Besluit van de Vlaamse Regering houdende definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Leidingstraat Alveringem-Maldegem

Transcriptie

1 Besluit van de Vlaamse Regering houdende definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Leidingstraat Alveringem-Maldegem DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, artikel , gewijzigd bij het decreet van 18 november 2011 ; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 1997 houdende de definitieve vaststelling van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, bekrachtigd bij het decreet van 17 december 1997 wat de bindende bepalingen betreft, en op de besluiten van de Vlaamse Regering van 12 december 2003 en 17 december 2010 houdende de definitieve vaststelling van een herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, bekrachtigd bij de decreten van 19 maart 2004 respectievelijk 25 februari 2011 wat de bindende bepalingen betreft; Gelet op het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, artikel 26, eerste en tweede lid; Gelet op het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, artikel 13, 1 en 3, gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2002 en artikel 36ter, 2, eerste lid, ingevoegd bij het decreet van 19 juli 2002 en gewijzigd bij het decreet van 19 mei 2006; Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gewijzigd bij decreet van 19 juli 2013, artikel 8, 1, eerste lid; Gelet op het koninklijk besluit van 5 februari 1979 houdende de vaststelling van het gewestplan Diksmuide Torhout, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 25 januari 1995, 28 juli 1995, 13 maart 1996, 23 september 1997 en 9 februari 1999; Gelet op het koninklijk besluit van 17 december 1979 houdende de vaststelling van het gewestplan Roeselare Tielt en latere wijzigingen; Gelet op het koninklijk besluit van 7 april 1977 houdende de vaststelling van het gewestplan Brugge Oostkust en latere wijzigingen; Gelet op het koninklijk besluit van 24 maart 1978 houdende de vaststelling van het gewestplan Eeklo Aalter en latere wijzigingen; 1/7

2 Gelet op het plan-milieueffectenrapport, goedgekeurd door de dienst Mer van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie op 13 augustus 2013, waaruit blijkt dat bij de opmaak van het plan-mer voldaan werd aan de ter zake geldende regelgeving en waaruit blijkt dat dit milieueffectenrapport tevens de passende beoordeling bevat; Gelet op de beslissing van de dienst Veiligheidsrapportage van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van 8 juli 2013 dat geen ruimtelijk veiligheidsrapport dient gemaakt te worden; Gelet op plenaire vergadering gehouden op 17 juli 2013 over het voorontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Leidingstraat Alveringem-Maldegem ; Gelet op het advies van de strategische adviesraad ruimtelijke ordening van 28 augustus 2013; dat dit advies geen aanpassingen aan het plan tot gevolg heeft gehad; Gelet op de voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Leidingstraat Alveringem-Maldegem door de Vlaamse Regering op 4 oktober 2013; Gelet op de aankondiging door de Vlaamse Regering van het openbaar onderzoek over het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan; Gelet op het openbaar onderzoek dat plaatsvond van 26 november 2013 tot en met 24 januari 2014, de uitgebrachte bezwaren opmerkingen en adviezen, waaruit blijkt dat tijdens het openbaar onderzoek 13 bezwaren, opmerkingen en adviezen werden ingediend.; Gelet op advies /1 van de Raad van State, gegeven op 11 april 2014, met toepassing van artikel 84, 1, eerste lid, 2 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Overwegende dat het richtinggevend gedeelte van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen bepaalt dat hoofdtransportleidingen op Vlaams niveau worden geselecteerd en in ruimtelijke uitvoeringsplannen worden vastgelegd; dat Fluxys NV de aanleg voorziet van een aardgastransportleiding tussen Alveringem en Maldegem; dat daarbij een verbinding tussen de LNG-terminal in Duinkerke en Zeebrugge wordt beoogd; dat hierbij een aftakking wordt voorzien van Houthulst naar Langemark-Poelkapelle; dit ter bevoorrading van de regio Ieper; dat het voorziene tracé aangeduid wordt als een leidingstraat of strook om in de toekomst de aanleg van leidingen mogelijk te maken in bundeling met bestaande leidingen; dat gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen worden aangeduid waarin de bouw van grondstations wordt mogelijk gemaakt; Overwegende dat, in overeenstemming met de bepalingen van art en 2 van het decreet betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage (5/4/1995) en het uitvoeringsbesluit van 10 december 2004 van de Vlaamse Regering houdende 2/7

