Jachtplannen en hun indiening

Transcriptie

1 Jachtplannen en hun indiening 1. Hoe moet het toevoegen van een perceel aan een jachtplan worden gelezen? Het toevoegen van een perceel aan een jachtplan, zoals vermeld in artikel 30, vierde lid van het Jachtadministratiebesluit (JAB), is juridisch niet gebonden aan het al dan niet uitbreiden van de bejaagde oppervlakte. Het is echter wel gelinkt aan de uitbreiding van het jachtterrein. Dat wordt vervolgens weergegeven aan de hand van een jachtplan. Artikel 1 van het JAB stelt de volgende zaken: 5 jachtrecht: het recht, vermeld in artikel 7 van het Jachtdecreet van 24 juli 1991; 6 jachtrechthouder: de persoon die het jachtrecht heeft; 8 jachtterrein: een aaneengesloten terrein, dat uit een of meer percelen bestaat waarop eenzelfde jachtrechthouder of een groep van jachtrechthouders het jachtrecht heeft; 9 jachtplan: het plan waarop een jachtterrein wordt aangeduid; Deze definities combinerend, spreken we over een jachtplan als volgt : het plan waarop het aaneengesloten terrein, dat uit een of meer percelen bestaat waarop eenzelfde persoon het jachtrecht heeft of een groep van personen het jachtrecht heeft, wordt aangeduid. Het jachtplan is dus een document dat verbonden is aan een persoon of een groep van personen. In geval van een WBE voegt artikel 30 van het JAB daaraan toe: Voor een erkende WBE wordt een jachtplan opgemaakt op het niveau van de WBE. Een jachtplan voldoet aan de volgende kenmerken: 4 in het jachtplan van een erkende WBE wordt elk van de afzonderlijke jachtterreinen die tot de WBE behoren, aangeduid met een groene doorlopende lijn die een gesloten figuur vormt; Artikel 31, 5, tweede lid stelt daarnaast duidelijk dat het jachtplan van de WBE onmiddellijk de bestaande individuele jachtplannen van de leden jachtrechthouders vervangt. Het door de WBE ingediende jachtplan is dus eigenlijk een verzameling van jachtplannen.

2 Met andere woorden het jachtplan van de WBE is één document dat alle jachtplannen van de leden incorporeert. De gecombineerde definitie van jachtplan leert bovendien dat het jachtplan van de WBE niet anders kan zijn dan de groepering van de jachtplannen van verschillende jachtterreinen: de jachtrechthouders die zich verenigen in een WBE (art 23, 3 ) blijven immers zelf jachtrechthouder. Hun jachtrechten an sich en bijgevolg ook hun jachtterreinen worden niet door de groep overgenomen. In artikel 23 wordt telkens uitdrukkelijk verwezen naar de afzonderlijke jachtterreinen. De bepalingen in artikel 23 JAB duiden expliciet aan dat een WBE geen aaneengesloten terrein hoeft te zijn. Artikel 31, 5, derde lid, bevestigt het jachtplan van de WBE als een verzameling van de jachtplannen van de leden jachtrechthouders. Immers bij beëindiging van het samenwerkingsverband gaan de aangeduide jachtterreinen van de verschillende leden jachtrechthouders automatisch terug over in afzonderlijke jachtplannen van die jachtrechthouders. 2. Moet een schriftelijk bewijs van jachtrecht voorgelegd worden wanneer het jachtrecht op een perceel overgedragen wordt van de ene jachtrechthouder naar een andere jachtrechthouder? Artikel 1 van het JAB stelt de volgende zaken: 5 jachtrecht: het recht, vermeld in artikel 7 van het Jachtdecreet van 24 juli 1991; 6 jachtrechthouder: de persoon die het jachtrecht heeft; 8 jachtterrein: een aaneengesloten terrein, dat uit een of meer percelen bestaat waarop eenzelfde jachtrechthouder of een groep van jachtrechthouders het jachtrecht heeft; 9 jachtplan: het plan waarop een jachtterrein wordt aangeduid; Deze definities combinerend, spreken we over een jachtplan als volgt : het plan waarop het aaneengesloten terrein, dat uit een of meer percelen bestaat waarop eenzelfde persoon het jachtrecht heeft of een groep van personen het jachtrecht heeft, wordt aangeduid. Het jachtplan is dus een document dat verbonden is aan een persoon of een groep van personen. Artikel 7 van het Jachtdecreet (JD) bepaalt: Elke houder van het jachtrecht die op welke wijze ook van zijn recht gebruikmaakt, is verplicht een door hem opgemaakt plan van zijn jachtterrein met aanduiding van de percelen waarbinnen hij geen

