Beide leden waren eveneens betrokken bij de beoordeling in 2012 die resulteerde in het positieve oordeel onder voorwaarden.

Transcriptie

1 Dagelijks Bestuur NVAO Geacht dagelijks bestuur, datum 21 januari 2015 met addendum van 11 juni 2015 onderwerp Toetsing voorwaarden 3235/36/37 uw kenmerk ons kenmerk bijlage 3 Deze brief bevat het advies van het panel dat u heeft gevraagd om na te gaan of drie opleidingen die door de Universiteit van Curaçao Dr. Moises da Costa Gomez (UoC) worden verzorgd inmiddels voldoen aan de voorwaarden die werden gesteld bij het positieve oordeel onder voorwaarden van 25 september Het betreft de opleidingen: wo-bachelor Business & Economics; wo-bachelor Accountancy and Controlling; wo-master Accountancy. Bij brief van 14 oktober 2014 (NVAO/ /ND) heeft u het panel ingesteld en gevraagd om advies uit te brengen. Het panel is als volgt samengesteld: Prof. dr. Jan Klaassen, voorzitter, emeritus professor bedrijfseconomie, in het bijzonder Accounting, VU, voorheen partner bij KPMG en eerder voorzitter van het Examenbureau Registeraccountants, de voorganger van CEA; Prof. dr. Arco van de Ven is Professor Accounting lnformation Systems bij TIAS, School for Business and Society of Tilburg University and Eindhoven University of Technology. Het panel is vanuit de NVAO ondersteund door Frank Wamelink, beleidsmedewerker. Beide leden waren eveneens betrokken bij de beoordeling in 2012 die resulteerde in het positieve oordeel onder voorwaarden. Aanvullende informatie en addendum Aangezien het aanvankelijke advies nog vragen opriep over de realisatie van de voorwaarden is aanvullende informatie opgevraagd bij de UoC. Die informatie heeft er toe geleid dat het panel opnieuw in overleg getreden met de Faculteit Economie en Bedrijfskunde (FEB) van de Rijksuniversiteit Groningen (RuG). Dat heeft geresulteerd in een addendum dat een belangrijke rol vervult in het uiteindelijke advies van het panel. Voorwaarde In het positieve oordeel onder voorwaarden van 25 september 2012 is de voorwaarde waaronder het positieve oordeel van kracht blijft als volgt geformuleerd: de NVAO ontvangt vóór 1 juni 2014 een schriftelijke evaluatie van de voortgang van de uitvoering van het Staff Development Plan van de Faculteit der Economische en Sociale Wetenschappen van de UoC (toen UNA). Aan de hand van deze evaluatie zal de NVAO Inlichtingen F. Wamelink +31 (0) f.wamelink@nvao.net Parkstraat JK Postbus CD Den Haag P.O. Box CD The Hague The Netherlands T +31 (0) F +31 (0) info@nvao.net

