2.01 Protocol: Deurbeleid - concept

Transcriptie

1 2.01 Protocol: Deurbeleid - concept Inleiding Een school is een dynamische instelling waar de hele dag door kinderen, ouders, externe begeleiders en leveranciers in en uit lopen. Het is een bijna onmogelijke taak om een school geheel af te sluiten voor ongewenste bezoekers. Wel kunnen we het risico hierop zoveel mogelijk verminderen. Hieronder schetsen we de gewenste situatie rondom het deurbeleid We willen meer controle voeren op wie de school in- en uitloopt. 1. De toegangsdeuren zijn open tussen 8.30 uur en 8.50 uur en tussen uur en 13.05uur. 2. Er zijn verantwoordelijken aangewezen voor het openen en sluiten van de deuren voor en na die tijd 3. Bij centrale deur(en) hangt een deurbel zodat een volwassene de deur kan openen. Tijdens buitenspeeltijd is de toegangsdeur aan de speelplaats-kant open voor toiletbezoek. De leerkrachten die surveilleren, zorgen ervoor dat zij altijd zicht hebben op die buitendeuren. De verantwoordelijken voor het sluiten van de deuren zijn vastgelegd in het taakbeleid Deze werkwijze zal jaarlijks bij de start van het nieuwe schooljaar worden bijgesteld.

2 2.03 Protocol: Hoe te handelen bij extreme weersomstandigheden Inleiding Bij extreme omstandigheden zal de directeur ( of bij afwezigheid van de directeur een MT lid) passende maatregelen nemen om de veiligheid van de leerlingen en het personeel te waarborgen. Onder extreme weersomstandigheden wordt verstaan: storm, ijzel, sneeuw, onweer, mist en hitte golf. Hoe te handelen bij extreme weersomstandigheden Zodra de directeur e.o. plaatsvervanger van deze extreme of bedreigende weersomstandigheden op de hoogte is gesteld, door de radio, via sociale media, een ouder, een teamlid enz., zal hij/zij zich beramen over de te nemen maatregelen. Hierbij overlegt hij/zij met de aanwezige MT leden. De directeur e.o. plaatsvervanger raadpleegt de site www. KNMI.nl. of een andere meteorologische informatiebron die de weersvoorspellingen e/o waarschuwingen per regio geeft voor de komende uren. afbeelding weeralarm en toelichting kleuren: CODE GROEN: CODE GEEL: CODE ORANJE: CODE ROOD; geen waarschuwingen waarschuwingen extreem weer weeralarm De directeur e.o.plaatsvervanger neemt de adviezen mee in de besluitvorming. Indien er zich plotseling extreem weer aandient neemt de directeur e.o. plaatsvervanger een beslissing die in het belang is van de veiligheid. (Bij twijfel niet de school verlaten) Wordt er een code oranje of rood afgegeven in het gebied van de school, dan worden er geen kinderen vervoerd of begeleid naar een buitenschoolse activiteit. Ook geplande excursies en pauzes/buitenspelen komt dan te vervallen. De directeur zal het team en de VSO/TSO/NSO zo spoedig mogelijk op de hoogte stellen van de te nemen maatregel(en) Ouders worden, indien nodig, op de hoogte gebracht. Andere maatregelen bij extreme weersomstandigheden kunnen zijn: - in de pauze binnen blijven. - niet naar de gymzaal lopen. - deuren en ramen van de school gesloten houden. - de school sluiten. - de school verlaten. - de buitenspeeltijd verkorten. (mocht buiten de temperatuur te warm zijn, de zon te fel schijnen, dan kan besloten worden om de buitenspeeltijd te verkorten) - tropenrooster invoeren (de directeur bepaalt i.o.m. het bestuurskantoor of hij bij extreem - zomerweer een tropenrooster in wil stellen. Een tropenrooster is een rooster dat aangepast is ten gevolge van hitte. Het minimum aantal lesuren per schooljaar moet in ieder geval gehaald worden.

3 2.05 Protocol: Toezicht en afspraken buitenschoolse activiteiten 2016 Inleiding Voor alle externe activiteiten (excl.gymnastieklessen) is de school verplicht om een protocol of regeling te hebben, waarin beschreven staat wat de verplichtingen en voorschriften zijn. Ingeval er geen regeling of beschrijving is, wordt gehandeld conform een vergelijkbare regeling uit het protocol en wordt de activiteit zo nodig toegevoegd. Voor de volgende activiteiten dient er een protocol aanwezig te zijn wat moet worden ingezien bij de voorbereiding en er moet een bijbehorend registratieformulier worden ingevuld. activiteiten vanuit de instelling die zijn beschreven in het schoolplan /de schoolgids, die binnen en/of buiten lestijden vallen en buiten de instelling/het schoolgebouw plaatsvinden (m.a.w. interne activiteiten die extern plaatsvinden). excursie / uitstapjes cursussen schoolzwemmen schoolreisjes schoolkamp sportdagen en sportwedstrijden activiteiten van buiten de instelling die buiten de lestijden vallen, niet beschreven staan in het schoolplan /de schoolgids, maar binnen de instelling/het schoolgebouw plaatsvinden (m.a.w. externe activiteiten die intern plaatsvinden). overblijven tussen de middag/tussenschoolse opvang cursussen/lessen buiten lestijd, gegeven door een muziekschoolleraar, een sportclubinstructeur, een dansschoolleraar, een schaakclubinstructeur, enz diverse hobbyclubs brede school activiteiten huiswerkbegeleiding blokfluitles Per instelling dienen duidelijke afspraken met alle betrokken partijen gemaakt te worden over: toezicht en verantwoordelijkheid aansprakelijkheid aantallen van deelnemers contactpersonen niet deelnemende leerlingen vervoersmiddelen en wettelijke verplichtingen afspraken, condities en voorwaarden voor inzet ouders bekostiging activiteit plaats van de activiteit gedragsregels Tevens dient het bekend te zijn wat de rechtspositionele/arbeidsvoorwaardelijke gevolgen zijn voor het onderwijspersoneel, die zijn vastgelegd in wet- en regelgeving en anders vooraf zijn geregeld en vastgelegd. In dit protocol worden alle afspraken betreffende veiligheid voor binnen- en buitenschoolse activiteiten bij elkaar gebracht. Het doel is dat alle betrokkenen op de hoogte zijn van de afspraken rondom veiligheid, opdat we gezamenlijk proberen de veiligheid voor de ons toevertrouwde leerlingen te optimaliseren. De volgende hoofdstukken zijn opgenomen:

