Akkermans & Partners Pensioen Netwerken

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Akkermans & Partners Pensioen Netwerken"

Transcriptie

1 Akkermans & Partners Pensioen Netwerken PensioenKaravaan voorjaar 2017

2 Inhoudsopgave 1. Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen Kamerstukken Wet uitfasering PEB kst B Brief verzoek uitstel stemming EK kst Brief mededeling verzoek uitstel stemming EK kst Verslag van een schriftelijk overleg kst C Brief inzake (on)bepaald verzekerd deel Kamerstukken Novelle Uitfasering PEB Novelle kst Wetsvoorstel Uitfasering PEB Novelle kst Memorie van Toelichting Uitfaseren PEB Novelle kst Verslag Novelle kst Nota n.a.v. Verslag Concept Besluit Uitfasering PEB Vraag & Antwoord (16-004) CAP Overige fiscale (pensioen)maatregelen Vraag & Antwoord (17-001)Afkoop pensioen in eigen beheer in combinatie met een in eigen beheer gehouden stamrecht Vraag & Antwoord (17-003) Afkoop van in eigen beheer verzekerde stamrechten en lijfrenten Vraag & Antwoord (17-004) Afkoop van pensioenaanspraak in eigen beheer bij onderdekking Vraag & Antwoord (17-005) Afkopen of omzetten in oudedagsverplichting van in eigen Beheer verzekerde aanspraak op ingegaan partnerpensioen en wezenpensioen Vraag & Antwoord (17-006) Afkoop van pensioenaanspraak in eigen beheer en elders verzekerd Pensioen Vraag & Antwoord (17-007) Uiterste termijn voor overdracht van extern verzekerd pensioen naar eigen beheer Vraag & Antwoord Aanwenden (17-008) oudedagsverplichting voor lijfrente in uitkeringsfase Vraag & Antwoord (17-009) Afwikkeling oudedagsverplichting bij onderdekking Vraag & Antwoord (17-010) Handhaven van de op 1 juli 2017 in eigen beheer verzekerde Pensioenaanspraken Vraag & Antwoord (17-011) Prijsgeven in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken op pensioeningangsdatum wegens onderdekking vanaf 1 april Vraag & Antwoord (17-013) Afkoop- of omzettingswaarde pensioen in eigen beheer bij onjuiste waardering pensioenverplichting op fiscale balans Vraag & Antwoord Grondslagen (17-014) fiscale balanswaarde pensioenverplichting in eigen beheer bij afkoop of omzetten in een oudedagsverplichting Vraag & Antwoord (17-015) Afkoopwaarde en afkoopkorting bij afkoop ouderdomspensioen na overlijden partner Vraag & Antwoord (17-016) Afkoopwaarde en afkoopkorting bij afkoop ingegaan partnerpensioen Vraag & Antwoord (17-017)Uitkeringtermijn oudedagsverplichting na omzetten ingegaan Partnerpensioen 81 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

3 1.19 Vraag & Antwoord (17-018) Overdracht pensioenverplichting aan een ander eigenbeheerlichaam na 31 maart 2017/einde overgangsperiode besluit van 22 maart 2017, nr Vraag en Antwoord (17-019) Ouderdomspensioen met uitgestelde pensioeningangsdatum omzetten in oudedagsverplichting Vraag & Antwoord (17-021) Prijsgeven van aanspraak ingevolge oudedagsverplichting bij ingang uitkeringen vanwege onderdekking Vraag & Antwoord (17-020) Vergelijken pensioenopbouw 2015 met de pensioenopbouw in 2016/ Vraag & Antwoord (17-023) Prijsgeven in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken voor verschil waarde in het economisch verkeer en fiscale balanswaarde; Informatieplicht en instemming partner Loonheffingen. Pensioenen; Wet verbeterde premieregeling. Goedkeuring voor pensioenen met een ingangsdatum in de periode van 1 januari 2014 tot 8 juli Vennootschapsbelasting. Pensioenen; uitfasering pensioen in eigen beheer RJ-Uiting : ontwerp-richtlijn Pensioenvoorziening en oudedagsverplichting directeuren-grootaandeelhouder Diversen SER: Ontwerp advies medezeggenschap pensioen in kleine ondernemingen zonder OR Leidraad Wet verbeterde premieregeling AFM EK Griffie EK_Verslag plenair PB2017 (PEB) Kamerbrief-eerste-kamertoezegging-pensioen-in-eigen-beheer Brief EK Wiebes 19 april Jurisprudentie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden: / (publicatie) Wijziging eindloonregeling met eigen bijdrage in premievrije middelloonregeling geen beroep op dwaling Rechtbank Amsterdam: / (publicatie) Partnerpensioen, keuze, voldoende voorgelicht door werkgever, bijeenkomst voor werknemers, geen verplichting tot individueel advies, schadevergoeding afgewezen Hoge Raad: Pensioenverevening, art. 2 lid 1 Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Pensioen in eigen beheer. 166 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

4 Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten tot uitfasering van het pensioen in eigen beheer en het treffen van enkele fiscale maatregelen inzake oudedagsvoorzieningen (Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen) B BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 20 december 2016 Vanmiddag vindt in uw Kamer de stemming plaats over het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen (Kamerstukken ). Ik wil uw Kamer in overweging geven de stemming over dit wetsvoorstel uit te stellen. De reden voor dit verzoek is de volgende. Vanuit de praktijk bereiken mij signalen over het gebruik van de mogelijkheden om de (toekomstige) indexatie van de opgebouwde pensioenaanspraken op het moment van afkoop of omzetting ten laste van de fiscale winst te brengen. Met het oog op een ordentelijke besluitvorming in uw Kamer is het noodzakelijk inzicht te hebben in de effecten daarvan, in het bijzonder de grootte van de groep die hiervan gebruikmaakt of kan maken. Hiervoor dient nader onderzoek plaats te vinden. Zodra ik over deze materie duidelijkheid heb, zal ik uw Kamer informeren. Ik bereid een novelle voor waarin ik eventueel flankerende maatregelen zal opnemen en waarin ik ook een wijziging van de datum van inwerkingtreding zal voorstellen. In die novelle zal dan terugwerkende kracht worden voorzien voor de overige pensioenmaatregelen die in het wetsvoorstel zijn opgenomen. Ik zal tegelijkertijd met deze brief de voorzitter van de Tweede Kamer informeren over dit uitstel. De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes I s-gravenhage 2016 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

5 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten tot uitfasering van het pensioen in eigen beheer en het treffen van enkele fiscale maatregelen inzake oudedagsvoorzieningen (Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen) Nr. 9 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 20 december 2016 Vandaag heb ik de Voorzitter van de Eerste Kamer in overweging gegeven de stemming over het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen (Kamerstuk ) uit te stellen. De achtergrond van dit verzoek treft u aan in de brief aan de Voorzitter van de Eerste Kamer (Kamerstuk , B). De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes s-gravenhage 2016 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

6 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten tot uitfasering van het pensioen in eigen beheer en het treffen van enkele fiscale maatregelen inzake oudedagsvoorzieningen (Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen) Nr. 10 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 25 januari 2017 De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 20 december 2016 over het verzoek aan de Eerste Kamer om uitstel van de stemmingen over het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen (Kamerstuk , nr. 9). De vragen en opmerkingen zijn op 22 december 2016 aan de Staatssecretaris van Financiën voorgelegd. Bij brief van 23 januari 2017 zijn de vragen beantwoord. De voorzitter van de commissie, Duisenberg De griffier van de commissie, Berck s-gravenhage Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

7 INHOUDSOPGAVE I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2 II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris 5 I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het verzoek aan de Eerste Kamer om uitstel van de stemmingen over het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen. De leden van de VVD-fractie hechten er belang aan dat er snel weer duidelijkheid komt. De wet was namelijk bedoeld om ondernemers te helpen met de problemen in het kader van het pensioen in eigen beheer (PEB), zoals de dividendklem. Daarnaast vinden de leden van de VVD-fractie een goede informatievoorziening richting de betrokkenen belangrijk. De leden van de VVD-fractie hebben daarom nog een aantal vragen. Kan er uitgebreid inhoudelijk worden geschetst welk probleem er nu is of lijkt te zijn? Wat zijn de oorzaken daarvan? Wat kunnen de (financiële) gevolgen zijn? Waarom zijn de huidige problemen niet voorzien in het voortraject? Welke checks and balances zijn er bij het opstellen van wetsvoorstellen om dit soort problemen te voorkomen? Hoe snel kan er duidelijkheid zijn over het geconstateerde en/of vermeende probleem? Hoe kan het wetsvoorstel eventueel gerepareerd worden? En hoe snel kan er eventueel gerepareerd worden (tijdpad) dan wel wanneer kan het wetsvoorstel (eventueel aangepast) alsnog ingaan (inwerkingstredingsdatum)? Hoe vindt de communicatie naar de betrokkenen plaats in de komende periode over de ontwikkelingen en de komende stappen? Kan een reactie gegeven worden op het artikel in Het Financieele Dagblad d.d. 22 december 2017 waarin de meningen verschillen over het probleem? Wat zijn de gevolgen van het niet in stemming brengen van het wetsvoorstel PEB voor de overige pensioenmaatregelen in het wetsvoorstel? Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA De leden van de PvdA-fractie hebben met stijgende verbazing kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris waarin hij de Eerste Kamer vraagt om uitstel van stemming over de wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen. Het uitstel van de stemmingen is aangevraagd vanwege een lek in de voorgestelde wetgeving. De Telegraaf berichtte dat het mogelijk om EUR 5 miljard derving zou kunnen gaan. Klopt deze berichtgeving? Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

8 De Staatssecretaris stelt dat hem vanuit de praktijk signalen bereiken over het gebruik van de mogelijkheden om de (toekomstige) indexatie van de opgebouwde pensioenaanspraken op het moment van afkoop of omzetting ten laste van de fiscale winst te brengen. Kan dit verder worden verhelderd met behulp van cijfervoorbeelden? Kunnen alle BV s waarin pensioen wordt opgebouwd gebruik maken van deze mogelijkheid? Wanneer kwam het lek aan het licht? De Staatssecretaris stelt dat de praktijk hem wees op het lek. Tegelijkertijd werd in de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer al door de Staatssecretaris gewezen op de mogelijkheid om de indexatie ten laste van de fiscale winst te brengen. Waarom is toen niet meteen besloten het lek te dichten? Kan de Staatssecretaris uitleggen hoe het komt dat het probleem blijkbaar niet eerder is gezien? In hoeverre heeft tijdsdruk hiermee te maken en welke lessen trekt de regering uit deze gang van zaken voor wat betreft toekomstige wetgeving? De staatsecretaris stelt dat eerst de omvang van het lek in kaart wordt gebracht, alvorens naar oplossingen wordt gezocht. De leden van de PvdA-fractie achten het nuttig dat de omvang van het probleem in kaart wordt gebracht, maar achten de omvang van het probleem niet van invloed op de keuze het lek al dan niet te dichten. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat het lek hoe dan ook gedicht zal worden? Langs welke lijnen gaat de Staatssecretaris dit oplossen? Is het mogelijk om in de wet op te nemen dat toekomstige indexaties niet ten laste van de winst kunnen worden gebracht bij afkoop of omzetting? Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP De leden van de SP-fractie danken de Staatssecretaris voor het feit dat hij middels een ongebruikelijke stap optreedt om onbedoeld gebruik van wetgeving te voorkomen. Wel hebben zij de nodige vragen. De leden van de SP-fractie willen van de Staatssecretaris uitleg over hoe het mogelijk is dat de mogelijkheid van onbedoeld gebruik niet eerder in het lange wetgevingsproces is ontdekt? Kan de Staatssecretaris uitleggen hoe hij opeens tot zijn «memorie van antwoord» van 2 december jl. (Kamerstukken en en en en , E) kwam over de mogelijkheid van versnelde aftrek van indexatielasten? Waarom is hier niet eerder op gewezen door de Staatssecretaris? Waarom pas op 2 december? De leden van de fractie van de SP vroegen eerder om een paar voorbeeldberekeningen. Aanvankelijk wilde de Staatssecretaris deze voorbeeldberekeningen niet geven maar pas na enig aandringen werden deze geleverd. In hoeverre kloppen deze berekeningen nog? Waarom is de toekomstige indexatie ten laste van de winst niet meegenomen in de voorbeeldberekeningen? Is de Staatssecretaris bereid de voorbeeldberekeningen alsnog volledig aan te leveren? De leden van de SP-fractie willen tevens een aantal voorbeeldberekeningen voor het geval dat de pensioenverplichting niet wordt vrijgemaakt maar als oudedagsvoorziening op de balans blijft staan. De leden van de SP-fractie willen graag weten wanneer zal worden aangevangen met het onderzoek naar de effecten van dit onbedoelde gebruik en de grootte van de groep. Wanneer denkt de Staatssecretaris het onderzoek te hebben afgerond? Zal het onderzoek zijn afgerond alvorens de Staatssecretaris zijn novelle naar de Kamer stuurt? Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

