Bundel van de VrZW AB van 8 december 2017

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Bundel van de VrZW AB van 8 december 2017"

Transcriptie

1 Bundel van de VrZW AB van 8 december Opening, vaststelling agenda en mededelingen AGENDA AB 8 december 2017.doc 1.a Termijn agenda A a Termijnagenda.docx 2.a Overzicht inkomende en uitgaande stukken a Ingekomen en uitgaande stukken_overzicht.jpg 2.b Conceptverslag Dagelijks Bestuur 24 november 2017 A b Concept verslag DB 24 november 2017.docx 2.c Terugkoppeling Bestuurlijke Adviescommissies / Veiligheidsberaad Bestuurlijke Adviescommissie Brandweer (1 nov) GEANNULEERD Bestuurlijke Adviescommissie GHOR (1 nov) Bestuurlijke Adviescommissie Informatievoorziening (1 nov) GEANNULEERD 3.a Concept verslag Algemeen Bestuur d.d. 20 oktober 2017 A a Concept verslag AB 20 oktober 2017.pdf 3.b Concept verslag Algemeen Bestuur d.d. 20 oktober 2017, besloten deel (AAN GEHEIMHOUDING ONDERWORPEN) 3.c Actiepuntenlijst AB 8 december 2017 A c Actiepuntenlijst AB 8 december 2017.docx 4 Bestuurlijke aangelegenheden 4.a Vergaderplanning DB en AB 2018 A a Vergaderplanning DB en AB 2018_besluitformulier AB.docx 4.b Onderzoek stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 A b Onderzoek stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017_beleidsreactie Minister VenJ.pdf A b Onderzoek stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017_besluitformulier AB.docx A b Onderzoek stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017_brief.pdf A b Onderzoek stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017_rapport.pdf 4.c Jaarplan en Begroting IFV 2018 A c Jaarplan en Begroting IFV 2018_aanbiedingsbrief.pdf A c Jaarplan en Begroting IFV 2018_besluitformulier AB.docx A c Jaarplan en Begroting IFV 2018_concept.pdf A c Jaarplan en Begroting IFV 2018_zienswijze.docx 5 Financiën 5.a Burap II 2017 A a Burap II 2017.docx A a Burap II 2017_besluitformulier AB.docx 5.b Kaderbrief 2019 A b Kaderbrief 2019_besluitformulier AB.docx 5.c Inzicht in verdeling gemeentelijke bijdrage A c Inzicht in verdeling gemeentelijke bijdrage_besluitformulier AB.docx 5.d Voorfinanciering Meldkamer Noord-Holland A d Voorfinanciering Meldkamer Noord-Holland_besluitformulier AB.docx 5.e Controleprotocol A e Controleprotocol VrZW docx A e Controleprotocol VrZW _besluitformulier AB.docx 6 Multidisciplinaire samenwerking

2 6.a Handreiking aanpak asbestincidenten A a Handreiking aanpak asbestincidenten_besluitformulier AB.docx A a Handreiking aanpak asbestincidenten_bestuurlijke oplegger.pdf A a Handreiking aanpak asbestincidenten_handreiking.pdf 6.b Evaluatie systeemtest 2017 A b Evaluatie systeemtest 2017_rapportage.docx 7 GHOR 7.a Positionering GHOR Zaanstreek-Waterland A a Positionering GHOR Zaanstreek Waterland_bestuursnotitie.pdf A a Positionering GHOR Zaanstreek Waterland_toekomstvisie GHOR en vergelijking scenario's.pdf A a Positionering GHOR Zaanstreek-Waterland_besluitformulier AB.docx 8 Brandweer 8.a Voortgangsrapportage implementatie dekkingsplan A a Voortgangsrapportage implementatie dekkingsplan_besluitformulier AB.docx A a Voortgangsrapportage implementatie dekkingsplan_bijlage 1 Onderzoek vierde RV Markermeer gemeenten.docx A a Voortgangsrapportage implementatie dekkingsplan_bijlage 2 Overzicht voertuigbeweging VrZW tm september 2017.pdf A a Voortgangsrapportage implementatie dekkingsplan_bijlage 3 Onderzoek risicoinventarisatie Marken.pdf A a Voortgangsrapportage implementatie dekkingsplan.pdf 9 Communicatie besluitvorming Algemeen Bestuur/ informatievoorziening gemeenteraden 10 Rondvraag en sluiting

3 1 Opening, vaststelling agenda en mededelingen 1 AGENDA AB 8 december 2017.doc Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (AB VrZW) Agenda vergadering AB VrZW, nr. 6 Deelnemers: J. Hamming, D. Bijl, L. Sievers, A. Nienhuis, J. van Beek, L. Wagenaar-Kroon, R. Meerhof, P. Tange, H. Raasing (secretaris), G. Blom (coördinerend gemeentesecretaris), F. Strijthagen (directeur Publieke Gezondheid), H. Fokkens (districtschef politie Zaanstreek-Waterland), L. Kohsiek (dijkgraaf Hollands Noorderkwartier), J. Steenbrink (plv. hoofdofficier parket Noord-Holland), J. Pijning (Provincie Noord-Holland), S. Keukens (strategisch adviseur) Afwezig: - Agendalid: P. Kok (V&J), K. van Eijl (RMC West) Gasten: - Notulist: S. Keukens Datum: 8 december 2017 Tijd: tot uur Locatie: Prins Bernhardplein 112 te Zaandam - vergaderzaal 3.01 Nr. Onderwerp Inbreng Bijlage 1. Opening, vaststelling agenda en mededelingen a. Termijnagenda H. Raasing A a 2. a. Ingekomen en uitgaande stukken (overzicht en bijlagen t.k.n.) b. Conceptverslag Dagelijks Bestuur 24 november 2017 c. Terugkoppeling Bestuurlijke Adviescommissies / Veiligheidsberaad Bestuurlijke Adviescommissie Brandweer (1 nov) GEANNULEERD Bestuurlijke Adviescommissie GHOR (1 nov) Bestuurlijke Adviescommissie Informatievoorziening (1 nov) GEANNULEERD 3. a. Conceptverslag Algemeen Bestuur 20 oktober 2017 b. Conceptverslag Algemeen Bestuur 20 oktober 2017, besloten deel (AAN GEHEIMHOUDING ONDERWORPEN) c. Actiepuntenlijst AB 8 december 2017 J. Hamming J. van Beek L. Wagenaar R. Meerhof A a A b A a A b A c 4. Bestuurlijke aangelegenheden a. Vergaderplanning DB en AB 2018 b. Onderzoek stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 c. Jaarplan en Begroting IFV 2018 J. Hamming J. Hamming J. Hamming A a A b A c 5. Financiën a. Burap II 2017 D. Bijl A a

4 b. Kaderbrief 2019 c. Inzicht in verdeling gemeentelijke bijdrage d. Voorfinanciering Meldkamer Noord-Holland e. Controleprotocol D. Bijl D. Bijl D. Bijl D. Bijl A b A c A d A e 6. Multidisciplinaire samenwerking a. Handreiking aanpak asbestincidenten b. Evaluatie systeemtest 2017 L. Sievers L. Sievers A a A b 7. GHOR a. Positionering GHOR Zaanstreek-Waterland L. Wagenaar- Kroon A a 8. Brandweer a. Voortgangsrapportage implementatie dekkingsplan J. van Beek A a 9. Communicatie besluitvorming Algemeen Bestuur / informatievoorziening gemeenteraden 10. Rondvraag en sluiting

5 1.a Termijn agenda 1 A a Termijnagenda.docx Versie 15 november 2017 Termijnagenda DB en AB VrZW 2017 / 2018 Onderwerp Pfh DB 7 feb AB 23 feb Februari 2018 Doorontwikkeling JH X organisatie/veiligheidsregio 1 Business intelligence RM X Impactanalyse grootschalige pfh X wateroverlast RB Samenvoegingsplan JH X Meldkamer Noord-Holland Multidisciplinaire LS X voorbereiding terrorismegevolgbestrijding Schenken afgeschreven JvB X materieel Inzet reanimatie-aed door brandweer JvB X Aanwijzing toezichthouders pfh X RB Evaluatie Regeling PT X functionerings- en beoordelingsgesprekken Aanpassing Regeling piketfuncties 2 PT X DB 21 maa AB 6 apr April 2018 Jaarstukken 2017 (voorlopige vaststelling) Begroting 2019 (voorlopige vaststelling) DB DB X X 1 Doorgeschoven in verband met doorlopen van zorgvuldig proces van betrekken stakeholders en verwerken wijzigingen. 2 Doorgeschoven in verband met nadere afstemming met GO.

6 Versie 15 november 2017 Termijnagenda 2018 Onderwerp Pfh DB/AB Burap I 2018 DB juni 2018 Jaarstukken 2017 (definitieve vaststelling) DB juni 2018 Begroting 2019 (definitieve vaststelling) DB juni 2018 Voorstel samenwerking brandweeronderwijs / opleidingsinstituut JvB juni 2018 NW4 Resultaten visitatie VrZW JH Q Burap II 2018 DB Q Kaderbrief begroting 2020 DB Q Jaarplan en Begroting IFV 2019 DB Q Regionaal Risicoprofiel AN Q Regionaal Crisisplan LS Q Analyse huidige praktijk advisering pfh 2018 evenementenveiligheid RB Evaluatie Regionaal dekkingsplan JvB 2019 Opkomsttijden (vernieuwde repressie) 3 JvB ntb Continuïteit van de samenleving RM ntb Loopbaanbeleid 4 PT ntb 3 Afhankelijk van landelijke ontwikkelingen. 4 Afhankelijk van landelijke ontwikkelingen.

7 2.a Overzicht inkomende en uitgaande stukken a Ingekomen en uitgaande stukken_overzicht.jpg

8 2.b Conceptverslag Dagelijks Bestuur 24 november A b Concept verslag DB 24 november 2017.docx A b Concept verslag vergadering Dagelijks Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (DB VrZW) - nr. 6/2017 Deelnemers: J. Hamming (voorzitter), D. Bijl, P. Tange, H. Raasing (directeur VrZW / secretaris) Gasten: Datum: 24 november 2017 Notulen: S. Keukens (VrZW) D D Opening, vaststelling agenda en mededelingen a. Concept verslag Dagelijks Bestuur 4 oktober 2017 b. Actiepuntenlijst DB 24 november 2017 De voorzitter opent de vergadering om 9:00 uur. Het concept verslag van het Dagelijks Bestuur van 4 oktober 2017 wordt ongewijzigd vastgesteld. De actiepuntenlijst geeft geen aanleiding tot opmerkingen. Besluitvorming D Personeel & Organisatie a. Wijziging salarisbedragen en IKB agv nieuwe cao Gemeenten b. Intrekken Regeling Koninklijke onderscheidingen Doorgeleiding naar AB D Bestuurlijke aangelegenheden a. Vergaderplanning DB en AB 2018 b. Onderzoek Het Dagelijks Bestuur besluit de wijzigingen van de salarisbedragen en het IKB per 1 augustus 2017 en 1 januari 2018 als aangegeven in LOGA-brief TAZ/U , Lbr. 17/057, CvA/LOGA 17/10 vast te stellen. Het Dagelijks Bestuur besluit de Regeling Koninklijke onderscheidingen VrZW in te trekken. Het Dagelijks Bestuur besluit de vergaderplanning DB en AB 2018 door te geleiden naar het Algemeen Bestuur van 8 december Het Dagelijks Bestuur besluit het Onderzoek stroomstoring Amsterdam en 1

9 D D stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 c. Bestuurlijke reactie Landsmeer op onderzoeksrapport Rekenkamercommissies Financiën a. Burap II 2017 b. Kaderbrief 2019 c. Inzicht in verdeling gemeentelijke bijdrage d. Voorfinanciering Meldkamer Noord- Holland e. Controleprotocol f. Jaarplan en Begroting IFV 2018 Multidisciplinaire samenwerking a. Handreiking aanpak asbestincidenten b. Evaluatie systeemtest 2017 omstreken 17 januari 2017 door te geleiden naar het Algemeen Bestuur van 8 december Het Dagelijks Bestuur neemt kennis van de bestuurlijke reactie van Landsmeer op het onderzoeksrapport naar Grip en sturing op VrZW van de Rekenkamercommissies van Landsmeer en Waterland. Aangezien de bestuurlijke reactie van Waterland nog niet ontvangen is, besluit het Dagelijks Bestuur in het kader van zorgvuldigheid het onderwerp vooralsnog niet te agenderen voor het Algemeen Bestuur van 8 december Het Dagelijks Bestuur besluit Burap II 2017 door te geleiden naar het Algemeen Bestuur van 8 december Het Dagelijks Bestuur besluit de Kaderbrief 2019 door te geleiden naar het Algemeen Bestuur van 8 december Het Dagelijks Bestuur besluit het Inzicht in verdeling gemeentelijke bijdrage door te geleiden naar het Algemeen Bestuur van 8 december Het Dagelijks Bestuur besluit Voorfinanciering Meldkamer Noord-Holland door te geleiden naar het Algemeen Bestuur van 8 december Het Dagelijks Bestuur besluit het Controleprotocol VrZW door te geleiden naar het Algemeen Bestuur van 8 december Het Dagelijks Bestuur besluit: 1. Het Jaarplan en Begroting IFV 2018 door te geleiden naar het Algemeen Bestuur van 8 december Het Jaarplan en Begroting IFV 2018 onder de portefeuille van de voorzitter te agenderen voor het Algemeen Bestuur van 8 december Het Dagelijks Bestuur besluit de Handreiking aanpak asbestincidenten door te geleiden naar het Algemeen Bestuur van 8 december Het Dagelijks Bestuur besluit de evaluatie systeemtest 2017 door te geleiden naar het Algemeen Bestuur van 8 december

10 D D D GHOR a. Positionering GHOR Zaanstreek- Waterland Brandweer a. Voortgangsrapportage implementatie dekkingsplan Communicatie besluitvorming Dagelijks Bestuur Het Dagelijks Bestuur besluit Positionering GHOR Zaanstreek-Waterland door te geleiden naar het Algemeen Bestuur van 8 december Het Dagelijks Bestuur besluit de Voortgangsrapportage implementatie dekkingsplan door te geleiden naar het Algemeen Bestuur van 8 december Niet van toepassing. D Rondvraag en sluiting De voorzitter sluit de vergadering om uur. 3

11 3.a Concept verslag Algemeen Bestuur d.d. 20 oktober A a Concept verslag AB 20 oktober 2017.pdf A a Concept verslag vergadering Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (AB VrZW) - nr. 5/2017 Deelnemers: J. Hamming, D. Bijl, L. Sievers, L. Wagenaar-Kroon, R. Meerhof, P. Tange, J. van Beek, H. Raasing (directeur VrZW / secretaris), F. Strijthagen (directeur Publieke Gezondheid), H. Fokkens (districtschef politie), J. Pijning (provincie Noord-Holland), S. Keukens (strategisch adviseur VrZW) Afwezig: A. Nienhuis, N. van Ginkel (gemeentesecretaris Waterland), L. Kohsiek (dijkgraaf Hollands Noorderkwartier), J. Steenbrink (plv. hoofdofficier parket Noord-Holland) Datum: 20 oktober 2017 Notulen: S. Keukens A Opening, mededelingen en vaststelling agenda a. Voordracht benoeming voorzitter veiligheidsregio D. Bijl opent de vergadering om 9.00 uur. Hij meldt dat A. Nienhuis later is. Dit heeft te maken met haar voordracht voor het burgemeesterschap van Heemstede. D. Bijl heet J. Hamming, burgemeester van Zaanstad welkom in Zaanstreek- Waterland Het Algemeen Bestuur besluit de Minister van Veiligheid & Justitie te verzoeken de burgemeester van Zaanstad, J. Hamming voor te dragen als voorzitter Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland. D. Bijl geeft aan dat het een Kroonbenoeming betreft, en dat de benoeming terugwerkt tot 20 oktober Dat betekent dat J. Hamming vanaf heden optreedt als voorzitter Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland. J. Hamming leidt de rest van de vergadering. A b. Termijnagenda a. Ingekomen en uitgaande stukken (overzicht en bijlagen t.k.n.) b. Conceptverslag Dagelijks Bestuur 4 oktober 2017 c. Terugkoppeling Bestuurlijke Adviescommissies / Veiligheidsberaad Geen opmerkingen. Geen opmerkingen. Het Algemeen Bestuur neemt kennis van het conceptverslag van het Dagelijks Bestuur van 4 oktober J. Hamming koppelt terug uit het Veiligheidsberaad van 6 oktober jl. Op de agenda stonden onder andere de evaluatie naar het functioneren van het Veiligheidsberaad en de LMO. De conclusies en aanbevelingen uit de evaluatie worden verder uitgewerkt. Maar komen erop neer dat het Veiligheidsberaad zich op een beperkt aantal (strategische) onderwerpen focust, waarop ook daadwerkelijke inzet en betrokkenheid van de leden gevraagd wordt. Zodra het 1

12 evaluatierapport openbaar is wordt dit gedeeld. Ten aanzien van de LMO heeft het Veiligheidsberaad gesproken over de ontstane situatie in de Bestuurlijke Regiegroep LMO, waar geen overeenstemming is bereikt door de LMO-partijen over de reikwijdte van de multi-intake. Multi-intake is voor het Veiligheidsberaad altijd een noodzakelijke voorwaarde geweest voor de totstandkoming van een landelijke meldkamerorganisatie. Besloten is dat met de ondertekenaars van het Transitieakkoord het gesprek plaatsvindt over de hardheid van de gemaakte afspraken in het akkoord. Tot die tijd wordt niet deelgenomen aan overleggen op landelijk niveau met de andere partijen. Naar aanleiding van de ontstane situatie heeft de heer Lenferink de portefeuille LMO neergelegd. J. van Beek meldt dat de vaste kamercommissie uitgenodigd was om de BAC Brandweer bij te wonen. Het was teleurstellend te constateren dat er geen leden van de commissie gekomen waren, terwijl ze in de kamercommissie altijd het hoogste woord voeren over de brandweer. In de BAC is verder het proces rondom het belevingsonderzoek besproken, maar dat komt later op de agenda nog aan de orde. R. Meerhof meldt dat de BAC Informatievoorziening niet doorging. A a. Conceptverslag Algemeen Bestuur 7 april 2017 Het conceptverslag van het Algemeen Bestuur van 30 juni 2017 wordt ongewijzigd vastgesteld. Naar aanleiding van het verslag vraagt L. Wagenaar- Kroon of terugkoppeling gegeven is aan de raden over de besluitvorming over de begroting. Nb. Inmiddels is gebleken dat de gemeenteraden op 4 juli jl. door middel van een brief geïnformeerd zijn over vaststelling van de Begroting VrZW 2018 en de wijze waarop de ontvangen zienswijzen verwerkt zijn. b. Actiepuntenlijst AB 20 oktober 2017 Geen opmerkingen. A Bestuurlijke aangelegenheden a. Visitatie VrZW 2018 Het Algemeen Bestuur stemt in met het voorstel om de voorzitter (J. Hamming), portefeuillehouder BAC Brandweer (J. van Beek) en portefeuillehouder BAC GHOR (L. Wagenaar-Kroon) te vragen aan de visitatie deel te nemen. b. Voortgang Meldkamer Noord-Holland H. Raasing meldt dat in aanvulling op de terugkoppeling van J. Hamming over de LMO uit het Veiligheidsberaad, de vernieuwing van C2000 vertraging opgelopen heeft. C2000 is een meldkamersysteem waarmee hulpverleners onderling en met de meldkamer kunnen communiceren. De vertraging heeft tot gevolg dat de datum van operationeel gaan van Meldkamer Noord-Holland op 1 juli 2018 niet langer realistisch is. H. Fokkens vult aan dat de capaciteitsproblemen van de politie op de meldkamer Zaanstreek-Waterland dusdanig groot zijn, dat het voor de politie niet houdbaar is de samenvoegingsdatum uit te stellen. In samenspraak met VrZW zal nader onderzoek gedaan worden of het mogelijk is de meldkamer Zaanstreek-Waterland (politie en brandweer) uiterlijk 1 juli 2018 toch te verhuizen naar Haarlem. J. van Beek vraagt zich af wie opdraait voor de extra kosten als gevolg van de vertraging. H. Raasing antwoordt dat het Ministerie van VenJ in principe de 2

13 frictiekosten dekt. D. Bijl ziet het als een risico doordat we nu op eigen initiatief afwijken van de reguliere planning, wil VenJ wellicht de extra kosten op ons verhalen. Hij adviseert alle stappen goed te documenteren en laten bevestigen door VenJ. Het Algemeen Bestuur neemt kennis van de voortgang van de realisatie van Meldkamer Noord-Holland, en verzoekt geïnformeerd te blijven over de ontwikkelingen binnen de LMO en Meldkamer Noord-Holland. A c. Aanwijzing Coördinerend gemeentesecretaris Financiën a. Huisvestingsfoto Het Algemeen Bestuur stemt in met de aanwijzing van: 1. mevrouw G. Blom, gemeentesecretaris Purmerend als Coördinerend gemeentesecretaris en lid Veiligheidsdirectie (als bedoeld in de Organisatieregeling VrZW, art 4. lid 2); 2. de heer N. van Ginkel, gemeentesecretaris Waterland als plaatsvervangend gemeentesecretaris en plaatsvervangend lid Veiligheidsdirectie; 3. mevrouw F.H.M. Apeldoorn, gemeentesecretaris Zaanstad als tweede plaatsvervanger voor de functie van Coördinerend gemeentesecretaris (en lid Veiligheidsdirectie). D. Bijl licht het voorstel toe. L. Wagenaar-Kroon reageert dat de foto wat haar betreft inzichtelijk maakt dat geen sprake is van een evenwichtige verdeling van de kosten. Ten aanzien van de bijdrage van gemeenten aan de begroting van VrZW geldt dat de verdeelsleutel is gebaseerd op de bijdrage die gemeenten zelf ontvangen binnen het Gemeentefonds. L. Wagenaar-Kroon geeft aan dat dit voor landelijke gemeenten een grotere bijdrage aan gebouwen tot gevolg heeft. Uit de foto blijkt dat vooral Zaanstad, maar ook Waterland relatief hogere huisvestingskosten hebben. Het gaat wat Waterland betreft om een aanzienlijk bedrag op de gemeentelijke begroting. L. Wagenaar-Kroon is tevens van mening dat er rekening gehouden moet worden met investeringen in duurzaamheid. De investeringen worden gedaan door de eigenaar van het pand (de gemeente), terwijl de voordelen voor de gebruiker (VrZW) zijn. Verdere aandachtspunten zijn het oefencentrum bij het Prins Bernhardplein en de leegstand als gevolg van het vertrek van de meldkamer. Ten aanzien van het oefencentrum dient naar de meest efficiënte oplossing gekeken te worden wellicht samen met andere regio s in plaats van een eigen oefencentrum. Ten aanzien van het vertrek van de meldkamer, vraagt ze zich af bij wie het risico ligt. L. Sievers geeft aan dat de foto goed inzicht biedt, maar dat het wat haar betreft van belang is de foto periodiek te actualiseren. Ten aanzien van het beheer van de panden stelt ze voor dit te koppelen aan de zelforganiserende posten. Ze is voorstander het beheer decentraal te beleggen, ook in relatie tot de uitkomsten van het belevingsonderzoek. P. Tange onderschrijft de opmerkingen van L. Wagenaar-Kroon ten aanzien van duurzame investeringen en het oefencentrum. Hij begrijpt ook de gevoeligheid bij L. Wagenaar-Kroon bij de verdeelsystematiek, maar waarschuwt niet één component eruit te halen. Er moet breder gekeken worden. J. van Beek stelt dat de foto duidelijkheid biedt. Ook gemeente Beemster heeft duurzame investeringen in de brandweerpost gedaan. Ze stelt geen moeite te 3

14 hebben dat de voordelen terugvloeien naar de regio. Uiteindelijk komen ze ten goede aan ons allemaal. R. Meerhof benadrukt het belang van het up-to-date houden van de foto, en onderschrijft het punt van L. Wagenaar-Kroon over duurzame investeringen. Als burgemeester van Purmerend stelt D. Bijl geen behoefte te hebben aan nieuwe discussie over de verdeelsystematiek. Aanvankelijk was Purmerend ook een nadeelgemeente. Door allerlei landelijk ontwikkelingen, waarop de regio s geen invloed hebben is dat veranderd. Ook in de toekomst kunnen ontwikkelingen positief danwel negatief uitvallen. Als portefeuillehouder vindt hij het een prima voorstel om naar het vraagstuk van duurzaamheid te kijken. De overige punten van L. Wagenaar-Kroon over het oefencentrum en de meldkamer worden al meegenomen in lopende trajecten. J. Rozendal vult aan dat het risico voor het vertrek van de meldkamer bij gemeente Zaanstad ligt. VrZW en gemeente Zaanstad acteren op dit risico. H. Raasing geeft aan dat het risico voor het oefencentrum ook bij gemeente Zaanstad ligt. Zowel landelijk als regionaal wordt hierop geacteerd. Zo gaat VrZW samen met regio s Amsterdam-Amstelland, Kennemerland en Noord-Holland Noord een Brandweerschool oprichten. Een voorstel hiervoor komt nog naar het Algemeen Bestuur. D. Bijl geeft aan dat de verdeelsystematiek al vaak onderwerp van gesprek is geweest. Hij stelt voor de twee varianten met elkaar te vergelijken: 1) op basis van inwonertal en 2) op basis van bijdrage aan Gemeentefonds. Hij is geen voorstander om één component eruit te halen. J. Hamming geeft aan dat solidariteit in de regio van groot belang is. Daarom moet een grote gemeente als Zaanstad ook meer bijdragen. Hij is voorstander om een streep onder de discussie te zetten en verder te gaan. L. Wagenaar-Kroon reageert dat voor haar geen sprake is van solidariteit. Ze wil graag een bestuurlijke discussie over de verdeelsystematiek. D. Bijl stelt voor een overzicht te bieden op het gebied van de kostenverdeling, waarbij de systematiek op basis van Gemeentefonds vergeleken wordt met de systematiek op basis van inwonertal. Het Algemeen Bestuur besluit: 1. dat de gemeenten eigenaar blijven van de panden, maar dat er nieuwe overeenkomsten voor het gebruik en beheer worden gesloten waarbij gebruik en beheer in belangrijke mate bij VrZW worden belegd en de administratieve last tot een minimum wordt beperkt; 2. het pand Prins Bernardplein (PBP) per 1/1/18 terug te leveren aan de gemeente Zaanstad waarbij Zaanstad zorg draagt voor de exploitatie en de bijbehorende risico s; 3. een nieuw meerjarig huurcontract op het pand PBP af te sluiten voor het gebruik van de kantoorruimten en het gebruik van een deel van de capaciteit van het oefencentrum tegen de huidige kosten (+ indexatie); 4. gemeentesecretarissen en VrZW opdracht te geven tot een definitief voorstel te komen om een en ander langs bovenstaande lijnen in te regelen. Met daarbij specifieke aandacht voor de balans tussen 4

15 investeringen en opbrengsten in het kader duurzaamheid en het meenemen van een doorkijk op het oefencentrum. 5. Een overzicht te bieden op het gebied van de kostenverdeling, waarbij de systematiek op basis van Gemeentefonds vergeleken wordt het de systematiek op basis van inwonertal. b. Weerstandsvermogen Het Algemeen Bestuur besluit: 1. Dat het wenselijk is dat de gemeenschappelijke regeling VrZW beschikt over een weerstandsvermogen; 2. Dat VrZW dient te beschikken over een algemene reserve (gekoppeld aan een jaarlijkse actualisatie van risico s); 3. Met ingang van de Jaarrekening 2017 in te stemmen met een aanpassing van de omvang van het weerstandsvermogen van een waardering van B (ruim voldoende) naar C (voldoende), waardoor het ratio weerstandsvermogen voor VrZW tussen 1,0 < x > 1,4 komt te liggen. c. Inkoop- en aanbestedingsbeleid L. Sievers vult aan dat het van belang is de ontwikkeling van het weerstandsvermogen meerjarig in de gaten te houden. Het Algemeen Bestuur stelt het geactualiseerd Inkoop- en aanbestedingsbeleid vast, in lijn met de herziene Aanbestedingswet A GHOR a. Positionering GHOR in Zaanstreek- Waterland L. Wagenaar-Kroon leidt het onderwerp in. Als gevolg van een aantal externe ontwikkelingen is het zinvol de positie van de GHOR in Zaanstreek-Waterland tegen het licht te houden en te beoordelen op de toekomstbestendigheid. Om die reden heeft de directeur Publieke Gezondheid het voorliggende advies opgesteld. Het vraagstuk kent evenwel ook een onderstroom gelet op de relatie met Amsterdam. Momenteel worden de GHOR-taken voor Zaanstreek-Waterland onder verantwoordelijkheid van de directeur Publieke Gezondheid door GHOR Amsterdam-Amstelland uitgevoerd.. Het vigerende convenant kent een opzegtermijn van één jaar. Om ongebonden de oriëntatie op de positionering van de GHOR Zaanstreek-Waterland aan te gaan, zou dat convenant wel pro forma per 1 januari 2018 moeten worden opgezegd.. F. Strijthagen duidt de externe ontwikkelingen. Allereerst benadrukt hij het belang van een goede verbinding tussen GGD en GHOR. Daarnaast is de regionale meldkamer voor veiligheidsregio s Kennemerland, Noord-Holland Noord en Zaanstreek-Waterland in Haarlem aanleiding om de uitvoering van GHOR-taken opnieuw te bekijken. Ook het BTW-vraagstuk gaf aanleiding om opnieuw naar het huidige construct te kijken. Hij benadrukt dat een andere organisatie van de GHOR-taken geen afbreuk doet aan de samenwerking met Amsterdam- Amstelland. Vandaar dat hij voorstelt een eigenstandige GHOR-organisatie in Zaanstreek-Waterland in te richten. D. Bijl vindt dat sprake is van doelredenering in de notitie, gericht op het doorsnijden van de relatie met Amsterdam-Amstelland. De gerechtelijke kaart lijkt aanleiding voor dit voorstel, terwijl de maatschappelijke samenhang met Amsterdam groter is dan met Haarlem of Alkmaar. Daarnaast is hij tevreden over de huidige invulling van GHOR-taken. Ook J. van Beek is niet ontevreden over de huidige constructie, maar is het wel eens om naar optimalisatie te kijken. R. Meerhof geeft aan dat we geen invloed hebben op de gerechtelijke kaart. 5

16 Binnen dat gegeven moeten we naar de meest optimale inrichting van de GHORorganisatie kijken. Hij steunt daarom dit voorstel. L. Sievers vindt de voorgestelde stap naar een eigenstandige GHOR binnen Zaanstreek-Waterland een te kleine stap. Gezien maatschappelijke ontwikkelingen naar samenvoeging en schaalvergroting, lijkt het een tegengestelde stap om nu zelfstandig iets te organiseren. Waarom kijken we niet naar een grotere stap voorwaarts, van bovenregionale samenwerking? Dat vraagt om een bredere toekomstvisie op de GHOR. F. Strijthagen reageert dat de inrichting van de GHOR Zaanstreek-Waterland een tussenstap kan zijn naar een GHOR in breder verband in Noord-Holland met Kennemerland en Noord-Holland Noord en is enthousiast over het oppakken van deze vraag. J. Hamming stelt voor de notitie aan te passen. Zodat duidelijker de visie op een toekomstbestendige GHOR naar voren komt, en op basis daarvan kan een aantal scenario s met elkaar vergeleken worden: 1) behoud huidige construct, 2) eigenstandige GHOR Zaanstreek-Waterland en 3) GHOR Noord-Holland. D. Bijl wijst op het onderzoek dat eerder door PwC hierover is uitgevoerd. H. Raasing stelt dat de doorontwikkeling van de GHOR binnen de doorontwikkeling van de veiligheidsregio past. Beiden komen in december terug in het Algemeen Bestuur. F. Strijthagen benadrukt dat er sprake van urgentie is, met name in relatie tot de realisatie van Meldkamer Noord-Holland. J. Hamming geeft aan in ieder geval het contract met Amsterdam-Amstelland pro forma op te zeggen. L. Sievers vraagt behalve een visie en scenario s ook een tijdsplanning toe te voegen. Het Algemeen Bestuur besluit: 1. Het huidige convenant met betrekking tot de uitvoering van GHOR-taken van Zaanstreek-Waterland door GHOR Amsterdam-Amstelland per 1 januari 2019 pro forma op te zeggen; 2. De directeur Publieke Gezondheid te verzoeken de notitie Naar een toekomstbestendige GHOR Zaanstreek-Waterland aan te passen door een toevoeging van: a. Toekomstvisie GHOR b. Vergelijking drie scenario s: 1) behoud huidige construct, 2) GHOR Zaanstreek-Waterland en 3) GHOR Noord-Holland 3. De aangepaste notitie te agenderen voor het Algemeen Bestuur van 8 december A Risicobeheersing a. Beheersmaatregelen en prioritering Brandrisicoprofiel VrZW b. Productencatalogus Brandveilig Het Algemeen Bestuur: 1. Stemt in met de notitie Beheersmaatregelen en prioritering Brandrisicoprofiel VrZW, waarin beheersmaatregelen beschreven staan om overschrijdingen van de normtijd zo veel mogelijk te compenseren. Met deze maatregelen wordt het niveau van brandveiligheid verder verhoogd. 2. Geeft de directeur opdracht één en ander per gemeente af te stemmen en uit te werken. Het Algemeen Bestuur besluit: 1. Kennis te nemen van de productencatalogus Brandveilig leven, waarin de 6

17 leven activiteiten die VrZW uitvoert op het gebied van Brandveilig leven opgenomen zijn; 2. De productencatalogus Brandveilig leven uit te breiden naar de productencatalogus Veilig leven; 3. De Veiligheidsdirectie te verzoeken een advies op te stellen met betrekking tot het proces om te komen tot de productencatalogus Veilig leven. L. Sievers is van mening dat brandveilig leven een succesvolle beweging binnen Brandweer Nederland is. Het is een belangwekkend onderwerp om mee te nemen in de doorontwikkeling van de organisatie. Het is een uitdaging om als veiligheidsregio maatschappelijk relevant te blijven. De bestuurders hebben daar zelf ook een opgave in. Wellicht is het goed om Brandweer over Morgen weer eens onder de aandacht van het bestuur te brengen. A A Informatievoorziening a. Archiefverordening en Besluit informatiebeheer Communicatie besluitvorming Algemeen Bestuur / informatievoorziening gemeenteraden Het Algemeen Bestuur besluit: 1. de Archiefverordening VrZW 2017 vast te stellen; 2. de archivaris van de gemeente Zaanstad aan te wijzen als archivaris van VrZW onder voorbehoud van instemming door het college van gemeente Zaanstad; 3. het gemeentearchief van de gemeente Zaanstad aan te wijzen als archiefbewaarplaats van VrZW. D. Bijl geeft aan dat er geen behoefte is om zijn raad aanvullend te informeren. Het verslag van het Algemeen Bestuur volstaat. Bovendien hebben gemeenteraadsleden meer interesse in een presentatie of werkbezoek. A Rondvraag en sluiting H. Raasing neemt het Algemeen Bestuur kort mee in de resultaten van het Belevingsonderzoek repressief brandweerpersoneel binnen Zaanstreek- Waterland. De respons binnen Zaanstreek-Waterland was hoog, 53% heeft gereageerd. Uit het belevingsonderzoek blijkt men trots is op het brandweervak zowel landelijk als in Zaanstreek-Waterland. In het algemeen zijn de respondenten uit Zaanstreek-Waterland kritischer dan in de meeste andere regio s: men ervaart een vervreemding van de organisatie en een kloof tussen management en de werkvloer. De hoofdlijnen uit het onderzoek zijn onderdeel van de doorontwikkeling van de organisatie en komen in december terug in het Algemeen Bestuur. L. Wagenaar-Kroon vindt de resultaten deels te verklaren vanuit de implementatie van het dekkingsplan, desalniettemin zijn de signalen duidelijk. Het wordt tijd om serieus werk van de signalen te maken. Als bestuurders en management moeten we in gesprek met onze posten, om boven tafel te krijgen wat de aanleiding voor het kritische geluid is. Uit de raadsinformatiebrief moet dit ook duidelijker spreken. H. Raasing geeft aan de raadsinformatiebrief hierop aan te passen, en deze vandaag te versturen naar de griffies. J. van Beek vraagt aandacht voor het schenken van afgeschreven materieel aan goede doelen, zoals Brandweer zonder Grenzen. H. Raasing zegt toe dat VrZW hiervoor een voorstel voor het Algemeen Bestuur van 8 december voorbereid. J. Hamming sluit de vergadering om uur. 7

18 8

19 3.c Actiepuntenlijst AB 8 december A c Actiepuntenlijst AB 8 december 2017.docx A c Actiepuntenlijst Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek- Waterland Agendapunt + status Onderwerp Toelichting/status Wie Termijn Actiepuntenlijst DB en AB Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland, pagina 1

20 4.a Vergaderplanning DB en AB A a Vergaderplanning DB en AB 2018_besluitformulier AB.docx Besluitformulier Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland Datum vergadering: 8 december 2017 Onderwerp: Vergaderplanning DB en AB 2018 Nummer: Naam Steller: A a I. Fris / S. Keukens Afdeling: Veiligheidsbeleid & Strategie Korte inhoud: In het laatste kwartaal van het lopende jaar stelt VrZW de vergaderplanning voor het volgende jaar op. Bij het opstellen van de planning is nadrukkelijk rekening gehouden met de vergaderplanning van andere regionale en landelijke gremia, de oefenplanning (mono en multi), vakanties en feestdagen. De data voor 2018 zijn in concept voor akkoord naar de secretariaten van de bestuurders gestuurd. De ontvangen input op de voorgestelde data is verwerkt. Data Dagelijks Bestuur 2018 Woensdag 7 februari Woensdag 21 maart Woensdag 20 juni Woensdag 3 oktober Woensdag 14 november In overleg met de secretariaten van de leden van het Dagelijks Bestuur worden tijdstip en locatie van het Dagelijks Bestuur nader bepaald. Data Algemeen Bestuur 2018 Vrijdag 23 februari Vrijdag 6 april Bestuursconferentie: donderdag 31 mei Vrijdag 29 juni Vrijdag 19 oktober Vrijdag 30 november Het Algemeen Bestuur vergadert van tot uur. De locatie is het kantoor van VrZW, Prins Bernhardplein 112 te Zaandam, vergaderruimte De locatie voor de bestuursconferentie wordt te zijner tijd bekend gemaakt. Voorstel om te beslissen: Het Algemeen Bestuur wordt gevraagd de vergaderplanning DB en AB 2018 vast te stellen. Advies Veiligheidsdirectie: Advies Dagelijks Bestuur: Personele gevolgen: Financiële gevolgen: Voor kennisgeving aangenomen Het Dagelijks Bestuur besluit de vergaderplanning DB en AB 2018 door te geleiden naar het Algemeen Bestuur van 8 december Geen Geen Verhouding met ander beleid: Vergaderplanning Veiligheidsdirectie P&C-cyclus Besproken met: Secretariaten burgemeesters Zaanstreek-Waterland Besluit:

21 Aldus besloten door het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland in de vergadering van 8 december 2017 namens deze, voorzitter, secretaris, J. Hamming H. Raasing

22 4.b Onderzoek stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari A b Onderzoek stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017_beleidsreactie Minister VenJ.pdf Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Veiligheidsregio s Nr. 134 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 2 oktober 2017 Op 27 juli heb ik u het rapport «Onderzoek naar de stroomstoring van Amsterdam en omstreken» aangeboden (Kamerstuk , nr. 126). Hierbij stuur ik u zoals aangekondigd mijn reactie op dit rapport mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Economische Zaken. Achtergrond Op 17 januari jl. kwamen in het verzorgingsgebied van de Veiligheidsregio s Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek Waterland aansluitingen zonder stroom te zitten. Naar aanleiding van berichten over de (on) bereikbaarheid van en het overlijden van hulpbehoevende personen tijdens de stroomstoring heeft de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland de Inspectie VenJ, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en het Agentschap Telecom gevraagd onderzoek te doen naar de bereikbaarheid en de continuïteit van de meldkamers tijdens deze storing. Het rapport bevat tevens aanbevelingen voor alle veiligheidsregio s, de nationale politie alsmede de Ministers van Veiligheid en Justitie en van Economische Zaken. Om er voor te zorgen dat een melder wordt geholpen is het nodig dat verschillende onderdelen in een keten goed functioneren. Het betreft de telefoon van de burger die belt, het netwerk van de telecomoperator die de verbinding mogelijk maakt, de landelijke centrale van de politie die de melding aanneemt en de regionale meldkamer die de melding verwerkt, beoordeelt en de benodigde hulpdienst inzet. Deze onderdelen zijn ieder op zich afhankelijk van de elektriciteitsvoorziening. De Inspecties en het Agentschap Telecom constateren dat het aantal meldingen zonder spoed tijdens de stroomstoring toenam. De politie schat het percentage niet spoedeisende meldingen tijdens de stroomstoring op circa 70%. Bij een incident met een grotere reikwijdte of waar meer mensen getuige van zijn is het niet ongebruikelijk dat er behalve niet kst ISSN s-gravenhage 2017 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

23 spoedeisende meldingen ook veel zogenaamde «dubbelmeldingen» zijn. Tijdens de stroomstoring heeft de landelijke centrale van de politie in Driebergen dit soort meldingen eruit gefilterd. Totaal ontving de landelijke centrale gedurende de stroomstoring tussen uur en uur oproepen. Normaal zijn dat er +/- 70. Van deze oproepen zijn er 1134 aangenomen en 854 oproepen zijn door de beller verbroken.369 daarvan waren uniek. De gemiddelde wachttijd bedroeg 90 seconden. Aanbevelingen De politie is verantwoordelijk voor de inrichting van de landelijke centrale. De veiligheidsregio heeft de beschikking over een gemeenschappelijke meldkamer ten behoeve van de brandweertaak, de geneeskundige hulpverlening, de ambulancezorg en de politietaak. De regionale meldkamer ambulancevoorzieningen draagt zorg voor het in stand houden van de meldkamer ambulancezorg als onderdeel van de meldkamer. De korpschef draagt zorg voor het in stand houden van de meldkamer politie, als onderdeel van de gemeenschappelijke meldkamer. De Minister van Veiligheid en Justitie heeft een beleidsverantwoordelijkheid voor de keten. De telecomproviders zijn verantwoordelijk voor het telecomnetwerk en de Minister van Economische Zaken kent hierin een beleidsverantwoordelijkheid. De aanbevelingen zijn dan ook gericht aan de verschillende spelers betrokken in de keten. In de aanbevelingen wordt in veel gevallen om een gemeenschappelijke aanpak gevraagd. Ik onderschrijf het belang van deze aanbevelingen. Voor een deel passen deze binnen de afspraken om te komen tot een landelijke organisatie van meldkamers. Daarnaast zijn ook direct maatregelen nodig om de bereikbaarheid van te verbeteren op onverwachte piekmomenten. In onderstaande reactie ga ik in op de verschillende aanbevelingen uit het rapport en zal ik de relatie leggen met de realisatie van de landelijke meldkamer waarover ik uw Kamer op 26 juni j.l. (Kamerstukken en , nr. 85) voor het laatst heb geïnformeerd. Handelingsperspectief De Inspectie doet een aanbeveling aan de nationale politie, het bestuur van de veiligheidsregio Amsterdam Amstelland, de besturen van de veiligheidsregio s en mij,om burgers bij en voorafgaand aan een maatschappelijke calamiteit zoals een stroomstoring een handelingsperspectief te bieden. In 2013 heeft de Inspectie VenJ naar aanleiding van technische storingen die zich in 2012 in de keten hebben voorgedaan een aantal aanbevelingen gedaan in het rapport «1-1-2 onder de loep». Eén van de aanbevelingen uit dat rapport was «Bied een adequaat handelingsperspectief voor de burger die geen contact krijgt met en communiceer dit breed». Naar aanleiding hiervan is een handelingsperspectief opgesteld en breed gecommuniceerd via verschillende media. Het handelingsperspectief is raadpleegbaar via politie.nl en rijksoverheid.nl. Het handelingsperspectief luidt: Probeer 112 te bereiken met een ander toestel (vast of mobiel); Bel de huisarts of huisartsenpost als het gaat om een medische noodsituatie; Blijf bij het slachtoffer en vraag altijd aan buren en omstanders om te helpen en te bellen; Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

24 Heeft u geen ander toestel bij de hand en belt u mobiel? Probeert u dan enkele meters te verplaatsen of om te draaien en probeer het opnieuw. Houd het toestel hoog en laat de antenne (die vaak aan de onderkant van een smartphone zit) vrij. Burgers die bellen en in de wachtrij komen worden via een automatische tekst geïnstrueerd om aan de lijn te blijven wachten. Voor deze instructie is gekozen omdat burgers die ophangen en opnieuw bellen achteraan in de wachtrij komen. Overwogen is ook om burgers die in grote getalen voor hetzelfde incident bellen of niet echt in nood zijn, via een automatische boodschap te instrueren om zelf de verbinding te verbreken. De reden om dit tot op heden niet te doen is omdat in deze gevallen nog geen onderscheid gemaakt kan worden tussen burgers die zelf de verbinding verbreken en burgers waarbij de verbinding niet uit eigen beweging wordt verbroken. Het bovengenoemde handelingsperspectief is afhankelijk van de situatie van de beller en niet overal in gelijke mate toepasbaar. De piekbelasting tijdens de stroomstoring en het grote aantal oneigenlijke oproepen dat hiermee gepaard ging zijn aanleiding om het bestaande handelingsperspectief opnieuw tegen het licht te houden. Ook zal worden bezien of voldoende duidelijk is in welke gevallen een burger moet bellen en wanneer alternatieve nummers, op welke wijze geïnvesteerd kan worden in de voorlichting hierover en hoe dit voor de burger gemakkelijker toegankelijk te maken is, ook tijdens een crisis. De voorziene vernieuwing van biedt ook nieuwe technische mogelijkheden voor het handelingsperspectief van burgers die bellen en in de wachtrij komen. De politie zal in overleg met de andere hulpverleningsdiensten hiervoor met voorstellen komen. Inrichting landelijke meldkamer De Inspectie doet de aanbeveling aan de nationale politie om conform de uitgangspunten van het transitieakkoord ervoor te zorgen dat bij de inrichting van de landelijke meldkamer er voor de aanname van oproepen zo min mogelijk doorschakelingen plaatsvinden en dat meldkamerlocaties beter bereikbaar zijn tijdens piekbelasting. In mijn brief d.d. 26 juni 2017 «de stand van zaken vernieuwing C2000, landelijke meldkamerorganisatie en voor doven en slechthorenden», heb ik u geïnformeerd over de belangrijke kwalitatieve doelstellingen voor de transitie naar een landelijke meldkamerorganisatie. Het Inspectierapport bevestigt de koers die is ingezet en de achterliggende doelstellingen zoals het verbeteren van de bereikbaarheid van meldkamers tijdens piekbelasting, het verbeteren van informatie-uitwisseling en het vergroten van de uitwijkmogelijkheden van meldkamers. De gedachte hierbij is dat meldkamers werk van elkaar kunnen overnemen en op die manier virtueel als één geheel kunnen werken. Meldkamers zullen eerst samengevoegd worden en vervolgens één voor één aangesloten worden op de landelijke ICT voorzieningen. In mijn brief van 26 juni 2017 heb ik u op de hoogte gesteld van de laatste stand van zaken met betrekking tot de samenvoegingen en de realisatie van de landelijke ICT Infrastructuur. Een andere kwalitatieve doelstelling van de landelijke meldkamer is om de burger zoveel als mogelijk in het eerste contact te helpen. Hiervoor is onder andere afgesproken dat er geen sprake meer zal zijn van centrale aanname van mobiele telefonie. Om bovengenoemde doelstellingen te realiseren is het van belang om de verantwoordelijkheid voor het beheer van de meldkamers bij één van de deelnemers in de meldkamers te beleggen. Hiervoor is een aanpassing Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

25 van het wettelijk kader noodzakelijk. Op dit moment werk ik in overleg met de betrokken partijen aan een wetsvoorstel waarbij het beheer van alle meldkamers bij de politie wordt gelegd. Onderdeel van dit wettelijk kader is dat meldkamers elkaars werk moeten kunnen overnemen. Ik verwacht dat het wetsvoorstel binnenkort in consultatie zal gaan en dat het voorstel in het voorjaar van 2018 uw Kamer zal bereiken. Heldere afspraken en procedures bij verstoringen De Inspectie doet de aanbeveling aan de nationale politie en het bestuur van de veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland om te zorgen voor heldere afspraken en procedures bij verstoringen in de aanname en daarbij expliciet te maken wat de taak van de landelijke centrale is en wat de taak van de regionale meldkamer. Deze aanbeveling is relevant voor alle hulpdiensten die werkzaam zijn op de meldkamers. De politie zal het voortouw nemen om samen met de ambulancevoorzieningen en veiligheidsregio s tot aangescherpte of nieuwe afspraken en procedures te komen. Deze afspraken zullen zich o.a. richten op de onderlinge communicatie tijdens piekbelasting en het opvangen en routeren van telefoonverkeer. De politie heeft naar aanleiding van de stroomstoring al direct een aantal maatregelen genomen om een onverwachte piekbelasting bij de landelijke centrale beter op te kunnen vangen. Om in een dergelijke situatie sneller extra capaciteit te kunnen realiseren, met name in de nacht, zullen medewerkers van de politie die normaal niet op de centrale werken worden opgeleid om ingezet te kunnen worden om deze periode te overbruggen tot er extra medewerkers van de centrale aanwezig zijn. Verder zijn de procedures aangescherpt zodat eerder zichtbaar wordt als gesprekken zijn gemist. De politie zal in overleg met de betrokken hulpdiensten die werkzaam zijn op de meldkamers bezien welke aanvullende maatregelen nog nodig en mogelijk zijn. Ook door de meldkamer ambulancezorg Amsterdam-Amstelland zijn n.a.v. de stroomstoring extra maatregelen getroffen. Zo worden de medewerkers opnieuw geïnformeerd over de rol en werkwijze van de landelijke centrale bij piekbelasting. Actuele kennis van de procedures en een specifieke opleiding zijn essentiële randvoorwaarden voor een goed functioneren van de landelijke centrale en de keten. Landelijk is dit beschreven in het generieke draaiboek De politie geeft naar aanleiding van de stroomstoring extra aandacht aan besluitvorming en het handelen volgens het draaiboek. Daarnaast zal de politie inzetten op het vergroten van de kennis van het generieke draaiboek in de eigen organisatie en hier ook aandacht voor vragen bij de ambulancediensten en veiligheidsregio s. Kwalitatief goede informatie over de aanname De Inspectie doet de aanbeveling aan de nationale politie en het bestuur van de veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland om te zorgen dat de regionale meldkamer en de landelijke centrale beschikken over kwalitatief goede informatie over het proces van de aanname, zoals wachttijd, wachtrij en verbroken oproepen. Deze aanbeveling is relevant voor alle hulpdiensten die werkzaam zijn op de meldkamers. In 2018 wordt een nieuwe technische infrastructuur voor de dienstverlening in gebruik genomen. Hierover heb ik u eerder geïnformeerd in mijn «Verzamelbrief 112 aangelegenheden» van 16 maart 2016 (Kamerstuk , nr. 112) Met de nieuwe infrastructuur wordt het technisch mogelijk de wachttijden en wachtrijen te monitoren. Er zal dan Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

26 een automatische melding uit het systeem komen wanneer wachtrijen ontstaan en/of wachttijden overschreden worden. Daarnaast geeft de nieuwe technische infrastructuur voor de mogelijkheid om te sturen op het actuele belverkeer door bijvoorbeeld oproepen uit een incidentgebied te routeren naar een meldkamer waar capaciteit beschikbaar is. Norm ononderbroken toegang De inspecties adviseren het Ministerie van Economische Zaken om het ingezette traject met de telecomaanbieders om te komen tot een norm voor een ononderbroken toegang tot te continueren en te bewaken en te bepalen welk maatschappelijk aanvaardbaar restrisico van een onderbroken toegang tot acceptabel is De Inspecties adviseren de telecomaanbieders om de lopende evaluatie naar aanleiding van het rapport «Stroomstoring Noord-Holland 27 maart 2015» te versnellen en besluiten te nemen over de te treffen voorzieningen om ononderbroken toegang tot bij een langdurige stroomstoring te borgen. De telecomvoorziening is sterk afhankelijk van elektriciteit, daarom zijn voor situaties van elektriciteitsuitval noodstroomvoorzieningen getroffen die een beperkte tijd de uitval kunnen overbruggen. De verwachting is dat in een gebied ongeveer tussen de 1 en 2 uur mobiele telefonie beschikbaar blijft voor Daarbij kunnen omringende masten een deel van het stroomuitvalgebied blijven voorzien van dekking. Deze tijdsduur is destijds door de telecomaanbieders als voldoende beoordeeld gezien de over het algemeen korte duur van elektriciteitsuitval in Nederland. Tijdens de stroomstoring in Amsterdam bleek niet dat niet aankiesbaar was. Een deel van de mobiele telecomvoorziening bleef functioneren. De telecomaanbieders hebben de stroomstoring in Noord Holland (Diemen) in 2015 aangegrepen om hun technische systemen na te kijken en hun crisisorganisaties te evalueren. Op basis hiervan zijn maatregelen genomen die zorgen voor een betere werking van het systeem. Zo zijn er bijvoorbeeld verbetermaatregelen in specifieke onderdelen van noodstroomvoorzieningen getroffen. Door deze maatregelen vielen er bij de stroomstoring in Amsterdam in 2017 minder masten uit dan bij de stroomstoring in Diemen. Tijdens de stroomstoring in Amsterdam in 2017 is, ondanks uitval van een aantal masten, het mobiele netwerk als geheel blijven werken. Deze maatregelen hebben echter er niet toe geleid dat de telecomvoorziening substantieel langer mobiel bereikbaar blijft tijdens een langdurige, grootschalige stroomstoring. De telecomaanbieders hebben gezien de kleine kans op een langdurige grootschalige stroomstoring aan de Minister van Economische Zaken aangegeven extra investeringen in noodstroomvoorzieningen niet nodig te achten. Deze investeringen wegen volgens hen niet op tegen de investeringen die nodig zijn om 112 substantieel langer mobiel aankiesbaar te houden tijdens een grootschalige stroomstoring. De Minister van Economische Zaken is naar aanleiding van de rapportage over de stroomstoring in Diemen in gesprek gegaan met telecompartijen over de norm voor onderbroken toegang van bij een langdurige, grootschalige stroomstoring. In het gesprek met de sector is de Minister van Economische Zaken ook ingegaan op de aanbeveling van het Agentschap Telecom in haar rapportage over de elektriciteitsuitval in Diemen om te komen tot nadere Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

27 normering voor de aankiesbaarheid van bij elektriciteitsuitval. De aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken hebben reeds ingevolge artikel 7.7, derde lid, van de Telecommunicatiewet de plicht voorzieningen te treffen die noodzakelijk zijn om de ononderbroken toegang tot alarmnummers te waarborgen. Een specifieke kwaliteitsnorm, bijvoorbeeld een specifieke urenspecificatie hoe lang aankiesbaar moet blijven, is echter niet in regelgeving opgenomen. De inspecties bevelen aan om te komen tot een dergelijke kwaliteitsnorm als de maatschappelijke behoefte afwijkt van de kans/gevolg/kosten-afweging die de telecompartijen zelf maken. De Minister van Economische Zaken overweegt nog of er een dergelijke kwaliteitsnormering moet komen. Het is echter voor het bepalen van een beschikbaarheidsnorm van belang goed te bezien wat eisen aan een langere beschikbaarheid opleveren tegenover de benodigde extra investeringen die nodig zijn om de norm te halen. Daarnaast moeten reële obstakels/limieten in het halen van een norm worden meegenomen, zoals gebrek aan ruimte voor accu s, dakbelasting en beperkende bepalingen in contracten of lokale regelgeving. Bovendien moet ook rekening gehouden worden met de realistische kans op langdurige stroomstoringen en ook hoe andere onderdelen van de keten blijven functioneren tijdens een stroomstoring. De Minister van EZ is voornemens om op korte termijn een gedegen kosten en baten analyse uit te laten voeren met betrekking tot maatregelen bij de Telecomsector in verhouding tot maatregelen bij de (regionale) netbeheerders. Uit dit onderzoek moet een duidelijk beeld naar voren komen wat proportioneel en redelijk is en of het verstandig is om aanvullende eisen te stellen aan telecompartijen of netbeheerders. Actieve informatie uitwisseling tijdens een stroomstoring De Inspecties adviseren de netbeheerders, besturen van de veiligheidsregio s en de Telecomaanbieders om elkaar actief te informeren gedurende een stroomstoring en hiervoor afspraken te maken. Uit incidenten zoals de stroomstoring in Diemen en de stroomstoring in Amsterdam blijkt dat het optimaal informeren tussen vitale aanbieders en veiligheidsregio s erg belangrijk blijft. Genoemde partijen zijn hiervoor in eerste instantie zelf verantwoordelijk. In 2015 zijn het Veiligheidsberaad en mijn ministerie gestart met het project Continuïteit van de Samenleving dat zich richt op het verbeteren van het gezamenlijk optreden van overheid en vitale aanbieders en het versterken van de samenwerking. Bij de start is een landelijk netwerk opgericht met alle betrokken partijen. In dit netwerk wordt door middel van bijeenkomsten inzicht verkregen in de verbonden organisaties en processen. Er worden casussen met elkaar besproken en ervaringen uitgewisseld. Op13 december 2016 heb ik de publiek-private oefening VITEX NL georganiseerd over de gevolgen van een stroomstoring op regionaal en bovenregionaal niveau. Er is geconstateerd dat de borging van samenwerkingsafspraken in de «warme fase» continu aandacht vraagt. De evaluatie van de stroomstoring bevestigt de noodzaak om nog meer te focussen op daadwerkelijke verbeteringen van het gezamenlijk optreden in de «warme fase», waaronder het elkaar actief alarmeren en informeren. Ik zal samen met de Minister van EZ deze aanbeveling onder de aandacht brengen bij de betrokken partijen. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

28 Tot slot De ingezette verandering om te komen tot een landelijke organisatie van meldkamers wordt de komende periode voortgezet. Tot die tijd worden de maatregelen die nodig zijn om de bereikbaarheid van te verbeteren opgepakt. Gedurende de transitie van de meldkamers blijft de continuïteit gewaarborgd. De Inspectie van VenJ zal dit najaar meldkamers bezoeken om het beeld hierover op te halen. De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

29 1 A b Onderzoek stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017_besluitformulier AB.docx Besluitformulier Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland Datum vergadering: 8 december 2017 Onderwerp: Onderzoek stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 Nummer: Naam Steller: A b C. Cools / S. Keukens Afdeling: Vakbekwaamheid & Kennis / V&S Korte inhoud: Op 17 januari 2017 komen door een stroomstoring circa aansluitingen in Amsterdam, Landsmeer, Oostzaan en Zaandam zonder stroom te zitten. Na de stroomstroming verschijnen er berichten in de media dat enkele burgers zouden zijn overleden nadat geen of te laat contact tot stand kwam met de meldkamer. Naar aanleiding van berichten over de (on)bereikbaarheid van en het overlijden van hulpbehoevende personen tijdens de stroomstoring op 17 januari 2017 vraagt de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland aan de Inspectie Veiligheid en Justitie, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Autoriteit Telecommunicatie om een onderzoek. Conclusies De huidige inrichting van de aanname brengt risico s met zich mee. In de huidige situatie komen alle mobiele oproepen op de landelijke centrale in Driebergen binnen. Vaste oproepen komen in principe bij de regionale meldkamer binnen. In bijzondere situaties, zoals een meldingspiek kunnen ook de vaste oproepen doorgeschakeld worden naar Driebergen. Op dat moment is de landelijke centrale single point of contact voor de eerste aanname van meldingen voor de betreffende regio. Een aantal regio s heeft de doorschakeling van vaste oproepen naar Driebergen standaard aanstaan. Zo kan het zijn dat op 17 januari alle mobiele en vaste oproepen vanuit Amsterdam- Amstelland, alle mobiele oproepen uit heel Nederland en de vaste oproepen vanuit een aantal veiligheidsregio s bij de landelijke centrale in Driebergen binnen kwamen. Hierdoor ontstond een wachtrij met een maximale wachttijd van bijna 5 minuten. Zowel de landelijke centrale als de MKA hadden ten tijde van de stroomstoring meer maatregelen moeten nemen om de wachttijd voor de aanname van een oproep te beperken. De totale wachttijd voor een oproep kon in een enkel geval oplopen tot meer dan 21 minuten en 369 unieke oproepen hebben geen contact gehad met de landelijke centrale. Tijdens de stroomstoring was er een piek aan oproepen. Deze meldingenpiek overtreft de maximale capaciteit waarop de centrale en de MKA is berekend. Verschillende continuïteitsplannen beschrijven maatregelen om risico s van verstoringen binnen de voorziening en de impact op het proces inzichtelijk te maken en om daarop maatregelen te treffen. In het licht van de meldingenpiek op 17 januari hebben zowel de landelijke centrale als de MKA niet alle beschikbare maatregelen genomen om de wachttijd te beperken is door de specifieke omstandigheden via de mobiele netwerken beschikbaar gebleven. Naar aanleiding van de stroomstoring op 17 januari zijn dezelfde kwetsbaarheden gesignaleerd als in het rapport Stroomstoring Noord-Holland 27 maart Ondanks eerdere aanbevelingen hiertoe van de inspecties is tot op heden geen norm gesteld voor de duur van de beschikbaarheid van na stroomuitval. Aanbevelingen In bijgevoegde beleidsreactie geeft de Minister van Veiligheid en Justitie aan op welke wijze opvolging gegeven wordt aan de aanbevelingen uit het onderzoek. In veel gevallen is de Nationale Politie binnen het Programma Landelijke Meldkamerorganisatie verantwoordelijke actiehouder om invulling te geven aan de aanbevelingen. In een aantal gevallen heeft VrZW zelf (aanvullende) maatregelen getroffen om de bereikbaarheid en continuïteit van de meldkamer te waarborgen. Het gaat specifiek om de volgende maatregelen: Aanbeveling Bied burgers bij en voorafgaand Maatregel VrZW In de risico- en crisiscommunicatie geeft VrZW aan in

30 aan een maatschappelijke calamiteit zoals een stroomstoring een handelingsperspectief. Informeer elkaar actief gedurende een stroomstoring en maak hiervoor afspraken. welke gevallen burgers moeten bellen (bij acuut gevaar of spoed), en in welke gevallen de gemeente. Of dat burgers zelf moeten handelen. Om zo overbelasting van de meldkamer te voorkomen, bijvoorbeeld bij storm en wateroverlast. De handelingsperspectieven zijn gedeeld en afgestemd met de landelijk projectleider Politie. De factsheet over bellen tijdens stroomstoring van het Agentschap Telecom is in onze handelingsperspectieven meegenomen. In het Netwerk Vitaal Noord-Holland, waarin de veiligheidsregio s (VrZW, VrAA, VrK en VrNHN) en vitale partners (waaronder de netbeheerders en de telecomaanbieders) vertegenwoordigd zijn wordt deze aanbeveling opgepakt. Als uitwerking van de convenanten tussen VrZW en haar vitale partners is een informatiekaart Telecom in voorbereiding in aanvulling op de informatiekaart Uitval elektriciteit, waarin veiligheidsregio en vitale partners afspraken hebben vastgelegd over elkaar informeren bij uitval elektriciteit. In de informatiekaart Telecom wordt alle relevante informatie voor het CoPI en ROT opgenomen (waaronder de afspraken met telecomproviders). Tevens onderzoekt VrZW de mogelijkheid van het inrichten van brandweerposten als meldpunten voor spoedeisende meldingen in geval niet bereikbaar is voor burgers en maakt hierover afspraken met de partners (politie GHOR/ambulancezorg en gemeenten). Voorstel om te beslissen: Het Algemeen Bestuur wordt gevraagd: 1. Kennis te nemen van de conclusies en aanbevelingen van het Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017; 2. Kennis te nemen van de beleidsreactie van de Minister van Veiligheid en Justitie, waarin de minister aangeeft op welke wijze opvolging gegeven wordt aan de aanbevelingen uit het onderzoek; 3. Kennis te nemen van de wijze waarop VrZW opvolging geeft aan de aanbevelingen uit het onderzoek naar de stroomstoring in Amsterdam en omstreken d.d. 17 januari Advies Veiligheidsdirectie: Advies Dagelijks Bestuur: Personele gevolgen: Financiële gevolgen: Voor kennisgeving aangenomen Het Dagelijks Bestuur besluit het Onderzoek stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 door te geleiden naar het Algemeen Bestuur van 8 december Geen Geen Verhouding met ander beleid: Landelijke Meldkamerorganisatie Risico- en crisiscommunicatie Netwerk Vitaal Noord-Holland Continuïteit van de samenleving (Strategische Agenda Versterking Veiligheidsregio s) Besproken met: Voorzitter, J. Hamming Regionaal kwartiermaker Meldkamer Noord-Holland,

31 F. van Herpen Besluit: Aldus besloten door het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland in de vergadering van 8 december 2017 namens deze, voorzitter, secretaris, J. Hamming H. Raasing

32 1 A b Onderzoek stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017_brief.pdf Inspectie Veiligheid en Justitie Ministerie van Veiligheid en Justitie > Retouradres Postbus H Den Haag Aan de voorzitters Veiligheidsregio Turfmarkt 147 CC directeuren Veiligheidsregio 2511 DP Den Haag Postbus H Den Haag www. nspectievenj fl1 IVenJ Contactpersoon S.M.W. van Rossenberg T s.m.w.van.rossenberg@ inspectievenj nl Ons kenmerk Datum 16 augustus Onderwerp eindrapport onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en Geachte voorzitter, omstreken 17 januari 2017 De Inspectie Veiligheid en Justitie, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Agentschap Telecom hebben een onderzoek uitgevoerd naar detereikbaarheid en continuïteit van de meldkamers tijdens de stroomstoring op 17 januari 2017 in Amsterdam en omstreken. Dit onderzoek is mede op verzoek van de voorzitter van de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland uitgevoerd. Het rapport over het onderzoek is te vinden op Op basis van het onderzoek concludeert de Inspectie dat de bereikbaarheid van bij piekbelasting nog een aantal kwetsbaarheden kent. Naast specifieke aanbevelingen aan de minister van Veiligheid en Justitie, de veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland en de Nationale Politie doet de Inspectie aan alle veiligheidsregio s de aanbeveling om burgers bij en voorafgaand aan een maatschappelijke calamiteit zoals een stroomstoring een handelingsperspectief te bieden. Onnodige belasting van de centrale kan worden voorkomen als bellers naar het alarmnummer tijdig een handelingsperspectief kan worden geboden. Daarnaast wijzen de Inspecties op een leerpunt uit een eerder onderzoek naar de stroomstoring in Noord-Holland (2015) om als veiligheidsregio gezamenlijk met telecomaanbieders en netbeheerders afspraken te maken over de informatieuitwisseling tijdens een stroomstoring. Ik ga er vanuit dat u zorgt dat deze aanbevelingen worden opgepakt. Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen. Met vriendelijke Veiligheid en Justitie

33 1 A b Onderzoek stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017_rapport.pdf Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 Bereikbaarheid en continuïteit van de meldkamers

34 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 Voorwoord 3 Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 5 1 Vraagstelling Aanleiding Doel van het onderzoek Opzet en werkwijze Afbakening Context Referentiekader Leeswijzer 17 2 Feitenreconstructie en bevindingen Inleiding Landelijke centrale Bevindingen Gemeenschappelijke Meldkamer Amsterdam-Amstelland Bevindingen Meldkamer Amsterdam-Amstelland: Politie Bevindingen Meldkamer Amsterdam-Amstelland: Brandweer Bevindingen Meldkamer Amsterdam-Amstelland: Ambulancedienst Bevindingen Regionaal Service Centrum Bevindingen Meldkamer Zaanstreek-Waterland: politie en brandweer Bevindingen Mogelijke calamiteiten bij verminderde bereikbaarheid Bevindingen 30 Bijlagen I Scenario Regionale meldkamer overbelast 33 II Nabelprocedure verloren meldingen 35 III Afkortingen 37 2

35 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave De stroomvoorziening is een van de vitale functies van de Nederlandse samenleving. Het Nationaal Veiligheidsprofiel typeert een grote stroomstoring als een waarschijnlijke dreiging met een ernstige impact. In dit licht mag men verwachten dat de Nederlandse samenleving in het algemeen en de hulpverleningsdiensten in het bijzonder hierop zijn voorbereid. Stroomuitval leidt in de huidige digitale samenleving eerder en tot grotere maatschappelijke problemen. En, hoe langer de stroomuitval duurt, hoe meer problemen er ontstaan door zogeheten cascade effecten. De praktijk leert dat veel burgers op dat moment een handelingsperspectief zoeken. Een stroomstoring heeft in het bijzonder gevolgen voor de (steeds meer thuiswonende) kwetsbare groepen in onze samenleving. Zorginstanties en of andere instanties die een verantwoordelijkheid voor thuiswonende hulpbehoevenden/ kwetsbare mensen hebben, wordt geadviseerd mochten zij dit niet hebben gedaan kwetsbare mensen voor te bereiden op wat te doen bij een stroomstoring. Naast noodzakelijke aandacht van gemeenten voor kwetsbare burgers, vraagt de ingezette extramuralisering van zorg ook om goede informatievoorziening tussen zorgorganisaties en hulpdiensten. Tijdens een stroomstoring is een piek aan oproepen niet te voorkomen, zoals ook bleek op 17 januari Een dergelijke piek overschrijdt dan veelal de maximale capaciteit waarop een meldkamer is berekend, waardoor het niet mogelijk is alle meldingen binnen de normtijd aan te nemen. Een oplopende wachttijd is dan onvermijdelijk. Desondanks moeten bellers er wel op kunnen vertrouwen dat er alles aan is gedaan om de wachttijd tot een minimum te beperken. Iedere seconde telt immers! Met een oproep wordt een keten van organisaties in werking gezet. Deze keten maakt deel uit van een ingewikkeld stelsel met op diverse niveaus belegde taken en verantwoordelijkheden. Uitkomst van dit onderzoek is dat er kwetsbaarheden zijn geconstateerd in (en tussen) de regionale meldkamer in Amsterdam-Amstelland en de landelijke centrale. Deze kwetsbaarheden hebben er voor gezorgd dat de aanname van de vele oproepen langer is gaan 1 Nationaal Veiligheidsprofiel 2016, gemaakt door het Analistennetwerk in opdracht van de stuurgroep Nationale Veiligheid. 3

36 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave duren. Bellers naar het alarmnummer stonden minuten (in een enkel geval zelfs 21 minuten) in de wacht. Uit dit onderzoek blijkt dat dit deels vermijdbaar was. Dit onderzoek van de inspecties richt zich op de vraag waardoor deze lange wachttijd is ontstaan. Doel is niet om te kijken naar de verwijtbaarheid, maar naar de vermijdbaarheid bij een mogelijke volgende stroomstoring en/of piek aan oproepen. Dit onderzoek is er dan ook vooral op gericht om hiervan te leren. De inspecties constateren naast nieuwe ook in eerdere onderzoeken gesignaleerde kwetsbaarheden. Niet alle aanbevelingen (bijvoorbeeld: bied burgers een handelingsperspectief) uit eerdere onderzoeken blijken te zijn gerealiseerd. De inspecties dringen er op aan om de aanbevelingen uit voorliggend onderzoek alsmede eerdere aanbevelingen zo spoedig mogelijk te realiseren om zo de bereikbaarheid van verder te optimaliseren. De Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland heeft daags na de stroomstoring op 17 januari jl. de inspecties verzocht een onafhankelijk inspectieonderzoek uit te voeren. De inspecties danken de veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland en de andere betrokken organisaties voor hun medewerking aan het onderzoek. J.G. Bos Hoofd Inspectie Veiligheid en Justitie P.A. Spijkerman Directeur hoofdinspecteur Agentschap Telecom J.A.A.M. van Diemen-Steenvoorde Inspecteur-generaal Inspectie voor de Gezondheidszorg 4

37 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave Inleiding Op 17 januari 2017 komen door een stroomstoring circa aansluitingen in Amsterdam, Landsmeer, Oostzaan en Zaandam zonder stroom te zitten. Dit betreft het verzorgingsgebied van de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland en de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland. Na de stroomstroming verschijnen er berichten in de media dat enkele burgers zouden zijn overleden nadat geen of te laat contact tot stand kwam met de meldkamer. Naar aanleiding van berichten over de (on)bereikbaarheid van en het overlijden van hulpbehoevende personen tijdens de stroomstoring op 17 januari 2017 vraagt de Veiligheidsregio Amsterdam- Amstelland aan de Inspectie VenJ, de IGZ en AT om een onderzoek. De centrale vraag in dit onderzoek is: Hoe was de bereikbaarheid en de continuïteit van de meldkamers Amsterdam- Amstelland, Zaanstreek-Waterland en de Landelijke centrale Driebergen gedurende de stroomstoring op 17 januari 2017 geborgd? Aanname De landelijke centrale krijgt tussen en uur in totaal meldingen. Tabel a geeft een overzicht hoe deze oproepen zijn verwerkt. Er zijn bij aanvang van de stroomstoring vier centralisten voor de eerste aanname van deze oproepen. De relatief grootste piek aan oproepen is tussen uur. De meeste hulpverzoeken zijn afkomstig uit het door de stroomstoring getroffen gebied. Echter, niet al deze hulpverzoeken betreffen spoed. Om de spoedhulpverzoeken voor de regionale meldkamers te schiften van de niet spoed hulpverzoeken filtert de landelijke centrale tijdens de stroomstoring de oproepen. Hulpverzoeken die naar het oordeel van de centralist geen spoed betreffen worden niet doorgezet naar de regionale meldkamers. De intern voorgeschreven maatregelen bij piekbelasting worden niet getroffen. Dit leidt tot een oplopende wachttijd voor de aanname van oproepen door de landelijke centrale. Het betreft hier oproepen uit heel Nederland. 5

38 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave Tabel a. Oproepen naar Landelijke centrale tussen uur Oproepen landelijke centrale Aantallen 3 Totaal aantal oproepen (normaal zijn dat er +/- 70) Aangenomen oproepen 1134 Verbroken oproepen Verbroken unieke oproepen Gemiddeld wachttijd Maximale wachttijd 90 seconden (1.5 min.) 285 seconden (4.75 min.) De meldkamer Ambulance Amsterdam-Amstelland (MKA) van de gemeenschappelijke meldkamer Amsterdam-Amstelland krijgt in de ochtend van 17 januari tussen en uur oproepen doorverbonden vanuit de landelijke centrale. Deze oproepen komen in de MKA-wachtrij. Deze wachtrij kent een beperkt aantal posities. Echter, zolang de landelijke centrale de binnengekomen oproepen kan doorzetten in de wacht(rij) naar de MKA is er geen signaal bij de landelijke centrale dat extra maatregelen moeten worden genomen. De situatie lijkt dan onder controle. Tabel b geeft een overzicht hoe deze oproepen zijn verwerkt. De aanname-centralisten van de MKA zien tijdens deze meldingenpiek niet welke oproep het eerst aan de beurt is en hoeveel oproepen er hoe lang in de wachtrij staan. De analoge techniek in de gemeenschappelijke meldkamer Amsterdam Amstelland geeft geen zicht in de wachtrij en de wachttijd bij een meldingenpiek. Hierdoor nemen de aanname-centralisten van de MKA de lijnen willekeurig aan. Hoewel de politie en brandweer binnen de gemeenschappelijke meldkamer met dezelfde apparatuur werken liep hier de wachttijd voor de aanname van 1-1-2, mede door de filtering door de landelijke centrale en de keuze om andere oproepen niet aan te nemen, slechts beperkt op. Om uur wordt door de MKA een extra piket centralist conform de piketregeling opgeroepen die om uur binnen de gestelde tijd operationeel is. Dit kon niet voorkomen dat juist in de 40 minuten aanrijtijd van de piketmedewerker er negen verbroken oproepen waren. Andere mitigerende maatregelen (routeren) zijn niet overwogen of bleken wettelijk niet toegestaan (inzet dispatcher is niet mogelijk omdat deze geen bevoegde meldkamercentralist is). Dit alles heeft geleid tot een oplopende wachttijd voor de aanname van een oproep door de MKA. 2 De stroomstoring duurde tot 9.00 uur. De problemen met (de focus van dit onderzoek) waren tot uur. 3 De cijfers over aantallen en wachttijden zijn aangeleverd door de landelijke centrale. 4 Hier zitten bellers (uniek nummer) tussen die meermalen bellen. 5 Hier zitten bellers (uniek nummer) tussen die opnieuw bellen en dan alsnog contact krijgen. 6 Deze bellers (uniek nummer) hebben geen contact met de landelijke centrale gehad. 6

39 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave Tabel b. Oproepen tussen uur Oproepen MKAA ambulancedienst Aantallen oproepen ambulancedienst 57 (normaal zijn dat er +/- 10) Aangenomen oproepen 48 Verbroken unieke oproepen 9 Gemiddelde wachttijd Maximaal gemeten wachttijd Onbekend 1041 seconden 8 (17.35 min.) Calamiteiten In de media kwamen twee berichten over hulpbehoevenden die zijn overleden nadat hun naasten in de wacht hebben gestaan bij Het ging hier om bellers die respectievelijk 21 en drie minuten in de wacht stonden. Van deze twee bellers heeft één de verbinding na 21 minuten 9 verbroken. De wachttijd leidde bij de hulpbehoevenden tot vertraging in de start van de zorgverlening. Ambulance Amsterdam heeft de situatie waarbij de beller totaal 21 minuten in de wacht stond, bij de IGZ gemeld en zelf onderzoek gedaan naar de niet aangenomen melding waardoor geen ambulance-inzet plaatsvond. Er is niet voldaan aan de responstijdnorm. De IGZ heeft dit onderzoek (inclusief verbetermaatregelen) beoordeeld en de melding inmiddels afgesloten. De andere beller kreeg na drie minuten wachten bij de landelijke centrale contact met de MKA. Deze ambulance was binnen de normtijd ter plaatse. Bereikbaarheid Ondanks aangebrachte noodstroomvoorzieningen hebben telecomaanbieders tijdens de stroomstoring problemen met hun dienstverlening. Het mobiele netwerk heeft een verminderde netwerkcapaciteit als gevolg van het uitvallen van antenneopstelpunten. Hierdoor zijn er problemen met het bellen naar reguliere nummers. Belangrijker is dat het bellen naar beschikbaar is gebleven via de mobiele netwerken. Bellen naar via vaste netwerken is in de meeste gevallen niet mogelijk geweest door het ontbreken van noodstroomvoorzieningen bij de burger thuis. 7 Deze cijfers zijn aangeleverd door de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland. 8 Deze beller had hiervoor bij de landelijke centrale 243 seconden in de wacht gestaan. In totaal liep de wachttijd voor deze beller op naar 1284 seconden (21 minuten en 24 seconden) seconden bij de MKA en 243 seconden bij de landelijke centrale. 7

40 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave Conclusies De huidige inrichting van de aanname (eerste aanname in landelijke centrale en doorschakeling van oproepen naar de benodigde hulpdienst in de regionale meldkamer) brengt risico s met zich mee. De landelijke centrale in Driebergen neemt als enige mobiele oproepen uit heel Nederland aan. Vervolgens schakelt zij deze oproepen door naar de betreffende hulpdienst in een regionale meldkamer. Vaste oproepen 10 worden normaliter door de regionale meldkamer aangenomen. In bijzondere situaties, zoals een meldingenpiek is er de mogelijkheid om door middel van de zogenaamde calamiteitenschakeling ook deze vaste oproepen te laten aannemen door de landelijke centrale. Op dat moment is de landelijke centrale het single point of contact voor de eerste aanname voor de betreffende regio. Uitkomst van het onderzoek is dat de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland en verschillende andere veiligheidsregio s deze calamiteitenschakeling standaard gebruiken. Dit standaard gebruik maken van de calamiteitenschakeling is kwetsbaar, zo laat dit onderzoek zien. Niet alleen de mobiele bellers uit de regio Amsterdam 11 maar ook bellers (zowel vast als mobiel) uit heel Nederland kwamen op 17 januari in de wachtrij bij de landelijke centrale met een maximale wachttijd van bijna vijf minuten. De inrichting van de aanname van oproepen stamt uit de tijd dat mobiele telefonie beperkt gebruikt werd. Oorspronkelijk kwamen burgers die belden (met de vaste telefoon) direct in de regionale meldkamer binnen. Voor de enkeling die een mobiele telefoon had, werd de oproep opgenomen in de landelijke centrale en doorgeschakeld naar de regionale meldkamer. De regionale meldkamers hebben doorgaans afspraken met een buurregio over de doorschakeling en overname van aanname van meldingen. De landelijke centrale heeft deze voorziening organisatorisch niet 12. In de huidige tijd heeft mobiele telefonie een enorme vlucht genomen, ook bij calamiteiten. Het is dan ook bijzonder dat juist bij deze (in het kader van een pilot) aangepaste inrichting van de keten, de landelijke centrale niet de (capaciteits-)maatregelen heeft genomen die zij had moeten nemen. 10 Via de vaste telefoonlijn. 11 Bellen via vaste netwerken is in de meeste gevallen niet mogelijk vanwege het ontbreken van noodstroomvoorzieningen bij de burger thuis. 12 De landelijke centrale beschikt over een technische uitwijklocatie. 8

41 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave Zowel de landelijke centrale als de MKA hadden ten tijde van de stroomstoring meer maatregelen moeten nemen om de wachttijd voor de aanname van een oproep te beperken. De totale wachttijd voor een oproep kon in een enkel geval oplopen tot meer dan 21 minuten en 369 unieke oproepen hebben geen contact gehad met de landelijke centrale. Tijdens de stroomstoring was er een piek aan oproepen. Deze meldingenpiek overtreft de maximale capaciteit waarop de centrale en de MKA is berekend. Het alternatieve nummer (geen spoed wel politie) in Amsterdam kon slechts de helft van alle oproepen aannemen. Ook organisaties, zoals de gemeente, het Gemeentelijk Vervoer Bedrijf (GVB) en elektriciteitsmaatschappijen waren tijdens de stroomstoring niet bereikbaar. Niet uit te sluiten valt dat mede hierdoor een groter beroep op is gedaan. Verschillende continuïteitsplannen beschrijven maatregelen om risico s van verstoringen binnen de voorziening en de impact op het proces inzichtelijk te maken en om daarop maatregelen te treffen. In het licht van de meldingenpiek op 17 januari hebben zowel de landelijke centrale als de MKA niet alle beschikbare maatregelen genomen om de wachttijd te beperken. De landelijke centrale heeft niet de maatregelen genomen die zij volgens de eigen procedures had moeten nemen, te weten het oproepen van extra centralisten en/of het herprioriteren van direct beschikbare capaciteit. Ook werden gemiste oproepen niet nagebeld. De MKA nam weliswaar de maatregel om een extra centralist op te roepen, maar dit kon niet voorkomen dat de wachttijd van de oproepen opliep en negen bellers de verbinding verbraken. Er was bij de MKA en de landelijke centrale onduidelijkheid over elkaars rol bij het nemen van maatregelen. Maatregelen uit het draaiboek, zoals routeren naar andere regionale meldkamers zijn niet overwogen. De technische inrichting van de gemeenschappelijke meldkamer Amsterdam- Amstelland droeg bij aan het oplopen van de wachttijd voor bellers bij de MKA. De analoge techniek in de gemeenschappelijke meldkamer voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd is door de specifieke omstandigheden via de mobiele netwerken beschikbaar gebleven. Dat beschikbaar is gebleven via de mobiele netwerken is het gevolg van een specifieke samenloop van omstandigheden. Het is echter de vraag of bij een langdurige stroomstoring met een groter effectgebied deze bereikbaarheid nog steeds gewaarborgd zou zijn. Er zijn naar aanleiding van de stroomstoring in Amsterdam en omstreken dezelfde kwetsbaarheden gesignaleerd als in het rapport Stroomstoring Noord-Holland 27 maart Ondanks eerdere aanbevelingen hiertoe van de inspecties is tot op heden geen norm gesteld voor de duur van de beschikbaarheid van na stroomuitval. Enkele telecomaanbieders hebben wel aanpassingen aangebracht ten aanzien van de noodstroomvoorzieningen. 9

42 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave Aanbevelingen De inspecties constateerden in eerdere onderzoeken kwetsbaarheden in de continuïteit en bereikbaarheid van de keten. Een aantal van deze aanbevelingen zijn wederom uitkomst van dit onderzoek. De inspecties dringen er op aan om ook deze eerdere aanbevelingen zo spoedig mogelijk te realiseren om zo de bereikbaarheid van verder te optimaliseren. Aan de minister van VenJ, de nationale politie, het bestuur van de veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland en de besturen van de veiligheidsregio s Bied burgers bij en voorafgaand aan een maatschappelijke calamiteit zoals een stroomstoring een handelingsperspectief. 13 Maak daarbij duidelijk voorafgaand aan een calamiteit (koude fase) wanneer een burger moet bellen en wanneer alternatieve nummers. Bezie daarnaast op welke wijze tijdens een calamiteit een beller in de wachtrij geïnformeerd kan worden over de reden van de wachtrij en wanneer deze aan de lijn moet blijven en wanneer niet. Deze aanbeveling richt zich ook op de andere veiligheidsregio s omdat ook zij geconfronteerd kunnen worden met calamiteiten waarbij burgers een handelingsperspectief moet worden geboden. Aan de nationale politie en het bestuur van de veiligheidsregio Amsterdam- Amstelland Zorg voor heldere procedures en afspraken bij verstoring in de aanname en maak daarbij expliciet wat de taak van de landelijke centrale is en wat de taak is van de regionale meldkamer. Maak daarbij afspraken over het routeren van oproepen en over het monitoren van de wachttijd bij de eerste aanname van oproepen en bij de doorschakeling naar de regionale meldkamer. Voer tevens een risicoanalyse 14 uit voor het scenario overbelasting van de landelijke centrale en verwerk deze, inclusief te nemen maatregelen, in het operationeel draaiboek. Zorg dat de regionale meldkamer en de landelijke centrale beschikken voor kwalitatief goede informatie over de aanname, zoals wachttijd, wachtrij en verbroken oproepen. Zorg dat deze informatie continue beschikbaar, betrouwbaar en actueel is. Richt daarbij de regionale meldkamer en landelijke centrale technisch zo in dat bij de aanname van oproepen ook wordt gestuurd op wachttijd. Stuur op een zo kort mogelijke wachttijd voor de aanname van oproepen bij piekbelasting. Zorg (er) daarbij voor actuele kennis bij alle medewerkers over procedures bij verstoringen van de aanname alsmede dat de maatregelen zoals beschreven in de continuïteitsplannen, bij voorbeeld het tijdig inzetten van extra personeel bij piekbelasting, ook daadwerkelijk worden genomen. 13 Bijvoorbeeld specifiek of algemeen door de inzet van publiekscommunicatie. Deze aanbeveling staat ook in onder de loep, maart Deze aanbeveling staat ook in rapport onder de loep, 2013 en in het rapport Meldkamers,

43 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave Aan de nationale politie Zorg conform de uitgangspunten van het transitieakkoord dat bij de inrichting van Landelijke Meldkamer Organisatie er voor de aanname van oproepen zo min mogelijk doorschakelingen plaatsvinden en dat meldkamerlocaties beter bereikbaar zijn tijdens piekbelasting. Zorg er daarbij voor dat het proces van aanname, zowel technisch als organisatorisch, zodanig wordt ingericht dat het ontstaan van een situatie waarin er maar één single point of contact is, wordt voorkomen. Aan de telecomaanbieders Versnel de reeds ingezette evaluatie naar aanleiding van het rapport Stroomstoring Noord-Holland 27 maart 2015 en besluit over de getroffen voorzieningen voor een ononderbroken toegang tot om bereikbaarheid van het telecomnetwerk (vast en mobiel) voor bij een langdurige stroomstoring te borgen. Aan de minister van Economische Zaken Continueer en bewaak het ingezette traject met de telecomaanbieders om te komen tot een norm voor een ononderbroken toegang tot en welk maatschappelijk aanvaardbaar restrisico van de onderbroken toegang tot acceptabel is. Aan de netbeheerders, de besturen van de veiligheidsregio s en de telecomaanbieders Informeer elkaar actief gedurende een stroomstoring en maak hiervoor afspraken. 11

44 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave Aanleiding Op 17 januari 2017 vindt om uur een storing plaats in het 150 kv hoogspanningsverdeelstation aan de Hemweg in Amsterdam. Het gevolg van deze storing is dat circa aansluitingen in Amsterdam, Landsmeer, Oostzaan en Zaandam zonder stroom komen te zitten. Om uur hebben alle getroffen aansluitingen weer stroom. De storing leidt tot problemen met de bereikbaarheid van Na de stroomstoring verschijnen er berichten in de media dat personen zijn overleden nadat geen of te laat contact tot stand kwam met de meldkamer. Het is niet de eerste keer dat naar aanleiding van een stroomstoring de bereikbaarheid van en het overlijden van personen als mogelijk gevolg hiervan in het nieuws is. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en de Inspectie Veiligheid en Justitie (Inspectie VenJ) onderzochten in 2012 een soortgelijke melding 15. Daarnaast verrichtten de Inspectie VenJ en Agentschap Telecom (AT) de afgelopen jaren verschillende keren onderzoek naar het functioneren en de bereikbaarheid van en de meldkamers. 16 Naar aanleiding van berichten over de (on)bereikbaarheid van en het overlijden van hulpbehoevende personen tijdens de stroomstoring op 17 januari 2017 vraagt de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland aan de Inspectie VenJ, de IGZ en AT om een onderzoek. Voorliggend rapport verwoordt de bevindingen van dit onderzoek. 1.2 Doel van het onderzoek Doel van het onderzoek is om naar aanleiding van signalen over lange wachttijden een beeld te krijgen van bereikbaarheid en continuïteit van de regionale meldkamers Amsterdam-Amstelland, Zaanstreek-Waterland 17 en de landelijke Feiten en omstandigheden rond het overlijden van twee personen tijdens een storing bereikbaarheid in de nacht van 20 op 21 juni Onder de loep. Een onderzoek naar de opbouw en organisatie van het alarmnummer en de storingen in Meldkamers, een onderzoek van de Inspectie Veiligheid en Justitie en Agentschap Telecom in Deze twee meldkamers liggen in het effectgebied van de stroomstoring. 12

45 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave centrale tijdens de stroomstoring en de toegang tot de spoedhulpverlening. De onderzoekvraag is: Hoe was de bereikbaarheid en de continuïteit van de meldkamers Amsterdam-Amstelland, Zaanstreek-Waterland en de landelijke centrale gedurende de stroomstoring op 17 januari 2017 geborgd? Onder bereikbaarheid wordt in dit onderzoek verstaan; de mate waarin een burger een noodhulpverzoek kan doen bij de centralist van de meldkamer. Voor bereikbaarheid moet: de telefoon en de netwerkverbinding werken (techniek); de dienst beschikbaar zijn (telecomaanbieder); de oproep worden aangenomen door ofwel de landelijke centrale of de regionale meldkamer (organisatie); de aangenomen oproep door de landelijke centrale of regionale meldkamer worden doorgeschakeld naar de benodigde hulpdienst; de doorgeschakelde oproep wordt aangenomen door de (intake)centralist van de hulpdienst. Onder continuïteit van meldkamers wordt in dit onderzoek verstaan: de mate waarin een meldkamer in staat is om bij calamiteiten maatregelen te nemen om meldingen tijdig aan te blijven nemen. Onder borging van continuïteit wordt in dit onderzoek verstaan: de opzet, bestaan en werking van maatregelen voor bereikbaarheid tijdens calamiteiten. 1.3 Opzet en werkwijze Dit onderzoek gebruikt informatie die de betrokken organisaties op verzoek van de betreffende inspectie zelf hebben aangeleverd. Zo heeft: de Inspectie VenJ informatie opgevraagd bij de Veiligheidsregio Amsterdam- Amstelland, de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland en bij de Landelijke centrale in Driebergen over continuïteit en bereikbaarheid van de meldkamers; AT informatie opgevraagd over het effect van de stroomstoring op de beschikbaarheid van via openbare vaste en mobiele telecomnetwerken 18 en is bij de netbeheerder informatie opgevraagd over tijdstippen en het getroffen gebied; de IGZ informatie opgevraagd bij Ambulance Amsterdam over de omstandigheden van het overlijden van personen naar aanleiding van een calamiteitenmelding en berichten in de media. 19 Iedere inspectie heeft onderzoek gedaan op het eigen domein. Het onderzoek is uitgevoerd in de periode februari juni Opgevraagd bij telecomaanbieders KPN B.V., Vodafone Ziggo B.V., T-Mobile Netherlands B.V. en Tele2 Nederland BV. 19 De IGZ heeft naar aanleiding van de melding ook eigenstandig een (voor)onderzoek uitgevoerd. 13

46 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave 1.4 Afbakening Dit onderzoek focust op de totstandkoming van de verbinding van oproepen met de centralist van de benodigde hulpdienst. De zogeheten intake (beoordeling van het hulpverzoek) door de centralist maakt geen onderdeel uit van dit onderzoek. Het onderzoek beperkt zich tot de landelijke centrale, de gemeenschappelijke meldkamers van de Veiligheidsregio s Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek-Waterland. AT heeft in dit kader onderzoek gedaan naar de bereikbaarheid van voor de burger. Ambulance Amsterdam heeft een calamiteitenmelding gedaan en op verzoek van IGZ de calamiteit onderzocht en daarover een rapportage opgesteld (conform richtlijn calamiteitenrapportage IGZ). IGZ heeft naar aanleiding van de rapportage aanvullende informatie opgevraagd. 1.5 Context Inrichting keten De keten omvat een landelijk netwerk van meldkamers en verbindingen. In dit netwerk maakt het soms een verschil of er mobiel of via de vaste lijn wordt gebeld. In afbeelding 1 staan de mogelijke routings van een oproep. De gestippelde pijl in afbeelding 1 beschrijft de situatie dat bepaalde veiligheidsregio s de meldingen van vaste telefonie rechtstreeks bij de landelijke centrale laten binnenkomen. Afbeelding 1. Schematische weergave van de routings van een oproep. Door de mogelijkheid in de keten om via verschillende routings een spoedoproep aan te nemen, zijn er bij pieken of problemen in de keten ook verschillende maatregelen om de bereikbaarheid en continuïteit te borgen. Deze maatregelen staan in het zogenaamde Operationeel Draaiboek Generiek bij verstoringen van ondersteunende dienstverlening. Dit draaiboek is van toepassing op alle meldkamers in bovenstaand netwerk. 14

47 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave Meldkamer veiligheidsregio Een veiligheidsregio moet volgens de Wet veiligheidsregio s 20 de beschikking hebben over een gemeenschappelijke meldkamer ten behoeve van de brandweertaak, de geneeskundige hulpverlening, de ambulancezorg en de politietaak. De Regionale Ambulancevoorziening 21 draagt zorg voor het in stand houden van de meldkamer voor de ambulancezorg als onderdeel van de meldkamer. De korpschef draagt zorg voor het in stand houden van de meldkamer politie, als onderdeel van de gemeenschappelijke meldkamer. Landelijke centrale De landelijke centrale bevindt zich in Driebergen en het verzorgingsgebied omvat heel Nederland. De landelijke centrale van de nationale politie verzorgt de eerste aanname, filtering en doorgeleiding naar de regionale meldkamers. Dit betreft alle landelijke mobiele oproepen en bij gebruik van de calamiteitenschakeling (stippellijn in afbeelding 1) ook de vaste oproepen. Dit gebeurt door de afdeling Intake 22 van de Dienst Landelijk Operationeel Centrum. De afdeling Intake heeft daarbij zicht op de aantallen en wachttijden van de lijnen. De afdeling kan bij het vollopen van een regio anticiperen op de eventuele verwachtte drukte. Het monitoren van de wachtrij is formeel geen taak van de afdeling Intake, maar deze neemt daarin wel een regisserende rol. De afdeling Intake kan bij een overloop op de lijnen vragen of ze daarin iets voor de betreffende meldkamer kan betekenen. Politie servicecentrum In het regionale politie servicecentrum beantwoorden medewerkers van de politie niet-spoedeisende telefoontjes van burgers die bellen. 1.6 Referentiekader Inleiding Ervaring met eerdere stroomstoringen leert dat het aantal burgers dat belt tijdens een stroomstoring toeneemt. Veiligheidsregio s en meldkamers zijn met dit gegeven bekend en hierop voorbereid. Deze voorbereiding bestaat onder andere uit continuïteitsplannen/-draaiboeken met maatregelen om de bereikbaarheid van de aanname te waarborgen. Daarnaast wordt van telecomaanbieders verwacht dat zij maatregelen treffen. Juist bij een calamiteit is telecommunicatie onmisbaar. De samenleving gaat ervan uit dat telecommunicatie altijd beschikbaar is. 23 Telecommunicatiewet Telecomaanbieders van openbare telefoondiensten en telecomaanbieders van openbare telecomnetwerken zijn verplicht om maatregelen te treffen om de beschikbaarheid van de telefoondiensten over deze netwerken zo volledig mogelijk 20 Wet Veiligheidsregio s, artikel In Nederland zijn 25 Regionale Ambulancevoorzieningen (RAV s) en 21 meldkamers ambulancezorg. De minister heeft bepaald dat een aantal meldkamers met ingang van 2017 wordt samengevoegd. Vanaf 2017 zijn er dan nog 10 meldkamers ambulancezorg, waaronder Amsterdam. 22 De afdeling Intake heeft nog een aantal andere taken. In dit onderzoek gaan we alleen in op de taken rondom het 112 proces. 23 Deze afhankelijkheid van telecommunicatie wordt ook wel telekwetsbaarheid genoemd 15