3 jachtrecht heeft, in te dienen bij de arrondissementscommissaris of de door de Vlaamse Regering aan te wijzen ambtenaar, in wiens ambtsgebied het jachtterrein of het grootste gedeelte ervan, is gelegen. In het voorliggende geval is er duidelijk sprake van overdracht van het jachtrecht van de ene naar de andere jachtrechthouder. Wanneer voor een perceel het jachtrecht wordt overgenomen door een nieuwe jachtrechthouder eindigt per definitie het jachtrecht van de oorspronkelijke jachtrechthouder. De oorspronkelijke jachtrechthouder moet bij beëindiging van zijn jachtrecht dus onverwijld het perceel uit zijn jachtplan verwijderen. Op dat moment behoort het perceel niet meer tot het laatst goedgekeurde jachtplan van de oorspronkelijke jachtrechthouder. Het behoort ook niet tot het laatst goedgekeurde jachtplan van de nieuwe jachtrechthouder. De nieuwe jachtrechthouder kan het perceel wel opnemen in zijn ontwerp van jachtplan. Artikel 30 van het JAB stelt het volgende: Voor elk perceel dat aan een voorstel van jachtplan wordt toegevoegd en dat niet was opgenomen in het laatste goedgekeurde jachtplan, wordt een schriftelijk bewijs voorgelegd waaruit blijkt dat men het jachtrecht heeft op het betreffende perceel. Omdat het hier dus gaat om de uitkleuring van een perceel uit het jachtplan van de oorspronkelijke jachtrechthouder gevolgd door de inkleuring van het perceel in het voorstel van jachtplan van een nieuwe jachtrechthouder (het perceel was niet opgenomen in het laatst goedgekeurde jachtplan van de nieuwe jachtrechthouder), moet voor dit perceel een schriftelijk bewijs van jachtrecht voorgelegd worden. Dit is zo ongeacht de tijdsspanne tussen uitkleuren en inkleuren. In de praktijk zal dit uitkleuren uit het oorspronkelijk jachtplan en inkleuren in het nieuwe jachtplan automatisch verlopen bij de controle- en beslissingsprocedure zoals beschreven in art 31 4 van het JAB. 3. Moet een schriftelijk bewijs van jachtrecht voorgelegd worden wanneer voor een bepaald jachtterrein de ene jachtrechthouder vervangen wordt door een andere jachtrechthouder? Dit is een analoge situatie als beschreven onder 2. Het jachtrecht wordt overgedragen. Het verschil is dat het hierbij om meerdere percelen en bijgevolg over een grotere oppervlakte gaat. Voor elk perceel is dus een schriftelijk bewijs van jachtrecht noodzakelijk.

4 4. Moet een schriftelijk bewijs van jachtrecht voorgelegd worden wanneer in de WBE het jachtrecht op een perceel overgedragen wordt van een lid van de WBE naar een ander lid van de WBE? Artikel 1 van het JAB stelt de volgende zaken: 5 jachtrecht: het recht, vermeld in artikel 7 van het Jachtdecreet van 24 juli 1991; 6 jachtrechthouder: de persoon die het jachtrecht heeft; 8 jachtterrein: een aaneengesloten terrein, dat uit een of meer percelen bestaat waarop eenzelfde jachtrechthouder of een groep van jachtrechthouders het jachtrecht heeft; 9 jachtplan: het plan waarop een jachtterrein wordt aangeduid; Deze definities combinerend, spreken we over een jachtplan als volgt : het plan waarop het aaneengesloten terrein, dat uit een of meer percelen bestaat waarop eenzelfde persoon het jachtrecht heeft of een groep van personen het jachtrecht heeft, wordt aangeduid. Het jachtplan is dus een document dat verbonden is aan een persoon of een groep van personen. In geval van een WBE voegt artikel 30 van het JAB daaraan toe: Voor een erkende WBE wordt een jachtplan opgemaakt op het niveau van de WBE. Een jachtplan voldoet aan de volgende kenmerken: 4 in het jachtplan van een erkende WBE wordt elk van de afzonderlijke jachtterreinen die tot de WBE behoren, aangeduid met een groene doorlopende lijn die een gesloten figuur vormt; Artikel 31, 5, tweede lid stelt daarnaast duidelijk dat het jachtplan van de WBE onmiddellijk de bestaande individuele jachtplannen van de leden jachtrechthouders vervangt. Het door de WBE ingediende jachtplan is dus eigenlijk een verzameling van jachtplannen. Met andere woorden het jachtplan van de WBE is één document in dat alle jachtplannen van de leden incorporeert. De gecombineerde definitie van jachtplan leert bovendien dat het jachtplan van de WBE niet anders kan zijn dan de groepering van de jachtplannen van verschillende jachtterreinen: de jachtrechthouders die zich verenigen in een WBE (art 23, 3 ) blijven immers zelf jachtrechthouder. Hun jachtrechten an sich en bijgevolg ook hun jachtterreinen worden niet door de groep overgenomen. In artikel 23 wordt telkens uitdrukkelijk verwezen naar de afzonderlijke jachtterreinen.