9 Wat betekent het uitstellen van de stemmingen in de Eerste Kamer over het wetsvoorstel in de praktijk? Zowel voor ondernemers als voor de Belastingdienst, die waarschijnlijk druk doende is (geweest) zich voor te bereiden op de wet? Wanneer wordt de novelle ingediend, vragen de leden van de SP-fractie? Wordt voldoende de tijd genomen om te verzekeren dat de flankerende maatregelen het onbedoelde gebruik onmogelijk te maken? De leden van de SP-fractie willen tevens een update van de verwachte opbrengst van het wetsvoorstel. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris aan de Eerste Kamer over het pensioen in eigen beheer en het daarop volgende uitstel van stemmingen. Deze leden hebben hierover nog een aantal vragen. Allereerst vragen de leden van de CDA-fractie de Staatssecretaris waarom de toekomstige indexaties afgestempeld mogen c.q. moeten worden, hoe dit technisch uitwerkt en of de Staatssecretaris een rekenvoorbeeld kan geven. Wanneer waren de Staatssecretaris of anderen binnen het Ministerie van Financien op de hoogte van de mogelijkheid om toekomstige indexatie af te stempelen en mogelijk in aftrek te brengen van de fiscale winst? Moest bij de waardering van de pensioenverplichting op de balans altijd al rekening gehouden worden met een verplichting tot indexatie op grond van goed koopmansgebruik of is er een verband met de uitfasering van het pensioen in eigen beheer? In hoeveel gevallen mogen toekomstige indexaties mede afgestempeld worden? Wat zijn de regels voor indexatie voor DGA s met een pensioen in eigen beheer? Klopt het dat zij verplicht zijn om hun pensioen altijd te indexeren in tegenstelling tot bijvoorbeeld pensioenfondsen? Waarom is het afstempelen over de toekomstige indexaties niet meegenomen in het rekenvoorbeeld waar de leden van de CDA-fractie in het verslag over de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer om gevraagd hebben? Hoe groot is het financiële risico volgens de Staatssecretaris als deze wet niet zou zijn uitgesteld? Waarom is de afstempeling van de verplichting tot toekomstige indexatie niet meegenomen in de raming van de opbrengst van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer? De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris te garanderen dat de termijn om de zaken met de verzekeraars te regelen, die nu op 31 maart 2017 gesteld is, minstens wordt verlengd met de periode van het uitstel van de stemmingen in de Eerste Kamer. Oftewel, kan de Staatssecretaris garanderen dat de DGA s die te maken hebben met deze nieuwe wet niet de dupe worden van fouten in het wetsvoorstel? Kan de Staatssecretaris tevens garanderen dat DGA s die hun gehele pensioenaanspraak afstempelen, dus inclusief rechten op toekomstige indexatie, een zuiver pensioen overhouden? Immers als de pensioenaanspraak onzuiver zou worden, is de DGA per direct 72% belasting verschuldigd over de geheel pensioenaanspraak, zelfs als deze onder water staat. Kan de Staatssecretaris duidelijkheid geven met welke handelingswijze gegarandeerd geen sprake zal zijn van een onzuiver DGA-pensioen? Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

10 Wat zijn de gevolgen van de afstempeling van de gehele pensioenaanspraak inclusief de toekomstige indexaties voor de fiscale winstberekening? Leiden de toekomstige indexatieverplichtingen tot een aftrekpost ten laste van de fiscale winst en zo ja, in welke jaren? Wat bedoelt de Staatssecretaris met zijn antwoorden aan de Eerste Kamer in de memorie van antwoord dat «de lasten in verband met de toename van de pensioenverplichting door de indexatieverplichting niet ineens ten laste van de fiscale winst worden gebracht» en tevens dat «op het moment van afkoop op omzetting de indexatielasten voor die pensioenaanspraken daadwerkelijk gerealiseerd worden»? Kan de Staatssecretaris de garantie geven dat er als gevolg van de antwoorden die hij in de Eerste Kamer (memorie van antwoord en nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken en en en en , G)) heeft gegeven verder geen budgettaire tegenvallers zijn te verwachten? En als deze er toch zullen zijn, op welke wijze worden deze dan opgevangen? Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie of de Staatssecretaris een aangepaste, geactualiseerde berekening kan tonen, waaruit blijkt dat in 1/3 van de gevallen na de afstempeling voor afkoop wordt gekozen? En over welke jaren gaat dat? Kan de Staatssecretaris nieuwe ramingen geven van de kosten en opbrengsten van het wetsvoorstel per jaar? Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66 De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris aan de Eerste Kamer. De brief werpt een hoop vragen op waarvan de leden ervan uitgaan dat deze beantwoord worden in de door de Kamer gevraagde brief van de Staatssecretaris. De leden van de D66-fractie zijn allereerst verbaasd over het late tijdstip van het verzoek om uitstel aan de Eerste Kamer. Verschillende fracties, waaronder de fractie van D66, hebben bij de behandeling in de Tweede Kamer aandacht gevraagd voor de tijdsdruk die achter de uitfasering werd gezet en de gevolgen daarvan voor DGA s en de adviessector. Heeft tijdsdruk op het Ministerie een rol gespeeld bij de onduidelijkheid die heeft geleid tot het verzoek om uitstel? Hoe kan het dat de Staatssecretaris zo kort voor de stemming tot de conclusie komt dat het wetsvoorstel mogelijk een risico van miljarden euro s behelst? Wanneer is de Staatssecretaris voor het eerst gewaarschuwd over dit risico? De leden van de D66-fractie vragen zich voorts een aantal dingen af wat betreft de consequenties van het uitstellen van de behandeling van de wet. Welke budgettaire consequenties heeft dit voor het begrotingsjaar 2017? En welke voor de jaren daarna? Welke invoeringsdatum is, na eventuele wijzigingsvoorstellen van de kant van de regering, na dit uitstel mogelijk? Kan de Staatssecretaris nader uiteenzetten hoe het proces tot uitstel precies is verlopen, waarom er niet eerder tot actie is overgegaan, en hoe het proces hierna er uit ziet? II. Reactie van de Staatssecretaris Inleiding Ik heb met belangstelling kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de VVD, de PvdA, de SP, het CDA en D66 over het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen (Kamerstuk ). Ik hecht eraan om eerst in te gaan op de aanleiding van mijn verzoek aan de voorzitter van de Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

11 Eerste Kamer om de stemming over het wetsvoorstel uit te stellen. Daarmee beantwoord ik ook al een groot deel van de vragen van de leden van de verschillende fracties. Daarna beantwoord ik de nog niet in deze inleiding beantwoorde vragen. Aanleiding Aanleiding tot dit schriftelijk overleg is het uitstel van de stemmingen in de Eerste Kamer over het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen. Ik heb de Eerste Kamer bij brief van 20 december in overweging gegeven de stemming uit te stellen omdat mij signalen hadden bereikt over vermeende mogelijkheden om de kosten en lasten van toekomstige indexatie van de opgebouwde pensioenaanspraken op het moment van afkoop of omzetting in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting ten laste van de fiscale winst te brengen. Met het oog op een ordentelijke besluitvorming in de Eerste Kamer achtte ik het noodzakelijk zekerheid te hebben over de effecten daarvan, in het bijzonder de grootte van de groep die hiervan gebruik zou kunnen maken. Daarvoor was nader onderzoek noodzakelijk. Dat onderzoek is afgerond. Naar aanleiding van dit onderzoek heb ik een wetsvoorstel (novelle) tot wijziging van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen voorbereid. Met de afronding van het onderzoek heb ik ook voldoende gegevens om de vragen die in het kader van dit schriftelijk overleg zijn gesteld te beantwoorden. Deze antwoorden en de novelle worden gelijktijdig aan uw Kamer aangeboden. Wat is er aan de hand? Het onderzoek heeft uitgewezen dat de mogelijkheid om de (toekomstige) indexatie van de opgebouwde pensioenaanspraken op het moment van afkoop of omzetting ten laste van de fiscale winst te brengen, niet bestaat. De budgettaire derving zal zich dan ook niet voordoen. Zoals in de memorie van toelichting op de novelle is aangegeven voorkomt het in het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen voorgestelde artikel 34e van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 dat de kosten en lasten van de toekomstige indexatie op het moment van afkoop of omzetting in een oudedagsverplichting ten laste van de fiscale winst kunnen worden gebracht. In de memorie van toelichting (Kamerstuk , nr. 3) is ook aangegeven dat in een antwoord in de memorie van antwoord abusievelijk geen rekening is gehouden met deze bepaling, waardoor ten onrechte de suggestie is gewekt dat een dergelijke aftrek wel mogelijk is. Die vergissing betreur ik. Hieruit blijkt eens te meer dat de regelgeving ter zake van het pensioen in eigen beheer (PEB) gecompliceerd is, zoals ook weer bleek uit de uiteenlopende meningen van de pensioen- en belastingadviseurs zoals aangegeven in het artikel van het Financieel Dagblad van 22 december 2016 waar de leden van de fractie van de VVD naar verwijzen. Ik heb geen aanleiding te veronderstellen dat de overige antwoorden, gegeven in het kader van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen, niet juist zouden zijn en ook anderszins is er geen aanleiding om budgettaire tegenvallers te verwachten. Dit naar aanleiding van vragen hierover van de leden van de fractie van het CDA. De leden van de fractie van de SP wijzen op het lange wetgevingstraject dat aan het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen vooraf is gegaan en de leden van de 1 Brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 december 2016, Kamerstuk , B. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

12 fractie van de VVD vragen naar de checks and balances die er zijn bij de totstandkoming van wetsvoorstellen. Het lange traject waaraan de leden van de fractie van de SP refereren, is onder andere gebruikt voor een uitgebreide gedachtewisseling met experts, belangenorganisaties en de beide Kamers. In de zomer van 2016 is besloten over de wijze waarop de uitfasering van het PEB vorm zou krijgen en dat daarvoor wetgeving zou worden voorbereid die zou worden meegenomen met de zogenoemde Belastingplancyclus. Het wetsvoorstel bevatte geen lek in de zin zoals wel werd gesuggereerd. In die zin hebben de checks and balances zoals die worden toegepast bij de totstandkoming van wetgeving dan ook gewerkt. Zowel bij de totstandkoming van de besluitvorming voorafgaande aan het wetsvoorstel als bij het opstellen daarvan is alle zorgvuldigheid in acht genomen. Hetzelfde geldt uiteraard ook voor de parlementaire behandeling, maar zelfs dan kunnen fouten niet worden uitgesloten, zoals helaas achteraf blijkt als wordt teruggekeken op het al eerder genoemde antwoord in de memorie van antwoord. Het blijft mensenwerk. De berichtgeving in de pers verscheen op de dag van de voorziene stemming in de Eerste Kamer. Op dat moment was niet voldoende duidelijk waar het vermeende lek betrekking op zou hebben, dit in antwoord op vragen van de leden van de fracties van de PvdA en D66. Omdat dit een ordentelijke besluitvorming in de Eerste Kamer zou bemoeilijken, heb ik ervoor gekozen de voorzitter van de Eerste Kamer te verzoeken de stemming uit te stellen. Bij nadere beschouwing werd duidelijk dat het lek niet bestond, maar dat het al eerder aangehaalde antwoord waarin de suggestie is gewekt dat de hier bedoelde aftrek wel mogelijk zou zijn, onjuist is. Dit verklaart ook waarom hier door mij niet eerder op is gewezen, dit naar aanleiding van een vraag van de leden van de fractie van de SP. Dit geeft in feite ook antwoord op de vragen van de leden van de fracties van de SP en het CDA voor zover deze betrekking hebben op het moment waarop duidelijk is geworden dat afstempelen en aftrek van toekomstige indexatielasten mogelijk zou zijn en waarom dit niet is meegenomen in de rekenvoorbeelden die tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel zijn gegeven (Handelingen I 2016/17, nr. 11, item 3). Inhoud novelle Het vorenstaande zou strikt genomen tot de conclusie kunnen leiden dat een aanpassing van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen niet noodzakelijk is. De gesignaleerde mogelijkheid tot aftrek en de daaraan verbonden budgettaire gevolgen kunnen zich immers niet voordoen. Het onderzoek heeft echter ook tot de (omgekeerde) conclusie geleid dat het volledig uitsluiten van elke vorm van aftrek naar het oordeel van het kabinet in een beperkt aantal gevallen juist een te vergaande inperking is van het recht op aftrek van kosten en lasten die anders, als het PEB niet zou worden uitgefaseerd, wel (gefaseerd) ten laste van de winst zouden mogen worden gebracht. Om die reden wordt in de novelle voorgesteld om bij bestaande actiefposten alsnog in een (voorwaardelijke) mogelijkheid tot aftrek van de kosten en lasten van de toekomstige indexatie van de pensioenaanspraken of van de pensioenuitkeringen te voorzien. Deze aanpassing is, zoals toegelicht in de memorie van toelichting bij de novelle, slechts van toepassing op een zeer beperkte groep en daarmee zonder budgettaire gevolgen. Beantwoording vragen Een groot deel van de vragen van de leden van de verschillende fracties heeft betrekking op onderwerpen die ook in de memorie van toelichting van de novelle aan de orde komen. Daarbij gaat het om de primaire vragen of er daadwerkelijk een probleem is, wat de aard daarvan is, wat Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