48 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave te waarborgen in geval van een technische storing of uitval van elektriciteit. 24. Deze inspanningsverplichting geldt ook voor het zo volledig mogelijk waarborgen van een ononderbroken toegang tot Tijdelijke wet ambulancezorg en Wet Kwaliteit, Klachten en Geschillen Zorg In de Tijdelijke wet ambulancezorg (Twaz, 2013) is geregeld dat per regio één ambulancevoorziening is aangewezen die de ambulancezorg uitvoert en de meldkamer ambulancezorg in standhoudt. Daarnaast is er de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Deze stelt eisen aan de Regionale Ambulance Voorziening (RAV) en verplicht onder andere tot het bieden van goede zorg, op kwaliteit gericht beleid en het opzetten van een kwaliteitssysteem. De wet beschrijft op hoofdlijnen waaraan een zorginstelling dient te voldoen; het is een raamwet. Continuïteitsplannen en crisishandboeken De landelijke centrale heeft voor de continuïteit van haar dienstverlening procedures en maatregelen beschreven in het Operationeel Draaiboek. 26 De volgende maatregelen zijn voor dit onderzoek van belang: Bij een te groot aanbod van hulpverzoeken bij een regionale meldkamer is er een uitgewerkt scenario met maatregelen waarvan een deel door de landelijke centrale wordt genomen om de regionale meldkamer te ontlasten (zie bijlage I). Voor gemiste hulpverzoeken is er de nabelprocedure. Een generieke maatregel om bereikbaarheid van te waarborgen is de calamiteitenschakeling; al het inkomend noodhulpverkeer via het alarmnummer van een of meerdere regio s kan naar de landelijke centrale worden omgeleid. In het draaiboek Opschaling bij calamiteiten en incidenten van de landelijke centrale in Driebergen staan maatregelen om bij een calamiteit prioriteit te geven aan meldingen. 27 Normen voor operationele dienstverlening Doel van de continuïteitsplannen is om de burger onder alle omstandigheden zo lang mogelijk toegang te geven tot noodhulp. Daaruit volgt dat de normtijden dan automatisch ook zolang mogelijk gehaald moeten worden. In dit onderzoek gaat het om de volgende normtijden: 28 Bij de gemeenschappelijke meldkamers van de veiligheidsregio s is het uitgangspunt dat 80% van de oproepen binnen tien seconden wordt aangenomen. Bij de landelijke centrale is het uitgangspunt dat 90% van de oproepen binnen 10 seconden wordt aangenomen. De doorverbindtijd van aanname naar de discipline (brandweer, ambulancedienst of politie) is binnen 15 seconden. 24 Art 11.a.1 Telecommunicatiewet. 25 Art 7.7. Telecommunicatiewetwet. 26 Operationeel Draaiboek Generiek bij verstoringen van ondersteunende dienstverlening versie 0.6.1, datum 19 december Opschaling bij calamiteiten en incidenten, Landelijke centrale Driebergen, januari Normen meldkamer uit rapport Aristoteles. 16

49 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave De aanname en uitgifte van een spoedmelding (zogenaamde prio 1 melding) is twee minuten bij politie en ambulancedienst. De responstijd (vanaf binnenkomst melding en aankomst ter plekke) is voor een ambulance 95% van de spoedmeldingen (zogenaamde A1 melding 29 ) binnen 15 minuten. Afbeelding 2. Responstijd ambulance 1.7 Leeswijzer Dit rapport bestaat uit twee hoofdstukken en bijlagen. Het voorwoord, de samenvatting/conclusies/aanbevelingen beschrijven de hoofdboodschap. Hoofdstuk 1 beschrijft de opzet van het onderzoek. Hoofdstuk 2 beschrijft de feiten, data en de bevindingen. Het rapport heeft drie bijlagen. Bijlage I beschrijft het scenario Regionale meldkamer overbelast. Bijlage II beschrijft de nabelprocedure. Bijlage III omvat een lijst met afkortingen en begrippen. 29 Artikel 7 lid 1 van de Regeling Tijdelijke wet ambulancezorg. De Regionale Ambulancevoorziening zorgt ervoor dat onder normale omstandigheden in ten minste 95% van de A1-meldingen (acuut en levensbedreigend) een ambulance binnen 15 minuten na aanname van de melding ter plaatse is. In overleg met de zorgverzekeraar kan van deze norm worden afgeweken. 17

50 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave Inleiding De stroomstoring start omstreeks uur in een 150 kv hoogspanningsverdeelstation van netbeheerder Tennet bij de Hemcentrale in het Westelijk havengebied in Amsterdam. Het effect van de stroomstoring is dat circa aansluitingen in het verzorgingsgebied van netbeheerder Liander zonder stroom komen te zitten. Bij de gemeenschappelijke meldkamer Amsterdam- Amstelland wordt melding gemaakt van straatverlichting die niet werkt en het trein-, tram- en metroverkeer komt tot stilstand. Alarmen gaan af, verkeerslichten werken niet en tunnels worden afgesloten door het wegvallen van cameratoezicht. De stroomuitval zorgt ook voor problemen voor thuiswonende hulpbehoevenden die afhankelijk zijn van medische apparatuur voor bijvoorbeeld dialyse of ademhaling. Ziekenhuizen in het getroffen gebied schakelen over op noodstroom. Bij één ziekenhuis zorgt het overschakelen op noodstroom voor problemen en worden operaties uitgesteld. 30 Als gevolg van de stroomstoring schalen de Veiligheidsregio s Amsterdam- Amstelland en Zaanstreek-Waterland hun crisisorganisatie op naar GRIP Dit betekent dat deze veiligheidsregio s aanpak en maatregelen als gevolg van de stroomuitval met de verschillende hulpdiensten coördinerend gaan aanpakken. Het effectgebied van de stroomstoring betreft de Veiligheidsregio Amsterdam- Amstelland en de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland. Het groene gebied in afbeelding 3 had om uur weer stroom en het lichtblauwe gebied als laatste om uur. 30 Bron: Landelijk Crisis Management Systeem (LCMS)-journaal Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland. 31 Gecoördineerde regionale incidentbestrijdingsprocedure. 18

51 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave Afbeelding 3. Overzicht van het getroffen gebied en de tijdstippen waarop delen uit het getroffen gebied weer stroom kregen (bron: Liander) 19

52 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave 2.2 Landelijke centrale Bij de landelijke centrale in Driebergen komen mobiele oproepen uit heel Nederland binnen. 32 De landelijke centrale is verantwoordelijkheid voor de eerste aanname van de mobiele oproepen. Ook monitort de landelijke centrale alle oproepen bij meldkamers in heel Nederland. De landelijke centrale krijgt tussen en uur negentienhonderdachtentachtig (1988) oproepen. Er zijn op dat moment vier centralisten aanwezig voor de aanname van de oproepen. In grafiek 1 staan de aangeboden, beantwoorde en doorverbonden gesprekken per uur. De relatief grootste piek aan meldingen is tussen uur. De meeste hulpverzoeken betreffen meldingen uit het door de stroomstoring getroffen gebied. Echter, niet al deze hulpverzoeken betreffen spoed. 33 De ervaring leert dat het aantal hulpverzoeken die geen spoed betreft toeneemt bij een dergelijke calamiteit. Normaal is het percentage geen spoed ongeveer 38%. Op 17 januari tijdens de stroomstoring wordt dit percentage door de landelijke centrale geschat op ongeveer 70%. Grafiek 1. Aangeboden, beantwoorde en doorverbonden gesprekken (aantal oproepen afgezet tegen tijdstip) aangeboden beantwoord doorverbonden Om de spoedhulpverzoeken voor de regionale meldkamers te schiften van de niet spoed hulpverzoeken filtert de landelijke centrale tijdens de stroomstoring de oproepen. Dat houdt in dat de centralist ook vraagt naar het hulpverzoek. Hulpverzoeken die naar oordeel van de centralist geen spoed betreffen worden niet doorgezet naar de regionale meldkamers. Normaal is de taak van de centralist om uitsluitend te vragen welke hulpdienst de beller nodig heeft. De landelijke centrale neemt geen maatregelen, zoals het oproepen van extra centralisten of het herprioriteren van direct beschikbare capaciteit. Tot uur neemt de nachtploeg van vier centralisten de telefoontjes aan. De vroege dienst 32 Daarnaast komen van sommige veiligheidsregio s ook de oproepen vanuit de vaste telefoon binnen bij meldkamer van de landelijke centrale. 33 Zie verhouding beantwoorde en doorverbonden gesprekken in grafiek 1. Een doorverbonden gesprek is door de centralist beoordeeld als spoed. 20

53 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave start een half uur eerder met het aannemen van oproepen terwijl de nachtdienst wordt verlengd. Hierdoor loopt het aantal op naar 13 centralisten om uur. Tabel c. Oproepen naar Landelijke centrale tussen uur Oproepen landelijke centrale Aantallen 35 Totaal aantal oproepen (normaal zijn dat er +/- 70) Aangenomen oproepen 1134 Verbroken oproepen Verbroken unieke oproepen Gemiddeld wachttijd Maximale wachttijd 90 seconden (1.5 min.) 285 seconden (4.75 min.) Van de 1988 meldingen worden er 1134 aangenomen. 854 oproepen worden door burgers verbroken na in de wacht te hebben gestaan. Verscheidene burgers bellen meerdere keren naar de meldkamer. Echter, 369 burgers met een noodhulpverzoek besluiten de verbinding met de landelijke centrale definitief te verbreken. Regel is om deze verloren bellers binnen 24 uur terug te bellen. Met de informatie dat 369 unieke oproepen zijn verloren wordt de landelijke centrale geconfronteerd later dan 24 uur na de verbroken oproepen. De bellers die de oproep verbroken hebben, worden niet teruggebeld. Tussen en uur is de gemiddelde wachttijd voor een oproep 90 seconden met een maximale wachttijd van 285 seconden. Burgers met een noodhulpverzoek die in de wacht staan krijgen een bandje te horen met U belt met de alarmcentrale, u wordt zo spoedig mogelijk geholpen. Please hold the line. Deze gemiddelde wachttijd geldt voor iedere mobiele oproep binnen Nederland en voor regionale meldkamers die oproepen via de vaste lijn hebben doorgeschakeld (routeren) naar de landelijke centrale. De meldkamer Amsterdam-Amstelland heeft de vaste lijn standaard gerouteerd naar de landelijke centrale. De landelijke centrale ontvangt van de meldkamer Kennemerland een signaal dat er problemen zijn met de bereikbaarheid van Kennemerland ligt buiten het effectgebied van de stroomstoring. Een burger geeft bij de meldkamer Kennemerland door dat hij via zijn mobiele telefoon geen contact krijgt met de meldkamer. De meldkamer Kennemerland waar meldingen (ten tijde van de stroomstoring) via de vaste lijn wel regionaal binnenkomen, besluit een tweet de te sturen met de oproep aan burgers om hulpverzoeken via de vaste lijn te doen. 34 De stroomstoring duurde tot 9.00 uur. De problemen met (de focus van dit onderzoek) waren tot uur. 35 De cijfers over aantallen en wachttijden zijn aangeleverd door de landelijke centrale. 36 Hier zitten bellers (uniek nummer) tussen die meermalen bellen. 37 Hier zitten bellers (uniek nummer) tussen die opnieuw bellen en dan alsnog contact krijgen 38 Deze bellers (uniek nummer) hebben geen contact met de landelijke centrale gehad. 21

54 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave Bevindingen Voorgeschreven maatregelen niet uitgevoerd In de landelijke centrale ontstaat tussen en uur een wachtrij met een gemiddelde wachttijd van 90 seconden met een maximum van 285 seconden. Deze oplopende wachttijd leidt intern niet tot het nemen van de maatregelen zoals beschreven in de Opschalingsprocedure Er is wel de maatregel genomen om meldingen te filteren op spoedeisendheid ten behoeve van de meldkamer Amsterdam-Amstelland. Echter, deze crisisfiltering leidt tot langere aannamegesprekken en zodoende tot een (nog) langere wachttijd. Nabelprocedure niet uitgevoerd Wachttijden langer dan 10 seconden bij oproepen leidt in sommige gevallen tot het verbreken van de verbinding. De procedure is dat een burger met een oproep die de verbinding verbreekt zo spoedig mogelijk (uiterlijk 24 uur) wordt teruggebeld. Door een onvolledige interne technische rapportage over het aantal verbroken oproepen wordt de landelijke centrale pas na 24 uur ermee geconfronteerd dat 369 unieke oproepen de verbinding hebben verbroken. Door de onvolledige interne technische rapportage is er niet teruggebeld waardoor er onduidelijkheid is en blijft over de noodsituatie en hulpvraag van deze 369 burgers met een hulpverzoek uit heel Nederland. 39 Aantal meldingen zonder spoed neemt toe Tijdens de stroomstoring wordt slechts een klein deel (groene balk in grafiek 1) door de landelijke centrale doorverbonden met een hulpdienst. Dit impliceert dat de overige hulpvragen onvoldoende spoedeisend waren om te worden doorverbonden. Met het toenemen van het aantal oproepen neemt ook het aantal meldingen zonder spoed (lees: niet doorverbonden) in de meldkamer toe waardoor de druk op de bereikbaarheid toeneemt. De landelijke centrale heeft de niet spoedeisende meldingen voor de meldkamer Amsterdam- Amstelland eruit gefilterd. 2.3 Gemeenschappelijke Meldkamer Amsterdam- Amstelland De mobiele en alle vaste oproepen voor de gemeenschappelijke meldkamer Amsterdam-Amstelland komen binnen via de landelijke centrale in Driebergen. De landelijk centrale verbindt op 17 januari burgers met een hulpverzoek na filtering direct door naar de gewenste hulpdienst binnen de meldkamer Amsterdam-Amstelland. De gemeenschappelijke meldkamer Amsterdam-Amstelland bevindt zich in Amsterdam en het verzorgingsgebied omvat Veiligheidsregio Amsterdam- Amstelland. Het takenpakket van de gemeenschappelijke meldkamer Amsterdam- Amstelland bestaat uit de basistaken van een meldkamer. De gemeenschappelijke meldkamer Amsterdam-Amstelland is daarbij belast met het ontvangen, registreren en beoordelen van alle hulpvragen gericht op de inzet van brandweer, politie of 39 De landelijke centrale heeft geen indicatie is dat dit heeft geleid tot gemis aan directe noodhulpondersteuning met consequenties. 22

55 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave ambulancezorg, het bieden van een adequaat hulpaanbod en het begeleiden en coördineren van de hulpdiensten. De meldkamers van politie en brandweer zijn geïntegreerd en maken deel uit van de politieorganisatie. De meldkamer ambulance is onderdeel van de Regionale Ambulance Voorziening Amsterdam (Ambulance-Amsterdam). De intake binnen de gemeenschappelijk meldkamer Amsterdam-Amstelland is strikt gescheiden tussen het gecombineerde proces politie/brandweer enerzijds en de meldkamer ambulance anderzijds. De inzet die volgt op de melding wordt voor elk van de drie disciplines afzonderlijk gecoördineerd. Ten behoeve van multidisciplinaire inzet kunnen meldingen vanuit de twee intake processen met elk van de drie disciplines worden gedeeld. De Meldkamer Ambulance (MKA) vormt binnen de Gemeenschappelijke Meldkamer (GMK) een zelfstandig onderdeel en regelt de ambulancezorg in Amsterdam- Amstelland en Zaanstreek-Waterland. De meldkamer ambulance bedient de Veiligheidsregio Zaanstreek- Waterland voor zowel spoed- als niet spoed vervoer. Daarnaast voert deze meldkamer naast de opschaling voor de geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio (GHOR) ook de opschaling in Zaanstreek- Waterland uit Bevindingen Doorschakelen van vaste meldingen is risicovol en niet conform draaiboek dienstverlening De afspraak in het draaiboek verstoringsscenario s is dat vaste lijnen alleen worden doorgeschakeld naar de Landelijke centrale bij een overbelasting van een regionale meldkamer. Dit is een aparte maatregel en wordt de calamiteitenschakeling genoemd. Alleen, de meldkamer Amsterdam-Amstelland schakelt in het kader van een pilot de vaste lijnen standaard door naar de landelijke centrale. Deze pilot maakt deel uit van de blauwdruk 40 routering vast verkeer versie Dit standaard routeren is niet conform het draaiboek en bovendien risicovol. Het maakt immers de landelijke centrale tot het single point of contact naar de hulpverlening. In de blauwdruk staan geen afspraken over alternatieve maatregelen (zoals calamiteitenschakeling) voor het operationeel draaiboek. 40 Blauwdruk routering vast 112 verkeer, Dienst Landelijke Operationeel Centrum, 19 oktober Anno juni 2017 zijn er meerdere Veiligheidsregio s die standaard de vaste meldingen doorschakelen (calamiteitenschakeling). 23

56 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave 2.4 Meldkamer Amsterdam-Amstelland: Politie Tabel d. Oproepen tussen uur Oproepen MKAA politie Aantallen oproepen politie 101 (normaal zijn dat er +/- 14) Aangenomen oproepen 101 Gemiddelde wachttijd Maximale wachttijd 10 seconden 62 seconden Bevindingen Meer oproepen, geen verloren oproepen. De politiemeldkamer krijgt oproepen die door de landelijke centrale zijn gefilterd. De landelijke centrale zet in de ochtend van 17 januari tussen en uur 101 oproepen door de naar politiemeldkamer Amsterdam-Amstelland. De politiecentralisten kiezen om prioriteit te geven aan de oproepen. Andere meldingen zoals (inbraak)alarmen worden niet allemaal aangenomen. Alle oproepen worden aangenomen met een gemiddelde wachttijd van 10 seconden en een maximale wachttijd van 62 seconden. Eén van deze oproepen betrof een ambulancezorgmelding. 2.5 Meldkamer Amsterdam-Amstelland: Brandweer Tabel e. Oproepen tussen uur Oproepen MKAA brandweer Aantallen oproepen brandweer 15 (normaal zijn dat er +/- 2) Aangenomen oproepen 15 Gemiddelde wachttijd Maximale wachttijd 7 seconden 29 seconden De brandweer krijgt in de ochtend van 17 januari tussen en uur vijftien oproepen. Deze oproepen zijn reeds gefilterd door de landelijke centrale. Deze oproepen zijn allen aangenomen. Eén van deze oproepen betrof een ambulancezorgmelding Bevindingen Meer oproepen, geen verloren oproepen. De brandweermeldkamer krijgt oproepen die door de landelijke centrale zijn gefilterd. In de ochtend van 17 januari hebben de brandweercentralisten alle oproepen aangenomen. De gemiddelde wachttijd voor de aanname van was 42 Deze cijfers zijn aangeleverd door de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland. 43 Deze cijfers zijn aangeleverd door de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland. 24

57 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave zeven seconden met een maximale wachttijd van 29 seconden. De centralisten maakten daarbij de keuze om prioriteit te geven aan de meldingen. De andere meldingen zoals de OMS 44 meldingen zijn niet allemaal aangenomen ten tijde van de stroomstoring. 2.6 Meldkamer Amsterdam-Amstelland: Ambulancedienst De MKA beantwoordt de oproepen voor de Veiligheidsregio s Amsterdam- Amstelland en Zaanstreek-Waterland. De reguliere nachtbezetting is op dinsdag twee verpleegkundig centralisten en één dispatcher (uitgiftecentralist, niet verpleegkundig geschoold). De MKA krijgt in de ochtend van 17 januari tussen en uur zevenenvijftig (57) oproepen (normaal zijn dit er ongeveer tien) vanuit de landelijke centrale doorgeschakeld. Daarnaast ontvangt de MKA oproepen van GHOR-sleutelfunctionarissen, ziekenhuizen en de interne crisisorganisatie van de VRA in het kader van de crisisopschaling naar GRIP 2. De aanname-centralisten zien tijdens deze meldingenpiek niet welke oproep het eerst aan de beurt is en hoeveel oproepen er in de wachtrij staan. De aanname-centralist neemt tijdens de stroomstoring willekeurig lijnen aan. Er is geen zicht op de omvang van de wachtrij en wachttijd. Achteraf bleek er een wachtrij, met ruim 17 minuten als langst gemeten wachttijd. Om uur roept de meldkamer Ambulancedienst een extra piket centralist op. Deze is om uur operationeel. In de 40 minuten tussen oproep en operationeel ontstaat een verwerkingsvacuüm voor de aanname van oproepen waarbinnen de langst gemeten wachttijd 1041 seconden is. Er worden negen oproepen verbroken. Er wordt overwogen om de dispatcher ook lijnen te laten aannemen. Er is geen beroep gedaan op meldkamer brandweer of politie. Het inzetten van een dispatcher of een brandweer-/politiecentralist wordt niet gezien als een reële optie, omdat zij geen BIG geregistreerde verpleegkundigen zijn. De calamiteitencoördinator (CaCo) op de gemeenschappelijke meldkamer ontvangt tijdens de meldingenpiek geen signalen van de ambulancezorg centralisten over problemen met de aanname. Bellers met een hulpverzoek die in de wacht staan, krijgen geen bandje met een bericht of handelingsperspectief te horen. Tijdens het incident worden negen oproepen niet beantwoord. Deze worden na constatering nagebeld. 44 Openbaar Meld Systeem. 25

58 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave Grafiek 3. Aantal aangeboden en beantwoorde gesprekken (aantal oproepen afgezet tegen tijdstip) aangeboden beantwoord Tabel f. Oproepen tussen uur Oproepen MKAA ambulancedienst Aantallen oproepen ambulancedienst 57 (normaal zijn dat er +/- 10) Aangenomen oproepen 48 Verbroken unieke oproepen 9 Gemiddelde wachttijd Maximaal gemeten wachttijd Onbekend 1041 seconden 46 (17.35 min.) Bevindingen Aanname van meldingen gebeurt willekeurig De technische analoge infrastructuur (ARBI & telefooncentrale) bij de meldkamer Amsterdam-Amstelland geeft de centralisten bij een meldingenpiek geen informatie over de wachttijd- en wachtrij 47 van oproepen. Ook ontbreekt het aan een zogeheten beurtmelder. 48 De ambulancezorg centralisten (en ook politie en brandweercentralisten) hebben op hun bedieningspaneel slechts beperkt zicht op de lengte en duur van de wachtrij. Wachtrijen van meer dan vijf oproepen komen niet in beeld. Gedurende de wachttijd kleuren de vijf lampjes die elk verwijzen naar een oproep (onder de knop) op het bedieningspaneel van licht naar donkerblauw. Bij veel oproepen, zoals op 17 januari, kleuren alle lampjes al snel donkerblauw. Voor de meldkamercentralisten was de omvang van de wachtrij en wachttijd niet inzichtelijk. De aanname van oproepen bij een meldingenpiek gebeurde hierdoor willekeurig. Zo kon het gebeuren dat bij de MKA de wachttijd van één oproep opliep tot ruim 17 minuten. 45 Deze cijfers zijn aangeleverd door de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland. 46 Deze beller had hiervoor bij de landelijke centrale 243 seconden in de wacht gestaan. In totaal liep de wachttijd voor deze beller op naar 1284 seconden (21 minuten en 24 seconden). 47 Naar aanleiding van de ervaringen tijdens de stroomstoring is de meldkamer ambulancezorg in gesprek met de directie GMK (verhuurder MKA) over vervanging van de technisch verouderde infrastructuurtelefonie, het realiseren van overzicht in de ARBI van wachttijden en volumetoename en het installeren van een beurtmelder die melders informatie geeft bij wachttijden. 48 Een beurtmelder geeft aan wie als eerste aan de beurt is in de wachtrij. 26

59 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave Inzet extra ambulancezorg centralisten duurt lang De stroomstoring op dinsdag 17 januari 2017 leidt in de meldkamer MKA van de Ambulance Amsterdam tot een tekort aan centralisten om de piek aan oproepen in combinatie met meldingen voor de opschaling naar GRIP 2 aan te nemen. De normale nachtbezetting was niet bij machte om alle oproepen tijdig weg te werken. Een piek aan oproepen zoals bij de stroomstoring leert dat de tijd tussen oproepen en arriveren van een extra piketcentralist lang is. Het duurt 40 minuten voordat een extra (piket)centralist beschikbaar is voor de aanname van ambulanceoproepen. Tijdens de stroomstoring bleek dat juist in deze 40 minuten de verbroken oproepen waren. Deze periode tussen het oproepen en beschikbaar zijn van extra (piket)centralisten leidt tot een risicovol verwerkingsvacuüm. Ondanks de noodsituatie wordt een snellere capaciteitsopschaling door een directe inzet van de dispatcher of de politie- /brandweercentralisten niet gezien als alternatieve maatregel. Het ontbreekt deze centralisten aan een verpleegkundige BIG 49 registratie. Het ontbrak aan een signaal om te routeren De landelijke centrale neemt maatregelen op het moment dat de technische wachtrij in een regionale meldkamer volloopt (het aantal beschikbare lijnen om de gesprekken in de wacht te plaatsen). Op 17 januari start de landelijke centrale met het filteren van de oproepen voor de meldkamer Amsterdam- Amstelland. Door deze maatregel loopt de technische wachtrij bij de meldkamer Amsterdam-Amstelland en dus ook bij de ambulancedienst niet verder vol. Het nemen van een volgende maatregel (routeren) gebeurt pas als de wachtrij weer volloopt. Het oplopen van de wachttijd, zoals gebeurde op 17 januari, is in het stappenplan (zie bijlage I) geen indicator om een volgende maatregel te nemen. Hierdoor kon de wachttijd voor aanname van de ambulancelijn ongemerkt oplopen. Er was geen signaal dat er een probleem was. Was dit signaal er wel geweest dan zouden door de landelijke centrale aanvullende maatregelen zijn genomen, zoals het routeren van oproepen van de MKA naar een collegameldkamer. De wachttijd van een burger met een hulpverzoek is in het draaiboek verstoringsscenario s geen criterium voor interne signalering en het nemen van maatregelen. Sturing vindt plaats op basis van de wachtrij. Maatregelen uit draaiboek zijn onbekend en/of onduidelijk 50 Hoewel de maatregelen voor een verstoringscenario in stappen staan beschreven in het operationeel draaiboek 1-1-2, is niet iedereen binnen de meldkamer ambulancedienst en landelijke centrale bekend met deze procedurestappen en/of de status ervan. Dit leidt tot onjuiste verwachtingspatronen over wie wat op welk moment doet. Zo is er onduidelijkheid en onbekendheid over het monitoren en de rol van de landelijke centrale, het routeren naar een andere meldkamer 51 en het wel of niet terugnemen van meldingen door de landelijke Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg. 50 Inmiddels zijn door de MKA naar aanleiding van bovenstaande bevindingen maatregelen genomen. De MKA medewerkers worden geïnformeerd over de rol en werkwijze van de landelijke centrale in opgeschaalde situatie en deze informatie wordt geborgd in het kwaliteitshandboek zodat deze terug vindbaar is. 51 Deze regeling wordt ook wel buddyregeling genoemd en houdt in dat meldingen door een andere minder belaste meldkamer worden aangenomen. 27

60 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave centrale die bij een regionale meldkamer in de rij staan. 52 Dit terugnemen doet de landelijke centrale al sinds 2011 niet meer. Toename aantal ambulancemeldingen Er zijn meer ambulancemeldingen tijdens de stroomstoring. Op basis van de inhoud van de meldingen lijkt de toename deels verklaard te worden door hulpvragen van mensen met betrekking tot zuurstof en beademing thuis (inclusief assistentie daarbij door de brandweer en politie) Regionaal Service Centrum Het nummer is een politienoodnummer wanneer minder spoed is vereist. De meldingen via geen spoed wel politie komen direct bij het regionaal servicecentrum Amsterdam-Amstelland binnen. Tijdens de stroomstoring krijgt het regionaal servicecentrum een piek aan meldingen. Oproepen Aantallen oproepen Aangenomen oproepen 211 Verbroken oproepen 194 Gemiddelde wachttijd Onbekend Grafiek 2. Aantal aangeboden en beantwoorde gesprekken (aantal oproepen afgezet tegen tijdstip) aangeboden beantwoord Op het alternatieve nummer (geen spoed wel politie) kwamen tussen uur, 405 oproepen binnen. Hiervan worden er 211 aangenomen. 194 van deze oproepen wordt verbroken door burgers met een hulpvraag. 52 Als de landelijke centrale een melding terugneemt na twee minuten is er bij de regionale meldkamer geen noodzaak om wachttijden te monitoren. 53 Bron: LCMS-journaal Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland. 54 Deze cijfers zijn aangeleverd door de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland. 55 Deze oproepen komen binnen bij de politiemeldkamer. 56 Het wordt geadviseerd als een geen spoed is maar wanneer iemand wel politie aan de lijn wil krijgen. 28

61 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave Ook organisaties, zoals de gemeente, het Gemeentelijk Vervoer Bedrijf (GVB) en elektriciteitsmaatschappijen waren tijdens de stroomstoring niet bereikbaar. Niet uit te sluiten valt dat mede hierdoor een groter beroep op is gedaan Bevindingen niet alles aangenomen en wachttijden zijn onbekend Van de 0900-oproepen is iets minder dan de helft niet aangenomen. Voor het aannemen van 0900-meldingen is geen referentie. Het valt niet uit te sluiten dat mede hierdoor een groter beroep op is gedaan. 2.8 Meldkamer Zaanstreek-Waterland: politie en brandweer Oproepen meldkamer Zaanstreek- Waterland Aantallen politie 35 Aangenomen oproepen 35 wachttijd onbekend brandweer 6 Aangenomen oproepen 6 wachttijd onbekend 59 De meldkamer bevindt zich in Zaanstad en het verzorgingsgebied omvat de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland. De meldkamer bestaat uit twee afzonderlijke meldkamers, één voor de politie en één voor de brandweer. De taakuitvoering binnen de meldkamer is in principe strikt gescheiden tussen brandweer en politie. De daadwerkelijke intake en beoordeling van de meldingen alsmede de inzet van hulpdiensten die volgt op de melding is in de praktijk een aangelegenheid van de betreffende hulpdienst zelf. Het takenpakket van de meldkamer Zaanstreek-Waterland bestaat uit de basistaken van een meldkamer; het ontvangen, registreren en beoordelen van alle hulpverzoeken gericht op de inzet van brandweer en politie, het bieden van een adequaat hulpaanbod en het begeleiden en coördineren van de hulpdiensten. Het gebied van de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland is deels getroffen door de stroomstoring. Deze meldkamer krijgt gedurende de stroomstoring zes oproepen voor de meldkamer brandweer en 35 voor de meldkamer politie. Al deze oproepen zijn aangenomen. 57 Deze cijfers zijn aangeleverd door de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland. 58 De telefooncentrale in meldkamer Zaanstreek-Waterland beschikt niet over software die deze informatie kan opslaan. 59 De telefooncentrale in meldkamer Zaanstreek-Waterland beschikt niet over software die deze informatie kan opslaan. 29

62 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave Bevindingen Meer oproepen, geen verloren oproepen. De meldkamer Zaanstreek-Waterland had geen problemen met het aannemen van meldingen. Dit komt onder andere doordat de ambulancemeldingen voor deze veiligheidsregio worden aangenomen door Ambulancedienst Amsterdam. 2.9 Mogelijke calamiteiten bij verminderde bereikbaarheid De IGZ heeft twee meldingen ontvangen waarvan in één geval sprake was van een responstijd binnen de norm. De eerste casus betreft een vrouw die hulp nodig had en waarvan de zoon meer dan 21 minuten 60 in de wacht stond voordat hij de verbinding verbrak en de huisartsenpost belde. Bij aankomst van de huisarts was de vrouw al overleden. Over deze situatie ontving de IGZ een calamiteitenmelding van de Ambulance Amsterdam. De Ambulance Amsterdam heeft naar aanleiding van de melding onderzoek gedaan. De tweede casus betreft een vrouw die onwel werd. De familie belde en stond meer dan drie minuten 61 in de wacht. Bij aankomst van de ambulance had een 1e Basic Life Support eenheid van de politie de Automatische Externe Defibrillator (AED) aangesloten en was er een 1e shock toegediend. Deze mevrouw is in de ambulance op weg naar het ziekenhuis overleden. IGZ heeft over de responstijd informatie bij de Regionale Ambulancevoorziening Amsterdam-Amstelland opgevraagd. De responsetijd 62 van de ambulance was 8 minuten en 12 seconden. Dit was binnen de norm, daarmee was er geen aanleiding voor de IGZ om de zorgverlening in deze casus nader (te laten) onderzoeken Bevindingen Meerdere minuten in de wacht voor Na 21 minuten 63 in de wacht te hebben gestaan werd door de hulpvrager de verbinding verbroken en de huisartsenpost gebeld. Ambulance inzet vond daardoor niet plaats. Daarmee werd niet voldaan aan de responstijdnorm. Dit is door de ambulancezorgaanbieder bij de IGZ gemeld. Conform de reguliere procedure van de IGZ heeft de aanbieder vervolgens zelf deze calamiteit onderzocht. Naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek, zijn verbetermaatregelen voor de meldkamer geformuleerd, welke inmiddels opgepakt zijn. De IGZ heeft het calamiteitonderzoek beoordeeld en heeft, na het stellen van enkele aanvullende vragen de melding afgesloten. Naast deze twee oproepen hebben de 17e januari ook andere burgers met een oproep (ook uit andere delen van Nederland) tussen en uur meerdere minuten moeten wachten voor contact met de Landelijke centrale seconden bij de MKA en 243 seconden bij de landelijke centrale seconden bij de MKA en 181 seconden bij de landelijke centrale. 62 De wettelijke responstijd voor een ambulance is 15 minuten seconden bij de MKA en 243 seconden bij de landelijke centrale. 30

63 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave Driebergen. Anderen hebben de verbinding verbroken en uiteindelijk geen contact gehad met de meldkamers. De verbroken verbindingen met de MKA zijn nagebeld. Echter, de 369 burgers met een hulpverzoek die de verbinding hebben verbroken met de landelijke centrale zijn niet nagebeld. Er is geen informatie over de precieze inhoud van deze hulpverzoeken. Het valt niet uit te sluiten dat ook hier sprake kan zijn geweest van levensbedreigende situaties Bereikbaarheid Ondanks aangebrachte noodstroomvoorzieningen hebben telecomaanbieders tijdens de stroomstoring problemen met hun dienstverlening. Bij de mobiele netwerken heeft dit niet geleid tot problemen met het bellen naar Bij de vaste netwerken was dit wel het geval. Bij burgers met een vaste lijn wordt het bellen met veelal gerouteerd via een eigen modem. In de regel zijn deze modems niet voorzien van een noodstroomvoorziening. Hierdoor is bellen via een vaste lijn niet meer mogelijk ondanks dat het achterliggende netwerk van de telecomaanbieder werkzaam kan zijn. De mobiele netwerken hebben verminderde dekking en netwerkcapaciteit als gevolg van het uitvallen van antenne-opstelpunten. Circa 90% van de antenneopstelpunten in het effectgebied van de stroomstoring valt uiteindelijk uit. Uit de beschikbare informatie is af te leiden dat beschikbaar is gebleven via de mobiele netwerken. De nog werkende antenne-opstelpunten in de nabije omgeving van het effectgebied nemen bellers van de uitgevallen antenneopstelpunten over. Eén van de telecomaanbieders voert een tijdelijke technische aanpassing uit. Deze maatregel zorgt er mede voor dat accucapaciteit wordt gespaard bij het antenne-opstelpunt zodat bellen naar mogelijk kan blijven via circa 10% van alle antenne-opstelpunten in het effectgebied. De netbeheerders Tennet en Liander en de veiligheidsregio s hebben de telecomaanbieders niet geïnformeerd over de stroomstoring en de verwachte duur hiervan (informatiemanagement) Bevindingen beschikbaar via mobiele netwerken De stroomstoring had grote invloed op dekking en capaciteit van mobiele netwerken in het effectgebied. Het nummer via mobiele netwerken is door specifieke omstandigheden beschikbaar gebleven. Het effectgebied betrof een druk bevolkt gebied met veel mobiele telecomvoorzieningen (fijnmazig netwerk). De werkende antenne-opstelpunten in de nabije omgeving hebben oproepen overgenomen van uitgevallen antenne-opstelpunten aangezien de omvang van het effectgebied (vanuit telecomperspectief) relatief gering was. Daarnaast was de duur van de stroomstoring beperkt. Ook heeft één telecomaanbieder tijdelijke technische maatregelen genomen die er mede toe hebben geleid dat circa 10% van alle antenne-opstelpunten in het effectgebied in de lucht zijn gebleven. Deze technische maatregelen zijn in de toekomst mogelijk niet meer beschikbaar in verband met de verwachte uitfasering van de gebruikte technieken. Er zijn geen signalen ontvangen 31

64 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave dat bellers niet hebben kunnen bellen gedurende de stroomstoring ondanks het uitvallen van circa 90% van alle antenne-opstelpunten in het effectgebied. Voor de meeste bellers met een vaste lijn was bellen naar in het getroffen gebied gedurende de stroomstoring niet meer mogelijk ondanks dat het achterliggende netwerk van de telecomaanbieder nog werkzaam is. Het netwerk van de aanbieder werkt nog wel omdat er bijvoorbeeld wel een noodstroomvoorziening is op de belangrijkste onderdelen van het netwerk. Echter bij de beller thuis ontbreekt de noodstroomvoorziening bij het modem. Het modem verbindt de telefoon met het netwerk en heeft anders dan vroeger bij de koperdraad, ook stroom nodig. Een adequate communicatie vanuit de netbeheerders en veiligheidsregio s is van belang tijdens een stroomstoring. Voor telecomaanbieders is deze informatie van groot belang om tijdige adequate maatregelen te treffen, zoals het plaatsen van mobiele noodstroomaggregaten bij belangrijke locaties. Dit is eerder geconstateerd in het onderzoek Stroomstoring Noord-Holland maart via vaste lijn De meldkamer van de Veiligheidsregio Kennemerland heeft tijdens de stroomstoring een tweet verzonden met het verzoek om niet meer mobiel te bellen gedurende de stroomstoring maar alleen via de vaste lijn. Bij deze tweet (twitter) zijn de volgende kanttekeningen te maken. Ten eerste heeft dit advies alleen meerwaarde als de modems bij de bellers niet zijn uitgevallen. Daarnaast rijst de vraag of de tweet de bellers had kunnen bereiken aangezien een groot deel van de mobiele netwerken was uitgevallen. De capaciteit van de mobiele netwerken was hierdoor sterk verminderd maar niet geheel verdwenen. De ontvangst van twitterberichten blijft mogelijk, maar wel met een lagere snelheid en er vallen relatief meer berichten weg. Bij de afweging welke communicatiemiddelen worden ingezet tijdens een stroomstoring is het van groot belang om voornoemde kanttekeningen mee te nemen. Als bellers op een andere manier geïnformeerd worden, kan een neveneffect zijn dat er minder meldingen en meldingen aangenomen moeten worden. 32

65 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave I Incident: Een meldkamer is onbereikbaar voor de centrale als gevolg van werkaanbod dat de beschikbare capaciteit in de afhandeling van meldkamer X te boven gaat. Er is standaard geen wachtrij op de kies-2 capaciteit. De capaciteit voor het aannemen van meldingen in de meldkamers is zowel technisch als qua capaciteit begrensd. De kans dat dit scenario voorkomt is groot. Er is eigenlijk iedere jaarwisseling sprake van een situatie waarbij één of meerdere meldkamers gedurende een korte tijd meer meldingen krijgen dan verwerkt kan worden. Er ontstaat dan een wachtrij en de centrale kan de meldingen niet meer kwijt aan de meldkamer. Risicoprofiel: De kans dat dit scenario optreedt is reel. Maatregelen: In de regionale meldkamer: De gesprekken worden zo snel mogelijk aangenomen en verwerkt naar de backoffice. De gesprekstijd wordt zoveel mogelijk beperkt. Wanneer deze maatregelen alsnog tot een wachtrij leiden neemt de centrale, in samenspraak met de betreffende meldkamer, een aantal maatregelen: Meldingen over hetzelfde incident worden niet meer doorgezet naar de meldkamer (filteren). De centrale zet meldingen door naar de aangewezen buddyregio. Hierover vindt overleg plaats met beide meldkamers. Wanneer meerdere meldkamers overbelast zijn kan de centrale prioriteren in de binnenkomende meldingen en daarmee het aanbod beperken. Voor de prioritering wordt een protocol gebruikt dat in Haaglanden is ontwikkeld (bijlage 10). Deze werkwijze is in beginsel ongewenst, maar kan in noodgevallen worden toegepast. Deze werkwijze leidt tot een langere afhandeltijd bij de centrale en vergroot het risico op congestie bij de centrale en verlies aan 33

66 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave Deze werkwijze leidt tot een langere afhandeltijd bij de centrale en vergroot het risico op congestie bij de centrale en verlies aan gesprekken (omdat wachtenden afhaken). Hiervoor is het noodzakelijk dat de medewerkers van de centrale de juiste bevoegdheid krijgen. Indien noodzakelijk kan gebruik worden gemaakt van de zogenaamde LMKprocedure. Bron: Operationeel Draaiboek Generiek bij verstoringen van ondersteunende dienstverlening versie 0.6.1, datum 19 december

67 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave II Stap 1 Er ontstaat een (technische) storing/incident waardoor meldingen naar meldkamer X niet meer door de centrale kunnen worden doorverbonden. 1 Centralist 1-1-2: de centralist meldt aan de senior dat er een blokkering van de meldingen is. 2 Senior 1-1-2: De senior geeft opdracht om te handelen conform scenario 1, 2, 3 of 4. 3 Senior 1-1-2: De senior geeft opdracht aan Functioneel Beheer om te starten met het checken van de registratie van de centrale. Tactisch Procesmanagement wordt in kennis gesteld van de mogelijke missed calls. 4 HSOB Hieruit wordt een selectie van niet aangenomen gesprekken gemaakt en doorgezonden naar de piket van Tactisch Procesmanagement die de terugbelprocedure in werking zal stellen en organiseren. Deze cyclus wordt voortgezet zolang er sprake is van gemiste meldingen. Stap 2 Er is een overzicht met verloren gesprekken. Deze nummers moeten zo spoedig (maximaal 24 uren) mogelijk worden onafgebroken bereikt om te verifiëren of hulpverlening nog nodig is. Genoemde werkwijze kan per individueel verloren beller worden afgehandeld. Werkwijze 1. Er wordt maximaal 3 x teruggebeld. 2. Indien er geen contact is geweest wordt er maximaal 3 maal een SMS bericht verzonden met het dringende verzoek contact op te nemen. 3. Indien er geen contact is geweest wordt (in 35

68 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave overleg) besloten om: 3.1 eventueel een CIOT te doen en/of de politiesystemen te raadplegen. 3.2 eventueel beschikbare vastgelegde gesprekken uitgeluisterd met als doel de noodhulpvraag te kunnen vaststellen 4. Tevens kan in uitzonderlijke geval en conform de daarvoor geldende voorwaarden een stealth ping worden gedaan. 5. Indien de NAW gegevens bekend zijn, kan besloten worden om na tussenkomst van de OvD een politie-eenheid ter plaatse te laten gaan om te controleren of de hulpvraag nog steeds aanwezig is. Alle acties worden per verloren gesprek vastgelegd in een registratie formulier. 5 CaCo Meldkamer X: De CaCo van meldkamer X ontvangt zo spoedig mogelijk na het ontstaan van de storing een overzicht van de gemiste meldingen met een locatie-aanduiding binnen het gebied van de meldkamer. De CaCo geeft opdracht om deze nummers te controleren of er al contact is geweest met deze bellers. Nummers waarmee nog geen contact is geweest, worden zo spoedig mogelijk gebeld. 6 Hoofd Intake LE: De Hoofd Intake LE ontvangt zo spoedig mogelijk na het ontstaan van de storing een overzicht van de gemiste meldingen waarvan de locatie niet bekend is. De Hoofd Intake LE geeft opdracht om deze nummers te controleren of er al contact is geweest met deze bellers. Nummers waarmee nog geen contact is geweest, worden zo spoedig mogelijk gebeld. 36

69 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 inhou dsop gave III Afkorting AED ARBI AT BIG CaCo CIOT DROC GHOR GMK GRIP GVB IGZ Inspectie VenJ LE LED LMK MKA MKAA MKZW OMS OvD Twaz RAV SMH WiFi Wkkgz Betekenis automatische externe defibrillator telefoon arbitrage Agentschap Telecom Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg calamiteitencoördinator Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie Dienst Regionaal Operationeel Centrum geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio gemeenschappelijke meldkamer gecoördineerde regionale incidentbestrijdingsprocedure Gemeentelijk Vervoer Bedrijf Inspectie voor de Gezondheidszorg Inspectie Veiligheid en Justitie Landelijke centrale (politie) Landelijke centrale Driebergen Landelijke centrale meldkamer ambulancezorg meldkamer Amsterdam-Amstelland meldkamer Zaanstreek-Waterland Openbaar Meld Systeem officier van dienst Tijdelijke wet ambulancezorg Regionale Ambulancevoorziening spoedeisende medische hulpverlening Wireless-Local Area Network Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg 37

70 Missie Inspectie Veiligheid en Justitie De Inspectie Veiligheid en Justitie houdt voor de samenleving, de ondertoezichtgestelden en de politiek en bestuurlijk verantwoordelijken toezicht op het terrein van veiligheid en justitie om inzicht te geven in de kwaliteit van de taakuitvoering en de naleving van regels en normen, om risico s te signaleren en om organisaties aan te zetten tot verbetering. Hiermee draagt de Inspectie bij aan een veilige en rechtvaardige samenleving. Missie Agentschap Telecom Wij waarborgen de beschikbaarheid van moderne en betrouwbare telecommunicatie in en voor Nederland. Missie Inspectie voor de Gezondheidszorg Naleving bevorderen, gezondheidsschade beperken. Daarbij onderzoeken, oordelen en interveniëren we onafhankelijk, deskundig, doortastend en duidelijk. We blijven uitgaan van vertrouwen in ondertoezichtstaanden omdat vertrouwen een goed verbeterklimaat schept. We hanteren als stelregel: high trust, high penalty. Dit is een uitgave van: Inspectie Veiligheid en Justitie Ministerie van Veiligheid en Justitie Turfmarkt DP Den Haag Postbus EH Den Haag contactformulier Agentschap Telecom Ministerie van Economische Zaken Emmasingel AH Groningen Postbus AL Groningen Inspectie voor de Gezondheidszorg Ministerie van VWS Stadsplateau AZ Utrecht Postbus DA Juli 2017 Aan deze publicatie kunnen geen rechten worden ontleend. Vermenigvuldigen van informatie uit deze publicatie is toegestaan, mits deze uitgave als bron wordt vermeld.

71 4.c Jaarplan en Begroting IFV A c Jaarplan en Begroting IFV 2018_aanbiedingsbrief.pdf Kon pagina 1 uit document A c Jaarplan en Begroting IFV 2018_aanbiedingsbrief.pdf niet importeren Foutmelding PdfReader not opened with owner password

72 Kon pagina 2 uit document A c Jaarplan en Begroting IFV 2018_aanbiedingsbrief.pdf niet importeren Foutmelding PdfReader not opened with owner password

73 1 A c Jaarplan en Begroting IFV 2018_besluitformulier AB.docx Besluitformulier Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland Datum vergadering: 8 december 2017 Onderwerp: Jaarplan en Begroting IFV 2018 Nummer: Naam Steller: A c J. Rozendal / S. Keukens Afdeling: Bedrijfsvoering Korte inhoud: Het IFV is de landelijke ondersteuningsorganisatie voor de veiligheidsregio s bij het versterken van de brandweerzorg en de aanpak op het terrein van rampenbestrijding en crisisbeheersing. Het IFV voert wettelijke taken uit die bij de vorming van het IFV zijn overgeheveld van het Rijk aan het IFV. Daarnaast voert zij gemeenschappelijke werkzaamheden uit voor de 25 veiligheidsregio s, contractactiviteiten voor één of enkele veiligheidsregio s en verzorgt ook werkzaamheden voor derden uit op het gebied van fysieke veiligheid. De inkomsten van het IFV worden gevormd door een jaarlijkse Rijksbijdrage (wettelijke taken), subsidies (waaronder Besluit doeluitkering bestrijding van rampen en zware ongevallen BDUR), bijdragen van veiligheidsregio s voor de uitvoering van gemeenschappelijke taken en voor opgedragen taken van individuele regio s en inkomsten van derden (markttaken). Totstandkoming jaarplan Bij de totstandkoming van het Jaarplan en begroting 2018 zijn de belangrijke partners van het IFV betrokken geweest. Er is gesproken met vertegenwoordigers van de Raad van Brandweercommandanten, de Raad van Directeuren Publieke Gezondheid, de Managementraad Bevolkingszorg en de Raad van Directeuren Veiligheidsregio. Tevens is gesproken met de werkgroep Finance & Control (Brandweer Nederland), de bestuursadviseurs van de veiligheidsregio s, het ministerie van Veiligheid en Justitie en enkele veiligheidsregio s. Het resultaat is een jaarplan dat aansluit bij de wensen en behoeften van de veiligheidsregio s. Zienswijze Het Algemeen Bestuur wordt gevraagd een positieve zienswijze op het Jaarplan en begroting 2018 te geven, met de volgende aandachtspunten: a. Onder leiding van de heer Van Zanen vindt een uitwerking plaats van de conclusies en aanbevelingen uit het rapport Onderzoek naar het functioneren van het Veiligheidsberaad. Dit heeft mogelijk gevolgen voor de werkzaamheden, de positie en de governancestructuur van het IFV. Ons bestuur wordt graag op korte termijn geïnformeerd over de effecten hiervan voor het IFV en de veiligheidsregio s. b. De vorming van de Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO), en met name de positie van de veiligheidsregio s/brandweer binnen het landelijke programma baart ons zorgen. Na 2018 wordt de financiering van de kwartiermaker LMO Brandweer/multi-opschaling stopgezet. In hoeverre is de positie van de veiligheidsregio s/brandweer binnen het Programma LMO binnen de Nationale Politie dan nog voldoende gewaarborgd? c. Ook de oplopende kosten in de begroting voor opdrachten van de veiligheidsregio s (tabel pagina 23) baren ons zorgen. De toelichtingen daarvoor ontbreken of zijn onvoldoende; wij vragen dringend deze uitgaven nader toe te lichten. Specifiek gaat het om een toename in 2018 (t.o.v. 2017) van voor Onderzoek en contentontwikkeling en voor het Programma Informatievoorziening. Meerjarig vallen de kosten voor Leiderschapsontwikkeling op, een toename van ten opzichte van d. Een principieel punt voor ons betreft de wijze van financiering van opgedragen werkzaamheden aan het IFV (bijlage 2). In veel gevallen worden de regio's gelijkelijk aangeslagen. Een kleine regio, als Zaanstreek-Waterland wordt hierdoor onevenredig belast. Wij zijn van mening dat financiering op basis van inwonertal het

74 uitgangspunt moet zijn bij opgedragen werkzaamheden aan het IFV. Proces Het Dagelijks Bestuur IFV heeft de besturen van de veiligheidsregio s verzocht een zienswijze te geven op het concept Jaarplan en Begroting IFV Op 15 december 2017 worden het jaarplan en de begroting ter besluitvorming behandeld in het Algemeen Bestuur IFV. De reacties van de besturen van de veiligheidsregio s worden in de besluitvorming meegenomen. Voorstel om te beslissen: Het Algemeen Bestuur wordt gevraagd: 1. Kennis te nemen van het Jaarplan en begroting IFV 2018, waarin de activiteiten van het IFV in 2018 en de financiering daarvan beschreven staat; 2. In te stemmen met een positieve zienswijze op het Jaarplan en begroting IFV 2017, en de volgende aandachtspunten onder aandacht van het Dagelijks Bestuur IFV te brengen: a. Impact van uitwerking aanbevelingen rapport Onderzoek naar het functioneren van het Veiligheidsberaad op IFV en veiligheidsregio s. b. Waarborging positie veiligheidsregio s/brandweer binnen Programma LMO binnen Nationale Politie; c. Oplopende kosten in de begroting voor opdrachten van de veiligheidsregio s; d. Wijze van financiering, waarbij regio s gelijkelijk aangeslagen worden. Advies Veiligheidsdirectie: Advies Dagelijks Bestuur: Voor kennisgeving aangenomen Het Dagelijks Bestuur besluit: 1. Het Jaarplan en Begroting IFV 2018 door te geleiden naar het Algemeen Bestuur van 8 december Het Jaarplan en Begroting IFV 2018 onder de portefeuille van de voorzitter te agenderen voor het Algemeen Bestuur van 8 december Personele gevolgen: Geen Financiële gevolgen: 2018: ( tov 2017) Het tekort op de IFV-bijdrage in de Begroting VrZW 2018 bedraagt Dit wordt meegenomen bij Burap I Verhouding met ander beleid: Wet veiligheidsregio s Begroting VrZW 2018 Besproken met: Bestuurlijk portefeuillehouder Financiën, D. Bijl Besluit: Aldus besloten door het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland in de vergadering van 8 december 2017 namens deze, voorzitter, secretaris, J. Hamming H. Raasing

75

76 1 A c Jaarplan en Begroting IFV 2018_concept.pdf Jaarplan en begroting IFV 2018 Versie: 1.0, 18 september 2017

77 Instituut Fysieke Veiligheid Postbus HA Arnhem Kemperbergerweg 783, Arnhem Colofon Titel: Jaarplan en begroting IFV 2018 Datum: 18 september 2017 Status: Definitief concept Versie: 1.0 IFV Jaarplan en begroting IFV /43

78 Voorwoord Voor u ligt het jaarplan 2018, het vijfde plan sinds de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid per 1 januari Het jaarplan hanteert de indeling van het jaarplan en de begroting voor Hiermee wordt direct het verband duidelijk tussen de wettelijke taken (art. 68 Wet veiligheidsregio s), de werkzaamheden in opdracht van de veiligheidsregio s (art. 69 Wvr) en de opdrachten voor derden (art. 70 Wvr). Per onderdeel worden de activiteiten gerelateerd aan de daarvoor ontvangen financiering. Voor het IFV is het van belang dat haar activiteiten maximaal aansluiten bij de wensen en behoeften in het veld. Daarom zijn ook nu weer de managementraden bij de totstandkoming betrokken evenals enkele andere belangrijke partners van het IFV. In verschillende bijeenkomsten hebben zij ontwikkelingen geschetst en van daaruit behoeften en wensen aan ondersteuning van het IFV geformuleerd. In het jaarplan 2018 bouwen we voort op een aantal eerder ingezette lijnen waarmee de rol en betekenis van het IFV voor onze partners in het veld gaat toenemen. Centraal daarbij staat het leveren van toegevoegde waarde in onze dienstverlening en het werken op basis van verzamelde informatie en kennis. Voor 2018 is de organisatiestructuur aangepast zodat onze capaciteit meer flexibel kan worden ingezet, er meer ruimte is voor professionele ontwikkeling en de organisatorische kwetsbaarheid is afgenomen. Daarmee ligt er een solide basis om gericht de ondersteuning van de veiligheidsregio s en haar crisispartners te verzorgen. In het jaarplan is er expliciet aandacht voor innovatie van onze dienstverlening en producten. Door ons te verbinden met instanties als HSD, universiteiten en Hogescholen kunnen wij gericht investeren in innovatieprocessen. Voor 2018 ligt de focus op onderwijsinnovatie (blended learning, het invoeren van de Elektronische Leer Omgeving) en innovatie van het proces van kennisborging. Daarnaast gaan we door met het versterken van onze onderzoeksfunctie, het eigentijds delen en verspreiden van de kennis en onze shared service functie voor de regio s. Belangrijk hierbij is de verdere groei en ontwikkeling van onze medewerkers, waarin de IFV Huisacademie een belangrijk onderdeel vormt. De ambitie voor 2018 is onveranderd: het realiseren van een stijgend aantal diensten waarmee we aansluiten op de vraag vanuit het veld en onze crisispartners ondersteunen in hun aanpak van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Nadruk ligt hierbij op het verder ontwikkelen als kennisinstituut door middel van gericht praktijkonderzoek, kennisontwikkeling en onderwijs. Daarnaast de groei in ondersteunende diensten ten behoeve van landelijke specialismen, gezamenlijke inkoop, of beheer en logistiek. Het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft een nieuwe besturingsmodel ingevoerd. Hierbij komen de aan VenJ gelieerde ZBO s, agentschappen en diensten in een andere relatie tot het departement te staan. Hoewel het IFV als ZBO in haar positie als uitvoerder van de wettelijke taken nauw is verbonden aan het ministerie van VenJ, verandert er vooralsnog weinig omdat het eigenaarschap bij het Algemeen Bestuur IFV blijft berusten. Het ministerie van VenJ blijft de opdrachtgever van de wettelijke taken. In het jaarplan wordt aangesloten op de speerpunten die VenJ heeft benoemd voor haar uitvoeringsorganisaties, zoals de implementatie van de Algemene Verordening Gegevensbescherming. De evaluatie van de 3/43

79 Wet veiligheidsregio, die gepland staat voor 2019, wordt gebruikt om de positie en de governance structuur van het IFV nader te bezien. L.C. Zaal MPM Algemeen directeur IFV Jaarplan en begroting IFV /43

80 Inhoud 1 Inleiding Organisatie en verbinding met ketenpartners Speerpunten IFV Wettelijke taken van het IFV Inleiding Wat mag u van ons verwachten Begroting wettelijke taken 16 3 Opdrachten voor de veiligheidsregio s Inleiding Wat mag u van ons verwachten Begroting opdrachten van de veiligheidsregio s 23 4 Opdrachten voor derden Inleiding Wat mag u van ons verwachten Begroting opdrachten voor derden 26 5 Begroting Begroting Financiering Toelichting op de begroting Investeringen bedrijfsvoering Meerjarenraming Financiering Toelichting op meerjarenraming Bedrijfsvoering en weerstandsvermogen Bedrijfsvoering Overhead Weerstandsvermogen Verbonden partijen 36 Bijlage 1 37 Bijlage 2 38 Bijlage 3 39 Bijlage /43

81 1 Inleiding De focus in dit jaarplan ligt op wat het IFV gaat doen in 2018 en wat er verandert ten opzichte van Dit jaarplan is ingedeeld naar het type activiteit van het IFV, zoals uitvoering geven aan de wettelijke taken, de opdrachten van de veiligheidsregio s of opdrachten van derden (conform artikelen 68, 69 en 70 Wet veiligheidsregio s). In het jaarplan is ook de begroting voor 2018 opgenomen en wordt een toelichting gegeven op de bedrijfsvoering en het weerstandsvermogen. 1.1 Organisatie en verbinding met ketenpartners Wettelijk kader IFV Het IFV is een zelfstandig bestuursorgaan die is opgericht op 1 januari 2013 door de minister van Veiligheid en Justitie door de wijziging van de Wet veiligheidsregio s (hierna: Wvr). Het IFV voert drie soorten taken uit, elk met een andere financieringsbron. 1. Wettelijke taken (Wvr, art. 68): Het bestuur van het IFV heeft taken op het gebied van de brandweerzorg, de rampenbestrijding, crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening. Waaronder het verzorgen van (officiers)opleidingen, examinering, kennisontwikkeling en deling en het verwerven, beheren en ter beschikking stellen van materieel. 2. Opdrachten voor de veiligheidsregio s (Wvr, art. 68): Het bestuur van het IFV kan in opdracht van een of meer besturen van de veiligheidsregio s werkzaamheden uitvoeren ten behoeve van de veiligheidsregio s, waaronder het ondersteunen bij de uitvoering van de taak, bedoeld in art Opdrachten voor derden (Wvr, art. 68): Het bestuur van het IFV kan in opdracht van derden andere werkzaamheden verrichten dan die welke artikel 68 en 69 voortvloeien op het gebied van fysieke veiligheid. De visie van het IFV De (fysieke) veiligheid in ons land is geen statisch begrip maar een kwetsbare verworvenheid. Maatschappelijke ontwikkelingen vormen de reden om continu te werken aan het stabiliseren en verhogen van het veiligheidsniveau. Dat vereist gericht investeren in onderzoek en kennisontwikkeling, waardoor onze deskundigheid over en vaardigheden om adequaat te kunnen handelen bij rampen en crises worden vergroot. Daarbij neemt de veiligheid in ons land toe als de afzonderlijke crisisorganisaties goed zijn toegerust voor hun taken bij rampen en crises, uitgebreide kennis hebben over elkaars competenties, kunnen beschikken over een gedeeld en actueel informatiebeeld, en maximaal getraind zijn in het structureel samenwerken. IFV Jaarplan en begroting IFV /43

82 De missie van het IFV Het IFV draagt bij aan een veilige samenleving door het versterken van de veiligheidsregio s en hun veiligheidspartners bij het professionaliseren van hun taken. Wij ontwikkelen en delen relevante kennis, wij hebben expertise voor het verwerven en beheren van gemeenschappelijk materieel, wij bieden dienstverlening op het gebied van informatievoorziening en wij adviseren de betrokken besturen. Ons motto hierbij is: signaleren en verbinden. Om nog beter uitvoering te geven aan onze missie en visie, verandert het IFV zijn organisatie in 2018, intensiveren we de verbinding met onze ketenpartners en versterken we onze kennisfunctie. Dit wordt hieronder nader toegelicht. Nieuwe organisatiestructuur Het IFV bestaat in zijn huidige vorm vanaf In die periode is het IFV in toenemende mate een zichtbaar en toonaangevend instituut voor de veiligheidsregio s en hun crisispartners geworden. Ontwikkelingen in de samenleving en binnen de veiligheidsregio s maken het noodzakelijk om continu onze diensten en producten actueel te houden. Daarnaast constateren wij dat budgetten van de wettelijke taken en de werkzaamheden voor derden onder druk staan. De continuïteit en daarmee de toekomstbestendigheid van het IFV is van groot belang. In 2017 is een veranderproces ingezet dat tot doel heeft om de positie als multidisciplinair kennis-, opleidings- en ondersteuningsinstituut van het IFV verder te versterken en te ontwikkelen. De nieuwe organisatie treedt in werking vanaf 1 januari Binnen de voorgenoemde veranderingen is en blijft het de ambitie van het IFV om klantgericht en toonaangevend te zijn op het gebied van onderzoek, onderwijs, dienstverlening en beleidsondersteuning. Hiermee zijn we een vanzelfsprekende partner voor de veiligheidsregio s en hun veiligheidspartners. Daarnaast ambiëren we een toekomstbestendig instituut te zijn, waarmee we bedoelen dat we ons blijven richten op doorontwikkeling en vernieuwing. We hebben onze (financiële en bedrijfsmatige) zaken op orde. Tot slot wil het IFV een prettige, professionele en veilige werkomgeving zijn voor onze medewerkers, waarin zij zich verder kunnen ontwikkelen. Uitbreiding personeelsbezetting De activiteiten in dit jaarplan leiden tot een uitbreiding van de personele bezetting van het IFV met 12 fte ten opzichte van de begroting Dit is het gevolg van taakuitbreiding door de extra activiteiten die het IFV ontwikkelt op verschillende onderwerpen, waaronder bovenregionale voorzieningen, informatievoorziening en kennis en onderwijs. Hierbij is extern personeel omgezet in eigen personeel, omdat de kosten hiervan substantieel lager liggen. In de bijgevoegde begroting is opgenomen dat de personeelsbezetting in de periode 2019 tot en met 2022 constant blijft. Verbinding met opdrachtgevers en ketenpartners Vorig jaar zijn de managementraden betrokken bij de totstandkoming van het jaarplan Deze werkwijze is ook voor het jaarplan 2018 gevolgd en verder uitgebreid. Dit jaar is wederom gesproken met vertegenwoordigers van de Raad van Brandweercommandanten (RBC), de Raad van Directeuren Publieke Gezondheid (RDPG), de Managementraad Bevolkingszorg (MRBZ) en de Raad van Directeuren Veiligheidsregio (RDVR). Daarnaast is in de voorbereiding van het jaarplan ook gesproken met de werkgroep Finance & Control, de bestuursadviseurs van de veiligheidsregio s, het ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ) en enkele veiligheidsregio s. Door het voeren van deze en andere structurele gesprekken kunnen wij onze dienstverlening nog beter richten op specifieke behoeften en wensen vanuit het veld. Enkele wensen en ambities uit deze gesprekken komen terug in dit jaarplan. Ook 7/43

83 zijn nadere afspraken gemaakt over de opvolging van punten die niet in dit jaarplan aan bod komen. De belangrijkste bespreekpunten uit de gesprekken zijn hieronder weergegeven. Raad van Brandweercommandanten De vertegenwoordigers van de Raad van Brandweercommandanten (RBC) gaven aan tevreden te zijn met de kwaliteit van aangeboden opleidingen en materieel door het IFV, evenals de ondersteuning van de brandweer. Om de flexibiliteit in projecten te vergroten wordt een financiële marge gerealiseerd in projecten. De raad ziet graag aanvullend onderzoek naar technische hulpverlening, evenals nadere coördinatie van de afspraken op het gebied van drones. Verder is de behoefte uitgesproken aan ondersteuning op de belangrijkste onderwerpen binnen het meerjarenperspectief van de brandweer, waaronder vakinhoud, business intelligence en informatiemanagement, strategische positionering Brandweer Nederland en risicogerichte incidentbestrijding. Raad Directeuren Publieke Gezondheid (RDPG) De vertegenwoordigers van de RDPG hebben zich uitgesproken over de noodzaak van een stevigere verbinding tussen sociale vraagstukken met het domein van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Zorg en veiligheid wordt daarbij gezien als het centrale multi-thema. Verder heeft de raad de wens geuit dat het IFV zijn opleidingen en trainingen continu aanpast aan de laatste inzichten op de diverse multi-thema s, waaronder de ontwikkelingen omtrent Omgevingswet, terorrismegevolgbestrijding, zelfredzaamheid, evenementenveiligheid en zorgcontinuïteit. Landelijk Netwerk Bevolkingszorg De vertegenwoordigers van het Landelijk Netwerk Bevolkingszorg hebben ontwikkelingen benoemd waarbij het van belang is dat het IFV daarop blijft anticiperen, zoals zelfredzaamheid, kennisontwikkeling Bevolkingszorg, als ook de mobilisering van burgerhulp. Hun wens is dat het IFV goed in verbinding blijft met het veld, zodat de dienstverlening van het IFV daar continu op wordt aangepast. Afgesproken is dat het IFV onderzoekt of en hoe een opleiding kan worden ontwikkeld voor het vakbekwaam blijven van de coördinerend gemeentesecretarissen. Ministerie van Veiligheid en Justitie Het ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ) heeft benadrukt dat vanuit de inhoud de samenwerking op landelijk niveau kan worden vergroot om daarmee bij te dragen aan de effectiviteit en efficiëntie in het fysieke veiligheidsdomein. Een van de onderwerpen waarop deze gezamenlijkheid van belang wordt geacht, is het onderwerp business intelligence. Het ministerie van VenJ pleit voor een uitgesproken rol van het IFV in het ontwikkelen van een data analyse centrum voor de veiligheidsregio s. Netwerk Finance & Control veiligheidsregio s/bestuursadviseurs veiligheidsregio s Op verzoek van het netwerk Finance & Control (F&C) en de bestuursadviseurs wordt de kaderbrief voor de begroting IFV van 2019 reeds in november 2017 verstuurd. Verder worden de besluiten van het Veiligheidsberaad met financiële gevolgen voor de veiligheidsregio s zijn op verzoek opgenomen in het jaarplan (zie bijlage 2). Het netwerk F&C heeft ook verzocht de verschillende geldstromen voor de uitvoering van de wettelijke taken en opdrachten voor de veiligheidsregio s goed helder neer te zetten. In dit jaarplan is de toelichting op de financiering van de verschillende taken van het IFV verder uitgebreid. IFV Jaarplan en begroting IFV /43

84 1.2 Speerpunten IFV 2018 Onderzoek en content ontwikkeling In de periode voeren de vier lectoraten van het IFV gericht onderzoek uit naar geprioriteerde thema s. Deze thema s vinden onder andere hun basis in de gesprekken die structureel plaatsvinden met opdrachtgevers en ketenpartners. Kennis makelen Via het Kennisplein van het IFV worden de resultaten van de door de IFV uitgevoerde onderzoeken beschikbaar gesteld aan veiligheidsregio s en andere professionele gebruikers. Daarnaast stelt het Kennisplein de informatie uit dossiers, die voor de sector relevant zijn, op toegankelijke wijze beschikbaar. Opleidingen De kennis die voortkomt uit onderzoek wordt verwerkt in de les- en leerstof van de Brandweeracademie, de GHOR academie en de Crisismanagement academie. De les- en leerstof van verschillende opleidingen wordt daarnaast geactualiseerd op basis van het concept van blended learning, waarna het via de Elektronische Leeromgeving (ELO) beschikbaar wordt gesteld. De omzet uit de opleidingen van de Crisismanagement academie neemt naar verwachting fors toe in de periode tot en met In 2018 gaat er ook een nieuwe voltijd officiersopleiding van start, waarin plaats is voor 20 tot 24 deelnemers uit de veiligheidsregio s. Training en bijscholing Via trainingen, bijscholingen en congressen vult het IFV haar ambitie in om haar klanten vakbekwaam te houden en voortdurend bij te scholen op basis van de meest recente kennis en inzichten. Examinering De actualisatie van initiële opleidingen waarvoor een examen wordt afgenomen, leidt in veel gevallen ook tot een actualisatie van het bijbehorende examen. Als gevolg van het nieuwe besluit Brandweerpersoneel heeft het IFV in zijn meerjarenperspectief opgenomen dat de omzet uit examens daalt met circa ,- per jaar ten opzichte van Omdat de gemiddelde verbondenheid van manschappen en bevelvoerders bij veiligheidsregio s steeds korter wordt, kan dit een reden zijn waarom er in de komende jaren juist meer opleidingen en examens worden afgenomen. Informatievoorziening Uit het Programma Informatievoorziening Veiligheidsregio s worden vijf prioriteiten gerealiseerd: Het implementeren we een technische voorziening (het ICT-verkeersplein) om informatiedeling tussen regio s en overheden te vereenvoudigen; Landelijke kernregistraties; Gemeenschappelijke applicaties; Informatie gestuurd werken (business intelligence); Informatieveiligheid (cyber security). Naast deze prioriteiten voert het IFV het beheer uit van een aantal systemen voor de veiligheidsregio s. 9/43

85 Materieel en Procurement Het IFV ondersteunt de veiligheidsregio s en partners met het verwerven, beheren en ter beschikking stellen van materieel, uitrusting en (telecommunicatie)voorzieningen. Een belangrijk speerpunt voor de komende jaren is het realiseren van het Programma Grootschalig en Bijzonder Optreden en Specialistisch Optreden (programma GBO SO). Binnen het programma SO zijn de volgende specialismen ondergebracht: Technische hulpverlening; Natuurbrandbeheersing; Incidentbestrijding gevaarlijke stoffen; Logistieke samenwerking. Trainees IFV In september 2017 zijn vijf nieuwe trainees gestart voor de periode Zij maken onderdeel uit van het traineeprogramma en worden geschoold in de verschillende werkzaamheden van het IFV. De inzet van deze trainees draagt bij aan onze ambitie om een toekomstbestendig instituut te zijn. Met het traineeship bieden wij jonge, ambitieuze en talentvolle mensen de kans om zich te ontwikkelen in het fysieke veiligheidsdomein en verbinden wij jonge mensen aan het instituut. IFV Jaarplan en begroting IFV /43

86 2 Wettelijke taken van het IFV 2.1 Inleiding Het IFV is verantwoordelijk voor de uitvoering van wettelijke taken, zoals vastgelegd in de Wet veiligheidsregio s, artikel 68. Op basis van maatschappelijke actualiteiten kan het algemeen bestuur IFV thema s prioriteren, richting geven en kaders stellen, zowel inhoudelijk als financieel. Hierover vindt afstemming plaats met de veiligheidsregio s en het ministerie van Veiligheid en Justitie. In de voorbereiding van het jaarplan is de invulling van de wettelijke taken afgestemd met de managementraden en relevante crisispartners. In dit hoofdstuk ligt de focus op de belangrijkste wijzigingen in de taakuitvoering ten opzichte van De wettelijke taken van het IFV worden voor het grootste deel gefinancierd uit de Rijksbijdrage, welke wordt toegekend door het ministerie van Veiligheid en Justitie. De kosten voor de uitvoering van specifieke taken, zoals examinering en de opleiding Master of Crisis and Public Order Management (MCPM), worden separaat gefactureerd aan de veiligheidsregio s en klanten. 2.2 Wat mag u van ons verwachten Opleidingen Het IFV biedt ook in 2018 state of the art opleidingen aan. Daarvoor werken wij voortdurend aan het verbeteren van de kwaliteit van ons onderwijs en het actualiseren van zowel de vakinhoud als de onderwijskundige vorm. In 2018 staat de implementatie centraal van het blended learning concept in de opleidingen. Blended learning bestaat uit een combinatie van traditioneel en digitaal, interactief onderwijs. Deelnemers kunnen hierbij werken vanuit de Elektronische leeromgeving (ELO), waardoor delen van het opleidingsprogramma plaatsen tijdsonafhankelijk kunnen worden gevolgd of voorbereid. In 2018 wordt de IFV-brede onderwijsvisie, die als uitgangspunt dient voor al onze onderwijsproducten en diensten, geactualiseerd. Nieuwe ontwikkelingen als Virtual reality, Augmented Reality, gamified learning en 360 krijgen hierin uitdrukkelijk een plaats krijgen. Door de landelijke uitrol van de nieuwe leergang Manschap A in 2017 en 2018 en Bevelvoerder in 2018 wordt de implementatie van het herontwerp examinering, een ontwerp waarbinnen meer ruimte wordt geboden aan beoordeling door regionale functionarissen, in alle veiligheidsregio s stevig doorgezet. Vanwege de impact van dit proces op de regionale opleidingsinstituten, wordt het herontwerp in 2018 intensief door het IFV geïnitieerd, begeleid en geëvalueerd. Het aanbod aan leergangen Brandweermanagement wordt evenals in 2017, gefinancierd uit de bijdrage voor de wettelijke taken. Het aantal aan te bieden leergangen wordt primair door het beschikbare budget bepaald. Hierdoor gaan er circa acht leergangen van start, waaronder een nieuwe voltijdsofficiersopleiding met 20 tot 24 deelnemers. De prioritering voor de leergangen wordt afgestemd met de programmaraad Vakbekwaamheid en Kennis. 11/43

87 Als gevolg van onder meer de gewijzigde wet- en regelgeving zijn de kwalificatiedossiers voor de risicobeheersingsfuncties sterk gewijzigd. Op basis hiervan worden voor de functies Specialist Oefenen en Opleiden, Specialist brandveiligheid en Specialist omgevingsveiligheid, volledig nieuwe examens, opleidingsplannen en les- leerstof ontwikkeld. In 2018 wordt het bestand kerndocenten dat gedetacheerd vanuit de veiligheidsregio s wordt ingezet, verder uitgebreid en intensief vakinhoudelijk, maar ook didactisch, geschoold en getraind zodat zij hun taak als premium docent adequaat kunnen uitvoeren. Examens De omzet uit examens daalt vanaf 2018 met circa ,- ten opzichte van Als gevolg van het nieuwe Besluit brandweerpersoneel is de prognose dat het aantal examens voor bijvoorbeeld Manschap A en Bevelvoerder afnemen. Dit wordt verklaard doordat er minder herkansingen zijn en er ook minder examens in de opleidingen zijn opgenomen, bovendien wordt een deel van de examens niet meer door het IFV afgenomen, maar wordt dit op lokaal niveau afgewikkeld. Tegelijkertijd constateren wij dat de gemiddelde doorlooptijd van manschappen en bevelvoerders bij veiligheidsregio s korter wordt. Hierdoor worden er meer opleidingen en examens afgenomen. Met deze trend is in de begroting in beperkte mate rekening gehouden. Onderzoek en contentontwikkeling Het ontwikkelen van kennis en de vertaling daarvan naar onderwijs is een van de belangrijkste activiteiten van het IFV. Nieuwe kennis en inzichten worden daarmee praktisch toepasbaar gemaakt. Naast onderwijs is ook ons onderzoek state of the art. Dit onderzoek en de primaire vertaling naar zogenaamde onderwijscontent, de onderliggende expertinformatie als basis voor al onze les- en leerstof, vindt plaats vanuit de vier lectoraten van het IFV. De lectoraten van het IFV zijn, Brandweerkunde, Brandpreventie, Crisisbeheersing en Transportveiligheid. Lectoraat Brandweerkunde Voor de komende jaren is (gebouw)brand nog het speerpunt van onderzoek en kennisontwikkeling. De reden daarvoor is dat branden zijn veranderd door toepassing van nieuwe bouwwijzen en materialen. Op dit gebied wordt nauw samengewerkt met het lectoraat Brandpreventie. Daarnaast zijn op basis van ongevalideerde ervaringen tal van brandweermythes ontstaan die blootgelegd zijn of nog moeten worden. Het in beeld brengen van de werkelijkheid is een voornaam onderdeel van de kennisontwikkeling op het gebied van brand. Het analyseren van incidenten in binnen- en buitenland en het trekken van lessen daaruit, blijft belangrijk om in samenspraak met de experts uit het veld het handelingsperspectief voor brandweereenheden continu aan te passen. Daarom wordt ook in 2018 een aantal incidenten intensief onderzocht en worden de inmiddels ontwikkelde rekenmodellen aan het verloop getoetst, enerzijds om de modellen te valideren, anderzijds om het brandverloop en rookontwikkeling bij de incidenten beter te leren begrijpen. Op basis van de opgedane inzichten wordt een hernieuwde kijk op brandbestrijding ontwikkeld, die gepaard gaat met de ontwikkeling van nieuwe vakbekwaamheidsinstrumenten om de hernieuwde kennis ook daadwerkelijk op de werkvloer te brengen. In 2018 concentreert de kennisontwikkeling van het lectoraat zich op de onderdelen brandbestrijding, arbeidshygiëne en commandovoering. De activiteiten concentreren zich op: 1. Invulling geven aan het kwadrantenmodel met de defensieve binnen- en buiteninzet. 2. Situationele commandovoering: uitwerking tot een bruikbaar handelingsperspectief voor HOvD, OvD en Bevelvoerders. IFV Jaarplan en begroting IFV /43

88 3. Hernieuwde kijk op brandbestrijding (voorspelbare afloop): het ontwikkelen van handelingsperspectief repressie en het in kaart brengen van beleidsconsequenties. 4. Schoon werken. 5. Natuurbranden: met onder meer de doorontwikkeling natuurbrandverspreidingsmodel. 6. Optreden in geweldssituaties: waaronder doorontwikkeling terrorismegevolgbestrijding mono en aansluiting (werk)processen multi. Grote ontwikkelingen op het gebied van hulpverlening gaan niet aan het lectoraat voorbij. In samenwerking met het lectoraat Transportveiligheid wordt daarom handelingsperspectief ontwikkeld voor onder meer hulpverlening aan alternatief aangedreven voertuigen en incidenten met moderne energiedragers. Lectoraat Brandpreventie Het lectoraat Brandpreventie levert een bijdrage aan een (brand)veilige samenleving door middel van onderzoek, onderwijscontent en advies. Het lectoraat richt zich daarbij op alle bestuurlijke en uitvoerende schakels die een rol spelen bij brandveiligheid. Dit alles met als doel het aantal branden en slachtoffers bij branden te verminderen. Het lectoraat monitort continu de maatschappelijke en technische ontwikkelingen in onze samenleving die van invloed (kunnen) zijn op de brandveiligheid, zowel in positieve als in negatieve zin. Het lectoraat informeert belanghebbenden hierover op diverse wijzen, bijvoorbeeld via congressen, publicaties, artikelen en blogs. Waar nodig doet het lectoraat onderzoek op deze terreinen en adviseert het betrokken partijen over te wijzigen of aan te scherpen beleid, wetgeving en activiteiten. Het lectoraat zoekt dus steeds de kansen en bedreigingen en neemt daarop actie. Door vooruit te kijken, maar ook door te reflecteren op de effecten van bestaand beleid en uitvoering. Brandpreventie is een breed terrein, variërend van brandveiligheid in gebouwen tot brandveiligheid bij evenementen en vervoer, en van brandpreventiebeleid tot aan het toepassen van wetenschappelijke modellen om brandveiligheid te bepalen. Om voldoende focus en deskundigheid te houden maakt het lectoraat keuzes. In 2018 ligt de focus daarom voor het belangrijkste deel op de maatschappelijke aspecten van brandpreventie in de gebouwde omgeving. Dit vertaalt zich in onderzoek en contentontwikkeling binnen de volgende thema s: 1. Brandveiligheid woonomgeving: met onder meer systematisch onderzoek naar fatale woningbranden en analyse van casuïstiek en data ten behoeve van de veiligheidsregio s. 2. Relatie preventie-repressie: ontwikkeling van gevalideerde rekenmodellen ten behoeve van brandbestrijding en preventie. 3. Fire Safety Engineering: op basis van de ontwikkelde rekenmodellen aanpassen van gebruikte modellen en methodes binnen FSE 4. Risico s van overmorgen: verkenning van de risico s van technologische en bouwkundige ontwikkelingen binnen moderne infrastructuur en woonomgeving en het in kaart brengen van de consequenties voor risicobeheersing en brandpreventie. 5. Passende regelgeving/implementatie in beleid, met onder meer de concrete vertaalslag van veranderende omgevingswet naar opleidingen Brandpreventie en FSE. 13/43

89 Lectoraat Transportveiligheid Veilig transport is een essentiële voorwaarde voor de continuïteit van de samenleving en de woon-, werk- en leefomgeving van mensen binnen deze samenleving. Binnen het transportveiligheidsdomein zijn de volgende inhoudelijke trends zichtbaar. Toenemend belang van deskundige veiligheidsadvisering door hulpdiensten bij infrastructurele (ruimtelijke) ontwerpprocessen, waaronder de invoering van de nieuwe Omgevingswet. Grotere behoefte aan publiek-publiek en publiek-private samenwerking en (risico)communicatie naar de burger. Verdergaande (keten)verantwoordelijkheden door bedrijfsleven en infrabeheerders in logistieke ketens. Toenemende intensivering van de digitalisering en informatievoorziening voor het vervoer van personen en goederen (gevaarlijke stoffen). Continu innovaties in de transportsector (brandstoffen, vervoersconcepten, materieel, infrastructurele werken, ICT). Toenemend belang van security: de beveiliging van infrastructuur en het vervoer hierover. Mede door deze inhoudelijke trends is transportveiligheid een belangwekkend onderwerp voor alle veiligheidsregio s. Transport is overal en altijd aanwezig en vraagt van de regio s zowel deskundigheid op het gebied van risicobeheersing als op crisisbestrijding. In 2018 richt het lectoraat Transportveiligheid zich op het ontwikkelen van kennis op bovengenoemde thema s, het verschaffen van informatie daarover en het ontwikkelen van (kennis)netwerken. De activiteiten betreffen het uitvoeren van (toegepast) wetenschappelijk onderzoek, publicaties, doceren, presentaties en ontsluiten van informatie via kennisplein en social media. Lectoraat Crisisbeheersing In navolging van de vijf eerdere jaarboeken die verschenen zijn, brengt het lectoraat Crisisbeheersing in 2018 een publicatie Lessen uit crises en mini-crises 2017 uit met bijzondere gebeurtenissen uit het voorbije jaar. Gebeurtenissen die daarin aan bod komen zijn onder andere de brand in de varkensstal in Erichem, het noodlottige ongeval tijdens het evenement VenloStormt, de ontruiming van het campingterrein Fort Oranje en mogelijk ook de verwoestingen die orkaan Irma aanrichtte op het eiland Sint Maarten. Daarnaast verschijnt in 2018 in deze reeks een zogenoemde Lustrum-editie met de rode draden en hoofdlijnen uit de eerder verschenen vijf jaarboeken. In deze publicatie worden opvallende (eigen)aardigheden van zo n 80 casussen uiteen gezet. Verder worden in deze editie ook enkele al langer lopende, ofwel slepende (mini)crises opgenomen die feitelijk gedurende de hele periode van 2012 tot 2017 speelden, zoals de aardgasbevingen in Groningen en de jaarlijkse intocht van Sinterklaas en de zwarte-pietendiscussie. Het lectoraat Crisisbeheersing doet sinds enkele jaren onderzoek op het terrein van Bevolkingszorg. In 2018 verschijnt een publicatie waarin een aantal uiteenlopende lokale (mini)crises wordt beschreven en wordt ingegaan op de rol die gemeentelijke functionarissen bij de betreffende gebeurtenissen hadden. Tenslotte worden, zoals dat de afgelopen jaren steeds het geval is geweest, ook (onderzoeks)projecten opgestart die aansluiten bij de actualiteit van het moment. Crises, zowel groot als klein in omvang, doen zich immers per definitie onverwacht voor. Dit betekent dat het lectoraat altijd rekening moet houden met het onverwachte. Vrijwel zeker is dat het lectoraat ook in 2018 weer één of meer (evaluatie)projecten of thema s ter hand zal nemen waarvan de precieze inhoud nu nog niet is in te schatten. IFV Jaarplan en begroting IFV /43

90 Kennisuitwisseling Het Kennisplein verzorgt als platform de integrale kennisuitwisseling voor professionals in het fysieke veiligheidsdomein en kent daarin zowel een digitale als fysieke variant. In 2018 ligt de focus op de verdere doorontwikkeling en zichtbaarheid van het Kennisplein, onder meer door dossiers meer frequent te actualiseren, experimenten uit te voeren met nieuwe vormen van kennisontsluiting (waaronder virtuele kantoren) en de Uitgeverij verder te digitaliseren en te automatiseren. Kennisborging Het borgen en actualiseren van kennis is een wettelijke taak van het IFV. Daartoe beheren wij kennisdocumenten voor onze ketenpartners in het fysieke veiligheidsdomein. Deze documenten worden gepubliceerd via het Kennisplein van het IFV. In 2018 wordt de innovatie om tot dynamisch kennisbeheer te komen verder doorgezet. Kennisdocumenten worden nadrukkelijker gekoppeld aan de kennisontwikkeling en de lectoraatsplannen. Ook de koppeling met onderwijs en de toepassing in de praktijk wordt versterkt. De actualiteit en houdbaarheid van bestaande documenten wordt onder de loep genomen. In 2018 wordt het proces geïmplementeerd voor het in beheer nemen van nieuwe kennisdocumenten. Toezicht examinering In 2018 zet het IFV zich verder in op de borging van de kwaliteit van de nieuwe wijze van examinering. De belangrijkste wijzigingen hierbij zijn het inzetten van toetsen welke worden afgenomen door het lokale opleidingsinstituut en de rol van de commissies Toezicht Lokale Toetsing (TLT). Een deel van de taken van het bureau Toezicht, Examinering en Certificering (TEC) wordt overgedragen aan de commissies TLT die op regionaal niveau de kwaliteit borgen van de afname van toetsen. Bureau TEC houdt toezicht op deze commissies. Verder biedt het IFV ondersteuning bij de implementatie van de Onderwijs- en examenregeling (OER) en de taken van de commissie TLT. Omdat oude opleidingen eerst dienen te worden afgerond duurt het nog tot eind 2020 voordat alle opleidingen, waarvoor het IFV diploma s verstrekt, in de nieuwe examenstructuur zijn overgezet. Materieel & procurement Het IFV ondersteunt de veiligheidsregio s en partners met het verwerven, beheren en ter beschikking stellen van materieel, uitrusting en (telecommunicatie)voorzieningen. De rol van het IFV is daarin verschoven van een ondersteunende rol in het verwerven van materieel naar een meer kennisgerichte, faciliterende rol bij inkoop en het op bovenregionaal niveau organiseren van de operationele voorbereiding en coördinatie. Een belangrijk voorbeeld hiervan is het Programma Grootschalig en Bijzonder Optreden en Specialistisch Optreden (GBO SO). Binnen dit programma zijn de volgende specialismen te onderscheiden: Technische hulpverlening; Natuurbrandbeheersing; Incidentbestrijding gevaarlijke stoffen; Logistieke samenwerking. Het specialisme Technische hulpverlening is reeds gerealiseerd en bevindt zich nu in de exploitatiefase. In 2018 wordt het specialisme Natuurbrandbeheersing verder geïmplementeerd. In 2019 worden de specialismen Incidentbestrijding gevaarlijke stoffen en logistieke samenwerking geïmplementeerd. Het programma GBO loopt tot Het IFV ondersteunt de veiligheidsregio s in het proces van Standaardisatie. Thema s daarbinnen zijn persoonlijke beschermingsmiddelen en arbeidsveiligheid, materieel, striping 15/43

91 en kleding. Verder voorziet het IFV samen met de GHOR in de instandhouding van het GGB-model. Per 1 januari 2020 wordt het Waarschuwings- en alarmeringsysteem (WAS) beëindigd en in de periode daarna ontmanteld. In 2018 wordt een plan van aanpak opgesteld om de ontmanteling van het WAS goed te begeleiden. 2.3 Begroting wettelijke taken Voor de uitvoering van wettelijke taken hanteert het IFV in 2018 de volgende begroting: Wettelijke taken (bedragen in duizenden euro's) Meerjarenbegroting Realisatie 2016 Begroting Opleidingen Leergangen brandweermanagement MCPM Examens Examens Onderzoek en contentontwikkeling Onderzoek en contentontwikkeling (incl. kenniscentra, kwalificatiedossiers en bevolkingszorg) Kennisuitwisseling Kennisuitwisseling (o.a Kennisplein) Kennisborging Kennisborging Toezicht examinering Bureau Toezicht Examinering en Certificering Materieel & procurement Materieel en materieel beheer brandweer Bovenregionale voorzieningen (SO/GO) Standaardisatie Inkoopsamenwerking Beheer GNK, implementatie GGB Beheer Landelijk Logistieke Voorraad Beheer USAR.NL Beheer WAS Beheer NCV Beheer politiemiddelen/politie striping Diverse opdrachten vanuit ministeries/ overheden Dotatie aan voorziening vervanging materieel Totaal besteding Financiering wettelijke taken Rijksbijdrage Algemeen Rijksbijdrage Algemeen voorgaande jaren Rijksbijdrage/ Facturen aan politie Rijksbijdrage politie voorgaande jaren Facturen overig Totaal Belangrijkste wijzigingen in de begroting De volgende begrotingsposten wijzigen in 2018 significant: De omzet uit examens daalt tot een niveau van 2,8 miljoen (2016 3,2 miljoen: zie ook toelichting op pagina 12. Voor Kennisuitwisseling stijgt het budget tot ,- (2016: ,-) als gevolg van het verbeteren van het Kennisplein ( Speerpunt Kennis makelen) De beheerkosten voor brandweermaterieel wordt begroot op ,- per jaar vanaf 2019 (2016: ,-). Deze daling is een logisch gevolg van het afstoten van de brandweer compagnieën. IFV Jaarplan en begroting IFV /43

92 De beheerkosten voor het GGB materieel dalen naar ,- per jaar vanaf 2018 (2016: ,-). Deze daling is een logisch gevolg van de introductie van het GGB-concept als vervanger van het GNK-concept. Hierbij is de eigendom en het onderhoud van een groot deel van het materieel overgedragen aan de regionale ambulancevoorzieningen. Voor de ondersteuning van de bovenregionale voorzieningen (Specialistisch Optreden) is over de hele periode een bedrag opgenomen van ,- ( 2016: ,-). Deze stijging is een gevolg van de door het VB goedgekeurde visie op GBO/SO. Voor inkoopsamenwerking daalt de besteding tot een niveau van ,- vanaf 2018 (2016: ,-). Dit is een gevolg van de evaluatie van de inkoopsamenwerking. De rol van het IFV is daarin verschoven van een ondersteunende rol in het verwerven van materieel naar een meer kennisgerichte, faciliterende rol bij inkoop. 17/43

93 3 Opdrachten voor de veiligheidsregio s 3.1 Inleiding Op basis van de Wet veiligheidsregio s, artikel 69, voert het IFV gezamenlijke opdrachten uit voor de veiligheidsregio s. Het gaat hoofdzakelijk om werkzaamheden die door de veiligheidsregio s gezamenlijk aan het IFV zijn opgedragen. Het IFV factureert hiervoor afzonderlijk alle veiligheidsregio s. Hiernaast voert het IFV werkzaamheden uit voor de regio s die door de minister van VenJ worden gefinancierd uit de Brede Doeluitkering Rampenbestrijding (BDuR). Tenslotte voert het IFV werkzaamheden uit voor afzonderlijke regio s op basis van contracten. De werkzaamheden in opdracht van de regio s zijn besproken met de managementraden en partners in de voorbereiding op dit jaarplan. In dit hoofdstuk ligt de focus op de belangrijkste wijzigingen in de taakuitvoering ten opzichte van De taken in opdracht van de veiligheidsregio s zijn te verdelen in drie soorten: Opgedragen taken door alle 25 veiligheidsregio s gezamenlijk ( 10,2 miljoen). Het Veiligheidsberaad heeft voor deze taken besloten dat alle veiligheidsregio s hier aan deelnemen. Dit is veelal vastgelegd in convenanten tussen de regio s en het IFV (zoals bijvoorbeeld het Programma Netcentrisch werken en Programma Geo). Een overzicht van deze taken, inclusief onderliggende besluitvorming is opgenomen in bijlage 2 en 3. Individuele opdrachten van regio s aan het IFV ( 9,5 miljoen). Veiligheidsregio s bepalen individueel of ze een opdracht bij het IFV plaatsen. De hiervoor opgenomen bijdragen zijn prognoses van het IFV voor De gemeenschappelijke taken die worden gefinancierd uit de Brede Doeluitkering Rampenbestrijding (BDuR) die aan het IFV wordt verstrekt ( 3,2 miljoen). 3.2 Wat mag u van ons verwachten Onderwijs & Onderzoek Opleidingen Crisisbeheersing, GHOR, Brandweer In 2017 is de Crisismanagement Academie ingericht, deze academie heeft als doel om de crisisprofessional met onderwijs te faciliteren op cognitief-, handelings- en gedragsniveau. Dit onderwijs wordt continu bestendigd en verfijnd om beter in te spelen op de vragen en behoeften uit de regio s. Daartoe wordt in 2018 ingezet op de volgende speerpunten. Het opzetten en uitvoeren van een systeem van inspraak op onderwijs; Het verder professionaliseren van de examens; Het ontwikkelen van nieuwe opleidingen in het kader van vakbekwaam blijven; Het bouwen aan een team bestaande uit een decaan, trainers en onderwijskundigen; Het uniformeren en verder professionaliseren van de backoffice. IFV Jaarplan en begroting IFV /43

94 De GHOR Academie ondersteunt functionarissen in de verschillende GHOR-rollen met Opleiden, Trainen en Oefenen (OTO), het ontwikkelen van onderwijsproducten, advisering en certificering en examinering. In 2018 worden de curricula van de verschillende opleidingen tegen het licht gehouden en waar nodig geactualiseerd. De vertegenwoordigers van de raad van directeuren Publieke Gezondheid hebben in het gesprek ter voorbereiding op dit jaarplan deze behoefte geuit. Meer specifiek wordt ingezet op de onderstaande speerpunten: De opleiding voor de Directeur Publieke Gezondheid (DPG) in de warme fase wordt aangepast en tevens wordt een vorm van toetsing/examinering ontwikkeld op basis van het in 2017 ontwikkelde kwalificatiedossier voor de DPG. De in 2017 ontwikkelde basisopleiding GHOR wordt geborgd binnen de GHOR. De samenhang tussen het aanbod van de opleidingen vakbekwaam worden en vakbekwaam blijven voor de verschillende GHOR-rollen wordt versterkt en tevens wordt nascholing aangeboden op actuele thema s, zoals terrorismegevolgbestrijding. Er is extra aandacht voor netcentrisch werken in de witte keten, daarvoor wordt scholing aangeboden voor informatiecoördinatoren en wordt het aanbod in trainingen en maatwerktrajecten uitgebreid. Op basis van de kennis- en opleidingsbehoefte omtrent het thema opgeschaalde zorg en crisismanagement wordt een OTO-aanbod ontwikkelt voor de crisisrollen GGD en zorg. Voor de uitvoering van de GHOR-crisisrollen wordt een themabijeenkomst georganiseerd naar aanleiding van landelijke ontwikkelingen in de witte kolom. De examinatorenpool wordt uitgebreid en wordt nieuwe casuïstiek ontwikkeld voor de examinering van de GHOR-rollen. Voor de Brandweeracademie staat ook in 2018 de modernisering en actualisering van het brandweeronderwijs centraal. Dit geldt uitdrukkelijk ook voor de leergangen, bijscholingen en trainingen die in opdracht van de veiligheidsregio s worden ontwikkeld en uitgevoerd. Zo worden de leergangen als Bevelvoerder, Docent en Medewerker Brandveiligheid voor de opleidingsinstituten volledig nieuw ontwikkeld en worden de nieuwste inzichten in commandovoering, human factors en het kwadrantenmodel in de bijscholingen en operationele trainingen verwerkt. Publicaties les- en leerstof Begin 2018 is de geheel vernieuwde (blended learning) leergang Bevelvoerder gereed en wordt deze in enkele regio s gestart. Hiermee komt de tweede groot volume leergang voor de veiligheidsregio s als state of the art product beschikbaar. Als gevolg van onder meer de gewijzigde wet- en regelgeving zijn de kwalificatiedossiers voor de risicobeheersingsfuncties sterk gewijzigd. Op basis hiervan worden voor de functies Medewerker brandveiligheid en Medewerker omgevingsveiligheid volledig nieuwe examens, opleidingsplannen en les- leerstof ontwikkeld. Daarnaast wordt in 2018 het gewijzigde kwalificatiedossiers voor Meetplanleider en Docent vertaald naar nieuwe examens en leergangen. De Werkveldadviescommissie bepaalt de volgorde en prioritering van de kwalificatiedossiers en leergangen die herzien moeten worden. Onderzoek en onderwijscontent Ook in 2018 wordt op verzoek van veiligheidsregio s onderzoek gedaan naar specifieke incidenten of actuele ontwikkelingen in de regio s. Bij de keuze van het uit te voeren onderzoek staat vanuit het IFV, zoals gebruikelijk, de leervraag centraal. Daarnaast zoeken we bij de keuze van incidenten zoveel mogelijk naar samenhang met de lectoraatsplannen en de ontwikkeling van onderwijscontent. Bij voorkeur brengen wij de resultaten van het 19/43