5 De bepalingen in artikel 23 JAB duiden expliciet aan dat een WBE geen aaneengesloten terrein hoeft te zijn. Artikel 31, 5, derde lid, bevestigt het jachtplan van de WBE als een verzameling van de jachtplannen van de leden jachtrechthouders. Immers bij beëindiging van het samenwerkingsverband gaan de aangeduide jachtterreinen van de verschillende leden jachtrechthouders automatisch terug over in afzonderlijke jachtplannen van die jachtrechthouders. Artikel 7 van het JD bepaalt: Elke houder van het jachtrecht die op welke wijze ook van zijn recht gebruikmaakt, is verplicht een door hem opgemaakt plan van zijn jachtterrein met aanduiding van de percelen waarbinnen hij geen jachtrecht heeft, in te dienen bij de arrondissementscommissaris of de door de Vlaamse Regering aan te wijzen ambtenaar, in wiens ambtsgebied het jachtterrein of het grootste gedeelte ervan, is gelegen. In dit geval is er duidelijk sprake van overdracht van het jachtrecht van de ene naar de andere jachtrechthouder binnen de WBE. Wanneer voor een perceel het jachtrecht wordt overgenomen door een nieuwe jachtrechthouder eindigt per definitie het jachtrecht van de oorspronkelijke jachtrechthouder. De oorspronkelijke jachtrechthouder moet bij beëindiging van zijn jachtrecht dus onverwijld het perceel uit zijn jachtplan verwijderen. Op dat moment behoort het perceel niet meer tot het laatst goedgekeurde jachtplan van de oorspronkelijke jachtrechthouder. Het behoort ook niet tot het laatst goedgekeurde jachtplan van de nieuwe jachtrechthouder. De nieuwe jachtrechthouder kan het perceel wel opnemen in zijn ontwerp van jachtplan. Artikel 30 van het JAB stelt het volgende: Voor een erkende WBE wordt een jachtplan opgemaakt op het niveau van de WBE. Een jachtplan voldoet aan de volgende kenmerken: 4 in het jachtplan van een erkende WBE wordt elk van de afzonderlijke jachtterreinen die tot de WBE behoren, aangeduid met een groene doorlopende lijn die een gesloten figuur vormt; In dit geval moet de WBE dus het perceel uit het jachtplan van de oorspronkelijke jachtrechthouder uitkleuren. Op dat moment behoort het perceel niet meer tot het laatst goedgekeurde jachtplan. Vervolgens zal de WBE het perceel aanduiden als behorend tot het jachtterrein van de nieuwe jachtrechthouder in het ontwerp van jachtplan. Artikel 30 van het JAB stelt het volgende: Voor elk perceel dat aan een voorstel van jachtplan wordt toegevoegd en dat niet was opgenomen in het laatste goedgekeurde jachtplan, wordt een schriftelijk

6 bewijs voorgelegd waaruit blijkt dat men het jachtrecht heeft op het betreffende perceel. Omdat het hier dus gaat om de uitkleuring van een perceel uit het jachtplan van de oorspronkelijke jachtrechthouder gevolgd door de inkleuring van het perceel in het voorstel van jachtplan van een nieuwe jachtrechthouder (het perceel was niet langer opgenomen in het laatst goedgekeurde jachtplan), moet voor dit perceel een schriftelijk bewijs van jachtrecht voorgelegd worden. Dit is zo ongeacht de tijdsspanne tussen uitkleuren en inkleuren. In de praktijk zal dit uitkleuren en toevoegen automatisch verlopen bij de controle- en beslissingsprocedure zoals beschreven in art 31 4 van het JAB. 5. Moet een schriftelijk bewijs van jachtrecht voorgelegd worden wanneer in de WBE voor een bepaald jachtterrein de jachtrechthouder vervangen wordt door een andere jachtrechthouder? Met opmerkingen [JM1]: Wordt hiermee bedoeld dat de handetekening van de jachtrechthoduer die het veld afstaat volstaat als schriftelijk bewijs? Z emoeten beiden immers het nieuwe plan goedkeuren door ondertekening van de formulieren. Dit is een analoge situatie als beschreven onder 4. Het jachtrecht wordt overgedragen. Het verschil is dat het hierbij om meerdere percelen en bijgevolg over een grotere oppervlakte gaat. Voor elk perceel is dus een schriftelijk bewijs van jachtrecht noodzakelijk. 6. Moet een schriftelijk bewijs van jachtrecht voorgelegd worden wanneer in de WBE het jachtterrein van een bepaald jachtrechthouder verdeeld wordt aan twee andere jachtrechthouders van de WBE? Dit is een analoge situatie als beschreven onder 4. Het jachtrecht wordt overgedragen. Het verschil is dat het hierbij om meerdere percelen en bijgevolg over een grotere oppervlakte gaat. Voor elk perceel is dus een schriftelijk bewijs van jachtrecht noodzakelijk. 7. Er is er een schriftelijk bewijs van jachtrecht nodig wanneer een onafhankelijk jachtrechthouder met een bestaand jachtplan toetreedt tot een WBE? Artikel 1 van het JAB stelt de volgende zaken: 5 jachtrecht: het recht, vermeld in artikel 7 van het Jachtdecreet van 24 juli 1991; 6 jachtrechthouder: de persoon die het jachtrecht heeft; 8 jachtterrein: een aaneengesloten terrein, dat uit een of meer percelen bestaat waarop eenzelfde jachtrechthouder of een groep van jachtrechthouders het jachtrecht heeft;

