Peters, Et Anna. Van: Verzonden: Aan: Onderwerp: Bijlagen:

Transcriptie

1 Peters, Et Anna Van: Verzonden: Aan: Onderwerp: Bijlagen: B UIJTERLINDE <uijterbj@xs4all.nl> dinsdag 18 december :36 IGriffie Verzoek (en aanvulling) ambtshalve aanpassing bestemmingsplan. Inzake Meije 304 W W. Verz. (en aanvull.) ambtshalve aanpass. best.plan. inzake Meije 304.pdf Geachte raadsgriffier. Bijgaand zend ik u het verzoek, zoals in het onderwerp aangegeven, van mw. van den Heerik, dat overigens voor zich spreekt. Het aanvankelijke verzoek is bezorgd op het gemeentehuis op 5 dec. jl., de aanvulling daarop is vandaag bezorgd. Wilt u de beide documenten doorgeleiden aan de leden van de Raad. Met vriendelijke groet, Namens mw. van den Heerik, B. Uijterlinde Meije MB Zegveld

2 Mr. y. M. Aan de Gemeenteraad van Woerden te Woerden Bezorgen Juridlsc-h Adviseur INGEKOMEN \ 8 DEC VfliA, dĉia, f-rĉĉrite Burgerservice Woerden Betreft; Aanvulling verzoek tot ambtshalve aanpassing bestemmingsplan Landelijkgebied Woerden, Kamerik, Zegveld m.b.t. oevervoorzieningen bij woonschepen, e.e.a. zoals aangegeven in het verzoek van de familie Pecht, v.w.b. hun woonboot met oevergronden langs de Meije. Geachte Leden van de Raad, In aanvulling op het eerder door mij namens cliënten ingediend verzoek m.b.t. aanpassing van het bestemmingsplan v.w.b. oevervoorzieningen bij woonschepen langs de Meije, bericht ik u als volgt. Langs de Meije liggen een groot aantal inbestemde woonschepen met zgn. oevergronden gelegen in de gemeente Woerden in eigen bezit van de eigenaars. Bij geen van deze schepen, waarbij die gronden als "Tuin" zijn geduid, zou o.g.v. het vigerende bestemmingsplan "iets "gebouwd mogen zijn anders dan een afrastering, een hek, van 1 meter hoog maximaal. Bij al deze woonschepen blijkt dat ondanks die bepaling er zgn. "oevervoorzieningen "zijn gebouwd! Hele grote schuren, of meerdere schuren, carports, houthokken en schuttingen van 1,80 meter of meer hoog! Veel van die bouwsels - zo blijkt na onderzoek (WOB) - zijn zonder vergunning of ontheffing gebouwd. De gemeente handhaaft daarop niet, ook niet op plekken waar bijna alle "tuingronden" zijn bebouwd geworden! Uw gemeente handhaaft daarop niet. Echter; bij cliënten, de familie Pecht, is reeds en wordt nog steeds, en wel op verzoek van een- volgens vonnis van de Rechtbank niet als belanghebbend aan te merken verzoeker tot handhaving- wél gehandhaafd! Mr. y.m.ċr,. vfli-v dŕtv Hemte Juridisch Advíatur K.«n.t:ooi-í»cl) es: Mfclje ÍJ-5H, S40f-tM* Z.E«ļV6L». Ti 06S3ţŷoe,5*a. ft OSSSTffOXtX E: «M*.y.m.g.v«w!ŕK.Weíńl»ŵxs4«U.wl

3 Dit- zo wordt daarbij gemeld- uit " eigener beweging" en omdat de gemeente dat ook zo wenst(?) Dat handhaven doet zij- de gemeente-dus echter niet bij al die andere adressen langs de Meije waar vaak nog veel meer illegale bebouwing aanwezig is! Overigens stond de illegale bebouwing op dit adres van de familie Pecht, bebouwing die nu verwijderd is, er minstens net zo lang als diezelfde bebouwing op andere adressen. Zoals u weet worden deze legale-hier ook inbestemde- woonschepen gelijk gesteld met woningen. Zij hebben een woonbestemming. Het lijkt dan ook correct dat- ik verzocht dit reeds- deze woonschepen m.b.t. oevervoorzieningen als o.a. schuurtjes, houthokken etc. gelijk te stellen aan woningen en ook hier de mogelijkheid te bieden - via aanpassing van het bestemmingsplan- tot het oprichten van een bijgebouw. Zo daarvoor geen draagvlak bestaat lijkt het correct dat op alle adressen waar illegaal aanwezige voorzieningen bij woonschepen op oevergronden zijn gebouwd, óók wordt gehandhaafd, zelfstandig wordt gehandhaafd door de gemeente, in het kader van gelijke behandeling van gelijke gevallen, oftewel consistent handhavingsbeleid. eerik ;