4 1. Gebruik speelplaatsen. 2. Gebruik gymzaal. 3. Gebruik gangen. 4. Schoolreis. 5. Kamp. 6. Excursievervoer. 7. Verkeersexamen. 8. Externe sportactiviteiten. 9. Interne schoolactiviteiten. Voorts is de volgende procedure vastgesteld. Na iedere activiteit wordt er geëvalueerd binnen de reguliere teamvergadering. Minimaal één maal per jaar wordt het totale protocol besproken, gewijzigd en vastgesteld. Jaarlijks wordt het totale protocol voorgelegd aan de MR (september). Eén maal per jaar wordt het door team en MR goedgekeurde protocol voorgelegd de beleidsmedewerker van het bestuurskantoor Daar waar dit protocol niet voorziet, dient analoog aan een gelijkende activiteit een veiligheidsprotocol geschreven te worden. 1. GEBRUIK SPEELPLAATS Het schoolplein behoort tot het gebied waarvoor de school gedurende de schooltijd (en 15 minuten voor en na) verplicht is toezicht te houden. 1.1 Fietsen Op het schoolplein wordt niet gefietst. De fietsen worden in de fietsenrekken gezet. 1.2 Naar binnen/buiten gaan Het binnenkomen en verlaten van het schoolgebouw verloopt rustig. Rennen is niet toegestaan. 1.3 Speelplekken De leerkracht brengt en haalt de leerlingen naar/van de speelplaats. Er moet altijd toezicht zijn. De leerkrachten nemen een strategische positie in, zodat zij een goed zicht hebben over de speelplaats. Vechten en wilde spelletjes zijn verboden. Voetballen is geoorloofd op het veldje naast de school. Leerlingen mogen niet naar binnen tijdens de pauze, toiletbezoek alleen bij noodzaak. De school geeft aan waar groepen spelen. Een aantal plaatsen is niet bedoeld om te spelen: in de struiken; tussen de fietsenrekken; in de plantenperken; op de containers 1.4 Skates, rolschaatsen, skateboards, waveboards, e.d.. Aangezien er voor schooltijd en tijdens de pauze veel personen op de speelplaats zijn, leveren bovenstaande attributen te veel gevaar op en zijn daarom niet toegestaan. Een uitzondering is er voor die (beperkt voorkomende) momenten waarop één groep onder toezicht van de groepsleerkracht buiten speelt. Dit geldt - indien mogelijk- ook voor de overblijfkinderen. 1.5 Bij slecht weer Als de weersomstandigheden slecht zijn, mogen de leerlingen eerder naar binnen. Bij slecht weer tijdens het speelkwartier blijven de leerlingen binnen. Het team is verantwoordelijk voor de beoordeling hiervan. De groepsleerkracht geeft aan waar de leerlingen moeten verblijven en houdt toezicht. Hij/zij geeft aan wat de leerlingen kunnen doen tijdens het binnenspelen. Treedt tijdens het buitenspelen weerverslechtering op (dit ter beoordeling van de buitenlopende leerkracht) dan gaan de leerlingen alsnog naar binnen.

5 1.6 Ongewenste personen op het schoolplein Personen die niet tot de schoolbevolking behoren en zich op de speelplaats ophouden, worden door de buiten lopende leerkracht verzocht zich te verwijderen. Wordt hieraan geen gehoor gegeven, dan direct melden bij de directie. Deze onderneemt verdere actie. 2. GEBRUIK GYMZAAL Wanneer een leerling niet mee kan doen met de les dient dit door de ouder gemeld te worden. Gymnastiekkleding en gymnastiekschoenen verplicht. Jongens en meisjes in een aparte kleedkamer (indien mogelijk). Toestellen mogen niet zonder toestemming en toelichting van de leerkracht gebruikt worden. De leerkracht dient, daar waar nodig, te assisteren. Wees voorzichtig met grote opgebouwde installaties. De leerkracht bepaalt wat kinderen moeten doen die niet gymmen. 3. GANGEN Leerlingen gedragen zich rustig; schreeuwen, rennen en stoeien niet. De jassen worden ordelijk opgehangen en gepakt. Bij calamiteiten treedt het noodplan/ontruimingsplan in werking, onder eindverantwoording van de directie/bhv-er. nood- en tussendeuren altijd vrijhouden; brandslangen en blusapparaten altijd gebruiksklaar houden. 4. SCHOOLREIS Voor aanvang van het schoolreisje worden alle bijzonderheden over de leerlingen geïnventariseerd (dieet, medicijnen en alle noodzakelijke telefoonnummers). Mobiele telefoon en EHBO-doos gaan standaard mee. Voor vertrek worden de regels, afspraken en andere specifieke aspecten voor de schoolreis gelijktijdig met de leerlingen en begeleiders doorgenomen. Onderstaande leidt tot duidelijke instructie van de leerkracht aan de kinderen. Regels van het park of attractie omtrent de lengte, leeftijd e.d. altijd aanhouden. AFSPRAKEN SCHOOLREIS De leerkracht bepaalt de verdeling van de leerlingen over de groepjes en geeft aan wie de begeleider is. De groepsgrootte is afhankelijk van de leeftijd van de leerlingen en de te bezoeken attractie; de schoolreiscommissie bepaalt de groepsgrootte in overleg met de schoolleiding. Voor elke schoolreis zullen, naast de algemene regels rondom uitstapjes, meer specifieke afspraken gemaakt worden die te maken hebben met de mogelijk- en onmogelijkheden behorende bij het betreffende reisdoel. Deze gewone en specifieke regels worden vooraf met de begeleiders doorgesproken. s Ochtends verzamelen de leerlingen zich in de klas. De absentielijst wordt bekeken en ingevuld, eventuele absenten worden aan de coördinator doorgegeven. Eventuele laatste tips worden gegeven. Begeleiders nemen hun eigen groepje mee naar de gereedstaande bus. Tevoren is bekend in welke bus plaatsgenomen moet worden. Er gaat een extra auto mee in verband met eventueel dokterbezoek of andere calamiteiten. Eén leerkracht loopt vrij rond en bezit de mobiele telefoon van de school, de lijst met telefoonnummers van alle leerlingen en EHBO-doos. Gedurende de dag worden aantallen leerlingen enkele keren geteld/gecontroleerd. 4.1 INSTRUCTIE AAN BEGELEIDERS Op papier krijgt elke begeleider de namen van de leerlingen van zijn of haar groepje. Ook de specifieke dagafspraken worden tevoren doorgesproken en mee naar huis gegeven. Een plattegrond van het park wordt, indien mogelijk, bijgevoegd. Begeleiders moeten weten dat zij de hele dag verantwoordelijk zijn voor hun groepje. In bijzondere gevallen kunnen zij altijd terugvallen op een van te voren afgesproken centrale post in het park. Begeleiders kunnen een consumptie gebruiken, maar blijven in hun pauze verantwoordelijk voor hun groepje. Ook leerkrachten blijven bij hun groepje.