7 9 jachtplan: het plan waarop een jachtterrein wordt aangeduid; Deze definities combinerend, spreken we over een jachtplan als volgt : het plan waarop het aaneengesloten terrein, dat uit een of meer percelen bestaat waarop eenzelfde persoon het jachtrecht heeft of een groep van personen het jachtrecht heeft, wordt aangeduid. Het jachtplan is dus een document dat verbonden is aan een persoon of een groep van personen. Artikel 30 van het JAB voegt daaraan toe: Voor een erkende WBE wordt een jachtplan opgemaakt op het niveau van de WBE. Een jachtplan voldoet aan de volgende kenmerken: 4 in het jachtplan van een erkende WBE wordt elk van de afzonderlijke jachtterreinen die tot de WBE behoren, aangeduid met een groene doorlopende lijn die een gesloten figuur vormt; Artikel 31, 5, tweede lid stelt daarnaast duidelijk dat het jachtplan van de WBE onmiddellijk de bestaande individuele jachtplannen van de leden jachtrechthouders vervangt. Het door de WBE ingediende jachtplan is dus eigenlijk een verzameling van jachtplannen. Met andere woorden het jachtplan van de WBE is één document dat alle jachtplannen van de leden incorporeert. De gecombineerde definitie van jachtplan leert bovendien dat het jachtplan van de WBE niet anders kan zijn dan de groepering van de jachtplannen van verschillende jachtterreinen: de jachtrechthouders die zich verenigen in een WBE (art 23, 3 ) blijven immers zelf jachtrechthouder. Hun jachtrechten an sich en bijgevolg ook hun jachtterreinen worden niet door de groep overgenomen. In artikel 23 wordt telkens uitdrukkelijk verwezen naar de afzonderlijke jachtterreinen. De bepalingen in artikel 23 JAB duiden expliciet aan dat een WBE geen aaneengesloten terrein hoeft te zijn. Artikel 31, 5, derde lid, bevestigt het jachtplan van de WBE als een verzameling van de jachtplannen van de leden jachtrechthouders. Immers bij beëindiging van het samenwerkingsverband gaan de aangeduide jachtterreinen van de verschillende leden jachtrechthouders automatisch terug over in afzonderlijke jachtplannen van die jachtrechthouders. Artikel 7 van het JD bepaalt: Elke houder van het jachtrecht die op welke wijze ook van zijn recht gebruikmaakt, is verplicht een door hem opgemaakt plan van zijn jachtterrein met aanduiding van de percelen waarbinnen hij geen jachtrecht heeft, in te dienen

8 bij de arrondissementscommissaris of de door de Vlaamse Regering aan te wijzen ambtenaar, in wiens ambtsgebied het jachtterrein of het grootste gedeelte ervan, is gelegen. De onafhankelijke jachtrechthouder die wil toetreden tot de WBE heeft aan deze verplichting reeds voldaan. Hij beschikt over een goedgekeurd jachtplan van vorig jachtseizoen. In dit geval is er ook geen sprake van een wijziging in zijn jachtrechten en bijgevolg ook geen wijziging van zijn jachtterrein of zijn jachtplan. Artikel 30 van het JAB stelt het volgende: Voor elk perceel dat aan een voorstel van jachtplan wordt toegevoegd en dat niet was opgenomen in het laatste goedgekeurde jachtplan, wordt een schriftelijk bewijs voorgelegd waaruit blijkt dat men het jachtrecht heeft op het betreffende perceel. Omdat het strikt genomen niet gaat om toevoeging aan een jachtplan van percelen die niet waren opgenomen in het laatst goedgekeurde jachtplan, maar om de bevestiging van het laatst goedgekeurd jachtplan van een onafhankelijke jachtrechthouder dat geïncorporeerd wordt in een verzameling van jachtplannen, moet geen schriftelijk bewijs van jachtrecht voorgelegd worden. Omdat artikel 30 en artikel 31, 5, tweede lid van het JAB duidelijk stellen dat de WBE voor zijn leden het jachtplan opmaakt en dat dit plan de individuele jachtplannen van de leden jachtrechthouders vervangt, moet de WBE het jachtterrein van het nieuwe lid afzonderlijk aanduiden op het door haar ingediende jachtplan. Hiervoor is evenwel geen schriftelijk bewijs van jachtrecht noodzakelijk. Wanneer tegelijkertijd het jachtterrein van de tot de WBE toetredende jachtrechthouder uitbreidt, zal voor die uitbreiding van het jachtterrein wel een schriftelijk bewijs van jachtrecht noodzakelijk zijn! Wanneer leden uit een WBE stappen, houdt de WBE per definitie op met te bestaan in zijn actuele vorm. De uittredende leden of desgevallend alle leden vallen vervolgens terug op de afzonderlijke jachtplannen waarop hun eigen jachtterrein is aangeduid. Wanneer de leden zich vervolgens terug zouden groeperen (in een andere samenstelling) blijft de bovenstaande redenering, waarbij geen bewijs van jachtrecht moet voorgelegd worden, van toepassing. 8. Vele jachtrechthouders maken deel uit van een jachtgroep met meerdere jachtrechthouders. Voor deze jachtgroep wordt één gezamenlijk voorstel van jachtplan neergelegd

