Kleijn, D., Effecten van geluid op wilde soorten implicaties voor soorten betrokken bij de aanwijzing van Natura 2000-gebieden. Alterra-rapport Alterra, Wageningen. Ministerie van EZ, 2013a. Aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Rottige Meenthe & Brandemeer. Ministerie van EZ, 2013b. Aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Weerribben. Oestman, R., D. Buehler, J.A. Reyff & R. Rodkin, Technical Guidance for Assessment and Mitigation of the Hydroaccoustic Effects of Pile Driving on Fish. Prepared for California Department of Transportation. Opzeeland I. van, H. Slabbekoorn, T. Andringa & C. ten Cate, 2007, Vissen en geluidsoverlast; Effect van geluidsbelasting onder water op zoetwatervissen. Auditory Cognition Group, Kunstmatige Intelligentie, Rijksuniversiteit Groningen en Gedragsbiologie, Instituut voor Biologie, Universiteit Leiden. Provincie Overijssel Natura 2000-beheerplan Definitief De Wieden en Weerribben WATBA5753R002F0.1 45

50 Websites: wetenschap.infonu.nl geraadpleegd op geraadpleegd op auteur:b Kroese; Naturalis geraadpleegd op =gevoeligheid. geraadpleegd op geodata.rivm.nl/gnc WATBA5753R002F0.1 46

51 Bijlage 1 Ecologische vlekkenkaart Weerribben

52 Plangebied Lemsterland - Natura 2000-gebieden Weerribben ± Legenda Plangebied Lemsterland Nee-gebieden Esri Nederland, Beeldmateriaal.nl 0 0,35 0,7 1,4 Km

53 Bijlage 2 Ecologische vlekkenkaart Rottige Meenthe & Brandemeer

54 Plangebied Lemsterland - Natura 2000-gebieden Rottige Menthe en Brandemeer ± Legenda Plangebied Lemsterland Nee-gebieden Ja, mits gebieden Esri Nederland, Beeldmateriaal.nl 0 0,5 1 2 Km

55 Bijlage 3 Aerius berekening

56 Notitie / Memo HaskoningDHV Nederland B.V. Transport & Planning Aan: Patrick Mol, Royal HaskoningDHV Van: Alex Bouthoorn Datum: 19 april 2018 Kopie: Arne Kijk in de Vegte, Raoel Steffens, Royal HaskoningDHV Ons kenmerk: T&PBA N001D0.1 Classificatie: Projectgerelateerd Onderwerp: Stikstofdepositieberekening seismisch onderzoek Lemsterland Inleiding In opdracht van Vermilion Energy Netherlands B.V. heeft Royal HaskoningDHV een stikstofdepositieberekening uitgevoerd. Het betreft het effect van de inzet van brandstof aangedreven materieel tijdens seismisch onderzoek in Lemsterland, provincie Fryslân. De stikstofdepositie als gevolg van de NO x -emissie door dit materieel is berekend in de nabij gelegen Natura 2000-gebieden. In deze notitie zijn de uitgangspunten bij en de resultaten van de stikstofdepositieberekeningen in AERIUS Calculator opgenomen. Werkwijze seismisch onderzoek en inzet benodigd materieel Bij seismisch onderzoek wordt een geluidsgolf de grond in gestuurd en de weerkaatsingen hiervan worden opgevangen en geregistreerd. Afhankelijk van de omgeving en het bodemtype, worden de geluidsgolven op 3 verschillende manieren opgewekt: 1. Springstof (zachte bodem, weide, akker of bos en water, riet en moeras met een waterdiepte van 1,7 meter of minder); 2. Airgun (water, riet en moeras, met een waterdiepte van 1,7 meter of meer); 3. Trilwagens (bebouwde omgeving). Ad 1 De meest gebruikelijke methode om een geluidsgolf op te wekken is met springstof. Hierbij wordt een explosief met een mechanische boor op een diepte van ongeveer 15 meter onder het maaiveld geplaatst. Het gehele gat wordt daarna opgevuld. Vervolgens worden de explosieven één voor één tot ontploffing gebracht en de weerkaatste trillingen als gevolg van deze ontploffing worden dan geregistreerd. Ook in ondiep water (tot 1,7 meter) wordt de springstofmethode toegepast. Hier worden de schotgaten geboord vanaf pontons met verankeringsbuizen. De springstof wordt geplaatst op een diepte van circa 15 meter beneden de waterbodem. Ad 2 In de diepere wateren (vanaf 1,7 meter) in Friesland kan er niet altijd met één van de boven beschreven methodes gewerkt worden. Een nette geluidsbron is dan de zogenaamde airgun. Hierbij wordt gecomprimeerde lucht losgelaten waardoor ook een geluidsgolf ontstaat. De energie die door deze airgun wordt opgewekt kan gecontroleerd worden door het volume van de oorspronkelijke luchtkamer en de druk waaronder deze kamer wordt geplaatst te variëren. Ad 3 Een alternatieve methode om een geluidssignaal op te wekken is door middel van trilwagens. Hierbij worden 3 of 4 wagens achter elkaar opgesteld op een onderlinge afstand van 10-15m. De wagens maken met een trilplaat contact met de grond en sturen gelijktijdig een geluidssignaal de grond in. Om het signaal goed de grond in te kunnen sturen hebben deze trilwagens een harde ondergrond nodig. 19 april 2018 T&PBA N001D0.1 1/3

57 In figuur 1 (achter deze memo) is globaal weergegeven welke methodiek op welke locatie toegepast wordt. De methode is bepaald op basis van het heersende ondergrondtype (bij zachte bodem springstof, bij bebouwde omgeving trilwagens, bij water springstof of airgun). Naast het materieel om de geluidsgolven op te wekken, wordt tijdens het onderzoek ook divers materieel ingezet om de geluidsgolven te meten en de meetploegen te ondersteunen. In tabel 1 worden de verschillende activiteiten, acties en materieel weergegeven. Tabel 1. Inzet materieel tijdens seismisch onderzoek Activiteit Actie Materieel Inzet Vergunningen Afspraken maken met grondeigenaren 6 bestelauto s 14 weken Landmeters Uitzetten van de lijnen in het veld/plaatsen piketten 9 bestelauto s 6 weken Drainageteam Check aanwezigheid drainage (alleen bij boren en springstof) 2 bestelauto s 4 weken Op-/afbouwen Plaatsen kabels/geofoons/boxen (veelal te voet door gebied) 10 bestelauto s 6 weken meetnet Transport Wordt s ochtends aangevoerd en s avonds gaat wat over is weer 1 bestelauto 6 weken springstof terug Boorploegen Boren schotgaten door 15 boorploegen met elk een tractor 15 tractoren 6 weken Pontons met Boren schotgaten door 5 pontons aangedreven middels een kleine 5 pontons 3 weken boorinstallatie diesel generator Opruimen kabels Opruimen waterbestendige geofoons 8 kleine bootjes 3 weken met hydrofoons Trilwagens Wagens maken met een trilplaat contact met de grond en sturen 3 vrachtwagens 3 weken gelijktijdig een geluidssignaal de grond in Meetwagen Meetwagen draait stationair tijdens metingen 1 vrachtwagen 5 weken Clean up ploeg Opruimen piketjes/check afdichting schotgaten 2 bestelauto s 6 weken Storingsploeg Staat stand-by als geofoons/boxen storing geven 1 bestelauto 7 weken Toezichthouders Vermilion Checken of afspraken met grondeigenaren worden nageleefd, technisch toezicht en HSE-toezicht 10 bestelauto s 7 weken Een seismische ploeg werkt op de volgende wijze: De ploegen werken gemiddeld 45 uur per week; De kabelploeg en de meetploeg werkt van di t/m za, 45 uur per week; De meetwagen (1 stuk) heeft een generator die de hele dag stationair draait voor de energievoorziening; In alle meren wordt een airgun toegepast; afstand schotlijnen horizontaal 50 meter, verticaal 450 meter. De planning is dat de werkzaamheden in 2019 zullen beginnen en maximaal 3 maanden zullen duren. Hierbij is rekening gehouden met uitloop van een maand, door bijvoorbeeld slecht weer. Uitgangspunten berekening stikstofdepositie Binnen het te onderzoeken gebied Lemsterland zoals weergegeven in figuur 1, is een puntengrid van 50 x 450 meter (de afstanden van de bronlocaties) gemodelleerd. Er ontstaan dan circa punten binnen het oppervlak van 114 km 2. Op elk van die punten zijn de emissies gemodelleerd die horen bij de betreffende methode (springstof, trillen of airgun) en ondersteunend materieel. Bij water is gekozen om worst-case de methode met de meeste NO x -emissie (springstof) te modelleren. In figuur 1 wordt een overzicht van het plangebied en de gebruikte methode per locatie weergegeven. 19 april 2018 T&PBA N001D0.1 2/3