13 de oorzaken daarvan zijn, hoe het probleem gaat worden opgelost, wat de mogelijke budgettaire gevolgen zijn en wanneer de novelle naar uw Kamer zal worden gestuurd. Met name in de paragrafen 1, 2 en 3 van die memorie van toelichting worden de vragen beantwoord van de leden van de fracties van de VVD, de PvdA en de SP over de aard van het veronderstelde probleem, het vermeende budgettaire effect, de systematiek van de indexatie van het PEB, de gevallen waarin de in het geding zijnde situatie zich voordoet (zie paragraaf 5 van die memorie van toelichting voor het aantal gevallen), de doorwerking naar de fiscaliteit, het onderzoek en het resultaat van dat onderzoek, de maatregelen die worden getroffen alsmede de tijdspanne waarin deze maatregelen worden getroffen. Hierna wordt bij de beantwoording van de overige vragen zo veel mogelijk de volgorde van de gestelde vragen aangehouden, met dien verstande dat gelijkluidende of vergelijkbare vragen gebundeld zijn beantwoord. Hierbij maak ik van de gelegenheid gebruik om uw Kamer te infomeren over de budgettaire consequenties aan de uitgaven- en inkomstenkant van het afschaffen van het doorwerkvereiste voor prepensioenregelingen, zoals toegezegd tijdens de plenaire behandeling van het pakket Belastingplan Deze informatie vindt u aan het slot. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD De leden van de fractie van de VVD vragen hoe de communicatie over de ontwikkelingen en de komende stappen naar de betrokkenen plaatsvindt. De Belastingdienst heeft in de Nieuwsbrief Loonheffingen 2017, op zijn website 3 en op de belastingdienstpensioensite 4 aangegeven dat naar aanleiding van mijn verzoek 5 het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen op 20 december 2016 niet in stemming is gebracht in de Eerste Kamer en dat de maatregelen uit dit wetsvoorstel derhalve niet met ingang van 1 januari 2017 in werking treden. Vervolgens is vermeld dat er aan een novelle wordt gewerkt, waarin eventueel flankerende maatregelen voor de uitfasering van het PEB zullen worden opgenomen en waarin ook een wijziging van de datum van inwerkingtreding zal worden voorgesteld. Ook de fiscale vakliteratuur en de pers hebben ruimschoots aandacht besteed aan mijn eerdergenoemde brief van 20 december 2016, waardoor de doelgroep van het wetsvoorstel al dan niet via zijn adviseur geïnformeerd kan zijn. Nieuwe informatie over dit onderwerp zal op de website worden geplaatst. De leden van de fractie van de VVD vragen wat de gevolgen zijn van het aanhouden van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen voor de overige pensioenmaatregelen die in dat wetsvoorstel zijn opgenomen. In genoemd wetsvoorstel zijn naast de maatregelen die samenhangen met de uitfasering van het PEB ook enkele andere maatregelen (de zogenoemde overige fiscale pensioenmaatregelen) opgenomen die deels bijdragen aan het vereenvoudigen van het belastingstelsel en het terugdringen van de administratieve lasten voor pensioenuitvoerders. In mijn eerdergenoemde brief van 20 december 2016 heb ik aangekondigd in een novelle voor deze pensioenmaatregelen terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2017 op 2 Kamerstuk , nr. 38, blz brochures_en_publicaties/nieuwsbrief-loonheffingen _v htm. 5 Brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 december 2016, Kamerstuk , B. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

14 te nemen. Gezien de uitzonderlijke situatie heeft de Belastingdienst in afwachting van het indienen en de behandeling van de novelle aangekondigd vanaf 1 januari 2017 voor het toezicht op de toepassing van de fiscale pensioenregels uit te gaan van deze met terugwerkende kracht in te voeren overige fiscale pensioenmaatregelen. 6 Hierdoor kan de administratieve lastenvermindering bij pensioenuitvoerders reeds worden gerealiseerd. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA De leden van de fracties van de PvdA en het CDA vragen om een toelichting met rekenvoorbeelden. De leden van de fractie van de SP vragen of de eerdere voorbeeldberekeningen nog kloppen en waarom de toekomstige indexatie ten laste van de winst niet is meegenomen in die voorbeeldberekeningen. Deze leden vragen tevens om een aantal voorbeeldberekeningen voor het geval de pensioenverplichting niet wordt afgekocht of omgezet in een oudedagsverplichting maar als (bevroren) PEB op de balans blijft staan. De rekenvoorbeelden zoals die gepresenteerd zijn in de bijlage bij de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen 7 wijzigen niet. De rekenvoorbeelden die in het kader van het wetgevingsoverleg over het pakket Belastingplan zijn gegeven, wijzigen ook niet. In die voorbeelden is namelijk uitgegaan van situaties van intern eigen beheer. Voor situaties waarin een PEB is opgebouwd in extern eigen beheer zonder fiscale eenheid (ongeveer 6% van de situaties met een PEB) moet uiteraard ook gekeken worden naar de situatie van de werkmaatschappij. In die situaties kan de fiscale waarde van de tegenover de aanspraak staande verplichting bij het externeigenbeheerlichaam mede betrekking hebben op de toegezegde indexatie. In dit geval is er bij de werkmaatschappij een actiefpost aanwezig. Ter zake van die situatie merk ik nog het volgende op. Hierna wordt uitgegaan van een fiscale waarde van de verplichting van zoals die ook is gebruikt in de voorbeelden die zijn opgenomen in de bijlage bij de memorie van toelichting op het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen. Op basis van alleen deze fiscale waarde is het niet mogelijk om de actiefpost vast te stellen omdat in het voorbeeld niet is aangegeven wanneer het PEB is opgebouwd en in hoeverre voor- en na-indexatie is toegezegd. Als verondersteld zou worden dat de rekenvoorbeelden betrekking zouden hebben op een extern opgebouwd PEB en daardoor in de waardering van het PEB ook de toekomstige indexatie is meegenomen dan is er een actiefpost aanwezig op de balans van de werkmaatschappij. Als deze actiefpost zou zijn, mag deze als gevolg van de in de novelle voorgestelde aanpassing bij afkoop direct ten laste van de winst worden gebracht bij de werkmaatschappij. In dat geval is die werkmaatschappij minder vennootschapsbelasting verschuldigd (aangenomen dat de winst onder de blijft) en is op termijn ook minder box 2-heffing verschuldigd. In geval van omzetting naar een oudedagsverplichting zal deze actiefpost in (gelijke) delen tot aan de 87-jarige leeftijd van de directeur-grootaandeelhouder (dga) ten laste van de winst komen. 6 Vraag en Antwoord van 22 december 2016 op de site van het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen ( 7 Bijlage bij Kamerstuk , nr Kamerstuk , nr. 19, blz. 23. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

15 Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP De leden van de fractie van de SP vragen wat het uitstellen van de stemmingen over het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in de Eerste Kamer in de praktijk voor ondernemers en de Belastingdienst betekent. Het streven is de maatregelen uit het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen per 1 april 2017 in werking te laten treden. Ik doe er dan ook alles aan om dit traject zo spoedig mogelijk af te ronden. Indien dat lukt, betekent het uitstellen van de stemmingen in feite een korte vertraging van de inwerkingtreding. De voorbereidende handelingen die dga s, hun vennootschappen en de Belastingdienst al hebben getroffen in afwachting van de inwerkingtreding van de maatregelen uit genoemd wetsvoorstel kunnen na deze korte wachttijd dan ook weer worden hervat en afgerond. De vraag van de leden van de fractie van de SP naar een update van de verwachte opbrengst van het wetsvoorstel wordt beantwoord bij de soortgelijke vraag van de leden van de fractie van D66. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA De leden van de fractie van het CDA vragen waarom de afstempeling van de verplichting tot toekomstige indexatie niet is meegenomen in de raming van de opbrengst van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen. Verder vragen deze leden of een aangepaste, geactualiseerde berekening kan worden getoond, waaruit blijkt dat in een derde van de gevallen na de afstempeling voor afkoop wordt gekozen. Verder vragen deze leden nieuwe ramingen van de kosten en opbrengsten van het wetsvoorstel. Zoals in de memorie van toelichting bij de novelle is toegelicht is het op basis van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen niet mogelijk om de vrijval van de ter zake van de indexatie gevormde actiefpost ten laste van de winst te brengen bij afkoop dan wel omzetting van het PEB in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting. In de raming is hiermee dan ook terecht geen rekening gehouden. In paragraaf 5 van dezelfde memorie van toelichting is toegelicht welke budgettaire gevolgen verbonden zijn aan de in de novelle voorgestelde wijziging. De leden van de fractie van het CDA vragen of het klopt dat dga s verplicht zijn om hun pensioen altijd te indexeren, in tegenstelling tot bijvoorbeeld pensioenfondsen. Het wel of niet moeten indexeren van het pensioen is afhankelijk van de inhoud van de pensioenregeling. Bij pensioenfondsen is vaak in de pensioenregeling opgenomen dat er geen recht bestaat op indexatie, maar dat het bestuur jaarlijks besluit of de vermogenspositie van het pensioenfonds dat jaar de indexatie van de pensioenen toelaat. In veel pensioenregelingen van dga s is wel een recht op indexatie opgenomen. In dat geval zullen partijen ook uitvoering moeten geven aan de afgesproken indexatie. De leden van de fractie van het CDA vragen een garantie dat de termijn om de zaken met de verzekeraars te regelen, die nu op 31 maart 2017 is gesteld, minstens wordt verlengd met de periode van het uitstel van de stemmingen in de Eerste Kamer. Het gaat hier om de coulancetermijn van drie maanden die in de parlementaire behandeling is toegezegd en waarvoor de grondslag in het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen is opgenomen. Deze termijn wordt na inwerkingtreding van de wet nog steeds in volle omvang Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

16 gegeven, zoals in de artikelsgewijze toelichting op de inwerkingtredingsbepaling van de novelle is aangegeven. De leden van de fractie van het CDA vragen een garantie dat dga s die hun gehele pensioenaanspraak afstempelen, dus inclusief rechten op toekomstige indexatie, een zuiver pensioen overhouden. Deze leden vragen verder duidelijkheid met welke handelingswijze gegarandeerd geen sprake zal zijn van een onzuiver dga-pensioen. Op grond van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen mag een dga zijn PEB laten afstempelen tot de fiscale balanswaarde van de tegenover de aanspraak staande verplichting op het moment van prijsgeven, indien het PEB op datzelfde moment volledig wordt afgekocht of omgezet in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting. Indien de waarde van de indexatie deel uitmaakt van de fiscale balanswaarde van de verplichting (voor de vennootschapsbelasting) op het moment van prijsgeven van de aanspraak, mag derhalve afgestempeld worden tot deze fiscale balanswaarde. Na de gefaciliteerde afkoop of omzetting in een oudedagsverplichting is er natuurlijk geen pensioen meer over en kan er dus ook geen sprake zijn van een onzuiver pensioen. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66 De leden van de fractie van D66 vragen naar de budgettaire consequentie van het uitstellen van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen voor het begrotingsjaar 2017 en de jaren daarna. De leden van de fracties van het de SP en het CDA vragen naar de nieuwe ramingen. Zoals hiervoor aangegeven streef ik ernaar de maatregelen uit het wetsvoorstel per 1 april 2017 in werking te laten treden. Indien dit lukt, zijn er geen budgettaire consequenties. Naar aanleiding van de novelle zijn de EMU-saldo-effecten licht aangepast. Tabel 1 toont de EMU-saldo-effecten van de novelle en tabel 2 het totale effect van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in combinatie met de novelle. Tabel 1: EMU-saldo-effecten van de novelle (in mln) struc 1. Loon- en inkomstenbelasting 1) Vennootschapsbelasting Box 2/dividendbelasting (1+2+3) totaal effect op EMU-saldo ) Met inbegrip van premie volksverzekeringen Tabel 2: Totale EMU-saldo-effecten van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioen maatregelen in combinatie met de novelle (in mln) struc 1. Loon- en inkomstenbelasting 1) Vennootschapsbelasting Box 2/dividendbelasting (1+2+3) totaal effect op EMU-saldo ) Met inbegrip van premie volksverzekeringen Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