95 onderzoek in opdracht van de regio s in samenhang met de onderzoeken die vanuit de Rijksbijdrage worden verricht, zodat de gevonden onderzoeksresultaten elkaar versterken. Daarnaast worden de zogenoemde action-learning onderzoeken naar O-bundels en commandovoering in opdracht van en in intensieve samenwerking met verschillende veiligheidsregio s voortgezet. Materieel en procurement In 2018 wordt de functie van inkoopcentrale voor uniformkleding, kazernekleding en sportkleding voortgezet. Het IFV verzorgt aan de voorzijde advies, maatwerk en verkoop via een uniforme webshop, en aan de achterkant de levering en facturering. Tevens wordt de landelijke inkoop en het beheer van de strategische voorraden uitgevoerd. Het IFV beheert ook de uniformkleding voor ceremoniële inzetten. In overleg met het veld worden vernieuwingen in artikelen, maatvoering en/of dienstverlening doorgevoerd. In 2018 richt de Faciliteit Landelijke Inkoop Brandweer (FLIB) zich op de verdere opbouw van portfoliomanagement voor een aantal productgroepen. Daartoe organiseert de FLIB kennissessies, bouwt het een landelijke aanbestedingskalender op en ondersteunt het de vakgroep Inkoop van Brandweer Nederland. Verder blijft de FLIB interregionale en landelijke aanbestedingen ondersteunen, daar waar het toegevoegde waarde heeft en gewenst is door de deelnemende regio s. Programma Informatievoorziening Op 12 juni 2015 heeft het Veiligheidsberaad ingestemd met het programma Informatievoorziening Veiligheidsregio s De 25 veiligheidsregio s streven met dit meerjarenplan naar een sterke, uniforme en waar mogelijk gemeenschappelijke informatievoorziening in Hoewel het programma Informatievoorziening ook deels wordt gefinancierd uit de Rijksbijdrage en taken voor derden, vindt de inhoudelijke toelichting plaats in dit hoofdstuk. In het programma zijn zes prioriteiten opgenomen, waarvoor in 2018 het volgende is en wordt gerealiseerd: Een basisvoorziening GEO: Deze prioriteit is reeds gerealiseerd. Een landelijke ICT-omgeving: In 2018 implementeren we een technische voorziening (het ICT-verkeersplein) om informatiedeling tussen regio s en overheden te vereenvoudigen. Landelijke kernregistraties: In 2018 vullen we het Gegevensboek Veiligheidsregio s en nemen we dit in beheer. Ook nemen we de kernregistraties in beheer, waaronder personeel, objecten, incidenten en materieel. Gemeenschappelijke applicaties: Het inrichten en vullen van een software catalogus. Dit betreft een overzicht van de applicaties per veiligheidsregio. Daarnaast stellen we een staat van het applicatielandschap op en wordt de database brandonderzoek geïmplementeerd. Informatiegestuurd werken (business intelligence): Met vertegenwoordigers van VenJ is het belang van samenwerking rond het thema business intelligence besproken. Door VenJ is benadrukt dat dit een van de thema s betreft waarmee de effectiviteit en efficiëntie in het fysieke veiligheidsdomein op landelijk niveau kan worden vergroot. In 2018 richten we ons op verschillende speerpunten binnen dit onderdeel. Waaronder de oprichting van een landelijke expertgroep met dataanalisten uit de veiligheidsregio s, een analyse van GMS-gegevens uit 2017, de landelijke ontsluiting van databronnen, waaronder grootschalig en specialistisch brandweeroptreden, strategisch personeelsinzicht, het bosbrandbestrijdingsmodel, arbeidshygiëne en netcentrisch werken. Tevens richten we ons in 2018 op het borgen van kennis en samenwerking met de lectoraten binnen het IFV. IFV Jaarplan en begroting IFV /43

96 Informatieveiligheid (cyber security). In 2018 wordt een toets Informatieveiligheid uitgevoerd bij 25 veiligheidsregio s en worden medewerkers uit de regio s opgeleid om de vervolgtoetsen uit te voeren. Het programma Informatievoorziening kent ook taken die door de regio s bij het IFV worden belegd en ook door de regio s worden gefinancierd. Het gaat om de volgende taken: Netcentrisch werken: het IFV is verantwoordelijk voor het beheer en het ter beschikking stellen van het Landelijk Crisis Management Systeem (LCMS) aan veiligheidsregio s en ketenpartners. Tevens verspreidt het IFV de netcentrische doctrine en ondersteunt het partners bij netcentrisch werken. SIS en SVIS: het IFV is verantwoordelijk voor de borging en het beheer van de landelijke voorziening Slachtofferinformatiesystematiek (SIS) en het ondersteunende SVIS-systeem. Bij een incident kan deze landelijke voorziening gealarmeerd worden door daartoe gemandateerde functionarissen in de regio. Elektronische leeromgeving (ELO): ELO wordt inmiddels actief gebruikt en het onderwijs wordt daar op doorontwikkeld. Bestuursondersteuning De afdeling Bestuurs- en directieondersteuning van het IFV ondersteunt en adviseert de bestuurders en de secretaris van het Veiligheidsberaad en het bestuur IFV, evenals de directie van het IFV. In 2017 is een onderzoek verricht naar het functioneren van het Veiligheidsberaad, waarna is gestart met de doorontwikkeling van het Veiligheidsberaad. De uitkomsten daarvan kunnen op dit moment nog niet worden voorzien, maar zijn mogelijk van invloed op de bestuursondersteuning in Het bedrag voor de ondersteuning van het IFV is vooralsnog ongewijzigd gebleven ten opzichte van voorgaande jaren. Op 11 december 2015 heeft het Veiligheidsberaad ingestemd met de aanleg van een jaarlijks werkbudget van ,-, gefinancierd door de regio s. In 2016 is dit werkbudget bij elkaar gebracht en doordat het Veiligheidsberaad voor een beperkt aantal activiteiten heeft besloten een beroep te doen op het werkbudget, is dit budget ook gebruikt voor de financiering van activiteiten in Afhankelijk van de verdere invulling van de evaluatie van het Veiligheidsberaad wordt het werkbudget voor 2018 wel of niet gefactureerd. Ondersteuning Brandweer Nederland De doorontwikkeling IFV kent als kader: multidisciplinair en integraal denken vanuit sterke platforms brandweer, GHOR, politie en gemeenten. De leidende principes daarbij zijn: Landelijke werken met mono-agenda s die daar waar nodig op elkaar zijn afgestemd; Werken met heldere structuren voor agendabepaling en uitvoering; Interactie tussen de managementraden en met het bestuur, gericht op het managen van verwachtingen; Programmatisch werken. Managementraden van brandweer, bevolkingszorg, GHOR en politie bepalen de ontwikkelrichting en ambitie binnen hun eigen discipline en leggen die vast in hun afzonderlijke landelijke agenda s. In 2018 ondersteunt het IFV de uitvoering van de monodisciplinaire agenda s. Voor de brandweer betekent dit dat de landelijke agenda Brandweerzorg wordt vertaald in een meerjarig programma voor de brandweer. De onderdelen die in opdracht worden gegeven aan het IFV komen samen in één meerjarenprogramma brandweerzorg van het IFV, die wordt opgesteld door het IFV en de RBC. Vervolgens wordt het realisatieplan van het landelijke programma opgesteld, inclusief 21/43

97 financiële en personele begroting. Op deze wijze wordt de inhoud ook leidend voor de ondersteuning van de brandweer door het IFV. RBC Directie IFV Landelijke agenda Brandweer Meerjarenprogramma brandweerzorg IFV Concerncontrol Bureau TEC Bedrijfsvoering Programmaraad Incidentbestrijding Programmaraad Vakmanschap Programmaraad Risicobeheersing Uitvoeringsagenda Brandweer Realisatieplan Brandweerzorg 2018 IFV Dienst Bestuurs-, beleids- en directieondersteuning (BBDO) Dienst Kennisontwikkeling en Onderwijs (K&O) Dienst Informatievoorzieing (IV) Dienst Facilitair dienstencentrum (FDC) Behoeftesteller en opdrachtgever Ondersteuning uitvoering brandweerprogramma Als de programma s die uit de landelijke agenda Brandweerzorg voortvloeien om een inzet vragen die groter is dan de huidige capaciteit, dan kunnen talenten uit de veiligheidsregio s tijdelijk (op detacheringsbasis) aan het IFV worden verbonden. Dit levert behalve extra capaciteit ook een betere kennisuitwisseling op tussen IFV en het brandweerveld. Dat leidt tot verdere kwaliteitsverbetering van de producten van het IFV en tot een hogere acceptatie en gebruik van deze producten in de regio s. Om de uitwisseling van capaciteit op gang te brengen heeft de RBC een stimuleringsfonds gecreëerd. Sturing en coördinatie De landelijke agenda Brandweerzorg wordt leidend gemaakt voor de uitvoering en uitvoeringsstructuur. Zowel aan de zijde van de RBC (behoeftesteller en opdrachtgever) als aan de zijde van het IFV (ondersteuner en aanbieder). Een slagvaardige coördinatie en afstemming tussen de programmaraden onderling en met het IFV is noodzakelijk om de gestelde doelen te bereiken en een optimale samenwerking te realiseren. Het Programmaoverleg Brandweer (POB) vervult deze functie. De taken van het POB zijn: Sturing en coördinatie van de uitvoering van het brandweerprogramma; Versterken en optimaliseren van de samenwerking in het brandweerveld en met het IFV; Het proactief verkennen van kansen voor toekomstige producten en diensten. Het POB draagt zorg voor tussentijdse inhoudelijke afstemming en bijsturing binnen de vooraf vastgestelde kaders. Het komt daartoe periodiek bijeen om de voortgang van de uitvoering te bespreken en om in staat tijdig in te spelen op actuele ontwikkelingen. Het POB richt zich verder op ontwikkelingen binnen de Veiligheidsregio s en binnen het IFV die van invloed kunnen zijn op de coproductie en de uitvoering van het brandweerprogramma en de diensten. Denk daarbij aan vroegtijdig signaleren van vraaguitval en proactief verkennen van kansen voor nieuwe producten en diensten. IFV Jaarplan en begroting IFV /43

98 Ondersteuning Bevolkingszorg De ondersteuning van de managementraad Bevolkingszorg is op incidentele basis tot 1 december 2017 gefinancierd. De managementraad in overgegaan in het Landelijk Netwerk Bevolkingszorg. 3.3 Begroting opdrachten van de veiligheidsregio s Voor de opdrachten van de veiligheidsregio s hanteert het IFV in 2018 de volgende begroting: Opdrachten voor veiligheidsregio's (bedragen in duizenden euro's) meerjarenbegroting Realisatie 2016 Begroting Onderwijs & Onderzoek Opleidingen Crisisbeheersing, GHOR, Brandweer Publicaties les en leerstof (incl. Ontwikkelfonds) Training en bijscholing IFV-breed Virtueel Oefenen Onderzoek en contentontwikkeling Advies Onderwijscuratorium Examens Bureau Toezicht Examinering en Certificering Leiderschap Leiderschapsontwikkeling Materieel & Procurement Opvolging FLIB aanbestedingen, op basis van nacaculatie naar deelnemende regio's Brandweerkleding Programma IV Programma Informatievoorziening Bestuursondersteuning Bestuursondersteuning Werkbudget VB Projecten Strategische agenda Ondersteuning Brandweer Nederland Ondersteuning van Brandweer Nederland en Collectieve producten Brandweer Ondersteuning bevolkingszorg Ondersteuning van Managementraad Bevolkingszorg Overige ( o.a. PPMO baan) Subtotaal omzet Financiering gemeenschappelijke werkzaamheden BDUR Bijdrage ministeries Facturen aan regio's* Totaal Belangrijkste wijzigingen in de begroting Begrotingsposten die significant wijzigen ten opzichte van de realisatie 2016 zijn: De baten opleidingen stijgen tot een niveau van circa 3,7 miljoen per jaar door een uitbreiding van de omzet uit multi-opleidingen bij de Crisismanagement Academie. De baten voor leiderschapsontwikkeling stijgen in de periode tot 2022 geleidelijk tot een niveau van 2,2 miljoen per jaar in 2022 als gevolg van de verwachte vraag uit de regio s. Hierbij wordt het portfolio aangepast naar HR-advies. Vanaf 2019 wordt, voor de opvolging van FLIB aanbestedingen, verwacht dat naar deelnemende regio s een bedrag van ,- aan dienstverlening kan worden doorbelast. Vanaf 2021 daalt de omzet van het programma Informatievoorziening, doordat vanaf dat moment de investering in IE Beheer B.V. volledig is terugbetaald. Eerder is besloten om de hierdoor ontstane financiële ruimte te gebruiken om voor het programma Geo geen bijdrage meer van de veiligheidsregio s te vragen. 23/43

99 Tot en met 2019 is een bedrag van in totaal ,- opgenomen aan werkbudget VB (2016: ,-). Incidentele financiering Managementraad Bevolkingszorg is gebruikt (2016: ,-). Afhankelijk van de verdere invulling van de evaluatie van het Veiligheidsberaad wordt het werkbudget voor 2018 wel of niet gefactureerd. Het voorstel voor de besteding van de BDUR in de periode is in het onderstaande schema opgenomen. BDUR financiering IV BDO Algemeen BDO Communicatie Curatorium ATLV Transport veiligheid bijdrage fonds les en leerstof Totaal IFV Jaarplan en begroting IFV /43

100 4 Opdrachten voor derden 4.1 Inleiding Het IFV voert ook opdrachten uit voor derden, zoals vastgelegd in artikel 70 van de Wet veiligheidsregio s. Deze opdrachten worden op basis van kostendekkende contracten aangegaan. De wet stelt als voorwaarde dat de opdrachten uitgevoerd moeten worden op basis van een integrale kostprijs om daarmee concurrentievervalsing naar andere marktpartijen te voorkomen. Alle andere organisaties dan veiligheidsregio s worden als derden beschouwd, het gaat bijvoorbeeld om ministeries, gemeenten, politie, Rijkswaterstaat en waterschappen. Het portfolio aan aangeboden producten en diensten is vrijwel identiek aan het portfolio die het IFV aan de veiligheidsregio s aanbiedt in het kader van de wettelijke taken en taken in opdracht van de regio s. 4.2 Wat mag u van ons verwachten De diensten en producten van het IFV worden conform de afgesloten contracten op kostendekkende wijze aangeboden aan de opdrachtgevers. Vorming Landelijke Meldkamerorganisatie De financiering voor de kwartiermaker LMO Brandweer/multi-opschaling wordt na 2018 stopgezet. In 2018 worden de laatste activiteiten ten aanzien van uniformering en standaardisering voor de LMO uitgevoerd. Informatievoorziening Met het Chief Information Officer (CIO) Beraad, met daarin vertegenwoordigd de politie, brandweer, ambulancesector en Defensie, is in 2016 afgesproken dat het IFV het Special Coverage Loket (SCL-Loket) voor C2000 verzorgt. De Nationale Politie financiert dit door middel van een jaarlijkse, structurele bijdrage. 25/43

101 4.3 Begroting opdrachten voor derden Het IFV kent in de periode 2018 tot en met 2022 (vooralsnog) de volgende opdrachten voor derden inclusief begroting. Deze begroting is gebaseerd op omzet uit bestaande contracten met klanten (bijvoorbeeld het ministerie van Veiligheid en Justitie, Rijkswaterstaat, Waterschappen) en prognoses voor de nog te realiseren omzet uit nieuwe opdrachten. Werkzaamheden voor derden (bedragen in duizenden euro's) meerjarenbegroting Realisatie Onderwijs & Onderzoek Onderzoek Materieel & Procurement Opdrachten derden ( WAS-palen en overige opdrachten FDC) Kennisevents Kennisevents Informatievoorziening SIS (eenmalige startsubsidie) C2000 (SCL-loket) Programma netcentrisch werken voor niet VR's Implementatie C2000 brandweer Beheer GMS Toezicht examinering Bureau TEC (eenmalige startsubsidie) LMO Transitie meldkamers (LMO) Kennisborging Advies kennisborging / documentenbeheer Bestuursondersteuning Projecten Strategische agenda 447 Extra bestuursondersteuning LMO Subtotaal omzet Financiering werkzaamheden voor derden Bijdrage ministeries Facturen Totaal IFV Jaarplan en begroting IFV /43

102 5 Begroting Begroting 2018 bedragen in duizenden euro's Baten ( projecten) Realisatie 2015 Realisatie 2016 Begroting 2017 Begroting 2018 Rijksbijdragen Subsidies Gemeenschappelijke taken ( opgedragen) Opbrengst uitgeverij/verkoop brandweerkleding Overig omzet Lasten (projecten) Externe projectkosten Kostprijs verkoop uitgeverij/verkoop brandweerkleding Bruto marge Interne projectkosten Projectresultaat (A) Baten (afdeling) Lasten (afdeling) Personeelskosten Materiële kosten Afdelingsresultaat (B) Bedrijfsresultaat (A+B) Financiële baten-lasten (+) Aandeel resultaat I.E. Beheer BV Aandeel in Resultaat deelneming NIBHV Netto Resultaat Aantal FTE /43

103 5.2 Financiering 2018 Relatie tussen financiering en omzet bedragen in duizenden euro's Realisatie 2015 Realisatie 2016 Begroting 2017 Begroting Beschikbare financiering Rijksbijdragen Algemeen excl. Politie Rijksbijdrage Algemeen van voorgaande jaren Totaal Rijksbijdrage Bijdrage Politie Facturen Totaal Financiering wettelijke taak Opdrachten voor veiligheidsregio's Werkzaamheden voor derden Totaal beschikbare financiering Benodigde financiering Omzet Activiteiten waarvoor VenJ contractpartij is* Waarschuwings en alarmeringsstelsel (WAS) en Nood Communicatie Voorziening (NCV) - Beheer Politiematerieel Totaal benodigde financiering Verschil *) Gaat niet via V&W rekening van het IFV, maar zijn wel uitgaven die uit rijksbijdrage worden gefinancierd. 5.3 Toelichting op de begroting 2018 Baten De opgedragen gemeenschappelijke taken zijn met 2,1% geïndexeerd op basis van de prijsindexcijfers uit de meicirculaire van het gemeentefonds. De Rijksbijdrage wordt vanaf 2018 jaarlijks geïndexeerd door het ministerie van VenJ. Vanaf 2018 wordt aan het IFV de reguliere loon-en prijsstelling uitgekeerd onder het voorbehoud dat VenJ deze van het ministerie van Financiën ontvangt en binnen VenJ wordt besloten dit toe te kennen aan de betreffende begrotingsartikelen. Deze indexatie is nog niet opgenomen omdat de omvang nog niet bekend is. De door VenJ toegekende indexering van de BDUR over de jaren 2016 en 2017 is in de opgenomen BDUR-uitkeringen voor 2018 verwerkt. Lasten De personeelskosten stijgen in 2018 ten opzichte van de begroting 2017 als gevolg van een toename van de personeelsbezetting aan eigen personeel met 12 fte en indexatie van de salariskosten met 2%. In 2018 is een dotatie aan de voorziening vervanging materieel opgenomen van 3,1 miljoen. De afschrijving op de goodwill en investeringen in IE beheer B.V. bedraagt in ,-. Om het beheer van LCMS ook in de toekomst te kunnen borgen is in 2014 IE Beheer B.V. gekocht door het IFV. Deze aanschaf is als goodwill op de balans van het IFV gezet en wordt over een periode van vijf jaar afgeschreven ten laste van de verlies- en winstrekening. IFV Jaarplan en begroting IFV /43

104 Voorziening vervanging materieel Onderdeel van de wettelijke taak van het IFV is het vervangen van het rampenbestrijdingsmateriaal waarover wij beschikken. Dit gebeurt in nauw overleg met het veld (veiligheidsregio s, brandweer, GHOR). Uitgangspunt hierbij is dat vervanging niet één op één plaatsvindt, maar dat op basis van nieuwe inzichten, methoden, doctrines en technieken wordt gekeken naar de behoefte. Deze vervangingskosten zijn aanzienlijk en spreiden zich daarom uit over meerdere jaren. Bij de vorming van het IFV is materieel overgekomen vanuit VenJ. Voor de vervanging van dit materieel zijn jaarlijks en over langere tijd reserveringen noodzakelijk. Door jaarlijks een deel van de Rijksbijdrage te reserveren, kunnen nieuwe investeringen gedaan worden en kan het IFV aan de wettelijke taak voldoen. Deze reserveringen worden gestort in de voorziening vervanging materieel. De jaarlijkse dotaties aan deze voorziening vervanging materieel bedragen 3,1 miljoen. De vervangingsinvesteringen en ook de projecten om deze investeringen voor te bereiden, zoals bijvoorbeeld het project Specialistisch Optreden, worden uit deze voorziening betaald. 5.4 Investeringen bedrijfsvoering 2018 IFV ADMS Vervanging vervoermiddelen Gebouwen/ terreinen Vervanging riool fysieke maatregelen informatiebeveiliging Installaties Automatisering hardware Automatisering software 3 jaar Automatisering software 6 jaar (o.a. vervanging 'Mijn.NBBE', doorontwikkeling Kennisplein en implementatie vervanging publicatiedatabase) Inventarissen Meubilair Kennisplein Totaal Toelichting op de investeringsbegroting IFV ADMS: jaarlijkse investeringen in updates van virtuele oefensoftware voor de verhuur van ADMS aan de veiligheidsregio s. Vervoermiddelen: vervanging van voertuigen uit het wagenpark IFV. Gebouwen/ terreinen/vervanging riool: investeringen in de gebouwen en terreinen van het IFV als gevolg van de meerjaren onderhoudsplanning. Fysieke maatregelen informatiebeveiliging Automatisering hardware: reguliere vervanging van PC s en laptops. Automatisering software: onder andere de vervanging van Mijn Nbbe, de doorontwikkeling van het Kennisplein en de doorontwikkeling van Mijn IFV. Inventarissen reguliere vervanging van inventaris van het IFV. Meubilair Kennisplein: onderdeel van fysieke aanpassingen aan pand Kemperbergerweg om Kennisplein functie in te vullen. 29/43

105 5.5 Meerjarenraming bedragen in duizenden euro's Baten ( projecten) Begroting 2019 Begroting 2020 Begroting 2021 Begroting 2022 Rijksbijdragen Overige subsidies BDUR/ gemeenschappelijke taken Opbrengst uitgeverij/verkoop brandweerkleding Overig omzet Lasten (projecten) Externe projectkosten Kostprijs verkoop uitgeverij/verkoop brandweerkleding Bruto marge Interne projectkosten Projectresultaat (A) Baten (afdeling) Lasten (afdeling) Personeelskosten Materiële kosten Afdelingsresultaat (B) Bedrijfsresultaat (A+B) Financiële baten-lasten (+) Aandeel resultaat I.E. Beheer BV Resultaat deelneming NIBHV Netto Resultaat Aantal FTE Financiering (bedragen in duizenden euro's) Beschikbare Financiering Rijksbijdragen Algemeen excl. Politie Rijksbijdrage Algemeen voorgaande jaren Totaal Rijksbijdrage Bijdrage Politie Facturen Totaal wettelijke taak Opdrachten voor veiligheidsregio's Werkzaamheden voor derden Totaal beschikbare financiering Benodigde financiering Omzet Activiteiten waarvoor VenJ contractpartij is* Waarschuwings en alarmeringsstelsel (WAS) en Nood Communicatie Voorziening (NCV) - Beheer Politiematerieel Totaal benodigde financiering Verschil *) Gaat niet via V&W rekening van het IFV, maar zijn wel uitgaven die uit rijksbijdrage worden gefinancierd. IFV Jaarplan en begroting IFV /43

106 5.7 Toelichting op meerjarenraming Baten Wettelijke taken Voor de opleidingen blijft het budget stabiel op het niveau van De omzet uit examens blijft stabiel op een niveau van 2,8 miljoen (zie ook toelichting op pagina 12 van dit jaarplan). Voor onderzoek en contentontwikkeling daalt het beschikbare budget naar ,- (2016: ,-). De kosten voor het beheer van materieel voor de brandweer dalen tot een niveau van ,- per jaar vanaf 2019 (2016: ,-). De kosten voor het beheer van GGB-materieel dalen tot een niveau van ,- per jaar vanaf 2018 (2016: ,-). Voor USAR is gedurende de hele begrotingsperiode een bedrag van ,- opgenomen. Hoewel de beschikbare Rijksbijdrage daalt is door het bestuur IFV afgesproken niet op USAR te bezuinigen. Voor het beheer WAS is gedurende de hele begrotingsperiode een bedrag van ,- opgenomen. Dit omdat dit bedrag benodigd is voor de afbouw van het WAS-stelsel vanaf het moment van uitfasering per 1 januari Voor het beheer van politiematerieel is vooralsnog voor de hele begrotingsperiode een bedrag van ,- opgenomen. Voor de periode na 2018 is nog niet zeker of het beheer politiematerieel ook door het IFV uitgevoerd blijft worden. Voor de ondersteuning van de Bovenregionale voorzieningen (Specialistisch Optreden) is over de gehele periode een bedrag opgenomen van ,- (2016: ,-). Gemeenschappelijke taken De baten uit opleidingen stijgen tot een niveau van circa 3,7 miljoen per jaar door een uitbreiding van de omzet uit multi-opleidingen bij de Crisismanagement Academie. De baten voor leiderschapsontwikkeling stijgen in de periode tot 2022 geleidelijk tot een niveau van 2,2 miljoen per jaar als gevolg van de verwachte vraag uit de regio s. Hierbij wordt het portfolio aangepast naar HR-advies. Vanaf 2019 wordt voor de opvolging van FLIB-aanbestedingen verwacht dat een bedrag van ,- aan dienstverlening kan worden doorbelast aan deelnemende regio s. Vanaf 2021 daalt de omzet van het programma Informatievoorziening, doordat vanaf dat moment de investering in IE Beheer B.V. volledig is terugbetaald. Eerder is besloten om de hierdoor ontstane financiële ruimte te gebruiken om voor het programma Geo geen bijdrage meer van de veiligheidsregio s te vragen. Tot en met 2019 is een bedrag van in totaal ,- opgenomen aan werkbudget VB. Afhankelijk van de verdere invulling van de evaluatie van het Veiligheidsberaad wordt dit bedrag wel of niet gefactureerd. 31/43

107 Werkzaamheden voor derden De omzet bij het Programma Netcentrisch Werken voor niet veiligheidsregio s (o.a. waterschappen en Rijkswaterstaat) blijft stabiel op een niveau van 1,0 miljoen (2016: 0,3 miljoen). De baten voor het programma Transitie Meldkamers (LMO) zijn opgenomen tot en met Lasten Aan de lastenkant zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: Kosten op prijspeil 2018; Voor de voorziening vervanging materieel is een jaarlijkse dotatie opgenomen van 3,1 miljoen. De afschrijving op goodwill en investeringen in IE Beheer B.V. bedragen tot en met ,- per jaar en vanaf ,- per jaar. IFV Jaarplan en begroting IFV /43

108 6 Bedrijfsvoering en weerstandsvermogen 6.1 Bedrijfsvoering In 2018 voert het IFV projecten uit die zijn bedrijfsvoering verbeteren en vereenvoudigen. Het betreft projecten met betrekking tot: Het inkopen van diensten, zodanig dat aan de EU-aanbestedingsrichtlijnen wordt voldaan en de meest effectieve en efficiënte oplossing voor het IFV wordt gerealiseerd. Dit doen wij, waar mogelijk en wenselijk in samenwerking met grote aanbestedingstrajecten van derden. Doorontwikkeling van het Kennisplein; met als doel informatie nog beter toegankelijk te maken en met de veiligheidsregio s te kunnen delen. Vervangen van de examenomgeving Mijn Nbbe om de examenprocessen optimaal te faciliteren. Doorontwikkelen van Mijn IFV met als doel het IFV vanuit de veiligheidsregio s beter digitaal toegankelijk te maken. In 2018 geven wij uitvoering aan de onderstaande bedrijfsvoeringskaders van VenJ. De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) Op 25 mei 2018 treedt de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) in werking. De verordening beoogt een duurzame digitale samenleving te realiseren door het hanteren van dezelfde privacywetgeving in de hele Europese Unie. De Wet bescherming persoonsgegevens komt daarmee te vervallen. De invoering van de AVG heeft gevolgen voor organisaties die persoonsgegevens verwerken. Om in mei 2018 te voldoen aan deze nieuwe privacywetgeving, treft het IFV de volgende maatregelen: Het bijhouden van een register met verwerkingen van persoonsgegevens; Het aanstellen van een functionaris gegevensbescherming, die informeert en adviseert over en toeziet op de naleving van het privacybeleid; Het beperken van het verzamelen en gebruik van persoonsgegevens bij de inrichting van informatiesystemen; De privacygerelateerde risico s en beheersmaatregelen in een vroeg stadium in kaart brengen; Het expliciet toestemming krijgen van personen voor de verwerking van hun persoonsgegevens, evenals het recht op inzage, correctie en verwijdering; Het hanteren van een privacystatement; Het melden van datalekken; Het afsluiten van bewerkersovereenkomsten met klanten en leveranciers. Integriteit Het IFV hanteert het Integriteitsbeleid van het Rijk. Dit Integriteitsbeleid breed in de organisatie kenbaar gemaakt door het te behandelen in de personeelsbijeenkomst voor alle IFV-medewerkers en het onderdeel te maken van de werkoverleggen per afdeling. 33/43

109 Flexibiliteit Het IFV maakt gebruik van een grote flexibele schil aan gastdocenten en examinatoren om pieken in de vraag op te vangen en werkt daarnaast aan het vergroten van de inzetbaarheid van medewerkers door het jaarlijks voeren van plannings- en functioneringsgesprekken waarin afspraken gemaakt worden over de te volgen opleidingen en de verbeterpunten. Een deel van deze opleidingen en trainingen kunnen worden gevolgd bij de IFV Huisacademie. Diversiteit en inclusiviteit Bij het IFV is de samenstelling van het personeel naar leeftijdscategorie de afgelopen 5 jaar verjongd door de groei van de personeelsomvang van het IFV als gevolg van taakuitbreiding. Bij het IFV werken er meer vrouwen dan mannen en relatief weinig allochtone medewerkers. Er is geen bewust beleid om dit te veranderen. Uitgangspunt bij de vervulling van elke vacature is de beste medewerker te plaatsen. Banenafspraak Instroom Arbeidsbeperkten VenJ Iedereen die kan werken maar het op de arbeidsmarkt zonder ondersteuning niet redt, valt onder de Participatiewet. De wet moet ervoor zorgen dat meer mensen werk vinden. Dit geldt ook voor mensen met een arbeidsbeperking. Zij moeten zoveel mogelijk werk vinden bij een gewone werkgever. Bij het IFV zijn twee medewerkers van de sociale werkplaats Presikhaaf fulltime gedetacheerd bij de afdeling Facilitaire Zaken. 6.2 Overhead In 2014 heeft Berenschot een benchmarkonderzoek uitgevoerd naar de overhead van het IFV. Het bestuur IFV heeft in 2014 besloten om de kwartielscore van de best presterende ZBO s als norm voor het IFV te hanteren en dit te realiseren per Op basis van de personeelsbezetting per 30 september 2016 is de voortgang van de efficiency gemeten en kwam de overhead uit op een score van 22,9%. Hiermee is de doelstelling van het bestuur IFV dus eerder dan 2018 gerealiseerd. Het IFV hanteert gedifferentieerde tarieven voor de uitvoering van haar verschillende wettelijke taken. Voor de wettelijke taken en de opdrachten voor derden wordt het standaardtarief gehanteerd, voor de gemeenschappelijke opdrachten van de veiligheidsregio s een gereduceerd tarief. De algemene overhead van het IFV wordt voor het grootste deel gedekt door de uitvoering van de wettelijke taken. De opslag op de loonkosten in de tarieven voor de gemeenschappelijke taken als dekking van de algemene overhead bedraagt hierdoor slechts 3%. IFV Benchmark Berenschot augustus 2014 Gemiddelde ZBO's Kwartielscore ZBO Gemiddelde uitvoerende publieke organisaties Gemiddelde veiligheidsregio's Percentage fte overhead voor totale organisatie 27,4% 28,7% 25,7% 23,8% 21,6% 22,9% Situatie per 30 september 2016 IFV Jaarplan en begroting IFV /43

110 6.3 Weerstandsvermogen Solvabiliteit Bij de voorbereiding van de oprichting van het IFV is door Berenschot onderzoek gedaan naar de minimaal benodigde solvabiliteit 1 voor een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) als het IFV. Berenschot adviseert een minimaal benodigde solvabiliteit voor het IFV van 25%. Met een solvabiliteit in 2016 van 28,8% voldoet het IFV aan deze norm. Hierbij is de afgelopen jaren wel sprake van een dalende tendens, deze wordt veroorzaakt door een stijging in het balanstotaal, zonder dat het eigen vermogen in dezelfde mate meebeweegt. Het bedrag van 16,4 miljoen aan eigen vermogen per lijkt een voldoende buffer om toekomstige tegenvallers op te kunnen vangen. Dit vermogen is echter slechts voor een deel vrij besteedbaar. Voor de periode ligt een sluitende begroting voor welke bij exacte realisatie leidt tot een toename van het eigen vermogen. Het begrote jaarlijkse positieve resultaat bedraagt nu circa 1,4% van de omzet. Dit is natuurlijk een kleine marge, welke ook lager kan uitvallen door onvoorziene omstandigheden. Bedrijfsrisico s De belangrijkste bedrijfsrisico s voor het IFV hebben betrekking op wijzigingen in de organisatie waarmee de integratie en fusie van het IFV kunnen worden afgerond en bedrijfsrisico s als gevolg van veranderende marktomstandigheden door het wegvallen of verminderen van omzet. Binnen het eigen vermogen is voor deze twee risico s een bestemde reserve Bedrijfsrisico s van 3,3 miljoen gevormd. Daarnaast zijn de volgende delen van het eigen vermogen ook niet vrij besteedbaar: De wettelijke reserve van 1,3 miljoen: Het IFV heeft een verplichte wettelijke reserve als tegenhanger van de boekwaarde van de geactiveerde ontwikkelkosten voor de nieuwe E-Synergy omgeving (het ERP-systeem waarmee de werkprocessen van het IFV worden ondersteund), het nieuwe HR-systeem en de gebruikersinterface voor LCMS. Het bestemmingsfonds brandweerkleding van 0,315 miljoen: Het IFV verzorgt voor Brandweer Nederland de levering van brandweerkleding (uniformkleding, kazernekleding en sportkleding). Het IFV hoeft op de verkoop van deze brandweerkleding geen winst te maken, maar mag er ook geen verlies op maken. Aangezien de verkoopaantallen slecht voorspelbaar zijn, is afgesproken om een reserve te vormen bij het IFV om tegenvallers op te kunnen vangen zonder direct de tarieven te hoeven aanpassen. Over 2016 heeft het IFV een resultaat geboekt op de verkoop van brandweerkleding van 0,315 miljoen. Dit resultaat is toegevoegd aan het bestemmingsfonds brandweerkleding. Andere financiële risico s zijn: langdurige uitval van medewerkers door ziekte; onvrijwillige beëindigingen van dienstverbanden; 1 De solvabiliteit is de verhouding tussen het eigen vermogen en het totale vermogen. Hiermee wordt aangegeven in hoeverre de organisatie haar financiële verplichtingen aan verschaffers van vreemd vermogen kan nakomen met behulp van alle activa. De solvabiliteit kan gezien worden als een goede indicator voor het weerstandsvermogen van een organisatie. 35/43

111 het hanteren van verdienmodellen voor de uitvoering van opgedragen gemeenschappelijke taken waarbij het risico voor rekening van het IFV is. Ter afdekking van verzekerbare risico s heeft het IFV verschillende verzekeringen afgesloten voor bijvoorbeeld materieel, personeel, gebouwen. Het risico veroorzaakt door ziekteverzuim is niet verzekerd. 6.4 Verbonden partijen Het IFV heeft in de volgende rechtspersonen een bestuurlijk en financieel belang: Geconsolideerde Vestigingsplaats Aandelenbelang % consolidatie vennootschappen NIBHV B.V. Rotterdam 77,78% 100% I.E. Beheer B.V. Woerden 100% 100% IFV Jaarplan en begroting IFV /43

112 Bijlage 1 Overzicht producten en diensten van het IFV Taken IFV Beleids- en strategie advisering Diensten aan managementraden Kennis makelen Kennisontwikkeling Kennisfuncties Opleiden Examinering Training en bijscholing Advies Beheer Informatie Systemen Toezicht Certificering Materieelbeheer Instandhouding voorzieningen (multi) Bovenregionale voorzieningen Standaardisatie Kleding dienstverlening Subtaken Bestuurondersteuning Veiligheidsberaad Ondersteuning managementraden Collectieve producten Infopunt Veiligheid LEC BRZO Onderzoek en contentontwikkeling Publicaties en leerstofontwikkeling Kennisborging Kenniscentrum Voorrangsvoertuigen Kenniscentrum Arbeidsveiligheid Ondersteuning innovatie BRW NL Kennisfunctie inkoop Ondersteuning landelijke aanbestedingen Leergangen brandweermanagement Overige brandweeropleidingen Multi opleidingen GHOR opleidingen Oefenen bijscholing Congressen en evenementen IFV Collectieve trajecten leiderschapsontwikkeling Operationele trainingen Virtueel oefenen Adviesopdrachten Beheer LCMS Beheer Slachtoffer Informatiesysteem (SIS) Beheer Electronische Leeromgeving (ELO) SCL Programma Informatievoorziening, 6 speerpunten Beheer GEO Beheer GMS USAR Beheer WAS Beheer NCV Landelijk Logistieke Voorraad GBO SO GGB 37/43

113 Veiligheidsregio Netcentrisch werken Bijlage: Overzicht financiële afspraken bij opgedragen werkzaamheden aan IFV behorend bij jaarplan 2018 IFV Beheer crisiscomm. pool Beheer SIS GROOTER Algemene bijdrage Brw NL Product financiering Brw NL Bijdrage Stg. Brandweer monument Ontwikkelfonds Lesstof Brandweer Elektronische Leeromgeving Bijdrage programma GEO Werkbudget VB TOTAAL Bijlage 2 Overzicht financiële afspraken met regio s voor aan het IFV opgedragen werkzaamheden 1 Groningen Friesland Drenthe IJsselland Twente Noord- en Oost-Gelderland Gelderland-Midden Gelderland-Zuid Utrecht Noord-Holland Noord Zaanstreek-Waterland Kennemerland Amsterdam-Amstelland Gooi en Vechtstreek Haaglanden Hollands Midden Rotterdam-Rijnmond Zuid-Holland Zuid Zeeland Midden- en West-Brabant Brabant-Noord Brabant-Zuidoost Limburg-Noord Zuid-Limburg Flevoland TOTAAL Bedragen 2018 zijn geïndexeerd voor loon- en prijsontwikkeling op basis van de CPB indicatoren zoals gepubliceerd in de meicirculaire van het gemeentefonds. Dit betreft de volgende indicatoren: prijs overheidsconsumptie beloning werknemers (%) en prijs bruto binnenlands product (%) waarbij een gewogen gemiddelde is gehanteerd van 70% loon en 30% materieel. IFV Jaarplan en begroting IFV /43

114 Bijlage 3 Toelichting bijdragen veiligheidsregio s voor gemeenschappelijke taken Netcentrisch werken In 2010 hebben alle veiligheidsregio s het convenant Project Netcentrisch Werken getekend. In het convenant is bepaald dat de veiligheidsregio s vanaf 2012 gezamenlijk de volledige exploitatielasten van het landelijk crisismanagement systeem (LCMS) dragen. De kosten waren in het convenant begroot op maximaal ,- waarbij is aangegeven dat het bedrag trendmatig wordt verhoogd. De verdeling van de kosten geschiedt op basis van inwoneraantallen per veiligheidsregio. 2. Beheer crisiscommunicatie pool In januari 2013 is in het Veiligheidsberaad het rapport Eenheid in verscheidenheid vastgesteld. Dit rapport is een uitwerking van een bestuurlijk advies over bovenregionale samenwerking naar aanleiding van de brand bij Moerdijk in Eén van de deelprojecten in het rapport is het vormen, ontwikkelen en implementeren van een bovenregionale crisiscommunicatie pool. De kosten voor het beheer van deze pool worden gelijkelijk verdeeld werd over de 25 regio s. 3. Beheer Slachtoffer Informatie Systematiek (SIS) In het Veiligheidsberaad van 31 mei 2013 is ingestemd met het implementatieplan voor SIS. Voor de jaarlijkse beheerbijdrage was een bedrag begroot van ,- welk bedrag inmiddels trendmatig is verhoogd in verband met loon- en prijsontwikkeling. Het bedrag wordt gelijkelijk verdeeld over alle 25 regio s. 4. GROOTER Het project GROOTER is uitgevoerd om te komen tot een verdere professionalisering van de bevolkingszorg binnen de veiligheidsregio s en om de onderlinge uitwisselbaarheid tussen functionarissen van gemeenten en veiligheidsregio s te verbeteren. In het Veiligheidsberaad van december 2013 is ingestemd met een voorstel inzake de borging en het beheer van de producten van GROOTER. Onderdeel van het voorstel was om de jaarlijkse structurele kosten van GROOTER te financieren door jaarlijkse facturatie aan de veiligheidsregio s waarbij is uitgegaan van een vaste bijdrage per regio. De kosten waren begroot op ,-. Inmiddels is het bedrag naar boven bijgesteld i.v.m. loon- en prijsontwikkeling. 5. Algemene bijdrage Brandweer Nederland Jaarlijks wordt door de Raad van Brandweercommandanten (RBC) de begroting vastgesteld voor de ondersteuning van het brandweerveld vanuit het IFV. De algemene bijdrage is voor 2018 vastgesteld op 0,183 per inwoner. 6. Productfinanciering Brandweer Nederland Voor specifieke producten wordt jaarlijks vanuit het IFV een vast bedrag per regio gefactureerd. Dit betreft o.a. de volgende producten: 39/43

115 Brandweer.nl: Dit betreft de website met publieksinformatie van en door de brandweer in Nederland, gericht op burgers. Het is daarmee een landelijk in te zetten instrument voor alle korpsen om uitvoering te kunnen geven aan hun publieksvoorlichtingstaak. Vanuit brandweer.nl kunnen bezoekers naar de regionale brandweersites. Deze websites bevatten specifieke, regionaal georiënteerde publieksinformatie. Met brandweer.nl in combinatie met de regionale websites die via brandweer.nl worden ontsloten worden burgers voorzien van landelijk geldende en regionaal gebonden publieksinformatie. Besloten in de RRC, agendapunt 2.04, d.d. 23 mei Oefenbank: Sinds 2007 voert IFV voert de Oefenbank Brandweer (voorheen Nibra- Oefenbank) als product ter ondersteuning van monodisciplinair oefenend Brandweer Nederland. De Oefenbank Brandweer heeft als doel om oefenmedewerkers van korpsen extra ondersteuning te bieden bij het maken van oefenbeleid en het uitvoeren van oefeningen. Aanvullend op de Leidraad Oefenen worden hulpmiddelen zoals lesbrieven, beeldcasussen, oefenrooster en oefendraaiboeken aangeboden. Besloten in de RRC, agendapunt A.4, d.d. 15 juni Innovatie Moed en Brandonderzoek: Technologische ontwikkelingen nemen een vlucht. We kunnen dankzij de innovaties sneller, efficiënter maar ook veiliger en schoner optreden. Binnen de RBC is een portefeuillehouder innovatie benoemd die contact houdt met in- en externe netwerken die zich met innovatie bezig houden welke van belang zijn voor de brandweer. Collega s uit het hele land kunnen hun innovatieve ideeën insturen om in aanmerking te komen voor de Jan van der Heyden innovatieprijs. De regiegroep bekijkt of de inzendingen vernieuwend zijn en potentie in zich hebben om landelijk uitgerold te kunnen worden. De ideeën worden gebundeld in een innovatieboekje, getoond op de innovatiemarkt tijdens het brandweercongres en kun je ze online terugvinden. Zo is ook brandonderzoek door de brandweer onmisbaar! Niet alleen om het repressief optreden beter en veiliger te maken, maar ook in de rol van dé adviseur op het gebied van brandveiligheid. De Raad van Brandweercommandanten staat voor een lerende brandweerorganisatie en ziet in de toekomst het belang van brandonderzoek verder toenemen. Onderzoek levert veel informatie op over oorzaken van branden, brandverloop, de effectiviteit van preventieve brandvoorzieningen, brandbestrijding en het gedrag van mensen. Met deze informatie kunnen we branden nog beter en veiliger bestrijden en betere voorlichting geven om branden te voorkomen. Landelijk worden de regionale brandonderzoeksteams ondersteund en wordt verkregen data tot informatie en kennis omgezet. Tijdens de RRC meerdaagse van 21/22 maart 2011, agendapunt 5.04, is de RRC inhoudelijk akkoord gegaan met de borgingsvoorstellen voor het structureel beleggen van brandonderzoek en innovatie moed met ingang van Dit besluit is overgenomen in de budgetbrief 2013 en voor de vorm in productfinanciering bekrachtigd in de RRC, agendapunt 1.08, d.d. 16 maart Kwaliteitsbureau Brandweer Het kwaliteitsbureau is in 2012 opgericht als deelproject van het project Cicero. Met dit project heeft de brandweer in 2009 de verantwoordelijkheid en de regie genomen om zorg te dragen voor kwaliteitsmanagement. Dit werd mede ingegeven door de nieuwe wettelijke bepalingen in de Wet veiligheidsregio, zoals de verplichting tot het hanteren van een kwaliteitszorgsysteem (art 23 Wvr) en het uitvoeren van visitaties (art 56 Wvr). Het kwaliteitsbureau ondersteunt de brandweer en de veiligheidsregio s hierbij middels een viertal kerntaken: IFV Jaarplan en begroting IFV /43

116 Adviseren en ondersteunen ten aanzien van kwaliteitsmanagement en organisatieontwikkeling; Zorgdragen voor beheer en ontwikkeling van landelijke kwaliteitsmethoden; Coördineren en organiseren van assessmentprogramma s (waaronder visitaties); Faciliteren van regionale uitwisseling van kennis en expertise. De financiering voor deze activiteiten, in de vorm in productfinanciering, is genomen in het kader van de Visie Kwaliteitszorg: Cicero, RRC agendapunt 2.03 d.d. 23 mei 2008 en bekrachtigd in de budgetbrief 2010 RRC, agendapunt 2.01, d.d. 13 maart In 2015 is, met het vaststellen van de visitatiemethode, de Veiligheidsregiobrede ondersteuning voor de visitaties belegd bij het kwaliteitsbureau. Deze ondersteuning heeft aanvullende (personele) investering gevraagd. Dit wordt gedekt binnen de reguliere financiering van bureau Brandweer Nederland en door een deel van de ondersteuningskosten per visitatie door te belasten aan de regio. De visitatiemethode is vastgesteld in de managementraden: RBC (17 april 2015), Bevolkingszorg (13 mei 2015), DPG GGD-GHOR (18 juni 2015), RDVR (18 juni 2015). Brandweervraagorganisatie IM / Veiligheidsregio Vraagorganisatie Informatiemanagement In de RRC van 16 januari 2009 is het plan Grip op informatie vastgesteld. Hierin wordt een marsroute geschetst voor de Brandweer Vraagorganisatie Informatiemanagement. De PRIM (Programmaraad IM) heeft op 14 maart 2013 aandachtspunten genoemd voor een verdere inrichting van het innovatieplatform en nadere invulling voor de verbreding van de BVIM naar de VVIM (Veiligheidsregio Vraagorganisatie Informatiemanagement), waarbij de middelen van de brandweer voor de brandweer geborgd zijn (wie betaalt die bepaalt). Het Portefeuillehouder Overleg Informatievoorziening (POI) van het veiligheidsberaad heeft op 4 april 2013 positief gereageerd op de notitie. In de RBC vergadering van 19 april 2013, agendapunt 3.01 is conform voorstel besloten. Een verder vervolg hierop is de Veiligheidsregio s Referentie Architectuur (VERA). Deze ontwikkeling helpt de regio s met kaders en richtlijnen om hun informatie en ICT optimaal in te richten. Besloten in de RRC, agendapunt 2.04, d.d. 15 mei 2009 en agendapunt 3.01 d.d.19 april Bijdrage Brandweermonument Ten behoeve van het beheer en onderhoud van het Brandweermonument en de jaarlijkse herdenking die plaatsvindt van brandweermensen die tijdens de uitoefening van hun werk om het leven zijn gekomen, wordt jaarlijks een vast bedrag per veiligheidsregio in rekening gebracht. Besloten in de vergadering van de RBC op 16 maart Ontwikkelfonds les- en leerstof In het Veiligheidsberaad van 25 mei 2012 is ingestemd met het versterkingsplan Brandweeronderwijs. Onderdeel hiervan was het landelijk beleggen van onderhoud en ontwikkeling van les- en leerstof bij het IFV. Het hiermee gemoeide bedrag was ,- wat bij de regio s op basis van het aantal operationele fte s in rekening wordt gebracht. Onder voorwaarde dat alle regio s deze taak zouden beleggen bij het IFV, was het ministerie van VenJ bereid om structureel een extra bedrag van ,- toe te voegen aan het ontwikkelfonds voor les- en leerstof. Elektronische leeromgeving (ELO) In 2012 is binnen het brandweerveld de wens geuit om binnen het onderwijs gebruik te maken van een zogenaamde elektronische leeromgeving. Nadat vrijwel alle regio s hiervoor belangstelling hadden getoond, is met ondersteuning van het IFV gestart met de voorbereiding van een Europese aanbesteding. In de Raad van Brandweercommandanten is op 14 maart 2014 ingestemd met de aanbesteding. Eerder in februari 2014 heeft het bestuur 41/43

117 IFV ingestemd met het Jaarplan IFV 2014, waarvan de investering in de ELO deel uitmaakte. Het bedrag voor de jaarlijkse exploitatie is oorspronkelijk begroot op ,- In 2015 is een Convenant met SLA opgesteld tussen het IFV en de veiligheidsregio s, waarin de afspraken rond het beheer van de ELO worden vastgelegd. De exploitatiekosten zijn tot 1 januari 2016 bekostigd uit Europese subsidiemiddelen. Vanaf 2016 dragen de regio s de exploitatielasten waarbij voor de verdeelsleutel wordt uitgegaan van het aantal operationele fte s. Inmiddels is het bedrag voor 2018 naar boven bijgesteld als gevolg van loon- en prijsontwikkeling. Bijdrage programma GEO Op 12 juni 2015 is het meerjarenprogramma Informatievoorziening in het Veiligheidsberaad vastgesteld. Eén van de prioriteiten uit dit programma is de Basisvoorziening GEO die door het dagelijks bestuur VB op 3 december 2015 aan de besturen van veiligheidsregio s is voorgelegd. Inmiddels zijn met alle veiligheidsregio s convenanten afgesloten en dragen zij vanaf 2016 bij aan het programma. Op 2 maart 2016 heeft het DB Veiligheidsberaad ingestemd met het financieringsvoorstel voor de Basisvoorziening GEO. De kosten van het programma GEO worden van 2016 t/m 2020 gelijkelijk verdeeld over alle regio s. Vanaf 2021 (nadat de investering in HDP is terugverdiend) komt de bijdrage van de regio s voor GEO te vervallen en worden de kosten gedekt uit de reguliere regionale bijdrage voor Netcentrisch werken. Werkbudget Veiligheidsberaad In het Veiligheidsberaad van 11 december 2015 is gesproken over de doorontwikkeling van het VB en de professionalisering van het IFV. Op 14 oktober 2015 was de notitie Doorontwikkeling voorgelegd aan de besturen van de veiligheidsregio s ter consultatie. Eén van de voorstellen in de notitie was het aanleggen van een werkbudget ten laste van de BDUR. In het VB van 11 december is het voorstel gedaan om per regio ,- op te halen over de periode zodat per jaar ,- beschikbaar komt. Het DB VB wordt daarmee in staat gesteld om uitvoering te geven aan besluiten en voorstellen die uit het VB komen zonder daartoe per keer met de pet rond te gaan. In de vergadering is ingestemd met het voorstel. IFV Jaarplan en begroting IFV /43

118 Bijlage 4 Geldstromen artikelen Wet veiligheidsregio s 43/43

119 1 A c Jaarplan en Begroting IFV 2018_zienswijze.docx Instituut Fysieke Veiligheid Postbus HA ARNHEM Bezoekadres: Prins Bernhardplein XB Zaandam Postadres: Postbus ED Zaandam Telefoon Datum 8 december 2017 Telefoon (075) Onze referentie Alguit/ s.keukens@vrzw.nl Uw referentie V029 Onderwerp Zienswijze concept Jaarplan en Begroting IFV 2018 Uw brief van 28 september 2017 Beste heer Bruls, 28 september jl. verzocht u ons een zienswijze te geven op het concept Jaarplan en Begroting IFV Op 8 december 2017 heeft het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland besloten een positieve zienswijze af te geven op het concept Jaarplan en begroting IFV 2018 (hierna: jaarplan 2018). Met name hebben wij waardering voor de wijze van totstandkoming van het jaarplan Door de managementraden en andere partners te betrekken, sluit het jaarplan 2018 aan bij de wensen en behoeften van de veiligheidsregio s. Vanuit ons bestuur willen we u nog de volgende aandachtspunten meegeven: Onder leiding van de heer Van Zanen vindt een uitwerking plaats van de conclusies en aanbevelingen uit het rapport Onderzoek naar het functioneren van het Veiligheidsberaad. Dit heeft mogelijk gevolgen voor de werkzaamheden, de positie en de governancestructuur van het IFV. Ons bestuur wordt graag op korte termijn geïnformeerd over de effecten hiervan voor het IFV en de veiligheidsregio s. De vorming van de Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO), en met name de positie van de veiligheidsregio s/brandweer binnen het landelijke programma baart ons zorgen. Na 2018 wordt de financiering van de kwartiermaker LMO Brandweer/multi-opschaling stopgezet. In hoeverre is de positie van de veiligheidsregio s/brandweer binnen het Programma LMO binnen de Nationale Politie dan nog voldoende gewaarborgd? Ook de oplopende kosten in de begroting voor opdrachten van de veiligheidsregio s (tabel pagina 23) baren ons zorgen. De toelichtingen daarvoor ontbreken of zijn onvoldoende; wij vragen dringend deze uitgaven nader toe te lichten.specifiek gaat het om een toename in 2018 (t.o.v. 2017) van voor Onderzoek en contentontwikkeling en voor het Programma Informatievoorziening. Meerjarig vallen de kosten voor Leiderschapsontwikkeling op, een toename van ten opzichte van Een principieel punt voor ons betreft de wijze van financiering van opgedragen werkzaamheden aan het IFV (bijlage 2). In veel gevallen worden de regio's gelijkelijk aangeslagen. Een kleine regio, als Zaanstreek-Waterland wordt hierdoor onevenredig belast. Wij zijn van mening dat financiering op basis van inwonertal het uitgangspunt moet zijn bij opgedragen werkzaamheden aan het IFV. Wij verzoeken u onze zienswijze door te geleiden naar het Algemeen Bestuur IFV. In de veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland werken brandweer, politie, gemeenten en GHOR samen aan veiligheid.

120 Met vriendelijke groet, namens het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland Voorzitter Secretaris J. Hamming H. Raasing

121 5.a Burap II A a Burap II 2017.docx Bestuursrapportage II januari t/m augustus 2017

122 Versiebeheer Versie Datum Status oktober 2017 Concept (opmerkingen MT verwerkt) oktober 2017 Vastgesteld door MT Aldus besloten door het Algemeen Bestuur in de vergadering van 8 december 2017, namens deze, voorzitter, secretaris, J. Hamming H. Raasing Burap II 2017 Versie 1.0 2

123 Inhoudsopgave 1. Inleiding Wat wilden we bereiken? Wat hebben we gedaan? Wat heeft het gekost? Programma GHOR Wat wilden we bereiken? Wat hebben we gedaan? Wat heeft het gekost? Programma Gemeenten Wat wilden we bereiken? Wat hebben we gedaan? Wat heeft het gekost? Programma Crisisbeheersing, Rampenbestrijding en Brandweerzorg Product Risicobeheersing Wat wilden we bereiken? Wat hebben we gedaan? Wat heeft het gekost? Product Vakbekwaamheid & Kennis Wat wilden we bereiken? Wat hebben we gedaan? Wat heeft het gekost? Product Incidentbestrijding Wat wilden we bereiken? Wat hebben we gedaan? Wat heeft het gekost? Product Bedrijfsvoering / Veiligheidsbeleid & Strategie Wat wilden we bereiken? Wat hebben we gedaan? Wat heeft het gekost? Overzicht Algemene Dekkingsmiddelen Begroting VrZW Begroting 2017 na mutaties Voorstel aan het Algemeen Bestuur Bijlage I Voortgangsoverzicht investeringen Bijlage II Actualisatie investeringsoverzichten Bijlage III Financieel overzicht per product Bijlage IV Voortgang Regionaal Dekkingsplan Bijlage V Begrippenlijst Burap II 2017 Versie 1.0 3

124 1. Inleiding Verantwoording Voor u ligt de bestuursrapportage (Burap) van Veiligheidsregio Zaanstreek- Waterland (VrZW), over de periode januari tot en met augustus Conform de afspraken met het bestuur legt VrZW drie keer per jaar (Burap I, Burap II en Jaarverantwoording) formeel verantwoording af over de uitgevoerde taken en de daarbij behorende middelen. Dit zijn voor het bestuur tevens momenten om waar nodig de begroting bij te stellen en bij te sturen. Per programma / product worden de afwijkingen en voorgestelde wijzigingen toegelicht. Het financiële resultaat wordt per programma / product gepresenteerd in twee tabellen: het totaalniveau van baten en lasten en een uitsplitsing per wijziging. 1.1 Wat wilden we bereiken? Beleidsmatig kader Het beleidsplan van Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland vormt het beleidsmatig kader voor de begroting. Echter het beleidsplan liep tot en met Bij het opstellen van de begroting 2017, was het nieuwe beleidsplan ( ) nog niet gereed. Er ontbrak dus een beleidsmatig kader voor de begroting Om te komen tot beleidsmatige uitgangspunten voor de begroting 2017 zijn: (door)lopende speerpunten uit het Beleidsplan Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland Samen voor veilig geanalyseerd; de beïnvloedingsmaatregelen uit het Regionaal Risicoprofiel VrZW ( ) meegenomen; landelijke ontwikkelingen geanalyseerd. Verder zijn in een vroeg stadium de leden van de Veiligheidsdirectie, de adviseurs van de verschillende kollommen en de leden van de Kerngroep gemeenten geconsulteerd. Hieruit bleek dat de speerpunten uit het Beleidsplan Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland Samen voor veilig ook nog van toepassing waren in 2017, te weten: 1. Kwaliteit van de kerntaken 2. Samenwerking met de (crisis)partners 3. De verantwoordelijke burger Burap II 2017 Versie 1.0 4

125 1.2 Wat hebben we gedaan? Voortgang GRIP-incidenten GRIP-incidenten In de eerste acht maanden van 2017 hebben zich een zestal GRIP-incidenten voorgedaan: Datum GRIP Omschrijving 17 januari 2017 GRIP 2 Zonder CoPI vanwege een grote stroomstoring in grote delen van Amsterdam, Zaandam en Landsmeer. 24 maart 2017 GRIP 1 Grote Brand Kooger Football Club (KFC) in Koog aan de Zaan en daardoor de ontruiming van 60 personen uit het Topsportcentrum. 25 april 2017 GRIP 1 Gaslek door een beschadigde gasleiding achter een appartementencomplex in Zaandam. 10 mei 2017 GRIP 1 Brand in een loods in Zaandam met als gevolg de ontruiming van een aantal woningen. 27 mei 2017 GRIP 1 Brand in een hotel annex pension in Kwadijk, waardoor circa 60 bewoners werden geëvacueerd. 23 juli 2017 GRIP 1 Verkeersinfarct tijdens het Welcome to the Future Festival in Landsmeer/Oostzaan, ontstaan door de samenloop van een autoongeluk op de A8 en einde festival en veranderende weeromstandigheden. Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO) Op 13 februari 2017 hebben de Algemeen Besturen van veiligheidsregio s Kennemerland, Noord-Holland Noord en Zaanstreek-Waterland ingestemd met instelling van de Meldkamer Noord-Holland erop gericht dat de nieuwe meldkamer per 1 juli 2018 operationeel is. Het ontwerp voor de nieuwe meldkamer is gereed, en eind juni is de verbouw daadwerkelijk gestart. Om de realisatie van Meldkamer Noord-Holland mogelijk te maken in het gebouw waar de huidige meldkamer Kennemerland is gevestigd, moet de meldkamer Kennemerland tijdelijk intern verhuizen. Eind juli heeft de verhuizing plaats gevonden. Hiermee loopt de verbouwing op schema. In de zomer zijn per discipline (brandweer, politie en ambulancezorg) kwartiermakers aangesteld om de samenvoeging binnen de kolommen voor te bereiden. Parrallel aan de vorming van de LMO loopt het traject tot vernieuwing C2000. C2000 is het systeem waarmee hulpverleners kunnen communiceren met de meldkamer en met elkaar. De ICT op de nieuwe meldkamers is ingericht op basis van het vernieuwde C2000-systeem. In juli bleek echter dat de oplevering van het nieuwe C2000-systeem en het zorgvuldig testen hiervan meer tijd vragen. Op dit moment is nog onduidelijk wat de betekenis en impact precies is. De verwachting is dat er begin oktober meer duidelijkheid is over de vertraging en de mogelijke consequenties voor de samenvoeging (planning en financiën) in Haarlem. Indien sprake is van financiële consequenties gaat hiervoor een separaat voorstel naar het Algemeen Bestuur. Het Transitieakkoord (2013) dat door alle bij de vorming van de LMO betrokken partijen ondertekend is, kent als centrale doelstelling de burger zo snel en zoveel mogelijk in het eerste contact te helpen. Met een zogenaamde multidisciplinaire intake. Juist in een uitgebreide en gedegen multidisciplinaire intake schuilen de kwaliteitsvoordelen en synergievoordelen van de Burap II 2017 Versie 1.0 5

126 meldkamerorganisatie. Tijdens een landelijk uitgevoerde pilot Multi-intake (eind 2016) zijn deze voordelen bevestigd. Binnen de (landelijke) Bestuurlijke Regiegroep LMO bestaat echter geen overeenstemming over de reikwijdte van multidisciplinaire intake. Hiermee staat de centrale doelstelling in het Transitieakkoord om de burger zoveel mogelijk in het eerste contact te helpen, onder druk. Daarop besloot het Veiligheidsberaad op 6 oktober jl. dat met de ondertekenaars van het Transitieakkoord een gesprek moet plaatsvinden over de hardheid van de gemaakte afspraken in het akkoord. Tot die tijd wordt niet deelgenomen aan overleggen op landelijk niveau met de andere partijen. Vooralsnog heeft dit geen consequenties voor de realisatie van Meldkamer Noord-Holland. Strategische agenda versterking veiligheidsregio s In 2014 stelde het Veiligheidsberaad de strategische agenda vast. De afgelopen jaren hebben de veiligheidsregio s, het Rijk en de vitale partners op alle thema s 1 binnen de strategische agenda geïnvesteerd in effectieve samenwerking. Die samenwerking heeft verbeteringen tot stand gebracht. Er is sprake van een aanpak, waarbij acties beter op elkaar zijn afgestemd. De Strategische Agenda-projecten zijn conform planning in juli 2017 opgeleverd. VrZW heeft met name actief geparticipeerd in het project Water & Evacuatie. Onderdeel van het project was het deelproject Impactanalyse Ernstige Wateroverlast en Overstroming (IWO). Binnen dit deelproject worden de effecten van én de leefbaarheid na een overstroming in Noord-Holland boven het Noordzeekanaal in beeld gebracht. VrZW levert hiervoor de projectleider. Programma Informatievoorziening Veiligheidsregio s De veiligheidsregio s streven met dit meerjarenplan gezamenlijk naar een sterke uniforme en waar mogelijk gemeenschappelijke informatievoorziening in Ten aanzien van een aantal landelijke speerpunten heeft VrZW afgelopen periode resultaten geboekt: Informatieveiligheid: het Informatiebeveiligingsplan is afgestemd op de Baseline informatieveiligheid Nederlandse gemeenten (BIG). Met als doel om in 2018 een basisniveau informatieveiligheid geïmplementeerd te hebben dat tenminste het niveau heeft van de BIG. Eind 2017 zijn collegiale toetsen gepland om vast te stellen wat de stand van zaken is op het gebied van de Informatieveiligheid bij de verschillende veiligheidsregio s. GEO-informatie: VrZW heeft nu toegang tot de landelijke GEO-server (GEO4OOV). Ook het LCMS 2 is aangesloten op de landelijke GEOomgeving. Kernregistraties: bij de implementatie van de nieuwe operationele informatievoorziening (mobiele datavoorziening in de voertuigen) wordt tevens aansluiting gezocht met de nieuwe kernregistratie objecten. Deze kernregistratie bevat onder andere gegevens van het Kadaster gecombineerd met gegevens van de Kamer van Koophandel en WOZgegevens. Implementatie Regionaal dekkingsplan In de afgelopen periode is hard gewerkt aan de diverse elementen uit het dekkingsplan waarbij te denken valt aan het uitvoeren van het materieelspreidingsplan, het sluiten van posten en het opleiden van al het repressieve personeel voor een nieuwe manier van werken met de zogenaamde TsFlex. De implementatie van het dekkingsplan ligt op schema en is in de afrondende fase. Voor wat betreft de omvang van het aantal vrijwilligers 1 Water & Evacuatie, Continuïteit van de samenleving, Versterking risico- en crisisbeheersing stralingsincidenten, Kwaliteit en Vergelijkbaarheid, Versterking bevolkingszorg en Bovenregionale Operationele Besluitvorming. 2 Landelijk Crisis Management Systeem Burap II 2017 Versie 1.0 6

127 ligt het aantal vrijwilligers nog boven de afgesproken formatie. Risicogerichtheid In de eerste acht maanden van 2017 zijn activiteiten op het gebied van risicogerichtheid verder uitgevoerd. Zo zijn de brandveiligheidscontroles ten behoeve van onze gemeentelijke partners volgens dit concept gerealiseerd. Ook wordt risicocommunicatie en voorlichting meer en meer afgestemd op actuele thema s zoals bijvoorbeeld extreem weer en voorlichting aan de doelgroepen verminderd zelfredzamen. Op deze onderwerpen wordt samen met andere partners opgetrokken. Rembrand In 2017 worden in Zaanstreek-Waterland twee projecten gecontinueerd die volgen uit het landelijke project Rembrand. Het betreft de projecten rookmelderdichtheid en veiligheidschecks. Het verhogen van de rookmelderdichtheid is structureel ingebed in de voorlichtingsactiviteiten. Ook maakt dit onderdeel uit van het onlangs geïntroduceerde Virtual Reality-concept (zie hiervoor het product Risicobeheersing). Voor de landelijk op te stellen veiligheidscheck wordt aangesloten bij de regionale initiatieven. Voor VrZW betekent dit dat een regionale veiligheidscheck wordt opgesteld. Doorontwikkeling organisatie De afgelopen periode is zowel met de bestuurders afzonderlijk, als met het bestuur als geheel gesproken over de taken en de schaal van de veiligheidsregio. Eerder was al met medewerkers en externe (crisis)partners gesproken over de impact van het nieuwe beleidsplan op de organisatie. De opbrengsten van de gesprekken wordt verwerkt in een document ( organisatiebeschrijving ) dat in december aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden. Dit document dient als input voor de visitatie van VrZW die in maart 2018 plaatsvindt. Burap II 2017 Versie 1.0 7

128 1.3 Wat heeft het gekost? Financieel resultaat Het financiële resultaat van de tweede bestuursrapportage 2017 (periode januari 2017 t/m augustus 2017) bedraagt nadelig. In de eerste bestuursrapportage (periode januari 2017 t/m maart 2017) was sprake van een voordelig saldo van Hiermee komt de totale prognose voor 2017 uit op voordelig. waarvan: Resumé Totaal Incidenteel Structureel Saldo Burap I Saldo Burap II Totaal Voordelig Voordelig Voordelig RECAPITULATIESTAAT OP HOOFDLIJNEN Voordelig Nadelig Saldo Herverdeling budget emolumenten V Nadeel VNG vergoedingen N Lagere kosten realistisch oefenen V Hogere kosten Regionaal Dekkingsplan N Overige budgettair neutrale posten Overige mutaties N Totaal N Toelichting Het negatieve resultaat wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door een structureel voordeel op de emolumenten en een nadeel (structureel en incidenteel) op de VNG vergoedingen. Daarnaast is er een incidenteel voordeel op realistisch oefenen en een incidenteel nadeel op Regionaal Dekkingsplan en een klein incidenteel voordeel op de overige mutaties. Herverdeling budget emolumenten Het voordelige structurele resultaat op emolumenten wordt veroorzaakt door een viertal vergoedingssoorten die voorheen bij emolumenten zijn opgenomen. Met de inrichting van het nieuwe salarissysteem zijn deze vergoedingssoorten onder salariskosten opgenomen. Het betreft de volgende vier vergoedingssoorten: chauffeurstoelage, toelage vrijwillig commandant, garantie wachtdienst en afbouw repressieve roostertoeslag. Nadeel VNG vergoeding Dit nadeel bestaat uit drietal onderdelen. De vermindering van het aantal vrijwilligers is lager dan de prognose in het Regionaal Dekkingsplan (incidenteel). Daarnaast is vanaf 2017 de werkwijze voor afhijsingen met brancard door de ambulancedienst gewijzigd. Het afhijsen wordt ondersteund door de brandweer (extra uitruk). Dit laatste is structureel van aard. Lagere kosten realistisch oefenen Er wordt een voordeel verwacht van incidenteel. Dit wordt veroorzaakt enerzijds door inzet van capaciteit voor het Regionaal Dekkingsplan en anderzijds doordat rekening was gehouden met de aanbesteding realistisch oefenen begin november 2017 zou zijn afgerond. Het was de bedoeling de aanbesteding te starten voor het zomerreces. Echter de voorbereidingen voor de aanbestedingen zijn pas begin september gestart. Burap II 2017 Versie 1.0 8

129 Hogere kosten Regionaal Dekkingsplan De kosten voor het Regionaal Dekkingsplan komen hoger uit dan begroot. Dit wordt veroorzaakt met het op orde maken van het inventaris op de voertuigen en de hogere uitgaven VNG vergoeding door de deelname van de vrijwilligers aan de trainingen TsFlex omdat niet alle vrijwilliger in 2016 aan deze training hadden deelgenomen. Daarnaast was er in de begroting van het Regionaal Dekkingsplan geen rekening gehouden dat de vergoeding voor deze trainingen van de maanden november en december 2017 uitbetaald werden in de maanden januari en februari 2017 ( ). Het financieel overzicht van het Regionaal Dekkingsplan is opgenomen in Bijlage IV. Overige mutaties Bij diverse posten vinden er bijstellingen plaats. Hier ontstaat een saldo van negatief. In de toelichting op de programma s wordt het resultaat per product inzichtelijk gemaakt. Voorstel resultaatbestemming Momenteel wordt het realistisch oefenen opnieuw aanbesteed. Er wordt rekening gehouden met een oefencyclus van drie jaar. Omdat de aanbesteding nog moet plaatsvinden is het nog niet bekend of de jaarbudgetten in de begroting toereikend zijn. In exploitatie over 2017 wordt rekening gehouden met een onderuitputting van Bij de jaarrekening 2017 wordt verwacht dat de aanbesteding realistisch oefenen is afgerond en dat de financiële effecten in beeld zijn gebracht. De verwachting is dat het project Materiaalbeheer niet in 2017 kan worden afgerond. De verbouwingen van de werkplaatsen in Purmerend en Zaanstad worden gestart in het 4 de kwartaal 2017 en lopen door naar Hierdoor is een onderuitputting van het budget voor dit project te verwachten. Momenteel is nog niet aan te geven om welke bedrag dit gaat. Hiervoor wordt bij de resultaatbestemming van de jaarrekening 2017 een voorstel gedaan om het voordeel op dit project te storten in een bestemmingsreserve, waardoor in 2018 budget beschikbaar is om het project af te ronden. Burap II 2017 Versie 1.0 9

130 2. Programma GHOR Doel Bevorderen van de continuïteit van de zorg in Zaanstreek-Waterland, bij een crisis of dreiging daarvan én bij grootschalige evenementen. 2.1 Wat wilden we bereiken? Prioriteiten in 2017 Het motto voor de GHOR voor 2017 is het jaar van de verbinding. Dit is zowel intern als extern gericht. Hierbij hoort een aantal speerpunten: Verbinding binnen de witte keten Voorbereiding op terrorismegevolgbestrijding (TGB) Evenementenadvisering Vakbekwaamheid/professionaliseren van het piketfunctiehuis Verbinding binnen het GHOR-bureau. In de hieronder genoemde onderwerpen is dit nader uitgewerkt: Informatiemanagement Zorgcontinuïteit en ketenregie: Planvorming en advisering Versterking multidisciplinaire samenwerking Terrorismegevolgbestrijding 2.2 Wat hebben we gedaan? Voortgang Informatiemanagement Per 1 mei 2017 is de netcentrische werkwijze in de witte kolom ingevoerd. Ziekenhuizen, GGD, Huisartsenposten en Regionale Ambulancevoorziening werken in een systeem van informatiedeling, gelinkt aan het LCMS (Landelijk Crisis Management Systeem). De GHOR faciliteert en ondersteunt de zorginstellingen hierbij. Een belangrijke test voor deze nieuwe werkwijze is de grote TGB oefening op 8 en 9 november. Zie verder bij Terrorismegevolgbestrijding. Zorgcontinuïteit en ketenregie Eind 2016 heeft de GHOR een beleidsvisie op Ketenregie geformuleerd. In aanvulling hierop is een rapportage over de voorbereiding van zorginstellingen op rampen en crises in de regio opgesteld. Deze rapportage is in het Algemeen Bestuur besproken. De GHOR inventariseert de mogelijke effecten van de druk op de reguliere acute zorg (onder meer bij de ambulancedienst en de spoedeisende eerste hulp in ziekenhuizen) voor de zorgcontinuïteit in opgeschaalde situaties. Aan de rol van Algemeen Commandant Geneeskundige Zorg (ACGZ) is onlangs een 24/7 loketfunctie toegevoegd voor vragen van zorginstellingen over zorgcontinuïteit zowel in de voorbereiding als tijdens een incident. Met deze voorziening wordt de rol van de GHOR met betrekking tot zorgcontinuïteit in de regio verder versterkt Planvorming en advisering De GHOR levert samen met de afdeling risicobeheersing van VrZW een bijdrage aan de planvorming rond het Hembrugterrein in Zaanstad (ontwerp omgevingsplan Hembrugterrein gemeente Zaanstad). Daarnaast participeert de GHOR in de organisatie van de netwerkdag VrZW, levert een bijdrage aan de risicocommunicatie en de nieuwe website van VrZW. Burap II 2017 Versie

131 Omdat de regio Zaanstreek-Waterland meer dan 100 kilometer van een kerncentrale verwijderd ligt, vindt hier geen predistributie van jodiumtabletten plaats. In afstemming met VrZW en GGD, is een communicatieboodschap voorbereid, waarin wordt uitgelegd waarom de burgers in Zaanstreek- Waterland niet voor deze predistributie in aanmerking komen. Er wordt een toenemend beroep op de expertise van de GHOR gedaan bij het verlenen van vergunningen voor evenementen door gemeenten. De verwachting is dat het aantal adviezen op jaarbasis hoger zal uitkomen dan over Versterking multidisciplinaire samenwerking In 2016 is veel geïnvesteerd in het verbeteren van de afstemming en samenwerking tussen GHOR en VrZW op het gebied van opleiden, trainen en oefenen en het evalueren van inzetten. Vastgesteld wordt dat de verbeterslagen hun effect hebben in een betere en efficiëntere samenwerking. Terrorismegevolgbestrijding Onder regie van de GHOR bereiden de partners in de witte keten (ambulancezorg, ziekenhuizen, traumacentra en andere ketenpartners, ook in buurregio s) in de regio zich voor op een terroristische aanslag, met als uitgangspunt een zogenoemd Commander s Intent. Dit gebeurt in de projectgroep TGB, waarin de genoemde partijen alle zitting hebben. De organisaties zijn redelijk op orde, maar de aansluiting op elkaar kan beter, ook met bijvoorbeeld de DSI 3. De basislijnen liggen vast, maar de communicatie dient nog verbeterd te worden. Het Commander s Intent is multidisciplinair gedeeld. Op 8 en 9 november vindt in de regio Amsterdam-Amstelland een grote TGB oefening plaats. De informatiedeling tussen de GHOR en de zorginstellingen is een van de oefendoelen. Omdat Zaanstreek-Waterland effectgebied kan zijn in geval van terroristische aanslag doen ook zorginstellingen uit Zaanstreek-Waterland hieraan mee. Prestatieindicatoren KPI Norm Toelichting Percentage ketenpartners waarmee 100% 88% actuele schriftelijke afspraken gemaakt zijn (Sector Acute Zorg) Percentage relevante evenementen waarbij 90% 100% GHOR geadviseerd heeft (t.o.v. evenementen waarbij GHOR had moeten adviseren) (Evenementenkalender) Percentage ketenpartners met een actueel 70% 64% continuïteitsplan Percentage ziekenhuizen in de regio met 100% 100% een actueel Zirop 5 Percentage ketenpartners dat oefent 70% 100% conform schriftelijke afspraken Percentage opgeleide, getrainde en geoefende GHOR-functionarissen (conform de hiervoor geldende eisen in het jaarplan OTO) 90% 96% 3 De Dienst Speciale Interventies (DSI) van de Landelijke politie-eenheid kan ingezet worden bij terroristische dreiging of hoge mate van geweld. 4 Nog geen cijfers beschikbaar, deze worden in de jaarverantwoording 2017 gepresenteerd. 5 Ziekenhuis rampenopvang plan Burap II 2017 Versie

132 Percentage gealarmeerde GHORfunctionarissen dat bij GRIP-incidenten binnen gestelde tijden met de uitvoering van zijn taken begint (betreft functionarissen met vastgestelde/wettelijke opkomstverplichting) 90% 100% 2.3 Wat heeft het gekost? Programma GHOR Begroting Begrotings- Begroting na Realisatie Eindejaars Mutaties primair wijzigingen wijziging per prognose Lasten Baten Totaal saldo van baten en lasten Toelichting Er zijn geen mutaties gemeld voor Burap 2017-II. Burap II 2017 Versie

133 3. Programma Gemeenten Doel Bevolkingszorg ten tijde van een crisis of calamiteit richt zich op die mensen die betrokken zijn en niet in staat zijn zichzelf te helpen. Ook zorgt Bevolkingszorg voor communicatie over de crisis of calamiteit en draagt zorg voor feitelijke informatievoorziening, een eventueel handelingsperspectief en duiding van het incident. In Zaanstreek-Waterland willen we een realistische en eigentijdse Bevolkingszorg. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de bevolking bij rampen en crises. Om hier efficiënt en effectief uitvoering aan te kunnen geven, zijn de bevolkingszorgprocessen regionaal georganiseerd. De gemeenten worden daarbij ondersteund door de sectie gemeenten van VrZW. 3.1 Wat wilden we bereiken? Prioriteiten in 2017 Het Programma Gemeenten zet de in 2015 in gang gezette doorontwikkeling van Bevolkingszorg voort in De ambitie tot een doorontwikkeling komt direct voort uit de resultaten van de periodieke systeemtest 6 en evaluaties van daadwerkelijke calamiteiten. De doorontwikkeling zet in op een kleine, snel inzetbare, goed opgeleide groep functionarissen voor de eerste uren van de calamiteit met een snelle aanhaking van de betrokken gemeente. Om dit te bereiken gelden de volgende actiepunten als prioriteiten voor 2017: Uitwerken van de doorontwikkeling om te komen tot een eigentijds en realistische Bevolkingszorg. Bevolkingszorg is vraaggericht en richt zich uitsluitend op die burgers die hulp nodig hebben. Deze lijn (Bevolkingszorg op Orde 2.0) is eerder ingezet en wordt in 2017 verder geëffectueerd. Vakbekwame functionarissen voeren Bevolkingszorg uit, en spelen daarbij in op de maatschappelijke behoeften tijdens een incident. Eén van de prestatie-eisen van bevolkingszorg is een snelle eerste berichtgeving bij incidenten naar de samenleving waardoor burgers zelfredzaam kunnen handelen. In 2016 is, in samenwerking met crisiscommunicatieadviseurs, bepaald wat allemaal moet gebeuren om in de praktijk de prestatie-eisen te halen. In 2017 gaan we hiermee in de praktijk werken. Samen met de Adviseurs Crisisbeheersing wordt de interregionale samenwerking versterkt. Het samen invullen van de sleutelfuncties, het samen opleiden, trainen en oefenen en het uitwisselen van best practices staat hierbij centraal. In 2016 is de doorontwikkeling van bevolkingszorg geïmplementeerd. Onderdeel van de doorontwikkeling was een efficiëntere inrichting van de stafsectie bevolkingszorg in Regionaal Operationeel Team (ROT) en Team Bevolkingszorg (TBz). In 2017 werken we met deze nieuwe samenstelling bij incidenten en oefeningen. Aan de hand van ervaringen wordt dit verder bijgeschaafd. In 2017 is het streven dat de gemeente sneller aanhaakt op de regionale crisisorganisatie, ten tijde van een incident. Zodat de aldaar aanwezige kennis en expertise snel en optimaal benut wordt. De risicocommunicatie van VrZW en het Programma Gemeenten beogen de zelfredzaamheid van de burger, daar waar het kan, tot een vanzelfsprekendheid te maken. 6 Een systeemtest is een zo realistisch mogelijke praktijktest voor crisisteams. Burap II 2017 Versie

134 3.2 Wat hebben we gedaan? Voortgang Per 1 juli 2017 heeft Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland een pool met landelijk gecertificeerde Officieren van Dienst Bevolkingszorg die de belangen van alle gemeenten in onze regio al in een vroeg stadium bij calamiteiten behartigt. Ook de pool van Hoofden Taakorganisatie Crisiscommunicatie (HToC) heeft een op maat gemaakt certificeringstraject met goed gevolg doorlopen. De vakbekwaamheid van deze twee essentiële sleutelfuncties is hiermee op orde. Daarnaast is er een extra slag gemaakt om de werkprocessen rondom crisiscommunicatie te verbeteren aan de hand van praktijkervaringen. Inmiddels ligt er een nieuw draaiboek crisiscommunicatie dat aansluit bij de praktijk. Bovendien wordt binnen NW3 verband de samenwerking met omliggende regio s gezocht als het gaat om: 1. het vormgeven van een gezamenlijk opleidingsprogramma voor crisisfunctionarissen (daar waar mogelijk); en 2. het treffen van voorbereidingen voor een bedrijfszekere alarmering van Bevolkingszorg binnen de nieuwe Landelijke Meldkamer Organisatie (LMO) in Tot slot krijgen we gedurende 2017 steeds meer ervaring met de efficiëntere inrichting van Bevolkingszorg tijdens incidenten. Het resultaat uit evaluaties is daarbij positief. Prestatie-indicatoren KPI Norm Toelichting Kwalitatief goede bevolkingszorg Voor 100% voldoen aan de prestatie-eisen voor Bevolkingszorg eigentijds en 100% 80% Regelmatig evaluatie en aanpassing van de handboeken Monodisciplinair tijdige evaluatie van incidenten, binnen een maand na het incident voor de direct betrokken medewerkers Alarmering volgens GRIP of knoppenmodel voor piket Bevolkingszorg adequaat Resultaat van de opleidingen, trainingen en oefeningen. realistisch Minimaal twee jaarlijks aanpassingen 100% van de betrokkenen hebben inbreng gehad 100% van de gealarmeerden is aanwezig binnen de opkomsttijd 100% van de gemeentelijke sleutelfunctionarissen is vakbekwaam 100% 100% 100% 60% 100% 100% 100% 100% Conform de opleidingseisen/kwalificatieprofielen GROOT/GROOTER Burap II 2017 Versie

135 3.3 Wat heeft het gekost? Programma Gemeenten Begroting Begrotings- Begroting na Realisatie Eindejaars Mutaties primair wijzigingen wijziging per prognose Lasten Baten Totaal saldo van baten en lasten Analyse product Gemeenten Lasten V / N Incidenteel Structureel a. Herverdeling budget emolumenten 306 N 306 Totaal lasten 306 N Saldo 306 N Toelichting lasten a. Herverdeling budget emolumenten Het voordelige structurele resultaat op emolumenten wordt veroorzaakt door een viertal vergoedingssoorten die voorheen bij emolumenten zijn opgenomen. Met de inrichting van het nieuwe salarissysteem zijn deze vergoedingssoorten onder salariskosten opgenomen. Het betreft de volgende vier vergoedingssoorten: chauffeurstoelage, toelage vrijwillig commandant, garantie wachtdienst en afbouw repressieve roostertoeslag. Burap II 2017 Versie

136 4. Programma Crisisbeheersing, Rampenbestrijding en Brandweerzorg Doel VrZW sluit aan bij de landelijke ontwikkelingen in het kader van het Project RemBrand waarbij de doelstelling is: Minder brand, minder slachtoffers, minder schade. Met RemBrand werken de veiligheidsregio s samen om de brandveiligheid te verbeteren. RemBrand heeft een bredere benadering van brandveiligheid tot doel, waarbij ook burgers, bedrijven, instellingen en vele andere organisaties een prominente rol spelen aan de voorkant van de veiligheidsketen. 4.1 Product Risicobeheersing Doel De afdeling Risicobeheersing werkt regionaal en in samenwerking met partners aan het voorkomen van onveilige situaties (onder andere op het gebied brandveiligheid, waterveiligheid en evenementenveiligheid). En waar voorkomen niet mogelijk is, wordt gewerkt aan het beperken van de effecten van onveilige situaties. Risicobeheersing streeft ernaar dat bewoners, bedrijven en instellingen zich meer bewust zijn van de rol die zij zelf spelen op het gebied van (brand)veiligheid. VrZW stimuleert eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid. Voorlichting en risicocommunicatie geven hen daarbij voldoende handelingsperspectieven Wat wilden we bereiken? Prioriteiten in 2017 Voor de afdeling Risicobeheersing zijn in 2017 de volgende prioriteiten vastgesteld: Het sturen op brandveiligheidsbewustzijn en eigen verantwoordelijkheid door activiteiten op het gebied van (brand)veilig leven; Het geven van handelingsperspectieven op vaste en actuele thema s; Het actualiseren van het Regionaal Risicoprofiel; Het terugdringen van onechte en ongewenste brandmeldingen; Het adviseren op de WABO en het (zelf)toezicht hierop Wat hebben we gedaan? Voortgang (Brand)veilig leven Het aantal voorlichtingsmomenten binnen de gemeenten van Zaanstreek- Waterland op het gebied van Brandveilig leven blijft toenemen. Voorlichting met de VR Experience 7 levert enthousiaste reacties op en wordt nu toegepast binnen alle doelgroepen. Het totaalconcept van beleven in een virtual reality omgeving is het startpunt om het gesprek over het brandveiligheidsbewustzijn met de burger aan te gaan. Door dit gesprek krijgen burgers ook meer inzicht in hun eigen verantwoordelijkheid. Ook de 3-minuten boodschap (3-minuten in de rook is in veel gevallen dodelijk) wordt actief benoemd in de gesprekken. Burap II 2017 Versie 1.0 De samenwerking in het kader van de WMO begint vorm te krijgen. De 7 De Brandweer VR Experience is een unieke Virtual Reality (VR) ervaring in 360, en is gericht op het vergroten van de bewustwording op het gebied van brandveiligheid. 16

137 samenwerking is gestart met het leren kennen van partners en met het uitwisselen van informatie. Hierna kan er verder gekeken worden naar integrale samenwerking. Hetzelfde geldt voor de samenwerking met de (sociale) wijkteams. Ouderen en verminderd zelfredzamen Zelfredzaamheid en samen-redzaamheid zijn de belangrijke thema s op dit gebied. Om zelfredzaamheid en samen-redzaamheid te vergroten is een maatschappelijke ontruimingsoefening gehouden in een wooncomplex met ouderen. Daarnaast hebben vier ontruimingsoefeningen op basis van het project Geen Nood Bij Brand plaatsgevonden bij zorginstellingen. Eén oefening kon geen doorgang vinden door het warme weer. De zorginstellingen zijn tevreden over de samenwerking en de wijze waarop invulling aan de oefeningen wordt gegeven. Daarnaast is op diverse momenten voorlichting over brandveiligheid gegeven en wordt op aanvraag aangesloten bij zogenoemde keukentafelgesprekken. Tenslotte is verder uitvoering gegeven aan de gesprekken met woningcorporaties in het kader van de ombouw van zorginstelling naar woongebouw. In deze gesprekken worden corporaties aangespoord om hogere brandveiligheidseisen te treffen dan wettelijk vereist. VrZW werkt hierbij nauw samen met onder andere gemeenten en zorgpartijen. Risicocommunicatie De ontwikkeling van de nieuwe interactieve website voor VrZW verloopt naar wens. De aanbestedingsprocedure is afgerond. Op de nieuwe website kunnen burgers informatie vinden over bijvoorbeeld handelingsperspectieven voorafgaand en tijdens een incident. Risicocommunicatie richt zich op actuele thema s. Regionaal risicoprofiel (RRP) Het RRP wordt één keer in de vier jaar volledig herzien. Tussentijds vinden er relevante aanvullingen plaats. In 2017 wordt het RRP aangevuld met een scenario uitbraak besmettelijke ziekte, een scenario extreem weer en een scenario ongeval met een schip. Deze drie nieuwe scenario s zijn opgesteld. Tijdens een multidisciplinaire werksessie, in oktober 2017, zullen deze scenario s worden besproken en gewogen op impact en waarschijnlijkheid. Tijdens deze werksessie wordt ook aandacht besteed aan beïnvloedingsmogelijkheden en wordt een actieplan opgesteld. Brandrisicoprofiel Het brandrisicoprofiel is de onderlegger geweest voor het Dekkingsplan In die gevallen waar de opkomsttijden van de risicovolle gebruiksfuncties worden overschreden, worden beheersmaatregelen voorgesteld. In oktober 2017 ligt het voorstel hiervoor in het bestuur. Naar aanleiding daarvan zal de planning voor uitvoering opgesteld worden voor periode Structureel Terugdringen Onechte en Ongewenste Meldingen (STOOM) Om het aantal onnodige uitrukken te verlagen, heeft het terugdringen van het aantal onechte en ongewenste brandmeldingen sinds 2011 de aandacht. Op grond van de cijfers in de eerste acht maanden van 2017 wordt, op basis van extrapolatie, verwacht dat de afname (eind 2017) ten opzichte van 2012 uitkomt op 47%. Advisering WABO en toezicht Het aantal aanvragen voor advies brandveiligheid op het gebied van de WABO is toegenomen sinds Daarnaast vraagt een groot aantal adviezen meer tijd vanwege de complexiteit van de aanvraag en de toe te passen gelijkwaardigheid. Indien de adviestermijn wordt overschreden, vindt afstemming met de gemeenten plaats. De advisering op het gebied van milieu Burap II 2017 Versie

138 en brandveiligheid verloopt volgens afspraak. Bij de toezichtmomenten speelt voorlichting een belangrijke rol. De nadruk ligt op bewustwording van de burger en de ondernemer en op het vergroten van de zelfredzaamheid. Veel capaciteit wordt hierop ingezet. Daarnaast wordt samengewerkt met de gemeenten Zaanstad en Purmerend op het gebied van illegale bewoning. Recent zijn door deze gemeenten projecten gestart op het gebied van illegale bewoning. VrZW levert hiervoor capaciteit op het gebied van toezicht. Prestatieindicatoren KPI Norm Toelichting Percentage van de aangevraagde adviezen is binnen de hiervoor gestelde termijn (twee weken na ontvankelijkheid) afgegeven. Percentage toezicht conform vastgesteld in het gemeentelijke handhavingsuitvoeringsprogr amma voor de gemeenten Beemster, Edam-Volendam, Purmerend, Waterland en Zaanstad. Percentage minder risicovolle bouwwerken (PREVAP-klasse C en D) waar zelftoezicht plaats vindt. Percentage van de vereiste objectinformatie (aanvalsplannen, bereikbaarheidskaarten) is gereed conform het handboek. Afname aantal ongewenste en onechte meldingen tov 2011 (n-jaar) (1807 meldingen) 100% 92% 90% Door toename van het aantal adviezen en de complexiteit hiervan is de 100% niet gehaald. 100% 62% 95% Door verschuiven van capaciteit naar projecten illegale bewoning, zal er naar verwachting in het laatste kwartaal onvoldoende capaciteit zijn om de norm te halen. Dit is met de betreffende gemeenten besproken. 100% 72% 100% (Zaanstad) Zelftoezicht is na de pilotperiode in 2016 uitgebreid over de hele regio. Gebleken is dat deze vernieuwde toezichtmethode hier en daar meer sturing op de klanten vereist. 100% 75% 100% Door overzetten van de objectinformatie naar een interregionale standaard loopt het updaten van de objectinformatie vertraging op. Alle nieuwe objecten worden wel toegevoegd. 50% (904) 47% (963 obv extrapolatie) 41% (1072) Met de huidige inspanningen lijkt het plafond van de afname van ongewenste en onechte meldingen bereikt. In de aanloop naar de GMK wordt het terugdringen van deze meldingen onderdeel van een interregionaal proces Burap II 2017 Versie

139 4.1.3 Wat heeft het gekost? Programma CRIB Begroting Begrotings- Begroting na Realisatie Eindejaars Mutaties product Risicobeheersing primair wijzigingen wijziging per prognose Lasten Baten Totaal saldo van baten en lasten Analyse product Risicobeheersing Lasten V / N Incidenteel Structureel a. Herverdeling budget emolumenten V Totaal lasten V Baten V / N Incidenteel Structureel b. Detachering medewerker V Totaal baten Saldo V Toelichting lasten a. Herverdeling budget emolumenten Het voordelige structurele resultaat op emolumenten wordt veroorzaakt door een viertal vergoedingssoorten die voorheen bij emolumenten zijn opgenomen. Met de inrichting van het nieuwe salarissysteem zijn deze vergoedingssoorten onder salariskosten opgenomen. Het betreft de volgende vier vergoedingssoorten: chauffeurstoelage, toelage vrijwillig commandant, garantie wachtdienst en afbouw repressieve roostertoeslag. Toelichting baten b. Detachering medewerker Vergoeding voor de personeelskosten van een gedetacheerde medewerker. Burap II 2017 Versie

