Eerbetoon en Democratisering

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Eerbetoon en Democratisering"

Transcriptie

1 Eerbetoon en Democratisering Over de verlening en waardering van lagere Koninklijke onderscheidingen in Nederland Kees Bruin 1. Tussen eerbetoon en democratisering bestaat een intrigerend verband. De twee woorden verwijzen naar opvattingen en handelwijzen die moeilijk met elkaar te verenigen lijken. Bij het één gaat het om het aanbrengen van onderscheid, van ongelijkheid, bij het ander juist om het bevorderen van gelijkheid. Wie spreekt in termen van 'eer' wekt associaties op met waarden van een aristocratisch verleden, met een streng hiërarchische orde waarin minderen hun meerderen respect en gehoorzaamheid betuigen en hoog en laag een zaak is van geboorte. Het democratisch ideaal behelst de vernietiging van deze orde en dat is, althans in het Westen, voor een belangrijk deel gerealiseerd. Dit had en heeft uiteraard consequenties voor de wijze waarop in samenlevingen als de onze 'geëerd' wordt. Die komen scherp naar voren wanneer we de geschiedenis onderzoeken van het 'lintje', nationaal huldeblijk bij uitstek. Het Nederlandse decoratiestelsel is sinds jaren aan kritiek onderhevig. Er gaat bijna geen Koninginnedag voorbij of berichten verschijnen dat volgend jaar volgens nieuwe criteria onderscheiden zal worden. Kabinet na kabinet verklaart dat herziening hoge prioriteit geniet, doet toezeggingen voor wetsontwerpen of stelt commissies in om nieuwe voorstellen uit te werken. Iedereen lijkt er van overtuigd, de politici voorop, dat democratisering van het onderscheidingensysteem in Nederland niet langer uitgesteld kan worden. De kritiek richt zich op verschillende punten, maar toch vooral op het rangonderscheid bij de verlening van de Orde Sociologisch Tijdschrift, jaargang 13, nummer 1, mei

2 van Oranje Nassau en de Nederlandse Leeuw - de twee bij de wet ingestelde civiele staatsorden (de derde is de Militaire Willemsorde). Er bestaan verschillende graden of rangen waarin gedecoreerd wordt, lopend van grootkruis tot ridder en daaronder komen bij de Orde van Oranje Nassau dan nog weer drie eremedailles, in goud, zilver en brons (1). Hier, bij deze eremedailles, wringt de schoen het meest. Zoals de Staatscourant op 20 mei 1985 schrijft naar aanleiding van nieuwe plannen op dit terrein van het kabinet Lubbers: "De kritiek op het nu geldende decoratiestelsel spitst zich toe op de eremedaille in het algemeen en op de gradatie daarbinnen in het bijzonder. Het gevoel van onrechtvaardigheid komt bij deze kritiek duidelijk tot uiting." Het oud-pvda Tweede Kamerlid Scheps sprak in dit verband graag over de 'klasseangel' die uit het stelsel verwijderd zou moeten worden. Hij zag de eremedailles als discriminerend en kwetsend omdat ze rangen en standen onderstrepen waar die helemaal niet terzake doen - of niet terzake zouden moeten doen. Het is een standpunt dat inmiddels vrijwel algemeen aanvaard is, ook door de regering. Maar tot afschaffing van de medailles, of een drastische vereenvoudiging van het decoratiestelsel, heeft dit desondanks nog steeds niet geleid. Dat is, gegeven de grote politieke consensus, merkwaardig. Wat eruit ziet als een gemakkelijk en snel op te lossen probleem, blijkt een taaie, ingewikkelde en blijkbaar moeilijk te veranderen aangelegenheid te zijn. "(...) Het is hoogst merkwaardig wat een herziening van dit stelsel aan sentimenten oproept", verklaarde Minister van Binnenlandse Zaken De Gaay Fortman ter verontschuldiging van de uitblijvende modernisering in de Kamer en zijn opvolgers zeiden het hem na. In wat hierna volgt wil ik laten zien hoe niet alleen de kritiek op het systeem van onderscheidingen in Nederland maar ook die onderscheidingen zelf, en met name de genoemde eremedailles, een blijk zijn van toenemende democratisering. Wat in de negentiende eeuw een nieuw vererend ordeteken voor 'gewone' mensen was, wordt in de tweede helft 19

3 van de twintigste eeuw steeds meer als ondemocratisch ervaren - een ontwikkeling waarachter een steeds verder eroderen van hiërarchische verhoudingen, of, met andere woorden, een overgang naar een volgende fase van democratisering schuilgaat. Hoe deze ontwikkeling de betekenis beïnvloed heeft die dragers van lagere koninklijke onderscheidingen aan hun decoratie toekennen, is eveneens voorwerp van bespreking. Ervaren dragers van een eremedaille hun onderscheiding als een heus eerbewijs als de rest van Nederland het nauwelijks meer serieus wenst te nemen? 2. De hier besproken eremedailles dateren uit de negentiende eeuw - om precies te zijn uit 1892, toen door koningin-regentes Emma de Orde van Oranje Nassau werd ingesteld. De achtergrond van dit besluit was dat in overheidskringen de decoratiemogelijkheden als te gering werden beschouwd. Dit kwam ten dele door de strenge criteria voor de uit 1815 stammende Nederlandse Leeuw, ten dele ook door het wegvallen van de Orde van de Eikenkroon. Deze laatste was een Luxemburgse orde, ingesteld door koning Willem II in 1841 als groothertog van Luxemburg speciaal voor zijn onderdanen aldaar, maar al spoedig door hem en zijn opvolger gebruikt om ook Nederlandse onderdanen mee te belonen. Dit gebeurde op zo grote schaal dat de orde "in de praktijk werd beschouwd als een van eigen bodem" (2). Met de dood van Willem III kwam een einde aan de personele unie tussen de twee landen en verviel ook de mogelijkheid deze orde nog langer in Nederland toe te kennen. Weliswaar was in parlement en pers in het verleden al meermalen bezwaar aangetekend tegen het ongrondwettelijke karakter van de verlening van deze orde (de grondwet verbood immers het aanvaarden van buitenlandse orden), maar dit nam niet weg dat nu een lacune ontstaan was en hierin voorzien moest worden. Uitbreiding van het aantal graden van de Nederlandse Leeuw werd als oplossing afgewezen, waarschijnlijk met de bedoeling deze voor aanzienlijke landgenoten te blijven reserveren (3). Wat overbleef was de stichting van een nieuwe rid 20

4 derorde, waartoe na ampele beraadslagingen - lang niet alle parlementariërs waren van de noodzaak hiertoe overtuigd (4) - besloten werd. De Orde van Oranje Nassau telde vijf ridderlijke graden, twee meer dan de Leeuw, en bovendien waren er net als bij de Eikenkroon, drie eremedailles aan verbonden. Ook de Nederlandse Leeuw beschikte sinds 1815 over een dergelijk aanhangsel in de vorm van de zogenaamde Broedermedaille, bedoeld om "verdiensten in nederigen werkkring te beloonen". Dragers van deze medaille ontvingen een uitkering van ƒ 200,-, wat deze rang fundamenteel verschillend maakte van de andere en de "broeders" vooral tot behoeftige lieden stempelde (5). De dragers van de eremedaille verbonden aan de Orde van Oranje Nassau moesten het zonder financiële tegemoetkoming stellen: van enig materieel blijk van waardering werd verder afgezien. Ten opzichte van de Nederlandse Leeuw kwam de nieuwe orde dus op een lager niveau te staan, zowel wat betreft de soort verdiensten die zij geacht werd te belonen als het soort mensen dat de onderscheiding zou gaan ontvangen. De stichting van nieuwe orden, de uitbreiding van het aantal rangen binnen bestaande orden, de instelling van speciale eremedailles voor de lagere standen, deze neerwaartse beweging in het ordewezen sloot aan bij wat elders in Europa gebeurde (6). Deze ontwikkelingen vonden ook plaats in Duitsland, Frankrijk, Scandinavië, Rusland en andere landen, en weerspiegelden onmiskenbaar de veranderingen in maatschappelijke verhoudingen in de negentiende eeuw. Eerdere ontwikkelingen waren wat dit betreft eveneens typerend: uit de evolutie van vrije, onafhankelijke riddergemeenschappen naar aan de souvereine monarch ondergeschikt gemaakte huis- en hoforden, kan de opkomst van het absolute koningschap afgelezen worden. De evolutie van deze huis- en hoforden naar staatsorden is illustratief voor de ondergang van het ancien régime en de opkomst van de nationale staten. In het kader van deze transformatie van ridderorden paste de vorming in de achttiende en negentiende eeuw van wat in Duitsland Verdienst-Orden wordt genoemd: speciale orden ingesteld ter beloning van onderdanen die zich op een bepaalde manier 21

5 verdienstelijk hadden gemaakt. Aanvankelijk waren dat alleen militaire orden, wat direct verband hield met de afschaffing van huurlegers en de invoering van de dienstplicht. Tot in de negentiende eeuw bestonden legers uit beroepsmilitairen die voor geld vochten. In de nieuwe nationale legers waren het in principe landgenoten die vorst en vaderland dienden en zij werden geacht dit vooral om de eer te doen. Onderscheidingen konden hierbij een stimulans zijn. Zo ontstonden in Frankrijk het Légion d'honneur, in Pruissen het Ijzeren Kruis, in Nederland de Militaire Willems-Orde. Na verloop van tijd kwamen er ook orden om burgerlijke verdiensten te eren. Op deze wijze kreeg het besef erkenning dat ook buiten leger en gouvernement staatsburgers aan het welvaren van de staat een bijdrage konden leveren, bij voorbeeld door verdiensten op het gebied van wetenschap, literatuur, handel en industrie. Maar verdiensten zijn variabel, ze verschillen niet alleen met de mate van inzet maar ook - en dat was veel belangrijker in de achttiende en negentiende eeuw - met de sociale afkomst van de betrokkenen. Hoe lager hun stand, hoe lager ook hun verdiensten werden gerekend - vandaar de noodzaak tot gradaties, het aanbrengen van rangen en standen in de ridderorden. Het duurde geruime tijd, maar tenslotte kreeg ook het gewone volk toegang tot het domein der nationale onderscheidingen. Dit werd hier en elders in Europa mogelijk gemaakt door de instelling van eremedailles, die ofwel werden vastgehaakt aan bestaande orden, ofwel als op zichzelf staande onderscheidingstekens verleend werden. De terminologie is in dit verband niet onbelangrijk. Ooit waren ridderorden gemeenschappen waarin mensen als ze aan bepaalde voorwaarden voldeden konden worden opgenomen, tegenwoordig zijn het onderscheidingen die worden verleend of toegekend. Dit is met name bij de eremedailles een wezenlijk punt. Iemand die een eremedaille Oranje Nassau krijgt toegekend, wordt strikt genomen geen lid van deze orde. Van opname is formeel geen sprake, dat geldt alleen voor de ridderlijke graden. Dit verschil tussen hoog en laag blijkt ook uit de vorm van het ordeteken. De hogere échelons worden met een kruis begiftigd: de term is dan ook 'ridderkruis', 22

6 niet 'riddermedaille1 - het is een onderscheid dat bij vrijwel alle ridderorden voorkomt. Werd de Broedermedaille van de Nederlandse Leeuw in de negentiende eeuw steeds spaarzaam gehanteerd, met de eremedailles Oranje Nassau sprong de overheid ruimer om. Het financiële argument - er zaten geen uitkeringen aan vast - vormde daarbij, zoals we nog zullen zien, een belangrijke overweging. Het aandeel van de eremedailles in het totaal van de jaarlijkse toegekende Koninklijke onderscheidingen liep snel op en vanaf 1920 overtroffen zij het aantal onderscheidingen in de ridderlijke graden. Sindsdien is het percentage eremedailles verder toegenomen: de afgelopen jaren werden steeds twee tot tweeëneenhalf keer zoveel medailles verleend als ridderlijke graden Oranje Nassau en de Nederlandse Leeuw. Deze sterke groei zegt iets over het belang van de lagere standen in het decoratiebeleid. Zij veroverden zich via dit eremetaal een eigen plaats in het nationale huldebetoon en dat markeerde een proces van emancipatie en democratisering. Ook voor de overheid brachten de medailles voordelen met zich mee. Of moet je spreken van 'winst'? Dat doet in 1922 het hoofd van de afdeling Algemeen Secretariaat van het Ministerie van Arbeid in een nota aan de minister naar aanleiding van de opgelegde bezuinigingen op de begroting voor Koninklijke onderscheidingen. Deze dwingen tot beperking van het aantal voordrachten per ministerie en van deze maatregel toont de betrokken ambtenaar zich een fel tegenstander. De voordelen van het bezuinigen wegen in zijn ogen niet op tegen de voordelen van het decoreren. Hij schrijft: "Het groote aantal der inkomende verzoeken om toekenning eener Eere-medaille bewijst m.i. ondubbelzinnig, dat deze in de kringen, waarvoor zij bestemd is, op zeev hoogen prijs wordt gesteld. Niet zelden wordt er door de Commissarissen der Koningin en door Burgemeesters bij hunne ambtsberichten op gewezen, dat de toekenning eener Eere-medaille op het moreel der geheele omgeving van dengene, wien men er mede begiftigt, een gunstige uitwerking heeft en dat de liefde voor het Vorstelijk Huis er in niet geringe mate door wordt aan- 23