17 Afschaffen doorwerkvereiste voor pensioenregelingen Ik maak van de gelegenheid gebruik om uw Kamer te informeren over de budgettaire consequenties aan de uitgaven- en inkomstenkant van het afschaffen van het doorwerkvereiste voor prepensioenregelingen, zoals toegezegd tijdens de plenaire behandeling van het pakket Belastingplan De raming is in overleg met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid opgesteld. Het afschaffen van het doorwerkvereiste kan een prikkel vormen voor deelnemers om de ingangsdatum van de prepensioenregeling uit te stellen en daarmee (meer) gebruik te maken van de sociale zekerheid. Daarbij gaat het om de Werkloosheidswet (WW), de Wet inkomensvoorziening voor oudere werklozen (IOW), de Algemene nabestaandenwet (Anw) en de partnertoeslag in de Algemene Ouderdomswet (AOW). Daarnaast heeft het afschaffen van het doorwerkvereiste voor prepensioenregelingen budgettaire gevolgen aan de inkomstenkant vanwege de te derven AOW-premie. De budgettaire gevolgen zijn in onderstaande tabellen opgenomen. Tabel 3: Budgettaire gevolgen uitgavenkant (in mln; hogere uitgaven) struc WW & IOW ANW Partnertoeslag AOW Totaal (Door afronding kan de totaalsom afwijken van de optelsom van de afzonderlijke delen.) Tabel 4: Budgettaire gevolgen inkomstenkant (in mln; lagere inkomsten) struc AOW-premie Totaal Zoals bij de genoemde parlementaire behandeling desgevraagd is aangegeven, ziet het kabinet geen noodzaak tot het afschaffen van het doorwerkvereiste voor prepensioenregelingen. 10 De wens van uw Kamer tot het harmoniseren van de pensioeningangsdatum en de AOW-gerechtigde leeftijd was, naast de vereenvoudiging voor pensioenuitvoerders en het introduceren van (meer) flexibiliteit in de pensioeningangsdatum, een van de belangrijkste redenen om het doorwerkvereiste voor ouderdomspensioen af te schaffen. De harmonisering van de pensioeningangsdatum en de AOW-gerechtigde leeftijd speelt geen rol bij prepensioenregelingen. Uitgangspunt bij een prepensioenregeling is immers dat het pensioen vóór de AOW-gerechtigde leeftijd ingaat. 9 Kamerstuk , nr. 38, blz Kamerstuk , nr. 5, blz. 26, Kamerstuk , nr. 24, blz , en Kamerstuk , nr. 38, blz. 14. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

18 Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten tot uitfasering van het pensioen in eigen beheer en het treffen van enkele fiscale maatregelen inzake oudedagsvoorzieningen (Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen) C BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 10 februari 2017 Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen heb ik toegezegd een brief naar uw Kamer te sturen waarin ik duidelijk aangeef wat bij een pensioen in eigen beheer (PEB) het verschil is tussen een bepaald elders verzekerd deel en een onbepaald elders verzekerd deel, dit mede met het oog op de brief van de Belastingdienst van 16 april 2004 aan het Verbond van Verzekeraars 1 (de brief van 16 april 2004). Met de onderhavige brief voldoe ik aan deze toezegging. Allereerst ga ik in het algemeen in op de situatie dat een deel van het PEB elders verzekerd is. Vervolgens beschrijf ik wat het verschil is tussen een onbepaald elders verzekerd deel en een bepaald elders verzekerd deel. Ten slotte ga ik in op de gevolgen van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen voor beide varianten. Elders verzekerd deel van een PEB in het algemeen Bij een PEB doet de besloten vennootschap waarbij de directeurgrootaandeelhouder (dga) in dienst is (werkgever-bv) een pensioentoezegging die in eigen beheer wordt uitgevoerd. De werkgever-bv kan hierbij zelf het eigenbeheerlichaam zijn. Hierna wordt uitgegaan van deze situatie en wordt dat eigenbeheerlichaam in situaties waarin de werkgever-bv in haar hoedanigheid als werkgever wordt bedoeld kortweg de bv genoemd en in situaties waarin wordt gedoeld op de hoedanigheid van uitvoerder van het PEB als eigenbeheerlichaam aangeduid. De bv kan ervoor kiezen een deel van deze pensioenaanspraak bij een professionele doc. I s-gravenhage Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

19 verzekeringsmaatschappij onder te brengen. 2 In dat geval wordt een deel van de pensioenaanspraak uitgevoerd door een eigenbeheerlichaam en een deel bij een professionele verzekeringsmaatschappij. Het deel waarvoor de professionele verzekeringsmaatschappij als uitvoerder optreedt kan bepaald dan wel onbepaald zijn. Onbepaald of bepaald elders verzekerd deel De in de praktijk veruit het meest voorkomende situatie is dat de bv aan de dga een eind- of middelloonpensioen heeft toegezegd dat gedeeltelijk wordt uitgevoerd door een professionele verzekeringsmaatschappij door middel van een op te bouwen pensioenkapitaal. Daarbij is in de pensioenbrief bepaald dat het van de verzekeringsmaatschappij te ontvangen pensioen via het in eigen beheer gehouden deel wordt aangevuld tot het bedrag van het door de bv toegezegde pensioen. De brief van 16 april 2004 ging ook over deze situatie. In dit geval is sprake van een onbepaald elders verzekerd deel, omdat het van de professionele verzekeringsmaatschappij te ontvangen pensioen verplicht door het eigenbeheerlicham wordt aangevuld tot het door de bv toegezegde pensioen. Pas op het moment van omzetting van het bij de professionele verzekeringsmaatschappij opgebouwde pensioenkapitaal in een recht op een pensioenuitkering komt de omvang van het bij de professionele verzekeringsmaatschappij ondergebrachte deel van het uit te keren pensioen vast te staan. Op dat moment weet het eigenbeheerlichaam dan ook pas in hoeverre een aanvulling nodig is om het toegezegde pensioen te realiseren. Het is ook mogelijk, maar in de praktijk veel minder vaak voorkomend, dat een deel van een toegezegd pensioen wordt uitgevoerd door een professionele verzekeringsmaatschappij en een deel door het eigenbeheerlichaam, maar dat er geen verplichting is het van de professionele verzekeringsmaatschappij te ontvangen pensioen door het eigenbeheerlichaam aan te vullen tot het door de bv toegezegde pensioen ingeval het van de professionele verzekeringsmaatschappij te ontvangen pensioen lager is dan beoogd. In dat geval is sprake van een bepaald elders verzekerd deel. Gevolgen wetsvoorstel voor elders verzekerd deel PEB In de memorie van antwoord 3 heb ik toegelicht wat de gevolgen van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen zijn als sprake is van een onbepaald elders verzekerd deel van het PEB. Hierbij heb ik toegelicht dat geen aanpassing van de overeenkomst met de professionele verzekeringsmaatschappij nodig is. Wel moet de pensioentoezegging van de bv aan de dga zodanig worden aangepast dat de dga alleen nog verder pensioen opbouwt bij de professionele verzekeraar en niet meer bij het eigenbeheerlichaam. Dat geldt eveneens in situaties waarin niet sprake is van een onbepaald elders verzekerd deel, maar van een bepaald elders verzekerd deel. Ook moet de inhoud van de pensioenregeling zodanig worden aangepast dat geen overgang van de elders verzekerde pensioenaanspraak naar een eigenbeheerlichaam meer kan plaatsvinden na het verlopen van de 2 In deze brief wordt de dekkingspolis voor de overzichtelijkheid buiten beschouwing gelaten, nu deze situatie zich in de praktijk zelden voordoet. Bij een dekkingspolis is sprake van een verzekeringsovereenkomst tussen de bv en de professionele verzekeringsmaatschappij. In dat geval ontvangt de bv het bij de verzekeringsmaatschappij opgebouwde kapitaal op de pensioeningangsdatum en voldoet hieruit (een deel van) het toegezegde pensioen. Er is dan sprake van herverzekering door de bv van een (deel van de) door de bv aan de dga gedane toezegging (dekkingspolis). In dat geval is geen sprake van een verplichting van de verzekeringsmaatschappij tegenover de dga, maar uitsluitend van de verzekeringsmaatschappij tegenover de bv en van de bv tegenover de dga. 3 Kamerstukken I 2016/17, , E, blz Eerste Kamer, vergaderjaar , , C Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171 2

20 coulancetermijn. 4 Verder moet de pensioenregeling bij een onbepaald elders verzekerd deel zo aangepast worden dat het elders verzekerde deel van het pensioen niet meer wordt aangevuld met een in eigen beheer gehouden pensioen. In samenhang met de hiervoor geschetste noodzakelijke wijzigingen moet de pensioenaanspraak die bij een eigenbeheerlichaam is ondergebracht uiterlijk op het moment dat de coulancetermijn eindigt premievrij zijn gemaakt, aangezien het eigenbeheerlichaam vanaf dat moment geen toegelaten verzekeraar meer is. Uiteraard is op basis van het overgangsrecht het eigenbeheerlichaam nog een toegelaten verzekeraar voor de reeds opgebouwde pensioenaanspraken ingeval het PEB niet wordt afgekocht of omgezet in een oudedagsverplichting. Ik ga ervan uit met deze brief de gewenste duidelijkheid te hebben gegeven over het verschil tussen een bepaald elders verzekerd deel en een onbepaald elders verzekerd deel en de gevolgen die het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen voor beide varianten heeft. De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes 4 De coulancetermijn is een termijn van drie maanden die aansluitend aan de datum van inwerkingtreding van de maatregelen uit de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen bij beleidsbesluit zal worden gegeven, zoals ook in de memorie van toelichting op de novelle op de genoemde wet is toegelicht (Kamerstukken II 2016/17, , nr. 3, blz. 8). Als het verzoek met betrekking tot de overgang naar het eigenbeheerlichaam vóór het einde van de termijn is ontvangen, maar de administratieve afhandeling daarvan pas daarna plaatsvindt, dan wordt dit in beginsel nog aangemerkt als een toegestane overgang. Eerste Kamer, vergaderjaar , , C Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171 3

21 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Wijziging van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een versoepeling in de winstsfeer aan te brengen ten opzichte van het bij koninklijke boodschap van 20 september 2016 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten tot uitfasering van het pensioen in eigen beheer en het treffen van enkele fiscale maatregelen inzake oudedagsvoorzieningen (Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen) (Kamerstukken ); Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: ARTIKEL I Indien het bij koninklijke boodschap van 20 september 2016 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten tot uitfasering van het pensioen in eigen beheer en het treffen van enkele fiscale maatregelen inzake oudedagsvoorzieningen (Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen) (Kamerstukken ) tot wet wordt verheven, wordt die wet als volgt gewijzigd: A ARTIKEL III wordt als volgt gewijzigd: 1. In het in onderdeel R opgenomen artikel 38o, tweede lid, wordt «aan het eind van het boekjaar van het lichaam, bedoeld in artikel 38n, eerste lid, voorafgaand aan het moment van afkoop vermeerderd met de actuariële oprenting ervan vanaf het einde van dat boekjaar tot het Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171 1

22 moment van afkoop en verminderd met de uitkeringen die na afloop van dat boekjaar ten laste van deze aanspraak zijn gedaan en waardeverminderingen ervan als gevolg van het gedeeltelijk prijsgeven van de afgekochte aanspraak ingevolge artikel 19b, achtste lid, zoals dat artikel luidde op 31 december 2016» vervangen door: op het moment van prijsgeven, bedoeld in artikel 38n, tweede lid. 2. In het in onderdeel R opgenomen artikel 38q wordt «opgebouwd in 2016» vervangen door «opgebouwd in 2016 of 2017» en wordt «in 2016 meer dan 125% hoger was dan de opbouw in 2015» vervangen door: in 2016 en 2017 gezamenlijk meer dan 150% hoger was dan de opbouw in B In ARTIKEL IIIA wordt «31 december 2016» vervangen door «het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet» en wordt «met ingang van 1 januari 2017 in werking getreden» vervangen door: in deze wet opgenomen. C In ARTIKEL VI, onderdeel C, onder 2, wordt «2016» vervangen door: D Aan het in ARTIKEL VII, onderdeel F, opgenomen artikel 34e wordt een lid toegevoegd, luidende: 4. In afwijking van het derde lid worden kosten en lasten die samenhangen met een aanspraak ingevolge een pensioenregeling als bedoeld in artikel 38n, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 en die als gevolg van de toepassing van de artikelen 3.26, 3.27 en 3.28 van de Wet inkomstenbelasting 2001 nog niet bij de bepaling van de winst in aanmerking zijn genomen: a. op het tijdstip waarop ter zake van die aanspraak artikel 38n, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op de loonbelasting 1964 is toegepast bij de bepaling van de winst in aanmerking genomen; b. na het tijdstip waarop ter zake van die aanspraak artikel 38n, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964 is toegepast in gelijke jaarlijkse delen bij de bepaling van de winst in aanmerking genomen, waarbij het aantal jaarlijkse delen wordt gesteld op het aantal gehele jaren dat de werknemer of gewezen werknemer op dat tijdstip was verwijderd van de leeftijd van 87 jaar. De eerste volzin is uitsluitend van toepassing indien in een aangifte die uiterlijk op 20 september 2016 is gedaan reeds een transitorische actiefpost is opgenomen ter zake van de kosten en lasten die op dat moment als gevolg van de toepassing van de artikelen 3.26, 3.27 en 3.28 van de Wet inkomstenbelasting 2001 nog niet bij de bepaling van de winst in aanmerking zijn genomen. E ARTIKEL VIII wordt als volgt gewijzigd: 1. De aanhef komt te luiden: In de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt artikel 34e met ingang van 1 januari 2020 als volgt gewijzigd: 1. Het derde lid komt te luiden:. 2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende: Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 2 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171 2