4 Mr. y. M. Cţ. va ia, át\a, Httrùz Aan de Gemeenteraad van Woerden te Woerden Bezorgen set ęŗrí Betreft; OSS! Verzoek tot ambtshalve aanpassing van het vigerende bestemmingsplan Landelijk gebied, ; Woerden, Kamerik, Zegveld aan de Verordening Natuur en Landschap van de Provincie Utrecht, m.b.t. hetgeen in die Verordening is opgenomen, bepaald en voorgeschreven c.q. voorzien in/onder paragraaf 5.4 "Wateren", afdeling A Woonschepen Geachte Leden van de Raad, Namens cliënten, de Heer en Mevrouw Pecht-Vianen, wonende aan de Meije 304 te Nieuwkoop,die mij daartoe hebben gemachtigd ( machtigingen van hen gaan hierbij) verzoek ik u tot ambtshalve aanpassing over te gaan en in uw nu vigerende bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld op te nemen hetgeen in de Verordening Natuur en Landschap van de Provincie Utrecht in de paragraaf "Wateren" is opgenomen, is vermeld en van toepassing is verklaard. Cliënten bewonen een woonschip met legaal inbestemde ligplaats, welke boot is afgemeerd aan gronden in uw gemeente met o.a. de bestemming "tuin". Volgens uw vigerend bestemmingsplan geldt een verbod tot het bouwen van bijgebouwen, schuurtjes etc. op deze gronden. U bent zelfs onlangs daartoe hier handhavend opgetreden en heeft daartoe ook een dwangsombesluit aan cliënten doen toekomen, waarop cliënten de aanwezige bebouwing hebben verwijderd. Verordeningen van de Povincie,en hetgeen daarin is vermeld en aangegeven, dus eveneens deze Verordening Natuur en Landschap van de Provincie Utrecht, dienen te worden geïncorporeerd in de bestemmingsplannen waartoe/ waarop die Verordening van toepassing is verklaard. Mr. Y.M.ċį. VÍUv dín, H-emte Ju.ndls.cM Adviseur K.««*OOr« ÍS: MĒįje íy-s*. 34?-*Mfe ikąveu». Ti űŵ5'3şűź.5"42 F: OiSįJJGa&ļ 6: «Hr. M. «U..O.vWndetvheíńteŴCS^flU.vJL

5 Het nu vigerende bestemmingsplan buitengebied staat in schril contrast met hetgeen in de Verordening op de gronden zoals hier in uw plan geduid met bestemming "Tuin" is toegestaan. D.w.z. anders dan in uw bestemmingsplan - en wel een verbod op het bouwen bouwwerken anders dan erf- of perceelsafscheidingen met een maximale hoogte van 1,5 meter- staat deze Verordening hier wél expliciet zgn. oevervoorzieningen toe. Cliënten hebben een aanbouw, een oevervoorziening, aan hun woonschip gebouwd. Volgens de Verordening is dat toegestaan, volgens het/ uw bestemmingsplan niet. U heeft m.b.t. o.a. die aanbouw verstrekkende handhavingsmaatregelen getroffen, geheel "ambtshalve" ; maatregelen waartoe u naar de mening van cliënten, niet bevoegd was deze te nemen o.g.v. de artt. van de Verordening Natuur en Landschap die uitdrukkelijk in het hebben van deze oevervoorzieningen voorziet; deze toestaat. Cliënten hebben- dit terzijde- grote schade geleden door uw handhavingsmaatregelen dienaar zij hier stellen-dus ten onrechte en op niet juiste wettelijke gronden door u t.a.v. hen zijn genomen. Zij hebben inmiddels twee van dergelijke voorzieningen geamoveerd, en ook reeds een dwangsom van euro 5.000,- aan uw gemeente voldaan! Er lopen voorts nog diverse procedures m.b.t. uw handhavend optreden waartoe cliënten ook reeds de nodige - hoge - kosten aan juridische bijstand hebben moeten voldoen aan hun gemachtigde, ook die kosten zijn toe te rekenen aan het door de gemeente niet tijdig opnemen van hetgeen de Verordening m.b.t. woonschepen en oevervoorzieningen -die daarbij uitdrukkelijk zijn toegestaan- is vermeld; van toepassing is verklaard. Al die kosten, die schade, zo menen cliënten, komt voor rekening van de gemeente en zal door de gemeente moeten worden voldaan. Dat staat overigens los van het onderhavige verzoek tot ambtshalve aanpassing. Kortom; het verzoek in dezen tot ambtshalve aanpassing bestaande uit het incorporeren in de tekst van het huidige hier vigerende en van toepassing zijnde bestemmingsplan aan hetgeen de Verordening voorschrijft en hetgeen daarin m.b.t. oevervoorzieningen bij legaal aangemeerde woonschepen is voorzien en toegestaan, dient naar de mening van cliënten te worden gehonoreerd en dient met de meeste spoed haar beslag te krijgen, waarbij dan tevens dient te worden bepaald dat cfrm. hetgeen in artikel van uw nu vigerende bestemmingsplan is bepaald m.b.t. erfbebouwing en wel dat deze niet meer mag bedragen dan 50 m2 en gezien het feit dat legale- inbestemde- woonschepen zoals die van cliënten wettelijk bezien gelijk gesteld worden en zijn te beschouwen als bouwwerken met bestemming Wonen, dan dus ook op dat punt inzake die erfbebouwingsafmetingen gelijk dienen te worden gesteld/behandeld aan hetgeen bij Bouwwerken niet zijnde woonschepen in dat plan is toegestaan. Hoogachtend, M w van den Heerik