7 gekweekt. En wat kost nu zoo'n decoratie? De prijs van een bronzen Eere-medaille bedraagt ƒ 1.75, die van een zilveren ƒ De begiftigde moet ƒ 1.- zegel betalen (7), dus is de zuivere kostprijs nog aanmerkelijk lager. (..) Wordt er een medaille uitgereikt, die reeds eenmaal uitgereikt geweest is (8), dan is die gutden voor het zegel zuivere winst. En dit geldt eveneens voor de ridderorden (hooge en lage), die voor de tweede maal worden uitgereikt. En wat deze laatste betreft, hoe vaak komt het niet voor, dat zij in de plaats treden van een geldelijke belooning? Ik moge verwijzen naar de decoratie Van Haastert. Het ridderkruis O.N. (kostprijs ƒ 8.75) verving in dit geval een belooning van ƒ Ik geloof dat het niet moeilijk zou zijn dit voorbeeld met andere aan te vullen (..)." De minister, Aalberse, neemt de argumenten van zijn ambtenaar over en bepleit bij zijn collega's vergroting van zijn 'rantsoen' en, meer in het algemeen, geen grotere beperking van het decoreren dan onder de huidige omstandigheden strikt noodzakelijk is. Dit betekent niet dat men op het ministerie van Arbeid ook aan een minder strenge beoordeling van de individuele voorstellen denkt. Een dergelijke versoepeling zal nog lang tegen diep gekoesterde overtuigingen in het ambtelijke milieu ingaan. Zuinigheid en een stipt volgen van de regels staan in deze jaren zeer hoog in het vaandel, evenals het besef dat mensen beloond en geëerd dienen te worden al naar gelang de plaats die zij op de maatschappelijke ladder innemen. Standsverschillen moeten in acht genomen worden. Uit zo ongeveer ieder dossier van het archief over decoratiezaken van het genoemde ministerie - waaruit ook de zojuist aangehaalde nota afkomstig is en dat de periode bestrijkt - blijkt hoe scherp de afstand tussen de verschillende maatschappelijke lagen bewaakt wordt. De adviezen die het departement opstelt lijken gebaseerd op een vanzelfsprekend geloof in een natuurlijke, hiërarchische orde. Lieden uit de fatsoenlijke stand krijgen daarin uiteraard een hogere onderscheiding dan lieden uit de werkende stand. Om wie het ook gaat, primair bepaalt de maatschappelijke rang de hoogte van de onderscheiding. 24

8 In sommige gevallen wordt lang gewikt en gewogen. Kan bij voorbeeld een procuratiehouder, die zich ook buiten zijn werk verdienstelijk heeft gemaakt, voor het ridderschap Oranje Nassau in aanmerking komen? Men meent uiteindelijk van niet, het gaat immers om "eene min of meer ondergeschikte betrekking bij eene particuliere onderneming" en daarvoor "dient de Eeremedaille, niet het Ridderkruis" (9). Een soortgelijke discussie speelt zich af rond het decoreren van vroedvrouwen en ook hier is tenslotte de uitkomst dat dit beroep onvoldoende prestige heeft om er een ridderkruis aan te spenderen (10). Dienstboden vormen eveneens een lastige categorie. Er vindt een diepgaande gedachtenwisseling plaats over de vraag of bij voorbeeld een dienstbode-alleen aangemerkt kan worden als hoofd van de huishouding, in welk geval zij aanspraak kan maken op de zilveren in plaats van op de bronzen eremedaille. Soms blijken de opvattingen over wie recht heeft op wat binnen en buiten het departement niet parallel te lopen. Pijnlijke gevallen doen zich voor waarin mensen die onderscheiden zijn of die hiertoe het voorstel hebben ingediend, zich beledigd tonen door de laagte van de decoratie. Bij één zo'n geval wil ik iets langer stilstaan. Het geeft enerzijds een aardig beeld van de gang van zaken bij het decoreren, anderzijds verschaft het enig inzicht in de mentaliteit van burgers en bureaucraten in het vooroorlogse Nederland. Het betreft hier de zaak Kwerreveld uit 1934/35. Mejuffrouw B.H. Kwerreveld is directrice van een ziekenhuis in Velp. Ter gelegenheid van de uitbreiding van het ziekenhuis van 45 naar 62 bedden is voor haar een onderscheiding aangevraagd. De Commissaris der Koningin adviseert in zijn ambtsbericht het ridderkruis Oranje Nassau te verlenen, maar mocht ze daar niet voor in aanmerking te komen, dan zal een gouden medaille ook gewaardeerd worden. Dat blijkt een misrekening. De directrice krijgt goud en is beledigd. Ze schrijft op aan koningin Wilhelmina onder andere: "Tot mijn innig leedwezen en dan ook geenszins wegens gebrek aan eerbied voor Uwe Koninklijke Hoogheid, doch uitsluitend omdat ik, zoowel naar mijne positie als Directrice van het Algemeen Ziekenhuis te Velp, als naar mijn 25

9 innerlijke gevoelens, vermeen niet te behooren tot die categorieën waaraan de onderhavige Koninklijke onderscheiding doorgaans wordt verleend, is het mij, zij het met oprechten spijt, onmogelijk de mij door Uwe Koninklijke Hoogheid verleende onderscheiding te aanvaarden en voel ik mij aldus, hoe ongaarne ik zulks tegenover Uwe Koninklijke Hoogheid ook doe, gedwongen haar niet te kunnen accepteren, aangezien deze Koninklijke onderscheiding, naar ik helaas ook reeds van meerdere zijden uit mijne onmiddellijke omgeving moest bemerken, voor mij eerder eene geringschatting - om van eene beleediging niet te willen spreken - van mijne positie en persoonlijkheid alhier betekent, dan eene waardering en achting als zoodanig, hetwelk ook ongetwijfeld niet de bedoeling van Uwe Koninklijke Hoogheid kan zijn geweest." Hiermee zit men op het ministerie toch wel in zijn maag. De schuld wordt gegeven aan de Commissaris der Koningin in Gelderland, die "speciaal wat verpleegsters betreft" veel te veel voorstellen doet. Bovendien was van hem de informatie afkomstig dat mej. Kwerreveld een gouden medaille ook op prijs zou stellen. De ambtenaren op het ministerie vinden dan ook dat de Commissaris nu niet moet zeuren en met zijn inmiddels verstuurde boze brief "feitelijk ageert tegen zijn eigen voorstel". Maar afgezien daarvan: bij kleine ziekenhuizen lopen de functies van directrice en hoofdzuster niet veel uiteen, dus 'goud' is hoog genoeg. Anderzijds, er zijn precedenten. Wat te doen? "Ik blijf altijd nog het meeste voelen voor het antwoord: niet of graag", adviseert één afdelingshoofd. Een ander meent dat de betrokkene weliswaar te laag is gedecoreerd, maar gezien de voorrang van andere aanvragen tóch niet voor het ridderschap O.N. in aanmerking had kunnen komen. Ze had beter niets kunnen krijgen: "Het slappe advies van de CdK was in deze foutief". Hij stelt voor de toekenning in te trekken, maar dit is volgens weer een andere ambtenaar niet mogelijk: "De onderscheiding is toegekend en kan toch bezwaarlijk later te niet gedaan worden". De secretaris-generaal stelt namens de minister een brief op aan de directrice waarvan de belangrijkste passage luidt: "(..). Dat deze onderscheiding door U niet als zoodanig wordt geapprecieerd (..) doet mij leed. Voor het verder opnemen van stappen in een of andere richting zie ik, gelet op de wijze, waarop U reageert op het toekennen van deze onderscheiding, geene aanleiding". De laatste regels worden echter vanaf "zie ik..." 26

10 gewijzigd is 'kan ik thans geene gelegenheid vinden". De minister, Slotemaker de Bruine, schrijft hierbij in de kantlijn: "Ik ga met de schrapping van de laatste regels van den S.G. accoord, omdat zij toch eigenlijk gelijk heeft". Van herstel van de 'fout' kan dus geen sprake zijn en alleen doordat de minister ingrijpt krijgt mej. Kwerreveld net geen extra reprimande wegens haar onwelvoeglijk geachte daad (11). Standsbesef en gekwetste trots aan de ene kant. bevoogding, neerbuigend en bureaucratisch optreden aan de andere: deze elementen blijven in hoge mate de decoratieverlening beheersen. Toch begint er na de oorlog op een essentieel punt iets te veranderen. Wat 'hoog' en 'laag' is in de samenleving wordt minder vanzelfsprekend en dit maakt de traditionele toekenning van onderscheidingen op den duur steeds problematischer. 3. Na de Tweede Wereldoorlog groeit de kritiek op het decoratiestelsel in Nederland. De kritiek heeft betrekking op verschillende punten. Zo wordt telkens weer bezwaar aangetekend tegen de bureaucratische verstarring van het systeem: het automatisme waardoor de één alleen maar zijn werk hoeft te doen om een lintje te krijgen terwijl de ander hemel en aarde moet bewegen. Daarnaast is een steeds terugkerend kritiekpunt de bevoorrechting van ambtenaren en militairen en de onderbedeling van werknemers uit het bedrijfsleven en de kleine zelfstandigen. Het voornaamste bezwaar geldt echter het rangonderscheid. Daarmee wordt enerzijds bedoeld het bestaan van zoveel uiteenlopende rangen dan wel graden binnen de orden en anderzijds het in acht nemen van rangen en standen (de maatschappelijke positie) bij het bepalen van de hoogte van een onderscheiding. Zowel het één als het ander wordt niet meer van deze tijd bevonden, niet alleen door opiniemakers bij de media maar ook door functionarissen bij de overheid. 27

11 "Het gaat er uit", antwoordt minister-president P. de Jong, als hem in 1968 door het Eerste Kamerlid De Gaay Fortman gevraagd wordt naar zijn oordeel over "het systeem van klassen dat is gebaseerd op onderscheiding naar maatschappelijke positie"; hij staat "zonder meer positief" tegenover afschaffing hiervan. Hij is niet de eerste en ook niet de laatste naoorlogse minister die geluiden van deze strekking laat horen. Twee maal, in 1963 en in 1981, wordt van regeringswege een adviescommissie ingesteld om tot herziening van het stelsel te komen. Diverse ministers van Binnenlandse Zaken komen met voorstellen om, zoals het in '81 heet, de impasse te doorbreken en de grondtoon is steeds dat in een gedemocratiseerd staatsbestel voor een "privilegestelsel" geen plaats meer is. Het openlijk beklemtonen van hiërarchische verschillen, vóór de oorlog nog heel gewoon, lijkt in toenemende mate als pijnlijk ervaren te worden. Dit komt vooral tot uiting bij de lagere onderscheidingen, in casu de eremedailles Oranje Nassau, die in de - officiële en niet offciële - berichtgeving over de noodzaak tot hervorming telkens als zorgenkind nummer één wordt opgevoerd. De commissie Portheine, die in 1984 haar advies uitbrengt, signaleert dat "'rangen en standen' hun vaste indelingen verloren (hebben), en de sociale mobiliteit sterk toegenomen (is)". Zij ziet "een duidelijke ontwikkeling (...) in de richting van 'in elkaar drukken' van de sociale hiërarchie, dat wil zeggen dat 'hoog en laag' dichter bij elkaar zijn komen te liggen: 'hoog' is minder hoog en 'laag' is minder laag". In overeenstemming hiermee meent ze dat "de gradaties binnen de eremedaille verschillen (accentueren) die in de huidige samenleving niet meer worden gevoeld, laat staan als zinvol worden ervaren" en pleit derhalve voor het niet meer toekennen van deze medailles. Een dergelijk besluit achten de commissieleden des te meer geboden omdat aan het verlenen van medailles een bepaling verbonden is die maakt dat het onderscheid met de hogere graden "niet louter van theoretische aard (is)". Terwijl ridders, officieren, commandeurs, kortom de hogere échelons namelijk een subtiel strikje, balkje of rozetje op het dagelijkse costuum mogen spelden, is het de mensen die met een medaille onderschei 28

