ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG"

Transcriptie

1 ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG Verslag 2016

2 ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG Verslag 2016 Bezoekadres: Lange Voorhout 13 Postadres: Postbus CN Den Haag Telefoon: Internet: Afbeelding omslag: Aangifteformulieren uit het archief van de SNK

3 Inhoudsopgave WOORD VOORAF 5 1. INLEIDING 7 2. DE RESTITUTIECOMMISSIE Beknopte voorgeschiedenis Samenstelling Restitutiecommissie Medewerkers van de Restitutiecommissie HET NEDERLANDSE RESTITUTIEBELEID Taakstelling Restitutiecommissie Huidig restitutiebeleid Toekomst van (de uitvoering van) het restitutiebeleid EEN TERUGBLIK OP HET JAAR Zaken in behandeling in Symposia, lezingen en studiedagen Voorlichtingsbijeenkomst voor collectiebeheerders Documentaire Vernieuwde website Bureau Herkomst Gezocht / Project Vermiste Werken Internationale ontwikkelingen OVERZICHT ADVIEZEN RESTITUTIECOMMISSIE Stand van zaken 2002 t/m Rijkscollectie-zaken Zaken betreffende voorwerpen buiten de rijkscollectie Stand van zaken eind ADVIEZEN BIJLAGEN 45 3

4 Woord vooraf Veelgebruikte afkortingen: BHG Bureau Herkomst Gezocht NK-collectie Nederlands Kunstbezit-collectie OCW Onderwijs, Cultuur en Wetenschap RCE Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed RKD Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie SNK Stichting Nederlands Kunstbezit Zoals uit de in dit verslag opgenomen adviezen blijkt, heeft de commissie in alle vijf in dit verslagjaar uitgebrachte adviezen (de zaken onder nummers RC 1.147; 1.155; 1.160; en 1.150) geadviseerd om het verzoek tot teruggave af te wijzen. Ik laat hier buiten beschouwing de atypische beslissing in de zaak RC waarin de commissie beslist heeft de zaak niet in behandeling te nemen. De verzoeken hebben niet alleen de afwijzing gemeen maar ook de grond waarop dat gebeurd is. In al deze zaken berust de afwijzing op de ontkennende beantwoording van de eigendomsvraag. Die vraag houdt in of in hoge mate aannemelijk is dat 1. mr. W.J.M. Davids het kunstvoorwerp in eigendom heeft toebehoord aan degene die volgens de verzoeker(s) de oorspronkelijke eigenaar is geweest. Ik vestig er hier de aandacht op dat de commissie - overeenkomstig de aanbevelingen van de Commissie Ekkart - niet een 100% sluitend bewijs verlangt. In hoge mate aannemelijk worden van de eigendom voldoet reeds. Afgezien van enkele vragen van formele aard, is dat de eerste vraag waarvoor de commissie zich gesteld ziet bij het onderzoek naar de gegrondheid van een verzoek. Daardoor kwam de commissie in 2016 in haar adviezen niet meer toe aan de volgende vraag of de oorspronkelijke eigenaar zijn bezit tegen zijn wil heeft verloren als gevolg van omstandigheden die direct verband hielden met het naziregime. Het is wel verleidelijk doch niet verantwoord hieruit te concluderen dat er een begin van een trend is dat veel verzoeken niet tot toewijzing zullen leiden omdat de eigendomsvraag niet met voldoende zekerheid bevestigend kan worden beantwoord. Ik zou (nog) niet de conclusie durven trekken dat thans de uitvoering van het teruggavebeleid zo ver gevorderd is dat in de nu overgebleven zaken de oorspronkelijke eigendomssituatie twijfelachtiger is dan voorheen. In dit verband vestig ik er de aandacht nog op dat in het jaar 2015 in zes van de acht voorgelegde zaken in hoge mate aannemelijk werd geacht dat de kunstvoorwerpen in eigendom hebben toebehoord aan de door de verzoeker(s) aangewezen oorspronkelijke eigenaar. De twee hernieuwde adviezen zijn hierbij buiten beschouwing gelaten. Het kan voor een verzoeker zeer teleurstellend zijn als het verzoek wordt afgewezen vanwege een te grote onzekerheid over de oorspronkelijke eigendom. De commissie is ingesteld om bij individuele verzoeken om teruggave te adviseren over de vraag wat een just and fair solution is, zoals de Washington Principles het uitdrukken. Het restitueren van een kunstobject terwijl de niet te verwaarlozen kans bestaat dat een ander dan de 4 5

5 1. Inleiding voorouder van de verzoeker(s) de oorspronkelijke eigenaar was, is niet a just and fair solution. Hoeveel begrip de commissie dan ook heeft voor de gevoelens van teleurstelling, de commissie zou haar taak niet goed volbrengen als zij zich daardoor zou laten leiden. De minister heeft te kennen gegeven dat zij voornemens is te stimuleren dat verzoeker en huidige bezitter in minnelijk overleg tot overeenstemming komen zonder dat daarbij de commissie wordt ingeschakeld 1. Dat klinkt redelijk. Een dergelijke wijze van omgaan met een verzoek tot restitutie leidt echter alleen dan tot een just and fair solution als er sprake is van equality of arms zoals het Europese Hof voor de Rechten van de Mens het uitdrukt voor het oplossen van een geschil of zo men zich beter thuis voelt bij de homo ludens: als er een gelijk speelveld is. In restitutievraagstukken is dat lang niet altijd het geval. Men denke aan de positie van een museum dat, gebonden als het is aan zijn ethische codes, in de positie verkeert dat het gerechtvaardigde twijfels over de eigendomsvraag moet uitdrukken tegenover een, al dan niet van juridische bijstand voorziene, verzoeker in wiens familiegeschiedenis de gruwelen van het naziregime evident en nog voelbaar zijn. Daarmee zal het museum licht de verdenking krijgen tegengeworpen dat het zijn eigen belangen als huidige bezitter te veel de overhand laat hebben boven die van een beroofde, joodse familie. De ondergane teleurstelling zal soms het museum worden aangerekend. Mijn ervaring als voorzitter van de Restitutiecommissie is dat een dergelijke reactie verre van aangenaam is. Het is een wijs besluit geweest van de bewindspersonen die de uitvoering van het restitutiebeleid in het begin van deze eeuw hebben vorm gegeven, om een onafhankelijke, onpartijdige en deskundige derde als de commissie in die tegenstelling een hoofdrol te geven. Voor u ligt het vijftiende jaarverslag van de Adviescommissie Restitutieverzoeken Cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog. De Restitutiecommissie werd bij besluit van 16 november 2001 ingesteld door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en adviseert over verzoeken tot teruggave van nazi-roofkunst. 2 Dit jaarverslag is een vervolg op de eerder gepubliceerde jaarverslagen, waarin uitgebreid is ingegaan op de ontstaansgeschiedenis, het beleidskader en de werkwijze van de Restitutiecommissie. Voor nadere informatie over deze zaken wordt verwezen naar deze publicaties. 3 De hiernavolgende tekst is geconcentreerd op de in het jaar 2016 verrichte werkzaamheden. Hierna volgt in hoofdstuk 2 een beknopte voorgeschiedenis en de (per 23 december 2016 veranderde) samenstelling van de commissie en haar medewerkers. In hoofdstuk 3 worden de adviestaken en het geldende Nederlandse restitutiebeleid samengevat. Vervolgens wordt er aandacht besteed aan de voorgenomen veranderingen in de uitvoering van het restitutiebeleid. Hoofdstuk 4 behandelt het verslagjaar 2016 met een beschrijving van de verrichte werkzaamheden en enkele interessante internationale ontwikkelingen met betrekking tot nazi-roofkunst. Hoofdstuk 5 betreft een cijfermatig overzicht van de uitgebrachte adviezen gedurende de jaren 2002 tot en met 2016, waarna tot slot in hoofdstuk 6 de integrale tekst volgt van de adviezen die de commissie in 2016 heeft uitgebracht. Gedurende acht jaren heb ik met veel genoegen en voldoening de functie van voorzitter van de commissie mogen vervullen. Dat is door vele factoren bepaald waaronder het leveren van een bijdrage aan het belang dat individuele verzoeken tot restitutie redelijk en billijk worden behandeld alsmede de uitdaging om in moeilijke en belangwekkende problemen de juiste oplossing te vinden. Een belangrijke factor is zonder meer ook geweest de intensieve samenwerking met medeleden van de commissie en de medewerkers van het secretariaat. Ik ben allen hiervoor veel dank verschuldigd. Met ingang van 23 december 2016 is mijn functie overgenomen door de heer dr. A. Hammerstein. Ik wens hem gaarne gelijksoortige ervaringen toe. Willibrord Davids Voorzitter tot 23 december Mondeling overleg met Vaste Kamercommissie OCW op 21 november De minister in antwoord op een vraag van het Tweede Kamerlid Van Veen (VVD). Zie ook de brief van de minister aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 4 oktober Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 42. Bijlage 7. 2 Besluit adviescommissie restitutieverzoeken cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog, 16 november Het Instellingsbesluit is bij besluit van 4 juli 2012 door de staatssecretaris van OCW gewijzigd. Bijlage 1 betreft het Instellingsbesluit uit 2001, met de daarbij behorende toelichting. Bijlage 2 betreft het wijzigingsbesluit van 4 juli In bijlage 3 is de integrale gewijzigde tekst van het Instellingsbesluit opgenomen, dat op 19 juli 2012 in werking is getreden. Zie het jaarverslag 2012, paragraaf 2.4, voor meer informatie over de wijziging van het Instellingsbesluit. 3 De eerdere jaarverslagen zijn digitaal te raadplegen via de website: nl/publicaties.html (Nederlandstalige versie) of (Engelstalige versie). Voor het opvragen van gedrukte exemplaren van de jaarverslagen kan contact worden opgenomen met het secretariaat, waarvan de adresgegevens achterin dit verslag zijn opgenomen. 6 7

6 2. De Restitutiecommissie 2.2 Samenstelling Restitutiecommissie 2.1 Beknopte voorgeschiedenis In de jaren werden door de nazi s op grote schaal kunstwerken, antieke voorwerpen, sieraden en andere objecten van culturele waarde in beslag genomen, geroofd of aangekocht van zowel particulieren als kunsthandels in heel Europa. Na de bevrijding kwamen de geallieerden veel van deze cultuurgoederen met name in Duitsland op het spoor, waarna deze naar het land van herkomst werden teruggebracht. Deze zogenoemde recuperatie ging gepaard met de opdracht aan nationale overheden om de teruggevoerde kunst te beheren en terug te bezorgen bij de rechtmatige eigenaren of hun erfgenamen (restitutie). In Nederland werd de Stichting Nederlands Kunstbezit (SNK) belast met de recuperatie- en restitutiewerkzaamheden. 4 De cultuurgoederen die na de oorlog niet werden gerestitueerd, werden in de jaren vijftig van de vorige eeuw deels geveild door de Nederlandse staat. Het restant werd ondergebracht in de Nederlands Kunstbezit-collectie (NK-collectie), als onderdeel van de rijkscollectie, de kunstcollectie van de Nederlandse staat. Toen eind 2001 de Restitutiecommissie werd ingesteld, verwachtte men dat deze late vorm van rechtsherstel ten aanzien van roof van cultuurgoederen in de Tweede Wereldoorlog in een klein aantal jaren zou kunnen worden voltooid. Aan het eind van de 20e eeuw was in publieke opinie in de Verenigde Staten en in Europese landen de opvatting gemeengoed geworden, dat na de oorlog de naziberoving van vervolgde en vermoorde Joden en van Sinti en Roma niet of onvoldoende ongedaan was gemaakt. Het werd - zij het moeizaam - in internationaal verband als een verzuim erkend, zodat alsnog een beleid van teruggave of compensatie moest worden vastgesteld. Waar in andere maatschappelijke sectoren de naziberoving rond de eeuwwisseling niet alleen kon worden erkend en berekend, maar ook worden afgewikkeld, is die van afzonderlijke kunstwerken en vooral de restitutie daarvan een onderwerp gebleken van langere duur en van grotere omvang. Leden van de Restitutiecommissie zijn sinds 2001 telkens herbenoemd, de laatste keer tot eind 2016, in afwachting van een voltooiing van het proces van teruggave. In 2016 is duidelijk geworden dat die verwachting moet worden bijgesteld. Zowel het restitutieproces als de commissie zijn eigenlijk deel geworden van een beleid, dat zijn einde nog niet kent (voor zover het wellicht ooit zal kunnen worden afgesloten). Vanaf het einde van de jaren negentig is in binnen- en buitenland opnieuw aandacht ontstaan voor de teruggave van tijdens de Tweede Wereldoorlog geroofd kunstbezit. In internationale instrumenten, onder meer in de Washington Principles on Nazi Confiscated Art (1998) en in een resolutie betreffende Looted Jewish Cultural Property (1999) van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa, is gepleit voor een soepel teruggavebeleid. Hierbij wordt aanbevolen te kiezen voor een vorm van alternatieve geschillenbeslechting buiten de reguliere rechtsgang om. In Nederland zijn deze beginselen onder meer vertaald in de instelling van de Advies commissie restitutieverzoeken cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog (Restitutie commissie), bij besluit van 16 november Bij haar voorgeschiedenis speelt de Commissie Herkomst Gezocht, ook wel Commissie Ekkart genoemd, een belangrijke rol. Onder leiding van deze commissie heeft het Projectbureau Herkomst Gezocht (BHG) vanaf 1997 tot 2004 de herkomst van alle objecten in de NK-collectie onderzocht. Rond dezelfde tijd kondigde de regering een verruimd restitutiebeleid af, dat was gebaseerd op aanbevelingen die de Commissie Ekkart in 2001, 2003 en 2004 deed. Binnen de kaders van dit ruimhartige beleid adviseert de Restitutiecommissie de Minister van OCW sinds 2002 over de te nemen beslissingen op individuele verzoeken tot teruggave van tijdens het naziregime geroofde cultuurgoederen. 5 Op 23 december 2016 liep de benoemingstermijn van alle zeven leden van de Restitutiecommissie af. Met het oog op de continuïteit en het behoud van opgedane kennis, heeft de Minister van OCW gekozen voor een getrapt systeem van (her)benoeming en aftreding. Van de zeven zittende leden zijn, op eigen verzoek, drie leden, waaronder de voorzitter, niet herbenoemd. De minister heeft bij besluit van 9 december met ingang van 23 december 2016 een nieuwe voorzitter en twee nieuwe leden benoemd voor een termijn van drie jaar. Deze termijn kan maximaal een keer verlengd worden. Tevens zijn vier leden herbenoemd: mevrouw prof. dr. I.C. van der Vlies als vicevoorzitter en mevrouw mr. H.M. Verrijn Stuart als lid tot 23 december 2018; de heer prof. dr. J.Th.M. Bank en de heer mr. P.J.N. van Os tot 23 december 2017 als leden. Krachtens het Instellingsbesluit van de Restitutiecommissie (artikel 3, lid 4) wordt een van haar leden geacht een zodanige kunsthistorische of museale deskundigheid te bezitten, dat zij of hij een wezenlijke bijdrage aan haar werkzaamheden kan leveren. Die wezenlijke bijdrage heeft de commissie herhaaldelijk mogen incasseren van dr. E. J. van Straten. Hij is benoemd in 2001, toen hij directeur was van het Museum Kröller-Müller in Otterlo. Hij was ook lid van de commissie Museale Verwervingen , die het eerste onderzoek heeft gedaan naar de herkomst van in die jaren verworven werken in de musea. Hij heeft zich zowel als gepromoveerd kunsthistoricus onmisbaar kunnen maken als ook vanwege zijn ervaring in de theorie en praktijk van het museum. In het onderzoek naar de herkomst van de geclaimde kunstwerken is een dergelijke expertise van grote waarde: in de advisering over het zoekproces, maar ook in de duiding van de kunsthistorische stijl en van de materiële eigenschappen van de betreffende kunstwerken. Daarin vallen aanwijzingen te ontdekken voor (de geschiedenis van) het eigendom. 4 Zie voor een uitgebreid overzicht: Eelke Muller en Helen Schretlen, Betwist Bezit, De Stichting Nederlands Kunstbezit en de teruggave van roofkunst na 1945 (Waanders Uitgevers 2002). 5 Zie bijlage 4 voor een overzicht van de stukken inzake het restitutiebeleid. 6 (Her)benoemingsbesluit, Staatscourant, 22 december 2016, nr Bijlage

7 De commissie heeft haar vertrouwen in zijn deskundigheid voortdurend bevestigd geweten. Hij bracht zijn expertise aan haar uit op een stellige wijze en in een nuchtere toon; stellig en nuchter omdat hij er veel van bleek te weten. Die combinatie toonde hij de commissie ook als secretaris en penningmeester. Zulke eigenschappen kunnen effectief zijn, wanneer het gaat om besluitvorming over claims, waarvan de beantwoording een combinatie vergt van een gedetailleerde kennis en een adequaat invoelingsvermogen. Eind 2016 is tot de Restitutiecommissie toegetreden mevrouw dr. G.N. Verschoor, kunsthistorica en schrijfster. Zij is directeur van CODART, het internationale samenwerkingsverband van conservatoren van Vlaamse en Nederlandse kunst. Mr. R. Herrmann heeft van januari 2013 tot december 2016 deel uitgemaakt van de commissie. Tevoren had hij al van december 2007 tot oktober 2008 haar geleid als voorzitter. Hij bracht in haar beraadslagingen een grondige expertise in van juridische argumentatie en precisie. Hij had deze verworven als rechter, als raadsheer en vicepresident van het Gerechtshof in Amsterdam en vervolgens als lid en vicepresident van de Hoge Raad. Hij was voorzitter van de Nederlandse afdeling van Amnesty International en lid van de Commissie Mensenrechten van de Adviesraad Internationale Vraagstukken. Mr. Herrmann was in de commissie de juridische steun en toeverlaat, wanneer het moment gekomen was om conclusies te trekken uit het onderzoek van de roof. Hij droeg in hoge mate bij tot een beoordeling, volgens welke in het soms noodgedwongen onvolkomen feitenonderzoek aannemelijkheid een belangrijk gewicht werd toegekend, maar waarin ook aan de geldigheid en precisie van argumentatie een groot belang moest worden verleend. Hij was in de commissie de grootste pleitbezorger van de gerechtigheid; een argument, dat op zich niet vanzelf in het voordeel van de claimant noch in die van de bezittende partij zou uitvallen. Eind 2016 is tot de Restitutiecommissie toegetreden mr. J.H.W. Koster. Hij is advocaat en vennoot bij het advocatenkantoor Clifford Chance in Amsterdam. Van 1 januari 2009 tot 23 december 2016 is de Restitutiecommissie voorgezeten door mr. W.J.M. Davids. Hij was kort tevoren afgetreden als president van de Hoge Raad wegens het bereiken van de wettelijk vastgestelde leeftijdsgrens. Hij had in Nijmegen notariaat gestudeerd, was na een academische loopbaan in Groningen in de jaren 80 lid en later vicepresident van de rechtbank in Assen geworden alvorens in 1986 te worden benoemd in de Hoge Raad. Van 2004 tot 2008 was hij zijn president. Kort na de aanvang van zijn voorzitterschap van de Restitutiecommissie werd hij bovendien uitgenodigd om een commissie te leiden, die onderzoek moest doen naar de besluitvorming van de Nederlandse regering over deelname aan de Amerikaans-Britse invasie in Irak. Begin 2010 werd een kritisch eindrapport daarover uitgebracht. De Restitutiecommissie heeft in de afgelopen jaren in hoge mate kunnen profiteren van de juridische kundigheid en ervaringen van haar voorzitter. De besluitvorming over restitutie is zelden enkelvoudig. De argumenten voor welke beslissing dan ook kunnen soms 2. V.l.n.r., voorste rij: Marck, Van der Vlies, Davids, Verrijn Stuart en Van Os; achterste rij: Herrmann, Nachbahr, Bank en Van Straaten eerst na grondig onderzoek worden verzameld, zodat de voortgang daarvan een goede sturing vereist. In de hoorzittingen, waartoe de commissie in de afgelopen jaren meer en meer de mogelijkheid heeft geopend, is een leiding van belang, waarin souplesse en vastberadenheid goed moeten worden gedoseerd. Aan het eind van deze procedure staat de noodzaak van besluitvaardigheid, die bovendien in een heldere argumentatie moet worden verwoord. In al deze stadia heeft mr. Davids het proces beheerst en bewaakt, het passende tempo aangehouden en een zorgvuldige formulering van de conclusies nagestreefd. Ten slotte mag worden vastgesteld, dat de voorzitter bij tijd en wijle een vergadering ook met enige zwier kon leiden, juist als dat gepast leek. De commissie is haar scheidende voorzitter bovendien zeer erkentelijk voor de wijze, waarop hij het door de Minister van OCW ingezette bestendiging en vernieuwing van het restitutieproces heeft begeleid; een aandachtige en kritische begeleiding, waarbij zijnerzijds de aandacht vooral gericht werd op behoud en bescherming van een juridische zorgvuldigheid van de procedure en op behoud van de in de afgelopen jaren opgebouwde deskundigheid en ervaring in het onderzoek en van de onderzoekers. Mr. Davids is eind 2016 als voorzitter opgevolgd door dr. A. Hammerstein. Dr. Hammerstein is rechter geweest in Arnhem en later raadsheer en president van het Gerechtshof in diezelfde plaats. In 1998 trad hij toe tot de Hoge Raad als raadsheer en later waarnemend Advocaat-Generaal. Ook was hij staatsraad in buitengewone dienst en hoogleraar geschilbeslechting aan de Radboud Universiteit

