BREEAM-NL Consultatie Algemene omschrijving scope BREEAM-NL Renovatie en (her)inrichting. Versie 1, januari 2018

Transcriptie

1 Algemene omschrijving scope BREEAM-NL Renovatie en (her)inrichting, januari 2018

2 Algemene omschrijving scope BREEAM-NL Renovatie en (her)inrichting De beoordelingsrichtlijn BREEAM-NL Renovatie- en (her)inrichting kan worden gebruikt om de effecten van de milieulevenscyclus te beoordelen in bestaande utiliteitsgebouwen tijdens renovatie- en (her)inrichtingsprojecten. Renovatie bestaat uit een breed scala aan werkzaamheden om de prestatie, de functie en de algemene conditie van een bestaand gebouw te verbeteren. (Her)inrichting omvat ook een groot aantal werkzaamheden. Dit zijn echter meer interne werkzaamheden met inbegrip van de eerste inrichting van nieuwbouw of de herinrichting van een bestaand gebouw. De beoordelingsrichtlijn biedt een set van criteria die wordt toegepast afhankelijk van de omvang van het project. Er zijn vier gebouwonderdelen gedefinieerd die apart kunnen worden beoordeeld: Deel 1: Casco Deel 2: Centrale installaties Deel 3: Lokale installaties Deel 4: Inrichting De beoordelingsrichtlijn is opgedeeld in deze onderdelen zodat er onderscheid gemaakt kan worden tussen de gebouwaspecten die behoren tot de verantwoordelijkheid van de huurder en de aspecten die behoren tot de verantwoordelijkheid van de verhuurder. Voor commerciële gebouwen hebben delen 1 en 2 doorgaans betrekking op gebouwaspecten die de verantwoordelijkheid van de verhuurder zijn, terwijl delen 3 en 4 doorgaans aspecten zijn die voor rekening komen van de huurder. Uiteraard kan dit per project verschillen. De opdeling is daarnaast toegespits op de levenscyclus van de verschillende componenten en elementen, waarbij de renovatie van deze onderdelen apart kan worden gecertificeerd. De binnenafwerking wordt bijvoorbeeld doorgaans elke 5-10 jaar vervangen, terwijl de constructie van het gebouw elke 60 jaar wordt gerenoveerd. Toepassingsgebieden Gebouwonderdelen Tabel -XX hieronder bevat de typische beoordelingsdelen in het BREEAM-NL Renovatie- en (her)inrichtingsprogramma die van toepassing zijn afhankelijk van het type renovatie- of (her)inrichtingsproject dat wordt geïmplementeerd. Deze tabel kan worden gebruikt om aan te geven welke beoordelingsdelen potentieel van toepassing zijn op het project. Uiteindelijk hangt het echter van de Assessor en het projectteam af om samen de onderdelen van de methode te bepalen waarop zij de certificering willen baseren. BREEAM-NL Consultatie agina 2 van 9 Dutch Green Building Council

3 Tabel -XX: Typisch toepasselijke beoordelingsdelen, afhankelijk van projecttype rojecttype Typisch toepassingsgebieden gebouwonderdelen Deel 1 Materiaal en Deel 2 Centrale Deel 3 Lokale Deel 4 Intern constructie installaties installaties ontwerp Grootschalige renovatie rimaire inrichting (nagelvast) Secundaire inrichting (los meubilair) * * * Alleen bouwkundige ingrepen Bouwkundige ingrepen en centrale mechanische en/of elektrische installaties Modernisering van centrale mechanische en elektrische installaties Modernisering van lokale installaties Bestemmingswijziging * * Renovatie van erfgoedgebouw * Binnen opknappen/opnieuw * Kan van toepassing zijn afhankelijk van de scopevan het project. Eventueel valt de bouwkundige aspecten van een monument niet binnen de scope vanwege beperkingen voor monumenten of omvat een grootschalige renovatie of bestemmingswijziging eventueel niet delen 3 en 4 wanneer het een speculatief project betreft en de definitieve inrichting door de toekomstige gebruiker wordt gedaan. Scope Het BREEAM-NL Renovatie- en (her)inrichtingsprogramma is