9 als vermeld in artikel 31, 3 door een van de betrokken medejachtrechthouders. Moet een schriftelijk bewijs van jachtrecht voorgelegd worden wanneer voor het jachtterrein een andere medejachtrechthouder aangeduid wordt om het jachtplan neer te leggen? Artikel 1 van het JAB stelt de volgende zaken: 5 jachtrecht: het recht, vermeld in artikel 7 van het Jachtdecreet van 24 juli 1991; 6 jachtrechthouder: de persoon die het jachtrecht heeft; 8 jachtterrein: een aaneengesloten terrein, dat uit een of meer percelen bestaat waarop eenzelfde jachtrechthouder of een groep van jachtrechthouders het jachtrecht heeft; 9 jachtplan: het plan waarop een jachtterrein wordt aangeduid; Deze definities combinerend, spreken we over een jachtplan als volgt : het plan waarop het aaneengesloten terrein, dat uit een of meer percelen bestaat waarop eenzelfde persoon het jachtrecht heeft of een groep van personen het jachtrecht heeft, wordt aangeduid. Het jachtplan is dus een document dat verbonden is aan een persoon of een groep van personen. In dit geval dus aan een groep van personen. Artikel 7 van het JD bepaalt: Elke houder van het jachtrecht die op welke wijze ook van zijn recht gebruikmaakt, is verplicht een door hem opgemaakt plan van zijn jachtterrein met aanduiding van de percelen waarbinnen hij geen jachtrecht heeft, in te dienen bij de arrondissementscommissaris of de door de Vlaamse Regering aan te wijzen ambtenaar, in wiens ambtsgebied het jachtterrein of het grootste gedeelte ervan, is gelegen. De jachtgroep heeft aan deze verplichting reeds voldaan. De jachtgroep beschikt over een goedgekeurd jachtplan. In dit geval is er ook geen sprake van een wijziging in de jachtrechten en bijgevolg ook geen wijziging van het jachtterrein of het jachtplan. Artikel 30 van het JAB stelt het volgende: Voor elk perceel dat aan een voorstel van jachtplan wordt toegevoegd en dat niet was opgenomen in het laatste goedgekeurde jachtplan, wordt een schriftelijk bewijs voorgelegd waaruit blijkt dat men het jachtrecht heeft op het betreffende perceel. Omdat het niet gaat om percelen die toegevoegd worden aan een jachtplan zoals bedoeld in artikel 1, 9 van het JAB maar om de bevestiging van het laatst goedgekeurd jachtplan, moet geen schriftelijk bewijs van jachtrecht voorgelegd worden.

10 Wanneer tegelijkertijd het jachtterrein van de jachtgroep uitbreidt, zal voor die uitbreiding wel een schriftelijk bewijs van jachtrecht noodzakelijk zijn! 9. Volgende vragen in verband met de verklaringen bij een jachtplan a. Moet een onafhankelijk jachtrechthouder die een jachtplan indient op papier een verklaring invullen? Juridisch gezien is dit niet noodzakelijk. In de praktijk is de verklaring daar wel op gericht en is het meest praktisch als deze persoon dat naar analogie met de andere indieners van een jachtplan uitvoert. b. Moet een WBE die een jachtplan indient steeds een verklaring invullen? Ja, de WBE moet zowel in het geval een jachtplan op papier ingediend wordt als in het geval een jachtplan digitaal ingediend wordt een verklaring indienen van akkoord van de leden jachtrechthouders met het ingediende jachtplan. c. Zijn de formulieren in het geval een jachtplan op papier ingediend wordt en in het geval een jachtplan digitaal ingediend wordt verschillend? Neen. Juridisch gezien zijn de verschillende verklaringen afzonderlijke documenten. Het is in de praktijk één formulier dat zo opgebouwd is dat het voor de verschillende toepassingen kan worden gebruikt. d. Moet elke medejachtrechthouder de verklaringen bij het jachtplan ondertekenen of moet dit via een aparte verklaring aan de arrondissementscommissaris. Elke medejachtrechthouder moet de verklaringen ondertekenen. De vroegere verklaring van medejachtrechthouderschap is geïncorporeerd in het nieuwe formulier van de verklaring bij het jachtplan (alle medejachtrechthouders ondertekenen de bijlage). 10. Wordt een wijziging van een jachtplan van een WBE die ingediend wordt door lid jachtrechthouder van deze WBE, aanvaard? Of wordt de jachtrechthouder uit art 31, 6 in dit geval beschouwd als de WBE? De jachtrechthouder is hij die overeenkomstig artikel 1, 6 het jachtrecht heeft. Dat kan de eigenaar zijn of diegene aan wie hij het jachtrecht heeft overgedragen. Een WBE is een vrijwillig samenwerkingsverband tussen jachtrechthouders. In basisbeginsel is een WBE zelf dus geen jachtrechthouder. (Er zijn evenwel WBE s die in hun hoedanigheid als rechtspersoon jachtrechten verworven hebben op bepaalde percelen en daardoor zelf jachtrechthouder worden. )