8 Eind 2016 heeft mr. drs. R.A.M. Nachbahr zijn werkzaamheden voor de Restitutiecommissie beëindigd. Hij was vanaf 1 maart 2015 waarnemend secretaris en vanaf oktober 2015 secretaris. Hij combineerde in deze functie een vorming als kunsthistoricus en een opleiding als jurist. De commissie heeft daardoor van haar secretaris dubbel kunnen profiteren. De commissie is haar secretaris zeer erkentelijk voor zijn toewijding en deskundige inzet in de afgelopen twee jaar. Per 1 januari 2017 is mr. M.C.J. Kooij aangesteld als secretaris van de Restitutie commissie. Leden van de Restitutiecommissie Leden van de Restitutiecommissie tot 23 december 2016: vanaf 23 december 2016: De heer mr. W.J.M. Davids De heer dr. A. Hammerstein (voorzitter) (voorzitter) Mevrouw prof. dr. I.C. van der Vlies Mevrouw prof. dr. I.C. van der Vlies (vice-voorzitter) (vice- voorzitter) De heer prof. dr. J.Th.M. Bank De heer prof. dr. J.Th.M. Bank De heer mr. R. Herrmann De heer mr. J.H.W. Koster De heer mr. P.J.N. van Os De heer mr. P.J.N. van Os De heer dr. E.J. van Straaten Mevrouw mr. H.M. Verrijn Stuart Mevrouw mr. H.M. Verrijn Stuart Mevrouw dr. G.N. Verschoor 2.3 Medewerkers van de Restitutiecommissie De dagelijkse werkzaamheden van de commissie vonden plaats op het bureau van de commissie, tot eind 2016 onder leiding van algemeen secretaris mr. drs. R.A.M. Nachbahr. Het team bestond tevens uit de volgende medewerkers: mevrouw drs. A. Marck (adjunctsecretaris/onderzoeker/woordvoerster), mevrouw A.W.G. Brandse (officemanager), mevrouw I. El Achkar (management assistente), de heer mr. drs. E.J.A. Idema (juridisch medewerker), mevrouw A.M. Jolles-van Loo (archivaris), de heer drs. F.M. Kunert (onderzoeker), mevrouw mr. drs. J.M. Mooren (kunsthistorisch onderzoeker) en mevrouw drs. E. Muller (onderzoeker). Mevrouw drs. M. van Kooten is op freelance basis aan het bureau verbonden geweest. Het bureau van de Restitutiecommissie is gevestigd aan het Lange Voorhout 13 in Den Haag. Daarnaast heeft het onderzoeksteam de beschikking over een kantoor in het Nationaal Archief te Den Haag. 3. V.l.n.r. Hammerstein, Davids, Koster en Verschoor 12 13

9 3. Het Nederlandse restitutiebeleid 3.3 Toekomst van (de uitvoering van) het restitutiebeleid 3.1 Taakstelling Restitutiecommissie De Restitutiecommissie heeft primair tot taak om advies uit te brengen aan de Minister van OCW over claims op cultuurgoederen uit de rijkscollectie, de verzamelingen in bezit van de staat. 7 Cultuurgoederen waarvan de voormalige eigenaar onvrijwillig het bezit heeft verloren als gevolg van het naziregime zijn na de oorlog echter niet uitsluitend terecht gekomen in de rijkscollectie, maar kunnen ook in bezit zijn van provincies, gemeenten, stichtingen of particulieren. Om deze reden heeft de regering aan de Restitutiecommissie een tweede taak meegegeven, te weten de advisering over restitutiekwesties waarin het Rijk geen partij is. 8 Het gaat in dergelijke zaken dus om cultuurgoederen in bezit van andere eigenaren dan de staat. Voor meer informatie over de door de commissie gevolgde procedures bij de bovengenoemde adviestaken wordt verwezen naar de website van de commissie. 3.2 Huidig restitutiebeleid Het oorspronkelijke Instellingsbesluit van 16 november 2001 bepaalde dat de Restitutiecommissie over claims op cultuurgoederen uit de rijkscollectie haar adviestaak verricht met inachtneming van het rijksbeleid ter zake. De belangrijkste componenten van dit beleid werden gevormd door de drie sets van aanbevelingen van de Commissie Ekkart. Het betrof de Tussentijdse aanbevelingen inzake particulier kunstbezit (2001), de Aanbevelingen restitutie kunstwerken van kunsthandelaren (januari 2003) en de Slotaanbevelingen (december 2004). 9 Als gevolg van een wijziging van het Instellingsbesluit is het afwegingskader voor beoordeling van verzoeken tot restitutie van cultuurgoederen uit de rijkscollectie stapsgewijs gewijzigd. Met ingang van 19 juli 2012 worden claims op cultuurgoederen uit de rijkscollectie die niet tot de NK-collectie behoren beoordeeld naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Met ingang van 30 juni 2015 geldt dit beoordelingskader ook voor de beoordeling van claims op cultuurgoederen die behoren tot de NK-collectie. Als gevolg van deze twee wijzigingen is het beoordelingskader voor claims op cultuurgoederen uit de rijkscollectie dus gelijk aan het beoordelingskader voor claims op cultuurgoederen die behoren tot andere verzamelingen dan die van het rijk 10. Eind november 2015 kondigde de Minister van OCW aan de Tweede Kamer in 2016 te informeren over het vervolgbeleid inzake de restitutie van nazi-roofkunst. De minister heeft Bureau Berenschot gevraagd om onderzoek te doen naar en aanbevelingen te formuleren over het samenstel van werkzaamheden rondom de restitutie van oorlogskunst uit de Tweede Wereldoorlog. Op 4 oktober 2016 heeft de minister een brief naar de Tweede Kamer 11 gestuurd, waarin zij haar plannen voor aanpassing van de uitvoering van het restitutiebeleid heeft ontvouwd. Volgens de minister zijn er geen redenen om wijzigingen aan te brengen in het restitutiebeleid maar dienen wel enkele maatregelen te worden getroffen ter verbetering van de uitvoering van het beleid. Een belangrijke in deze brief aangekondigde aanpassing in de uitvoering van het beleid is de oprichting van het Expertisecentrum Oorlogskunst Tweede Wereldoorlog. De minister wil hiermee de opgedane kennis en kunde, die nu verspreid is over de onderzoekers van het Bureau Herkomst Gezocht, de Restitutiecommissie en de Museumvereniging, bundelen en duurzaam verankeren. Het Expertisecentrum zal zowel een voorlichtingsfunctie krijgen als een onderzoeksfunctie. Ook wordt de mogelijkheid geïntroduceerd dat onderzoek door het Expertisecentrum op gezamenlijk verzoek van verzoeker en huidige bezitter kan worden verricht. Verder deelt de minister in de brief aan de Tweede Kamer mee het invoeren van een hoger beroepsprocedure voor het restitutiebeleid niet opportuun te achten. In de brief wordt de verwachting uitgesproken dat de voorgestelde maatregelen uiterlijk in de loop van 2017 hun beslag krijgen. In 2020 zal een evaluatie van het beleid en de organisatorische structuur plaatsvinden. De Kamerbrief is aan de orde gekomen tijdens het overleg op 21 november 2016 tussen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister. Het lid Van Veen (VVD) heeft enkele vragen gesteld over de brief, waar de minister antwoord op heeft gegeven Instellingsbesluit, 16 november 2001, artikel 2 lid 1. Bijlage 1. 8 Instellingsbesluit, 16 november 2001, artikel 2 lid 2. Zie voor meer informatie de toelichting op dit Instellingsbesluit. Bijlage 1. 9 De genoemde sets van aanbevelingen zijn te raadplegen via de website van de Restitutiecommissie. 10 Zie hoofdstuk 2 van het jaarverslag 2015 voor een uitgebreide beschrijving van deze wijzigingen en de achtergronden ervan. 11 Brief Minister van OCW aan de Tweede Kamer, 4 oktober Bijlage Verslag wetgevingsoverleg, pag. 8 en 56. Tweede Kamer, vergaderjaar , VIII, nr

10 4. Een terugblik op het jaar Voorlichtingsbijeenkomst voor collectiebeheerders 4.1 Zaken in behandeling in 2016 In 2016 kwam de commissie acht keer in vergadering bijeen en vier keer tijdens een mondelinge behandeling in voorliggende zaken. Gedurende het verslagjaar waren eenentwintig zaken in behandeling, waarvan vier zaken voortgekomen uit het onderzoek Museale Verwervingen vanaf De commissie bracht in 2016 vijf adviezen en een beslissing uit. 14 In de overige zaken zal de commissie in 2017 of daarna een advies uitbrengen. 4.2 Symposia, lezingen en studiedagen Restitutie en restitutiebeleid zijn onderwerpen waarvoor ook gedurende 2016 de aandacht onverminderd voortduurde. Als gevolg hiervan bezochten commissieleden en medewerkers (inter)nationale symposia en werd contact onderhouden met commissies, onderzoekers, studenten en instellingen in binnen- en buitenland. Hieronder volgt een puntsgewijze opsomming van de belangrijkste activiteiten. 28 januari: Kunert nam deel aan het symposium Provenienz macht Geschichte, Quellen und Methoden zur Erforschung der Herkunft von Zeichnungen zwischen 1933 und 1945 in het Walraff-Richartz-Museum in Keulen; 17 maart: Nachbahr gaf een lezing aan studenten van de Reinwardt Academie Amsterdam; 19 maart: Nachbahr en Idema woonden de tweede dag van de conferentie Fair and Just Practices: Art and heritage worlds form the perspectives of markets and law van het Maastricht Centre for Arts and Culture in Maastricht bij; 24 juni: Nachbahr bezocht de tweede Art and Cultural Heritage Law Conference van de Université de Genève, waarvan een van de programmaonderdelen de omgang met nazi-roofkunst betrof; 6 juli: Davids presenteerde een lezing over het werk van de commissie voor de Rotary club in Wassenaar; 24 oktober: Nachbahr en Marck ontvingen op het kantoor in Den Haag de heren Hütte en Franz van het Deutches Zentrum Kulturgutverluste voor uitwisseling van ervaringen; november: Nachbahr en Mooren woonden de conferentie Collecting and Provenance bij dat gehouden werd in het Israel Museum te Jeruzalem; 1 december: onderzoekers Mooren en Kunert verzorgden een gastcollege over het onderzoek naar nazi-roofkunst aan studenten kunstgeschiedenis van de Vrije Universiteit te Amsterdam. Het secretariaat van de Restitutiecommissie organiseerde op 16 juni 2016 een voorlichtingsbijeenkomst voor collectiebeheerders in Museum Catharijneconvent te Utrecht. De bijeenkomst trok ongeveer 50 belangstellenden en stond onder leiding van dagvoorzitter Andrea van Pol. Er waren presentaties door adjunct-secretaris Marck (over de door de commissie gehanteerde procedures), notaris mr. M.R. Meijer (over erfrechtelijke kwesties), mevrouw mr. I. Looman (OCW) en de heer drs. E.W.M. Rodrigo (RCE) (over het restitutiebeleid en de nieuwe Erfgoedwet) en de heer drs. P. Schrier (over het onderzoeksproject Vermiste Werken 15 van Bureau Herkomst Gezocht). Daarnaast sprak de dagvoorzitter met Marieke van Schijndel (directeur Museum Catharijneconvent), de heer Ralph Keuning (directeur Museum De Fundatie) en de heer Pieter van Diemen (senior juridisch beleidsadviseur Gemeente Nijmegen) over hun ervaringen met de Restitutiecommissie en interviewde zij Siebe Weide (directeur Museumvereniging) en secretaris Nachbahr. 4.4 Documentaire Vanaf 2014 heeft documentairemaakster Ditteke Mensink twee zaken, die in behandeling waren bij de Restitutiecommissie, van het begin tot het einde gevolgd. Het resultaat hiervan is te zien in haar documentaire De Claim, zoektocht naar roofkunst uit WOII, die in 2016 op het IDFA in première is gegaan. Ook is de documentaire daarna uitgezonden op televisie door de NPO. De eerste zaak die gevolgd werd (RC 3.140) had betrekking op twee portretten door Ferdinand Bol, die na de oorlog in het bezit zijn gekomen van de gemeente Roosendaal. 16 Uit het door de commissie in deze zaak verrichte onderzoek was gebleken dat de schilderijen tijdens de oorlog zonder toestemming van de toenmalige joodse eigenaar waren geveild. Na afweging van de betrokken belangen adviseerde de commissie de gemeente Roosendaal de schilderijen terug te geven aan de erfgenaam van de oorspronkelijke eigenaar. De tweede zaak die gevolgd werd in de documentaire (RC 1.149) 17 ging over een verzoek om teruggave van een schilderij door Isaac Israëls, dat zich tegenwoordig in het Museum Arnhem bevindt. Na uitvoerig onderzoek door de commissie en de verzoeker in deze zaak, kwam de commissie tot de conclusie dat onvoldoende aannemelijk was geworden dat dit schilderij uit het bezit van de grootvader van verzoeker afkomstig was, zoals verzoeker had aangevoerd. De commissie heeft daarom geadviseerd het restitutieverzoek af te wijzen. In diverse media is aandacht besteed aan de documentaire en het werk van de Restitutiecommissie. 13 Zie voor meer informatie over dit onderzoek alsmede het Verslag 2011, paragraaf De in 2016 uitgebrachte adviezen en een beslissing zijn integraal weergegeven in hoofdstuk Zie ook paragraaf Voor raadpleging van dit advies zie het Verslag 2015, pag. 36 t/m 42 of de website van de Restitutiecommissie. 17 Voor raadpleging van het advies zie hoofdstuk 6 van dit jaarverslag of de website van de Restitutiecommissie

11 4.5 Vernieuwde website Bureau Herkomst Gezocht / Project Vermiste Werken 4.6 Internationale ontwikkelingen Bureau Herkomst Gezocht werd in 1998 opgericht in opdracht van de Staatssecretaris van OCW om herkomstonderzoek uit te voeren naar de NK-collectie. De resultaten van dit onderzoek publiceerde BHG van oudsher op haar website. Op 9 december 2016 lanceerde BHG haar vernieuwde website. De opening werd bijgewoond door leden van de Restitutiecommissie en medewerkers. Er waren toespraken van Marens Engelhard (algemene rijksarchivaris), Marjan Hammersma (secretarisgeneraal OCW), Wesley Fisher (directeur onderzoek van The Conference on Jewish Material Claims Against Germany) en Rudi Ekkart (oud-directeur RKD - Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis). Op de vernieuwde website zijn nu ook gegevens over kunstwerken te vinden die na de Tweede Wereldoorlog als vermist zijn opgegeven en nog altijd grotendeels zoek zijn. Deze aanvulling is het resultaat van het project Vermiste Werken, dat tot doelstelling heeft het digitaliseren en ontsluiten van gegevens over vermiste kunstwerken en waar mogelijk het identificeren ervan. De basis voor dit project vormen de circa aangifteformulieren en het daarbij behorende beeldmateriaal uit het archief van de Stichting Nederlandsch Kunstbezit (SNK) en het RKD-Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis. Hoewel het project nog niet is afgerond zijn er al verschillende belangrijke kunststukken getraceerd. De eerste claim die voortvloeit uit dit project is begin 2017 al aan de Restitutiecommissie voorgelegd. De website is een onmisbaar instrument voor herkomstonderzoek en zal bijdragen aan kennisdeling en -behoud op het gebied van herkomstonderzoek voor particulieren en professionele instellingen wereldwijd. Duitsland In Duitsland bestaat sinds 2003 een restitutiecommissie, de Beratende Kommission im Zusammenhang mit der Rückgabe NS-verfolgungsbedingt entzogener Kulturgüter, insbesondere aus jüdischem Besitz. Deze Beratende Kommission doet aanbevelingen over claims op nazi-roofkunst. In 2016 waren dat er drie. Ook werden in 2016 drie nieuwe leden van de Beratende Kommission benoemd. Daarnaast is in 2016 een aantal wijzigingen doorgevoerd, vooral om de transparantie te vergroten. Een wijziging betreft de vaststelling van een Verfahrensordnung, een reglement waarin de procedurele en materiele criteria voor het geven van een aanbeveling zijn vastgelegd. Ook lanceerde het Deutsches Zentrum Kulturgutverluste, waar de Beratende Kommisson is ondergebracht, een nieuwe website ( Verenigde Staten Op 16 december 2016 heeft president Obama van de Verenigde Staten de Holocaust Expropriated Art Recovery (HEAR) Act ondertekend. De Verenigde Staten kennen geen restitutiecommissie, waardoor een claimant van nazi-roofkunst aangewezen is op de rechter. In de praktijk lopen veel restitutieclaims bij de rechter stuk omdat de claim verjaard is. De HEAR Act poogt hier een einde aan te maken door de introductie van een uniforme verjaringstermijn voor claims op nazi-roofkunst. In de oude situatie bestonden er per staat verschillende verjaringstermijnen. Onder de HEAR Act dient een claimant van nazi-roofkunst zijn claim in te dienen binnen zes jaar nadat hij kennis heeft gekregen van de identiteit en locatie van het kunstwerk, en nadat hij kennis heeft gekregen van een eigendomsbelang in het betreffende kunstwerk. Indien de claimant zijn claim binnen deze termijn van zes jaar indient, dan is zijn claim niet verjaard. Dit geldt ook voor claims die eerder op grond van toen geldende verjaringstermijnen niet aanhangig konden worden gemaakt. De HEAR Act geldt tot 1 januari Vernieuwde website BHG 18 19

12 5. Overzicht adviezen Restitutiecommissie Rijkscollectie-zaken per jaar Aan de RC voorgelegd Door de RC uitgebrachte adviezen 5.1 Stand van zaken 2002 t/m 2016 De Minister van OCW heeft de Restitutiecommissie sinds de aanvang van haar werkzaamheden in januari 2002 tot aan eind 2016 over 166 zaken om een advies verzocht. Van deze zaken hebben er 145 betrekking op cultuurgoederen uit de rijkscollectie; 138 daarvan zijn verzoeken in eerste aanleg en 7 betreffen een verzoek om hernieuwd advies 18. Bij de overige 21 zaken gaat het om voorwerpen uit het bezit van anderen dan de rijksoverheid zoals lagere overheden, stichtingen of particulieren. De in paragraaf 5.2 verwerkte gegevens hebben betrekking op alle zaken die de rijkscollectie betreffen. In paragraaf 5.3 wordt ingegaan op de zaken die betrekking hebben op voorwerpen buiten de rijkscollectie. 5.2 Rijkscollectie-zaken De 145 aan de commissie voorgelegde rijkscollectie-zaken hebben tot aan het eind van 2016 geleid tot 133 uitgebrachte adviezen. 19 Enkele van de voorgelegde zaken zijn ingetrokken voordat een advies kon worden afgegeven en incidenteel werd een zaak samengevoegd met een later ingediend restitutieverzoek. Daarnaast heeft de commissie zich in twee zaken onbevoegd geacht te adviseren Totaal 145 Totaal 133 Van de 133 uitgebrachte adviezen zijn er 62 geheel in het voordeel van verzoekers uitgevallen, houden 53 een volledige afwijzing in, terwijl het in 18 adviezen gaat om een gedeeltelijke toewijzing en een gedeeltelijke afwijzing. De omvang van de zaken verschilt van claims op een enkel werk tot verzoeken die de teruggave van enkele honderden objecten beogen. De 133 uitgebrachte adviezen betreffen bij benadering 1540 geclaimde cultuurgoederen. 5.3 Zaken betreffende voorwerpen buiten de rijkscollectie Zoals is uiteengezet, kreeg de Restitutiecommissie bij haar instelling naast de beoordeling van claims op de rijkscollectie een tweede taak toebedeeld. Deze ziet op het onderzoek en de beoordeling van geschillen over cultuurgoederen uit andere collecties dan die van het rijk. De commissie geeft uitvoering aan deze taak door het uitbrengen van een bindend advies in de zin van artikel 7:900 BW (vaststellingsovereenkomst). Tot eind 2016 heeft de Restitutiecommissie in het kader van deze taak 21 zaken in behandeling gekregen. In de jaren 2008, 2010, 2012, 2013 en 2015 bracht de commissie in twaalf zaken een bindend advies uit. 20 In acht van deze twaalf zaken werd geadviseerd tot restitutie van de betwiste objecten, terwijl het bindend advies in de overige vier zaken inhield dat het verzoek om teruggave werd afgewezen. Gedurende het verslagjaar heeft de commissie in een zaak een beslissing uitgebracht om een verzoek niet in behandeling te nemen In totaal heeft de commissie zeven zaken in behandeling gehad waarover zij een zogenoemd hernieuwd advies uitbracht over voorwerpen die behoren tot de rijkscollectie. Het betreft zaken waarin de commissie al eerder adviseerde en restitutieverzoeken (deels) niet werden gehonoreerd. Zie Verslag 2015, paragraaf 4.3 voor een separaat cijfermatig schema. 19 De advisering in enkele dossiers is gedurende de behandeling opgesplitst in twee delen, waardoor sprake is van zogenoemde deeladviezen. De door de commissie uitgebrachte adviezen zijn te raadplegen via de website. Voor een index op zaaknummer van alle adviezen die de commissie in de periode heeft gepubliceerd, wordt verwezen naar bijlage Zie het Verslag 2008, het Verslag 2010, het Verslag 2012, het Verslag 2013 en het Verslag Zie hoofdstuk 6, Beslissing inzake elf majolica schotels (RC 3.153)

