hefstruckvoerder

Transcriptie

1 27. Juni :16 pea a pen Nr P. 2/8 Vonnis nr. F 1 VONNIS nummen datum: 26/06/2017 De rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen, AC1 kamer, rechtdoende in correctionele zaken, heeft het volgende vonnis uitgesproken: Notitie nummer: AN in zake van HET OPENS AAR MINISTERS: TEGEN: hefstruckvoerder geboren te op wonende te Aarschot Belg. i BETICHT VAN: IS. A. Opzettelijk, in strijd met de wettelijke voorschriften of in strijd met een vergunning, afvalstoffen, zijnde elkc stof of elk voorwcrp waarvan de homier zich ontdoet, voomemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen, te hebben achtergelaten, beheerd of overgebracht, meer bepaald in strijd met artikel 12 1 van het het Decreet van 23 dec ember 2011 betreffende het duurzaam beheer van materialenkringlopen en afvalstoffen, namelijk:

2 27. Juni :17 REA A PEN Nr P. 3/8 \ f Vonnis nr. F 2 I. Op 16 iuli 2014 Ingevolge het opslaan van allerlei afval, ondcr mccr houtafval, plastiek, golfplaten, een kapot televisietoestel, een autowrak, papierafval, op ecn onbebouwd perceel aan de II. Op 18februari Ingevolge het opslaan van grote hoeveelheden afvalstoffen, onder meer houtafval, kaiton, plastic, lege glazen potten en huishoudelijk afval, zondei regelmatige afvoer, in de tuin en in de woning aan de Deze feiten zijn strafbaar gesteld door artikell l, eeiste lid van het Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. B. Bij inbreuk op artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, hetzij zonder voorafgaande stedenbouwkundige vergunning. hetzij in strijd met de vergunning, hetzij na verval, vemietiging veistrijken van de termijn van de vergunning, hetzij in geval van schorsing van de vergunning, hiema vermelde handelingen, zoals bepaald bij artikel a (het gewoonlijk gebruiken, aanleggen of inrichten van een grond voor het opslaan van gebruikte of afgedankte voertuigen, van allerhande materialen, materieel of afval) te hebben uitgevoerd, namelyk I. Van minstens 1 iuli 2014 tot 6 ianuari 2015, Op het perceel gelegen te eigendomvan, geboren te, ingevolge akte van aankoop verleden voor notaris op, te Ingevolge het gebruik het gebruik van het terrein voor de opslag van grote hoeveelheden afval, materialen en afgedankte voertuigen.

3 27. Juni :17 *EA A PEN Nr P. 4/8 I I Vonnis nr. «3^ F 3 II. Van minstens 1 april 2015 tot minstens 20 mei 2016, Op het perceel gelegen te, eigendom van, geboren te op, ingevolge akte van openbare aankoop verleden voor notaris te, Ingevolge het gebmik van de tuin van de wooing voor het opslaan van allerlei materialen en afval. C. Tussenl5 iuli 2014 en 12 juni 2015, op niet nader bepaald tijdstip. Op het perceel gelegen te van aankoop verleden voor notaris eigendom van geboren te op ingevolge akte te op Bij inbreuk op artikel vande Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, hetzij 2onder voorafgaande stedenbouwkundige vergunning, hetzij in stnjd met de vergunning, hetzij na verval, vemietiging verstrijken van de termijn van de vergunning, hetzij in geval van schorsing van de vergunning, hierna vermelde handelingen, zoals bepaald bij artikel (het aanmerkelijk wij2igen van het relief van de bodem, hetrij door de bodem aan te vullen, op te hogen, uit te graven of uit te diepen waarbij de aard of de functie van het terrein wijzigt, namelijk ingevolge het aanvoeren van grote hopen zand en het ophogen van de toegangsweg. 0e2ien het bewijs van overschrijving van de dagvaarding van beklaagde door de bewaarder der Hypotheken kantoor te Gezien de stukken van het onderzoek; Gehoord het Openbaar Ministerie in zijn vordering;