12 den zijn verboden het ordelint zonder de medaille te dragen. Bij hen moet het eremetaal zichtbaar zijn als zij hun onderscheiding 'op' hebben en dat zit velen onder hen niet lekker. "Onze commissie heeft ervaren dat deze wijze van uiterlijk onderscheid medailledragers bijzonder veel pijn doet", zo staat in het rapport te lezen (p. 17). De commissie ziet deze bepaling - die te maken heeft met het feit dat dragers van een eremedaille, in tegenstelling tot hen die begiftigd zijn met een ridderkruis, formeel geen lid zijn van de orde - als een relict uit vroeger tijden waar we vanaf moeten. Zoals "mag dan een functie gehad hebben in de vroegere standenmaatschappij, in de huidige samenleving wordt het accent veel meer gelegd op het gelijkheidsbeginsel". Wie de naoorlogse ontwikkelingen op dit terrein in beschouwing neemt, kan moeilijk zeggen dat het instituut van de Koninklijke onderscheidingen als zodanig steeds meer onder vuur komt te liggen. Van enig verzet tegen het feit dat er onderscheidingen verleend worden is nauwelijks sprake. In de openbare discussie en het parlement richten de bezwaren zich met name op de toekenning van lagere onderscheidingen. DSSr, aan de onderkant van het stelsel, zou het veelgesmade automatisme zich het meest doen gevoelen (rapport Portheine, p. 8), da&r vooral zouden onderwaardering en teleurstelling te vinden zijn. De aantallen jaarlijks uitgereikte bronzen eremedailles laten zien dat de overheid al sinds geruime tijd in haar beleid aan deze kritiek tracht tegemoet te komen: men zou kunnen spreken van een geleidelijk liquideren van deze laagste rang (12). Het kost niet veel moeite in de toegenomen onvrede met het functioneren van het decoratiestelsel de algemene trend van democratisering en egalisering in de samenleving te herkennen. Wat echter moeilijker met deze tendens te rijmen valt is het voortdurend mislukken van herzieningspogingen die verder gaan dan het laten 'inslapen' van bepaalde rangen. Hoeveel consensus er ook is over de noodzaak tot hervorming, initiatieven hiertoe lijden keer op keer schipbreuk en deze situatie bestaat nu al decennia. Dit lot deelt deze kwestie uiter 29

13 aard met andere politieke kwesties - denk aan de abortuswetgeving - maar het merkwaardige is dat in deze zaak ook al jaren overeenstemming bestaat over de richting waarin het stelsel hervormd moet worden. Men wenst een verdiscontering van "de gevolgen van de toegenomen democratisering, de eisen van emancipatie en de wenselijkheid van een grotere gelijkstelling tussen verschillende beroepsgroepen", zoals minister Van Thijn het in 1982 formuleerde. Zowel ter linker- als ter rechterzijde zijn de politici het eens over de hoofdlijnen van een nieuw stelsel, over de uitgangspunten, de principiële kant van de zaak - wat bij voorbeeld bij abortus en nu ook euthanasie geenszins het geval is. De zaak lijkt te hangen op problemen van ondergeschikt belang, op details bij de uitwerking - wat tamelijk raadselachtig aandoet wanneer dat na dertig, veertig jaar nog steeds zo is. Welke tegenkrachten zijn hier werkzaam? Zou het kunnen dat, zoals de kritiek op het stelsel typerend is voor democratisering van de samenleving, het uitblijven van een hervorming indicatief is voor een stil standsbesef dat ondanks alles is blijven voortbestaan en zich verzet tegen meer gelijkheid? Opvattingen als deze zijn echter zelden te beluisteren - mensen die zich met deze materie bezighouden zoeken de verklaring voor dit verschijnsel liever elders. Sommigen wijten het aan de marginaliteit van een en ander: andere beleidszaken hebben meer prioriteit waardoor deze kwestie steeds maar weer op de lange baan wordt verschoven. Ook de snelle wisseling van kabinetten zou hieraan bijdragen. Voordat een minister goed en wel een plan heeft uitgewerkt, zit op zijn stoel alweer een ander die de accenten net weer iets anders wil leggen. Anderen zoeken de verklaring meer in de omslachtigheid en traagheid van de parlementaire behandeling die voor een wettelijke hervorming van het stelsel nodig is: zoiets neemt jaren. In verband hiermee wordt ook wel de mening verkondigd dat een nieuwe wettelijke regeling helemaal niet nodig is en een aanpassing van de verouderde, in 1948 opgestelde Richtlijnen - waarin omschreven wordt wie, wanneer, op grond van wat waarvoor in aanmerking komt - voldoende is, en dat kan buiten het parlement om. 30

14 Meestal zijn het echter meer decoratie-technische en bureaucratische redenen die ter verklaring worden aangevoerd. Zo wordt regelmatig gewezen op het bezwaar van degradatie van eerder gedecoreerden wanneer bij voorbeeld besloten zou worden brons, zilver en goud in het vervolg te vervangen door het ridderkruis. Dat zou een decoratie-pauze, een moratorium, noodzakelijk maken, maar iets dergelijks is heel moeilijk te realiseren. Ook wordt als factor vaak genoemd het probleem van de reciprociteit. Hieronder wordt verstaan de uitwisselbaarheid van onderscheidingen die noodzakelijk zou zijn in het internationale diplomatieke verkeer en in gevaar gebracht zou worden door een gedemocratiseerd stelsel. Het rapport van de commissie Portheine uit 1984 noemt het voorbeeld van de staatsbezoeken, waarbij altijd grote hoeveelheden lintjes worden uitgereikt en de rangorde scherp in de gaten moet worden gehouden. Vermindering van het aantal graden zou dan ook volgens het tot op heden onveranderde standpunt van Buitenlandse Zaken leiden tot "consequenties die in de internationale relaties ongewenst zijn". Ook al sprak de commissie Houben in 1965 reeds zijn twijfel uit over de ernst van deze gevolgen ("De leden van de commissie hebben meer dan eens de indruk gekregen dat men hier te lande een te grote vrees koestert onhoffelijkheden jegens vreemdelingen te begaan", p. 74), uit het genoemde rapport uit 1984 blijkt dat de reciprociteit nog steeds een belangrijk obstakel voor herziening vormt (p. 19). Het definiëren van maatschappelijke verdiensten en de weging hiervan vormen eveneens een belangrijk struikelblok, misschien wel het belangrijkste. Wat als verdienstelijk geldt is aan verandering onderhevig en verschilt bovendien per milieu - van dit besef zijn de hervormers inmiddels over het algemeen scherp doordrongen. Zo staat men tegenwoordig anders tegenover "trouwe dienst" dan vijftig jaar geleden. Velen zien de verdienstelijkheid niet meer in van een leven lang werken voor één baas, of zien hier in ieder geval geen reden tot een speciale onderscheiding van staatswege. Opvattingen over mobiliteit zijn veranderd en daarmee de ideeën over hoe mensen voor hun werk beloond moeten worden. "Iemand die 25 jaar bij één bedrijf 31

15 werkt moet geen maand salaris als beloning extra krijgen, voor straf zou een maand salaris moeten worden ingehouden", aldus mevrouw dr. H. Verwey- Jonker in een interview in een tijd waarin de werkgelegenheidssituatie nog aanzienlijk minder zorgelijk was (13). Een uitspraak als deze zou onder de huidige omstandigheden waarschijnlijk niet zo gauw gedaan worden, maar nog steeds is controversieel of mensen voor "zoveel jaar zitten", dan wel "gewoon je plicht doen" gedecoreerd moeten worden. Dit maakt toekenning van een zeer groot deel van de Koninklijke onderscheidingen discutabel: de meeste eremedailles worden primair wegens een 25- of 40-jarig dienstverband toegekend. In de geschiedenis van de stelselherziening blijkt dit punt steeds een netelige kwestie. Men zou het liefst "echte" verdiensten belonen, maar aan de andere kant wenst men ook niet voorbij te gaan aan het "langdurig, trouw en karaktervol" (rapport Houben, 1965) of het "langdurig, loyaal en voorbeeldig" (rapport Portheine, 1984) verrichten van werkzaamheden. Bij schrapping van dit motief tot decoratie zou een beproefd middel komen te vervallen om ook eenvoudige mensen een schouderklopje te geven, en dat kan ook weer niet de bedoeling van democratisering zijn, zo lijkt men te menen. Vandaar de voorkeur voor het instellen van een speciale onderscheiding (zoals recentelijk de "Koningin Juliana-orde")voor verdiensten van deze aard - en vandaar ook de neiging te berusten in de huidige gang van zaken, met alle gebreken die daaraan kleven, zolang deze nog niet is ingesteld. Hier komt bij dat over de inhoud van het begrip maatschappelijke verdiensten in de tegenwoordige samenleving - en met name de ontwikkeling van nieuwe criteria - wel uitgesproken ideeën bestaan, maar over het onderscheid tussen verschillende soorten verdiensten en de consequenties die hieraan verbonden moeten worden, veel minder. De precieze en gedetailleerde manier waarop de verdienstelijkheid van voorgedragen personen binnen het vigerende stelsel wordt vastgesteld, mag dan als verouderd worden ervaren - dst er tussen de ene en andere prestatie verschil bestaat, daar kunnen ook de meest democratiseringsgezinde hervormers niet omheen. Maar om aan te geven waar dit verschil 32

16 precies in is gelegen is een andere zaak. Dat geldt ook voor de vraag of verschillen in prestaties wel in een hiërarchische reeks van onderscheidingen tot uitdrukking moeten worden gebracht. De twijfels die hervormers hierover hebben blijkt onder meer uit de vaagheid bij het motiveren van het verschil tussen hogere en lagere onderscheidingen. Wil een ridderlijke graad op zijn plaats zijn, moeten "bijzondere" dan wel "uitstekende" verdiensten aanwezig zijn. Over het verschil met "gewone" verdiensten en tussen "bijzonder" en "uitstekend" blijft veel onduidelijkheid bestaan. Zo onzeker als bij voorbeeld de commissie Portheine zich betoont over het hiërarchische element in het stelsel, zo stellig is ditzelfde gezelschap over het uitgangspunt dat "de hoogte van de onderscheiding (...) niet bij voorbaat bepaald mag worden op grond van de maatschappelijke positie die iemand inneemt" (p. 12). Niet onderscheiden naar rangen en standen dus. Maar betekent dit ook dat de maatschappelijke verantwoordelijkheid die iemand draagt geen rol meer moet spelen bij het vaststellen van die hoogte? Inderdaad lijkt de commissie deze mening toegedaan, net als in 1965 de commissie Houben. Maar een aanbeveling van deze strekking werd toentertijd niet overgenomen; het kabinet- Cals was er op tegen. De oud-secretaris van de Kanselarij der Nederlandse Orden, J.A. van Zelm van Eldik concludeert: "het beginsel dat slechts gedecoreerd kon worden op grond van de verantwoordelijkheid die een decorandus jegens de maatschappij heeft, (moest) voorop staan: derhalve het klasseelement". En niet alleen in het kabinet, ook in het parlement bleek dit beginsel - alle eerder uitgesproken afkeer van de "klasse-angel" ten spijt - op de nodige sympathie te kunnen rekenen. Toen in 1970 drs. H.M. Franssen in de Tweede Kamer namens de Partij van de Arbeid een motie indiende waarin erop werd aangedrongen in de toekomst geen verschil meer te maken op grond van maatschappelijke verantwoordelijkheid, werd deze, door het tegenstemmen van onder meer KVP en CHU, verworpen. Of deze geschiedenis zich naar aanleiding van nieuwe wetsvoorstellen zal herhalen is onzeker, maar geheel uitgesloten is dit niet. Hoe sterk de roep om modernisering en democratisering ook steeds ge- 33