58 De inzet van het materieel dat, onafhankelijk van de uitvoeringsmethode, door het hele gebied ingezet wordt, is over alle emissiepunten verdeeld. Het aantal weken inzet is hierbij geschaald met de verhoudingen van de oppervlaktes. Als voorbeeld de bestelwagens die ingezet worden tijdens het verkrijgen van de toestemming van de landeigenaren (vergunningen). Hiervoor rijden maximaal 14 weken 6 bestelbusjes rond in het gebied. 78% van deze emissies (11 weken) wordt toebedeeld aan springstof bij zachte bodem, 16% aan water en 6% aan trillen. Datzelfde geldt voor landmeters, toezichthouders, op/afbouwen en storingsploegen. De NO x -emissies van het materieel zijn gebaseerd op euronormen en het gemiddelde vermogen (deellastfactor van het maximale vermogen). Het in te zetten materieel voldoet aan de meest recente euronormen. Deze euronormen zijn weergegeven in tabel 2. Tabel 2. Euronormen voor niet voor de weg bestemde mobiele machines (Richtlijn 2004/26/EG, fase III A) Maximaal vermogen [kw] NO x [g/kwh] , , , ,5 De emissies van de bestelauto s zijn gebaseerd op de emissiefactoren van maart 2015, zoals door de minister van infrastructuur en milieu gepubliceerd. De deellastfactor is de mate waarin het materieel op vol vermogen wordt ingezet. De volgende deellastfactoren zijn gebruikt: 10% Zeer beperkte inzet, veelal stilstaan/liggen met uitgeschakelde motor 25% Beperkte inzet, regelmatig stilstaan/liggen of stationair draaien op laag toerental 50% Gemiddelde inzet, af en toe stilstaan/liggen regelmatig draaien op vol vermogen 75% Intensieve inzet, nauwelijks stilstaan/liggen vaak draaien op vol vermogen 100% Maximale inzet, niet stilstaan/liggen, altijd op maximaal vermogen In bijlage 1 wordt het emissiemodel en de bijbehorende emissie per gemodelleerd punt weergegeven. Berekening in AERIUS Calculator De stikstofdepositie als gevolg van de activiteiten is berekend met het verspreidingsmodel AERIUS Calculator 2016L. De bronnen in het gebied zijn in AERIUS ingevoerd als oppervlaktebronnen waarmee bronnen met emissies verspreid over een gebied gemodelleerd kunnen worden. Het studiegebied is opgedeeld in vakken van 2,5 x 2,5 kilometer. Binnen deze gebieden zijn de emissies van de verschillende uitvoeringsmethoden gecumuleerd tot één oppervlaktebron. Het project duurt maximaal 3 maanden en is berekend als tijdelijk project in het zichtjaar Resultaten De rekenresultaten volgen direct uit AERIUS Calculator en zijn weergegeven in bijlage 2. Uit de resultaten blijkt dat de maximale bijdrage van het project onder de drempelwaarde van 0,05 Mol N/ha/jr blijft waardoor geen Wnb-vergunning nodig is en het project ook niet gemeld hoeft te worden. Bijgaande berekening dient wel bewaard te worden als bewijsstuk. 19 april 2018 T&PBA N001D0.1 3/3

59 ±!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! Figuur 1: Overzicht plangebied en uitvoeringsmethodiek Legenda Natura 2000-gebieden Onderzoeksgebied Lemsterland Methode (ondergrond)! Trillen (bebouwde omgeving)! Springstof/Airgun (water, riet, moeras)! Springstof (weide, akker, bos)!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! Rottige Meenthe & Brandemeer!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! Project: Projectnummer: Opdrachtgever: Opgesteld door: Datum: Seismisch onderzoek Lemsterland BA Vermilion AB 19 april 2018 Weerribben Kilometer

60 Bijlage 1 Emissiemodel Project Projectnummer Opdrachtgever Opgesteld door Datum Seismisch onderzoek Lemsterland BA Vermilion Energy Netherlands B.V. AB 19-apr-18 Zachte bodem (Boren) Totale oppervlakte [km2] 90 78% Maximaal Vermogen [kw] Deellast Toelichting Deellast # Stuks # Weken inzet Snelheid per eenheid per dag [km2/dag] Emissieduur per punt [sec] Emissie Nox per punt [kg/j] Werkuren per Bronresolutie Materieel week [km2] Nox Gram/uur Vergunningen (bestelauto) 10% Rijden naar bestemming, bestelauto uitzetten E-03 5 Landmeters (bestelauto) 10% Rijden naar bestemming, bestelauto uitzetten E-04 3 Drainageteam (bestelauto) 10% Rijden naar bestemming, bestelauto uitzetten E-04 1 Op-/afbouwen meetnet (bestelautos) 10% Veelal te voet door het gebied E-04 3 Transport springstof (bestelauto) 10% s ochtends vanuit bunkers, verdelen en weer terug E-05 0 Tractor 50 75% Boren schotgaten, doorrijden, boren schotgaten E Meetwagen (vrachtauto met generator) % Meetwagen draait stationair (laag vermogen) E Clean up ploeg (bestelauto) 10% Veelal te voet door het gebied E-04 1 Storingsploeg (bestelauto) 10% Weinig inzet, alleen stand-by E-05 0 Toezichthouders (bestelauto) 10% Veelal te voet door het gebied E-04 3 Gemiddelde emissie per punt Water (Ponton met boorinstallatie) Totale oppervlakte [km2] 19 16% Maximaal Vermogen [kw] Deellast # Stuks # Weken inzet Snelheid per eenheid per dag [km2/dag] Emissieduur per punt [sec] Emissie Nox per punt [kg/j] Werkuren per Bronresolutie Materieel week [km2] Nox Gram/uur Vergunningen (bestelauto) 10% Rijden naar bestemming, bestelauto uitzetten E-03 1 Landmeters (bestelauto) 10% Rijden naar bestemming, bestelauto uitzetten E-04 1 Op-/afbouwen meetnet (bestelautos) 10% Veelal te voet door het gebied E-04 1 Transport springstof (bestelauto) 10% s ochtends vanuit bunkers, verdelen en weer terug E-05 0 Ponton met boorinstallatie en dieselgenerator % Langzaam varen, dieselgenerator voor boorinstallatie E Klein bootje leggen en opruimen geofoons 10 25% Langzaam varen, stilliggen tijdens testen E Meetwagen (vrachtauto met generator) % Meetwagen draait stationair (laag vermogen) E Storingsploeg (bestelauto) 10% Weinig inzet, alleen stand-by E-04 0 Toezichthouders (bestelauto) 10% Veelal te voet door het gebied E-03 2 Gemiddelde emissie per punt Bebouwde omgeving (trilwagens) Totale oppervlakte [km2] 7 6% Maximaal Vermogen [kw] Deellast # Stuks # Weken inzet Snelheid per eenheid per dag [km2/dag] Emissieduur per punt [sec] Emissie Nox per punt [kg/j] Werkuren per Bronresolutie Materieel week [km2] Nox Gram/uur Vergunningen (bestelauto) 10% Rijden naar bestemming, bestelauto uitzetten E-03 0 Landmeters (bestelauto) 10% Rijden naar bestemming, bestelauto uitzetten E-04 0 Op-/afbouwen meetnet (bestelautos) 10% Veelal te voet door het gebied E-04 0 Trilwagens (vrachtwagen) % Trillen, optrekken, stoppen, trillen E Meetwagen (vrachtauto met generator) % Meetwagen draait stationair (laag vermogen) E Storingsploeg (bestelauto) 10% Weinig inzet, alleen stand-by E-05 0 Toezichthouders (bestelauto) 10% Veelal te voet door het gebied E-04 0 Gemiddelde emissie per punt Totale emissie [kg] Totale emissie [kg] Totale emissie [kg]

