Projectnummer /2800. Titel
|
|
- Julius van Loon
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Projectnummer /2800 Titel De invloed van het nieuwe emissiebeleid d.d. 11 april 2002 op de toekomst van kleinschalige vergassing en vergisting van biomassa en afval in Nederland Eindrapport Datum juli 2002 Voor Novem
2 Novem projectnummer /2800 Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van: NOVEM Nederlandse organisatie voor energie en milieu Postbus RE UTRECHT Telefoon: Contactpersoon: Ir. K.W. Kwant Aan deze publicatie kunnen geen rechten worden ontleend. Overname en publicatie van informatie uit dit rapport is toegestaan, op voorwaarde van bronvermelding. Colofon Auteurs: ir. M. Vis en ir. H. Knoef BTG biomass technology group BV p.a. Universiteit van Twente Postbus AE Enschede Tel Fax i
3 INHOUD 1 INLEIDING CONTEXT DOELGROEP AFBAKENING DOELSTELLING METHODE VAN AANPAK 2 2 HOOFDPUNTEN CIRCULAIRE 3 3 VERGASSING BESTAAND EMISSIEREGIME VERGELIJKING BESTAANDE EN NIEUWE EMISSIEREGIME Eisen aan uitstoot NO x (schone en vervuilde stromen) Eisen aan uitstoot van overige componenten GEVOLGEN VOOR DE TOEKOMST VAN VERGASSING 11 4 ANAËROBE VERGISTING BESTAAND EMISSIEREGIME VERGELIJKING BESTAAND EN NIEUW EMISSIEREGIME Eisen aan uitstoot NO x (schone en vervuilde stromen) Eisen aan uitstoot van overige componenten GEVOLGEN VOOR DE TOEKOMST VAN ANAËROBE VERGISTING 17 5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN CONCLUSIES AANBEVELINGEN 19 ii
4 iii
5 1 INLEIDING 1.1 Context 1.2 Doelgroep 1.3 Afbakening De normstelling met betrekking tot de emissies naar de lucht door energiewinning uit biomassa en afval was niet uniform en eenduidig gereguleerd. Afhankelijk van de configuratie waarin deze brandstoffen worden ingezet, werd het Besluit emissie-eisen stookinstallatie milieubeheer (BEES) A of B, het Besluit luchtemissie afvalverbranding (BLA), de Nederlandse emissierichtlijnen (NeR) of een onderlinge combinatie van besluiten en richtlijnen door het bevoegd gezag toegepast. Het ministerie van VROM streeft naar eenduidige regelgeving omtrent de inzet van biomassa en afval in stookinstallaties. Hiertoe heeft zij op 11 april 2002 een circulaire uitgebracht waarin het nieuwe emissiebeleid voor energiewinning uit biomassa en afval wordt uiteengezet. De circulaire is te verkrijgen via De gevolgen van deze nieuwe cirulaire op stand-alone vergassing en vergisting worden in dit rapport nader onderzocht. De bij- en meestook van biomassa en afval wordt gerealiseerd door grote bedrijven waarvan verwacht kan worden dat zij voldoende kennis van zaken bezitten om de gevolgen van het nieuwe emissiebeleid in te schatten en daarop in te spelen. De betrokken bij veelal kleinschalige stand alone vergistings- en vergassingsinstallaties hebben echter wel behoefte aan inzicht in de gevolgen die het nieuwe emissiebeleid heeft op de haalbaarheid van de projecten en op de vergunningverlening, en vormen om die reden de doelgroep van deze rapportage. Doelgroep zijn degenen die direct betrokken zijn bij de ontwikkeling en toepassing van vergassings- en vergistingsinstallaties in Nederland, zoals toekomstige investeerders, (toe)leveranciers, ingenieursbureaus, alsook het bevoegd gezag dat betrokken is bij vergunningverlening aan dergelijke projecten. Het onderhavige rapport geeft inzicht in de effecten van het nieuwe emissiebeleid op de toekomst van twee veelal decentraal toegepaste conversietechnologieën, namelijk vergassing en anaërobe vergisting. De overeenkomst tussen deze technologieën is dat in beide gevallen een gas geproduceerd wordt dat vervolgens wordt verbrand in een gasmotor of in een ketel. Het werkingsprincipe en de gassamenstelling van vergassing en vergisting zijn echter verschillend. Bij vergassing wordt door toevoeging van een ondermaat aan zuurstof een stookgas verkregen met waterstof, koolmonoxide en methaan als belangrijkste brandbare componenten. Anaërobe vergisting is een proces waarbij door de werking van bacteriën een deel van de aanwezige materiaal wordt omgezet in biogas, een gas met een hoog methaangehalte. 1
6 1.4 Doelstelling Vanwege de verschillen in gassamenstelling, en mogelijke verschillen in de toegepaste bestaande wetgeving, kunnen de gevolgen van het nieuwe emissiebeleid voor toepassing van vergisting en vergassing ook verschillend uitpakken en worden om die reden in aparte hoofdstukken beschouwd. De gevolgen van het nieuwe emissiebeleid worden duidelijk bij vergelijking met de oude situatie. Deze vergelijking is uitsluitend gemaakt voor de toepassing waarin het verkregen gas wordt verbrand in een zuigermotor, omdat dit bij zowel vergassings- als bij vergistingsinstallaties de meest gebruikelijke methode van energieconversie uit het gewonnen gas is. Vanwege het ontbreken van referentieprojecten met stand-alone installaties waarbij het verkregen gas rechtstreeks in een ketel wordt verbrand, zal er voor deze toepassing geen vergelijking worden gemaakt tussen de oude en nieuwe situatie. Een relatief nieuwe techniek is de verbranding van het gas in (micro)gasturbines. Omdat er nauwelijks praktijkgegevens zijn over de emissies na verbranding in een (micro)gasturbine, kan geen schatting worden gemaakt van de gevolgen van het nieuwe emissieregime op de ontwikkeling van deze technologie. Het onderhavige rapport heeft tot doel: 1. Inzicht te verschaffen in de emissie-eisen die het nieuwe emissiebeleid stelt aan stand alone vergassings- en vergistingsinstallaties. 2. Inzicht te verschaffen in de verschillen tussen de bestaande en nieuwe emissiewetgeving wat betreft de toepassing van stookgas of biogas in een zuigermotor. 3. Inzicht te verschaffen in de maatregelen die noodzakelijk zijn om aan de gestelde emissie-eisen te voldoen, of deze maatregelen financieel haalbaar zijn, en of vergunningverlening in de toekomst mogelijk is. 1.5 Methode van aanpak Allereerst worden in hoofstuk 2 de hoofdpunten van het nieuwe emissiebeleid gepresenteerd, voor zover deze van belang zijn voor vergassing en vergisting. Vervolgens zijn de bestaande emissie-eisen geïnventariseerd voor vergassing en vergisting gevolgd door verbranding in een gasmotor. Dit is momenteel de meest gebruikelijke toepassing van het verkregen gas. Daarna wordt een vergelijking gemaakt tussen het bestaande en het nieuwe emissieregime, gevolgd door de directe gevolgen die het nieuwe emissiebeleid heeft op de mogelijkheden om vergassing en vergisting in de toekomst toe te passen. Hoofdstuk 3 betreft vergassing en hoofdstuk 4 anaërobe vergisting. 2
7 2 HOOFDPUNTEN CIRCULAIRE In dit hoofstuk worden de hoofdlijnen van de circulaire samengevat voor zover deze betrekking hebben op vergassings -en vergistingsinstallaties. De volledige tekst van de circulaire is te vinden op Juridische status De circulaire en de daarin beschreven emissie-eisen zijn niet direct bindend omdat de juridische grondslag daartoe ontbreekt. Zij kan echter wel als richtsnoer dienen voor situaties waarop het huidige BLA, BEES-A, of BEES-B niet van toepassing zijn. De circulaire heeft géén betrekking op situaties waarbij voor een inrichting een milieuvergunning is verleend voor de datum van deze circulaire. De circulaire is op 11 april 2002 verstuurd naar de gemeenten en provincies. Er wordt gewerkt aan een aangepast BEES-A en B, en een herziening van het BLA, zodat op termijn (eind 2002 of 2003) het emissiebeleid als geformuleerd in de circulaire van kracht zal zijn. Schone en vervuilde stromen De circulaire maakt een onderscheid tussen schone en vervuilde stromen. Dit is van belang omdat voor de schone stromen emissie-eisen gesteld zijn voor een beperkter aantal stoffen, en bovendien zijn voor enkele stoffen (stof en SO 2 ) de eisen minder strikt dan voor de vervuilde stromen. Alleen die stromen die vallen onder de definitie van biomassa volgens Richtlijn 2001/80/EG worden beschouwd als schone stromen. De definitie luidt als volgt: Producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit plantaardig landbouw- of bosbouwmateriaal dat gebruikt kan worden als brandstof om de energetische inhoud ervan te benutten alsmede de volgende als brandstof gebruikte afvalstoffen: Plantaardig afval uit land- en bosbouw Plantaardig afval van de levensmiddelenindustrie indien de opgewekte warmte wordt teruggewonnen Vezelachtig afval afkomstig van de productie van ruwe pulp en van de productie van papier uit pulp; indien het op de plaats van productie wordt meeverbrand en de opgewekte warmte wordt teruggewonnen Kurkafval Houtafval, met uitzondering van houtafval dat ten gevolge van een behandeling met houtbeschermingsmiddelen of door het aanbrengen van een beschermingslaag gehalogeneerde organische verbindingen dan wel zware metalen kan bevatten, wat in het bijzonder het geval is voor houtafval afkomstig van bouw- en sloopafval. Alle biomassa en afvalstromen die niet onder deze definitie vallen, worden beschouwd als een vervuilde stroom, ongeacht of dit bestaat uit biomassa of andersoortig afval. Als hulpmiddel bij de bepaling of een stroom al of niet onder bovenstaande definitie valt, en dus als schoon of vervuild dient te worden aangemerkt, wordt in de circulaire verwezen naar een witte en gele lijst van schone en vervuilde stromen, opgesteld door 3