6 De begeleider meldt bij thuiskomst de groep bij de leerkracht af. 4.2 INSTRUCTIE AAN DE LEERLINGEN Luisteren naar de begeleider van hun groepje. Indien leerlingen hun groepje kwijt raken, dan moeten zij naar de centrale post in het park gaan. Die post is altijd bemand, liefst door iemand van het team (herkenbaar voor kinderen). Eventueel kan de herkenbaarheid van leerlingen vergroot worden door een petje, naamkaartje of T- shirt. 5. KAMP Voor aanvang van het schoolkamp worden alle bijzonderheden over de leerlingen meegenomen (ziektekostenverzekering, dieet, medicijnen en alle noodzakelijke telefoonnummers). Mobiele telefoon en EHBO-doos gaan standaard mee. Voor vertrek worden de regels, afspraken en andere specifieke aspecten voor het kamp gelijktijdig met de leerlingen en begeleiders doorgenomen. AFSPRAKEN KAMP Voor vertrek worden de regels, afspraken en noodplan van het kampgebouw doorgenomen met leerlingen en begeleiders. Na aankomst worden nog een keer de regels en afspraken doorgenomen. Met name voor bosspelen en nachtspelen dienen afspraken vastgelegd te worden. Leerlingen is het niet toegestaan mobiele telefoons mee te nemen. Het telefoonnummer van het kampgebouw is bij ouders bekend, evenals het mobiele telefoonnummer van school. Minimaal 1 begeleider op 8 leerlingen. 6. EXCURSIE De school organiseert uitstapjes en/of excursies voor de kinderen. Kleine en grotere excursies naar interessante bestemmingen verrijken ons onderwijsaanbod. Naast fietsvervoer, moet ook vervoer per bus, trein en auto op een verantwoorde manier gebeuren. Wanneer gebruik gemaakt wordt van middelen om kinderen te vervoeren, is het van groot belang om goede afspraken te maken met alle betrokkenen. Met name bij de inzet van voertuigen dient duidelijk te zijn wat er van wie kan worden verwacht en waar wiens verantwoordelijkheden liggen. Voor aanvang van elke excursie worden alle bijzonderheden over de leerlingen geïnventariseerd (dieet, medicijnen en alle noodzakelijke telefoonnummers). Mobiele telefoon en EHBO-doos gaan standaard mee. Voor vertrek worden de regels, afspraken en andere specifieke aspecten voor de excursie gelijktijdig met de leerlingen en begeleiders doorgenomen. Indien de groepsleerkracht ziek/afwezig is, vindt de excursie/uitstapje niet plaats. Alleen met toestemming van de schoolleiding kan hierop een uitzondering gemaakt worden. Een en ander leidt dan tot een aangepast draaiboek. 6.1 VERVOER PER BUS Wettelijke regels over het aantal leerlingen op de stoelen strikt navolgen. In principe bepaalt de leerkracht wie waar zit. In veel gevallen zal dit vrij gelaten kunnen worden. In iedere bus zit minimaal 1 leerkracht. Per bus wordt tevoren bepaald, welke leerkracht verantwoordelijk is voor het tellen van de leerlingen. De begeleiders zitten verspreid door de bus en houden mede toezicht. Alle leerlingen blijven zitten. Leerlingen mogen niet op de eerste stoel(en) en op de middelste stoel van de achterbank i.v.m. voorover vallen bij plotseling remmen. Aan de huishoudelijke regels van de chauffeur wordt gehoor gegeven (verantwoordelijk is een leerkracht). Na afloop telt elke begeleider zijn/haar groepje. De leerkracht telt het aantal leerlingen in de bus nogmaals voor vertrek. Mochten er leerlingen te laat bij de uitgang zijn, dan wachten enkele leerkrachten/begeleiders. De namen van ontbrekende leerlingen worden gemeld aan de coördinator. In het uiterste geval vertrekken de bussen en wacht de commissie op de laatkomers. Bij terugkomst melden ouders hun kind af bij de begeleider van het groepje en deze meldt de groep af bij de leerkracht. De leerkracht blijft op de speelplaats totdat alle leerlingen weg zijn.

7 De leerlingen van groep 1-2 gaan terug naar de klas en worden daar opgehaald. 6.2 VERVOER PER AUTO Alleen volgens onderstaand protocol kunnen kinderen per auto worden vervoerd. 1. We maken alleen gebruik van auto's met gordels voorin en achterin de auto. Het aantal te vervoeren kinderen per auto is dan direct afhankelijk van het aantal gordels. Elk kind moet in de gordel kunnen. (Wettelijk mogen oude auto's achterin zonder gordels zijn, deze auto's zetten wij NIET in). 2. Kinderen jonger dan 18 jaar en kleiner dan 1 meter 35, moeten de driepuntsgordel gebruiken als heupgordel (bovenste riem achter de rug langs), tenzij er een stoelverhoger aanwezig is; dan kan de driepuntsgordel wel worden gebruikt. 3. Kinderen jonger dan 18 jaar en kleiner dan 1 meter 35 worden niet voor in de auto vervoerd, tenzij er een stoelverhoger aanwezig is; de driepuntsgordel wordt dan gebruikt. 4. Kinderen ouder dan 18 jaar en/of groter dan 1 meter 35 mogen - in de driepuntsgordel - voorin worden vervoerd. 5. Leerkrachten controleren zoveel mogelijk of alles verloopt en voldoet aan de afspraken. Het is echter niet altijd mogelijk om als leerkracht alles te controleren. Ouders/verzorgers die aanbieden om te rijden dienen derhalve goed op de hoogte te zijn van de gestelde afspraken. 6. Ouders dienen bij voorkeur een ongevallen-inzittenden verzekering te hebben. 7. Ouders zullen elke keer worden gewezen op een aantal voorwaarden waaraan moet worden voldaan: - De auto moet APK goedgekeurd zijn; - De chauffeur dient in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs voor het voertuig; - De chauffeur mag geen medicijnen gebruiken die het reactievermogen kunnen beïnvloeden; - De chauffeur mag geen andere middelen tot zich hebben genomen die het - rijgedrag zouden kunnen beïnvloeden (alcohol, verdovende middelen etc.); - Van de chauffeur wordt een veilige rijstijl verwacht; 8. Het is alleen toegestaan voor een kind jonger dan 18 en kleiner dan 1.35 m bij de eigen ouder op een stoelverhoger/autostoel vervoerd te worden.

8 Wettekst REGLEMENT VERKEERSREGELS EN VERKEERSTEKENS 1990, Hoofdstuk II VERKEERSREGELS, Paragraaf 27 AUTOGORDELS EN KINDERBEVEILIGINGSMIDDELEN, artikel 59. Gordels VOORIN Kinderbeveiligingsmiddelen VOORIN In auto's die in gebruik genomen zijn tussen januari 1971 en januari 1990, zijn gordels voorin verplicht Er is een draagplicht van de gordel voor auto's die zijn voorzien van gordels; Kinderen ouder dan 18 jaar of groter dan 1 meter 35 moeten in de gordel. Gordels ACHTERIN In auto's die in gebruik genomen zijn na december 1989, zijn gordels achterin verplicht; Kinderen jonger dan 18 jaar en kleiner dan 1 meter 35 mogen voorin worden vervoerd, mits gebruik wordt gemaakt van een stoelverhoger; Wanneer er geen stoelverhoger aanwezig is, moeten bovenstaande kinderen achterin worden vervoerd. Kinderbeveiligingsmiddelen ACHTERIN Kinderen jonger dan 18 jaar en kleiner dan 1 meter 35 moeten achterin worden vervoerd in een heupgordel, tenzij een stoelverhoger aanwezig is Er is een draagplicht van de gordel voor auto's die zijn voorzien van gordels achterin; Kinderen jonger dan 18 jaar of kleiner dan 1 meter 35 moeten in de heupgordel, tenzij er een stoelverhoger aanwezig is. Dan kan de driepunts gordel worden gebruikt ALGEMEEN: DRIEPUNTSGORDEL ALS HEUPGORDEL Bestuurders en passagiers kleiner dan 1meter 35; Kinderen tussen de 3 en 18 jaar en kleiner dan 1 meter 35 die achterin gezeten zijn; Kinderen van 0 tot 3 jaar Het nadeel van het voeren van de driepuntsgordel als heupgordel is dat bij een ongeval langs het zachte deel van de buik ernstige verwondingen kunnen ontstaan, de gordel werkt minder goed en de persoon is minder goed te bevrijden. Echter het gevaar van ernstige verwondingen aan hals en nek bij een gordel die te hoog zit, kan mogelijk ernstiger zijn. (bron: Stichting Consument en Veiligheid) 6.3 VERVOER PER FIETS Alleen kinderen uit groep 6, 7 en 8 gaan op een degelijke fiets. Hierbij zijn per groep minimaal twee begeleiders en een leerkracht aanwezig. Leerlingen mogen alleen deelnemen met een door de leerkracht goedgekeurde fiets. Ouder fietst voorop met een leerling, daarachter de andere leerlingen. Er wordt indien mogelijk gefietst over fietspaden. Waar nodig wordt achter elkaar gefietst. Bij grotere afstanden worden er verplichte stops gehouden. De leerkracht(en) en begeleider(s) gebruiken veiligheidshesjes. 6.4 VERVOER TE VOET Leerlingen lopen twee aan twee. Eén volwassene loopt voor, één achter in de rij. Naar het dichtbijgelegen gymlokaal gaat alleen de leerkracht mee. Deze loopt om goed overzicht te hebben achter in de rij. Op bepaalde logische punten, einde plein, begin/eind stoep, eind weg, oversteekplaats e.d. stoppen en kijken of de rij nog wel ordelijk en veilig is (de rij dikt dan in en wordt zo minder lang dus veiliger). Oversteken: eerst de groep bij elkaar op de stoep; de weg afzetten met begeleiders; oversteken; duidelijk afspreken waar kinderen wachten.