13 Bindend advies-zaken per jaar 6. Adviezen 2016 Aan de RC voorgelegd Door de RC uitgebrachte adviezen Hierna volgt de integrale tekst van de adviezen en de beslissing die de Restitutiecommissie in 2016 heeft uitgebracht. De adviezen en de beslissing zijn weergegeven in chronologische volgorde, waarbij de datum van de vaststelling van een advies als uitgangspunt is genomen Beslissing van de Adviescommissie Restitutieverzoeken Cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog te Den Haag (hierna: de commissie) op het verzoek om advies van XX en de gemeente Rotterdam inzake het geschil over teruggave van elf majolica schotels 25 (zaaknummer RC 3.153) Totaal 21 Totaal Stand van zaken eind 2016 Aan het eind van het verslagjaar liggen er in totaal veertien zaken voor, waarvan zeven rijkscollectie en zeven 23 voor bindend advies. De behandelduur van een adviesverzoek varieert per zaak. Zo is de procedure langer wanneer het historisch onderzoek tijdrovend is. Dit kan liggen aan de kwantiteit of aan de aard van het noodzakelijke onderzoek. Zo zal een onderzoek langer duren indien de commissie voor het vergaren van informatie afhankelijk is van derden, bijvoorbeeld van archieven in of buiten Nederland. Daarnaast zijn het vaak procedurele redenen die bijdragen aan een langere duur. In sommige gevallen is bijvoorbeeld sprake van meerdere claims op één kunstwerk zodat verschillende reactierondes gewenst zijn en zaken moeten worden aangehouden tot het onderzoek naar de verschillende claims is voltooid. Ook gebeurt het dikwijls dat verzoekers vragen om verlenging van de reactietermijn(en), bijvoorbeeld om zelf onderzoek te kunnen doen. 1. Bij brief van 14 januari 2015 heeft XX, wonend te YY, ZZ, volgens zijn verklaring mede handelend namens door hem genoemde familieleden, de commissie verzocht om advies uit te brengen over zijn tot de gemeente Rotterdam (hierna: de gemeente) gericht verzoek om teruggave van elf majolica schotels. Bij brief van 27 februari 2015 heeft mr. L.F. Kruidenier, namens de gemeente een gelijkluidend verzoek om advies gedaan aan de commissie. De majolica schotels behoren tot de gemeentelijke collectie en zijn in beheer bij het Museum Boijmans Van Beuningen. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de minister) heeft bij mail van 18 maart 2015 aan de commissie laten weten in te stemmen met de behandeling van het geschil door de commissie. 2. Op grond van artikel 2 tweede lid, van het Besluit adviescommissie restitutieverzoeken cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 16 november 2001 (hierna: het Instellingsbesluit), heeft de commissie tot taak om op verzoek van de minister advies uit te brengen over geschillen tot teruggave van cultuurgoederen tussen de oorspronkelijke eigenaar die door omstandigheden die direct verband hielden met het naziregime onvrijwillig het bezit verloor of diens erfgenamen en de huidige bezitter niet zijnde de Staat der Nederlanden. 3. In het kader van bovengenoemde taak heeft de commissie op grond van artikel 4, tweede lid van het Instellingsbesluit een Reglement inzake de adviesprocedure vastgesteld. Op grond van artikel 5, derde lid, van het Reglement, neemt de commissie na voorlegging door de minister het geschil in behandeling nadat alle partijen schriftelijk hebben verklaard het Reglement te aanvaarden en het door de commissie te geven advies als bindend te aanvaarden. Op grond van het vierde lid wordt het geschil niet in behandeling genomen indien partijen niet binnen vier weken na een daartoe strekkend verzoek voldoen aan het bepaalde in het derde lid. Op grond van het vijfde lid kan de commissie de termijnen verlengen. 4. De gemeente heeft bij haar adviesverzoek een besluit van het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente van 3 februari 2015 overgelegd, waarin het college verklaart het Reglement te aanvaarden en het door de commissie te geven advies als bindend te aanvaarden. 5. De commissie heeft XX bij brieven van 9 april 2015, 24 september 2015 en 17 december 2015 verzocht schriftelijk te verklaren het Reglement te aanvaarden en het door de commissie te geven advies als bindend te aanvaarden. In deze laatste brief heeft de commissie aangegeven dat, indien niet uiterlijk op 31 januari 2016 aan dit verzoek is voldaan, zij zich genoodzaakt zal voelen om, in overeenstemming met artikel 5, vierde lid, van het Reglement, te beslissen om het geschil niet in behandeling te nemen. De commissie heeft afschriften van deze brieven aan de gemeente gestuurd. Op voormelde brief van 17 december 2015 heeft de commissie geen reactie ontvangen. 6. Nu niet is voldaan aan het vereiste dat alle partijen schriftelijk hebben verklaard het Reglement te aanvaarden en het door de commissie te geven advies als bindend te aanvaarden, zal de commissie het geschil niet in behandeling nemen. 22 Dit betreft een beslissing en geen advies. Zie hoofdstuk 6, Beslissing inzake elf majolica schotels (RC 3.153). 23 Eén bindend advieszaak is komen te vervallen, waardoor er zeven zaken voorliggen in plaats van acht. 24 Voor een index op zaaknummer van alle adviezen die de commissie in de periode heeft gepubliceerd, wordt verwezen naar bijlage Dit betreft een beslissing en geen advies

14 7. De commissie merkt hierbij nog het volgende op. Indien XX alsnog mocht voldoen aan het in artikel 5, derde lid, van het Reglement bepaalde en het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente alsdan zijn besluit van 3 februari 2015 niet heeft ingetrokken, zal de commissie het verzoek alsnog in behandeling nemen. BESLISSING De commissie neemt het verzoek om advies van de gemeente Rotterdam en XX inzake het geschil over teruggave van elf majolica schotels niet in behandeling. Aldus vastgesteld op 1 februari 2016 door W.J.M. Davids (voorzitter), J.Th.M. Bank, R. Herrmann, P.J.N. van Os, E.J. van Straaten en H.M. Verrijn Stuart, en ondertekend door de voorzitter en de secretaris. (W.J.M. Davids, voorzitter) 2. Advies over een wandtapijt (zaaknummer RC 1.147) (R.A.M. Nachbahr, secretaris) Bij brief van 17 december 2014 heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de minister) de Restitutiecommissie (hierna: de commissie) verzocht om advies over het verzoek van AA (hierna: verzoekster), in deze zaak vertegenwoordigd door BB (hierna: BB). Dit verzoek heeft betrekking op een wandtapijt [...] (hierna ook: het wandtapijt) dat zich bevindt in het Stadsmuseum te CC (hierna: het Stadsmuseum). Naar aanleiding van het adviesverzoek van de minister heeft de commissie een onderzoek naar de feiten uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in een feitenoverzicht van 22 juli Verzoekster en de minister zijn in de gelegenheid gesteld op dit feitenoverzicht te reageren. De minister heeft bij brief van 11 augustus 2015 laten weten geen opmerkingen te hebben. Verzoekster heeft gereageerd bij brief van 3 september Op 13 oktober 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen BB en de voorzitter, de secretaris en een onderzoeker van de commissie. In vervolg op dit gesprek heeft de commissie aanvullend feitenonderzoek gedaan. Op 1 februari 2016 heeft een mondelinge behandeling door de commissie plaatsgevonden. Namens verzoekster was daarbij BB aanwezig. Namens de minister zijn verschenen mr. I. Looman en C. Klopman, beiden beleidsmedewerker, en drs. E.W.M. Rodrigo, adviseur rijkscollectie en namens de gemeente CC de heer DD, adviseur. De commissie heeft haar advies aan de minister vastgesteld in haar vergadering van 7 maart Naar aanleiding van de reactie van verzoekster op het feitenoverzicht heeft de commissie het feitenoverzicht aangepast. Dit aangepaste feitenoverzicht wordt met het vastgestelde advies aan de minister toegezonden. Overwegingen 1. De aanleiding voor het adviesverzoek van de minister aan de commissie was een brief van BB, mede namens verzoekster, aan het Stadsmuseum van 18 november In deze brief verwijst BB naar informatie over het wandtapijt [...]. BB schrijft dat [...] EE (hierna: EE) vroeger in het bezit was van [enkele gobelins]. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn deze gobelins vervreemd. [...]. BB schrijft verder dat hij verzoekster, zonder haar te voren in te lichten, een foto van het wandtapijt heeft getoond, waarop zij direct zei dat een dergelijk wandtapijt vroeger bij haar thuis hing. In zijn brief verzoekt BB het Stadsmuseum te onderzoeken of het wandtapijt in het museum mogelijk één van [deze vermiste] gobelins is. 2. Door tussenkomst van de minister is dit verzoek doorgestuurd naar de commissie. Het door de commissie verrichte onderzoek heeft het volgende opgeleverd. In [naoorlogse correspondentie] vermeldde EE de afmetingen van de vermiste gobelins [...]. EE vermeldde bovendien dat zij alle in een vergulde lijst waren gevat [...]. Nadat EE in 1942 uit zijn huis is gezet, zijn de gobelins samen met zijn andere bezittingen door de Sicherheitsdienst meegenomen. Meer informatie over de in [naoorlogse correspondentie] vermelde gobelins heeft het onderzoek niet opgeleverd. 3. Over het wandtapijt in het Stadsmuseum is het volgende bekend. Het is circa 205 x 201 cm groot. De voorstelling toont een jachttafereel. Onder de door de minister toegezonden documentatie bevindt zich een verklaring van 28 november 1979 van een zekere FF te CC die als volgt luidt: Ondertekende FF te CC verklaart hierbij in bruikleen te hebben ontvangen van Mevrouw GG, wonend te CC [...], een gobelin voorstellende een jacht partij. Bij overlijden van Mevrouw GG zal dit gobelin binnen 14 dagen aan het [Stadsmuseum] worden overgedragen door ondergetekende = zonder enige vergoeding - ingevolge afspraak met mevrouw GG. Getekend te CC, 28 november Uit een intern memo van de gemeente CC van 21 april 1988 valt af te leiden dat FF het tapijt op 20 april 1988 heeft afgeleverd bij het Stadsmuseum. In het dossier van de gemeente CC bevinden zich ook twee pagina s met handgeschreven notities in telegramstijl. Onderaan één pagina is genoteerd JJ, 9 juni De notities luiden als volgt: buren Heldring en Pierson - archief Kleed hing bij mij op goedkeuring van Dr. H. Gerson. Overleden. Gobelin vermoedelijk van eind Gobelin lag in de kluis Rijksbureau v. Kunsthistorische Documentatie. Oorlog Korte Vijverberg 7 Op 9 juni 1988 noteerde een medewerker van de gemeente in een telefoonnotitie onder meer: Briefje JJ 9 juni 1988 Heldring & Pierson archief DWC Kleed hing bij RKD gekregen v. toenmalig hoofd RKD, Gerson. In bruikleen of echt gekregen. Div tel. gesprekken met N.N. over dat de schenking niet officieel aanvaard is door de gemeente ivm dubieuze herkomst en dat mw. GG er niets meer over wilde horen Mevrouw GG was in die periode hoofd van de huishoudelijke dienst van het RKD (Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie). De gemeente zag zich, na ontvangst, gesteld voor de vraag of zij het wandtapijt als geschenk wilde aanvaarden. Uiteindelijk heeft het college van burgemeester en wethouders op 21 februari 1989 besloten dit niet te doen. 4. In de eindrapportage uit 1999 van het project Museale Verwervingen wordt de herkomstgeschiedenis van het wandtapijt als volgt samengevat: Het museum meldt dat er in 1988 een kunstvoorwerp met een onduidelijke oorlogsgeschiedenis ten geschenke is ontvangen van een particulier. Het betreft een gobelin met de voorstelling van een jachttafereel ( ). De schenking is nooit officieel door de Raad der Gemeente [CC] aanvaard, gezien het feit dat het kunstwerk met de nodige vraagtekens over de herkomstgeschiedenis bij het museum was binnengekomen. Binnen de huidige collectie heeft de gobelin volgens het museum wellicht eerder de status van een bewaarneming, dan van een schenking. Het museum beschikt over een briefje met enige aantekeningen over de herkomst van de gobelin. Voor zover uit deze notities kan worden opgemaakt, heeft de gobelin tijdens de oorlog in de kluis van het Rijksbureau Voor Kunsthistorische Documentatie (RKD) gelegen. Op zeker moment zou het voorwerp met toestemming van één van de medewerkers van het RKD bij de latere schenkster zijn komen te hangen. Het museum meldt dat het geen mogelijkheden ziet om nadere gegevens te achterhalen over de herkomstgeschiedenis van het kunstwerk. Dit in verband met het feit dat de schenkster de gobelin destijds heeft afgestaan met nadrukkelijke mededeling dat zij niet meer over deze kwestie benaderd wenste te worden. De schenkster heeft geen naaste familieleden die meer informatie zouden kunnen bieden over de herkomst van het kunstwerk. De onderzoeker van de Commissie Museale Verwervingen heeft diverse instellingen en particulieren om inlichtingen verzocht over de herkomst van het kunstwerk. Eén en ander heeft geen nieuwe gegevens opgeleverd. 5. Op de website [ ] wordt vermeld dat verder onderzoek na 1999 geen nieuwe gegevens heeft opgeleverd. Ook het door de commissie verrichte onderzoek naar de herkomstgeschiedenis van het wandtapijt en, in verband daarmee, naar mevrouw GG, heeft geen relevante nieuwe gegevens opgeleverd. 6. Op grond van de resultaten van het onderzoek naar de feiten acht de commissie het niet aannemelijk dat het wandtapijt in het Stadsmuseum één van de [...] gobelins is die door EE [...] als vermist [is] opgegeven. Doorslaggevend hiervoor is het verschil in de afmetingen van dit wandtapijt (205 x 201cm) en van de gobelins die EE [...] na de oorlog heeft genoemd ([...]). Bovendien geeft het verschil in afmetingen ook een duidelijk verschil in vorm. De in de [naoorlogse correspondentie] vermelde gobelins zijn rechthoekig terwijl het wandtapijt in het Stadsmuseum vrijwel vierkant is. Niet kan worden uitgesloten dat EE zich in de afmetingen heeft vergist [...]. Aannemelijk acht de commissie dit echter niet. De commissie wijst er op dat EE [in latere documenten] dezelfde afmetingen heeft opgegeven als in een eerdere brief [...]. Ook het verschil in vorm maakt dat het niet aannemelijk is dat EE zich heeft vergist. Ook de nu bekende herkomstgeschiedenis van het wandtapijt kan niet in verband worden gebracht 24 25

15 met EE. De commissie acht het verder niet haar taak in dit geval een oordeel te geven over de herkomstgeschiedenis van het wandtapijt. Conclusie De Restitutiecommissie adviseert de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tot afwijzing van het verzoek van AA. Aldus vastgesteld in de vergadering van 7 maart 2016 door W.J.M. Davids (voorzitter), J.Th.M. Bank, R. Herrmann, P.J.N. van Os, E.J. van Straaten, H.M. Verrijn Stuart en I.C. van der Vlies (vice-voorzitter), en ondertekend door de voorzitter en de secretaris. (W.J.M. Davids, voorzitter) (R.A.M. Nachbahr, secretaris) 3. Advies inzake Jacobson-Granaat (II) (zaaknummer RC 1.155) Bij brief van 8 mei 2015 heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de minister) de Restitutiecommissie (hierna: de commissie) om advies gevraagd over het verzoek van 10 maart 2015 van XX (hierna: verzoekster) tot teruggave van een wintergezicht door J. Griffier I en het schilderij God verschijnt aan Abraham te Sichem door C.N. Moeyaert. Beide schilderijen maken deel uit van de Nederlands Kunstbezitcollectie (hierna: NK-collectie). Het schilderij door Griffier I is geregistreerd onder NK 2121, maar wordt vermist. Het schilderij door Moeyaert is geregistreerd onder NK 3401 en is thans in beheer bij de Stichting Museum Catharijneconvent. Beoordelingskader Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit adviescommissie restitutieverzoeken cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog, zoals gewijzigd, is er een commissie die tot taak heeft de minister op diens verzoek te adviseren over de te nemen beslissingen op verzoeken om teruggave van cultuurgoederen waarover de oorspronkelijke eigenaar door omstandigheden die direct verband hielden met het naziregime onvrijwillig het bezit heeft verloren en die: a. onderdeel zijn van de NK-collectie; of b. tot het overig bezit van de Staat der Nederlanden behoren. Ingevolge het vierde lid adviseert de commissie over verzoeken als bedoeld in het eerste lid, onder a, ingediend bij de minister voor 30 juni 2015, met inachtneming van het rijksbeleid ter zake. De procedure Naar aanleiding van het adviesverzoek van de minister heeft de commissie een onderzoek naar de feiten uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in een conceptonderzoeksrapport van 14 september Verzoekster heeft hierop gereageerd bij van 2 december Naar aanleiding van deze reactie heeft de commissie nader onderzoek verricht. De bevindingen hiervan zijn neergelegd in een Notitie van 17 december 2015, welke aan verzoekster is toegestuurd. De reactie van verzoekster van 2 december 2015 en de Notitie van 17 december 2015 zijn als bijlage bij het definitieve onderzoeksrapport gehecht. Verzoekster heeft geen gebruik gemaakt van de haar geboden gelegenheid om een reactie op de Notitie te geven. Vervolgens is het onderzoeksrapport vastgesteld op 29 juni Overwegingen 1. Verzoekster vraagt om teruggave van NK 2121 in haar hoedanigheid van erfgename van haar oudtante, Rosa Jacobson-Granaat ( ). Zij vraagt om teruggave van NK 3401 in haar hoedanigheid van erfgename van haar grootvader Siegfried Granaat (1891-?). De commissie heeft geen reden te twijfelen aan de status van verzoekster. Verzoekster heeft verklaard in deze procedure tevens op te treden namens haar zuster, YY. 2. Siegfried Granaat en Rosa Jacobson-Granaat waren de kinderen van David Granaat ( ) en Deborah Polak ( ). David Granaat was eigenaar van een diamantslijperij te Amsterdam. Rosa Granaat trouwde met Abraham Simeon Jacobson ( ), een keel-, neus- en oorarts, en één van de medeoprichters van de Centrale Israëlitische Ziekenverpleging aan de Jacob Obrechtstraat in Amsterdam. Tijdens de oorlog woonde het echtpaar Jacobson-Granaat aan de Minervalaan 88 II. Op 3 september 1944 zijn ze via Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd, waar ze zijn vermoord. Siegfried Granaat vluchtte in 1940 naar Engeland. Door de bezetter werd een Verwalter aangesteld over zijn vermogen. 3. Verzoekster schrijft in haar brief aan de minister van 10 maart 2015 dat zij en haar zuster al geruime tijd op zoek zijn naar de grote kunstcollectie die hun grootvader Siegfried Granaat en zijn zuster Rosa Jacobson-Granaat in hun bezit hadden. In de zaak RC 1.22 heeft de commissie in 2006 geadviseerd het schilderij Familieportret van J.M. Quinckhard terug te geven aan de erven van Rosa Jacobson-Granaat. Met behulp van het Bureau Herkomst Gezocht (hierna: BHG) is verzoekster op het spoor gekomen van meer schilderijen uit het bezit van haar grootvader en oudtante, waaronder NK 2121 en NK 3401, zo schrijft zij. NK Wintergezicht door J. Griffier I (NK 2121) 4. NK 2121 betreft een winterlandschap door J. Griffier I. Het schilderij, olieverf op doek, gesigneerd, meet 28 x 43cm. Het werk is in 1973 gestolen uit het Bonnefantenmuseum te Maastricht, waar het destijds verbleef, en wordt sindsdien vermist. De herkomstreconstructie die BHG opstelde voor het werk, begint op 30 juni 1936, toen het werk ter veiling kwam bij Frederik Muller te Amsterdam. Op die datum plaatst BHG het werk in de collectie van C.W.A. Buma te Marssum. Ook vermeldt BHG de naam Jacobson op die datum met de opmerking: In de SNK dossiers op naam van Jacobson is geen informatie over dit schilderij gevonden. De eerstvolgende vermelding in de herkomstreconstructie is uit 1942, toen het werk opnieuw ter veiling kwam bij Frederik Muller. Door wie het daar is ingebracht, is onbekend. Het werd op deze veiling gekocht door kunsthandel Goudstikker/Miedl te Amsterdam, die het werk op 8 november 1943 verkocht aan C. Becker te Keulen. 5. Zoals vermeld in de herkomstreconstructie van BHG is NK 2121 in 1936 ter veiling gebracht bij Frederik Muller te Amsterdam. In de veilingcatalogus luidde de beschrijving bij dit schilderij als volgt: [Mak.] [Jacobson] 746 JAN GRIFFIER - Paysage d hiver avec rivière prise par la glace, où se divertissent des patineurs, et traversée par un pont en pierre A gauche une habitation rustique, sur la rive droite des groupes de maisons avec tour d église. - Signé. - Toile. - Haut. 28, larg. 34 cent. [100.-] A été exposé à titre de prêt au Musée Boymans à Rotterdam. De tussen vierkante haken aangegeven teksten zijn annotaties die naderhand in pen of potlood in de catalogus zijn aangebracht. Deze vormen een aanwijzing dat het schilderij voor NLG 100 is verkocht aan Mak. Jacobson