17 weest is, initiatieven op dit vlak stuiten al snel op weerstanden. En of je deze nu op rekening kunt schrijven van een nog altijd sterk verbreid standsbesef, zeker is dat grenzen tussen 'hoog' en 'laag' in de Nederlandse samenleving weliswaar aan scherpte verloren hebben, maar lang niet uitgewist zijn. En behoefte aan een gedifferentieerde erkenning van 'hogere' en 'lagere' verdiensten houdt hiermee uiteraard nauw verband. Geldt dit laatste nu ook voor de ontvangers van de lagere onderscheidingen, de veelbesproken eremedailles? Welke betekenis hechten zij aan hun decoratie? Hééft deze, gezien de frequente aanvallen op dit soort eerbetoon, voor hen nog wel enige waarde? 4. "Mijn ervaring (...) is dat bijna altijd een K.0. zéér op prijs wordt gesteld, ook door die mensen die zich te voren daarover nog wel eens zéér relativerend uitlieten. " "'Ik reik geen cent uit', zei eens een burgemeester." "Merk dat lintjes bijna altijd zeer op prijs worden gesteld. Systeem zou iets duidelijker kunnen zijn en vooral automatisme eruit halen. Iemand moet meer presteren dan verwacht mag worden (...). Onderscheidingen perse handhaven. Het geeft vele mensen een bijzonder groot genoegen die je anders niet voor het voetlicht zou krijgen." "In mijn ambt als burgemeester bevorderde ik een onderscheiding, indien naar mijn oordeel daartoe aanleiding was. Meeste mensen zijn er heel blij mee. Nooit echter een bronzen medaille uitgereikt." "De uitreiking van medailles heb ik steeds als zeer positief ervaren. Doorgaans komen zij totaal onverwacht en men is er - hoge uitzonderingen daargelaten - gelukkig en vereerd mee. Afschaffing ervan heeft tot gevolg, dat aan veeljarige blazers in muziekcorpsen, trouwe medewerkers in bedrijven, toegewijde huishoudsters, opmerkelijke initiatiefnemers e.d. geen Koninklijke 34

18 onderscheiding meer kan worden uitgereikt. Dat zou erg jammer zijn. Wel zou ik mij iên medaille kunnen voorstellen; dus niet langer goud, zilver en brons." Deze uitspraken zijn afkomstig van mensen die uit hoofde van hun functie bij het openbaar bestuur veel onderscheidingen door hun handen hebben laten gaan. Het zijn bovendien mensen die zelf gedecoreerd zijn en als zodanig vermeld staan in de registers van de Kanselarij der Nederlandse Orden. Uit deze registers heb ik twee keer, in 1981 en in 1985, een steekproef getrokken om via een postenquête meer te weten te komen over de betekenis die dragers van een Koninklijke onderscheiding aan hun decoratie hechten (14). De eerste keer verstuurde ik 415 formulieren (15), de tweede keer 649. De respons (na één rappel) was voor dit type onderzoek behoorlijk hoog: 77% in 1981 en 66% in een verschil dat waarschijnlijk in belangrijke mate verklaard kan worden door de wijze van steekproeftrekking. De resultaten bieden een gevarieerd beeld van wat er leeft onder deze bijzondere groep Nederlanders. Over de eerste enquête, die minder uitvoerig was, heb ik al eerder verslag gedaan (16). Hier zal ik het vooral over het laatste onderzoek hebben. Ook in 1985 blijkt weer dat onder gedecoreerden heel wat kritiek bestaat op het stelsel. Het zijn de bekende bezwaren: een te sterke binding tussen hoogte van de decoratie en hoogte van de maatschappelijke positie of functie, te veel differentiatie in afzonderlijke rangen, te veel automatisme - waarvan de eerste twee het vaakst genoemd worden. Het is echter niet zo dat de lagere gedecoreerden méér kritiek spuien dan de hogeren. De verhoudingen liggen ongeveer gelijk. Op de vraag of het stelsel gewijzigd moet worden, antwoorden de geënquêteerden met een ridderlijke graad (in het vervolg 'ridders') zelfs nog iets vaker bevestigend (57%) dan degenen met een eremedaille (brons: 53%, zilver en goud: 47%). Dat neemt niet weg dat bij de laatsten veel ergernis en teleurstelling naar voren komt over het rangonderscheid: "Waarom de één een bronzen; voor de ander een zilveren, weer andere een kruis. Waarom niet iedereen dezelfde 35

19 onderscheiding. Dit is volgens mij discriminatie, we zijn toch allemaal mensen." (sigarenmaker, brons) "Het verschil in goud, zilver of brons bij 40-jarig dienstverband slaat nergens op." (bankwerker, brons) "Ieder die voor een onderscheiding in aanmerking komt heeft zich voor 100% ingezet. Dus moest er geen verschil zijn in de capaciteiten die iemand bezit, want professoren of arbeiders beiden hebben het uiterste gegeven." (bankwerker, zilver) "Allemaal gelijke onderscheiding of helemaal van de baan." (besteller PTT, brons) "Waarom krijgen mensen in een hogere functie een gouden? Wij werken alle voor het zelfde doel." (electr. tekenaar, brons) "Dat er enig onderscheid moet zijn, kan ik me voorstellen, maar ik heb er moeite mee als een eenvoudig man iets krijgt in het brons en een ander in zilver of goud." (gemeenteambtenaar, goud) Veel medailledragers zien hun onderscheiding als een beloning die ze "eerlijk verdiend" hebben en vinden veel minder vaak dan de ridders dat een Koninklijke onderscheiding verplichtingen met zich meebrengt. Het lintje verwijst voor hen naar het verleden, niet naar de toekomst. Er is hard genoeg voor gewerkt, dus moet er verder niet moeilijk over gedaan worden. Of, in de woorden van de betrokkenen : "Beschouw het als een waardering voor 50-jarige dienst bij een bedrijf in dit geval de zuivelfabriek." (gepens. fabrieksarbeider, zilver) "Nee, geen verplichtingen. Daar ik 40 jaren in weer en wind mijn verplichtingen jegens mijn werkgever heb voldaan." (lasser, brons) Medailledragers zijn niet zelden van oordeel dat het wel degelijk een verdienste is om veertig of vijftig dienstjaren bij één en dezelfde baas vol te maken. Ze zien dit als een prestatie ("Ik ben altijd voor de zaak opgekomen of het voor mij zelf 36

20 was,altijd op tijd") en vinden dat iedereen die zo'n krachttoer levert op dezelfde manier beloond moet worden. Andere gedecoreerden kritiseren eveneens het rangonderscheid, maar wijzen de trouwe dienst als decoratiegrond resoluut af. Hier loopt een breukvlak in de kritiek. Als zoveel medailledragers over hun onderscheiding denken in termen van rechtmatige beloning voor verrichte werkzaamheden, zou een materiële beloning dan eigenlijk geen geschikt alternatief voor een lintje zijn? Eén van de vragen uit de enquête van 1985 luidt: 'Als U had kunnen kiezen tussen óf een Koninklijke onderscheiding óf een extra maandsalaris, wat was dan Uw keuze geweest?' Het is in zekere zin een gewetensvraag - en uit de beantwoording valt natuurlijk meer op te maken over de gehechtheid aan de ontvangen onderscheiding dan blijkt uit de kritiek op het stelsel: je kunt bezwaren hebben tegen de algemene gang van zaken maar tegelijkertijd enorm verguld zijn met je lintje. Welke keuze maken de gedecoreerden? Voor het gros van de ridders is het een eenvoudige beslissing: de onderscheiding (81%). Meer dan eens gaat het antwoord in deze kring vergezeld van een wrevelige toelichting: "Vreemde vraagi De onderscheiding wordt door mij boven een geldelijk blijk van waardering gesteld'." (burgemeester, ridder O.N.) "Dwaze keuze, niet te vergelijken zaken." "Deze vraag komt bij mij erg onsympathiek over; maar als U een antwoord wilt: het eerste." (conrector VWO, ridder O.N.) "Een maandsalaris zou wel een zeer banale keuze zijn!" (manager, officier O.N.) Bij de medailles is een keuze voor het lintje veel minder vanzelfsprekend: hier kiest niet meer dan vijftig procent voor de onderscheiding (17). Hoe lager de medaille, hoe groter de aantrekkingskracht van het geldbedrag. De dragers van de bronzen eremedailles kiezen zelfs vaker voor "het geld" (44%) dan voor de onderscheiding (31%). Soms spreekt uit 37

21 de toelichting een zekere gêne: "Ik ben eerlijk en niet op geld uit, maar maandsalaris had ik goed kunnen gebruiken." (PTT-beambte, zilver) "Een extra maandsalaris (sorry)." (beroepsmilitair, zilver) In een groot aantal gevallen is hier in het geheel geen sprake van - zoals bij de fabrieksarbeider die een voorkeur uitspreekt voor een "Groot maandsalaris; liefst jaarsalaris". De hogere gedecoreerden mogen dan in grote getale voor het lintje kiezen, uit deze kring en ook bij de dragers van gouden medailles klinkt regelmatig begrip voor mensen die minder goed af zijn en derhalve een andere afweging maken: "Daar kan ik niet op antwoorden, omdat ik geen geldgebrek heb." (auteur/predikant, officier O.N.) "Ik zou nu voor de onderscheiding gekozen hebben, maar als ik erg krap geweest zou zijn, weet ik het nog zo net niet." (KLM-employé, goud) Er zijn uiteraard ook nog andere mogelijkheden om de gehechtheid aan het lintje te meten. Interessant is in dit verband het gegeven dat van de gedecoreer- den die tevens in het bezit zijn van een andere Onderscheiding (40%), zoals een ereburgerschap, een vakbondsspeld of een verzetsherdenkingskruis, meer dan de helft deze andere onderscheiding hoger aanslaat dan het lintje. Van grote verschillen tussen 'hoog' en 'laag' is op dit punt echter geen sprake, de verdeling ligt ongeveer gelijk. De antwoorden lopen wèl weer uiteen als gevraagd wordt of men anderen kent die niet in het bezit zijn van een onderscheiding maar deze wel verdienen De lagere gedecoreerden zien opmerkelijk minder kandidaten om zich heen dan de hogere, die nogal eens van de gelegenheid gebruik maken om de eigen verdiensten weg te cijferen: "Ik ben best trots op mijn ridderorde, (maar) vind dat ik hem niet heb verdiend. Ik heb gewoon goed, en met plezier, mijn werk gedaan." (ex-bibliothecaresse, ridder 0 38

22 "Niet erg verdiend, heb ik koninklijke onderscheiding in dank aanvaard. Aan de Congregatie komt ook een gedeelte van de eer toe. Zij heeft mij de gelegenheid gegeven, dit werk voor de Nederlanders te verrichten." (R.K. priester in Brazilië, ridder O.N.) "Persoonlijk ben ik van mening dat mijn vrouw onderscheiden had moeten worden, want die heeft avond aan avond en zelfs hele weekends alleen geweest en in mijn neven aktiviteiten had ik zelfs een zekere ontspanning." (produktiechef, goud) Bij de bronzen medailles beantwoordt meer dan de helft (56%) de vraag ontkennend: men zou niemand weten. Bij de zilveren en gouden medailles is dit bijna de helft (47%) en bij de ridders bedraagt het getal ruim een kwart (28%). Hoe deze verschillen te interpreteren? Zijn de medailledragers op dit punt minder tot ruimhartigheid in staat omdat zij minder gebukt gaan onder gevoelens van betrekkelijkheid, onder een besef de onderscheiding niet echt verdiend te hebben? Misschien is het mogelijk om aan de hand van meer feitelijke gegevens de verschillen tussen 'hoog' en 'laag' nog wat scherper in het vizier te krijgen. In de enquête worden niet alleen meningsvragen gesteld, er wordt ook naar feitelijke, empirisch controleerbare zaken geïnformeerd, zoals naar de feestelijkheden waarmee het ontvangen van de onderscheiding al dan niet gepaard ging en het dragen van de onderscheiding sindsdien. Dit zijn twee tamelijk 'harde' criteria voor waardering van het huldeblijk. Natuurlijk gelden ook hierbij beperkingen. Het is niet gezegd dat mensen die géén feest vieren naar aanleiding van hun decoratie, of bewust afzien van het dragen ervan, er dus ook wel niet blij mee (geweest) zullen zijn. Niet iedereen wenst uiting te geven aan deze blijdschap. De vragen zijn dus vooral instructief wat betreft het tonen van waardering en gehechtheid aan de decoratie. Wat brengen ze aan het licht? Bij voorbeeld dat bij zes procent van de respondenten in het geheel niets feestelijks plaatsvond rond de decoratieverlening, in welke vorm en op wiens kosten dan ook. Waarom is niet steeds duidelijk. Soms zijn er bijzondere omstandigheden, soms lijken de 39