61 Dit document bevat resultaten van een stikstofdepositieberekening met AERIUS Calculator. U dient dit document te gebruiken ter onderbouwing van een vergunningaanvraag in het kader van de Wet natuurbescherming. De resultaten geven de stikstofeffecten van deze activiteit weer voor Natura gebieden. AERIUS Calculator maakt enkel voor de PAS-gebieden inzichtelijk welke stikstofgevoelige habitattypen er voor komen en op welke hiervan een effect is. Op basis hiervan is aangegeven voor hoeveel hectares ontwikkelingsruimte benodigd is. De berekening op basis van stikstofemissies gaat uit van de componenten ammoniak (NH3) en stikstofoxide (NOx), of één van beide. Hiermee is de depositie van de activiteit berekend en uitgewerkt. Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator. Berekening Lemsterland Kenmerken Samenvatting emissies Depositieresultaten Gedetailleerde emissiegegevens Verdere toelichting over deze PDF kunt u vinden in een bijbehorende leeswijzer. Deze leeswijzer en overige documentatie is te raadplegen via: en pas.natura2000.nl. RQmrHfQu4p1s (13 april 2018) pagina 1/13

62 Benodigde ontwikkelingsruimte Contact Rechtspersoon Inrichtingslocatie Vermilion Energy Netherlands B.V. STRAAT, POSTCODE STAD Activiteit Omschrijving AERIUS kenmerk Seismisch onderzoek Lemsterland RQmrHfQu4p1s Datum berekening Rekenjaar Rekeninstellingen 13 april 2018, 18: Berekend voor Wnb. Tijdelijk project, startjaar Duur in jaren Totale emissie Situatie 1 NOx 1.480,84 kg/j NH3 - Resultaten Hectare met hoogste bijdrage (mol/ha/j) Natuurgebied - - Bijdrage Toelichting OMSCHRIJVING Benodigde ontwikkelingsruimte Lemsterland RQmrHfQu4p1s (13 april 2018) pagina 2/13

63 Benodigde ontwikkelingsruimte Locatie Lemsterland Emissie Lemsterland Bron Sector Emissie NH3 Emissie NOx Lemsterland_1 Industrie Overig - 47,55 kg/j Lemsterland_2 Industrie Overig - 62,94 kg/j Lemsterland_3 Industrie Overig - 63,49 kg/j Lemsterland_4 Industrie Overig - 64,03 kg/j Lemsterland_5 Industrie Overig - 58,76 kg/j Lemsterland_6 Industrie Overig - 52,23 kg/j Benodigde ontwikkelingsruimte Lemsterland RQmrHfQu4p1s (13 april 2018) pagina 3/13

64 Benodigde ontwikkelingsruimte Bron Sector Emissie NH3 Emissie NOx Lemsterland_7 Industrie Overig - 27,00 kg/j Lemsterland_8 Industrie Overig - 87,13 kg/j Lemsterland_9 Industrie Overig - 62,37 kg/j Lemsterland_10 Industrie Overig - 58,25 kg/j Lemsterland_11 Industrie Overig - 67,75 kg/j Lemsterland_12 Industrie Overig - 86,93 kg/j Lemsterland_13 Industrie Overig - 35,66 kg/j Lemsterland_14 Industrie Overig - 62,62 kg/j Lemsterland_15 Industrie Overig - 65,82 kg/j Lemsterland_16 Industrie Overig - 69,18 kg/j Lemsterland_17 Industrie Overig - 99,59 kg/j Lemsterland_18 Industrie Overig - 99,80 kg/j Lemsterland_19 Industrie Overig - 45,07 kg/j Benodigde ontwikkelingsruimte Lemsterland RQmrHfQu4p1s (13 april 2018) pagina 4/13

65 Benodigde ontwikkelingsruimte Bron Sector Emissie NH3 Emissie NOx Lemsterland_20 Industrie Overig - 8,50 kg/j Lemsterland_21 Industrie Overig - 59,42 kg/j Lemsterland_22 Industrie Overig - 84,82 kg/j Lemsterland_23 Industrie Overig - 66,52 kg/j Lemsterland_24 Industrie Overig - 24,20 kg/j Lemsterland_25 Industrie Overig - 12,44 kg/j Lemsterland_26 Industrie Overig - 8,76 kg/j Benodigde ontwikkelingsruimte Lemsterland RQmrHfQu4p1s (13 april 2018) pagina 5/13

66 Benodigde ontwikkelingsruimte Emissie (per bron) Lemsterland Naam Lemsterland_1 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 0,8 m Oppervlakte 305,9 ha Spreiding 1,0 m Warmteinhoud 0,000 MW Standaard profiel industrie Temporele variatie NOx 47,55 kg/j Naam Lemsterland_2 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 0,8 m Oppervlakte 535,5 ha Spreiding 1,0 m Warmteinhoud 0,000 MW Standaard profiel industrie Temporele variatie NOx 62,94 kg/j Naam Lemsterland_3 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 0,8 m Oppervlakte 535,5 ha Spreiding 1,0 m Warmteinhoud 0,000 MW Standaard profiel industrie Temporele variatie NOx 63,49 kg/j Naam Lemsterland_4 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 0,8 m Oppervlakte 535,5 ha Spreiding 1,0 m Warmteinhoud 0,000 MW Standaard profiel industrie Temporele variatie NOx 64,03 kg/j Benodigde ontwikkelingsruimte Lemsterland RQmrHfQu4p1s (13 april 2018) pagina 6/13

67 Benodigde ontwikkelingsruimte Naam Lemsterland_5 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 0,8 m Oppervlakte 535,5 ha Spreiding 1,0 m Warmteinhoud 0,000 MW Standaard profiel industrie Temporele variatie NOx 58,76 kg/j Naam Lemsterland_6 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 0,8 m Oppervlakte 251,9 ha Spreiding 1,0 m Warmteinhoud 0,000 MW Standaard profiel industrie Temporele variatie NOx 52,23 kg/j Naam Lemsterland_7 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 0,8 m Oppervlakte 91,7 ha Spreiding 1,0 m Warmteinhoud 0,000 MW Standaard profiel industrie Temporele variatie NOx 27,00 kg/j Naam Lemsterland_8 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 0,8 m Oppervlakte 617,4 ha Spreiding 1,0 m Warmteinhoud 0,000 MW Standaard profiel industrie Temporele variatie NOx 87,13 kg/j Benodigde ontwikkelingsruimte Lemsterland RQmrHfQu4p1s (13 april 2018) pagina 7/13

68 Benodigde ontwikkelingsruimte Naam Lemsterland_9 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 0,8 m Oppervlakte 625,0 ha Spreiding 1,0 m Warmteinhoud 0,000 MW Standaard profiel industrie Temporele variatie NOx 62,37 kg/j Naam Lemsterland_10 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 0,8 m Oppervlakte 625,0 ha Spreiding 1,0 m Warmteinhoud 0,000 MW Standaard profiel industrie Temporele variatie NOx 58,25 kg/j Naam Lemsterland_11 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 0,8 m Oppervlakte 625,0 ha Spreiding 1,0 m Warmteinhoud 0,000 MW Standaard profiel industrie Temporele variatie NOx 67,75 kg/j Naam Lemsterland_12 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 0,8 m Oppervlakte 625,0 ha Spreiding 1,0 m Warmteinhoud 0,000 MW Standaard profiel industrie Temporele variatie NOx 86,93 kg/j Benodigde ontwikkelingsruimte Lemsterland RQmrHfQu4p1s (13 april 2018) pagina 8/13