6 J W 1 \ 1 ' ' I \ V L Raad van State, /1/A3 REFERENTIES VAKLITERATUUR VOLLEDIGE TEKST UITSPRAAK VERRIJKTE UITSPRAAK ECLI:NL:RvS:2014:393 Inhoudsindicatie Bij besluit van 10 december 2008 heeft het college aan [appellanten] ontheffing verleend om met het woonschip 'de Flierefluiter' ligplaats te nemen aan de [locatie] te Nieuwersluis en bepaalde afmeer- en oevervoorzieningen te realiseren. Het college heeft evenwel geweigerd ontheffing te verlenen ten behoeve van een schuur en twee terrassen aan weerszijden van het woonschip. Instantie Raad van State Uitspraakdatum Publicatiedatum Zaaknummer /1/A3 Procedure Hoger beroep Rechtsgebied Bestuursrecht Formele relatie Eerste aanleg: ECLI:NL:RBUTR:2012:6741, Bekrachtiging/bevestiging Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak /1/A3. Datum uitspraak: 12 februari 2014 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellanten], wonend te Nieuwersluis, gemeente Stichtse Vecht, tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 23 november 2012 in zaak nr. 12/1677 in het geding tussen:

7 Q en het college van gedeputeerde staten van Utrecht. Procesverloop Bij besluit van 10 december 2008 heeft het college aan [appellanten] ontheffing verleend om met het woonschip 'de Flierefluiter' ligplaats te nemen aan de [locatie] te Nieuwersluis en bepaalde afmeer- en oevervoorzieningen te realiseren. Het college heeft evenwel geweigerd ontheffing te verlenen ten behoeve van een schuur en twee terrassen aan weerszijden van het woonschip. Bij besluit van 17 augustus 2011 heeft het college het besluit van 10 december 2008 ingetrokken, behoudens voor zover het de weigering ontheffing te verlenen ten behoeve van de terrassen betreft. Bij besluit van 27 maart 2012 heeft het college het door [appellanten] tegen het besluit van 10 december 2008, voor zover gehandhaafd, gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 23 november 2012 heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 januari 2014, waar [appellanten] en het college, vertegenwoordigd door mr. H.S. Heite, zijn verschenen. Overwegingen 1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Verordening bescherming natuur en landschap (hierna: Vnl) is de Vnl van toepassing op het gedeelte van het grondgebied van de in de provincie Utrecht gelegen gemeenten dat zich bevindt buiten de grenzen van de bebouwde kom, zoals deze ingevolge het bepaalde in artikel 27 van de Wegenwet door gedeputeerde staten zijn vastgesteld. 2/6

8 Q voorwerp ligplaats te laten nemen, te ankeren of te meren, of anderszins in een water te plaatsen op andere plaatsen dan aangegeven met een van de verkeerstekens E.5 tot en met E.7.1 van bijlage 7 bij het Binnenvaartpolitiereglement. Ingevolge artikel 8 kan het college ontheffing verlenen van de in de Vnl gestelde verboden. Met ingang van 26 maart 2011 is de Vnl ingetrokken en is de Landschapsverordening Provincie Utrecht 2011 (hierna: Lsv) in werking getreden. Ingevolge artikel 1, eerste lid, is de Lsv van toepassing op het gebied dat zich bevindt buiten de grenzen van de bebouwde kom, zoals deze ingevolge het bepaalde in artikel 27 van de Wegenwet door het college is vastgesteld. Ingevolge artikel 20 is het verboden havens of aanlegplaatsen en daarmee verband houdende voorzieningen, zoals steigers, meerpalen en vlonders te maken of te hebben. Ingevolge artikel 21, derde lid, geldt het in artikel 20 bedoelde verbod niet voor één aanlegsteiger per erf, mits deze voldoet aan de voorschriften die door de water- of vaarwegbeheerder zijn voorgeschreven bij algemeen verbindend voorschrift. Ingevolge artikel 35, derde lid, wordt een aanvraag om ontheffing ingediend krachtens de Vnl verder behandeld met toepassing van de Lsv, tenzij de bepalingen in de Vnl gunstiger zijn voor de afhandeling van de aanvraag. 2. Het college heeft de aanvraag om ontheffing ten behoeve van de twee terrassen aan weerszijden van het woonschip van [appellanten] getoetst aan de bepalingen van de Vnl, omdat deze gunstiger voor de afhandeling van de aanvraag zijn dan de Lsv. Volgens het college tasten de terrassen evenwel de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden van de omgeving aan. Om die reden heeft het de ontheffing geweigerd. 3. [appellanten] kunnen zich niet verenigen met het oordeel van de rechtbank dat het college dit in redelijkheid heeft kunnen doen. In dit verband voeren zij in de eerste plaats aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college voldoende gemotiveerd heeft waarom de terrassen een onaanvaardbare aantasting vormen van de landschappelijke,