23 betrokkenen er zelf geen boodschap aan gehad te hebben. Het percentage gedecoreerden dat reden ziet om buiten de feestelijkheden die anderen op touw hebben gezet (en daarvan is in 85% van alle gevallen sprake - ridders en medailles ontlopen elkaar daar bij niet veel), ook zelf nog iets feestelijks te organiseren, is niet overweldigend te noemen. Het wordt geringer naarmate de onderscheiding hoger wordt, al zijn het geen grote verschillen (ridders 42%, goud en zilver 46% en brons 47%). In de meeste gevallen blijft het bij een receptie op de zaak of op het stadhuis en vervolgens een door echtgenote of kinderen geïmproviseerd feestje thuis. Voorzover men hier zelf nog iets aan toevoegt is dat doorgaans een etentje met het gezin. Slechts in hoogst enkele gevallen voelen gedecoreerden zich geroepen een wat groter gebaar te maken ("een dankdienst en receptie en gezellige avond"), uit het merendeel van de antwoorden spreekt een zeer Hollandse mentaliteit. "Ik heb thuis op gebakjes getracteerd", verklaard een ridder Nederlandse Leeuw. Een ander houdt het simpelweg op "Borreltje nal". Aanduidingen als "bescheiden" en "niet overdreven" vallen regelmatig. Zo gering als de animo onder de ontvangers is om zelf veel werk van de gebeurtenis te maken, zo beperkt is ook in feite de omvang van de feestelijkheden die de erende gemeenschap voor hen in petto heeft. Een aubade of serenade door de plaatselijke harmonie is een zeldzaamheid en lijkt heel regionaal gebonden. Aan dergelijke uitbundigheid en openbare allure lijkt aan beide kanten weinig behoefte te bestaan. Er is een uitgesproken voorkeur vast te stellen voor de intieme kring, de huiselijke sfeer, de bescheiden opzet. Ook wanneer gevraagd wordt naar het dragen van de onderscheiding komt deze afkeer van uiterlijk vertoon naar voren. Menigeen blijkt zich ervoor te generen om met een onderscheiding "te koop" te lopen - "omdat ik het gevoel zou hebben te zeggen: 'Kijk eens, zo heb ik mijn best gedaan'", zoals een gedecoreerde zegt. Dat men op de dag van de uitreiking in het zonnetje staat en veler ogen op 40

24 zich gericht weet is iets anders: dat is eenmalig en bovendien vaak een verrassing voor de betrokkenen. Wie zich met zijn onderscheiding tooit, geeft bepaalde gevoelens prijs. Hij laat aan de buitenwacht zien dat het eerbewijs hem niet onverschillig laat, dat hij ervoor uit wil komen, dat hij er trots op is, en juist daarin lijkt voor velen een moeilijkheid te schuilen. De modeldecoratie wordt door een grote meerderheid (71% van de ridders; 76% van de medailles) al helemaal nooit gedragen, de rest draagt hem alleen op hoogtijdagen zoals Koninginnedag, of bij zeer speciale gelegenheden als de diës van de universiteit. Naast de modeldecoratie bestaat echter ook het knoopsgatversiersel: voor de ridders een strikje of rozetje, voor de ontvangers van een eremedaille - het kwam hierboven al ter sprake - een kleine draagmedaille. Deze laatste wordt niet zoals het ridderlijke knoopsgatversiersel bij de uitreiking cadeau gedaan, maar moet door de betrokkenen zelf worden aangeschaft. Terwijl bijna alle ridders in het bezit zijn van zo'n draaginsigne (98%), beschikt veertig procent van de mensen met brons en 42% van de mensen met zilver of goud niet over zo'n draagmedaille. Bij een deel komt dat omdat de onderscheiding nog maar kort geleden heeft plaatsgevonden en het er nog niet van gekomen is om hier achter heen te gaan. Een ander deel heeft bezwaren tegen een dergelijk insigne. Veel medailledragers vinden een draagmedaille, zo klein als deze ook zijn moge, te opzichtig ("Veel te groot en opvallend"; "Loop niet graag te pronken"; "Waarom geen kleiner model"), of te duur in de aanschaf ("... Daar ik geen f 250 beschikbaar had"). Voor een groot aantal van hen is op dit punt de 'discriminatie' binnen het stelsel acuut aan de orde, zoals ook de commissie Portheine in 1985 signaleerde. In de praktijk lossen overigens veel medailledragers dit probleem op door het wettelijke voorschrift te negeren en eenvoudigweg bij de juwelier een ridderlijk strikje te kopen en dit op de revers te spelden. Ongeveer de helft van de respondenten geeft aan een knoopsgatversiersel te dragen. Dat zijn, zoals te verwachten valt, niet zozeer medailledragers (35%), als wel voornamelijk ridders (84%), die niet zelden verklaren dit "altijd" te doen. 41

25 Gaat van dit dragen een effect uit? Wordt het waargenomen door anderen? Velen, met name weer de ridders, menen van wel (ridders: 87%, medailles: 58%). Ze merken het aan blikken, opmerkingen en vragen die gesteld worden. Tot een andere behandeling leidt dit echter zelden, laat staan dat degenen die hun onderscheiding dragen hierdoor ook met meer respect behandeld worden. Enkele gedecoreerden geven onomwonden te kennen hier ook niet op gesteld te zijn. Ze schrijven het "gelukkig niet" te merken. Of: "Hoeft niet, let er niet op". Een ander noteert het volgende: "Gesprek: 'Bent U officier?' 'Ja.' '0!' Laat ik meteen zeggen, dat ik aan dit soort respect een erge hekel heb." (hoofdinspecteur 's Rijksbelastingen, officier O.N.) Gevoeligheden op dit vlak lijken zich vooral in de hogere échelons te concentreren. Meer dan de medailledragers lijken de ridders op hun hoede voor de gevaren van zelfverheffing en meerderwaardigheidsvertoon. Regelmatig onderstreept men in deze kring de betrekkelijkheid van al dit aardse en zeker van het krijgen van onderscheidingen: "Inzet en erkenning is een levenslang wisselend proces. Dat eindigt niet bij de verlening van een onderscheiding (...)." (commissaris van de Koningin, ridder Nederlandse Leeuw) "We moeten allemaal onze plicht doen in dit leven. Dat hoeft niet met bijzondere onderscheidingen ondersteund te worden." (ambtenaar, ridder O.N.) "Ik zeg wel eens met ongepaste spot dat ik nu alleen weet dat dragers van de Militaire Willemsorde en van de medaille voor het zwemmend redden van drenkelingen werkelijk iets bijzonders gedaan hebben." (diplomaat, officier O.N.) Daarbij past natuurlijk ook het accentueren van de sociale druk tot aanvaarding van een decoratie: het hoort nu eenmaal bij bepaalde functies, je wilt anderen - familie, collega's, werkgever - niet voor het hoofd stoten: "Omdat anderen een Kon. Onderscheiding hebben is het 42

26 maatschappelijk wenselijk om eveneens onderscheiden te zijn, een sooiale kwestie. Is noodzakelijk voor functies als president commissaris e.d." (bankier, officier O.N.) "Weigeren is een moeilijke zaak. De stemming zou voor de gehele dag verdwenen zijn. Bovendien zou de weigering nog een nasleep kunnen hebben op de jaren dat men nog in dienst zou zijn." (vertegenwoordiger, zilver) "Daar alle hoofddirecteuren van de grote zuivelcoöperatie een koninklijke onderscheiding krijgen, zou het niet verlenen van een onderscheiding een publieke afkeuring inhouden." (directeur zuivelcoöperatie, officier O.N.) Ook bij de dragers van de eremedailles (met name van de gouden) ontbreken dergelijke geluiden niet. Toch komen hier de bedoelde gevoeligheden minder nadrukkelijk naar voren. Er klinkt veel kritiek op het rangonderscheid, dat wel, maar alles bijeengenomen niet eens méér dan bij de ridders. En hoeveel ergernis ook geformuleerd wordt over discriminatie bij het decoreren, dit hoeft niet meteen in te houden dat men er afkerig van is te laten zien dat men wel degelijk 'iets voorstelt' - integendeel zelfs. Het verschil in uitdrukkingsvaardigheid tussen de ridders en de medailles is hierbij wél een punt. De ridders drukken zich in de enquêteformulieren over het algemeen gemakkelijker uit en nemen ook meer de ruimte voor hun antwoorden dan de medailledragers, die soms wel heel erg beknopt reageren. Dit betekent uiteraard dat we met het trekken van conclusies over de waardering van de lintjes alleen op grond van dit materiaal voorzichtig moeten zi jn. Toch lijkt het niet te voorbarig om over het onderscheid 'hoog' - 'laag' te concluderen dat het onjuist is te menen dat hoe hoger de onderscheiding is, hoe minder kritisch men zal zijn ten aanzien van het verschijnsel onderscheidingen en omgekeerd. Wat dit betreft is er een opmerkelijke gelijkenis met wat mensen volgens recent onderzoek blijken te zeggen over het tot stand brengen van minder ongelijke inkomensverhoudingen in Nederland (18). Over de vraag in hoeverre 'laag' met zijn decoratie minder content is dan 'hoog', c.q. 'hoog' er gelukkiger mee is dan 'laag' valt te discussiëren. Dat is 43

27 niet onmiddellijk uit te maken, het hangt af van waar je op af wilt gaan: op het al dan niet gevulde knoopsgat, de al dan niet georganiseerde festiviteiten, of op de algemene waardering voor het 'schouderklopje' bij voorbeeld. Ga je af op dit laatste, dan zijn de ridders stellig niet méér ingenomen met hun lintje dan de dragers van eremedailles. Wat eveneens vastgesteld kan worden is een zekere ambivalentie onder de gedecoreerden. Ze hebben bezwaren tegen het rangonderscheid, vragen zich af of onderscheidingen eigenlijk nog wel in deze tijd passen. Zij staan gereserveerd tegenover het instituut van de Koninklijke onderscheiding en bemerken bij zichzelf desondanks (en niet zelden tot hun eigen verbazing) een ontegenzeggelijke gehechtheid aan het ereteken. Typerend is het veelvuldig gebruik van het woordje "toch", zowel als het gaat om de waardering van het stelsel als van de eigen onderscheiding. Alsof men iets bekent dat minder fraai is: "Voorheen stond ik er sceptisch tegenover. Nu het je zelf betreft doet het je toch wel wat." (chef opleiding PTT, ridder O.N.) "Heb er altijd nogal relativerend tegenover gestaan en ben niet 'begerig' geweest - desondanks heeft het mij toch wat gedaan onderscheiden te worden." (rijksambtenaar, ridder O.N.) "Erkenning geeft toch wel enige voldoening." (arbeidsdeskundige, ridder O.N.) Het hoge percentage gedecoreerden dat geen oordeel kan uitspreken over de noodzaak tot hervorming van het stelsel zou je met deze ambivalentie in verband kunnen brengen. Men twijfelt en in die twijfel openbaren zich tegenstrijdige verlangens: "Ik kan nu gemakkelijk zeggen, schaf de onderscheidingen maar af. Ik heb er één. Ergens er ook wel op gesteld - als ze toch worden verleend. Ergens ook de gedachte moet dat nu?" Het zal inmiddels duidelijk zijn geworden dat deze 44