69 Benodigde ontwikkelingsruimte Naam Lemsterland_13 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 0,8 m Oppervlakte 301,4 ha Spreiding 1,0 m Warmteinhoud 0,000 MW Standaard profiel industrie Temporele variatie NOx 35,66 kg/j Naam Lemsterland_14 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 0,8 m Oppervlakte 476,9 ha Spreiding 1,0 m Warmteinhoud 0,000 MW Standaard profiel industrie Temporele variatie NOx 62,62 kg/j Naam Lemsterland_15 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 0,8 m Oppervlakte 625,0 ha Spreiding 1,0 m Warmteinhoud 0,000 MW Standaard profiel industrie Temporele variatie NOx 65,82 kg/j Naam Lemsterland_16 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 0,8 m Oppervlakte 625,0 ha Spreiding 1,0 m Warmteinhoud 0,000 MW Standaard profiel industrie Temporele variatie NOx 69,18 kg/j Benodigde ontwikkelingsruimte Lemsterland RQmrHfQu4p1s (13 april 2018) pagina 9/13

70 Benodigde ontwikkelingsruimte Naam Lemsterland_17 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 0,8 m Oppervlakte 625,0 ha Spreiding 1,0 m Warmteinhoud 0,000 MW Standaard profiel industrie Temporele variatie NOx 99,59 kg/j Naam Lemsterland_18 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 0,8 m Oppervlakte 625,0 ha Spreiding 1,0 m Warmteinhoud 0,000 MW Standaard profiel industrie Temporele variatie NOx 99,80 kg/j Naam Lemsterland_19 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 0,8 m Oppervlakte 309,4 ha Spreiding 1,0 m Warmteinhoud 0,000 MW Standaard profiel industrie Temporele variatie NOx 45,07 kg/j Naam Lemsterland_20 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 0,8 m Oppervlakte 53,7 ha Spreiding 1,0 m Warmteinhoud 0,000 MW Standaard profiel industrie Temporele variatie NOx 8,50 kg/j Benodigde ontwikkelingsruimte Lemsterland RQmrHfQu4p1s (13 april 2018) pagina 10/13

71 Benodigde ontwikkelingsruimte Naam Lemsterland_21 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 0,8 m Oppervlakte 433,5 ha Spreiding 1,0 m Warmteinhoud 0,000 MW Standaard profiel industrie Temporele variatie NOx 59,42 kg/j Naam Lemsterland_22 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 0,8 m Oppervlakte 552,4 ha Spreiding 1,0 m Warmteinhoud 0,000 MW Standaard profiel industrie Temporele variatie NOx 84,82 kg/j Naam Lemsterland_23 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 0,8 m Oppervlakte 517,5 ha Spreiding 1,0 m Warmteinhoud 0,000 MW Standaard profiel industrie Temporele variatie NOx 66,52 kg/j Naam Lemsterland_24 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 0,8 m Oppervlakte 238,6 ha Spreiding 1,0 m Warmteinhoud 0,000 MW Standaard profiel industrie Temporele variatie NOx 24,20 kg/j Benodigde ontwikkelingsruimte Lemsterland RQmrHfQu4p1s (13 april 2018) pagina 11/13

72 Benodigde ontwikkelingsruimte Naam Lemsterland_25 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 0,8 m Oppervlakte 98,1 ha Spreiding 1,0 m Warmteinhoud 0,000 MW Standaard profiel industrie Temporele variatie NOx 12,44 kg/j Naam Lemsterland_26 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 0,8 m Oppervlakte 37,6 ha Spreiding 1,0 m Warmteinhoud 0,000 MW Standaard profiel industrie Temporele variatie NOx 8,76 kg/j Benodigde ontwikkelingsruimte Lemsterland RQmrHfQu4p1s (13 april 2018) pagina 12/13

Wnb; overwegingen vergunning; seismisch onderzoek Lemsterland; Rottige Meenthe & Brandemeer en Weerribben.

Wnb; overwegingen vergunning; seismisch onderzoek Lemsterland; Rottige Meenthe & Brandemeer en Weerribben. Directoraat-generaal, Visserij en Landelijk Gebied Behandeld door Wnb; overwegingen vergunning; seismisch onderzoek Lemsterland; Rottige Meenthe & Brandemeer en Datum 5 december 2018 Bijlage nummer 1 Horend

Nadere informatie

RAPPORT. Ecologische effectbeoordeling Gebiedsbescherming plangebied Hemelum. Toetsing Wet natuurbescherming plangebied Hemelum. Vermilion Energy B.V.

RAPPORT. Ecologische effectbeoordeling Gebiedsbescherming plangebied Hemelum. Toetsing Wet natuurbescherming plangebied Hemelum. Vermilion Energy B.V. RAPPORT Ecologische effectbeoordeling Gebiedsbescherming plangebied Hemelum Toetsing Wet natuurbescherming plangebied Hemelum Klant: Vermilion Energy B.V. Referentie: R001-WAT-BA5753-188-118 Versie: 0.1/Finale

Nadere informatie

RAPPORT. Compensatieopgave bosje N737 - Oude Vliegveldweg Deurningen

RAPPORT. Compensatieopgave bosje N737 - Oude Vliegveldweg Deurningen RAPPORT Compensatieopgave bosje N737 - Oude Vliegveldweg Deurningen Klant: ADT Referentie: BD9217/R001/Zwo Versie: 01/Finale versie Datum: 11 februari 2016 HASKONINGDHV NEDERLAND B.V. Postbus 593 8000

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder

Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en moerassen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL3004002 + NL4000056 Beschermd natuurmonument:

Nadere informatie

Bijlagen van Plan-MER windenergie Dordrecht. Opdrachtgever:

Bijlagen van Plan-MER windenergie Dordrecht. Opdrachtgever: Bijlagen van Plan-MER windenergie Dordrecht Opdrachtgever: Bijlagen van Plan-MER windenergie Dordrecht 5 juni 2015 Auteurs: Drs. Ing. Jeroen Dooper Steven Velthuijsen Msc. Bosch & Van Rijn Prins Bernhardlaan

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Status: Site code: Beschermd natuurmonument: Beheerder: Provincie: Gemeente: Oppervlakte:

Nadere informatie

Toetsing Leeuwenveld III en IV te Weesp Onderzoek in kader van Natuurbeschermingswet en EHS

Toetsing Leeuwenveld III en IV te Weesp Onderzoek in kader van Natuurbeschermingswet en EHS projectnr. 249939 rev. 00 13 augustus 2012 auteur ir. M. Korthorst Opdrachtgever Blauwhoed Eurowoningen B.V. Piet Heinkade 201 1019 HC Amsterdam datum vrijgave beschrijving revisie 0.0 goedkeuring Vrijgave

Nadere informatie

Quick scan ecologie Watergang, Kanaaldijk 63

Quick scan ecologie Watergang, Kanaaldijk 63 Quick scan ecologie Watergang, Kanaaldijk 63 Quick scan ecologie Watergang, Kanaaldijk 63 Auteur P.J.H. van der Linden Opdrachtgever Projectnummer Ingen Buro Vijn 10.109 januari 2011 foto omslag het huidige

Nadere informatie

Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1

Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1 Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1 In en in de ruimere omgeving van het plangebied zijn verschillende Natura 2000-gebieden gelegen. Binnen het plangebied zijn geen ontwikkelingen voorzien in de Natura

Nadere informatie

NATURA 2000 IN NIEUWKOOP

NATURA 2000 IN NIEUWKOOP 1 NATURA 2000 IN NIEUWKOOP Gebiedsanalyse Aanvulling en wijziging van gegevens in verband met de publicatie van het Ontwerpbesluit INCAconsult 16 september 2008 2 Aanvulling en wijziging van gegevens in

Nadere informatie

Bij besluit Wet natuurbescherming Project Peilbesluit IJsselmeergebied 1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER...