140 4.2 Product Vakbekwaamheid & Kennis Doel De afdeling Vakbekwaamheid & Kennis zorgt ervoor dat de medewerkers van VrZW en die van haar crisispartners opgeleid, getraind en geoefend zijn voor de uitvoering van de (basis)brandweerzorg en de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Daarnaast biedt de afdeling een samenwerkingsplatform tussen de acht regiogemeenten op het gebied van rampenbestrijding en crisisbeheersing. Ook onderhoudt de afdeling contacten met vitale partners op dit gebied. De afdeling fungeert als katalysator in het proces om te komen tot een lerende organisatie. Dit wordt bereikt door het uitvoeren van evaluaties van mono- en multidisciplinaire incidenten en het acteren als kennismakelaar Wat wilden we bereiken? Prioriteiten in 2017 Voor 2017 vakbekwaamheid een aantal speerpunten: Samenwerking brandweeronderwijs NW4. We werken toe naar één vakbekwaamheidsorganisatie voor NW4, waarbij verdere verbetering en professionalisering van onderwijs centraal staan. Informatiemanagement We implementeren de netcentrische werkwijze (verder) en verzorgen de opleidingen voor de informatiefunctionarissen. Kwalitatief registreren We voeren kwalitatieve registratie bij evaluaties in: op medewerkersniveau vastleggen van wat er is gebeurd én de optimale invulling van het volgende oefenmoment bepalen Wat hebben we gedaan? Voortgang Burap II 2017 Versie 1.0 Voor een bijdrage aan de doelstelling Effectiever uitvoeren van de kerntaken verricht de afdeling Vakbekwaamheid en Kennis de volgende activiteiten: Zorgdragen voor vakbekwame medewerkers Naast de reguliere inzet voor het vakbekwaam krijgen en houden van medewerkers, draait het om het versterken van de vakbekwaamheid van de (wisselende) specialismen, en de flexibele voertuigbezetting. Multidisciplinair Opleiden, Trainen en Oefenen (MOTO) Het MOTO richten we verder in naar de vakbekwaamheidseisen afgeleid van de in 2016 vastgestelde functieprofielen. Alle piketfunctionarissen Informatie zijn gecertificeerd conform de IFV-vereisten. Ook zijn de Voorlichters van Dienst en de Informatiemanagers CoPI en ROT opgeleid om met optische en geluidssignalen te mogen rijden. Er zijn twee themabijeenkomsten Asbest voor de crisisorganisatie georganiseerd en één themabijeenkomst Strafrechtelijke aspecten crisisbeheersing voor het beleidsteam. Het CoPI en ROT zijn drie oefeningen aangeboden. Evalueren van incidenten We werken conform de in 2016 vastgestelde structuur voor evalueren. Er heeft één GRIP 2 plaatsgevonden en die is geëvalueerd. We onderzoeken welk systeem we willen gaan hanteren voor het beheer van actiepunten uit evaluaties. Met de regiogemeenten zijn hiertoe nog aanvullende afspraken noodzakelijk. Het opstellen van het nieuwe format voor bestuurlijke rapportages bevindt zich in de eindfase. Regierol crisisbeheersing en rampenbestrijding / netcentrisch werken 20

141 We monitoren de kwaliteit van de individuele multidisciplinaire sleutelfunctionarissen op vakbekwaamheidsmomenten. Voor een bijdrage aan de doelstelling Effectiever invoeren van de kerntaken verrichten Vakbekwaamheid & Kennis de volgende activiteiten: Versterken interregionale samenwerking In NW4 bieden we een netwerkdag aan voor operationeel leidinggevenden en trekken we gezamenlijk op bij multidisciplinaire oefeningen. Ook onderzoeken we het opzetten van een gezamenlijke pool van coördinatoren voor het begeleiden en evalueren van oefeningen. Samenwerking vitale partners We stemmen (interregionaal) af en maken samenwerkingsafspraken in het Netwerk Vitale Veiligheid met de partners Defensie, Hoogheemraadschap, Rijkswaterstaat, PWN, Liander, Provincie en Prorail. Inrichten meldpunten voor spoedeisende meldingen tijdens stroomuitval In multidisciplinair verband verkennen we de mogelijkheden om onze brandweerkazernes als meldpunten voor spoedeisende meldingen in te richten. Prestatieindicatoren KPI Norm Toelichting Percentage van de medewerkers is opgeleid en geoefend conform de in de regio geldende eisen Percentage operationele functionarissen in de rol van OvD, HOvD en AGS waaraan kwalitatieve toets aangeboden is op basis van het 100% 100% 100% vastgestelde beleid. Percentage van operationele functionarissen in de rol van OvD, HOvD en AGS die daadwerkelijk deelgenomen heeft aan kwalitatieve toets. Mate waarin (multidisciplinaire) vakbekwaamheid van gemeentelijke sleutelfunctionarissen binnen maand na MOTO-activiteit vastgelegd en opvraagbaar is. Slagingspercentage van het Periodiek Preventief Medisch Onderzoek Percentage PPMO testen dat wordt aangeboden aan medewerkers die actief zijn in de basisbrandweerzorg. Percentage medewerkers die actief zijn in de basisbrandweerzorg die PPMO test daadwerkelijk ondergaan hebben. Percentage incidenten waarbij na afloop brandonderzoek is verricht Mate van implementatie en uitvoering brandonderzoek conform vastgestelde beleid (binnen NoordWest4). Percentage aanvragen voor brandonderzoek die beoordeeld zijn op nut en noodzaak. 80% OvD: 60% (over 2017 komt score naar verwachting op 100% uit) AGS: 100% HOvD: 100%, 100% 100% 100% Loopt, gegevens worden geregistreerd 100% 100% 100% 80% 60% 100% Van de jaarplanning 100% 100% Conform planning 100% 100% 100% Van 19 aanvragen is beoordeeld of brandonderzoek zinvol is. In 11 gevallen is het uitgevoerd. Burap II 2017 Versie

142 4.2.3 Wat heeft het gekost? Programma CRIB Begroting Begrotings- Begroting na Realisatie Eindejaars Mutaties product Vakbekwaamheid en Kennis primair wijzigingen wijziging per prognose Lasten Baten Totaal saldo van baten en lasten Analyse product Vakbekwaamheid en Kennis Lasten V / N Incidenteel Structureel a. Herverdeling budget emolumenten V b. Correctie resultaatbestemming 2016 Regionaal Dekkingsplan (budgettair neutraal) N c. Lagere kosten koude opleidingen (eigen personeel) V d. Lagere kosten realistisch oefenen V e. Minder inhuur PPMO V f. Lagere kosten brandweeropleidingen V g. Projectkosten versterking brandweeronderwijs N h. Projectkosten dekkingsplan V Totaal V Baten V / N Incidenteel Structureel i. Detachering tweetal medewerkers V j. Verrekening projectkosten versterking brandweeronderwijs V k. Opbrengst externe cursisten N Totaal baten N Saldo V Toelichting lasten a. Herverdeling budget emolumenten Het voordelige structurele resultaat op emolumenten wordt veroorzaakt door een viertal vergoedingssoorten die voorheen bij emolumenten zijn opgenomen. Met de inrichting van het nieuwe salarissysteem zijn deze vergoedingssoorten onder salariskosten opgenomen. Het betreft de volgende vier vergoedingssoorten: chauffeurstoelage, toelage vrijwillig commandant, garantie wachtdienst en afbouw repressieve roostertoeslag. b. Correctie resultaatbestemming 2016 Regionaal Dekkingsplan (budgettair neutraal) Bij de technische verwerking van de resultaatsbestemming is dit bedrag op een verkeerd codenummer geboekt. Betreft een budget neutrale correctie tussen de producten Vakbekwaamheid en Kennis en Incidentbestrijding. c. Lagere kosten koude opleidingen (eigen personeel) Budget wordt niet volledig benut. d. Lagere kosten realistisch oefenen Er wordt een voordeel verwacht van incidenteel. Dit wordt veroorzaakt enerzijds door inzet van capaciteit voor het Regionaal Dekkingsplan en anderzijds doordat rekening was gehouden met de aanbesteding realistisch oefenen begin november 2017 zou zijn afgerond. Het Burap II 2017 Versie

143 was de bedoeling de aanbesteding te starten voor het zomerreces. Echter de voorbereidingen voor de aanbestedingen zijn pas begin september gestart. e. Minder inhuur PPMO De PPMO begroting is primair gebaseerd op inhuur van externen. In de praktijk wordt echter veelal met eigen personeel gewerkt. Deze werknemers krijgen een vrijwilligersvergoeding of compenseren de ingezette uren met verlof. Wanneer de ingezette uren gecompenseerd worden met tijd worden er geen kosten gemaakt. Hierdoor kan een deel van het budget incidenteel vrijvallen. f. Lagere kosten brandweeropleidingen De opleidingskosten rijbewijs C zijn lager. Daarnaast wordt op realisatie en beheer een voordeel van verwacht. g. Projectkosten versterking brandweeronderwijs Samen met Veiligheidsregio Noord-Holland Noord, Kennemerland en Amsterdam-Amstelland is VrZW voornemens te komen tot één opleidingsinstituut voor brandweeropleidingen. Het project brandweerschool wordt vanuit VrZW financieel-technisch gecoördineerd. Dit betekent dat zowel de kosten als de baten in de administratie van VrZW worden opgenomen. Ter dekking van de projectkosten wordt per partner vrijgemaakt. Totaal budget De bijdrage van VrZW aan het project is reeds middels een technische begrotingswijziging overgeheveld naar het project. Zie ook baten. h. Projectkosten dekkingsplan De VNG vergoedingen die aan de instructeurs in het kader van de TsFlex trainingen zijn betaald waren lager dan begroot (voordeel van 8.000). De kosten van consumpties en wrakken waren iets hoger ( 2.000), omdat er in 2016 extra sessies moesten worden ingepland voor deelnemers die in 2016 niet konden aansluiten bij de geplande sessies. Toelichting baten i. Detachering tweetal medewerkers Vergoeding voor de personeelskosten van een tweetal gedetacheerde medewerkers. j. Verrekening projectkosten versterking brandweeronderwijs Samen met Veiligheidsregio Noord-Holland Noord, Kennemerland en Amsterdam-Amstelland wil VrZW een brandweerschool oprichten. Ter dekking van de projectkosten wordt per partner vrijgemaakt. Totaal budget De bijdrage van VrZW aan het project is reeds middels een technische begrotingswijziging overgeheveld naar het project. Zie ook lasten. k. Opbrengst externe cursisten Een opbrengst van is begroot voor opleidingen. Dit betreft cursisten van externe partijen die deelnemen aan VrZW opleidingen. In 2017 zijn er geen cursisten van externe bedrijven. Begin 2017 is in het KANZ-overleg afgesproken dat voor cursussen tussen NW4-partners geen verrekening plaatsvindt. De opbrengst opleidingen wordt structureel naar beneden bijgesteld. Burap II 2017 Versie

144 4.3 Product Incidentbestrijding Doel De afdeling Incidentbestrijding richt zich op het in standhouden van het bestuurlijk vastgestelde niveau van brandweerzorg en zo mogelijk verhogen van de fysieke veiligheid van alle inwoners van Zaanstreek-Waterland. Het uitgangspunt is dat iedere burger in Zaanstreek-Waterland overal kan rekenen op een adequaat niveau van brandweerzorg. De kwaliteitseisen vanuit de Wet veiligheidsregio s en bijbehorende besluiten zijn hierbij bepalend. De afdeling Incidentbestrijding zet de komende jaren in op een goede beoordeling door klanten en partners van de reguliere en opgeschaalde werkprocessen van de brandweer (basisvoorzieningen). Tevens draagt zij bij aan het informeren van burgers binnen de regio als het gaat om fysieke risico s en het informeren over haar eigen operationele optreden. De afdeling Incidentbestrijding heeft als doelstellingen: minder brand-minder schade en een betrouwbare en betaalbare dienstverlening, gekoppeld aan een slagvaardige organisatie van de repressieve brandweerzorg. Het beter benutten van vrijwillige inzet speelt als een rode draad door deze doelstellingen heen Wat wilden we bereiken? Prioriteiten in 2017 Voor de afdeling Incidentbestrijding zijn in 2017 de volgende prioriteiten vastgesteld: Het doorontwikkelen van een slagvaardige, effectieve en doelmatige Brandweerorganisatie, Moderniseringsprogramma brandweer, Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO) Wat hebben we gedaan? Voortgang Doorontwikkelen brandweerorganisatie 2017 staat in het teken van de gefaseerde implementatie van de maatregelen in het kader van het Regionaal Dekkingsplan. Met de implementatie van het dekkingsplan wordt een toekomstbestendige brandweerorganisatie ingericht voor de regio Zaanstreek-Waterland waarbij kwaliteitswinst en doelmatigheidswinst worden behaald. In de afgelopen periode is hard gewerkt aan de diverse elementen uit het dekkingsplan waarbij te denken valt aan het uitvoeren van het materieelspreidingsplan, het sluiten van posten en het opleiden van al het repressieve personeel voor een nieuwe manier van werken met de zogenaamde TsFlex. Het project met betrekking tot de implementatie van het dekkingsplan ligt op schema en is in de afrondende fase. Het aantal vrijwilligers ligt nog boven de afgesproken formatie. In een separate rapportage wordt het bestuur verder geïnformeerd over de voortgang van de maatregelen uit het dekkingsplan. Moderniseringsprogramma brandweer Het moderniseringsprogramma van Brandweer Nederland leidt tot een andere kijk op de producten. Van activiteitgericht naar uitkomstgericht werken. Het programma wordt doorvertaald naar onze regio en is tevens onderdeel van de implementatie van het nieuwe regionale dekkingsplan. Hieronder vallen niet alleen thema s als variabele voertuigbezetting, visie op vrijwilligheid en opkomsttijden (vernieuwde repressie) maar ook het verbinden hiervan met het project Brandveilig Leven. Vrijwilligers op de diverse posten kunnen worden ingezet bij voorlichting over brandveiligheid, maar ook kunnen zij meewerken Burap II 2017 Versie

145 bij oefeningen in bijvoorbeeld zorg- en/of onderwijsinstellingen en/of het organiseren van open dagen van de brandweer. Wat betreft de variabele voertuigbezetting is VrZW actief met de pilot met een tweepersoons snel inzetbaar voertuig (SI2) en met de invoering van de zogenaamde TsFlex. Dit is een vernieuwend concept waarbij de aard van het incident bepaalt met welke bezetting de brandweer gaat uitrukken; een klein incident kan bijvoorbeeld met minder mensen worden afgehandeld. De SI2 pilot is inmiddels ook uitgebreid naar de brandweerpost aan het Prins Bernhardplein in Zaandam en bijna alle posten binnen VrZW zijn opgeleid om te werken volgens het TsFlex model. Ook het onderwerp arbeidsveiligheid wordt verder uitgewerkt. In 2017 wordt aan de hand van een RI&E (risico-inventarisatie & -evaluatie) bekeken of bovenop de reeds ingevoerde maatregelen meer fundamentele maatregelen noodzakelijk zijn. Dit om er voor te zorgen dat brandweermensen in een meer gezonde omgeving hun arbeid kunnen verrichten. Bij deze maatregelen kan worden gedacht aan het aanpassen van de posten waarbij er een schoon gebied ontstaat en vuil werkgebied. Naast deze activiteiten worden er natuurlijk ook incidenten bestreden; grote en kleine. Bijzonder deze periode waren een zeer grote brand aan de Oostzijde in Zaandam en een zeer grote brand in een voormalig hotel in Kwadijk. Daarnaast zijn er eenheden vanuit Zaanstreek-Waterland ingezet bij een grote brand in augustus in Hoorn. Door de gezamenlijke inzet van beroepskrachten en vrijwilligers zijn deze incidenten op een goede wijze door de brandweer afgehandeld. Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO) Alle disciplines hebben een kwartiermaker aangesteld die, samen met de regionaal kwartiermaker en de ICT-beheerorganisatie, verantwoordelijk zijn voor de totstandkoming van de nieuwe meldkamer. De kwartiermaker Meldkamer Brandweer Noord-Holland heeft van de drie regionaal commandanten de opdracht de inrichting van de samengevoegde meldkamer brandweer ter hand te nemen. Prestatieindicatoren De incidenten tot en met augustus 2017: Soort melding Prio 1 Prio 2 Totaal Brand gebouw Brand Buiten Brand overige Dienstverlening Gezondheid Leefmilieu Ongeval Openbaar Meld Systeem Veiligheid en openbare orde Verkeer Waterongeval Ongeval gevaarlijke stoffen Totaal Burap II 2017 Versie

146 Incidenten tot en met augustus 2016: Soort melding Prio 1 Prio 2 Totaal Binnenbrand Brand overig Dienstverlening Dienstverlening Overig Ongeval gevaarlijke stoffen Openbaar Meld Systeem Overig Waterongeval Totaal Vanwege een andere wijze van registreren wijkt de tabel voor de periode januari tot en met augustus 2017 af van die van dezelfde periode voor De nieuwe tabel bevat meer categorieën is daardoor gedetailleerder. KPI Norm Toelichting Percentage uitrukken die voldoen aan 70,9% 71,2% 77,39% vastgestelde normtijd in het dekkingsplan. (Burap II Percentage sleutelfunctionarissen (OvD, HOvD, AGS) dat binnen de vastgestelde tijd na alarmering ter plaatse was. 2016) 90% 81% 81% (Burap II 2016) Verwerkingstijd meldkamer brandweer 2017 < min 29 sec 1 min 31 sec (Burap II 2016) Percentage geldt voor OvD s Burap II 2017 Versie

147 4.3.3 Wat heeft het gekost? Programma CRIB Begroting Begrotings- Begroting na Realisatie Eindejaars Mutaties product Incidentbestrijding primair wijzigingen wijziging per prognose Lasten Baten Totaal saldo van baten en lasten Analyse product Incidentbestrijding Lasten V / N Incidenteel Structureel a. Herverdeling budget emolumenten V b. Lagere kosten inhuur V c. Nadeel vrijwilligersvergoedingen/ lagere terugloop aantal vrijwilligers N d. Nadeel vrijwilligersvergoedingen/meer voertuigbewegingen N e. Correctie overheveling budget OIV naar Bedrijfsvoering (budgettair neutraal) V f. Bijstelling raming budget OIV n.a.v. MT voorstel februari V g. Project OIV één jaar vertraagd N h. Correctie resultaatbestemming 2016 Regionaal Dekkingsplan (budgettair neutraal) V i. Hogere beheerskosten voertuigen door uitbreiding oefents'en van 3 naar N j. Inhaalslag aanschaf brandweerhandschoenen en -laarzen N k. Hogere kosten materialen uitrukdienst N l. Communicatiemiddelen Precom N m. Extra kosten aanschaf maskers passend bij nieuwe helmen N n. Budget tijdelijke inkopers overhevelen naar Bedrijfsvoering (budgettair neutraal) V o. Stopzetten abonnement Ripples en Zenitel V p. Hogere kosten ademlucht (in relatie tot hogere inkomsten) N q. Hogere kosten afronding dekkingsplan N r. Projectkosten dekkingsplan N s. Reparatie redvoertuig Purmerend N Totaal lasten N Baten V / N Incidenteel Structureel t. Detachering tweetal medewerkers V u. Hogere inkomsten ademluchtdiensten aan derden V v. Hogere inkomsten door verkoop voertuigen aan Politie (LFO/LTFO) V w. Aframing voorziening Bedankregeling vrijwilligers V Totaal baten V Saldo N Toelichting lasten a. Herverdeling budget emolumenten Het voordelige structurele resultaat op emolumenten wordt veroorzaakt door een viertal vergoedingssoorten die voorheen bij emolumenten zijn opgenomen. Met de inrichting van het nieuwe salarissysteem zijn deze vergoedingssoorten onder salariskosten opgenomen. Het betreft de volgende vier vergoedingssoorten: chauffeurstoelage, toelage vrijwillig commandant, garantie wachtdienst en afbouw repressieve roostertoeslag. Burap II 2017 Versie

148 b. Lagere kosten inhuur De prognose voor de kosten van inhuurpersoneel komt lager uit dan begroot. Dit is het gevolg van een lager ziektepercentage en de inzet van vrijwilligers, waardoor geen externe inhuur noodzakelijk is. c. Nadeel vrijwilligersvergoedingen/lagere terugloop aantal vrijwilligers Het is nog niet gelukt om het aantal vrijwilligers te reduceren conform het aantal geprognotiseerd in het Regionaal Dekkingsplan voor Het incidenteel nadeel bedraagt d. Nadeel vrijwilligersvergoedingen/meer voertuigbewegingen In 2017 is de werkwijze voor afhijsingen met brancard door de ambulancedienst gewijzigd. Bij elke afhijsing wordt een tankautospuit opgeroepen. Dit leidt tot meer voertuigbewegingen. Het gaat op jaarbasis om ca 200 voertuigbewegingen x 300 = Op korte termijn vindt een gesprek plaats (in NW3-verband) over deze veranderende werkwijze met de RAV. e. Correctie overheveling budget OIV Bij de verwerking van het project OIV in de begroting 2017 is dit project bij het verkeerde product (Incidentbestrijding) opgenomen, terwijl dit bij Bedrijfsvoering verwerkt had moeten worden. In de structurele wijziging is de overheveling opgenomen. Daarnaast heeft het project één jaar vertraging opgelopen. Dit houdt in dat de kosten voor 2017 op de oude wijze doorlopen en incidenteel voor een negatief resultaat op dit product zorgen. Hiertegen over staat een positief resultaat bij product Bedrijfsvoering. f. Bijstelling raming budget OIV n.a.v. MT voorstel februari 2016 Na het opstellen van begroting 2017 heeft een aanpassing op het budget voor O.I.V. plaatsgevonden, welke resulteert in een positief resultaat. g. Project OIV één jaar vertraagd Zie toelichting e. h. Correctie resultaatbestemming 2016 Regionaal Dekkingsplan Bij de technische verwerking van de resultaatsbestemming is dit bedrag op een verkeerd codenummer geboekt. Betreft een saldo-neutrale correctie tussen de producten Vakbekwaamheid en Kennis en Incidentbestrijding. i. Hogere beheerskosten door extra oefen tankautospuiten (van 3 naar 5 stuks) Voor de implementatie van het dekkingsplan was het noodzakelijk om 600 repressieve medewerkers op te leiden met de TsFlex werkwijze. Om voldoende oefenmateriaal voor handen te hebben was het nodig om voor een langere periode afschreven tankautospuiten in dienst te houden. Daarnaast is binnen O&T een extra tankautospuit aangehouden. Deze wordt eind 2017 verkocht. Dit verklaart de hogere beheerskosten van de voertuigen. j. Inhaalslag aanschaf brandweerhandschoenen en - laarzen Om de uitgifte van kleding op orde te krijgen is een inhaalslag noodzakelijk geweest in k. Hogere kosten materialen uitrukdienst De hogere kosten voor materialen uitrukdienst ad is onder andere het gevolg van het upgraden van het inventaris in de voertuigen naar de regionale bepakking in de tankautospuiten. Daarnaast hebben de vervanging van gereedschapskarren voor de werkplaatsen in Purmerend en Zaanstad en het vervangen van testapparatuur voor het keuren van elektrisch gereedschap gezorgd voor een overschrijding van ruim Burap II 2017 Versie

149 l. Communicatiemiddelen Precom Bij het sluitend maken van begroting 2017 is abusievelijk dit budget afgeraamd, waardoor deze post een overschrijding laat zien. De begrotingspost 2017 was gebaseerd op realisatie In 2015 was echter maar vier maanden in de kosten verantwoord door het aangaan van een nieuw contract. m. Extra kosten aanschaf maskers passend bij nieuwe helmen In verband met de aanschaf van nieuwe helmen, bleken een aantal maskers niet meer goed te passen. Om de veiligheid van de brandweermensen te garanderen, zijn veertig nieuwe maskers aangeschaft. n. Budget tijdelijke inkopers overhevelen naar Bedrijfsvoering Het budget voor de inzet van tijdelijke inkopers wordt overgeheveld naar product Bedrijfsvoering. Dit gebeurt budgettair neutraal. o. Stopzetten abonnement Ripples en Zenitel De Ripples en Zenitel abonnementen zijn opgezegd. Normaal gesproken zou dit leiden tot een structurele besparing. Omdat het structurele financiële effect, na uitname van middelen uit het gemeentefonds nog niet bekend is, wordt deze de besparing als incidenteel voordeel meegenomen. p. Hogere kosten ademlucht in relatie tot hogere inkomsten Er is meer productie bij de ademluchtwerkplaats geleverd ten behoeve van derden. Hierdoor stijgen de kosten en wordt een overschrijding op het budget veroorzaakt. Daartegenover staan hogere inkomsten. q. Hogere kosten afronding dekkingsplan De hogere kosten in verband met afronding dekkingsplan worden voornamelijk veroorzaakt door het op orde brengen van het inventaris op het voertuig. Daarnaast zorgt de verplaatsing van een aantal tankautospuiten voor aanpassingskosten van de rookgasafvoer. Hiermee is geen rekening gehouden in het dekkingsplan. r. Projectkosten dekkingsplan De kosten voor het Regionaal Dekkingsplan komen hoger uit dan begroot. Dit betreft de hogere uitgaven VNG vergoeding veroorzaakt door de deelname van de vrijwilligers aan de trainingen TsFlex omdat niet alle vrijwilliger in 2016 aan deze training hadden deelgenomen. Daarnaast was er in de begroting van het Regionaal Dekkingsplan geen rekening gehouden dat de vergoeding voor deze trainingen van de maanden november en december 2017 uitbetaald werden in de maanden januari en februari 2017 ( ). s. Reparatie redvoertuig Purmerend Door een onvoorziene reparatie en de huur van een vervangend voertuig voor het redvoertuig van Purmerend is een incidenteel budget ad noodzakelijk. Toelichting baten t. Detachering medewerkers Vergoeding voor de personeelskosten van een tweetal gedetacheerde medewerkers. u. Hogere inkomsten ademluchtdiensten aan derden Er is meer productie bij de ademluchtwerkplaats geleverd ten behoeve van derden. v. Hogere inkomsten door verkoop voertuigen aan Politie (LTFO) Met het aangaan van een nieuwe DVO met de politie met betrekking tot LFO/LTFO worden drie voertuigen overgenomen door de politie. Dit zorgt voor een incidenteel positief resultaat. Burap II 2017 Versie

150 w. Aframing voorziening Bedankregeling Vrijwilligers Bij een analyse van de vermindering van het aantal vrijwilligers als gevolg van het sluiten van een 4-tal locaties blijkt dat het saldo van de voorziening Bedankregeling vrijwilligers met een bedrag van naar beneden kan worden bijgesteld. Bij Burap 2018-I zal aan het Algemeen Bestuur worden voorgesteld deze voorziening op te heffen. Het dan aanwezige saldo kan dan komen vrij te vallen ten gunste van de exploitatie. Burap II 2017 Versie

151 4.4. Product Bedrijfsvoering / Veiligheidsbeleid & Strategie Doel Bedrijfsvoering De afdeling Bedrijfsvoering staat voor een effectieve en efficiënte ondersteuning van de andere organisatiedelen bij de uitvoering van haar taken. De afdeling bestaat uit medewerkers met diverse specialismen die in samenwerking met elkaar een belangrijke bijdrage leveren aan de slagvaardige organisatie die VrZW wil zijn. Veiligheidsbeleid & Strategie De activiteiten van het Team Veiligheidsbeleid & Strategie (V&S) richten zich voornamelijk op going concern. V&S ondersteunt de afdelingen, de directeur en het managementteam (MT) VrZW, de Veiligheidsdirectie en het Bestuur met bestuurlijke en strategisch-organisatorische adviezen Wat wilden we bereiken? Prioriteiten in 2017 De bijdrage van Bedrijfsvoering laat zich vertalen in de volgende doelstellingen. Effectiever uitvoeren kerntaken; in 2017: Is de stuur- en verantwoordingsinformatie voor bestuur en management betrouwbaar en verder doorontwikkeld Zijn op basis van een meerjarig informatiebeleidsplan stappen gezet in de doorontwikkeling van de informatievoorziening ondersteunend aan organisatiedoelen en processen Werken medewerkers gericht aan de eigen ontwikkeling, gericht op (huidige of toekomstige functie, binnen of buiten de organisatie) Efficiënter inrichten kerntaken; in 2017: Wordt gewerkt met een nieuwe personeelsadministratie. Wordt gewerkt aan de implementatie van een nieuw financieel systeem Is de organisatie in control ; door het nauwgezet volgen van de planning en control cyclus worden de directeur en het bestuur in staat gesteld om met een redelijke mate van zekerheid te kunnen vaststellen dat de doelstellingen van de organisatie worden gerealiseerd. Is invulling gegeven aan totaal huisvestingsconcept met bijbehorend facilitair concept Beschikt de Veiligheidsregio over een stabiele, moderne en flexibele ICT infrastructuur die tevens het plaats en tijd onafhankelijk werken ondersteunt en een ICT organisatie de ontwikkeling naar een ICT-regie op externe ICTdiensten en cloudoplossingen in kan zetten. Zijn er belangrijke stappen gezet in de overgang van papier naar digitaal werken en archiveren Wat hebben we gedaan? Voortgang Financiën en facilitair In 2017 is middels een meervoudige onderhandse aanbesteding een leverancier gecontracteerd voor de levering van een eigen financieel systeem. De afgelopen maanden is hard gewerkt aan de voorbereiding van de implementatie daarvan. Volgens planning wordt de productieomgeving van de nieuwe financiële administratie, voorzien van de inkoop- en bestelmodule voor het boekjaar 2018 op 15 december 2017 opgeleverd. Deze implementatie stelt de organisatie in staat steeds beter te sturen. Burap II 2017 Versie

152 In samenwerking met een andere veiligheidsregio is op een aantal onderdelen uit de benchmark een verdere verdieping gedaan (huisvestingskosten, ICT kosten en onderhoudskosten). Deze verdieping heeft niet geleid tot andere inzichten dan die uit de benchmark. Het heeft wel handvatten opgeleverd om het financiële systeem nog beter in te kunnen richten. Op het gebied van huisvesting is in nauwe samenwerking met de gemeentelijke vertegenwoordigers een foto huisvesting opgesteld. Deze foto is op 20 oktober jl. in het algemeen bestuur besproken en wordt in de komende maanden verder uit gewerkt. In de afgelopen periode zijn ook de koude en warme risico-inventarisatie en evaluaties (RIE s) in het kader van de arbo wetgeving uitgevoerd. Deze zijn gecombineerd met een inventarisatie op basis van de richtlijn schoon en veilig werken. De verbeterpunten worden uitgewerkt in een plan van aanpak. Waar het aanpassing aan kazernes betreft zal nader overleg plaats vinden met de desbetreffende gemeente. In lijn met de gewijzigde wetgeving is het inkoop-en aanbestedingsbeleid geactualiseerd. Ook het kwaliteitshandboek en het interne controleprotocol zijn geactualiseerd. Meer dan voorheen is het belang benadrukt van het respectievelijke eigenaarschap van de verschillende proceseigenaren, zodat deze ook zelf echt in control zijn van hun eigen processen. Ten aanzien van verzekeringen geldt dat er een aantal polissen afloopt waarbij verzekeraars hebben aangegeven niet tot verlenging over te willen gaan (vanwege het feit deze polissen voor hen onvoldoende rendabel zijn). Er zal opnieuw aanbesteed moeten worden. Mogelijk leidt dit op termijn tot hogere verzekeringskosten. Informatievoorziening Om meer samenhang te brengen in de ontwikkeling van de informatievoorziening en ICT en tevens de prioriteiten op dit gebied goed te kunnen bepalen is in 2015 een informatiebeleidsplan vastgesteld. Op basis van dit plan worden diverse projecten gerealiseerd waaronder digitaal samenwerken. In 2017 wordt in dit kader onder meer gewerkt aan de vervanging van de systemen voor operationele informatievoorziening. Door de archiefinspecteur heeft een audit plaats gevonden. Op basis van de definitieve rapportage is een plan van aanpak opgesteld dat tevens een doorkijk biedt naar de volledige digitalisering van de informatiestromen binnen de organisatie. Op het gebied van ICT heeft de focus gelegen op de realisatie van een uitwijklocatie. In tijden van calamiteiten is het daardoor toch mogelijk te kunnen beschikken over de ICT infrastructuur. Door de realisatie van een stabiele ICT omgeving met bijbehorende beveiliging en de uitrol van mobiele middelen is het voor medewerkers van VrZW mogelijk om plaats- en tijd onafhankelijk te werken. Dit komt de flexibiliteit en slagvaardigheid van de organisatie ten goede, en wordt door de medewerkers zeer gewaardeerd. Personeel In 2016 is een succesvol Europees aanbestedingstraject doorlopen voor de verwerving van een nieuw E HRM systeem dat eind 2016 in de basis is geïmplementeerd. Met de invoering zijn stappen gezet in het verbeteren van de kwaliteit van de dienstverlening en de betrouwbaarheid van gegevens (stuuren verantwoordingsinformatie),mede doordat processen steeds meer Burap II 2017 Versie

153 gestandaardiseerd verlopen. Sinds begin 2017 worden de salarisbetalingen in eigen beheer via dit nieuwe systeem uitgevoerd, en worden verschillende nieuwe modules (zoals verzuimmanagement, performancemanagement en selfservice) verder geïmplementeerd. Met de invoering van de potentieel-performance matrix krijgt de organisatie meer zicht meer op de kwaliteit van het personeelsbestand en kan er met meer focus worden gestuurd op verbetering danwel het ontsluiten van aanwezig potentieel. Hierdoor hebben medewerkers en leidinggevenden een extra middel in handen om met elkaar te spreken over de gerichte ontwikkeling van medewerkers in lijn met de organisatieontwikkeling. Bedrijfsvoering ondersteunt de organisatie ontwikkeling op actieve wijze. Vanuit P&O zijn met alle teams van de organisatie gesprekken gevoerd over de doorontwikkeling van de organisatie en wat dit betekent voor de individuele medewerkers. Basis voor deze gesprekken vormt de betekenis die het nieuwe beleidsplan voor de verschillende teams heeft. Ook wordt breder nagedacht over de relevantie van maatschappelijke ontwikkelingen, en wordt een link gelegd naar de resultaten van het medewerkersonderzoek van Prestatieindicatoren KPI Norm Toelichting Ziekteverzuimpercentage < 4,9% 1,98% 3,4% Landelijk gemiddelde gemeenten = 4,9% Ziekteverzuimfrequentie 0,93 1,3 Personeelsbezetting (aantal fte ten 97,7% 96,12% opzichte van de vastgestelde formatie) Rechtmatigheid (goedkeurende verklaring accountant voor zowel getrouwheid als rechtmatigheid Jaarrekening) Ja Ja Ja Over het jaar 2016 is een goedkeurende verklaring van de accountant voor zowel de getrouwheid als de rechtmatigheid verkregen. Toelichting Het ziekteverzuim is in de afgelopen periode afgenomen tot minder dan 2%. Dat is heel ruim onder het landelijk gemiddelde. Ook de ziekteverzuimfrequentie is afgenomen, wat er op duidt dat ook het korte verzuim minder is geworden. Burap II 2017 Versie

154 4.4.3 Wat heeft het gekost? Programma CRIB Begroting Begrotings- Begroting na Realisatie Eindejaars Mutaties product Bedrijfsvoering/V&S primair wijzigingen wijziging per prognose Lasten Baten Totaal saldo van baten en lasten Analyse product Bedrijfsvoering/Veiligheidsbeleid & Strategie Lasten V / N Incidenteel Structureel a. Herverdeling budget emolumenten V b. Correctie overheveling budget OIV van Incidentbestrijding (budgettair neutraal) N c. Project OIV één jaar vertraagd V d. Aanschaf software digitaal toezicht N e. Accountantskosten meerwerk jaarrekening N f. Aframen DVO Zaanstad 4e kwartaal 2017 verrekening in V g. Diverse lagere kosten beheer en onderhoud facilitaire zaken V h. Jaarlijkse fee Docspro en Unit 4 Business World vanaf 1 mei N i. Schadeuitkeringen personeel en hoofdwerkgevers vrijwilligers N j. Budget tijdelijke inkopers overhevelen vanuit Incidentbestrijding (budgettair neutraal) N k. Huur Prins Bernhardplein cf. afstemming met gemeente Zaanstad V l. Verrekening huurkosten 2016 voormalig gemeentelijk brandweerpersoneel V m. Microsoft jaarlijkse licenties i.p.v. investering N n. Lagere bestuurskosten door 2-daagse naar 1-daagse om te zetten V o. Aframen budget Werving & Selectie door geen moeilijk in te vullen vacatures V Totaal lasten N Baten V / N Incidenteel Structureel p. Schadeuitkeringen van verzekeringsmaatschappijen V Totaal baten V Saldo N Toelichting lasten a. Herverdeling budget emolumenten Het voordelige structurele resultaat op emolumenten wordt veroorzaakt door een viertal vergoedingssoorten die voorheen bij emolumenten zijn opgenomen. Met de inrichting van het nieuwe salarissysteem zijn deze vergoedingssoorten onder salariskosten opgenomen. Het betreft de volgende vier vergoedingssoorten: chauffeurstoelage, toelage vrijwillig commandant, garantie wachtdienst en afbouw repressieve roostertoeslag. b. Correctie overheveling budget OIV van Incidentbestrijding Bij de verwerking van het project OIV in de begroting 2017 is dit project bij het verkeerde product (Incidentbestrijding) opgenomen, terwijl dit bij Bedrijfsvoering verwerkt had moeten worden. In de structurele wijziging is de overheveling opgenomen. Daarnaast heeft het project één jaar vertraging opgelopen. Dit houdt in dat de kosten voor 2017 op de oude wijze doorlopen en incidenteel voor een positief resultaat op dit product zorgen. Tegelijkertijd ontstaat hier tegenover een negatief resultaat op product Incidentbestrijding. Burap II 2017 Versie

155 c. Project OIV één jaar vertraagd Zie toelichting b. d. Aanschaf software digitaal toezicht Voor het toezicht en advisering met betrekking tot brandveilig gebruik wordt gewerkt met meerdere systemen. Door de processen van toezicht en advisering in één digitaal systeem te verwerken, kan efficiënter en effectiever worden gewerkt. In de betrokken producten is geen ruimte meer aanwezig om deze extra kosten op te vangen. e. Accountantskosten meerwerk jaarrekening 2016 De accountantskosten 2016 zijn overschreden door onvoorzien meerwerk met betrekking tot een IT audit bij de gemeente Zaanstad. Deze audit was verplicht voor de verklaring bij de jaarrekening over f. Aframen DVO Zaanstad 4e kwartaal 2017, verrekening in 2018 In de begroting 2017 is voor de werkzaamheden over het 4e kwartaal 2017 en het jaarrekeningwerk en de overdracht van de werkzaamheden door gemeente Zaanstad in het 1e kwartaal 2018 een bedrag opgenomen van De begroting van 2017 is opgesteld in Door gerichte sturing op efficiency, wat leidde tot minder facturen ter verwerking, kan dit bedrag naar beneden bijgesteld worden tot g. Diverse lagere kosten beheer en onderhoud facilitaire zaken Een incidenteel voordeel van is op diverse posten binnen facilitaire zaken ontstaan. h. Jaarlijkse fee Docspro en Unit 4 Business World vanaf 1 mei 2017 In 2017 wordt het nieuwe financiële pakket Business World geïmplementeerd. Vanaf het moment van het beschikbaar stellen van de applicatie moeten de kosten voor de jaarlijkse fee worden betaald. Deze was niet meegenomen in de Businesscase. Hierdoor ontstaat een incidentele extra kostenpost voor 2017, omdat de vaste lasten voor het huidige financiële pakket ook doorlopen. i. Schade uitkeringen personele verzekeringen Betreft de van de verzekering ontvangen en aan personeel uitbetaalde schade uitkeringen. Aan de batenkant komt deze post terug. j. Budget tijdelijke inkopers overhevelen naar Bedrijfsvoering Het budget voor de inzet van tijdelijke inkopers wordt overgeheveld vanaf product Incidentbestrijding. Dit gebeurt budget-neutraal. k. Huur Prins Bernhardplein cf. afstemming met gemeente Zaanstad De huur die VrZW betaalt aan gemeente Zaanstad voor het gebouw Prins Bernhardplein is opnieuw afgestemd. Het huurbedrag in de begroting is hierop aangepast. l. Verrekening huurkosten 2016 voormalig gemeentelijk brandweerpersoneel Deze post betreft een verlaging van de huurkosten Bij de berekening van het huurbedrag Prins Bernhardplein is bij de tweede bestuursrapportage in 2016 uitgegaan van een structurele verlaging van de huur met Hierdoor steeg de verrekening met gemeente Zaanstad met hetzelfde bedrag. In de jaarrekening is dit bedrag als nog te factureren bedragen op de balans opgenomen. Uit de herberekeningen bleek echter dat de indexaties van 2013 en 2014 niet in het huurbedrag waren meegenomen. Met gemeente Zaanstad is verrekend. Het verschil bedraagt m. Microsoft jaarlijkse licentie i.p.v. investering In samenwerking met 25 andere veiligheidsregio s heeft IFV de Burap II 2017 Versie

156 onderhandelingen met Microsoft gevoerd over de levering van het officepakket. De uitkomst is een overeenkomst voor drie jaar. In eerste instantie is hier een investeringskrediet beschikbaar gesteld welke in 3 jaar wordt afgeschreven. Op basis van de overeenkomst ontvangt VrZW jaarlijks een factuur van de leverancier. Hierdoor ontstaat in 2017 een incidenteel nadelig resultaat ontstaan. Deze wordt vanaf 2018 gecompenseerd doordat de begrote kapitaallasten komen te vervallen.. n. Lagere bestuurskosten De bestuurskosten komen lager uit door de geplande 2-daagse om te zetten naar een 1-daagse. Vooralsnog als incidenteel voordeel beschouwd. o. Lagere kosten Werving & Selectie De kosten voor Werving & selectie komen in 2017 lager uit omdat er minder vacatures zijn en de vacatures niet moeilijk te zijn in te vullen. Toelichting baten p. Schade uitkeringen personele verzekeringen Betreft de van de verzekering ontvangen en aan personeel uitbetaalde schade uitkeringen. Er is meer aan schadeuitkeringen ontvangen dan betaald als gevolg van schade bij vrijwilligers zonder werkgever. Gebouwen eigenaar Programma CRIB Begroting Begrotings- Begroting na Realisatie Eindejaars Mutaties Gebouwen - eigenaarslasten primair wijzigingen wijziging per prognose Lasten Baten Totaal saldo van baten en lasten Analyse product Bedrijfsvoering - Gebouwen eigenaar Lasten V / N Incidenteel Structureel a. Nagekomen kosten 2016 n.a.v. huisvestingsfoto (budgettair neutraal) V b. Bijstelling kosten eigendomspanden 2017 (budgettair neutraal) N Totaal lasten N Baten V / N Incidenteel Structureel c. Afrekening nagekomen kosten 2016 i.v.m. huisvestingsfoto (budgettair neutraal) N d. Lagere huuropbrengsten 2016 voormalig gemeentelijk brandweerpersoneel N e. Bijstelling opbrengsten eigendompanden 2017 (zie d. gesloten systeem) V f. Bijstelling opbrengsten eigendompanden 2017 (budgettair neutraal) V Totaal baten V Saldo - V - - Toelichting lasten a. Nagekomen kosten 2016 i.v.m. huisvestingsfoto (budgettair neutraal) In verband met de juiste weergave van de kosten in de huisvestingsfoto, zijn de nagekomen kosten 2016 tot en met 30 juni 2017 afgerekend. Op basis van de financiële gegevens over de jaren 2014 tot en met 2016 is een gemiddelde geïndexeerde prijs afgesproken voor de huisvestingskosten van de brandweerposten. Voor de eigendomspanden is sprake van een gesloten systeem, het gaat hier dus om een budgettair neutrale wijziging. Burap II 2017 Versie

157 b. Bijstelling kosten eigendomspanden 2017 (budgettair neutraal) Door indexatie en een stijging van de onderhoudskosten van de eigenaarspanden van gemeente Zaanstad zijn zowel de kosten als de baten voor hetzelfde bedrag bijgesteld. Toelichting baten c. Afrekening nagekomen kosten 2016 i.v.m. huisvestingsfoto (budgettair neutraal) In verband met de juiste weergave van de kosten in de huisvestingsfoto, zijn de nagekomen kosten 2016 tot en met 30 juni 2017 afgerekend. Op basis van de financiële gegevens over de jaren 2014 tot en met 2016 is een gemiddelde geïndexeerde prijs afgesproken voor de huisvestingskosten van de brandweerposten. Bij de eigendomspanden verloopt dit budgettair neutraal. d. Lagere huuropbrengsten 2016 voormalig gemeentelijk brandweerpersoneel Deze post betreft nagekomen baten uit Bij de berekening van het huurbedrag Prins Bernhardplein is bij de tweede bestuursrapportage in 2016 uitgegaan van een structurele verlaging van de huur met Hierdoor steeg de verrekening met gemeente Zaanstad met hetzelfde bedrag. In de jaarrekening 2016 is dit bedrag als nog te factureren bedragen op de balans opgenomen. Uit de herberekeningen bleek echter dat de indexaties van 2013 en 2014 niet in het huurbedrag waren meegenomen. Met gemeente Zaanstad is verrekend. Het verschil bedraagt e. Bijstelling opbrengsten eigendomspanden (zie d. gesloten systeem) Zie toelichting bij d. f. Bijstelling opbrengsten eigendomspanden 2017 (budgettair neutraal) De mutaties worden één op één door vertaald in de verrekening met de gemeenten i.v.m. het gesloten systeem. Gebouwen gebruiker Programma CRIB Begroting Begrotings- Begroting na Realisatie Eindejaars Mutaties Gebouwen - gebruikerslasten primair wijzigingen wijziging per prognose Lasten Baten Totaal saldo van baten en lasten Analyse product Bedrijfsvoering - Gebouwen gebruiker Lasten V / N Incidenteel Structureel a. Nagekomen kosten 2016 afrekening n.a.v. huisvestingsfoto (creditnota's) V Totaal V Baten V / N Incidenteel Structureel b. Afrekening nagekomen kosten 2016 n.a.v. huisvestingsfoto N c. Bijstelling opbrengsten gebruikspanden 2017 n.a.v. huisvestingsfoto N Totaal baten N Saldo N Burap II 2017 Versie

158 Toelichting lasten Toelichting baten a. Nagekomen kosten 2016 afrekening i.v.m. huisvestingsfoto (creditnota s) In verband met de juiste weergave van de kosten in de huisvestingsfoto, zijn de nagekomen kosten 2016 tot en met 30 juni 2017 afgerekend. Op basis van de financiële gegevens over de jaren 2014 tot en met 2016 is een gemiddelde geïndexeerde prijs afgesproken voor de huisvestingskosten van de brandweerposten. b. Afrekening nagekomen kosten 2016 i.v.m. huisvestingsfoto In verband met de juiste weergave van de kosten in de huisvestingsfoto, zijn de nagekomen kosten 2016 tot en met 30 juni 2017 afgerekend. Op basis van de financiële gegevens over de jaren 2014 tot en met 2016 is een gemiddelde geïndexeerde prijs afgesproken voor de huisvestingskosten van de brandweerposten. c. Bijstelling opbrengsten gebruikspanden n.a.v. huisvestingsfoto De mutaties worden één op één door vertaald in de verrekening met de gemeenten i.v.m. het gesloten systeem. Het verschil wordt veroorzaakt door het BTW nadeel dat voor rekening van VrZW is. Burap II 2017 Versie

159 4.5 Overzicht Algemene Dekkingsmiddelen Algemene dekkingsmiddelen Begroting Begrotings- Begroting na Realisatie Eindejaars Mutaties primair wijzigingen wijziging per prognose Lasten Baten Totaal saldo van baten en lasten Analyse Algemene dekkingsmiddelen Baten V / N Incidenteel Structureel a. Indexatie BDUR loon- en prijsbijstelling V b. Lager renteresultaat (verschil toegerekende rente en werkelijke rentelasten) N Totaal baten N Saldo N Toelichting baten a. Indexatie BDUR loon- en prijsbijstelling 2017 De opbrengst BDUR wordt bijgesteld n.a.v. de laatste circulaire van het ministerie. b. Lager renteresultaat (verschil toegerekende rente en werkelijke rentelasten) Door onderuitputting van de investeringen betekent dat niet extern gefinancierd te worden. In Burap 2017-I is het verschil tussen de rekenrente van 4% en de werkelijke rente van 1,5% al afgeraamd. Met deze aframing was onvoldoende rekening gehouden met de onderuitputting op de investeringskredieten, waardoor het renteresultaat met eenmalig naar beneden wordt bijgesteld. Burap II 2017 Versie

160 5. Begroting VrZW Begroting 2017 na mutaties LASTEN Begroting Primair Begroting na Burap I Resultaat bestemming 2016 Wijziging Burap II Begroting na Burap II GHOR Gemeenten CRIB: Risicobeheersing CRIB: Vakbekwaamheid en Kennis CRIB: Incidentbestrijding CRIB: Bedrijfsvoering/Veiligheidsbeleid & Strategie CRIB: Gebouwen gebruiker CRIB: Gebouwen eigendom Algemene dekkingsmiddelen Totaal lasten BATEN Begroting Primair Begroting na Burap I Resultaat bestemming 2016 Wijziging Burap II Begroting na Burap II GHOR Gemeenten CRIB: Risicobeheersing CRIB: Vakbekwaamheid en Kennis CRIB: Incidentbestrijding CRIB: Bedrijfsvoering/Veiligheidsbeleid & Strategie CRIB: Gebouwen gebruiker CRIB: Gebouwen eigendom Algemene dekkingsmiddelen Totaal baten Saldo van baten en lasten Mutaties reserves Saldo Burap II 2017 Versie

161 6. Voorstel aan het Algemeen Bestuur Voorstel Het Algemeen Bestuur wordt gevraagd: 1. Kennis te nemen van de inhoud van de Bestuursrapportage (Burap) januari tot en met augustus 2017; 2. In te stemmen met de mutaties zoals opgenomen in paragraaf 5.1 Begroting 2017 na mutaties. Het totaal van Burap 2017-I en II bedraagt voordelig; 3. In te stemmen met de in bijlage II Geactualiseerde investeringsoverzichten Burap II 2017 Versie

162 Bijlage I Voortgangsoverzicht investeringen Afd. Categorie MVA Krediet Krediet Uitgaven Uitgaven Prognose Saldo Afgerond Toe- (primair) (na wijziging) t/m aug per lichting Investeringen 2015 IB Afgerond < NVT Dienst/kazernekleding ja 7 Haakarmvoertuig ja 3 Hefmiddelen nee 4 Uniformkleding vrijwilligers nee 7 BV Afgerond < NVT Totaal investeringen 2015 Investeringen IB Afgerond < NVT Ademluchtvulstation nee 4 Bepakking (slangen&straalpijp) nee 3 Boot met trailer (alu) ja 6 c-2000 mobilofoons ja 3 c-2000 portofoons ja 3 Duikapparatuur ja 3 Gr. Bestelwagen pers/materiaal ja 3 Haakarmbak gesloten coh logh ja 6 Hydraulische redmiddelen ja 3 Personenauto / dienstauto ja 3 Piketvoertuig nee 3 Reinigings en testapparatuur ja 4 Si-brand nee 3 Tankautospuit nee 3 Vaste telefonieapparatuur ja 5 Vrachtwagen ja 6 BV Afgerond < NVT Gebouwen / permanent steen nee 4 Serv/netw/mob.werkplekapp/prin ja 2 Software nee 9 Vaste telefonieapparatuur ja 2 V&K Klim en hijsmiddelen ja 8 Reinigings en testapparatuur ja 8 RB Software ja 1 Totaal investeringen 2016 Investeringen IB Autoladder/hoogw (redvoertuig) nee 12 Bestelauto nee 11 Boot met trailer (alu) nee 10 Duikapparatuur ja 11 Haakarmbak operationeel nee 12 Haakarmvoertuig nee 11 Hefmiddelen nee 4 Hulpverleningswagen groot nee 12 Hydraulische redmiddelen nee 12 Mobiele data terminals (mdt's) nee 11 Motorspuitaanhangers nee 17 grote bestelwagen (pers.materiaalwagen) ja 18 Personenauto / dienstauto nee 11 Piketvoertuig ja 13 Software nee 19 Uitrukkleding ja 7 Valbeveiliging ja 11 Waterongevallenvoertuig ja 11 Installaties (slagboom) nee 20 BV Software ja 14,15 Serv/netw/mob.werkplekapp/prin ja 14,16 Mobiele telefoons/tablets ja 14,16 AV middelen (beamer/smartbords) ja 14 Totaal investeringen 2017 Totaal investeringen Burap II 2017 Versie

163 Toelichting 1. De ontwikkeling van de virtual reality software voor gebruik in de voorlichtingscontainer is na de bestuurlijke goedkeuring in oktober 2016 gestart. De definitieve oplevering van de software en oplevering van de container zelf heeft plaats gevonden in Aanbesteding nieuwe (vaste telefonie) omgeving ( 147K) heeft afhankelijkheden met project mobiele telefonie. De gezamenlijke aanbesteding van mobiele telefonie waar VrZW aan deelnam. Deze verwachting is dat het project wordt afgerond in Voor al deze investeringen neemt VrZW deel aan landelijke of aanbestedingen met meerdere regio s of is in afwachting van landelijke dan wel regionaal beleid/samenwerking. De doorlooptijd van aanbestedingen zijn door VrZW niet of nauwelijks te beïnvloeden. Bij de aanbesteding voor tankautospuiten ( 726K) is geprobeerd gezamenlijk te doen met een 4-tal veiligheidsregio s. Dit is helaas niet gelukt. De aanbesteding is in het 2e kwartaal van 2017 afgerond. De verwachte levering is 2 de kwartaal Voor de dienst/piketvoertuigen is de landelijk aanbesteding afgerond in oktober 2016 ( 221K voor 2016), waarna VrZW pas tot bestelling kon overgaan. Ook de aanbestedingen van de portofoons en mobilofoons, samen 648 hebben langer geduurd dan voorzien. De verwachting is dat dit krediet in 2017 afgerond wordt. 4. Verbouwing/herinrichting werkplaatsen in het kader van de project Materiaalbeheer. In Burap 2016-I zijn een aantal nieuwe investeringsbudgetten aangevraagd voor de uitvoering van dit project. De uitvoer kent een doorloop in 2017 en 2018 als gevolg van de samenloop met andere projecten, zoals het RDP. Diverse investeringen lopen binnen dit project samen. 5. Het krediet betreft de vervanging van de telefooncentrale op de meldkamer. Er is gekeken op welke wijze de telefooncentrale vervangen moest worden in relatie tot de samenvoeging van meldkamers in Noord- Holland medio Het moest namelijk een zodanig systeem worden dat het mee kan naar Haarlem (nieuwe meldkamerlocatie) waardoor er bij de overgang versneld moet worden afgeschreven. Dit is een lopend traject onder leiding van de projectleider ICT van de LMO (Landelijke Meldkamerorganisatie) Haarlem. Het project is afgerond in het tweede kwartaal van 2017 voor 15K. 6. De boot, container en logistieke voertuig zijn in het eerste tweede kwartaal van 2017 geleverd. 7. VrZW is bezig beleid te ontwikkelen ten aanzien de uniformen en dienst/kazerne-kleding, waarbij aansluiting wordt gezocht bij de landelijke richtlijnen. 8. Beide investeringen zijn pas in Burap 2016-II toegevoegd aan de investeringsbegroting. Het oefenhuis voor het trainen van valbeveiliging is begin 2017 geleverd. 9. Onder software vallen een tweetal projecten (HRM-systeem 200K en Inkoop/Financieel-systeem 322). Het HRM-systeem is in 2017 in gebruikt genomen, maar de totale implementatie is nog niet volledig afgerond. In 2016 is een verkenning uitgevoerd naar de invoering van een financieel systeem in samenwerking met een andere veiligheidsregio. Helaas is deze samenwerking om aanbestedingsrechtelijke aspecten niet gerealiseerd. Inmiddels is gestart met de implementatie van het nieuw financieel pakket welke per live moet zijn. Dit krediet zal naar verwachting ultimo 2018 worden afgesloten. De laatste grote post betreft aanbesteding Microsoft licenties ( 242K). Ook hier neemt VrZW deel aan een landelijke aanbesteding van veiligheidsregio s. Dit landelijke traject, waar VrZW niet veel invloed op kan uitoefenen, loopt trager dan in de eerste instantie werd verwacht. Het restant zijn een drietal kleinere projecten waarvan er twee zijn afgerond. Het 3 de project is software voor het project vaste telefonie, zie verklaring van de onderuitputting bij punt 2. Burap II 2017 Versie

164 10. Dit krediet betreft de buitenboordmotor. Dit krediet wordt nog aangehouden voor een andere bestemming. Hierover wordt een MT voorstel voorbereid. Besluitvorming hierover wordt meegenomen in Burap 2018-I. 11. Verwachte levering kwartaal 3 en kwartaal De aanbesteding loopt De verwachte levering is in Bestelling heeft plaats gevonden in 3 de kwartaal De aflevering zal plaatsvinden in 2017 of in 1 ste kwartaal In het 1 ste kwartaal van 2017 heeft de nadruk vooral gelegen op de voorbereiding van de aanbesteding voor Wifi, Website, Microsoft-licenties en de vaste telefonie. In het 2 de kwartaal zijn keuzes gemaakt voor de betreffende toepassingen en worden de investeringsbudgetten daadwerkelijk ingezet. Via het Was-Wordt overzicht in deze burap wordt voor de jaren 2016 en 2017 een bedrag ad aan kredieten afgeraamd omdat de Microsoft-licenties nu jaarlijks in rekening gebracht worden en niet langer worden geïnvesteerd. 15. De kredieten voor mobiele telefoons/tablets en audio-video (AV) middelen zullen verlaagd worden. Dit als gevolg van een reëlere raming van de benodigde apparatuur. Tegenover de bovengenoemde verlagingen staat een verhoging van het krediet voor hardware. Deze verhoging heeft te maken met een hoger inschatting van de kosten van een nieuwe firewall en de implementatie van WIFI op alle brandweerposten. 16. Dit krediet heeft een relatie met de aanbesteding van de SIV. Er komt een AB voorstel om dit krediet anders te besteden. 17. Via het Was-Wordt overzicht wordt van het krediet Vervanging motorspuitaanhanger een bedrag afgeraamd van Een deel van dit bedrag ad wordt ingezet voor de ombouw van een bestaande container voor een container t.b.v. de arbeidshygiene. Zie nieuwe investeringen. 18. De bestelling zal plaats vinden in 3 de of 4 de kwartaal Levering zal naar verwachting plaatsvinden in In het 4 de kwartaal 2017 wordt duidelijk of de slagboom geplaatst wordt. Burap II 2017 Versie

165 Bijlage II Actualisatie investeringsoverzichten Was Jaar Afdeling Categorie MVA Bedrag Afschrijvingstermijn Kapitaallasten 2018 Toelichting 2015 IB Dienst/kazernekleding IB Uniformkleding vrijwilligers IB C2000 mobilofoons IB C2000 portofoons IB Motorspuitaanhanger V&K Klim en Hijsmiddelen BV Software BV Software BV AV middelen (beamer/presentatieschermen/smartbo BV Mobiele telefoons/tablets Totaal Wordt Jaar Afdeling Categorie MVA Bedrag Afschrijvingstermijn Kapitaallasten 2018 Toelichting 2015 IB Dienst/kazernekleding IB Uniformkleding vrijwilligers IB C2000 mobilofoons IB C2000 portofoons IB Motorspuitaanhanger V&K Klim en Hijsmiddelen BV Software BV Software BV AV middelen (beamer/presentatieschermen/smartbo BV Mobiele telefoons/tablets Totaal Verschil Toelichting 1. In 2017 hebben er extra leveringen plaatsgevonden om te zorgen dan iedereen voorzien was van kazernekleding. De verhoging van het budget ad wordt gevonden bij een verlaging van het krediet uniformkleding vrijwilligers. 2. De verwachting is dat aan het einde van het jaar alle kredieten kunnen worden afgesloten. De mobilofoons en portofoons worden bij de ontvlechting van de meldkamer overgedragen aan het team Onderhoud &Techniek. De kredieten zijn destijds beschikbaar gesteld op basis van de oude ramingen. Op basis van de aanbesteding zijn inkooporders aangemaakt, waardoor zichtbaar wordt wat de uitgaven zijn. De kredieten (2016/2017) kunnen worden afgeraamd met een bedrag van Het krediet kan worden afgesloten omdat de kosten in 2016 in de exploitatie zijn verantwoord. 4. De Microsoft-licenties worden niet geactiveerd maar worden jaarlijks in rekening gebracht. Het krediet wordt afgeraamd met (2016/2017). 5. Het krediet AV middelen ad zal niet worden gebruikt en wordt afgeraamd. 6. De Ipads voor de afdeling V&K worden gefinancierd uit een ander investeringskrediet. Dit krediet wordt afgeraamd. Burap II 2017 Versie

166 Nieuwe investeringen Jaar Afdeling Categorie MVA Bedrag Afschrijvingstermijn Kapitaallasten 2018 Toelichting 2017 IB Meubilair IB Container arbeidshygiëne Totaal Toelichting 1. In verband met een defect aan een werkplaatsvoorziening was het noodzakelijk om een nieuwe Destil zetbank aan te schaffen. Deze investering was niet voorzien. 2. Dit betreft een investering ten behoeve van arbeidshygiëne container. Financiering vindt plaats door een bestaand krediet t.b.v. vervanging motorspuitaanhangers af te ramen. Zie punt 17 Voortgangsoverzicht investeringen. Burap II 2017 Versie

167 Bijlage III Financieel overzicht per product 2017 Programma Voordelig Nadelig Saldo Inci- Struc- Budget Meegenomen Opmerkingen denteel tureel neutraal in GHOR Let op: een min is een voordeel! Geen mutaties Totaal GHOR Gemeenten 2.a.1 Herverdeling budget emolumenten Totaal Gemeenten N a. CRIB-Risicobeheersing 3.a.1 Herverdeling budget emolumenten a.2 Detachering medewerker Totaal CRIB-Risicobeheersing V b. CRIB-Vakbekwaamheid en Kennis 3.b.1 Herverdeling budget emolumenten b.2 Correctie resultaatbestemming 2016 RDP b.3 Lagere kosten koude opleidingen (eigen personeel) b.4 Lagere kosten realistische oefenen zie paragraaf voorstel resultaatbestemming 3.b.5 Minder inhuur PPMO b.6 Lagere kosten brandweeropleidingen b.7 Projectkosten versterking brandweeronderwijs b.8 Detachering tweetal medewerkers b.9 Verrekening projectkosten versterking brandweeronderwijs b.10 Projectkosten dekkingsplan b.11 Opbrengsten externe cursisten Totaal CRIB-Vakbekwaamheid en Kennis V

168 Programma Voordelig Nadelig Saldo Inci- Struc- Budget Meegenomen Opmerkingen denteel tureel neutraal in c. CRIB-Incidentbestrijding 3.c.1 Herverdeling budget emolumenten c.2 Lagere kosten inhuur c.3 Nadeel vrijwilligersvergoeding/terugloop aantal vrijwilligers c.4 Nadeel vrijwilligersvergoeding/meer voertuigbewegingen c.5 Correctie overheveling budget OIV naar Bedrijfsvoering ja Budgettair neutraal 3.c.6 Bijstelling raming budget OIV n.a.v. MT voorstel februari c.7 Project OIV één jaar vertraagd c.8 Correctie resultaatbestemming 2016 RDP c.9 Hogere beheerskosten voertuigen door uitbreiding oefen TS'en van 3 naar c.10 Inhaalslag aanschaf brandweerhandschoenen en -laarzen c.11 Hogere kosten materiaal uitrukdienst c.12 Communciatiemiddelen Precom c.13 Extra kosten aanschaf maskers passend bij nieuwe helmen c.14 Budget tijdelijke inkopers naar Bedrijfsvoering ja Budgettair neutraal 3.c.15 Stopzetten abonnementen Ripples en Zenitel c.16 Hogere kosten ademlucht (in relatie tot hogere inkomsten) c.17 Hogere kosten afronding dekkingsplan (inventaris tankautospuiten / gasafvoer) Project Regionaal Dekkingsplan 3.c.18 Projectkosten dekkingsplan Project Regionaal Dekkingsplan 3.c.19 Reparatie redvoertuig Purmerend c.20 Detachering tweetal medewerkers c.21 Hogere inkomsten ademluchtdiensten aan derden c.22 Hogere inkomsten door verkoop voertuigen aan Politie (LFO/LTFO) c.23 Aframing bestemmingsreserve bedankregeling vrijwilligers per Totaal CRIB-Incidentbestrijding N d. CRIB-Bedrijfsvoering en Veiligheidsbeleid & Strategie 3.d.1 Herverdeling budget emolumenten d.2 Correctie overheveling budget OIV van Incidentbestrijding (budgettair neutraal) ja Budgettair neutraal 3.d.3 Project OIV één jaar vertraagd d.4 Aanschaf software digitaal toezicht d.5 Accountantskosten meerwerk jaarrekening d.6 Aframen DVO Zaanstad 4e kwartaal 2017 verrekening in d.7 Diverse lagere kosten beheer en onderhoud facilitaire zaken d.8 Jaarlijkse fee Docspro en Unit 4 Business World vanaf 1 mei d.9 Schadeuitkeringen personeel en hoofdwerkgevers vrijwilligers d.10 Budget tijdelijke inkopers van Incidentbestrijding (budgettair neutraal) ja Budgettair neutraal 3.d.11 Huur Prins Bernhardplein cf. afstemming met gemeente Zaanstad Ondanks lage bedrag laten staan ivm 6.2 post 3.d.12 Verrekening huurkosten 2016 voormalig gemeentelijk brandweerpersoneel d.13 Microsoft jaarlijkse licenties i.p.v. investering d.14 Lagere bestuurskosten door 2-daagse naar 1-daagse om te zetten d.15 Aframen budget Werving & Selectie door geen moeilijk in te vullen vacatures d.16 Schadeuitkeringen van verzekeringsmaatschappijen Totaal CRIB-Bedrijfsvoering N Burap II 2017 Versie

169 Programma Voordelig Nadelig Saldo Inci- Struc- Budget Meegenomen Opmerkingen denteel tureel neutraal in e. CRIB-Gebouwen eigenaar 3.e.1a Nagekomen kosten 2016 n.a.v. huisvestingsfoto (budgettair neutraal) ja Budgettair neutraal 3.e.1b Bijstelling kosten eigendomspanden 2017 (budgettair neutraal) ja Budgettair neutraal 3.e.1c Afrekening nagekomen kosten 2016 n.a.v. huisvestingsfoto (budgettair neutraal) ja Budgettair neutraal 3.e.1d Lagere huuropbrengsten 2016 voormalig gemeentelijk brandweerpersoneel e.1e Bijstelling opbrengsten eigendompanden 2017 (zie d. gesloten systeem) e.1f Bijstelling opbrengsten eigendompanden 2017 (budgettair neutraal) ja Budgettair neutraal Totaal CRIB-Gebouwen eigenaar V f. CRIB-Gebouwen gebruiker 3.e.2a Nagekomen kosten 2016 n.a.v. huisvestingsfoto e.2b Afrekening nagekomen kosten 2016 n.a.v. huisvestingsfoto e.2c Bijstelling opbrengsten gebruikerpanden 2017 n.a.v. huisvestingsfoto Totaal CRIB-Gebouwen gebruiker N Betreft btw-nadeel 4. Algemene dekkingsmiddelen 4.1 Indexatie BDUR loon- en prijsbijstelling Lager renteresultaat (verschil toegerekende rente en werkelijke rentelasten) Totaal Algemene dekkingsmiddelen N Mutaties reserves V RESULTAAT BESTUURSRAPPORTAGE N Burap II 2017 Versie

170 Bijlage IV Voortgang Regionaal Dekkingsplan Onderdeel Begroot Realisatie Prognose Saldo Communicatie VNG vergoedingen deelnemers VNG vergoedingen instructeurs Materiële en logistieke kosten O&T Lunches, consumpties, wrakken V&K Kosten locatie realistisch oefenen Subtotaal Regionaal Repressief Dekkingsplan SIV2 opleidingskosten VNG vergoedingen deelnemers pilot Subtotaal Uitrukken op Maat Totaal Toelichting VNG vergoeding deelnemers verantwoord bij Incidentbestrijding Omdat niet alle deelnemers in 2016 konden aansluiten bij de geplande trainingen TsFlex, werden er in 2017 extra sessies georganiseerd. Dit heeft geresulteerd in hogere VNG vergoedingen (ca ). Daarnaast zijn abusievelijk de kosten van november en december 2016 niet begroot. Deze vergoedingen zijn in januari en februari 2017 uitbetaald ( ). VNG vergoeding instructeurs en lunches, consumpties en wrakken verantwoord bij Vakbekwaamheid en Kennis De VNG vergoedingen die aan de instructeurs in het kader van de TsFlex trainingen zijn betaald waren lager dan begroot (voordeel van 8.000). De kosten van consumpties en wrakken waren iets hoger ( 2.000), omdat er in 2016 extra sessies moesten worden ingepland voor deelnemers die in 2016 niet konden aansluiten bij de geplande sessies. Materiële en logistieke kosten O&T verantwoord bij Incidentbestrijding De hogere kosten in verband met afronding dekkingsplan worden voornamelijk veroorzaakt door het op orde brengen van het inventaris op het voertuig. Daarnaast zorgt de verplaatsing van een aantal tankautospuiten voor aanpassingskosten van de rookgasafvoer. Hiermee is geen rekening gehouden in het dekkingsplan.

171 Bijlage V Begrippenlijst BDUR Geen Nood Bij Brand (GNBB) Brede doeluitkering rampenbestrijding. Doel van GNBB is samenwerken aan het verbeteren van de brandveiligheid in zorginstellingen door kennisuitwisseling met medewerkers én bewoners. In het kader van GNBB worden verschillende activiteiten ondernomen: onder andere samenwerkingsconvenanten met zorginstellingen worden gesloten, veiligheidsexpedities worden georganiseerd en ontruimingsoefeningen worden gehouden. GHOR Grootschalige Geneeskundige Bijstand (GGB) Hulpverleningsvoertuig KANZ Kiwa Netcentrisch werken GHOR staat voor geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio. De GGB is een model voor geneeskundige bijstand, het model is op 1 januari 2016 in werking getreden. De GGB ondersteunt de geneeskundige hulpverlening op het rampterrein. Concreet door hulpverleners, materieel en onderdak bij (te verwachten) grote of langdurige incidenten met veel slachtoffers beschikbaar te stellen. Een brandweervoertuig dat specifiek ingericht is voor technische hulpverlening (bijv. bevrijding van mensen die bekneld zitten in een auto). Binnen het district NoordWest4 werken de brandweercommandanten Kennemerland, Amsterdam-Amstelland, Noord-Holland Noord en Zaanstreek-Waterland samen binnen het KANZ-overleg. Kiwa is een onafhankelijke organisatie die hooggekwalificeerde certificering verzorgt. Netcentrisch werken is een manier van werken, waarbij alle betrokken teams en organisaties zo snel mogelijk informatie met elkaar delen. Om het voor iedereen overzichtelijk te houden, wordt de informatie continu samengevat: dit noemen we het situatiebeeld. Door netcentrisch te werken gaat iedereen voortdurend uit van hetzelfde situatiebeeld. Omdat de informatie online wordt uitgewisseld, kan dit ongeacht zijn of haar plaats in de crisisorganisatie. Hierdoor kunnen de verschillende teams en organisaties sneller en doelgerichter besluiten nemen om incidenten, rampen en crises af te handelen. Om de informatie tussen alle teams en organisaties op een overzichtelijke manier te delen, wordt er gebruikgemaakt van een afgeschermde website: het Landelijk Crisis Management Systeem (LCMS). NoordWest4 (NW4) Binnen Brandweer Nederland werkt Brandweer Zaanstreek-Waterland samen met Kennemerland, Amsterdam-Amstelland en Noord-Holland Noord binnen het district NoordWest4. Omgevingswet Openbaar Meldsysteem (OMS) Burap II 2017 Versie 1.0 Met de Omgevingswet bundelt de overheid de regels voor ruimtelijke projecten. De Omgevingswet heeft als uitgangspunten: minder en overzichtelijke regels, meer ruimte voor initiatieven en lokaal maatwerk en vertrouwen. Het Openbaar Meldsysteem (OMS) verbindt de brandmeldinstallatie van een (particuliere) inrichting met de meldkamer van de regionale brandweer. Via het OMS worden de brandmeldingen automatisch en snel doorgegeven zodat de meldkamer de juiste brandweereenheden kan alarmeren. 51

172 Wet- en regelgeving verplicht instellingen, panden te voorzien van een automatische brandmeldinstallatie die via het OMS brandmeldingen rechtstreeks doormeldt naar de meldkamer van de brandweer. Project RemBrand Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ) Snel Inzetbare Groep ter Medische Assistentie (SIGMA) Veel actoren en factoren hebben een grote invloed op het voorkomen, ontstaan, tijdig melden en bestrijden van brand. Het project streeft naar een betere balans in de benadering van brandveiligheid, waarbij burgers, bedrijven, instellingen en vele andere organisaties ook een prominente rol spelen. Binnen het ROAZ maken geneeskundige partners afspraken om de acute zorg in de regio's goed te organiseren en kwalitatief te verbeteren. Als sprake is van grote aantallen gewonden kunnen de leden (vrijwilligers van het Rode Kruis) van het SIGMA-team professionele hulpverleners bij staan. Door de invoering van de GGB zijn de SIGMA-teams komen te vervallen. SI2 Spendanalyse TS-flex TS4 Veiligheidsdirectie Snel inzetbaar voertuig met 2 brandweermensen. Een managementinformatietool waarmee een organisatie haar inkoopbeleid kan toetsen en verbeteren. Een tankautospuit met 4 of 6 brandweermensen. Een tankautospuit met 4 brandweermensen. De Veiligheidsdirectie ondersteunt en adviseert het Dagelijks/Algemeen Bestuur VrZW op multidisciplinaire onderwerpen. De Veiligheidsdirectie bestaat uit de Directeur VrZW (voorzitter), de Districtschef van politie, de Directeur Publieke Gezondheid en de Coördinerend gemeentesecretaris. Veiligheidsketen De veiligheidsketen is geïntroduceerd om de rampenbestrijding en veiligheidszorg te professionaliseren. De keten bestaat uit vijf schakels: Proactie, Preventie, Preparatie, Repressie en Nazorg. In alle schakels worden maatregelen getroffen om veiligheid te vergroten: van het voorkomen van onveilige situaties tot het leren van incidenten. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) Wet Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH) De wet bundelt verschillende vergunningen en toestemmingen in één omgevingsvergunning. Doel van de Wabo is een eenvoudigere en snellere vergunningverlening en een betere dienstverlening door de overheid op het terrein van bouwen, ruimte en milieu. De wet is een invulling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en regelt de randvoorwaarden voor gemeenten en provincies om tot een hogere kwaliteit van handhaving te komen. Het doel van deze wet is een veilige en gezonde leefomgeving, door het bevorderen van de kwaliteit en samenwerking bij de uitvoering en handhaving van het omgevingsrecht. Wetsvoorstel Burap II 2017 Versie 1.0 Met deze wet verschuift de verantwoordelijkheid voor kwaliteitsborging bij 52

173 Kwaliteitsborging voor het Bouwen bouwwerken van gemeenten naar private partners. Ziekenhuis Rampen Opvang Plan (ZiROP) Het Ziekenhuis Rampenopvangplan (ZiROP) beschrijft de maatregelen die het ziekenhuis neemt bij een grote toestroom van slachtoffers. Het ZiROP bevat richtlijnen, procedures en specifieke taakomschrijvingen met als uitgangspunt dat iedereen zoveel mogelijk blijft doen wat hij/zij in de reguliere situatie ook doet. Burap II 2017 Versie

174 1 A a Burap II 2017_besluitformulier AB.docx Besluitformulier Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland Datum vergadering: 8 december 2017 Onderwerp: Burap II 2017 Nummer: Naam Steller: A a H. Bleeker / S. Keukens Afdeling: Bedrijfsvoering Korte inhoud: In de bestuursrapportage januari augustus 2017 doet VrZW verslag over de resultaten die zijn behaald in de eerste acht maanden van het begrotingsjaar Tevens wordt op basis van de realisatie een verwachting gegeven ten aanzien van het gehele lopende begrotingsjaar (eindejaarsprognose). Voortgang Aantal GRIP incidenten (januari t/m augustus 2017) Datum GRIP Omschrijving 17 januari 2017 GRIP 2 Zonder CoPI vanwege een grote stroomstoring in grote delen van Amsterdam, Zaandam en Landsmeer. 24 maart 2017 GRIP 1 Grote Brand Kooger Football Club (KFC) in Koog aan de Zaan en daardoor de ontruiming van 60 personen uit het Topsportcentrum. 25 april 2017 GRIP 1 Gaslek door een beschadigde gasleiding achter een appartementencomplex in Zaandam. 10 mei 2017 GRIP 1 Brand in een loods in Zaandam met als gevolg de ontruiming van een aantal woningen. 27 mei 2017 GRIP 1 Brand in een hotel annex pension in Kwadijk, waardoor circa 60 bewoners werden geëvacueerd. 23 juli 2017 GRIP 1 Verkeersinfarct tijdens het Welcome to the Future Festival in Landsmeer/Oostzaan, ontstaan door de samenloop van een autoongeluk op de A8 en einde festival en veranderende weeromstandigheden. Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO) Op 13 februari 2017 hebben de Algemeen Besturen van veiligheidsregio s Kennemerland, Noord- Holland Noord en Zaanstreek-Waterland ingestemd met instelling van de Meldkamer Noord- Holland erop gericht dat de nieuwe meldkamer per 1 juli 2018 operationeel is. Parrallel aan de vorming van de LMO loopt het traject tot vernieuwing C2000. C2000 is het systeem waarmee hulpverleners kunnen communiceren met de meldkamer en met elkaar. De ICT op de nieuwe meldkamers is ingericht op basis van het vernieuwde C2000- systeem. In juli bleek echter dat de oplevering van het nieuwe C2000-systeem en het zorgvuldig testen hiervan meer tijd vragen. Bij het opstellen van Burap II 2017 is nog onduidelijk wat de betekenis en impact (voor planning en financiën) precies is. Indien sprake is van financiële consequenties gaat hiervoor een separaat voorstel naar het Algemeen Bestuur. In juli bleek dat in de (landelijke) Bestuurlijke Regiegroep LMO geen overeenstemming is over de reikwijdte van de multi-intake. Multi-intake is voor de veiligheidsregio s altijd een noodzakelijke voorwaarde geweest voor de totstandkoming van een landelijke meldkamerorganisatie. Daarop besloot het Veiligheidsberaad op 6 oktober jl. dat met de ondertekenaars van het Transitieakkoord een gesprek moet plaatsvinden over de hardheid van de gemaakte afspraken in het akkoord. Tot die tijd wordt niet deelgenomen aan overleggen op landelijk niveau met de andere partijen.

175 Vooralsnog heeft dit geen consequenties voor de realisatie van Meldkamer Noord-Holland. Implementatie Regionaal dekkingsplan De implementatie van het Regionaal dekkingsplan moet eind 2017 afgerond zijn. Afgelopen periode is hard gewerkt aan diverse elementen uit het dekkingsplan. Zoals het uitvoeren van het materieelspreidingsplan, het sluiten van posten en het opleiden van repressief personeel voor een nieuwe manier van werken de zogenaamde TsFlex. Implementatie van het dekkingsplan loopt op schema, en bevindt zich in de afrondende fase. In een separate notitie wordt het Algemeen Bestuur in december 2017 geïnformeerd over de voortgang van de implementatie van het Regionaal dekkingsplan. (Brand)veilig leven De eerste acht maanden van 2017 heeft VrZW veel (voorlichtings)activiteiten verricht om het (brand)veiligheidsbewustzijn en de eigen verantwoordelijkheid van burgers te versterken. Met name voorlichting met de VR Experience levert enthousiaste reacties op. Door middel van een unieke Virtual Reality (VR) ervaring in 360 wordt de bewustwording op het gebied van brandveiligheid vergroot. Daarnaast zijn in het kader van Geen Nood Bij Brand wederom maatschappelijke ontruimingsoefeningen bij zorginstellingen georganiseerd. De nadruk hierbij ligt op zelfredzaamheid en samen-redzaamheid. Binnen Zaanstreek-Waterland loopt ook een project om de rookmelderdichtheid te verhogen. Doorontwikkeling organisatie De afgelopen periode is zowel met de bestuurders afzonderlijk, als met het bestuur als geheel gesproken over de taken en de schaal van de veiligheidsregio. Eerder was al met medewerkers en externe (crisis)partners gesproken over de impact van het nieuwe beleidsplan op de organisatie. De opbrengsten van de gesprekken wordt verwerkt in een document ( organisatiebeschrijving ) dat in december aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden. Dit document dient als input voor de visitatie van VrZW die in maart 2018 plaatsvindt. Financiële resultaat Het verwachte financiële resultaat bij Burap 2017-II bedraagt negatief. In de eerste bestuursrapportage 2017 (periode: januari t/m maart 2017) is al een voordelig saldo van gemeld. De totale prognose voor 2017 komt hiermee uit op positief. waarvan: Resumé Totaal Incidenteel Structureel Saldo Burap I Saldo Burap II Totaal Voordelig Voordelig Voordelig Het resultaat van Burap 2017-II bevat een viertal grote wijzigingen. De wijzigingen betreffen: 1. Emolumenten: structureel positief resultaat ad Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een viertal vergoedingssoorten die voorheen bij emolumenten zijn opgenomen, maar met de inrichting van het nieuwe salarissysteem onder salariskosten zijn begroot en verantwoord worden. Dit past binnen het reguliere salarisbudget. 2. VNG-vergoedingen: deels structureel nadelig ad en deels incidenteel nadelig ad Het structurele nadeel is het gevolg van de gewijzigde werkwijze voor afhijsingen met brancard door de ambulancedienst. Bij elke afhijsing wordt een tankautospuit opgeroepen. Dit leidt tot ongeveer 200 meer voertuigbewegingen. Het incidentele nadeel wordt veroorzaakt doordat het nog niet gelukt is om het aantal vrijwilligers te reduceren conform het aantal geprognotiseerd in het Regionaal Dekkingsplan voor Realistisch oefenen: Incidenteel positief resultaat op realistisch oefenen ad Dit wordt veroorzaakt enerzijds door inzet van capaciteit voor het Regionaal Dekkingsplan en anderzijds doordat rekening was gehouden met de aanbesteding realistisch oefenen begin november 2017 zou zijn afgerond. Het was de bedoeling de aanbesteding te starten voor het zomerreces. Echter de voorbereidingen zijn pas begin september gestart;

176 4. Project Regionaal Dekkingsplan: incidenteel nadelig resultaat ad Dit heeft o.a. te maken met het op orde maken van het inventaris op de voertuigen, hogere kosten VNG vergoeding omdat de trainingen TsFlex in 2017 doorliepen voor vrijwilligers die in 2016 niet konden deelnemen aan deze trainingen en in de begroting is geen rekening gehouden met de vergoeding voor november en december 2016, welke in 2017 tot uitbetaling komen. In de toelichting op de programma s wordt het resultaat per product inzichtelijk gemaakt. Investeringen Zoals ook in Burap I 2017 gemeld is het daadwerkelijk realiseren van de geplande investeringen een belangrijk aandachtspunt. Belangrijke oorzaken voor het later investeren zijn: het grote aantal Europese aanbestedingen dat moet worden doorlopen, de lange doorlooptijden van aanbestedingstrajecten, de vertraging die samenwerking (afstemming programma van eisen) met zich meebrengt, en de lange levertijden van onder andere de tankautospuiten. Om beter te kunnen sturen op de kapitaallasten en de kans op een eventuele onderschrijding van de kapitaallasten in de toekomst zoveel mogelijk te beperken, wordt met ingang van de begroting 2019 rekening gehouden met een onderuitputting van de kapitaallasten; in het eerste jaar na investering van 30% en in het tweede jaar na investeringen van 15%. Daarnaast wordt op dit moment extra inkoopcapaciteit ingezet worden om meer aan de voorkant van de kalender te komen. Dit zal naar verwachting leiden tot significant hogere realisatie van de geplande investeringen in Voorstel om te beslissen: Het Algemeen Bestuur wordt gevraagd: 1. Kennis te nemen van de inhoud van de Bestuursrapportage (Burap) januari tot en met augustus 2017; 2. In te stemmen met de mutaties zoals opgenomen in paragraaf 5.1. Begroting 2017 na mutaties. Het totaal van Burap 2017-I en 2017-II bedraagt voordelig; 3. In te stemmen met de in bijlage II Geactualiseerde investeringsoverzicht Advies Veiligheidsdirectie: Advies Dagelijks Bestuur: Personele gevolgen: Financiële gevolgen: Akkoord onder voorbehoud van wijziging Verhouding met ander beleid: Begroting VrZW 2017 Het Dagelijks Bestuur besluit Burap II 2017 door te geleiden naar het Algemeen Bestuur van 8 december Geen Na instemming worden de voorgestelde technische wijzigingen verwerkt. Besproken met: Portefeuillehouder Bedrijfsvoering en Financiën, D. Bijl Besluit: Aldus besloten door het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland in de vergadering van 8 december 2017 namens deze, voorzitter, secretaris, J. Hamming H. Raasing

177

178 5.b Kaderbrief A b Kaderbrief 2019_besluitformulier AB.docx Besluitformulier Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland Datum vergadering: 8 december 2017 Onderwerp: Kaderbrief 2019 Nummer: Naam Steller: A b J. Rozendal / H. Bleeker / S. Keukens Afdeling: Bedrijfsvoering Korte inhoud: Voorafgaand aan de programmabegroting wordt jaarlijks een kaderbrief opgesteld waarin de kaders voor de programmabegroting t+2 worden weergegeven. De beleidsmatige en financiële uitgangspunten vormen het uitgangspunt voor het opstellen van de begroting Het beleidsmatige kader voor de begroting VrZW 2019 wordt gevormd door het Beleidsplan VrZW De ambities uit het beleidsplan worden jaarlijks uitgewerkt in de begroting (en onderliggende jaarplannen) van VrZW. VrZW hanteert de systematiek van de 3W-vragen: 1. Wat willen we bereiken? 2. Wat gaan we doen? 3. Wat gaat dat kosten? De vraag Wat willen we bereiken? wordt beantwoord in het beleidsplan. De overige twee vragen worden jaarlijks uitgewerkt in de begroting. 1. Beleidsmatig kader In het Beleidsplan Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland is de hoofdlijn van het beleid voor de komende jaren vastgelegd voor de veiligheidsregio als samenwerkingsverband (Samen voor veilig!) en als uitvoeringsorganisatie (Slagvaardig organiseren!).

179 1.1 Veiligheidsregio als samenwerkingsverband De focus de komende jaren ligt op het gezamenlijk beperken van risico s en beheersen van (de effecten van) crises. Uit deze focus vloeien de volgende inhoudelijke speerpunten voor de komende jaren voort: Veiligheid is van ons allemaal Het beperken van risico s en voorkomen van incidenten is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van inwoners, instellingen en bedrijven zelf. De komende jaren stimuleren en faciliteren wij inwoners, instellingen en bedrijven om deze rol in te vullen. Dat doen we door middel van effectieve risicocommunicatie, het versterken van zelfredzaamheid, invoering van risicogericht werken, integrale advisering in het kader van evenementenveiligheid, (ver)binding te houden met de gemeenten in Zaanstreek-Waterland en het vergroten van burgerparticipatie. De veiligheidsregio als netwerkorganisatie We werken samen met andere veiligheidsregio s en partners in de vitale infrastructuur om de continuïteit van de samenleving te waarborgen, als het dan toch misgaat. Dat doen we door te investeren in onze relatie met omliggende veiligheidsregio s en partners in de vitale infrastructuur. 1.2 Veiligheidsregio als uitvoeringsorganisatie In het beleidsplan is het beleid vast gelegd ten aanzien van onze wettelijke taken op het gebied van Brandweerzorg, Geneeskundige hulpverlening, Rampenbestrijding en crisisbeheersing en het beheer van de gemeenschappelijke meldkamer. Multidisciplinaire voorbereiding op rampen en crises De uitvoeringsorganisatie (VrZW) is belast met de coördinatie en het beheer van de multidisciplinaire taken. Vertrekpunt voor de komende jaren zijn de conclusies uit de Staat van de Rampenbestrijding. Ingezet wordt op: het verder uitbouwen van de samenwerking met netwerkpartners, (inclusief) gemeenten en de omliggende regio s (NoordWest4); de doorontwikkeling van de kwaliteit van de functionarissen die actief zijn in de hoofdstructuur en de daaraan gekoppelde aantoonbare vakbekwaamheid; de doorontwikkeling van onze evaluatiesystematiek voor de praktijk en de oefenomgeving. Landelijke Meldkamerorganisatie Meldkamer Noord-Holland Het Transitieakkoord Meldkamer van de Toekomst moet in 2020 leiden tot één landelijke meldkamerorganisatie met maximaal tien uitvoeringslocaties. Vooruitlopend gaan de meldkamers Kennemerland, Noord-Holland Noord, Zaanstreek-Waterland en de meldkamer van de Koninklijke Marechaussee (KMar) op Schiphol medio 2018 samen in Haarlem. Naast de opbouw van de nieuwe meldkamer in Haarlem, heeft ook zorgvuldige ontvlechting van de meldkamers uit de bestaande organisaties prioriteit. Daarbij moet tijdens de opbouw en ontvlechting de winkel open blijven, oftewel de burger mag hier niets van merken. Op 13 februari 2017 hebben de Algemeen Besturen van veiligheidsregio s Kennemerland, Noord-Holland Noord en Zaanstreek-Waterland ingestemd met instelling van de Meldkamer Noord-Holland erop gericht dat de nieuwe meldkamer per 1 juli 2018 operationeel is in Haarlem. Inmiddels is duidelijk geworden dat de vernieuwing van het landelijke C2000 het systeem waarmee hulpverleners communiceren met de meldkamer en met elkaar vertraging opgelopen heeft. Hierdoor is de beoogde opleverdatum van 1 juli 2018 naar verwachting niet haalbaar. Binnen Noord-Holland wordt onderzocht welke stappen, op welke termijn gezet kunnen worden, en welke aanpassing van de planning eventueel nodig is. In 2019 zal er aandacht en tijd nodig zijn voor de verdere implementatie. Positionering GHOR in Zaanstreek-Waterland De realisatie van Meldkamer Noord-Holland in Haarlem één van de redenen om de invulling van GHOR-taken in Zaanstreek-Waterland opnieuw te bekijken. Momenteel voert het GHOR-bureau in Amsterdam-Amstelland deze taken uit. De Directeur publieke gezondheid heeft van het Algemeen Bestuur opdracht gekregen een toekomstvisie op de GHOR in Zaanstreek-Waterland te ontwikkelen en van daaruit enkele scenario s uit te werken. Bedoeling is dat het Algemeen Bestuur in december 2017 een keuze maakt voor één van de scenario s. In uitvoerende zin kan dit zijn effect krijgen in 2019.

180 Brandweer in beweging De doelstelling van de brandweer voor de komende periode is: minder brand, minder schade en minder slachtoffers. De brandweer probeert dat te bereiken door: een mix van goed opgeleide en geoefende mensen; een vernieuwende aanpak op gebied van risicobeheersing; de repressieve slagkracht effectief en efficiënt te benutten; en te innoveren op het gebied van incidentbestrijding. Deze lijn van het beleidsplan sluit aan bij de lijn die landelijk is afgesproken in de zogenaamde strategische agenda van de brandweer. Versterking brandweeronderwijs In 2019 gaat naar verwachting de brandweerschool van start: het opleidingsinstituut voor alle opleidingen binnen de brandweer (tot niveau officier) voor de regio s Noord-Holland Noord, Kennemerland, Zaanstreek-Waterland en Amsterdam-Amstelland. Alle opleidingen worden centraal georganiseerd, maar blijven plaatsvinden vanuit diverse locaties in de vier regio s. Het doel van deze gezamenlijke inspanning is het versterken van de kwaliteit van de opleidingen en het vergroten van de diversiteit en flexibiliteit in het aanbod. Het beschikbare budget voor opleidingen binnen de vier regio s samen vormt het budget van de brandweerschool. In de komende maanden zal duidelijk worden in welke vorm deze samenwerking zijn beslag zal krijgen. Deze samenwerking is een uitwerking van afspraken, volgend op een landelijk project voor de verbetering van de kwaliteit van het brandweeronderwijs. Hier zijn afspraken gemaakt tussen de bestuurders van de 25 Veiligheidsregio's vertegenwoordigd in het Veiligheidsberaad en de minister van Veiligheid & Justitie als systeemverantwoordelijke. Evaluatie Regionaal Repressief Dekkingsplan In 2015 heeft het Algemeen Bestuur van VrZW het huidige dekkingsplan vastgesteld, daarbij is afgesproken om dit dekkingsplan in 2019 te gaan evalueren. Vrijwilligheid De repressieve brandweerorganisatie bestaat voor 80% uit vrijwilligers. Het vinden en binden van voldoende vrijwilligers die 24 uur per dag/7 dagen in de week beschikbaar zijn wordt op langere termijn een grotere opgave. Nadere analyse is nodig om in beeld te brengen wat nodig is om een toekomstbestendig bedrijfsmodel te ontwikkelen waarmee de beschikbaarheid van de brandweer beter gegarandeerd kan worden. Deze analyse zal worden uitgevoerd als onderdeel van de evaluatie van het huidige dekkingsplan. Omgevingsveiligheid In toenemende mate komt er nadruk te liggen op de werkzaamheden aan de voorkant van de keten. Versterking van het veiligheidsbewustzijn en de handelingsperspectieven van burgers, instellingen en bedrijven staan hierbij centraal. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de kennis en kunde bij deze partijen aanwezig. Slimme combinaties met de beheersmaatregelen die uitgevoerd moeten worden in het kader van het brandrisicoprofiel worden hierbij gezocht. Nadruk zal liggen op het risicogericht werken; de risico s die er toe doen zijn uitgangspunt. De opbouw van een samenlevingsnetwerk gaat hierbij bijdragen. Het samenlevingsnetwerk is hierbij de resultante van thema s en projecten binnen gemeenten waar VrZW vanuit haar eigen deskundigheid kan bijdragen. De toenemende vraag aan de samenleving om meer regie te voeren op de eigen brandveiligheidsvraagstukken en burgerparticipatie is hier een onderlegger. Duurzaamheid De regeringscoalitie heeft in het Regeerakkoord aangegeven de meest ambitieuze doelstelling van het VN Klimaatakkoord van Parijs na te streven. Daartoe wordt een nationaal Klimaaten energieakkoord opgesteld met als doel de CO2-uitstoot fors te verlagen. Als decentrale overheid neemt VrZW ook haar verantwoordelijkheid. Als gebruiker van panden werken we graag mee aan initiatieven van gemeenten om het gebruik van panden duurzamer te maken. Bij de aanbesteding van voertuigen wordt nadrukkelijk de CO2-uitstoot meegenomen in de weging van de aanbiedingen. 2. Financieel kader Het financieel kader voor de begroting 2019 wordt gevormd door de besluiten van het Algemeen Bestuur van 4 oktober 2013 (financiële kaders bij de regionalisering) alsmede de daaropvolgende

181 besluiten ten aanzien van begrotingen en bestuursrapportages. Uitgangspunt van het beleidsplan is dat nieuwe ambities vanuit bestaande middelen gefinancierd worden. a. Indexering Ten aanzien van loon- en prijsindexen heeft het Algemeen Bestuur VrZW op 22 februari 2012 de rekenmethode vastgesteld. In combinatie met de recente CPB gegevens leidt dit tot de volgende percentages. a. Loonvoet sector overheid: 4,30%, prognose 2018 = 2,70%, gecorrigeerd met 1,6% (prognose 2017: 1,40% -/- werkelijk 2017: 3,00%) b. Prijzen: inflatie (geharmoniseerde consumentenprijsindex CPI,%): 1,30% (Brondocument: CPB / Kerngevenstabel (MEV 2018, 19 september 2017) c. Index gemeentelijke bijdrage ,30% (gewogen prijsindex) b. Rekenrente Vanwege een wijziging van het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) wordt in de begroting 2019 voor de rente die aan de taakvelden wordt doorbelast een omslagrente gehanteerd. Deze omslagrente wordt op een veelvoud van een half procent afgerond. De omslagrente mag 0,5% afwijken van het werkelijk rentepercentage dat aan de taakvelden moet worden toegerekend. c. Personeelsbegroting Het vertrekpunt voor de personeelsbudget is het budget dat is opgenomen in de begroting Dit budget is opgebouwd uit de middelen VrZW plus de middelen welke uit de gemeenten zijn overgedragen voor het personeel. Dit personeelsbudget wordt verhoogd met de indexeringscijfers over de jaren 2015 t/m 2018 en zal worden verlaagd met de taakstellingen op het personeel zoals deze hebben plaatsgevonden tot en met de begroting d. Gemeentelijke bijdrage Algemene bijdrage Op 4 oktober 2013 heeft het Algemeen Bestuur besloten vanaf het jaar 2017 de totale gemeentelijke bijdrage aan de VrZW over de gemeenten te verdelen conform de verdeling in het gemeentefonds voor het onderdeel Brandweer en rampenbestrijding. Het totaal van de gemeentelijke bijdrage wordt daardoor verrekend met de gemeenten volgens vaste percentages (de onderlinge verhouding). De verdeling van de gemeentelijke bijdrage voor het jaar 2019 inclusief indexering is: Gemeentelijke bijdrage 2019 Gemeente Begroting Indexering Begroting Begroting ,30% hele euro's Beemster Edam-Volendam Landsmeer Oostzaan Purmerend Waterland Wormerland Zaanstad Totaal Vaste bijdrage gebruikerslasten gebouwen Op 5 oktober 2016 heeft het Algemeen Bestuur besloten tot vereenvoudiging van de gebruikerslasten. Vanaf 2017 worden de gebruikerslasten niet meer jaarlijks via een gesloten systeem verrekend, maar wordt aan de VrZW een taakstellend budget toegekend op basis van het gemiddelde van de werkelijke uitgaven over de jaren 2014 tot en met 2016 verhoogd met de jaarlijkse indexering tegen gewogen prijsindex gemeentelijke bijdrage. Het besluit van het Algemeen Bestuur van 20 oktober jl.