28 tweeslachtigheid minder een kwestie is van individuele psychische gesteldheid dan van meeromvattende maatschappelijke ontwikkelingen. Enerzijds een verlangen naar onderscheid en 'distinctie', anderzijds loyaliteit aan een gelijkheidsideaal en afkeer van 'ophef': uit zich hierin niet de spanning die een voortgaand proces van democratisering teweegbrengt? Met dank aan Freja Aurik, Marei Rietman en Carolien Bouw voor hun hulp bij de uitvoering van dit onderzoek. Van hen die commentaar leverden op een eerdere versie wil ik vooral Cees Schmidt bedanken. Noten 1. De hiërarchie binnen de twee civiele staatsorden is als volgt: Nederlandse Leeuw grootkruis commandeur ridder broeder Oranje Nassau grootkruis grootofficier commandeur officier ridder eremedaille in goud eremedaille in zilver eremedaille in brons In de praktijk zijn de twee ridderorden nauw met elkaar verstrengeld. Dit blijkt bij bevordering van mensen die al eerder gedecoreerd zijn. Iemand die officier Oranje Nassau is, wordt geen commandeur in diezelfde orde, maar verspringt naar het ridderschap Nederlandse Leeuw. Wanneer hij hierna opnieuw onderscheiden wordt, ontvangt hij het commandeurskruis Oranje Nassau. Als hij dan nóg niet aan het eind van zijn Latijn is, wordt hij grootofficier Oranje Nassau. Vervolgens komt voor hem het commandeurskruis Nederlandse Leeuw in zicht. Deze verspringing kan zo verder gaan totdat uiteindelijk het grootkruis Nederlandse Leeuw is bereikt. 2. J.A. van Zelm van Eldik, Ons grondwetsartikel regelende de instelling van ridderorden en de ontwikkelingen van de Nederlandse orden in de negentiende en twintigste eeuw, 's-gravenhage, B.V. Drukkerij De Residentie, 1985 (p. 29). 45

29 3. Van Zelm van Eldik vermeldt hoe het in de 19e eeuw vier keer lukte - in 1840, 1865, 1884 en om de Orde van de Nederlandse Leeuw te beschermen tegen hervormingspogingen (p. 79). 4. In de Tweede Kamer stemden 52 leden voor en 28 leden tegen. In de Eerste Kamer werd de wet op de nieuwe orde op 1 april 1892 met 35 stemmen vóór en 6 tegen aangenomen. 5. Zo stelt de Memorie van Toelichting op het ontwerp wijziging wet Nederlandse Leeuw in 1883 nadrukkelijk: 'De Broeders van de Nederlandsche Leeuw maken echter feitelijk geene vierde klasse van ridders uit; zij vormen veeleer eene categorie van personen met een klein pensioen begiftigd, aan wie het recht is verleend een eeremedaille te dragen.' 6. Voor een uitstekend overzicht van de geschiedenis van ridderorden in Europa: Bernhard Heydenreich, Ritterorden und Rittergesellsohaften. Ihre Entwicklung vom späten Mittelalter bis zur Neuzeit. Würzburg, De volgende alinea's zijn op dit werk gebaseerd. 7. Bedoeld wordt het zegelrecht dat door de staat geheven werd. Verzoeken tot onderscheidingen moesten op verzegeld papier ingediend worden. Oorkondes, behorend bij de onderscheiding; werden verzegeld verzonden. Bij ontvangst moest betaald worden. 8. Nog steeds geldt dat de modeldecoratie slechts in bruikleen gegeven wordt: na de dood van de gedecoreerde dient deze weer ingeleverd te worden bij de Kanselarij der Nederlandse Orden. Vaak geeft dit aanleiding tot emotionele reacties; zie Kees Bruin, De Lintjesregen. VN-kleurbijlage , pp Algemeen Rijksarchief, archief Koninklijke onderscheidingen van het kabinet van de minister , Ministerie van Sociale Zaken, dossier ARA, Archief Koninklijke onderscheidingen, Ministerie van Sociale Zaken, dossier ARA, Archief Koninklijke onderscheidingen, Ministerie van Sociale Zaken, dossier Uitgegeven eremedailles O.N (inclusief de eremedailles met de zwaarden): 46

30 goud zilver brons totaal kon. onderscheidingen ( 'ridders' t 'medailles') Bron: Kanselarij der Nederlandse Orden. Ongepubliceerde cijfers. Voor een nauwkeuriger beschrijving en analyse van de betreffende statistieken, zie Kees Bruin: "Een kroon op het werk? Een beschouwing over koninklijke onderscheidingen in Nederland", Maatstaf, 1982/6, pp Het Vrije Volk, De eerste keer ging het om een disproportionele, gestratificeerde steekproef (ongeveer evenveel ridders als medailles) uit alle gedecoreerden in het jaar De tweede keer trok ik een a-selectieve, representatieve steekproef uit het totale, bij de Kanselarij der Nederlandse Orden geregistreerde bestand van gedecoreerden. Hiervan bleek ongeveer de helft te bestaan uit mensen van boven de 70 of met een buitenlandse nationaliteit - twee categorieën die ik buiten de steekproef wilde houden. In hun plaats namen we telkens de eerstvolgende Nederlander van onder de zeventig die we in de kaartenbak tegenkwamen. Dit resulteerde in een steekproef van 95 bronzen (15%), 213 zilveren (33%) en 143 gouden medailles (22%) en 187 ridderlijke graden (30%). Bij de respons liggen deze verhoudingen als volgt: 55 brons (13%), 149 zilver (34%), 94 goud (13%) en 140 ridderlijke graden (32%). Zowel in de steekproef als in het bestand van respondenten die gereageerd hebben is een sterke oververtegenwoordiging van mannen (91%), ambtenaren en randstadbewoners aanwijsbaar. De gegevens zijn nog in bewerking. Op korte termijn hoop ik een afzonderlijk enquêteverslag te publiceren waarin deze zaken uitvoeriger behandeld worden. 47

31 15. In 1981 bestond de steekproef uit 215 ridderlijke graden en 200 eremedailles. De respons bedroeg 302 gedecoreerden: 152 ridders en 140 medailles. 16. Kees Bruin, Koninklijk onderscheiden. Verslag van een enquête onder 415 gedecoreerden. Sociologisch Instituut Rijksuniversiteit Utrecht, augustus Geïnteresseerden kunnen een exemplaar opvragen bij de auteur, Van Woustraat 110'', 1073 LS Amsterdam. 17. Vijfentwintig procent kiest voor een extra maandsalaris, de resterende vijfentwintig procent weet het niet, geeft geen antwoord, of 'kreeg beide', en beschouwt zich derhalve ontslagen van de verplichting een keuze uit te spreken. Dit laatste komt ook voor - maar minder - bij de ridders. 18. Zie A. Szirmai, "Nivelleringsethos", Sociologisch Tijdschrift, jrg. 9 (1982), pp

BESLUITEN. De notitie inzake gemeentelijke en koninklijke onderscheidingen voor kennisgeving aan te nemen.

BESLUITEN. De notitie inzake gemeentelijke en koninklijke onderscheidingen voor kennisgeving aan te nemen. Behoudens advies van de commissie Burg. B&W- nr.: 05.0335 d.d. 08-03-2005 Onderwerp Overzicht onderscheidingen. BESLUITEN De notitie inzake gemeentelijke en koninklijke onderscheidingen voor kennisgeving

Nadere informatie

Regeling onderscheidingen Badminton Nederland

Regeling onderscheidingen Badminton Nederland Badminton Nederland In deze regeling wordt beschreven hoe Badminton Nederland omgaat met het bedanken en decoreren van leden die een bijzondere rol binnen de organisatie hebben vervuld. De genoemde criteria

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 24 827 Decoratiestelsel Nr. 7 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Voorouders en onderscheidingen. Hoe kunnen gedragen onderscheidingen helpen bij het onderzoek naar voorouders?

Voorouders en onderscheidingen. Hoe kunnen gedragen onderscheidingen helpen bij het onderzoek naar voorouders? Voorouders en onderscheidingen Hoe kunnen gedragen onderscheidingen helpen bij het onderzoek naar voorouders? Programma Inleiding in de faleristiek Genealogie en faleristiek Vragen - Definitievraagstuk

Nadere informatie

Regeling onderscheidingen Badminton Nederland

Regeling onderscheidingen Badminton Nederland Badminton Nederland In deze regeling wordt beschreven hoe Badminton Nederland omgaat met het bedanken en decoreren van leden die een bijzondere rol binnen de organisatie hebben vervuld. De genoemde criteria

Nadere informatie

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP Nr. WJZ/2006/46484 (1743) (Hoofd) Afdeling DIRECTIE WETGEVING EN JURIDISCHE ZAKEN Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet studiefinanciering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 277 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met de herziening van de definities van gezin en middelen (Wet afschaffing huishoudinkomenstoets)

Nadere informatie

Waalwijks eer. Het gemeentelijke decoratiestelsel herzien

Waalwijks eer. Het gemeentelijke decoratiestelsel herzien Waalwijks eer Het gemeentelijke decoratiestelsel herzien B.S. Kreetz Gemeente Waalwijk Bestuur & Ondersteuning September 2009 Inhoud 1. Inleiding 2. Huidig stelsel en toetsingscriteria 2.1 Gemeentelijke

Nadere informatie

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Smallingerland gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 november 2014;

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Smallingerland gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 november 2014; GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Smallingerland. Nr. 79151 24 december 2014 Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Smallingerland 2015 De raad van de gemeente Smallingerland ; gelezen

Nadere informatie

AANVRAGEN VAN EEN KONINKLIJKE ONDERSCHEIDING

AANVRAGEN VAN EEN KONINKLIJKE ONDERSCHEIDING AANVRAGEN VAN EEN KONINKLIJKE ONDERSCHEIDING Beste lezer, Onderstaande informatie is voor u van belang als u voor een inwoner van de gemeente Reusel-De Mierden een Koninklijke Onderscheiding wilt aanvragen.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 449 Voorstel van wet de leden Wilders en Bosma tot intrekking van de goedkeuringswet inzake de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie

Nadere informatie

Onderzoek burgerinitiatief. Tevredenheid van indieners

Onderzoek burgerinitiatief. Tevredenheid van indieners Onderzoek burgerinitiatief Tevredenheid van indieners In opdracht van: De Raadsgriffier Uitgevoerd door: Team Beleidsonderzoek en Informatiemanagement Gemeente Purmerend Denise Floris Bert Mentink April

Nadere informatie

AMBTSINSTRUCTIE COMMISSARIS VAN DE KONING

AMBTSINSTRUCTIE COMMISSARIS VAN DE KONING AMBTSINSTRUCTIE COMMISSARIS VAN DE KONING Tekst zoals deze geldt op 24 januari 2011 BESLUIT van 10 juni 1994, houdende regels inzake de taken die de commissaris van de Koning op grond van artikel 126 Grondwet

Nadere informatie

Luxemburgse orden verbonden aan onze koning-groothertog. 11 juni 2011

Luxemburgse orden verbonden aan onze koning-groothertog. 11 juni 2011 Luxemburgse orden verbonden aan onze koning-groothertog. 11 juni 2011 Inhoudsopgave Theorie Orde van de Eikenkroon Orde van de Gouden Leeuw van Nassau Aantallen Tentoonstelling Theorie, staatkundig Ontstaansgeschiedenis

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2011 495 Besluit van 24 oktober 2011, houdende wijziging van het reglement van orde voor de ministerraad in verband met de opheffing van de Nederlandse

Nadere informatie

VERORDENING REGELENDE INSTELLING EN HET TOEKENNEN VAN ONDERSCHEIDINGEN GOOISE MEREN 2016

VERORDENING REGELENDE INSTELLING EN HET TOEKENNEN VAN ONDERSCHEIDINGEN GOOISE MEREN 2016 VERORDENING REGELENDE INSTELLING EN HET TOEKENNEN VAN ONDERSCHEIDINGEN GOOISE MEREN 2016 De raad van de gemeente Gooise Meren; gelezen het voorstel van 4 januari 2016, nr. RV16.007 Overwegende dat: Door

Nadere informatie

Samenvatting Geschiedenis Module 5

Samenvatting Geschiedenis Module 5 Samenvatting Geschiedenis Module 5 Samenvatting door een scholier 1332 woorden 26 maart 2006 10 1 keer beoordeeld Vak Geschiedenis Geschiedenis module 5 Hoofdstuk 1 1918, Troelstra wilde een revolutie