Bij besluit Wet natuurbescherming Project Peilbesluit IJsselmeergebied 1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... Bij besluit Wet natuurbescherming Project Peilbesluit IJsselmeergebied Directoraat-generaal Agro en Directie en Biodiversiteit Behandeld door Datum 29 september 2017 Bijlage nummer 1 Horend bij kenmerk

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 90 Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

Natura 2000 gebied 90 Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder Natura 2000 gebied 90 Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en moerassen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL2003054 + NL9802058

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 16 december 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2014-008636 - gemeenten Harderwijk, Nunspeet en

Nadere informatie

Instandhoudingsdoelstellingen Hollands Diep en Haringvliet, doelen beschermde natuurmonumenten

Instandhoudingsdoelstellingen Hollands Diep en Haringvliet, doelen beschermde natuurmonumenten BIJLAGE 5 Instandhoudingsdoelstellingen Hollands Diep en Haringvliet, doelen beschermde natuurmonumenten Hollands Diep Habitattypen SVI Landelijk Opp.vl. Kwal. H6430B Ruigten en zomen (harig - = = wilgenroosje)

Nadere informatie

RAPPORT. Uitgangspuntenrapport Constructie. Verbouwing entree NEMO

RAPPORT. Uitgangspuntenrapport Constructie. Verbouwing entree NEMO RAPPORT Uitgangspuntenrapport Constructie Verbouwing entree NEMO Klant: NEMO Referentie: I&BR001D01 Versie: 03/Finale versie Datum: 19 oktober 2016 O p e n HASKONINGDHV NEDERLAND B.V. Entrada 301 1114

Nadere informatie

RAPPORT. Quickscan varianten Keutelbeek fase 1B. Royal HaskoningDHV Enhancing Society Together. Datum: 20 juni 2017

RAPPORT. Quickscan varianten Keutelbeek fase 1B. Royal HaskoningDHV Enhancing Society Together. Datum: 20 juni 2017 RAPPORT Quickscan varianten Keutelbeek fase 1B Klant: Gemeente Beek Referentie: Versie: T&PBD6566101106R001F04 04/Finale versie Datum: 20 juni 2017 Enhancing Society Together HASKONINGDHV NEDERLAND B.V.

Nadere informatie

: Vergunning Natuurbeschermingswet 1998 Natura-2000 gebied IJsselmeer

: Vergunning Natuurbeschermingswet 1998 Natura-2000 gebied IJsselmeer Staatsbosbeheer Naritaweg 221 1043 CB AMSTERDAM Leeuwarden, 11 juni 2008 Verzonden, Ons kenmerk : 00771280 Afdeling : Landelijk Gebied Beleid Behandeld door : Arjan de Haan / (058) 292 50 77 of arjan.dehaan@fryslan.nl

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 13 Alde Feanen

Natura 2000 gebied 13 Alde Feanen Natura 2000 gebied 13 Alde Feanen (zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en moerassen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL3000044 + NL3009001 Beschermd natuurmonument:

Nadere informatie

RAPPORT. Beeldkwaliteitsplan Hoebenakker- Salmespad. Gemeente Nederweert

RAPPORT. Beeldkwaliteitsplan Hoebenakker- Salmespad. Gemeente Nederweert RAPPORT Beeldkwaliteitsplan Hoebenakker- Salmespad Klant: Gemeente Nederweert Referentie: T&PBF5682R002F0.1 Versie: 0.1/Finale versie Datum: 17 september 2018 HASKONINGDHV NEDERLAND B.V. Amerikalaan 110

Nadere informatie

Besluit. Vermilion Energy Netherlands B.V. T.a.v. Postbus AB Harlingen

Besluit. Vermilion Energy Netherlands B.V. T.a.v. Postbus AB Harlingen > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag Vermilion Energy Netherlands B.V. T.a.v. Postbus 71 8860 AB Harlingen Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres Postbus 20401 2500 EK Den

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN Zaaknummer Ons Kenmerk Datum Beschikking 00490424 ODH-2017-00073147 2 8 JULI 2017 omgevingsdienst Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070) 21 899

Nadere informatie

Voortoets bestemmingsplan bedrijventerrein Julianaweg, Volendam

Voortoets bestemmingsplan bedrijventerrein Julianaweg, Volendam Voortoets bestemmingsplan bedrijventerrein Julianaweg, Volendam 29 juni 2015 Voortoets bestemmingsplan bedrijventerrein Julianaweg, VolendamVolendam Verantwoording Titel Voortoets bestemmingsplan bedrijventerrein

Nadere informatie

RAPPORT. Verkeersproductie MAA 2015 en actualisatie 2015

RAPPORT. Verkeersproductie MAA 2015 en actualisatie 2015 RAPPORT Verkeersproductie MAA 2015 en 2025 actualisatie 2015 Klant: LievenseCSO Referentie: MO-MA20150127 Versie: 01/Concept Datum: 19 november 2015 Projectg ere lateerd % RoyaL HaskOning D HV HASKONINGDHV

Nadere informatie

Inrichtingsplan verbindingszone Weerribben-Wieden Deelgebied Noordmanen, versie 1.2

Inrichtingsplan verbindingszone Weerribben-Wieden Deelgebied Noordmanen, versie 1.2 Inrichtingsplan verbindingszone Weerribben-Wieden Deelgebied Noordmanen, versie 1.2 Dit inrichtingsplan is een schets van de door Staatsbosbeheer wenselijk geachte situatie voor de verbindingszone tussen

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum : 8 oktober 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2010-005930- gemeente Harderwijk Activiteit : Uitbreiding

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 92 Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

Natura 2000 gebied 92 Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske Natura 2000 gebied 92 Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske CONCEPT GEBIEDENDOCUMENT Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en Moerassen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL2003023

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN Ons Kenmerk ODH Zaaknummer

omgevingsdienst HAAGLANDEN Ons Kenmerk ODH Zaaknummer Gemeente Nieuwkoop T.a.v. de heer E. Haselhoff Postbus 1 2460 AA TER AAR omgevingsdienst i 16.09537 Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070) 21

Nadere informatie

PROVINCIE FLEVOLAND. Wat. Gedeputeerde Staten van Flevoland afdeling Gebiedsprogramma's en Europa Mevrouw M.F.A. Haselager.

PROVINCIE FLEVOLAND. Wat. Gedeputeerde Staten van Flevoland afdeling Gebiedsprogramma's en Europa Mevrouw M.F.A. Haselager. PROVINCIE FLEVOLAND Postbus 55 8200 AB Lelystad Gedeputeerde Staten van Flevoland afdeling Gebiedsprogramma's en Europa Mevrouw M.F.A. Haselager Postbus 55 8200 AB LELYSTAD Telefoon (0320)-265265 Fax (0320)-265260

Nadere informatie

RAPPORT. Variantenstudie geluidseffecten Arnhemseweg (Zevenaar) T.b.v. ondersteuning onderbouwing landschappelijk inpassing. Provincie Gelderland

RAPPORT. Variantenstudie geluidseffecten Arnhemseweg (Zevenaar) T.b.v. ondersteuning onderbouwing landschappelijk inpassing. Provincie Gelderland RAPPORT Variantenstudie geluidseffecten Arnhemseweg (Zevenaar) T.b.v. ondersteuning onderbouwing landschappelijk inpassing Klant: Provincie Gelderland Referentie: 20160059 Versie: 01/Finale versie Datum:

Nadere informatie

Lievenset. nfra water milieu. Bijlage 1: Rapport verkeersproductie MAA 2015 en 2025

Lievenset. nfra water milieu. Bijlage 1: Rapport verkeersproductie MAA 2015 en 2025 Lievenset nfra water milieu Bijlage 1: Rapport verkeersproductie MAA 215 en 225 M.E.R.-BEOORDELINGNOTTIE 1 AANVRM LUCHTHAVENBESLUIT MAASTRICHT AACHEN AIRPORT 1 DOCUMENTCORE: 14A34.RAPO22.FW.GL V1.8 Status:

Nadere informatie

Instandhoudingsdoelen Nederlandse Natura 2000- gebieden

Instandhoudingsdoelen Nederlandse Natura 2000- gebieden Bijlage C. Instandhoudingsdoelen Nederlandse Natura 2000- gebieden Waddenzee Habitat H1110A H1140A Permanent overstroomde zandbanken (getijdengebied) Slik- en zandplaten, (getijdengebied) Behoud oppervlakte

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 18 maart 2016 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2015-012117 - gemeente Ermelo Activiteit : verbreden van het

Nadere informatie

Weerribben. Gebiedsrapportage Natura 2000 gebied nr. 34

Weerribben. Gebiedsrapportage Natura 2000 gebied nr. 34 Gebiedsrapportage 2017 Natura 2000 gebied nr. 34 Weerribben Binnen het Programma Aanpak Stikstof staat het uitvoeren van de geplande bron- en herstelmaatregelen en het blijvend dalen van het stikstofdepositie