ontwikkeld om een flexibele benadering van beoordelingen te ondersteunen zodat er een optimale aansluiting aan de projectbehoeften bestaat. Dankzij deze benadering kan de klant, de ontwikkelaar of de Assessor de delen van de beoordeling kiezen die relevant zijn voor de omvang van de werkzaamheden. Indien alleen werkzaamheden aan de binnenafwerking nodig zijn, volstaat bijvoorbeeld een Deel 4-beoordeling. De volgende beoordelingsomvang geeft informatie over wanneer een beoordeling op basis van elk deel gevraagd is, afhankelijk van de aard van de uitgevoerde renovatie- of (her)inrichtingswerkzaamheden. Momenteel kan een project kiezen welke delen als uitgangspunt voor de certificering moeten dienen en deze keuze wordt niet beperkt door de omvang van een project. Hierdoor wordt de flexibiliteit gecreëerd die ervoor zorgt dat projectwerkzaamheden worden herkend die binnen de omvang van een Dutch Green Building Council BREEAM-NL Consultatie agina 3 van 9

4 beoordelingsdeel vallen (bijvoorbeeld modernisering van een deel van de centrale installaties), maar wegens economische, technische of andere factoren niet voldoen aan BREEAM-NL. In zo'n geval kan een klant ervoor kiezen om bepaalde beoordelingsdelen achterwege te laten. Op het certificaat staan echter duidelijk de delen vermeld op basis waarvan een project is beoordeeld. Klanten en andere betrokkenen moeten daarom de omvang van de beoordeling duidelijk vermelden in alle publicaties of claims die verwijzen naar BREEAM, bijvoorbeeld een 'Excellent'-kwalificatie op basis van Deel 4- beoordeling conform BREEAM-NLRenovatie en (her)inrichting. Deel 1: Casco Een Deel 1-beoordeling kan van toepassing zijn indien een renovatieproject een of meer van de volgende aanpassingen bevat aan de bouwkundige elementen en als de ruimte die moet worden gerenoveerd groter is dan 50 procent van het oppervlak van het individuele element of 25 procent van de totale BVO: Gebouwgevel: als de buitengevel van gebouwen thermisch wordt gemoderniseerd of gerenoveerd, zoals nieuwe bekleding, bepleistering, gevelsysteem, inwendige droge isolatie, etcetera; Dak: als er een nieuw dak wordt gemonteerd, als er significante aanpassingen worden gemaakt aan de dakconstructie of als de dakbedekking wordt vervangen of gerenoveerd; Ramen: als er aanpassingen worden uitgevoerd aan ramen zoals vervanging, modernisering of renovatie van bestaande ramen met nieuwe beglazing of de specificatie van dubbele beglazing. Opmerking: Voor een kleine aanpassing aan de bouwkundige elementen (bijvoorbeeld lokale modernisering van een buitenmuur) onder de bovengenoemde drempel is geen Deel 1-beoordeling vereist, alhoewel deze wel kan worden uitgevoerd om de totale prestatie van de gebouwschil te beoordelen. Deel 2: Centrale installaties Een Deel 2-beoordeling is eventueel geboden indien ten minste twee van de onderstaande installaties worden geïnstalleerd of gemoderniseerd: Centrale luchtbehandelingsunit; Verwarmingsketel; Meer dan 50% van warmtedistributie Koelinstallatie; Meer dan 50% van koudwater distributie Waterinstallaties (sanitairarmaturen in kern) Gebouwbeheersysteem Gemeenschappelijk verwarmingssysteem (bijvoorbeeld trigeneratie) CO2-arme en -vrije technologieën. Opmerking: Indien bij werkzaamheden componenten door gelijkwaardige elementen worden vervangen (bijvoorbeeld ventilatormotor van luchtbehandelingsunit) is een Deel 2-beoordeling niet zinvol, alhoewel deze nog steeds kan worden uitgevoerd om de prestatie van de centrale installaties te beoordelen. Definitie van centrale installaties Centrale installaties worden gedefinieerd als installaties die meerdere ruimten en/of huurders beleveren