3 vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectenrapportage, een plan-mer werd opgemaakt; dat de dienst MER het plan-mer heeft goedgekeurd op 13 augustus 2013; dat de resultaten van het milieuonderzoek en de voorgestelde milderende maatregelen verwerkt werden in het ruimtelijk uitvoeringsplan; dat in een aantal gevoelige zones de leidingstraat in breedte beperkt wordt en ter hoogte van de definitief aangeduide ankerplaats Kastelen Gruuthuyse Cellen Erkgem en Kampveld een verbod op aanhorigheden wordt voorzien; Overwegende dat het tracé in de Westhoek het westelijk front van de Eerste Wereldoorlog doorkruist; dat het tracé de gekende archeologische sites Vliegend Paard te Oedelem en Ter Krane te Oostkamp doorkruist; dat deze zones vanuit archeologie als zeer waadevol worden beschouwd; dat vanuit het plan-mer wordt aanbevolen in die zones de leidingstraat in breedte te beperken; dat gezien het specifieke karakter van deze gebieden deze aanbeveling wordt vastgelegd in de stedenbouwkundige voorschriften; Overwegende dat in het plan-mer een alternatief B werd onderzocht dat het habitatrichtlijngebied Bossen, heiden en valleigebieden van zandig Vlaanderen: westelijk deel doorkruist; dat de impact van de leiding werd onderzocht in het plan- MER; dat een passende beoordeling werd opgenomen in het plan-mer; dat de passende beoordeling gunstig werd geadviseerd door het Agentschap voor Natuur en Bos op 13 augustus 2013; dat het alternatief B niet werd weerhouden in het plan; Overwegende dat het plan gelegen is in een definitief aangeduide ankerplaats Kastelen Gruuthuyse Cellen Erkgem en Kampveld ; dat volgens het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2008 de zorgplicht van toepassing is; dat een zorgplichtnota werd opgenomen in het plan-mer; dat in de goedkeuringsbeslissing van het MER wordt gesteld dat het MER kan fungeren als motiveringsnota t.a.v. de definitief aangeduide ankerplaats; dat omwille van de zorgplicht in de voorschriften een verbod op aanhorigheden wordt voorzien; dat gezien de specifieke aard van het deeltracé dat gelegen is binnen het beschermd landschap loop (bedding en oevers) Rivierbeek Waardammebeek en Ringbeek binnen de ankerplaats specifieke voorschriften werden uitgewerkt waarbij het toepassen van sleufloze technieken wordt opgelegd; dat het plan een overdruk betreft; dat het plan slechts betrekking heeft op een beperkt en niet representatief deel van de ankerplaats; dat de erfgoedkenmerken door het verplichten van de sleufloze technieken niet in het gedrang worden gebracht; dat de ankerplaats om die redenen binnen het plan niet werd omgezet naar erfgoedlandschap; Overwegende dat in uitvoering van het decreet Integraal Waterbeleid (18 juli 2003, gewijzigd bij decreet van 19 juli 2013) bij de opmaak van het plan een watertoets is uitgevoerd; dat de watertoets werd opgenomen in het plan-mer; dat hierover tevens toelichting is opgenomen in de toelichtingsnota; dat met het watersysteem rekening is gehouden bij de redactie van de stedenbouwkundige voorschriften; dat uit één en ander kan besloten worden dat er geen permanente effecten met betrekking tot het watersysteem te verwachten zijn, wanneer de milderende maatregelen (met name het plaatselijk beperken in breedte van de leidingstraat) in acht worden genomen; Overwegende dat de neerslag van de ruimtelijke afweging is opgenomen in de toelichtingsnota bij het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan; 3/7