2 Pagina 2 van 10 beoordelen of, in het licht van de tijdelijke aard van het arrangement met de Rijksuniversiteit Groningen, ook op termijn het academisch gehalte van de opleidingen gewaarborgd blijft. Op 1 juli 2014 ontving de NVAO (804/2014 UoC) een geactualiseerde versie van het Staff Development Plan van de Faculteit de Sociale en Economische Wetenschappen van de UoC. In dit document is informatie opgenomen over de voortgang van de uitvoering van het Staff Development Plan. Werkwijze Het panel heeft de informatie over de voortgang van de uitvoering van het Staff Development Plan van de Faculteit der Sociale en Economische Wetenschappen (FdSEW) bestudeerd en geverifieerd door (Skype en telefoon) gesprekken met de betrokkenen en nadere documentanalyse. Daarnaast was het panel in de positie om een vergelijking te maken met de informatie die in 2012 werd verkregen. In enkele gevallen is aanvullende documentatie opgevraagd, bijvoorbeeld over de voortgang van dissertatie projecten. Omdat de samenwerking met de Faculteit Economie en Bedrijfskunde (FEB) van de Rijksuniversiteit Groningen (RuG) een belangrijke rol vervult in het waarborgen van het academisch gehalte van de opleidingen is een gesprek gevoerd met de leiding van de faculteit en enkele betrokken docenten en hoogleraren om na te gaan of de bijdrage van deze faculteit voldoende duurzaam is. In bijlage 1 is het programma opgenomen van de gesprekken die het panel heeft gevoerd. Het panel waardeert de openheid van de gesprekspartners en het commitment dat er bestaat om binnen de beperkende omstandigheden waarin de UoC functioneert op een realistische wijze te werken aan het realiseren van de doelstellingen. Bevindingen Het Staff Development Plan steunt op drie pilaren: 1) Development of full-time academic staff; 2) Recruitment efforts; 3) The Role of visiting professors. Ad 1 ) Development of full-time academic staff Er is enige voortgang zichtbaar in enkele dissertatietrajecten. In de komende jaren zullen twee daarvan naar verwachting van de UoC resulteren in het verdedigen van een proefschrift. Daarnaast is één van de stafleden op een onderwijskundig onderwerp gepromoveerd. De overige dissertatieprojecten bevinden zich veelal nog in een verkennende fase, in een aantal gevallen is ook nog geen sprake van een definitieve dissertatiebegeleider. Het panel beveelt aan om in het kader van het Staff Development Plan prioriteit te geven aan dissertatietrajecten die zich richten op onderwerpen die liggen binnen de kernvakken. Een van de stafleden heeft recent de RC titel verworven en vervolgt nu met het schrijven van een dissertatie. Naast deze ontwikkelingen binnen de vaste staf is eveneens een van de lokale gastdocenten recent gepromoveerd. Het panel stelt vast dat ten opzicht van 2012 een schifting heeft plaatsgevonden. Toonde in 2012 nog een groot aantal docenten belangstelling, uit de huidige lijst blijkt dat een veel beperkter aantal met onderzoek of eerste verkenningen is gestart. Of de genoemde

3 Pagina 3 van 10 promovendi succesvol zullen blijken is in lang niet alle gevallen duidelijk, mede door het prille stadium van het dissertatie onderzoek. De instelling voorziet in randvoorwaarden waarmee de dissertatie wordt ondersteund in de vorm van vrijstellingen van onderwijstaken, een budget en de mogelijkheid van een sabbatical in het kader van een wederzijdse contractuele verplichting. Er vindt in dat kader ook systematische opvolging plaats van de voortgang in het dissertatieonderzoek. Het lijkt er op dat de promovendi die op redelijke termijn de dissertatie kunnen afronden daarvoor voldoende tijd krijgen. De volgende belemmerende factoren spelen een rol. De omvang van de vaste staf is zeer beperkt en de in 2012 geprojecteerde groei van de formatie is in het geheel niet gerealiseerd. Dat brengt een omvangrijke onderwijslast met zich mee. Hoewel de Faculteit en de Universiteit nadrukkelijk de ambitie hebben om zich te ontwikkelen tot een instituut dat eigen onderzoek uitvoert zijn de vorderingen en mogelijkheden beperkt. De plannen zijn er maar er moeten meer middelen komen om de plannen te realiseren. Ad 2) Recruitment efforts; De UoC rekruteert good prospective students en biedt een speciaal ontwikkelingsprogramma aan voor een academische loopbaan. Aanvankelijk zijn twee kandidaten geselecteerd, die uiteindelijk toch voor een andere opties hebben gekozen. Ad 3) The Role of visiting professors. Het academisch gehalte van de opleidingen wordt gewaarborgd door de samenwerking met de FEB van de RuG. De FEB van de RuG is uitsluitend betrokken bij de master Accountancy. Deze opleiding wordt aangeboden zoals deze is ontwikkeld in Groningen. In de masteropleiding worden alle vakken afgesloten door een hoogleraar uit Groningen. De hoogleraar verzorgt de laatste intensieve week en draagt verantwoordelijkheid voor de cursus als geheel. Daarnaast is de toetsing en de feedback goed geregeld in de samenwerking. De toetsen worden in Groningen ontwikkeld en Groningen houdt toezicht op de beoordeling. Recent heeft Groningen de beoordeling geheel in eigen hand genomen om na te gaan of het niveau voldoende wordt gewaarborgd. Er vindt feedback plaats naar de lokale vaste staf. Ook de begeleiding van de eindwerken van de masteropleiding vinden vanuit Groningen plaats. Deze samenwerking heeft voldoende uitstraling naar de beide bachelors om het academisch gehalte te waarborgen dat voor het verzorgen van een bachelor opleiding noodzakelijk is. De interactie met de visiting professors, de bijdrage aan de begeleiding van de dissertatietrajecten, het aanstellen van deeltijdse hoogleraren en het tot stand komen van een onderzoeksklimaat en eigen onderzoek dragen bij aan een voldoende koppeling met onderzoek op bachelorniveau. Daarnaast wordt het ingangsniveau van de studenten die uit de bachelor doorstomen naar de masteropleiding Accountancy bewaakt. In die zin waarborgt de samenwerking met Groningen het gerealiseerd niveau van de bacheloropleidingen op een indirecte wijze. De FEB RuG neemt de verantwoordelijkheid voor het waarborgen van de academisch kwaliteit van de master Accountancy (zie bijlage 3). Die verantwoordelijkheid wordt ten minste tot 2017 gecontinueerd. In dat jaar zal ook de beoordeling plaatsvinden in verband met het vervallen van het positieve oordeel van de NVAO in De FEB RuG stelt twee voorwaarden die het panel onderstreept, namelijk:

4 Pagina 4 van 10 a) aanstelling van de vijf deeltijdhoogleraren per mei 2015; b) daarnaast moet per mei 2015 een promotor zijn gevonden voor alle in het plan genoemde promoties. Het panel onderstreept dat voldoen aan de RuG FEB eisen een belangrijke voorwaarde is voor continuering van de samenwerking. Het panel heeft kunnen vaststellen dat het commitment van de FEB RuG aan de master Accountancy sterk is. De FEB RuG heeft schriftelijk bevestigd dat de voortgang voldoende is om de samenwerking te continueren. Daarbij levert ook de aanstelling van deeltijd hoogleraren een bijdrage aan versterking van het academisch klimaat. Medio oktober 2014 is prof. dr. D.A. de Waard RA MA benoemd tot buitengewoon hoogleraar Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen aan de Faculteit der Sociale en Economische Wetenschappen en heeft zijn oratie uitgesproken. Uit het gesprek blijkt dat prof. de Waard zich eveneens verbindt aan het goed begeleiden van de promotieprojecten. De UoC (FdSEW) heeft eveneens Prof. dr. J. de Vries benaderd om een deeltijdaanstelling te accepteren. De heer de Vries is al jaren betrokken bij het verzorgen van het onderwijs in de opleidingen en begeleidt enkele promovendi. Daarnaast heeft de faculteit nog enkele andere mogelijke kandidaten op het oog voor een aanstelling als deeltijd hoogleraar. Conclusies Het panel concludeert dat de voortgang in de uitvoering van het Staff Development Plan niet voldoende is gevorderd om op dit moment al zelfstandig het academisch gehalte van de opleidingen te waarborgen. De academische kwalificaties van de vaste staf zijn nauwelijks versterkt sinds 2012 en de zichtbaarheid als onderzoeksinstituut moet nog gestalte krijgen. Er groeit echter wel een klimaat waarin wordt gepromoveerd en er is voortgang in enkele promotietrajecten. Het panel onderstreept dat het ontwikkelen van een eigen lokale onderzoek infrastructuur prioriteit moet krijgen. De doelstelling van de UoC om ook als onderzoeksinstituut zichtbaarheid te verwerven verdient bredere steun en moet hoog op de agenda blijven. Het academisch gehalte van de opleidingen wordt echter, zoals ook in 2012 door het panel is geconstateerd, voldoende gewaarborgd door de samenwerking met de FEB RuG. De continuïteit van deze samenwerking is schriftelijk bevestigd (bijlage 3). De FEB RuG stelt enkele voorwaarden. Deze voorwaarden liggen in lijn met de voornemens van de UoC. Het NVAO bestuur heeft het panel gevraagd pas een definitieve conclusie te formuleren nadat de aanvullende informatie van de UoC, over de wijze waarop aan de eisen van de RuG wordt voldaan, betrokken is in de oordeelsvorming.