Nadere informatie

SIPP persoonlijkheidsvragenlijst

SIPP persoonlijkheidsvragenlijst SIPP persoonlijkheidsvragenlijst Deze vragenlijst bestaat uit een aantal stellingen. Deze stellingen hebben betrekking op de laatste 3 maanden. Door per stelling aan te geven in hoeverre u het hier bent,

Nadere informatie

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen Memo Van prof. Mr. Ch.P.A. Geppaart Onderwerp Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen 1. Via het hoofd van de afdeling Directe belastingen van het Ministerie van Financiën ontving ik Uw

Nadere informatie

Voor de Raad van State als adviseur en bestuursrechter is het van. belang zicht te hebben op wat er leeft in de werelden van recht,

Voor de Raad van State als adviseur en bestuursrechter is het van. belang zicht te hebben op wat er leeft in de werelden van recht, Inleiding Vice-President Raad van State tijdens de bijeenkomst van een delegatie van de Raad met de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling donderdag 12 februari 2009 Dames en heren, Voor de Raad van State

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de wet van 22 april 1855, houdende regeling der verantwoordelijkheid van de Hoofden der Ministeriële Departementen (Stb. 1855, 33) en aanpassing van daarmee verband houdende bepalingen in

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 871 Wijziging van de wet van 22 april 1855, houdende regeling der verantwoordelijkheid van de Hoofden der Ministeriële Departementen (Stb. 1855,

Nadere informatie

gelet op het bepaalde in artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b en tweede lid van de Participatiewet;

gelet op het bepaalde in artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b en tweede lid van de Participatiewet; De raad van de gemeente Ooststellingwerf; nr. 12 gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 november 2014; gelet op het bepaalde in artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b en tweede

Nadere informatie

Verordening op de gemeentelijke onderscheidingen van de gemeente Almelo

Verordening op de gemeentelijke onderscheidingen van de gemeente Almelo GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Almelo. Nr. 14521 18 maart 2014 Verordening op de gemeentelijke onderscheidingen van de gemeente Almelo 2014 De raad van de gemeente Almelo; gezien het voorstel

Nadere informatie

Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet gemeente Beesel 2015

Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet gemeente Beesel 2015 Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet gemeente Beesel 2015 De Raad van de Gemeente Beesel; Gelet op artikel 8 eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet;

Nadere informatie

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325 Rapport Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325 2 Klacht Verzoeker klaagt er over dat de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen Venlo tot het moment van indienen van de klacht bij de Nationale

Nadere informatie

Toespraak Voorzitter bij het in ontvangst nemen van het Jaarboek Parlementaire Geschiedenis 2012 op 20 november 2012 in de Oude Zaal

Toespraak Voorzitter bij het in ontvangst nemen van het Jaarboek Parlementaire Geschiedenis 2012 op 20 november 2012 in de Oude Zaal Toespraak Voorzitter bij het in ontvangst nemen van het Jaarboek Parlementaire Geschiedenis 2012 op 20 november 2012 in de Oude Zaal Dames en heren, Allereerst dank ik het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis

Nadere informatie

Selectielijst neerslag handelingen op het beleidsterrein. adelsbeleid en adelsrecht en het decoratiestelsel,

Selectielijst neerslag handelingen op het beleidsterrein. adelsbeleid en adelsrecht en het decoratiestelsel, OCW Selectielijst neerslag handelingen op het beleidsterrein adelsbeleid, adelsrecht en het decoratiestelsel (periode 1945-2000) 4 juli 2003/nr. C/S/03/1455 De Staatssecretaris van Onderwijs, Gelet op

Nadere informatie

Examen VMBO-GL en TL 2006

Examen VMBO-GL en TL 2006 Examen VMBO-GL en TL 2006 tijdvak 1 woensdag 31 mei 9.00 11.00 uur GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING CSE GL EN TL Gebruik het bronnenboekje. Dit examen bestaat uit 37 vragen. Voor dit examen zijn maximaal

Nadere informatie

op voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 13 november 2014, no.za. 14-30185/DV.14-415, afdeling Samenleving;

op voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 13 november 2014, no.za. 14-30185/DV.14-415, afdeling Samenleving; No. 19. De raad van de gemeente Vlagtwedde; op voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 13 november 2014, no.za. 14-30185/DV.14-415, afdeling Samenleving; gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de wet van 22 april 1855, houdende regeling der verantwoordelijkheid van de Hoofden der Ministeriële Departementen (Stb. 1855, 33) en aanpassing van daarmee verband houdende bepalingen in

Nadere informatie

STAATSBLAD VAN HBT KONINKRIJK DER NEDERLANDEN.

STAATSBLAD VAN HBT KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. STAATSBLAD VAN HBT KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. (F. 521.) BESLUIT van den 16den Augustus 1918, houdende nadere voorschriften betreffende het tooezicht op hier te lande vertoevende vreemdelingen. WIJ WILHELMINA,

Nadere informatie

Den Haag, 3 mei Openbaar gedeelte. 1. Verslag van de vergadering van 15 februari 2017 Voorstel: vaststellen

Den Haag, 3 mei Openbaar gedeelte. 1. Verslag van de vergadering van 15 februari 2017 Voorstel: vaststellen Den Haag, 3 mei 2017 Hierbij nodig ik u uit voor een vergadering van uw commissie op woensdag 10 mei 2017 van 09.30 uur tot uiterlijk 10.15 uur in de Aletta Jacobszaal met de volgende agenda Openbaar gedeelte

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van: Raad vanstatc 201105933/1/V2. Datum uitspraak: 6 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen

Nadere informatie

Het ondertekende verzoek tot onderzoek is op 27 januari 2009 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

Het ondertekende verzoek tot onderzoek is op 27 januari 2009 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman. Dossiernummer 09-2009 OORDEEL Verzoekster Mevrouw V. te Raalte. Datum verzoek Het ondertekende verzoek tot onderzoek is op 27 januari 2009 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

Nadere informatie

Nummer Toegang: E06. Kanselarij Huisorden

Nummer Toegang: E06. Kanselarij Huisorden Nummer Toegang: E06 Kanselarij Huisorden Koninklijke Verzamelingen, Den Haag (c) 2000 E06 3 I N H O U D S O P G A V E BESCHRIJVING VAN HET ARCHIEF...5 Aanwijzingen voor de gebruiker...6 Aanvraaginstructie...6

Nadere informatie

- de verordening betreffende het instellen en toekennen van. - de nieuwe Verordening betreffende het instellen en toekennen OPLEGNOTITIE

- de verordening betreffende het instellen en toekennen van. - de nieuwe Verordening betreffende het instellen en toekennen OPLEGNOTITIE 1 OPLEGNOTITIE Onderwerp: Evaluatie en aanpassing verordening Ereblijken Nummer Versie Thema Indiener Steller Verzoek portefeuillehouder P Beslispunten voor de raad Bestuurszaken en regionale samenwerking

Nadere informatie

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 14 februari 2008 over de Raad voor het concurrentievermogen.

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 14 februari 2008 over de Raad voor het concurrentievermogen. Tweede Kamer, 54e vergadering, Donderdag 14 februari 2008 Algemeen Concurrentievermogen Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 14 februari 2008 over de Raad voor het concurrentievermogen.

Nadere informatie

De Raad van de gemeente Ede,

De Raad van de gemeente Ede, De Raad van de gemeente Ede, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Ede d.d. 11 november 2014; gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet; overwegende

Nadere informatie

Verordening individuele inkomens- en studietoeslag gemeente De Wolden 2015

Verordening individuele inkomens- en studietoeslag gemeente De Wolden 2015 Het digitale Gemeenteblad Officiële uitgave van gemeente De Wolden Nummer 21, 24 december 2014 Verordening individuele inkomens- en studietoeslag gemeente De Wolden 2015 De raad van de gemeente De Wolden;

Nadere informatie

No.W /III 's-gravenhage, 8 april 2008

No.W /III 's-gravenhage, 8 april 2008 ................................................................................... No.W12.08.0065/III 's-gravenhage, 8 april 2008 Bij Kabinetsmissive van 22 februari 2008, no.08.000558, heeft Uwe Majesteit,

Nadere informatie

van de Advocaat-Generaal C. Wampach in de zaak B 98/1 - Béatrice CODDENS, vertaler-directeur,

van de Advocaat-Generaal C. Wampach in de zaak B 98/1 - Béatrice CODDENS, vertaler-directeur, Vertaling Conclusie van de Advocaat-Generaal C. Wampach in de zaak B 98/1 - Béatrice CODDENS, vertaler-directeur, ambtenaar bij het Secretariaat-Generaal van de Benelux Economische Unie tegen BENELUX ECONOMISCHE

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 425 Besluit van 22 juli 2002, houdende bepalingen inzake het treffen van een inkomensvoorziening voor oudere gewezen zelfstandigen, MKZ-geruimden

Nadere informatie

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet van 3 december 1987, Stb. 635, houdende regels betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten Zoals deze is gewijzigd bij de wetten van 02-12-1993(Stb.759)

Nadere informatie

EUROPESE VERKIEZINGEN Eurobarometer Europees parlement (EB Standard 69.2) Voorjaar 2008 Samenvatting

EUROPESE VERKIEZINGEN Eurobarometer Europees parlement (EB Standard 69.2) Voorjaar 2008 Samenvatting Directoraat-Generaal Communicatie Directoraat C - Betrekkingen met de burgers EENHEID MONITORING PUBLIEKE OPINIE 15/09/2008 EUROPESE VERKIEZINGEN 2009 Eurobarometer Europees parlement (EB Standard 69.2)

Nadere informatie

Den Haag : 9 mei 2008 Ons kenmerk : S.A /K Uw Kenmerk : DB U Betreft : Inkoop ouderdomspensioen over achterliggende dienstjaren

Den Haag : 9 mei 2008 Ons kenmerk : S.A /K Uw Kenmerk : DB U Betreft : Inkoop ouderdomspensioen over achterliggende dienstjaren Aan de Staatssecretaris van Financiën, de heer mr. drs. J.C. de Jager, Ministerie van Financiën, Postbus 20 201 2500 EE DEN HAAG Den Haag : 9 mei 2008 Ons kenmerk : S.A.08.03728 /K Uw Kenmerk : DB 2008-00019

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201112017/1/V2. Datum uitspraak: 4 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

een onderzoek naar arbeidssatisfactie in Nederland

een onderzoek naar arbeidssatisfactie in Nederland een onderzoek naar arbeidssatisfactie in Nederland 1 februari 2009 Ausems en Kerkvliet, arbeidsmedisch adviseurs Hof van Twente www.aenk.nl Onderzoeksrapport JobMeter 2009 Inleiding Ausems en Kerkvliet,

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201100976/1/V2. Datum uitspraak: 18 september 201 2 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP Nr. WJZ/2005/30013 (3764) (Hoofd) Afdeling DIRECTIE WETGEVING EN JURIDISCHE ZAKEN Nader rapport inzake het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland te Leiden. Datum: Rapportnummer: 2014/025

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland te Leiden. Datum: Rapportnummer: 2014/025 Rapport Rapport over een klacht over de gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland te Leiden. Datum: Rapportnummer: 2014/025 2 Klacht Verzoekster klaagt er over dat haar over het

Nadere informatie

De VrijBaan Vragenlijst (specifiek voor iemand die geen werk heeft)

De VrijBaan Vragenlijst (specifiek voor iemand die geen werk heeft) De VrijBaan Vragenlijst (specifiek voor iemand die geen werk heeft) Inleiding Veel mensen ervaren moeilijkheden om werk te vinden te behouden, of van baan / functie te veranderen. Beperkingen, bijvoorbeeld

Nadere informatie

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van: 11 november 2014;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van: 11 november 2014; Verordening individuele inkomenstoeslag Westerveld 2015 De raad van de gemeente Westerveld; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van: 11 november 2014; gelet op artikel 147, eerste lid,

Nadere informatie

Afscheidstoespraak Koningin Beatrix

Afscheidstoespraak Koningin Beatrix Afscheidstoespraak Koningin Beatrix 1 2 3 4 5 Koningin Beatrix gebruikt hier een metafoor om te verwijzen naar haar voorgangers. Drieslag met verwijzing naar voorgangers van de Koningin. In de vorm van

Nadere informatie

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Midden-Delfland 2015

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Midden-Delfland 2015 GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Midden-Delfland. Nr. 81363 24 december 2014 Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Midden-Delfland 2015 De raad van de gemeente Midden-Delfland gelezen

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht betreffende de Inspectie voor de Gezondheidszorg Bestuursorgaan: de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Rapport. Rapport over een klacht betreffende de Inspectie voor de Gezondheidszorg Bestuursorgaan: de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Rapport Rapport over een klacht betreffende de Inspectie voor de Gezondheidszorg Bestuursorgaan: de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Datum: 13 oktober 2011 Rapportnummer: 2011/296 2 Klacht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 924 Regeling van het conflictenrecht met betrekking tot het geregistreerd partnerschap (Wet conflictenrecht geregistreerd partnerschap) B ADVIES

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 417 Kabinetsformatie 2010 Nr. 2 BRIEF VAN DE INFORMATEUR Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Hierbij zend ik u, daartoe

Nadere informatie

Namens de CDA fractie wil ik u graag het herziene initiatiefvoorstel Jeugdlintjes aanbieden.