11 In eerste instantie heeft de jachtrechthouder die lid is van de WBE zich bij indiening van het ontwerp van jachtplan akkoord verklaard met het door de WBE ingediende jachtplan via een schriftelijke verklaring. Vanuit dat standpunt moeten we ervan uitgaan dat hij geen wijzigingen zal aan brengen aan het jachtplan. Hij kan evenwel ten allen tijde, zoals elke andere burger conform artikel 31, 6 als jachtrechthouder in rechten treden aangaande de percelen waarop hij het jachtrecht heeft en waarvoor blijkens het plan geen jachtrecht aan hem is toegekend. Hij kan daarbij het jachtrecht in dat jachtseizoen niet meer uitoefenen op het betreffende perceel, maar het wel laten uitkleuren uit het neergelegde jachtplan. In geval de WBE het perceel bij een volgend voorstel van jachtplan terug wil inkleuren zal het enkel in het jachtterrein van de jachtrechthouder kunnen. 11. De arrondissementscommissaris moet het ingediende voorstel tot jachtplan (na controle) goedkeuren. Dit dient telkens te gebeuren tegen 1 juli. Wat als men geen melding krijgt van goedkeuring, noch van afkeuring van het plan? Wat zijn op dat moment de rechten en plichten van de jager, maar tevens ook van de AC? Artikel 7 van het JD bepaalt: Elke houder van het jachtrecht die op welke wijze ook van zijn recht gebruikmaakt, is verplicht een door hem opgemaakt plan van zijn jachtterrein met aanduiding van de percelen waarbinnen hij geen jachtrecht heeft, in te dienen bij de arrondissementscommissaris of de door de Vlaamse Regering aan te wijzen ambtenaar, in wiens ambtsgebied het jachtterrein of het grootste gedeelte ervan, is gelegen. De verplichting slaat dan ook op het indienen van het jachtplan. Wanneer de jachtrechthouder die zijn jachtrecht wil uitoefenen, conform de bepalingen van artikel 30 en 31 zijn voorstel van jachtplan heeft ingediend, heeft hij zijn wettelijke verplichtingen vervuld. Bij afwezigheid van een formele kennisgeving van het tegendeel, kan de jachtrechthouder er bij de uitoefening van zijn jachtrecht redelijkerwijs van uitgaan dat het voorstel van jachtplan is goedgekeurd zoals dat door hem werd ingediend. Het is de volle verantwoordelijkheid van de arrondissementscommissaris om de jachtplannen op overlap te controleren, ze desgevallend goed te keuren en daarbij de wettelijke deadlines te respecteren. Hij is dan ook verantwoordelijk voor de bijhorende formaliteiten. De jachtrechthouder die zich desgevallend door een laattijdige behandeling van het jachtplan benadeeld weet, kan hiervoor via de gerechtelijke weg zijn rechten doen gelden.

12 12. Moet het voorstel van jachtplan net zoals vroeger in drie exemplaren worden ingediend? Nergens in de wetgeving staat beschreven dat het voorstel tot jachtplan nog moet worden ingediend op drie exemplaren. Het volstaat bijgevolg om één exemplaar in te dienen. 13. De arrondissementscommissaris bezorgt een afschrift van het goedgekeurde plan aan het ANB en aan de indiener van het jachtplan. Gezien er geen verplichting meer is om het plan in drievoud in te dienen, zal het arrondissementscommissaris dus zelf voor een afschrift moeten zorgen. Onder welke vorm zal dit kunnen/moeten gebeuren? Dit kan zowel onder de vorm van een papieren kaart als onder de vorm van een digitale kaart gebeuren, net zoals de indiening van het voorstel van jachtplan kan gebeuren. De keuze hiervoor ligt bij de arrondissementscommissaris. 14. Wat zijn de modaliteiten van het schriftelijk bewijs van jachtrecht? De modaliteiten worden bepaald door het overeenkomstige ministerieel besluit. 15. Wie kan een schriftelijk bewijs van jachtrecht opmaken? Een schriftelijk bewijs van jachtrecht (jachtpachtovereenkomst) wordt opgemaakt tussen de eigenaar of huidige jachtrechthouder en de toekomstige jachtrechthouder. De huidige jachtrechthouder kan zijn jachtrecht slechts overdragen indien hij daarvoor een uitdrukkelijke toestemming heeft van de eigenaar of van de jachtrechthouder die het aan hem doorgaf. Dit is niet noodzakelijk een schriftelijke toestemming. 16. Wie kan een jachtplan aanpassen? Enkel de jachtrechthouder (binnen een WBE gedelegeerd aan de WBE) kan het jachtplan aanpassen. Het is dus niet zo dat een derde zomaar percelen kan laten wijzigen in iemands jachtplan. Dit gebeurt door middel van een schriftelijk verzoek door de jachtrechthouder aan de arrondissementcommissaris. Aan het

13 verzoek moet een schriftelijk bewijs worden toegevoegd dat de verzoeker over het jachtrecht beschikt op het perceel in kwestie. De term jachtrechthouder is de term voor diegene die het jachtrecht heeft. Dat kan dus enerzijds een jachtrechthouderjager (ook een andere dan degene die bij intekening van het jachtplan aangaf jachtrechthouder te zijn) of anderzijds de eigenaar zijn. Het zijn deze personen die een perceel kunnen uitkleuren uit een goedgekeurd jachtplan (ingediend door een derde die bij intekening van het jachtplan aangaf jachtrechthouder te zijn). Vooraleer het perceel wordt uitgekleurd moet de verzoeker het nodige schriftelijke bewijs leveren dat hij wel degelijk de jachtrechthouder is op het perceel in kwestie. Het feit dat het perceel wordt uitgekleurd betekent niet dat deze persoon dit onmiddellijk mag intekenen als een nieuw jachtplan of toevoegen aan een ander jachtplan. Daarvoor moet desgevallend gewacht worden tot het nieuwe jachtseizoen en moet de procedure zoals beschreven in art. 30 van het JAB worden gevolgd. 17. Wat gebeurt er met het jachtrecht indien de eigenaar van het perceel overlijdt? Tenzij anders bepaald in het testament gaat het jachtrecht (deel van het eigendomsrecht) over op de erfgenamen van de eigenaar en kunnen die beslissen of het jachtrecht bij dezelfde jachtrechthouder blijft. Met opmerkingen [kv2]: Kan dit ook via de jachtpachtovereenkomst? 18. Wat gebeurt er met het jachtrecht indien het perceel verkocht wordt? Tenzij anders bepaald in verkoopsovereenkomst gaat het jachtrecht (deel van het eigendomsrecht) over op de nieuwe eigenaar en kan die beslissen of het jachtrecht bij dezelfde jachtrechthouder blijft. Wanneer de jachtpachtovereenkomst geregistreerd is maakt een clausule over de jachtpachtovereenkomst per definitie deel uit van de verkoopovereenkomst. 19. Wat gebeurt er met het jachtrecht indien de jachtrechthouder (niet de eigenaar) van het perceel overlijdt? Met opmerkingen [kv3]: Ook als deze hierin niet wordt vermeld? Dat zou een goede zaak zijn.