Nadere informatie

Notitie. Voortoets Spoorallee Zevenaar

Notitie. Voortoets Spoorallee Zevenaar Notitie Contactpersoon Marike Aalbers en Elles van Drunen Datum 12 juni 2014 Kenmerk N005-1222424XMA-baw-V02-NL Aanleiding Voor het terrein aan de Spoorallee te Zevenaar wordt een nieuw bestemmingsplan

Nadere informatie

Memo. Figuur 1:Situering snelfietspad. blad 1 van 20

Memo. Figuur 1:Situering snelfietspad. blad 1 van 20 Memo memonummer datum 23 november 2017 aan Marijke Visser Antea Group van Christel Schellingen Antea Group kopie project Corridor Amsterdam Hoorn projectnr. 410260 betreft Locatie Natura 2000-waarden Oostzanerveld

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 35 - Wieden

Natura 2000 gebied 35 - Wieden Natura 2000 gebied 35 - Wieden (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en Moerassen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL2003064 + NL3009004 Beschermd natuurmonument:

Nadere informatie

Effectenanalyse FBP Noord-Holland 2009 2013. Natura 2000-gebieden. Oktober 2009

Effectenanalyse FBP Noord-Holland 2009 2013. Natura 2000-gebieden. Oktober 2009 Effectenanalyse FBP Noord-Holland 2009 2013 Natura 2000-gebieden Oktober 2009 2 3 4 INLEIDING...7 1 INHOUD VAN DE ANALYSE...8 2 NATURA 2000-GEBIEDEN IN NOORD-HOLLAND...9 3 MOGELIJKE EFFECTEN OP HABITATTYPEN

Nadere informatie

Gebiedswijzer De Bruuk

Gebiedswijzer De Bruuk Programmatische Aanpak Stikstof Gebiedswijzer De Bruuk Nederland heeft ruim 160 natuurgebieden aangewezen als Natura 2000-gebied. Samen met de andere landen van de Europese Unie werkt Nederland zo aan

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 103 Nieuwkoopse Plassen & De Haeck

Natura 2000 gebied 103 Nieuwkoopse Plassen & De Haeck Natura 2000 gebied 103 Nieuwkoopse Plassen & De Haeck CONCEPT GEBIEDENDOCUMENT Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en Moerassen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL3000036 + NL9801063

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum : 8 oktober 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2014-021574 - gemeente Zaltbommel Activiteit : productie chemische

Nadere informatie

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 31 juli

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 31 juli Postbus 55 8200 AB Lelystad Eeltink Nijkerk B.V. De heer Luxoolseweg 20 3862 WJ NIJKERK GLD Telefoon (0320)-265265 Fax (0320)-265260 E-mail provincie@flevoland.nl Website www.flevoland.nl ** Verzenddatum

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN Zaaknummer Ons Kenmerk Datum 00534727 ODH-2018-00167728 1 ^ JAN. 2019 Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070)21 899 02 E vergunningen@odh.nl I

Nadere informatie

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis 3 april 2014 Zoon ecologie Colofon Titel Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Opdrachtgever mro Uitvoerder ZOON ECOLOGIE Auteur C.P.M. Zoon Datum 3 april

Nadere informatie

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons) Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk 14-16 (KuiperCompagnons) NATUUR Kader De Flora- en faunawet (hierna: Ffw) beschermt alle in het wild levende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Van deze soortgroepen

Nadere informatie

Opdrachtgever Gemeente Heerenveen Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Postbus GA Heerenveen

Opdrachtgever Gemeente Heerenveen Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Postbus GA Heerenveen Passende beoordeling in het kader van de natuurbeschermingswet 1998, artikel 19j 1 e partiële herziening van het bestemmingsplan Internationaal Bedrijvenpark Friesland. gemeente Heerenveen projectnr. 13030-257166

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum : 3 november 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2014-011120 - gemeente Gennep (Li.) Activiteit : compostfabriek

Nadere informatie

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA QUICKSCAN FLORA EN FAUNA Behorende bij project: Oostkanaalweg 44, te Ter Aar Gemeente Nieuwkoop Opdrachtgever : Keijzer Dakbedekking b.v. Projectnummer : PS.2017.714 Datum : 21 augustus 2017 Niets uit

Nadere informatie

Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 19km, eerste lid, van de Nb-wet 1998.

Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 19km, eerste lid, van de Nb-wet 1998. Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 19km, eerste lid, van de Nb-wet 1998., Kenmerken Emissie Depositie natuurgebieden Depositie habitattypen Verdere toelichting

Nadere informatie

TOETSING MILITAIRE VLIEGACTIVITEITEN OUDELAND VAN STRIJEN (110)

TOETSING MILITAIRE VLIEGACTIVITEITEN OUDELAND VAN STRIJEN (110) TOETSING MILITAIRE VLIEGACTIVITEITEN OUDELAND VAN STRIJEN (110) STATUS Het gebied valt onder de volgende beschermingsregimes: N2000 gebied Oudeland van Strijen (Aanwijzingsbesluit is definitief) BESTAAND

Nadere informatie

Ligging Natura2000-gebieden, Nb-wetgebieden en overige natuurgebieden (EHS)

Ligging Natura2000-gebieden, Nb-wetgebieden en overige natuurgebieden (EHS) Ligging Natura2000-gebieden, Nb-wetgebieden en overige natuurgebieden (EHS) Natura2000-gebieden: Uiterwaarden Waal (Gelderland), circa 14,3 kilometer; Sint Jansberg (Limburg), circa 15,9 kilometer; Gelderse

Nadere informatie

Natura 2000 & PAS. Natura 2000 implementatie in Nederland

Natura 2000 & PAS. Natura 2000 implementatie in Nederland Natura 2000 & PAS Natura 2000 implementatie in Nederland Natura 2000 in Nederland 13-6-2016 Dia 2 Natura 2000 in Zeeland 13-6-2016 Dia 3 Natura 2000 in Zeeland Beschermd natuurmonument 13-6-2016 Dia 4

Nadere informatie

De vergunning wordt verleend voor de periode vanaf vergunningverlening t/m 31 oktober 2014.

De vergunning wordt verleend voor de periode vanaf vergunningverlening t/m 31 oktober 2014. Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl postbus@overijssel.nl TenneT TSO de heer Den Otter Postbus 718 6800 AS ARNHEM KvK 51048329 IBAN NL45RABO0397341121

Nadere informatie

Voortoets DEK-terrein in Medemblik

Voortoets DEK-terrein in Medemblik Voortoets DEK-terrein in Medemblik Toetsing in het kader van de Wet natuurwetgeving Natura 2000 Opdrachtgever: Gemeente Medemblik Groot Eco Advies 2017-068 Concept 22-12-2017 Definitief 16-01-2018 2 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1

Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1 Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1 Natura 2000 Binnen het plangebied en in de omgeving daarvan zijn verschillende Natura 2000-gebieden gelegen (zowel in Nederland als in Vlaanderen). Op grond van

Nadere informatie

De Bunte Vastgoed Oost BV T.a.v. dhr. W. van den Top Postbus AA Ede. Geldermalsen, 28 oktober Geachte heer Van den Top,

De Bunte Vastgoed Oost BV T.a.v. dhr. W. van den Top Postbus AA Ede. Geldermalsen, 28 oktober Geachte heer Van den Top, De Bunte Vastgoed Oost BV T.a.v. dhr. W. van den Top Postbus 8029 6710 AA Ede Geldermalsen, 28 oktober 2015 betreft: project: referentie: behandeld door: bijlage(n): Toetsing herinrichting aan NNN en Natura-2000

Nadere informatie

Opdrachtgever Gemeente Heerenveen Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Postbus GA Heerenveen

Opdrachtgever Gemeente Heerenveen Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Postbus GA Heerenveen Passende beoordeling in het kader van de natuurbeschermingswet 1998, artikel 19j 2 e partiële herziening van het bestemmingsplan Internationaal Bedrijvenpark Friesland. gemeente Heerenveen projectnr. 19470-261049