4 27. Juni :17 REA A PEN N' P. 5/8 Vonnis nr F9 4 Qehoord de beklaagde in zijn middclcn van vcrdcdiging, vcrtegenwoordigd door meester H. De Schreye, advocaat, loco meester D. Salaets, advocaat bij de balie te Leuven, kantoorhoudende te 3200 Aarschot, Gijmelsesteenweg 81; Beklaagde wordt vervolgd voor inbreuken op de wetgeving inzake de Ruimtelijke Ordening en voor een inbreuk op het afvalstoffendecreet. Op 16 juli 2014 stelden de verbalisanten vast dat beklaagde op een perccel grond te aan de allerhande afval had opgeslagen en dit in strijd met de wettelijke voorschriften. Het strijdig gebniik werd vastgesteld gelet op het feit dat het terrein gelegen was in agrarisch gebied bestemd voor Iandbouw. Bovcndien bleek bij een controle op 7/1/2015 dat wel een deel van het afval verwijderd was doch bij controle op 8/5/2015 dat er bergen van aarde aangevoerd waren en rond de vijver lagen (st. 412, kaft AB). Beklaagde was ook huurder van een woning aan de Naar aanleiding van klachten van de buren voor vervuiling en geurhlnder door opslag van afval werd een verder onderzoek verricht en bleek inderdaad dat beklaagde in woongebied op illegale wijze in de turn van de woning allerhande afval opsloeg (st. 1, algemeen dossier). De toestand was emstig en dit bleek uit de gevoegde foto s ingevolge de plaatsbezoeken van de verbalisanten. Met betrekking tot het perceel aan de had de stedenbouwkundig inspecteur een herstelvordenng geformuleerd op 8/12/2014 (st kaft AA1). De Hoge Raad voor het Handhavtngsbeleid adviseerde positief op 26/3/2015 (st kaft AA1). Beklaagde betwist de inbreuken niet Hij verwijst naar zijn medische toestand, de verkoop van het perceel aan de cn het verwijdcrcn van het afval en regularisatie van de toestand met betrekking tot de vijver. Naar aanleiding van een controle op 13/02/2017 bleek dat de vijver op het perceel van de gedempt was conform de vergunning die beklaagde bekwam doch dat er allerhande afval opnieuw bleek opgeslagen afkomstig van de gehuurde woning aan de

5 27. Juni :17 REA A PEN i Nr P. 6/8 Vonnis nr. F 5 In die zin blijft de herstelvordering van 8/12/2014 geldig en dient ze te worden toegekend in het belang van cen goede ruimtelijke ordening en goed leefmilieu gelet op de motivering in die zin. De tennijn voor uitvoering wordt bepaald op 6 maanden vanaf het in kracht van gewijsde gaan van onderhavig vonnis onder verbeurte van een dwangsom van 100 euro per dag vertraging gezien dit het enige raiddel blijkt te zijn tot het bekomen van het herstel. Op grond van de vaststellingen van de verbalisanten, de gevoegde foto s en de bekentenis van beklaagde acht de rechtbank de feiten A, B en C lastens beklaagde bewezen. Strafmaat De feiten zijn ontoelaatbaar vomits ze getuigen van een gebrek aan respect voor het leefmilieu en de opgelegde reglementeringen voor het bekomen van een goede ruimtelijke ordening. Beklaagde heeft ook gelijkaardige voorgaanden waaruit hij lenng diende te trekken. Rekening houdend met zijn persoonlijke situatie wordt de navolgende straf opgelegd, deels met uitstel, om beklaagde te motiveren zich van strafbare feiten te onthouden. De feiten van de tenlasteleggingen A, B en C vermengen zich als zijnde gepleegd met d&izelfde strafbaar opzet. OM DEZE REDENEN, DE RECHTBANK, Gelet op de artikelen 147, 162, 185, 194, 195 van het Wetboek van Strafvordering, artikelen 1, 3,6,7 van het Strafwetboek, artikelen 11,12, 14,31,32,34,35,36, 37 en41 der wet van 15 juni 1935; de verordeningen van de Raad van de ministers nr. 974/98 dd. 3/5/1998 en nr. 1103/97 dd. 17/6/1997 en de wetten van 26/06/2000 en 30/06/2000 betreffende de invoering van de euro, artikelen 28, 29 der wet van 1 augustus 1985; artikelen 3 en 4 der wet van 17 april 1878, en bij toepassing van de artikelen en wetsbepalingen, zoals aangehaald in de voormelde tenlasteleggingen A, B en C, en bij toepassing van de artikelen 25,38,40,65 van het Strafwetboek.