8 TNO-MEP 1. In de circulaire wordt gesteld dat het te bezien valt in hoeverre ingegaan kan worden op de wens van met name het bedrijfsleven om een ordening in schone en vervuilde stromen in lijsten vast te stellen. De lijst dient daarom uitsluitend als hulpmiddel zonder officiële status, en is dan ook niet afgedrukt in de circulaire. De witte en gele lijsten zijn te verkrijgen bij TNO-MEP. Van vervuilde naar schone stroom Van groot belang voor zowel vergassing als verbranding is de opmerking dat vervuilde stromen, afhankelijk van de voorbehandeling, kan worden omgezet in een stroom die als schoon is aan te merken. Per geval en per stof zal dit door het bevoegd gezag moeten worden beoordeeld en vastgesteld. De circulaire stelt: Aangenomen wordt dat de meest waarschijnlijke voorbehandeling vergassing zal zijn met een daaraan gekoppelde reiniging van het stookgas. Indien het stookgas voldoet aan de gebruikelijke specificaties voor de levering van gas aan het gasnet, is er sprake van een schone stroom (een afwijkende samenstelling kan overigens ook tot de vaststelling leiden dat sprake is van een relatief schoon gas ) en aldus het daaraan gekoppelde emissieregiem. Dit zal door de vergunninghouder of initiatiefnemer moeten worden aangetoond. De bovenstaande passage wordt door de auteur 2 ook van toepassing geacht op anaërobe vergisting, omdat er -net als bij vergassing- sprake is van een gas geproduceerd na een voorbehandeling (vergisting), gevolgd door een reiniging van het stookgas (biogas). Dit is van belang omdat veel stromen die gebruikt worden in vergistingsprocessen, zoals mest en alle andere reststromen van dierlijke herkomst, als vervuilde stromen worden beschouwd, terwijl het geproduceerde gas veelal schoon is. De mogelijkheid om het stookgas of biogas als input te beoordelen, in plaats van de primaire biomassa doet recht aan het werkingsprincipe van vergassing en vergisting. Ook de opmerking dat ook andere gassen dan de gassen die voldoen aan de specificaties voor levering aan het gasnet als schoon kunnen worden aangemerkt, is terecht. Helaas wordt er in de circulaire geen nadere definitie gegeven van de samenstelling of de eigenschappen van een schoon gas. Dit heeft tot gevolg dat de vergunninghouder of inititatiefnemer moet aantonen dat zij een schoon gas produceert, en dat zij zelf hiervoor het referentiekader moeten aandragen. Het is onzeker of het bevoegd gezag in het geval van een aanvraag voor vergunningverlening het aangedragen referentiekader accepteert. (Nader onderzoek van overheidswege naar de mogelijkheden om toch tot een set van criteria voor een schoon gas te komen, strekt tot de aanbeveling.) Vanwege deze onzekerheid wordt in de rapportage rekening gehouden met zowel de mogelijkheid dat het verkregen gas als schoon dan als vervuild wordt aangemerkt. Emissie-eisen In de circulaire worden de volgende emissiegrenswaarden genoemd voor schone en vervuilde stromen als alternatieve brandstof in stand-alone installaties. (Tabel 1). Voor stand-alone installaties met een vermogen van meer dan 20 MW th geldt dat de normen 1 Rijpkema, L.P.M. (2001), Werkdocument indeling biomassa- en afvalstromen: witte en gele lijst, R 2001/148, Apeldoorn: TNO. 2 Uit navraag bij het Ministerie van VROM, blijkt dat deze interpretatie correct is. 4
9 bepaald worden door emissiehandel. Uit navraag bij Infomil [2002] blijkt dat het systeem van emissiehandel nog in voorbereiding is. Tot die tijd kan gebruik gemaakt worden van de emissienormen die voor installaties met een vermogen kleiner dan 20 MW th, zoals reeds aangegeven in Tabel 1. Tabel 1 Emissiegrenswaarden volgens het nieuwe emissieregime voor de toepassing van alternatieve brandstoffen in stand-alone installaties. Component Emissienorm circulaire Stand-alone schone stromen (mg/nm 3 bij 6 % O 2) Emissienorm circulaire standalone vervuilde stromen (mg/nm 3 bij 11% O 2) NO x (b (b SO Stof 20 5 Cd+ Ti 0,05 Hg 0,05 Som zware metalen (a 0,5 HCl 10 HF 1 Dioxinen en furanen (ng TEQ /Nm 3 ) 0,1 VOS / CxHy (mg C/Nm 3 ) 10 CO 50 a Som van Sb, As, Cd, Cr, Co, Cu, Pb, Ni, Mn, Se, Sn, Te and V. b De norm bedraagt 100 mg/nm 3 bij 6 % O 2 (70 mg/nm 3 bij 11 % O 2), tenzij de betreffende installatie een energetisch rendement bhaalt van tenminste 40% elektriciteitsequivalenten (Eel-eq) of hoger. In dat geval bedraagt de norm 200 mg/nm 3 bij 6 % O 2 (130 mg/nm 3 bij 11 % O 2). Voor de berekening van het energetisch rendement uitgedrukt in elektriciteitsequivalenten wordt het warmterendement vermenigvuldigd met een factor 0,47 en opgeteld bij het elektrisch rendement. De circulaire met het nieuwe emissieregime maakt geen onderscheid tussen vergassing, vergisting of andere technologische toepassingen van alternatieve brandstoffen in standalone installaties; noch bestaat er een verschil in emissienormen tussen verschillende applicaties zoals bijvoorbeeld verbranding in een ketel of in een zuigermotor. Overbruggingsperiode kleine installaties De eisen uit de bestaande Bijzondere Regeling uit de NeR voor installaties voor de verbranding van schoon resthout (F7) worden vervangen door de striktere regels gesteld in de circulaire. Omdat de verschillen in emissie-eisen vrij fors zijn, geeft de circulaire een overbruggingstermijn van 5 jaar, wat betreft de emissie-eisen voor NO x en stof. De tekst in de circulaire ( 5.3 van de circulaire) heeft impliciet betrekking op kleine installaties voor de verbranding van schoon resthout met een thermisch vermogen van maximaal 5 MW th. Het is de auteurs onduidelijk in hoeverre deze overbruggingstermijn ook betrekking heeft op kleine installaties voor vergassing en anaërobe vergisting, omdat voor deze installaties de bovengenoemde bijzondere regeling uit de NeR nooit van toepassing is geweest. 5
10 3 VERGASSING Bij vergassing wordt door toevoeging van een ondermaat aan zuurstof een stookgas verkregen met waterstof, koolmonoxide en methaan als belangrijkste brandbare componenten. 3.1 Bestaand emissieregime Het hieronder weergegeven bestaande emissieregime heeft uitsluitend betrekking op vergassingprocessen waarbij het verkregen stookgas vervolgens wordt verbrand in een zuigermotor. Emissie-eisen voor vergassingprocessen waarbij vervolgens het gas wordt verbrand in een zuigermotor, worden gesteld in BEES-B gecombineerd met een bijzondere regeling voor pyrolyse installaties uit de NeR. Bees-B In BEES-B worden eisen gesteld aan de NO x -emissies voor zuigermotoren die op een ander gas dan aardgas lopen. De eisen zijn afhankelijk van het asvermogen van de motor en het motorrendement 3. De eisen zijn gesteld in gram per GJ input, en zijn in Tabel 2 uitgedrukt in mg/nm 3 bij 11% O 2 uitgaande van een gemiddelde stookgas samenstelling. Tabel 2 Eisen aan NO x uitstoot van zuigermotoren die op ander gas dan aardgas aangedreven worden Asvermogen BEES-B (a BEES-B bij gemiddelde stookgas samenstelling (b (droog gas bij 11% O 2) <50 kw 800 g/gj *1/30 η engine 1000 mg/nm3 *1/30 η engine > 50 kw 140 g/gj *1/30 η engine 170 mg/nm 3 *1/30 η engine a Het bevoegd gezag mag een strengere eis instellen: bij asvermogen <50 kw tot 270 g/gj, bij asvermogen > 50 kw tot 100 g/gj. De eisen hebben betrekking op gasmotoren waarvoor na 1994 vergunning is verleend. b Aangenomen is een gemiddelde gassamenstelling met H 2 (12,5%), CO (16,3%), CO 2 (13,5%), CH 4 (4,4%), C 2+ (1,2%) en N 2 (52%), met een verbrandingswaarde van 5,1 MJ/Nm 3 Bron: Kaltschmitt and Hartman [2001] Bijzondere regeling NeR voor pyrolyseinstallaties Indien er een vermoeden bestaat dat er kans is op de uitstoot van vervuilende componenten, wordt in de praktijk vaak de bijzondere regeling van NeR voor pyrolyseinstallaties 4 gebruikt om aanvullende emissie-eisen te stellen. Hierin worden de normen van BLA opgelegd, gerelateerd aan een zuurstofpercentage van 3%. Door het zuurstofpercentage van 3% worden in feite zwaardere normen opgelegd dan in BLA, waarin een percentage van 11% zuurstof wordt gehanteerd. Zie Tabel 3. 3 Motorrendement: het procentuele aandeel van de warmte-inhoud van de toegevoerde brandstoffen dat bij de hoogste belasting waarbij de zuigermotor continu kan worden bedreven, bij ISO-luchtcondities in arbeid wordt omgezet. 4 NeR Hoofdstuk 3.3 F4: pyrolyse installaties 6
11 Tabel 3 Emissie-eisen volgens bijzondere regeling NeR voor pyrolyse-installaties Component Emissienorm bijzondere regeling NeR (mg/nm 3 bij 3% O 2) Emissienorm bijzondere regeling NeR (mg/nm 3 bij 11% O 2) Emissienorm BLA (ter vergelijking) (mg/nm 3 bij 11% O 2) NO x (a 70 (a 39 (a 70 SO Stof Cd+ Ti 0,05 0,03 0,05 Hg 0,05 0,03 0,05 Som zware metalen 1 1,0 0,6 1,0 HCl HF 1 0,6 1 Dioxinen en furanen 0,1 0,06 0,1 (ng TEQ /Nm 3 ) VOS / CxHy (mg C/Nm 3 ) CO a Eisen aan NO x uitstoot voor vergassing gevolgd door verbranding in gasmotor worden reeds in Bees-B bepaald. Deze eisen zijn wel van toepassing op overige toepassingen van het stookgas. b Som van Sb, As, Cd, Cr, Co, Cu, Pb, Ni, Mn, Se, Sn, Te and V. 3.2 Vergelijking bestaande en nieuwe emissieregime De vergelijking tussen het bestaande en het nieuwe emissieregime heeft uitsluitend betrekking op vergassingprocessen waarbij het verkregen stookgas vervolgens wordt verbrand in een zuigermotor Eisen aan uitstoot NO x (schone en vervuilde stromen) Het bestaande emissieregime (Bees-B) maakt voor de uitstoot NO x een onderscheid tussen installaties met een asvermogen kleiner of groter dan 50 kw. Zowel in het bestaande als in het nieuwe emissieregime worden rendementsafhankelijk emissie-eisen gehanteerd. De emissie-eisen van het bestaande regime zijn bovendien afhankelijk van de gassamenstelling. Wat betreft de uitstoot van NO x hoeft er geen onderscheid te worden gemaakt tussen schone en vervuilde biomassa. In Tabel 4 zijn de gevolgen van het nieuwe emissieregime weergegeven voor het verbranden van een stookgas met een gemiddelde gassamenstelling in een gasmotor, waarbij aangenomen wordt dat de gasmotor een energetisch rendement heeft van tenminste 40% elektriciteitsequivalenten 5 (bestaande uit een elektrisch rendement van 30% en een thermisch rendement van tenminste 22%). 5 Voor de berekening van het energetisch rendement uitgedrukt in elektriciteitsequivalenten wordt het warmterendement vermenigvuldigd met een factor 0,47 en opgeteld bij het elektrisch rendement 7