9 7. VERKEERSEXAMEN Ouders verlenen schriftelijke toestemming. Zonder toestemming mag een leerling niet deelnemen aan het examen. Voorafgaand aan het praktische examen worden alle fietsen (bij voorkeur door de politie) gekeurd. Alleen met een goedgekeurde fiets mag worden meegedaan. De leerlingen dragen fel gekleurde hesjes met rugnummers. Onderweg staan controleposten. De politie houdt de grote kruispunten in de gaten en er rijdt een motoragent rond. Begeleiders worden van tevoren geïnstrueerd. 8. EXTERNE SPORTACTIVITEITEN Voor aanvang van elke sportactiviteit worden alle bijzonderheden over de leerlingen meegenomen (dieet, medicijnen en alle noodzakelijke telefoonnummers). Mobiele telefoon en EHBO-doos gaan standaard mee. Voor vertrek worden de regels, afspraken en andere specifieke aspecten voor de sportactiviteiten gelijktijdig met de leerlingen en begeleiders doorgenomen. 8.1 SPORTDAG Er moet minimaal 1 EHBO er en de grote EHBO-doos aanwezig zijn. Zorg dat de leerlingen steeds op een veilige plek staan wanneer er gesport wordt (denk aan kogelstoten). Gebruik de attributen alleen waarvoor ze bedoeld zijn. Twee ouders per 10 leerlingen als begeleiding. Bij oudere kinderen een ouder op 7 kinderen. Er is altijd een leerkracht zonder groepsverantwoordelijkheid. Deze leerkracht heeft de namenlijsten met telefoonnummers en een mobiele telefoon. Zie ook het hoofdstuk vervoer. 8.2 ZWEMMEN Er worden afspraken gemaakt over incidenteel zwemmen! (bijvoorbeeld tijdens schoolkampen). De ouders schriftelijke toestemming vragen over deelname van hun kind aan de zwem-activiteit. Minimaal 1 begeleider per 8 leerlingen. Vooraf wordt geïnventariseerd bij de ouders of hun kind in bezit is van een zwemdiploma. De leerkracht overlegt, vooraf, met het zwembadpersoneel wanneer er een groep leerlingen komt zwemmen. Tevens bespreekt hij/zij de herkenbaarheid van leerlingen die geen diploma hebben. Navragen of er speciale regels of afspraken zijn die in het zwembad gelden (bijv. opbergen van waardevolle spullen, kleedkamers, douchen) en/of er mogelijkheden zijn om de groep via de geluidsinstallatie te laten omroepen (bijv. om te verzamelen). Controleer waar de EHBO-post is. Er wordt een centrale verzamelplaats afgesproken. Op de verzamelplaats geeft de leerkracht aan de kinderen instructie over de regels/afspraken van het zwembad, tijdstippen waarop de kinderen zich moeten verzamelen, de plaats van de EHBO-post. Kinderen die géén zwemdiploma bezitten krijgen, een armbandje om. Deze leerlingen mogen niet in de buurt komen van de diepe baden (water dieper dan 1.20 m). De kinderen wordt verteld waar zij wel mogen komen. Minimaal 1 leerkracht of ouder heeft als taak toezicht te houden op de kinderen die geen zwemdiploma hebben (ook bij toerbeurt te organiseren). Minimaal 1 leerkracht of ouder houdt toezicht bij de overige baden. Andere begeleiders mogen in het water (ook bij toerbeurt te organiseren). De begeleiders houden toezicht bij het omkleden en douchen. Indien naar het oordeel van de leerkracht op enigerlei wijze de veiligheid in het geding is, laat de leerkracht de groep verzamelen en vertrekt uit het zwembad. 8.3 SCHAATSEN Schaatsen algemeen Minimaal 1 begeleider per 10 leerlingen. Er is minimaal 1 leerkracht of ouder die het algehele toezicht houdt en dus niet schaatst.