en algemeen centraal zijn geïnstalleerd. De installaties worden als centraal beschouwd als ze meerdere (huurders)ruimten beleveren en niet bedoeld zijn voor de behoeften van individuele huurders. In zulke gevallen zijn zulke installaties meestal eigendom van en worden ze bestuurd en onderhouden door de eigenaar of zijn vertegenwoordiger. In gebouwen met één huurder worden de systeeminstallaties als centraal beschouwd als ze het hele gebouw beleveren. De installaties zijn meestal eigendom van en worden bestuurd en onderhouden door de eigenaar of zijn vertegenwoordiger. BREEAM-NL Consultatie agina 4 van 9 Dutch Green Building Council

5 Deel 3: Lokale installaties Een Deel 3-beoordeling is eventueel geboden als ten minste twee van de volgende vaste lokale gebouwinstallaties worden geïnstalleerd of gemoderniseerd, bijvoorbeeld vervanging of nieuwe installatie van lokale verwarmings- en koelunits. Vervanging van meer dan 50% van de verlichtingsarmaturen; Regelsystemen; Lokale ventilatie; Lokale verwarmingsunits (inclusief bronnen die niet zijn aangesloten op centrale installaties); Lokale koelunits (inclusief bronnen die niet zijn aangesloten op centrale installaties); Voorzieningen voor warmtapwater; Opmerking: Als een component van een lokale installatie moet worden vervangen in het kader van een renovatie of (her)inrichting en het component een directe vervanging is, dan is een Deel 3-beoordeling niet zinvol, alhoewel deze nog steeds kan worden uitgevoerd om de prestatie van lokale installaties te beoordelen. Voorbeelden van vervangbare componenten zijn nieuwe lampen in bestaande verlichtingsarmaturen, circulatiepompen, afzonderlijke verwarmingselementen of kleppen. Definitie van lokale installaties Lokale installaties zijn installaties die een specifieke ruimte beleveren en kunnen zijn aangesloten op de distributiesystemen van de centrale installaties in de (gehuurde) ruimte. Deel 4: Inrichting Een Deel 4-beoordeling is geboden als de renovatie- of (her)inrichtingswerkzaamheden aanpassingen aan de inrichting omvatten en/of het schilderen van de gerenoveerde of (her)ingerichte ruimte, waaronder: Hermodellering of aanpassingen aan interieur waaronder twee of meer van de volgende: Wandafwerking (aanpassing van ten minste 50% per ruimte) bijvoorbeeld bepleistering binnen; Vloerafwerking (aanpassing van ten minste 50% per ruimte); lafondafwerking of plafondsystemen (aanpassing van ten minste 50% per ruimte); Scheidingswanden (aanpassing van ten minste 50% per ruimte); Verhoogde vloersystemen (aanpassing van ten minste 50% per ruimte); Meubilair en armaturen, bijvoorbeeld kantoormeubilair, winkelvitrines en armaturen (aanpassing van ten minste 50% per ruimte). EN ten minste één van de volgende: Sanitaire voorzieningen, bijvoorbeeld thee- of koffievoorzieningen, kitchenette en wasruimten (aanpassing van ten minste 50% van de voorzieningen) Apparatuur zoals kantoorapparatuur, vitrineverlichting, koelvitrines of vriezer (aanpassing van ten minste 50% van de apparatuur) Lokale elektrische installaties, bijvoorbeeld subbemetering Afstemming van vervanging van gebouwcomponenten op typische levenscyclus Voor de vervanging van verschillende gebouwcomponenten op basis van hun typische levenscyclus, worden in het kader van de BREEAM-NL Renovatie en (her)inrichting belangrijke aspecten gegroepeerd die globaal een gelijke levenscyclus hebben, maar vaak in verschillende fasen van de gebouwcyclus worden vervangen of vernieuwd, zoals: 1. Casco: doorgaans 60+ jaar levenscyclus Dutch Green Building Council BREEAM-NL Consultatie agina 5 van 9