182 tot verdere vereenvoudiging van het beheer van de panden wordt in een later stadium geïmplementeerd. Bijdragen gebouwen- gebruikers Gemeente Vaste bijdrage Indexering Vaste bijdrage Indexering Vaste bijdrage gebouwen 2018 gebouwen 2019 gebouwen gebruikers gebruikers gebruikers ,73% ,30% 2019 Beemster Edam-Volendam Landsmeer Oostzaan Purmerend Waterland Wormerland Zaanstad Totaal Perspectief 2019 Op basis van de structurele mutaties uit 1 ste en 2 de bestuurrapportages 2018 is sprake van een beperkt overschot. Omschrijving Begroting Begroting Begroting Toelichting Taakstelling 2018 algemeen nog in te vullen - - Burap: -Burap 2017-I, structurele mutaties Reeds verwerkt in begroting Burap 2017-II, structurele mutaties Reeds verwerkt in begroting Totale taakstelling 2019 (overschot) Op basis van de jaarrekening 2017 zal begin 2018 de definitieve omvang van het overschot danwel tekort duidelijk worden. Ook is dan waarschijnlijk bekend of er alsnog een BTW plicht rust op de GHOR taken. Op basis van deze ontwikkelingen worden bij de concept begroting 2019 voorstellen gedaan hoe met deze eventuele overschotten of tekorten omgegaan kan worden. Voorstel om te beslissen: Het Algemeen Bestuur wordt gevraagd in te stellen met de kaderbrief voor de begroting Advies Veiligheidsdirectie: Advies Dagelijks Bestuur: Akkoord onder voorbehoud van wijziging Het Dagelijks Bestuur besluit de Kaderbrief 2019 door te geleiden naar het Algemeen Bestuur van 8 december Personele gevolgen: n.v.t. Financiële gevolgen: Verwerking in beheersbegroting 2019 Verhouding met ander beleid: Begroting VrZW 2019 Besproken met: Bestuurlijk portefeuillehouder Financiën, D. Bijl Besluit: Aldus besloten door het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland in de vergadering van 8 december 2017 namens deze,

183 voorzitter, secretaris, J. Hamming H. Raasing

184 5.c Inzicht in verdeling gemeentelijke bijdrage 1 A c Inzicht in verdeling gemeentelijke bijdrage_besluitformulier AB.docx Besluitformulier Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland Datum vergadering: 8 december 2017 Onderwerp: Nummer: Naam Steller: Inzicht in verdeling gemeentelijke bijdrage A c J. Rozendal / H. Bleeker / A. Kaijer Afdeling: Bedrijfsvoering Korte inhoud: In de bestuursvergadering van 20 oktober jl. is gevraagd inzichtelijk te maken wat het effect zou zijn van een andere verdeelsleutel voor de verdeling van de gemeentelijke bijdrage aan de begroting VrZW. In dit formulier is de gevraagde vergelijking in tabelvorm opgenomen. Toelichting In aanloop naar de regionalisering is nagedacht over verschillende wijzen waarop de gemeentelijke bijdrage aan VrZW verdeeld zou kunnen worden tussen de gemeenten. Hiertoe zijn drie verdeelsleutels vergeleken, te weten: op basis van historische kosten, op basis van het aantal inwoners en op basis van de bijdragen die gemeenten zelf ontvangen in het gemeentefonds voor de component brandweer en rampenbestrijding. Uiteindelijk is voor de derde sleutel gekozen. Tevens is eind 2013 besloten tot een transitieperiode van drie jaar om naar de uiteindelijke verdeling toe te groeien. Met ingang van begroting 2017 is de huidige verdeelsleutel volledig geeffectueerd. In de bestuursvergadering van 20 oktober jl. is gevraagd de huidige sleutel te vergelijken met een sleutel op basis van inwoner aantal. In onderstaande tabel is deze vergelijking weergeven. Hierbij is uitgegaan van de begroting VrZW In de laatste kolom staan de verschillen ten opzichte van de huidige sleutel. Gemeente Verdeel Begroting Aantal Begroting Verschil sleutel 2018 inwoners per 2018 basisjaar op basis van 1 januari 2017 op basis 2016 verdeelsleutel (bron: CBS) van Brandweer en inwoner rampenbestrijding aantal Beemster 3,17% Edam-Volendam 9,95% Landsmeer 3,02% Oostzaan 2,63% Purmerend 23,73% Waterland 5,76% Wormerland 5,07% Zaanstad 46,69% Totaal 100,00% Voorstel om te beslissen: Het Algemeen Bestuur wordt gevraagd kennis te nemen van het inzicht in de kostenverdeling. Advies Veiligheidsdirectie: Advies Dagelijks Bestuur: Voor kennisgeving aangenomen Het Dagelijks Bestuur besluit het Inzicht in verdeling gemeentelijke bijdrage door te geleiden naar het

185 Personele gevolgen: n.v.t. Financiële gevolgen: Geen Algemeen Bestuur van 8 december Verhouding met ander beleid: Begroting VrZW 2018 Besproken met: Bestuurlijk portefeuillehouder Financiën, D. Bijl Besluit: Aldus besloten door het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland in de vergadering van 8 december 2017, namens deze, voorzitter, secretaris, J. Hamming H. Raasing

186 5.d Voorfinanciering Meldkamer Noord-Holland 1 A d Voorfinanciering Meldkamer Noord-Holland_besluitformulier AB.docx Besluitformulier Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland Datum vergadering: 8 december 2017 Onderwerp: Nummer: Naam Steller: Voorfinanciering Meldkamer Noord-Holland A d J. Rozendal / J. Siebel / H. Bleeker Afdeling: Bedrijfsvoering Korte inhoud: Op 13 februari 2017 is door de Algemeen Besturen van de veiligheidsregio s Kennemerland, Noord Holland Noord en Zaanstreek Waterland ingestemd met de instelling van de meldkamer Noord Holland. Er is tevens besloten in te stemmen met het inbrengen en optellen van de besparingen van iedere Veiligheidsregio, ter dekking van de gezamenlijke frictiekosten. Dit besluitformulier bevat een uitwerking van dat besluit. Hiertoe wordt kort ingegaan op de gekozen richting en een voorstel gedaan voor de implementatie daarvan. Samenvoegingsplan Een project als de vorming van een meldkamer gaat gepaard met structurele en incidentele financiële effecten. De structurele besparing voor de gezamenlijke partijen is in het conceptsamenvoegingsplan geraamd op 3 miljoen euro. De frictie- en eenmalige kosten (samen verder te noemen de frictiekosten ) voor het gehele samenvoegingstraject zijn in dat zelfde plan (voor alle partners totaal) geraamd op Over de verdeling van deze kosten en de mogelijk risico s zijn tussen de deelnemers (politie, veiligheidsregio s, RAV en en KMAR) bestuurlijke afspraken gemaakt. Uitgangspunt voor wat betreft de frictiekosten is dat deze zijn te dekken uit de besparingen, die bij de drie betrokken veiligheidsregio s optreden. Waar de besparingen onvoldoende zijn om de frictiekosten te dekken, worden de resterende frictiekosten volgens een vastgestelde sleutel onder alle partners verdeeld. politie - 50% RAV-en - 20,5% Brandweer/veiligheidsregio s - 19,5% Koninklijke Marechaussee - 10% De veiligheidsregio s verdelen hun aandeel volgens de verhouding 43:37:20 voor respectievelijk Noord- Holland Noord, Kennemerland en Zaanstreek-Waterland. Het ministerie van J&V heeft aangegeven bereid te zijn de eventueel resterende frictiekosten van de veiligheidsregio s (incl. overhead) voor haar rekening te nemen, mits voldaan is aan de gestelde randvoorwaarden, die hiervoor opgenomen zijn in het Transitieakkoord. Anders gezegd, dekking van de frictiekosten die optreden, vindt in beginsel ofwel plaats door het realiseren van schaalvoordelen ofwel door een bijdrage vanuit het ministerie van J&V. Dit maakt dat er geen nadelig financieel effect optreedt voor de (meerjarige) exploitatie. Daarmee is het uiteindelijke risico voor de veiligheidsregio s beperkt. Implementatie De kost gaat voor de baat uit. De frictiekosten ontstaan in 2017 en 2018, terwijl de besparingen in belangrijke mate worden gerealiseerd vanaf het moment dat de meldkamers zijn samengevoegd. Dat betekent dat de frictiekosten moeten worden gefinancierd door de veiligheidsregio s en in een later stadium met de besparingen verrekend. Om rechtmatig uitgaven te kunnen doen, dient als uitwerking van het besluit van 13 februari jl. budget beschikbaar gesteld te worden om de frictiekosten te kunnen financieren.

187 Naar verwachting zullen de frictiekosten zich volgens onderstaand tijdspad voordoen: Totaal Frictie- en eenmalige kosten cf samenvoegingsplan Verhoging budget extra inhuur ICT capaciteit BTW Totaal frictie- en eenmalige kosten cf samenvoegingsplan Bevoorschotting/financiering Totaal Aandeel Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland 20% Als uitwerking van het eerder genomen besluit wordt VrZW gevraagd 20% van de kosten, oftewel , van de gezamenlijke frictiekosten voor te financieren. Uit deze middelen en die van de andere veiligheidsregio s wordt ten behoeve van het project een gezamenlijk frictiekosten budget gevormd. Het risico dat de meldkamer Zaanstreek-Waterland enige tijd leeg komt te staan (financieel risico van de gemeente Zaanstad), wordt afgedekt vanuit dit gezamenlijke frictiekostenbudget. Besparingen Naast frictie- en eenmalige kosten is er ook sprake van besparingen die gerealiseerd kunnen worden op de overhead vanwege het vertrek van de meldkamer. Deels zijn deze al gerealiseerd en verwerkt in de begrotingen van 2017 en Vanaf 2019 worden nog structurele besparingen voorzien ter waarde van 100k. Indien de besparing niet wordt gerealiseerd, worden deze kosten aangemerkt als ontvlechtingskosten. De ontvlechtingskosten zijn voor rekening van de veiligheidsregio s zelf en komen wellicht ook in aanmerking voor vergoeding door het ministerie van J&V. Relevant is wel dat alle partners een gezamenlijke inspanningsverplichting hebben deze ontvlechtingskosten te minimaliseren door het maximale te doen deze te reduceren. Naast de besparing op de overhead betekent de verhuizing van de meldkamer ook een besparing op de huisvestingskosten. Deze besparing geldt van het moment van overgang (1 juli 2018) tot het moment van overgang naar de politie (1 januari 2021) en wordt volgt geraamd: 2018: 80k, 2019: 155k, 2020: 155k Wijze van financiering Voorgesteld wordt de toegezegde bijdrage aan de frictiekosten in lijn met de eerdere uitgangspunten te financieren uit de te realiseren besparingen (overhead en huisvesting) en de bestemmingsreserve meldkamer. De uitgave in 2017 is niet voorzien. Onttrekking aan de reserve is niet mogelijk omdat in de nota reserves en voorzieningen is vastgelegd dat een bestemmingsreserve niet negatief mag staan. Het voorstel is dan ook kosten voor 2017 ad ten laste te brengen de exploitatie Deze financiële ruimte is in de exploitatie 2017 aanwezig. In de 2 de bestuursrapportage 2017 wordt immers rekening gehouden met een voordelig jaarresultaat over 2017 van Voorgesteld wordt nieuwe gerealiseerde besparingen welke nog niet zijn ingeboekt in de begroting op overhead en huisvesting toe te voegen aan de reserve Meldkamer. De frictiekosten die ten laste van 2018, 2019 en 2020 komen, kunnen dan gefinancierd worden uit de bestemmingsreserve IVC (Project meldkamer). Grafisch kan dit als volgt worden weergegeven: Dotatie/onttrekking reserve project Meldkamer jaar aandeel in frictiekosten besparing overhead besparing huisvesting totale besparing onttrekking (-) dotatie (+) omvang reserve saldo na mutatie Toelichting frictiekosten ten laste van exploitatie o.a. dekking eventuele bovenformativiteit o.a. dekking eventuele bovenformativiteit totaal Vooruitblik Bovenstaande ramingen en uitwerkingen zijn gebaseerd op de ramingen van samenvoegingsplan 2.0. Inmiddels is bekend dat de geplande doorlooptijd waarschijnlijk niet gehaald zal worden. Begin 2018 wordt de planning herijkt op basis van de nieuwste gegevens. De politie heeft aangegeven dat verder vertraging

188 voor hen ongewenst is. In samenwerking tussen de betrokken organisaties wordt bekeken wat de mogelijke oplossingen zijn. Indien van toepassing zullen de keuzen ook bestuurlijk worden voorgelegd. Verder geldt dat op basis van het samenvoegingsplan 2.0 nog geen rekening is gehouden met eventuele bovenformativiteit. Inmiddels is voorzienbaar dat niet alle centralisten mee zullen gaan naar de nieuwe meldkamer, en dat er dus bovenformativiteit zou kunnen ontstaan. Op basis van de nadere uitwerkingen en herijkte planning zullen de financiële consequenties opnieuw doorgerekend worden opgenomen in Burap I Voorstel om te beslissen: Het Algemeen Bestuur wordt gevraagd in te stemmen met: 1. Aandeel frictiekosten 2017: ten laste te brengen van de exploitatie 2017 en bijbehorende begrotingswijziging; 2. Aandeel frictiekosten 2018 t/m 2020: te dekken ten laste van de bestemmingsreserve IVC. Advies Veiligheidsdirectie: Advies Dagelijks Bestuur: Personele gevolgen: Financiële gevolgen: Akkoord onder voorbehoud van wijziging Het Dagelijks Bestuur besluit Voorfinanciering Meldkamer Noord-Holland door te geleiden naar het Algemeen Bestuur van 8 december Geen Conform voorstel Verhouding met ander beleid: Instellingsbesluit Meldkamer Noord-Holland, d.d. 13 februari 2017 Transitieakkoord Meldkamer van de Toekomst Notitie Heroriëntatie vorming landelijke meldkamer Besproken met: Bestuurlijk portefeuillehouder Financiën, D. Bijl Voorzitter / portefeuillehouder LMO, J. Hamming Regionaal kwartiermaker Meldkamer Noord-Holland VrK en VrNHN Besluit: Aldus besloten door het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland in de vergadering van 8 december 2017 namens deze, voorzitter, secretaris, J. Hamming H. Raasing

189 5.e Controleprotocol A e Controleprotocol VrZW docx Controleprotocol Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland 2017 t/m 2020 Inleiding In artikel 6, lid 2 van de Financiële verordening is opgenomen dat het Dagelijks Bestuur zorg draagt voor: Jaarlijkse interne toetsing van de organisatieonderdelen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening. De rechtmatigheid van de beheershandelingen vastgelegd in interne controleprogramma s. Het controleprotocol is voor de accountant kader stellend ten behoeve van de uitvoering van de controlewerkzaamheden, oordeelsvorming, verklaring en rapportage. Object van de controle is de jaarrekening en daarmede tevens het gevoerde financieel beheer over 2017 t/m 2020, zoals uitgeoefend door of namens het Dagelijks Bestuur VrZW. Doelstelling Dit controleprotocol heeft als doel nadere aanwijzingen te geven aan de accountant over de reikwijdte van de accountantscontrole, de daarvoor geldende normstellingen en de daarbij verder te hanteren goedkeurings- en rapporteringstoleranties voor de controle van de jaarrekening 2017 t/m 2020 van VrZW. Argumentatie Controleren is toetsen aan de norm. Als de norm niet duidelijk is, kan de accountant zijn werk niet uitvoeren en kan hij geen conclusie trekken op basis van de controle-uitkomsten. Vaststelling van het normenkader vindt dan ook altijd plaats voordat de accountant de rechtmatigheidscontrole voor de jaarrekening aanvangt. Het normenkader is opgenomen als bijlage toegevoegd aan het controle protocol. Algemene uitgangspunten voor de controle (getrouwheid én rechtmatigheid) Zoals in artikel 213 Gemeentewet is voorgeschreven zal de controle van de in artikel 197 Gemeentewet bedoelde jaarrekening uitgevoerd worden door de door het Algemeen Bestuur benoemde accountant. De werkzaamheden van de accountant hebben als doel het afgeven van een oordeel over: De getrouwe weergave van de in de jaarrekening gepresenteerde baten en lasten en de activa en passiva; Het rechtmatig tot stand komen van de baten en lasten en balansmutaties in overeenstemming met de begroting en met de van toepassing zijnde wettelijke regelingen, waaronder de interne regelgeving; De inrichting van het financiële beheer en de financiële organisatie gericht op de vraag of deze een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken; Het in overeenstemming zijn van de door het Dagelijks Bestuur opgestelde jaarrekening met de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels bedoeld in artikel 186 Gemeentewet (Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten); De verenigbaarheid van het jaarverslag met de jaarrekening. Bij de controle zullen de nadere regels die bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden gesteld op grond van: artikel 213, lid 6 Gemeentewet. De uitgangspunten en standpunten van het Platform Rechtmatigheid Provincies en Gemeenten (PRPG) De aanwijzingen en beroepsvoorschriften van het Nederlands Instituut Voor Register Accountants (NIVRA) bepalend zijn voor de uit te voeren werkzaamheden. Onder rechtmatigheid wordt begrepen; de definitie volgens het Besluit accountantscontrole decentrale overheden (Bado) dat de in de rekening verantwoorde lasten, baten en balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen, dat wil zeggen in overeenstemming zijn met de begroting en met de van toepassing zijnde wettelijke regelingen, waaronder de eigen regelgeving. Te hanteren goedkeurings- en rapporteringstoleranties De accountant accepteert in de controle bepaalde toleranties en richt de controle daarop in. De accountant controleert niet ieder document of iedere financiële handeling, maar richt de controle zodanig in dat voldoende zekerheid wordt verkregen over het getrouwe beeld van de jaarrekening en Controleprotocol VrZW 2017 t/m 2020 Pagina 1 Datum:

190 de rechtmatigheid van de verantwoorde baten en lasten en balansmutaties met een belang groter dan de vastgestelde goedkeuringstolerantie. De goedkeuringstolerantie is het bedrag dat de som van de fouten in de jaarrekening en de som van de onzekerheden in de jaarrekening aangeeft, die in de jaarrekening maximaal mogen voorkomen. Zonder dat de bruikbaarheid van de jaarrekening voor de oordeelsvorming door de gebruikers wordt beïnvloed. De goedkeuringstolerantie is de basis van de af te geven accountantsverklaring. De rapporteringstolerantie is een bedrag dat gelijk is aan of lager is dan de bedragen voortvloeiend uit de goedkeuringstolerantie. Bij overschrijding van dit bedrag vindt rapportering plaats in het verslag van bevindingen. Een lagere rapporteringstolerantie leidt in beginsel niet tot aanvullende controlewerkzaamheden, maar wel tot een uitgebreidere rapportage van bevindingen. In het Bado zijn de minimumeisen voor de in de controle te hanteren goedkeuringstoleranties voorgeschreven. De goedkeuringstolerantie wordt berekend als een percentage van de totale lasten van de Veiligheidsregio. Voor de goedkeuringstolerantie stelt het Algemeen Bestuur de volgende wettelijke minimumeisen: Strekking accountantsverklaring: Goedkeuringstolerantie Goedkeurend Beperking Oordeelonthouding Afkeurend Fouten in de jaar- <= 1% >1%<3% - >= 3% rekening (% lasten) Onzekerheden in de controle (% lasten) <= 3% >3%<10% >= 10% - Op basis van de programmabegroting per jaar betekenen bovengenoemde percentages dat een totaalbedrag aan de door de accountant geconstateerde fouten en geconstateerde onzekerheden die onder deze percentages blijven de goedkeurende strekking van de accountantsverklaring niet zullen aantasten. Voor de rapporteringstolerantie wordt als maatstaf voorgesteld dat de accountant op het niveau van programma s voor elke fout of onzekerheid een bedrag van of hoger hanteert. De accountant richt de controle in, rekening houdend met de rapporteringstolerantie, om te kunnen waarborgen dat alle gesignaleerde onrechtmatigheden die dit percentage of bedrag overschrijden ook daadwerkelijk in het verslag van bevindingen worden opgenomen. Reikwijdte van de accountantscontrole De accountantscontrole op rechtmatigheid is limitatief gericht op: 1. De naleving van externe wet- en regelgeving, zoals die in het normenkader van de rechtmatigheidscontrole is opgenomen (bijlage van dit controleprotocol). Dit uitsluitend voor zover deze directe financiële beheershandelingen betreffen of kunnen betreffen; 2. De naleving van de volgende kaders: a. de begroting; b. de financiële verordening ex artikel 212 Gemeentewet; c. de controleverordening ex artikel 213 Gemeentewet 3. De naleving van de interne regelgeving zoals die in het normenkader (zie bijlage) is opgenomen. Dit laatste voor zover van toepassing en uitsluitend voor zover deze directe financiële beheershandelingen betreffen of kunnen betreffen. 4. De financiële beheershandelingen die aan de baten, lasten en balansmutaties ten grondslag liggen worden getoetst aan de het voorwaardencriterium, het begrotingscriterium en het misbruik en oneigenlijk gebruikscriterium (M&O). Rapportering accountant In de tweede helft van het jaar wordt door de accountant een interim controle uitgevoerd. Over de uitkomsten van deze tussentijdse controle wordt een verslag uitgebracht aan het Dagelijks Bestuur. Overeenkomstig de Gemeentewet wordt omtrent de controle van de jaarrekening een verslag van bevindingen uitgebracht aan het Algemeen Bestuur. In het verslag van bevindingen wordt gerapporteerd over de opzet en uitvoering van het financiële beheer en of de beheersorganisatie een getrouw en rechtmatig financieel beheer en een rechtmatige verantwoording daarover waarborgt. Controleprotocol VrZW 2017 t/m 2020 Pagina 2 Datum:

191 Accountantsverklaring In de accountantsverklaring wordt op een gestandaardiseerde wijze, zoals wettelijk voorgeschreven, de uitkomst van de accountantscontrole weergegeven, zowel ten aanzien van de getrouwheid als de rechtmatigheid. Bijlagen: Rechtmatigheidscriteria Normenkader naar toetsingskader Controleprotocol VrZW 2017 t/m 2020 Pagina 3 Datum:

192 Bijlage A: Rechtmatigheidscriteria In het kader van de rechtmatigheidscontrole kunnen 3 rechtmatigheidscriteria worden onderkend. In het kader van het getrouwheidsonderzoek wordt al aandacht besteed aan de meeste van deze criteria. Voor de oordeelsvorming over de rechtmatigheid van het financieel beheer zal extra aandacht besteed worden aan de volgende rechtmatigheidscriteria: Het begrotingscriterium; Het voorwaardencriterium; het misbruik en oneigenlijk gebruikscriterium ( M&O-criterium). Ad 1. Als blijkt dat de gerealiseerde lasten zoals weergegeven in de jaarrekening hoger zijn dan de geraamde bedragen met inbegrip van de laatste begrotingswijziging, is -voor zover het de begrotingsoverschrijdingen betreft- mogelijk sprake van onrechtmatige lasten. De overschrijding kan namelijk in strijd zijn met het budgetrecht van het Algemeen Bestuur. Voor de afsluitende oordeelsvorming is van belang in hoeverre de begrotingsoverschrijding past binnen het door het Algemeen Bestuur geformuleerde beleid en/of wordt gecompenseerd door aan de lasten direct gerelateerde hogere baten. Het bepalen óf respectievelijk welke begrotingsoverschrijdingen al dan niet verwijtbaar zijn, is voorbehouden aan het Algemeen Bestuur. In voorkomende gevallen worden onderstaande begrotingsafwijkingen niet als onrechtmatig bestempeld: Kostenoverschrijdingen die geheel of grotendeels worden gecompenseerd door direct gerelateerde opbrengsten, bijvoorbeeld via subsidies of kostendekkende omzet. Kostenoverschrijdingen die passen binnen het bestaande beleid, maar die niet tijdig konden worden gesignaleerd en gerapporteerd in een bestuursrapportage aan de raad. Vaak blijken dergelijke zaken pas in het kader van het opmaken van een jaarrekening en worden ze veroorzaakt door (externe) factoren. De kosten van inhuur van derden, met als voorwaarde dat het totale budget van de loonsom verhoogd met de uitgaven voor inhuur van derden niet wordt overschreden; Kostenoverschrijdingen inzake activiteiten die na het verantwoordingsjaar als onrechtmatig moeten worden beschouwd omdat dit bijvoorbeeld bij nader onderzoek van de subsidieverstrekker, de belastingdienst of de toezichthouder blijkt. Het gaat hier in de praktijk veelal om interpretatieverschillen bij de uitleg van wet- en regelgeving die na het verantwoordingsjaar aan het licht komen. Kostenoverschrijdingen op investeringen, waarvan de gevolgen voornamelijk zichtbaar worden via hogere afschrijvingslasten en financieringslasten in navolgende jaren, zijn alleen in het jaar van ontstaan als onrechtmatig aan te merken. Dotaties aan voorzieningen die verplicht zijn op grond van de BBV, zoals voorzieningen vormen voor nog te betalen premie WW aan UWV en nog achteraf te verwachte belasting aanslagen. Ad 2. Besteding en inning van gelden door VrZW kunnen aan bepaalde voorwaarden verbonden zijn waarop door de accountant moet worden getoetst. Deze voorwaarden liggen vast in wet- en regelgeving (Algemene verbindende voorschriften van de Europese Unie, formele wetten, algemene maatregelen van bestuur, ministeriële regelingen, verordeningen, richtlijnen, protocollen en dergelijke met een wettelijke grondslag en jurisprudentie). De gestelde voorwaarden hebben in het algemeen betrekking op: De omschrijving van de doelgroep respectievelijk het project; De heffings- en/of declaratiegrondslag; Normbedragen; De bevoegdheden; Het voeren van een administratie; Het verkrijgen en bewaren van bewijsstukken; Aan te houden termijnen besluitvorming, betaling, declaratie e.d.; Recht, hoogte en duur. De precieze invulling verschilt per wet respectievelijk regeling respectievelijk verordening. Voor alle geldstromen dient vooraf ondubbelzinnig vast te staan welke voorwaarden er op van toepassing zijn. Controleprotocol VrZW 2017 t/m 2020 Pagina 4 Datum:

193 Ad 3. In tegenstelling tot andere getrouwheids- en rechtmatigheidsaspecten gaat bij het M&O criterium in het bijzonder om het vaststellen dat in de organisatie effectieve maatregelen zijn getroffen om misbruik te voorkomen dan wel op te sporen. Bij het waarborgen tegen misbruik en oneigenlijk gebruik gaat het veelal om het vaststellen van de juistheid en volledigheid van de gegevens (van derden) op grond waarvan vergoedingen / uitkeringen / subsidies worden verstrekt, dan wel rechten / belastingen / bijdragen worden geheven. Controleprotocol VrZW 2017 t/m 2020 Pagina 5 Datum:

194 Bijlage: B Normenkader VrZW In het normenkader is een overzicht opgenomen van het wet- en regelgeving waar de VrZW aan moet voldoen en die door het Algemeen Bestuur of hogere regelgevende organen is vastgesteld of waarvan Algemeen Bestuur vindt dat deze tot het normenkader behoort. De opbouw die VrZW voor het overzicht kiest is als volgt: Alle voor VrZW relevante wetten zijn in het overzicht opgenomen. Met relevant wordt in dit kader bedoeld: wetgeving die we bij de dagelijkse uitvoeringspraktijk toepassen of zouden moeten toepassen en waar we ons dus aan moeten houden. Alle op deze wetten gebaseerde regelingen (Amvb s, ministeriële regelingen en circulaires) waar voor VrZW relevante financiële bepalingen in zitten De verordeningen van VRZW. De door het Algemeen bestuur vastgestelde financiële beleidskaders. De door het Dagelijks Bestuur vastgestelde beleidskaders, waarvan het Algemeen Bestuur van mening is dat deze in het normenkader horen te zijn opgenomen. Normenkader Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland 2017 Wet- en regelgeving Omschrijving taak Algemeen Personeel Externe wet- en regelgeving Grondwet Wet openbaarheid van bestuur Burgerlijk wetboek Gemeentewet Algemene wet bestuursrecht (Awb) Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) Besluit accountantscontrole decentrale overheden (Bado) Wet basisregistraties adressen en gebouwen (BAG) Besluit doeluitkering bestrijding van rampen en zware ongevallen (BDUR) Wet op de omzetbelasting Regeling informatie voor derden Regeling informatieverstrekking SiSa Wet Markt en Overheid (WMenO) Algemene wet gelijke behandeling Ambtenarenwet Besluit personeel veiligheidsregio s Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO) Wet loonbelasting (Werkkostenregeling) Sociale verzekeringswetten Pensioenwet Wet normering bezoldiging topfunctionarissen (WNT) Aanpassingswet WNT Regeling bezoldigingscomponenten WNT Algemene wet op binnentreden Wet bescherming persoonsgegevens Arbeidstijdenwet Arbo-wet Besluit personeel veiligheidsregio s Interne regelgeving Gemeenschappelijke regeling VrZW Organisatieregeling VrZW Organisatiebesluit VrZW Delegatie- en mandaatbesluit VrZW Financiële verordening VrZW Begroting VrZW 2017 Nota reserves en voorzieningen Nota weerstandsvermogen en risicobeheersing Bezoldigingsverordening Regeling vergoeding vrijwilligers Regeling dienstreizen Tegemoetkoming woon-werkverkeer Regeling (aankoop/verkoop) verlof Regeling tegemoetkoming sport abonnementen Regeling bijzondere gebeurtenissen Regeling kazernering Regeling piket functies Besluit AGS piket Regeling studiefinanciering Regeling mobiele communicatie Besluit omgang brandweer verenigingen Controleprotocol VrZW 2017 t/m 2020 Pagina 6 Datum:

195 Wet allocatie arbeidskrachten door intermediars (WAADI) Treasury Wet financiering decentrale overheden (Fido) Wet houdbare overheidsfinanciën (Hof) Wet verplicht schatkistbankieren Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) Inkoop Europese richtlijnen aanbesteding Aanbestedingswet Gids Proportionaliteit (Gp) Treasury statuut VrZW Facturen < exclusief btw geen verplichting tot prestatievastlegging. Archief en Archiefwet documentbeheer Archiefbesluit Veiligheid Wet en besluit Veiligheidsregio s Tijdelijke wet ambulancezorg Algemene wet op binnentreden GHOR Wet publieke gezondheid Wet toegang zorginstellingen Archief verordening en besluit informatiebeheer Beleidsplan Convenant publieke gezondheid Controleprotocol VrZW 2017 t/m 2020 Pagina 7 Datum:

196 1 A e Controleprotocol VrZW _besluitformulier AB.docx Besluitformulier Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland Datum vergadering: 8 december 2017 Onderwerp: Controleprotocol VrZW Nummer: Naam Steller: A e R. Sijm Afdeling: Bedrijfsvoering Korte inhoud: Controleprotocol In het Controleprotocol (CP) wordt de opdracht alsmede de reikwijdte van de opdracht aan de accountant geformuleerd ten behoeve van de rechtmatigheidstoets van de jaarrekeningen en het daarmee gevoerde financiële beheer van 2017 tot en met De accountantscontrole op rechtmatigheid is limitatief gericht op naleving van deze wet- en regelgeving voor zover deze wet- en regelgeving directe financiële beheershandelingen betreffen. Het controleprotocol 2017 is ten opzichte van het controleprotocol 2016 gewijzigd op de volgende punten: De reikwijdte; het protocol is nu opgesteld voor de duur van vier jaar. Het normenkader wordt wel jaarlijks door het AB vastgesteld; De tolerantie voor de accountant is verlaagd van naar Met deze verlaging wordt de rapporteringstolerantie gelijkgesteld aan het bedrag van de verschillenanalyse van de jaarrekening. Het gelijktrekken van de tolerantiegrens aan het rapportageniveau betekent een administratieve lastenverlichting voor VrZW. Bijlage Normen- en Toetsingskader De opdracht aan de accountant wordt uitgewerkt in het Normen- en Toetsingskader dat ingestoken wordt op drie niveaus: Algemene (externe) wet- en regelgeving inzake het financieel beheer; Specifieke uitkeringen inzake bepaalde baten en/of lasten, zoals (EU)-subsidies; Eigen (regionale) wettelijke voorschriften, voornamelijk bestaande uit de eigen verordeningen, de begroting, beleidsregels en bestuursbesluiten. Voorstel om te beslissen: Het Algemeen Bestuur wordt gevraagd het Controleprotocol VrZW vast te stellen, waarin de opdracht alsmede de reikwijdte van de opdracht aan de accountant geformuleerd wordt ten behoeve van de rechtmatigheidstoets van de jaarrekeningen. Advies Veiligheidsdirectie: Advies Dagelijks Bestuur: Personele gevolgen: Financiële gevolgen: Voor kennisgeving aangenomen Het Dagelijks Bestuur besluit het Controleprotocol VrZW door te geleiden naar het Algemeen Bestuur van 8 december Geen Geen Verhouding met ander beleid: Jaarrekeningen Besproken met: Portefeuillehouder Financiën, D. Bijl Besluit: Aldus besloten door het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland in de vergadering van 8 december 2017, namens deze,

197 voorzitter, secretaris, J. Hamming H. Raasing

198 6.a Handreiking aanpak asbestincidenten 1 A a Handreiking aanpak asbestincidenten_besluitformulier AB.docx Besluitformulier Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland Datum vergadering: 8 december 2017 Onderwerp: Nummer: Naam Steller: Handreiking aanpak asbestincidenten A a D. Hendriks Afdeling: Vakbekwaamheid & Kennis Korte inhoud: Bijgevoegd is de handreiking aanpak asbestincidenten (hierna: de handreiking) en de bestuurlijke oplegger, welke begin 2017 gepubliceerd is door het Instituut Fysieke Veiligheid. De belangrijkste redenen hiervoor waren een landelijke uniforme aanpak, integrale en eenduidige advies richting bestuur en feitelijke tijdige communicatie over gezondheidsrisico s. Afbakening In de handreiking en de bestuurlijke oplegger gaat het om situaties waarbij asbest wordt aangetroffen. Deze vragen bij de incidentbestrijding een gezamenlijke aanpak van de crisisorganisatie en betreffende gemeente om verspreiding van en blootstelling van omwonenden aan asbest te voorkomen en / of te beperken. Daarop volgend is de nafase beschreven waarin de gemeenten de communicatie en eventuele reiniging oppakken. Deze handreiking is tot stand gekomen met medewerking van partijen zoals IBGS Brandweer Nederland, Omgevingsdienst, milieuspecialist politie, GAGS-platform, GGD, etc. Wat is er tot nu mee gedaan? Bij ontvangst van de handreiking in onze regio is een bijeenkomst belegd met de kolommen en de omgevingsdienst om te bekijken in hoeverre de handreiking afwijkt van de werkwijze die wij destijds al hanteerde. Bij dit overleg werd geconcludeerd dat de handreiking (afgezien van de nieuwe categorisering) eigenlijk de status quo beschreef, maar dat er grote onbekendheid was over asbest bij de niet-deskundigen. Een voorbeeld hiervan is dat de officier van dienst bevolkingszorg al aanspreekpunt was voor de omgevingsdienst, maar niet alle operationele functionarissen op de hoogte waren van deze afspraak. Wat zijn de leerpunten Begin 2017 is aandacht gegeven aan de procedures en afspraken bij asbest gerelateerde incidenten in de themabijeenkomsten en oefeningen op CoPI en ROT niveau om de kennis te vergroten. Op basis van deze oefeningen zijn per kolom diverse afspraken en procedures nader aangescherpt. De belangrijkste multi leerpunten zijn: In Zaanstreek-Waterland zijn er twee omgevingsdiensten, OD IJmond en OD Noordzeekanaalgebied. Enkel de gemeente Zaanstad valt onder de OD Noordzeekanaalgebied. Anders dan de andere gemeenten heeft Zaanstad de nietwettelijke verantwoordelijkheid op het gebied van asbest bij de gemeente gehouden. Hetgeen betekent dat bij asbestincidenten in Zaanstad niet de OD aan zet is, maar de afdeling gebruikstoezicht van de gemeente. De omgevingsdienst/afdeling gebruikstoezicht Zaanstad coördineert het vaststellen van asbest, het bepalen van verspreidingsgebied en sanering. De omgevingsdienst/afdeling gebruikstoezicht valt als milieuproces onder de Officier van Dienst Bevolkingszorg. Na afschalen, wanneer de Officier van Dienst Bz of Algemeen Commandant Bz de informatie heeft overgedragen aan de gemeente voor de nafase, vallen alle werkzaamheden onder coördinatie van de (bron)gemeente en niet meer onder die van de crisisorganisatie. In de handreiking wordt een voorstel gedaan voor een andere werkwijze ten aanzien van categorisering. Aanpassing van de categorisering wordt pas gedaan nadat de regionale brandweer heeft bepaald of we op deze wijze gaan werken. Bij evaluaties van asbestgerelateerde incidenten wordt structureel besproken hoe procedures zijn toegepast. Benodigde aanpassingen worden op basis van deze evaluaties

199 doorgevoerd. Aanbevelingen uit de handreiking Onderstaand zijn de aanbevelingen uit de handreiking weergegeven. In de handreiking staat bij aanbevelingen 1 en 2 dat deze onderzocht moeten worden door de veiligheidsregio. Dit heeft te maken met de landelijke verschillen die er zijn ten aanzien van de breedte van de taakuitvoering van veiligheidsregio s. In Zaanstreek-Waterland liggen deze taken bij de individuele gemeenten zelf. Aanvullend moet opgemerkt worden dat uit incidentevaluaties blijkt dat de overdracht van incidenten waarbij (vermoedelijk) asbest is betrokken aan gemeenten (vooral maar niet alleen) buiten kantoortijden in de praktijk moeizaam verloopt. Het beschikbaar krijgen van de functionarissen die het vervolg van reiniging en het vervolg van voorlichting aan omwonenden moeten oppakken blijkt in de praktijk zeer lastig. Hierdoor vindt overdracht bijna nooit goed plaats. Dit leidt tot onnodige onrust bij de afhandeling van incidenten waar (vermoedelijk) asbest bij is betrokken. De aanbeveling uit de Handreiking om de interne gemeentelijke processen goed tegen het licht te houden wordt hiermee met ervaringen uit de praktijk onderschreven. Besluitvorming Omdat de handreiking de status quo beschrijft, op de categorisering na, is er geen besluitvorming voor te leggen. Voor wat de categorisering van asbest wordt binnen onze regio de brancherichtlijn van Brandweer Nederland gevolgd. De gewijzigde brancherichtlijn zal middels een separaat besluitformulier aan het MT worden aangeboden. Verder wordt er naar aanleiding van de oefeningen door VrZW een informatiekaart opgesteld met daarin opgenomen benodigde informatie voor de GRIP-structuur. Bestuurlijke oplegger Bij de oplegger is een bestuurlijke handreiking. De bestuurlijke handreiking geeft tips aan het beleidsteam, maar geeft geen reden tot wijziging van procedures. Derhalve wordt geadviseerd de bestuurlijke handreiking ter kennisgeving aan het bestuur te sturen. Voorstel om te beslissen: Het Algemeen Bestuur wordt gevraagd: 1. Kennis te nemen van de handreiking aanpak asbestincidenten en de bestuurlijke oplegger; 2. De medewerkers bevolkingszorg en de gemeentelijke ACB-ers te verzoeken, onder regie van de coördinerend gemeentesecretaris een actieplan op te stellen op basis van de aanbevelingen uit de handreiking, en deze voor te leggen aan het bestuur. Advies Veiligheidsdirectie: Advies Dagelijks Bestuur: Personele gevolgen: Geen Financiële gevolgen: Geen Akkoord onder voorbehoud van wijziging Het Dagelijks Bestuur besluit de Handreiking aanpak asbestincidenten door te geleiden naar het Algemeen Bestuur van 8 december Verhouding met ander beleid: Brancherichtlijn voor veilig optreden bij asbestincidenten Besproken met: Bestuurlijk portefeuillehouder Multidisciplinaire samenwerking, L. Sievers Omgevingsdienst IJmond GGD Zaanstreek-Waterland (medisch milieukundige) Gemeenten Besluit:

200 Aldus besloten door het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland in de vergadering van 8 december 2017 namens deze, voorzitter, secretaris, J. Hamming H. Raasing

201 1 A a Handreiking aanpak asbestincidenten_bestuurlijke oplegger.pdf Bestuurlijke oplegger Handreiking Aanpak asbestincidenten

202

203 Bestuurlijke oplegger Handreiking Aanpak asbestincidenten 1 juli 2016 IFV Bestuurlijke oplegger Handreiking Aanpak asbestincidenten 1/6

204 Inleiding Nederland heeft de laatste jaren te maken gehad met een aantal asbestincidenten 1 die de landelijke pers haalden en onrust in de samenleving veroorzaakten. Naar verwachting zullen overheden ook in de komende jaren 2 nog vaak - onverwacht - met asbestincidenten worden geconfronteerd. Kenmerkend voor dit soort incidenten is dat zowel overheid, media en burgers asbest vaak als enge materie zien. De focus van berichtgeving ligt meestal op de publieke onrust, die maar moeizaam kan worden beteugeld met geruststellende berichten dat de gezondheidsrisico s verwaarloosbaar klein zijn³. Want hoe klein is klein dan precies? Uiteindelijk rest er maar één vraag bij de aanpak van asbestincidenten: wat moet er gedaan worden zodra wij gealarmeerd zijn? De samenleving wil erop kunnen rekenen dat de overheid effectief optreedt, ook in het geval van niet alledaagse (asbest)incidenten. Het is aan de samenwerkende publieke diensten en overheden om zich daarop gedegen voor te bereiden. En het is aan hun bestuurders om daarvoor de verantwoordelijkheid te nemen⁴. Doel bestuurlijke oplegger Aangezien asbestincidenten in de regel niet alledaags zijn en veel onrust kunnen veroorzaken, benoemen wij in deze oplegger een aantal asbestincident-gerelateerde bestuurlijke valkuilen. Van wezenlijk belang is echter ook dat er - met name in de voorbereiding op asbestincidenten - aan een aantal (verderop benoemde) cruciale randvoorwaarden dient te worden voldaan. Bestuurlijke valkuilen asbestincidenten Onderscheid publieke en private adviezen 1. Publieke hulpverleningsdiensten zijn de - primaire en onafhankelijke - adviseurs van het bevoegd gezag, niet de private asbestdeskundigen. Maak altijd gebruik van eigen deskundigheid binnen de overheidsorganisatie(s) en betrek die er zo snel mogelijk bij. Aangaande volksgezondheid betreft het de Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen (GGD) en inzake veiligheid de Adviseur Gevaarlijke Stoffen (brandweer). 2. Mogelijk heeft u contracten met asbestbedrijven; deze horen noch in de acute fase van een asbestincident noch in het gemeentehuis, noch in de staven, noch bij de communicatie thuis. Laat private partijen niet in gremia aanschuiven waar zij niet thuis horen (GBT etc.), aangezien zij niet per definitie het publieke belang dienen. 3. Adviezen van private asbestpartijen dienen altijd via - en onder regie van de publieke hulpverleningsdiensten - te worden verwerkt in een integraal advies. Ga nooit sec af op een (mogelijk gekleurd) privaat advies. Communicatie 4. Het is noodzakelijk de communicatie strikt via één kanaal te laten verlopen. Zoek meteen afstemming met alle betrokken partijen en maak eenduidige afspraken over wie, wanneer en waarover communiceert. 5. Zorg voor tijdige, herkenbare en begrijpelijke communicatie met een - voor leken - heldere, volledige en eenduidige boodschap. In relatie tot asbest betekent dit dat er 1 Utrecht Kanaleneiland juli 2012, Alkmaar januari 2014, Roermond december 2014, Wateringen januari Proefschrift R.F. Ruers, Macht en tegenmacht in de Nederlandse asbestregulering, 15 maart 2012, Erasmus Universiteit Rotterdam ³ Bestuurlijke valkuilen asbestincidenten nr. 11 ⁴ Bijlage A IFV Bestuurlijke oplegger Handreiking Aanpak asbestincidenten 2/6

205 naast informatie over het feitelijke gezondheidsrisico, ook aandacht moet zijn voor de risicobeleving bij burgers en andere betrokkenen. 6. Ga met de burgers en media in gesprek over afwegingen die de overheid moet maken en over wederzijdse verwachtingen. De informatie dient volledig te zijn: communiceer ook over wat (nog) niet bekend is. Volg real time (social media etc.) welke verhalen er de ronde doen, hoe er wordt gesproken over bestuurders en welke emoties een rol spelen. Zo kan de noodzakelijke voeling verkregen en gehouden worden met wat er onder de burgers leeft. 7. Zorg bij de communicatie in de media zo spoedig mogelijk voor een goede woordvoerder die vertrouwen, betrokkenheid en autoriteit (deskundigheid) uitstraalt, bijvoorbeeld een GAGS. Benadruk de deskundigheid van de brandweer, de GGD en de betrokken Omgevingsdienst of Regionale Uitvoeringsdienst. Ook het ondersteuningsteam Brandweer kan daar faciliterend bij zijn (bereikbaar via meldkamer Brabant-Noord op nummer: ). 8. Bewonersbijeenkomsten zijn alleen zinvol in bijzondere situaties. Asbest is dan maar een deel van het verhaal, maar wel één die de communicatie c.q. dialoog danig kan compliceren. Bij (eerder) verstoorde verhoudingen tussen gemeente en de bevolking, is asbest olie op het vuur. Al met al behoeft een besluit tot een bewonersbijeenkomst, vóóraf een gedegen en evenwichtige afweging. Peil eerst de concrete behoefte voordat er een bewonersbijeenkomst wordt georganiseerd. En als daartoe al besloten wordt, beperk de bijeenkomst(en) dan tot kleine groepen direct getroffenen. Maatregelen 9. Leg duidelijk het verschil uit (bijvoorbeeld qua dragen van kleding) tussen wat er gedaan moet worden in het kader van Arbowetgeving voor werknemers (en ingehuurde mensen) van asbestverwijderingsbedrijven en wat er gedaan moet worden in het kader van gezondheidsbescherming van inwoners. 10. In situaties waar asbest is vrijgekomen in een woonwijk, dient men zeer terughoudend te zijn met verstrekkende maatregelen, zoals het ontruimen van woningen en/of het tijdelijk evacueren van bewoners. De vaak forse psychosociale gevolgen van ontruiming en/of evacuatie moeten meegenomen worden in de uiteindelijke afwegingen tot besluitvorming. 11. Bij het opruimen van asbest in een gebied moet niet uitgegaan worden van asbestvrij. Er zullen altijd wel wat stukjes achterblijven, zonder dat dit gezondheidsrisico s met zich meebrengt. Te vaak is er sprake van flintermanagement en een extreme zoektocht naar de laatste flinters. Asbestveilig is de norm. Asbestschoon is onmogelijk. Neem geen verstrekkend besluit met als uitgangspunt het zekere voor het onzekere nemen. De GGD-tabellen over de gezondheidsrisico s asbest dienen leidend te zijn: zie de GGD Richtlijn medische milieukunde, Gezondheidsrisico s van asbest in woningen en publieke gebouwen, RIVM Het nemen van - al dan niet gemandateerde - juridische maatregelen, zoals bestuursdwang, verdient vooraf expliciet bestuurlijke aandacht. Gebleken is dat bijvoorbeeld het (te) snel toepassen van bestuursdwang kan leiden tot verstoorde verhoudingen tussen overheid en betrokken partijen, sterke vertraging van de (met name juridische) afhandeling van het incident en verschuiving van alle verantwoordelijkheid naar de gemeente. Ondertussen kan degene op wie de bestuursdwang is toegepast, een passieve houding aannemen en kritiek geven (ook in de media). 3/6

206 Bijlage A Bestuurders better safe than sorry? Bestuurders handelen bij asbestincidenten regelmatig conform het better safe than sorry principe (het zekere voor het onzekere nemen). Het ontbreken van juiste en eenduidige informatie, in combinatie met tijdsdruk, versterkt de gevoelde noodzaak tot het nemen van verstrekkende maatregelen. Bestuurders voelen vaak de druk van de media en gaan uit van de foutieve veronderstelling dat het nemen van verstrekkende maatregelen volgens het better safe than sorry principe de zorgzame rol is die de burger van hen verwacht bij dergelijke incidenten, waarover zij politieke verantwoording moeten afleggen. In Utrecht hebben we echter gezien dat het zekere voor het onzekere nemen (grootschalige evacuatie van ruim 180 huishoudens) zeer veel onzekerheid en onrust met zich meebracht en politiek gevaarlijk kan zijn¹. Helaas leeft in delen van de gemeenschap van politici, bestuurders en ambtenaren nog steeds de mythe - met de status van waarheid - dat burgers sterk risicomijdend zouden zijn. Burgers zijn niet risicomijdend. Burgers accepteren in het dagelijkse leven veel risico s (zonnen, roken, verkeer, etc.) en bepalen zelf of zij dat risico nemen en op welke wijze. Uiteraard maakt het behoorlijk verschil of risico s door burgers zelf meer of minder bewust aanvaard zijn, maar de veronderstelling dat burgers per definitie sterk risicomijdend en erg afhankelijk zijn van de overheid, is onjuist. Burgers zijn tijdens incidenten of rampen juist niet hulpeloos, ook niet (sterk) afhankelijk van de hulp van buiten noch raken zij snel in paniek². De - vaak gevoelde - bestuurlijke vrees achteraf te worden aangesproken, kan juist wel een reden zijn om meteen openheid en transparantie als uitgangspunt te nemen. Een bestuur dat de dialoog zoekt met burgers en aan de inwoners en andere belanghebbenden haar afwegingen, dilemma s en conclusies communiceert - ook over wat ze niet weet - heeft niets te verbergen. Het punt van verantwoording afleggen verschuift daardoor naar een eerder moment. De bestuurlijke afrekencultuur heeft dan weinig tot geen vat meer op de kwestie 3. Cruciale randvoorwaarden Zowel bij de brandweer, GGD als wel (regionale) omgevings- en/of uitvoeringsdiensten zijn er (nog) adviseurs gevaarlijke stoffen die relatief weinig ervaring met asbestincidenten hebben. Dat vergroot de kans op een (te) dominante positie van private asbestpartijen/ deskundigen met alle - mogelijk negatieve - gevolgen van dien. Aanbeveling 1. Laat door uw veiligheidsregio preparatief onderzoeken of er bij alle publieke diensten die u moeten adviseren, structureel voldoende ervaring (en kennis) aanwezig is over asbestincidenten. Aanbeveling 2. Laat door uw veiligheidsregio preparatief zogeheten (inter)regionale expertteams - in netwerkverband - instellen op het gebied van asbestincidentbestrijding. Aanbeveling 3. Informeer de inwoners van uw gemeente (bijv. via en uw gemeentelijke website) preparatief over de wijze waarop de gemeente gaat handelen in het geval van een asbestincident. Deel publiekelijk de Handreiking aanpak asbestincidenten. ¹ ² Prof.Dr. Ira Helsloot, onderzoek/boekwerk: Zelfredzaamheid van burgers bij rampen en zware ongevallen 3 De Nationale Ombudsman: De asbestzomer van 2012, rapportnr. 2012/198 IFV Bestuurlijke oplegger Handreiking Aanpak asbestincidenten 4/6

207 Aanbeveling 4. Laat door uw veiligheidsregio in uw gemeente een bestuurlijke oefening organiseren, waarbij een asbestincident centraal staat. Gebleken is dat bestuurlijke vertaling en sensitiviteit van ambtelijke adviezen, cruciaal zijn voor de gewenste snelheid van handelen en de kwaliteit van adviezen op maat. Aanbeveling 5. Zorg voor een communicatiedeskundige met bestuurlijke sensitiviteit dicht bij de bestuurder (bij bestuurder bij voorkeur niet sec vanuit het ROT adviseren). Dit in verband met de snelheid van handelen en de kwaliteit van het (integraal) bestuurlijk advies op maat. Aanbeveling 6. Verlang van uw - publieke - adviseurs dat zij gedurende elke fase van het asbestincident regelmatig met u afstemmen omtrent alle juridisch/bestuurlijk/ financieeleconomisch (potentieel) gevoelige zaken. Van belang is daarbij vooral bestuurlijk-sensitieve aandacht voor - eventuele - consequenties van te nemen stappen en maatregelen. Het komt voor dat de asbestbranche de casus groter maakt dan strikt (gezondheidskundig gezien) noodzakelijk is. Aanbeveling 7. Laat altijd (integrale) onafhankelijke adviezen van de overheidsdiensten (GAGS, AGS en publieke regionale Omgevings- of Uitvoeringsdiensten) prevaleren boven adviezen van private partijen. Private asbestpartijen/deskundigen zijn bij asbestincidenten regelmatig eerder aanwezig en spelen dan vaak een grotere rol bij de advisering richting het bestuur dan de (G)AGS/brandweer/GGD. Bestuurders kunnen in een dergelijke situatie te maken krijgen met tegenstrijdige adviezen. De (G)AGS wil minder verstrekkende maatregelen nemen dan de private asbestpartijen/deskundige(n). Andersom zou ook kunnen, maar is minder waarschijnlijk. Aanbeveling 8. Laat private partijen bij asbestincidenten niet in gremia aansluiten waar zij niet thuis horen (GBT, ROT, etc.), aangezien zij niet per definitie het publieke belang voorop hebben staan. Zorg zo snel mogelijk voor deskundig advies (GAGS, AGS en publieke regionale Omgevings- en/of Uitvoeringsdiensten) vanuit overheidsorganisaties. Aanbeveling 9. Communicatie bij asbestincidenten dient zich te richten op de relevante, verschillende groepen onder de bevolking. Enerzijds de bewoners, gebruikers en andere betrokkenen (bedrijven etc.) binnen het verspreidingsgebied, anderzijds de bewoners buiten het verspreidingsgebied en de media. Besef daarbij dat de overheid anno 2016 e.v. niet langer de centrale regisseur is op het gebied van communicatie, aangezien iedereen communiceert ( mediacratie, sociale media) en incidenten interessant zijn voor de media (zeker als er ook sprake is van 'human interest'), hetgeen weer invloed kan hebben op publiek en politiek (circulaire beïnvloeding). Aanbeveling 10. Start meteen - in het geval van een asbestincident - het proces Nazorg op. Vanuit de bevolking en media zullen hierover al in de acute fase snel vragen worden gesteld. Wellicht dat ook bestaande draaiboeken voor andere incidenten van pas kunnen komen bij opstart en invulling van dit proces. 5/6

208 Instituut Fysieke Veiligheid Expertisecentrum Postbus HA Arnhem Kemperbergerweg 783, Arnhem IFV Bestuurlijke oplegger Handreiking Aanpak asbestincidenten 6/6

209 1 A a Handreiking aanpak asbestincidenten_handreiking.pdf Handreiking Aanpak asbestincidenten

210

211 Handreiking Aanpak asbestincidenten Werkversie: 1.0, 1 juli 2016

212 Instituut Fysieke Veiligheid Expertisecentrum Postbus HA Arnhem Kemperbergerweg 783, Arnhem Colofon Opdrachtgever: Instituut Fysieke Veiligheid Titel: Handreiking aanpak asbestincidenten Datum: 1 juli 2016 Status: werkversie Versie: 1.0 Auteurs: zie bijlage 5 Projectleider: Oscar Koebrugge Vz. projectgroep Gerard Zomer Review: Manon Oude Wolbers Eindverantwoordelijk: Miranda Luttik 2/62

213 2016, Instituut Fysieke Veiligheid Het Instituut Fysieke Veiligheid werkt nauw samen met veiligheidsregio s aan het ontwikkelen en uitvoeren van gemeenschappelijke activiteiten op het gebied van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Een kerntaak van het IFV is het ontwikkelen, in stand houden en beschikbaar stellen van expertise met betrekking tot fysieke veiligheid. Alhoewel deze handreiking met veel zorg is samengesteld, aanvaarden schrijvers noch uitgever enige aansprakelijkheid voor schade ontstaan door eventuele fouten c.q. onvolkomenheden in deze handreiking. Deze publicatie is een weergave van de stand van zaken op 1 juli Om de publicatie te kunnen blijven door ontwikkelen en verbeteren, ontvangen wij graag uw commentaar en suggesties. Wij nodigen u hierbij dan ook uit om uw opmerkingen en suggesties te en naar info@ifv.nl onder vermelding van: Handreiking aanpak asbestincidenten. Achtergrondinformatie over asbest is te vinden in het dossier asbest op het Kennisplein van het IFV. Te vinden op de website: 3/62

214 Voorwoord Voor u ligt de Handreiking aanpak asbestincidenten. Dit is de opvolger van het Plan van aanpak asbestbrand De ontwikkelingen bij de publieke organisaties, inclusief de wijze waarop zij samenwerken, evenals de ervaringen en kennis over hoe om te gaan met asbestincidenten, zijn redenen geweest om deze Handreiking te ontwikkelen. De afgelopen jaren zijn bij het vrijkomen van asbest in de omgeving - uit voorzorg door de overheid - soms verstrekkende maatregelen genomen. Ook is uit evaluaties van asbestincidenten het belang van tijdige en zorgvuldige communicatie gebleken. Het vrijkomen van de kankerverwekkende stof asbest leidt anders tot onnodige onrust bij omwonenden. Crisis- en risicocommunicatie in relatie tot asbestincidenten krijgt daarom specifieke aandacht in deze handreiking. Het vrijkomen van asbest in de omgeving kan niet alleen het gevolg zijn van een brand, maar ook bij andere typen van incidenten kan asbest vrijkomen. Deze handreiking is daarom ook van toepassing op andere asbestincidenten dan alleen een asbestbrand. Mede door deze bovengenoemde ervaringen, inzichten en bevindingen bestaat er met name bij de publieke hulpverleningsdiensten onverminderd behoefte aan een richtinggevend document dat de basis vormt voor het gezamenlijk optreden bij asbestincidenten. Een geadviseerde aanpak die bijdraagt aan de duidelijke positionering van publieke en private partijen met als beoogd resultaat besluiten die weloverwogen zijn en die bij het feitelijke risico passen. Besluiten die ook rekening houden met de risicobeleving van burgers. Bij asbestincidenten verdienen bestuurlijke aspecten speciale aandacht, aangezien asbestincidenten niet alledaags zijn, snel onrust (kunnen) veroorzaken en verstrekkende gevolgen kunnen hebben (maatschappelijk en bestuurlijk), indien niet adequaat en deskundig wordt gehandeld. Daarom is separaat een bestuurlijke oplegger opgesteld. In deze oplegger zijn naast bestuurlijke valkuilen ook een aantal randvoorwaarden inclusief aanbevelingen opgenomen, waaraan voldaan moet worden om asbestincidenten succesvol te kunnen aanpakken. Tot slot dank ik alle betrokken personen en organisaties voor de grote betrokkenheid en gezamenlijke inspanning die heeft geleid tot deze Handreiking aanpak asbestincidenten. Arnhem, 1 juli 2016 L.C. Zaal MPM Algemeen directeur 1 Plan van het toenmalig ministerie van VROM, gebaseerd op Overheidsoptreden bij bijzondere milieuomstandigheden /62

215 Inhoud Voorwoord... 4 Deel I Hoofddocument Inleiding Doel en afbakening Doelgroep Opbouw van de handreiking Aanpak asbestincidenten Kenmerken van asbestincidenten Fasering en aanpak van asbestincidenten Asbestincident buiten Schema asbestincident buiten Toelichting schema asbestincident buiten Asbestincident binnen Schema asbestincident binnen Toelichting schema asbestincident binnen Herstelfase asbestincident Schema Herstelfase asbestincident Toelichting schema Herstelfase asbestincident Evaluatie Deel II Achtergrond Bepalen verspreidings-/ saneringsgebied bij asbestincidenten Inleiding Brand Inventarisatie van het verontreinigde gebied Het brongebied/brandhaard Sanering en eindcontrole conform NEN Explosie Explosie waarbij asbestcement is verspreid Explosie waarbij niet-hechtgebonden asbest is verspreid Instorting Andere incidenten waarbij asbest wordt verspreid Betrokken partijen Overheid en hulpverleningsdiensten Toelichting Derden Toelichting Crisis- en risicocommunicatie Aanbevelingen crisiscommunicatie Crisiscommunicatie Juiste, volledige en snelle informatievoorziening Risicobeleving /62

216 3.2.3 Concrete en eenduidige communicatie Risicocommunicatie Bijlage 1: Voorbeeldbrieven Categorie I: Asbestincident binnen Categorie II: Asbestincident binnen Categorie III: Asbestincident buiten, voorbeeld Categorie III: Asbestincident buiten, voorbeeld 2 (asbest bij brand) Bijlage 2: Wettelijk kader Bijlage 3: Afkortingen en begrippen Bijlage 4: Referenties Literatuur bij deel II, hoofdstuk 3, Risico- en crisiscommunicatie Websites Wet en regelgeving Bijlage 5: Projectgroep /62

217 Deel I Hoofddocument 7/62

218 1 Inleiding 1.1 Doel en afbakening De Handreiking aanpak asbestincidenten biedt een multidisciplinair en operationeel georiënteerd handelingskader aan publieke hulpverleningsdiensten en andere betrokken overheidsorganisaties, voor het gezamenlijk handelen bij asbestincidenten. Ervaring leert dat niet alleen branden waarbij asbest vrijkomt, maar ook andersoortige asbestincidenten veel commotie kunnen veroorzaken. Het onverminderde belang van multidisciplinaire afstemming en de noodzakelijke aandacht voor risico- en crisiscommunicatie maken dat deze handreiking het volgende wil bereiken: > het bevorderen van een landelijk uniforme aanpak van asbestincidenten (Unité de doctrine door publieke hulpverleningsdiensten) > het op volgordelijke wijze treffen van noodzakelijke, effectieve en efficiënte maatregelen > integrale en eenduidige adviezen, op basis waarvan het bevoegd gezag afgewogen besluiten kan nemen > feitelijke en tijdige communicatie over de gezondheidsrisico s en de getroffen beheersmaatregelen. Onder asbestincidenten worden in deze handreiking situaties verstaan waarbij asbest wordt aangetroffen en waarbij de gezamenlijke inzet van hulpdiensten, gemeente en andere organisaties vereist kunnen zijn, om verspreiding van en blootstelling aan asbest te voorkomen en/of te beperken. Vaak zullen asbestvondsten kleine incidenten zijn, die op reguliere basis afgehandeld kunnen worden door het bevoegd gezag (gemeente of Omgevingsdienst/Regionale Uitvoeringsdienst (RUD)), al dan niet met advies van de GGD. Asbestvondsten worden echter ook gemeld via het landelijke servicenummer van de politie ( ) of via het noodnummer van de Gemeenschappelijke Meldkamer, GMK (112). Deze handreiking gaat primair uit van asbestincidenten die via deze meldkamerroute gemeld worden. In veel gevallen zal een asbestvondst betrekking hebben op een gebouw. Maar ook in treinen, schepen, trams en in mindere mate bussen is asbest verwerkt. Daarnaast kan asbest bijvoorbeeld voorkomen in: > kassen (technische installaties) > industriële (proces)industrie > op voorraad gehouden reserve-onderdelen > bouwkundige onderdelen als standleidingen, riolering, fundering, dakbeschot, doorvoeringen en als brandwering aangebrachte spuitasbest. De inhoud van deze handreiking sluit zo goed mogelijk aan bij operationele (monodisciplinaire) werkprocessen van de betrokken partijen. De beschrijving van die werkprocessen is geen onderdeel van deze handreiking. Hiervoor wordt m.b.t. de hulpverleningsdiensten verwezen naar: > Brancherichtlijn Brandweeroptreden bij asbestincidenten (Brandweer Nederland, 2016) > GGD-richtlijn medische milieukunde (RIVM 2014) 8/62

219 1.2 Doelgroep De Handreiking aanpak asbestincidenten is bestemd voor de (operationele functionarissen van de) publieke hulpverleningsdiensten en andere overheidsorganisaties die een directe rol hebben bij de bestrijding van een asbestincident. In hoofdstuk 2 van deel II (Achtergrond) worden de belangrijkste rollen, taken en verantwoordelijkheden van deze organisaties bij een asbestincident toegelicht. Ook worden daar overige partijen, die bij asbestincidenten betrokken kunnen zijn, kort beschreven. 1.3 Opbouw van de handreiking De Handreiking aanpak asbestincidenten bestaat uit twee delen: Deel I: Hoofddocument Deel II: Achtergrond. Deel I is het operationele deel van de handreiking. Na een korte inleiding volgt in hoofdstuk 2 de kern van de handreiking: de beschrijving van de multidisciplinaire aanpak van asbestincidenten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen asbestincidenten buiten (buiten een gebouw, inrichting of object) en asbestincidenten binnen (asbestverspreiding binnen een gebouw 2 ). In deze zogenoemde acute fasen wordt de verspreiding van en blootstelling aan asbest vastgesteld en worden maatregelen getroffen om verdere verspreiding of blootstelling te voorkomen. De acute fase wordt altijd opgevolgd door een herstelfase. Na overdracht van informatie uit de acute fase werkt het bevoegd gezag samen om het asbest op te ruimen en waar nodig nazorg te verlenen. Zowel de acute fases als de herstelfase zijn weergegeven in drie schema s, die elk voorzien zijn van een toelichting. Deel II bevat achtergrondinformatie over een aantal essentiële aspecten van de aanpak van asbestincidenten. Hoofdstuk 1 behandelt verschillende typen asbestincidenten die in deze handreiking onderscheiden worden, hun verspreidingskarakteristieken en de wijze waarop het verspreidingsgebied bepaald wordt. In hoofdstuk 2 wordt een overzicht gegeven van de bij een asbestincident betrokken partijen en hun taken. Omdat zowel crisis- als risicocommunicatie een belangrijk aspect zijn bij de aanpak en afhandeling van een asbestincident, wordt in hoofdstuk 3 aandacht aan dit onderwerp gewijd. Verder bevat deel II een aantal bijlagen. In bijlage 1 zijn, aansluitend op hoofdstuk 3, enkele voorbeeldbrieven opgenomen die bij een asbestincident kunnen worden gebruikt. Bijlage 2 beschrijft het wettelijk kader. In bijlage 3 worden relevante afkortingen en begrippen gedefinieerd. In bijlage 4 zijn referenties voor geraadpleegde en relevante bronnen opgenomen, alsmede links naar websites voor meer informatie. Deze handreiking is gerealiseerd door een projectgroep waarin de bij de aanpak van een asbestincident structureel - betrokken overheidsorganisaties vertegenwoordigd zijn. De vertegenwoordigers zijn opgenomen in bijlage 5. 2 Met gebouw worden ook andere objecten bedoeld waarbij sprake is van binnen, bijvoorbeeld schepen. Zie hiervoor ook de voorbeelden onder hoofdstuk 1.1. De handreiking geldt ook voor deze objecten. 9/62

220 2 Aanpak asbestincidenten 2.1 Kenmerken van asbestincidenten De Handreiking aanpak asbestincidenten heeft betrekking op alle typen incidenten waarbij onverwacht asbest aangetroffen kan worden. In deze handreiking worden onder asbestincidenten verschillende typen verstaan, zoals: brand, explosie (al dan niet in combinatie met brand), instorting en overige incidenten zoals onoordeelkundige bewerking of sloop, illegale stort en storm- en/of hagelschade. Deze incidenttypen worden toegelicht in hoofdstuk 1 van deel II. Nadere (achtergrond-)informatie over de verschillende soorten asbest, de fysische eigenschappen en de mogelijke effecten op de gezondheid is onder andere te vinden in: 3 > Plan van aanpak asbestbrand (VROM-Inspectie, 2006) > Het vrijkomen van asbest bij brand (TNO, 1995) > GGD-Richtlijn medische milieukunde (RIVM, 2014) > Brandweeroptreden bij asbestincidenten. Brancherichtlijn en publicatie (Brandweer Nederland & Brandweeracademie IFV, 2016). De hieronder genoemde aspecten van incidenten met asbest zijn hier het vermelden waard: > Wetgeving. Het wettelijk kader voor de aanpak van asbestincidenten omvat naast specifieke asbestwetgeving (Asbestverwijderingsbesluit 2005) ook wetgeving voor bescherming van mens en milieu tegen eventuele schadelijke gevolgen van de blootstelling aan asbest. Zie deel II, bijlage 2 voor toelichting. > Specifieke deskundigheid. Bij een asbestincident is het noodzakelijk om, naast asbestdeskundigheid bij de overheidsdiensten, ook specifieke asbestdeskundigheid van private partijen in te schakelen. Bijvoorbeeld: - een gecertificeerd asbestinventarisatiebedrijf (SC-540) - een deskundig inventariseerder (SC-560): dit is een persoon die in naam/met - een bedrijfscertificaat bevoegd is om uitspraken te doen - een geaccrediteerd laboratorium/onderzoeksbureau om vast te stellen of bij een incident daadwerkelijk asbest is vrijgekomen en om welke soort asbest het gaat - een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf (SC-530). > Gezondheidsrisico en maatschappelijke onrust. Bij een asbestincident is het belangrijk om zo snel mogelijk betrouwbare informatie aan betrokkenen (omwonenden), algemeen publiek en de pers te verstrekken. Dit betreft informatie over het incident zelf, de gezondheidsrisico s van asbest en de maatregelen die getroffen worden om ongewenste blootstelling te voorkomen. Verspreiding van, en mogelijke blootstelling aan, een kankerverwekkende stof als asbest kan tot vragen en ongerustheid onder de bevolking leiden. Dit kan nog versterkt worden door de media-aandacht die een asbestincident vaak krijgt. Er kan zo een verschil bestaan tussen het gezondheidsrisico volgens deskundigen en het gezondheidsrisico dat burgers ervaren. Zie hoofdstuk 3 van deel II voor crisis- en risicocommunicatie. 3 Zie bijlage 4 voor de volledige referenties en links naar de betreffende documenten. 10/62

221 > Kosten. De kosten van het opruimen van asbesthoudend materiaal (en andere kosten die samenhangen met gevolgschade) kunnen hoog oplopen. Het bevoegd gezag beschikt over wettelijke mogelijkheden om een partij aansprakelijk te stellen, maar het is niet altijd direct duidelijk of die partij solvabel en/of verzekerd is, en dus kan (of wil) betalen. De gemeente kan hier dwingend in optreden door bijvoorbeeld een last onder bestuursdwang op te leggen. Dit kan echter aanleiding zijn tot een juridisch conflict en dit kan tevens een complicerende factor zijn bij de afhandeling van het incident wanneer spoed is geboden (om verdere verspreiding van asbest en maatschappelijke onrust te voorkomen). 2.2 Fasering en aanpak van asbestincidenten Voordat het onderscheid in fasen en categorieën wordt toegelicht, is het van fundamenteel belang te vermelden dat er bij een vermoeden van asbest zo spoedig mogelijk afstemming is tussen deskundigen van de overheid. Dat kan een Adviseur Gevaarlijke Stoffen (AGS) en/of een Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen (GAGS) zijn en iemand van de gemeente of de Omgevingsdienst /(RUD). In de aanpak van asbestincidenten worden twee fasen onderscheiden: > De acute fase, waarin (dreigende) verspreiding van asbest wordt vermoed 4. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen verspreiding van asbest binnen een gebouw/object (asbestincident binnen ) en een verspreiding van asbest buiten een gebouw/object (asbestincident buiten ). De acute fase vraagt vaak om directe maatregelen, om de (dreigende) verspreiding te stoppen en te beperken. De criteria voor inzet van de hulpdiensten staan in de schema s en de bijbehorende toelichting. > De herstelfase. Na overdracht van de incidentinformatie aan het einde van de acute fase, zal het bevoegd gezag het initiatief nemen om het asbest te laten opruimen. De afhandeling in de herstelfase valt binnen de reguliere werkprocessen. Dat de herstelfase in deze handreiking in een apart schema is weergegeven, betekent zeker niet dat de overdracht van de acute fase naar de herstelfase een strikte scheiding is in het proces. Vaak zal het bevoegd gezag al in de acute fase acties ondernemen om de noodzakelijke werkprocessen van de herstelfase tijdig te kunnen te starten. Naast de organisatie van opruimwerkzaamheden speelt communicatie een belangrijke rol in de herstelfase. In paragraaf 2.3 tot en met 2.5 wordt de aanpak van asbestincidenten in drie schema s weergegeven: buiten, binnen en herstelfase. In deze schema s is opgenomen hoe, bij voorkeur opeenvolgend en soms parallel, en door welke functionaris/overheidspartij wordt gehandeld. De volgende uitgangspunten gelden voor de aanpak die in deze handreiking is beschreven: > Rol voor de centralist. Het vermoeden van asbest zal in de regel worden gemeld door een professionele hulpverlener (vaak brandweer) bij de afhandeling van een incident (bijvoorbeeld brand). Het is echter ook mogelijk dat een niet-hulpverlener een vermoeden van asbest doorgeeft. Een melder weet vaak niet welk nummer hij moet bellen. Als men dan het noodnummer 112 belt, is het aan de centralist van de GMK om de melding door te zetten naar de juiste instantie. De centralist kan dit doen aan de hand van enkele protocolvragen, bijvoorbeeld: 4 Hier wordt bewust het woord vermoeden genoemd, omdat de daadwerkelijke vaststelling wordt gedaan aan de hand van een monsteranalyse uitgevoerd door een geaccrediteerd laboratorium. 11/62

222 1. Waarom denkt de melder dat het asbest is? 2. Waar heeft de melder het vermoedelijke asbest gevonden (binnen of buiten)? 3. Wat is de aard van de omgeving? 4. Zijn er (nog) andere mensen (en/of dieren) aanwezig? Maar altijd geldt, dat bij vermoeden (van de melder of de centralist) van een strafbaar feit ook direct de (milieu)politie en/of andere opsporingsdiensten betrokken moeten worden. Ter plaatse zullen betrokken partijen dan met elkaar de noodzakelijke maatregelen om nader onderzoek te kunnen doen, afstemmen. > De schema s buiten en binnen beschrijven een aanpak die geldt voor situaties waarin een melding via de gemeenschappelijke meldkamer van de hulpdiensten (GMK) binnenkomt. Van belang is dat zo snel mogelijk na de eerste melding duidelijk wordt of het een binnen of een buiten incident betreft en in welke categorie het incident valt. Bij een melding die via 112 binnen komt, heeft de centralist dus een belangrijke rol, omdat hij/zij bepaalt of een melding terechtkomt in het reguliere werkproces van de gemeente of Omgevingsdienst/RUD, of dat (ook) de hulpdiensten (brandweer, politie en GHOR) gealarmeerd worden en uitrukken. Asbestincidenten worden ingedeeld in categorieën (I, II en III) op basis van het aantal mogelijk aan asbest blootgestelde personen. De aanwezigheid van mensen is bepalend voor de categorie-indeling. Dit neemt niet weg dat de zorg voor dieren voor de betrokken organisaties ook een aandachtspunt zal zijn. De categorie-indeling dient om onderscheid te maken tussen asbestvondsten die afgehandeld kunnen worden in het reguliere werkproces en asbestincidenten waar ook de acute inzet van de hulpdiensten nodig is. We onderscheiden: - Categorie I: vondsten die kunnen wachten op reguliere afhandeling in kantoortijd (bijvoorbeeld bij asbestincidenten binnen : pand-niet-in-gebruik/geen mensen aanwezig) - Categorie II: indien de aanwezigheid van mensen aannemelijk is - Categorie III: asbestincidenten waar zeker mensen bij aanwezig zijn of waren en waar de situatie om een acute beoordeling van hulpdienst(en) en/of specialisten vraagt. > Onderscheid van de aanpak van asbestincidenten in binnen en buiten heeft tot doel de afhandeling van een asbestvondst zo snel mogelijk via de reguliere weg te laten verlopen en niet onnodig op te schalen. Dit betekent afhandeling in het reguliere werkproces van het bevoegd gezag. > Het bevoegd gezag is in beginsel de gemeente, maar soms ook de provincie of een ministerie. Vaak zijn bevoegdheden van het bevoegd gezag gemandateerd aan de Omgevingsdienst/RUD 5. In de volgende paragrafen (schema s en bijbehorende toelichtingen) worden deze samengevat onder de noemer bevoegd gezag. > De aanpak is als een generiek, multidisciplinair proces beschreven. In de verschillende processtappen (in de schema s en bijbehorende toelichtingen) worden de partijen die primair aan zet zijn, benoemd. Het advies is om, op basis van deze generieke aanpak en de beschikbare monodisciplinaire plannen en procedures, in de veiligheidsregio afspraken te maken over aanpak en taakverdeling tussen alle betrokken partijen. 5 Omdat nog niet alle gemeenten die bevoegdheid hebben belegd bij een omgevingsdienst of RUD, wordt ook hier de gemeente steeds expliciet genoemd. 12/62

223 2.3 Asbestincident buiten Schema asbestincident buiten 13/62

224 2.3.2 Toelichting schema asbestincident buiten A De GMK ontvangt een incidentmelding waarbij mogelijk asbest betrokken is. Omdat niet alle diensten 24/7 bereikbaar en beschikbaar zijn (piket), is het aan de centralist om op basis van het tijdstip van de dag een inschatting te maken van wie het best geïnformeerd dan wel gealarmeerd moet worden. A I Categorie I: Geen verspreiding van asbest buiten het gebouw/object In dit geval is er geen sprake van een spoedeisend incident. De GMK geeft de melding door aan het bevoegd gezag, de afdeling MMK van de GGD en eventueel de politie. Het incident wordt vervolgens in kantoortijd afgehandeld volgens de reguliere werkprocessen. Het schema hoeft verder niet gevolgd te worden. A II Categorie II: Verspreiding, niet in woon-/ werk-/recreatiegebied Er is een sterk vermoeden van de verspreiding van asbest buiten het gebouw/object, maar niet naar een woon-/ werk-/recreatiegebied waar mensen zijn te verwachten. Hiermee valt de afhandeling van het incident per definitie onder regie en verantwoordelijkheid van de gemeente. Behalve het bevoegd gezag alarmeert de GMK ook de AGS en/of de GAGS. Afhankelijk van het tijdstip waarop een melding wordt gedaan, kantooruren of daarbuiten, zal in overleg tussen bevoegd gezag, AGS en/of GAGS een adequate respons worden ingezet. Tijdens kantooruren zullen incidenten van categorie II eerder naar de reguliere diensten (cat. I) worden overgedragen. Ook kan het zijn dat opschaling plaatsvindt naar categorie III. A III Categorie III: Verspreiding in woon-/ werk-/recreatiegebied Er is een sterk vermoeden van verspreiding van asbest naar locaties waar veel mensen aanwezig zijn. Voor de centralist is het van belang om van de melder te horen of het verspreidingsgebied een woon-, werk- en/of recreatiefunctie heeft. Bijvoorbeeld een woonwijk of een camping. Het incident wordt gekwalificeerd als Incident gevaarlijke stoffen (IBGS) 6. Het is hierbij cruciaal om in een vroegtijdig stadium multidisciplinaire afstemming te organiseren. Afhankelijk van het tijdstip waarop een melding wordt gedaan, kantooruren of daarbuiten, zal in overleg tussen bevoegd gezag, AGS en GAGS een adequate respons worden ingezet. NB Bij categorie II- en III-incidenten is het mogelijk dat de oorzaak van de verspreiding van asbest aanleiding is voor optreden van brandweer en/of politie. Bijvoorbeeld bij brand, explosie, instorting of storm. Een in het meldkamersysteem geregistreerd incident (bijvoorbeeld gebouwbrand) kan niet zomaar gewijzigd worden. Voor de eenheden en functionarissen betekent de kwalificatie Incident gevaarlijke stoffen dat het incident vanaf dat moment procedureel als zodanig wordt afgehandeld. 6 De Brandweer gebruikt de term: Incidentbestrijding Gevaarlijke Stoffen (IBGS). 14/62

225 B Indicatief bepalen verspreidingsgebied De AGS zal ter plaatse en in samenspraak met het bevoegd gezag het verspreidingsgebied indicatief vaststellen. De beoordeling van de eventuele gezondheidsrisico s is aan de GGD, afdeling MMK en GAGS (niet aan de AGS). Vooruitlopend op de resultaten van C en D denken de AGS en GAGS reeds na over de eventueel te nemen maatregelen en brengen zij de daarvoor benodigde functionarissen in stelling. C Definitief vaststellen aanwezigheid asbest door geaccrediteerd laboratorium Een geaccrediteerd laboratorium stelt definitief vast of asbest aanwezig is. Dit moet zo snel mogelijk plaatsvinden binnen de - situationeel afhankelijke - termijn die het bevoegd gezag daarvoor nodig acht. De definitieve vaststelling kan enige tijd in beslag nemen als het vermoedelijke asbest niet ter plaatse beoordeeld kan worden. Als uit onderzoek blijkt dat er asbest is vrijgekomen en welke soort asbest is vrijgekomen, is de beoordeling van de gezondheidsrisico s vervolgens aan de GGD, afdeling Medische Milieukunde (MMK) of GAGS. Niet aan de AGS, het geaccrediteerde laboratorium of het bevoegd gezag. Als uit het onderzoek blijkt dat geen asbest is vrijgekomen, wordt het incident verder niet als asbestincident afgehandeld; einde protocol. D Definitief vaststellen van categorie en omvang van het verspreidingsgebied Een gecertificeerd asbestinventarisatiebedrijf zal de verspreiding van asbest inventariseren. Vervolgens wordt in overleg met de AGS en het bevoegd gezag het verspreidingsgebied definitief vastgesteld. Informatie over het verspreidingsgebied, inclusief informatie over hoe het gebied is vastgesteld, wordt overgedragen naar de herstelfase. E Afstemmen over aanpassing van en of het nemen van passende maatregelen In de praktijk is het niet ongebruikelijk dat de brandweer (met hulp van politie) al een beperkte afzetting instelt om zelf veilig en overzichtelijk te kunnen werken. De meeste passende maatregelen zijn bedoeld om verspreiding van en blootstelling aan asbest te voorkomen of te beperken. Een eerste afzetting kan in deze fase bij vertrek van de hulpdiensten van de incidentplaats (door de gemeente) bijvoorbeeld steviger worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld met hekken in plaats van afzetlint. Het is van groot belang om het doel van de getroffen beheersmaatregelen direct te communiceren met betrokkenen en het algemeen publiek. In het geval van verspreiding van asbest worden afzettingen vaak geplaatst om verdere verspreiding van asbest te voorkomen. Betrokkenen denken soms dat in het afgezette gebied sprake is van een acuut gezondheidsrisico of zelfs levensbedreigende situatie. Het is belangrijk direct te communiceren dat hier geen sprake van is. Zie voor aanbevelingen ten aanzien van risicoen crisiscommunicatie deel II, hoofdstuk 3. 15/62

226 Einde stroomschema asbestincident buiten Het vaststellen van het effect-/verspreidingsgebied en het nemen van passende beheersmaatregelen markeren de overgang van de acute fase naar de herstelfase. De hulpdiensten zullen het incident formeel overdragen aan de verantwoordelijke van het bevoegd gezag. Dit betekent niet dat daarmee ook alle repressieve handelingen per definitie gestaakt worden. Zo kan het incident al formeel de herstelfase ingaan terwijl de brandweer nablust. Het is noodzakelijk dat de overdracht zorgvuldig gebeurt en dat daarbij alle informatie verstrekt wordt die voor de herstelfase van belang is. Wat relevante informatie is, is afhankelijk van de situatie. De informatie kan o.a. de volgende zaken betreffen: > informatie over de aard en (vermoedelijke) oorzaak van het incident > het incidentverloop > de inschatting van de gevolgen (vastgesteld verspreidingsgebied en eventuele blootstelling) > welke waarnemingen en metingen waar zijn gedaan of verricht gedurende de acute fase en wat de eerste resultaten zijn > overzicht van de partijen en functionarissen betrokken bij de acute fase > wat er al is gecommuniceerd, wanneer, door wie en aan wie > welke beheersmaatregelen zijn getroffen en door wie > eventuele bijzonderheden en operationele knelpunten. 16/62

227 2.4 Asbestincident binnen Schema asbestincident binnen 17/62

228 2.4.2 Toelichting schema asbestincident binnen Een asbestincident kan in elk soort gebouw of bouwwerk plaatsvinden 7 en zowel binnen als buiten stedelijk gebied. Het kan gaan om gebouwen die asbest bevatten (bouwjaar/ renovatie ), maar ook om een vondst van asbest in een gebouw van latere datum (bijvoorbeeld illegale opslag van asbesthoudend afval in een container in een gebouw). A I Categorie I: Gebouw niet in gebruik (geen personen aanwezig) Er is een melding over asbest in een (onbewoond) gebouw/object of over een illegale stort van asbest bij een gebouw. Als er niemand aanwezig is, of als de ruimte waar asbest is gevonden eenvoudig is af te sluiten door de melder of betrokkene(n) zelf, dan volstaat een melding aan de reguliere diensten voor afhandeling in kantoortijd. Als er wel mensen in het pand aanwezig zijn of recent aanwezig waren dan is er geen sprake meer van categorie I, maar van categorie II. A II Categorie II: Gebouw niet continu in gebruik Bij een gebouw niet continu in gebruik gaat het bijvoorbeeld om een kantoor, sporthal, theater of gemeenschapsgebouw. Een melkveebedrijf of een dierenpension behoort ook tot deze categorie. Bij de aanpak van het incident dient rekening te worden gehouden met de noodzakelijke verzorging van eventueel aanwezige dieren in het gebouw. Tijdens kantoortijden zal de melding rechtstreeks worden overgedragen aan de reguliere diensten die vervolgens afstemmen met het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag kan de ondersteuning van de GGD, afdeling MMK, inroepen voor het maken van een gezondheidskundige risicobeoordeling en ondersteuning bij de risicocommunicatie. Buiten kantoortijden kan alleen de GAGS worden gealarmeerd. Als de GAGS beoordeelt dat de afhandeling kan wachten tot kantoortijd dan zal de melding worden overgedragen aan de GGD-afdeling Medisch Milieukunde. (De horizontale pijlen in het schema richting categorie I resp. categorie III staan voor de beoordeling van de GAGS of de afhandeling van de melding kan wachten tot kantoortijd (afschalen naar categorie I), of dat er meteen gehandeld moet worden. Dat kan een handelingsadvies aan de bewoners zijn, of een opschaling naar categorie III.) A III Categorie III: Gebouw continu in gebruik Een asbestvondst in een gebouw waarvan op basis van de gebruiksfunctie (en/of het feitelijk gebruik) mag worden aangenomen dat daarin permanent mensen aanwezig zijn, wordt direct geclassificeerd als categorie III. Het betreft gebouwen met een woonfunctie, celfunctie, gezondheidszorgfunctie (inclusief nachtverblijf), industriefunctie (volcontinu bedrijf) en logiesfunctie. 7 Ook in schepen is een asbestincident mogelijk; hiervoor geldt de werkwijze asbest binnen. 18/62

229 Bij een categorie III -incident hebben de GAGS en de OvD-Bz een leidende rol. De GAGS zal tijdens kantooruren 8 contact zoeken met de GGD, afdeling MMK. Op basis van aanvullende informatie en in overleg met de OvD-Bz besluit de GAGS welke diensten of functionarissen nog meer dienen te worden gealarmeerd (bijvoorbeeld de AGS). Het advies aan de centralist is dan om eerstelijnshulpdiensten met gepaste spoed (Prio 2 zonder optische en geluidssignalen) ter plaatse te laten gaan om geen onnodige onrust in de omgeving van het gebouw/object te veroorzaken. De OvD-Bz heeft bij een categorie III-incident de taak om direct de overheidscommunicatie in gang te zetten en contact te leggen met de relevante dienst(en). De OvD-Bz doet dit vanuit een coördinerende rol en richt zich niet op de inhoudelijke invulling van de gemeentelijke zorgtaken. Zie voor aanbevelingen ten aanzien van crisis- en risicocommunicatie bij asbestincidenten hoofdstuk 3 van deel II. De meeste asbestincidenten in gebouwen die continu in gebruik zijn, worden niet gemeld bij de GMK. Vaak zijn wel gecertificeerde asbestbureaus bij dergelijke incidenten betrokken. Zij zorgen samen met de gebouweigenaren voor de afhandeling. Soms wordt daarbij een beroep gedaan op de GGD, afdeling MMK als het gaat om de inschatting van de gezondheidsrisico s. B Indicatief bepalen aanwezigheid en verspreiding asbest De indicatieve bepaling van de (vermoedelijke) aanwezigheid en eventuele verspreiding van asbest is aan de eigenaar/gebruiker. Het bevoegd gezag kan in gebouwen met een publieke functie of in de openbare ruimte zo nodig aanwijzingen geven. In het geval dat er een AGS ter plaatse is, kan deze het bevoegd gezag daarbij helpen. C Definitief vaststellen van aanwezigheid asbest door geaccrediteerd laboratorium Een geaccrediteerd laboratorium stelt definitief vast of asbest aanwezig is. Het onderzoek wordt zo spoedig mogelijk in gang gezet. De definitieve vaststelling kan enige tijd in beslag nemen als het asbestmonster niet ter plaatse kan worden beoordeeld. Als uit het onderzoek blijkt dat er asbest is vrijgekomen en om welke soort asbest het gaat, is de beoordeling van de gezondheidsrisico s vervolgens aan de GGD, afdeling MMK of GAGS. Niet aan de AGS, het laboratorium of het bevoegd gezag. Als het onderzoek geen aanwezigheid van asbest heeft aangetoond, wordt het incident verder niet als asbestincident afgehandeld; einde protocol. 8 Buiten kantooruren zal hij de taken van de GGD waarnemen totdat deze kunnen worden overgelaten aan de staande organisatie (MMK). 19/62

230 D Zo nodig (bijstelling) tijdelijke beheersmaatregelen Uit voorzorg kunnen er maatregelen getroffen zijn om ervoor te zorgen dat (vermoedelijk) asbesthoudend materiaal niet verder wordt verspreid. Na definitieve vaststelling van asbest kunnen beheersmaatregelen worden getroffen, dan wel bijgesteld worden. De besluitvorming over instellen en bijstellen van beheersmaatregelen vindt plaats in overleg tussen de GGD, afdeling MMK of GAGS, de AGS, het bevoegd gezag en de OvD-Bz. Als maatregelen worden getroffen, dient het bevoegd gezag direct de communicatie met de omgeving en eventueel met de pers op te starten. E Overdracht aan reguliere diensten De GAGS draagt de afhandeling van het incident zodra mogelijk over aan het bevoegd gezag en de afdeling MMK van de GGD. Bij een incident van categorie II beoordeelt de GAGS of, en zo ja in hoeverre, verdere maatregelen nodig zijn en welke diensten daarbij betrokken moeten worden. Zo nodig kan de GAGS besluiten daar ook de OvD-Bz bij te betrekken. Bij een incident van categorie III beoordelen de gemeente (OvD-Bz) en de GGD, afdeling MMK en GAGS samen of verdere maatregelen nodig zijn en welke diensten daarbij betrokken moeten worden. Ook als er feitelijk geen asbest aanwezig blijkt te zijn (stap B of C), kan er ondertussen toch al onrust ontstaan zijn. Gerichte communicatie is dan noodzakelijk om het asbestincident op een juiste wijze af te ronden. 20/62

231 2.5 Herstelfase asbestincident Schema Herstelfase asbestincident 21/62

232 2.5.2 Toelichting schema Herstelfase asbestincident F Bevoegd gezag voert regie Het betreft hier de overgang van de acute fase naar de herstelfase; de overdracht van de afhandeling van het incident aan reguliere diensten. De gemeente neemt de regie op zich om dat (in onderlinge samenhang en samenwerking) te doen. De gemeente organiseert daarvoor de noodzakelijke bijeenkomst(en) en stemt af met de GGD, omgevingsdienst/rud, private asbestbedrijven en - indien relevant - het bevoegd gezag en de gemeentelijke functionaris/dienst Bouw- en Woningtoezicht. Daarnaast speelt communicatie door de gemeente een belangrijke rol in de herstelfase. Het schema maakt duidelijk dat er gelijktijdig een aantal processen worden opgestart. Gedurende de herstelfase wordt middels afstemmingsmomenten de voortgang van deze processen tussen betrokken partijen gedeeld. De afspraken die in het afstemmingsoverleg tussen bevoegd gezag en andere betrokkenen, waaronder de GGD, worden gemaakt, worden vastgelegd. G1 Beoordelen gezondheidsrisico s en handelingsperspectieven gezondheid De GGD beoordeelt en adviseert aan de gemeente over de gezondheidsrisico s en over maatregelen om gezondheidsrisico s te voorkomen. De GGD kan en zal ook ondersteunen in de communicatie, bijvoorbeeld door het opstellen van een lijst van veel gestelde vragen en antwoorden: een Q&A-lijst asbestincidenten. Als basis voor het beoordelen van de gezondheidsrisico s gebruikt de GGD de landelijke GGD-Richtlijn. Bij voorkeur wordt de Q&A-lijst asbestincidenten geïntegreerd met een algemene Q&A-lijst bij de gemeente of woningcorporatie. Op welke website de integrale lijst wordt gezet of staat, is afhankelijk van de afspraken over communicatie. (Zie ook de toelichting bij G3.) G2 Eigenaar/gebruiker formeel aansprakelijk stellen voor herstel De Omgevingsdienst/RUD stemt met de gemeente en de GGD af over de benodigde snelheid van maatregelen en geeft advies over handhaven en toezicht op de korte termijn. De gemeente bepaalt op basis van het advies van de Omgevingsdienst/ RUD en de GGD welke (aanvullende) maatregelen direct moeten worden getroffen en hoe daarover wordt gecommuniceerd. NB Er dient altijd een advies van Omgevingsdienst/RUD en GGD uit te gaan naar het bevoegd gezag. Een advies van een private partij, zoals van een gecertificeerd asbestbureau, kan later wel worden meegenomen in het advies aan het gemeentelijk bestuur. De beoordeling van het advies van private partijen, inclusief de verwerking daarvan in het publieke advies aan het bestuur, ligt in eerste instantie bij de deskundigen van de Omgevingsdienst/RUD en GGD. Juridische aansprakelijkheid Een belangrijke eerste stap is de veroorzaker aansprakelijk te stellen voor de opruimwerkzaamheden en de (vervolg)schade. Hiertoe beschikt het bevoegd gezag over een bestuursrechtelijk handhavingsinstrumentarium dat voldoende mogelijkheden biedt om de noodzakelijke maatregelen in gang te (laten) zetten. Afhankelijk van de situatie kan het bevoegd gezag de 22/62

233 handhavingsacties baseren op artikel 1a lid 1 Woningwet of artikel 1.1a en 17.1 Wet milieubeheer. Afhankelijk van de juridische grondslag kan dit besluit worden gericht aan de eigenaar van een gebouw, een huurder, een gebruiker van een inrichting en zelfs aan een particulier van een naastgelegen perceel. Enkele kanttekeningen hierbij zijn: > Formeel is ook de eigenaar van een perceel naast bijvoorbeeld een brandperceel aansprakelijk te stellen voor het opruimen van asbest afkomstig van een brand. Het feit dat deze eigenaar niet de veroorzaker is, maar wel moet betalen, kan als onrechtvaardig overkomen. Een gemeentebestuurder kan bij de afhandeling van een asbestincident in de gemeente te maken krijgen met deze situatie, ook al zijn er mogelijkheden om de kosten te verhalen op de veroorzaker (civielrechtelijke procedure). In dergelijke situaties is het wenselijk dat een bestuursrechtelijk besluit juridisch goed is onderbouwd. > De eigenaar/gebruiker moet, na aangesproken te zijn op zijn verantwoordelijkheid, het initiatief tot saneren nemen en komen met een saneringsvoorstel. Als de eigenaar/gebruiker dat niet kan, niet wil, of niet op tijd doet en/of daartoe niet de intentie heeft, kan het bevoegd gezag overgaan tot handhaving en in het uiterste geval tot bestuursdwang. Hierbij dient een afweging gemaakt te worden of last onder bestuursdwang of zelfs spoedeisende last onder bestuursdwang past bij het risico voor de bevolking, de omgeving en of dat bestuurlijk gewenst is. Het is namelijk niet in alle gevallen noodzakelijk om direct tot sanering over te gaan als er geen direct risico voor de bevolking en de omgeving is. Ook kan (te) snelle toepassing van last onder bestuursdwang leiden tot verstoorde verhoudingen tussen bevoegd gezag en eigenaar/gebruiker. Dit zal leiden tot vertraging van het proces en ongewenste verschuiving van verantwoordelijkheden (alle verantwoordelijkheid en het initiatief bij de gemeente in plaats van bij de eigenaar/ gebruiker). Dit kan het geval zijn bij spoedeisende last onder bestuursdwang, waar de veroorzaker geen termijn gegund wordt om zelf in actie te komen en het bevoegd gezag op basis van het acute gezondheidsrisico direct tot maatregelen overgaat. NB Over de vraag of het bevoegd gezag direct handhavend dient op te treden, verschillen de meningen. Los van de vraag of het direct moet gebeuren, is toch niet altijd direct het verspreidingsgebied definitief vast te stellen. Het verspreidingsgebied dient wel opgenomen te worden in het formele aanschrijven van het bevoegd gezag, maar omdat hiervoor enige tijd nodig is, is er altijd tijd voor afstemming tussen bevoegd gezag en de eigenaar/ gebruiker. G3 Communiceren herstelmaatregelen De OvD-Bz betrekt de verantwoordelijken voor communicatie van de gemeente in het verdere overleg over de taakverdeling (F). Wat betreft de communicatie dienen afspraken te worden gemaakt over inhoud (boodschap) van de communicatie, wie communiceert (de gemeente of bijvoorbeeld de woningcorporatie) en via welke kanalen (bijvoorbeeld bewonersbrief of website). Daarbij dient onderscheid gemaakt te worden tussen communicatie naar de directe omgeving (bewoners/gebruikers/buren), algemene bevolking, de pers en de politiek. 23/62