5 Pagina 5 van 10 Addendum: beoordeling van de aanvullende informatie Op 3 februari 2015 heeft het panel aanvullende informatie gevraagd van de UoC. Het volgende verzoek is aan de rector van de UoC verstuurd: Gezien de beperkte voortgang in het Staff Development Plan en de vaststelling van het panel dat de FEB RuG enkele concrete eisen stelt in het kader van de ontwikkelingsgerichte samenwerking heeft het panel behoefte aan aanvullende argumenten op grond waarvan zij kan besluiten dat aan de voorwaarden is voldaan. Het panel is van oordeel dat zij alleen voldoende vertrouwen kan uitspreken in de waarborging van het eindniveau op grond van een overtuigend en concreet stappenplan van de UoC over de wijze waarop aan de twee eisen van de RuG zal worden voldaan. De FEB RuG stelt twee voorwaarden die het panel onderstreept, namelijk: a) aanstelling van de vijf deeltijdhoogleraren per september 2015; b) daarnaast moet per september 2015 een promotor zijn gevonden voor alle in het plan genoemde promoties Het panel beoordeelt dat stappenplan op concreetheid en haalbaarheid en voegt dat oordeel aan het briefadvies toe. Dat geheel wordt opnieuw voor besluitvorming voorgelegd aan het NVAO bestuur. Op 1 april 2015 heeft de NVAO het gevraagde stappenplan per ontvangen. De deskbeoordeling van het stappenplan door de panelleden resulteerde in de conclusie dat UoC niet overtuigend aan de voorwaarden heeft voldaan. De gevraagde aanscherping wat betreft de aanstelling van deeltijdhoogleraren is in het plan opgenomen, maar in vier van de vijf gevallen moet deze nog contractueel bevestigd worden. Daarnaast is aan drie PhDonderzoeksprojecten nog geen definitieve 1e promotor toegewezen. Het betreft de promotieprojecten van Marco La Cruz, Liza Chong en Edirel Susanna. Daarnaast roept het online begeleidingstraject bij één van de promovendi vragen op. Aangezien deze voorwaarden gelijk waren aan de eisen die RuG FEB had gesteld voor de continuering van de samenwerking werd het noodzakelijk om na te gaan of hiermee geen situatie was ontstaan waarin die samenwerking gevaar loopt. Al eerder was vastgesteld dat de samenwerking met Groningen cruciaal is voor het waarborgen van het academisch gehalte van de opleidingen. Het panel heeft het stappenplan en zijn bevindingen over de voortgang voorgelegd aan het faculteitsbestuur van FEB RuG. Op 29 april 2015 verzoekt het panel om een reactie van het faculteitsbestuur. Op 4 juni 2015 ontvangt het panel de reactie van de FEB RuG. De Faculteit onderstreept in haar reactie de eerder gestelde voorwaarden: ( ) Wij vinden het belangrijk dat ten behoeve van het versterken van de academische kwaliteit van de staf alle gevraagde stappen worden gezet. Daarom stellen wij voor om nog niet akkoord te gaan met het aangescherpte plan en de UoC te verzoeken de voorgestelde benoemingen van deeltijdhoogleraren uiterlijk per 1 september 2015 te hebben geformaliseerd en de onderzoeksvoorstellen voor de desbetreffende PhDonderzoeksprojecten nader uit te werken en een definitieve 1 e promotor toe te wijzen aan elk van de projecten. We vinden het redelijk om aan de UoC te vragen, op basis van de uitgewerkte onderzoeksvoorstellen, de toewijzing van een definitieve 1 e promotor per 1oktober 2015 te hebben gerealiseerd.