6 27. Juni :17 REA A PEN Nr P. 7/8 Vonnis nr. Rechtdoende op tegenspraak. VEROORDEELT: - bddaagde hoofdens de vermengde feiten van de tcnlastelcggingcn A, B cn C tot een hoofdgevangcnisstraf van DRIE MAANDEN en tot een geldboete van DUIZEND EUR. hoofdgevangcnisstraf van meer dan twaalf maanden, of tot een gelijkwaardige straf die in aanroerking genomen wordt overeenkomstig artikel 99 bis van het Strafwetboek, heeft opgelopen; dat in die omatandigheden cen genadcmaatregel van aard i$ am de verbetering van de2e veroordeelde te doen verhopen; Bevedt dat bij toepassing en binnen de perken van artikel 1 en 8 der wet van 29 juni 1964, de tenuitvoerlegging van de hoofdgevangenisatraf en de geldboete uitgesproken ten laste van veroordeelde, wordt uitgesteld voor een temnjn van drie jaar vanaf hedcn, uitge2onderd een effective geldboete van 250 EUR, vermeerderd met 50 dedmes, zijnde 1500 EUR, of een vervangende gevangenisstraf van vijfenzeventig dagen. Verplicht veroordeelde, als bijdrage voor de financiering van het Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders, tot het betalen van een bijdrage van 25 EUR, bij toepassing van artikel 1 van de wet van 5 maart 1952, gewijzigd door de wet van 25 december 2016, vermeerderd met 70 decimes, en gebracht op 200 EUR. Verplicht veroordeelde tot betaling van de kosten van het geding belopende 754,16 EUR op heden en, bij toepassing van artikel 91 van het KB van 28 december 1950, tot een vergoeding van 51,20 EUR Zegt dat bij toepassing van artikel 1 der wet van 5 maart 1952 gewijzigd door de wet van 28/12/2011 de geldboete van 1000 EUR vermeerderd wordt met 50 decimes, zodat die geldboete 6000 EUR bedraagt. Bepaalt de duur van de gevangenisstraf waardoor de geldboete vervangen kan worden, bij gebrek aan betaling binnen een termijn vermeld in artikel 40 van het strafwetboek, op drie maanden voor de geldboete van 1000,- EUR; Beveelt dat het percecl met adres te en in haar oorspronkelijke staat zal hersteld worden, namelijk door - het stopzetten van het gewoonlijk en strijdig gebruik van het terrein voor

7 27- Juni :17 REA A PEN Nr P. 8/8 Vonnis nr. F 7 het opslaan van allerlei materiaal, materieel en afval, - het ontruimen van het perceel: verwijderen van al het plastic, hout,. golfplaten, een kader in beton, een autowrak, een kapot televisietoestel ed., binnen een tennijn van zts maanden te rekenen vanaf het in kiacht van gewijsde treden van huidig vonnis en onder verbeuring van een dwangsom van 100 euro per dag vertraging in het niet nakomen van het hiervoor bevolene. Dat de stedenbouwkundige inspecteur eo/of het College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente in geval het vonnis niet wordt ten uitvoer gelegd, van ambtswege in de uitvoering ervan kan voorzien. Machtigt de stedenbouwkundigc inspecteur en/of het College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente de van de herstelling van de plaats afkomende material en en voorwerpen te verkopen, te vervoeren, op te slaan en te vemietigen op een door hen gekozen plaats; Zegt voor recht dat de vcroordeelde gehouden is alle uitvoeringskosten, verminderd met de opbrengst van de verkoop der matenalen en voorwerpen, te vergoeden op vertoon van een staat, begroot en invorderbaar verklaard door de beslagrechter, Alles wat voorafgaat is, overeenkomstig de bepalingen der wet van 15 juni 1935 op het gebrrnk der talen in gerechtszaken, in de Nederlandse taal geschied. Aldus gcwezen door de hiemavermelde rechter die de 2aak behandeld heeft en erover beraadslaagd heeft en uitgesproken in openbare terechtzitting door de Voorzitter op zesentwintig juni tweedukendzeventien in aanwezigheid van het Openbaar Ministerie en de griffier. AANWEZIG: D. Marien, voorzitter van de kamer, enig rechter substituut-procureur des konings, griffier. D. Marifin A. Mertens