12 Tabel 4 Vergassing: vergelijking van maximaal toegestane uitstoot van NO x tussen oude en nieuwe emissieregimes voor verbranding van stookgas in zuigermotor Vermogen Bestaand emissieregime: Bees-B (mg/nm 3 bij 11% O 2) Nieuw emissieregime: Circulaire (mg/nm 3 bij 11% O 2) <50 kw th >50 kw th Tabel 4 maakt duidelijk dat de emissie-eisen voor kleine gasmotoren met een vermogen <50 kw e in de nieuwe situatie veel strikter zijn geworden 6. De emissie-eisen voor motoren met een vermogen groter dan 50 kw e worden strenger, maar zijn toch in een vergelijkbare orde van grootte Eisen aan uitstoot van overige componenten In het bestaande emissieregime zijn geen eenduidige criteria voor schone en vervuilde stromen gegeven. Bij vergunningverlening werden daarom vaak de strenge eisen uit de bijzondere regeling van NeR voor pyrolyse-installaties opgelegd. Het nieuwe emissieregime maakt wel een duidelijk onderscheid tussen schone en vervuilde biomassa, hetgeen bepalend is voor de te stellen emissie-eisen. Indien aangetoond kan worden dat het stookgas (producer gas) verkregen na vergassing van een vervuilde stroom schoon is, kan toch het emissieregime voor schone stromen van toepassing zijn. Situatie 1 Biomassa: Vervuilde stroom Vergasser Producer gas: Vervuilde stroom Zuigermotor Uitlaatgas Situatie 2 Biomassa: Vervuilde stroom Vergasser Producer gas: Schone stroom Zuigermotor Uitlaatgas Situatie 3 Biomassa: Schone stroom Vergasser Producer gas: Schone stroom Zuigermotor Uitlaatgas De verschillen in emissie-eisen is voor een drietal situaties uiteengezet. Situatie 1 en 2 hebben betrekking op een vervuilde stroom, waarbij in situatie 1 het na vergassing resulterende productgas ook als vervuild wordt gekenmerkt, terwijl in situatie 2 het productgas schoon is en derhalve het nieuwe emissieregime voor schone stromen van toepassing is. In situatie 3 wordt een schone stroom vergast, resulterend in een schoon productgas, waarbij in zowel de bestaande als in het nieuwe emissieregime de minder strenge emissie-eisen worden opgelegd. Alle drie de situaties zullen in geval van vergassing in de praktijk voorkomen. 6 Omdat de circulaire alleen van toepassing is op situaties waarin de bestaande regelgeving niet voorziet, kan tot het moment dat de eisen zijn geïntegreerd in een nieuw Bees-B, de bestaande emissienormen nog gehanteerd worden 8
13 Situatie 1: vervuilde biomassa, vervuild productgas Tabel 5 laat de verschillen zien tussen het oude en het nieuwe emissieregime, indien niet kan worden aangetoond dat het productgas onder de schone stroom valt, en derhalve als een vervuilde stroom wordt beschouwd. Ook in het oude regime wordt de stroom als vervuild beschouwd en derhalve is de bijzondere regeling NeR voor pyrolyse-installaties van toepassing. Tabel 5 Vergassing: vergelijking van maximaal toegestane uitstoot van diverse componenten tussen oude en nieuwe emissieregime voor vervuilde stromen en vervuild gas Bestaand emissieregime Nieuw emissieregime Verschil Component Emissienorm bijzondere regeling NeR Stand-alone vervuilde stromen (mg/nm 3 bij 11% O 2) (mg/nm 3 bij 11% O 2) (mg/nm 3 bij 11% O 2) SO Stof Cd+ Ti 0,03 0,05 +0,02 Hg 0,03 0,05 +0,02 Som zware metalen (a 0,6 0,5-0,1 HCl HF 0,6 1 +0,4 Dioxinen en furanen (ng TEQ /Nm 3 ) 0,06 0,1 +0,04 VOS / CxHy (mg C/Nm 3 ) CO a Som van Sb, As, Cd, Cr, Co, Cu, Pb, Ni, Mn, Se, Sn, Te and V. Omdat in het oude regime conform de NeR regeling voor pyrolyse-installaties de normen uit BLA worden gerelateerd aan een zuurstofgehalte van 3 %, valt na omrekening naar 11 % O 2 het bestaande emissieregime strenger uit dan het nieuwe emissieregime. Dit geldt voor alle stoffen behalve de som van zware metalen, die in het nieuwe emissieregime zijn aangescherpt tot 0,5 mg/nm 3. Geconcludeerd wordt dat de nieuwe emissie-eisen bij vervuilde stromen en vervuild gas weliswaar minder streng zijn dan voorheen, maar niettemin behoren deze eisen tot de strengste ter wereld, en zijn (met uitzondering van de emissies van zware metalen die nog strenger zijn) gelijk aan de normen van Besluit Luchtemissies Afvalverbranding. Situatie 2: vervuilde biomassa, schoon productgas Tabel 6 laat de verschillen in emissie-eisen zien bij een vervuilde stroom die voorbewerkt is door middel van vergassing, waarbij aangetoond kan worden dat het productgas schoon is, zodat het emissieregime voor schone stromen van toepassing is. Bij toepassing van het bestaande emissieregime zou hier in de praktijk de bijzondere regeling NeR pyrolyseinstallaties zijn toegepast. In deze situatie is het nieuwe emissieregime aanmerkelijk soepeler dan het oude regime. Indien het productgas schoon is, is het niet nodig normen te stellen aan de uitstoot van allerlei stoffen, omdat niet te verwachten is dat deze stoffen in hoge concentraties 9
14 uitgestoten worden. Het voordeel is dat er geen meetverplichting is voor deze stoffen, en dat hierdoor de kosten van de meting bespaard kunnen worden. Tabel 6 Vergassing: vergelijking van maximaal toegestane uitstoot van diverse componenten tussen oude en nieuwe emissieregime voor schone stromen Bestaand emissieregime Nieuw emissieregime Verschil Component Bijzondere regeling NeR pyrolyse installaties Circulaire stand-alone schone stromen (mg/nm 3 bij 11% O 2) (mg/nm 3 bij 11% O 2) (mg/nm 3 bij 11% O 2) SO Stof Cd+ Ti 0,03 Hg 0,03 Som zware metalen (a 0,6 HCl 6 HF 0,6 Dioxinen en furanen (ng TEQ /Nm 3 ) 0,06 VOS / CxHy (mg C/Nm 3 ) 6 CO 28 a Som van Sb, As, Cd, Cr, Co, Cu, Pb, Ni, Mn, Se, Sn, Te and V. Situatie 3: schone biomassa, schoon productgas Tenslotte is er de situatie waarin schone biomassa wordt vergast, waarbij een schoon productgas ontstaat dat vervolgens verbrand wordt in een zuigermotor. Omdat de biomassainput schoon is, hoeft in de nieuwe situatie niet te worden aangetoond dat het door vergassing verkregen productgas schoon is. In het bestaande emissiebeleid worden alleen duidelijke eisen gesteld aan de uitstoot van NO x -eis voor gasmotoren. Het is niet duidelijk of en welke additionele emissie-eisen in het geval van schone biomassa en een gas in de bestaande situatie gesteld worden. Een vergelijking tussen het oude en nieuwe emissieregime is derhalve niet mogelijk. Het nieuwe emissieregime geeft wel duidelijkheid en stelt net als in situatie 2 alleen eisen aan de uitstoot van SO 2 en stof. Deze eisen zijn minder strikt dan de eisen die aan vergassing van vervuilde stromen en vervuilde gassen worden gesteld. 10
15 3.3 Gevolgen voor de toekomst van vergassing Eisen aan de uitstoot van NOx Voor kleine installaties (<50 kw e ) gold volgens Bees-B een rendementsafhankelijke eis van 800 g/gj input *1/30η engine ( 1000 mg/nm 3 ) bij 11% O 2 ). Voor de overige vergassingsinstallaties (>50 kw e ) gold een eis van 140 g/gj input*1/30η engine ( 170 mg/nm 3 ). De nieuwe norm voor de uitstoot van NO x zoals geformuleerd in de circulaire, geldt voor zowel schone als vervuilde stromen en is onafhankelijk van de capaciteit van de gasmotor. De hoogte van de eis van 130 mg/nm 3 bij 11% O 2 is aanmerkelijk strenger. Vanwege de lage energie-inhoud van het stookgas (4-6 MJ/Nm 3 ), is de temperatuur in de gasmotor relatief laag en zal de vorming van thermische NO x (met in lucht aanwezige stikstof) in de gasmotor beperkt blijven. NO x kan ook ontstaan uit in de brandstof gebonden stikstof, in de vorm van ammoniak (NH 3 ) en HCN. Ammoniak in het stookgas kan alvorens de verbranding in de gasmotor reeds worden verwijderd door toepassing van bijvoorbeeld natte wassers of selectieve katalytische reductie (SCR). Volgens Meulman et al. 7 is de toepassing van een natte wasser economisch gezien het aantrekkelijkst. Een andere mogelijkheid is de gevormde NO x na verbranding in de gasmotor te verwijderen, door toepassing van een deno x -katalysator. Het is moeilijk in te schatten of, en welke van de bovengenoemde maatregelen noodzakelijk zijn om aan de NO x -eis van de nieuwe circulaire te kunnen voldoen. Dit omdat de samenstelling van het stookgas per situatie kan verschillen. De stookgassamenstelling is onder andere afhankelijk van de soort biomassa en het type vergasser. Een kritische analyse van de vergassingsinstallatie is in elk geval altijd noodzakelijk in het nieuwe emissieregime. Dit was echter ook reeds het geval in de bestaande situatie bij vergassers met gasmoteren met een elektrisch vermogen groter dan 50 kw e. Het is echter afgelopen met de extra gunstige NO x -eisen voor kleinere gasmotoren (<50 kw e ). Vanwege de kleine schaalgrootte zullen de kosten voor gasreiniging een relatief grote impact hebben. In dit licht is het niet te verwachten dat er zich een markt zal ontwikkelen voor de zeer kleine installaties, en dat er juist een tendens zal zijn naar relatief grootschaliger initiatieven. Daarbij dient te worden aangetekend dat de markt voor zeer kleine vergassingsinstallaties in Nederland altijd al klein is, en dat de impact van de nieuwe maatregelen hierdoor beperkt zal zijn. Eisen aan de uitstoot van andere componenten De circulaire maakt onderscheid tussen schone en vervuilde stromen. Indien het stookgas als een schone stroom beschouwd wordt, dan gelden emissie-eisen voor stof en SO 2. Aan deze emissie-eisen kan zonder veel problemen voldaan worden. 7 Meulman, P.D.M., J. Koppejan, en J.P. Jansen (2000), Technologische Perspectieven voor reductie van NOx- en stofemissie bij kleinschalige energieopwekking uit schoon (rest)hout, rapport 2EWAB00.31, TNO-MEP in opdracht van NOVEM, Utrecht. 11