16 6. Het is de vraag op wie de aantekening Mak. Jacobson betrekking heeft. Op dezelfde pagina van bovengenoemde catalogus waarop het werk door Griffier wordt vermeld, komt de vermelding Mak. Jacobson nog eenmaal voor, bij een schilderij door R. Nooms. Eenzelfde soort vermelding, Mak. Brandt, wordt vermeld bij een schilderij door J. van Kessel. Deze laatste aantekening verwijst hoogstwaarschijnlijk naar Paul Brandt, een bekende taxateur en makelaar op het gebied van kunst en antiquiteiten. Dat gegeven is een aanwijzing dat met Mak. Jacobson bedoeld wordt makelaar Jacobson. In 1936 was in Amsterdam een makelaar met de naam Nehemia Jacobson actief, die ook werkzaam was in het veld van kunst en antiquiteiten. 7. Afgezien van bovenvermelde aantekening in de veilingcatalogus, zijn er geen aanwijzingen die NK 2121 koppelen aan de naam Jacobson. De bewindvoerder die na de oorlog was aangesteld over de bezittingen van het afwezige echtpaar Jacobson-Granaat correspondeerde met de Stichting Nederlands Kunstbezit (hierna: SNK) over de vermissing van diverse kunstwerken uit het bezit van het echtpaar. In deze correspondentie komt het schilderij door Griffier I niet voor. Abraham Simeon Jacobson was arts van beroep. De commissie acht het dan ook niet aannemelijk dat deze als Mak. Jacobson wordt aangeduid. Er wordt hoogstwaarschijnlijk de makelaar met de naam Nehemia Jacobson mee bedoeld. 8. Ingevolge het voor deze claim geldende restitutiebeleid kan tot teruggave worden geadviseerd indien het eigendomsrecht in hoge mate aannemelijk is gemaakt en er geen aanwijzingen zijn die dat tegenspreken. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat wat betreft het verzoek om teruggave van NK 2121 niet aan dit vereiste is voldaan. De commissie zal de minister dan ook adviseren de claim van verzoekster op NK 2121 af te wijzen. NK NK 3401 is een groot schilderij door C.N. Moeyaert. Het betreft een olieverfschilderij op doek met de afmetingen 102 x 168 cm, getiteld God verschijnt aan Abraham te Sichem. Het werk is gesigneerd en gedateerd In de herkomstreconstructie die BHG opstelde voor dit schilderij, is te lezen dat het werk tussen 1911 en 1936 deel zou hebben uitgemaakt van de collectie D.S. (David) Granaat te Amsterdam. Tussen 18 juni 1936 en 28 mei 1941 plaatst BHG het werk bij H. Hamburger (kunsthandel) te Parijs met de opmerking: Dit schilderij werd op 18 juni 1936 door H. Hamburger in bewaring gegeven aan S. Granaat. Die vermelding verwijst naar Siegfried Granaat. In 1941 kwam het schilderij via een medewerker van de Dienststelle Mühlmann, Eduard Plietzsch, terecht in de collectie van het te Linz op te richten Führermuseum. 10. Zoals vermeld in de herkomstreconstructie van BHG, maakte NK 3401 oorspronkelijk deel uit van de verzameling van David Granaat en later van die van zijn zoon Siegfried Granaat. Laatstgenoemde was eigenaar van een aanzienlijke hoeveelheid onroerend goed, waaronder Herengracht 579, waar Hamburger & Co s Bankierskantoor was gevestigd, en van Herengracht 512. Dat laatste adres was tevens zijn woning. In het dossier dat de Abteilung Feindvermögen van het Generalkommissariat für Finanz und Justiz gedurende de bezetting heeft opgesteld met betrekking tot het beheer over het vermogen van Siegfried Granaat, zijn documenten aangetroffen die betrekking hebben op de eigendomssituatie van NK Relevant voor de beoordeling van de claim van verzoekster is het hiernavolgende. 11. Op 20 mei 1930 legden Siegfried Granaat en Hamburger & Co s Bankierskantoor in een onderhandse, geregistreerde akte vast dat de bank van Granaat een partij kunstwerken kocht ter waarde van NLG De bedoelde kunstwerken zijn omschreven in een lijst die aan de akte is gehecht. Bij die akte werden vervolgens de voorwerpen door de bank aan Granaat in bewaring gegeven, die erkende de voorwerpen in bewaring te hebben ontvangen onder meer onder de verplichting de voorwerpen aan de bank uit te leveren wanneer deze dat zou verzoeken. Granaat werd voor het genoemde bedrag door de bank gecrediteerd. Tevens had hij het recht om binnen een jaar de goederen terug te kopen, mits de prijs contant aan de bank werd betaald. De bank kon Granaat verplichten de goederen geheel of gedeeltelijk terug te kopen tegen de betaalde prijs. Als Granaat niet aan die verplichting kon voldoen, zou de bank de kunstwerken zonder gerechtelijke interventie kunnen laten veilen of onderhands verkopen. Onder de kop Schilderijen in de eetkamer wordt op het vijfde blad van de aan de akte gehechte en door Granaat en de bank ondertekende lijst een werk van Moeyaert vermeld als: C. Moeyaert. Bijbelsche voorstelling. [f.] 9.000,-- Op 29 december 1930 sloten de bank en Granaat een soortgelijke overeenkomst met betrekking tot een aantal andere kunstwerken. 12. In een brief van 11 mei 1936 bevestigde Siegfried Granaat aan Hamburger & Co s Bankierskantoor N.V. dat de bank hem op 11 mei 1936 het volgende heeft geschreven: Krachtens de door U bij artikel 5 der tusschen U en ons op 20 Mei 1930 en 29 December 1930 gesloten aangegane verplichting, verzoeken wij U de blijkens die overeenkomsten door ons van U gekochte kunstvoorwerpen tegen de bij artikel 1 van voormelde overeenkomsten bedoelde prijzen uiterlijk den 18 mei a.s. van ons terug te koopen, en het gezamenlijke bedrag dier prijzen, zijnde f ,-- en f ,00, of in totaal f ,--,. contant, dat is uiterlijk op genoemden 18 Mei a.s. tegen levering van voormelde kunstvoorwerpen aan ons te betalen. Bij gebreke daarvan zullen wij krachtens het in artikel 6 van meergenoemde overeenkomsten bepaalde tot den verkoop van bedoelde kunstvoorwerpen moeten overgaan. In diezelfde brief reageerde hij hierop met de mededeling: Tot mijn leedwezen moet ik U mededeelen, dat ik noch vóór, noch na den, in Uwen brief genoemden datum van 18 Mei a.s., aan Uwe vordering tot terugkoop en tot betaling van de door U bedoelde kunstvoorwerpen kan voldoen. 13. De mededeling van Granaat aan de bank dat hij niet in staat was de eerder verkochte kunstvoorwerpen, waaronder NK 3401, terug te kopen, resulteerde er in dat de bank deze kunstvoorwerpen verkocht aan Herman Hamburger, zo blijkt uit een brief van Granaat aan de bank van 18 juni In deze brief verwijst Granaat naar een brief van de bank aan hem van diezelfde datum: Hierbij deelen wij u in aansluiting op onze brief van 11 Mei jl. mede, dat de daarbij bedoelde en op de aangehechte, door ons getekende lijsten vermelde kunstvoorwerpen etc. door ons zijn verkocht aan den Heer Herman Hamburger, Parijs, 121 Avenue de Wagram, tegen een gezamenlijk bedrag van f. -67,000,-. ( ) In zijn brief berichtte Granaat voorts dat hij met de inhoud van de brief van de bank akkoord ging. In het beheerdossier van de SNK betreffende Gustaaf Hamburger zijn afschriften van enkele inventarislijsten aangetroffen, volgens de kop behoorende bij de Verklaring dd. 18 juni 1936 van de onderteekende, waarmee waarschijnlijk voormelde verklaring van Siegfried Granaat wordt bedoeld. De lijst was blijkens het afschrift oorspronkelijk ondertekend door Siegfried Granaat. Bovenaan de eerste lijst is met potlood aangetekend: afgegeven op door Mr. Somers Dir Hamburger & Co s Bankierskantoor. Bovenaan de pagina s van de lijst is aangegeven, dat het een lijst betreft van de Kunstvoorwerpen etc. zich bevindende in het perceel Heerengracht 512, Amsterdam, en welke aldaar door onderteekende blijkens zijn bovenvermelde verklaring voor den Heer Herman Hamburger, Parijs, 121 Avenue de Wagram, in bewaring worden gehouden. Op de derde pagina van de lijst, onder de kop Schilderijen in de eetkamer, worden onder meer stillevens door De Heem en Kalf alsmede C. Mooyaert. Bijbelsche voorstelling genoemd. 14. Uit de hierboven geschetste gang van zaken kan worden afgeleid dat NK 3401 in 1930 aan de bank is verkocht door Siegfried Granaat. Toen Granaat in 1936 niet in staat was het schilderij terug te kopen, is het door de bank verkocht aan Herman Hamburger. Het schilderij werd vervolgens door Siegfried Granaat in bewaring gehouden voor Herman Hamburger in het pand op de Herengracht 512. Dat deze situatie onveranderd bleef tot aan het begin van de bezetting, kan worden afgeleid uit een rapportage van 19 februari 1941 van C.H. Oldach, die tot Verwalter was benoemd over het vermogen van Siegfried Granaat. De rapportage was gericht aan het Generalreferat Feindvermögen van het Generalkommissariat für Finanz und Wirtschaft en gebaseerd op de in overweging 11 tot en met 13 genoemde documenten. Oldach meldde dat hij de omstandigheden rond de vordering van Herman Hamburger nauwkeurig had onderzocht en een lijst had bijgesloten van de gehele huisraad welke zich in het pand Herengracht 512 bevond. Deze lijst was in opdracht van de voornaamste crediteur opgesteld door makelaar Jac. Leefson Jzn. te Amsterdam. Op de lijst van kunstvoorwerpen die toebehoorden aan Herman Hamburger wordt NK 3401 vermeld. 15. Nadat Oldach op verzoek van de Abteilung Feindvermögen contact had opgenomen met de Dienststelle Mühlmann, kwam op 12 mei 1941 een medewerker daarvan, dr. Eduard Plietzsch, de kunstwerken in het pand Herengracht 512 bezichtigen. In een brief van 14 mei 1941 noemde hij tien schilderijen uit het bezit van Herman Hamburger waarvoor hij belangstelling had, waaronder het schilderij, thans bekend als NK Dit schilderij is uiteindelijk door de Dienststelle Mühlmann verkocht aan Hitler voor RM Verzoekster heeft in haar reactie van 2 december 2015 aangegeven het vreemd te vinden dat NK 3401 door Siegfried Granaat verkocht zou zijn, maar vervolgens wel bij hem in huis bleef. Ook wijst zij erop dat het conceptonderzoeksrapport discrepanties bevat, in zoverre dat enerzijds wordt gesproken over het onroerend goed en overige bezittingen van Granaat en anderzijds over de schulden van Granaat aan onder meer de bank. Ten slotte wijst zij er op dat ook na de oorlog nog steeds gesproken werd over de collectie Granaat. Naar aanleiding van deze reactie heeft de commissie nader onderzoek verricht naar de financiële situatie van Siegfried Granaat. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat tegenover de omvangrijke bezittingen van Granaat nog grotere debetsaldi stonden bij diverse ondernemingen. Het ontstaan van deze debetsaldi is waarschijnlijk veroorzaakt door de aanvaarding door Siegfried Granaat van de nalatenschap van zijn in 1928 overleden vader D.S. Granaat, de effecten die zich in deze nalatenschap bevonden, alsmede de kort daarop volgende beurskrach van 1929, die een periode van economische crisis inleidde. Uit diverse aangetroffen documenten kan worden afgeleid dat de drie grootste schuldeisers van Granaat in 1939 afspraken maakten om tot liquidatie van zijn debetpositie over te gaan

17 17. De verkoop op 20 mei 1930 door Granaat aan de bank van een deel van kunstcollectie, waaronder NK 3401, past in het beeld dat naar voren is gekomen uit het nader onderzoek met betrekking tot de benarde financiële situatie van Siegfried Granaat. In 1936 heeft Granaat afgezien van terugkoop van NK Vanaf dat moment heeft hij het schilderij in zijn pand aan de Herengracht 512 in bewaring gehouden voor Herman Hamburger. Nu Granaat reeds in 1930 het geclaimde NK 3401 heeft verkocht en er geen aanwijzingen zijn dat hij de eigendom daarna weer heeft verkregen, kan de claim van verzoekster op grond van het voor deze zaak geldende restitutiebeleid niet voor toewijzing in aanmerking komen. De commissie zal de minister dan ook adviseren de claim van verzoekster op NK 3401 af te wijzen. Conclusie De Restitutiecommissie adviseert de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om de claim van verzoekster op NK 2121 en NK 3401 af te wijzen. Aldus vastgesteld in de vergadering van 29 juni 2016 door W.J.M. Davids (voorzitter), J.Th.M. Bank, R. Herrmann, P.J.N. van Os, E.J. van Straaten en I.C. van der Vlies (vice-voorzitter), en ondertekend door de voorzitter en de secretaris. Volgens haar wijzen alle bekende gegevens er op dat het schilderij ten tijde van het bezitsverlies in eigendom toebehoorde aan Hamburger. Gustaaf Hamburger 2. De joodse bankier Hamburger werd op 29 oktober 1887 geboren te Utrecht. Hij was gehuwd met Clara Bertha Gerzon ( ). Zij hadden twee kinderen: Peter Lionel Hamburger, geboren 21 juli 1921 en verzoekster, XX, geboren YY. Hamburger verzamelde kunst, waaronder schilderijen en porselein. Hij overleed in Hamburger richtte in 1920 de bank Hamburger & Co s Bankierskantoor N.V.(hierna ook: de bank) te Amsterdam op, samen met zijn broer Albert Hamburger en mr. A.E.D. von Saher. De dagelijkse leiding van de bank was in handen van Albert en Gustaaf Hamburger. Albert Hamburger was naast directeur van de bank tevens formeel directeur van de N.V. tot Uitoefening van den Kunsthandel (hierna ook: de kunsthandel) te Amsterdam, die in 1927 was opgericht door David Hamburger, Abraham Hamburger en Izaak Hamburger, alle drie woonachtig te Parijs. De zaak werd in de praktijk gedreven door één van de ooms van Albert en Gustaaf, Herman Hamburger. Deze laatste was samen met familieleden ook actief als kunsthandelaar in Parijs onder de naam Hamburger Frères. Zowel de bank als de kunsthandel waren in diverse perioden gevestigd aan Herengracht 551 en Herengracht 579 te Amsterdam. (W.J.M. Davids, voorzitter) (R.A.M. Nachbahr, secretaris) Het geclaimde schilderij 4. Advies inzake Hamburger (III) (zaaknummer RC 1.160) Bij brief van 3 november 2015 heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de minister) de Restitutiecommissie (hierna: de commissie) om advies gevraagd over het verzoek van 14 september 2015 van XX (hierna: verzoekster) tot teruggave van het schilderij God verschijnt aan Abraham te Sichem door C.N. Moeyaert. Dit schilderij maakt onder inventarisnummer NK 3401 deel uit van de Nederlands Kunstbezitcollectie (hierna: NK-collectie) en is thans in beheer bij de Stichting Museum Catharijneconvent. Verzoekster wordt vertegenwoordigd door James Palmer van Mondex Corporation te Canada. Beoordelingskader Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit adviescommissie restitutieverzoeken cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog, zoals gewijzigd, is er een commissie die tot taak heeft de minister op diens verzoek te adviseren over de te nemen beslissingen op verzoeken om teruggave van cultuurgoederen waarover de oorspronkelijke eigenaar door omstandigheden die direct verband hielden met het naziregime onvrijwillig het bezit heeft verloren en die: a. onderdeel zijn van de NK-collectie; of b. tot het overig bezit van de Staat der Nederlanden behoren. Ingevolge het vierde lid adviseert de commissie over verzoeken als bedoeld in het eerste lid, onder a, ingediend bij de minister voor 30 juni 2015, met inachtneming van het rijksbeleid ter zake. Verzoeken als bedoeld in het eerste lid, onder a ingediend op of na 30 juni 2015, behandelt de commissie overeenkomstig het vijfde lid. Ingevolge het vijfde lid adviseert de commissie over deze verzoeken naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. De wijziging van het beoordelingskader per 30 juni 2015 is vastgesteld bij Besluit van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 4 juli 2012, houdende wijziging van het Besluit adviescommissie restitutieverzoeken cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog in verband met evaluatie van het restitutiebeleid. 4. Het geclaimde schilderij is een groot schilderij door C.N. Moeyaert. Het betreft een olieverfschilderij op doek met de afmetingen 102 x 168 cm, getiteld God verschijnt aan Abraham te Sichem. Het werk is gesigneerd en gedateerd In de herkomstreconstructie die Bureau Herkomst Gezocht (hierna: BHG) opstelde voor dit schilderij, is te lezen dat het werk tussen 1911 en 1936 deel uit zou hebben gemaakt van de collectie D.S. (David) Granaat te Amsterdam. Tussen 18 juni 1936 en 28 mei 1941 plaatst BHG het werk bij H. Hamburger (kunsthandel) te Parijs met de opmerking: Dit schilderij werd op 18 juni 1936 door H. Hamburger in bewaring gegeven aan S. Granaat. Die vermelding verwijst naar Siegfried Granaat, de zoon van David Granaat. Op 28 mei 1941 kwam het schilderij via Eduard Plietzsch terecht bij de Dienststelle Mühlmann en vervolgens in de collectie van het te Linz op te richten Führermuseum. 5. Zoals vermeld in de herkomstreconstructie van BHG, maakte het thans geclaimde schilderij oorspronkelijk deel uit van de verzameling van David Granaat en later van die van zijn zoon Siegfried Granaat. Laatstgenoemde was eigenaar van een aanzienlijke hoeveelheid onroerend goed, waaronder Herengracht 579, waar Hamburger & Co s Bankierskantoor was gevestigd, en van Herengracht 512. Dat laatste adres was tevens zijn woning. In het dossier dat de Abteilung Feindvermögen van het Generalkommissariat für Finanz und Justiz gedurende de bezetting heeft opgesteld met betrekking tot het beheer over Siegfried Granaats vermogen, zijn documenten aangetroffen die betrekking hebben op de eigendomssituatie van het nu geclaimde schilderij. Relevant voor de beoordeling van de claim van verzoekster is het hiernavolgende. De procedure Naar aanleiding van het adviesverzoek van de minister heeft de commissie een onderzoek naar de feiten uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in een feitenoverzicht van 7 maart Verzoekster heeft hierop gereageerd bij van 4 mei De minister heeft bericht geen reactie op het feitenoverzicht in te brengen. Verzoekster en minister hebben laten weten geen behoefte te hebben aan een mondelinge behandeling van de zaak. Overwegingen 1. Verzoekster is enig erfgenaam van haar vader, mr. Gustaaf Hamburger ( ), hierna ook te noemen: Hamburger. Zij stelt dat het bezit van het geclaimde schilderij ten tijde van de bezetting onvrijwillig is verloren als gevolg van omstandigheden die direct verband hielden met het naziregime. 6. God verschijnt aan Abraham te Sichem door C.N. Moeyaert (NK 3401) 30 31

