Docentenhandleiding SPQR BASISWOORDEN PER LES THEMA 1 EN 2

Transcriptie

1 Docentenhandleiding SPQR BASISWOORDEN PER LES THEMA 1 EN 2

2 Inhoud Thema 1 - Les Les Les Les Les Les Thema 2 - Les Les Les Les Les Les

3 Thema 1 - Les 1 audire clamare iacēre iubēre lacrimare necare ponere portare recusare timēre tollere venire vidēre vocare aqua arbor flumen,flumina locus mandatum puer, pueri rex, reges servus ad + acc in + acc inter + acc et ibi ideo non tamen ubi horen schreeuwen liggen bevelen huilen doden plaatsen dragen weigeren vrezen, bang zijn voor optillen komen zien 1 roepen 2 noemen water boom rivier plaats opdracht jongen koning slaaf 1 naar, tot 2 bij in, naar 1 tussen 2 tijdens 1 en 2 ook daar daarom niet toch waar 3

4 Les 2 accedere bibere cogitare custodire dare dicere esse favēre + dat praebēre protegere ridēre tradere deus femina filius mater, matres nomen, nomina pater, patres uxor, uxores haud nam sic sicut subito 1 gaan naar 2 naderen drinken (na)denken bewaken geven zeggen zijn steun geven aan (aan)bieden beschermen lachen overhandigen god vrouw zoon moeder naam vader echtgenote helemaal niet want zo zoals plotseling 4

5 Les 3 aedificare dividere facere, facio intrare licet (+ dat) placēre + dat stare tacēre amicus civis, cives frater, fratres gladius hostis, hostes mons, montes murus populus saxum urbs, urbes vir, mv viri cum + abl de + abl in + abl cur dum iam primum bijw quoque sed tandem bouwen verdelen 1 doen 2 maken binnenkomen het is toegestaan (aan) bevallen staan zwijgen vriend burger broer zwaard vijand berg, heuvel muur volk rots, rotsblok stad man met 1 van(af) 2 over 1 in 2 op waarom 1 terwijl 2 zolang als al, reeds eerst ook maar eindelijk 5

6 Les 4 cadere dormire retinēre servare temptare arma mv arx, arces auxilium custos, custodes miles, milites nox, noctes pars, partes periculum puella Roma Romanus silentium turba post + acc ecce semper si statim vallen slapen tegenhouden redden proberen wapens burcht hulp bewaker soldaat nacht deel gevaar meisje Rome Romein stilte menigte 1 achter 2 na kijk altijd als, indien meteen 6

7 Les 5 abesse addere ardēre debēre discedere docēre ludere orare ostendere vivere annus culpa dea ignis, ignes poena signum sol, soles e/ex + abl per + acc super + acc autem diu mox nuper tantum afwezig zijn toevoegen branden moeten weggaan onderwijzen spelen 1 bidden (tot) 2 smeken (om) tonen leven jaar schuld godin vuur straf teken zon uit 1 door(heen) 2 gedurende boven(op), over echter lang, lange tijd spoedig kort geleden slechts, alleen maar 7

8 Les 6 amare celebrare cupere, cupio exspectare fugere, fugio gerere narrare pugnare sedēre vendere vincere bellum dux, duces equus forum pugna templum victoria vita pro + abl prope + acc interea num scilicet houden van, liefhebben (feest)vieren graag willen, verlangen wachten (op) vluchten 1 dragen 2 voeren vertellen vechten zitten verkopen (over)winnen oorlog aanvoerder, leider paard forum, marktplaats gevecht tempel overwinning (het) leven 1 voor 2 in plaats van dichtbij intussen (toch) zeker niet natuurlijk 8

9 Thema 2 - Les 8 complēre curare + acc emere habēre incipere, incipio manēre respondēre rogare vetare filia initium pecunia poculum soror, sorores spectator, - ores via ante + acc sub + abl aut fortasse hic immo nihil nonne quando quod vullen verzorgen, zorgen voor kopen hebben beginnen blijven antwoorden vragen verbieden dochter begin geld beker zus toeschouwer weg, straat voor onder of misschien hier integendeel niets (toch) zeker wel wanneer 1 omdat 2 (datgene) wat 9

10 claudere currere finire fluere gaudēre nuntiare posse spectare superare animal, animalia nemo, gen neminis oculus sanguis, gen - guinis spectaculum cito bijw deinde domi hodie ita iterum numquam quid quis quo ubique valde sluiten rennen beëindigen stromen blij zijn berichten, aankondigen kunnen kijken (naar) 1 overtreffen 2 overwinnen dier niemand oog bloed voorstelling snel daarna thuis vandaag zo weer, opnieuw nooit wat wie waarheen overal zeer, erg Les 9 10

11 Les 10 pendēre petere procedere resistere salutare tenēre vulnerare agmen, agmina caput, capita corpus, corpora homo, homines leo, leones pes, pedes terra umbra vinum a/ab + abl per + acc enim frustra longe hangen aanvallen 1 voortgaan 2 lopen weerstand bieden (be)groeten (vast)houden verwonden rij, stoet hoofd lichaam mens, man leeuw voet, poot aarde, grond schaduw wijn 1 vanaf 2 door 1 door(heen) 2 gedurende 3 over(heen) immers, want tevergeefs ver (weg), verreweg 11

12 Les 11 appropinquare + dat consistere ire negare scire terrēre vertere vitare causa hora verbum victor, victores contra + acc sine + abl adhuc antea centum domum id nom/acc nondum nunc quidem... sed tunc naderen blijven staan gaan 1 ontkennen 2 weigeren weten bang maken keren, wenden vermijden reden uur woord (over)winnaar tegen(over) zonder nog, tot nu toe eerder honderd naar huis dit nog niet nu wel(iswaar)... maar toen, dan 12

13 Les 12 cedere ducere parare regere tangere cecidi constiti dixi duxi feci fui incepi potui respondi rexi risi tetigi veni vici certamen, certamina iniura heri postquam + pf saepe satis 1 (aan de kant) gaan 2 toegeven leiden, brengen klaarmaken besturen, leiden aanraken pf van cadere pf van consistere pf van dicere pf van ducere pf van facere pf van esse pf van incipere pf van posse pf van respondēre pf van regere pf van ridēre pf van tangere pf van venire pf van vincere wedstrijd onrecht gisteren nadat vaak genoeg 13

14 Les 13 capere, capio credere habitare cucurri dedi fugi ostendi posui sustuli vidi vixi aedificium dominus domus exemplum fabula hospes, hospites iter, itinera senex, senes sermo, sermones apud + acc trans + acc priusquam quondam Romam pakken, nemen geloven (be)wonen pf van currere pf van dare pf van fugere pf van ostendere pf van ponere pf van tollere pf van vidēre pf van vivere gebouw meester, heer des huizes huis voorbeeld verhaal gast reis oude man gesprek bij over, aan de overzijde van voordat eens, ooit naar Rome 14