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 16 januari 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2014-015534 - gemeente Ede Activiteit : Verbreding

Nadere informatie

De Wieden. Gebiedsrapportage Natura 2000 gebied nr. 35

De Wieden. Gebiedsrapportage Natura 2000 gebied nr. 35 Gebiedsrapportage 2017 Natura 2000 gebied nr. 35 De Wieden Binnen het Programma Aanpak Stikstof staat het uitvoeren van de geplande bron- en herstelmaatregelen en het blijvend dalen van het stikstofdepositie

Nadere informatie

Buro SRO Utrecht `t Goylaan AA Utrecht

Buro SRO Utrecht `t Goylaan AA Utrecht Buro SRO Utrecht `t Goylaan 11 3525 AA Utrecht Betreft: effectbeoordeling stikstofdepositie Hollandsekade 23, Woerdense Verlaat Datum: 8 juli 2015 Nummer: 15014/01 Bijlage(n) 1 (AERIUS_bijlage_20150708113544_2DuYUA6Eaz.pdf)

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 23 - Fochteloërveen

Natura 2000 gebied 23 - Fochteloërveen Natura 2000 gebied 23 - Fochteloërveen (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Hoogvenen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL9801007 + NL9801007 Beschermd natuurmonument: -

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 74 Zwarte Meer

Natura 2000 gebied 74 Zwarte Meer Natura 2000 gebied 74 Zwarte Meer (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en moerassen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL2003056 + NL9802031 Beschermd natuurmonument:

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN Bezoekadres Zuld-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070) 21 899 02 E vergunningen@odh.nl I www.odh.nl Zaaknummer Ons Kenmerk Datum 00518805 ODH-2018-00058305 -

Nadere informatie

Natura essentietabellen Leeswijzer

Natura essentietabellen Leeswijzer Natura 2000- essentietabellen Leeswijzer Ministerie van LNV, juni 2009 Inleiding In diverse Natura 2000-documenten staat informatie over Natura 2000-doelen die sturend is voor het opstellen van beheerplannen.

Nadere informatie

De wijziging betreft een verlenging van de periode dat werkzaamheden worden uitgevoerd.

De wijziging betreft een verlenging van de periode dat werkzaamheden worden uitgevoerd. Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl postbus@overijssel.nl RABO Zwolle 39 73 41 121 TenneT TSO de heer L. den Otter Postbus 718 6800 AS

Nadere informatie

10 Wettelijke toetsingskaders natuur

10 Wettelijke toetsingskaders natuur MER Windpark Bouwdokken 133 10 Wettelijke toetsingskaders natuur 10.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de effecten op de natuur, zoals beschreven in het voorgaande hoofdstuk, getoetst aan het beleid en

Nadere informatie

BIJLAGE B6-1 SCHEMA MONITORING

BIJLAGE B6-1 SCHEMA MONITORING 1 BIJLAGE B6-1 SCHEMA MONITORING 2 Monitoringprogramma 2014-2019 Tabel 6.1. Monitoring ten behoeve van de habitattypen en hun kwaliteitsparameters Kranswierwateren (20 Te monitoren parameter(s) Opgevangen

Nadere informatie

Programmatische Aanpak Stikstof. Rottige Meenthe en Brandemeer

Programmatische Aanpak Stikstof. Rottige Meenthe en Brandemeer Programmatische Aanpak Stikstof Rottige Meenthe en Brandemeer Programma informatieavond Programma Aanpak Stikstof (PAS) 19.30-20.00 uur Inloop 20.00-20.05 uur Opening door voorzitter Piet Dijkstra - Programma

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Wnb hfdst 2 gebieden Artikelen 2.7 lid 2 en lid 3, 2.8 leden 3 en 9 en 1.13 Wet natuurbescherming en artikel 2.7 Besluit natuurbescherming

Nadere informatie

Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn

Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn Watertoets Definitief Provincie Noord Holland Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 11 december 2009 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 4 2 Inrichting watersysteem...

Nadere informatie

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op de op 2 december 2016 door ons ontvangen aanvraag voor een vergunning ingevolge artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming van R. Verburgt

Nadere informatie

Bedrijventerrein Stichtse Kant. Voortoets in het kader van de toetsing aan de Natuurbeschermingswet

Bedrijventerrein Stichtse Kant. Voortoets in het kader van de toetsing aan de Natuurbeschermingswet Bedrijventerrein Stichtse Kant Voortoets in het kader van de toetsing aan de Natuurbeschermingswet SEQ Part \r0 \h ColofonInhoud Kop 1 Bijlage Bedrijventerrein Stichtse Kant Voortoets in het kader van

Nadere informatie

Achter de Schotbalken. Een evaluatie

Achter de Schotbalken. Een evaluatie Achter de Schotbalken Een evaluatie Sinds 2010 is de regeling van de toegang tot het gebied achter de schotbalken opnieuw onder de loep genomen. In het verleden was er een ontheffing nodig die was aan

Nadere informatie

Voortoets. Uitbreiding Enza Zaden Enkhuizen. Beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet

Voortoets. Uitbreiding Enza Zaden Enkhuizen. Beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet Voortoets Uitbreiding Enza Zaden Enkhuizen Beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet COLOFON Titel: Subtitel: Voortoets uitbreiding ENza Zaden Enkhuizen Beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet

Nadere informatie

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 7 augustus

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 7 augustus Postbus 55 8200 AB Lelystad Muiderzand B.V. Mevrouw IJmeerdijk 4 1361 AA ALMERE Telefoon (0320)-265265 Fax (0320)-265260 E-mail provincie@flevoland.nl Website www.flevoland.nl ** Verzenddatum Bijlagen

Nadere informatie

Effecten provinciale ruimtelijke structuurvisie op natuur Provincie Utrecht

Effecten provinciale ruimtelijke structuurvisie op natuur Provincie Utrecht Bijlage: Toevoeging aan bijlage planmer Effecten provinciale ruimtelijke structuurvisie 2013-2028 op natuur Provincie Utrecht Inleiding In september 2012 is door ecologisch advies- en projectbureau het

Nadere informatie

Berekening Recreatiecentrum Mijnden Kenmerken Emissie Depositie natuurgebieden Depositie habitattypen

Berekening Recreatiecentrum Mijnden Kenmerken Emissie Depositie natuurgebieden Depositie habitattypen Dit document bevat resultaten van een stikstofdepositieberekening met AERIUS Calculator. U kan dit document en voor de onderbouwing van depositie onder de drempelwaarde (0.05 mol/ha/j) in het kader van

Nadere informatie

BESCHIKKING D.D. 15 APRIL 2013 - ZAAKNUMMER 2013-001167 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESCHIKKING D.D. 15 APRIL 2013 - ZAAKNUMMER 2013-001167 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESCHIKKING D.D. 15 APRIL 2013 - ZAAKNUMMER 2013-001167 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Natuurbeschermingswet 1998 Drempelwaarden op grond van beleidsregels stikstof Gelderland 2013-001167 - gemeente

Nadere informatie

Overwegingen bij definitief besluit vergunning Wet natuurbescherming project Stroomlijn fase 3, tranche 7, perceel 1 en 2

Overwegingen bij definitief besluit vergunning Wet natuurbescherming project Stroomlijn fase 3, tranche 7, perceel 1 en 2 Overwegingen bij definitief besluit vergunning Wet natuurbescherming project Stroomlijn fase 3, tranche 7, perceel 1 en 2 Directie en Biodiversiteit Behandeld door T 070 379 7976 F 088 223 3334 Datum 20

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 72 - IJsselmeer

Natura 2000 gebied 72 - IJsselmeer Natura 2000 gebied 72 - IJsselmeer (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en Moerassen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL1000002 + NL9803028 Beschermd natuurmonument:

Nadere informatie

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Verantwoording Titel : Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Subtitel : Projectnummer : Referentienummer : Revisie : C1 Datum : 30-10-2012 Auteur(s) :

Nadere informatie

Memo oplegnotitie natuurtoets Gesterkoog pagina 2/

Memo oplegnotitie natuurtoets Gesterkoog pagina 2/ Memo oplegnotitie natuurtoets Gesterkoog pagina 2/6 Afbeelding 2. Impressie plangebied met mogelijk te kappen bomen. 1.2 Wijzigingen toetsingskader Het project wordt uitgevoerd in 2017. Op 1 januari 2017