4 Overwegende dat voor het concrete Fluxysproject een project-mer werd opgemaakt; dat deze werd goedgekeurd op 21 januari 2014; Overwegende dat een aantal bezwaren, opmerkingen en adviezen betrekking hebben op de concrete realisatie op het terrein, waarbij aspecten aan bod komen die niet tot de inhoud van het ruimtelijk uitvoeringsplan behoren, of betrekking hebben op initiatieven die niet direct tot de bevoegdheidssfeer van de ruimtelijke ordening behoren omdat ze handelen over de aanlegwijze van de infrastructuur of zich situeren op het schaal- en detailniveau van de concrete uitvoeringsplannen; dat deze bezwaren, opmerkingen en adviezen derhalve geen aanleiding geven tot aanpassingen aan het GRUP, maar aan bod zullen komen hetzij bij de opmaak van de concrete uitvoeringsplannen en de aanvraag tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning, hetzij in het rechtstreeks overleg met eigenaars en gebruikers in de aanlegfase zelf, hetzij reeds aan bod zijn gekomen bij de opmaak van het project-mer; Overwegende dat in een aantal bezwaren, opmerkingen en adviezen aandacht wordt gevraagd voor de impact op de landbouw en de concrete bedrijfsvoering in het bijzonder; dat in de toelichtingsnota horende bij het ontwerp ruimtelijk uitvoeringsplan in het kader hiervan een korte toelichting met betrekking tot de gaswet was opgenomen; dat hieruit voldoende blijkt dat de landbouwactiviteiten op zich niet in het gedrang komen; dat met de ligging van bestaande afwaterings- en/of draineerbuizen rekening wordt gehouden bij de opmaak van de concrete uitvoeringsplannen; dat bezorgdheden worden geuit over het herstellen van de drainage op betrokken percelen na het aanleggen van de leiding; dat hiervoor op uitvoeringsniveau maatregelen worden genomen tijdens de aanleg van de leiding alsook tijdens het plaatsherstel na de aanleg van de leiding; dat deze opmerkingen geen betrekking hebben op elementen die vastgelegd worden in het ruimtelijk uitvoeringsplan en derhalve geen aanpassing van het plan vereisen, maar wel relevant zijn bij de concrete uitvoering van de aanlegwerken; Overwegende dat in sommige bezwaren, opmerkingen en adviezen een vrees voor waardevermindering van de eigendommen wordt uitgesproken; dat de vrees wordt geuit dat de erfdienstbaarheid de waarde zal doen dalen; dat hier geen compensaties tegenover staan; dat in het bijzonder vragen worden gesteld bij de bepaling van de vergoedingen in functie van verlies aan vruchten, herstellen van drainage en het structuurbederf; dat in antwoord hierop kan gesteld worden dat de bestaande wettelijke regelingen van toepassing zijn; dat voor het kruisen van landbouwgronden niet uitgegaan wordt van een directe waardevermindering van de betrokken gronden; Overwegende dat in sommige bezwaren, opmerkingen en adviezen suggesties worden gedaan over de tracékeuze; dat daarbij in het bijzonder wordt voorgesteld de oude spoorwegroute uit te gebruiken omdat deze de rechtste, kortste en droogste route zou zijn; dat de tracékeuze in het plan-mer en in de toelichtingsnota is gemotiveerd; dat de tracékeuze naast de technische haalbaarheid uitgaat van ruimtelijke aspecten en rekening houdt met de elementen vanuit leefmilieu op basis van de evaluatie van de technisch haalbare alternatieven in het plan-mer; dat de criteria waarop de te onderzoeken tracés zijn bepaald, in het plan-mer zijn weergegeven; dat het aangehaalde alternatief niet voldoet aan deze criteria, in het bijzonder de veiligheidsafstand tot woningen; 4/7