6 2. Centrale installaties: doorgaans 20+ jaar levenscyclus 3. Lokale installaties: doorgaans 10+ jaar levenscyclus 4. Inrichting: doorgaans 5-10 jaar levenscyclus Hoewel de specifieke timing per gebouwtype varieert (levenscycli zijn bijvoorbeeld vaak korter in de retasilsector en langer voor andere gebouwtypen zoals scholen), zijn deze levenscycli redelijk karakteristiek. Monumenten Voor de beoordeling van monumenten met het BREEAM-NL Renovatie- en (her)inrichtingwordt onder monumenten verstaan: gebouwen of monumenten die officieel worden beschermd door internationale, nationale of lokale wetgeving of programma's onderworpen aan ruimtelijkeordeningregelgeving en -bouwbesluiten. Hiertoe behoren ook gebouwen in een conservatiezone. Voor zulke gebouwen is normaal gesproken toestemming vereist van lokale welstands- /monumentencommissie, rijksdienst voor cultureel erfgoed of internationale welstands- /monumentencommissie (bijvoorbeeld UNESCO, Architectes des Bâtiments de France (ABF), the National Heritage Board of oland, en dergelijke instanties). In dit programmadocument staan een aantal Aanvullingen op criteria-eisen die in aanmerking genomen moeten worden bij de beoordeling van een monument. Nieuwbouw Nieuwbouw kan niet worden beoordeeld met BREEAM-NL Renovatie- en (her)inrichting. Hiervoor bestaat BREEAM-NL Nieuwbouw. Uitgezonderd hiervan is de beoordeling van (her)inrichting in een bestaand, maar nieuw gebouwd gebouw. Over het algemeen wordt nieuwbouw gedefinieerd als een gebouw dat volledig nieuw is gebouwd en geen delen van een bestaand gebouw bevat. Indien een gebouw wordt gebouwd op de locatie van een eerder bestaand gebouw, voldoet het aan de definitie van nieuwbouw wanneer het bovengronds geen deel van het voormalige gebouw bevat, met uitzondering van een kelder en de betonvloer op de begane grond. Er zijn echter andere situaties waarin een gebouw kan worden gedefinieerd als nieuwbouw terwijl er wel elementen van een bestaand gebouw deel van uitmaken. Voorbeelden zijn: Als er niet meer dan één gevel (of twee gevels op een hoeklocatie) van een eerder bestaand gebouw gehandhaafd wordt als expliciete voorwaarde van een bouwvergunning die deel gaat uitmaken van de nieuwe gebouwschil. Als er meer dan één gevel en/of gemene muur van een eerder bestaand gebouw(en) gehandhaafd wordt en er een nieuwe schil wordt gebouwd achter de behouden gevel Een gebouw wordt uitgebreid voor extra vloeroppervlak dat zich volledig binnen de uitbreiding bevindt, zonder interne toegang tussen de twee gebouwen Een bestaand gebouw wordt gestript tot op het bouwskelet, door bijvoorbeeld verwijdering van buitenmuren, dak en alle installaties, waardoor alleen het bouwskelet, het betonnen plafond en de betonvloer overblijven. Als een gebouw wordt gedefinieerd als nieuwbouw moet het worden beoordeeld conform het BREEAM-NL Nieuwbouw. rojecten met deels nieuwbouw, deels renovatie BREEAM-NL kan worden gebruikt voor de beoordeling van nieuw gebouwde uitbreiding van bestaande gebouwen. De keuze van het programma hangt af van de omvang van de nieuwbouw- en renovatiewerkzaamheden. Er zijn verschillende opties voor de beoordeling en certificering afhankelijk van de omvang van de nieuwe gebouwde uitbreiding: 1. De nieuw gebouwde uitbreiding kan onder de volgende omstandigheden worden beoordeeld in het kader van een BREEAM-NL Renovatie- en (her)inrichting: BREEAM-NL Consultatie agina 6 van 9 Dutch Green Building Council