10 De groep verzamelt op een centrale plek langs baan. Daar worden de schaatsen ondergebonden. Ieder kind heeft een eigen tas mee. Letten op waardevolle spullen. De kinderen zijn voldoende warm gekleed (handschoenen verplicht). In slierten schaatsen en tegen schaatsers oprijden, is niet toegestaan. Indien nodig afspraken maken over het gebruik van ijshockeymateriaal en sleeën. Consumpties worden verstrekt en genuttigd bij de centrale plek langs de baan. Voor vervoer: zie hoofdstuk 6. Indien naar het oordeel van de leerkracht op enigerlei wijze de veiligheid in het geding is, verzamelt de leerkracht de groep en regelt het vertrek. Op natuurijs De natuurijsbaan is door de beheerder/contactpersoon opengesteld. Men gaat na of het ijs geschikt is om op te schaatsen. Dit ter beoordeling van de directie. Hierbij letten op ijsdikte, aanwezigheid van scheuren en rommel op het ijs. Wees bedacht op wakken, met name bij bruggen. Wees ook bedacht op lage bruggen waar men niet staand onderdoor kan schaatsen! Er bestaat duidelijkheid over waar wel en waar niet geschaatst mag worden (zo nodig afzetten met afzetlint). Hanteer hier een ruime marge van 10 meter. Zorg voor een stuk touw met een boei o.i.d. 8.4 DIVERSE (SPORT)TOERNOOIEN onder schooltijd Voor aanvang van elk toernooi worden alle bijzonderheden over de leerlingen meegenomen (dieet, medicijnen en alle noodzakelijke telefoonnummers). Mobiele telefoon en EHBO-doos gaan standaard mee. Voor vertrek worden de regels, afspraken en andere specifieke aspecten voor de toernooien gelijktijdig met de leerlingen en begeleiders doorgenomen. De school kan pas deelnemen aan een sporttoernooi als er voldoende begeleiders zijn (minimaal één persoon per team). Gedurende de tijd dat het toernooi wordt gehouden is er minimaal één leerkracht op de locatie aanwezig. Dat kan ook bij toerbeurt worden geregeld. Ouders van de deelnemers worden vooraf schriftelijk geïnformeerd met de exacte gegevens (wie, waar, wanneer, wat wordt er van ouders verwacht, wat regelt de school, aan- en afmelden, vervoer etc.) Regel van tevoren waar kinderen zich melden en afmelden. Voorafgaand aan het toernooi is duidelijk welke deelnemers er zijn. De namen worden op overzichten genoteerd. De deelnemers en de begeleiders worden vooraf duidelijk geïnstrueerd over regels van en afspraken op de locatie, het wedstrijdschema, kleedkamerindeling, activiteiten die de eigen school ter plaatse organiseert (bijv. tijdens de pauze iets eten/drinken). De overzichten zijn in het bezit van de coaches/teambegeleiders en van de leerkracht. De ouders van de kinderen (deelnemers en supporters) regelen zelf het vervoer van de kinderen. Indien de school het vervoer regelt, gelden de afspraken zoals beschreven in hoofdstuk 6. Indien de school voor aanvang of na afloop van het toernooi op een centrale plaats samenkomt (bijv. op school), geldt het protocol interne activiteiten (zie hoofdstuk 9). De leerkracht vertrekt niet eerder dan nadat het toernooi is geëindigd en alle toernooideelnemers van de school zijn vertrokken. De leerkracht laat het vertrek van de deelnemende groep / teams organiseren als dit, naar zijn/haar oordeel, voor de veiligheid noodzakelijk wordt geacht. Indien er op of rondom de locatie een onveilige situatie is / is ontstaan (dit ter beoordeling van de leerkracht), verzamelt de leerkracht de teams en regelt het vertrek. 9. INTERNE SCHOOLACTIVITEITEN 9.1 ACTIVITEITEN MET VEEL OUDERS Hieronder vallen inloopavonden, rapportavonden/tien-minutenavonden, informatieavonden, tentoonstellingen, musical groep 8, enzovoort.

11 Zorg voor het vrijhouden van gangen, in- en uitgangen. Let hierbij ook op het vrijhouden van de ingang van het klaslokaal. De nood- en transparantverlichting (= vluchtwegsignalering) mag niet worden uitgeschakeld of aan het zicht worden onttrokken. Zorg ervoor dat de deuren bij de uitgangen voldoende doorgang bieden in geval van calamiteit (een vergrendelde deur ontgrendelen). Slanghaspels zijn bereikbaar; handblusmiddelen zijn op strategische plaatsen aanwezig en bereikbaar. Bij gebruik van een vuurkorf (met haardblok) wordt er minimaal 1 meter afstand gehouden. Kabels en snoeren, touwen, feestverlichting (zoals snoeren met lampjes) slingers en dergelijke, zijn zodanig gebruikt dat zij geen gevaar opleveren (struikelen, tegenaan lopen). 9.2 FESTIVITEITEN Hieronder vallen feesten als Sinterklaas, Kerst en Pasen. Houdt bovengenoemde aandachtspunten in acht. Maak een draaiboek waarin alle organisatorische afspraken staan, en let daarbij nadrukkelijk op de veiligheid. 9.3 OVERIGE ACTIVITEITEN Hieronder vallen o.a. een sponsorloop en een lustrum. Hier wordt op school t.z.t. een eigen invulling aan gegeven. SPECIFIEKE VEILIGHEIDSMAATREGELEN TENTOONSTELLING, THEATER, BIBLIOTHEEK, KINDERBOERDERIJ, PARK, WOONWIJK, EDUCATIEF CENTRUM, GROEP 8 NAAR SCHOLEN VOORTGEZET ONDERWIJS,... In de groep worden de gedragsregels besproken. Eén leerkracht bezit de mobiele telefoon van de school en de lijst met telefoonnummers van alle leerlingen. Een begeleidende leerkracht gaat als eerste een plaats van bestemming binnen/op. Tijdens de activiteit houden de leerkrachten toezicht. Na afloop gaat de leerkracht als eerste naar buiten. Hij vangt daar de leerlingen op en telt. SCHOOLREIS Alle begeleiders worden een week van tevoren gewezen op hun verantwoordelijkheden en de regels. Elke ouder krijgt de namen van de kinderen in zijn/haar groepje, plattegrond van het park en de lijst met dagafspraken. De centrale plek is bij de ouders bekend. De leerlingen worden van te voren door de leerkracht in groepjes verdeeld. De groepsgrootte is afhankelijk van leeftijd, maar ook van de te bezoeken attractie. Regels van het park of de attractie omtrent lengte, leeftijd e.d. altijd aanhouden. VERVOER Zelfstandig naar de locatie onder verantwoordelijkheid van de ouders Een leerkracht is op de plaats van de activiteit aanwezig. De kinderen melden zich bij hem/haar. Kinderen mogen pas weer naar huis na afmelding bij de leerkracht. De verantwoordelijke leerkracht blijft op de plaats van de activiteit tot de laatste leerling deze locatie met toestemming van de leerkracht heeft verlaten.

12 Schooljaar Ontruimingsplan Inruimingsplan Calamiteitenplan Reanimatie Bij reanimatie worden alle aanwezige BHV-ers gewaarschuwd: Marjan, Brigit, Anneke, Eugenie, Egbert, Dymphia en Anne N. Hun klassen worden eventueel overgenomen door een van de andere collega s. De eerst aanwezige BHV-er start met reanimeren en geeft opdracht voor het halen van de AED. Vervolgens gaat de reanimatie in een tweetal verder. De BHV-ers zijn allen getraind in het gebruik van de AED. Volwassenen 10 seconden ademhaling checken Daarna: 2 x beademen 30 x borstcompressies etc. Kinderen 10 seconden ademhaling checken 5 x beademen 15 x borstcompressies Daarna: 2 x beademen 15 x borstcompressies etc. Een van de BHV-ers belt 112 en zorgt ervoor dat de hulpverleners bij de weg worden opgevangen en naar de bedoelde plaats worden geloodst. Ontruimingsplan Ontruimingsplan Inruimingsplan Calamiteitenplan