9 Q Amsterdam/Utrecht. Het door het college gewenste vrije doorzicht kan al niet meer worden gerealiseerd. In de tweede plaats betogen [appellanten] dat het college ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het bestemmingsplan "Nieuwersluis" dat door de raad van de gemeente Stichtse Vecht is vastgesteld. In dat bestemmingsplan vallen de terrassen volgens hen onder het overgangsrecht. Daarnaast wijzen zij erop dat de terrassen in dat bestemmingsplan niet in een waardevolle zichtlijn liggen. Als het college het in zoverre niet eens was met het bestemmingsplan, dan had het daartegen in rechte op moeten komen. In de derde plaats betogen [appellanten] dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat hun beroep op het vertrouwensbeginsel faalt. Zij stellen gerechtvaardigde verwachtingen te kunnen ontlenen aan het feit dat nu al tien jaar niet handhavend is opgetreden tegen de aanwezigheid van de terrassen De aanvraag om ontheffing ten behoeve van de twee terrassen van [appellanten] dateert van 12 juni Op dat moment gold de Vnl nog. Krachtens de Vnl was het mogelijk om voor beide terrassen, uitgevoerd als twee steigers, een ontheffing te verlenen. De Lsv biedt die mogelijkheid gelet op de artikelen 20 en 21, eerste lid, niet langer. In zoverre is de Vnl gunstiger voor de behandeling van de aanvraag en heeft het college, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, in dit geval terecht de Vnl toegepast Bij de totstandkoming van het besluit omtrent het verlenen van een ontheffing op grond van artikel 8 van de Vnl komt het college beleidsvrijheid toe. Het besluit en de daaraan ten grondslag liggende belangenafweging dient de rechter terughoudend te toetsen Het woonschip van [appellanten] ligt in het Vechtgebied. Dit gebied wordt in de op Rijksniveau vastgestelde "Nota Belvedère" en "Nota Ruimte" en het provinciale Streekplan (thans: Structuurvisie) aangeduid als een gebied met belangrijke natuurwetenschappelijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Zoals het college ter zitting heeft toegelicht streeft het er, met het oog op bescherming van deze waarden, naar om de ruimte tussen de woonschepen zoveel mogelijk vrij te houden. De aanwezigheid van terrassen in die ruimte verdraagt zich niet met dit streven. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat het college aldus voldoende heeft gemotiveerd waarom de terrassen een onaanvaardbare aantasting vormen van de in het gebied aanwezige waarden. 4/6

10 Q bestemmingsplan, dat een toetsingskader voor ruimtelijke instrumenten op gemeentelijk niveau biedt, was geen plaats Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (in onder meer de uitspraak van 16 mei 2012 in zaak nr /1/A1), nodig dat een aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezegging is gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan rechtens een te honoreren verwachting kan worden ontleend. Een dergelijke toezegging is niet gedaan. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, kan uit het enkele verstrijken van de tijd geen gerechtvaardigd vertrouwen worden ontleend dat het college een ontheffing ten behoeve van de terrassen zal verlenen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college, het vorenstaande in aanmerking genomen, in redelijkheid meer gewicht kunnen toekennen aan het belang van bescherming van de waarden in de omgeving van het woonschip dan aan het belang van [appellanten] bij behoud van hun terrassen. 4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. CM. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Binnema, ambtenaar van staat. w.g. Van Kreveld w.g. Binnema voorzitter ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 12 februari /6

11 OVERRECHT.NL CONTACT ADVERTEREN ABONNEREN PRIVACY RSS SCHEIDINGSPROFS ONTSLAGHULRECHT.NL, ISSN https;// 6/6