18 6. Op 20 mei 1930 legden Siegfried Granaat en Hamburger & Co s Bankierskantoor in een onderhandse, geregistreerde akte vast dat de bank van Granaat een partij kunstwerken kocht ter waarde van NLG De bedoelde kunstwerken zijn omschreven in een lijst die aan de akte is gehecht. Bij die akte werden vervolgens de voorwerpen door de bank aan Granaat in bewaring gegeven, die erkende de voorwerpen in bewaring te hebben ontvangen onder meer onder de verplichting de voorwerpen aan de bank uit te leveren wanneer deze dat zou verzoeken. Granaat werd voor het genoemde bedrag door de bank gecrediteerd. Tevens had hij het recht om binnen een jaar de goederen terug te kopen, mits de prijs contant aan de bank werd betaald. De bank kon Granaat verplichten de goederen geheel of gedeeltelijk terug te kopen tegen de betaalde prijs. Als Granaat niet aan die verplichting kon voldoen, zou de bank de kunstwerken zonder gerechtelijke interventie kunnen laten veilen of onderhands verkopen. Onder de kop Schilderijen in de eetkamer wordt op het vijfde blad van de aan de akte gehechte en door Granaat en de bank ondertekende lijst een werk door Moeyaert vermeld als: C. Moeyaert. Bijbelsche voorstelling. [f.] 9.000,-- Op 29 december 1930 sloten de bank en Granaat een soortgelijke overeenkomst met betrekking tot een aantal andere kunstwerken. 7. In een brief van 11 mei 1936 bevestigde Siegfried Granaat aan Hamburger & Co s Bankierskantoor N.V. dat de bank hem op 11 mei 1936 het volgende heeft geschreven: Krachtens de door U bij artikel 5 der tusschen U en ons op 20 Mei 1930 en 29 December 1930 gesloten aangegane verplichting, verzoeken wij U de blijkens die overeenkomsten door ons van U gekochte kunstvoorwerpen tegen de bij artikel 1 van voormelde overeenkomsten bedoelde prijzen uiterlijk den 18 mei a.s. van ons terug te koopen, en het gezamenlijke bedrag dier prijzen, zijnde f ,-- en f ,00, of in totaal f ,--,. contant, dat is uiterlijk op genoemden 18 Mei a.s. tegen levering van voormelde kunstvoorwerpen aan ons te betalen. Bij gebreke daarvan zullen wij krachtens het in artikel 6 van meergenoemde overeenkomsten bepaalde tot den verkoop van bedoelde kunstvoorwerpen moeten overgaan. In diezelfde brief reageerde hij hierop met de mededeling: Tot mijn leedwezen moet ik U mededeelen, dat ik noch vóór, noch na den, in Uwen brief genoemden datum van 18 Mei a.s., aan Uwe vordering tot terugkoop en tot betaling van de door U bedoelde kunstvoorwerpen kan voldoen. 8. De mededeling van Granaat aan de bank dat hij niet in staat was de eerder verkochte kunstvoorwerpen, waaronder het thans geclaimde schilderij, terug te kopen, resulteerde er in dat de bank deze kunstvoorwerpen verkocht aan Herman Hamburger, zo blijkt uit een brief van Granaat aan de bank van 18 juni In deze brief verwijst Granaat naar een brief van de bank aan hem van diezelfde datum : Hierbij deelen wij u in aansluiting op onze brief van 11 Mei jl. mede, dat de daarbij bedoelde en op de aangehechte, door ons getekende lijsten vermelde kunstvoorwerpen etc. door ons zijn verkocht aan den Heer Herman Hamburger, Parijs, 121 Avenue de Wagram, tegen een gezamenlijk bedrag van f. -67,000,-. ( ) In zijn brief berichtte Granaat voorts dat hij met de inhoud van de brief van de bank akkoord ging. In het beheersdossier van de Stichting Nederlands Kunstbezit (hierna: SNK) betreffende Gustaaf Hamburger zijn afschriften van enkele inventarislijsten aangetroffen, volgens de kop behoorende bij de Verklaring dd. 18 juni 1936 van de onderteekende, waarmee waarschijnlijk voormelde verklaring van Siegfried Granaat wordt bedoeld. De lijst was blijkens het afschrift oorspronkelijk ondertekend door Siegfried Granaat. Bovenaan de eerste lijst is met potlood aangetekend: afgegeven op door Mr. Somers Dir Hamburger & Co s Bankierskantoor. Bovenaan de pagina s van de lijst is aangegeven, dat het een lijst betreft van de Kunstvoorwerpen etc. zich bevindende in het perceel Heerengracht 512, Amsterdam, en welke aldaar door onderteekende blijkens zijn bovenvermelde verklaring voor den Heer Herman Hamburger, Parijs, 121 Avenue de Wagram, in bewaring worden gehouden. Op de derde pagina van de lijst, onder de kop Schilderijen in de eetkamer, worden onder meer stillevens door De Heem en Kalf alsmede C. Mooyaert. Bijbelsche voorstelling genoemd. Tijdens de bezetting 9. Uit de hierboven geschetste gang van zaken kan worden afgeleid dat het geclaimde schilderij in 1936 door de bank is verkocht aan Herman Hamburger. Het schilderij werd vervolgens door Siegfried Granaat in bewaring gehouden voor Herman Hamburger in het pand op de Herengracht 512. Dat deze situatie onveranderd bleef tot aan het begin van de bezetting, kan worden afgeleid uit een rapportage van 19 februari 1941 van C.H. Oldach, die tot Verwalter was benoemd over het vermogen van Siegfried Granaat. De rapportage was gericht aan het Generalreferat Feindvermögen van het Generalkommissariat für Finanz und Wirtschaft en gebaseerd op de in overweging 6 tot en met 8 genoemde documenten. Oldach meldde dat hij de omstandigheden rond de vordering van Herman Hamburger nauwkeurig had onderzocht en een lijst had bijgesloten van de gehele huisraad welke zich in pand Heerengracht 512 bevond. Deze lijst was in opdracht van de voornaamste crediteur opgesteld door makelaar Jac. Leefson Jzn. te Amsterdam. Op de lijst van kunstvoorwerpen die toebehoorden aan Herman Hamburger wordt het thans geclaimde schilderij vermeld. 10. Nadat Oldach op verzoek van de Abteilung Feindvermögen contact had opgenomen met de Dienststelle Mühlmann, kwam op 12 mei 1941 een medewerker daarvan, dr. Eduard Plietzsch, de kunstwerken in het pand Herengracht 512 bezichtigen. In een brief van 14 mei 1941 somde hij tien schilderijen op uit het bezit van Herman Hamburger waarvoor hij belangstelling had (hierna: de Plietzsch-lijst): 68. Wouwerman, Schilderij met ruiter 75. De Heem. Groot stilleven, 182. Mooyaart. Bijbelsche voorstelling, 183/4. twee 17e eeuwsche stillevens 185. F. van Mieris. Mansportret 186. De Heem. Stilleven Hendrik Pot. Mansportret 192. Willem Kalff. Stilleven 266. Couvyn. Keukeninterieur. Het thans geclaimde schilderij, nummer 182 op deze lijst, is uiteindelijk door de Dienststelle Mühlmann verkocht aan Hitler voor RM Na de oorlog 11. In het najaar van 1945 heeft Gustaaf Hamburger bij de SNK aangifte gedaan van het onvrijwillige bezitsverlies van een deel van zijn kunstcollectie. Een aangifte op zijn naam van het bezitsverlies van het thans geclaimde schilderij is niet aangetroffen. Wel is in het archief van de SNK een drietal aangifteformulieren aangetroffen die betrekking heb op het thans geclaimde schilderij. Twee daarvan betreffen zogeheten Interne Aangifteformulieren, wat wil zeggen dat ze zijn ingevuld door een medewerker van de SNK. Op het Intern Aangifteformulier van 6 oktober 1945 is ingevuld dat het schilderij oorspronkelijk in bezit was van Siegfried Granaat. Dit formulier is ingevuld op basis van informatie verstrekt door mr. J. Jolles, de advocaat van de Amsterdamse Bank N.V. Deze aangifte houdt waarschijnlijk verband met het feit dat in 1939 door die bank beslag was gelegd op het huis van Siegfried Granaat. Op het door Herman Hamburger ondertekende Aangifteformulier van 31 oktober 1945 is ingevuld dat het schilderij oorspronkelijk in bewaring was van Siegfried Granaat. Dit formulier is door de SNK geregistreerd onder nummer Ten slotte is er het Intern Aangifte Formulier van 3 december 1945, eveneens met volgnummer Hierop is vermeld dat het schilderij oorspronkelijk in bezit was van Albert Hamburger, Waldeck Pyrmontlaan 20, Amsterdam Z., echter in bewaring bij S. Granaat, Heerengracht 512, Amsterdam C. 12. Hoewel er dus direct na de oorlog aangifte is gedaan bij de SNK van het bezitsverlies van het thans geclaimde schilderij, heeft dit niet geleid tot een teruggave ervan. Dit was ook niet mogelijk, omdat het schilderij in 1946 niet naar Nederland is gerecupereerd, maar naar België. Het zou tot 1956 duren voordat het schilderij werd overgebracht naar Nederland. Op 17 augustus 1956 berichtte de Nederlandse Ambassade te Brussel dat zij het werk op 9 augustus in ontvangst had genomen. Het is vervolgens verzonden aan het Ministerie van Financiën te Den Haag. Op 14 november 1956 schreef de eerder genoemde mr. J. Jolles in een brief aan dit ministerie over het thans geclaimde schilderij: Op dit schilderij lag beslag van de fiscus en van de Amsterdamsche Bank terwijl het vermoedelijk aan de Heer Herman Hamburger toebehoorde. Namens de Amsterdamsche Bank N.V. kan ik U mededelen, dat deze op het schilderij thans geen aanspraak meer maakt en dat U de claim, door mij te dezer zake ingesteld, als vervallen kunt beschouwen. Daarnaast is een brief aangetroffen van de Directie Bewindvoering van de Generale Thesaurie van het Ministerie van Financiën van 12 april 1957, gericht aan de Nederlandse Ambassade te Bonn. In de brief, die betrekking had op de Nederlandse aanspraak tot restitutie door de Bondsrepubliek Duitsland van het thans geclaimde schilderij, werd medegedeeld dat het ministerie een schilderij van Moeyaart: Bijbelse voorstelling uit België heeft ontvangen en dat de erven Hamburger het ministerie nog zouden inlichten over de identificatie van het schilderij. Verdere correspondentie hierover is niet aangetroffen. 13. Wel zijn documenten aangetroffen over vijf andere werken die voorkomen op de Plietzsch-lijst, zoals onder A,B en C wordt gepreciseerd. A. Het betreft in de eerste plaats een groot stilleven door De Heem (nr. 75) en een stilleven door Willem Kalf (nr.192). Met betrekking tot beide werken zijn door Herman Hamburger op 31 oktober 1945 ondertekende aangifte formulieren aangetroffen, waarop is vermeld dat de schilderijen oorspronkelijk in bewaring waren gegeven aan Siegfried Granaat. Op 24 september 1949 schreef de zoon van de op 21 september 1948 overleden Herman Hamburger, Gilbert Hamburger, vanuit het Ritz Hotel in Londen een brief aan de SNK, waarin hij stelde dat deze 32 33

19 twee stillevens door zijn vader waren gereclameerd, dat vorengenoemde schilderijen deel uitmaakten van de collectie Granaat welke omstreeks 1936 door wijlen Herman Hamburger werd aangekocht in opdracht van Mr. G. Hamburger en dat hij ermede accoord is, dat de bedoelde schilderijen door uwe Stichting ter beschikking van mr. G. Hamburger gesteld worden. Op 4 oktober 1949 had Gustaaf Hamburger aan de SNK geschreven, dat hij een machtiging bijsloot van Gilbert Hamburger tot afgifte aan hem van de schilderijen door Kalff en De Heem. B. Voorts zijn in het archief van de SNK documenten gevonden met betrekking tot het mansportret door Van Mieris (nr. 185). Op een door Herman Hamburger op 31 oktober 1945 ondertekend aangifteformulier is vermeld dat dit schilderij oorspronkelijk in bewaring was gegeven aan Siegfried Granaat. Op een Intern Aangifte Formulier van 3 december 1945 dat betrekking heeft op ditzelfde schilderij is aangegeven dat de aangifte geschiedde door Herman Hamburger, dat het vermiste kunstwerk oorspronkelijk in bezit was van Albert Hamburger, Waldeck Pyrmontlaan 20, Amsterdam Z., echter in bewaring bij S. Granaat, Heerengracht 512, Amsterdam C. en dat het door gedwongen verkoop in bezit was gekomen van Dr. Mühlmann. Het schilderij werd eind 1953 teruggegeven aan de directeur van Hamburger & Co s Bankierskantoor, als gemachtigde van Gustaaf Hamburger, maar pas nadat Gilbert Hamburger had verklaard hiermee in te stemmen. C. Ten slotte zijn er in het archief van de SNK documenten gevonden die betrekking hebben op het mansportret door Hendrik Pot (nr. 191) en het onder nr. 186 genoemde stilleven door De Heem. Met betrekking tot beide werken zijn door Herman Hamburger op 31 oktober 1945 ondertekende aangifte formulieren aangetroffen, waarop is vermeld dat de schilderijen oorspronkelijk in bewaring waren gegeven aan Siegfried Granaat. Op een door de SNK opgestelde en door Gustaaf Hamburger ondertekende verklaring van ontvangst verklaarde deze dat, voordat de werken in handen van de Duitsers kwamen, hij enig rechtmatig eigenaar van de werken was. een aanwijzing dat deze werken kennelijk niet werden beschouwd als eigendom van Gustaaf Hamburger. Voorts is de commissie van oordeel zoals onder de nummers 9 en 10 is uiteengezet dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat het thans geclaimde schilderij ten tijde van de verwerving door de Dienststelle Mühlmann in 1941 in eigendom toebehoorde aan Herman Hamburger. De commissie kent daarom voor de beoordeling van het onderhavige verzoek geen beslissende betekenis toe aan de omstandigheid dat de SNK na de oorlog twee van de op de Plietzsch-lijst genoemde kunstwerken aan Gustaaf Hamburger zou hebben teruggegeven zonder machtiging of toestemming van (de erfgenaam van) Herman Hamburger. 18. Op grond van het vorenstaande meent de commissie dat onvoldoende is komen vast te staan dat het geclaimde schilderij in 1941, ten tijde van de verkrijging door de Dienststelle Mühlmann, in eigendom toebehoorde aan Gustaaf Hamburger. Zij zal daarom adviseren de claim van verzoekster af te wijzen. Conclusie De Restitutiecommissie adviseert de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om de claim van verzoekster af te wijzen. Aldus vastgesteld in de vergadering van 29 juni 2016 door W.J.M. Davids (voorzitter), J.Th.M. Bank, R. Herrmann, P.J.N. van Os, E.J. van Straaten en I.C. van der Vlies (vice-voorzitter), en ondertekend door de voorzitter en de secretaris. (W.J.M. Davids, voorzitter) (R.A.M. Nachbahr, secretaris) Beoordeling claim 14. Het verzoek om teruggave betreft een cultuurgoed dat onderdeel is van de NK-collectie. Nu het onderhavige verzoek werd ingediend na 30 juni 2015, dient de commissie over dit verzoek te adviseren naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Ook bij een beoordeling naar deze maatstaven geldt dat pas kan worden geadviseerd tot teruggave van een geclaimd cultuurgoed, indien het eigendomsrecht in hoge mate aannemelijk is gemaakt en er geen aanwijzingen zijn die dat tegenspreken, zoals verwoord in de achtste aanbeveling van de Commissie Ekkart uit Zoals volgt uit de toelichting op deze aanbeveling, wordt sluitend bewijs voor de eigendom niet gevraagd van de (erfgenamen van) de toenmalige eigenaar. 15. De documenten genoemd onder 6 tot en met 8 geven een beschrijving van de vooroorlogse eigendomssituatie van het geclaimde schilderij. Uit het document van 20 mei 1930 volgt dat het geclaimde schilderij toen is verworven van Granaat door de bank, onder meer onder de voorwaarde dat Granaat het diende terug te kopen op het moment dat de bank dit verzocht. Toen de bank daar in 1936 om verzocht en Granaat daartoe niet in staat was, heeft de bank het geclaimde schilderij verkocht aan Herman Hamburger. Dit blijkt uit de door Granaat geciteerde brief van de bank aan hem van 18 juni Het geclaimde schilderij werd hierna door Granaat bewaard voor Herman Hamburger in het pand Herengracht 512, vanwaar het uiteindelijk door de Dienststelle Mühlmann is meegenomen. Er zijn geen aanwijzingen dat het geclaimde schilderij op dat moment (weer) eigendom was geworden van de bank of van Gustaaf Hamburger. 16. Bij toezending van het feitenoverzicht is aan verzoekster de vraag voorgelegd op grond waarvan zij, hoewel er geen aanwijzingen zijn dat zij erfgenaam is van Herman Hamburger, aanspraak meent te kunnen maken op teruggave van het geclaimde schilderij. Verzoekster heeft in haar reactie gesteld dat de documenten, die betrekking hebben op de naoorlogse teruggaven van andere kunstwerken op de Plietzschlijst door de SNK aan Gustaaf Hamburger, een aanwijzing vormen dat de daadwerkelijke eigenaar (verzoekster heeft het over de beneficial owner ) van het thans geclaimde schilderij Gustaaf Hamburger was. Volgens verzoekster is een aantal kunstwerken op de Plietzsch-lijst, met een vergelijkbare herkomstgeschiedenis als het thans geclaimde schilderij, na de oorlog aan Gustaaf Hamburger teruggegeven. Het thans geclaimde schilderij zou daarom nu aan haar moeten worden teruggegeven. 17. Alle schilderijen op de Plietzsch-lijst maakten deel uit van de transactie tussen Siegfried Granaat en de N.V. Hamburger & Co s Bankierskantoor van 20 mei Van vijf schilderijen hiervan wordt hierboven beschreven wat er na de oorlog mee is gebeurd. Het groot stilleven door De Heem, en de schilderijen door Kalf en Van Mieris zijn door de SNK teruggegeven aan Gustaaf Hamburger, maar pas nadat de erfgenaam van Herman Hamburger, Gilbert Hamburger, daarvoor een machtiging of toestemming had gegeven. Het stilleven door De Heem en het schilderij door Hendrik Pot zijn teruggegeven aan Gustaaf Hamburger. Of Gilbert Hamburger ook voor deze teruggaven toestemming heeft verleend, is niet bekend. Hoewel dus vijf werken op de Plietzsch-lijst met een vergelijkbare herkomstgeschiedenis als het thans geclaimde schilderij na de oorlog zijn teruggegeven aan Gustaaf Hamburger, vormt het feit dat voor de teruggave van drie van deze werken machtiging of toestemming vereist was van Gilbert Hamburger juist 5. Advies inzake het schilderij Kinderen aan het strand door Isaac Israels (zaaknummer RC 1.149) Op 27 maart 2014 verzocht de heer AA te BB, mede namens zijn neef CC te DD, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de minister) om restitutie van het schilderij Kinderen aan het strand door Isaac Israels, dat deel uitmaakt van de collectie van Museum Arnhem. Bij brief van 15 augustus 2014 heeft de minister de Restitutiecommissie (hierna: de commissie) verzocht over dit verzoek te adviseren als ware het een rijkscollectiezaak, waarmee het Museum Arnhem heeft ingestemd. Beoordelingskader Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit adviescommissie restitutieverzoeken cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog, zoals gewijzigd in 2012, is er een commissie die tot taak heeft de minister op diens verzoek te adviseren over de te nemen beslissingen op verzoeken om teruggave van cultuurgoederen waarover de oorspronkelijke eigenaar door omstandigheden die direct verband hielden met het naziregime onvrijwillig het bezit heeft verloren en die: a. onderdeel zijn van de NK-collectie; of b. tot het overige deel van de rijkscollectie behoren. Ingevolge het vijfde lid adviseert de commissie over verzoeken als bedoeld in het eerste lid, onder b, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. De procedure Aanleiding voor het restitutieverzoek was de vermelding van het geclaimde schilderij op de website Museale Verwervingen vanaf 1933, een online database betreffende museale objecten waarvan zoals in die website wordt weergegeven de herkomstgeschiedenis verwijst naar roof, confiscatie, gedwongen verkoop of andere verdachte omstandigheden die hebben plaatsgevonden tijdens het naziregime. Naar aanleiding van het adviesverzoek van de minister heeft de commissie een onderzoek naar de feiten ingezet. Onderwijl heeft verzoeker per brief van 7 oktober 2014 een voorlopig rapport overgelegd met de resultaten van eigen onderzoek, aangevuld met nadere eigen onderzoeksresultaten op 3 november Tevens heeft hij verzocht om een gesprek met de commissie. Op 19 februari 2015 heeft in het kader van de opzet van het onderzoek een gesprek plaatsgevonden tussen verzoeker, de voorzitter en twee onderzoekers van de commissie. In vervolg hierop heeft op 12 maart 2015 een gesprek plaatsgevonden tussen verzoeker en twee onderzoekers. De resultaten van het door de commissie verrichte feitenonderzoek zijn neergelegd in een feitenoverzicht van 9 november 2015, dat is toegezonden aan verzoeker en de minister. De minister heeft hierop gereageerd bij brief 34 35

20 van 24 maart Verzoeker heeft gereageerd bij van 28 maart Intussen heeft de commissie op één punt aanvullend onderzoek verricht. De resultaten van dit nadere onderzoek zijn per brief van 21 april 2016 aan partijen toegezonden. Op 23 mei 2016 heeft een mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Verzoeker is daar verschenen, bijgestaan door EE, curator van Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Namens de minister zijn verschenen FF, beleidsmedewerker, en GG, adviseur rijkscollectie. Namens het Museum zijn verschenen HH en II. Een gespreksverslag is op 2 juni 2016 toegezonden aan partijen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft verzoeker betoogd dat de commissie meer onderzoek had kunnen verrichten, zoals onder meer in archieven over Hausraterfassung, SD ers en SS ers en in de archieven van het Militair Gezag. De commissie is het hier niet mee eens. Er is door de commissie en door de verzoeker zelf zeer uitgebreid onderzoek verricht. De commissie heeft daarvan verslag gedaan in het feitenoverzicht en de aanvullende brief, voor zover het relevante gegevens heeft opgeleverd. Voorts heeft verzoeker niet aangegeven naar welke gegevens volgens hem zou moeten worden gezocht en in welk opzicht die relevant kunnen zijn. Nader onderzoek, als door verzoeker voorgestaan, zou zeer bewerkelijk zijn geweest met een te verwaarlozen kans op het vinden van relevante gegevens. Gelet op een en ander meent de commissie dat dit in redelijkheid niet van haar kan worden gevergd. Overwegingen 1. Verzoeker vraagt restitutie van het schilderij Kinderen aan het Strand door Isaac Israels, dat deel uitmaakt van de collectie van het Museum Arnhem onder inventarisnummer GM Verzoeker identificeert dit kunstwerk als een schilderij dat tijdens de Tweede Wereldoorlog uit het huis van zijn grootvader JJ is geroofd door de Duitse bezetter. De commissie heeft kennis genomen van enkele erfrechtelijke stukken betreffende de nalatenschap van JJ en diens tweede echtgenote. Op basis daarvan ziet zij geen aanleiding om te twijfelen aan de positie van verzoeker als één van de rechthebbenden op de nalatenschap van zijn grootvader JJ. 2. De voor de beoordeling van het restitutieverzoek relevante feiten zijn vastgesteld op basis van het onderzoek van verzoeker, het door de commissie opgestelde feitenoverzicht van 9 november 2015, de daarop ontvangen reacties, het aanvullende onderzoek door de commissie en de gegevens verstrekt tijdens de mondelinge behandeling. In de volgende overwegingen wordt volstaan met een samenvatting. JJ 3. JJ werd op 21 juni 1884 geboren te Amsterdam. Hij huwde KK, die in 1935 overleed. Uit het huwelijk werden vijf kinderen geboren, onder wie LL, de vader van verzoeker. Gedurende de bezetting is JJ met zijn tweede echtgenote, bij wie hij geen kinderen had, gedeporteerd en vermoord in Auschwitz. Een groot deel van zijn familie werd slachtoffer van de jodenvervolging. LL en CC, een kleinzoon van JJ, overleefden de oorlog. 4. Uit archiefstukken blijkt dat de woning van JJ aan de Berkelstraat 19hs te Amsterdam in februari 1943 is leeggehaald ( gepulst ) door de nazi-autoriteiten. Bij deze ontruiming zijn alle in het huis aanwezige voorwerpen in beslag genomen. Verzoeker heeft de commissie een inventarislijst toegezonden, afkomstig uit het archief van zijn vader, betreffende de meegenomen huisraad van Berkelstraat 19hs. Op de lijst is onder de kop Salon melding gemaakt van 4 schilderijen, waaronder 1 Isreal. Bij het laatste woord is sprake van een kennelijke typefout die de commissie hier en in het vervolg verbeterd leest als: Israels. Op de lijst ontbreken nadere gegevens, zoals de voorletter of voornaam van deze Israels, de op het desbetreffende schilderij weergegeven voorstelling, de afmetingen en het gebruikte materiaal. Het geclaimde schilderij 5. Verzoeker stelt dat de geroofde Israels uit het huis van zijn grootvader te identificeren is als het schilderij Kinderen aan het strand door Isaac Israels, dat nu onder inventarisnummer GM05019 deel uitmaakt van de collectie van Museum Arnhem. Dit werk betreft een olieverfschilderij op karton dat op paneel is geplakt. De afmetingen zijn 41 x 57,5 cm. Op het schilderij zijn drie kinderen afgebeeld die aan het strand op drie ezels rijden. 6. Uit de bij het onderzoek geraadpleegde archiefstukken blijkt dat het geclaimde werk na de Tweede Wereldoorlog is aangetroffen te Velp, nabij Arnhem, in een huis dat door een uit Amsterdam afkomstige S.D. man bewoond is geweest. Het kunstwerk is destijds overhandigd aan het hoofd van de lokale Politieke Opsporings Dienst, commissaris M.O.F. van der Heul. In naoorlogse verslagen is vermeld dat commissaris Van der Heul diverse pogingen heeft ondernomen om te achterhalen wie de eigenaar van het kunstwerk was. Zo liet hij een aantal maanden na de bevrijding een oproep plaatsen in een Amsterdamse krant, maar deze poging bleef zonder resultaat. Uiteindelijk nam Van der Heul contact op met F.W. van der Haagen, het hoofd van de Rijksinspectie Kunstbescherming Roerende Goederen te Arnhem, aan wie hij medio januari 1946 het schilderij overdroeg. Van der Haagen, die het schilderij in bewaring nam voor de Stichting Nederlands Kunstbezit (hierna: SNK), heeft het kunstwerk op enig moment overgedragen aan het Gemeentemuseum Arnhem, de voorloper van het huidige Museum Arnhem. 7. Kinderen aan het strand door Isaac Israels Het restitutieverzoek 7. De onder 6 weergegeven herkomstgegevens zijn in oktober 2013 gepubliceerd op de website Museale Verwervingen vanaf Deze publicatie vormde de aanleiding voor het restitutieverzoek van AA. 8. Verzoeker stelt dat het thans in Arnhem aanwezige schilderij hetzelfde schilderij is als de vermiste Israels uit het bezit van zijn grootvader. Daarbij verwijst verzoeker naar de onder 4 genoemde inventarislijst, gecombineerd met de volgende factoren: a) het gegeven dat zijn vader LL dikwijls aan verzoeker heeft verteld dat in zijn ouderlijk huis een schilderij van Isaac Israels aanwezig was: Mijn vader LL (1910) heeft zolang ik mij kan heugen verteld dat er bij hem thuis (het ouderlijk huis) een Izaak Israëls aanwezig was. ( ) De velours gordijnen dicht en dan in het schijnsel van het licht naar het schilderij kijken en wegdromen. JJ, die kleermaker was, zou het schilderij direct van Isaac Israels hebben gekregen als tegenprestatie voor het maken van een kostuum. Verzoeker geeft aan dat zijn vader bij het ophalen van deze herinneringen soms verwees naar familieuitjes in de badplaats Zandvoort: Pa vertelde dat misschien 1 maal per jaar ze met de Kikker (de Blauwe Tram) naar Zandvoort gingen wat een onverwoestbare indruk had gemaakt op een jongen toen van 5-6 jaar oud. Die uitjes naar Zandvoort (...) waren de familiesamenkomsten. b) het feit dat LL in de jaren tachtig een reproductie heeft aangeschaft van een schilderij van Isaac Israels waarop kinderen zijn afgebeeld die aan het strand op ezels rijden: Wat verder duidelijk was dat het schilderij KahS [Kinderen aan het strand, RC] belangrijk voor hem was. Zonder te zeggen waarom, hing er in de jaren 80 ineens een reproductie van 3 ezels en meisjes en een persoon boven zijn bureau in zijn werkkamer