23 2. Het vierde lid, eerste volzin, komt te luiden: In afwijking van het derde lid, zoals dat luidde op 31 december 2019, worden kosten en lasten die samenhangen met een aanspraak ingevolge een pensioenregeling als bedoeld in artikel 38n van de Wet op de loonbelasting 1964 en die als gevolg van de toepassing van de artikelen 3.26, 3.27 en 3.28 van de Wet inkomstenbelasting 2001 nog niet bij de bepaling van de winst in aanmerking zijn genomen na het tijdstip waarop ter zake van die aanspraak artikel 38n, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals dat artikel luidde op 31 december 2019, is toegepast in gelijke jaarlijkse delen bij de bepaling van de winst in aanmerking genomen, waarbij het aantal jaarlijkse delen wordt gesteld op het aantal gehele jaren dat de werknemer of gewezen werknemer op dat tijdstip was verwijderd van de leeftijd van 87 jaar. F In ARTIKEL XIX wordt «1 januari 2017» vervangen door: de eerste dag van de eerste kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat artikel I, onderdelen A, B, C, onder 1, eerste volzin, en onder 2, E, G tot en met M, O en Q, artikel III, onderdelen A tot en met F, M tot en met O en Q, artikel VII, onderdeel C, artikel IX, artikel X, onderdelen A en C, en de artikelen XII tot en met XVII terugwerken tot en met 1 januari ARTIKEL II Indien het bij koninklijke boodschap van 20 september 2016 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten tot uitfasering van het pensioen in eigen beheer en het treffen van enkele fiscale maatregelen inzake oudedagsvoorzieningen (Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen) (Kamerstukken ) tot wet is of wordt verheven en die wet in werking treedt, treedt deze wet op hetzelfde tijdstip in werking. Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven De Staatssecretaris van Financiën, Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 2 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171 3

24 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Wijziging van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING 1 Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State). Inhoudsopgave I. ALGEMEEN 1 1. Inleiding 1 2. Kosten en lasten voor toekomstige loon- en prijsontwikkelingen niet aftrekbaar 2 3. Voorstel: kosten en lasten voor toekomstige loon- en prijsontwikkelingen onder voorwaarden (in termijnen) aftrekbaar 4 4. Overige aanpassingen 5 5. Budgettaire aspecten 5 6. Uitvoeringskosten Belastingdienst en gevolgen voor bedrijfsleven en burger 6 II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING 6 blz. I. ALGEMEEN 1. Inleiding Op 17 november 2016 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen. In de brief van 20 december is de Eerste Kamer in overweging gegeven de stemming over dit wetsvoorstel uit te stellen. Aanleiding voor dit uitstel waren signalen vanuit de praktijk (mede 1 De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer. 2 Brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 december 2016, Kamerstukken I 2016/17, , B. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171 1

25 gebaseerd op een in de memorie van antwoord opgenomen antwoord 3 ) over de aftrek van de lasten van de toekomstige indexatie van de opgebouwde pensioenaanspraken op het moment van afkoop of omzetting in een oudedagsverplichting, een aftrek die een budgettaire tegenvaller tot gevolg zou kunnen hebben. In de hiervoor genoemde brief is aangegeven dat het met het oog op een ordentelijke besluitvorming in de Eerste Kamer noodzakelijk werd geacht eerst nader onderzoek te doen. Op deze manier kon worden onderzocht of, en zo ja in welke mate de bedoelde mogelijkheid en de daaraan gekoppelde budgettaire derving zich daadwerkelijk zouden kunnen manifesteren. De Eerste Kamer heeft de stemming over het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen vervolgens aangehouden. Het toegezegde nadere onderzoek naar de mogelijkheden om toekomstige indexatie van de opgebouwde pensioenaanspraken op het moment van afkoop of omzetting ten laste van de winst te brengen is inmiddels afgerond. De conclusie van dit onderzoek is dat het in het wetsvoorstel voorgestelde artikel 34e van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969) aftrek van de lasten van de toekomstige indexatie op het moment van afkoop of omzetting uitsluit, waardoor ook de budgettaire derving zich niet kan voordoen. In het hiervoor genoemde antwoord in de memorie van antwoord is abusievelijk geen rekening gehouden met deze bepaling, waardoor ten onrechte de suggestie is gewekt dat een dergelijke aftrek wel mogelijk is. Het onderzoek heeft echter ook uitgewezen dat de in genoemd artikel 34e opgenomen aftrekbeperking te stringent is. Het volledig uitsluiten van de aftrek is ongewenst omdat het een kleine groep van rond 6% van de directeuren-grootaandeelhouders (dga s) betreft die in vergelijking met de hele populatie ten onrechte benadeeld zou worden. Om die reden wordt in deze novelle alsnog een (voorwaardelijke) mogelijkheid tot aftrek van de lasten van de toekomstige indexatie van de pensioenaanspraken of van de pensioenuitkeringen voorgesteld. Hierna wordt eerst ingegaan op de fiscale behandeling van de toekomstige indexatie bij afkoop of omzetting van een pensioen in eigen beheer (PEB) op grond van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen. Daarna volgt een toelichting op de aanpassing die in deze novelle op dit punt wordt voorgesteld. 2. Kosten en lasten voor toekomstige loon- en prijsontwikkelingen niet aftrekbaar Bij veel pensioenregelingen is een vorm van indexatie afgesproken. Dit houdt in dat het pensioen wordt aangepast aan toekomstige loon- of prijsontwikkelingen. Hierbij is het mogelijk dat de pensioenaanspraken vóór de feitelijke pensioeningangsdatum worden verhoogd in verband met de vóór die datum gestegen lonen of prijzen (zogenoemde voorindexatie), maar ook dat de pensioenuitkeringen na de feitelijke pensioeningangsdatum worden verhoogd in verband met de na die datum gestegen lonen of prijzen (zogenoemde na-indexatie). Ook een 3 Kamerstukken I 2016/17, , E, blz. 79: «De lasten in verband met de toename van de pensioenverplichting door de indexatie-verplichting kunnen door de werking van de artikelen 3.26 tot en met 3.28 van de Wet IB 2001 niet ineens ten laste van de fiscale winst worden gebracht. De lasten in verband met de (toekomstige) indexatie van de opgebouwde pensioenaanspraken kunnen ten laste van de fiscale winst worden gebracht naarmate deze lasten zich daadwerkelijk hebben voorgedaan. De indexatielasten kunnen ook ten laste van het fiscale resultaat worden gebracht ingeval de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken met toepassing van het voorgestelde artikel 38n van de Wet LB 1964 worden afgekocht of omgezet in een oudedagsverplichting. Op het moment van afkoop of omzetting worden de indexatielasten voor die pensioenaanspraken daadwerkelijk gerealiseerd.» Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171 2

26 combinatie van beide is mogelijk. In veel gevallen is ook bij PEB in de pensioenregeling voorzien in indexatie van de pensioenaanspraken of van de pensioenuitkeringen. Bij PEB kan sprake zijn van intern eigen beheer of van extern eigen beheer. Als de pensioenverplichting is ondergebracht bij hetzelfde lichaam als waarvan de dga werknemer is, is sprake van intern eigen beheer en wordt geen pensioenpremie betaald. Er is immers sprake van één vennootschap die zowel werkgever als eigenbeheerlichaam is. In de praktijk wordt voor de waardering van de pensioenverplichting voor de vennootschapsbelasting bij intern eigen beheer normaliter geen rekening gehouden met toekomstige indexaties. Het is echter ook mogelijk dat de pensioenverplichting bij een ander (eigenbeheer)lichaam is ondergebracht dan het lichaam waarvan de dga werknemer is. In dat geval is sprake van extern eigen beheer en wordt er wel een pensioenpremie betaald. 4 Het lichaam waarvan de dga werknemer is, betaalt de pensioenpremie aan het eigenbeheerlichaam dat als verzekeraar van het pensioen optreedt. In dat geval moet de pensioenpremie zakelijk worden vastgesteld en is naar aanleiding van een arrest van de Hoge Raad 5 bij beleidsbesluit 6 aangegeven dat rekening moet worden gehouden met de toegezegde indexatie. Tot het arrest van de Hoge Raad werd in het algemeen voor de omvang van de aan een eigenbeheerlichaam te betalen pensioenpremie of koopsom niet afzonderlijk rekening gehouden met de indexatie. De kosten en lasten die samenhangen met de indexatie zijn voor de vennootschapsbelasting pas aftrekbaar naarmate de loon- of prijsontwikkeling zich daadwerkelijk voordoet. De niet direct aftrekbare indexatielasten worden geactiveerd op de fiscale balans. Deze actiefpost wordt vervolgens ten laste van het fiscale resultaat gebracht naarmate de loonof prijsontwikkeling zich in de toekomstige jaren daadwerkelijk voordoet. Op grond van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen heeft de dga de mogelijkheid zijn PEB te beëindigen door het PEB af te kopen of om te zetten in een oudedagsverplichting. Indien het PEB wordt afgekocht of omgezet in een oudedagsverplichting vervalt de verplichting om de pensioenaanspraken of de pensioenuitkeringen aan te passen aan toekomstige loon- of prijsontwikkelingen. De eventueel eerder op de fiscale balans opgenomen actiefpost voor de fiscaal niet direct aftrekbare indexatielasten kan dan komen te vervallen. In tegenstelling tot hetgeen eerder is opgemerkt in de memorie van antwoord 7, leidt deze vrijval echter niet tot een voor de vennootschapsbelasting in aanmerking te nemen negatief voordeel. Zoals in het voorgaande is aangegeven is in het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen opgenomen dat de fiscaal gefaciliteerde afkoop of omzetting van een PEB in een oudedagsverplichting niet leidt tot een bij de bepaling van de winst in aanmerking te nemen (positief of negatief) voordeel. 8 4 Indien het externeigenbeheerlichaam deel uitmaakt van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting, waarin ook de werkmaatschappij is opgenomen, wordt de pensioenverplichting op de geconsolideerde fiscale balans van de fiscale eenheid gewaardeerd op basis van de regels voor intern eigen beheer. 5 HR 14 april 2006, nr , ECLI:NL:HR:2006:AW Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 3 juli 2008, nr. CPP2008/447M (Stcrt. 2008, 133). 7 Kamerstukken I 2016/17, , E, blz Zie het voorgestelde artikel 34e, derde lid, van de Wet Vpb 1969 in artikel VII, onderdeel F, van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171 3