234 Er wordt een Q&A-lijst opgesteld, waarin de Q&A-lijst asbestincidenten van de GGD over gezondheidsrisico s en handelingsperspectieven wordt geïntegreerd (zie ook G1). Indien de gemeente in de acute fase van het incident een call center heeft ingesteld, moet de gemeente ervoor zorgdragen (in onderling overleg) dat daarin ook in de herstelfase de gezondheidskundige expertise voldoende blijft geborgd. H1 Beoordelen gezondheidsrisico s naar aanleiding van saneringsvoorstel Het saneringsvoorstel kan aanleiding zijn om de (reeds gecommuniceerde) gezondheidsrisico s en handelingsperspectieven voor de gezondheid opnieuw te beoordelen. Hierbij bouwt de GGD, afdeling MMK voort op de eerder uitgebrachte gezondheidsrisicobeoordeling van de GAGS (zowel wat betreft de beoordeling en advisering als het opstellen van de Q&A-lijst). De beoordeling van gezondheidsrisico s en handelingsperspectieven betreft in totaliteit drie situaties: voor, tijdens en na de sanering. De al eerder opgestelde Q&A-lijst over gezondheidsrisico s en handelingsperspectieven voor de gezondheid wordt door de GGD, afdeling MMK zo nodig bijgesteld en aangevuld. Ook geeft de GGD antwoord op gezondheidsvragen. NB Het gaat hier om de gezondheidsrisico s en handelingsperspectieven voor het publiek (bewoners, omwonenden) en niet om gezondheidsrisico s voor de medewerkers van het saneringsbedrijf. H2 Toetsing saneringsvoorstel De eigenaar/gebruiker heeft een saneringsvoorstel gedaan aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag toetst het saneringsvoorstel en betrekt daarbij indien nodig de GGD, afdeling MMK, in verband met de gezondheidsrisico s. H3 Communiceren herstelmaatregelen naar aanleiding van saneringsvoorstel Het saneringsvoorstel kan aanleiding zijn voor aanvullende communicatie en bijstelling van de (integrale) Q&A-lijst (zie ook H1). I Multidisciplinaire afstemming over de sanering Zodra het saneringsvoorstel is beoordeeld (H), dienen bevoegd gezag en GGD te overleggen, om de maatregelen in de fasen tot, tijdens en na de sanering te beoordelen en om afspraken te maken over tijd en tempo van de sanering. Dit is ook een moment waarop getoetst wordt of eerder getroffen beheersmaatregelen moeten worden aangepast. J1 J2 Beoordeling gezondheidsrisico s tijdens sanering en communicatie tijdens sanering Het bevoegd gezag kan het initiatief nemen om de GGD om advies te vragen over gezondheidsaspecten en handelingsperspectieven voor bewoners en omwonenden tijdens de sanering. Het gaat dan voornamelijk over: > beheersmaatregelen en gezondheidsrisico s 24/62

235 > inrichten van het communicatietraject naar alle betrokkenen en de inzet van communicatiemiddelen (bijgestelde Q&A-lijst, website gemeente, etc.). De verbinding tussen J1 en J2 heeft betrekking op de noodzaak om tijdens de sanering gelijktijdig te communiceren over die aspecten die voor omwonenden van belang zijn. K Vrijgave door geaccrediteerd laboratorium De eindcontrole van het gesaneerde gebouw wordt uitgevoerd conform NEN 2990, door een geaccrediteerde inspectie-instelling. Zie deel II, hoofdstuk 1. L Bepaling van de noodzaak van nazorg in overleg Gemeente en GGD Gemeente en GGD bepalen gezamenlijk of en welke nazorg noodzakelijk is. De afstemming betreft: > bepalen van de doelgroep > registratie van zorgvragen > communicatieactiviteiten via maatwerk en via doelgroepgerichte berichten. Indien nog vragen verwacht (kunnen) worden na de sanering, is het van belang dat de bewoners/omwonenden snel een contactpersoon kunnen benaderen (van gemeente en/of GGD). De Q&A-lijst kan daarna van de website verwijderd worden. De nadruk ligt nu op het volledig en zorgvuldig afhandelen van het incident en op het voorkomen dat de nasleep van het incident onvoldoende aandacht krijgt. Dit omvat onder andere aandacht voor schadevraagstukken, schadeonderzoek, zorgen en emotionele nasleep bij getroffen bewoners en omwonenden en van betrokken medewerkers Evaluatie Evaluatie van het asbestincident is niet in het schema herstelfase opgenomen, maar is belangrijk om eventuele procesfouten op te sporen en in de toekomst te voorkomen. Omdat de acute, repressieve fase (crisismanagement en crisisorganisatie tot aan de overdracht en de start van de herstelfase) en de herstelfase een wezenlijk verschillende dynamiek hebben en er andere partijen bij betrokken zijn, is het aan te raden om bij de evaluatie onderscheid te maken tussen beide fasen. In een later stadium kan het meerwaarde opleveren om beide evaluaties naast elkaar te leggen. Bijvoorbeeld om te kunnen beoordelen of alle relevante informatie is overdragen aan het eind van de acute fase. Het is wenselijk om bij de evaluatie expliciet aandacht te besteden aan de proportionaliteit van het gezamenlijk optreden en de getroffen maatregelen. Het resultaat is idealiter een integrale evaluatie van het incident met een beschrijving van de gevolgde processen en de opgedane inzichten en ervaringen. Tot slot: deel de eindevaluatie met alle betrokkenen. 25/62

236 Deel II Achtergrond 26/62

237 1 Bepalen verspreidings-/ saneringsgebied bij asbestincidenten 1.1 Inleiding Asbest is nog in veel gebouwen, constructies en installaties aanwezig. Vaak duidelijk zichtbaar, zoals bij asbestcementdaken en -gevelplaten, maar soms ook niet zichtbaar zoals in spouwmuren, kolommen, leiding- en ketelisolatie, pakkingen in industriële installaties, etc. Door een incident zoals een brand, explosie of andere onvoorziene gebeurtenis, kan er asbest in de leefomgeving worden verspreid. Tot op heden bestaat er geen overeenstemming over een veilige grens bij het bepalen van de grenzen van een verontreinigd gebied. Deze grenzen zullen ook verschillen per type asbestincident en de aard van het vrijgekomen asbesthoudende materiaal. In dit hoofdstuk zijn de verschillende typen incidenten systematisch gerangschikt en wordt aangegeven hoe een verspreidingsgebied wordt bepaald (zie ook de GGD-richtlijn medische milieukunde, RIVM, 2014). Het is van groot belang dat zorgvuldig wordt vastgelegd op welke wijze het verspreidingsgebied is bepaald en wat de meetresultaten zijn. Dit geldt zowel voor de inventarisatie van het verontreinigde gebied (SC-540; zie paragraaf 1.2.1), als voor de eindcontrole na de sanering van het gebied (NEN 2990; zie paragraaf 1.2.3). Daarbij wordt, onder andere, vastgelegd hoeveel asbest is waargenomen (per m²), op welke locatie en de methode/het model waarmee het verspreidingsgebied is bepaald. 1.2 Brand Bij brand kan asbestcement delamineren (scheiden van verschillende lagen) en in dunne flinters uiteenspatten. Bij deze primaire emissie ontstaan: > losse vezels die vrijkomen van de breukvlakken. De losse vezels zweven en volgen direct de luchtbeweging (pluimstijging ten gevolge van brand, wind). De losse vezels kunnen ingeademd worden (zijn respirabel ) en kunnen kortdurende blootstelling veroorzaken voor mensen die in de directe omgeving van de brand verblijven. De vezelconcentraties en het verspreidingsgebied zijn met behulp van een pluimmodel te berekenen. Omdat het vrijkomen van asbest eenmalig en gedurende korte tijd gebeurt, is het gezondheidsrisico als gevolg van de primaire emissie voor de bevolking te verwaarlozen. Voor hulpverleners die regelmatig bij asbestbranden in actie komen, kan het gezondheidsrisico groter zijn, omdat bij hen sprake is van een herhaalde blootstelling. (Gebruik van onafhankelijke adembescherming en toepassen van hygiënemaatregelen voorkomen blootstelling en inwendige besmetting door inhalatie.) 27/62

238 > dunne asbestcement-flinters (met het blote oog waarneembaar). Deze flinters zijn licht maar hebben een groot oppervlak, waardoor ze gemakkelijk door de wind worden meegevoerd ( sneeuwvlok-effect ). Asbestflinters kunnen niet ingeademd worden. Ze zijn echter wel kwetsbaar, waardoor ze verkruimelen door erover te lopen of door er met voertuigen overheen te rijden. Hierdoor vormen ze een bron waaruit losse vezels kunnen loskomen; dit verschijnsel wordt secundaire emissie genoemd. Gebeurt dit in de buitenlucht, dan is de kans op het ontstaan van een asbestconcentratie in de lucht die de grenswaarde overschrijdt verwaarloosbaar, zeker als de restanten ook nog nat zijn. Worden flinters of restanten daarvan echter via schoeisel of banden naar een besloten ruimte met weinig ventilatie getransporteerd, dan kunnen hieruit respirabele vezels in de lucht vrijkomen. Door neergeslagen asbest nat te houden en door toegang beperkende maatregelen kan secundaire emissie tot een minimum beperkt blijven. > niet-asbesthoudende brandresten kunnen tot op zeer grote afstand van het brongebied worden meegevoerd door de thermische trek van de brand (tot tientallen kilometers ver). Als is geconstateerd dat asbest is vrijgekomen, wordt het verspreidingsgebied in het veld middels visuele inspectie (conform SC-540) geverifieerd door een gecertificeerd asbestinventarisatiebedrijf Inventarisatie van het verontreinigde gebied In het gebied wordt middels visuele inspectie, bij voorkeur bij daglicht, vastgesteld in hoeverre het feitelijke verspreidingsgebied overeenkomt met het berekende gebied. Door hoge gebouwen, rijen van (hoge) bomen en wisselende weerscondities, etc., kan het daadwerkelijke verspreidingsgebied afwijken van een berekende contour (zie ook figuur 1). Bij de inventarisatie moeten ook de hoger gelegen plaatsen zoals dakgoten, kozijnen, dakpannen en bomenrijen worden meegenomen. Dit geldt met name voor het gebied dat direct onder de rook heeft gelegen. Het is daarbij van belang verdere verspreiding van flinters te voorkomen en ervoor te zorgen dat vanuit de neergedaalde flinters geen inadembare vezels meer vrijkomen (secundaire emissie). Bij de risicobeoordeling zijn de adviezen conform de GGD-richtlijn medische milieukunde (RIVM, 2014) het uitgangspunt. Het bevoegd gezag kan besluiten om aanvullend onderzoek te laten uitvoeren conform NEN 2991 (Risicobeoordeling in niet-sloopsituaties). Denk daarbij aan gevoelige objecten zoals een kinderdagverblijf, school of woningen. Resultaten van kleef- en luchtmonsters kunnen ondersteunend zijn bij het maken van een gezondheidskundige risicobeoordeling en de communicatie. In NEN 2991 is voorzien dat bij het vertalen van de meetresultaten naar gezondheidsrisico s de GGD wordt betrokken. Door het volgen van een meetstrategie zoals beschreven in de NEN 2991 wordt voorkomen dat overbodige metingen worden verricht. Een deskundige op het gebied van asbestinventarisatie brengt het verontreinigde gebied nauwkeurig in kaart (indeling in zones naar aantal flinters per oppervlakte, met kans op secundaire emissie en met actie-/saneringsplan). Bij de grens van het verspreidingsgebied ( zone groen in figuur 1) gaat onzekerheid in de waarneming een rol spelen. Dit is in figuur 1 weergegeven middels een zone groen* (deze zone groen* staat voor de vage contour). Deze kan worden beschouwd als de ondergrens voor een visuele inspectie, waarbij ook de onzekerheid in de waarneming van het aantal waargenomen flinters per oppervlak een cruciale rol gaat spelen. Dat wil zeggen: waarnemer A kan een flinter aantreffen, terwijl waarnemer B deze niet aantreft. 28/62

239 Figuur 1: Voorbeeld van verspreidingsgebied. Er is geen scherpe begrenzing aan ondergrens in zone groen* van het verspreidingsgebied (blauw= bron). De zones groen en groen* worden beschouwd als asbestveilig. Dat wil zeggen: er zal ook onder de slechtst denkbare omstandigheden nooit zo veel asbesthoudend materiaal in een besloten ruimte terecht kunnen komen dat hierdoor verhoogde asbestconcentraties en een gezondheidsrisico in de binnenlucht ontstaan. Juist de omvang van het vage gebied leidt zowel bij de inventarisatie als bij de eindcontrole steeds weer tot discussies en uit dit gebied komen soms nog vragen van verontruste bewoners. Omdat de verharde wegen en paden relatief eenvoudig te saneren zijn, gaat het dan vaak om een tuin waarin nog een flintertje wordt gevonden. Op basis van de waarnemingsresultaten wordt de definitieve grens van het saneringsgebied vastgesteld, gecontroleerd en zo nodig bijgesteld. NB Het valt niet uit te sluiten dat ook buiten dit gebied nog incidenteel een flintertje wordt aangetroffen (toevalstreffer). De hoeveelheid daarvan is echter zo klein dat de kans op blootstelling in binnenruimten aan asbest als gevolg van secundaire emissie verwaarloosbaar is ( cosmetisch gebied ) Het brongebied/brandhaard Ook het brongebied maakt uiteraard deel uit van de inventarisatie, waarbij ook wordt beoordeeld of er kans is op nieuwe of verdere verspreiding van losliggende flinters vanuit het brongebied, bijvoorbeeld bij draaiende windrichting en/of toename van de windsnelheid. Dit kan worden voorkomen door ook na de brand het brongebied nat te houden. Verder moet worden vastgesteld of er nog andere asbesthoudende materialen in het brongebied aanwezig zijn. Niet-hechtgebonden asbesthoudende materialen (bijvoorbeeld amosietboard) worden in mindere mate verspreid door een brand, maar kunnen bij onzorgvuldige sanering waarbij bijvoorbeeld platen breken, wel tot lokale vezel-emissie leiden Sanering en eindcontrole conform NEN 2990 Op basis van het in kaart gebrachte verontreinigde gebied wordt een saneringsplan opgesteld. De eindcontrole wordt uitgevoerd door een geaccrediteerde inspectie-instelling. De gevolgde methodiek is (in principe) gelijk aan die van het inventariseren, namelijk voornamelijk visuele controle/inspectie. 9 Evenals bij de inventarisatie is het van belang de inspectiegegevens goed vast te leggen en weer te geven op een kaart, zodat op basis 9 Zowel bij het inventariseren als bij de eindecontrole worden ook (regelmatig) monsters genomen. 29/62

240 hiervan een realistische grens van het verspreidingsgebied kan worden bepaald. Op basis van deze gegevens kan de effectiviteit van een sanering worden vastgesteld. Objectieve vastlegging van de waarnemingsresultaten is ook van belang bij latere evaluaties en/of juridische gevolgen. Aandachtspunten zijn onder andere: > Door het sneeuwvlokgedrag van de flinters kunnen deze soms op onverwachte plaatsen ophopen, zoals in dakgoten en op of onder dakpannen. > Op vrijwel alle locaties zullen alleen aan het oppervlak vlokken zijn neergedaald en zijn deze dus niet dieper in de bodem terechtgekomen. > Uitzondering daarop vormt het brongebied, waarbij groot materieel bij de sanering wordt ingezet. Hierdoor kunnen de asbestresten ook dieper in de bodem terechtkomen. > Als er tijdens brand bij woningen/gebouwen in de rookpluim ramen open hebben gestaan, kan een woning daardoor verontreinigd zijn. In dergelijke gevallen wordt een risicobeoordeling conform NEN 2991 aanbevolen. Het inspectiegebied voor de eindcontrole is gelijk aan het bij de inventarisatie vastgestelde verspreidingsgebied. De eindinspectie is formeel onafhankelijk van de voorgaande stappen. Bij de eindcontrole kan blijken dat het verspreidingsgebied niet (meer) volledig overeenkomt met het vooraf vastgestelde verspreidingsgebied. Dit kan het gevolg zijn van verontreiniging door saneringswerkzaamheden of een veranderde windrichting. Ook andere oorzaken kunnen leiden tot vrijkomen en verspreiden van asbest, zoals een explosie (1.3), instorting (1.4), onoordeelkundige bewerking of sloop, illegale stort of storm (1.5). Hiervoor geldt een andere risicobeoordeling dan voor de hierboven beschreven asbestbrand. De verspreidingsmechanismen zijn anders, zowel acuut als op de langere termijn. 1.3 Explosie Explosie waarbij asbestcement is verspreid 10 In het geval van een explosie verloopt de verspreiding van asbest via een drukgolf. De contouren van het verspreidingsgebied zijn daardoor niet met een model te berekenen. Een drukgolf volgt de weg van de minste weerstand. Een luchtfoto, gevolgd door een verificatie op de grond, is de beste manier om de verspreiding in kaart te brengen. Figuur 2 geeft een voorbeeld van het verspreidingsgebied bij een explosie. Dit is slechts een voorbeeld; het verspreidingsgebied kan elke andere vorm hebben dan de in figuur 2 weergegeven vorm. Omdat het asbestcement niet delamineert maar in massieve stukjes uiteenvalt, speelt verspreiding door de wind een minder grote rol. In tegenstelling tot de bij een brand verspreide flinters zijn de stukjes die door een explosie worden verspreid massief. Daardoor verkruimelen ze minder gemakkelijk en worden ze minder gemakkelijk door schoeisel meegevoerd. 10 Praktijkvoorbeelden zijn: explosie vuurwerkopslagplaats Culemborg 1991, explosies vuurwerkfabriek Enschede /62

241 Figuur 2: Voorbeeld van een verspreidingsgebied na een explosie (rood: bron, blauw: verspreidingsgebied) De eindcontrole na sanering wordt uitgevoerd op basis van visuele inspectie zoals beschreven in de NEN Ook hier geldt dat ook buiten het blauwe gebied nog incidenteel een stukje asbestcement kan worden aangetroffen Explosie waarbij niet-hechtgebonden asbest is verspreid Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als bij een explosie van een opslagtank of pijpleiding isolatiemateriaal vrij komt. Hierbij komt een relatief grote fractie inadembare asbestvezels vrij in de lucht. Ook kunnen vlokken met hoge percentages asbest worden verspreid. De kans op het ontstaan van grenswaarde-overschrijdende concentraties door secundaire emissie is aanzienlijk hoger dan bij een asbestbrand (zeker wanneer amfibool-asbest is verspreid). De verspreidingscontour is een mengvorm van die in figuur 1 en figuur 2. Is het asbesthoudende materiaal in bewoond gebied terechtgekomen, dan is een aanvullende risicobeoordeling conform NEN 2991 aan te bevelen, aangezien het risicogebied zich kan uitstrekken tot voorbij de grens waarbij nog zichtbare asbestresten worden aangetroffen. Ook de kans op verspreiding vanuit vlokken ongebonden asbest is aanzienlijk groter dan vanuit het hechtgebonden materiaal dat bij een asbestbrand vrijkomt. Explosies die gepaard gaan met brand, behoeven ook een aparte beoordeling. Bij een explosie na een brand, bijvoorbeeld bij het aanstralen van gasflessenopslag onder een dak van asbesthoudende golfplaten, kunnen de brand en de explosie elk apart worden beoordeeld. Over de verspreiding van asbest bij een brand die na een explosie ontstaat, zijn geen goede gegevens beschikbaar. 1.4 Instorting Naast brand en explosie kan ook instorting leiden tot asbestverspreiding. De verspreidingskarakteristiek kan verschillen met die van brand en explosie. Samenvattend valt over instorting het volgende te zeggen: > de verspreide stukjes zijn massiever en hebben voor het merendeel dezelfde dikte als de plaat waaruit ze zijn losgeslagen; er treedt nauwelijks flintervorming op > bij instorting zal ook sprake zijn van een zekere drukgolf, maar die is nooit groter dan bij explosie > de massieve stukjes worden minder gemakkelijk via schoeisel binnengelopen dan met flinters asbestcement, wat na een brand het geval is > omdat er geen flintervorming optreedt, is het totale breukoppervlak aanmerkelijk kleiner dan de asbestcementflinters die bij een brand vrijkomen. 31/62

242 1.5 Andere incidenten waarbij asbest wordt verspreid Onoordeelkundige bewerking of sloop Bij sloop, renovatie of verbouwing van gebouwen die gebouwd zijn voor 1994, moet voor aanvang van de werkzaamheden een asbestinventarisatie plaatsvinden. Dit moet in principe gedaan worden door gecertificeerde bedrijven. In enkele gevallen mogen particulieren echter ook zelf asbesthoudende materialen verwijderen. In alle gevallen moet er een sloopmelding worden gedaan bij de gemeente. Wanneer niet aan voornoemde voorwaarden wordt voldaan, is er sprake van een illegale asbestsanering. Voorbeelden van onoordeelkundige sloop of bewerking zijn: > tijdens het bewerken van een dakconstructie komt de aannemer grijs spul tegen dat losse amosiet blijkt te zijn > een onderhoudsdienst moet een kabel aanleggen en boort nietsvermoedend een gat in een asbesthoudend brandwerend schot > een sloopbedrijf dat niet gecertificeerd is voor de verwijdering van asbest, sloopt asbesthoudend materiaal uit een gebouw. In het geval van een illegale asbestsanering: > wanneer de melding bij de politie terecht komt, zal de milieuagent of de milieurechercheur van Team Milieu van de politie samen met de toezichthouder van de gemeente of Omgevingsdienst/RUD een onderzoek instellen > wanneer de melding bij de toezichthouder terecht komt of door de toezichthouder zelf is geconstateerd, zal de toezichthouder in voorkomende gevallen contact zoeken met de milieuagent of de milieurechercheur van de politie en samen een onderzoek instellen. Aantreffen van illegaal gestort asbest in slechte conditie Ook hier geldt dat de aanwezigheid van niet-hechtgebonden amfibool-asbest veel eerder tot een grenswaarde-overschrijdende blootstelling kan leiden dan bij incidenten met asbestcementproducten het geval is. Is materiaal in bewoond gebied terechtgekomen, dan is een aanvullende risicobeoordeling conform NEN 2991 aan te bevelen. Storm- en/of hagelschade Door storm of hagel kunnen asbestcement daken, gevelplaten of dakleien instorten of beschadigen. Hierbij ontstaan breukvlakken waaruit tijdens het breken vezels vrijkomen. Er is echter geen sprake van delaminatie en de brokstukken zijn relatief groot. Hierdoor blijft de verspreiding meestal beperkt tot het brongebied. 32/62

243 2 Betrokken partijen In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de overheids- en private partijen die bij asbestincidenten betrokken kunnen zijn. 2.1 Overheid en hulpverleningsdiensten Onderstaande tabel geeft een overzicht van de functionarissen die namens een dienst of hulpverlenende organisatie direct betrokken kunnen zijn bij de aanpak van een asbestincident. Organisatie of Dienst Functionaris Taak of verantwoordelijkheid in relatie tot het asbestincident Meldkamerorganisatie Centralist Alarmeert (piket)functionarissen van hulpdiensten Brandweer Bevelvoerder (B) Incident bestrijden en vermoeden van asbest melden Officier van Dienst Brandweer (OvD-B) Adviseur Gevaarlijke Stoffen (AGS) Geeft leiding aan de inzet van de brandweer Onderzoekt de mogelijke aanwezigheid van asbest, bepaalt potentieel verspreidingsgebied en adviseert de OvD-B over beschermende maatregelen hulpdiensten en omgeving Coördinator Verkenningseenheid (CVE) Leidt eenheden die de omvang van het verspreidingsgebied bepalen Politie Noodhulpeenheid Zorgt voor eerste afzetting Officier van Dienst Politie (OvD-P) Milieuagent Leidt de inzet van de politie Politieagent met taakaccent milieu, werkzaam binnen een wijkteam Openbaar Ministerie/ Functioneel Parket Team Milieu Officier van Justitie Recherche-afdeling gericht op handhaving en opsporing van milieucriminaliteit Leider strafrechtelijk onderzoek. Functioneel Parket is specialistisch onderdeel van OM dat zich toelegt op bestrijding van milieucriminaliteit 33/62

244 GGD GHOR Gemeente Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen (GAGS) Medisch milieukundige zorg (afdeling MMK binnen GGD) Officier van Dienst- Geneeskundig (OvD-G) Officier van Dienst- Bevolkingszorg (OvD-Bz) Beoordeelt/adviseert in acute fase over gezondheidsrisico s en over het voorkomen van deze risico s Beoordeelt en adviseert over gezondheidsrisico s van de algemene bevolking en over het voorkomen van deze risico s Leidt de inzet van de geneeskundige kolom Geeft leiding aan de taken die bij de gemeente liggen Omgevingsdienst (OD) of Regionale Uitvoeringsdienst RUD) Waterkwaliteit beheerders Bouw- en Woningtoezicht (BWT) Piketmedewerker Functionaris via calamiteitennummer Stelt formeel aanwezigheid asbest en het definitieve verspreidingsgebied vast, verzorgt daarnaast afzetting Taken als bij BWT, met uitbreiding richting milieutaken Toezicht op van maatregelen ter voorkoming van verontreiniging oppervlaktewater RIVM Onderzoeker Onderzoek Inspectie SZW Asbestinspecteur Inspectie i.h.k.v. de Arbeidsomstandighedenwet Inspectie LenT Toezichthouder / Inspecteur Toezicht en handhaving op verwijdering van asbest uit objecten Toelichting Meldkamerorganisatie De centralist van de gemeenschappelijke meldkamer (GMK) speelt een cruciale rol bij de eerste inschatting van de ernst van een asbestincident. Hij/zij kan bepalen of een melding terechtkomt in het reguliere werkproces van een gemeente of Omgevingsdienst/ RUD en of ook hulpverleningsdiensten moeten uitrukken. Brandweer Al naar gelang aard en omvang van het asbestincident, worden brandweereenheden en de OvD-B ondersteund door specialisten als de AGS, gespecialiseerde eenheden op het gebied van incidentbestrijding gevaarlijke stoffen (IBGS), technische hulpverlening bij (dreiging van) instorting en eenheden voor verkenning en ontsmetting. De AGS adviseert de OvD-B over de veiligheid van het eigen personeel en de eerste maatregelen voor de omgeving. Op advies van de AGS stelt hij samen met de gemeente of Omgevingsdienst/RUD indicatief vast óf en waar er asbest is vrijgekomen. Hij/zij wordt daarbij zo nodig geholpen door een Coördinator Verkenningseenheid die de meetploegen aanstuurt in het effectgebied ter vaststelling van het verspreidingsgebied. 34/62

245 Politie De taak van de politie-eenheden bij asbestincidenten bestaat hoofdzakelijk uit het afzetten en bewaken van het getroffen gebied en het begeleiden van de daarmee samenhangende verkeersstromen. In het geval van een CoPI komt er ook een OvD-P. Hij coördineert de inzet van de eigen eenheden en stemt die af in het multidisciplinaire overleg. De politie-milieutaak is te verdelen in handhaven en opsporen van milieudelicten. De handhaving zal in veel gevallen plaatsvinden op wijkteamniveau door de milieuagent. De complexe handhavingszaken en de opsporingsonderzoeken naar milieucriminaliteit worden gedaan door de rechercheurs van Team Milieu. Zij zijn werkzaam binnen de desbetreffende regionale eenheid en werken zo nodig nauw samen met gemeente of Omgevingsdienst/RUD en andere opsporingsdiensten of ministeries. Openbaar Ministerie/Functioneel Parket Een strafrechtelijk onderzoek vindt plaats onder leiding van de Officier van Justitie van het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie. Het Functioneel Parket is een specialistisch landelijk opererend onderdeel van het OM, dat zich toelegt op de bestrijding van onder andere milieucriminaliteit en fraude. Naast de politie kunnen ook andere opsporingsdiensten (bijvoorbeeld de Inspectie SZW) worden belast met onderzoek. Zolang het strafrechtelijk onderzoek loopt, kan dit vertraging veroorzaken in de afhandeling van het incident. GGD en GHOR De GGD geeft met betrekking tot asbest invulling aan haar taken door: > gemeenten zowel reactief als preventief te informeren en te adviseren over de gezondheidsrisico s van asbest en de communicatie daarover > burgers en andere belanghebbenden in het publieke domein te informeren over gezondheidsrisico s van asbest in hun leefomgeving en openbare gelegenheden. Bij incidenten en (dreiging van) rampen in opgeschaalde zorg is deze gezondheidsadviestaak ondergebracht bij de GAGS, de piketfunctionaris van de GGD. De GHOR wordt op de inhoud geadviseerd door de GAGS. De OvD-G neemt namens de GHOR zitting in het CoPI. Hij coördineert de geneeskundige hulpverlening bij grotere incidenten, en stemt de eigen inzet af met andere disciplines. De GAGS is net als de AGS een specialist en adviseur van de OvD. Beiden hebben een adviserende taak aan de (operationele) leiding bij een asbestincident, een ieder vanuit hun specifieke deskundigheid. Voor asbestincidenten betekent dit dat de GHOR procesverantwoordelijk is en de GGD inhoudsverantwoordelijk. Binnen de GGD bestaat een afdeling MMK, Medische Milieukunde. Deze afdeling ondersteunt de piketfunctionarissen en de gemeente met advies tijdens en na de inzet. Gemeente Bij asbestincidenten is de gemeente vaak het bevoegd gezag. 11 Zij zorgt ervoor dat de bevindingen van de AGS zo spoedig mogelijk worden gecontroleerd door een asbestinventarisatiebedrijf, zodat de omvang van de verontreiniging (begrenzing van het verspreidingsgebied) ook formeel kan worden vastgesteld. Het bevoegd gezag kan daarbij geadviseerd worden door functionarissen van de gemeente of Omgevingsdienst/RUD (Deskundig Toezichthouder Asbestverwijdering, DTA). 11 De grondslag voor de bevoegdheid tot bestuurlijk handhaven ligt vast in wet- en regelgeving. 35/62

246 Bouw- en Woningtoezicht (BWT) is een dienst binnen de gemeente die zich onder andere bezighoudt met toezicht op en het opsporen en controleren van bouw- en sloopactiviteiten waarbij asbest betrokken is. De bouwinspecteurs kunnen zo nodig bouwwerkzaamheden laten stilleggen, beboeten of voorwaarden opleggen. Het handhaven van de Woningwet behoort ook tot hun taken. Veelal is toezicht en handhaving in relatie tot de milieugerelateerde taken de laatste jaren overgeheveld naar de Omgevingsdienst/RUD. De OvD-Bz (Bevolkingszorg) is een piketfunctionaris in de gemeentelijke crisisorganisatie 12 die bij calamiteiten wordt gealarmeerd als er taken zijn voor de gemeente. Bij een incident start hij de bevolkingszorgprocessen op na multidisciplinair overleg in het CoPI en coördineert vervolgens de activiteiten die daarmee samenhangen. Omgevingsdienst (OD) of Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) De OD en de RUD zijn door een gemeenschappelijke regeling, namens provincie en Gemeenten, in hun verzorgingsgebied belast met wettelijk opgedragen uitvoeringstaken op het gebied van het omgevingsrecht. Dit ter bevordering van de kwaliteit van de vergunningverlening en om het toezicht en de handhaving van milieu-gerelateerde uitvoeringstaken te verbeteren. Deze diensten zijn 24 uur per dag bereikbaar voor ongewone voorvallen in het kader van het omgevingsrecht. Een (piket)medewerker komt dan namens de dienst ter plaatse. Waterkwaliteitsbeheerder Een Waterschap of Hoogheemraadschap is de overheidsinstantie die de wettelijke taak heeft de waterhuishouding te regelen. Het gaat daarbij zowel om het kwantitatieve (waterniveau) als het kwalitatieve beheer (waterkwaliteit). In het kader van de waterkwaliteit kan een vertegenwoordiger van het Waterschap via het alarmnummer worden geïnformeerd. Bij een brand waarbij met asbest verontreinigd bluswater in het water stroomt, kan hij dan voorzorgsmaatregelen nemen bijvoorbeeld door het indammen van bluswater. 13 RIVM Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu is een zelfstandig onderdeel van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Het RIVM bevordert de publieke gezondheid en een schoon en veilig leefmilieu. Het RIVM voert zelfstandig en per opdracht onderzoek uit en geeft advies aan de overheid. Onderzoek naar asbest en de gezondheidsrisico s past binnen die wettelijke taken. Het gaat hierbij niet om incidenteel onderzoek na een asbestincident. Inspectie SZW Deze Inspectie 14 is onderdeel van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De Inspectie SZW beschikt over een team van asbestinspecteurs dat ook onaangekondigd mag inspecteren op - op te sporen - locaties waar werknemers kunnen worden blootgesteld aan asbest. De Inspectie SZW werkt samen met gemeenten en provincies, milieudiensten, politie en het Openbaar Ministerie en richt zich vooral op het veilig en verantwoord omgaan met asbest op de werkplek door medewerkers van (al dan niet gecertificeerde) verwijderingsbedrijven in het kader van de Arbowetgeving. Tevens houdt zij toezicht op de 12 De OvD-Bz ligt in het verlengde van de Ambtenaar Rampenbestrijding. De functie is niet bij wet geregeld, maar heeft door vaststelling in 2010 door het Veiligheidsberaad van het Referentiekader Regionaal crisisplan (2009) wel nadrukkelijker positie gekregen in de multidisciplinaire incidentbestrijding. 13 (Vaar)water kan ook in beheer zijn bij Rijkswaterstaat of provinciale waterstaat. 14 Voorheen: Arbeidsinspectie. 36/62

247 certificerende instellingen en kan zij het certificaat van gecertificeerde bedrijven laten intrekken. Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) De Inspectie Leefomgeving en Transport van het ministerie van Infrastructuur en Milieu ziet er - in de context van deze handreiking - op toe dat de verwijdering van asbest uit objecten zoals schepen, treinen en industriële installaties volgens de regels van het Asbestverwijderingsbesluit verloopt. Zo nodig treedt de ILT handhavend op. Het toezicht op het verwijderen van asbest uit bouwwerken (gebouwen, bruggen, viaducten, en dergelijke) vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de gemeente. Verder behandelt de ILT asbestwegen en meldingen, signalen en klachten over hoe bedrijven en personen met asbestsanering omgaan. De ILT neemt klachten in behandeling die betrekking hebben op de eigen toezichthoudende en handhavende taken. De inspectie doet dit samen met handhavingspartners zoals gemeenten, Omgevingsdienst/RUD, provincie, politie, Inspectie SZW en eventueel het Openbaar Ministerie. 2.2 Derden Naam Functionaris Belangrijkste relatie/taak/ verantwoordelijkheid Objecteigenaar/huurder/exploitant Gecertificeerd asbestinventarisatiebedrijf Gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf Geaccrediteerd laboratorium Verzekeraar Deskundig Inventariseerder Asbest (DIA) Deskundig Toezichthouder Asbestsloop (DTA); Deskundig Asbest Verwijderaar (DAV) Informatie; aansprakelijkheid Inventarisatie Sanering Analyse Verzekering Toelichting Objecteigenaar, huurder of exploitant Bij een incident is de eigenaar van het pand en het omliggende terrein een belangrijke partij. Deze kan eventueel al aangeven of er asbesthoudend materiaal bij het incident betrokken is, bijvoorbeeld doordat in het verleden een asbestinventarisatie is uitgevoerd en/of een sanering heeft plaatsgevonden. In dat geval is die informatie te verifiëren via het landelijk asbestvolgsysteem. Als het incident stabiel is, zullen de hulpdiensten de afhandeling overdragen aan het bevoegd gezag. In die fase zal de eigenaar (en/of de verantwoordelijke voor het gebouw) worden aangesproken om zorg te dragen voor de opruimwerkzaamheden. Gecertificeerde asbestinventarisatie en asbestverwijdering Asbestinventarisatiebedrijven moeten werken conform het certificatieschema SC-540. Voor personen die gebouwen en objecten inventariseren op asbest, geldt een persoonscertificaat, de Deskundig Inventariseerder Asbest (DIA). 37/62

248 Asbestverwijderingsbedrijven werken conform het certificatieschema SC-530. Voor de personen die het asbest verwijderen geldt een persoonscertificaat, Deskundig Toezichthouder Asbestsloop (DTA) en de Deskundig Asbest Verwijderaar (DAV). Na asbestverwijdering moet een eindcontrole conform NEN 2990 worden uitgevoerd door een daartoe geaccrediteerd laboratorium of inspectie-instelling. Geaccrediteerd laboratorium Materiaalmonsters, genomen in het kader van een asbestinventarisatie of in het kader van de vrijgave/eindbeoordeling (NEN 2990, 2012), worden geanalyseerd in geaccrediteerde laboratoria (RvA-Testen 15 ). Verzekeraar Via de Stichting Salvage komt op aanvraag een schade-expert namens de verzekeraars ter plaatse. Hij draagt zorg voor acties om onnodige vervolgschade te voorkomen. Daarnaast ondersteunt Salvage ook bij het regelen van tijdelijke opvang voor bewoners die door de aanwezigheid van asbest niet meer in hun huis kunnen blijven na een incident. 15 Een geaccrediteerd laboratorium beschikt over een accreditatie van de Raad voor Accreditatie (RvA) voor die bepaalde verrichting. De accreditatie is gebaseerd op de norm NEN-ISO/IEC 17025, ook wel RvA-Testen genoemd. Eindinspecties na sanering worden beoordeeld conform NEN-ISO (RvA-Inspectie). 38/62

249 3 Crisis- en risicocommunicatie Er is veel geschreven over communicatie bij (asbest)incidenten. Uit deze informatie wordt duidelijk dat de communicatie over het incident en de daarbij gegeven boodschap in grote mate bepalend is voor de maatschappelijke (on)rust die ontstaat als gevolg van het incident. Dit hoofdstuk geeft handvatten voor de communicatie bij een asbestincident. Met crisiscommunicatie wordt de communicatie in de acute fase bedoeld. De communicatie over het incident op een ander moment wordt risicocommunicatie genoemd. 3.1 Aanbevelingen crisiscommunicatie Onderstaande aanbevelingen zijn niet specifiek gericht op één betrokken partij. Ondanks dat het primaat voor risico- en crisiscommunicatie ligt bij het bevoegd gezag, is het noodzakelijk eenduidig en consequent te communiceren. Om het spreken met één mond te bevorderen, zijn de aanbevelingen daarom gericht op alle betrokken partijen. Aanbeveling: Zorg als gemeente dan wel veiligheidsregio bij opschaling in GRIP voor een strakke regie op de communicatie. Zorg dat er uit één mond wordt gecommuniceerd; ook al leveren meerdere partijen de inhoud: er is één zender, namelijk de gemeente (of de veiligheidsregio). Zie Aanbeveling: Laat communicatieadviseurs zo snel mogelijk afstemmen met inhoudelijk deskundigen (in het geval van gezondheidsrisico s een GGD-medewerker van de afdeling MMK of GAGS), ook als de melding niet via de GMK komt. Zie 3.2. Aanbeveling: Sluit aan op de risicobeleving van burgers door de zorgen concreet te benoemen. Laat omgevingsanalyses maken die specifiek zijn toegespitst op onrustgevoelens rond de asbestverontreiniging. Corrigeer feitelijk onjuiste opmerkingen in de (sociale) media. Zie en Aanbeveling: Neem de zorg van burgers serieus en duid het risico zorgvuldig; toon empathie. Zie Aanbeveling: Vermeld expliciet de reden waarom bewoners een pand niet mogen betreden of moeten verlaten (vanwege het voorkomen van verspreiding of vanwege de sanering). Meestal gaat het niet om gezondheidsrisico s. Zie Aanbeveling: Leg het verschil uit tussen de werknemers die beschermende kleding dienen te dragen vanwege dagelijkse blootstelling aan asbest en de incidentele blootstelling van de bewoners, die niet of nauwelijks bijdraagt aan het extra risico op kanker door asbest. Zie /62

250 Aanbeveling: Plaats het risico in een context of vergelijk het met bekende risico s, maar vermijd jargon en ambigue woorden. Leg vaktermen als dosis-responsrelatie goed uit. Alle stoffen zijn in een bepaalde hoeveelheid (dosis) schadelijk. Zie Aanbeveling: Zorg ervoor dat daar waar werknemers uitsluitend met persoonlijke beschermingsmiddelen mogen komen, geen burgers komen. Zorg dat beheersmaatregelen in verhouding zijn met de duiding van het risico. 3.2 Crisiscommunicatie Crisiscommunicatie is goed als het voldoet aan drie doelen: > informatieverstrekking > betekenisgeving > handelingsperspectief. Bij informatieverstrekking gaat het om het communiceren van de feitelijkheden van een incident: > wat is er gebeurd > waar is het gebeurd > wat bedreigt ons? Bij betekenisgeving gaat het om de vraag: Wat betekent dit voor onze samenleving of - op kleinere schaal voor ons huizenblok? Bij het handelingsperspectief wordt ingegaan op wat er van getroffenen dan wel betrokkenen wordt verwacht. Bij crisiscommunicatie zijn het luisteren naar de vragen en opmerkingen die uit de samenleving komen en het actief, tijdig reageren daarop van cruciaal belang. Het gaat bij crisiscommunicatie om relatiecommunicatie, waarbij de belangen van de samenleving voorop staan en niet gaat over reputatiecommunicatie (Siepel & Regtvoort, 2015). Bij een asbestincident is snel en duidelijk communiceren belangrijk. Als bij een incident sprake is van verspreiding van asbest of een vermoeden hiervan, dan zal dit zo snel mogelijk gecommuniceerd moeten worden. In de eerste berichten moet duidelijk worden aangegeven dat de hulpverleningsdiensten rekening houden met een mogelijke asbestverspreiding en daar voorlopig maatregelen voor nemen, totdat duidelijk is of er daadwerkelijk sprake is van asbest. In de eerste communicatie moet ook worden aangegeven waarom de hulpverleningsdiensten deze maatregelen nemen. Uitgelegd moet worden dat het risico op longkanker door asbest ontstaat bij langdurige en hoge blootstelling. Hulpverleners komen vaker in aanraking met asbest dan de doorsnee burger. Vanuit het oogpunt van arbeidshygiëne en het inperken van deze risico s worden maatregelen genomen door het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen zoals beschermende kleding en het dragen van adembescherming. Bij asbestwerkers zijn dit vaak eenmalige overalls en asbest-specifieke mondkapjes. De 40/62

251 brandweer gebruikt hun standaarduitrusting met beschermende kleding en adembescherming. Door duidelijk de gezondheidsrisico s te communiceren (zeker als dat door een burgemeester wordt gedaan ondersteund door GGD, afdeling MMK) wordt onrust voorkomen. De volgende vragen kunnen dienen als leidraad voor de communicatieboodschap: 1. Wat is waar, wanneer en door welke oorzaak gebeurd? 2. Wat is de omvang van de locatie en het effectgebied? 3. Wat zijn de (mogelijke) gevolgen voor de gezondheid? 4. Welke maatregelen heeft de overheid genomen? 5. Welke maatregelen kunnen bewoners en omwonenden zelf treffen? 6. Wanneer volgt nadere informatie? 7. Waar kan men terecht met vragen? Juiste, volledige en snelle informatievoorziening De voorwaarden voor crisiscommunicatie staan op gespannen voet met elkaar als de juiste en volledige informatie niet tijdig voorhanden is. Communicatie- en inhoudsdeskundigen dienen zeer snel af te stemmen over de juiste inhoud en de wijze waarop de boodschap gebracht wordt. In de acute fase moet ook over de onvermijdelijke onzekerheid snel worden gecommuniceerd. Maak duidelijk wat bekend is en wat (nog) niet bekend is en wanneer aanvullende informatie bekend wordt gemaakt. Op deze wijze wordt zowel aan de voorwaarde snelheid als aan de voorwaarde volledigheid voldaan, aangezien wat niet bekend is niet meegedeeld kan worden. Om aan de derde voorwaarde, juistheid, te voldoen is het essentieel tijdig een regionale deskundige, zoals de GAGS, in te zetten 16. Bij dit aandachtspunt is het relevant via welke route een asbestincident wordt gemeld. Als een asbestincident niet bij Gemeenschappelijke Meldkamer (GMK) wordt gemeld, zoals onverwachte asbestvondsten in woningen of in illegaal gestort afval, dan wordt deze vaak alleen opgepakt door gemeenten. In dat geval bestaat de kans dat relevante organisaties/ functionarissen niet of niet tijdig worden gealarmeerd, waardoor de noodzakelijke afstemming tussen communicatie- en inhoudsdeskundigen te laat of in het geheel niet plaatsvindt Risicobeleving Deskundigen denken vaak dat hun boodschap over de feitelijke risico s niet aanslaat bij de burgers, omdat de burger het risico niet begrijpt. Dit is slechts deels waar. Een andere reden is dat burgers kwalitatieve kenmerken laten meespelen die in kwantitatieve analyses van de deskundigen niet wordt meegenomen. Volgens het psychometrische model 17 bestaat risicobeleving uit de dimensies onbekendheid, angstaanjagendheid van de dreiging en verontwaardiging over de dreiging. Het risico zoals dat ervaren wordt, neemt toe bij onbekende dreigingen die veel angst en verontwaardiging oproepen. Onbekende dreigingen zijn vaak niet waarneembaar, zeldzaam, nieuw, onzeker en hebben doorgaans nietnatuurlijke oorzaken en onzekere langetermijneffecten. Angst en verontwaardiging worden opgeroepen door onvrijwilligheid, gebrek aan controle, nabijheid van de dreiging, de mogelijkheid van ernstige, massale en oneerlijk verdeelde gevolgen. Hoe risico s worden beleefd wordt daarnaast beïnvloed door persoonlijke ervaringen, interpersoonlijke communicatie en informatie uit andere bronnen, zoals de (sociale) media. Een belangrijke 16 Rook bij branden. Aanpassing berichtgeving op grond van perceptieonderzoek, GGD Groningen, Fischhoff, 1978; Alhakami, 1994; Slovic, /62

252 factor daarbij is het vertrouwen in de informatiebron. Wanneer het vertrouwen in officiële instanties gering is, zal het publiek de informatie niet geloofwaardig achten, waardoor de communicatie niet het gewenste effect bereikt (Slovic, 2000). De risicobeleving van de burger is dus niet zozeer verkeerd, maar anders dan de louter kwantitatieve analyses door deskundigen. Overigens gaat het niet uitsluitend om de risicobeleving door de burger, maar ook om de risicobeleving door de overheid (bestuurders/hulpdiensten). Ook menig professional van de overheid denkt regelmatig dat het risico groter is dan bijvoorbeeld het risico zoals aangegeven is door de GAGS: laatstgenoemde heeft de kwantitatieve analyse gemaakt. In een onderzoek naar risicobeleving en communicatie bij grote chemiebranden bleek het belangrijk de zorg van mensen, in casu namelijk de angst om kanker te krijgen, te benoemen. Het is aannemelijk dat deze zorg ook bestaat bij een brand met asbest. Door dit risico op kanker in een context te plaatsen en door het te vergelijken met meer bekende risico s (roken van enkele sigaretten), bleek de afzender van de boodschap meer vertrouwd te worden en tot minder ongerustheid te leiden (Greven, 2013). Het louter kwalitatief aangeven dat asbest schadelijk is, kan leiden tot meer ongerustheid over de gezondheidsrisico s, omdat het idee bestaat dat een enkele asbestvezel al kanker veroorzaakt. Sommige publieksvoorlichters proberen de boodschap te vereenvoudigen en begrijpelijker te maken door (essentiële) nuances of enge termen uit de communicatie te elimineren. Met dergelijke simplificaties wordt het publiek onderschat. Bovendien stuit het publiek via andere kanalen en eigen nazoekwerk vanzelf op deze enge termen. Hierdoor kan een vertrouwensbreuk ontstaan of worden vergroot; het gevoel dat de overheid zaken onder de pet houdt. Doordat zowel journalisten als mensen die actief zijn op sociale media ook een grotere risicobeleving kunnen hebben, zullen er overdrijvingen of incorrecte verslagen in de (sociale) media kunnen verschijnen. Deze berichten kunnen als waar worden ervaren Concrete en eenduidige communicatie Communicatie die niet concreet en eenduidig is of zelfs tegenstrijdige informatie bevat, kan vragen oproepen en vervolgens door de burger geïnterpreteerd worden vanuit zijn eigen risicobeleving en ideeën. Onduidelijkheden en schijnbare tegenstrijdigheden in de informatieboodschap kunnen worden voorkomen door het gegeven advies te onderbouwen met duidelijke argumentatie. Regie op het communicatieproces Bij een asbestincident zijn meerdere publieke en private partijen betrokken. Wanneer elk van de partijen zelf gaat communiceren met bewoners, betrokken bevolking en pers is het zeer waarschijnlijk dat verschillende en elkaar tegensprekende berichten worden geuit. Juist bij incidenten waarbij de risicobeleving groot is, zullen deze verschillen tot meer onrust leiden. Bewoners moesten hun huis verlaten vanwege asbest Een bekende mededeling, maar wat wordt er met vanwege asbest bedoeld? Meestal is de reden: om te voorkomen dat bewoners het aanwezige asbest verder verspreiden waardoor het opruimen van het asbest wordt bemoeilijkt, of een andere praktische reden. De reden is eigenlijk nooit dat bewoners hun huis moeten verlaten vanwege de gezondheidsrisico s. 42/62

253 Ook in situaties waar om praktische redenen bewoners het huis verlaten, lopen er asbestsaneerders in witte pakken rond. Medewerkers van een asbestsaneringsbedrijf dragen beschermende pakken, omdat zij dagelijks met asbest in aanraking komen. Alleen vaak en veel werken met asbest, zonder beschermende kleding, is gevaarlijk. Hoe hoger de cumulatieve blootstelling, hoe groter het risico. Dat wil zeggen dat: > het risico gering is wanneer iemand veel vezels gedurende korte tijd inademt > het risico gering is wanneer iemand weinig vezels gedurende lange tijd inademt > het risico groter is wanneer iemand veel vezels gedurende lange tijd inademt. Daarnaast is er altijd een bepaalde hoeveelheid asbestvezels aanwezig in de lucht. Dosisresponsrelatie Een risico uitgedrukt in een getal (kwantitatieve benadering) sluit ook minder goed aan op de informatiebehoefte van de burger, omdat een leek minder gevoelig is voor relaties tussen dosis en blootstelling. Chemische stoffen zijn of gevaarlijk of niet gevaarlijk ( hazard - benadering, Neil, 1994). Houd er rekening mee dat mensen weinig besef hebben van de relatie tussen dosis en gezondheidseffecten en daardoor denken dat ook een zeer geringe dosis asbest tot kanker zal leiden. Als risico s in vaktermen of woorden worden uitgedrukt, dan wordt het risico door leken niet goed begrepen (Timmermans, 1994). Een term als verwaarloosbaar klein wordt door een burger dus mogelijk als een veel grotere kans ingeschat dan de deskundige heeft bedoeld. De ontvanger van de boodschap kan het risico beter plaatsen wanneer het risico in een context is geplaatst of wanneer er een vergelijking met andere risico s wordt gemaakt, waardoor de risicobeleving afneemt (Greven, 2013). Aangezien de kwantitatieve risico s van risico s bij bijvoorbeeld chemiebranden, radioactieve straling en asbest veel kleiner zijn dan hoe de risicobeleving is, kan gemakkelijk de indruk ontstaan dat het risico wordt gebagatelliseerd. Impliciete informatie Behalve via de reguliere crisiscommunicatie loopt de communicatie over het incident op een impliciete manier, zoals het zichtbare gedrag van hulpdiensten, saneerders en burgers. Er wordt bijvoorbeeld een verwarrend signaal afgegeven wanneer enerzijds wordt gesproken over een verwaarloosbaar risico voor de gezondheid, terwijl burgers - inclusief kinderen - tussen werknemers in beschermende kleding met filtermaskers lopen. Ook het inzetten van ingrijpende maatregelen, zoals ontruimen, is het uitdragen van de boodschap zonder woorden dat de situatie erg gevaarlijk is. 3.3 Risicocommunicatie Wat zijn de risico s in mijn omgeving en wat kan ik doen als het mis gaat? Dat zijn de twee cruciale vragen die, kijkend vanuit het perspectief van een burger, in risicocommunicatie een rol spelen. Dit zou ook het vertrekpunt moeten zijn van de overheid; in volle transparantie communiceren over risico s en hoe te handelen als een crisis ontstaat. In relatie tot asbest betekent dit aansluiten op de zorgen van burgers, een duidelijke uitleg geven over de gevaren van asbest en de risico s van een asbestblootstelling in het juiste perspectief geplaatst. Daarbij moeten rekening gehouden worden met het feit dat de beleving van risico s van asbest en de gevolgen van een besmetting, heel anders worden beleefd dan de risico s volgens deskundigen zijn. Het in het juiste perspectief plaatsen van 43/62

254 asbest en asbestbesmetting start met het (h)erkennen van deze kloof. Zaak dus om de wetenschappelijke werkelijkheid te vertalen naar een belevingswerkelijkheid. Dit kan bijvoorbeeld door te laten dat zien hoeveel mensen die daadwerkelijk longkanker veroorzaakt door asbest hebben gekregen door asbest en wat de oorzaak daarbij is van de asbestbesmetting, namelijk vrijwel altijd een arbeidsmatige of langdurige blootstelling hebben gehad of langdurige blootstelling. Maar ook door uit te leggen wat bewoners zelf kunnen doen als asbest wordt geconstateerd, dat alleen vrijkomende asbeststof (door breken, boren, er overheen rijden of lopen) gevaarlijk is moet worden voorkómen en dat stukken asbest die men op straat vindt gewoon opgeruimd kunnen worden; maar ook dat brandweermensen vaker met asbest in aanraking komen en daardoor een grotere kans op een asbestbesmetting hebben. Zorg bij risicocommunicatie over asbest voor aansluiting op crisiscommunicatie! 44/62

255 Bijlage 1: Voorbeeldbrieven In deze bijlage worden enkele voorbeelden gegeven van brieven die (geheel of gedeeltelijk) namens de gemeente aan bewoners en andere direct betrokkenen verstuurd kunnen worden. De inhoud van deze voorbeeldbrieven sluit aan bij de categorie-indeling in de schema s (deel I hoofdstuk 2). Algemene aandachtspunten: > Gebruik het briefpapier van de gemeente. > Pas de gebruikelijke aanhef toe. Dus: aan de bewoners (van een bepaalde wijk) onderwerp: brand in pand x, locatie y waarbij asbest is vrijgekomen. > Beoordeel of de brief ook in andere talen dan in het Nederlands opgesteld moet worden. > Verwijs naar een website voor achtergrondinformatie of naar de website van de gemeente als daar specifieke informatie op staat over het incident, zodat de lezer direct en zelfstandig extra informatie kan vinden. Categorie I: Asbestincident binnen Datum:.. Onderwerp:.. (brand in pand x, locatie y, waarbij asbest is vrijgekomen) Geachte bewoner(s) van de wijk., Wij vragen uw aandacht voor het volgende. In.. (bedrijf, pand, schuur, etc.) aan de... (straat) in... (plaatsnaam) is na een brand asbest vrijgekomen. (Of beschrijf hier een ander incidenttype dat de oorzaak is van de onwenselijke verspreiding van asbest in het gebouw.) Het asbest heeft zich niet tot buiten het gebouw verspreid. U bent hierdoor niet in contact gekomen met asbest. Er bestaat dan ook geen risico voor uw gezondheid. Een gespecialiseerd bedrijf ruimt zo spoedig mogelijk het asbest op dat op dit moment nog in het gebouw ligt. Heeft u naar aanleiding van deze brief nog vragen, dan kunt u tijdens kantooruren contact opnemen met.. (persoon x, afdeling y, tel.nr.) of kijk voor algemene informatie over asbest op www (website met achtergrondinformatie vermelden). Met vriendelijke groet, (ondertekening) (Burgemeester/naam en functie) 45/62

256 Categorie II: Asbestincident binnen Datum:.. Onderwerp:.. (brand in pand x, locatie y, waarbij asbest is vrijgekomen) Geachte bewoner(s) van de wijk., Wij vragen uw aandacht voor het volgende. In.... (bedrijf, pand, schuur, etc.) aan de... (straat) in... (plaatsnaam) is na een brand asbest vrijgekomen. (Of beschrijf hier een ander incidenttype dat de oorzaak is van de onwenselijke verspreiding van asbest in het gebouw.) Het asbest is in de omgeving van het gebouw terecht gekomen. Uit onderzoek blijkt echter dat de asbest niet in uw woon (werk)gebied ligt. Er bestaan dan ook geen risico's voor uw gezondheid. Een gespecialiseerd bedrijf ruimt zo spoedig mogelijk het asbest op dat op dit moment nog op de locatie ligt. Ook het gebied waarover het asbesthoudend materiaal zich heeft verspreid, wordt opgeruimd. (Indien van toepassing eraan toevoegen:) Om verdere verspreiding van het asbest te voorkomen, is het betreffende gebied. (beschrijf/ benoem het gebied) afgezet tot na het opruimen. Heeft u naar aanleiding van deze brief nog vragen, dan kunt u tijdens kantooruren contact opnemen met. (persoon x, afdeling y, tel.nr.) of kijk voor algemene informatie over asbest op www. (website met achtergrondinformatie vermelden). Met vriendelijke groet, (ondertekening) (Burgemeester/naam en functie) 46/62

257 Categorie III: Asbestincident buiten, voorbeeld 1 Datum:.. Onderwerp:.. (brand locatie x, waarbij asbest is vrijgekomen) Geachte bewoner(s) van de wijk., Wij vragen uw aandacht voor het volgende. In. (bedrijf, pand, schuur, etc.) aan de... (straat) in... (plaatsnaam) is op... (datum) asbest vrijgekomen. (beschrijf hier de oorzaak van de onwenselijke verspreiding van asbest in en buiten het gebouw). In.. (bedrijf, pand, schuur) bevond zich asbesthoudend materiaal. Uit onderzoek blijkt dat in uw woonomgeving als gevolg van het incident asbesthoudend materiaal is (of: asbesthoudende stukjes/flinters zijn) neergekomen. Bij het kapot trappen of overheen rijden kunnen asbestvezels vrijkomen. Om dit te voorkomen, zijn door de politie in de wijk verkeersmaatregelen genomen en is het gebied afgezet. (Eventueel nadere informatie geven welke straten/pleinen afgezet zijn, etc.) De exacte grenzen van het met asbest verontreinigde gebied worden nog vastgesteld door een gespecialiseerd onderzoeksbureau. Zeer klein risico Asbest is een kankerverwekkende stof. Het inademen van asbestvezels kan op termijn longkanker of longvlieskanker veroorzaken. De totale hoeveelheid vezels die iemand inademt bepaalt het risico op kanker. Hoe meer vezels zijn ingeademd, hoe groter het risico. De hoeveelheid vezels die u heeft ingeademd bij dit incident is zeer gering. In de buitenlucht is sprake van verdunning en de concentratie in de lucht wordt nooit heel hoog. Ook was de tijd dat u in contact was met asbest van korte duur. Zeker (aanvulling bij brand: wanneer u uit de rook blijft en) als u ramen en deuren tijdelijk gesloten had. Daarom is het risico voor u verwaarloosbaar klein. De mensen die asbest verwijderen, gebruiken adembescherming en beschermende kleding omdat zij vrijwel iedere dag met asbest in contact komen. Wat doet uw gemeente en wat kunt u doen? Hoewel het risico verwaarloosbaar klein is, willen wij voorkomen dat er toch vezels in uw huis terechtkomen en dat u aan asbest wordt blootgesteld. 1. De stukjes asbest worden zo snel mogelijk door een speciaal bedrijf opgeruimd, allereerst op de openbare wegen. Daarna worden de... schoongemaakt (prioriteiten aangeven, zoals belangrijke gebouwen, scholen, etc.). Dit kan enkele dagen duren. Omdat de werknemers van het gespecialiseerde bedrijf bijna dagelijks met asbest omgaan en direct met het asbest in contact komen, dragen zij beschermende kleding. Voor u is het risico zo klein dat u geen beschermende kleding nodig heeft. 2. (eventueel nadere tijdelijke maatregelen aangeven, b.v. dat misschien voor een bepaalde tijd scholen gesloten zijn of dat bepaalde objecten niet betreden mogen worden, etc.) 3. Raap asbest niet op en loop er niet doorheen. Laat schoenen het liefst buiten. Zo houdt u asbest buiten de deur. De schoonmaakploeg komt zo spoedig mogelijk bij u langs. Ga niet zelf schoonmaken. Heeft u toch last van asbest bij de voor- of achterdeur? Veegt u dan met een zachte bezem de stukjes opzij. Maak uw bezem later buiten schoon met water boven een afvoerputje, zodat het vuile water direct wegloopt. 47/62

258 Voorkom dat u of uw kinderen onnodig over verontreinigde grond of gras lopen om verspreiding zo veel mogelijk te voorkomen. Zodra de asbest is opgeruimd of als er zich eerder ontwikkelingen voordoen, stellen wij u per brief zo spoedig mogelijk op de hoogte (de aan u gegeven informatie bevindt zich ook op de website:.. (website vermelden). Heeft u na het lezen van deze brief nog vragen of wilt u een toelichting? Neemt u dan tijdens kantooruren contact op met... (persoon of personen, afdeling, tel.nr.). Meer algemene informatie over asbest kunt u vinden op www (website met achtergrondinformatie vermelden). Met vriendelijke groet, (ondertekening) (Burgemeester/naam en functie) 48/62

259 Categorie III: Asbestincident buiten, voorbeeld 2 (asbest bij brand) Datum:.. Onderwerp:.. (brand locatie x, waarbij asbest is vrijgekomen) Geachte bewoner(s) van de wijk., Wij vragen uw aandacht voor het volgende. Bij u in de buurt is een brand geweest. Naast rook en roet zijn er mogelijk ook asbestdeeltjes vrijgekomen. Het gebied waar eventueel asbest ligt, is afgezet. Uw woning staat in of dichtbij het afgezette gebied. Het gebied wordt onderzocht en zo nodig schoongemaakt. Wat kunt u nu zelf doen? - U kunt ramen en deuren weer openen en het ventilatiesysteem weer aanzetten. - Doe buiten uw schoenen aan en uit, of spoel ze af. Zo voorkomt u dat asbestdeeltjes in uw woning terechtkomen. Neem bijvoorbeeld een kinderwagen ook pas mee naar binnen als de banden buiten goed afgespoeld zijn. Doe dit ook met fietsen. - Houd huisdieren zo mogelijk binnen of vermijd plekken waar brandresten liggen. Maak de poten van uw huisdier schoon als uw huisdier toch buiten geweest is. - Als u brandresten ziet, laat deze dan liggen. Een deskundig bedrijf zal de brandresten komen opruimen. Loop en rijd er niet door, maar gebruik zo veel mogelijk de schoongemaakte routes. Maak de omgeving van uw huis niet zelf schoon, tenzij het in- en uitgaan ernstig wordt belemmerd. Laat het opruimen over aan de mensen van het deskundig bedrijf. - Wijs uw kinderen op de brandresten en kies een schone speelplek. - Asbest wordt niet opgenomen door een plant, maar blijft aan de buitenkant zitten. Spoel daarom de groenten uit uw tuin voor gebruik extra goed schoon met water. Zichtbaar vervuilde groenten kunt u beter niet eten in verband met andere schadelijke stoffen die in brandresten zitten. Maatregelen Binnen het afgezette gebied gelden verkeersmaatregelen, zoals (toelichten welke). Specialisten onderzoeken waar het asbest precies ligt en zullen het opruimen. Omdat zij bijna dagelijks met asbest omgaan en direct met het asbest in aanraking komen, dragen zij beschermende kleding. U heeft die speciale kleding niet nodig. Gezondheidsrisico's Gezondheidsrisico s kunnen ontstaan door het inademen van losse asbestvezels. In de buitenlucht zijn altijd al asbestvezels aanwezig in lage concentraties. Lang niet iedereen die asbestvezels inademt, krijgt daardoor kanker. De kans hierop wordt groter bij het langdurig inademen van hoge concentraties asbestvezels. Bij de brand in uw omgeving is sprake van een kortdurende blootstelling aan een tijdelijk (licht) verhoogde concentratie asbestvezels en daarom is het extra risico verwaarloosbaar klein. Toch willen we blootstelling voorkomen. De eerder genoemde adviezen helpen daarbij. Meer informatie Zodra wij meer weten over de situatie zullen wij u daarover informeren. Ook kunt u meer informatie vinden op de website: www. (website met achtergrondinformatie vermelden). Mocht u na het lezen van deze brief nog vragen hebben, dan kunt u contact opnemen met gemeente.. (naam gemeente) via... (naam, afdeling, tel.nr.) 49/62

260 Wanneer u vragen hebt over asbest en mogelijke risico s voor uw gezondheid, kunt u contact opnemen met GGD... (naam GGD) via... (naam, afdeling, tel.nr.) Met vriendelijke groet, (ondertekening) (Burgemeester/naam en functie) 50/62

261 Bijlage 2: Wettelijk kader Het wettelijk kader in relatie tot asbestverwijdering en de aanpak van asbestincidenten omvat de volgende wetten en bijbehorende besluiten: Asbestverwijderingsbesluit 2005 Dit besluit heeft tot doel emissie van asbestvezels te voorkomen bij het geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van een bouwwerk of object, bij het verwijderen van asbest of asbesthoudende producten uit een bouwwerk of object of bij het opruimen van asbest of asbesthoudende producten na incidenten. 18 Ook geeft het aan wie bevoegd is om met asbest te mogen werken. Besluit asbestwegen milieubeheer In dit besluit wordt geregeld dat het verboden is om een asbesthoudende weg te bezitten. In met name het buitengebied kunnen de onverharde wegen asbest bevatten, waardoor er een risico is voor de gebruikers van die weg (waaronder hulpdiensten bij een calamiteit/incident). De certificatieschema s SC-530 en SC-540 vormen een richtlijn, vastgesteld door het ministerie van SZW. Certificatieschema SC-530 asbestverwijdering Dit werkveld-specifieke certificatieschema is van toepassing op het verwijderen van asbest, asbesthoudende producten en met asbest verontreinigd materiaal of asbest verontreinigde besmette constructieonderdelen voorafgaand aan sloop, renovatie of onderhoud in bouwwerken en objecten en na een incident. Certificatieschema SC-540 asbestinventarisatie Dit werkveld-specifieke certificatieschema is van toepassing op de inventarisatie van de mogelijk aanwezige asbestbronnen, asbesthoudende producten en met asbest verontreinigd materiaal of met asbest verontreinigde constructieonderdelen in een bouwwerk of object voorafgaand aan: > het geheel of gedeeltelijk afbreken van bouwwerken en/of objecten > het verwijderen van asbest > het opruimen van asbest na een incident. De resultaten worden vastgelegd in een asbestinventarisatierapport inclusief risicoclassificaties. Wet veiligheidsregio s (Wvr) Doel van de Wvr is het realiseren van een efficiënte en kwalitatief hoogwaardige organisatie van de brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening, rampenbestrijding en crisisbeheersing onder één regionale bestuurlijke regie. Ook de organisatie van de gemeenschappelijke meldkamer is geregeld in deze wet. Wet publieke gezondheid (Wpg) De Wpg behelst onder andere de taakstelling van de GGD. Relevant in relatie tot asbestincidenten is artikel 2, lid 2c en 2e van de Wet publieke gezondheid: het bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen en \ het bevorderen van medisch milieukundige zorg. Een en ander wordt concreter beschreven in het Besluit publieke 18 Uit: Nota van Toelichting bij Asbestverwijderingsbesluit /62

262 gezondheid artikel 2, lid 3b: het adviseren van de bevolking over risico s, inclusief gezondheidskundig advies over gevaarlijke stoffen, in het bijzonder bij rampen of dreiging van rampen. Woningwet en Bouwbesluit 2012 Het Bouwbesluit bevat voorschriften voor het bouwen, gebruiken en slopen van bouwwerken. Het Bouwbesluit bevat ook bepalingen en voorschriften over het slopen van asbest. Het Bouwbesluit bevat bouwtechnische voorschriften waaraan bouwwerken in Nederland minimaal moeten voldoen. Artikel 1a van de Woningwet 19 is het kapstokartikel om eigenaren van een gebouw te bewegen hun verantwoordelijkheid te nemen. Wet bodembescherming Wet waarin wordt gesteld welke concentratie er aan asbest in de bodem mag zitten. Ook geeft deze wet aan dat nieuwe gevallen van bodemverontreiniging opgeruimd moeten worden. Wet milieubeheer (Wm) In deze wet is bepaald welke (wettelijke) instrumenten kunnen worden ingezet om het milieu te beschermen. In relatie tot een asbestincident is hoofdstuk 17 Wm van belang voor asbestincidenten bij bedrijven; de Maatregelen in bijzondere omstandigheden. Artikel : Indien zich in een inrichting een ongewoon voorval voordoet of heeft voorgedaan, waardoor nadelige gevolgen voor het milieu zijn ontstaan of dreigen te ontstaan, treft degene die de inrichting drijft, onmiddellijk de maatregelen die redelijkerwijs van hem kunnen worden verlangd om herhaling of de gevolgen van dat voorval te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, zo veel mogelijk te beperken en ongedaan te maken. In relatie tot een asbestincident bij een particulier, kan men terugvallen op het zorgplichtartikel in de Wet milieubeheer art. 1.1a. Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit De 'Arbowet' bevordert veiligheid en gezondheid van werknemers door arbeidssituaties zo te organiseren dat werknemers zo weinig mogelijk risico lopen. In relatie tot asbest gaat het er om dat de blootstelling zo veel mogelijk beperkt wordt. 20 De brandweer heeft een eigen asbestprotocol 21 om dit risico te minimaliseren. Brandweer en politie zijn onder strikte condities vrijgesteld van de Arbowet. 22 De uitzonderingen gelden voor het uitoefenen van de wettelijke brandweer- en politietaken en zijn uitgewerkt in het Arbeidsomstandighedenbesluit. Deze uitzonderingen gelden alleen als er sprake is van repressief optreden en noodhulp, een levensbedreigende situatie voor mens en dier en als de juiste repressieve inzet in gevaar dreigt te komen of belemmerd wordt door naleving van de Arbowet. Daarnaast geeft het Arbobesluit diverse voorschriften voor het verwijderen van asbest (art 4.37 e.v.), waarmee door ISZW onder andere kan worden opgetreden tegen niet gecertificeerde verwijderaars en het niet uitvoeren van verwijderingswerkzaamheden conform de certificatie-eisen. 19 Lid 1: De eigenaar van een bouwwerk, open erf of terrein of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het daaraan treffen van voorzieningen, draagt er zorg voor dat als gevolg van de staat van dat bouwwerk, open erf of terrein geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt. 20 Zie Arbobesluit hoofdstuk 4, afdeling 5, Aanvullende voorschriften asbest. 21 Brancherichtlijn en publicatie Brandweeroptreden bij asbestincidenten (2016). 22 De uitzonderingen zijn opgenomen in artikel 1.17 van het Arbobesluit. 52/62

263 NEN 2990:2012 Beschrijft de manier waarop een containment (afgeschermde ruimte of buitenlocatie waar(uit) volgens wettelijke voorschriften asbest is verwijderd) moet worden gecontroleerd op de aanwezigheid van asbesthoudende resten. Het doel van de eindcontrole is om vast te stellen dat een ruimte of buitenlocatie na verwijdering of asbestsanering aan de gestelde opleveringseisen voldoet en dat de ruimten weer toegankelijk zijn voor personen, zonder kans op blootstelling boven het gehanteerde toetsingscriterium. NEN 2991:2015 Beschrijft een bepalingsmethode ter vaststelling van de asbestconcentraties in de binnenlucht en een beoordelingskader voor blootstellingsrisico s aan asbest voor gebruikers en derden in gebouwen, woningen, constructies, objecten, leegstaande bouwwerken en industriële installaties waarin asbesthoudende materialen zijn verwerkt en hoe de concentratie asbestvezels in de lucht bepaald moet worden. Een NEN 2991-onderzoek (niet verplicht) is een aanvullend onderzoek ter beoordeling van directe gezondheidsrisico s aan asbest. 53/62

264 Bijlage 3: Afkortingen en begrippen AGS Asbestbrand Asbestdeskundige Asbestincident Asbestprocedure Asbesttype/soort Adviseur Gevaarlijke Stoffen. Piketfunctionaris van de brandweer. Brand waarbij asbestcement delamineert en in flinters uit elkaar spat (als het ware explodeert ) en waarbij deze flinters en/of asbestvezels in de omgeving vrijkomen. Onafhankelijk werknemer van een gespecialiseerd asbestinventarisatiebedrijf of -instantie of functionaris die aantoonbaar beschikt over vergelijkbare deskundigheid (DIAgecertificeerd). Een situatie waarin (mogelijk) asbest vrijkomt in de omgeving en er mogelijk sprake is van een risico voor de gezondheid. Procedure van de brandweer waarin voorschriften ter voorkoming van blootstelling van de brandweer aan asbest staan. Er zijn twee groepen asbest: de serpentijngroep, waartoe asbesttype chrysotiel ( witte asbest) behoort en de amfiboolgroep, waartoe asbesttypen crocidoliet ( blauwe asbest) en amosiet ( bruine asbest) behoren. Asbest, amfibool- Vezelvormige silicaten actinoliet (CAS-nummer: ), amosiet (CAS ), anthofylliet (CAS ), crocidoliet (CAS ) en tremoliet (CAS ). Asbest, serpentijn- Asbestveilig Ascert-procesasbestinventarisatie Ascert-procescertificaat algemeen Vezelvormige variant van het mineraal serpentijn, aangeduid als chrysotiel (CAS-nummer ). Situatie waarin ook onder de slechtst denkbare omstandigheden nooit zoveel asbesthoudend materiaal in een besloten ruimte terecht kan komen dat daardoor verhoogde asbestconcentraties in de binnenlucht ontstaan. Certificaat waaruit blijkt dat een asbestinventarisatiebedrijf voldoet aan de certificaateisen in het certificatieschema asbestverwijderen SC-540. Inventarisatiebedrijven die dit certificaat hebben, zijn deskundig in de zin van het Asbestverwijderingsbesluit. Certificaat waaruit blijkt dat een asbestverwijderingsbedrijf voldoet aan de eisen van het certificatieschema asbestverwijderen (SC-530). 54/62

265 Bevoegd gezag Het bestuursorgaan dat bevoegd is omtrent die zaak besluiten te nemen of beschikkingen af te geven. Dat is/kan zijn: gemeente, Omgevingsdienst/Regionale Uitvoeringsdienst, provincie. Categorie-indeling Methode van rangschikking van de omvang van het asbestincident en de schaalgrootte van de te treffen maatregelen. Er worden drie categorieën, I, II en III onderscheiden. Zie hiervoor ook de schema s in dit document. CoPI Commando Plaats Incident. Groep leidinggevenden van verschillende disciplines (brandweer, politie, GHOR en gemeente) onder leiding van een leider CoPI, belast met de operationele leiding ter plaatse. CVE Coördinator Verkenningseenheid (zie ook VE). Voorheen: meetplanleider (MPL, brandweer). Delaminatie In het cement met asbest van asbesthoudende (golf)platen is water opgesloten dat achtergebleven is uit de productiefase van de asbestcementplaten. Bij een snelle verhitting tot 500 C gaat dit water uitzetten. Hierdoor wordt een hoge druk opgebouwd in de asbestcementplaten, die daardoor explosiegedrag gaan vertonen. Dit wordt ook wel delamineren genoemd. Deskundig bedrijf Een asbestverwijderingsbedrijf dat beschikt over een Ascertprocescertificaat voor het verwijderen van asbest. DIA Deskundig Inventariseerder Asbest. Functionaris, werkzaam voor een commercieel bedrijf of voor de overheid, die asbestinventarisatie mag uitvoeren. Is gecertificeerd conform SC- 560 met een geldigheidsduur van drie jaar. Eindinspectie Controle na beroepsmatige verwijdering van asbest, om vast te stellen of er geen visueel zichtbare asbestresten zijn achtergebleven en de asbestconcentratie in de lucht is gedaald tot beneden de vrijgavegrens. (NB Bij eindinspectie in een buitensituatie wordt alleen een visuele inspectie uitgevoerd.) De controle moet worden uitgevoerd door een laboratorium/inspectieinstelling conform NEN GAGS Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen. Piketfunctionaris in dienst bij de GGD. Gespecialiseerd laboratorium Een voor monsterneming en analyses op de aanwezigheid van asbest toegerust laboratorium, met een accreditatie van de Raad voor de Accreditatie voor de desbetreffende verrichting. 55/62

266 GGD GMK Hechtgebonden IBGS Mesothelioom MMK NEN 2990 NEN 2991 Primaire emissie RUD SC-540 Secundaire emissie Gemeentelijke (gemeenschappelijke) Gezondheids Dienst. Gemeenschappelijke meldkamer van de overheidshulpdiensten. Asbesthoudend materiaal dat onder intensieve gebruikscondities, zelfs in een omsloten ruimte, niet kan leiden tot een asbestconcentratie in de lucht die hoger is dan de grenswaarde en/of verspreiding van asbest of asbesthoudende stof in de omgeving. Niet-hechtgebonden is asbesthoudend materiaal dat onder intensieve of zelfs normale gebruikscondities in de desbetreffende omsloten ruimte kan leiden tot een significant verhoogde asbestconcentratie in de lucht die hoger is dan de grenswaarde. Incidentbestrijding Gevaarlijke Stoffen. Kanker in de longvliezen, soms in het buikvlies. Medische Milieukunde. Normvoorschrift; beschrijft de manier waarop een 'containment' (afgeschermde ruimte of buitenlocatie waar(uit) asbest is verwijderd volgens de geldende wettelijke voorschriften) moet worden gecontroleerd op de aanwezigheid van asbesthoudende resten. Normvoorschrift; beschrijft een bepalingsmethode ter vaststelling van de asbestconcentraties in de binnenlucht en een beoordelingskader voor blootstellingsrisico s aan asbest voor gebruikers en derden in gebouwen, woningen, constructies, objecten, leegstaande bouwwerken en industriële installaties waarin asbesthoudende materialen zijn verwerkt. Asbestvezels van inadembare afmetingen die tijdens een incident in eerste instantie aan de lucht vrijkomen. Regionale Uitvoeringsdienst. Voert milieutaken uit namens provincie en gemeenten. Certificeringsschema, onder verantwoordelijkheid van het Centraal College van Deskundigen Asbest ontwikkeld. Dit is de certificatieregeling voor inventarisatiebedrijven of onderzoeksinstellingen die asbestinventarisaties in gebouwen en/of objecten uitvoeren. Verdere vorming, vrijkomen en verspreiding van vezels naar de omgeving en/of binnenruimten uit neergeslagen asbestdeeltjes of asbestflinters; dit kan gebeuren door bijvoorbeeld verwaaiing of menselijke verspreiding via schoeisel/voertuigen. 56/62

267 VE Verspreidingsgebied Verwijderingsbedrijf Verkenningseenheid. Voorheen: Waarschuwings- en Verkenningsdienst van de brandweer (WVD). De VE staat onder leiding van de Coördinator Verkenningseenheid (CVE). Gebied waarin zichtbare (en niet-zichtbare) asbest (flinters, plukjes, stukjes) terecht is gekomen. Een asbestverwijderingsbedrijf dat over een SC-530-certificaat beschikt, is deskundig in de zin van het Asbestverwijderingsbesluit. 57/62

268 Bijlage 4: Referenties Aedes Handboek asbest, Theorie en praktijk voor het correct verwijderen van asbest, Brandweer Nederland & Brandweeracademie IFV Brandweeroptreden bij asbestincidenten, Brancherichtlijn en publicatie, IFV Bestuurlijke netwerkkaarten crisisbeheersing, nr.5 Milieu, Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied Draaiboek voorvallen met asbest, RIVM GGD-richtlijn medische milieukunde - Gezondheidsrisico s van asbest in woningen en publieke gebouwen, TNO Het vrijkomen van asbest bij brand, rapport TNO-MW - R 95/152, Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland Handreiking Asbestcommunicatie, deel 3, Aanpak Communicatie, VROM-inspectie Plan van aanpak asbestbrand (4 e druk), De 1 e druk van het Plan van aanpak asbestbrand dateert van VROM-inspectie Plan van aanpak asbestbrand op hoofdlijnen, Literatuur bij deel II, hoofdstuk 3, Risico- en crisiscommunicatie Alhakami A.S., Slovic P. A psychological study of the inverse relationship between perceived risk and perceived benefit, Risk Anal. Dec; 14(6): , Fischhoff B., Slovic P., Lichtenstein S., Read S. & Combs B. How safe is safe enough? A psychometric study of attitudes towards technological risks and benefits, Policy Sciences 9: , Glik D. Risk communication for public health emergencies, Ann. Rev. Public Health 28 (1): 33-54, Greven F., Claassen L., Timmermans D., Woudenberg F. & Duijm F. Rook bij branden. Aanpassing berichtgeving op grond van Perceptieonderzoek, GGD Groningen, /62

269 Nationale ombudsman De asbestzomer van Over hysterie, bestuurlijk risico en horizontaal besturen., rapport nummer 2012/198, Neil N., Malmfors T. & Slovic P. Intuitive toxicology: expert and lay judgments of chemical risks, Toxicol. Pathol Mar- Apr; 22(2): RIVM GGD-Richtlijn Risicocommunicatie, Siepel H. & Regtvoort F. Risico- en crisiscommunicatie - succesfactoren in crisissituaties, Slovic P. The perception of risk, London Earthscan Publications, Timmermans D.R.M. The roles of experience and domain of expertise in using numerical and verbal probability terms in medical decisions, Med. Decis. Making, Apr-Jun;14(2):146-56, /62

270 Websites Omgevingsdienst.nl (o.a. overzicht van alle omgevingsdiensten) Asbest op de website van de vereniging van woningcorporaties, Aedes Op deze website is een deel ingericht met specifieke informatie over asbest GGD/GHOR Nederland over asbest Brandweer Nederland over asbest Landelijke politie over milieudelicten De VNG (Vereniging van Nederlandse gemeenten) over asbest Ascert (Stichting Certificatie Asbest) De Rijksoverheid heeft een dossier asbest met verwijzingen naar alle gerelateerde partijen. Wet en regelgeving Bouwbesluit 2012 en de Nota van toelichting op Bouwbesluit 2003 Asbestverwijderingsbesluit 2005 Wet veiligheidsregio s Wet publieke gezondheid Woningwet Bouwbesluit 2012 Wet bodembescherming Wet milieubeheer Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit Certificatieschema SC-530 en Certificatieschema SC-540 NEN 2990:2012 en NEN 2991: /62

271 Bijlage 5: Projectgroep De Handreiking aanpak asbestincidenten kwam tot stand met medewerking van (in alfabetische volgorde): Deelnemer Arjan Droog Martina Duyvis Functie en organisatie Inspecteur Bouw- en Woningtoezicht Gemeente Westland Onderzoeker Instituut Fysieke Veiligheid Jolanda Gerrits Projectleider, Instituut Fysieke Veiligheid ( 9 september 2016) Frans Greven Kees van der Griend Arlen Grooten Casparus Hensen Mariëtte Hilhorst Henk Jans Oscar Koebrugge Ingrid Links Jetty Middelkoop Stephan Schouten Nienke Smith Jan Tempelman Pieter van der Torn Louis van Wijk Gerard Zomer (voorzitter) Toxicoloog en communicatieadviseur Coördinator ROV/Bouw- en Woningtoezicht Gemeente Westland Omgevingsdienst Flevoland & Gooi- en Vechtstreek Teamleider toezicht en handhaving Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid Milieuspecialist Politie Midden Nederland Voorzitter GAGS-Platform, zelfstandig adviseur Projectleider Instituut Fysieke Veiligheid Milieugezondheidskundige GGD Gelderland-Zuid / Adviseur Gezondheid en Milieu Centrum veiligheid van het RIVM Adviseur Gevaarlijke Stoffen Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland Secretaris projectgroep Instituut Fysieke Veiligheid Ministerie van Infrastructuur en Milieu Adviesbureau Jan Tempelman, zelfstandig asbestdeskundige Arts, Lid GAGS-platform Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond Adviseur crisisbeheersing en OvD-Bz Gemeente Bodegraven-Reeuwijk Voorzitter vakgroep IBGS Brandweer Nederland 61/62

272 Instituut Fysieke Veiligheid Expertisecentrum Postbus HA Arnhem Kemperbergerweg 783, Arnhem /62

273 6.b Evaluatie systeemtest A b Evaluatie systeemtest 2017_rapportage.docx Systeemtest 2017 Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland In opdracht van:

274 Systeemtest 2017 Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland Versie : 1.0 Datum: 18 oktober 2017 Auteurs Esther de Pee (V&R) 2

275 UITKOMSTEN SYSTEEMTEST 2017 Tijdens de systeemtest op 25 september 2017 heeft de veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland haar crisisorganisatie getest. Door het simuleren van een grootschalig incident is gekeken naar de mate waarin de crisisorganisatie in staat is een ramp te bestrijden of een crisis te beheersen. Ondanks dat het een momentopname is en dat het slagen van een crisisorganisatie van vele factoren afhankelijk is, is geprobeerd om in deze evaluatie een zo n realistisch mogelijk beeld te geven van de werking van de crisisorganisatie. In dit hoofdstuk worden de conclusies beschreven die zijn gedaan op basis van de waarnemingen tijdens de systeemtest. Uitgangspunt van de waarneming zijn de toetsingscriteria van de inspectie Veiligheid en Justitie (hierna toetsingscriteria). Per conclusie worden aanbevelingen gegeven ter verbetering en optimalisering van de crisisorganisatie. In vervolg van het document zijn de analyses en bevindingen terug te lezen die ten grond slag liggen aan de conclusies. Conclusies, aandachtspunten en aanbevelingen Op basis van het toetsingskader kunnen vier thema s worden benoemd die centraal staan in deze evaluatie. Per thema worden de conclusies en aandachtspunten beschreven, met daaraan gekoppeld de aanbevelingen. Organisatie Samenstelling De organisatie van het CoPI, ROT en de stafsectie bevolkingszorg 1 is op orde. In alle teams is de kernbezetting opgekomen. Voorafgaand aan de test is een keuze gemaakt over de wijze waarop externe partners deelnemen aan de test. Hierbij is besloten dat de hoofdstructuur wordt getest en dat externe partners worden vormgegeven door het tegenspel. Hierdoor is de opkomst van de liaison niet getest. Wel is gekeken of teams aandacht hebben voor de afstemming met externe partijen. In alle multidisciplinaire teams is hier aandacht voor geweest. Zo vond afstemming plaats met Rijkswaterstaat en Liander buiten de overleggen om. Daarnaast heeft het RBT (na advies van het ROT) besloten om een vertegenwoordiger van Rochdale (woningstichting) op te laten komen in het ROT en RBT. Aanbeveling Overweeg bij toekomstige systeemtesten om ook de rol van liaison te toetsen. Hierdoor kunnen externe partners ervaring opdoen met het werken in een multidisciplinair team, anderzijds biedt het de mogelijkheid om te kijken of externe partijen liaisons kunnen leveren. De kernbezetting van het RBT was niet compleet, zo ontbrak de Dijkgraaf omdat er gezien het scenario geen rol was weggelegd voor het waterschap en deze functionaris daarom niet is uitgenodigd. Daarnaast is er afgeweken als het gaat om het voorzitterschap van het RBT. Volgens de wet ligt deze in handen van de voorzitter van de veiligheidsregio (burgemeester van de gemeente Zaanstad). Omdat de burgemeester van de gemeente Zaanstad niet beschikbaar was, is het voorzitterschap overgedragen aan de burgemeester van Purmerend. Vervolgens heeft de 1 In veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland zijn de taken van het team bevolkingszorg ondergebracht in de stafsectie bevolkingszorg. In het vervolg van het document wordt daarom gesproken over de stafsectie bevolkingszorg in plaats van het team bevolkingszorg. 3

276 burgemeester van Purmerend telefonisch laten weten beschikbaar te zijn voor het geval dit nodig was, maar is hij (in eerste instantie) niet opgekomen. Volgens de wet was hiermee het RBT niet compleet, daarnaast liggen de bevoegdheden bij een GRIP 4 bij de voorzitter van de veiligheidsregio en niet bij de burgemeesters die tijdens de test aan tafel zaten. Tijdens de test heeft dit niet tot juridische knelpunten geleid, maar is dit wel een belangrijk aandachtspunt. Mogelijk speelt hier ook aan mee dat opschaling heeft plaats gevonden naar aanleiding van een oefenaanwijzing. Wanneer de ROL na overleg in het ROT had besloten om te adviseren om op te schalen naar GRIP 4 en overleg had gehad met de voorzitter van de veiligheidsregio, had wellicht de opkomst van het RBT er anders uitgezien. Aanbeveling Leg de keuze voor het wel of niet uitnodigen van het waterschap niet bij de hoofdstructuur neer, maar bij de Dijkgraaf zelf. Nodig deze functionaris altijd uit bij een opschaling naar GRIP 4, waarbij de afspraak geldt dat de Dijkgraaf in eerste instantie zelf een inschatting maakt over de noodzaak om aan te sluiten en hier nog nader contact over kan hebben met de voorzitter veiligheidsregio. Heb als beleidsteam oog voor de opschaling waarin je zit. Kortom, stel de vraag: zitten we als team nog in het juiste GRIP-niveau?. Omdat er geen tegenstrijdige belangen waren tussen de gemeenten, had een GRIP 3 met afstemming met de effectgemeente volstaan. Bij de keuze voor afschaling naar GRIP 3 hadden de bevoegdheden bij de juiste persoon aan tafel komen te liggen. Taakuitvoering Het CoPI, ROT en RBT hebben de taken zoals voorgeschreven in de wet opgepakt. Het CoPI heeft sturing en coördinatie gegeven aan de operationele inzet evenals het ROT. Daarnaast heeft het ROT het RBT geadviseerd over de bestuurlijke vragen die er lagen en is het RBT gekomen tot bestuurlijke besluitvorming. Verbeterpunt is de adviserende rol van de stafsectie bevolkingszorg. De leden van de stafsectie hebben de taken die zij kregen via de ACBZ en OVDBZ volledig en goed uitgevoerd. De stafsectie heeft echter ook als taak om het ROT gevraagd en ongevraagd te adviseren. Hierin had de stafsectie meer ruimte mogen pakken en naast het uitzetten van acties ook de ruimte mogen nemen om meer na te denken in scenario s en de gevolgen voor de bevolking. Aanbeveling Besteed in het OTO-traject van bevolkingszorg nadrukkelijker aandacht aan het gevraagd en ongevraagd adviseren van het ROT (via de Algemeen Commandant Bevolkingszorg). Alarmering Planvorming Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland beschikt niet over alle benodigde planvorming ten aanzien van het alarmeringsproces. In het geval van een document waarin de criteria staan omschreven voor de incidenten waarbij de meldkamer tot grootschalige alarmering overgaat, is een bewuste keuze gemaakt door het bestuur. Zo zijn er geen criteria opgesteld met als doel de meldkamer meer ruimte te geven om sneller te kunnen handelen. In de praktijk is gebleken dat de meldkamer de criteria niet mist en instaat is om zelf de inschatting te maken wanneer opgeschaald dient te worden. Leiding meldkamer Door de VRZW is bewust gekozen om de rol van CaCo niet in te vullen. Dit heeft als gevolg dat drie wettelijk voorgeschreven taken van de CaCo niet of versnippert over de meldkamers plaats vinden. Per taak worden conclusies en aanbevelingen gegeven. 1. Informatie vragen, halen en brengen De coördinator GMK in de MKB-MKP heeft zich ingezet om informatie op te halen en te verifiëren 4

277 bij de MKB en MKP. Daarnaast heeft zij contact gehad met de MKA over het beeld. Doordat de meldkamers zijn gesplitst, is het een uitdaging om informatie snel te delen en op te halen. Tijdens de test kwam daarbij dat beide meldkamers (MKB-MKP en MKA) elkaar niet altijd telefonisch wisten te bereiken waardoor het uitwisselen van informatie niet optimaal was. Daarnaast is het delen van het beeld een uitdaging. Zo zit de coördinator GMK in een aparte ruimte en slokte het compleet krijgen van een eigen beeld veel tijd op. Winst kan hierdoor behaald worden door niet alleen informatie op te halen, maar ook actief het beeld uit de andere kolommen in te brengen bij de verschillende meldtafels. 2. Bewaken van het opschalingniveau. De piketfunctionaris en coördinator GMK delen informatie over de opschaling. Dit gebeurt niet altijd op het moment dat de opschaling daadwerkelijk plaats vindt. Zo krijgen de meldkamers elkaar na opschaling naar GRIP 3 niet direct te pakken om deze informatie te delen. Het bewaken van het opschalingsniveau is hiermee niet altijd geborgd. 3. Prioriteiten stellen in de (meldkamer)besluiten van de drie diensten, knopen doorhakken in geval van tegenstrijdige belangen tussen de drie diensten en afstemmen van de besluiten van de drie diensten? Tijdens de test hebben zich geen situaties voorgedaan waarbij de drie diensten knopen moesten doorhakken in verband met tegenstrijdige belangen. Door het ontbreken van een CaCo is het wel een aandachtspunt om dit onderdeel te borgen voor de momenten waarbij er wel sprake is van tegenstrijdige belangen. Aanbeveling De werkafspraken die zijn opgesteld bij opschaling zijn niet bij alle leden van de meldkamer toegepast. Advies is om na te gaan waarom de afspraken niet volledig zijn uitgevoerd/nageleefd en waardoor de meldkamers elkaar niet altijd wisten te bereiken. Knelpunten die hierin naar voren komen kunnen resulteren in de volgende mogelijkheden: 1. Investeer in de bekendheid met de reeds gemaakte afspraken zodat deze in de toekomst worden opgevolgd. 2. Pas de werkafspraken tussen de meldkamers aan, hierbij dient aandacht te zijn voor de volgende punten: De onderlinge afstemming; hoe bereik je elkaar, welke informatie heb je van elkaar nodig? Hoe wordt de opschaling bewaakt? Bijvoorbeeld: hoe wordt deze gecommuniceerd? Hoe wordt omgegaan met tegenstrijdige belangen tussen de drie diensten op de meldkamer? Wie hakt de knopen door? Deel het eigen meldkamerbeeld met de verschillende meldkamers. De coördinator GMK zal hierdoor naast het halen van informatie ook informatie dienen te brengen bij de meldkamers. Door de inrichting van de huidige meldkamers vraagt dit veel van de coördinator GMK en zal hierbij ook de inzet/ondersteuning nodig zijn van de (piket- )centralisten op de meldkamers. Alarmeringsproces Op het moment dat de meldkamers te horen kregen dat werd opgeschaald, startte bij alle opschalingen de alarmering binnen 2 minuten. Echter, doordat de opschaling naar GRIP 3 niet rechtstreek is gecommuniceerd naar de meldkamers, is deze opschaling niet binnen 2 minuten gestart. Aanbeveling Neem bij opschaling altijd contact op met de meldkamer om de opschaling te bekrachtigen en de alarmering in gang te laten zetten. 5