21 Deze reproductie is van een bekend schilderij door Isaac Israels uit de collectie van het Rijksmuseum Amsterdam (inv.nr. SK-A-3597). De voorstelling toont veel overeenkomsten met die van het thans geclaimde werk. De reproductie is nog altijd in bezit van de familie [...] en is tijdens de mondelinge behandeling getoond. Verzoeker voert aan dat zijn vader deze reproductie had opgehangen, omdat de afbeelding hem deed denken aan de geroofde Israels uit zijn jeugd. In de gelijkenis tussen de voorstelling op de reproductie die zijn vader bezat en die van het geclaimde werk in Arnhem ziet verzoeker dan ook bewijs voor zijn stelling dat het schilderij in Arnhem te identificeren is als het geroofde kunstwerk uit het bezit van zijn grootvader. 9. Ter onderbouwing van zijn claim heeft verzoeker uitgebreid (kunst)historisch onderzoek verricht in uiteenlopende archieven. In het hiernavolgende zullen de onderzoeksresultaten van verzoeker, voor zover voor dit advies relevant, aan de orde komen. Beoordeling claim 10. Op grond van het Instellingsbesluit adviseert de commissie in rijkscollectie-zaken, voor zover die geen NK-werken betreffen, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, waarbij de commissie is opgedragen groot gewicht toe [te kennen] aan de omstandigheden van de verwerving door de bezitter en de mogelijkheid van kennis van de verdachte herkomst ten tijde van de verwerving van het betrokken cultuurgoed (Instellingsbesluit, art. 2, lid 6). In dit verband signaleert de commissie dat het in de onderhavige zaak geclaimde schilderij een opvallende herkomstgeschiedenis heeft. Het kunstwerk is direct na de bevrijding in beslag genomen na te zijn aangetroffen in de woning van een SD-man in Velp. Nadien is het werk in bewaring genomen door de SNK, die het heeft afgegeven aan het Gemeentemuseum Arnhem, dat als zijn opvolger het Museum Arnhem heeft, waar het thans nog berust. Uit bij het onderzoek aangetroffen notulen van vergaderingen van de Raad van Toezicht van het Gemeentemuseum blijkt dat deze afgifte destijds plaatsvond, onder voorwaarde dat teruggave aan de eigenaar plaats heeft, indien deze zich aanmeldt. De commissie oordeelt dat deze herkomst-geschiedenis sterke overeenkomsten vertoont met kunstwerken uit de NK-collectie, die uit vijandelijk bezit werden gerecupereerd en ter hand van de SNK werden gesteld met het doel ze aan de rechtmatige eigenaar te restitueren. In de onderhavige zaak ziet de commissie dan ook aanleiding om zich, conform de beoordeling van NK-zaken, te laten leiden door de aanbevelingen van de commissie Ekkart uit 2001, voor zover van overeenkomstige toepassing. 11. De commissie ziet zich in de eerste plaats voor de vraag gesteld of het geclaimde werk in Arnhem te identificeren is als de van JJ geroofde Israels. Op grond van de achtste aanbeveling van de Commissie Ekkart uit 2001, kan tot teruggave worden overgegaan indien het eigendomsrecht in hoge mate aannemelijk is gemaakt en er geen aanwijzingen zijn die dat tegenspreken. 12. De commissie constateert dat op grond van de onder 4 genoemde inventarislijst uitsluitend kan worden vastgesteld dat JJ een schilderij van Israels in zijn bezit had. Of deze vermelding betrekking heeft op een werk van Jozef Israëls of van Isaac Israels blijkt evenwel niet uit de inventarislijst. Evenmin is op de lijst aangegeven wat er op het geroofde schilderij was afgebeeld, welk materiaal was gebruikt en wat de afmetingen waren. 13. Om nadere schriftelijke gegevens over het door JJ vermiste schilderij te achterhalen, hebben zowel verzoeker als de commissie onderzoek gedaan in het archief van de SNK. Bij dit onderzoek zijn geen documenten aangetroffen die betrekking hebben op van JJ geroofde kunstwerken. De commissie heeft vervolgens in het SNK-archief de aangifteformulieren doorzocht waarmee na de oorlog kunstwerken als vermist zijn opgegeven. Bij dit onderzoek zijn twee formulieren gevonden die betrekking hebben op olieverfschilderijen door Isaac Israels met het thema ezeltjerijden aan het strand. In beide gevallen, die geen verband hebben met de familie [ ], gaat het om een schilderij dat tijdens de Tweede Wereldoorlog door de nazi s is geroofd uit het huis van een joodse inwoner van Amsterdam en dat na de oorlog niet is teruggevonden. Het schilderij op het eerste formulier is omschreven als een Strandgezicht met 2 ezeltjes en figuren, er is geen hemel of wolken op geschilderd. Een zomersche dag. Tinten roze grijs en beige meen ik. Het betrof een schilderij met vergulden lijst met de afmetingen ongeveer 42-60cm. Op het tweede formulier is het vermiste werk omschreven als een Schilderij met gouden lijst, voorstellend Ezeltje rijden op strand. Een der dames is geloof ik geweest Freule van Schimmelpenninck - hofdame van hare Majesteit. Dit werk had volgens de aangifte de afmetingen 55 cm bij 45cm. De commissie heeft nader onderzoek gedaan naar aanleiding van deze aangiften doch dit heeft niets opgeleverd. 14. Op grond van het voorgaande stelt de commissie vast dat bij het onderzoek geen schriftelijke bronnen zijn aangetroffen waaruit meer gegevens zijn af te leiden over de voorstelling, de afmetingen en het gebruikte materiaal van het schilderij dat JJ in bezit had. Wel blijkt uit onderzoek in het SNK-archief dat tijdens de oorlog in elk geval twee olieverfschilderijen door Isaac Israels met de voorstelling ezeltjerijden aan het strand uit de inboedel van twee andere joodse Amsterdammers zijn geroofd. Deze schilderijen zijn na de oorlog niet teruggevonden en zijn waarschijnlijk nog altijd vermist. Op voorhand mag evenwel niet worden uitgesloten dat het bij één van deze twee schilderijen gaat om het schilderij dat zich thans in Arnhem bevindt. 15. Voorts heeft de commissie onderzoek gedaan naar aanwijzingen in de herkomst-geschiedenis van het thans geclaimde werk die zouden kunnen verwijzen naar voormalig bezit van JJ. Daarbij heeft de commissie mede gebruik kunnen maken van de resultaten van het uitvoerige onderzoek verricht door verzoeker. De commissie constateert dat op grond van de beschikbare documentatie geen directe verbinding kan worden gelegd tussen het geclaimde kunstwerk in Arnhem en JJ als voormalig eigenaar. Hoewel de commissie op grond van de oorlogsgeschiedenis van het geclaimde schilderij zoals omschreven in overweging 6 van mening is dat het werk waarschijnlijk afkomstig is uit Amsterdam en een herkomst heeft die verwijst naar roof of confiscatie, zijn in de aanwezige archiefbronnen geen verwijzingen aangetroffen naar JJ, noch naar enige andere inboedel of collectie waaruit het schilderij afkomstig kan zijn geweest. 16. Op zoek naar meer informatie, heeft verzoeker getracht de naam te achterhalen van de in de stukken genoemde uit Amsterdam afkomstige S.D. man, in wiens huis in Velp het schilderij na de oorlog is aangetroffen. Op grond van uitvoerig archiefonderzoek is verzoeker overtuigd dat hij de identiteit van deze SD er heeft achterhaald. De commissie heeft de door verzoeker aangevoerde argumenten zorgvuldig gewogen, maar kan zijn stellingen hieromtrent niet volgen. Dat de door verzoeker aangevoerde persoon, die uit Amsterdam afkomstig zou zijn, daadwerkelijk degene is geweest die het werk naar Velp heeft meegenomen, blijkt niet uit de stukken. Daarbij neemt de commissie in overweging dat vele andere scenario s denkbaar zijn. In Velp was het Arnhemse Einsatzkommando van de SD gevestigd. Toen na de geallieerde invasie in Normandië het Duitse bezettingsregime in juni 1944 zijn burelen vanuit Den Haag naar Gelderland verhuisde, werd het Referat IV B 4 van de Gestapo (het Judenreferat ) gevestigd aan de Velperstraat te Velp, waar het tot februari 1945 dienst deed. Hieruit blijkt dat er gedurende de bezetting verscheidene SD ers in de regio Velp woonachtig zijn geweest, onder wie er ook zullen zijn geweest die afkomstig waren uit Amsterdam. Voorts overweegt de commissie dat ook indien de identiteit van de SD er onomstotelijk vast zou staan, deze niet zonder meer doorslaggevend is voor de identificatie van het thans geclaimde kunstwerk als het door JJ verloren schilderij. 17. Verzoeker betoogt dat JJ het thans geclaimde kunstwerk heeft verworven van de schilder Isaac Israels zelf, als tegenprestatie voor de levering van een door JJ geproduceerd kledingstuk. Daartoe voert verzoeker aan dat zowel zijn grootvader als Isaac Israels in dezelfde periode werkzaam zijn geweest in het gebouw van modehuis Hirsch & Cie te Amsterdam. Bij het onderzoek van de commissie zijn aanwijzingen aangetroffen die deze stelling van verzoeker onzeker maken. De commissie verwijst naar een catalogus uitgegeven ter gelegenheid van een veiling bij Frederik Muller & Co. te Amsterdam op 19 maart In deze catalogus is een schilderij vermeld van Isaac Israels. Het betreft een olieverfschilderij op karton op paneel met de afmetingen 41 x 57,5 cm. Daarbij is de volgende omschrijving opgenomen: Excursion sur la plage / Par une superbe journée d été, trois jeunes filles sont sorties pour se promener sur des ânes le long de la plage; leurs feutres écarlates et leurs costumes clairs égaient, par leur éclat, le fond blue formé par la mer. De commissie constateert dat zowel het gebruikte materiaal, als de afmetingen en de omschrijving van de voorstelling van dit schilderij exact overeenkomen met de specificaties van het thans geclaimde kunstwerk. De commissie is dan ook van oordeel dat er ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de vermelding in de catalogus uit 1907 verwijst naar het thans geclaimde kunstwerk. Aantekeningen in de catalogus wijzen erop dat het schilderij op de veiling voor 200 gulden is verkocht aan de Amsterdamse kunsthandel Frans Buffa & Zn., hetgeen onverenigbaar is met het door verzoeker geschetste scenario. De commissie merkt nog op dat nader onderzoek door een medewerker van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD) in het archief van Frans Buffa & Zn. geen nadere gegevens heeft opgeleverd over het geveilde werk. 18. Nu in het aanwezige archiefmateriaal geen directe of indirecte gegevens zijn aangetroffen die verwijzen naar JJ als voormalig eigenaar van het thans geclaimde werk, ziet de commissie zich voor de vraag gesteld welk gewicht, in samenhang met de overige bekende feiten, moet worden toegekend aan de onder 8 verwoorde herinnering van de vader van verzoeker en het feit dat hij een reproductie had aangeschaft van een schilderij in het Rijksmuseum dat overeenkomsten vertoont met het thans geclaimde werk. Om deze vraag goed te kunnen beantwoorden, heeft de commissie onderzoek gedaan naar de hoeveelheid schilderijen met de voorstelling ezeltjerijden aan het strand die in het oeuvre van Isaac Israels vertegenwoordigd zijn. Uit dit onderzoek blijkt dat Isaac Israels duizenden schilderijen heeft vervaardigd, waarvan een aanzienlijk aantal een strandtafereel met het thema ezeltjerijden voorstelt. De commissie baseert zich daarbij onder meer op een publicatie van kunsthistoricus Antoon Erftemeijer uit 2007 over de Hollandse en Italiaanse strandtaferelen van Isaac Israels. In deze publicatie is vermeld dat van de ongeveer 100 bekende olieverfwerken met dit thema er ongeveer 35 specifiek zijn gewijd aan kinderen die ezeltje rijden langs het strand. De commissie merkt op dat de genoemde aantallen niet meer dan een indicatie vormen en in werkelijkheid vermoedelijk groter zijn, aangezien naast de gedocumenteerde, bekende kunstwerken door Isaac Israels die veelal een onduidelijke herkomstgeschiedenis of verblijfplaats hebben nog regelmatig tot dusver onbekende exemplaren worden ontdekt. Verzoeker stelt dat de compositie van acht van deze werken, waaronder het thans geclaimde schilderij, wat betreft details als de richting van de koppen van de ezels, het aantal kinderen en de achtergrond vrijwel identiek is aan de afbeelding op de reproductie die zijn vader had aangeschaft. Verzoeker maakt hieruit op dat de deelverzameling van schilderijen waartoe het door zijn grootvader verloren kunstwerk moet behoren, relatief klein is. De commissie onderschrijft deze stelling niet. De reproductie deed de vader van verzoeker denken aan het schilderij uit het ouderlijk huis. Daaruit mag niet de conclusie worden getrokken dat de 38 39

22 reproductie ook in details overeenkomt met het schilderij in het ouderlijk huis. Dit klemt temeer omdat de reproductie er een is van het schilderij in het Rijksmuseum die de voor het publiek gemakkelijkst verkrijgbare is en waarmee naar mededeling van verzoeker zijn vader in de jaren tachtig thuis is gekomen naar aanleiding van de grote Isaac Israelstentoonstelling in de Beurs van Berlage in Amsterdam. 19. Niet kan worden uitgesloten dat de omschrijving van het schilderij met alleen de familienaam van de schilder Israels op de inventarislijst van de geconfisqueerde inboedel van JJ, gelet op de weergave van verzoeker van de herinneringen van zijn vader en diens aanschaf van een op het geclaimde werk gelijkende reproductie, van toepassing is op het thans geclaimde werk uit de collectie van Museum Arnhem. De commissie is evenwel van oordeel dat deze omstandigheden, zonder ondersteuning door nadere gegevens, onvoldoende zijn om het geclaimde werk met voldoende aannemelijkheid te kunnen identificeren als het uit het bezit van JJ geroofde schilderij. Hierbij speelt mede een rol dat de voorstelling op het geclaimde werk een thema is dat dikwijls voorkomt in het oeuvre van Isaac Israels. Bovendien kan de commissie niet voorbij gaan aan het onder overweging 13 omschreven feit dat de nazi s in de Tweede Wereldoorlog in elk geval twee schilderijen door Isaac Israels met het thema ezeltjerijden op het strand van andere joodse Amsterdammers hebben geroofd. 20. Alle feiten en omstandigheden tezamen genomen, is de commissie van oordeel dat niet in hoge mate aannemelijk is gemaakt dat het schilderij Kinderen aan het strand door Isaac Israels uit de collectie van Museum Arnhem uit het bezit van JJ is geroofd. De commissie zal de minister dan ook adviseren het verzoek om teruggave af te wijzen. Conclusie De Restitutiecommissie adviseert de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om het restitutieverzoek van AA af te wijzen. Aldus vastgesteld op 20 juli 2016 door W.J.M. Davids (voorzitter), J.Th.M. Bank, R. Herrmann, P.J.N. van Os, E.J. van Straaten, H.M. Verrijn Stuart (leden) en I.C. van der Vlies (vice-voorzitter), en ondertekend door de voorzitter en de secretaris. (W.J.M. Davids, voorzitter) (R.A.M. Nachbahr, secretaris) 8. De vioolspeler door F. van Mieris I (NK 2772) 6. Advies inzake De Haan (II) (zaaknummer RC 1.150) Bij brief van 7 juli 2014 heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de minister) de Restitutiecommissie (hierna: de commissie) om advies gevraagd over het verzoek van 29 mei 2014 van AA (hierna: verzoekster) tot teruggave van zeven schilderijen die deel uitmaken van de Nederlands Kunstbezitcollectie (hierna: NK-collectie). Volgens verzoekster heeft haar oom, Simon de Haan, deze schilderijen tijdens de Tweede Wereldoorlog onvrijwillig verkocht, onder druk van omstandigheden die direct verband hielden met het naziregime. Het verzoek betreft de volgende werken. NK 1416 P. Coecke van Aelst, Drieluik: Aanbidding der Wijzen (midden); Maria in aanbidding voor het Christuskind (links); presentatie van Christus in de tempel (rechts) NK 1509 navolger van B. Fabritius, Man met baard NK 1536 anoniem, Romeinse capricio NK 1862 J.F. van Douven, Jachtgezelschap rustend aan de zoom van een bos NK 1910 H. Goltzius, Diana en haar nimfen ontdekken de zwangerschap van Calisto NK 2583 J.J. van Goyen, IJsgezicht met schaatsers bij een dorp NK 2772 F. van Mieris I, De vioolspeler Beoordelingskader Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit adviescommissie restitutieverzoeken cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog, zoals gewijzigd, is er een commissie die tot taak heeft de minister op diens verzoek te adviseren over de te nemen beslissingen op verzoeken om teruggave van cultuurgoederen waarover de oorspronkelijke eigenaar door omstandigheden die direct verband hielden met het naziregime onvrijwillig het bezit heeft verloren en die: a. onderdeel zijn van de NK-collectie; of b. tot het overig bezit van de Staat der Nederlanden behoren. Ingevolge het vierde lid adviseert de commissie over verzoeken als bedoeld in het eerste lid, onder a, ingediend bij de minister voor 30 juni 2015, met inachtneming van het rijksbeleid ter zake. De procedure en eerdere adviezen De aanleiding voor het restitutieverzoek was een bezoek van verzoekster aan de tentoonstelling Geroofd, maar van wie? in Na daaropvolgend contact tussen verzoekster en Bureau Herkomst Gezocht (hierna: BHG) heeft verzoekster in eerste instantie in 2007, 2009 en 2010 de toenmalige staatssecretaris van OCW verzocht om teruggave van 23 NK-werken, waaronder de zeven thans geclaimde werken. De staatssecretaris heeft de commissie verzocht om advies uit brengen over dit verzoek. Het betrof zaak RC Hangende die adviesprocedure heeft verzoekster haar claim op de zeven thans geclaimde NK-werken en twee andere NK-werken ingetrokken. Het uiteindelijke advies in zaak RC van 13 oktober 2011, dat strekte tot afwijzing van de claim van verzoekster, had derhalve betrekking op 14 NK-werken. Bij besluit van 3 november 2011 heeft de staatssecretaris het restitutieverzoek afgewezen. Verzoekster heeft de minister verzocht dit besluit te herzien. Naar aanleiding van dit verzoek heeft de minister de commissie op 27 januari 2014 verzocht om een hernieuwd advies. Deze procedure bij de commissie stond geregistreerd onder RC Op 18 mei 2015 adviseerde de commissie de minister om het besluit van 3 november 2011 in stand te laten. Bij brief van 29 mei 2014 heeft verzoekster de minister alsnog verzocht om restitutie van de zeven bovengenoemde NK-werken. De minister heeft deze claim voorgelegd aan de commissie voor advies. De commissie heeft een onderzoek naar de feiten uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in een conceptonderzoeksrapport van 14 december Verzoekster heeft hierop gereageerd bij brief van 31 maart Naar aanleiding van deze reactie heeft de commissie aanvullend onderzoek verricht. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in een Conceptverslag van 8 juni Dit verslag is voor reactie aan verzoekster toegezonden. Verzoekster heeft gereageerd bij brief van 3 juli Op 5 september 2016 heeft een mondelinge behandeling plaats gevonden. Namens verzoekster zijn daar verschenen haar echtgenoot de heer BB en haar dochter CC. Een verslag van deze mondelinge behandeling is toegezonden aan verzoekster. Naar aanleiding van deze mondelinge behandeling heeft de commissie aanvullend 26 Voor raadpleging van dit advies zie het Verslag 2011, pag. 62 t/m 66 of de website van de Restitutie commissie. 27 Voor raadpleging van dit advies zie het Verslag 2015, pag. 43 t/m 47 of de website van de Restitutie commissie