Nadere informatie

Notitie resultaten Aanvullend onderzoek kleine modderkruiper Plangebied: Wetenschappersbuurt, Schiedam

Notitie resultaten Aanvullend onderzoek kleine modderkruiper Plangebied: Wetenschappersbuurt, Schiedam Notitie resultaten Aanvullend onderzoek kleine modderkruiper Plangebied: Wetenschappersbuurt, Schiedam Aan: Van: Kopie: M. de Visser (Kubiek Ruimtelijke Plannen) F.A. van Meurs (Ecoresult) L. Boon (Ecoresult)

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN Zaaknummer Ons Kenmerk Datum Beschikking 00490433 ODH-2017-00090918 2 6 SEP. 2017 omgevingsdienst Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070) 21 899

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum : 15 december 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2014-013001 - gemeente Renkum Activiteit : Papierfabriek Parenco

Nadere informatie

Koppel kuifeenden. Kuifeenden

Koppel kuifeenden. Kuifeenden 42 Ecologie en natuurfuncties Het IJsselmeergebied is een uniek natuurgebied van (inter-)nationale betekenis. Het is een van de zee afgesloten, benedenstrooms gelegen, zoet laaglandmeer met een relatief

Nadere informatie

Natura 2000 Zouweboezem Presentatie gemeenteraad Zederik 2 sept Laurens van Ruijven Miriam de Boer Afdeling Water en Groen

Natura 2000 Zouweboezem Presentatie gemeenteraad Zederik 2 sept Laurens van Ruijven Miriam de Boer Afdeling Water en Groen Natura 2000 Zouweboezem Presentatie gemeenteraad Zederik 2 sept 2014 Laurens van Ruijven Miriam de Boer Afdeling Water en Groen Onderwerpen -Natura 2000 -Programmatische Aanpak Stikstof -Aanwijzing Zouweboezem

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 24 juni 2016 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2016-001656 - gemeente Lingewaard Activiteit : Festival

Nadere informatie

Natura 2000 in De Wieden en Weerribben. Wat betekent dit voor u?

Natura 2000 in De Wieden en Weerribben. Wat betekent dit voor u? Natura 2000 in De Wieden en Weerribben Wat betekent dit voor u? Deze brochure is bestemd voor bewoners, ondernemers, grondeigenaren, pachters en andere belanghebben in de gebieden De Wieden en De Weerribben.

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070) 21 899 02 E vergunningen(@odh.nl I www.odh.nl Zaaknummer Ons Kenmerk Datum 00519040 ODH-2018-00091953 2

Nadere informatie

Document PAS-analyse Herstelstrategieën voor Hollands Diep

Document PAS-analyse Herstelstrategieën voor Hollands Diep Document PAS-analyse Herstelstrategieën voor Hollands Diep Tweede Kamer, december 2013 De volgende habitattypen en soorten worden in dit document behandeld: Habitattypen: Er zijn geen stikstofgevoelige

Nadere informatie

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 9 augustus z

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 9 augustus z Postbus 55 8200 AB Lelystad Gemeente Zeewolde De heer Postbus 1 3890 AA ZEEWOLDE Telefoon (0320)-265265 Fax (0320)-265260 E-mail provincie@flevoland.nl Website www.flevoland.nl *2224710* Verzenddatum Bijlagen

Nadere informatie

Natuurdoelstellingen voor Vogelrichtlijngebied IJzervallei. Danny Maddelein Agentschap voor Natuur en Bos

Natuurdoelstellingen voor Vogelrichtlijngebied IJzervallei. Danny Maddelein Agentschap voor Natuur en Bos Natuurdoelstellingen voor Vogelrichtlijngebied IJzervallei Danny Maddelein Agentschap voor Natuur en Bos 183 Natuurdoelen SBZ-V IJzervallei Infomoment Blankaartwaterlopen 19 juni 2017 Europees beschermde

Nadere informatie

Memo. Stefan Buskermolen Liandon B.V. Sander van Rijn 2 e lezer Ellen Bults. 13 juli 2012 RLO 476-SOM

Memo. Stefan Buskermolen Liandon B.V. Sander van Rijn 2 e lezer Ellen Bults. 13 juli 2012 RLO 476-SOM Liandon B.V. Aan Stefan Buskermolen Liandon B.V. Van Sander van Rijn 2 e lezer Ellen Bults Memo Contactpersoon drs. Sander van Rijn Telefoon +31 6 21 47 95 82 sander.van.rijn@alliander.com Datum Betreft

Nadere informatie

Memo. memonummer rev. 00 datum 27 augustus 2015 BDP Ontwikkeling BV S. Visser

Memo. memonummer rev. 00 datum 27 augustus 2015 BDP Ontwikkeling BV S. Visser Memo memonummer 196529-20150827 - rev. 00 datum 27 augustus 2015 aan BDP Ontwikkeling BV van S. Visser goedkeuring D. Bouman project Bestemmingsplan Hoensbroek Zuid deelgebied Overbroek projectnr. 196529

Nadere informatie

! " #! " "$ % &'%&()#" & )+&, %!, )* -$)* $, . )*/ ))) & )2 &, " & ") * '34( '5+(! "'!2%( && % &5" )+ & "&" "$& "&& ) * % " " 5" & "$)* & )!

!  #!  $ % &'%&()# & )+&, %!, )* -$)* $, . )*/ ))) & )2 &,  & ) * '34( '5+(! '!2%( && % &5 )+ & & $& && ) * %   5 & $)* & )! ! #! $ % '%(# '$(* +, %!, * -$* $,. */ 0,-1* $ 2, * '34( '5+(! '!2%( % 5 + $ * % 5 * $*! 62 7*$ 8 97$ : ; * < = ; 5345+!2%* 5 %!, * $ % 7 $ 5'!2>( '!>(* < $ 1 # *$! * / $

Nadere informatie

Rapport Haalbaarheidsstudie tankstations te Maarsbergen

Rapport Haalbaarheidsstudie tankstations te Maarsbergen Rapport Haalbaarheidsstudie tankstations te Maarsbergen Klant: Provincie Utrecht Referentie: T&P-T-BE8512R003F01 Versie: 01/Finale versie Datum: 20 december 2016 HASKONINGDHV NEDERLAND B.V. Laan 1914 no.35

Nadere informatie

Archief VERZONDEN 2 9 HM Uitvoeringsdienst bord-holland Noord. V4IWfl i o n a

Archief VERZONDEN 2 9 HM Uitvoeringsdienst bord-holland Noord. V4IWfl i o n a V4IWfl i o n a Uitvoeringsdienst bord-holland Noord Archief Solarfields B.V. T.a.v. de heer G. Smit Leonard Springerlaan 19 9727 KB GRONINGEN Hoorn, 29 maart 2018 VERZONDEN 2 9 HM 2018 Zaaknummer Behandelaar

Nadere informatie

memo INLEIDING GEBIEDSBESCHERMING ZAND/ZON/ c.c.: datum: 22 augustus 2013 Achterweg 48, Lisse

memo INLEIDING GEBIEDSBESCHERMING ZAND/ZON/ c.c.: datum: 22 augustus 2013 Achterweg 48, Lisse memo aan: van: OG ZAND/ZON/130372 c.c.: datum: 22 augustus 2013 betreft: Achterweg 48, Lisse INLEIDING Bij alle ruimtelijke ingrepen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden in en om

Nadere informatie

1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 2

1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 2 Directie en Biodiversiteit Bijlage nummer 1 Horend bij kenmerk DGAN-NB/18096623 Inhoud 1 ONDERWERP AANVRAAG... 2 2 PROCEDURE... 2 3 WETTELIJK KADER... 2 3.1 Relevante artikelen Wet natuurbescherming...

Nadere informatie

Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 19km, eerste lid, van de Nb-wet 1998.

Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 19km, eerste lid, van de Nb-wet 1998. Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 19km, eerste lid, van de Nb-wet 1998., Kenmerken Depositie natuurgebieden Depositie habitattypen Verdere toelichting over

Nadere informatie