16 Indien het stookgas als vervuilde stroom wordt beschouwd, kan met name de uitstoot van koolmonoxide (CO) een probleem vormen. De relatief lage verbrandingstemperatuur in vergassers, -die de vorming van thermische NO x voorkomt- heeft juist een ongunstige uitwerking op de uitstoot van CO. Aan de eis van 50 mg/nm 3 bij 11% O 2, kan niet voldaan worden. Een goed afgestelde gasmotor stoot normaal gesproken altijd nog 300 mg/nm 3 CO uit. 12
17 4 ANAËROBE VERGISTING Anaërobe vergisting is een proces waarbij door de werking van bacteriën een deel van de aanwezige organische materiaal wordt omgezet in biogas, een gas met een hoog methaangehalte. 4.1 Bestaand emissieregime Het hieronder weergegeven bestaande emissieregime heeft uitsluitend betrekking op anaërobe vergisting uit mest waarbij het verkregen biogas vervolgens wordt verbrand in een zuigermotor. Emissie-eisen voor anaërobe vergassingprocessen waarbij vervolgens het producergas wordt verbrand in een zuigermotor, worden gesteld in BEES-B, soms in combinatie met aanvullende eisen uit de bijzondere regeling van NeR voor mestverwerkende bedrijven, of een inputeis m.b.t. de hoeveelheid H 2 S in het biogas. Bees-B In BEES-B worden eisen gesteld aan de NO x -emissies voor zuigermotoren die op een ander gas dan aardgas lopen. De eisen zijn afhankelijk van het asvermogen van de motor en het motorrendement 8. De eisen zijn gesteld in gram per GJ input, en zijn in Tabel 7 uitgedrukt in mg/nm 3 bij 11% O 2 bij een gemiddelde biogassamenstelling. De eisen in mg/nm 3 blijken dan iets minder strikt uit te vallen dan bij stookgas afkomstig van vergassing. Tabel 7 Eisen aan NO x uitstoot van zuigermotoren die op biogas aangedreven worden Asvermogen BEES-B (a BEES-B bij gemiddelde biogas samenstelling (b a (droog gas bij 11% O 2) <50 kw 800 g/gj *1/30 η engine 1200 mg/nm3 *1/30 η engine > 50 kw 140 g/gj *1/30 η engine 210 mg/nm 3 *1/30 η engine Het bevoegd gezag mag een strengere eis instellen: bij asvermogen <50 kw tot 270 g/gj, bij asvermogen > 50 kw tot 100 g/gj. De eisen hebben betrekking op gasmotoren waarvoor na 1994 vergunning is verleend. b Aangenomen is een gemiddelde gassamenstelling met CH 4 (56%), overige gassen (44%), met een verbrandingswaarde van 20 MJ/Nm 3. Bron: Mondelinge communicatie Ecogas, Bijzondere regeling NeR voor mestverwerkende bedrijven De bijzondere regeling NeR voor mestverwerkende bedrijven (A1) geeft aan dat indien de mest of fracties daarvan worden verbrand in een daartoe geëigende installatie, de emissieeisen conform Besluit Luchtemissies Afvalverbranding (BLA) van toepassing zijn. De bijzondere regeling stelt expliciet eisen aan de uitstoot van zwaveloxiden, koolmonoxiden, en stof. Aangezien aan de uitstoot van deze stoffen reeds in BLA eisen 8 Motorrendement: het procentuele aandeel van de warmte-inhoud van de toegevoerde brandstoffen dat bij de hoogste belasting waarbij de zuigermotor continu kan worden bedreven, bij ISO-luchtcondities in arbeid wordt omgezet. 13
18 gesteld worden, zal hier niet verder op worden ingegaan. Tevens wordt een emissiegrens aan de uitstoot van ammoniak gesteld. Bij verbranding in een zuigermotor wordt de eventueel aanwezige ammoniak echter omgezet in NO x, waarvoor de in BEES-B gestelde normen van toepassing zijn. Tabel 8 geeft de geldende emissie-eisen. Tabel 8 Emissie-eisen volgens bijzondere regeling NeR voor mestverwerkende bedrijven (A1) Component Bijzondere regeling NeR mestverkende bedrijven (A1) indien mest of fracties daarvan worden verbrand: BLA (mg/nm 3 bij 11% O 2) SO 2 40 Stof 5 Cd+ Ti 0,05 Hg 0,05 Som zware metalen (b 1 HCl 10 HF 1 Dioxinen en furanen (ng TEQ /Nm 3 ) 0,1 VOS / CxHy (mg C/Nm 3 ) 10 CO 50 a Bij verbranding van NH 3 in een gasmotor ontstaat NO x waarvoor eisen worden gesteld in Bees-B. b Som van Sb, As, Cd, Cr, Co, Cu, Pb, Ni, Mn, Se, Sn, Te and V. Aangezien het geproduceerde biogas over het algemeen schoon is, worden in de praktijk de eisen uit gesteld in de bijzondere regeling voor mestverwerkende bedrijven niet altijd opgenomen in de milieuvergunning. In plaats daarvan wordt ook wel een limiet gesteld aan het gehalte H 2 S in het gereinigde biogas al dan niet aangevuld met een eis ten aanzien van CO. In één vergunning wordt een inputeis van 250 ppm H 2 S gesteld. Gedurende het verbrandingsproces wordt de H 2 S omgezet in SO 2. Bij gemiddelde verbrandingscondities komt 250 ppm H 2 S overeen met 27 mg/nm 3 SO 2 bij 11% O 2. In dit geval heeft het bevoegd gezag de eis niet gesteld aan de hand van regelgeving, maar door vergelijking met andere biogasinstallaties. De uitstoot van koolmonoxide wordt soms eisen gesteld variërend van 0,1% tot 1% van het uitlaatvolume. Dit komt onder gebruikelijke verbrandingscondities overeen met 34 tot 340 mg/nm 3 bij 11% O Vergelijking bestaand en nieuw emissieregime De vergelijking tussen het bestaande en het nieuwe emissieregime heeft uitsluitend betrekking op anaërobe vergistingsprocessen waarbij het verkregen biogas vervolgens wordt verbrand in een zuigermotor Eisen aan uitstoot NO x (schone en vervuilde stromen) Het bestaande emissieregime (Bees-B) maakt voor de uitstoot NO x een onderscheid tussen installaties met een asvermogen kleiner of groter dan 50 kw. Zowel in het bestaande als in het nieuwe emissieregime worden rendementsafhankelijk emissie-eisen gehanteerd. De emissie-eisen van het bestaande regime zijn bovendien afhankelijk van de gassamenstelling. Wat betreft de uitstoot van NO x hoeft er geen onderscheid te worden gemaakt tussen schone en vervuilde biomassa. 14
19 In Tabel 9 zijn de gevolgen van het nieuwe emissieregime weergegeven voor het verbranden van een stookgas met een gemiddelde gassamenstelling in een gasmotor, waarbij aangenomen wordt dat de gasmotor een energetisch rendement heeft van tenminste 40% elektriciteitsequivalenten 9 (bestaande uit een elektrisch rendement van 30 % en een thermisch rendement van tenminste 22 %). Tabel 9 Anaërobe vergisting: vergelijking van maximaal toegestane uitstoot van NO x tussen oude en nieuwe emissieregimes bij verbranding van biogas in zuigermotor Vermogen Bestaand emissieregime: Bees-B (mg/nm 3 bij 11% O 2) Nieuw emissieregime: Circulaire (mg/nm 3 bij 11% O 2) <50 kw th >50 kw th In het nieuwe emissieregime wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen kleine en grotere gasmotoren. Dit heeft tot gevolg dat vooral kleine motoren aan een veel zwaarder emissieregime moeten voldoen dan voorheen 10. Ook de emissie-eisen voor motoren met een vermogen groter dan 50 kw e worden aanzienlijk scherper Eisen aan uitstoot van overige componenten Het nieuwe emissieregime maakt een duidelijk onderscheid tussen schone en vervuilde biomassa, hetgeen bepalend is voor de te stellen emissie-eisen. Indien aangetoond kan worden dat het biogas verkregen na anaërobe vergisting schoon is, kan toch het emissieregime voor schone stromen van toepassing zijn. Situatie 1 Biomassa: Vervuilde stroom Vergister Biogas: Vervuilde stroom Zuigermotor Uitlaatgas Situatie 2 Biomassa: Vervuilde stroom Vergister Biogas: Schone stroom Zuigermotor Uitlaatgas De verschillen in emissie-eisen voor mestvergisting zijn voor een tweetal situaties uiteengezet. Mest staat op de gele lijst van vervuilde stromen. In situatie 1 wordt ook het na anaërobe vergisting resulterende biogas als vervuild gekenmerkt, terwijl in situatie 2 het biogas schoon is en derhalve het nieuwe emissieregime voor schone stromen van toepassing is. Gezien de gassamenstelling van biogas lijkt situatie 2 lijkt in de praktijk de meest waarschijnlijke situatie. 9 Voor de berekening van het energetisch rendement uitgedrukt in elektriciteitsequivalenten wordt het warmterendement vermenigvuldigd met een factor 0,47 en opgeteld bij het elektrisch rendement 10 Omdat de circulaire alleen van toepassing is op situaties waarin de bestaande regelgeving niet voorziet, kan tot het moment dat de eisen zijn geïntegreerd in een nieuw Bees-B, de bestaande emissienormen nog gehanteerd worden 15
20 Situatie 1: vervuilde biomassa, vervuild biogas Indien niet kan worden aangetoond dat het biogas als schone stroom moet worden gekenmerkt, dan gelden de bestaande en nieuwe emissie-eisen zoals weergegeven in Tabel 10. De eisen gesteld in bijzondere regeling NeR voor mestverwerkende bedrijven zijn vrijwel gelijk. Alleen de maximaal toegestane uitstoot van zware metalen is in het nieuwe regime nog verder beperkt. Tabel 10 Anaërobe vergisting: vergelijking van maximaal toegestane uitstoot van diverse componenten tussen oude en nieuwe emissieregime voor vervuilde stromen Bestaand emissieregime Nieuw emissieregime Verschil Component Bijzondere regeling NeR mestverwerkende Circulaire stand-alone Vervuilde stromen bedrijven (A1) (mg/nm 3 bij 11% O 2) (mg/nm 3 bij 11% O 2) (mg/nm 3 bij 11% O 2) SO Stof Cd+ Ti 0,05 0,05 0 Hg 0,05 0,05 0 Som zware metalen (a 1 0,5-0,5 HCl HF Dioxinen en furanen (ng TEQ /Nm 3 ) 0,1 0,1 0 VOS / CxHy (mg C/Nm 3 ) CO a Som van Sb, As, Cd, Cr, Co, Cu, Pb, Ni, Mn, Se, Sn, Te and V. Situatie 2: vervuilde biomassa, schoon biogas Reeds in 0 is opgemerkt dat de BLA-eisen waarnaar verwezen wordt in de bijzondere regeling van NeR voor mestverwerkende bedrijven vaak niet volledig in de vergunning worden overgenomen. In plaats daarvan wordt ook wel een limiet gesteld aan het gehalte H 2 S in het gereinigde biogas, al dan niet aangevuld met een eis ten aanzien van de uitstoot van CO. Na verwijdering van de meeste aanwezige H 2 S zal de uitstoot van SO x beperkt blijven, en is er sprake van een schoon gas. Tabel 11 Anaërobe vergisting: vergelijking van ma maximaal toegestane uitstoot van diverse componenten tussen oude en nieuwe emissieregime voor schone stromen. Bestaand emissieregime Nieuw emissieregime Component Emissie-eisen gesteld in enige vergunningen Circulaire stand-alone schone stromen (mg/nm 3 bij 11% O 2) (mg/nm 3 bij 11% O 2) SO 2 27 (a 133 Stof - 13 CO (b - a Gebaseerd op een input eis van 250 ppm H 2S b Gebaseerd op CO-emissie eis van 0,1 tot 1% van uitlaatgas van gasmotor met een zuurstofgehalte in het uitlaatgas van 5%. 16