278 Eerste beschrijving meldkamer Het meldkamerbeeld is niet zoals de wet het voorschrijft binnen 5 minuten na grootschalige alarmering beschikbaar gesteld. Gezien de opkomsttijd (1 minuut), opstarttijd computer en het aanmaken van een activiteit in het LCMS (2 minuten) blijft er voor de coördinator GMK slechts drie minuten over om het eerste beeld bij alle drie de kolommen op te halen en samen te vatten in een eerste beeld. Dit is niet realistisch. Om aan de wettelijke eis te kunnen voldoen moet een coördinator GMK voor opschaling al aanwezig zijn op de meldkamer waarbij hij/zij al een beeld heeft van het incident en deze sneller schriftelijk beschikbaar kan stellen. Alternatief is dat het opstellen van het meldkamerbeeld bij een van de aanwezige functionarissen worden belegd. De vraag is hoe wenselijk deze keuze is. Anderzijds, wanneer geborgd is dat een coördinator GMK vrijwel direct aanwezig kan zijn op de meldkamer (zoals in de test het geval was), is gebleken dat een compleet eerste meldkamerbeeld binnen 14 minuten beschikbaar gesteld kan worden. Dit is niet conform de wet, maar wel snel. Opschaling De bezetting van het CoPI en ROT waren net niet binnen de gestelde opkomsttijd compleet. Zo had het CoPI een overschrijding van 7 minuten, het ROT van 1 minuut. Mogelijke verklaring voor deze overschrijding is het niet mogen gebruiken van optische en geluidssignalen. Overigens blijkt het halen van opkomsttijden uit incident evaluaties geen probleem te zijn en worden opkomsttijden in de praktijk gehaald. Toch is het advies om navraag te doen bij de betreffende functionarissen over de reden van het niet halen van de opkomsttijd, zodat eventuele knelpunten wellicht kunnen worden weggenomen. De stafsecties waren binnen de gestelde opkomsttijd operationeel. Informatiemanagement Eigen beeld Alle teams hebben een eigen beeld bijgehouden en dit via het LCMS gedeeld. Hierbij werd informatie geclusterd in thema s en werd bij alle teams de beschikbare informatie direct en anders binnen 10 minuten na beschikbaar komen verwerkt. Het overzichtelijk houden van het eigen beeld, het clusteren van informatie en het opnemen van alle informatie is voor de teams in meer en mindere mate een belangrijk aandachtspunt. Aanbeveling Formuleer de knelpunten, acties en besluiten zodanig dat de relevante thema s uit artikel lid 2 expliciet naar voren komen. Totaalbeeld Het totaalbeeld in het LCMS bestond tot 12:39 uur uit het eigen beeld van de meldkamer. Na 12:39 uur lag de regie bij het ROT. Advies is om de regie op het totaalbeeld eerder en expliciet over te dragen naar de informatiemanager in hoogste operationele team. Nu bleef de regie lange tijd bij de meldkamer liggen terwijl er een vollediger totaalbeeld beschikbaar was in het CoPI en ROT. Doordat het situatiebeeld bestaat uit koppelingen tussen de eigen beelden, is het van belang dat de regievoerder zorg draagt voor een breder beeld dan alleen het eigen beeld van het team. Neem daarom in het totaalbeeld ook informatie op over de reden van opschaling, een beknopte taakverdeling tussen de teams en de scheiding van het bron- en effectgebied. Plaats deze informatie bij voorkeur in het beeld en zorg dat deze koppeling boven in het situatiebeeld staat. Aanbeveling Stel het totaalbeeld breder op dan alleen het eigen beeld. Ondersteun als sectie informatiemanagement hierbij de informatiemanager ROT die zich hierdoor meer kan 6

279 focussen op het eigen beeld van het ROT. 7

280 INHOUDSOPGAVE UITKOMSTEN SYSTEEMTEST CONCLUSIES, AANDACHTSPUNTEN EN AANBEVELINGEN... 3 Organisatie... 3 Alarmering... 4 Opschaling... 6 Informatiemanagement INLEIDING WIJZE VAN ONDERZOEK... 9 Rol V&R LEESWIJZER VERLOOP SYSTEEMTEST TIJDLIJN VERLOOP SCENARIO TOETSINGSKADER ORGANISATIE ALARMERING OPSCHALING INFORMATIEMANAGEMENT BIJLAGEN BIJLAGE A AFKORTINGEN BIJLAGE B BRONNEN

281 1. INLEIDING Voor u ligt het evaluatierapport van de systeemtest gehouden op 25 september Het rapport geeft inzicht in de mate waarin de crisis- en rampenbestrijdingsorganisatie van de veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland voldoet aan de eisen die in het Besluit veiligheidsregio zijn gesteld. De inspectie Veiligheid en Justitie (Inspectie VenJ) gebruikt deze uitkomsten om te bepalen wat de stand van de zaken is ten aanzien van de rampenbestrijding op regionaal en nationaal niveau. Daarnaast kunnen de uitkomsten van de systeemtest gebruikt worden ter verbetering van de crisis- en rampenbestrijdingsorganisatie van de veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland Wijze van onderzoek Tijdens de systeemtest zijn waarnemers aanwezig geweest die de verschillende onderdelen van de hoofdstructuur en de sectie Bevolkingszorg hebben waargenomen. Daarnaast zijn documenten verzameld die betrekking hebben op de organisatie van de hoofdstructuur. Op basis van de waarnemingen en het documentenonderzoek zijn bevindingen per toetsingscriteria beschreven en op basis daarvan een score toegekend (ja: voldoende, nee: onvoldoende). Op basis van de uitkomsten van het toetsingskader zijn conclusies getrokken, waarna aanbevelingen zijn gegeven ter verbetering. Rol V&R V&R heeft tijdens de systeemtest de waarnemers geleverd en op basis van de verkregen waarnemingen het evaluatierapport opgesteld Leeswijzer In hoofdstuk 2 is de tijdlijn van de systeemtest weergeven. Het derde hoofdstuk bevat de uitwerking van het toetsingskader. De conclusies en aanbevelingen die zijn gedaan op basis van de bevindingen, zijn terug te lezen in het hoofdstuk Uitkomsten systeemtest 2017 in het begin van het rapport. 9

282 2. VERLOOP SYSTEEMTEST In hoofdstuk twee wordt een beknopte beschrijving gegeven van het verloop van de systeemtest. Dit gebeurt aan de hand van een tijdlijn en een weergave van het verloop van de systeemtest Tijdlijn In onderstaande tijdlijn zijn belangrijke gebeurtenissen weergegeven die zich tijdens de test hebben voorgedaan, denk hierbij aan de tijden van opschaling en de vergadermomenten van het CoPI, ROT en RBT. Tijdlijn Tijdstip Team Gebeurtenis 11:05 11:05 Oefenstaf Start systeemtest 11:10 11:15 11:15 CoPI Opschaling naar GRIP 1 door OvD-Brandweer 11:20 11:25 11:28 CoPI Opschaling naar GRIP 2 door HoVD 11:30 11:35 11:40 11:40 CoPI Motorkapoverleg 11:45 11:45 CoPI Beëindiging Motorkapoverleg 11:50 11:55 12:00 12:00 CoPI Start 1 ste CoPI-overleg 12:05 12:10 12:15 ROT Opschaling naar GRIP 3 door Regionaal operationeel leider 12:15 12:18 CoPI Beëindiging 1 ste CoPI-overleg 12:18 ROT Start 1 ste ROT-overleg 12:20 12:25 12:25 Oefenstaf Oefenaanwijzing: opschaling GRIP 4 12:30 12:32 ROT Beëindiging 1 ste ROT-overleg 12:35 12:40 12:45 12:47 CoPI Start 2 e CoPI-overleg 12:50 12:55 13:00 13:00 CoPI Beëindiging 2 e CoPI-overleg 13:05 13:10 13:15 13:15 ROT Start 2 e ROT-overleg 13:20 13:20 RBT Start 1 ste RBT-overleg 13:25 13:30 13:30 CoPI Start 3 e CoPI-overleg 13:31 ROT Beëindiging 2 e ROT-overleg 13:35 13:40 13:42 CoPI Beëindiging 3 e CoPI-overleg 13:45 13:50 13:52 RBT Beëindiging 1 ste RBT-overleg 13:55 14:00 10

283 14:05 14:05 ROT Start 3 e ROT-overleg o.l.v. aangewezen voorzitter 14:10 14:15 14:15 Oefenstaf Einde systeemtest 2.2. Verloop scenario De eerste meldingen worden vanaf 11:05 uur ingebeld naar de MKB-MKP en MKA 2. Enkele minuten na de start hebben beide meldkamers met elkaar contact over het beeld. Vervolgens wordt het incident gekoppeld zodat de meldingen gebundeld kunnen worden. Om 11:15 uur wordt door de OvD-Brandweer GRIP 1 afgekondigd. Beide meldkamers starten vervolgens binnen 2 minuten met de alarmering van de eenheden. De coördinator GMK van de MKB-MKP komt om 11:17 uur op. Zij start haar computer op, maakt een activiteit aan in het LCMS en begint met het analyseren van het GMS om deze vervolgens samen te vatten in het LCMS. Het eerste multidisciplinaire beeld wordt om 11:30 uur gepubliceerd. De Leider CoPI kondigt om 11:28 uur GRIP 2 af, ook nu starten beide meldkamers binnen 2 minuten met de alarmering. De leden van het CoPI komen om 11:40 uur voor het eerst bijeen in het motorkapoverleg. Op dat moment is het team nog niet compleet. In het motorkapoverleg wordt gesproken over de brandbestrijding, de veiligheid van hulpverleners en de bevolking, het redden van bewoners van de flat en de verkeerscirculatie. Na opkomst van alle leden van het CoPI start het eerste overleg om 12:00 uur. In het overleg wordt nader ingegaan op de punten uit het motorkapoverleg en is er tevens aandacht voor de objecten in de omgeving en de rook die trekt over de woonwijk. Het ROT komt voor het eerst om 12:18 uur bijeen. Voorafgaand aan het overleg voert de Regionaal operationeel leider (ROL) onder andere de volgende acties uit: De ROL heeft contact met de Leider CoPI over het beeld; De ROL heeft contact met de (loco) burgemeester en spreekt de verwachting uit dat mogelijk zal worden opgeschaald naar GRIP 3; De ROL neemt om 11:58 uur het besluit om NL-alert in te zetten; De ROL besluit, in overleg met de (loco) burgemeester om, om 12:15 uur op te schalen naar GRIP 3. Het besluit tot opschaling naar GRIP 3 wordt om 12:19 uur gepubliceerd in het LCMS en om 12:21 uur oppakt door de MKB-MKP en MKA, waarna de alarmering start om 12:22 uur. Om 12:25 uur wordt een oefenaanwijzing voor GRIP 4 gegeven. Waarna om 12:26 uur de alarmering voor GRIP 4 in gang wordt gezet. De ROL geeft aan dat hij in een praktijksituatie de opschaling naar GRIP 4 ingebracht zou hebben in het overleg van het ROT aangezien hij zich er bewust van was dat het incident gemeentegrensoverschrijdende effecten heeft. Gezien het tijd/tempo wordt de oefenaanwijzing tijdens de test direct opgepakt en in gang gezet hierdoor is de opschaling niet behandeld in het ROT en niet afgestemd met de voorzitter van de veiligheidsregio. Naast de opschaling wordt in het eerst ROT o.a. gesproken over de oorzaak van het incident, de communicatieboodschap i.r.t. de inzet van NL-alert, vaststelling van het bron- en effectgebied, het slachtofferbeeld en het verzoek om na te denken over dilemma s en scenario s. Tussen de overleggen van het ROT en CoPI onderhouden de leiders contact over het beeld en de prioriteiten die spelen. 2 Door een capaciteitsprobleem heeft de MKP beperkt deelgenomen aan de systeemtest. De waarnemingen concentreren zich hierdoor op de MKB en MKA. 11

284 Het tweede CoPI start om 12:47 uur, in dit overleg wordt gesproken over het verloop van de brandbestrijding, de veiligheid van hulpverleners en de bevolking, het handelingsperspectief, de oorzaak van het incident en de acht verminderd zelfredzame (personen met zuurstof) uit flat één. Voorafgaand aan het tweede ROT heeft de ROL overleg met de strategisch adviseur brandweerzorg van het RBT. Hierin wordt o.a. gesproken over het beeld, de rol van het RBT en het aansluiten van de ROL in het RBT. In het tweede overleg van het ROT (start om 13:15 uur) wordt gesproken over o.a. de oorzaak (er wordt vanuit gegaan dat de graafwerkzaamheden hebben geleid tot de explosie, echter nader onderzoek is nog noodzakelijk), de dilemma s en scenario s, veiligheid hulpverleners en de bestuurlijke vragen/adviezen die ingebracht moeten worden in het RBT, namelijk: Inzet ME: voorbereiden op juridische grondslag voor optreden; Nazorg borgen in de gemeenten; Persconferentie en betekenisgeving voorbereiden (veel vragen over de oorzaak); ROL vraagt aandacht voor gezondheidskundig onderzoek onder hulpverleners; De eigenaar van de flat is Rochdale, in welk team willen we een vertegenwoordiger van Rochdale laten aansluiten? Na afronding van het ROT vertrekt de ROL naar het RBT. Het RBT is op dat moment al gestart (start overleg 13:20 uur) met het vormen van een totaalbeeld op basis van het LCMS en de input van de leden aan tafel. Vervolgens worden de knelpunten per discipline in kaart gebracht en welke vragen dit aan het ROT oplevert. Na afronding van deze eerste fase komt de ROL binnen, hij geeft vervolgens een korte toelichting op de bestuurlijke besluiten die aan het RBT worden voorgelegd. Daarna krijgen de disciplines de gelegenheid om aanvullende vragen te stellen aan de ROL waarna tot besluitvorming wordt overgegaan. Tijdens het RBT start het CoPI met haar laatste overleg (13:30 uur). In dit overleg wordt nog nader gesproken over de oorzaak en de tijdsduur van het incident in het geval van het worst case scenario. Daarna start het CoPI met de after action review. Het ROT komt na het afronden van het RBT-overleg nog één maal bij elkaar, dit overleg wordt gebruikt om een terugkoppeling te geven vanuit het RBT, waarna het overleg wordt stilgelegd in verband met het sein einde oefening. 12

285 3. TOETSINGSKADER Hoofdstuk drie bevat de beantwoording van de toetsingscriteria 3 van de inspectie VenJ. Hierin komen de thema s organisatie, alarmering, opschaling en het informatiemanagement aan bod. Elke toetsingsvraag bevat de wettelijke grondslag of gestelde eis, de bevinding daarop en de score. Wanneer voldaan is aan het criterium wordt de toetsingsvraag beantwoord met Ja, indien niet of onvoldoende wordt gescoord, wordt de vraag met Nee beantwoord. De documenten die zijn gebruikt bij de beantwoording van de vraag zijn weergegeven in de laatste regel van de scoretabel Organisatie Artikel Besluit Veiligheidsregio s Het bestuur van de veiligheidsregio draagt zorg voor de inrichting van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing, die bestaat uit de volgende onderdelen: a. de meldkamer; b. een of meer commando s plaats incident, afhankelijk van de aard van de ramp of crisis en de wijze waarop deze zich ontwikkelt; c. een of meer teams bevolkingszorg, afhankelijk van de aard van de ramp of crisis en de wijze waarop deze zich ontwikkelt; d. een regionaal operationeel team, en; e. een gemeentelijk beleidsteam of, bij een bovenlokale ramp of crisis regionaal beleidsteam. Bevinding De regionale opschalingsregeling is beschreven in paragraaf 2.3 van de Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings- Procedure. Hierin zijn de onderdelen a tot en met e opgenomen. Aandachtspunt is het verwerken van de gewijzigde organisatie binnen Bevolkingszorg. Deze zijn nog niet verwerkt in de opschalingsregeling. Tijdens de systeemtest is opgeschaald naar GRIP 4. De onderdelen die bij dit opschalingsniveau operationeel dienden te zijn, zijn tijdens de test opgekomen. Normering Antwoord Zijn alle onderdelen van de hoofdstructuur zoals beschreven in artikel opgenomen in een regionale Ja opschalingsregeling? Zijn, gezien het scenario/incident, alle onderdelen van de hoofdstructuur opgekomen zoals beschreven in artikel Ja 2.1.1? Bron: - Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings- Procedure - Waarneming waarnemer MKA - Waarneming waarnemer MKB-MKP - Waarneming waarnemer CoPI - Waarneming waarnemer ROT - Waarneming waarnemer RBT - Waarneming waarnemer stafsectie bevolkingszorg 3 De artikelen en toetsingsvragen uit het toetsingskader versie 3.0 van de inspectie VenJ, zijn tekstueel aangepast aan de wijziging van het Besluit veiligheidsregio s van 1 januari

286 Artikel lid 1 Besluit Veiligheidsregio s Een commando plaats incident bestaat ten minste uit: a. een leider commando plaats incident; b. een officier van dienst van de brandweer; c. een officier van dienst van de geneeskundige hulpverlening; d. een officier van dienst van de politie of van de Koninklijke Marechaussee; e. een informatiemanager commando plaats incident; f. een functionaris crisiscommunicatie commando plaats incident. Bevinding Het CoPI bestond uit de volgende functionarissen: Leider CoPI OvD-brandweerzorg OvD-geneeskundige zorg OvD-politiezorg OvD-bevolkingszorg Informatiemanager CoPI Voorlichter CoPI Plotter CoPI Aan het CoPI hebben geen vertegenwoordigers van vitale partijen deelgenomen. Wel zijn buiten het overleg vanuit de verschillende kolommen externe partijen als Rijkswaterstaat en Liander gealarmeerd. Hiermee was er geen noodzaak voor het aansluiten van een Liaison Vitaal in het CoPI. De Leider CoPI heeft gefungeerd als ontkleurd leider. De Leider CoPI was niet belast met andere taken dan het leidinggeven aan het CoPI. Tijdens het overleg van het CoPI gaf de leider alle diensten voldoende ruimte om zijn of haar inbreng te geven. Hierbij werden belangen gelijkwaardig behandeld en afgewogen. Normering Antwoord Bestaat het commando plaats incident uit alle functionarissen zoals omschreven in artikel lid 1? Ja Heeft aan het CoPI een liaison vitaal CoPI deelgenomen? N.v.t. Bij afwezigheid van een informatiemanager, wordt in het commando plaats incident voorzien in de functionaliteit N.v.t. informatiemanagement? Fungeert de leider commando plaats incident als een discipline overstijgend (ontkleurd) leider? Ja Bron: - Waarneming waarnemer CoPI Artikel lid 2 Besluit Veiligheidsregio s Een commando plaats incident is belast met de operationele leiding ter plaatse, de afstemming met andere betrokken partijen als bedoelt in artikel 16, tweede lid, van de wet en het adviseren van het regionaal operationeel team. Bevinding 14

287 Door een eenduidige multidisciplinaire beeldvorming en het samen benoemen van de thema s tijdens het overleg van het CoPI, was er sprake van sturing en coördinatie van de operationele inzet. Daarnaast werden acties geformuleerd voor de leden van het team en werd in de daaropvolgende overleggen aandacht gevraagd voor de voortgang. Aandachtspunt is het nog verder doorpakken van sommige acties zoals het NL-alert. Het onderwerp werd meerdere keren aangehaald maar niet opgepakt waarna het uiteindelijk werd overgedragen naar het ROT. Zeker met de opkomsttijd van het ROT kan efficiënter gehandeld worden door het concreet maken van een dergelijke actie. Bij de taakuitvoering werd telefonisch afstemming gezocht met betrokken partijen. Zo was er afstemming met Liander over het afsluiten van het gas en met Rijkswaterstaat over de gevolgen voor de snelweg A8. De Leider CoPI en Regionaal operationeel leider hebben, op het eerste overleg na, na elk overleg van het CoPI contact gehad. Hierbij werd het beeld gedeeld en gesproken over de urgente zaken die opgepakt moesten worden. Via de Leider CoPI werden adviezen vanuit het CoPI ingebracht in het ROT. Adviezen vanuit het CoPI waren: Scheiding bron- en effectgebied Opschaling naar GRIP 3 Inzet NL-Alert Daarnaast spraken de Leider CoPI en Regionaal operationeel leider over de aandachtspunten in het incident zoals de verminderd zelfredzame en de geruchten over terreur. Normering Antwoord Is er bij de taakuitvoering van het commando plaats incident sprake van sturing en coördinatie van de Ja operationele inzet? Is er bij de taakuitvoering van het commando plaats incident sprake van afstemming met andere betrokken Ja partijen? Is er bij de taakuitvoering van het commando plaats incident sprake van advisering van het regionaal Ja operationeel team? - Is er contact tussen het commando plaats incident en het regionaal operationeel team? Ja - Worden vanuit het commando plaats incident adviezen gecommuniceerd richting het regionaal operationeel team, die tijdens de commando plaats incident Ja vergadering naar voren zijn gebracht? Bron: - Waarneming waarnemer CoPI Artikel lid 1 Besluit Veiligheidsregio s Een team bevolkingszorg bestaat ten minste uit de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen functionarissen, van wie één functionaris is belast met de leiding van het team, één functionaris met het informatiemanagement, en één functionaris met de coördinatie van de crisiscommunicatie. Bevinding 15

288 De leiding van de stafsectie bevolkingszorg (team bevolkingszorg volgens artikel lid 1) ligt in handen van de Algemeen commandant bevolkingszorg; het Hoofd taakorganisatie crisiscommunicatie (ingevuld door het tegenspel) is belast met de coördinatie van de crisiscommunicatie en is werkzaam direct naast de stafsectie bevolkingszorg. Hierdoor was er tijdens de systeemtest direct contact tussen beide secties. Het informatiemanagement wordt opgepakt door de Informatiecoördinator bevolkingszorg in de stafsectie bevolkingszorg. De stafsecties bestonden hiermee uit de volgende functionarissen: Stafsectie Bevolkingszorg Algemeen commandant bevolkingszorg Medewerker bevolkingszorg ROT Informatiecoördinator bevolkingszorg Taakorganisatie Communicatie (actiecentrum/stafsectie) Hoofd taakorganisatie communicatie (tegenspel) Stafsectiemedewerker communicatie ROT Communicatieadviseur ROT Normering Antwoord Bestaat het Team bevolkingszorg uit de functionarissen zoals is opgenomen in artikel 2.1.3, lid 1? Ja Bron: - Waarneming waarnemer stafsectie bevolkingszorg - Handboek Bevolkingszorg, juli Handboek crisiscommunicatie, januari 2017 Artikel lid 2 Besluit Veiligheidsregio s Een Team bevolkingszorg heeft de volgende taken: a. het verzorgen van de crisiscommunicatie; b. het voorzien in opvang en verzorging van de bevolking; c. het verzorgen van nazorg voor de bevolking; d. het registreren van de slachtoffers; e. het registreren van schadegevallen; f. het adviseren van het regionaal operationeel team. Bevinding Het verzorgen van de crisiscommunicatie werd opgepakt via de taakorganisatie communicatie. Doordat beide secties (communicatie en bevolkingszorg) naast elkaar werkzaam waren is er contact over het verloop crisiscommunicatie. Het voorzien in opvang en verzorging werd om 12:24 uur opgepakt. Hierbij werd een opvanglocatie georganiseerd voor 200 personen. Daarnaast werd ingezet op het organiseren van vervoer en tolken. Voor het verzorgen van nazorg voor de bevolking werd de actie uitgezet om een projectleider aan te stellen. Hierbij werd nog niet gesproken over de verdere inrichting van het proces. Voor het verkrijgen van inzicht van de slachtoffers en het verenigen van verwanten is het SIS (slachtoffers informatie systematiek) ingezet. Het thema registratie slachtoffers is hierdoor buiten beschouwing gebleven. Het scenario gaf geen aanleiding voor de inzet van het proces: registreren van (eigen) schadegevallen. Tijdens het overleg tussen de Algemeen commandant bevolkingszorg en de leden van de stafsectie werd informatie gedeeld over het beeld. Daarnaast werden acties uitgezet en de voortgang van 16

289 lopende acties gedeeld. Hierbij gaven de leden van de stafsectie vragen mee aan de Algemeen commandant bevolkingszorg maar was er geen sprake van concrete adviezen die ingebracht konden worden in het ROT. De medewerkers van de sectie hadden meer ruimte en positie mogen pakken om actief de Algemeen commandant en daarmee het ROT te adviseren vanuit bevolkingszorg. Denk bijvoorbeeld aan de doelgroepen die werden geraakt door het incident (niet alleen de bewoners en omwonende, maar ook de bedrijven in het effectgebied en de familie van bewoners) en de nasleep van het incident en daarmee de verdere inrichting van de nafase. Op het toetsingscriteria adviseren is onvoldoende gescoord waardoor de totaalscore op nee is gezet. Normering Antwoord Neemt Team bevolkingszorg de taken op zich zoals omschreven in lid 2 van het artikel? Nee Worden afhankelijk van het scenario de benodigde deelprocessen gestart zoals: - Voorlichting? Ja - Opvang & Verzorging? Ja - CRIB? Ja Is er bij de taakuitvoering van het Team bevolkingszorg sprake van advisering van het regionaal operationeel team? - Is er contact tussen het Team bevolkingszorg en het regionaal operationeel team? Ja - Worden er vanuit het Team bevolkingszorg adviezen richting het regionaal operationeel team gecommuniceerd, die tijdens de vergadering van Nee het Team bevolkingszorg naar voren zijn gebracht? Bron: - Waarneming waarnemer stafsectie bevolkingszorg - Uitdraai LCMS Artikel lid 1 Besluit Veiligheidsregio s Een regionaal operationeel team bestaat ten minste uit: a. een regionaal operationeel leider; b. een sectie brandweer; c. een sectie GHOR; d. een sectie politie; e. een sectie bevolkingszorg; f. een sectie informatiemanagement; g. een functionaris crisiscommunicatie regionaal operationeel team. Bevinding Het ROT bestond uit de volgende functionarissen: Regionaal operationeel leider Algemeen commandant brandweerzorg Algemeen commandant politiezorg Algemeen commandant geneeskundige zorg Algemeen commandant bevolkingszorg Communicatieadviseur ROT Informatiemanager ROT 17

290 Journaalschrijver ROT Ondersteuner ROT In alle secties zijn een algemeen commandant en minimaal 1 medewerker opgekomen. Aan het ROT hebben geen vertegenwoordigers van vitale partijen deelgenomen. Wel is buiten het overleg contact gelegd met de wegbeheerder en de gebouweigenaar. Aan het einde van de test is het verzoek gedaan om een vertegenwoordiger van de woningstichting Rochdale aan te laten sluiten. Normering Antwoord Bestaat het regionaal operationeel team uit alle onderdelen zoals omschreven in artikel lid 1? Bestaat een sectie minimaal uit een hoofd sectie (welke zitting neemt in de plenaire sessie) en één medewerker? Heeft aan het ROT een liaison vitaal ROT deelgenomen? Bron: - Waarneming waarnemer ROT - Presentielijst stafsecties Ja Ja N.v.t Artikel lid 2 Besluit Veiligheidsregio s Een regionaal operationeel team is belast met de operationele leiding, de afstemming met andere betrokken partijen en het adviseren van het gemeentelijk of regionaal beleidsteam. Bevinding Bij de taakuitvoering van het ROT was sprake van sturing en coördinatie van de rampenbestrijding. Zo werden tijdens het overleg de hoofdthema s behandeld (oorzaak, veiligheid en incidentbestrijding, slachtofferbeeld en communicatie) waarna de uitvoering plaats vond in de stafsecties. Gestimuleerd werd om bilateraal buiten de vergadering te regelen wat bilateraal kon (bijvoorbeeld lijsten slachtoffergegevens, verkeerscirculatie). In elk ROT-overleg was aandacht voor de voortgang van de acties en eventuele wijziging in het beeld en de gevolgen hiervan op de lopende acties. Daarnaast hield de ROL nauw contact met de Leider CoPI over de voortgang van de bestrijding en de prioriteiten die speelden. Buiten het overleg van het ROT was contact met de wegbeheerder, het LOCC en de eigenaar van het gebouw. Met Rochdale zouden afspraken gemaakt worden over het aankunnen sluiten in het ROT en/of RBT. Voorafgaand aan de opschaling naar GRIP 3 heeft de ROL contact gehad met de (loco) burgemeester. Hierin schetste de ROL het beeld en sprak hij de verwachting uit dat er rekening gehouden moest worden met een verdere opschaling. Na opschaling naar GRIP 4 en de opkomst van de eerste leden van het RBT heeft de ROL contact gehad met de Strategisch adviseur brandweerzorg van het RBT. Tijdens dit contact werd besproken dat in het tweede ROT bestuurlijke dilemma s geformuleerd zouden worden voor het RBT. Hierbij werd benadrukt dat opdrachten en dilemma s duidelijk geformuleerd moesten worden zodat het RBT uit de operatie zou blijven. Na het tweede ROT sloot de ROL aan bij het RBT om het actuele totaalbeeld te schetsen en de bestuurlijke vraagstukken in te brengen. In het tweede overleg van het ROT werden de volgende dilemma s en adviezen voor RBT geformuleerd: Inzet ME: voorbereiden op juridische grondslag voor optreden; 18

291 Nazorg borgen in de gemeenten; Persconferentie en betekenisgeving voorbereiden (veel vragen over oorzaak); ROL vraagt aandacht voor gezondheidskundig onderzoek onder hulpverleners; De eigenaar van de flat is Rochdale, in welk team willen we een vertegenwoordiger van Rochdale laten aansluiten? Bovenstaande punten zijn vervolgens door de ROL ingebracht in het RBT. Normering Antwoord Is er bij de taakuitvoering van het regionaal operationeel team sprake van sturing en coördinatie van de Ja rampenbestrijding? Is er bij de taakuitvoering van het regionaal operationeel team sprake van afstemming met andere betrokken Ja partijen? Is er bij de taakuitvoering van het regionaal operationeel team sprake van advisering van het regionaal Ja beleidsteam? - Is er contact tussen het regionaal operationeel team en het regionaal beleidsteam? Ja - Worden er vanuit het regionaal operationeel team adviezen richting het regionaal beleidsteam Ja gecommuniceerd? Bron: - Waarneming waarnemer ROT - Waarneming waarnemer RBT - Uitdraai LCMS Artikel 39 lid 2 De voorzitter van de veiligheidsregio roept een regionaal beleidsteam bijeen, dat bestaat uit de burgemeester van de gemeenten die betrokken zijn of dreigen te worden bij de ramp of crisis, alsmede uit de hoofdofficier van justitie. De voorzitter van elk direct betrokken waterschap wordt uitgenodigd deel uit te maken van het beleidsteam. Bevinding Het RBT bestond uit de volgende functionarissen: Locoburgemeester van de gemeente Zaanstad Burgemeester van de gemeente Oostzaan Hoofdofficier van justitie Strategisch adviseur brandweerzorg Strategisch adviseur geneeskundige zorg Strategisch adviseur politiezorg Strategisch adviseur bevolkingszorg Strategisch communicatieadviseur Informatiecoördinator BT Ondersteuner BT De werkwijze binnen de veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland is dat de voorzitter van het betrokken waterschap wordt uitgenodigd wanneer het incident/scenario hiertoe aanleiding geeft. Als een incident geen betrokkenheid vraagt van het waterschap, wat tijdens de systeemtest het geval was, wordt de dijkgraaf niet uitgenodigd. 19

292 Aan het RBT hebben geen vertegenwoordigers van vitale partijen deelgenomen. Wel is in het eerste overleg gesproken over het aansluiten van de eigenaar van het getroffen pand (woningstichting Rochdale) en is vervolgens het besluit genomen om deze deel te laten nemen aan het RBT. In verband met het einde van de test is er geen vertegenwoordiger opgekomen. Normering Antwoord Bestaat het regionaal beleidsteam uit de burgemeesters van de gemeenten die betrokken zijn of dreigen te worden bij de ramp of crisis? Bestaat het regionaal beleidsteam uit de hoofdofficier van Justitie die betrokken is of dreigt te worden bij de ramp of crisis? Wordt de voorzitter van elk betrokken waterschap uitgenodigd deel uit te maken van het beleidsteam? Heeft aan het regionaal beleidsteam een liaison Vitaal RBT deelgenomen? Bron: - Waarneming waarnemer RBT Ja Ja N.v.t. N.v.t Alarmering Artikel Het bestuur van de veiligheidsregio stelt criteria vast voor de situaties waarin de meldkamer tot grootschalige alarmering overgaat. Bevinding Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland beschikt niet over een document waarin de criteria staan omschreven voor de incidenten waarbij de meldkamer tot grootschalige alarmering overgaat. Normering Antwoord Is/zijn er (een) document(en) aanwezig waarin de criteria omschreven zijn voor de incidenten waarbij de Meldkamer tot grootschalige alarmering overgaat? Voldoet(n) het document/de documenten aan de volgende eisen: - Is het vastgesteld door het bestuur van de veiligheidsregio? - Is mandatering van de Meldkamer expliciet opgenomen in het document? Bron: - N.v.t. Artikel lid 1 Besluit Veiligheidsregio s Zodra is vastgesteld dat is voldaan aan de criteria voor grootschalige alarmering, wordt de meldkamer door één leidinggevende aangestuurd. Bevinding 20

293 In 2012 is door het algemeen bestuur van VRZW besloten om de functie van calamiteitencoördinator niet in te vullen. Belangrijke redenen hiervoor waren de onevenredig hoge kosten om een eigen MKA te realiseren, de ontwikkelingen rond interregionale samenwerking en de integratie van meldkamers. VRZW heeft zodoende geen eenhoofdige leiding (calamiteitencoördinator) voor de meldkamers. Bij GRIP opschaling worden de MKB-MKP en MKA versterkt met een coördinator. Deze functionarissen nemen een deel van de taken en verantwoordelijkheden van een calamiteitencoördinator op zich. Tijdens de test haalt de coördinator GMK op de MKB-MKP actief informatie op bij de centralisten brandweer 4 en leest daarnaast het GMS uit om deze informatie vervolgens in het LCMS te plaatsen. De coördinator zet in op het halen van informatie bij de centralisten en deze te verwerken in het eigen beeld van de meldkamer. Het actief brengen van informatie richting de andere meldkamers wordt beperkter gedaan. De centralisten doen dit gedeeltelijk zelf en ook de coördinator deelt soms informatie, bijvoorbeeld over de opschaling naar GRIP 2. Er is echter geen sprake van een consequente terugkoppeling richting alle disciplines waarbij de coördinator het totaalbeeld schetst en de meldkamers meeneemt in de zaken die spelen op de andere meldkamers. Bij de MKA nam de eerste meldkamertafel de rol op zich om contact te onderhouden met de coördinator GMK op de MKB-MKP en het verkrijgen van een eigen beeld. Door onduidelijkheid over de verantwoordelijkheid van het vullen van het LCMS en doordat er lastig contact tot stand kwam tussen de beide meldkamers is het halen en brengen van het eigen beeld van de MKA niet optimaal. De piketcentralist brandweer controleerde of de opschalingen verwerkt werden in het GMS en zorgde dat overige diensten op de hoogte waren van de opschaling. De MKA werd geïnformeerd over de opschaling door het uitlezen van het LCMS of door telefonisch contact met de andere meldkamer. De centralisten ambulancezorg ontvingen hiermee informatie over de opschaling, dit gebeurde echter niet altijd direct op het moment van opschalen. Hierdoor is onvoldoende sprake van een volledige bewaking van het opschalingsniveau. Prioriteiten en besluiten worden binnen de eigen kolommen gemaakt. Het scenario gaf hierbij geen aanleiding om meldkamer breed prioriteiten te stellen of knopen door te hakken bij tegenstrijdige belangen. Normering Antwoord Is deze functionaris benoemd in een multidisciplinair vastgesteld document? Nee Is deze functie vanaf het moment van grootschalige alarmering ingevuld? Voert de functionaris de volgende drie elementen van zijn taakomschrijving uit: - informatie vragen, halen en brengen? - bewaken van het opschalingniveau. I.c. er voor zorgen dat elke dienst van het juiste opschalingsniveau op de hoogte is? - prioriteiten stellen in de (meldkamer)besluiten van de drie diensten, knopen doorhakken in geval van N.v.t. 4 In verband met capaciteitsproblemen bij de meldkamertafels van de politie, heeft de meldkamer politie niet volledig deelgenomen aan de systeemtest. Waarnemingen richting zich daarom met name op de MKB en MKA. 21

294 tegenstrijdige belangen tussen de drie diensten en afstemmen van de besluiten van de drie diensten? Bron: - Regionaal Crisisplan - Waarneming waarnemer MKB-MKP - Waarneming waarnemer MKA - Uitdraai LCMS Artikel lid 2 Besluit Veiligheidsregio s Het bestuur van de veiligheidsregio stemt met de korpschef af op welke wijze de meldingen die geen verband houden met een ramp of crisis worden afgehandeld. Bevinding Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland beschikt niet over een document waarin de wijze waarop meldingen die geen verband houden met een ramp of crisis ten tijde van de rampenbestrijding of crisisbeheersing worden afgehandeld. Normering Antwoord Is beschreven op welke wijze meldingen die geen verband houden met een ramp of crisis ten tijde van de rampenbestrijding of crisisbeheersing worden afgehandeld? Is dit document door het algemeen bestuur van de veiligheidsregio vastgesteld? Bron: - N.v.t. Nee Nee Artikel lid 1 Besluit Veiligheidsregio s Binnen twee minuten nadat is vastgesteld dat is voldaan aan de criteria voor grootschalige alarmering, begint de meldkamer met de alarmering van de onderdelen van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing, bedoeld in artikel 2.1.1, onderdelen b tot en met e, en wordt de burgemeester of in het geval artikel 39 van de wet van toepassing is, de voorzitter van de veiligheidsregio en de betrokken burgemeesters geïnformeerd (Artikel Besluit Veiligheidsregio s). Bevinding Om 11:15 uur besloot de OvD-Brandweer op te schalen naar GRIP 1, de alarmering van de eenheden startte om 11:16 uur (MKB-MKP) en 11:17 uur (MKA). Opschaling naar GRIP 2 vond om 11:28 uur plaats na besluit van de Leider CoPI, waarna om 11:29 uur (MKB-MKP) en 11:30 uur (MKA) werd gestart met de alarmering. GRIP 3 werd om 12:15 uur afgekondigd door de Regionaal operationeel leider. Het besluit werd om 12:19 uur gecommuniceerd in het LCMS en werd om 12:21 uur ontvangen op de meldkamer, waarna om 12:22 uur werd gestart met de alarmering. Na een oefenaanwijzing werd om 12:25 uur opgeschaald naar GRIP 4 en om 12:26 uur gestart met de alarmering van GRIP 4. Doordat de opschaling naar GRIP 3 niet rechtstreeks is gecommuniceerd richting de meldkamer is niet voldaan aan het toetsingscriteria. 22

295 De burgemeester van de betrokken gemeente is geïnformeerd door de Leider CoPI en ROL. De voorzitter van de veiligheidsregio is gealarmeerd via de meldkamer op het moment van opschalen naar GRIP 4. Na opschaling naar GRIP 4 is contact geweest tussen de locoburgemeester van de gemeente Zaanstad en de burgemeester van de gemeente Purmerend (voorzitter veiligheidsregio). Waarbij de voorzitter veiligheidsregio heeft aangegeven dat hij indien nodig oproepbaar was, maar hij (in eerste instantie) niet opkwam. Normering Antwoord Start de meldkamer na elke ophoging van het opschalingsniveau binnen twee minuten de alarmering? Nee Wordt de burgemeester of in geval artikel 39 van de wet van toepassing is, de voorzitter van de veiligheidsregio en Ja betrokken burgemeesters geïnformeerd? Bron: - Waarneming waarnemer MKB-MKP - Waarneming waarnemer MKA - Waarneming waarnemer CoPI - Waarneming waarnemer ROT - Waarneming waarnemer RBT - Uitdraai GMS Artikel lid 2 Besluit Veiligheidsregio s Afhankelijk van de aard en omstandigheden van de ramp of crisis, alarmeert de meldkamer andere functionarissen en eenheden die nodig zijn voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Bevinding De MKB-MKP alarmeerde om 11:07 uur zelfstandig de AGS. Overige functionarissen en eenheden werden op verzoek van de OvD s gealarmeerd, bijvoorbeeld: 11:25 uur Alarmering hoogtereddingsteam Utrecht; 11:26 uur Rijkswaterstaat in kennis gesteld in verband met effecten A8; 11:44 uur Alarmering meetploegen; 12:05 uur Alarmering Liander i.v.m. gaslekkage. Vanuit de MKA worden diverse eenheden ter plaatse gestuurd, dit gebeurde tot GRIP 1 zelfstandig, daarna op verzoek vanuit het veld. De MKB-MKP en MKA alarmeerde hiermee andere functionarissen en eenheden die nodig waren voor de bestrijding. Dit gebeurde direct nadat een verzoek tot inzet werd ontvangen door de meldkamer. Normering Antwoord Wordt tegelijkertijd met of aansluitend aan de alarmering van de operationele hoofdstructuur de andere functionarissen en eenheden die nodig zijn voor de Ja rampenbestrijding en crisisbeheersing gealarmeerd? Bron: - Waarneming waarnemer MKB-MKP - Waarneming waarnemer MKA - Uitdraai GMS 23

296 Artikel Besluit Veiligheidsregio s Binnen vijf minuten nadat is vastgesteld dat is voldaan aan de criteria voor grootschalige alarmering geeft de meldkamer, op grond van de beschikbare gegevens, een zo volledig mogelijke beschrijving van het incident aan de onderdelen van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing en aan andere functionarissen of eenheden als bedoeld in artikel 2.2.3, tweede lid. Bevinding Het meldkamerbeeld werd in eerste instantie bijgehouden in het GMS. Na opkomst van coördinator GMK (11:17 uur 1 minuut na opschaling GRIP 1) werd een activiteit aangemaakt in het LCMS (11:19 uur). Vervolgens las de coördinator GMK het GMS uit, waarna zij om 11:30 uur een eerste beschrijving deelde in het LCMS. Op deze wijze werd het meldkamerbeeld schriftelijk gedeeld met de sleutelfunctionarissen. Hiermee werd het meldkamer niet binnen vijf minuten gedeeld na opschaling naar GRIP 1. Echter, gezien de huidige wijze waarop het informatiemanagement binnen de meldkamer is georganiseerd, is het voor de coördinator GMK bijna ondoenlijk om binnen vijf minuten na opschaling een compleet meldkamerbeeld op te stellen. Normering Antwoord Heeft de Meldkamer een beschrijving van het incident gereed? Nee Is deze beschrijving schriftelijk beschikbaar? Ja Worden sleutelfunctionarissen voorzien van deze beschrijving? Ja Bron: - Waarneming waarnemer MKB-MKP - Uitdraai LCMS journaal Artikel Besluit Veiligheidsregio s Het bestuur van de veiligheidsregio draagt zorg voor een voorziening waardoor in het geval dat de Meldkamer uitvalt, de functie en taken van de meldkamer worden gecontinueerd (Artikel Besluit Veiligheidsregio s). Bevinding Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland heeft zorggedragen voor het continueren van de functie en taken van de meldkamer wanneer deze uitvalt. Gemaakte afspraken over uitwijk zijn vastgelegd in de Procedure 5207 Uitwijk NHN. Bron: - Procedure 5207 Uitwijk NHN 3.3. Opschaling Artikel lid 1 Besluit Veiligheidsregio s Vanaf het moment dat is vastgesteld dat is voldaan aan de criteria als bedoeld in artikel beginnen de volgende onderdelen of functionarissen binnen de gestelde tijd met de uitvoering van 24

297 hun taken: a. een eerste commando plaats incident binnen dertig minuten Bevinding Alarmering van GRIP 1 vond om 11:16 uur plaats. De volgende opkomsttijden zijn waargenomen bij het CoPI: Leider CoPI 11:45 uur 29 minuten OvD-brandweerzorg 11:18 uur 2 minuten OvD-geneeskundige zorg 11:53 uur 37 minuten OvD-politiezorg 11:17 uur 1minuut OvD-bevolkingszorg 11:45 uur 29 minuten Informatiemanager CoPI 11:25 uur 9 minuten Voorlichter CoPI 11:30 uur 14 minuten Alle functionarissen startten bij aankomst direct met hun werkzaamheden, of waren aanrijdend al gestart. Het CoPI was echter niet binnen 30 minuten compleet. Dit is een gevolg van het niet met prio 1 mogen rijden met systeemtest. Praktijk geeft beeld dat opkomsttijden worden gehaald. Normering Antwoord Is het commando plaats incident binnen dertig minuten gestart met de eerste werkzaamheden? Nee Bron: - Waarneming waarnemer CoPI Artikel lid 1 Besluit Veiligheidsregio s Vanaf het moment dat is vastgesteld dat is voldaan aan de criteria als bedoeld in artikel beginnen de volgende onderdelen of functionarissen binnen de gestelde tijd met de uitvoering van hun taken: b. de leidinggevenden binnen een regionaal operationeel team binnen vijfenveertig minuten, met uitzondering van de leidinggevende van de sectie Informatiemanagement die binnen dertig minuten begint. Bevinding Alarmering van GRIP 2 vond om 11:29 uur plaats. De volgende opkomsttijden zijn waargenomen in de vergaderruimte van het ROT: Regionaal operationeel leider 11:31 uur 2 minuten Algemeen commandant brandweerzorg 11:33 uur 4 minuten Algemeen commandant politiezorg 12:15 uur 46 minuten Algemeen commandant geneeskundige zorg 11:58 uur 29 minuten Algemeen commandant bevolkingszorg 11:50 uur 21 minuten Communicatieadviseur ROT 11:49 uur 20 minuten Informatiemanager ROT 11:50 uur 21 minuten Alle functionarissen startten bij aankomst direct met hun werkzaamheden. Het ROT was echter niet binnen 45 minuten compleet. Dit is een gevolg van het niet met prio 1 mogen rijden met systeemtest. Praktijk geeft beeld dat opkomsttijden worden gehaald. De leidinggevende van de sectie informatiemanagement is binnen dertig minuten gestart met zijn werkzaamheden. 25

298 Normering Antwoord Zijn de leidinggevenden binnen het regionaal operationeel team (de deelnemers aan de plenaire sessie) binnen vijfenveertig minuten na afkondiging van de opschaling Nee volledig gestart met de eerste werkzaamheden van het regionaal operationeel team? Is de leidinggevende van de sectie Informatiemanagement binnen dertig minuten begonnen met het verzamelen van Ja informatie t.b.v. het regionaal operationeel team? Bron: - Waarneming waarnemer ROT Artikel lid 1 Besluit Veiligheidsregio s Vanaf het moment dat is vastgesteld dat is voldaan aan de criteria als bedoeld in artikel beginnen de volgende onderdelen of functionarissen binnen de gestelde tijd met de uitvoering van hun taken: c. functionaris crisiscommunicatie regionaal operationeel team binnen dertig minuten. Bevinding De communicatieadviseur ROT is om 11:49 uur opgekomen en startte direct met haar werkzaamheden. Dit is twintig minuten na opschaling (GRIP 2-11:29 uur) waardoor is voldaan aan de gestelde opkomsttijd. Normering Antwoord Is de functionaris crisiscommunicatie ROT binnen dertig minuten begonnen met de uitvoering van taken? Ja Bron: - Waarneming waarnemer ROT - Waarneming waarnemer stafsectie Bevolkingszorg Artikel Besluit Veiligheidsregio s Vanaf het moment dat is vastgesteld dat is voldaan aan de criteria als bedoeld in artikel beginnen de volgende onderdelen of functionarissen binnen de gestelde tijd met de uitvoering van hun taken: d. De sectie informatiemanagement van een regionaal operationeel team binnen veertig minuten. Bevinding Alarmering van GRIP 2 vond om 11:29 uur plaats. De volgende opkomsttijden zijn waargenomen van de leden van de stafsectie informatiemanagement: Informatiecoördinator 11:31 uur 2 minuten Informatiemanager ROT 11:50 uur 21 minuten Informatiecoördinator 12:00 uur 31 minuten Plotter ROT 12:00 uur 31 minuten De stafsectie informatiemanagement startte bij aankomst met het vormen van een eerste beeld en het voorbereiden van ICT middelen. De volledige sectie is hiermee binnen 40 minuten na alarmering gestart met hun werkzaamheden. 26

299 Normering Antwoord Is de sectie Informatiemanagement met minimaal één medewerker binnen veertig minuten begonnen met het verzamelen van informatie t.b.v. het regionaal Ja operationeel team? Bron: - Waarneming waarnemer ROT - Presentielijst stafsecties Artikel lid 1 Besluit Veiligheidsregio s Vanaf het moment dat is vastgesteld dat is voldaan aan de criteria als bedoeld in artikel beginnen de volgende onderdelen of functionarissen binnen de gestelde tijd met de uitvoering van hun taken: e. de overige secties van een regionaal operationeel team binnen zestig minuten. Bevinding Alarmering van GRIP 2 vond om 11:29 uur plaats. Aan de hand van de presentielijst kunnen de volgende opkomsttijden worden vastgesteld: Sectie brandweerzorg Medewerker stafsectie brandweerzorg 11:33 uur 2 minuten Medewerker stafsectie brandweerzorg geen opkomsttijd vermeld - onbekend Meetplanleider 12:00 uur 31 minuten Sectie politiezorg Medewerker stafsectie politiezorg 12: 15 uur 46 minuten Sectie geneeskundige zorg Medewerker stafsectie geneeskundige zorg 11:50 uur 21 minuten Sectie communicatie Medewerker stafsectie communicatie 11:55 uur - 26 minuten Sectie bevolkingszorg Medewerker bevolkingszorg ROT 11: 54 uur - 25 minuten Informatiecoördinator 11:58 uur 29 minuten Alle secties zijn binnen zestig minuten na opschaling bemand met minimaal 1 sectiemedewerker. Normering Antwoord Zijn de overige secties met minimaal één medewerker binnen zestig minuten na afkondiging van de opschaling Ja begonnen met de uitvoering van hun taken? Bron: - Presentielijst stafsecties - Waarneming waarnemer stafsectie bevolkingszorg - Uitdraai LCMS 27

300 Artikel lid 1 Besluit Veiligheidsregio s Vanaf het moment dat is vastgesteld dat is voldaan aan de criteria als bedoeld in artikel beginnen de volgende onderdelen of functionarissen binnen de gestelde tijd met de uitvoering van hun taken: f. een Team bevolkingszorg binnen negentig minuten, met uitzondering van de functionaris die met de coördinatie van de crisiscommunicatie is belast en die binnen dertig minuten begint. Bevinding Alarmering van GRIP 2 vond om 11:29 uur plaats. De volgende opkomsttijden zijn waargenomen: Algemeen commandant bevolkingszorg 11:50 uur 21 minuten Medewerker bevolkingszorg ROT 11: 54 uur - 25 minuten Informatiecoördinator 11:58 uur 29 minuten HTO communicatie N.v.t. (tegenspeler) Het geheel van functionarissen die de rollen uit artikel vervullen waren hiermee binnen 90 minuten operationeel. De functionaris die belast is met de coördinatie van de voorlichting (HTO communicatie) maakte geen onderdeel uit van de systeemtest en is vertegenwoordigd in het tegenspel. Hierdoor heeft geen toetsing plaatsgevonden op de opkomst van het HTO communicatie. Normering Antwoord Is het Team bevolkingszorg binnen negentig minuten na afkondiging van de opschaling begonnen met de Ja uitvoering van hun taak? Is de functionaris die belast is met de coördinatie van de voorlichting binnen dertig minuten na afkondiging van de N.v.t. opschaling gestart met de taakuitvoering? Bron: - Waarneming waarnemer stafsectie bevolkingszorg Artikel lid 2 Besluit Veiligheidsregio s Het bestuur van de veiligheidsregio draagt er zorg voor dat de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing in staat is gedurende een ramp of crisis onafgebroken te functioneren. Bevinding Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland heeft zorggedragen voor het continueren van de functie en taken van de hoofdstructuur wanneer de faciliteiten op de opkomstlocatie uitvallen. Gemaakte afspraken over uitwijk zijn vastgelegd in de Factsheet Uitwijk Regionaal Coördinatiecentrum VrZW. Normering Antwoord Is er een document waarin de continuïteit van de hoofdstructuur is geregeld? Ja Is de continuïteit door de geschetste maatregelen voldoende geborgd? Ja 28

301 Bron: - Factsheet Uitwijk Regionaal Coördinatiecentrum VrZW 3.4. Informatiemanagement Artikel lid 1 Besluit Veiligheidsregio s Het bestuur van de veiligheidsregio draagt er zorg voor dat binnen de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing tijdens een ramp of crisis een totaalbeeld wordt bijgehouden. Bevinding In paragraaf 3.5 Stafsectie Informatiemanagement en paragraaf Proces Informatiemanagement van het Regionaal Crisisplan staat beschreven op welke wijze het proces informatiemanagement binnen de veiligheidsregio is georganiseerd en welke functionarissen (op welk moment) verantwoordelijk zijn voor het beheer en het up-to-date houden van het totaalbeeld. Tijdens de systeemtest is een totaalbeeld bijhouden. Vanaf 11:29 uur tot 12:39 uur heeft de coördinator GMK het situatiebeeld bijhouden. Van 12:39 uur tot het einde van de systeemtest lag de regie in handen van de informatiemanager ROT. Aandachtspunt is dat niet is waargenomen dat er onderlinge afspraken zijn gemaakt over het overnemen van de regie. Daarnaast beschikte het CoPI/ROT voor het moment van regievoering door de informatiemanager ROT meer informatie in het eigen beeld dan de meldkamer waardoor de regie eerder overgedragen had kunnen worden. Normering Antwoord Is er een voorziening getroffen waar het maken van een centraal totaalbeeld bij is belegd? Ja Voert dit onderdeel dit in de praktijk ook zo uit? Nee Bron: - Regionaal Crisisplan - Uitdraai LCMS - Waarneming waarnemer MKB-MKP - Waarneming waarnemer informatiemanagement CoPI - Waarneming waarnemer informatiemanagement ROT Artikel lid 2 Besluit Veiligheidsregio s Het totaalbeeld is opgebouwd uit ten minste de beschikbare gegevens over het incident, over de hulpverlening, over de prognose en de aanpak en over de getroffen maatregelen en de resultaten ervan. Bevinding Het totaalbeeld bevat gegevens over het incident: Voldoet gedeeltelijk Elementen in totaalbeeld LCMS: Brand na explosie. Veel rook en vuur in garageboxen en op de derde verdieping te zien. Ook meldingen dat mensen de flat niet kunnen verlaten. In het totaalbeeld ontbreekt informatie over de exacte locatie van de flat en de oorzaak. Om uur wordt aanvullende informatie toegevoegd over de locatie (Oostdorsch) en de exacte flat. Deze informatie had eerder toegevoegd kunnen worden om een volledig totaalbeeld te krijgen. 29

302 Informatie over de vermoedelijke oorzaak is opgenomen in de tabel met knelpunten & acties en onder betrokken diensten. Gezien de grote hoeveelheid vragen over de oorzaak en de geruchten over opzet, had deze informatie explicieter in het totaalbeeld kunnen staan. Informatie over de concrete risico s en de effecten van het incidenttype en de bestrijdingsmogelijkheden ontbreekt. Het totaalbeeld bevat gegevens over de hulpverlening: Voldoet gedeeltelijk Elementen in totaalbeeld LCMS: Vanuit MPL: er worden grenswaarden overschreden in het effectgebied. Daarom alleen hulpverleners in het effectgebied met adembescherming Er zijn diverse verkeersmaatregelen van kracht om de hulpverlening zo goed mogelijk doorgang te laten vinden. Gewondennest: Parkeerplaats voor flat De opvanglocatie is het BastionHotel voor 200 personen, Wibautstraat 274. De risico s voor de hulpverleners en de daarmee samenhangende veiligheidsmaatregelen zijn opgenomen in het totaalbeeld. De bereikbaarheid voor de hulpverlening is benoemd maar niet concreet gemaakt. Het totaalbeeld bevat gegevens over de prognose en de aanpak: Voldoet gedeeltelijk Elementen in totaalbeeld LCMS: Slachtofferbeeld: 9xT1 29xT2 135xT3 4xDB Advies bevolking is schuilen De verwachting met betrekking tot de ontwikkeling van het incident, de risico s, de effecten ervan en de bestrijdingsmogelijkheden zijn beperkt opgenomen in het totaalbeeld. Zo is het in het eigen beeld van het CoPI zichtbaar dat er rookontwikkeling trekt richting Oostzaan en dat er veel onrust is in de wijk i.v.m. asielzoekers. Beide elementen komen onvoldoende terug in het totaalbeeld. De risico s voor de bevolking worden niet expliciet benoemd evenals de beleving van de bevolking. Het totaalbeeld bevat gegevens over de getroffen maatregelen en de resultaten ervan: Voldoet gedeeltelijk Elementen in totaalbeeld LCMS: Opvanglocatie wordt in beeld gebracht Verkeerscirculatieplan wordt uitgewerkt Door het toevoegen van de knelpunten & acties tabel aan het totaalbeeld is de aanpak van het ROT deels terug te vinden in het totaalbeeld. Hiermee ontbreekt nog informatie over de concrete aanpak van de bestrijding van de bron en het beperken van de effecten. Het totaalbeeld is gegroepeerd per samenhangend thema. Hierbij is gebruik gemaakt van de thema's zoals opgenomen in het LCMS. Normering Antwoord Is alle relevante informatie (scenarioafhankelijk) opgenomen in het totaalbeeld? Nee (voldoet (gedeeltelijk) gedeeltelijk) Is de informatie gegroepeerd per samenhangend thema en rond de zwaartepunten van de bestrijding? Ja Bron: - Uitdraai LCMS 30

303 Artikel lid 3 Besluit Veiligheidsregio s Het totaalbeeld wordt langs geautomatiseerde weg zo spoedig mogelijk en voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, geverifieerd beschikbaar gesteld aan: a. de onderdelen van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing b. andere bij de ramp of crisis betrokken partijen voor zover zij deze gegevens nodig hebben voor de uitvoering van hun taken en bevoegdheden en c. Onze Minister. Bevinding Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland maakt gebruik van het LCMS. Alle onderdelen van de hoofdstructuur hebben toegang tot dit systeem. Tijdens de systeemtest hebben zich geen tegenstrijdigheden in de informatie voorgedaan. Wel was in de MKB-MKP bij aanvang onduidelijkheid over het aantal verdiepingen van de flat. Bij navraag is hier duidelijkheid over gekregen en is dit aangepast in het LCMS. In het ROT was onduidelijkheid over het actuele beeld doordat buiten het overleg verschillende besluiten waren genomen (o.a. opschaling, inzet NL-alert). Bij aanvang van het volgende ROToverleg is vervolgens voldoende aandacht besteed om het actuele beeld te schetsen waardoor onduidelijkheden konden worden weggenomen. De functionarissen die zijn opgekomen hadden via een eigen account toegang tot het LCMS. Indien zij geen account hadden, dan was het LCMS beschikbaar via de informatiemanager van het multidisciplinaire-overleg of een medewerker in de sectie. Normering Antwoord Wordt er een zogenaamd netcentrisch systeem gehanteerd? Ja Wanneer er sprake is van tegenstrijdige informatie in het incident of het oefenscenario, wordt dit dan gesignaleerd en wordt er Ja hiernaar navraag gedaan? Gezien de planvorming van de regio en het scenario, zijn alle vereiste partijen aangesloten? Ja Bron: - Regionaal Crisisplan - Waarneming waarnemer MKB-MKP - Waarneming waarnemer MKA - Waarneming waarnemer CoPI - Waarneming waarnemer ROT - Waarneming waarnemer RBT - Waarneming waarnemer stafsectie bevolkingszorg - Uitdraai LCMS Artikel lid 1 Besluit Veiligheidsregio s 31

304 De onderdelen van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing, bedoeld in artikel 2.1.1, onderdelen a tot en met e, 5 houden bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing een eigen beeld bij. Bevinding De MKB-MKP/MKA, het CoPI, het ROT en de stafsectie bevolkingszorg hielden een eigen beeld bij in het LCMS. De meldkamer maakte daarnaast gebruik van het GMS. In het CoPI werd het eigen beeld tevens inzichtelijk gemaakt door het meeschrijven op een whiteboard. Het RBT heeft via het LCMS een totaalbeeld aangereikt gekregen. Dit beeld werd ingebracht door de informatiecoördinator BT en aangevuld door de leden aan tafel. Gedurende de eerste vergadering van het RBT sloot de ROL aan om het beeld nader toe te lichten, openstaande vragen te beantwoorden en de opdrachten/vragen vanuit het ROT in te brengen. Het RBT heeft op basis van de inbreng van de ROL de volgende acties/besluiten genomen: Noodverordening wordt opgesteld voor beiden gemeenten, waarbij aandacht voor de gemeente Amsterdam. Rekening houdend met het eventueel draaien van de wind. Voorbereiden op de nafase binnen de gemeenten Oostzaan en Zaanstad. Aandacht voorin de communicatie en deze ook afstemmen met Rochdale, zodat eenduidig wordt gecommuniceerd. Het overlijden van 4 personen in de flat meenemen in de communicatie en hieraan aandacht geven in persconferentie. Aanwezigheid in de opvanglocatie door beide gemeenten door het sturen van loco s naar de locatie, zodat de burgemeesters bij het RBT konden blijven. Aan laten sluiten van een vertegenwoordiger van Rochdale in het ROT en RBT Normering Antwoord Houden alle onderdelen a t/m d een eigen beeld bij? Ja Heeft het regionaal beleidsteam een totaalbeeld ter beschikking gekregen? Ja Is er mede op basis van het ontvangen totaalbeeld door het regionaal beleidsteam een besluitenlijst opgesteld? Ja Bron: - Waarneming waarnemer MKB-MKP - Waarneming waarnemer MKA - Waarneming waarnemer CoPI - Waarneming waarnemer ROT - Waarneming waarnemer RBT - Waarneming waarnemer stafsectie bevolkingszorg - Uitdraai LCMS Artikel lid 2 Besluit Veiligheidsregio s Het eigen beeld bestaat uit de beschikbare gegevens over de ontwikkeling en effecten van een incident, de risico s voor de veiligheid van de hulpverleners en de personen in het getroffen gebied, de aanpak van het incident en de daarvoor benodigde mensen en middelen. 5 Bij de beantwoording van de ze toetsingsvraag wordt alleen antwoord gegeven op de vraag of de onderdelen a t/m d een eigen beeld bijhouden. Onderdeel e (het RBT) dient geen eigen beeld bij te houden, maar ontvangt een totaalbeeld van het ROT. 32

305 Bevinding Ontwikkeling van het incident Meldkamer: aanwezig. - In het eigen beeld staat informatie over het incident (brand na explosie) en de oorzaak (graafwerkzaamheden). Bij wijzigingen in het verloop van het incident wordt het eigen beeld aangepast. Commando plaats incident: aanwezig. - In het eigen beeld is aandacht voor de ontwikkeling van het incident ( nog steeds brand, mogelijk 2 uur geeft de OVD brandweer aan ). Stafsectie bevolkingszorg: deels aanwezig. - De voortgang van de uitgezette acties, zoals de organisatie van opvang en het organiseren van vervoer is inzichtelijk gemaakt. Het is niet duidelijk of er al mensen worden opgevangen. Regionaal operationeel team: aanwezig. - Informatie over het incident is opgenomen (brand na explosie). Bij wijzigingen in het verloop van het incident wordt het eigen beeld aangepast. Effecten van het incident Meldkamer: aanwezig. - In het eigen beeld staat informatie over de effecten van het incident (veel rook en instortingsgevaar). Commando plaats incident: aanwezig. - In het eigen beeld is aandacht voor de effecten van het incident ( rookontwikkeling >> richting Oostzaan / Instortingsgevaar flat met 16 verdiepingen ). Stafsectie bevolkingszorg: niet aanwezig. Regionaal operationeel team: deels aanwezig. - De effecten van het incident op de omgeving zijn niet concreet benoemd en blijft beperkt bij advies is schuilen. Risico s voor veiligheid hulpverleners Meldkamer: deels aanwezig. - Wel wordt een vraag gesteld bij de locatie van het CoPI. Is dat veilig? Instortingsgevaar?. Waarna om 11:41 uur wordt vermeld [ ] geen direct instortingsgevaar flat. Buiten deze vraag geen informatie over de risico s voor hulpverleners Commando plaats incident: deels aanwezig. - In het eigen beeld staat Instortingsgevaarflat met 16 verdiepingen. CoPI staat voor het pand op juiste afstand. Hiermee wordt het thema veiligheid benoemd, maar wordt niet benoemd of hulpverleners veilig kunnen optreden of veiligheidsmaatregelen dienen te treffen. Stafsectie bevolkingszorg: deels aanwezig. - In het eigen beeld zijn geen risico s benoemd voor de hulpverleners, wel is de aan- en afvoerroute benoemd. Regionaal operationeel team: aanwezig. - De risico s in het effectgebied worden beschreven (Vanuit MPL: er worden grenswaarden overschreden in het effectgebied. Daarom alleen hulpverleners in het effectgebied met adembescherming). Risico s voor veiligheid personen in getroffen gebied Meldkamer: aanwezig. 33

306 - Voor bewoners aan Kerkbuurt Oostzaan en Kolkweg tot aan het water geldt het handelingsperspectief: ramen en deuren sluiten in verband met het vrijkomen van rook. Commando plaats incident: deels aanwezig. - De rookontwikkeling wordt als verwacht effect genoemd. Er wordt niet expliciet benoemd wat de risico s zijn voor personen in het gebied. Stafsectie bevolkingszorg: niet aanwezig. Regionaal operationeel team: deels aanwezig. - In het eigen beeld is opgenomen dat geadviseerd wordt om te schuilen. Onduidelijk is wat de risico s zijn voor personen en om welk gebied het gaat. Aanpak van het incident Meldkamer: niet aanwezig. Commando plaats incident: deels aanwezig. - Via de knelpunten & acties kan deels inzicht worden verkregen in de aanpak van incident (bijvoorbeeld afsluiting van wegen, afsluiting van gas). Stafsectie bevolkingszorg: aanwezig. - In de het eigen beeld is opgenomen welke acties binnen bevolkingszorg zijn ondernomen zoals het organiseren van vervoer, openen van een opvanglocatie, inzet SIS. Regionaal operationeel team: deels aanwezig. - Via de knelpunten & acties kan deels inzicht worden verkregen in de aanpak van incident (bijvoorbeeld organiseren opvanglocaties, verkeerscirculatieplan instellen, inzet NL-alert). Benodigde mensen Meldkamer: deels aanwezig. - Een deel van de betrokken diensten zijn aangegeven. Commando plaats incident: aanwezig. - De betrokken diensten zijn genoemd. Stafsectie bevolkingszorg: niet aanwezig. Regionaal operationeel team: deels aanwezig. - Een deel van de betrokken diensten zijn aangegeven. Benodigde middelen Meldkamer: aanwezig. - NL-Alert Commando plaats incident: aanwezig. - SIS Stafsectie bevolkingszorg: aanwezig. - SIS Regionaal operationeel team: aanwezig. - NL-Alert en SIS 34

307 Normering 6 Antwoord Bestaat het eigen beeld van de onderdelen a t/m d zoals bedoeld in artikel uit: Beschikbare gegevens over de ontwikkeling van een (deels) incident? Beschikbare gegevens over de effecten van een incident? Nee De risico s voor de veiligheid van de hulpverleners in het (grotendeels) getroffen gebied? De risico s voor de veiligheid van personen in het Nee getroffen gebied? De aanpak van het incident? Nee De daarvoor benodigde mensen? Nee De daarvoor benodigde middelen? Ja Bron: - Waarneming waarnemer MKB-MKP - Waarneming waarnemer MKA - Waarneming waarnemer CoPI - Waarneming waarnemer ROT - Waarneming waarnemer RBT - Waarneming waarnemer stafsectie bevolkingszorg - Uitdraai LCMS journaal Artikel lid 3 Besluit Veiligheidsregio s De gegevens worden nadat zij beschikbaar zijn binnen tien minuten verwerkt in het eigen beeld en voor zover mogelijk geverifieerd. Bevinding De coördinator GMK van de MKB-MKP verwerkte de informatie die in het GMS beschikbaar kwam vrijwel direct. Evenals de informatie die zij ophaalde als ze een rondje maakte langs de meldkamertafels of telefonisch contact had met de centralist MKA. De centralist MKA verwerkte zijn informatie in het tabblad meldkamer en/of het tabblad geneeskundige zorg binnen 10 minuten. De informatiemanager CoPI verwerkte nieuwe informatie die buiten het overleg beschikbaar kwam direct in het LCMS zoals bijvoorbeeld de GRIP-opschaling. Informatie die tijdens de overleggen van het CoPI naar voren kwam werd tijdens en direct na het overleg opgenomen in het eigen beeld (LCMS). De informatiecoördinator in de stafsectie bevolkingszorg las continu het LCMS uit en plaatste nieuwe informatie vanuit bevolkingszorg in het tabblad Bevolkingszorg aan. Hierbij herhaalde hij eerst de tekst die hij wilde plaatsen voordat hij deze publiceerde. De informatiemanager ROT verwerkte de gegevens direct tijdens en na de vergadering. Hierdoor was informatie binnen 10 minuten verwerkt. Leden van het overleg konden meelezen met het LCMS waardoor er direct verificatie plaats vond van de gepubliceerde informatie. De informatiecoördinator BT verwerkte de genomen besluiten van RBT direct na de vergadering in het LCMS. 6 Wanneer op 1 of meerdere vragen niet aanwezig wordt gescoord, is de score Nee. Wanneer op alle onderdelen met aanwezig wordt gescoord, is de score Ja. 35

308 Normering Antwoord Zijn de gegevens van de onderdelen a t/m e zoals bedoeld in artikel binnen tien minuten verwerkt en zo mogelijk geverifieerd? Meldkamer Ja Commando plaats incident Ja Team bevolkingszorg (Stafsectie bevolkingszorg) Ja Regionaal operationeel team Ja Regionaal beleidsteam Ja Bron: - Waarneming waarnemer MKB-MKP - Waarneming waarnemer MKA - Waarneming waarnemer CoPI - Waarneming waarnemer ROT - Waarneming waarnemer RBT - Waarneming waarnemer stafsectie bevolkingszorg - Uitdraai LCMS journaal Artikel lid 4 Besluit Veiligheidsregio s De gegevens worden langs geautomatiseerde weg beschikbaar gesteld aan: a. de onderdelen van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing b. andere bij de ramp of crisis betrokken partijen voor zover zij deze gegevens nodig hebben voor de uitvoering van hun taken en bevoegdheden en c. het onderdeel dat het totaalbeeld bijhoudt Bevinding Alle teams binnen de hoofdstructuur (behalve het RBT) hebben hun eigen beeld gedeeld met de andere onderdelen van de hoofdstructuur. Dit gebeurde in ieder geval door het eigen beeld te delen in het LCMS. Daarnaast hadden nog enkele teams (o.a. CoPI <> ROT, ROT <> RBT) telefonisch contact met elkaar om het eigen beeld te delen. In het overleg van het RBT zijn besluiten genomen, deze besluiten zijn door de ROL meegenomen naar het ROT om daar verder opgepakt te worden. Daarnaast heeft RBT besluiten genomen die binnen het RBT opgepakt moesten worden (bijvoorbeeld: contact opnemen met Amsterdam voor bestuurlijk overleg, actie voorzitter RBT), gezien het afronden van de oefening zijn de leden hier niet meer aan toe gekomen. De besluiten en acties die geformuleerd zijn in het RBT zijn in het overleg gedeeld met de ROL en gepubliceerd in het LCMS. Hierdoor zijn de gegevens langs geautoriseerde weg beschikbaar gesteld aan het onderdeel dat het totaalbeeld bijhield (ROT). Normering Antwoord Stelt het onderdeel a t/m d zoals bedoeld in artikel het eigen beeld beschikbaar aan de andere onderdelen? Ja Heeft het RBT besluiten uitgezet naar de verschillende onderdelen van de rampbestrijding en crisisbeheersing? Ja 36

309 Worden de gegevens langs geautoriseerde weg beschikbaar gesteld aan de andere bij de ramp of crisis betrokken partijen voor zover zij deze gegevens nodig hebben voor de uitvoering van hun taken bevoegdheden? Worden de gegevens langs geautoriseerde weg beschikbaar gesteld aan het onderdeel dat het totaalbeeld bijhoudt? Bron: - Waarneming waarnemer MKB-MKP - Waarneming waarnemer MKA - Waarneming waarnemer CoPI - Waarneming waarnemer ROT - Waarneming waarnemer RBT - Waarneming waarnemer stafsectie bevolkingszorg - Uitdraai LCMS Ja Ja Artikel Besluit Veiligheidsregio s Een advies of opdracht van een onderdeel van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing is gebaseerd op het actuele beeld van dat onderdeel en op het actuele totaalbeeld (Artikel Besluit Veiligheidsregio s). Bevinding Acties die genomen zijn binnen de meldkamers waren monodisciplinair van aard en waren gebaseerd op het eigen beeld binnen de kolom. Doordat alleen de coördinator GMK informatie ophaalde bij alle kolommen had zij als enige een volledig en actueel beeld. Aangezien er alleen monodisciplinaire acties zijn uitgevoerd en deze veelal op verzoek van het veld kwamen, heeft dit niet geleid tot problemen. Wel is het een aandachtspunt om te borgen dat er een multidisciplinair en actueel beeld beschikbaar is voor alle centralisten op de meldkamer. In het CoPI, ROT en RBT werd bij aanvang van het overleg het actuele beeld geschetst door de informatiemanager/informatiecoördinator. Indien nodig werd het beeld verder aangevuld door de leden aan tafel. Vervolgens werden knelpunten en acties/besluiten geformuleerd op basis van het beeld. De informatiecoördinator in de stafsectie bevolkingszorg las het LCMS continu uit, daarnaast werd het eigen beeld aangevuld met informatie en acties uit het ROT (ingebracht door de Algemeen commandant bevolkingszorg). Op basis van deze informatie werden vervolgens de acties uitgezet binnen de eigen kolom. Hiermee waren opdrachten gebaseerd op het actuele totaalbeeld. Normering Antwoord Zijn, per onderdeel a t/m e zoals bedoeld in artikel besluiten, adviezen en opdrachten gebaseerd op het actuele beeld? Meldkamer N.v.t. N.v.t. Commando plaats incident Ja Team bevolkingszorg (Stafsectie bevolkingszorg) Ja Regionaal operationeel team Ja Regionaal beleidsteam Ja 37

310 Bron: - Waarneming waarnemer MKB-MKP - Waarneming waarnemer MKA - Waarneming waarnemer CoPI - Waarneming waarnemer ROT - Waarneming waarnemer RBT - Waarneming waarnemer stafsectie bevolkingszorg - Uitdraai LCMS Artikel Besluit Veiligheidsregio s In het geval dat een advies of opdracht niet of niet volledig is uitgevoerd, wordt het onderdeel van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing dat dit advies of deze opdracht heeft gegeven, daarvan op de hoogte gesteld. De opdracht wordt vervolgens in overeenstemming met artikel opnieuw geformuleerd (Artikel Besluit Veiligheidsregio s). Bevinding De opdrachten die zijn uitgezet bij de meldkamer zijn opgepakt door de centralisten. Het ging hier vooral om het informeren en/of alarmeren van eenheden en functionarissen. Het is niet voorgekomen dat de meldkamers ontvangen opdrachten niet of niet volledig hebben opgepakt. Het CoPI heeft geen opdrachten ontvangen vanuit andere onderdelen. De stafsectie bevolkingszorg heeft opdrachten vanuit het CoPI en ROT ontvangen. Deze opdrachten bestonden onder meer uit het inrichten van een opvanglocatie, organiseren van tolken, inzet SIS en het in beeld brengen van de samenstelling van de flat. De opdrachten zijn door stafsectie volledig opgepakt en teruggekoppeld aan de AC-Bz of OvDBz. Terugkoppeling over het niet of onvolledig uitvoeren van opdrachten was hierdoor niet van toepassing, evenals het herformuleren van opdrachten. Het ROT heeft adviezen ontvangen vanuit het CoPI. Deze punten zijn overgenomen en uitgevoerd door het ROT (o.a. inzet NL-alert, advies opschaling en scheiding bron- en effectgebied). De voortgang van de opdrachten/adviezen zijn teruggekoppeld aan het CoPI. Van herformulering of het niet uitvoeren van opdrachten was geen sprake. Na het eerste RBT-overleg werd de systeemtest afgerond. Het RBT heeft haar besluiten wel uit kunnen zetten, maar heeft hier geen terugkoppeling of herformuleringen op gekregen. Normering Antwoord Wordt het niet overnemen of onvolledig uitvoeren van een advies of opdracht, per onderdeel a t/m e zoals bedoeld in artikel teruggekoppeld naar de opdrachtgever? Meldkamer N.v.t. N.v.t. Commando plaats incident N.v.t. N.v.t. Team bevolkingszorg (Stafsectie bevolkingszorg) N.v.t. N.v.t. Regionaal operationeel team N.v.t. N.v.t. Regionaal beleidsteam N.v.t. N.v.t. Wordt, per onderdeel a t/m e zoals bedoeld in artikel het advies of de opdracht door de opdrachtgever geherformuleerd? Meldkamer N.v.t. N.v.t. 38

311 Commando plaats incident N.v.t. N.v.t. Team bevolkingszorg (Stafsectie bevolkingszorg) N.v.t. N.v.t. Regionaal operationeel team N.v.t. N.v.t. Regionaal beleidsteam N.v.t. N.v.t. Bron: - Waarneming waarnemer MKB-MKP - Waarneming waarnemer MKA - Waarneming waarnemer CoPI - Waarneming waarnemer ROT - Waarneming waarnemer RBT - Waarneming waarnemer stafsectie bevolkingszorg 39

312 BIJLAGEN BIJLAGE A Afkortingen AC-B AC-Bz AC-Gz AC-P AGS BOB Bz CaCo CoPI GAGS GHOR GMS GRIP HIN LCMS MKA MKB-MKP MPL OVD-B OVD-Bz OVD-G OVD-P ROL ROT SIS W.A.S. Algemeen commandant brandweerzorg Algemeen commandant bevolkingszorg Algemeen commandant geneeskundige zorg Algemeen commandant politiezorg Adviseur gevaarlijke stoffen Beeld oordeel besluit Bevolkingszorg Calamiteitencoördinator Commando plaats incident Gezondheidskundig adviseur gevaarlijke stoffen Geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio Geïntegreerd meldkamer systeem Gecoördineerde regionale incidentenbestrijdingsprocedure Hoofd informatie Landelijk crisismanagement systeem Meldkamer Ambulancezorg Meldkamer Brandweer Meldkamer Politie Meetplanleider Officier van dienst brandweer Officier van dienst bevolkingszorg Officier van dienst geneeskundig Officier van dienst politie Regionaal operationeel leider Regionaal operationeel team Slachtofferinformatie systematiek (verwanteninformatie; voormalig CRIB) Waarschuwing en alarmering systeem 40

313 BIJLAGE B Bronnen Onderstaande documenten zijn gebruikt voor het onderzoek en de beantwoording van de vragen in het toetsingskader. De documenten zijn op te vragen bij de veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland en V&R. Regionale planvorming Regionaal Crisisplan Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings- Procedure Handboek Bevolkingszorg, juli 2016 Handboek crisiscommunicatie, januari 2017 Procedure 5207 Uitwijk NHN Factsheet Uitwijk Regionaal Coördinatiecentrum VrZW Waarnemingsrapportage Waarneming waarnemer MKB-MKP Waarneming waarnemer MKA Waarneming waarnemer CoPI Waarneming waarnemer ROT Waarneming waarnemer stafsectie bevolkingszorg Waarneming waarnemer RBT Documenten verzameld tijdens de systeemoefening Uitdraai GMS Uitdraai LCMS 41

314 7.a Positionering GHOR Zaanstreek-Waterland 1 A a Positionering GHOR Zaanstreek Waterland_bestuursnotitie.pdf concept Naar een toekomstbestendige GHOR Zaanstreek-Waterland Advies van de directeur Publieke Gezondheid aan het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland Oktober 2017

315 Inhoud Pagina 0. Samenvatting 3 1. Inleiding 4 2. Huidig functioneren GHOR 5 3. Landelijke en (inter)regionale ontwikkelingen 7 4. Naar een toekomstbestendige GHOR voor Zaanstreek-Waterland Proces 13 2

316 0. Samenvatting Als gevolg van een aantal ingrijpende regionale en landelijke ontwikkelingen op het gebied van (opgeschaalde) veiligheid, gezondheid en het sociaal domein is voor de regio Zaanstreek- Waterland een nadere verkenning geboden naar de meest optimale, toekomstbestendige positie van de GHOR. Op dit moment wordt de GHOR voor Zaanstreek-Waterland uitgevoerd door de GHOR Amsterdam-Amstelland, onder verantwoordelijkheid van de directeur Publieke Gezondheid Zaanstreek-Waterland. Ontwikkelingen op het gebied van de verbinding tussen publieke gezondheid en veiligheid, de vorming van een nieuwe meldkamer voor Noord-Holland in Haarlem voor de regio s Kennemerland, Noord-Holland Noord en Zaanstreek-Waterland vragen een heroriëntatie op dit huidige construct. Op basis van interviews wordt in deze notitie het huidige functioneren van de GHOR voor Zaanstreek-Waterland beschreven en worden de ontwikkelingen en aandachtspunten benoemd die van belang zijn voor een sterke, toekomstbestendige GHOR voor de regio, toegesneden op de voorliggende uitdagingen. Aan de hand van een nadere afweging wordt geadviseerd om binnen nadere bestuurlijke randvoorwaarden een organisatieplan te ontwikkelen gericht op de vorming van een eigen GHOR-organisatie binnen Zaanstreek-Waterland. In combinatie met het maximaal benutten van collectieve inzet van operationele GHOR-functionarissen, in samenwerking met de omliggende regio s. 3

317 1. Inleiding De afgelopen tien jaar is de organisatie van opgeschaalde hulpverlening volop in beweging gekomen. Ingrijpende stelselwijzigingen zijn voortgekomen uit de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio s (2010). Hiermee is op het niveau van 25 Veiligheidsregio s de multidisciplinaire samenwerking geborgd tussen brandweer, GHOR/GGD, bevolkingszorg en politie. De tweede tranche Wet publieke gezondheid (2012) heeft aansluitend geleid tot een hechtere verbinding tussen veiligheid en publieke gezondheid, door het scheppen van congruentie tussen Veiligheidsregio s en GGD en de instelling van de directeur Publieke Gezondheid, die leiding geeft aan de organisatie(s) GGD én GHOR. Ook de aansluitende vorming van de Nationale Politie in 2013 met de daarop gebaseerde 10 Regionale Eenheden en nagenoeg overeenkomende rechterlijke indeling, is van grote invloed gebleken op het huidige stelsel en schaal van samenwerking. Het integraal benaderen van veiligheidsvraagstukken en het daarop naadloos kunnen afstemmen én acteren tussen alle hulpverleningsdisciplines is een kernpunt geworden voor de organisatie en uitvoering van opgeschaalde hulpverlening nu, en in de toekomst. In Zaanstreek-Waterland hebben de stelselwijzigingen geleid tot vorming van de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland, een daarmee congruente GGD, en de inbedding van de regio binnen de regionale eenheid van Noord-Holland voor politie en justitie. De buitengrenzen van deze regionale eenheid worden gevormd door de veiligheidsregio s Zaanstreek-Waterland, Kennemerland en Noord-Holland Noord. Hoewel de meldkamer politie en de meldkamer brandweer binnen de regio zelf zijn georganiseerd, zijn de meldkamer ambulancezorg alsmede het ambulancevervoer in de regio Amsterdam-Amstelland belegd bij de (private) organisatie Ambulance Amsterdam. Ook de door de Wet veiligheidsregio s vereiste instelling en instandhouding van een GHORorganisatie in de regio is in uitvoering niet in de regio zelf. Op grond van een convenant tussen de Veiligheidsregio s Zaanstreek-Waterland en Amsterdam-Amstelland zijn de uitvoerende GHOR-taken ondergebracht in Amsterdam- Amstelland bij het GHOR-bureau van de GGD, onder verantwoordelijkheid van de directeur Publieke Gezondheid van Zaanstreek- Waterland. Diverse significante ontwikkelingen die van invloed zijn op de organisatie van de opgeschaalde hulpverlening in en buiten Zaanstreek-Waterland hebben geleid tot het opstellen van deze bestuurlijke notitie. Hierin wordt, op initiatief van de directeur Publieke Gezondheid als verantwoordelijke voor en over de organisatie GHOR, in afstemming met de bestuurlijk portefeuillehouder GHOR, het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland geadviseerd. De notitie levert geen technisch inhoudelijke, juridische noch financiële uitwerking, maar is een verkenning gericht op beantwoording van de vraag hoe in het licht van de ontwikkelingen - een optimale toekomstbestendige positie van de GHOR voor Zaanstreek- Waterland kan worden bereikt. 4

318 2. Huidig functioneren GHOR Onderdeel van deze verkenning vormt een evaluatie van het huidige functioneren van de GHOR voor Zaanstreek-Waterland. In het kader van deze verkenning is gekozen voor een beschouwende evaluatie vanuit bestuurlijk, directioneel en operationeel perspectief. Op deze niveaus zijn interviews gehouden met relevante actoren binnen en buiten de regio, om feitelijke ervaringen rondom het functioneren van de GHOR in beeld te brengen. Daarbij is het functioneren van de GHOR in de koude en warme fase aan de orde gekomen. In algemene zin blijkt uit de interviews dat op alle niveaus de huidige uitvoering van GHORtaken voor Zaanstreek-Waterland door het GHOR-bureau vanuit Amsterdam-Amstelland als adequaat wordt beoordeeld. Deze waardering wordt verbonden aan het uitvoeren van de gemaakte afspraken voor de uitvoering van de GHOR in Zaanstreek-Waterland, overeenkomstig de werkplannen die daarvoor jaarlijks worden vastgesteld. Ook het daaraan verbonden kostenniveau wordt zeker in vergelijk met andere regio s door het schaalniveau als betrekkelijk gunstig ervaren. Meer specifiek worden evenzeer zowel bestuurlijk, directioneel en operationeel, aandachtspunten en kanttekeningen geplaatst. Verder wordt onderstreept dat juist de maatschappelijke oriëntatie van Zaanstreek- Waterland op Amsterdam, en de impact van het grootstedelijke gebied en navenante wisselwerking tussen deze regio s een dominante factor vormt. Zodanig zelfs dat GHOR en Ambulancezorg daar in relatie tot (opgeschaalde) zorgvraagstukken niet los van gezien zouden kunnen worden. Tegelijk wordt ook vanuit bestuurlijk perspectief gewezen op de indeling van Zaanstreek- Waterland binnen de regionale politie (en rechterlijke) eenheid Noord-Holland, tezamen met de regio s Kennemerland en Noord-Holland Noord. Vanuit deze indeling wordt intensief samengewerkt tussen politie, GGD en en openbaar bestuur op het gebied van OGGZ, zoals rondom het vraagstuk personen met verward gedrag. Binnen deze samenwerking worden diverse stappen gezet in het versterken van de verbindingen tussen het veiligheidsdomein, dagdagelijkse én opgeschaalde gezondheidszorg en sociaal domein. Ook bestaat het gevoel dat weliswaar de GHOR vanuit Amsterdam de taken strikt genomen goed uitvoert, maar tegelijk op inhoud kwalitatief minder rendeert in het binnen de regio proactief oppakken van vraagstukken in de verbinding tussen (publieke) zorg en veiligheid. Soms ontstaat dan het beeld dat niet het regio-specifieke maatwerk geleverd kan worden waarmee de witte keten in de regio breder kan worden versterkt. Mede daardoor wordt de GHOR niet voldoende nabij ervaren, is het intrinsieke gevoel voor bestuurlijk eigenaarschap beperkt. Kader stellend acteren aan de voorzijde komt hierdoor minder tot uiting. Ook is de behoefte aangegeven om vanuit de regio voor de GHOR veel effectiever invulling te geven aan een veel bredere oriëntatie in het verband van Noord-Holland dan in hoofdzaak op Amsterdam. Een sterke verbinding tussen de de GGD Zaanstreek-Waterland en de GHOR is in de huidige constructie niet mogelijk. Het ontbreken van de fysieke nabijheid van de GHOR maakt sturing door en communicatie met de directeur Publieke Gezondheid niet optimaal. Momenteel kan de GHOR niet binnen de regio de GGD versterken als crisisorganisatie. De GHOR lijkt meer middelen gestuurd te worden dan doel gestuurd. De multidisciplinaire afstemming van de GHOR binnen de Veiligheidsregio Zaanstreek- Waterland wordt in de huidige situatie als te dun ervaren. Ook wordt ervaren dat bij uitvoering van de GHOR in de regio, grootstedelijke doctrines vaak het uitgangspunt vormen, 5

319 bijvoorbeeld bij de keuze om al dan niet binnen de GRIP-structuur op te schalen. Voor de GHOR in Zaanstreek-Waterland is hierbij van belang dat de specifieke politiek-bestuurlijke context van de eigen regio ook in de warme fase beter verdisconteerd wordt in het handelen van de GHOR. Tegelijk wordt echter rondom de opschaling geconstateerd dat de beide regio s momenteel afwijken in de achterliggende opschalingsstructuur: Zaanstreek-Waterland baseert de opschaling op het landelijke knoppenmodel, terwijl Amsterdam-Amstelland een daarvan afwijkende flexibele crisisregeling hanteert, waarin wordt gewerkt met een gecombineerd OT en BT (interface). Dit brengt het risico met zich dat de kans op fouten bij een inzet groter is. Voor het maken van afspraken met witte ketenpartners op het gebied van opgeschaalde hulpverlening wordt de positie van de directeur Publieke Gezondheid in de buurregio s sterker geacht en ook ervaren als deze niet alleen feitelijk de GGD, maar ook de GHOR binnen de eigen organisatie heeft. Ook de toename van kleinschalige witte rampen met grote impact (zoals gezinsdrama s), de advisering van het bestuur bij maatschappelijke onrust en de ramp na de ramp (waaronder langdurige nazorg na een ramp) vergt een hechte verbinding tussen GGD en GHOR waarvan momenteel binnen de regio te beperkt sprake is. Door de actuele ontwikkelingen wordt nu het momentum ervaren om vanuit de klassieke opvattingen rondom de GHOR taken, door te pakken naar een steviger advisering van het bestuur, een sterkere regisserende rol van directeur Publieke Gezondheid en GHOR over de witte keten, en een hechtere verbinding tussen veiligheid en publieke gezondheid. In de koude situatie vormt momenteel het te weinig multi trainen/oefenen een aandachtspunt. Ook evenementenadvisering en gezondheidsaspecten komen momenteel onvoldoende aan de orde. Resumerend komen naar aanleiding van de interviews de volgende bevindingen in beeld die punt van afweging vormen voor de oriëntatie op de toekomstige positie van de GHOR Zaanstreek-Waterland: (Te) eenzijdige oriëntatie op Amsterdam-Amstelland; Ontbreken hechtere verbinding veiligheid-gezondheid-sociaal domein NW3; Regionaal maatwerk is beperkt; Huidige verantwoording draagt niet bij aan sterker bestuurlijk eigenaarschap; Sturing niet optimaal door ontbreken (fysieke) nabijheid GHOR; GHOR nu meer middelen- dan doelgestuurd; Niet optimaal benutten van verbindingen mono en multi; Verschillende opschalingsdoctrines kunnen tot fouten leiden in de warme fase; Witte rampen vergen een hechtere verbinding tussen GHOR en GGD. Onvoldoende rendement uit samenwerking GHOR met de GGD ZW; Onvoldoende middelen om in te spelen op actuele ontwikkelingen. 6

320 3. Landelijke en (inter)regionale ontwikkelingen A. Publieke gezondheid en veiligheid verbonden Met de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio s en de daarmee samenhangende wijziging(en) van de Wet publieke gezondheid is een aantal essentiële wijzigingen doorgevoerd die hebben geleid tot een hechtere verbinding tussen publieke gezondheid en veiligheid. Zo zijn GGD en territoriaal congruent gemaakt aan de veiligheidsregio s, en zijn de organisaties voor GGD en voor GHOR onder één en dezelfde directeur Publieke Gezondheid gebracht. Daarnaast is de verantwoordelijkheid voor de voorbereiding op grootschalige infectieziekte-uitbraken overgeheveld van het GGD-bestuur naar het veiligheidsbestuur, en dienen deze beide besturen gezamenlijk het regionaal crisisplan van de veiligheidsregio op het gebied van infectieziekten crises (A-ziekten) vast te stellen. Met dit wettelijk stelsel is ingezet op betere afstemming, samenhang, efficiëntie tussen de domeinen van gezondheid en veiligheid en het onder één aansturing van de directeur Publieke Gezondheid brengen van de organisaties GGD en GHOR. Tegelijk is een ongedeelde verantwoordelijkheid gerealiseerd tussen zowel openbare orde én grootschalige infectieziektebestrijding, alsmede tussen voorbereiding én bestrijding. Kernpunt in de wetgeving vormt tevens het dichter bij elkaar brengen van reguliere en opgeschaalde (=crisis) zorg. Voor de positionering van de GHOR binnen de genoemde domeinen zijn de volgende afbeeldingen illustratief: De GHOR is integraal onderdeel van het systeem van veiligheidszorg in Nederland. Voor een goede hulpverlening moet de GHOR zorg dragen voor een goede samenwerking tussen de zorgketen en de fysieke veiligheidspartners: brandweer, politie en gemeenten. GHOR heeft hier een publieke taak in een semi-publieke witte omgeving. Het domein van de GHOR bevindt zich op het snijvlak van het (lokaal) openbaar bestuur, veiligheid en de gezondheidszorg. De daadwerkelijke geneeskundige hulpverlening wordt bij rampen en crises uitgevoerd door de reguliere zorgaanbieders en zorginstellingen. Belangrijke partneris de GGD voor het proces publieke gezondheidszorg. Hieronder vallen onder meer infectieziektebestrijding, medische milieukunde, technische hygiënezorg, gezondheidsonderzoek bij rampen en psychosociale hulpverlening. Met de directeur Publieke Gezondheid heeft de publieke gezondheid onder reguliere omstandigheden én bij rampen en crises één gezicht. Lokale bestuurders en netwerkpartners in zorg en veiligheid zijn zo verzekerd van één loket, dat integrale advisering over dagelijkse en opgeschaalde publieke gezondheid biedt. 7

321 Om de inhoudelijke samenwerking van GHOR en GGD op deze processen landelijk en regionaal goed te kunnen vormgeven is, onder de leiding van de directeur Publieke Gezondheid, een goede organisatorische inbedding van de samenwerking noodzakelijk. De directeur Publieke Gezondheid is voor het openbaar bestuur het gezicht van, en eenduidig aanspreekpunt namens de witte kolom, zowel bij gezondheidscrises (pandemieën, zoönosen, blootstelling aan gevaarlijke stoffen), bij incidenten in de fysieke veiligheidssfeer (zware ongevallen, rampen en crises), maar ook bij incidenten op het vlak van sociale veiligheid. De grote impact en frequentie van met name de witte rampen zoals bij zedenzaken, gezinsdrama s en schietincidenten, leidt veelal tot maatschappelijke onrust, en langdurige nazorg (de ramp na de ramp). Hechte samenwerking tussen GHOR en GGD is daarbij onmisbaar. Concluderend: met de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio s en de wijzigingen in de Wet publieke gezondheid is een hechtere verbinding tot stand gekomen tussen de domeinen van veiligheid en (publieke) gezondheid. Aan deze verbinding is onder andere invulling gegeven met de instelling van directeur Publieke Gezondheid als leidinggevende over de organisatie GHOR en GGD. Het belang van reguliere en opgeschaalde publieke gezondheid in één hand, en een robuuste verbinding met de GHOR is evident: dit vergt een goede organisatorische inbedding van de samenwerking GHOR-GGD. B. Meldkamer Noord-Holland De meldkamers voor politie, brandweer en ambulancezorg voor Kennemerland, Noord- Holland Noord, Zaanstreek-Waterland en de meldkamer van de Koninklijke Marechausse op Schiphol, gaat naar verwachting medio 2018 samen in de nieuwe meldkamer Noord-Holland. De locatie Zijlweg te Haarlem is daarvoor landelijk aangewezen. De besturen hechten eraan de samenvoeging zo snel mogelijk te realiseren, omdat op die manier het best kan worden voorzien in een efficiënt en adequaat functionerende meldkamer in Noord-Holland. Naast de opbouw van de nieuwe meldkamer in Haarlem, heeft ook zorgvuldige ontvlechting van de meldkamers uit de bestaande organisaties prioriteit. Aandachtspunt daarbij is de positie van de meldkamer ambulancezorg (MKA) voor Zaanstreek-Waterland, aangezien deze met de MKA Amsterdam-Amstelland wordt uitgevoerd door Ambulance-Amsterdam. In verband met de overgang naar de nieuwe meldkamer in Haarlem moet de MKA voor Zaanstreek-Waterland, ontvlochten worden uit de MKA Amsterdam-Amstelland. De vorming van de meldkamer Noord-Holland en overgang van de MKA voor Zaanstreek- Waterland naar Haarlem heeft naar verwachting ook gevolgen voor de organisatie van de GHOR voor Zaanstreek- Waterland. De alarmering van de crisisorganisatie GHOR zal bij de effectuering van de nieuwe meldkamer voor politie, brandweer en ambulancezorg vanuit Haarlem plaatsvinden. Het voortzetten van het huidige construct heeft tot gevolg dat het GHOR-bureau te Amsterdam voor Zaanstreek-Waterland wordt gealarmeerd door de meldkamer Haarlem, en voor de regio Amsterdam-Amstelland door de meldkamer Amsterdam. Concluderend: naar verwachting zal medio 2018 de meldkamer Ambulancezorg, die nu voor Zaanstreek-Waterland wordt uitgevoerd door Ambulance -Amsterdam, overgaan naar de meldkamer Noord-Holland te Haarlem, waar ook de meldkamer politie en meldkamer brandweer voor Zaanstreek-Waterland worden ondergebracht. De ontvlechting heeft gevolgen voor de (alamering van) de organisatie GHOR voor Zaanstreek-Waterland. 8