23 onderzoek verricht. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in een verslag van 10 oktober Dit is voor reactie toegezonden aan verzoekster. Verzoekster heeft hierop gereageerd bij brief van 25 oktober De commissie heeft het onderzoeksrapport vastgesteld op 8 november Verzoekster heeft zowel schriftelijk als, uitvoerig, tijdens de mondelinge behandeling als bezwaar tegen de werkwijze van de commissie aangevoerd dat het conceptonderzoeksrapport geen weging van de weergegeven feiten bevat. De commissie acht dit bezwaar niet gegrond. De werkwijze van de commissie houdt in dat eerst een onderzoek plaatsvindt naar de relevante feiten, waarna deze worden samengevat in een conceptrapport. Een weging van de feiten blijft in dit stadium achterwege omdat het niet juist zou zijn als de commissie de feiten al zou interpreteren voordat verzoekster de gelegenheid heeft gehad om op deze vaststelling van de feiten te reageren. Ook zou daarmee het onderzoek en de advisering door elkaar gaan lopen. Bij brief van 6 juli 2016 is dit ook aan verzoekster meegedeeld. Overwegingen 1. Verzoekster is enig erfgename van haar oom Simon de Haan (hierna ook: De Haan), zoals blijkt uit een verklaring van erfrecht, verleden op 1 september 2010 voor mr. M.R. Meijer, notaris te Amsterdam. 2. De relevante feiten zijn in het onderzoeksrapport van 8 november 2016 beschreven. Hier wordt volstaan met de volgende samenvatting. Simon de Haan (hierna: De Haan) werd op 6 juni 1901 te Amsterdam geboren als zoon van Salomon de Haan en Abigaël Buitenkant. Simon de Haan was van joodse afkomst. Op een gezinskaart in het Haags Gemeentearchief is over De Haan vermeld dat hij zichzelf Henri Simon De Haan noemde. Hij stond ook bekend als Hans de Haan. Op 5 april 1933 trad De Haan in het huwelijk met Elsbeth Dorothea Hilda Haufschild, welk huwelijk blijkens de onder 1 genoemde verklaring van erfrecht later (waarschijnlijk) door echtscheiding is ontbonden. Uit onderzoek blijkt dat De Haan vanaf 1929 afwisselend in Den Haag en Amsterdam woonde. De laatst geregistreerde verblijfplaats van De Haan was de Surinamestraat 22 te Den Haag. Dit adres was ook het woonadres van Eduard Hollander (hierna: Hollander), van wie onder meer bekend is dat hij De Haan als advocaat heeft bijgestaan. 3. De Haan was werkzaam in de kunsthandel. Uit het archief van het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te s-gravenhage blijkt dat De Haan met Hendrik Maas Szn. vanaf 1929 directeur was van de N.V. Internationale Kunsthandel (hierna: Galerie Internationale) te Den Haag. Deze kunsthandel had een filiaal in Amsterdam. Na enkele jaren eindigden de werkzaamheden van De Haan voor het bedrijf. Dit blijkt uit een aangifte van Maas op 17 september 1934 bij hethandelsregister te Amsterdam, waarin sprake is van het ontslag van De Haan en van de opheffing van het Amsterdamse filiaal van de Galerie Internationale. 4. Bij het onderzoek van de commissie zijn gegevens aangetroffen waaruit blijkt dat De Haan actief bleef in de kunsthandel. Zo heeft de Tilburgse kunstverzamelaar H.F.J. Weijers na de oorlog verklaard dat De Haan voor hem optrad als bemiddelaar bij de aankoop van bijna zijn gehele verzameling. Een andere bron is het archief Hoogendijk in het RKD, waarin een overzicht van een accountantskantoor is aangetroffen met de kop H.S. de Haan, s Gravenhage, in rekening courant met D.A. Hoogendijk & Co, betreffende verrekeningen/transacties gedateerd februari december Op dit overzicht worden onder meer schilderijen vermeld, dikwijls met notities over de in- en verkoop van de betreffende werken en/of over betaalde commissies. Geen van de genoemde kunstwerken komt overeen met één van de thans geclaimde schilderijen. Uit een door verzoekster in RC overgelegde lijst met als titel Aankopen Simon de Haan op de veilingen van Mak van Waay blijkt dat De Haan in deze periode bij twaalf door dit veilinghuis gehouden veilingen als koper wordt genoemd. Ook kocht en verkocht De Haan bij het veilinghuis Van Marle & Bignell in Den Haag. Geen van de aankopen heeft betrekking op een thans geclaimd schilderij. 5. Uit aangetroffen documentatie blijkt verder dat De Haan voor de oorlog actief was als inkoper voor de Amsterdamse kunsthandel J. Goudstikker N.V., die onder leiding stond van de joodse Jacques Goudstikker. Na de Duitse inval in Nederland zette De Haan deze werkzaamheden als kunstinkoper/ bemiddelaar voort, ook nadat het bedrijf was overgenomen door de Duitser Alois Miedl, die onder de naam Voorheen J. Goudstikker N.V. (hierna ook: Goudstikker-Miedl) handelde met onder andere Hermann Göring. Dit blijkt uit verklaringen en andere documentatie die de commissie heeft aangetroffen bij haar onderzoek en die zijn vermeld in het onderzoeksrapport. Zo heeft de commissie onder meer kennis genomen van tijdens de bezetting door de accountant Elte opgestelde rapportages over Goudstikker-Miedl. In een rapport per 13 september 1940 (hierna: het Elte-rapport) wordt verschillende keren verwezen naar betalingen of verrekeningen in relatie tot De Haan. Het betreft onder meer verschuldigde provisies. In het door Goudstikker-Miedl bijgehouden voorraadboek zijn diverse schilderijen ingeschreven met daarbij een vermelding van de naam de Haan in de kolom Inkoopen. In het onderzoeksrapport wordt ook andere documentatie uit de Goudstikker-Miedl administratie genoemd waarin de naam van De Haan is aangetroffen. 6. Alle zeven thans geclaimde werken maakten deel uit van de op 2 augustus 1940 tussen Miedl en de broers Benjamin en Nathan Katz, van de kunsthandel Katz te Dieren (hierna ook: Katz), overeengekomen transactie. Hierbij kocht Goudstikker-Miedl ruim 500 schilderijen van Katz voor NLG Deze transactie is goed gedocumenteerd en onder meer terug te vinden in de bewaard gebleven administratie van Goudstikker-Miedl. Zo komen alle thans geclaimde werken voor op bij het Elte-rapport behorende lijsten van werken die Goudstikker-Miedl gekocht zou hebben VAN DE FA. KATZ D.D. 2 AUGUSTUS Ook is de transactie terug te vinden in het voorraadboek van Goudstikker-Miedl en in het administratieboek, waarin de in- en uitgaande stukken werden bijgehouden. Zowel Miedl als Benjamin Katz hebben na de oorlog verklaard over de betrokkenheid van De Haan bij deze transactie. Miedl heeft verklaard dat De Haan als tussenpersoon voor hem was opgetreden. Katz heeft verklaard dat er aanbrengprovisie aan De Haan is betaald. Ook anderen hebben verklaard over deze transactie en de rol van De Haan. Zo verklaarde Victor Modrzejewski, een van oorsprong Duitse kunsthandelaar, na de oorlog: Hans de Haan, een joodse kunstkenner, die reeds voor den oorlog inkoper bij de N.V. Goudstikker was, was mijn vriend. Het is mij bekend dat deze De Haan voor de later als eigenaar optredende A. Miedl verschillende schilderijen inkocht o.a. bij de gebroeders Katz te Dieren. 7. Kort na of omstreeks deze transactie is De Haan gearresteerd. De hierboven genoemde Modrzejewski heeft hierover verklaard: De Haan werd in Augustus 1940, het kan 2 Augustus 1940 geweest zijn, gearresteerd door de Duitse politie. Met behulp van de Duitser A. Miedl heb ik getracht Hans de Haan vrij te krijgen ( ). De Haan werd veroordeeld tot twee jaar cel. Van 6 december 1940 tot 17 februari 1941 verbleef hij in de strafgevangenis te Scheveningen. Daarna is hij naar een gevangenis in Wuppertal overgebracht. Op een kaart uit het registratiesysteem van deze gevangenis is aangetekend dat De Haan was veroordeeld wegens Beschimpfung der d. Wehrmacht und Verbr. unwahrer Behauptungen u.s.w.. Nadat zijn hechtenis op 10 januari 1943 formeel was geëindigd, is De Haan op 12 februari 1943 overgebracht naar Westerbork en van daaruit op 16 februari 1943 gedeporteerd naar Auschwitz, waar hij op 19 februari 1943 is vermoord. 9. Jachtgezelschap rustend aan de zoom van een bos door J.F. van Douven (NK 1862) 8. Al tijdens de oorlog, op 26 september 1942, verscheen in de Engelse editie van het blad Vrij Nederland een artikel, waarin geschreven werd dat De Haan op aanklacht van Miedl gearresteerd was. In dit artikel, getiteld Goering en Funk in gevecht / Om gestolen Hollandsche oude meesters, dat gebaseerd zou zijn op mededelingen van EEN NEDERLANDER, uit het bezette gebied ontsnapt, wordt het volgende vermeld over De Haan: In Den Haag woont prof. Friedlaender, een oude, grijze Duitsche schilderijen-expert. Miedel nam hem geheel in dienst en Friedlaender werd verplicht heele reeksen certificaten voor schilderijen af te geven. Zoo verscheen er een Friedlaender-certificaat voor een Jan Steen, die zoo valsch was als een looden gulden. Een der agenten van Miedel, zekere De Haan, protesteerde tegen deze handeling. Hij verweet Miedel zijn 42 43

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 54468 1 oktober 2018 Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet

Nadere informatie

Alleen ter besluitvorming door het College. Collegevoorstel Openbaar. Onderwerp Het Raadsel van Nijmegen. Programma / Programmanummer Cultuur / 1071

Alleen ter besluitvorming door het College. Collegevoorstel Openbaar. Onderwerp Het Raadsel van Nijmegen. Programma / Programmanummer Cultuur / 1071 Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Het Raadsel van Nijmegen Programma / Programmanummer Cultuur / 1071 BW-nummer Portefeuillehouder H. Beerten Samenvatting Naar aanleiding van een claim van een Joodse

Nadere informatie

26 april antwoorden

26 april antwoorden De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Den Haag Ons kenmerk 30 mei 2007 DCE/07/21590 Uw brief van 26 april 2007 Uw referentie OCW0700203 Onderwerp Restitutiebeleid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 25 839 Tegoeden Tweede Wereldoorlog Nr. 42 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Erfgoed en Kunsten Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag

Nadere informatie

ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG

ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG Verslag 2008 ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG Verslag 2008 Bezoekadres: Lange Voorhout

Nadere informatie

Aanbevelingen resititutie kunstwerken van kunsthandelaren

Aanbevelingen resititutie kunstwerken van kunsthandelaren Aanbevelingen resititutie kunstwerken van kunsthandelaren Aanbeveling 1 1. De commissie adviseert om bij het teruggavebeleid ten aanzien van de kunsthandel dezelfde uitgangspunten te hanteren die in de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 0 0 5 839 Tegoeden Tweede Wereldoorlog Nr. 4 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

RAA D. De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap De heer drs. H. Zijlstra Postbusl januari 2012 Kenmerk: rc-2011.

RAA D. De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap De heer drs. H. Zijlstra Postbusl januari 2012 Kenmerk: rc-2011. - prof. - mevrouw - drs. C RAA D Q R.J. Schimmelpennincklaan 3 2517.JN Den 1-laag Postbus 61243 2506 AE Den 1-Jaag t 070 3106686 f070 3614727 info@cultuur.nl wwiv.cultuurni De staatssecretaris van Onderwijs,

Nadere informatie

logoocw De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag 5 december 2003 DCE/03/57350

logoocw De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag 5 december 2003 DCE/03/57350 logoocw De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Den Haag Ons kenmerk 5 december 2003 DCE/03/57350 Uw brief van Onderwerp Regeringsreactie aanbevelingen Ekkart

Nadere informatie

ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG

ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG Verslag 2012 ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG Verslag 2012 Bezoekadres: Lange Voorhout

Nadere informatie

ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG

ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG Verslag 2013 ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG Verslag 2013 Bezoekadres: Lange Voorhout

Nadere informatie

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/200

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/200 Rapport Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/200 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de Raad voor Rechtsbijstand te Den Haag, tot het moment dat zij zich tot de Nationale ombudsman wendde, de intrekking

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 25 839 Tegoeden Tweede Wereldoorlog Nr. 16 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG

ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG Verslag 2007 ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG Verslag 2007 Bezoekadres: Lange Voorhout

Nadere informatie

1. Onderwerp van d e klacht Onjuiste interpretatie van ondeugdelijke meetgegevens. 2. Advies van de voorzitter van de commissie.

1. Onderwerp van d e klacht Onjuiste interpretatie van ondeugdelijke meetgegevens. 2. Advies van de voorzitter van de commissie. 2011 1. Onderwerp van d e klacht Onjuiste interpretatie van ondeugdelijke meetgegevens 2. Advies van de voorzitter van de commissie Geacht college, Op 2011 schreef een brief aan u en aan, van de KNAW.

Nadere informatie

Datum 6 juli 2009. Kenmerk 09-115-HS. Locatienummer: Onderwerp Onderzoek museale verwervingen. Geachte collega s,

Datum 6 juli 2009. Kenmerk 09-115-HS. Locatienummer: Onderwerp Onderzoek museale verwervingen. Geachte collega s, Datum 6 juli 2009 Kenmerk 09-115-HS Locatienummer: Onderwerp Onderzoek museale verwervingen. Geachte collega s, Begin dit jaar kondigde de Nederlandse Museumvereniging een onderzoek Museale Verwervingen

Nadere informatie

Reglement Klachtencommissie

Reglement Klachtencommissie Reglement Klachtencommissie Artikel 1 Definities Klager: De huurder of woningzoekende die een klacht aan de commissie voorlegt. Huurder: Een huurder van een woning of woonruimte van Leystromen. Voor de

Nadere informatie

: de Stichting Geschillen in de landbouw c.a.;

: de Stichting Geschillen in de landbouw c.a.; Reglement geschillen in de landbouwzorg Begripsomschrijving Artikel 1 In dit Reglement wordt verstaan onder: Stichting : de Stichting Geschillen in de landbouw c.a.; Commissie : de Geschillencommissie

Nadere informatie

Reglement geschillencommissie Energievoorziening

Reglement geschillencommissie Energievoorziening Reglement geschillencommissie Energievoorziening 1 juli 2005 Amvest Energie BV Postbus 12446 1100 AK Amsterdam Zuidoost telefoon: 020-4301212 KvK nr 34288968 BTW nr NL 81.87.94.744.B.01 Begripsomschrijving

Nadere informatie

ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG

ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG Verslag 2015 ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG Verslag 2015 Bezoekadres: Lange Voorhout

Nadere informatie

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit LOWI Advies 2015, nr. 10 Advies van het LOWI van 17 september 2015 ten aanzien van een verzoek van, bij het LOWI ingediend op 17 augustus 2015 betreffende het voorlopig besluit van het Bestuur van, inzake

Nadere informatie

Reglement van de Commissie van Beroep

Reglement van de Commissie van Beroep Reglement van de Commissie van Beroep 1 januari 2019 Artikel 1 De in dit Reglement van Beroep voorkomende begrippen hebben de betekenis als daaraan toegekend in de Statuten en het Algemeen Reglement en

Nadere informatie

Dit reglement is getoetst aan de NEN-ISO norm 10002:2004:IDT Richtlijnen voor klachtenbehandeling in organisaties

Dit reglement is getoetst aan de NEN-ISO norm 10002:2004:IDT Richtlijnen voor klachtenbehandeling in organisaties KLACHTEN- EN GESCHILLENCOMMISSIE eherkenning p/a Lange Kerkdam 27 2242BN Wassenaar Klachten- en Geschillenreglement reglement Dit document is een nadere uitwerking van paragraaf 4.1.5 klachten- en geschillencommissie

Nadere informatie

Reglement Klachtencommissie

Reglement Klachtencommissie Reglement Klachtencommissie Artikel 1 Definities Klager: De verbruiker die een klacht aan de commissie voorlegt. Warmte: Warm water of tapwater bestemd voor ruimteverwarming of -koeling, sanitaire doeleinden

Nadere informatie

Joods erfgoed En blijf ons verhaal van die onvoorstelbare plundering vertellen, schrijft Avraham Roet. 8 februari 2019 Hang geroofde kunst op

Joods erfgoed En blijf ons verhaal van die onvoorstelbare plundering vertellen, schrijft Avraham Roet. 8 februari 2019 Hang geroofde kunst op AiA Art News-service 8 februari 2019 Hang geroofde kunst op Joods erfgoed En blijf ons verhaal van die onvoorstelbare plundering vertellen, schrijft Avraham Roet. Illustratie Anne Caesar van Wieren Is

Nadere informatie

ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG

ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG Verslag 2014 ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG Verslag 2014 Bezoekadres: Lange Voorhout

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 25 839 Tegoeden Tweede Wereldoorlog Nr. 26 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Reglement Tuchtcommissie

Reglement Tuchtcommissie Reglement Tuchtcommissie 1 mei 2016 Artikel 1 De in dit Reglement Tuchtcommissie voorkomende begrippen hebben de betekenis als daaraan toegekend in de Statuten en het Algemeen Reglement en voorts de navolgende:

Nadere informatie

Reglement bezwaarprocedure SVWN

Reglement bezwaarprocedure SVWN Reglement bezwaarprocedure SVWN Stichting Visitatie Woningcorporaties Nederland Versie 1.0, vastgesteld 15 december 2015 1/10 Inhoud Begripsbepalingen... 3 De bezwaarcommissie... 3 Procedure... 4 Voorbereiden

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Bekendmaking vaststelling beleid Burgemeester en wethouders van Heemskerk maken bekend de beleidsregel Klachtenregeling ongewenst gedrag voor de decentrale overheid 2017" vast te stellen. De nieuwe beleidsregel

Nadere informatie

BESLUIT COLLEGE VAN BESTUUR

BESLUIT COLLEGE VAN BESTUUR BESLUIT COLLEGE VAN BESTUUR Nummer : 743 Paraaf: Onderwerp : Klachtenregeling en Reglement van orde klachtencommissie Besluit : Het College van Bestuur besluit tot vaststelling van de Klachtenregeling

Nadere informatie

BEGELEIDINGSCOMMISSIE HERKOMST GEZOCHT SLOTAANBEVELINGEN. december 2004

BEGELEIDINGSCOMMISSIE HERKOMST GEZOCHT SLOTAANBEVELINGEN. december 2004 BEGELEIDINGSCOMMISSIE HERKOMST GEZOCHT SLOTAANBEVELINGEN december 2004 1 Inleiding Ter uitvoering van de opdracht de regering te adviseren over het te voeren beleid met betrekking tot restitutie van na

Nadere informatie

veranderjewereld Klachtenregeling NOBCO Leonie Linssen www.veranderjewereld.nl

veranderjewereld Klachtenregeling NOBCO Leonie Linssen www.veranderjewereld.nl Leonie Linssen Coach en Counsellor Tel : 073-6420725 M: 06-45550680 E-mail: info@veranderjewereld.nl www.veranderjewereld.nl Verander je Wereld conformeert zich aan de klachtenregeling van de Nederlandse

Nadere informatie

Verslag 2004 ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG. Voorgeschiedenis. Behandelde zaken. Beleidskader.

Verslag 2004 ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG. Voorgeschiedenis. Behandelde zaken. Beleidskader. ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG Verslag 2004 Voorgeschiedenis Behandelde zaken Beleidskader Werkwijze Adviezen Afbeelding omslag: Visser te paard door Jozef Israëls

Nadere informatie

Verslag 2002 ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG. Voorgeschiedenis. Beleidskader. Procedure

Verslag 2002 ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG. Voorgeschiedenis. Beleidskader. Procedure ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG Verslag 2002 Voorgeschiedenis Beleidskader Procedure Uitgebrachte adviezen Afbeelding omslag: Paaslam, ook wel bekend als het

Nadere informatie

Een toekomstgericht restitutiebeleid Over een duurzame, transparante en onomstreden organisatie rondom restituties

Een toekomstgericht restitutiebeleid Over een duurzame, transparante en onomstreden organisatie rondom restituties Een toekomstgericht restitutiebeleid Over een duurzame, transparante en onomstreden organisatie rondom restituties Gerard Putman Annerie Lotterman mei 2015 Inhoud 1 Introductie Over de achtergrond van

Nadere informatie

d. Secretaris: de medewerker van het LUMC die door de raad van Bestuur is aangesteld als ambtelijk secretaris klachtenadviescommissie;

d. Secretaris: de medewerker van het LUMC die door de raad van Bestuur is aangesteld als ambtelijk secretaris klachtenadviescommissie; Regeling klachtenadviescommissie Dit document is van toepassing op de klachtenadviescommissie van het LUMC en beschrijft de werkwijze en verantwoordelijkheden van deze commissie. Hiermee wordt voldaan

Nadere informatie

Reglement Centrale Bezwaarcommissie Sociaal Plan 1 mei 2013 t/m 31 december 2015

Reglement Centrale Bezwaarcommissie Sociaal Plan 1 mei 2013 t/m 31 december 2015 Reglement Centrale Bezwaarcommissie Sociaal Plan 1 mei 2013 t/m 31 december 2015 1. Doel en werkingssfeer Het Sociaal Plan Rabobank CAO biedt medewerkers die worden geraakt door een wijziging van de organisatie

Nadere informatie

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank 2011 1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank 2. Advies Commissie Wetenschappelijke Integriteit KLACHT Bij brief van 2010,

Nadere informatie

Klager vraagt zich af wat de status is van de besluiten die door de RvC in die periode zijn genomen.