21 Het nieuwe emissieregime voor schone stromen geeft aanzienlijk minder strikte eisen aan de uitstoot van SO 2 dan zoals die nu soms in vergunningen worden vermeld. Een input eis van maximaal 1200 ppm H 2 S is voldoende om aan de eisen gesteld in de circulaire te kunnen voldoen. De emissie-eisen gesteld aan de uitstoot van CO zijn tamelijk willekeurig, variërend van ppm, en komen niet terug in het nieuwe emissieregime voor schone stromen. 4.3 Gevolgen voor de toekomst van anaërobe vergisting Eisen aan de uitstoot van NOx De nieuwe normen voor de uitstoot van NO x zoals geformuleerd in de circulaire, gelden voor zowel schone als vervuilde stromen. Voor kleine installaties (<50 kw e ) gold een rendementsafhankelijke eis van 800 g/gj input *1/30η engine ( 1200 mg/nm 3 bij 11% O 2 ) 11. Voor de overige vergassingsinstallaties (>50 kw e ) gold een eis van 140 g/gj input*1/30η engine ( 210 mg/nm 3 bij 11% O 2 ). De nieuwe NO x -eisen, van 130 mg/nm 3 bij 11% O 2 zijn aanmerkelijk strenger. Momenteel zijn er geen motoren op de markt met een (as)vermogen van minder dan 100 kw die aan de nieuwe emissienormen kunnen voldoen, zonder toepassing van extra gasreiniging 12. Motoren met een vermogen groter dan 100 kw kunnen worden voorzien van een turbo-intercooler, en bedreven worden met een overmaat aan lucht. (De uitlaatgassen hebben dan een zuurstofgehalte van 7 in plaats van 5 procent) Door de overmaat aan lucht blijft de temperatuur in de gasmotor lager en wordt de vorming van thermische NO x voorkomen. Nadelen van deze bedrijfsvoering is dat het mengsel een hoge ontstekingstemperatuur vereist, hetgeen leidt tot snellere slijtage van de bougies, en dus tot meer onderhoudskosten en een lagere betrouwbaarheid van de motor. Door plaatsing van een denox-katalysator kan de motor bedreven worden met een rijker brandstof-lucht mengsel, zonder dat de emissie-eisen worden overschreden. Mogelijkerwijs is dan nodig additionele gasreiniging toe te passen om te voorkomen dat de denox-katalysator voortijdig volraakt met andere in het uitlaatgas aanwezige componenten. De afzetmarkt van kleinschalige vergistingsinstallaties is momenteel om diverse redenen nog niet ver ontwikkeld, maar er is in potentie een grote markt, bijvoorbeeld van mestvergistingsinstallaties op boerderijschaal. Vanwege de kleine schaalgrootte zullen de kosten voor gasreiniging een relatief grote impact hebben op de haalbaarheid van kleine vergistingsinstallaties met gasmotoren. De ontwikkeling van betaalbare denoxkatalysatoren of andere gasreinigingstechnieken, en de ontwikkeling van kleine motoren die zondermeer aan de NO x -eisen kunnen voldoen is van essentieel belang voor de toekomst van kleinschalige anaërobe vergisting. In het licht hiervan is de 11 Vertaling van g/gj naar mg/nm 3 hangt af van de energieinhoud en de gassamenstelling. Vandaar dat uitgedrukt in mg/nm 3 er verschil optreedt tussen eisen gesteld aan stookgas (vergassing) en biogas (anaërobe vergisting). 12 Deze informatie is verkregen door mondelinge communicatie met Dhr. Boone van motorenfabrikant MAN Rollo, juni
22 overbruggingsperiode van 5 jaar, die in ieder geval geldt voor installaties voor de verbranding van schoon resthout, ook voor anaërobe vergisting van essentieel belang. Eisen aan de uitstoot van andere compontenten De overige emissienormen gesteld voor schone stromen, zullen niet voor problemen zorgen. Indien het nieuwe emissieregime voor vervuilde stromen van toepassing is, zullen er problemen optreden om de norm van 50 mg/nm3 bij 11% O 2 voor CO te halen. Goed afgestelde gasmotoren hebben een CO-uitstoot van mg/nm3 bij 5% O 2. De emissienormen voor overige componenten lijken niet voor grote problemen te zorgen. De uitstoot van SO x kan worden vermeden door H 2 S reiniging uit het biogas. De meeste overige componenten blijven in het digestaat (vergistingsresidu) achter, en komen niet voor in het biogas. 18
23 5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 5.1 Conclusies Vergassing De emissie-eisen gesteld aan de uitstoot van NO x maken het noodzakelijk om kritisch te analyseren of en welke reinigingsmethoden van het stookgas of uitlaatgas nodig zijn. De benodigde maatregelen kunnen van geval tot geval verschillen vanwege de afhankelijkheid van brandstofgebonden stikstof. Ook is een tendens te verwachten naar grootschaliger projecten omdat de kosten van gasreiniging dan relatief lager uitvallen. De uitstoot van overige gassen vormen geen probleem indien het stookgas wordt beschouwd als een schoon gas. Indien het stookgas als vervuild wordt beschouwd, dan kan de uitstoot van CO problematisch worden. Anaërobe vergisting Vergistingsinstallaties met een gasmotor met een vermogen kleiner dan 100 kw zullen bij de huidige stand der techniek niet aan de emissienormen gesteld in de circulaire kunnen voldoen zonder additionele gasreiniging. De ontwikkeling van betaalbare motoren en gasreinigingstechnieken die dit wel haalbaar maken, is essentieel voor de toekomst van kleinschalige anaërobe vergisting. In het licht hiervan is de overbruggingsperiode van 5 jaar, die in ieder geval geldt voor installaties voor de verbranding van schoon resthout, ook voor anaërobe vergisting van essentieel belang. Indien het biogas als schone biobrandstof wordt ingedeeld, zijn er geen problemen te verwachten met de uitstoot van overige componenten. Indien het gas als vervuild wordt beschouwd, dan zal bij verbranding in een gasmotor in ieder geval niet zondermeer aan de eisen gesteld aan de uitstoot van koolmonoxide kunnen worden voldaan. 5.2 Aanbevelingen De circulaire geeft een overzichtelijke set emissie-eisen, die in principe gelden voor alle stand-alone installaties waarin biomassa of afval als brandstof wordt ingezet. Deze duidelijkheid geldt als een duidelijke winst ten opzichte van de bestaande situatie. Bij de precieze interpretatie van de circulaire voor kleinschalige vergassing en anaërobe vergisting komen echter toch een aantal onduidelijkheden naar voren: Het is onduidelijk of in het geval van een gasmotor die werkt op biogas of stookgas, in de toekomst de NO x -eisen gesteld in de circulaire van toepassing zijn, of dat de NO x -eisen van de bestaande Bees-B van toepassing zullen blijven. Immers, enerzijds wordt in de circulaire algemeen gesteld dat deze betrekking heeft op energiewinning uit biomassa en afval, anderzijds wordt gesteld dat de circulaire dient als richtsnoer voor situaties waarop onder andere het huidige Bees-B niet van toepassing is. De NO x -eis verbranding van andere gassen, zoals biogas en stookgas, in een gasmotor is reeds geregeld in Bees-B. Beleidsmakers wordt aanbevolen hierin duidelijkheid te scheppen en de eisen die reeds gesteld zijn in Bees-B als uitgangspunt te hanteren. Aan nieuwe installaties voor de verbranding van schoon resthout (NeR, F7) is een overbruggingstermijn van 5 jaar toegekend voor de uitstoot van NO x en stof, om de 19
24 ontwikkeling van installaties die aan de nieuwe eisen kunnen voldoen, te bevorderen. Het is onduidelijk of deze overbruggingstermijn ook geldt voor andere installaties zoals vergassings- en vergistingsinstallaties. Zo n overbruggingstermijn is zeer wenselijk voor de ontwikkeling van schone kleine gasmotoren en van betaalbare gasreinigingstechnieken. Aanbevolen wordt duidelijkheid te scheppen en deze overbruggingstermijn toe te kennen aan alle kleine installaties, voor zover dit nog niet het geval is. De initiatiefnemer moet aantonen dat het geproduceerde gas schoon is. Criteria hiertoe ontbreken, dus dient het bevoegd gezag van geval tot geval zelf te bepalen of een gas schoon is of niet. Beleidsmakers wordt aanbevolen onderzoek te verrichten naar de mogelijkheden om een set van criteria op te stellen, die gebruikt kunnen worden om te bepalen wanneer stookgas of biogas als schoon beschouwd kan worden. Indien het bevoegd gezag dit van geval tot geval moet bepalen, zoals dit nu in de circulaire is aangegeven, leidt dit mogelijk tot verschillen in interpretatie tussen verschillende gemeenten en provincies. Het leidt in ieder geval tot grote onzekerheid bij initiatiefnemers en investeerders over de kansen op vergunningverlening. 20
Inhoud. Regelgeving voor stookinstallaties sterk in beweging 30-11-2012
Regelgeving voor stookinstallaties sterk in beweging Schakel - Stookinstallaties in het activiteitenbesluit Wim Burgers Kenniscentrum InfoMil Inhoud 1. Zes veranderingen in regelgeving Consequenties voor
Nadere informatieWijzigingen emissienormen
Inleiding Vlaremtrein Wijzigingen emissienormen Een overzicht door Brenda Mariën publicatie in BS: 7 januari 009 in werking op maart 009 wijzigingen Verschillende rubrieken Vergunningsvoorwaarden: o.a.