6 Pagina 6 van 10 Voorts ontvangen we graag nadere informatie over het online programma van de University of Phoenix en Walden University. Goede promotiebegeleiding vereist regelmatig face-toface contact tussen de promotor en de onderzoeker en het is ons nu niet duidelijk of het gekozen online programma daarin voorziet. Conclusie en advies Het panel concludeert dat de UoC nog niet overtuigend heeft voldaan aan de gestelde voorwaarden. Voor de continuering van de samenwerking met de FEB RuG is het van belang dat er concreet kan worden vastgesteld dat de UoC aan de eerder gestelde eisen voldoet. Dat is een voorwaarde voor de waarborging van de kwaliteit van het academisch gehalte van de opleidingen. Het panel adviseert aan de NVAO om de UoC tot eind oktober 2015 in de gelegenheid te stellen om aan de gestelde voorwaarden te voldoen. De voorwaarden worden gecontinueerd. Uiterlijk eind oktober toont de UoC aan dat aan de volgende twee eisen is voldaan: Formalisatie van de voorgestelde benoemingen van deeltijdhoogleraren uiterlijk per 1 september 2015; Nadere uitwerking van de onderzoeksvoorstellen voor de desbetreffende PhDonderzoeksprojecten en toewijzing van een definitieve 1e promotor aan elk van de projecten. Het panel onderstreept dat de begeleiding van voldoende wetenschappelijk niveau moet zijn.

7 Pagina 7 van 10 Bijlage 1 Programma onderzoek panel 26 november uur Werklunch en voorbespreking uur gesprek met Prof. Halman (via Skype) uur ( Cur. Tijd) Skypegesprek met de drie program directors met de decaan. - Drs. Diepak Ganpat MSc. RC Program Director Bachelor of Science in Accounting & Controlling. - Drs. Guido Rojer Jr, Program Director Bachelor of Science in Business & Economics. - Marco-Antonio La Cruz MBA CPA CMA CISA, Program Director Master of Science Accounting. - wnd. decaan is drs. R. (Renny) Maduro uur ( Cur. Tijd) Skypegesprek met twee promovendi: - Richard Martina MSc. MA (verhinderd*) - Drs. Guido Rojer Jr. - wnd. decaan is drs. R. (Renny) Maduro uur Voorlopige conclusies en voorbereidingen voor 2 december *) het panel ontving later een schriftelijk voortgangsrapportage van de dissertatie. 2 december 2014 Rijksuniversiteit Groningen Faculteit, Economie en Bedrijfskunde, uur Lunch en voorbespreking uur Gesprek met vertegenwoordiging namens het Faculteitsbestuur Prof. dr. Jeltje van der Meer- Kooistra (hoogleraar) en Drs. Frans Rutten (Associate Dean for International Affairs) en Prof. Dick de Waard Hoogleraar Financial Auditing, Voorzitter vakgroep Accountancy (betrokken bij het verzorgen van het programma en begeleider van promovendi) Daarnaast heeft de voorzitter Klaassen een telefoongesprek gevoerd met Prof. dr. Jan de Vries Hoogleraar of Operations Management en werd contact gezocht met Prof. Wim A. Naudé, Maastricht School of Management die als promotor van een van de kandidaten werd opgevoerd.

8 Pagina 8 van 10 Bijlage 2 Bestudeerde documenten: Report on Dissertation Progress of SEF Faculty Members as of January 2012 (werkdocument 2012) SEF Full Time Academic Staff Development Plan , versie August 2012 SEF Full Time Academic Staff Development Plan , versie June 2014 Progress Report Academic Year 2014/2015 on the PhD Dissertation of Candidate Richard Martina SEF Full Time Academic Staff Development Plan of Approach 2015, version March 2015