13 Doel Kinderen en personeel beschermen tegen de gevolgen van een ramp, die binnen het schoolgebouw plaatsvindt. Algemeen De volgende mensen zijn BHV-er: o Brigit (do,vr); o Marjan (wo,do,vr). o Anneke (wo, do en vrij) o Anne N.( ma-di-do-vr) o Eugenie (di) o Dymphia (wo,do,vr) o Egbert (hele week) Indien zich onverhoopt ernstige, dan wel minder ernstige situaties voordoen, voortkomend uit bijv. brand, explosie, e.d., hebben de leerkrachten als hoofdtaak er voor te zorgen dat de veiligheid van de leerlingen zoveel mogelijk gewaarborgd is en blijft. Daarnaast zal eenieder zich waar mogelijk inspannen de schade aan goederen en gebouwen tot een minimum te beperken. Voorzorgsmaatregelen o De vastgestelde verzamelplaatsen staan op de plattegrond aangegeven. o Van dit ontruimingsplan zijn alle teamleden op de hoogte, zodat eenieder weet hoe te handelen in geval van brand, explosie, e.d. o Ontruimingsplan en taken worden tijdens de vergadering van de taakverdeling aan het begin van het jaar doorgesproken. o Afval wordt dagelijks verzameld en afgevoerd naar de vuilcontainer, die buiten het schoolgebouw staat, zodat dit geen extra gevaar voor brand kan opleveren. o Elke leerkracht is verantwoordelijk voor toegankelijkheid en bereikbaarheid van eventuele vluchtwegen in het lokaal. De BHV-ers zorgen ervoor dat de gangen vrij zijn. o Er vindt maandelijks controle op de werking en aanwezigheid van alarmsignaal plaats. Dit doet een medewerker elke eerste dag van de maand om 7.30 uur. o Het terrein om de school, behorende bij de school wordt zodanig vrijgehouden, dat het opstellen van brandweermaterieel en het gebruik van de aanwezige brandkranen niet wordt belemmerd. Taken van de directie (bij afwezigheid worden de taken door Anneke overgenomen, op woensdag door Marjan, Anne Melchior neemt dan de kinderen van Marjan over). o Bel 112 o Het brandalarm activeren; o Indien nodig opdracht tot ontruiming geven middels het alarmsignaal; o De ontruiming rustig en ordelijk laten verlopen en paniek voorkomen; o Na aankomst van de brandweer een gecoördineerd contact tot stand brengen, waarbij ook wordt vermeld of er zich nog personen in het gebouw bevinden; o Alarmeren van de Zilvermeeuw ( ) Taken bhv-ers o controleren werking alarmsignaal; o controleren blusmateriaal o controleren vluchtwegen, toe- en uitgangen. o coördineren bluspogingen. o Controle toiletgroepen groep 3 t/m 8 o Controle toiletgroep kleuters o Controle kleutervleugel o Controle groepen en andere ruimtes hoofdvleugel o Tussendeur Zilvermeeuw o EHBO- kist (hal): o EHBO-kist (kleuterhal) meenemen: leerkracht onderbouw o Algemene controle op ontruiming. o Eventueel waarschuwen van de ambulancedienst Ontruimingsplan Inruimingsplan Calamiteitenplan

14 o Vrijhouden schoolplein voor de hulpdiensten. Taken van de groepsleerkrachten o Iedere leerkracht kan het brandalarm activeren (ruitje alarm indrukken) o In geval van ontruiming dient de leerkracht zijn/ haar groep zo ordelijk mogelijk, om paniek te voorkomen, naar de verzamelplaats te leiden. Geen leerling mag vertrekken! o De leerkracht ziet er op toe dat de kledingstukken en leermiddelen niet meegenomen worden. Dit om vertraging in de ontruiming van de school te voorkomen. o Klassendeuren en ramen moeten worden gesloten (tocht vermijden). Deur dicht betekent dat er geen personen meer in het lokaal zijn! o Is de groep zonder toezicht als het alarm klinkt, dan moet de leerkracht van de naast gelegen groep zich belasten met de leiding bij het ontruimen. o De leerkrachten nemen bij het ontruimen de rode ontruimingsmap mee, dit om vergissingen over wel of niet aanwezig zijn van een leerling te voorkomen. o Gebruik maken van de voorgeschreven vluchtroute. o Is het gebruik van vluchtwegen niet meer mogelijk, dan ontruimen via de tussendeuren of ramen. o Als de leerkracht niet nodig is bij de ontruimingsploeg, blijft deze bij de leerlingen. o Kies een route, die gezien de brandhaard het meest veilig is. Ontruimingsploeg o De ontruimingsploeg is in eerste instantie: Anne en Egbert o De BHV-ers brengen eerst hun eigen groep in veiligheid en dragen deze over aan een van de collega s. Daarna gaat hij/zij zijn BHV-taken uitvoeren. o Het is de taak van de ontruimingsploeg na te gaan of alle ruimten geheel zijn ontruimd. Gesloten klaslokalen zijn leeg! o Indien mogelijk nemen de BHV-ers de brandbestrijding in tweetallen ter hand. o Indien mogelijk/nodig schakelt de ontruimingsploeg elektrische apparaten en de CV schakelaar uit. Verzamelplaats o Op de verzamelplaats wordt aan de hand van de absentielijsten appèl gehouden. o Geen leerling mag vertrekken. o Wanneer de groep compleet is, steekt de leerkracht de groene kaart omhoog. Als je een leerling blijkt te missen, wordt de rode kaart omhoog gehouden. o Een BHV-er controleert bij de leerkrachten of alle leerlingen er zijn. o Zo nodig wordt op de verzamelplaats een EHBO-post ingericht. Deze staat onder leiding van de bhv-ers Oefening Een ontruimingsplan en calamiteitenplan krijgen pas werkelijk waarde als zij in de praktijk worden getest. Uiteraard zijn alle betrokkenen bij een dergelijke oefening op de hoogte van de inhoud van de plannen en is iedereen bekend met het feit dat het om een oefening gaat. Een neveneffect van de oefening is dat bij een werkelijke calamiteit leerlingen en leerkrachten adequater zullen reageren en handelen, hetgeen persoonlijke ongevallen kan voorkomen. Planning Jaarlijks wordt er aan het begin van het schooljaar en na de kerstvakantie een oefening gehouden. Het kan gaan om een oefening waarvan het precieze tijdstip bekend wordt gemaakt. Het kan ook zijn dat er alleen bekend wordt gemaakt dat het ergens in die week zal plaatsvinden, zodat het op een onverwachts moment plaatsvindt. Op die manier worden nieuwe leerkrachten op de hoogte gesteld van het bestaan en de werking van het calamiteitenplan het ontruimingsplan. Evaluatie De directie heeft tot taak de oefening te evalueren en eventuele aanpassingen in het calamiteitenplan en het ontruimingsplan door te voeren. Voor zover nodig worden de aanpassingen vervolgens doorgegeven aan de personen die bij de uitvoering van het plan betrokken zijn. De tussenschoolse opvang ontvangt een exemplaar van dit document. Er zal ook een keer geoefend worden met de begeleiders van de tussenschoolse opvang Ontruimingsplan Inruimingsplan Calamiteitenplan