Klager vraagt zich af wat de status is van de besluiten die door de RvC in die periode zijn genomen. Klacht 2: Ten tijde van de schorsing van de toenmalige directeur van WSN hebben de commissarissen X en Y tijdelijk (van 16 april 2014 tot 21 oktober 2014) het bestuur van WSN waargenomen. Genoemde commissarissen

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie

Reglement Commissie van beroep

Reglement Commissie van beroep Vastgesteld door de Ledenraad op 21 mei 2007 inwerkingtreding op 28 augustus 2007 INHOUDSOPGAVE PAGINA Artikel 1 Reglement 2 Artikel 2 Commissie van Beroep 2 Artikel 3 Samenstelling en werkwijze Commissie

Nadere informatie

Klager: Een klant of deelnemer aan het leerwerktraject van de Stichting TVZ

Klager: Een klant of deelnemer aan het leerwerktraject van de Stichting TVZ K LACHTENREGLEMENT STICHTING TAFELVANZEVEN ROTTERDAM Artikel 1 Begrippen In dit reglement wordt verstaan onder: Commissie: Bestaande uit 4 onafhankelijke leden, hierna te noemen klachtencommissie Stichting

Nadere informatie

Uitvoeringsreglement Commissie van Beroep Kenniscentrum Kraamzorg

Uitvoeringsreglement Commissie van Beroep Kenniscentrum Kraamzorg Uitvoeringsreglement Commissie van Beroep Kenniscentrum Kraamzorg Vastgesteld door het Bestuur van het Kenniscentrum Kraamzorg op 27 september 2017 2017 1 Uitvoeringsreglement Commissie van Beroep Kenniscentrum

Nadere informatie

Klachten Procedure en Reglement

Klachten Procedure en Reglement Klachten De directie van Coaching Plaza heeft een klachtenprocedure in het leven geroepen en heeft daarvoor het volgende reglement vastgesteld. Tevens heeft de directie de hierin genoemde klachtencommissie

Nadere informatie

ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG

ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG Verslag 2010 ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG Verslag 2010 Bezoekadres: Lange Voorhout

Nadere informatie

1. Het verloop van de procedure

1. Het verloop van de procedure 16.075T (W) Beslissing van de wrakingskamer van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd De wrakingskamer van het College van Toezicht, hierna te noemen: de wrakingskamer, heeft het volgende

Nadere informatie

Borging Evaluatie: eenmaal per drie jaar Door: avm

Borging Evaluatie: eenmaal per drie jaar Door: avm Deze is een aanvulling op de 'Klachtenbehandeling cliënten' (organisatiehandboek A 334.110). Deze is niet van toepassing op klachten in het kader van de Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen

Nadere informatie

Nederland is met roofkunst op de verkeerde weg

Nederland is met roofkunst op de verkeerde weg AiA Art News-service Nederland is met roofkunst op de verkeerde weg Alleen Nederland weegt het belang van musea mee bij de vraag of roofkunst aan nazaten moet worden teruggegeven. Dat valt niet goed te

Nadere informatie

Begripsomschrijving. Samenstelling en taak GESCHILLENREGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE BEROEPSCODE VOOR ERKEND HYPOTHEEKADVISEURS

Begripsomschrijving. Samenstelling en taak GESCHILLENREGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE BEROEPSCODE VOOR ERKEND HYPOTHEEKADVISEURS GESCHILLENREGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE BEROEPSCODE VOOR ERKEND HYPOTHEEKADVISEURS Begripsomschrijving Artikel 1 Beroepscode Commissie Consument Erkend Hypotheekadviseur Geschillencommissie Hypothecaire

Nadere informatie

Adviescommissie voor de bezwaarschriften Ctgb JAARVERSLAG 2017

Adviescommissie voor de bezwaarschriften Ctgb JAARVERSLAG 2017 Adviescommissie voor de bezwaarschriften Ctgb JAARVERSLAG 2017 1 1. INLEIDING Voor u ligt het jaarverslag over 2017 van de Adviescommissie voor de bezwaarschriften Ctgb (hierna: de commissie). De commissie

Nadere informatie

KLACHTENREGLEMENT RECLASSERING

KLACHTENREGLEMENT RECLASSERING KLACHTENREGLEMENT RECLASSERING Reglement van orde van de landelijke Klachtencommissie Reclassering (Definitief vastgesteld op 20 december 2012) De Klachtencommissie Reclassering, gelet op hoofdstuk 5 van

Nadere informatie

Zaaknummer : CBHO 2014/302 Rechter(s) : mrs. Borman, Troostwijk en Kleijn Datum uitspraak : 23 september 2015 Partijen : Appellant en Hogeschool van

Zaaknummer : CBHO 2014/302 Rechter(s) : mrs. Borman, Troostwijk en Kleijn Datum uitspraak : 23 september 2015 Partijen : Appellant en Hogeschool van Zaaknummer : CBHO 2014/302 Rechter(s) : mrs. Borman, Troostwijk en Kleijn Datum uitspraak : 23 september 2015 Partijen : Appellant en Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden : aanmelden bekostiging belangenafweging

Nadere informatie

Gezien de statenbrief van Gedeputeerde Staten d.d.., nr.., betreffende de vaststelling van de Verordening rechtsbescherming Gelderland 2016;

Gezien de statenbrief van Gedeputeerde Staten d.d.., nr.., betreffende de vaststelling van de Verordening rechtsbescherming Gelderland 2016; Provinciale Staten Vergadering d.d. Besluit nr. PROVINCIALE STATEN VAN GELDERLAND Gezien de statenbrief van Gedeputeerde Staten d.d.., nr.., betreffende de vaststelling van de Verordening rechtsbescherming

Nadere informatie

ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG

ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG Verslag 2009 ADVIESCOMMISSIE RESTITUTIEVERZOEKEN CULTUURGOEDEREN EN TWEEDE WERELDOORLOG Verslag 2009 Bezoekadres: Lange Voorhout

Nadere informatie

Rapport. Datum: 27 december 2005 Rapportnummer: 2005/401

Rapport. Datum: 27 december 2005 Rapportnummer: 2005/401 Rapport Datum: 27 december 2005 Rapportnummer: 2005/401 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) zijn verzoek om verwijdering van de stukken betreffende

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 4190 18 maart 2010 Bestuursreglement rechtbank Leeuwarden 14 december 2009 Het bestuur van de rechtbank Leeuwarden, Gelet

Nadere informatie

KLACHTEN REGLEMENT STICHTING NOBCO

KLACHTEN REGLEMENT STICHTING NOBCO KLACHTEN REGLEMENT STICHTING NOBCO Preambule 1. Definities 2. Indienen van een klacht en voortraject 3. Behandeling van een klacht 4. Niet in behandeling nemen of niet ontvankelijk verklaren van een klacht

Nadere informatie

Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/252

Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/252 Rapport Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/252 2 Klacht Op 8 maart 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw M. te Rotterdam, met een klacht over een gedraging van de Belastingdienst/Douane,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2011:BP3458

ECLI:NL:RBASS:2011:BP3458 ECLI:NL:RBASS:2011:BP3458 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 26-01-2011 Datum publicatie 07-02-2011 Zaaknummer 82435 FA RK 10-2820 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen-

Nadere informatie

Reglement voor conflictbeslechting AVVN

Reglement voor conflictbeslechting AVVN Reglement voor conflictbeslechting AVVN Artikel 1 Definities In dit reglement hebben de volgende woorden de volgende betekenis: a. AVVN Algemeen Verbond van Volkstuindersverenigingen in Nederland b. AVVN-bestuur

Nadere informatie

DE TUCHTCOMMISSIE VAN DE STICHTING TUCHTRECHTSPRAAK MEDIATORS

DE TUCHTCOMMISSIE VAN DE STICHTING TUCHTRECHTSPRAAK MEDIATORS Stichting Tuchtrechtspraak Mediators Postbus 23265 3001 KG Rotterdam DE TUCHTCOMMISSIE VAN DE STICHTING TUCHTRECHTSPRAAK MEDIATORS HEEFT DE NAVOLGENDE BESLISSING GEGEVEN IN ZAAK M-2017-11 van: DE HEER

Nadere informatie

Uitspraaknr. 06.056. De klacht. De feiten. De visie van partijen

Uitspraaknr. 06.056. De klacht. De feiten. De visie van partijen Landelijke Klachtencommissie onderwijs (mr. M.E.A. Wildenburg, S.J. Drijver, R.C.A. Wilcke) Uitspraaknr. 06.056 Datum: 27 juli 2006 Belemmerde communicatie, zonder reden melden van vermoedelijk ongeoorloofd

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland te Leiden. Datum: Rapportnummer: 2014/025

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland te Leiden. Datum: Rapportnummer: 2014/025 Rapport Rapport over een klacht over de gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland te Leiden. Datum: Rapportnummer: 2014/025 2 Klacht Verzoekster klaagt er over dat haar over het

Nadere informatie

Regeling Bescherming Wetenschappelijke Integriteit Rijksuniversiteit Groningen

Regeling Bescherming Wetenschappelijke Integriteit Rijksuniversiteit Groningen bureau van de universiteit abjz Regeling Bescherming Wetenschappelijke Integriteit Rijksuniversiteit Groningen Preambule Binnen de Rijksuniversiteit Groningen rust op alle betrokkenen bij het wetenschappelijk

Nadere informatie

Reglement. houdende de uitwerking van artikel 7.4 van de Gedragscode. Herzien 1 maart 2013

Reglement. houdende de uitwerking van artikel 7.4 van de Gedragscode. Herzien 1 maart 2013 Reglement houdende de uitwerking van artikel 7.4 van de Gedragscode Herzien 1 maart 2013 Afdeling 1. Inleidende bepalingen Artikel 1. Definitiebepalingen De definitiebepalingen uit de Gedragscode gelden

Nadere informatie

ARTIKEL XII ADVIESCOMMISSIE TOELATING EN BEGELEIDING

ARTIKEL XII ADVIESCOMMISSIE TOELATING EN BEGELEIDING ARTIKEL XII ADVIESCOMMISSIE TOELATING EN BEGELEIDING 1. Ten behoeve van een goede invoering van leerlinggebonden financiering stelt Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voor de periode

Nadere informatie

Rapport. Datum: 9 augustus 2002 Rapportnummer: 2002/233

Rapport. Datum: 9 augustus 2002 Rapportnummer: 2002/233 Rapport Datum: 9 augustus 2002 Rapportnummer: 2002/233 2 Klacht Verzoekers klagen over de wijze waarop de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) hun klacht van 18 juni 2001, die was gericht tegen de

Nadere informatie

ANONIEM BINDEND ADVIES

ANONIEM BINDEND ADVIES ANONIEM BINDEND ADVIES Partijen : A te B versus C te D Zaak : Premie Zaaknummer : 2008.01808 Zittingsdatum : 25 maart 2009 1/6 Zaak: 2008.01808 (Premie) Geschillencommissie Zorgverzekeringen (prof. mr.

Nadere informatie

gezien de aanvraag tot aanwijzing van Stichting MEDIA036 als lokale publieke mediainstelling

gezien de aanvraag tot aanwijzing van Stichting MEDIA036 als lokale publieke mediainstelling Besluit Kenmerk: Betreft: Aanwijzing van Stichting MEDIA036 als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Almere en afwijzing aanwijzingsaanvraag van Almeerse Omroep Stichting. Het Commissariaat

Nadere informatie

CBE-1142 (030)

CBE-1142 (030) CBE-1142 (030) 253 1745 6 april 2004 beroep A. UITSPRAAK Het College van beroep voor de examens aan de Universiteit Utrecht (hierna: het College) heeft de volgende uitspraak gedaan op het beroep van: A.,

Nadere informatie

Klachtenregeling Virenze

Klachtenregeling Virenze Status Definitief Pagina 1 van 5 Klachtenregeling Virenze Artikel 1: begripsomschrijvingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. De instelling: alle onder Virenze ressorterende bedrijfsonderdelen en

Nadere informatie

Reglement. Herzien 4 december De definitiebepalingen uit de Gedragscode gelden tevens voor dit Reglement.

Reglement. Herzien 4 december De definitiebepalingen uit de Gedragscode gelden tevens voor dit Reglement. Reglement Herzien 4 december 2009 Afdeling 1. Inleidende bepalingen Artikel 1. Begripsbepalingen De definitiebepalingen uit de Gedragscode gelden tevens voor dit Reglement. Artikel 2. Taal. 1. De Nederlandse

Nadere informatie

VASTSTELLING REGELING GESCHILLEN WSW- EN CAO WELZIJN-PERSONEEL 2011

VASTSTELLING REGELING GESCHILLEN WSW- EN CAO WELZIJN-PERSONEEL 2011 Gemeente Den Haag Ons kenmerk HGR/2011.12 RIS 180930 VASTSTELLING REGELING GESCHILLEN WSW- EN CAO WELZIJN-PERSONEEL 2011 HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS, overwegende de toelichting, Besluit:

Nadere informatie

Rapport. Datum: 8 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/261

Rapport. Datum: 8 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/261 Rapport Datum: 8 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/261 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid tot het moment dat zij zich tot de Nationale ombudsman wendde nog geen beslissing

Nadere informatie

Artikel 2 Het huishoudelijk reglement wordt vastgesteld door de Algemene ledenvergadering.

Artikel 2 Het huishoudelijk reglement wordt vastgesteld door de Algemene ledenvergadering. Huishoudelijk reglement Vergeb. Doelstelling Artikel 1 De vereniging heeft als doel het bewaken van de continuïteit van administratieve software pakketten van BCT Guiding Documents die in gebruik zijn

Nadere informatie

ANONIEM BINDEND ADVIES

ANONIEM BINDEND ADVIES ANONIEM BINDEND ADVIES Partijen : A te B, vertegenwoordigd door C te D, tegen ASR Basis Ziektekostenverzekeringen N.V. en ASR Aanvullende Ziektekostenverzekeringen N.V., beide te Amersfoort Zaak : Hulpmiddelenzorg,

Nadere informatie

REGLEMENT BINDEND ADVIES VIDEMA. 1. Definities In dit Reglement wordt verstaan onder:

REGLEMENT BINDEND ADVIES VIDEMA. 1. Definities In dit Reglement wordt verstaan onder: REGLEMENT BINDEND ADVIES VIDEMA 1. Definities 1.1. In dit Reglement wordt verstaan onder: a. Algemeen Directeur: de persoon die door het Bestuur op grond van artikel 7 lid 3 van de Statuten is benoemd

Nadere informatie

Adviescommissie voor de bezwaarschriften Ctgb. JAARVERSLAG 2015 en 2016

Adviescommissie voor de bezwaarschriften Ctgb. JAARVERSLAG 2015 en 2016 Adviescommissie voor de bezwaarschriften Ctgb JAARVERSLAG 2015 en 2016 1 1. INLEIDING Voor u ligt het jaarverslag over 2015 en 2016 van de Adviescommissie voor de bezwaarschriften Ctgb (hierna: de commissie).

Nadere informatie

ANONIEM BINDEND ADVIES

ANONIEM BINDEND ADVIES ANONIEM BINDEND ADVIES Partijen Zaak Zaaknummer : 201401864 Zittingsdatum : 14 januari 2015 : Mevrouw A te B, vertegenwoordigd door de heer C te B, tegen D te E : EU/EER, geneeskundige zorg, in-vitro fertilisatie

Nadere informatie

Rapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/093

Rapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/093 Rapport Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/093 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer zijn verzoek van 16 juni 2003 om vergoeding van de kosten die hij

Nadere informatie

Rapport. Datum: 23 december 2005 Rapportnummer: 2005/397

Rapport. Datum: 23 december 2005 Rapportnummer: 2005/397 Rapport Datum: 23 december 2005 Rapportnummer: 2005/397 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Visadienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, ondergebracht bij de Immigratie en Naturalisatiedienst

Nadere informatie

Klachtenprocedure Malva Opleiding

Klachtenprocedure Malva Opleiding 1 Klachtenprocedure Malva Opleiding Inwerkingtreding: januari 2010 Inhoudsopgave Preambule 1. Definities 2. Indienen van een klacht en voortraject 3. Behandeling van een klacht 4. Niet in behandeling nemen

Nadere informatie

Klachtencommissie Goed Bestuur MBO Reglement

Klachtencommissie Goed Bestuur MBO Reglement Klachtencommissie Goed Bestuur MBO Reglement (Branchecode goed bestuur in het MBO, paragraaf 5.3.) Inleiding Bij besluit van het Platform Raden van Toezicht mbo-instellingen en de Vereniging MBO Raad d.d.

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet. Nummer 4445-51 Betreft zaak: 4445/ Aannemingsbedrijf

Nadere informatie

JAARVERSLAG 2010. Commissie integriteit overheid (CIO)

JAARVERSLAG 2010. Commissie integriteit overheid (CIO) JAARVERSLAG 2010 Commissie integriteit overheid (CIO) Inhoudsopgave 1. Instelling en taken CIO 3 2. Samenstelling CIO en secretariaat 4 3. Aantallen en doorlooptijd 4 4. Analyse aantallen 4 5. Opvolging

Nadere informatie

REGLEMENT KLACHTEN(ADVIES)COMMISSIE STICHTING EIGEN BOUW

REGLEMENT KLACHTEN(ADVIES)COMMISSIE STICHTING EIGEN BOUW REGLEMENT KLACHTEN(ADVIES)COMMISSIE STICHTING EIGEN BOUW Artikel 1: Begrippen In dit reglement wordt verstaan onder: Stichting: Raad van Toezicht: Bestuur: Medewerker: Commissie: Klager: De Stichting Eigen

Nadere informatie

Rapport. Datum: 22 februari 1999 Rapportnummer: 1999/059

Rapport. Datum: 22 februari 1999 Rapportnummer: 1999/059 Rapport Datum: 22 februari 1999 Rapportnummer: 1999/059 2 Klacht Op 1 juli 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer E. te Zutphen, ingediend door het Buro voor Rechtshulp te Zutphen,

Nadere informatie

VASTSTELLING REGELING GESCHILLEN WSW- EN CAO WELZIJNPERSONEEL 2013.

VASTSTELLING REGELING GESCHILLEN WSW- EN CAO WELZIJNPERSONEEL 2013. Gemeente Den Haag Ons kenmerk HGR/2013.6 RIS 262582 VASTSTELLING REGELING GESCHILLEN WSW- EN CAO WELZIJNPERSONEEL 2013. HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS, Besluit: I. In te trekken Regeling Geschillen

Nadere informatie

Landelijke geschillencommissie LPR - GGZ Nederland

Landelijke geschillencommissie LPR - GGZ Nederland 1 Geanonimiseerde versie Landelijke geschillencommissie LPR - GGZ Nederland --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- -

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 696 Wijziging van de Wet op de lijkbezorging Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1 Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad

Nadere informatie

ANONIEM BINDEND ADVIES

ANONIEM BINDEND ADVIES ANONIEM BINDEND ADVIES Partijen : Mevrouw A te B, vertegenwoordigd door de heer C te D, tegen VGZ Zorgverzekeraar N.V. te Nijmegen Zaak : Premie, beëindiging aanvullende ziektekostenverzekering, betalingsachterstand

Nadere informatie

I. Ten aanzien van het afwijzen van verzoekster voor een vaste functie

I. Ten aanzien van het afwijzen van verzoekster voor een vaste functie Rapport 2 h2>klacht Verzoekster klaagt erover dat het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost in maart 2007 heeft beslist dat zij in aansluiting op een stageperiode niet in aanmerking kwam voor indiensttreding

Nadere informatie

Het Commissariaat voor de Media (hierna: het Commissariaat),

Het Commissariaat voor de Media (hierna: het Commissariaat), Besluit Kenmerk: 645137/684621 Betreft: Aanwijzing van Stichting Voorburgse en Leidschendamse Lokale Omroep Midvliet als lokale publieke media-instelling voor de gemeenten Leidschendam-Voorburg en Wassenaar

Nadere informatie

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K U I T S P R A A K 1 7-3 3 9 Rapenburg 70 Postbus 9500 2300 RA Leiden T 071 527 81 18 van het van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam], appellant tegen het bestuur van de Faculteit der Wiskunde

Nadere informatie

KLACHTEN REGLEMENT STICHTING NOBCO

KLACHTEN REGLEMENT STICHTING NOBCO KLACHTEN REGLEMENT STICHTING NOBCO Preambule Het bestuur van de Stichting Nederlandse Orde voor Beroeps Coaches (NOBCO) heeft besloten een klachtenprocedure in het leven te roepen en heeft daarvoor het

Nadere informatie

1.4 Bij een bezwaarschriftprocedure is het niet mogelijk om kosten voor een eventueel nieuw geboekt examen vergoed te krijgen.

1.4 Bij een bezwaarschriftprocedure is het niet mogelijk om kosten voor een eventueel nieuw geboekt examen vergoed te krijgen. REGLEMENT BEZWAAR EN BEROEP A. Bezwaarprocedure Artikel 1 - Indiening en inhoud bezwaarschrift 1.1 Uiterlijk binnen acht weken na de examendatum, kan een niet-geslaagde kandidaat, die het niet eens is

Nadere informatie

Een school of schoolbestuur mag stukken die persoonsgegevens bevatten niet zomaar delen met derden. ADVIES inzake de klacht van:

Een school of schoolbestuur mag stukken die persoonsgegevens bevatten niet zomaar delen met derden. ADVIES inzake de klacht van: 108218 - Een school of schoolbestuur mag stukken die persoonsgegevens bevatten niet zomaar delen met derden. ADVIES inzake de klacht van: de heer en mevrouw [klagers] te [woonplaats], ouders van twee voormalige

Nadere informatie

Reglement Vaste Commissie

Reglement Vaste Commissie Reglement Vaste Commissie TAKEN EN BEVOEGDHEDEN Artikel 1 In de cao Tentoonstellingsbedrijven is op grond van artikel 29 van die cao de Vaste Commissie ingesteld met taken en bevoegdheden op het gebied

Nadere informatie