27 3. Voorstel: kosten en lasten voor toekomstige loon- en prijsontwikkelingen onder voorwaarden (in termijnen) aftrekbaar Indien het PEB fiscaal gefaciliteerd wordt afgekocht of omgezet in een oudedagsverplichting, zijn eventuele op de balans geactiveerde kosten en lasten voor toekomstige indexatie zoals hiervoor is toegelicht op grond van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in het geheel niet aftrekbaar. Bij nadere beschouwing acht het kabinet dit echter een te strenge regeling. Indien het PEB bevroren zou worden, zouden deze kosten en lasten waar een (hogere) pensioenverplichting (en daarmee een (hogere) loon-/ inkomstenbelastingclaim) tegenover staat ook geleidelijk ten laste van de winst gebracht worden, naargelang de loon- of prijsontwikkeling zich voordoet. In deze novelle wordt de in het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen opgenomen regeling daarom op dit punt aangepast. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de situatie waarin het PEB fiscaal gefaciliteerd wordt afgekocht en de situatie waarin het PEB wordt omgezet in een oudedagsverplichting. Ingeval het PEB fiscaal gefaciliteerd wordt afgekocht, mag het (negatieve) voordeel dat voortvloeit uit de vrijval van de eerder op de fiscale balans geactiveerde kosten en lasten voor de toekomstige indexatie op het moment van afkoop in één keer ten laste van de winst worden gebracht. Ingeval het PEB wordt omgezet in een oudedagsverplichting mag het (negatieve) voordeel dat voortvloeit uit de vrijval van de eerder op de fiscale balans geactiveerde kosten en lasten voor de toekomstige indexatie in gelijke jaarlijkse delen ten laste van de winst worden gebracht. Het aantal jaarlijkse delen wordt gesteld op het aantal gehele jaren dat degene aan wie de aanspraak is toegekend op het omzettingstijdstip is verwijderd van de leeftijd van 87 jaar. Daarmee wordt grosso modo aangesloten bij het einde van de uitkeringsfase van de oudedagsverplichting, terwijl de regeling bij deze vormgeving tegelijk goed uitvoerbaar blijft. Dit onderscheid tussen afkoop en omzetting in een oudedagsverplichting is te rechtvaardigen vanuit de overweging dat met een fiscaal gefaciliteerde afkoop van het PEB echt «schoon schip wordt gemaakt». Met de afkoop eindigen de (administratieve) verplichtingen met betrekking tot het PEB en dan is het niet gewenst om een administratieve last in stand te houden voor de hier bedoelde actiefpost. Indien wordt gekozen voor een omzetting in een oudedagsverplichting blijft een (weliswaar sterk vereenvoudigde) vorm van een oudedagsvoorziening in stand. In dat geval ligt het voor de hand om voor de aftrek van de eerder op de fiscale balans geactiveerde kosten en lasten voor de toekomstige indexatie meer aan te sluiten bij de behandeling die zou gelden ingeval het PEB niet zou worden beëindigd. In dat geval zouden deze geactiveerde kosten en lasten ook jaarlijks voor een (klein) deel vrijvallen en ten laste van de winst komen. Om administratieve lasten voor de belastingplichtigen te voorkomen en daarmee ook uitvoeringskosten voor de Belastingdienst is ervoor gekozen om de vrijval die ten laste van de winst kan worden gebracht in gelijke jaarlijkse delen toe te staan en met betrekking tot de afbouwperiode aan te sluiten bij de leeftijd van de gerechtigde op het moment van omzetten en bij de uitkeringsperiode van de oudedagsverplichting. Zoals hiervoor is toegelicht, is vrijwel uitsluitend in de gevallen waarin het PEB in extern eigen beheer is ondergebracht sprake van een op de fiscale balans opgenomen actiefpost voor de kosten en lasten voor de toekomstige indexatie. Bij pensioen in intern eigen beheer bestaat voor zo n actiefpost normaliter geen aanleiding. In individuele gevallen zou het als Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171 4

28 gevolg van de hiervoor genoemde tegemoetkomingen voordelig kunnen worden om de in intern eigen beheer opgebouwde pensioenverplichting om te zetten in een hogere pensioenverplichting en een daarmee corresponderende actiefpost voor de toekomstige indexatielasten. Om dat tegen te gaan gelden de in deze novelle voorziene tegemoetkomingen alleen in de gevallen waarin een dergelijke actiefpost al in de aangifte vennootschapsbelasting was opgenomen vóór de datum waarop het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen bij de Tweede Kamer is ingediend, in casu Prinsjesdag Ingeval een dergelijke actiefpost voor het eerst wordt opgenomen in een na die datum gedane aangifte of in een na die datum gedane aanvulling op een al dan niet vóór die datum gedane aangifte, zijn de hiervoor genoemde tegemoetkomingen niet van toepassing. 4. Overige aanpassingen Zoals in de hiervoor genoemde brief van 20 december 2016 is toegezegd bevat deze novelle verder een aanpassing van de datum van inwerkingtreding van de maatregelen uit het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen en enkele hiermee samenhangende aanpassingen, waaronder terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2017 voor de overige (niet met het PEB samenhangende) pensioenmaatregelen die in dat wetsvoorstel zijn opgenomen. Tevens is van de gelegenheid gebruikgemaakt om een typefout te herstellen. 5. Budgettaire aspecten Deze novelle leidt niet tot aanpassing van het lastenrelevante budgettaire effect zoals dat gepresenteerd is in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen. De wijziging die in deze novelle wordt voorgesteld ten opzichte van genoemd wetsvoorstel heeft de facto alleen betrekking op situaties waarin al een transitorische actiefpost in verband met niet onmiddellijk aftrekbare indexatielasten is gevormd. Het relatieve belang van de situaties waarin al een dergelijke actiefpost is gevormd is klein, omdat deze actiefposten vrijwel uitsluitend aanwezig zijn bij situaties van extern eigen beheer, waarbij het eigenbeheerlichaam niet met de werkmaatschappij is gevoegd in een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting (ongeveer 6% van de dga s met een PEB). Daarnaast heeft de actiefpost vrijwel volledig betrekking op de kosten en lasten van de toekomstige indexering van het pensioen die zich hebben voorgedaan na het al eerder aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 14 april 2006 en het eveneens al aangehaalde besluit van 3 juli Bij omzetting in een oudedagsverplichting is er geen additioneel budgettair effect, omdat de in deze novelle voorgestelde methodiek van het ten laste van de winst brengen in grote lijnen vergelijkbaar is met de wijze waarop dit zonder de uitfasering van het PEB zou hebben plaatsgevonden. De facto is er alleen bij afkoop een verwaarloosbaar additioneel effect in vergelijking met de oorspronkelijke raming. In de oorspronkelijke raming is bij het bepalen van de afkoopwaardegeen rekening gehouden met de waarde van de indexatie. Dat betekent dat de afkoopwaarde te laag is vastgesteld. In samenhang daarmee is er geen rekening mee gehouden dat afkoop tegelijkertijd leidt tot een aftrekpost vanwege de vrijval van de actiefpost die ten behoeve van de indexatie is gevormd. Dit betekent ten opzichte van de oorspronkelijke raming op korte termijn hogere ontvangsten loonbelasting vanwege de hogere afkoopwaarde en tegelijkertijd vanwege de ontstane aftrekpost op korte termijn een lagere opbrengst vennootschapsbelasting en op de langere termijn lagere ontvangsten box 2-heffing. Vanwege het relatief beperkte aandeel van de actiefpost in het Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171 5

29 totale bij afkoop betrokken pensioenvermogen zijn deze kaseffecten zeer beperkt. Het effect op de contante waarde van de meerjarige kasstroom is nihil. Dit effect op de contante waarde betreft het lastenrelevante effect. 6. Uitvoeringskosten Belastingdienst en gevolgen voor bedrijfsleven en burger De novelle is, evenals eerder het voorstel tot uitfasering van het PEB, door de Belastingdienst beoordeeld met de uitvoeringstoets nieuwe stijl. Daaruit is gebleken dat de Belastingdienst deze novelle uitvoerbaar en handhaafbaar acht per de voorgestelde inwerkingtredingsdatum. De gevolgen voor de uitvoering zijn beschreven in de uitvoeringstoets die als bijlage is bijgevoegd 9. De uitfasering van het PEB betekent voor de Belastingdienst een vereenvoudiging. Deze novelle zorgt ervoor dat de beoogde vereenvoudiging kan worden gerealiseerd. De novelle brengt geen verandering in de in de memorie van toelichting van het oorspronkelijke wetsvoorstel geraamde effecten op de administratieve lasten. Zoals hiervoor in paragraaf 3 al is aangegeven worden door de vormgeving van de aftrek van geactiveerde toekomstige indexatielasten administratieve lasten voor belastingplichtigen voorkomen. II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Artikel I Artikel I, onderdeel A, onder 1 en 2 (artikel III, onderdeel R, van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen) (artikelen 38o en 38q van de Wet op de loonbelasting 1964) De voorgestelde wijzigingen van de in artikel III, onderdeel R, van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen opgenomen artikelen 38o en 38q van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) hangen samen met de hierna toegelichte aanpassing van de in dat wetsvoorstel opgenomen inwerkingtredingsbepaling. Als gevolg van de latere inwerkingtreding van het wetsvoorstel kan in een deel van 2017 nog opbouw van PEB plaatsvinden. Voor de afkoopwaarde moet hiermee rekening worden gehouden. Daarom wordt de in het tweede lid van genoemd artikel 38o opgenomen definitie van de afkoopwaarde aangepast waarbij voor de afkoopwaarde wordt uitgegaan van de fiscale balanswaarde op het moment van afkoop. Op grond van de voorgestelde wijziging van genoemd artikel 38q wordt dat artikel van toepassing indien de opbouw in 2016 en 2017 gezamenlijk meer dan 150% hoger is dan de opbouw in Het percentage is ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel verhoogd in verband met de verlenging van de periode waarin desgewenst nog PEB kan worden opgebouwd. Artikel I, onderdeel B (artikel IIIA van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen) (delegatiebepaling) De voorgestelde wijzigingen van de in artikel IIIA van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen opgenomen delegatiebepaling hangen samen met de aanpassing van de inwerkingtredingsbepaling van dat wetsvoorstel. Op grond van die delegatiebepaling heeft de Minister van Financiën de mogelijkheid om onder het stellen van nadere regels een extra periode te geven voor het afronden van de in het kader van de uitfasering van het 9 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171 6

30 PEB noodzakelijke handelingen. Ook nu de inwerkingtreding van de in het wetsvoorstel opgenomen maatregelen is uitgesteld, blijft deze delegatiebepaling haar belang houden. In dat kader dienen de aan de aanvankelijk voorziene datum van inwerkingtreding gekoppelde verwijzingen te worden aangepast. Artikel I, onderdeel C (artikel VI, onderdeel C, van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen) (artikel 38p van de Wet op de loonbelasting 1964) Van de gelegenheid wordt gebruikgemaakt om in artikel VI, onderdeel C, van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen een typefout bij het jaartal te herstellen. Artikel I, onderdelen D en E (artikelen VII, onderdeel F, en VIII van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen) (artikel 34e van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969) Op grond van het in artikel VII, onderdeel F, van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen opgenomen artikel 34e, derde lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet Vpb 1969 kan toepassing van artikel 38n, tweede lid, van de Wet LB 1964 niet tot een bij de bepaling van de winst in aanmerking te nemen (positief of negatief) voordeel leiden. Dat zou onder meer tot gevolg hebben dat kosten en lasten die samenhangen met een in eigen beheer opgebouwde pensioenaanspraak en die als gevolg van de uit artikel 8, eerste lid, van de Wet Vpb 1969 voortvloeiende toepassing van de artikelen 3.26, 3.27 en 3.28 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) nog niet bij de bepaling van de winst in aanmerking zijn genomen voor altijd van aftrek zouden zijn uitgesloten. Het gaat hierbij om situaties waarbij ter zake van de toekomstige indexatie een transitorische actiefpost is gevormd. Abstraherend van genoemd artikel 34e, derde lid, van de Wet Vpb 1969 zou gebruikmaking van de in artikel 38n, tweede lid, van de Wet LB 1964 opgenomen mogelijkheid van afkoop of omzetting in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting tot gevolg hebben dat het vrijvallen van de hiervoor bedoelde actiefpost ineens ten laste van het resultaat zou kunnen worden gebracht. Met genoemd artikel 34e, derde lid, aanhef en onderdeel a, wordt dit voorkomen, maar wordt zoals gezegd tevens bewerkstelligd dat de betreffende kosten en lasten ook in de toekomst niet meer ten laste van de winst kunnen worden gebracht. Omdat dit naar het oordeel van het kabinet tot een onredelijke uitkomst zou leiden, wordt met de voorgestelde toevoeging van een vierde lid aan genoemd artikel 34e geregeld dat de betreffende kosten en lasten na het tijdstip waarop ter zake van de betreffende aanspraak artikel 38n, tweede lid, van de Wet LB 1964 is toegepast in afwijking van het derde lid van genoemd artikel 34e toch ten laste van de winst kunnen worden gebracht. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de situatie waarin de aanspraak wordt afgekocht als bedoeld in artikel 38n, tweede lid, onderdeel a, van de Wet LB 1964 en de situatie waarin de aanspraak wordt omgezet in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting als bedoeld in artikel 38n, tweede lid, onderdeel b, van de Wet LB In de situatie van afkoop mogen de genoemde kosten en lasten op grond van de voorgestelde wijziging bij de bepaling van de winst integraal in aanmerking worden genomen op het moment van afkoop, zijnde het moment waarop ook de heffing van loonbelasting over de aanspraak verschuldigd wordt. In de situatie van omzetting in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting worden de genoemde kosten en lasten op grond van de voorgestelde wijziging in gelijke jaarlijkse delen bij de bepaling van de winst in aanmerking genomen. Met deze forfaitaire methode wordt beoogd om enerzijds aan te sluiten bij de wijze waarop Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171 7