Nadere informatieBIJLAGE V. Technische bepalingen inzake stookinstallaties. Deel 1. Emissiegrenswaarden voor de in artikel 32, lid 2, bedoelde stookinstallaties
BIJLAGE V Technische bepalingen inzake stookinstallaties Deel 1 Emissiegrenswaarden voor de in artikel 32, lid 2, bedoelde stookinstallaties 1. Alle emissiegrenswaarden worden berekend bij een temperatuur
Nadere informatiefeiten& weetjes energiecentrale REC Alles wat je zou moeten weten... Hoe Hoe eigenlijk? zit het eigenlijk? De REC maakt van uw afval duurzame energie
Alles wat je zou moeten weten... feiten& weetjes zit het energiecentrale REC De REC maakt van uw afval duurzame energie Omrin is koploper in het scheiden van huishoudelijk afval. Ons doel? Zo veel mogelijk
Nadere informatieRegelgeving stookinstallaties vernieuwd. NEN-Infodag 4 juni Wim Burgers InfoMil
Regelgeving stookinstallaties vernieuwd NEN-Infodag 4 juni 2013 Wim Burgers InfoMil Inhoud 1. Tijdsbalk vernieuwde regelgeving stookinstallaties 2. Regelgeving 2013 3. Veranderingen meetverplichting 2
Nadere informatieBijlage 1.2.2bis bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne
Bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu houdende omzetting van Europese richtlijnen en andere diverse wijzigingen Bijlage 1.2.2bis bij het
Nadere informatieQuickscan energie uit champost
Quickscan energie uit champost Paddenstoelenpact 27 juni 2018 Stijn Schlatmann en Erik Kosse Achtergrond Wekelijks 16.000 ton champost Strengere regelgeving in Duitsland Kosten voor afvoer ca 15 per ton
Nadere informatieMeetstrategie met betrekking tot stookinstallaties
Nieuwsbrief MilieuTechnologie, maart 1995 (Kluwer, jaargang 2, nummer 3) Jan Gruwez, TREVI nv Meetstrategie met betrekking tot stookinstallaties In de context van VLAREM II worden industriële inrichtingen
Nadere informatieNOx reductie. Oscar Moers en Max Breedijk
NOx reductie Oscar Moers en Max Breedijk Oscar Moers Afgestudeerd HTS Werktuigbouwkunde en HTS Technische Bedrijfskunde Werkzaam bij Elco Burners B.V. sinds 2006, eindverantwoordelijk voor service Elco
Nadere informatieBoeren met energie. 11 November 2010
Boeren met energie 11 November 2010 Wat doen wij? Ontwikkelen projecten energie uit biomassa Opzetten expertisecentrum energie uit hout droogtechnieken stookgedrag rookgasmetingen rookgasreiniging Ontwikkelen
Nadere informatieWorkshop stookinstallaties Wim Burgers Rijkswaterstaat - InfoMil
Workshop stookinstallaties 2017 Wim Burgers Inhoud 1. Regelgeving 2014 2. Wijzigingen 2016 3. Wijzigingen 2017 2 Regelgeving 2014 (1) Vijf smaken voor emissie-eisen 1. Activiteitenbesluit hoofdstuk 5.2
Nadere informatieBesluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer B
LET OP: Dit is een InfoMil-versie van het BEES A, geen officiële publicatie. Het betreft een samenvoeging in één document van de laatstgepubliceerde integrale versie van het besluit plus de daarop volgende
Nadere informatieEmissieregelgeving voor stookinstallaties
Emissieregelgeving voor stookinstallaties Themadag Stoomplatform NOX uitstoot bij stoomketels 8 december 2011 Wim Burgers Kenniscentrum InfoMil Inhoud 1. Emissieregelgeving Ontwikkelingen voor complexe
Nadere informatieOptimale benutting van de energie input van een houtgestookte centrale door plaatsing rookgascondensor en CO2- benutting met PVT
Resultaten en bevindingen van project Optimale benutting van de energie input van een houtgestookte centrale door plaatsing rookgascondensor en CO2- benutting met PVT Dit rapport is onderdeel van de projectencatalogus
Nadere informatieMER-Evaluatie. E.ON Energy from Waste Delfzijl BV. Datum 24 juli 2012 Versie 1.0
MER-Evaluatie E.ON Energy from Waste Delfzijl BV Datum 24 juli 2012 Versie 1.0 Inhoud Inleiding... 2 Aanleiding... 2 Omschrijving van de MER evaluatieprogramma... 2 MER Evaluatie... 3 Luchtemissies...
Nadere informatieGemeente Barneveld Raadhuisplein 2 tel: (0342) Postbus 63 fax: (0342) AB BARNEVELD
Gemeente Barneveld Raadhuisplein 2 tel: (0342) 495 402 Postbus 63 fax: (0342) 495 376 3770 AB BARNEVELD e-mail: gembar@barneveld.nl Ontwerpbeschikking Datum aanvraag 20 juli 2009 Nummer 46/2009 Betreft
Nadere informatieCompact Plus biogasinstallatie, Lierop, 600 kw
Hoe maak je biogas? Inhoud presentatie Wie en wat is Biogas Plus? Hoe werkt een biogasinstallatie? Voor wie is een biogasinstallatie interessant? Is een biogasinstallatie duurzaam? Zijn subsidies nodig?
Nadere informatieAfvalverbrandingsinstallatie SITA ReEnergy Roosendaal BV te Roosendaal
Afvalverbrandingsinstallatie SITA ReEnergy Roosendaal BV te Roosendaal Advies voor richtlijnen voor het milieueffectrapport 13 maart 2009 / rapportnummer 2210-23 1. HOOFDPUNTEN VAN HET MER Sita ReEnergy
Nadere informatieBIJLAGEN. bij het voorstel. voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
EUROPESE COMMISSIE Brussel, 18.12.2013 COM(2013) 919 final ANNEXES 1 to 4 BIJLAGEN bij het voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake de beperking van de emissies van bepaalde
Nadere informatieInnovatieve mestverwerking op de boerderij
Innovatieve mestverwerking op de boerderij Groen gas productie en nutriëntenterugwinning René Cornelissen (CCS) 7 juni 2017 Inhoudsopgave CCS Mest Kleinschalige mono-mestvergisting Bio-Up, Groen Gas op
Nadere informatieOpwaarderen tot aardgaskwaliteit Van biogas naar groen gas
Opwaarderen tot aardgaskwaliteit Van biogas naar groen gas Biogas wordt geproduceerd door het vergisten van onder meer gewasresten, vloeibare reststromen en maïs, vaak in combinatie met dierlijke mest.
Nadere informatieDe verliezen van /in het systeem zijn ook het gevolg van energietransformaties!
Centrale Verwarmingssysteem Uitwerking van de deelvragen 1 ) Wat zijn de Energietransformaties in het systeem? De Energietransformaties die optreden in het CV-systeem zijn a. Boven de brander c.q. in de
Nadere informatieWetgevende aspecten: ondersteuningsmaatregelen en emissienormen
Wetgevende aspecten: ondersteuningsmaatregelen en emissienormen Overzicht 1. Algemeen 2. Investeringssteun 3. Certificaten 4. Emmisienormen Algemeen Bio-WKK Biomassa als duurzame brandstof groene stroom
Nadere informatieAFDELING VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT GASTURBINES EN STOOM- EN GASTURBINE- INSTALLATIES
p.1/5 AFDELING 5.43.3. VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT GASTURBINES EN STOOM- EN GASTURBINE- INSTALLATIES Art. 5.43.3.1. 1. In afwijking van de algemene emissiegrenswaarden, bepaald in hoofdstuk 4.4, moeten
Nadere informatieslibvergisting, wordt omgezet in elektric iteit 0,029 per kwh. slibvergisting, wordt omgezet in elektriciteit 0,029 per kwh.
Regeling van de Minister van Economische Zaken van.., nr. WJZ, houdende vaststelling van de vaste bedragen per kwh ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor het jaar 2005
Nadere informatieGericht op de toekomst. Stikstofoxiden. Praktische toepassing van meten van NO x
Stikstofoxiden Praktische toepassing van meten van NO x Maarten van Dam Mvdam@testo.nl 06-53782193 Michel de Ruiter Michel.deruiter@multi-instruments.nl 06-20360160 Dia 2 van 132 Waarom meten? Wetgeving:
Nadere informatieBesluit van 19 oktober 2007, houdende algemene regels voor inrichtingen (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer)
(Tekst geldend op: 03-05-2013) Besluit van 19 oktober 2007, houdende algemene regels voor inrichtingen (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) Afdeling 3.2. Installaties 3.2.1. Het in
Nadere informatieAfvalverbrandingsinstallatie SITA ReEnergy Roosendaal BV te Roosendaal
Afvalverbrandingsinstallatie SITA ReEnergy Roosendaal BV te Roosendaal Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop 18 mei 2010 / rapportnummer 2210-46 1. OORDEEL OVER HET MER
Nadere informatieAntwoord: Ja, onder bepaalde weersomstandigheden zal de pluim zichtbaar zijn als gevolg van waterdamp in de rook.
Veelgestelde vragen en antwoorden: Op de site van Omrin worden de daggemiddelde emissiegegevens van de gemeten componenten in de schoorsteen van de Reststoffen Energie Centrale (REC) weergegeven. Naar
Nadere informatieStudiegroep Bio-energie Energy Matters
Door: Gerard Prinsen Presenteert op verzoek van: Studiegroep Bio-energie Energy Matters Emissiebeleid Biomassa gestookte installaties Volledige verbranding bij laagwaardige biomassa KARA Energy Systems
Nadere informatieEnergieverbruik. Thermisch vermogen (GWth)
Projectbureau Nieuw Aardgas NL Milieu en Leefomgeving Prinses Beatrixlaan 9 AL Den Haag Postbus 93144 09 AC Den Haag www.agentschapnl.nl Contactpersoon A.J. van der Vlugt Monitoren van het effect van nieuw
Nadere informatieBEMS emissie-eisen en de veranderende G-gaskwaliteit
Projectbureau Nieuw Aardgas NL Milieu en Leefomgeving Prinses Beatrixlaan 2 2595 AL Den Haag Postbus 93144 2509 AC Den Haag www.agentschapnl.nl Contactpersoon Wim Burgers BEMS emissie-eisen en de veranderende
Nadere informatieseptember 2003 emissie-eisen aan rookgassen bij het verbranden van biogas van mestvergisting
september 2003 emissie-eisen aan rookgassen bij het verbranden van biogas van mestvergisting Informatie over het rapport Projectnummer: 2021-02-22-03-007 Rapportnummer: Projecttitel: emissie-eisen aan
Nadere informatieStaatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 135 Besluit van 9 april 2008 tot wijziging van enige algemene maatregelen van bestuur in verband met aanpassing aan de artikelen 8.8 en 8.11,
Nadere informatieMono vergisting in Wijnjewoude?!