14 Tenzij anders bepaald in de jachtrechtovereenkomst gaat het jachtrecht terug over op de eigenaar en kan die beslissen wie de nieuwe jachtrechthouder wordt. In de jachtrechtovereenkomst kan echter bepaald worden dat het naar een derde overgaat, bv een andere jachtrechthouder of de erfgenamen van de overleden jachtrechthouder. (zie ook 14) 20. Is het zo dat alle jachtplannen voor 31 december 2014 als voorstel van jachtplan moeten worden te worden of kan voor bestaande jachtplannen die niet wijzigen het indienen van een verklaring van geen wijziging volstaan? Artikel 31, 2 stelt letterlijk : Ingeval een voorstel van jachtplan geen wijzigingen bevat ten opzichte van het vorige goedgekeurde jachtplan, is het voldoende dat een verklaring wordt ingediend, waarin uitdrukkelijk wordt vermeld dat het plan geen wijzigingen ondergaat ten opzichte van het vorige goedgekeurde jachtplan. De verklaring wordt opgemaakt met een formulier, waarvan het model wordt opgesteld door het agentschap en ter beschikking wordt gesteld op de website van het agentschap. Het jachtplan dat actueel voorligt en dat volgens art 63 tot 30 juni 2015 van kracht blijft, wordt beschouwd als een goedgekeurd jachtplan zoals vermeld in artikel 32. Het bedoelde jachtplan is in dat geval slechts als niet goedgekeurd te beschouwen indien de arrondissementscommissaris hierover conform artikel 7, vierde lid van het jachtdecreet voor 1 juli 2014 zou verzocht hebben om wijzigingen aan te brengen. Indien er voor het jachtseizoen geen wijzigingen zijn ten opzichte van het jachtseizoen , volstaat dus de vernoemde verklaring voor de betreffende jachtplannen. Deze verklaring hoeft eveneens niet meer in drievoud worden neergelegd. Eén exemplaar volstaat. 21. Moeten de verklaringen van geen wijziging moeten ook telkens ingediend worden voor 1 april (en dit jaar uitzonderlijk voor 1 januari)? Ja, want het vervangt het voorstel van jachtplan vernoemd in art 31, 1, 1 e lid. 22. Artikel 30 van het JAB spreekt van kaartbladen op schaal 1/10.000? Er is geen vermelding meer van het Nationaal Geografisch Instituut (NGI). Kunnen ook andere plannen op schaal 1/ dan die van het NGI gebruikt worden?

15 Er is inderdaad geen vermelding van NGI. De bedoeling van het weglaten van de verplichting om NGI kaarten te gebruiken was om de mogelijkheid te geven om ook op kadasterkaarten te werken. Dat biedt mogelijkheden in functie van een correcte perceelbepaling die er niet zijn op topografische kaarten. 23. Wat zijn de modaliteiten van de digitale kaart als jachtplan? De modaliteiten worden bepaald door het overeenkomstige ministerieel besluit. 24. Wanneer de arrondissementscommissaris een overlap vaststelt en één partij heeft een schriftelijk bewijs van jachtrecht en de andere niet. Aan wie wordt het perceel dan toegewezen en wie moet welke actie ondernemen? Artikel 31, 4, tweede lid is dan van toepassing: Ingeval er overlappingen worden vastgesteld, wordt het perceel in kwestie toegewezen aan het jachtplan van degene die voor het perceel de oudste nog geldige schriftelijke overeenkomst kan voorleggen. In voorliggend geval wordt het perceel toegewezen aan het jachtplan van de partij met (geldig schriftelijk) bewijs. Het bewijs van de andere partij kan door zijn afwezigheid nooit geldig, noch ouder zijn. Als er op 15 juni geen schriftelijke overeenkomst is voorgelegd voor het perceel waarop een overlapping bestaat, wordt ervan uitgegaan dat het perceel geen onderdeel van de ingediende jachtplannen uitmaakt. De arrondissementscommissaris kleurt dat perceel uit als een rood vlak. In voorliggend geval wordt er daarom van uitgegaan dat het perceel geen onderdeel van de ingediende jachtplan van de tweede partij uitmaakt. De arrondissementscommissaris kleurt het perceel uit uit het voorstel als een rood vlak. Het komt alsdusdanig niet in het goedgekeurde jachtplan. 25. Wanneer de arrondissementscommissaris een overlap vaststelt en beide partijen hebben een schriftelijk bewijs van jachtrecht. Aan wie wordt het perceel dan toegewezen en wie moet welke actie ondernemen? Artikel 31, 4, tweede lid is dan van toepassing: Ingeval er overlappingen worden vastgesteld, wordt het perceel in kwestie toegewezen aan het jachtplan van degene die voor het perceel de oudste nog geldige schriftelijke overeenkomst kan voorleggen.