31 deze kosten en lasten ten laste van de winst zouden zijn gekomen indien het PEB niet zou zijn omgezet in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting en om anderzijds een zo eenvoudig mogelijk uitvoerbare regeling te treffen. Het aantal gelijke jaarlijkse delen wordt in dat kader gesteld op het aantal gehele jaren dat degene aan wie de aanspraak is toegekend op het omzettingstijdstip is verwijderd van de leeftijd van 87 jaar. Daarmee wordt grosso modo aangesloten bij het einde van de uitkeringsfase van de oudedagsverplichting. Om te voorkomen dat de aftrekpost die voortvloeit uit de bovengenoemde afwijking van de in het voorgestelde artikel 34e van de Wet LB 1964 opgenomen hoofdregel ook geldt voor situaties waarin in het zicht van de uitfasering een transitorische actiefpost wordt gevormd ter zake van de genoemde kosten en lasten, gelden deze tegemoetkomingen alleen indien in een aangifte die uiterlijk op 20 september 2016 is ingediend reeds een transitorische actiefpost is opgenomen ter zake van de kosten en lasten die op dat moment als gevolg van de toepassing van de artikelen 3.26, 3.27 en 3.28 van de Wet inkomstenbelasting 2001 nog niet bij de bepaling van de winst in aanmerking zijn genomen. De hiervoor genoemde tegemoetkomingen zijn derhalve niet van toepassing ingeval de actiefpost voor het eerst is opgenomen in een na die datum gedane aangifte of in een na die datum gedane aanvulling op een al dan niet vóór die datum gedane aangifte. Met de aanpassing van de in artikel VIII van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen opgenomen wijziging van artikel 34e van de Wet Vpb 1969 wordt het vierde lid, eerste volzin, van laatstgenoemd artikel aangepast aan de reeds opgenomen wijzigingen per 1 januari 2020 van dat artikel en aan de omstandigheid dat deze bepaling vanaf dat moment alleen nog van belang is voor situaties waarin is gekozen voor omzetting in een oudedagsverplichting. Artikel I, onderdeel F (artikel XIX van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen) (inwerkingtreding) Met de voorgestelde aanpassing van artikel XIX van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen wordt geregeld dat de datum van inwerkingtreding van de in dat wetsvoorstel opgenomen maatregelen wordt opgeschoven naar de eerste dag van de eerste kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de betreffende wet wordt geplaatst, met dien verstande dat de wijzigingen die verband houden met de overige (niet met het PEB samenhangende) fiscale pensioenmaatregelen terugwerken tot en met 1 januari De terugwerkende kracht voor de genoemde maatregelen is in verband met de met die maatregelen beoogde administratieve lastenverlichting wenselijk. Met de terugwerkende kracht wordt tevens het op de site van het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP) opgenomen Vraag en Antwoord van 22 december 2016 gecodificeerd. Het opschuiven van de datum van inwerkingtreding laat de in de nota van wijziging 10 op het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen aangekondigde coulancetermijn van drie maanden onverlet. Deze zal nu beginnen vanaf het moment dat deze wet in werking treedt. De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes 10 Kamerstukken II 2016/17, , nr. 6. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171 8

32 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Wijziging van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen Nr. 4 VERSLAG Vastgesteld 30 januari 2017 De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid. De voorzitter van de commissie, Duisenberg De griffier van de commissie, Berck Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171 1

33 Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de novelle voor de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen, en hebben daarover nog een aantal opmerkingen en vragen. De leden van de VVD-fractie willen wel dat er tempo wordt gemaakt met het wetsvoorstel, om de ondernemers zo snel mogelijk duidelijkheid te geven en nu eindelijk eens van de dividendklem verlost te zijn. Hoe vindt de communicatie de komende tijd plaats over de (aangepaste) voorstellen? In de media is geconstateerd dat er een (vermeend) lek zat in de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer. Dit lek blijkt niet te bestaan. In hoeverre is er met de deskundigen uit de praktijk over deze problematiek gesproken, inclusief de nu gekozen oplossing? In hoeverre heeft hierover overleg plaatsgevonden met bijvoorbeeld de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) en/of het Register Belastingadviseurs (RB)? Wat is daaruit gekomen? Is met de novelle nu elke discussie uitgesloten over deze problematiek? En in hoeverre zijn met de novelle alle problemen uit de stukken die onderdeel uitmaken van de wetsgeschiedenis opgelost, dus ook alle foutieve antwoorden op bijvoorbeeld vragen in de schriftelijke rondes? De leden van de VVD-fractie lezen dat het bestaande artikel 34e van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in feite het geschetste probleem al voorkwam. Door het uitstel van de stemmingen over de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen wordt de invoeringsdatum niet 1 januari 2017, maar waarschijnlijk 1 april Daarmee wordt de tijd die dga s hebben om in te gaan op het voorstel voor afkoop tegen het meest gunstige tarief verkort. Klopt dat? Wat zijn daarvan de gevolgen voor de dga s? In hoeverre is het voor dga s goed mogelijk om het proces en de procedure dan tijdig af te ronden voor 31 december 2017? In hoeverre is hier enige coulance mogelijk indien er knelpunten blijken te ontstaan in de praktijk? Zo nee, waarom niet? De leden van de VVD-fractie kunnen zich vinden in de versoepeling die de regering voorstelt om bij bestaande actiefposten alsnog in een (voorwaardelijke) mogelijkheid tot aftrek van de kosten en lasten van de toekomstige indexatie van pensioenaanspraken of van de pensioenuitkeringen te voorzien. De actiefpost wordt vrijwel uitsluitend gebruikt bij het PEB in extern eigen beheer. Het zou dan ook gaan om een zeer beperkte groep. Vrijwel uitsluitend laat echter ruimte. In hoeverre is er voldoende zicht op de groep? Hoe vaak komt een actiefpost voor bij een PEB in intern eigen beheer? De leden van de VVD-fractie hebben naar aanleiding van de commotie over het lek nog een aantal vragen gekregen van individuele dga s die met een concreet probleem zitten en hebben daarover nog een aantal vragen. De oudedagsverplichting moet in 20 gelijke delen worden uitgekeerd na de pensioenleeftijd. Waarom is niet gekozen voor tenminste 20 gelijke delen? In hoeverre ziet de regering het probleem van dga s met een contract bij een verzekeraar met als doel uiteindelijk het kapitaal in eigen beheer te nemen na afloop van het contract, waarvan het contract bijvoorbeeld pas in 2019 afloopt? In hoeverre kunnen hierdoor verliezen optreden voor de dga? En welke oplossingen zouden hiervoor zijn? Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171 2

34 In hoeverre wordt er bij de afkoop rekening gehouden met de onderdekking (de middelen zijn lager dan de pensioenverplichting) en in hoeverre wordt er bij afkoop dan belasting betaald over niet aanwezige middelen? Dit speelt met name bij al ingegane pensioenen. Er is onderdekking ontstaan door slechte ondernemingsresultaten in het verleden. De leden van de VVD-fractie vinden het goed dat de overige pensioenmaatregelen uit het wetsvoorstel met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2017 ingaan. Tot slot willen de leden van de VVD-fractie graag een reactie op het commentaar van de NOB d.d. 27 januari 2017 en het commentaar van het RB d.d. 30 januari 2017 op de voorliggende novelle. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de novelle bij het wetsvoorstel uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen. Zij constateren met enige opluchting dat er geen sprake is van een zeer omvangrijk lek in de wetgeving, zoals berichtgeving in de media veronderstelde. Bij de beantwoording in de memorie van antwoord is abusievelijk geen rekening gehouden met artikel 34e van de Wet op de vennootschapsbelasting Dat kan natuurlijk gebeuren, en de leden van de PvdA-fractie waarderen dat dit misverstand is opgehelderd. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering om een reactie te geven op paragraaf 1 van het commentaar van de NOB op deze novelle. De NOB lijkt namelijk een andere interpretatie van artikel 34e van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 te hanteren. In hoeverre snijdt deze andere interpretatie hout? Voorts wordt gesteld dat de aftrekbeperking in artikel 34e van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 te stringent is. De leden van de PvdA-fractie kunnen dit betoog volgen. Zij vragen wat de gevolgen van de voorgestelde aanpassing zijn voor de complexiteit van de wet. Betekent de voorgestelde wijziging dat de uitvoeringslasten voor de Belastingdienst ten opzichte van het oorspronkelijke wetsvoorstel toenemen? In hoeverre draagt deze novelle bij aan de vereenvoudigingsdoelstelling van dit wetsvoorstel? Kan ingegaan worden op paragraaf 4 van het commentaar van het RB, waarbij vragen worden gesteld over de behandeling van de actiefpost voor fiscaal niet direct aftrekbare indexatielasten bij overlijden en op de vragen van de NOB over de gevolgen van emigratie ten aanzien van deze actiefpost? Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de novelle en hebben hierover nog enkele vragen. De leden van de SP-fractie vragen zich af waarom de Staatssecretaris van Financiën nu zegt dat «ten onrechte de suggestie is gewekt dat een dergelijke aftrek wel mogelijk is» terwijl er tijdens de behandeling van het wetsvoorstel nog geen twijfel over was dat de indexatiepost bij extern eigen beheer aftrekbaar was. Dit wordt in de stukken ook meermaals gemeld. Kan de regering hierop ingaan? De leden van de SP-fractie hebben eerder gevraagd om een aantal voorbeeldberekeningen in het geval dat de pensioenverplichting niet wordt vrijgemaakt maar als oudedagsvoorziening op de balans blijft staan. Zij hebben daar tot dusver geen antwoord op mogen ontvangen. Zij vragen de regering alsnog een aantal voorbeeldberekeningen te geven. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171 3

35 Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de novelle op de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen. Deze leden vinden het een goede zaak dat de regering onderzoek doet wanneer er grote tegenvallers dreigen, maar vinden het opmerkelijk dat de uitkomst is dat de eigen antwoorden van de regering aan de Eerste Kamer niet stroken met het wetsvoorstel. Vervolgens is het ook zeer bijzonder dat het wetsvoorstel exact de andere kant op wordt aangepast. In plaats van minder aftrek van toekomstige indexatie, zorgt de novelle juist voor meer aftrekmogelijkheden van toekomstige indexatie. De leden van de CDA-fractie vragen zich dan ook af waar de «verwarring» op 20 december 2016 door veroorzaakt werd, nu reeds aan de Tweede Kamer in de nota naar aanleiding van het verslag (blz. 31, 32 en 43) al geantwoord is dat de indexatieverplichting deel uitmaakt van de te hanteren afkoop- of omzettingswaarde en dat bij extern eigen beheer bij de werkgever-bv de actiefpost indexatie op het moment van afkopen of omzetten vrij valt ten laste van de winst. Deze leden vragen de regering daarom te reageren op het artikel «Wiebes maakt 360 graden draai met novelle pensioen in eigen beheer, Taxlive 26 januari 2017». Kan de regering reageren op de stelling dat artikel 34e van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 voor de novelle niet de aftrek van indexatielasten uitsloot, maar alleen zag op de afstempeling? De regering heeft aangegeven geen verdere budgettaire consequenties te voorzien. De leden van de CDA-fractie vragen zich af of er door alle onzekerheid minder dga s zullen zijn die voor afkoop of omzetting zullen kiezen. Kan de regering hierop reageren? Daarnaast wordt in de memorie van toelichting vermeld dat de aangekondigde coulancetermijn van drie maanden onverlet is betreft de overige, niet met het PEB samenhangende, fiscale pensioenmaatregelen. De leden van de CDA-fractie vragen de regering wat dit precies inhoudt. Kan de regering bevestigen dat vanaf het moment van inwerkingtreding van het wetsvoorstel en de novelle een nieuwe coulancetermijn van drie maanden zal ingaan? De leden van de CDA-fractie hechten hier zeer aan, nu de vertraging niet ten laste van de dga s mag komen. De leden van de CDA-fractie hebben hun twijfels bij de bepaling in de novelle dat de geactiveerde indexatielasten bij omzetting in een oudedagsverplichting slechts in delen ten laste van de winst kunnen komen. Deze leden vragen dan ook een nadere toelichting waarom de indexatielasten in gelijke delen tot de leeftijd van 87 van de dga ten laste van de winst komen. In de nota naar aanleiding van het verslag d.d. 25 oktober 2016 (blz. 31) vermeldt de regering: «De NOB vraagt aandacht voor de situatie dat het PEB extern is ondergebracht bij een andere vennootschap dan de vennootschap waar de werknemer in dienst is. Volgens de NOB is in een dergelijke situatie bij de werkgever-bv vaak sprake van een «actiefpost indexatie», omdat deze BV bij de premiebetaling aan de pensioen-bv niet de volledige premielast mocht nemen. De NOB vraagt of een afkoop (of omzetting in een oudedagsverplichting) erin resulteert dat de werkgever-bv direct de last inzake de indexatie op dat moment mag nemen, waarbij de «actiefpost indexatie» dus vervalt. In een dergelijke situatie zal, na afkoop of omzetting in een oudedagsverplichting, de indexatie zich in de toekomst niet meer voor kunnen doen. Deze actiefpost valt bij de werkgever-bv derhalve direct ten laste van het resultaat vrij.» Hoe verhoudt dit antwoord in de nota naar aanleiding van het verslag zich tot onderhavige novelle? Is het niet zo dat de novelle juist de directe aftrekmogelijkheid van de indexatielast bij extern pensioen in eigen beheer voor wat betreft de oudedagsvoorziening terugneemt, zo vragen Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171 4