15 Inruimingsplan Bij het vrijkomen van een giftig gas of anderszins gevaarlijke stof door een ongeval in de nabije omgeving van school, kan het noodzakelijk zijn om leerlingen, leerkrachten en medewerkers binnen te houden. De alarmering voor een dergelijke noodsituatie zal veelal van externe hulpverlenings-organisaties en/of van de gemeente/overheid komen. Het bevel voor inruimen komt in principe van de directeur, maar kan ook door een BHV-er gegeven worden. Elke leerkracht is verantwoordelijk voor het veilig binnen houden en zo nodig naar binnen leiden van zijn/haar leerlingen. De buitenspeelbel zal het signaal geven tot inruiming. De directeur stelt zich op bij de hoofdingang van de school en ziet er op toe dat het inruimen ordelijk verloopt.. Hij/zij heeft ook de beschikking over de draadloze telefoon. De directeur houdt contact met externe instanties en/of hulpverleners. Indien van toepassing kijkt een van de BHV-ers op de televisie of luistert naar de radio voor nadere berichtgeving en meldt dit vervolgens aan de coördinator. Na het geven van het inruimingsbevel dienen de medewerkers als volgt te handelen: - stopzetten van activiteiten die inruiming belemmeren - de kinderen van de eigen groep verzamelen op de gebruikelijke plek - alle kinderen en medewerkers van school naar binnen laten komen - melden bij de directeur dat de kinderen/klas/groep binnen is + ontbrekende personen noemen - BHV-ers vragen om ontbrekende personen alsnog binnen te brengen. - indien noodzakelijk apparatuur uitschakelen (computers met name) - sluit deuren en ramen - paniek onder de leerlingen trachten voorkomen Calamiteitenplan Doel Kinderen en personeel beschermen tegen de gevolgen van een ramp die buiten de school plaatsvindt, aangegeven door het nationaal alarm. Het basisscenario: o Ga direct naar binnen. o Sluit ramen, deuren en ventilatie (mondkapje aanwezig/ketelhuis). o Zet de radio of TV aan (lokale omroepen). Taken van de directeur: (indien afwezig, overgenomen door Egbert en op woensdag door Marjan) o o o o Controleer of alle collega s het alarmsignaal gehoord hebben; De leerkracht die in de gymzaal is, belt naar school; Ambulante collega's verwijzen naar de groepen, eerst de groepen van de bhv-ers; Wijs personen aan die: - de toegangsdeuren bewaken; - controleren of de ramen in de nevenvertrekken zijn gesloten; - de telefoon beantwoordt; - de mechanische ventilatie op het dak uitschakelt (Marjan) - de radio en de televisie aanzet (lokale omroepen); - controleert of alle taken worden uitgevoerd; - aanwijzingen van de brandweer opvolgt; - collega's informeer; - leiding geeft aan de evacuatie, als daar opdracht toe is gegeven; - de ambulance/brandweer opvangt. Taken van de groepsleerkrachten o verzamel de kinderen uit jouw groep in je eigen lokaal (neem eventueel waar voor de buurvrouw/buurman); o controleer of alle kinderen aanwezig zijn; o mis je kinderen, check of ze niet zijn afgemeld; Ontruimingsplan Inruimingsplan Calamiteitenplan

16 o o o o ontbrrekende kinderen zoeken, eerst dichtbij, anders leerlingen bij dichtstbijzijnde collega onderbrengen en zoeken sluit de ramen en deuren van je eigen lokaal en zorg dat de buitendeuren dicht blijven; blijf binnen tot de alarmfase is opgeheven; volg aanwijzingen van de bhv- ers op. Taken van de surveillant o Zie toe dat alle kinderen en collega's zo snel mogelijk naar binnen gaan; o controleer of er nog kinderen zijn achtergebleven; o sluit de buitendeur; o voeg je bij je groep. Informatie aan de ouders Wanneer een ramp dreigt of plaatsvindt, is de eerste reactie van veel ouders bij naderend onheil: kind(eren) van school halen. Dit moet worden voorkomen, omdat de ouders daarmee grote risico's nemen. Iedereen, dus ook alle ouders, moet het basisscenario (ga direct naar binnen, sluit ramen en deuren, zet radio of tv aan) opvolgen. Het is dan ook belangrijk dat ouders duidelijk wordt gemaakt, dat de kinderen bij een (dreigende) calamiteit veilig zijn op de school. De ouders moeten dus beseffen dat het in die uitzonderlijke situatie voor henzelf en voor hun kinderen beter is dat de leerlingen op school blijven. Om de ouders hiervan op de hoogte te stellen wordt minimaal eenmaal per jaar, na afloop van een oefening, een artikel in de Reigerpost (ons veertiendaagse informatiebulletin), opgenomen met daarin de volgende onderdelen: o o o In eenvoudige beantwoording wordt het bestaan en de werking van het calamiteitenplan uitgelegd. In noodsituaties blijven de kinderen op school. Ouders moeten niet naar school komen of bellen totdat de alarmfase is opgeheven, dat laatste om te voorkomen dat de telefooncentrale overbelast raakt. Checklist 1. bhv-ers Ontruiming: o Coördineren bluspogingen; o controle op ontruiming; o eventueel waarschuwen van de ambulancedienst; o schoolplein vrijhouden voor de hulpdiensten; o aanwijzen leden ontruimingsploeg; (voor materiaal) o het meenemen van de EHBO-koffer; o leidinggeven aan een eventueel in te richten EHBO- post; o controleren of het gebouw leeg is Ontruimingsplan Inruimingsplan Calamiteitenplan

17 Controleren: werking blusmateriaal blusmateriaal door Divèns. werking alarmsignaal vluchtwegen, toe- en uitgangen van de gangen. inhoud ehbo-koffers Evaluatie Na elke oefening, ontruiming of calamiteit moet er worden geëvalueerd. Het is aan de directie om dit in de gaten te houden. Gebeurtenissen die een grote impact (kunnen) hebben, worden dezelfde dag nog nabesproken, maar ook nog een aantal keren in de weken erna. 2. Checklist directie Bij ontruiming o Brandalarm activeren o hulpdiensten bellen (112); o opdracht geven tot ontruiming; o ontruiming rustig en ordelijk laten verlopen, paniek voorkomen o na aankomst van de brandweer een gecoördineerd contact tot stand laten komen, waarbij ook gemeld wordt of er nog personen in het gebouw zijn; o Zilvermeeuw alarmeren ( ); o leden van de ontruimingsploeg aanwijzen. Bij calamiteiten o Maak het alarm bekend bij alle medewerkers (bellen); o leerkracht in de gymzaal belt naar school; o ambulante collega's verwijzen naar de groepen, eerst de groepen van de bhv-ers. o wijs personen aan die: - de toegangsdeuren bewaken; - controleren of de ramen in de nevenvertrekken zijn gesloten; - de telefoon beantwoordt; - de mechanische ventilatie uitschakelen; - de radio en de televisie aanzet (lokale omroepen); - controleer of alle taken worden uitgevoerd; - volg aanwijzingen van de brandweer op; - informeer collega's; - geef leiding aan de evacuatie, als daar opdracht toe is gegeven. Planning o Ontruimingsplan en taakverdeling aan het begin van het jaar op de agenda zetten. o Aan het begin van het jaar en na de kerstvakantie een oefening plannen. o Evalueren oefening in het team en eventuele aanpassingen doorvoeren. o Eenmaal per jaar een stukje in de schoolgids plaatsen over calamiteitenplan en ontruimingsplan met daarin een aantal afspraken. o Aanpassen vluchtroutes. 3. Leerkracht o Begin van het schooljaar een nieuwe namenlijst in de ontruimingsmap doen (denk ook aan tussentijdse veranderingen!). Bij instromers geboortedatum o Ontruimingsmap en pen bij de deur, op een zichtbare plaats. o Plattegrond bij de deur ophangen. vermelden Ontruimingsplan Inruimingsplan Calamiteitenplan