Mono vergisting in Wijnjewoude?! Jan Willem Bijnagte bijnagte@cocos.nl www.cocos.nl 06 82404591 Inhoud CCS Mono mestvergisting Gasverwaarding Noord Deurningen Bio-Up Kansen Wijnjewoude Mono mestvergisting
Nadere informatieVoorbeeld considerans
Projectnummer 2021-02-22-03-008 Titel Een standaard milieuvergunning voor mestvergisters met een capaciteit tot 36.000 ton per jaar (Deel 2/3) Voorbeeld considerans Datum Augustus 2003 Colofon Auteurs:
Nadere informatieSamenvatting Chemie Overal 3 havo
Samenvatting Chemie Overal 3 havo Hoofdstuk 3: Reacties 3.1 Energie Energievoorziening Fossiele brandstoffen zijn nog steeds belangrijk voor onze energievoorziening. We zijn druk op zoek naar duurzame
Nadere informatieHet gebruik van biogas als transportbrandstof
Dr. Ir. René Cornelissen - Ing. A.F.B ter Braack partners Tractor op Het gebruik van als transportbrandstof 1 LTO Noord partners Tractor op 22.236 leden - Ruim 12.500 veehouders - 500 miljoen kuub uit
Nadere informatieTotale verwerking van mest en/of digestaat
Totale verwerking van mest en/of digestaat Verwerking van slib, mest en/of digestaat is geen eenvoudige zaak. Zeker niet wanneer het doel is deze te verwerken tot loosbaar water en fracties die een toegevoegde
Nadere informatieBiobased economy in het Groene Hart
Biobased economy in het Groene Hart Energie & Bio/Groen Gas 27 juni 2013, Langeraar, Michiel van Galen Inhoud Landelijke doelen energie en beleid Stimuleringsbeleid Groen Gas Het proces Stand van zaken
Nadere informatiePresentatie HoSt Microferm voor CLM/NMU
Presentatie HoSt Microferm voor CLM/NMU 25-11-2010 Door Bart Brouwer Sheet 1 of 26 Agenda Introductie HoSt B.V. Waarom Microferm? Het Microferm concept Beschrijving installatie Voordelen Economie Vragen
Nadere informatieVLAREM-trein 2012: stookinstallaties
VLAREM-trein 2012: stookinstallaties Toelichtingssessie LNE - Afdeling Milieuvergunningen 14 juni 2013 Peter Meulepas LNE - ALHRMG Inhoud Wijzigingen aan bepalingen stookinstallaties VLAREM-trein 2012
Nadere informatieEmissiereductie Afvalverbranding
TNO Milieu, Energie en Procesinnovatie Business Park E.T.V. Laan van Westenenk 501 Postbus 342 7500 AH Apeldoorn TNO-rapport R 2001/131 Emissiereductie Afvalverbranding 1995-1999 Reductie van rookgasemissies
Nadere informatie1.5 Alternatieve en gasvormige brandsstoffen
1.5 Alternatieve en gasvormige brandsstoffen Vooreerst worden de gasvormige brandstoffen uiteengezet. Vervolgens worden de verschillende alternatieve brandstoffen. 1.5.1 Gasvormige brandstoffen Aardgas
Nadere informatieIntegrale tekst Afvalstoffenlijst
VROM Integrale tekst Afvalstoffenlijst Herpublicatie integrale tekst Europese afvalstoffenlijst In de publicatie van de integrale tekst van de Europese afvalstoffenlijst in de Staatscourant van 28 maart
Nadere informatieHet toepassen van rookgasrecirculatie
(..) In het MER zijn enkele mogelijke alternatieven en maatregelen die voor een lager energie verbruik zorgen, en daarmee ook voor minder CO 2 -uitstoot, beschreven. Met deze maatregelen kan een aanzienlijke
Nadere informatiePresentatie Microferm studiegroep Westhoek Holsteins
Presentatie Microferm studiegroep Westhoek Holsteins Door Bart Brouwer Sheet 1 of 26 Agenda Introductie HoSt B.V. Waarom Microferm? Het Microferm concept Beschrijving installatie Voordelen Economie Vragen
Nadere informatieten behoeve van Waddinxveense Groenrecycling Wagro BV
RIE-/BBT-TOETS ten behoeve van Waddinxveense Groenrecycling Wagro BV in het kader van een aanvraag veranderingsvergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor de inrichting gelegen
Nadere informatieStand van zaken bioenergie in Nederland subsidies en regelgeving
Stand van zaken bioenergie in Nederland subsidies en regelgeving Kees Kwant Inhoud Doelstellingen duurzaam energiebeleid Energiesituatie in Nederland Ondersteuning vanuit SenterNovem (SDE, EOS, EIA, DEN-B)
Nadere informatieNiet technisch rapport Biostoom Oostende nv
Niet technisch rapport Biostoom Oostende nv In uitvoering van Art. 5.2.3bis.1.35. Vlarem II opgemaakt ten behoeve van de toezichthoudende overheid en OVAM. Werkingsjaar 2016 Verwerkingsinstallatie: Biostoom
Nadere informatieUw afval is geld waard! Duurzamer produceren bij lagere kosten.
Uw afval is geld waard! Duurzamer produceren bij lagere kosten. Waar gehakt wordt vallen spaanders. Voor uw productiebedrijf betekent dit dat naast de gewenste producten ook afval wordt geproduceerd. Afval
Nadere informatieArtikel 10 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.
Regeling van de Minister van Economische Zaken van, nr. WJZ..., houdende vaststelling van de vaste bedragen per kwh ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor het jaar 2006
Nadere informatieEMISSIES TEN GEVOLGE VAN HET STOKEN VAN BIO-OLIEN IN VERWARMINGSKETELS IN DE GLASTUINBOUW
EMISSIES TEN GEVOLGE VAN HET STOKEN VAN BIOOLIEN IN VERWARMINGSKETELS IN DE GLASTUINBOUW J.J. Erbink, R.D. Smeets KEMA Nederland B.V. P.O. Box 9035 6800 ET ARNHEM Deze samenvatting geeft de resultaten
Nadere informatieGroenGas InOpwerking. Kleinschalige biogasopwaardering met Bio-Up. Rene Cornelissen (CCS) 11 maart 2015
GroenGas InOpwerking Kleinschalige biogasopwaardering met Bio-Up Rene Cornelissen (CCS) 11 maart 2015 Kleinschalige biogasopwaardering met Bio-Up Inhoudsopgave CCS Inleiding Situatie kleinschalige vergisting
Nadere informatiePresentatie voor Agrivaknet Kleinschalig mest vergisten met Microferm
Presentatie voor Agrivaknet Kleinschalig mest vergisten met Microferm Door Bart Brouwer Sheet 1 of 26 Kleinschalige mestvergisting met Microferm Staatssecretaris Joop Atsma en gedeputeerde Theo Rietkerk
Nadere informatieNiet technisch rapport Biostoom Oostende nv
Niet technisch rapport Biostoom Oostende nv In uitvoering van Art. 5.2.3bis.1.35. Vlarem II opgemaakt ten behoeve van de toezichthoudende overheid en OVAM. Werkingsjaar 2017 Verwerkingsinstallatie: Biostoom
Nadere informatie20 Verbranden als vorm van verwijdering
20 Verbranden als vorm van verwijdering 20.1 Inleiding Afvalstoffen die niet nuttig kunnen worden toegepast, moeten op een milieuhygiënisch verantwoorde manier worden verwerkt. Het beleid voor brandbaar
Nadere informatieBeschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant
Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Beschikking ingevolge de Wet milieubeheer, aanvullend op de ambtshalve wijziging van de op 7 september 2004 verleende milieuvergunning ten behoeve
Nadere informatieGreen Gas Technology. Duurzaam, betrouwbaar, betaalbaar. Shared Succes
Green Gas Technology Duurzaam, betrouwbaar, betaalbaar Shared Succes Imtech en Green Gas Technology Imtech is de technologie partner voor bedrijven die biogas willen opwaarderen naar aardgaskwaliteit.
Nadere informatieGRENZELOOS BIOBASED ONDERWIJS
GRENZELS BIBASED NDERWIJS Met onderwijs naar duurzame toekomst Inspiratiedag@HGENT 1 februari 2019 Ruben Guisson ruben.guisson@vito.be Project Manager Team Biobased Economy VIT NV Boeretang 200 2400 Mol
Nadere informatieniet-technisch rapport
2017 niet-technisch rapport Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieu-hygiëne (Vlarem II) B.S. 31/07/1995 Artikel 5.2.3bis.1.35. Niet Technisch
Nadere informatieADVIES VOOR DE M.E.R.-BEOORDELING OVER DE PRODUCTIE VAN PRIMAIR ALUMINIUM BIJ ALUMINIUM DELFZIJL 28 MEI 2001 INHOUDSOPGAVE
ADVIES VOOR DE M.E.R.-BEOORDELING OVER DE PRODUCTIE VAN PRIMAIR ALUMINIUM BIJ ALUMINIUM DELFZIJL 28 MEI 2001 INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING...1 2. ADVIES VAN DE COMMISSIE OVER DE M.E.R.-BEOORDELING...2 2.1
Nadere informatieGedeputeerde Staten provincie Drenthe UW CONTACTPERSOON Afd. Vergunningverlening, dhr. Struik
EMMTEC services B.V. Eerste Bokslootweg 17 7821 AT Emmen Gedeputeerde Staten provincie Drenthe UW CONTACTPERSOON Afd. Vergunningverlening, dhr. Struik E. Olde Postbus 122 Engineering 9400 AC Assen 06-51958721
Nadere informatieMaatwerkvoorschriften Activiteitenbesluit milieubeheer
Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg Maatwerkvoorschriften Activiteitenbesluit milieubeheer Smurfit Kappa Roermond Papier BV te Roermond Zaaknummer: 2016-603446 Kenmerk: 2017/3913 d.d. 19 januari
Nadere informatieHandhaving Oplosmiddelenbesluit
Handhaving Oplosmiddelenbesluit Schakeldagen voorjaar 2009 Erwin Theelen In opdracht van Inhoudsopgave Specifieke wensen? 1. Inleiding Oplosmiddelenbesluit (10 min) 2. Praktijkblad Handhaving Oplosmiddelenbesluit
Nadere informatieInventariserend onderzoek naar milieuaspecten bij diverse energieopwekkingtechnieken met behulp van biomassa
RIVM Rapport 609021104/2010 Bio-energiecentrales Inventariserend onderzoek naar milieuaspecten bij diverse energieopwekkingtechnieken met behulp van biomassa P.P. Morgenstern G.M. de Groot Contact: P.P.