322 C. Interregionale samenwerking Mede als gevolg van de vorming van de politie-eenheid Noord-Holland in 2013 heeft de regio Zaanstreek-Waterland de afgelopen jaren naast het bestendigen van de verbindingen met Amsterdam-Amstelland, de samenwerking met de andere buurregio s geïntensiveerd. Maar ook in het bredere verband van NW4 is sprake van groeiende samenwerking. Niet alleen op het gebied van dagdagelijkse publieke gezondheid, zoals forensische geneeskunde en antibiotica resistentie, maar ook op het gebied van de opgeschaalde hulpverlening, zoals ten aanzien van de regionale crisisplannen. Wat daarbij kenmerkend is, is de benadering van de diverse vraagstukken voor Zaanstreek- Waterland op een bredere Noord-Hollandse schaal. Daarbij gaat het in toenemende mate om nauwere samenwerking binnen de context van GGD, GHOR en politie en daarmee de verbinding tussen veiligheid, gezondheid en sociaal domein. Concluderend: de interregionale samenwerking met Kennemerland en Noord-Holland Noord en vanuit NW3 verband met de politie-eenheid Noord-Holland is de laatste jaren verder versterkt, met name in de verbinding tussen veiligheid-gezondheid-sociaal domein. D. Financiering GHOR Het huidige kostenniveau van de GHOR voor Zaanstreek-Waterland is, gerekend naar inwonerbijdrage, op basis van de samenwerking met Amsterdam-Amstelland relatief laag. Laag, in verhouding tot de omringende regio s (zie tabel) Veiligheidsregio Inwonertal Gemeentelijke inwonerbijdrage aandeel GHOR begroting 2017 ( x 1000) Het kostenniveau staat echter als gevolg van een aantal ontwikkelingen onder druk. Versterking taken GHOR In lijn met de landelijke ontwikkelingen wordt in de diverse regio s meer capaciteit geraamd voor het versterken van de GHOR rol op het gebied van advisering (zoals evenementenadvisering) en op het gebied van ketenregie (onder andere in het kader van terrorismegevolgbestrijding). Ook wordt een grotere inspanning verwacht van de GHOR als netwerkorganisatie. Daarbij gaat het om het versterken van de verbindingen met mono- en multi partners zowel binnen, als buiten de regio. Fiscale ontwikkelingen In het convenant van 2011 heeft de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (VrZW) met de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland (VrAA) afspraken vastgelegd over de samenwerking 9 BDUR aandeel GHOR begroting 2017 ( x1000) Totaal budget GHOR in begroting 2017 ( x1000) Zaanstreek Waterland Kennemerland Noord-Holland Noord Gooi en Vechtstreek

323 op het gebied van de GHOR. Uitgangspunt is dat het bestuur van de VrZW eindverantwoordelijke is voor de GHOR op haar grondgebied. De VrAA zorgt ervoor dat haar GHOR zo wordt ingericht dat ook uitvoerende taken van de GHOR Zaanstreek-Waterland worden voorbereid en uitgevoerd. Voor de te leveren diensten stelt VrZW jaarlijks een vergoeding beschikbaar. Deze vergoeding van de VrZW voor de GHOR-taken bedraagt voor het jaar Op basis van door Amsterdam-Amstelland ingewonnen fiscale adviezen wordt gesteld dat het in stand houden van een GHOR-organisatie een wettelijke taak is van de VrAA. Als de gemeente Amsterdam (de GGD) deze taak ten behoeve van de VrAA uitvoert, handelt zij niet binnen de kaders van haar eigen wettelijke taak. Voor de prestaties die de gemeente Amsterdam verricht ten behoeve van de VrAA treedt zij op als ondernemer. In beginsel dient de gemeente over de berekende vergoeding 21% btw in rekening te brengen. VrZW heeft een eigen verantwoordelijkheid voor de GHOR op haar eigen grondgebied. In beginsel staat het haar vrij deze taak zelf uit te voeren of gebruik te maken van diensten van een derde. Doordat VrZW diensten afneemt van de VrAA, verricht de VrAA een prestatie aan de VrZW. Voor deze prestatie treedt de VrAA op als ondernemer en is zij btw verschuldigd over de in rekening gebrachte vergoeding, zijnde ,- (21% van ,-. Daarnaast is sprake van financiering van de directeur Publieke Gezondheid (partieel) en adjunct -directeur GHOR van Zaanstreek-Waterland vanuit de Veiligheidsregio VrZW richting de GGD. Ook over dit bedrag van ,- zal mogelijk btw-heffing onvermijdelijk gaan worden. Hoewel de Belastingdienst in Amsterdam-Amstelland stukken heeft opgevraagd en nog een uitspraak zal doen, moet er rekening mee worden gehouden dat BTW vrijstelling voor het huidige construct komt te vervallen. Handhaving van de bestaande situatie zal dan leiden tot een totale kostenstijging van ,- voor Zaanstreek-Waterland. Als gevolg van jurisprudentie en aangescherpte fiscale regels rondom het btw-vrijstelling is vrijwel uitgesloten dat bij handhaving van de afname van GHOR diensten vanuit Amsterdam-Amstelland, BTW heffing in een alternatief construct wél kan worden voorkomen. Over de afgelopen jaren gerekend is een risico op naheffing opgebouwd hetgeen voor Zaanstreek-Waterland uitkomt op een bedrag van ,- (over de maximale periode van 5 jaar voor naheffing gerekend). Concluderend: overeenkomstig de landelijke ontwikkelingen zal een versterking van de GHOR taken in beeld komen waarvoor de huidige GHOR ontoereikend is. Als gevolg van aangescherpte fiscale regels zal de huidige organisatievorm van de GHOR voor Zaanstreek- Waterland gaan leiden tot een toename in kosten van 21% ten laste van de regio. 10

324 4. Naar een toekomstbestendige GHOR voor Zaanstreek-Waterland In deze notitie zijn op basis van interviews de aandachtspunten in het huidige functioneren van de GHOR voor Zaanstreek-Waterland op een rij gezet. Daarnaast zijn de landelijke en (inter)regionale ontwikkelingen in beeld gebracht die van invloed zijn op de organisatie van de GHOR voor de regio. In het onderstaande worden deze aspecten nader gewogen, om aan de hand daarvan een advies te formuleren over de organisatie van een optimale, toekomstgerichte GHOR voor Zaanstreek-Waterland. Publieke gezondheid en veiligheid verbonden Wetgeving en landelijke ontwikkelingen vergen van de regio Zaanstreek-Waterland een sterke witte keten, en hechte verbindingen tussen de domeinen van veiligheid, gezondheid alsmede met het sociaal domein. Daarvoor is van belang dat anders dan nu het geval is, beter ingespeeld kan worden op de specifieke ontwikkelingen en behoeften binnen Zaanstreek-Waterland zelf. Bijvoorbeeld op het gebied van het vraagstuk van verminderde zelfredzaamheid. De GHOR kan door meer focus op de verbindingen met de witte keten en de multi partners in de eigen regio, een betere adviesrol vervullen richting het bestuur. Het daarmee versterken van regionale herkenbaarheid draagt bij aan het bestuurlijk eigenaarschap, en brengt het bestuur beter in positie om te kunnen prioriteren en kaders te stellen. Reguliere en opgeschaalde publieke gezondheid in één hand Om de verbindende, coördinerende en regisserende rol van directeur Publieke Gezondheid als adviseur van het bestuur adequaat in te kunnen vullen, is essentieel dat de directeur Publieke Gezondheid een directe sturende rol kan vervullen richting de GHOR. De directeur Publieke Gezondheid vormt een vitale schakel in de verbinding naar het bestuur, de directies van mono en multi partners, en geeft sturing aan zowel de GHOR als de GGD. In crisissituaties vormt de directeur Publieke Gezondheid de verbinding tussen veiligheid en publieke gezondheid. Bij witte rampen en daaruit voortkomende maatschappelijke onrust vervult de directeur Publieke Gezondheid zowel een sterke operationele, als bestuursadviserende rol vervullen. Binnen het huidige construct is deze sturing van de directeur Publieke Gezondheid op de GHOR niet optimaal, evenals de hiervoor noodzakelijke hechtere verbinding tussen GHOR en de GGD Zaanstreek-Waterland. Meldkamer Noord-Holland De multidisciplinaire afstemmingswinst van het bij elkaar komen van de meldkamers van Zaanstreek-Waterland voor politie, brandweer en ambulancezorg te Haarlem is evident. De meerwaarde daarvan kan bij handhaving van de huidige organisatie van de GHOR vanuit Amsterdam-Amstelland echter onvoldoende worden verzilverd. Bij effectuering van de meldkamer Noord-Holland ontstaat daarnaast de situatie dat aansturing van één GHOR-organisatie voor twee regio s, vanuit twee meldkamers zal plaatsvinden. Dit vormt een afbreukrisico en kan in de warme situatie tot fouten leiden. Dit risico wordt versterkt doordat in Amsterdam-Amstelland een andere (flexibele) opschalingsdoctrine wordt gehanteerd. Interregionale samenwerking Door de congruentie van NW3 met de politie-eenheid Noord-Holland is hechtere samenwerking ontstaan rondom vraagstukken op het snijvlak van veiligheid, gezondheid en sociaal domein, zoals de sluitende aanpak voor personen met verward gedrag. Zonder afbreuk te doen aan de samenwerking met Amsterdam-Amstelland, kan de samenwerking 11

325 in NW3 verband, veel kansen bieden voor de opgeschaalde hulpverlening, door bijvoorbeeld de samenwerking te versterken bij de inzet van operationele GHOR functionarissen in de warme fase. Financiering GHOR De capaciteit van de GHOR zal onder druk komen te staan als gevolg van landelijke ontwikkelingen en de noodzakelijke doorontwikkeling van de GHOR op het gebied van advisering en ketenregie. Verder zullen de kosten voor de GHOR in het verband van de huidige samenwerking met Amsterdam-Amstelland zeer waarschijnlijk als gevolg van de fiscale ontwikkelingen met 21% stijgen. Evident is dat een kostenstijging van de GHOR voldoende rendement levert in meerwaarde specifiek voor Zaanstreek-Waterland. Uitgangspunt zou moeten zijn dat stijging van kosten nooit los gezien mag worden van feitelijke versterking van de eigen regio op de hiervoor genoemde punten. Advies Op grond van deze afwegingen wordt het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland het volgende geadviseerd. 1. De vorming van een eigen GHOR organisatie binnen Zaanstreek-Waterland als richtinggevend te beschouwen voor een meest optimale, toekomstgerichte positionering; 2. De Directeur Publieke Gezondheid te mandateren voor de ontwikkeling van een organisatieplan GHOR Zaanstreek-Waterland en hierbij de volgende bestuurlijke kaders te stellen: een btw-vrij construct waarbij de btw-besparing ten opzichte van het huidige GHOR budget de marge vormt waarbinnen frictiekosten worden opgevangen, alsmede de financiële bandbreedte voor de gesignaleerde (door)ontwikkelpunten GHOR. De mogelijkheden voor realisatie van interregionale collectieve inzet van operatonele GHOR functionarissen worden betrokken in het organisatieplan; 3. Een besluit over de beëindiging van de huidige afname van de GHOR vanuit Amsterdam- Amstelland separaat te nemen bij finale besluitvorming over het organisatieplan GHOR Zaanstreek-Waterland; 4. Het eerste kwartaal 2018 te voorzien in bestuurlijke besluitvorming over het organisatieplan GHOR Zaanstreek-Waterland, waarna 2018 verder kan worden benut als overgangsjaar, in afstemming op de feitelijke effectuering van de nieuwe meldkamerorganisatie te Haarlem. 12

326 5. Proces Voor de opstelling van het bestuurlijk advies is, naast het analyseren van relevante documenten, in de periode mei-juli 2017 een interviewronde gehouden waarbij de volgende actoren zijn betrokken: P. van der Kam, adj. directeur GHOR Zaanstreek-Waterland H. Raasing, directeur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland H. Fokkens, politiecommandant Zaanstreek-Waterland D. Bijl, burgemeester Purmerend L. Wagenaar, burgemeester Waterland J. Woldman, plv Directeur Publieke Gezondheid Amsterdam-Amstelland J.D. vd Ven, hoofd GHOR Amsterdam-Amstelland B. van der Velden, Directeur Publieke Gezondheid Kennemerland M. Somers, hoofd GHOR Kennemerland E.J. Paulina, Directeur Publieke Gezondheid Noord-Holland Noord R. Menke, hoofd GHOR Noord-Holland Noord J. Ponstein, directeur, en F. Berg, adj. directeur Ambulance Amsterdam A. Nauta, kwartiermaker meldkamer Ambulancezorg Noord-Holland 13

327 1 A a Positionering GHOR Zaanstreek Waterland_toekomstvisie GHOR en vergelijking scenario's.pdf Toekomstvisie GHOR en vergelijking scenario s voor een toekomstbestendige GHOR Zaanstreek-Waterland

328 Inleiding In het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland is op 20 oktober 2017 een debat gevoerd over de positionering van de GHOR in Zaanstreek-Waterland, mede aan de hand van de notitie Naar een toekomstbestendige GHOR Zaanstreek-Waterland. Aanvullend op deze notitie heeft het Algemeen Bestuur verzocht om de beschrijving van een toekomstvisie op de GHOR en een vergelijking van drie mogelijke scenario s, respectievelijk: 1) behoud huidige construct, 2) GHOR Zaanstreek-Waterland en 3) GHOR Noord-Holland. In deze aanvullende notitie is uitwerking aan dit verzoek gegeven. De notitie Naar een toekomstbestendige GHOR Zaanstreek-Waterland schetst met name de landelijke en interregionale ontwikkelingen op het gebied van de organisatie GHOR. Met deze aanvullende notitie is de toekomstvisie meer op inhoudelijke ontwikkelingen uitgewerkt, voorzien van een vergelijkende matrix voor de betreffende drie scenario s. In het eerder door het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio vastgestelde Beleidsplan Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland Samen voor Veilig, is op hoofdlijnen gemarkeerd hoe de herijking in rol en prioriteiten voor de GHOR de komende jaren nader beslag zal krijgen. Dit betreft onder ander het versterken van de rol van de GHOR als verbindende schakel tussen de witte keten en de algemene keten, gelet op de eigen verantwoordelijkheden van zorginstellingen, alsook op het versterken van de Infectieziektenbestrijding waarbij GHOR en GGD gezamenlijk nauw betrokken zijn. Naast deze eerder vastgestelde herijking en prioritering zijn er nieuwe ontwikkelingen die een nadere oriëntatie van de GHOR vergen. Zo vraagt de Omgevingswet bijvoorbeeld een beoordeling wat de betekenis is van deze wet voor de adviserende rol van de GHOR, ook in verhouding tot de GGD. Ook de mogelijke vorming van een zorgmeldtafel binnen de meldkamer Haarlem waarop GHOR en GGD processen aansluiting moeten vinden, betreft een ontwikkeling waarop de GHOR tezamen met de GGD zal moeten anticiperen. Daarnaast vraagt ook het veranderend zorglandschap met onder andere wijzigingen op het gebied van Spoedeisende Eerste Hulpen om een GHORorganisatie die hierin acteert en adviseert vanuit het belang van een sluitende witte keten bij opgeschaalde hulpverlening. Deze ontwikkelingen vergen een toekomstgerichte en flexibele GHOR-organisatie die vanuit een hechte verbinding met GGD en met de overige kolommen in de Veiligheidsregio in staat is om de specifieke mono- en multi uitdagingen voor de witte keten in Zaanstreek-Waterland in goede banen te leiden. Tot welke visie op de GHOR Zaanstreek-Waterland leidt dit? Visie Op inhoud regionaal maatwerk De inhoudelijke opgaven voor de komende jaren zullen in het verlengde van het beleidsplan liggen op het versterken van de verbindingen binnen de witte keten, maar ook multi, op de voorbereiding op terrorismegevolgbestrijding, het vraagstuk rond verminderd zelfredzamen, aandacht voor gezondheidsrisico s in de evenementenadvisering, het verder ontwikkelen van de vakbekwaamheid van crisisfunctionarissen en (jaarlijks) de organisatie van een themabijeenkomst voor bestuurders 2

329 over een relevant onderwerp op het gebied van veiligheid en (publieke) gezondheid. Het adviseren aan het bestuur en waar nodig acteren op nieuwe ontwikkelingen binnen de witte keten die op Zaanstreek-Waterland afkomen, vormt een belangrijke component. Vergroten slagkracht en flexibiliteit Veel meer dan voorheen moeten GHOR-bureaus bewegen, onder andere op taakgebieden en kwaliteiten. De omgeving verandert in een hoog tempo, de GHOR zal daarin mee moeten. Het oude is nog niet afgerond of wetgeving en landelijke ontwikkelingen met nieuwe taken dienen zich aan. De tijd van een functieboek met vastliggende producten ligt achter ons. De snel opeenvolgende maatschappelijke ontwikkelingen vergen formatie die binnen de GHOR-bezetting geborgd zal moeten worden. Nog sterker zal de GHOR zich met de DPG moeten richten op de rol van ketenregisseur, en huisadviseur voor het bestuur in de regio. Reduceren kwetsbaarheid De GHOR is binnen de meeste regio s een relatief kleine organisatie, die binnen de witte keten in toenemende mate een regie- en adviesrol vervult in complexe vraagstukken op het gebied van opgeschaalde geneeskundige hulpverlening. Een sterke verbinding tussen de GHOR-organisatie en de GGD reduceert de kwetsbaarheid en vergroot bovendien het wederzijds rendement. Hierdoor komt de GHOR bovendien beter in positie om substantieel bij te dragen aan multidisciplinaire vraagstukken binnen de Veiligheidsregio, en om de samenwerking met andere GHOR-bureaus te versterken. In de notitie Naar een toekomstbestendige GHOR voor Zaanstreek-Waterland wordt dit nader onderbouwd. Belangrijke facetten hierbij zijn de verbinding tussen Veiligheid en Publieke Gezondheid, en versterking van de rol van de DPG. Hoe? Voor realisatie van de toekomstvisie op de GHOR voor Zaanstreek-Waterland worden in een matrix de volgende drie scenario s tegen elkaar afgewogen: - beoordeling vanuit het huidige construct waarbij de GHOR onder verantwoordelijkheid van de DPG voor Zaanstreek Waterland wordt uitgevoerd door de GHOR Amsterdam-Amstelland - beoordeling vanuit een eigen GHOR bureau voor Zaanstreek-Waterland - beoordeling vanuit een (1) GHOR organisatie op de schaal van Noord-Holland In de matrix wordt niet alleen getoetst aan de drie opgaven uit deze aanvullende visienotitie, maar ook aan medebepalende factoren die in de eerdere notitie zijn beschreven. 3

330 Huidig construct GHOR GHOR Zaanstreek- Waterland GHOR Noord- Holland Regionaal maatwerk Grootstedelijk gericht; maatwerk voor ZW beperkt Primair gericht op ZW; regionaal maatwerk optimaal Landelijk én grootstedelijk; regionaal maatwerk suboptimaal Slagkracht, flexibiliteit en regisserend vermogen Door positionering in Amsterdam, beperkt(ere) slagkracht en regie richting regionale mono/multi partners in ZW Optimaal voor GHOR richting mono-en multipartners in ZW Afhankelijk van ontwikkelingen schaalvraagstukken Veiligheidsdomein, suboptimaal tot optimaal Publieke Gezondheid en Veiligheid verbonden Door positionering GHOR bij GGD in Amsterdam voor regionale verbindingen beperkt vliegwieleffect voor ZW Mede door verbinding met regionale witte ketenpartners, en met het sociaal domein via de GGD, van grotere (inter)regionale meerwaarde Diverse verbindingen tussen veiligheid, publieke gezondheid en sociaal domein al op schaal van NW3 Bestuur en DPG in positie Indirecte bestuurlijke prioritering en verantwoordelijkheid alsmede directionele sturing suboptimaal Bestuur en DPG optimaal in positie voor resp. verantwoordelijkheid, prioritering en sturing Suboptimaal, echter mede afhankelijk van centraal of decentraal construct en vorm van inbedding Reguliere en opgeschaalde publieke gezondheid in 1 hand Door afstand sub optimaal Naadloze schakeling tussen regulier en opgeschaald; van belang bij maatschappelijke onrust Sub optimaal, echter mede afhankelijk van centraal of decentraal construct en vorm van inbedding Congruentie meldkamer Door meldkamer Noord- Holland: aansturing van 1 GHOR t.b.v. 2 regio s, vanuit 2 meldkamers. Kan in warme situatie tot risico s leiden door onder meer andere opschalingsdoctrine in Amsterdam- Amstelland Verzilveren (multi) congruentiewinst van gemeenschappelijke meldkamer voor politie, brandweer en ambulance. Eenduidige opschaling Conform eigen GHOR bureau binnen ZW Financiering Kosten voor ZW nemen met 21% toe als gevolg van BTW heffing Besparing van 21% door BTW vrije inrichting in ZW Afhankelijk van te realiseren BTW vrij construct 4

331 Resumerend Zoals uit de matrix blijkt zijn met name de organisatie van een eigen GHOR bureau voor Zaanstreek- Waterland en de samenwerking op de schaal van Noord-Holland toegesneden op de toekomstige uitdagingen. Tegelijk kan daarbij gesteld worden dat deze twee scenario s in elkaars verlengde liggen: meerwaarde uit schaalvergroting kan vooral voor Zaanstreek-Waterland worden bereikt als de GHOR basis in eigen regio op orde is. Primair zal verder invulling gegeven moeten worden aan de eigen, specifieke regionale opgaven. Separaat aan dit proces kan tezamen met de Noord-Hollandse regio s een proces/nadere verkenning worden gestart om gefaseerd de onderlinge samenwerking verder vorm en inhoud te geven. De (virtuele) samenwerking kan zich in eerste instantie richten op OTO en de inzet van GHOR crisisfunctionarissen. Vervolgens zou de vorming van één GHOR-organisatie op het niveau van Noord-Holland in beeld kunnen komen, hoewel dit niet los gezien kan worden van de eigen ambitie van de respectieve Veiligheidsregio s alsook de annexe ontwikkelingen op het gebied van de schaal van Veiligheidsregio s en meldkamers. Kenmerkend voor de visie voor de GHOR Zaanstreek-Waterland is daarmee een hinkstapsprong: van een toekomstgerichte GHOR binnen Zaanstreek-Waterland, naar een effectieve en efficiënte interregionale samenwerkingsorganisatie op de schaal van Noord-Holland. 5

332 1 A a Positionering GHOR Zaanstreek-Waterland_besluitformulier AB.docx Besluitformulier Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland Datum vergadering: 8 december 2017 Onderwerp: Nummer: Naam Steller: Positionering GHOR Zaanstreek-Waterland A a Paul van der Kam Afdeling: GHOR ZW Korte inhoud: In het Algemeen Bestuur op 20 oktober 2017 is de notitie Naar een toekomstbestendige GHOR in Zaanstreek-Waterland besproken. Naar aanleiding hiervan is het volgende besloten: 1. Het huidige convenant met betrekking tot de uitvoering van GHOR-taken van Zaanstreek-Waterland door GHOR Amsterdam-Amstelland per 1 januari 2019 pro forma op te zeggen; 2. De directeur Publieke Gezondheid te verzoeken de notitie Naar een toekomstbestendige GHOR Zaanstreek-Waterland aan te vullen met een beschrijving van: a. Toekomstvisie GHOR b. Vergelijking drie scenario s: 1) behoud huidige construct, 2) GHOR Zaanstreek-Waterland en 3) GHOR Noord-Holland 3. Een en ander te agenderen voor het Algemeen Bestuur van 8 december Conform dit besluit is een aanvullende notitie opgesteld. In deze aanvullende notitie is de toekomstvisie meer op inhoudelijke (regionale) ontwikkelingen toegespitst, waarbij wordt aangegeven wat dit voor de GHOR betekent. Voor realisatie van de toekomstvisie op de GHOR voor Zaanstreek-Waterland worden in een matrix de drie genoemde scenario s tegen elkaar afgewogen. In de matrix wordt niet alleen getoetst aan de drie opgaven uit deze aanvullende visienotitie, maar ook aan medebepalende factoren die in de eerdere notitie zijn beschreven. De conclusie op basis van toekomstvisie en bijbehorende matrix is om te starten met een toekomstbestendige GHOR voor Zaanstreek-Waterland. Separaat hieraan kan tezamen met de Noord-Hollandse regio s een proces/nadere verkenning worden gestart om gefaseerd de onderlinge samenwerking verder vorm en inhoud te geven, wat mogelijk kan leiden tot een effectieve en efficiënte interregionale samenwerkingsorganisatie op de schaal van Noord-Holland. Voor nadere informatie wordt verwezen naar bijgevoegde aanvullende notitie. Voorstel om te beslissen: Het Algemeen Bestuur wordt gevraagd een standpunt in te nemen over het (bestuurlijk) advies over de positionering van de GHOR in Zaanstreek-Waterland. Advies Veiligheidsdirectie: Advies Dagelijks Bestuur: Personele gevolgen: Financiële gevolgen: Conform voorstel Het Dagelijks Bestuur besluit Positionering GHOR Zaanstreek-Waterland door te geleiden naar het Algemeen Bestuur van 8 december Nog niet bekend Nog niet bekend Verhouding met ander beleid: Wet veiligheidsregio s Wet publieke gezondheid Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO)

333 Besproken met: Bestuurlijk portefeuillehouder GHOR/witte kolom, L. Wagenaar-Kroon Besluit: Aldus besloten door het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland in de vergadering van 8 december 2017 namens deze, voorzitter, secretaris, J. Hamming H. Raasing

334 8.a Voortgangsrapportage implementatie dekkingsplan 1 A a Voortgangsrapportage implementatie dekkingsplan_besluitformulier AB.docx Besluitformulier Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland Datum vergadering: 8 december 2017 Onderwerp: Nummer: Naam Steller: Voortgangsrapportage implementatie dekkingsplan A a F. Kuntz Afdeling: Incidentbestrijding Korte inhoud: Op 4 december 2015 heeft het bestuur van VrZW ingestemd met het uitvoeren van het basisscenario van het dekkingsplan. Daarna is een implementatieplan opgesteld om te komen tot de volledige invoering van dit basisscenario per 1 januari In het voorliggende document wordt de voortgang gerapporteerd op de implementatie van het basisscenario. Gesteld kan worden dat alle processen vrijwel afgerond zijn en het grootste deel van de voorgenomen maatregelen worden gehaald binnen de afgesproken termijn. De zorgnorm zoals deze wordt gerapporteerd in Burap II 2017 is 71,2%. De berekende prognose van het basisscenario zoals dat in het repressief dekkingsplan is opgenomen is 70,6%. Gezien het feit dat de meeste maatregelen in de zomer van 2017 zijn afgerond is er nog geen sluitend overzicht te geven van de financiële effecten van de genomen maatregelen. Voorgesteld wordt op hierop in 2018 een analyse uit te voeren en deze te rapporteren aan het bestuur. Daarnaast zijn er nog enkele onderdelen die om een nader onderzoek vragen: In 2018 zal een analyse plaatsvinden op de behoefte van het aantal vrijwilligers; Tevens zijn er ten behoeve van vakbekwaamheid meer tankautospuiten nodig dan eerder werd voorgesteld, en Is er een onderzoek gedaan naar de inzetmogelijkheden met een Ts4 op Marken. De conclusie is dat een inzet van een Ts4 in combinatie met een personeels/materiaalwagen (PM) en motorspuitaanhager (MSA) bij een brand in de historische buurten op Marken, voldoende veilig en effectief kan verlopen. Er zijn aanpassingen nodig in het ontwerp voor de Ts4. Hiervoor wordt nog een voorstel voor het bestuur voorbereid. Daarnaast wordt voorgesteld om op Marken projecten in het kader van Brandveilig Leven te intensiveren vanwege de historische bebouwing. Wat betreft de financiële effecten van deze wijzigingen zal in 2018 worden gerapporteerd. Enkele relevante bijlagen zijn bijgevoegd ter onderbouwing van de voortgang van de werkzaamheden bij de implementatie van het vastgestelde dekkingsplan: Bijlage 1: Rapport onderzoek vierde redvoertuig: Deze vraag komt voort uit het dekkingsplan. Conclusie van het onderzoek is dat er geen gronden zijn voor de aanschaf van een vierde redvoertuig. Bijlage 2: Overzicht aantal voertuigbewegingen in de periode januari tot en met september Bijlage 3: Rapport Onderzoek Risico-inventarisatie Marken: De voornaamste conclusie uit het onderzoek is dat de inzet met een TS4, aangevuld met 2 manschappen met een PM en MSA, bij een brand in de historische buurten op Marken, voldoende veilig en effectief kan verlopen. Voorstel om te beslissen: Het Algemeen Bestuur wordt gevraagd: 1. Kennis te nemen van de Voortgangsrapportage implementatie dekkingsplan, 2. Kennis te nemen van het rapport Onderzoek vierde redvoertuig Markermeer

335 gemeenten, 3. Kennis te nemen van het rapport Onderzoek risico-inventarisatie Marken, 4. In te stemmen met het voorstel om in de loop van 2018 een afrondende rapportage op te leveren, waarin over de (financiële) effecten van alle maatregelen uit én wijzigingen ten opzichte van het basisscenario gerapporteerd wordt. Advies Veiligheidsdirectie: Advies Dagelijks Bestuur: Voor kennisgeving aangenomen Het Dagelijks Bestuur besluit de Voortgangsrapportage implementatie dekkingsplan door te geleiden naar het Algemeen Bestuur van 8 december Personele gevolgen: Geen Financiële gevolgen: In 2018 zal er een nadere analyse volgen van de financiële effecten van uitgevoerde maatregelen. Verhouding met ander beleid: Regionaal repressief dekkingsplan Besproken met: Bestuurlijk portefeuillehouder Brandweer, J. van Beek Besluit: Aldus besloten door het Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland in de vergadering van 8 december 2017 namens deze, voorzitter, secretaris, J. Hamming H. Raasing

336 1 A a Voortgangsrapportage implementatie dekkingsplan_bijlage 1 Onderzoek vierde RV Markermeer gemeenten.docx Onderzoek vierde redvoertuig Markermeer gemeenten

337 VERTROUWELIJK Steller Erik Dangermond Opdrachtgever Frank Kuntz Versie 1.1 Datum 20 september 16 Status Definitief concept 2

338 Inleiding Op 4 december 15 is het regionaal dekkingsplan van brandweer Zaanstreek- Waterland vastgesteld. Dit dekkingsplan beschrijft de brandweerzorg t/m 2020 binnen Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (VrZW). Een van de besluiten uit het dekkingsplan is om in 2016 nader onderzoek uit te voeren naar de wenselijkheid dan wel noodzaak voor de invulling van een extra redvoertuig in het gebied van de Markermeer gemeenten. Hierbij wordt een voorschot genomen voor een standplaats in Volendam. Deze rapportage geeft invulling aan deze opdracht. Redvoertuigen is een verzamelnaam voor twee type voertuigen; een hoogwerker en een autoladder. Beide voertuigen zijn geschikt om (blus)werkzaamheden op hoogte veilig, verantwoord en effectief uit te voeren. Daarnaast bieden redvoertuigen regelmatig assistentie aan de ambulancedienst om personen (horizontaal) uit objecten te halen. Binnen VrZW zijn drie redvoertuigen beschikbaar, twee hoogwerkers (posten Purmerend en Botenmakersstraat in Zaandam) en een autoladder (post Wormerveer). De taken / functies van deze redvoertuigen zijn 1 : redden van mensen en dieren op hoogte; blusplatform; voor eigen personeel het veilig werken op hoogte ; uitvoeren van til-assistentie voor de ambulancedienst. De regionale spreiding van de redvoertuigen is afgestemd op een maximale opkomsttijd van 18 minuten. Deze spreiding wordt in NW4 2 verband georganiseerd. Het snelste redvoertuig wordt rechtstreeks door de meldkamer gealarmeerd. In de planvorming, zoals in het dekkingsplan, wordt hiermee gerekend. In de meerjareninvesteringsplanning van VrZW staan alle drie de voertuigen opgenomen. Volgens deze planning wordt de autoladder op post Wormerveer in 2017 vervangen, de hoogwerker van de Botenmakersstraat in 2018 en de hoogwerker van Purmerend in Voor de vervanging / aanschaf van een redvoertuig is een bedrag tussen de en nodig. In de eerste fase van het dekkingsplan, opgesteld in 2013, is de opkomsttijd van een redvoertuig berekend. Hieruit kwam naar voren dat in de kernen van Edam, Volendam en Monnickendam de opkomsttijd van een redvoertuig 16 minuten is. Voor Marken en Oosthuizen geldt een hogere opkomsttijd. Deze onderzoeksrapportage omvat het onderzoek naar de noodzakelijkheid en wenselijkheid van een vierde redvoertuig dat gestationeerd kan worden in de Markermeer gemeenten middels de volgende onderzoeksopdracht. Onderzoek de repressieve en organisatorische noodzakelijkheid en wenselijkheid van een vierde redvoertuig voor de Markermeer gemeenten Om de onderzoeksopdracht uit te voeren zijn deelvragen opgesteld welke leiden tot beantwoording van de onderzoeksopdracht. De volgende deelvragen worden behandeld: Welke bijdrage levert een vierde redvoertuig aan de dekking voor redvoertuigen voor VrZW / NW4? Welke organisatorische meerwaarde heeft een vierde redvoertuig voor VrZW / NW4? 1 Conform Regionaal Repressief Dekkingplan Samenwerkingsverband tussen de veiligheidsregio s: Noord Holland Noord, Kennemerland, Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek-Waterland 3

339 Welke alternatieven zijn beschikbaar in plaats van de aanschaf van een vierde voertuig? Bij een positief advies op basis van bovenstaande deelvragen: Welk type redvoertuig is het meest geschikt? Wat zijn financieringsmogelijkheden voor de aanschaf? Vanaf welke standplaats in de Markermeer gemeenten wordt het redvoertuig het meest efficiënt ingezet? Leeswijzer Na de inhoudsopgave wordt gestart met het onderzoeksopzet. Hierin wordt de totstandkoming van de data en de data zelf besproken. In de rapportage van hoofdstuk 4 wordt de onderzoeksopdracht uitgevoerd door beantwoording van de deelvragen. In het vijfde en laatste hoofdstuk wordt op basis van de rapportage conclusies getrokken. 4

340 Inhoudsopgave Inhoud Inleiding... 3 Inhoudsopgave... 5 Onderzoeksopzet... 6 Rapportage... 7 Beschrijving bestaande situatie... 7 Welke bijdrage levert een vierde redvoertuig voor VrZW / NW4?... 9 Welke organisatorische meerwaarde heeft een vierde redvoertuig voor VrZW / NW4?.11 Welke alternatieven zijn er in plaats van de aanschaf van een vierde voertuig?...11 Conclusie...12 Bijlagen

341 Onderzoeksopzet Voor het uitvoeren van de onderzoeksopdracht en beantwoording van de deelvragen is een bureaustudie uitgevoerd. Er is gebruik gemaakt van diverse bronnen om deze onderdelen uit te werken. De gehanteerde vraagstelling in dit onderzoek is gebaseerd op de gestelde hoofd- en deelvragen. Onderzoek de repressieve en organisatorische noodzakelijkheid en wenselijkheid van een vierde redvoertuig voor de Markermeer gemeenten Welke bijdrage levert een vierde redvoertuig aan de dekking voor redvoertuigen voor VrZW / NW4? Welke organisatorische meerwaarde heeft een vierde redvoertuig voor VrZW / NW4? Welke alternatieven zijn beschikbaar in plaats van de aanschaf van een vierde voertuig? Om de bovenstaande deelvragen te beantwoorden is een bureaustudie uitgevoerd. Hierbij is gebruik gemaakt van verschillende bronnen: - GMS gegevens vanuit de meldkamer; in en uitdienstmelding van redvoertuigen over de periode CARE berekening: berekening van opkomsttijden van bestaande en mogelijke uitruklocaties - Diverse regionale, interregionale of landelijke ontwikkeling die van invloed (kunnen) zijn op de aanschaf van een vierde redvoertuig - Informatie van omliggende regio s: uitvoeren van een representatieve benchmark Na opstellen van de concept rapportage is deze besproken met het afdelingshoofd incidentbestrijding, teamleider operationele planvorming en gebiedscommandant Markermeergebied. Op basis van deze feedback is het advies tot stand gekomen. 6

342 Rapportage Beschrijving bestaande situatie De bestaande situatie wordt geschetst op basis van drie deelonderwerpen, de dekking, het aantal uitrukken voor redvoertuigen en een benchmark met andere veiligheidsregio s. Deze cijfers geven een beeld van de bestaande situatie van de redvoertuigen. Hierbij wordt gewerkt met de uitgangspunten uit de inleiding. In de bestaande situatie staan er op drie posten redvoertuigen. In de avond, nacht een weekend staan de voertuigen op de volgende posten: - post Purmerend, gemiddelde uitruktijd van 03:51 minuten - post Wormerveer, gemiddelde uitruktijd van 05:39 minuten - post Botenmakersstraat, gemiddelde uitruktijd van 04:46 minuten In de dagsituatie worden de redvoertuigen van de posten Wormerveer en Botenmakersstraat bemand door een dagdienstbezetting. Hierdoor rukt het voertuig vrijwel altijd uit binnen 1.30 minuten. Door deze spreiding heeft een groot deel van de regio, zowel overdag als in de avond, nacht en week situatie, binnen 18 minuten de beschikking over een redvoertuig. Legenda < 8 minuten 8 10 minuten minuten minuten minuten >18 minuten Figuur 1 bestaande dekking redvoertuigen VrZW Enkel in de plaatsen Oosthuizen, Volendam, Monnickendam en Marken is er in de avond, nacht en weekend situatie een overschrijding van deze 18 minutennorm. Gerekend met de locatie van de brandweerkazerne is de opkomsttijd in Oosthuizen minuten, Volendam minuten, Monnickendam minuten en Marken minuten. Onderstaand overzicht laat zien hoe vaak een redvoertuig per jaar gealarmeerd is in bovenstaande plaatsen. Hierbij heeft een theoretische overschrijding plaatsgevonden. Jaar Prio 1 Prio 2 Totaal

343 Over de onderzochte periode gaat dit gemiddeld om 32 incidenten per jaar waar een overschrijding heeft plaatsgevonden. Dit is een percentage van nog geen 6% van het aantal uitrukken op jaarbasis. Sinds 15 juni 2016 wordt bij iedere brand in gebouw standaard een redvoertuig gealarmeerd. Hierdoor is het voertuig sneller beschikbaar voor bijvoorbeeld bluswerkzaamheden op de plaats van het incident. Daar waar voor deze datum het voertuig enkel op aanvraag ter plaatse kwam, waarbij minuten voorbij gingen. Het totaal aantal uitrukken laat een trend zien dat in de afgelopen vijf jaren het aantal alarmeringen van de brandweer in Zaanstreek-Waterland gedaald. Hierbinnen is ook een trend zichtbaar dat het aantal alarmeringen voor redvoertuigen juist stijgt. Waren alarmeringen voor redvoertuigen in 2010 (361 in totaal) goed voor bijna 11% van het totaal aantal alarmeringen, in 2015 was dit 15% (503 alarmeringen). Onderstaande figuur laat beide trends zichtbaar. Figuur 2 alarmeringen totaal vs. redvoertuigen Ondanks de trend van een stijgend aantal uitrukken voor redvoertuigen is de numerieke stijging van het aantal uitrukken gering. Regionaal stijgt het aantal uitrukken voor redvoertuigen in deze trend met 28 uitrukken. Hiervan vindt 6% (afgerond twee incidenten) plaats in de Markermeer gemeenten. Binnen de alarmeringen van redvoertuigen is een stijging zichtbaar in het aantal afhijsingen. Figuur drie laat een afname in het aantal alarmeringen voor brandbestrijding zien. Tegelijkertijd stijgt het aantal alarmeringen voor afhijsing (horizontaal transport van een patiënt uit een gebouw vanwege een medische indicatie door bijvoorbeeld reanimatie, (over)gewicht of hartklachten) en voor stormschades 3. 3 Vanaf juni 16 wordt bij iedere alarmering voor brand in gebouw standaard een redvoertuig gealarmeerd. Tot dat moment was dit enkel van toepassing op de posten in gemeente Zaanstad. De verwachting is daarom dat het aantal alarmeringen voor brandbestrijding weer gaat stijgen. 8

344 Brand Stormschade Afhijsing Overige Figuur 3 uitsplitsing incidenttypen redvoertuigen Bij het uitvoeren van een benchmark met andere regio s op het gebied van redvoertuigen ontstaat het beeld dat VrZW in de huidige situatie een vergelijkbaar aantal redvoertuigen heeft als Noord Holland Noord en Kennemerland, afgezet tegen het aantal inwoners. De veiligheidsregio s Amsterdam-Amstelland en Gooi en Vechtstreek hebben verhoudingsgewijs meer redvoertuigen. Onderstaande tabel maakt dit inzichtelijk. NHN KNR AA BGV VrZW Aantal inwoners Aantal redvoertuigen Verhouding (1 : xxx inwoners) Indien gekozen wordt voor de aanschaf van een vierde redvoertuig in VrZW ontstaat een verhouding van 1: inwoners. Een benchmark op het gebied van het aantal woonruimten laat zien dat VrZW gemiddeld scoort in vergelijking met de veiligheidsregio s Midden- West Brabant, Zeeland en Zuid Holland Zuid. Waarbij de laatste twee genoemde veiligheidsregio s verhoudingsgewijs meer redvoertuigen hebben en de eerste genoemde meer. Onderstaande tabel geeft dit weer. MWB VRZ VRZHZ VrZW Aantal woonruimtes Aantal redvoertuigen Verhouding (1 : xxx woonruimtes) Indien gekozen wordt voor de aanschaf van een vierde redvoertuig in VrZW ontstaat een verhouding van 1: woonruimtes. Voor de aanschaf van een vierde redvoertuig is op dit moment geen geld opgenomen in de meerjareninvesteringsplanning. Een eventuele aanschaf zal binnen de bestaande begroting moeten gebeuren. Afhankelijk van het type voertuig liggen de jaarlijkse kosten tussen de en In bijlage 4 is een gespecificeerde uitwerking van de kosten opgenomen. Welke bijdrage levert een vierde redvoertuig voor VrZW / NW4? Het aanschaffen van een vierde redvoertuig levert op een aantal onderwerpen voordeel op voor VrZW / NW4. Zo is er een groot voordeel te behalen in de dekking in de Markermeergemeenten, is de verwachting dat het aantal alarmeringen voor redvoertuigen gaat stijgen en kan er veiliger en effectievere incidentbestrijding plaatsvinden met het extra redvoertuig. 9

345 Met de aanschaf van een vierde redvoertuig wordt de opkomsttijd in de avond, nacht en weekend situatie in de Markermeergemeenten verbetert. Daar waar in de huidige situatie in een aantal plaatsen de 18 minuten norm overschreden wordt, wordt dit met het vierde voertuig vrijwel geheel opgelost. Met de plaatsing van een redvoertuig in Volendam of Monnickendam zijn er enkel overschrijdingen in resp. Oosthuizen (18.14 minuten) en Marken (24.14 minuten) of Oosthuizen (19.48 minuten). In beide gevallen valt de opkomsttijd van een redvoertuig (ruim) binnen norm in de plaatsen Edam, Volendam en Monnickendam. Figuur 4 dekking vanuit Monnickendam Figuur 5 dekking vanuit Volendam De analyse van het aantal uitrukken is uitgevoerd over de afgelopen vijf jaar. De verwachting is dat deze trend zich mogelijk heviger voortzet. Door de klimaatveranderingen ten gevolge van de opwarmende aarde is de verwachting dat het aantal stormen afneemt of gelijk blijft maar dat de intensiteit toeneemt 4 aldus het KNMI. Ter illustratie, tijdens de zomerstorm op 25 juli 2015 handelde de brandweer al 463 meldingen af ten gevolge van de storm. Bij een intensievere storm zal de vraag bij de brandweer ook stijgen. Ook is de verwachting dat het aantal afhijsingen in samenwerking met de ambulancedienst zullen gaan stijgen. Door de vergrijzing van de samenleving en bezuinigingen in de zorg woont men langer (zelfstandig) thuis. Figuur 3 laat al bijna een verdubbeling zien van 2010 (124 maal) naar 2015 (217 maal) in het aantal alarmeringen voor een afhijsing. Door het langer zelfstandig wonen van mensen zal het aantal alarmeringen voor assistentie aan de ambulancedienst stijgen. Naast de toename van het alarmeringen door de klimaatverandering, vergrijzing en bezuinigingen zijn er ook binnen de brandweer ontwikkelingen gaande die een hogere inzetfrequentie van de redvoertuigen veroorzaken. Binnen brandweer Nederland, en ook binnen VrZW, wordt meer gewerkt met het kwadrantenmodel. Dit model maakt de brandweerman /-vrouw bewust dat een brand niet altijd offensief (aanvallend van binnen uit) hoeft te worden. Een inzet van buitenaf, vanaf een veilige positie, kan vrijwel hetzelfde resultaat opleveren maar tegen een lager risico. Een defensieve blussing van buitenaf is vele male effectiever vanaf hoogte dan vanaf de grond. Alle medewerkers worden in 2015 / 2016 bijgeschoold op dit onderwerp. Daarnaast is het vast onderdeel van het opleidingsprogramma. Door sneller een redvoertuig beschikbaar te hebben, kan eerder gestart worden met deze effectieve manier van blussing van buitenaf. Naast het kwadrantenmodel speelt het veilig werken op hoogte ook een rol. Werkzaamheden vanuit een redvoertuig zijn veiliger en eenvoudiger uit te voeren dan dat dit via lijnen over het dak gebeurd. Laatste ontwikkeling op het gebied van brandbestrijding is het snel inzetten van een ventilator. Deze ventilator blaast rook uit een pand waar brand geweest is waardoor

346 vervolgschade verminderd wordt. In 2016 worden alle bestaande redvoertuigen binnen VrZW voorzien van een ventilator. In de afgelopen jaren zijn op diverse plaatsen in Nederland branden in complexe binnensteden geweest. In bijvoorbeeld Leeuwarden (19 oktober 13), Alkmaar (1 januari 15) en Purmerend (19 april 15) zijn branden ontstaan in complexe binnenstedelijke omgevingen. Een scenario wat zich ook kan voordoen in plaatsen waar nu de normtijd overschreden wordt. Inzet van een redvoertuig biedt de mogelijkheid om snel een blussing van bovenaf te starten, op lastige te bereiken plekken te blussen waar vanaf de grond niet geblust kan worden en het sneller creëren van overzicht van de situatie. Bij dit soort incidenten wordt dan snel opgeschaald met meerdere redvoertuigen. Welke organisatorische meerwaarde heeft een vierde redvoertuig voor VrZW / NW4? De aanschaf van een vierde redvoertuig heeft naast de repressieve voordelen uit de vorige alinea ook een aantal organisatorische voordelen. Deze liggen vooral op het gebied van uitwisselbaarheid van materieel en opvang tijdens buitendienststelling van redvoertuigen. Om verschillende redenen worden de bestaande redvoertuigen buiten dienst gezet. Redvoertuigen zijn technisch complexe voertuigen waaraan noodzakelijk onderhoud nodig is. Voor dit onderhoud, gepland of ongepland, gaan de eenheden in een aantal gevallen buiten dienst. Maar ook voor het uitvoeren van aannametesten of voor oefeningen buiten het eigen verzorgingsgebied gaan de eenheden buiten dienst. In de jaren 2013 t/m 2015 is het hoogwerker van Purmerend 388 uur, de autoladder van Wormerveer 1041 uur en de hoogwerker van de Botenmakersstraat 1924 uur buiten dienst geweest. Een groot gedeelte van deze uren komen voort uit een midlife update voor de redvoertuigen van de Botenmakersstraat en Wormerveer. Daarnaast heeft de hoogwerker van de post Purmerend groot onderhoud in deze periode ondergaan. Met een vierde redvoertuig is geen directe noodzaak tot nemen van maatregelen, de dekking blijft immers grotendeels in orde. Welke alternatieven zijn er in plaats van de aanschaf van een vierde voertuig? In plaats van de aanschaf van een vierde redvoertuig zijn er alternatieven mogelijk om in geval van uitval de dekking te blijven borgen. In geval van uitval bestaat de mogelijkheid om een redvoertuig te huren of eenheden te verschuiven. In geval van gepland regulier onderhoud, die langere tijd nodig heeft, zijn huur redvoertuigen beschikbaar. Deze redvoertuigen kunnen gehuurd worden van de leverancier van de redvoertuigen. Voordat een eenheid in dienst kan, dient personeel bijgeschoold te worden op het specifieke voertuig. De huurprijs van een (nieuwe) hoogwerker is per maand. Een andere mogelijkheid is het strategisch herpositioneren van de twee overgebleven redvoertuigen zodat een zo optimale dekking in de regio ontstaat. Het aantal beschikbare voertuigen is dan tijdelijk lager maar er wordt een zo hoog mogelijke dekking nagestreefd. Het tijdelijk verplaatsen van voertuigen heeft tot gevolg dat personeel op de post bijgeschoold dient te worden naar het vervangende voertuig. Als in de toekomst gekozen wordt voor gelijkwaardige / vergelijkbare redvoertuigen wordt de uitwisselbaarheid laagdrempeliger en beter haalbaar. Een alternatieve mogelijkheid is het accepteren van de overschrijding in de plaatsen zoals dat nu het geval is in Oosthuizen, Edam, Volendam, Monnickendam en Marken. Het aantal alarmeringen in deze plaatsen is in 2015 ongeveer 7% van het totaal aantal redvoertuig alarmeringen geweest. Hiermee is het aantal overschrijdingen laag. 11

347 Conclusie In het voorgaande hoofdstuk is de bestaande situatie van de redvoertuigen beschreven. Daarnaast is gekeken naar de organisatorische meerwaarde van een vierde redvoertuig en de alternatieven hiervoor. In dit hoofdstuk wordt de conclusie opgemaakt en een advies rondom de eventuele aanschaf gegeven. In de onderzoeksopzet worden drie vragen gesteld om invulling te geven aan de onderzoeksopdracht Onderzoek de repressieve en organisatorische noodzakelijkheid en wenselijkheid van een vierde redvoertuig voor de Markermeer gemeenten Welke bijdrage levert een vierde redvoertuig aan de dekking voor redvoertuigen voor VrZW / NW4? Voor berekening van dekking van redvoertuigen wordt gerekend met een maximale opkomsttijd van 18 minuten. In de bestaande situatie wordt deze tijd niet gehaald in Oosthuizen (20.09 minuten), Volendam (20.48 minuten), Monnickendam (17.50 minuten) en Marken (27.35 minuten). In de afgelopen vijf jaar zijn in totaal gemiddeld 25 prio 1 incidenten in deze plaatsen geweest. Dit is nog geen 10% van alle redvoertuig inzetten binnen VrZW. De aanschaf van een vierde redvoertuig verhoogd de dekking in dit gebied aanzienlijk. Echter zal, afhankelijk van de locatie van plaatsing, altijd een overschrijding blijven. Interregionaal heeft de aanschaf geen effect op de dekking. Welke organisatorische meerwaarde heeft een vierde redvoertuig voor VrZW / NW4? De organisatorische meerwaarde van het vierde redvoertuig ligt hoofdzakelijk op het gebied van restdekking in geval uitdienststelling van een redvoertuig. Indien een van de drie bestaande redvoertuigen uit dienst is ontstaat direct een grotere overschrijding. Een vierde redvoertuig biedt de organisatie de mogelijkheid eenvoudiger een eenheid uit dienst te halen, voor bijvoorbeeld onderhoud, zonder dat dit tot acute dekkingsproblemen leidt. Welke alternatieven zijn beschikbaar in plaats van de aanschaf van een vierde voertuig? Naast de mogelijkheid om een vierde eenheid aan te schaffen zijn hier een aantal alternatieven voor. In de eerste plaats kan de bestaande overschrijding geaccepteerd worden. Gezien het relatief lage aantal uitrukken in de overschrijdingsgebieden is dit een mogelijkheid. Een tweede mogelijkheid is het inhuren van een redvoertuig indien een eigen eenheid voor een langere periode uit dienst gaat. Een derde mogelijkheid is het strategisch herpositioneren van een hoogwerker op de dekking zo optimaal mogelijk te houden indien een redvoertuig uit dienst is. Advies Op basis van beantwoording van bovenstaande deelvragen wordt geadviseerd geen vierde redvoertuig aan te schaffen. De belangrijkste overwegingen hierin zijn: - het aantal uitrukken in de overschrijdingsgebieden is laag - er altijd een overschrijding zal blijven plaatsvinden - nieuwe redvoertuigen minder vaak uit dienst zijn dan de huidige oudere eenheden Ondanks het negatieve advies over de aanschaf worden de volgende adviezen gegeven: - Gezien het stijgende aantal uitrukken door het stijgende aantal afhijsingen of de verwachte stijging door intensievere stormen, heroverweeg dit besluit in Hou bij de aanschaf van redvoertuigen rekening met (inter)regionale uniformiteit zodat het strategisch herpositioneren van redvoertuigen eenvoudiger wordt 12

348 Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 : bestaande situatie : plaatsing redvoertuig in Volendam : plaatsing redvoertuig in Monnickendam : jaarlijkse kosten redvoertuig conform dekkingsplan 13

349 BIJLAGE 1

350 BIJLAGE 2 15

351 BIJLAGE 3 16

352 BIJLAGE 4 Kosten redvoertuig Autoladder Hoogwerker Vervangingswaarde Afschrijvingstermijn Afschrijving per jaar Gemiddelde jaarlijkse rentelasten Jaarlijkse kap.lasten APK keuring Gemiddelde onderhoudskosten Diverse kosten/onvoorzien Jaarlijkse onderhoudskosten Brandstof Verzekering Overige kosten Kosten voertuig Jaarlijkse kosten vrijwilligers 2 x rf 300% = 6 vrijwilligers Kosten bezetting Totaal jaarlijkse kosten redvoertuig Afgerond

353 1 A a Voortgangsrapportage implementatie dekkingsplan_bijlage 2 Overzicht voertuigbeweging VrZW tm september 2017.pdf Voertuigbewegingen Januari tot en met se Gebied Gemeente Post Voertuig benaming Roep nummer jan Beemster, Purmerend, Beemster Midden-Beemster TS Wormerland Zuidoostbeemster TS Purmerend Purmerend TS TS WO HW SI DB O&V Wormerland Wormer TS VB COH HA Boot Spijkerboor TS Markermeer Edam-Volendam Volendam TS SI DPH CH HA PM Edam TS PM HV Oosthuizen TS PM Kwadijk TS Landsmeer Landsmeer TS PM Waterland Monnickendam TS Marken TS Broek in Waterland TS Ilpendam TS Zaanstad/Oostzaan Oostzaan Oostzaan TS PM Boot Zaanstad Vermiljoenweg TS Houtveldweg TS HA DPH CH SLH Boot PM Botenmakersstraat TS HW

354 Regio PBP Dagdienst PBP Zaandijk Wormerveer Dagdienst Wormerveer Krommenie Assendelft Regio TS WO HW SI TS WO PM TS PM HV TS AL TS AL HA OGS HA TS HA Deco SBC TS SIE AWP TDP LOG VVD ACP AGS OVD-oost OVD-west OVD HOVD Totaal 487

355 eptember 2017 feb mrt apr mei jun jul aug sep

356

357 Voertuig 2017 Post 2017 Gebied

358

359 1 A a Voortgangsrapportage implementatie dekkingsplan_bijlage 3 Onderzoek risicoinventarisatie Marken.pdf Onderzoek risico-inventarisatie Marken Rapportagedata Kenmerk : Versie/datum : versie 1.0 : 26 september 2017 Status Opgesteld door : definitief : D. van Roosmalen : H. Neuteboom

Concept verslag vergadering Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (AB VrZW) - nr. 5/2017

Concept verslag vergadering Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (AB VrZW) - nr. 5/2017 A17.06.3a Concept verslag vergadering Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (AB VrZW) - nr. 5/2017 Deelnemers: J. Hamming, D. Bijl, L. Sievers, L. Wagenaar-Kroon, R. Meerhof, P. Tange,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 29 517 Veiligheidsregio s Nr. 134 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den

Nadere informatie

Concept verslag vergadering Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (AB VrZW) - nr. 6/2017

Concept verslag vergadering Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (AB VrZW) - nr. 6/2017 A18.01.3a Concept verslag vergadering Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (AB VrZW) - nr. 6/2017 Deelnemers: Afwezig: J. Hamming, D. Bijl, L. Sievers, A. Nienhuis, J. van Beek, L. Wagenaar-Kroon,

Nadere informatie

Verslag vergadering Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (AB VrZW) - nr. 1/2019

Verslag vergadering Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (AB VrZW) - nr. 1/2019 A19.01.3a Verslag vergadering Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (AB VrZW) - nr. 1/2019 Deelnemers: J. Hamming, J. van Beek, D. Bijl, L. Sievers, A.L. van der Stoel, L. Kroon, R. Meerhof,

Nadere informatie

Verslag vergadering Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (AB VrZW) - nr. 5/2018

Verslag vergadering Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (AB VrZW) - nr. 5/2018 A19.01.3a Verslag vergadering Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (AB VrZW) - nr. 5/2018 Deelnemers: D. Bijl, L. Sievers, A.L. Van der Stoel, L. Kroon, R. Meerhof, P. Tange, H. Raasing

Nadere informatie

Definitief verslag vergadering Algemeen Bestuur (AB) Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland - nr. 04/2013

Definitief verslag vergadering Algemeen Bestuur (AB) Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland - nr. 04/2013 A13.05.2 Definitief verslag vergadering Algemeen Bestuur (AB) Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland - nr. 04/2013 Aanwezig: G. Faber Voorzitter D. Bijl, H. Brinkman, P. Möhlmann, W. van Beek, P. Tange,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 97 Vragen van de leden

Nadere informatie

De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus AG Hoofddorp

De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus AG Hoofddorp gemeente Haarlemmermeer De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus 250 2130 AG Hoofddorp Bezoekadres: Raadhuisplein 1 Hoofddorp Telefoon 0900 1852 Telefax 023 563 95 50 cluster Contactpersoon

Nadere informatie

Besluitformulier Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland

Besluitformulier Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland Besluitformulier Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland Datum vergadering: 8 december 2017 Onderwerp: Kaderbrief 2019 Nummer: Naam Steller: A17.06.5b J. Rozendal / H. Bleeker / S. Keukens

Nadere informatie

Datum 26 juni 2017 Onderwerp Stand van zaken vernieuwing C2000, landelijke meldkamerorganisatie en 112 voor doven en slechthorenden

Datum 26 juni 2017 Onderwerp Stand van zaken vernieuwing C2000, landelijke meldkamerorganisatie en 112 voor doven en slechthorenden 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

RAADSVRAGEN ZONDER ANTWOORD. Nummer : Onderwerp : wijziging gemeenschappelijke regeling VrZW. Datum : 9 december 2016

RAADSVRAGEN ZONDER ANTWOORD. Nummer : Onderwerp : wijziging gemeenschappelijke regeling VrZW. Datum : 9 december 2016 RAADSVRAGEN ZONDER ANTWOORD Nummer : 102-182 Onderwerp : wijziging gemeenschappelijke regeling VrZW Datum : 9 december 2016 Vragen van de fracties van de VVD en WaterlandNatuurlijk aan het algemeen bestuur

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Besluitformulier Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland

Besluitformulier Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland 0 0 Besluitformulier Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland Datum vergadering: 9 december 2016 Onderwerp: Kaderbrief 2018 Nummer: Naam steller: A16.08.4b J. Rozendal / H. Bleeker / S. Keukens

Nadere informatie

Bundel van de Bestuurscommissie Veiligheid, reguliere vergadering. van 16 november 2018

Bundel van de Bestuurscommissie Veiligheid, reguliere vergadering. van 16 november 2018 Bundel van de Bestuurscommissie Veiligheid, reguliere vergadering. van 16 november 2018 A Algemeen A.1 Opening en mededelingen A.2 Besluitenlijst (incl. presentielijst) reguliere vergadering BC Veiligheid

Nadere informatie

Overzicht inkomende en uitgaande stukken

Overzicht inkomende en uitgaande stukken Bijlage A bij agendapunt 04: Inkomende en uitgaande stukken [AB20180219-04] Overzicht inkomende en uitgaande stukken Inkomende stukken Onderwerp BDuR 2016 Afzender Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding

Nadere informatie

Bundel van de VrZW AB van 29 juni 2018

Bundel van de VrZW AB van 29 juni 2018 Bundel van de VrZW AB van 29 juni 2018 Agenda bijlagen AGENDA AB 29 juni 2018.doc 1 Opening, vaststelling agenda en mededelingen 1.a Termijn agenda A18.03.1a Termijnagenda.pdf 2 Ter kennisname 2.a Ingekomen

Nadere informatie

Uitwerkingskader meldkamer versie

Uitwerkingskader meldkamer versie Uitwerkingskader meldkamer versie 26-02-2018 Inleiding Op 16 oktober 2013 is het Transitieakkoord Meldkamer van de toekomst gesloten door de ministers van V&J, VWS en Defensie, de besturen van de veiligheidsregio

Nadere informatie

AGENDAPUNT /03

AGENDAPUNT /03 AGENDAPUNT 2013.12.13/03 Voorstel voor de vergadering van: het algemeen bestuur Datum vergadering: 13 december 2013 Onderwerp: Portefeuillehouder: Steller: Ingekomen en uitgaande stukken De heer Wolfsen

Nadere informatie

Detacheringen & Jobcoaching Productie & Diensten Kwekerij & Groenvoorziening Jobhouse

Detacheringen & Jobcoaching Productie & Diensten Kwekerij & Groenvoorziening Jobhouse VERSLAG van de op 6 juli 2017 in Zoetermeer gehouden openbare vergadering van het Algemeen Bestuur van de Dienst Sociale Werkvoorziening Rijswijk en Omstreken Aanwezig de leden: de heer T.C. Kuiper, voorzitter,

Nadere informatie

Veiligheidsbureau VRHM, Peter Kessels Voorstel t.b.v. Algemeen Bestuur Datum: 30 juni Informatief H. Meijer (VD) - Datum: -

Veiligheidsbureau VRHM, Peter Kessels Voorstel t.b.v. Algemeen Bestuur Datum: 30 juni Informatief H. Meijer (VD) - Datum: - 6. 1. Samenvatting voorstel Op 27 mei jl. heeft het Veiligheidsberaad vergaderd. Op basis van de agenda en definitieve besluitenlijst vindt een terugkoppeling plaats. 2. Algemeen Onderwerp: Vergadering

Nadere informatie

Onderwerp Consultatie incidentrisicoprofiel en dekkingsplan brandweer

Onderwerp Consultatie incidentrisicoprofiel en dekkingsplan brandweer Onderwerp Consultatie incidentrisicoprofiel en dekkingsplan brandweer Portefeuillehouder van der Zwan Datum collegebesluit 1 maart 2016 Opsteller H. Tanja Registratie GF16.20022 Agendapunt 14 Voorstel

Nadere informatie

Ii itwerkingskader meldkamer versie augustus 2018

Ii itwerkingskader meldkamer versie augustus 2018 - het - het Ii itwerkingskader meldkamer versie augustus 2018 Inleiding Op 16 oktober 2013 is het Transitieakkoord Meldkamer van de toekomst gesloten door de ministers van VenJ, VWS en Defensie, de besturen

Nadere informatie

Bundel van de Bestuurscommissie Veiligheid, reguliere vergadering. van 8 februari 2019

Bundel van de Bestuurscommissie Veiligheid, reguliere vergadering. van 8 februari 2019 Bundel van de Bestuurscommissie Veiligheid, reguliere vergadering. van 8 februari 2019 A Algemeen A.1 Opening en mededelingen A.2 Besluitenlijst (incl. presentielijst) gezamenlijke vergadering Bestuurscommissie

Nadere informatie

Zienswijze ontwerp begroting 2018 Veiligheidsregio Brabant Zuidoost.

Zienswijze ontwerp begroting 2018 Veiligheidsregio Brabant Zuidoost. gemeente Eindhoven 17R7206 Raadsnummer Inboeknummer 17bst00423 B&W beslisdatum 04 april 2017 Dossiernummer 17.14.151 Raadsvoorstel Zienswijze ontwerp begroting 2018 Veiligheidsregio Brabant Zuidoost. Inleiding

Nadere informatie

Agendapunt 7 Onderwerp. consultatie LMO Datum 12 mei 2015 Aan Van Telefoon adres. Algemeen bestuur VRGZ Dagelijks bestuur.

Agendapunt 7 Onderwerp. consultatie LMO Datum 12 mei 2015 Aan Van Telefoon  adres. Algemeen bestuur VRGZ Dagelijks bestuur. Agendapunt 7 Onderwerp consultatie LMO Datum 12 mei 2015 Aan Van Telefoon E-mailadres Algemeen bestuur VRGZ Dagelijks bestuur Adviesnota Beslispunten De portefeuillehouder Informatievoorziening mandateren

Nadere informatie

Notitie. De ICT-voorzieningen voor de MK NH worden deels landelijk aangeboden door de LMO en deels regionaal gerealiseerd. 2

Notitie. De ICT-voorzieningen voor de MK NH worden deels landelijk aangeboden door de LMO en deels regionaal gerealiseerd. 2 Notitie Onderwerp Naam Ing. F.P. van Herpen MPS Functie Regionaal kwartiermaker Telefoon 06-10181928 E-mail frank.van.herpen@k-lmo.nl Datum 11 januari 2017 1 Postbus 238 3970 AE Driebergen Ringwade 51

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 16950 2500 BZ Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Minister van Veiligheid en Justitie Veiligheidsregio's Turfmarkt 147

Nadere informatie

Brandweerzorg in samenhang en Regionaal Dekkingsplan Veiligheidsregio Groningen / advies zienswijze

Brandweerzorg in samenhang en Regionaal Dekkingsplan Veiligheidsregio Groningen / advies zienswijze Onderwerp Brandweerzorg in samenhang en Regionaal Dekkingsplan Veiligheidsregio Groningen 2016-2020/ advies zienswijze Steller J. de Vegt De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN Telefoon

Nadere informatie

COLLEGEBERICHT AAN DE RAAD Van : Burgemeester en Wethouders Reg. nr. : 4533853 Aan : Gemeenteraad Datum : 06-11-2013 Portefeuillehouder : B.J. Lubbinge, van Eijk, v. Muilekom ONDERWERP Planning programma

Nadere informatie

C2000 in De prestaties. Ministerie van Veiligheid en Justitie

C2000 in De prestaties. Ministerie van Veiligheid en Justitie Ministerie van Veiligheid en Justitie C2000 in 2012 De prestaties C2000 is het communicatienetwerk voor de Nederlandse hulpdiensten. Het digitale netwerk voor radiocommunicatie en alarmering is sinds 2005

Nadere informatie

Agenda. Openbare vergadering van. Datum en tijdstip 15 september 2015 16:00 uur. Algemeen Bestuur GR Bleizo

Agenda. Openbare vergadering van. Datum en tijdstip 15 september 2015 16:00 uur. Algemeen Bestuur GR Bleizo Agenda Openbare vergadering van Algemeen Bestuur GR Bleizo Datum en tijdstip 15 september 2015 16:00 uur Gemeente Lansingerland - Dhr. A. Abee (voorzitter) - Dhr. J. Heuvelink - Dhr. S.A.F. Fortuyn Gemeente

Nadere informatie

Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Hollands Midden d.d. 12 november 2009 Agendapunt BG.2A Onderdeel AB Regionale Brandweer en GHOR Titel

Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Hollands Midden d.d. 12 november 2009 Agendapunt BG.2A Onderdeel AB Regionale Brandweer en GHOR Titel BG.2A Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Hollands Midden Bijlagen 5 d.d. 12 november 2009 Agendapunt BG.2A Onderdeel AB Regionale Brandweer en GHOR Titel Gewijzigde Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio

Nadere informatie

Besluitformulier Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland

Besluitformulier Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland Besluitformulier Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland Datum vergadering: 6 april 2018 Onderwerp: Nummer: Naam Steller: Uitwerkingskader meldkamer A18.02.4b J. Siebel / J. Rozendal / S.

Nadere informatie

Met deze brief bieden wij u onze jaarstukken 2015, het beleidsplan en de begroting 2017 van Veiligheidsregio Noord-Holland Noord aan.

Met deze brief bieden wij u onze jaarstukken 2015, het beleidsplan en de begroting 2017 van Veiligheidsregio Noord-Holland Noord aan. Gemeenteraden in Noord-Holland Noord Telefoon 06-52562303 Onze referentie U2016/2751 E-mail pvesseveld@vrnhn.nl Uw referentie - Bijlagen 6 Uw bericht van - Aanbieding financiële stukken en beleidsplan

Nadere informatie

Termijnagenda DB en AB VrZW 2016

Termijnagenda DB en AB VrZW 2016 Versie 20 september 2016 Termijnagenda DB en AB VrZW 2016 Onderwerp Pfh DB 4 nov November 2016 Informatiebeveiligingsplan RM Nov 2016 Toelichting/gebruik termen vertrouwelijkheid, beslotenheid en openbaarheid

Nadere informatie

Detacheringen & Jobcoaching Groenvoorziening Werken op Locatie Productie

Detacheringen & Jobcoaching Groenvoorziening Werken op Locatie Productie VERSLAG van de op 25 oktober 2017 in Zoetermeer gehouden openbare vergadering van het Algemeen Bestuur van de Dienst Sociale Werkvoorziening Rijswijk en omstreken Aanwezig de leden: de heer T.C. Kuiper,

Nadere informatie

1. In de eerste volzin vervalt:, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Politiewet 1993,.

1. In de eerste volzin vervalt:, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Politiewet 1993,. Artikel PM1 A.4 Bijlage 4 De Wet veiligheidsregio s wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van het artikel door een puntkomma, toegevoegd korpschef:

Nadere informatie

Voorstellen waarover geen consensus bestaat (categorie 1) Onderwerp Standpunten Reactie dagelijks bestuur 1 Vorming frictiekostenreserve (voorstel 20) 1.1 De hoogte van de standpunten te zien als een geoormerkte

Nadere informatie

Onderwerp : Zienswijzemogelijkheid programmabegroting 2018 en jaarverantwoording met resultaatbestemming 2016 Veiligheidsregio Brabant-Noord.

Onderwerp : Zienswijzemogelijkheid programmabegroting 2018 en jaarverantwoording met resultaatbestemming 2016 Veiligheidsregio Brabant-Noord. GEMEENTE BOEKEL VOORSTEL AAN DE RAAD Datum : 6 juni 2017 Voorstel van : college van burgemeester en wethouders Onderwerp : Zienswijzemogelijkheid programmabegroting 2018 en jaarverantwoording met resultaatbestemming

Nadere informatie

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING Officiële uitgave van gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Nr. 420 14 december 2015 Organisatiebesluit Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant

Nadere informatie

Definitief verslag vergadering Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (AB VrZW) - nr. 06/2013

Definitief verslag vergadering Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (AB VrZW) - nr. 06/2013 A13.07.2 Definitief verslag vergadering Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (AB VrZW) - nr. 06/2013 Aanwezig: G. Faber Voorzitter D. Bijl, K. Heerschop, W. van Beek, P. Tange, H. Brinkman

Nadere informatie

Aan de Raad. Jaarlijkse stukken 2013, 2014 en 2015 Veiligheidsregio Fryslân

Aan de Raad. Jaarlijkse stukken 2013, 2014 en 2015 Veiligheidsregio Fryslân Aan de Raad Agendapunt: 6 Onderwerp: Jaarlijkse stukken 2013, 2014 en 2015 Veiligheidsregio Fryslân Kenmerk: Status: BV/JS Besluitvormend Kollum, 10 juni 2014 Samenvatting De Veiligheidsregio Fryslân (hierna

Nadere informatie

het conceptverslag van de vergadering van het algemeen bestuur veiligheidsregio Noord-Holland Noord van 3 maart 2017 vaststellen Besluit

het conceptverslag van de vergadering van het algemeen bestuur veiligheidsregio Noord-Holland Noord van 3 maart 2017 vaststellen Besluit 3 Vaststelling verslag van de vergadering van 3 maart 2017 1 170707 AB 3 V verslag 3 maart 2017.docx Vergadering algemeen bestuur Datum 7 juli 2017 Agendapunt 3 Onderwerp Conceptverslag algemeen bestuur

Nadere informatie

1. Samenvatting voorstel Op 8 juni 2018 vonden de vergaderingen van het Veiligheidsberaad en het Algemeen Bestuur IFV plaats.

1. Samenvatting voorstel Op 8 juni 2018 vonden de vergaderingen van het Veiligheidsberaad en het Algemeen Bestuur IFV plaats. 6. 1. Samenvatting voorstel Op 8 juni 2018 vonden de vergaderingen van het Veiligheidsberaad en het Algemeen Bestuur IFV plaats. 2. Algemeen : Vergadering Veiligheidsberaad 8 juni 2018 Opgesteld door:

Nadere informatie

gemeente Leek Omgevingsdienst Groningen Postbus AB VEENDAM Geachte heer, mevrouw,

gemeente Leek Omgevingsdienst Groningen Postbus AB VEENDAM Geachte heer, mevrouw, 0117 gemeente Leek Omgevingsdienst Groningen Postbus 97 9640 AB VEENDAM Registratienummer: 2018003670 Onderwerp: Ontwerpbegroting 2019 Contactpersoon: mevrouw N. Abramjan Leek, 28 mei 2018 Geachte heer,

Nadere informatie

VOORSTEL VOOR HET AB. Datum vergadering: 7 november Agendapunt: 11. Portefeuillehouder: de heer Swillens

VOORSTEL VOOR HET AB. Datum vergadering: 7 november Agendapunt: 11. Portefeuillehouder: de heer Swillens VOORSTEL VOOR HET AB Datum vergadering: 7 november 2011 Agendapunt: 11 Datum: 17-10-11 Contactpersoon: P. van der Vlist en A.M. Buitink Telefoon: 030 240 4462/ 2404551 E-mail: p.van.der.vlist@vru.nl; a.buitink@vru.nl

Nadere informatie

VERSLAG RUD UTRECHT 2.0

VERSLAG RUD UTRECHT 2.0 VERSLAG vergadering Constituerende vergadering Algemeen Bestuur RUD Utrecht 2.0 vergaderdatum 8 januari 2014 Aanwezig : J. Baerends (gemeente Baarn), mw. A.J.M. van Beek (gemeente Leusden), C. van Eijk

Nadere informatie

dekken. Het veiligheidsniveau geeft dus weer WAT het bestuur van de organisatie verwacht. De bestuurlijke uitgangpunten geven hier invulling aan.

dekken. Het veiligheidsniveau geeft dus weer WAT het bestuur van de organisatie verwacht. De bestuurlijke uitgangpunten geven hier invulling aan. dekken. Het veiligheidsniveau geeft dus weer WAT het bestuur van de organisatie verwacht. De bestuurlijke uitgangpunten geven hier invulling aan. Veiligheidszorg geeft invulling aan de HOE-vraag en is

Nadere informatie

Voortgangsbericht projectopdrachten en voortgang Strategische Agenda Versterking Veiligheidsregio's

Voortgangsbericht projectopdrachten en voortgang Strategische Agenda Versterking Veiligheidsregio's Aan Veiligheidsberaad Van DB Veiligheidsberaad Datum 17 september Voortgangsbericht projectopdrachten en voortgang Strategische Agenda Versterking Veiligheidsregio's Context en aanleiding Tijdens het Veiligheidsberaad

Nadere informatie

De Veiligheidsregio NHN in vogelvlucht. 28-03-2011 Commissie Bestuur en middelen

De Veiligheidsregio NHN in vogelvlucht. 28-03-2011 Commissie Bestuur en middelen De Veiligheidsregio NHN in vogelvlucht 28-03-2011 Commissie Bestuur en middelen Welkom Veiligheidsregio NHN Wet veiligheidsregios Bezuinigingen Regionalisering brandweer Praktijk Veiligheidsregio Noord-Holland

Nadere informatie

Aanwezig Gemeente Afwezig Gemeente

Aanwezig Gemeente Afwezig Gemeente VERSLAG van : Algemeen bestuur VGGM / Bestuurscommissie Veiligheid en Gezondheid Gehouden op : 20 maart 2013 Plaats : Arnhem, Schelmseweg 93 A Aanwezig Gemeente Afwezig Gemeente P. Krikke (voorzitter)

Nadere informatie

Verslag en besluitenlijst vergadering algemeen bestuur ROD Drenthe

Verslag en besluitenlijst vergadering algemeen bestuur ROD Drenthe Drenthe Verslag en besluitenlijst vergadering algemeen bestuur ROD Drenthe d.d. 29 juni 2015 Aanwezig gedeputeerde H. Jumelet wethouder H. Heijerman wethouder H. Vlieg wethouder FAJ Buijtelaar wethouder

Nadere informatie

Algemeen bestuur Veiligheidsregio Groningen

Algemeen bestuur Veiligheidsregio Groningen AGENDAPUNT 2 Algemeen bestuur Veiligheidsregio Groningen Vergadering 12 december 2014 Strategische Agenda Crisisbeheersing In Veiligheidsregio Groningen werken wij met acht crisispartners (Brandweer, Politie,

Nadere informatie

Bestuursvoorstel. Samenvoegen meldkamers Zeeland en Midden-West-Brabant. Onderwerp. Besluitvormend. Status

Bestuursvoorstel. Samenvoegen meldkamers Zeeland en Midden-West-Brabant. Onderwerp. Besluitvormend. Status Bestuursvoorstel Onderwerp Status Gevraagd besluit Samenvoegen meldkamers Zeeland en Midden-West-Brabant Besluitvormend Het wordt gevraagd: 1. Kennis te nemen van de stand van zaken rondom het samenvoegen

Nadere informatie

Ministerie van Justitie en Veiligheid

Ministerie van Justitie en Veiligheid Ministerie van Justitie en Veiligheid > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Directoraat-Generaal Politie MKC2000 Turtmarkt 147 Aan de ondertekenaars van het Transitieakkoord meldkamers 2500 EH Den

Nadere informatie

VOORSTEL. Algemeen Bestuur. Besluit. Voorstel. Samenvatting. Regionaal kader werkwijze evenementenveiligheid. Mr. drs. M. Sijbom.

VOORSTEL. Algemeen Bestuur. Besluit. Voorstel. Samenvatting. Regionaal kader werkwijze evenementenveiligheid. Mr. drs. M. Sijbom. VOORSTEL Algemeen Bestuur ONDERWERP DATUM 9 mei 2016 Regionaal kader werkwijze evenementenveiligheid AGENDAPUNT E3 OPENBAAR ja BEHANDELD DOOR I.C.N. ter Riet REGISTRATIENUMMER [Registratienummer] TELEFOONNUMMER

Nadere informatie

Bundel van de Bestuurscommissie Veiligheid, reguliere vergadering. van 9 juni 2017

Bundel van de Bestuurscommissie Veiligheid, reguliere vergadering. van 9 juni 2017 Bundel van de Bestuurscommissie Veiligheid, reguliere vergadering. van 9 juni 2017 A Algemeen A.1 Opening en mededelingen A.2 Verslag (incl. presentielijst) reguliere vergadering BC Veiligheid d.d. 31

Nadere informatie

Verzoek om medewerking bij opheffing Stichting GMK en wijziging Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Midden- en West Brabant

Verzoek om medewerking bij opheffing Stichting GMK en wijziging Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Midden- en West Brabant Aan de Raad Made, 9 oktober 2006 Raadsvergadering: 14 december 2006 Nummer raadsnota: 13 Onderwerp: Verzoek om medewerking bij opheffing Stichting GMK en wijziging Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio

Nadere informatie

Bestuurssamenvatting programmabegroting 2019 en meerjarenraming

Bestuurssamenvatting programmabegroting 2019 en meerjarenraming Bestuurssamenvatting programmabegroting 2019 en meerjarenraming 2020-2022 Bestuurssamenvatting programmabegroting 2019 1 Inleiding Voor u liggen de programmabegroting 2019 en de meerjarenraming 2020-2022.

Nadere informatie

Besluit voortzetting jeugdbeschermingstafel samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang. Datum: Adviserend. Datum: Informerend

Besluit voortzetting jeugdbeschermingstafel samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang. Datum: Adviserend. Datum: Informerend Oplegvel 1. Onderwerp Evaluatie en positionering Jeugdbeschermingstafel 2. Rol van het Besluit voortzetting jeugdbeschermingstafel samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang Wettelijke taak

Nadere informatie

Registratienummer: Onderwerp: Voorstel Zienswijze Kadernota 2016 GGD Zaanstreek-Waterland

Registratienummer: Onderwerp: Voorstel Zienswijze Kadernota 2016 GGD Zaanstreek-Waterland Onderwerp: Voorstel Zienswijze kadernota 2016 GGD Zaanstreek-Waterland Samenvatting: Het dagelijks bestuur van de GGD ZW heeft haar kadernota 2016 ingediend en vraagt om een zienswijze van uw gemeenteraad.

Nadere informatie

Onderwerp: Financiële jaarstukken Veiligheidsregio Groningen (VRG).

Onderwerp: Financiële jaarstukken Veiligheidsregio Groningen (VRG). Raadsvergadering 28 mei 2018 Nr.: 21/33 AAN de gemeenteraad Onderwerp: Financiële jaarstukken Veiligheidsregio Groningen (VRG). Portefeuillehouder: Burgemeester A. Rodenboog. Ter inzage liggende stukken:

Nadere informatie

Ferwert, 28 mei 2013.

Ferwert, 28 mei 2013. AAN: de raad van de gemeente Ferwerderadiel Sector : I Nr. : 15/36.13 Onderwerp : Brandrisicoprofiel Veiligheidsregio Fryslân Ferwert, 28 mei 2013. 1. Inleiding Op 1 oktober 2010 is de Wet veiligheidsregio

Nadere informatie

Besluit: Het Algemeen Bestuur besluit om: 1. de tweede Bestuursrapportage 2017, met in achtneming van deze aanbiedingsbrief, vast te stellen.

Besluit: Het Algemeen Bestuur besluit om: 1. de tweede Bestuursrapportage 2017, met in achtneming van deze aanbiedingsbrief, vast te stellen. Verslag Status CONCEPT vergadering Algemeen Bestuur vergaderdatum 29 maart 2018 Deelnemers Provincie Utrecht mevrouw M. Pennarts (voorzitter) Gemeente Amersfoort de heer M. Tigelaar Gemeente Baarn mevrouw

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Aan de raad,

Raadsvoorstel. Aan de raad, Raadsvoorstel Zaaknummer Portefeuillehouder Voorstel 765996 De heer H. ter Heegde, burgemeester Zienswijze indienen over de jaarstukken 2017 en de ontwerpbegroting 2019 Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek

Nadere informatie

Informatieprotocol. Gemeenschappelijke regelingen gemeente Heumen

Informatieprotocol. Gemeenschappelijke regelingen gemeente Heumen Informatieprotocol Gemeenschappelijke regelingen gemeente Heumen 22 januari 2019 1. Inleiding De directe aanleiding voor dit informatieprotocol is het amendement van de gemeenteraad van Heumen bij de besluitvorming

Nadere informatie

Beslisnotitie Veiligheidsregio Hollands Midden

Beslisnotitie Veiligheidsregio Hollands Midden B.1 1. Algemeen Onderwerp: Beslisnotitie Veiligheidsregio Hollands Midden Implementatie Slachtoffer Informatie Systematiek (SIS) in de VRHM en opzeggen convenanten Nederlandse Rode Kruis Opgesteld door:

Nadere informatie

Portefeuillehouder Datum collegebesluit : 1 juni 2010 Corr. nr.:

Portefeuillehouder Datum collegebesluit : 1 juni 2010 Corr. nr.: Preadvies Portefeuillehouder : WL Datum collegebesluit : 1 juni 2010 Corr. nr.: 2010004432 Onderwerp : Programma : 5. Welzijn en zorg Commissie : Bestuur en Middelen Agenda nr. : 13, 2010/40 Voorstel tot

Nadere informatie

Bundel van de VrZW AB van 23 februari 2018

Bundel van de VrZW AB van 23 februari 2018 Bundel van de VrZW AB van 23 februari 2018 Agenda bijlagen AGENDA AB 23 februari 2018.doc 1 Opening, vaststelling agenda en mededelingen 1.a Termijnagenda A18.01.1a Termijnagenda bestuur.docx 2 Ter kennisname

Nadere informatie

S. Nieuwenburg 3580

S. Nieuwenburg 3580 steller telefoonnummer email Agendapunt commissie: 5.1 S. Nieuwenburg 3580 Stefan.Nieuwenburg@a2samenwerking.nl agendapunt kenmerk datum raadsvergadering 250782/250832 portefeuillehouder H. Tindemans Van

Nadere informatie

Raadsvoorstel Besluit om: Inleiding

Raadsvoorstel Besluit om: Inleiding Raadsvoorstel Agendapunt Raadsvergadering 19 juni 2019 Portefeuillehouder C. Kreuk - Wildeman Begrotingsprogramma 2 Sociaal Domein Verbonden partijen Onderwerp Zienswijze op concept-begroting 2020 GGD

Nadere informatie

Aan de Raad. Made, 20 mei 2008. Ontwerp begroting GROGZ 2009

Aan de Raad. Made, 20 mei 2008. Ontwerp begroting GROGZ 2009 Aan de Raad Made, 20 mei 2008 Raadsvergadering: 26 juni 2008 Nummer raadsnota: 19 Onderwerp: Ontwerp begroting GROGZ 2009 Portefeuillehouder: Bijlagen: Ter inzage: Drs. J. Krook Ambtelijke coördinatie:

Nadere informatie

Programma kennissessie LMO

Programma kennissessie LMO Programma kennissessie LMO 13:00 Opening en welkom door Frans Schippers Toelichting werkwijze door Marc Paats 13:30 Deelsessies 16:00 Plenaire terugkoppeling deelsessies 16:15 Afsluiting en dank door Anton

Nadere informatie

Concept verslag en besluitenlijst vergadering algemeen bestuur RUD Drenthe

Concept verslag en besluitenlijst vergadering algemeen bestuur RUD Drenthe Concept verslag en besluitenlijst vergadering algemeen bestuur RUD Drenthe d.d. 30 november 2015 Aanwezig: gedeputeerde H. Jumelet Provincie Drenthe Wethouder H. Heijerman Gemeente Aa en Hunze wethouder

Nadere informatie

Aan de raad van de gemeente Wormerland

Aan de raad van de gemeente Wormerland RAADSVOORSTEL Aan de raad van de gemeente Wormerland Datum aanmaak 31-08-2014 Onderwerp Programma en portefeuillehouder Zienswijze Begroting 2015 + Scenariokeuze Baanstede Sociale Zaken, dhr. K van Waaijen

Nadere informatie

Rapport Meldkamers van de Inspectie van Veiligheid en Justitie en het Agentschap Telecom

Rapport Meldkamers van de Inspectie van Veiligheid en Justitie en het Agentschap Telecom 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Veiligheidsdirectie en Strategisch Overleg netwerkpartners

Veiligheidsdirectie en Strategisch Overleg netwerkpartners Veiligheidsdirectie en Strategisch Overleg netwerkpartners Inleiding. Met de doorontwikkeling van VRZ en de nieuwe gemeenschappelijke regeling kwam de vraag naar voren welke positie de Veiligheidsdirectie

Nadere informatie

mêê^w9êêsěľb^ėě Brandweer

mêê^w9êêsěľb^ėě Brandweer mêê^w9êêsěľb^ėě Brandweer veiligheidsregio Noord- en Oost- Gelderland Postbus 234 7300 AE Apeldoorn Colleges van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten die T^^A^Apddoorn deel uitmaken van de Veiligheidsregio

Nadere informatie

Vergadering van B en W

Vergadering van B en W Vergadering van B en W DATUM TIJD PLAATS SECRETARIS NOTULIST AANWEZIG 04/02/2014 9:00 uur kamer 3 Mr. A.S. Meijer B. Lammers voltallige college BESLUITENLIJST - OPENBAAR 001 Besluiten van de vergadering

Nadere informatie

Veiligheidsregio Utrecht lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll. Ministerie van Veiligheid en Justitie

Veiligheidsregio Utrecht lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll. Ministerie van Veiligheid en Justitie Veiligheidsregio Utrecht lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll 19/12/2016 16.0022830 Ministerie van Veiligheid en Justitie > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de voorzitters

Nadere informatie

Agendapunt vergadering Algemeen Bestuur WBA d.d. 7 april Mededelingen. - Uitoefenen van taken voor derden:

Agendapunt vergadering Algemeen Bestuur WBA d.d. 7 april Mededelingen. - Uitoefenen van taken voor derden: Agendapunt vergadering Algemeen Bestuur WBA d.d. 7 april 2017 Mededelingen - Uitoefenen van taken voor derden: Eind januari 2017 hebben de dagelijkse besturen van de gemeenschappelijke regelingen in het

Nadere informatie

BESLUITENLIJST VERGADERING BESTUUR NOORDELIJK BELASTINGKANTOOR D.D 3 december 2018, aanvang uur

BESLUITENLIJST VERGADERING BESTUUR NOORDELIJK BELASTINGKANTOOR D.D 3 december 2018, aanvang uur 1. Opening en vaststellen agenda De voorzitter opent de vergadering. Allereerst staat hij stil bij het feit dat het laatste bestuursvergadering is van de heer Schroor vanwege het feit dat hij stopt als

Nadere informatie

1.1. vaststellen van de programmabegroting 2016 VR BN 2.1. zienswijze kenbaar maken over de jaarrekening 2014 en de verdeling van het resultaat.

1.1. vaststellen van de programmabegroting 2016 VR BN 2.1. zienswijze kenbaar maken over de jaarrekening 2014 en de verdeling van het resultaat. Datum: Onderwerp Zienswijze van de raad op de programmabegroting 2016 en het jaarverslag 2014 van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Noord (lees: VR BN) Status Oordeelvormend Voorstel

Nadere informatie

De veiligheidsregio Midden- en West-Brabant is gebaseerd op verlengd lokaal bestuur en is een samenwerkingsverband tussen 26 gemeenten.

De veiligheidsregio Midden- en West-Brabant is gebaseerd op verlengd lokaal bestuur en is een samenwerkingsverband tussen 26 gemeenten. BELEIDSPLAN 2011-2015 VEILIGHEIDSREGIO MIDDEN- EN WEST-BRABANT Bijlage 3. Sturing en organisatie De veiligheidsregio Midden- en West-Brabant is gebaseerd op verlengd lokaal bestuur en is een samenwerkingsverband

Nadere informatie

Aanwezig Gemeente Afwezig Gemeente

Aanwezig Gemeente Afwezig Gemeente VERSLAG van : Algemeen bestuur VGGM / Bestuurscommissie Veiligheid en Gezondheid Gehouden op : 16 maart 2016 Plaats : Arnhem, Schelmseweg 93 A Aanwezig Gemeente Afwezig Gemeente H. Kaiser A. Haga A. van

Nadere informatie

: 12 juni 2012 : 25 juni : E.L. Jansen : E.M. de Rijke

: 12 juni 2012 : 25 juni : E.L. Jansen : E.M. de Rijke RAADSVOORSTEL ter besluitvorming in de raad Datum Forum vergadering Datum Raadsvergadering : 12 juni 2012 : 25 juni 2012 Documentnr. Zaaknummer : 855 : Portefeuillehouder Verantwoordelijk MT-lid : E.L.

Nadere informatie

Crisisorganisatie uitgelegd

Crisisorganisatie uitgelegd GRIP Snelle opschaling, vaste teams, eenhoofdige leiding Wat kan er gebeuren? KNOPPENMODEL Meer tijd voor opschaling, maatwerk in teams en functionarissen GRIP 4 / 5 STRATEGISCH OPERATIONEEL / TACTISCH

Nadere informatie

Advies: Bijgaande Raadsinformatiebrief betreffende een aantal items op de Lange Termijn Agenda (LTA)vaststellen en verzenden aan de raad

Advies: Bijgaande Raadsinformatiebrief betreffende een aantal items op de Lange Termijn Agenda (LTA)vaststellen en verzenden aan de raad VOORSTEL AAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS & RAADSINFORMATIEBRIEF Van: G. Kraaijkamp Tel nr: 0620094919 Nummer: 17A.00840 Datum: 14 augustus 2017 Team: Beleid Sociaal Domein Tekenstukken: Ja Bijlagen: 1 Afschrift

Nadere informatie

Portefeuillehouder : W.C. Luijendijk Datum collegebesluit : 28 mei 2013 Corr. nr.:

Portefeuillehouder : W.C. Luijendijk Datum collegebesluit : 28 mei 2013 Corr. nr.: Preadvies Portefeuillehouder : W.C. Luijendijk Datum collegebesluit : 28 mei 2013 Corr. nr.: 2013.08474 Onderwerp : Voorstel inzake jaarstukken 2012 en begroting 2014 Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant

Nadere informatie

Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017

Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 Onderzoek naar de stroomstoring Amsterdam en omstreken 17 januari 2017 Bereikbaarheid en continuïteit van de meldkamers Voorwoord 3 Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 5 1 Vraagstelling 12 1.1 Aanleiding

Nadere informatie

Openbare besluitenlijst Collegevergadering 21-04-2015 Aanwezig:

Openbare besluitenlijst Collegevergadering 21-04-2015 Aanwezig: Openbare besluitenlijst Collegevergadering 21-04-2015 Aanwezig: Akkermans, D.A.M. (Burgemeester) Custers, Mr. J.E.M. (Wethouder) Willems, J.W. (Wethouder) Bisscheroux, J.W.P.M. (Wethouder) Opreij, Drs.

Nadere informatie

Verordening op de Auditcommissie gemeente Schinnen 2014

Verordening op de Auditcommissie gemeente Schinnen 2014 CVDR Officiële uitgave van Schinnen. Nr. CVDR347695_1 27 juni 2017 Verordening op de Auditcommissie gemeente Schinnen 2014 DE RAAD VAN DE GEMEENTE SCHINNEN Gelezen het voorstel van het presidium van 11-11-2014;

Nadere informatie

Wij verzoeken het bestuur om op korte termijn uit te zoeken welke

Wij verzoeken het bestuur om op korte termijn uit te zoeken welke Gemeente Zienswijze Jaarrekening Reactie Alle gemeenten behalve Medemblik Medemblik Conform voorstel In te stemmen met de resultaatbestemming 2015 met uitzondering van de toevoeging van 1.064.000,- aan

Nadere informatie

Conclusies en aanbevelingen Samenwerkende Rekenkamers Onderzoek Veiligheidsregio Twente

Conclusies en aanbevelingen Samenwerkende Rekenkamers Onderzoek Veiligheidsregio Twente Conclusies en aanbevelingen Samenwerkende Rekenkamers Onderzoek Veiligheidsregio Twente Samenwerkende Rekenkamercommissies: Almelo Borne Dinkelland Enschede Hengelo Hof van Twente Oldenzaal Tubbergen 9

Nadere informatie

Besluit. Worden vastgesteld. Wordt vastgesteld. Bm Bijl en partner. Gehele college. Wordt besproken. Wordt besproken. Wordt besproken.

Besluit. Worden vastgesteld. Wordt vastgesteld. Bm Bijl en partner. Gehele college. Wordt besproken. Wordt besproken. Wordt besproken. Datum: 24 februari 2015 Aanwezig: D. Bijl, Burgemeester R.J. Helm, Wethouder E. Voorbij, Wethouder J. Krieger, Wethouder M. Hegger, Wethouder J. v.d. Kooij, Loco-gemeentesecretaris M. de Goede, Notulist

Nadere informatie

*ZEA006D8E93* Raadsvergadering d.d. 30 juni 2015

*ZEA006D8E93* Raadsvergadering d.d. 30 juni 2015 *ZEA006D8E93* Raadsvergadering d.d. 30 juni 2015 Agendanr. 13. Aan de Raad No.ZA.15-33292/DV.15-498, afdeling Samenleving. Sellingen, 18 juni 2015 Onderwerp: Jaarverslag en jaarrekening 2014, Actualisatie

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Jaarrekening 2011 en begroting 2013 GGD. Maatschappelijke participatie. Beleid en regie H.L. Klomberg M. Olij

Raadsvoorstel. Jaarrekening 2011 en begroting 2013 GGD. Maatschappelijke participatie. Beleid en regie H.L. Klomberg M. Olij Titel Nummer 13/39 Jaarrekening 2011 en begroting 2013 GGD Datum 15 mei 2013 Programma Fase Onderwerp Maatschappelijke participatie Zienswijze over de jaarrekening 2012 van de GGD Zaanstreek-Waterland

Nadere informatie

Overzicht inkomende en uitgaande stukken

Overzicht inkomende en uitgaande stukken Bijlage A bij agendapunt 04: Inkomende en uitgaande stukken [AB20170213-04] Overzicht inkomende en uitgaande stukken Inkomende stukken Onderwerp Uw brief met kenmerk 17.0000425 (Foto s damesteam) Afzender

Nadere informatie

Stijn Smeulders / september 2017

Stijn Smeulders / september 2017 Agendapunt commissie: 5.4 steller telefoonnummer email Stijn Smeulders 06-14164246 stijn.smeulders@valkenswaard.nl agendapunt kenmerk datum raadsvergadering 280559/287224 21 september 2017 portefeuillehouder

Nadere informatie

Gemeente Langedijk. Voorstel aan de raad

Gemeente Langedijk. Voorstel aan de raad Gemeente Langedijk Raadsvergadering van : 25 juni 2013 Agendanummer : 16 Portefeuillehouder Afdeling Opsteller : drs. J.F.N. Cornelisse : Veiligheid, Vergunningen en Handhaving : E. Plomp Voorstel aan

Nadere informatie