18 Preventiemedewerker Inleiding Het is van groot belang dat leerlingen en personeel in een veilige school kunnen leren en werken. De preventiemedewerker heeft hier een belangrijke rol in. De preventiemedewerker helpt bij het verbeteren van arbeidsomstandigheden. Zo brengt een preventiemedewerker in kaart waar zich risico s voordoen en welke preventieve maatregelen genomen kunnen worden. De belangrijkste taak van een preventiemedewerker is ervoor te zorgen dat de aandacht voor veilig werken levend blijft. 1. Organisatie van de preventiemedewerker binnen Jong Leren Bij Jong Leren is een bovenschoolse preventiemedewerker die op stichtingsniveau het preventiebeleid vorm geeft en overleg voert met de GMR. De uitvoerenden taken worden belegd bij een preventiemedewerker op school. Deze preventiemedewerker is verantwoordelijk voor de veiligheid op school. 2. Taken preventiemedewerker De taken van de bovenschoolse preventiemedewerker: - Coördineren van de beleidsvoeringactiviteiten binnen de organisatie. - Organisatie van de RI&E en is verantwoordelijk voor het uitvoeren, dan wel laten uitvoeren van de risico-inventarisatie en -evaluatie. Presenteert de resultaten aan de directie en de school preventiemedewerker. Coördineert i.s.m. de school preventiemedewerker de totstandkoming van het plan van aanpak. - Controle op de uitvoering van het RI&E plan van aanpak - Adviseren aan en informeren van de GMR - Verzorgen van externe contacten. Onderhoudt contacten met derden, zoals de arbodienst en de arbeidsinspectie. - Fungeren als vraagbaak op het gebied van arbeidsomstandigheden. Beantwoordt de meest voorkomende vragen van directies en medewerkers - Bijhouden en verspreiden van relevante informatie. Leest relevante literatuur en informatie op het gebied van de arbeidsomstandigheden. Verspreidt deze informatie, voor zover relevant, aan andere personen in de organisatie. - Onderzoekt ongevallen indien daartoe aanleiding bestaat, dan wel laat ongevallen door deskundigen onderzoeken. - Bewaken van de uitvoering van het vastgestelde beleid. Bewaakt de uitvoering van de plannen zoals die vastgelegd zijn. - Optreden als intermediair tussen de eigen organisatie en externe deskundigen. Coordineert de werkzaamheden van de medewerkers van de arbodienst en andere deskundigen met betrekking tot activiteiten binnen de organisatie. Is voor deze deskundigen een eerste aanspreekpunt, voorziet ze van de nodige informatie en zorgt voor afspraken met andere personen binnen de organisatie. Verzorgt contacten tussen de leidinggevenden van de organisatie en de arbodienst of andere deskundigen. - Adviseren aan de werkgever en de GMR met betrekking tot de arbeidsomstandigheden. Geeft de werkgever en de GMR gevraagd en ongevraagd advies met betrekking tot het verbeteren van de arbeidsomstandigheden. Titel Beleidsdocument - 16 maart

19 De taken van een preventiemedewerker op schoolniveau: - Meewerken aan het uitvoeren van een RI&E en het opstellen van een plan van aanpak - Meewerken aan de uitvoering en controle van het plan van aanpak - Bespreekt het plan van aanpak met de directie en de MR. Communiceert over de risico-inventarisatie en -evaluatie en het plan van aanpak met de medewerkers. - Adviseren aan en informeren van de MR - Stimuleert veilig werken - Signaleert risico s en knelpunten - Houdt een incidentenregistratie bij van ongevallen, bijna-ongevallen en onveilige situaties. Maakt voor ieder ongeval een ongevalformulier op en registreert de ongevallen en bijna-ongevallen in een register. Analyseert regelmatig de registraties en doet op basis daarvan eventueel aanbevelingen en rapporteert naar de bovenschoolse preventiemedewerker. - Meldt ongevallen bij de bovenschoolse preventiemedewerker. - Bewaken van de uitvoering van het vastgestelde beleid. Bewaakt de uitvoering van de plannen zoals die vastgelegd zijn. Probeert knelpunten tot een oplossing te brengen. Indien knelpunten niet kunnen worden opgelost, worden deze voorgelegd aan de directie. - Adviseren aan de werkgever en de MR met betrekking tot de arbeidsomstandigheden. Geeft de werkgever en de MR gevraagd en ongevraagd advies met betrekking tot het verbeteren van de arbeidsomstandigheden. Titel Beleidsdocument - 16 maart

20 2.08 Ongevallenregistratie schooljaar Datum: Locatie: Betrokkene(n): Gevolg(en) Huisartsbezoek ja/nee diagnose: Datum: Locatie: Betrokkene(n): Gevolg(en) Huisartsbezoek ja/nee diagnose: Datum: Locatie: Betrokkene(n): Gevolg(en) Huisartsbezoek ja/nee diagnose: Datum: Locatie: Betrokkene(n): Gevolg(en) Huisartsbezoek ja/nee

21 diagnose: Datum: Locatie: Betrokkene(n): Gevolg(en) Huisartsbezoek ja/nee diagnose: Datum: Locatie: Betrokkene(n): Gevolg(en) Huisartsbezoek ja/nee diagnose:

22 2.8 Protocol Hoe te handelen bij ongevallen In dit protocol wordt beschreven hoe de school handelt bij ongevallen waarbij leerlingen betrokken zijn. We maken hierbij een onderscheid in ongevallen die door de leden van het schoolteam zelf opgevangen kunnen worden en ongevallen waarbij medische hulp wordt ingeroepen. 1. Ongevallen die door het schoolteam zelf opgevangen worden: Diit zijn vaak kleine ongelukjes, botsingen of valpartijen in de klas, op de speelplaats of in de gym- of speelzaal over het algemeen kan de groepsleerkracht deze ongevallen zelf behandelen, eventueel ondersteund door een collega of een bedrijfshulpverlener, die vaak wat meer kennis van EHBO heeft. Elke dag is er een BHV-er aanwezig. de groepsleerkracht bepaalt zelf in hoeverre en op welk tijdstip de ouders van het ongeval op de hoogte worden gebracht. Dit zal met name afhangen van de ernst van de situatie (kan het kind gewoon op school blijven of moet het naar huis), de reactie van het kind (is het erg geschrokken) of de omstandigheden (waren er bijv. andere kinderen bij betrokken). Het kan zijn dat de groepsleerkracht het niet nodig acht om de ouders persoonlijk in te lichten 2. Ongevallen waarbij medische hulp wordt ingeroepen Dit zijn ongevallen waarbij de kennis/vaardigheiden/verantwoordelijkheden van het schoolteam niet voldoende zijn om het zelf op te vangen en waarbij een huisarts of evt. ambulance ingeschakeld wordt: de groepsleerkracht licht onmiddellijk na het ongeval de schoolleiding en of hoofd BHV in en ter plekke wordt besloten of er medische hulp ingeschakeld moet worden. Bij twijfel wordt onmiddellijk 112 gebeld. Daarnaast wordt er, in geval er medische hulp noodzakelijk is, direct contact opgenomen met de ouders. In overleg met de ouders worden de vervolgafspraken gemaakt. Van het ongeval waarbij medische hulp is ingeschakeld, wordt een aantekening gemaakt in de ongevallenregistratie.