Namens de CDA fractie wil ik u graag het herziene initiatiefvoorstel Jeugdlintjes aanbieden. s-hertogenbosch, 20 december 2013 Aan de voorzitter van de gemeenteraad, Namens de CDA fractie wil ik u graag het herziene initiatiefvoorstel Jeugdlintjes aanbieden. Marianne van der Sloot 1 Jeugdlintjes

Nadere informatie

Nadere uitleg is opgenomen in de implementatiehandleiding, onderdeel van de bij deze modelverordening behorende ledenbrief.

Nadere uitleg is opgenomen in de implementatiehandleiding, onderdeel van de bij deze modelverordening behorende ledenbrief. Modelverordening individuele inkomenstoeslag Leeswijzer modelbepalingen - [...] of [iets] = door gemeente in te vullen, zie bijvoorbeeld artikel 4, eerste lid. - [iets] = facultatief, zie de considerans.

Nadere informatie

Besluit van 2 maart 1994, houdende vaststelling van een reglement van orde voor de ministerraad*

Besluit van 2 maart 1994, houdende vaststelling van een reglement van orde voor de ministerraad* Besluit van 2 maart 1994, houdende vaststelling van een reglement van orde voor de ministerraad* Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op

Nadere informatie

VERORDENING INDIVIDUELE INKOMENSTOESLAG 2015

VERORDENING INDIVIDUELE INKOMENSTOESLAG 2015 GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Drechterland Nr. 160394 1 juli 2019 VERORDENING INDIVIDUELE INKOMENSTOESLAG 2015 Tekstplaatsing De raad van de gemeente Drechterland Overwegende dat de gemeenteraad

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen Verordening individuele inkomenstoeslag 2015 Kenmerk: 184268 De raad van de gemeente Oldebroek; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 oktober 2014; gelet op artikel 8, eerste lid,

Nadere informatie

Inspraakverordening Wetterskip Fryslân

Inspraakverordening Wetterskip Fryslân Inspraakverordening Wetterskip Fryslân Begripsbepalingen Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. Inspraak: een door of namens het dagelijks bestuur geboden gelegenheid voor ingezetenen en

Nadere informatie

Kroon op het werk. Een overzicht van Koninklijke en gemeentelijke onderscheidingen

Kroon op het werk. Een overzicht van Koninklijke en gemeentelijke onderscheidingen Kroon op het werk Een overzicht van Koninklijke en gemeentelijke onderscheidingen Inleiding Mensen en organisaties onderscheiden zich soms door hun grote inzet, prestaties, betrokkenheid of uitstraling.

Nadere informatie

Doe mee en test je kennis. Stuur je antwoorden naar mij en ik informeer je over de scoren.

Doe mee en test je kennis. Stuur je antwoorden naar mij en ik informeer je over de scoren. Quiz over politiek, Europa en staatsrechtelijke spelregels Toelichting In de periode 2008-2010 werkte ik als staatsrechtjurist binnen het projectteam versterking Grondwet bij het Miniserie van BZK. Dit

Nadere informatie

No.W /III 's-gravenhage, 21 april 2011

No.W /III 's-gravenhage, 21 april 2011 ... No.W06.11.0108/III 's-gravenhage, 21 april 2011 Bij Kabinetsmissive van 8 april 2011, no.11.000859, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van

Nadere informatie

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van [datum en nummer];

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van [datum en nummer]; De raad van de gemeente Heerenveen; Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van [datum en nummer]; Gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet;

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2 Vergaderjaar 2010-2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

Eindexamen maatschappijleer 2 vmbo gl/tl II

Eindexamen maatschappijleer 2 vmbo gl/tl II BEOORDELINGSMODEL Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 punt toegekend. MASSAMEDIA 1 maximumscore 2 Juiste antwoorden zijn (twee van de volgende redenen): De opera s (programma s) zijn

Nadere informatie

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 november 2017,

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 november 2017, Verordening Individuele inkomenstoeslag ISD BOL 2018 De raad van de gemeente Landgraaf; Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 november 2017, met overneming van de daarin vermelde motieven;

Nadere informatie

Nummer Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet BMWE 2015

Nummer Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet BMWE 2015 Nummer 10.5-01.2015 Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet BMWE 2015 De raad van de gemeente Eemsmond; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 december 2014; gezien

Nadere informatie

Verordening Individuele inkomenstoeslag 2015 gemeente Woudenberg. gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 11 november 2014;

Verordening Individuele inkomenstoeslag 2015 gemeente Woudenberg. gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 11 november 2014; GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Woudenberg. Nr. 80217 24 december 2014 Verordening Individuele inkomenstoeslag 2015 gemeente Woudenberg De raad van de Gemeente Woudenberg, gelezen het voorstel

Nadere informatie

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Venray 2015

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Venray 2015 Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Venray 2015 De raad van de gemeente Venray; gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet; gelezen het voorstel

Nadere informatie

Van mij. Een gezicht is geen muur. Jan Bransen, Universiteit Utrecht

Van mij. Een gezicht is geen muur. Jan Bransen, Universiteit Utrecht [Gepubliceerd in Erik Heijerman & Paul Wouters (red.) Praktische Filosofie. Utrecht: TELEAC/NOT, 1997, pp. 117-119.] Van mij Een gezicht is geen muur Jan Bransen, Universiteit Utrecht Wij hechten veel

Nadere informatie

Verordening individuele inkomenstoeslag

Verordening individuele inkomenstoeslag Gemeenteblad 547 Verordening individuele inkomenstoeslag Gemeente Voorst november 2014-1 - Verordening individuele inkomenstoeslag De raad van de gemeente Voorst; gelezen het voorstel van burgemeester

Nadere informatie

Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2015 Gemeente Harlingen

Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2015 Gemeente Harlingen Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2015 Gemeente Harlingen Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Harlingen Onderwerp: Participatiewet De raad van de gemeente Harlingen Gelezen

Nadere informatie

RUZIE OVER DE FUSIE?

RUZIE OVER DE FUSIE? RUZIE OVER DE FUSIE? resultaten van een enquête onder gemeentebestuurders en raadsleden in Noord-Holland, Utrecht en Flevoland Amsterdam, november 2011 Projectnummer: 1578 ERGO: BUREAU VOOR MARKT- EN BELEIDSONDERZOEK

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 936 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van het recht op bijstand bij verblijf buiten Nederland Nr. 4 ADVIES RAAD

Nadere informatie

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Wijk bij Duurstede (Utrecht)

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Wijk bij Duurstede (Utrecht) Verordening Individuele inkomenstoeslag Participatiewet Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug Het Algemeen Bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme rijn Heuvelrug; gezien

Nadere informatie

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Peel en Maas ( )

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Peel en Maas ( ) Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Peel en Maas (2014-089) De raad van de gemeente Peel en Maas; Gelezen raadsvoorstel 2014-089; Gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en

Nadere informatie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Sociale Verzekeringen Nr. SV/GSV/01/52463 Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten,

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: r Raad vanstate 201108252/1/V2. Datum uitspraak: 14 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Beroep tegen overplaatsing gegrond vanwege het ontbreken van de instemming van de werkneemster.

Beroep tegen overplaatsing gegrond vanwege het ontbreken van de instemming van de werkneemster. 108379 - Beroep tegen overplaatsing gegrond vanwege het ontbreken van de instemming van de werkneemster. in het geding tussen: UITSPRAAK [appellante], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen

Nadere informatie

Preek De vrouw die Jezus beslissing veranderde. Lieve gemeente,

Preek De vrouw die Jezus beslissing veranderde. Lieve gemeente, Lieve gemeente, We zien het niet vaak in de Bijbel, maar in het verhaal dat we vandaag gelezen hebben is Jezus toch ronduit bot te noemen en buitengewoon onvriendelijk op het onbeschofte af, tegen een

Nadere informatie

betreft: [klager] datum: 2 februari 2015

betreft: [klager] datum: 2 februari 2015 nummer: 14/3322/GA en 14/3394/GA betreft: [klager] datum: 2 februari 2015 De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij

Nadere informatie

- Alleenstaanden en alleenstaande ouders krijgen dezelfde norm voor inkomenstoeslag, namelijk 436,- ;

- Alleenstaanden en alleenstaande ouders krijgen dezelfde norm voor inkomenstoeslag, namelijk 436,- ; Toelichting Algemeen Met deze verordening wordt uitvoering gegeven aan het in 2016 door de raad en het college vastgestelde beleidskader Armoede en Schulden Gouda 2017 2020. Het speerpunt van de kadernota

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 165 Besluit van 7 maart 2006, houdende instelling van de medaille voor trouwe en langdurige dienst Nederlandse politie Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

De stand van mediation

De stand van mediation De stand van mediation Onderzoek bij gemeenten naar de stand van zaken rond mediation 30 november 2007 1 Inleiding Steeds meer gemeenten ontdekken mediation als manier om conflictsituaties op te lossen.

Nadere informatie

: Loyalis Schade N.V., gevestigd te Heerlen, verder te noemen Verzekeraar

: Loyalis Schade N.V., gevestigd te Heerlen, verder te noemen Verzekeraar Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-208 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, en mr. B.F. Keulen en drs. L.B. Lauwaars R.A., leden en mr. A. Westerveld, secretaris) Klacht ontvangen

Nadere informatie

Verkiezingen Tweede Kamer 2012

Verkiezingen Tweede Kamer 2012 Verkiezingen Tweede Kamer 2012 Nederlandse politieke partijen langs de Europese meetlat Europese Unie dr. Edwin van Rooyen 10-9-2012 PvdA, VVD en SP zijn voorstander van het vergroten van de controle op

Nadere informatie

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 november 2014, R.nr ;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 november 2014, R.nr ; RAADSBESLUIT Registr.nr. : 938105 R.nr. : 72.5 Besluit van de gemeenteraad van Vlaardingen De gemeenteraad van Vlaardingen, Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 november 2014, R.nr.

Nadere informatie

29 800 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2005

29 800 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2005 vra2005vws-10 29 800 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2005 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld... 2005

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1979-1980 16 034 (R 1138) Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake het koningschap

Nadere informatie

Van baan naar eigen baas

Van baan naar eigen baas M200912 Van baan naar eigen baas drs. A. Bruins Zoetermeer, juli 2009 Van baan naar eigen baas Ruim driekwart van de ondernemers die in de eerste helft van 2008 een bedrijf zijn gestart, werkte voordat

Nadere informatie

De VrijBaan Vragenlijst (Algemeen)

De VrijBaan Vragenlijst (Algemeen) De VrijBaan Vragenlijst (Algemeen) Inleiding Veel mensen ervaren moeilijkheden om werk te vinden te behouden, of van baan / functie te veranderen. Beperkingen, bijvoorbeeld als gevolg van een gezondheidsprobleem,

Nadere informatie

De zelfverkozen dood van ouderen

De zelfverkozen dood van ouderen De zelfverkozen dood van ouderen Eerste druk, maart 2012 2012 Wouter Beekman isbn: 978-90-484-2348-4 nur: 748 Uitgever: Free Musketeers, Zoetermeer www.freemusketeers.nl Hoewel aan de totstandkoming van

Nadere informatie

GEMEENTEBLAD. Officiële uitgave van gemeente Staphorst. gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 november 2014;

GEMEENTEBLAD. Officiële uitgave van gemeente Staphorst. gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 november 2014; GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Staphorst 2014 nr. 21 11 december 2014 De raad van de gemeente Staphorst; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 november 2014; gelet op artikel

Nadere informatie