9 Pagina 9 van 10 Bijlage 3 Brief over samenwerking van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen.

10 Pagina 10 van 10

11 Dagelijks Bestuur NVAO Geacht dagelijks bestuur, datum 28 oktober 2015 onderwerp Toetsing voorwaarden 3235/36/37 uw kenmerk ons kenmerk bijlage 3 Deze brief is een aanvulling op het eerdere advies van de commissie van 21 januari 2015 met addendum van 11 juni Voor een beschrijving van de voorgeschiedenis wordt verwezen naar deze brief. Op 25 september 2012 nam de NVAO een positief besluit onder voorwaarden voor de drie opleidingen. Daarbij werden de volgende voorwaarden gesteld: De NVAO ontvangt vóór 1 juni 2014 een schriftelijke evaluatie van de voortgang van de uitvoering van het Staff development plan van de Faculteit der Economische en Sociale Wetenschappen van de UNA. Aan de hand van deze evaluatie zal de NVAO beoordelen of ook op termijn het academisch gehalte van de opleidingen gewaarborgd blijft. In 2014 was de UoC nog niet in staat om voldoende voortgang aan te tonen. Mede in overleg met de FEB RuG werden daarom twee concrete voorwaarden gesteld: a) aanstelling van de vijf deeltijdhoogleraren per mei 2015; b) daarnaast moet per mei 2015 een promotor zijn gevonden voor alle in het plan genoemde promoties. In maart 2015 was de UoC nog niet in staat om aan te tonen dat aan de voorwaarden werd voldaan. De besluitvorming is daarom aangehouden tot oktober 2015 om de UoC in de gelegenheid te stellen om de voorwaarden te realiseren. Op 1 juli 2015 heeft de UoC gerapporteerd over de stand van zaken bij het realiseren van de voorwaarden. Het panel komt aan de hand van deze documentatie tot de volgende vaststellingen en conclusies. Ad a) De UoC overlegt vijf benoemingsbesluiten van deeltijdhoogleraren: Prof. dr. AP Buunk; Prof. dr. DA de Waard; Prof. dr WA Dolfsma; Prof. dr. A. Rai en Prof. dr. J. Spronk. Strikt genomen is daarmee aan de voorwaarden voldaan. Het panel merkt daar wel bij op dat de vijf benoemde hoogleraren bijna allemaal hun kennisgebied buiten accountantscontrole in enge zin hebben. Hun benoeming levert dus maar een zeer beperkte bijdrage aan de vaktechnisch noodzakelijke expertise voor de accountants opleiding. Inlichtingen F. Wamelink +31 (0) f.wamelink@nvao.net Parkstraat JK Postbus CD Den Haag P.O. Box CD The Hague The Netherlands T +31 (0) F +31 (0) info@nvao.net

12 Pagina 2 van 3 Hun kennisgebied ligt overwegend in bedrijfskunde en bedrijfseconomie. Wel zou de benoeming. een goede bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van onderzoek en het academisch niveau van de bachelor en masteropleidingen in de faculteit. Ad b) Het document Staff Development Progress Report augustus 2015, bevat informatie over de voortgang van het promotietraject van zeven wetenschappelijke medewerkers werkzaam bij de FdSEW UoC. Inmiddels is voor iedere promovendus een begeleider bekend, hoewel in enkele gevallen het plan voor het promotieproject nog niet is goedgekeurd. Er is maar beperkt voortgang zichtbaar. De commissie constateert dat inbreng van de Groninger accountancyhoogleraren onmisbaar blijft. Daarnaast beveelt de commissie aan dat de aangestelde hoogleraren een bijdrage leveren aan een verder te ontwikkelen onderzoekbeleid en onderzoekcultuur bij de staf van de faculteit. De commissie adviseert om op dit moment vast te stellen dat in strikte zin aan de voorwaarden is voldaan. Daarmee wordt voor de drie opleidingen het positief advies onder voorwaarden omgezet naar een positief advies met een looptijd tot en met 24 september Daarbij adviseert het panel wel om daarbij de afspraak te maken dat de NVAO onmiddellijk op de hoogte gesteld wordt wanneer de samenwerking met de Faculteit Economie en Bedrijfskunde (FEB) van de RUG bij het verzorgen van de masteropleiding zodanige wijzigingen ondergaat dat de FEB RUG niet meer kan instaan voor de kwaliteit van de wo-master accountancy. Met vriendelijke groet, Prof. dr. J. Klaassen, Voorzitter van het panel.

13 Pagina 3 van 3 Bijlage 1 samenstelling van de commissie Bij brief van 14 oktober 2014 (NVAO/ /ND) heeft u het panel ingesteld en gevraagd om advies uit te brengen. Het panel is als volgt samengesteld: Prof. dr. Jan Klaassen, voorzitter, emeritus professor bedrijfseconomie, in het bijzonder Accounting, VU, voorheen partner bij KPMG en eerder voorzitter van het Examenbureau Registeraccountants, de voorganger van CEA; Prof. dr. Arco van de Ven is Professor Accounting lnformation Systems bij TIAS, School for Business and Society of Tilburg University and Eindhoven University of Technology. Het panel is vanuit de NVAO ondersteund door Frank Wamelink, beleidsmedewerker. Beide leden waren eveneens betrokken bij de beoordeling in 2012 die resulteerde in het positieve oordeel onder voorwaarden.