5 Overwegende dat in één bezwaar gesteld wordt dat de bouw van twee landbouwbedrijfsgebouwen onmogelijk zal worden gemaakt door de aan te leggen leiding; dat betrokken perceel gelegen is langs de aftakking tussen Houthulst en Langemark-Poelkapelle; dat het tracé bepaald werd rekening houdend met de criteria zoals vermeld in het plan-mer; dat daarbij ondermeer rekening werd gehouden met de op dat moment gekende bestaande en toekomstige landbouwuitbatingen; dat het eventueel verleggen van het tracé andere percelen belast met de reservatie voor een leidingstrook; dat uit het onderzoek van de concrete situatie blijkt dat de leiding binnen de voorziene leidingstrook kan worden aangelegd zonder de bouw van twee landbouwbedrijfsgebouwen op het perceel onmogelijk te maken; dat er derhalve geen noodzaak is om het voorziene leidingtracé te wijzigen; Overwegende dat in sommige bezwaren, opmerkingen en adviezen een alternatieve locatie voor het grondstation in Alveringem wordt gevraagd; dat het grondstation niet zou passen in de groene en rustige omgeving; dat er hierbij bezorgheden worden geuit over de lawaaihinder als gevolg van het grondstation en met betrekking tot de veiligheid van het grondstation en de leiding; dat in het plan-mer alternatieve locaties voor het grondstation met de bovengrondse installaties werden onderzocht; dat daarbij rekening werd gehouden met onder meer de technische randvoorwaarden; dat daarbij ook rekening wordt gehouden met het grensstation dat op grondgebied van Frankrijk zal gebouwd worden; dat uit het onderzoek en rekening houdende met de randvoorwaarden is gebleken dat de voorgestelde locatie geen onaanvaardbare effecten heeft op de omgeving en dat geen alternatieve locatie beschikbaar is die beantwoordt aan de randvoorwaarden en waarbij de impact op de omgeving uitgesproken minder is dan de voorgestelde locatie; dat bij de aanleg van de leiding en de bouw van de grondstations de wettelijke veiligheidsmaatregelen gevolgd zullen worden; dat bij de bouw van het grondstation tevens de in functie van de geluidsnormen geldende wetgeving dient te worden gevolgd; dat indien nodig op uitvoeringsniveau verdere maatregelen zullen worden genomen om de geluidseffecten te beperken; dat met betrekking tot de landschappelijke inpassing van de aanhorigheden in de voorschriften is opgenomen dat aandacht wordt gevraagd voor de ruimtelijke en visuele inpassing; dat deze inpassing verder zal worden uitgewerkt in de concrete uitvoeringsfase; dat hiervoor in het project-mer reeds voorstellen werden voor geformuleerd; Overwegende dat in sommige bezwaren, opmerkingen en adviezen aandacht wordt gevraagd voor het nemen van veiligheidsmaatregelen, in het bijzonder de plaatsaanduiding van de toekomstige aardgasleiding op het kabel- en leidingenportaal; dat bij de aanleg de wettelijke en aanvullende veiligheidsmaatregelen terzake zullen gevolgd worden; dat het voorziene project van de Fluxysleiding reeds is aangeduid op het kabel- en leidingenportaal; Overwegende dat in één advies gesteld wordt dat de uitvoering met respect voor de natuur, het milieu en de omgeving dient te gebeuren; dat met deze aspecten reeds rekening werd gehouden in het kader van het onderzoek in het plan-mer en bij de opmaak van het plan; dat deze aspecten verder op projectniveau werden onderzocht in het project-mer; dat zodoende ook de doorvertaling naar het uitvoeringsniveau verzekerd is; 5/7

6 Overwegende dat tijdens het openbaar onderzoek dertien tijdige bezwaren, opmerkingen en adviezen werden ingediend; dat de resultaten van het openbaar onderzoek geen aanleiding geven tot inhoudelijke aanpassingen aan het ontwerpplan; 6/7

7 Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport; Na beraadslaging, BESLUIT: Artikel 1. Het bij dit besluit gevoegde gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Leidingstraat Alveringem-Maldegem wordt definitief vastgesteld. De normatieve delen van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn gevoegd bij dit besluit als bijlagen : 1 bijlage I bevat het grafisch plan; 2 bijlage II bevat de stedenbouwkundige voorschriften bij het grafisch plan, De niet-normatieve delen van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan zijn gevoegd bij dit besluit als onderdeel van 1 bijlage III, de toelichtingsnota met een weergave van de feitelijke en juridische toestand, meer bepaald de tekstuele toelichting en de kaarten; de relatie met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, een lijst van de voorschriften die strijdig zijn met het voormelde gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan en die worden opgeheven, een overzicht van de conclusies van het planmilieueffectenrapport, de passende beoordeling, de motiveringsnota inzake de zorgplicht en de watertoets; 2 bijlage IV, het register met de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing, een kapitaalschadecompensatie of gebruikerscompensatie; 3 bijlage V: het plan-mer; Art. 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor ruimtelijke ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, De Minister-president van de Vlaamse Regering, Kris PEETERS De Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, Philippe MUYTERS 7/7