16 In voorliggend geval wordt het perceel toegewezen aan het jachtplan van de partij met het oudste nog geldig schriftelijk bewijs. Het bewijs van de andere partij is dan in basisbeginsel ongeldig of voldoet niet doordat er een ouder bewijs is. Als er op 15 juni geen schriftelijke overeenkomst is voorgelegd voor het perceel waarop een overlapping bestaat, wordt ervan uitgegaan dat het perceel geen onderdeel van de ingediende jachtplannen uitmaakt. De arrondissementscommissaris kleurt dat perceel uit als een rood vlak. In voorliggend geval wordt er daarom van uitgegaan dat het perceel geen onderdeel van de ingediende jachtplan van de tweede partij uitmaakt. De arrondissementscommissaris kleurt het perceel uit uit het voorstel als een rood vlak. Het komt alsdusdanig niet in het goedgekeurde jachtplan. 26. Moeten bebouwde kommen, straten met bebouwing en achtertuinen uitgekleurd worden? Mogen de arrondissementscommissarissen dit ambtshalve doen? Er staat niet in de wetgeving dat men dergelijke elementen niet mag inkleuren. De indiener van het jachtplan dient evenwel rekening te houden met de bepaling in artikel 7 van het jachtdecreet: Het is verboden te eniger tijd en op enigerlei wijze te jagen op andermans grond zonder uitdrukkelijke toestemming van de eigenaar of zijn rechthebbende. De wetgeving geeft geen machtiging aan de arrondissementscommissaris om deze percelen op eigen initiatief uit te kleuren. Indien er bezwaren zouden zijn tegen de uitoefening van het jachtrecht op deze percelen die, gezien de inkleuring in het jachtplan, in basisbeginsel gestoeld zouden zijn op een uitdrukkelijke toestemming, kan de procedure in artikel 31, 6 gevolgd worden. 27. Het jachtplan kan worden geraadpleegd bij de AC. Moet er sprake zijn van een redelijk belang van degene die wil komen inzien? Ieder die dat wenst kan in principe het jachtplan inkijken in kader van de openbaarheid van bestuur. Het betekent echter niet dat die persoon alle gegevens kan ontvangen. Die met betrekking tot zijn eigen gegevens (eigendom, jachtrecht,..) zijn uiteraard vrij raadpleegbaar. Persoonsgegevens van derden (eigenaars/ jachtrechthouders) kunnen niet zomaar vrijgegeven

17 worden in het kader van privacy. In dat licht is werken met digitale kaarten een meerwaarde om op de correcte wijze inzage te kunnen geven. 28. Volgens artikel 31, 4 JAB kan de arrondissementscommissaris, indien geen geldig schriftelijkbewijs van jachtrecht wordt voorgelegd bij overlappende percelen, deze uit de jachtplannen uitkleuren. Kan hij de overlapte percelen uit de jachtplannen uitkleuren indien de verschillende indieners schriftelijke overeenkomsten van dezelfde perceeleigenaar kunnen voorleggen? Dit in afwachting van een procedure ten gronde voor de rechtbank? In de eerste zin van artikel 31, 4, tweede alinea van het Jachtadministratiebesluit staat dat het perceel wordt toegewezen aan het jachtplan van degene die voor het perceel de oudste nog geldige schriftelijke overeenkomst kan voorleggen. Dit impliceert 3 cumulatieve voorwaarden: Er moet een schriftelijk bewijs voorgelegd worden De geldigheid van dat schriftelijk bewijs moet blijken: voldoen aan de voorwaarden uit het betreffende ministerieel besluit en er is geen twijfel over de geldigheid. Het oudste bewijs dat voldoet aan de bovenstaande voorwaarden is dat waaraan het moet toegewezen worden. Indien de AC een goede reden heeft om aan de geldigheid te twijfelen (meerdere gelijkaardige documenten kunnen een voldoende aanleiding zijn om aan de geldigheid te twijfelen), kan de arrondissemenstcommissaris het perceel uitkleuren. Het voldoende bewijs is op dat moment afwezig. Indien vervolgens een gerechtelijke uitspraak de geldigheid van één of meerdere bewijzen zou bekrachtigen, kan het perceel alsnog opgenomen worden in het jachtplan. 29. Hebben geregistreerde bewijzen van jachtrecht een hogere geldigheid dan de niet geregistreerde? Neen. Met opmerkingen [kv4]:? De registratie van een jachtpachtovereenkomst houdt in dat het bevoegde registratiekantoor de belangrijkste gegevens van de schriftelijke jachtpachtovereenkomst inschrijft in een

18 register. Die inschrijving wordt bevestigd met een stempel die op de jachtpachtovereenkomst wordt geplaatst. Door deze registratie krijgt de jachtpachtovereenkomst een zogenaamde vaste datum. Bovendien wordt dat contract bindend voor derde partijen. Dat is belangrijk voor de jachtpachter en de jachtverpachter. Dit betekent dat het effectieve bestaan van de overeenkomst op die datum ten overstaan van derden als een zekerheid kan worden aangetoond, terwijl dat met een niet geregistreerde overeenkomst ten overstaan van derden niet met zekerheid kan aangetoond worden.