Nadere informatieHR WKK met CO 2 winning
HR WKK met CO 2 winning Door: Herman Klein Teeselink HoSt Sheet 1 of 22 Inhoud HoSt HoSt ImtechVonkV.O.F. - Reinigen van rookgassen - Rookgascondensor / Scrubber - Nat elektrostatisch filter - Waterbehandeling
Nadere informatieDe varkenshouderij: een energieke sector!
De varkenshouderij: een energieke sector! John Horrevorts Research Development, 1. Onderzoeks- en ontwikkelcentrum 1. Validatie onderzoek 2. Ontwikkeling nieuwe innovaties 2. Kennis- en businesscentrum
Nadere informatieWAALSE OVERHEIDSDIENST
WAALSE OVERHEIDSDIENST [2013/201395] 21 FEBRUARI 2013. Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de sectorale voorwaarden betreffende afvalverbrandings- en afvalmeeverbrandingsinstallaties 7 http://www.emis.vito.be
Nadere informatieBEMS: nieuwe emissie-eisen voor middelgrote stookinstallaties
Briefrapport 609021107/2010 G.M. de Groot BEMS: nieuwe emissie-eisen voor middelgrote stookinstallaties Informatie voor de VROM-Inspectie RIVM, Postbus 1, 3720 BA Bilthoven, Tel 030-274 91 11 www.rivm.nl
Nadere informatieTransitie naar een duurzame elektriciteitsvoorziening en de rol van biomassa. Ir. Harry A. Droog
Transitie naar een duurzame elektriciteitsvoorziening en de rol van biomassa Ir. Harry A. Droog Voorzitter Platform Duurzame Electriciteitsvoorziening Biomassa meestook symposium, 27 mei 2010, Amsterdam
Nadere informatieYerseke Engine Services BV (YES) Yerseke Engine Services is een service provider voor Caterpillar en John Deere in Nederland.
Yerseke Engine Services BV (YES) Yerseke Engine Services is een service provider voor Caterpillar en John Deere in Nederland. Wij zijn gevestigd in Yerseke, dicht bij de havens van Rotterdam en Antwerpen
Nadere informatieOprichting van een reststoffen energiecentrale (REC) te Harlingen door Omrin Toetsingsadvies over de aanvullende milieu-informatie
Oprichting van een reststoffen energiecentrale (REC) te Harlingen door Omrin Toetsingsadvies over de aanvullende milieu-informatie 8 juli 2010 / rapportnummer 1840-279 1. OORDEEL OVER DE AANVULLENDE INFORMATIE
Nadere informatieOntwerpregeling mep-subsidiebedragen voor afvalverbrandingsinstallaties
Regeling van de Minister van Economische Zaken van., nr..., houdende wijziging van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006 (periode 1 juli tot en met 31 december) en de
Nadere informatieHandleiding. Energieopwekking uit frituurvetten oliën en vetzuren
E17 ENERGIE Handleiding Energieopwekking uit frituurvetten oliën en vetzuren Energieopwekking uit frituurvetten oliën en vetzuren E17 Energieopwekking uit frituurvetten oliën en vetzuren InfoMil, november
Nadere informatieEmissiekentallen elektriciteit. Kentallen voor grijze en niet-geoormerkte stroom inclusief upstream-emissies
Emissiekentallen elektriciteit Kentallen voor grijze en niet-geoormerkte stroom inclusief upstream-emissies Notitie: Delft, januari 2015 Opgesteld door: M.B.J. (Matthijs) Otten M.R. (Maarten) Afman 2 Januari
Nadere informatieB-85 Green Deal verduurzamen dierenbeschermingcentra
B-85 Green Deal verduurzamen dierenbeschermingcentra Partijen: 1. De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, de heer drs. M.J.M. Verhagen en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
Nadere informatieUw kenmerk Ons kenmerk Datum verzoek 2 april 2010
Aan het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Asten Afdeling Ruimtelijk Ordening T.a.v. de heer S. Olschewsky Postbus 290 5720 AG Asten Uw kenmerk Ons kenmerk Datum 100486-002-verzoek
Nadere informatieWijziging Uitvoeringsregeling milieuverslaglegging
VROM, VW Wijziging Uitvoeringsregeling milieuverslaglegging Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat
Nadere informatieAlternatieve verwerking papierslib
Alternatieve verwerking papierslib Van Houtum Papier Swalmen 6 september 2006 Wim Mans Inhoud presentatie Doelstelling Huidige situatie Alternatieve verwerkers Drogen van papierslib Afzet van gedroogd
Nadere informatieMogelijkheden van vergisting voor de productie van biogas. Bruno Mattheeuws 09 juni 2007
Mogelijkheden van vergisting voor de productie van biogas Bruno Mattheeuws 09 juni 2007 AGENDA Biogas-E vzw Biomassa Anaerobe vergisting Digestaat Biogas en de toepassingen Anaerobe vergisting en het milieu
Nadere informatieGas-, olie- en houtgestookte ketels
Gas-, olie- en houtgestookte ketels Pieter Kroon / Wim Roeterdink, 15, 16 en 17 maart 2010 www.ecn.nl Inleiding Achtergrond en ontwikkelingen? Gasgestookte ketels (en LPG) Oliegestookte ketels Houtgestookte
Nadere informatieClean fuel. LNG Facts & Figures
1 LNG Facts & Figures Waarom LNG Schoon Zonder nabehandeling voldoen aan emissie standaarden Veilig Lichter dan lucht als het verdampt Moeilijk ontsteekbaar Enorme voorraden Past in Europese doelstelling
Nadere informatieCO2 uit biogas Toepassing glastuibouw. Presentatie door Jeroen de Pater - Gastreatment Services 10 september 2009
CO2 uit biogas Toepassing glastuibouw Presentatie door Jeroen de Pater - Gastreatment Services 10 september 2009 CO2 uit biogas - Inleiding - GPP -systeem - Kwaliteitseisen CO 2 voor glastuinbouw - Toepasbaarheid
Nadere informatieAan de slag met de uitdagingen uit Europa
Nederland Circulair in 2050 Aan de slag met de uitdagingen uit Europa Recyclingsymposium 25 oktober 2017 Loek Knijff Ministerie van Infrastructuur en Milieu Probleem en aanpak Milieuwetgeving gaat vnl.
Nadere informatieCuraçao Carbon Footprint 2015
Willemstad, March 2017 Inhoudsopgave Inleiding 2 Methode 2 Dataverzameling 3 Uitstoot CO2 in 2010 3 Uitstoot CO2 in 2015 4 Vergelijking met andere landen 5 Central Bureau of Statistics Curaçao 1 Inleiding
Nadere informatieBiomassa WKK in de glastuinbouw
Management samenvatting Biomassa WKK in de glastuinbouw Evaluatie van transitieroutes Februari 2005 Auteurs Opdrachtgevers : Ir. Joep Coenen, Cogen Projects Ir. Stijn Schlatmann, Cogen Projects : Productschap
Nadere informatieEUROPESE COMMISSIE. Steunmaatregel SA (2017/N) Nederland Wijziging van de SDE+-regeling voor steun voor biogas
EUROPESE COMMISSIE Brussel, 10.5.2017 C(2017) 3217 final OPENBARE VERSIE Dit document is een intern document van de Commissie dat louter ter informatie is bedoeld. Betreft: Steunmaatregel SA.46960 (2017/N)
Nadere informatie2016-04-15 H2ECOb/Blm HOE KAN DE ENERGIETRANSITIE WORDEN GEREALISEERD? Probleemstelling
HOE KAN DE ENERGIETRANSITIE WORDEN GEREALISEERD? Probleemstelling Op de internationale milieuconferentie in december 2015 in Parijs is door de deelnemende landen afgesproken, dat de uitstoot van broeikasgassen
Nadere informatieDeNOx-installatie. Onmisbaar voor schone lucht
DeNOx-installatie Een DeNOx-installatie is niets meer dan een uit de kluiten gewassen autokatalysator. Net als de installatie onder uw vierwieler zorgt een DeNOx-installatie ervoor dat schadelijke stoffen
Nadere informatieWorkshop mestvergisting. Jan Willem Bijnagte CCS Energie advies
Workshop mestvergisting Jan Willem Bijnagte CCS Energie advies Bijnagte@cocos.nl BioEnergy Farm 2 Project beschrijving Europees project Markt ontwikkeling mono-mestvergisting Verspreiden onafhankelijke
Nadere informatieBIOCHP. Enkele verschillende voorbeelden Kansen, mogelijkheden, calculaties
BIOCHP Enkele verschillende voorbeelden Kansen, mogelijkheden, calculaties 1. Biovergasser + WKK (productgasmotor) 2. De pelletbrander + stirlingmotor 3. De Pelletvergasser +WKK 4. De HT-water + ORC CHP
Nadere informatieNIeT-TeCHNIsCH rapport
NIeT-TeCHNIsCH rapport Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II) B.S. 31/07/1995 Artikel 5.2.3bis.1.35. ISV_Covers2016_finaal.indd
Nadere informatieIn artikel 1.1, tweede lid, worden het volgende begrip en de daarbij behorende begripsomschrijving in alfabetische rangschikking ingevoegd:
Besluit van... tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Besluit handel in emissierechten en het Besluit omgevingsrecht en tot intrekking van het Wijzigingsbesluit Besluit handel in emissierechten
Nadere informatieemissie broeikasgassen
Eco-efficiëntie van de industrie D index (=1) 12 11 1 9 8 7 6 5 21 22 23 24 26 27 26 bruto toegevoegde waarde totaal energiegebruik emissie fijn stof (M 2,5 ) emissie broeikasgassen emissie ozonprecursoren
Nadere informatie4-3-2009. Inhoud. Inleiding. Biomassa & biobrandstoffen
Inhoud Verbrandingsinstallaties: mogelijkheden en beperkingen» Wat is biomassa?» Verbrandingstechnieken» Eigenschappen biomassa» Hout als biomassa» Warmteproductie» Stappenplan 4/03/2009 Nathalie Devriendt
Nadere informatieSamenvatting Validatie meetmethodieken biogas
Samenvatting Validatie meetmethodieken biogas Onderzoek uitgevoerd door DNV Kema De SDE+ -regeling staat open voor biogasinstallaties die onderdeel uitmaken van een groengashub. Kenmerkend voor zo n hub
Nadere informatie