7 a. Als de oorspronkelijke gebouwoppervlakte minder dan 500m 2 bedraagt en de nieuwe uitbreiding minder dan 40% van de oorspronkelijke gebouwoppervlakte uitmaakt b. Als de oorspronkelijke gebouwoppervlakte meer dan 500m 2 bedraagt maar minder dan 2500m 2 en de nieuwe uitbreiding minder dan 30% van de oorspronkelijke gebouwoppervlakte uitmaakt c. Als de oorspronkelijke gebouwoppervlakte meer dan 2500m 2 bedraagt en de nieuwe uitbreiding niet meer dan 20% van de oorspronkelijke gebouwoppervlakte uitmaakt 2. Als de nieuwe uitbreiding deze drempelwaarden overschrijdt, zijn er twee opties: Optie 1: Aparte BREEAM-NL Nieuwbouw- en BREEAM-NL Renovatie- en (her)inrichtingsbeoordelingen Wanneer er twee afzonderlijke BREEAM-NL beoordelingen worden uitgevoerd waarbij op de nieuwe uitbreiding een BREEAM-NL Nieuwbouw-beoordeling en op de renovatie of (her)inrichting van het bestaande gebouw de BREEAM-NL Renovatie en (her)inrichting-beoordeling wordt toegepast. Twee afzonderlijke certificeringen en kwalificaties om de prestatie van zowel de nieuwe uitbreiding als van de renovatie of (her)inrichting van het bestaande gebouw te meten. Optie 2: BREEAM-NL Bespoke combinatie met Nieuwbouw en Renovatie en (her)inrichting Onder optie 2 wordt een enkele beoordeling uitgevoerd en gecertificeerd volgens BREEAM-NL Bespoke. Onder deze optie wordt de nieuwe uitbreiding beoordeeld op basis van de BREEAM-NL Nieuwbouwcriteria en worden de renovatie- of (her)inrichtingsaspecten beoordeeld op basis van de BREEAM-NL Renovatie- en (her)inrichtingscriteria. De categoriescore voor de gerenoveerde ruimte en de uitbreiding worden gewogen op basis van de oppervlakte om een gecombineerde Nieuwbouw en Renovatiekwalificatie en een enkel BREEAM-NL Bespoke certificaat te kunnen bieden voor het project. Voor het bepalen van de juiste optie voor een nieuwbouw/renovatieproject moet de Assessor de omvang van de voorgestelde werkzaamheden bekijken en met name rekening houden met de omvang van de gerenoveerde elementen: betreft het een grootschalige renovatie?; wordt de bestemming van het gebouw ingrijpend gewijzigd?; blijven de thermische en structurele elementen van het gebouw ongewijzigd? Met behulp van deze informatie kan de beoordelaar de klant adviseren welke BREEAM-NL versie het meest geschikt is om de duurzaamheidsprestatie van het gebouw te maximaliseren. Als de beoordelaar twijfelt over de classificatie voor een gemengd renovatie/uitbreidingsproject, moet contact worden gezocht met DGBC. rojectfasen Ontwerp- & Opleveringsfase Voor de volgende fasen in het ontwikkel- en boueproces kan een BREEAM-NL beoordeling worden gedaan: 1. Ontwerpfase Leidt tot een voorlopig BREEAM-NL Ontwerpcertificaat 2. Opleverfase - Leidt tot een voorlopig BREEAM-NL Oplevercertificaat Ontwerpfase De eisen in de ontwerpfase vertegenwoordigen de duurzaamheidsambities van het gebouw, niet de feitelijke prestaties. De beoordeling in deze fase vertegenwoordigt dus niet de definitieve BREEAM-NLbeoordeling van het gebouw zoals dat opgeleverd dan wel in gebruik genomen wordt. Om een formele BREEAM-NL-beoordeling in de ontwerpfase te kunnen doen, moet het ontwerpproces zo ver gevorderd zijn dat voor een goede beoordeling voldoende onderbouwend bewijsmateriaal Dutch Green Building Council BREEAM-NL Consultatie agina 7 van 9

8 aanwezig is. Eerder zal veelal niet mogelijk zijn omdat er dan nog onvoldoende toetsbaar bewijsmateriaal voorhanden is. Er zijn dan te veel onzekerheden, waardoor het risico op verschillen tussen ontwerp en oplevering toeneemt. Bovendien worden uitvoerende partijen dan te vroeg in het proces gedwongen keuzes te maken die beter later gemaakt kunnen worden, hetgeen de flexibiliteit van het ontwerpproces kan schaden. DGBC benadrukt daarbij dat BREEAM-NL wel vroegtijdig in het proces moet worden meegenomen om later een goede beoordeling haalbaar te maken, dus bij voorkeur al in de initiatieffase, het schetsontwerp of de VO-fase (voorlopig ontwerp). Merk op dat het voor de opdrachtgever van groot belang is dat de kwaliteit van het bewijsmateriaal ten behoeve van het ontwerpcertficaat goed en duidelijk is voor de uitvoerende partijen, opdat het risico op falen in de uitvoering wordt geminimaliseerd. Hoe meer onzekerheden in de ontwerpfase, hoe groter de kans op verschillen in uitkomsten tussen tijdelijk en definitief certificaat. Het tijdelijke certificaat vervalt zodra het feitelijke gebouw beoordeeld is na oplevering en een definitief certificaat heeft ontvangen. Het tijdelijke certificaat kan door de eigenaar/ontwikkelaar gebruikt worden voor bijvoorbeeld de communicatie met beleggers, huurders, vergunningverleners, gebruikers en financiële instellingen. In de communicatie moet altijd vermeld worden dat het gaat om een ontwerpcertificaat, er mag niet gesuggereerd worden dat het een oplevercertificaat is. Er zit geen geldigheidsduur aan het tijdelijke certificaat. Wel moet het ontwerp-/bouwteam zich realiseren dat eisen in de loop van de tijd strenger zullen worden en dat naarmate er meer tijd zit tussen ontwerp- en opleverfase, het minder zeker is dat na oplevering dezelfde score behaald zal kunnen worden. Opleverfase De definitieve beoordeling betreft de duurzaamheidsprestaties van het gebouw na oplevering zoals dat in gebruik genomen wordt, dus nadat de bouwwerkzaamheden in praktische zin afgerond zijn. Een beoordeling van aspecten die alleen tijdens de bouw kunnen plaatsvinden, wordt gedurende het proces gedocumenteerd door de expert en een eindcontrole hierop wordt uitgevoerd door de assessor. Dit betreft voornamelijk credits binnen de categorie Management. De beoordeling van de overige credits wordt uitgevoerd na afronding van de bouwwerkzaamheden en vóór ingebruikname* van het gebouw. De assessor kan deze credits tijdens de bouwfase op de bouwplaats controleren. Een oplevercertificaat kan maximaal 12 maanden na feitelijke ingebruikname nog worden behaald. Daarna is het geen nieuwbouw meer maar een bestaand gebouw. *ingebruikname: onder gebruikname wordt hier de feitelijke bezetting van het gebouw bedoeld. Anders gezegd: De beoordeling voor het definitieve certificaat bevat de toestand van het gebouw bij ingebruikname. De beoordeling in de opleveringsfase kan op twee manieren uitgevoerd worden: 1. Een opleveringsbeoordeling op basis van een ontwerpbeoordeling. 2. Een zelfstandige opleveringsbeoordeling. Ad. 1. In een opleveringsbeoordeling van een gebouw waarvoor in de ontwerpfase een voorlopig BREEAM- NL-certificaat afgegeven is, wordt beoordeeld of het gebouw ook daadwerkelijk conform ontwerp gerealiseerd is. Afwijkingen dienen te worden onderbouwd. De uiteindelijke beoordeling geldt logischerwijs het opgeleverde gebouw. BREEAM-NL Consultatie agina 8 van 9 Dutch Green Building Council

9 Ad. 2. Als er geen eerdere ontwerpbeoordeling is geweest, dient een volledige opleveringsbeoordeling uitgevoerd te worden. Indien bij een credit vermeldt wordt dat afwijkingen ten opzichte van de ontwerpfase benoemd dienen te worden terwijl er geen ontwerpfasebeoordeling is geweest, dan dient aangetoond te worden dat aan alle eisen voldaan wordt.. Een opleveringsbeoordeling vindt plaats op de vigerende BREEAM-NL beoordelingsrichtlijn op het moment van projectregistratie. De opleveringsbeoordeling levert het definitieve BREEAM-NL-certificaat op, dat de ontwikkelaar/ eigenaar het recht geeft het BREEAM-NL-keurmerk te voeren voor het betreffende object. In het geval van een ontwerpcertificaat dient men nadrukkelijk te vermelden dat het om een ontwerpcertificaat gaat. Dutch Green Building Council BREEAM-NL Consultatie agina 9 van 9