36 de leden van de CDA-fractie. Hoe kan dit antwoord in de nota nog juist zijn, want de Staatssecretaris van Financiën heeft in het kader van het uitstel van het oorspronkelijke wetsvoorstel geantwoord dat alle antwoorden van de regering, anders dan het antwoord over de toekomstige indexatie in de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer, correct waren? Deze leden vragen verder of het opdelen van de aftrekmogelijkheid bij omzetting niet heel onlogisch is, nu de pensioenverplichting, en daarmee ook de indexatieverplichting, na de omzetting niet meer bestaat. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als de dga na de afwaardering van het pensioen in eigen beheer, zeg later in hetzelfde jaar, toch besluit om het pensioen of de oudedagsverplichting af te storten in een lijfrentevoorziening? Komen de indexatielasten dan alsnog in een keer ten laste van de winst? De leden van de CDA-fractie vragen de regering ook te reflecteren op de vraag of de gefaseerde indexatielastenneming die doorloopt tot de leeftijd van 87 jaar zich wel verhoudt met de bedoelding van een snelle uitfasering van het pensioen in eigen beheer. Is het niet zo dat er slechts budgettaire redenen zijn om de indexatielasten bij een pensioen in eigen beheer dat wordt omgezet in een oudedagsvoorziening, niet ineens ten laste van de winst te laten komen? De aftrekmogelijkheid voor geactiveerde indexatielasten geldt alleen voor op 20 september 2016 reeds bestaande activaposten. Kan de regering verduidelijken wat de achtergrond is van deze terugwerkende kracht? Is dat om te voorkomen dat dga s nu nog snel indexatielasten gaan activeren? De leden van de CDA-fractie begrijpen het doel om anticipatiegedrag te voorkomen, maar zij menen dat de terugwerkende kracht ook niet verder mag gaan dan strikt noodzakelijk. Zou het niet beter zijn om uit te gaan van op 20 december 2016 reeds geactiveerde indexatielasten? De leden van de CDA-fractie hebben ook nog een vraag over het tekenen door de partner van de dga. In het model pensioenovereenkomsten van de Belastingdienst gold altijd als partner de echtgenoot, de geregistreerde partner én: «de ongehuwde persoon, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de eerste graad, met wie werknemer duurzaam een gezamenlijke huishouding voert». Klopt het dat, als het model van de Belastingdienst door de dga gehanteerd is voor zijn pensioenovereenkomst, ook deze ongehuwde persoon toestemming moet geven voor het afstempelen van het pensioen in eigen beheer? Is dat inclusief vrienden, familieleden en relaties met wie de dga heeft samengewoond, mogelijk vele tientallen jaren geleden? Is de regering van mening dat het eenvoudig zal zijn voor de dga om al deze mogelijke ongehuwde personen op te sporen en te laten tekenen? Hoe zal de Belastingdienst omgaan met de situatie dat de voormalige partner van de dga niet kan tekenen of onvindbaar is bijvoorbeeld door een verblijf in het buitenland? Waar het voor de dga mogelijk heel ingewikkeld is om na te gaan met wie hij of zij heeft samengewoond gedurende de opbouw van het pensioen, is het voor de Belastingdienst makkelijk uit te lezen uit het GBA. Gaat de Belastingdienst handhaven op de vraag of elke ex-partner van de dga op basis van het GBA getekend heeft? De Staatssecretaris van Financiën heeft in het kader van het uitstel van het oorspronkelijke wetsvoorstel geantwoord dat alle antwoorden, anders dan het antwoord over de toekomstige indexatie in de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer, correct waren. In dit kader willen de leden van de CDA-fractie vragen naar een reflectie op het antwoord over de mogelijke schenking van de partner aan de dga bij de afkoop of omzetting van het pensioen in eigen beheer. Kan de regering hierbij aangeven op welke wijze aan de drie civielrechtelijke criteria van een schenking, namelijk Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171 5

37 verrijking, verarming en bevoordelingsbedoeling, voldaan wordt en hierbij tevens ingaan op het artikel «Uitfasering PEB: Wiebes lapt het civiele recht aan zijn laars, Taxlive 11 december 2016»? Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie de regering tevens te antwoorden op de vragen en opmerkingen van de NOB in hun commentaar en het RB in hun reactie op onderhavige novelle. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66 Algemeen De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de novelle van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen. De leden hebben hier nog enkele vragen over. Voorstel: kosten en lasten voor toekomstige loon- en prijsontwikkelingen onder voorwaarden (in termijnen) aftrekbaar De leden van de D66-fractie vragen de regering hoe het kan dat er nog niet bekend was dat het wetsvoorstel eigenlijk een te strenge regeling omvatte, namelijk een regeling waarbij de geactiveerde kosten en lasten voor toekomstige indexatie geheel niet aftrekbaar waren. Kan de regering toelichten waarom er door een andere fout, namelijk het verkeerd beantwoorden van een vraag in de memorie van antwoord in de Eerste Kamer, pas wordt ontdekt dat de wetgeving te streng was? Wie heeft de regering hierop gewezen en wanneer? De leden constateren dat de novelle regelt dat het alsnog mogelijk wordt gemaakt bij afkoop van het pensioen in eigen beheer, de kosten toch ineens en in totaal fiscaal af te trekken. En dat ervoor gekozen is om bij omzetting in een oudedagvoorziening, de fiscale aftrek in gelijke delen verspreid over een periode van 20 jaar kosten en lasten van toekomstige indexering mogelijk te maken. Waarom kiest de regering om deze fiscale aftrek mogelijk te maken voor personen tussen de 67 en 87 jaar? Kan de regering toelichten of de uitbetaling van de oudedagvoorziening altijd synchroon loopt aan deze jaren? Waarom is er voor deze jaren gekozen en is er niet gekozen om de uitbetaling te koppelen aan de AOW-leeftijd, waarbij de AOW-leeftijd het startpunt is en de periode 20 jaar doorloopt? Indien de regeling niet gelijk loopt met de oudedagsvoorziening, is dit dan niet onnodig ingewikkeld? Overige aanpassingen De leden van de D66-fractie constateren dat er voor de overige maatregelen in het wetsvoorstel geen wijzigingen worden voorgesteld. Daarom kiest de regering voor een inwerkingtreding met terugwerkende kracht. Wat zijn de gevolgen van deze inwerkingtreding vanaf 1 januari 2017 voor dga s met een pensioen in eigen beheer? Welke gevolgen heeft de onzekerheid waar deze groep al sinds november en tot ten minste maart in zit? Kan de regering dat toelichten? En kan de regering toelichten hoe deze groep hierover geïnformeerd wordt? Budgettaire aspecten De leden van de D66-fractie lezen dat de regering de budgettaire aspecten als nihil inschat omdat het positieve effect op de staatskas van de verhoogde loonbelasting (+ 16 miljoen), opweegt tegen het effect van een verlaagde vennootschapsbelasting. Kan de regering toelichten wat de Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171 6

38 budgettaire gevolgen voor een dga met een pensioen in eigen beheer kan zijn? Middelt dit zich ook altijd uit, zoals de macro budgettaire aspecten? Overig De leden van de D66-fractie vragen de regering hoe de dga s geïnformeerd worden over het nieuwe wetsvoorstel en of de regering kan garanderen dat zij in het eerste kwartaal van dit jaar zekerheid hebben over hun pensioen in eigen beheer? Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 4 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171 7

39 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Wijziging van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG Ontvangen 6 februari 2017 Inhoudsopgave 1. Inleiding 1 2. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD 2 3. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA 5 4. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP 6 5. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA 7 6. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D Commentaar Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commentaar Register Belastingadviseurs Inleiding Het kabinet heeft met interesse kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de VVD, de PvdA, de SP, het CDA en D66. Hierna wordt bij de beantwoording van de vragen zo veel mogelijk de volgorde van het verslag aangehouden, met dien verstande dat gelijkluidende of in elkaars verlengde liggende vragen tezamen zijn beantwoord. De leden van de fracties van de VVD en het CDA hebben gevraagd integraal te reageren op de commentaren van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) en het Register Belastingadviseurs (RB). De leden van de fractie van de PvdA hebben gevraagd om op een bepaald onderdeel van deze commentaren te reageren. Waar naar een reactie op een specifiek onderdeel van deze commentaren wordt gevraagd wordt daarop ingegaan in de betreffende paragraaf van deze nota. De overige onderdelen van deze commentaren worden, voor zover al niet elders in Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171 1

40 deze nota aan de orde geweest, van een reactie voorzien aan het slot van deze nota. 2. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD De leden van de fracties van de VVD en D66 vragen hoe de werkgevers en de directeuren-grootaandeelhouders (dga s) geïnformeerd worden over de inwerkingtreding van de overige pensioenmaatregelen en de maatregelen om het pensioen in eigen beheer (PEB) uit te faseren, zodat zij zekerheid verkrijgen in het eerste kwartaal van De Belastingdienst zal in een vernieuwde Nieuwsbrief Loonheffingen 2017 die naar alle werkgevers gaat en dus ook naar de betreffende dga s, op zijn website 1 en op de belastingdienstpensioensite 2 de relevante informatie vermelden. Daarnaast zal ook via het forum fiscaal dienstverleners en het forum salaris verwezen worden naar de informatie op de website van de Belastingdienst. Zodra de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in werking is getreden zal op de belastingdienstpensioensite via specifieke Vraag en Antwoorden ingegaan worden op de maatregelen. Hiermee wordt beoogd de dga s voldoende duidelijkheid te geven, zodat zij na inwerkingtreding van genoemde wet een keuze kunnen maken. De leden van de fractie van de VVD vragen of over deze problematiek en de gekozen oplossing met deskundigen uit de praktijk is gesproken en in hoeverre overleg met bijvoorbeeld de NOB en het RB is gevoerd. Gedurende het traject rond de totstandkoming van het wetsvoorstel is gesproken met deskundigen, waaronder bijvoorbeeld de NOB en het RB. Recent is (ambtelijk) gesproken met VNO/NCW, de NOB, het RB, SRA en de Nederlandse Orde van Administratie- en Belastingdeskundigen (NOAB) over de in de novelle voorgestelde oplossing. De algemene lijn is dat de gekozen oplossing wordt gesteund en dat een spoedige behandeling van de novelle de voorkeur heeft. Wel hebben de NOB en het RB in hun commentaar op de novelle nog enige technische vragen gesteld die in deze nota zullen worden beantwoord. Hoewel de organisaties op een enkel onderdeel wellicht een andere keuze zouden maken, ga ik ervan uit dat met deze novelle de discussie over deze problematiek kan worden beëindigd. De leden van de fractie van de VVD vragen in hoeverre met de novelle ook de problemen met het onjuiste antwoord in de schriftelijke ronde, die deel uitmaakt van de wetsgeschiedenis, nu zijn opgelost. Uit de memorie van toelichting op de novelle 3 en de beantwoording van de vragen die in het kader van een schriftelijk overleg door uw Kamer zijn gesteld 4, alsmede deze nota, blijkt dat het (in de memorie van antwoord in de Eerste Kamer 5 en zoals de leden van de fractie van het CDA terecht opmerken eerder ook al in de nota naar aanleiding van het verslag in de Tweede Kamer 6 opgenomen) antwoord waaraan deze leden refereren niet juist is. Daarmee is duidelijk hoe wordt omgegaan met actiefposten die in verband met indexatie van het PEB zijn gevormd. 1 brochures_en_publicaties/nieuwsbrief-loonheffingen Kamerstukken II 2016/17, , nr. 3, blz Kamerstukken II 2016/17, , nr. 10, blz Kamerstukken I 2016/17, , E, blz Kamerstukken II 2016/17, , nr. 5, blz. 31. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 5 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171 2

41 De leden van de fractie van de VVD vragen of het klopt dat door de latere inwerkingtreding van de maatregelen uit de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen de tijd die dga s hebben om af te kopen tegen het meest gunstige tarief wordt verkort. Deze leden vragen verder wat de gevolgen hiervan zijn voor de dga s en in hoeverre het voor hen goed mogelijk is om het proces en de procedure tijdig af te ronden voor 31 december Tot slot vragen deze leden of enige coulance mogelijk is als knelpunten blijken te ontstaan in de praktijk. In dit kader vragen de leden van de fractie van het CDA of er door alle onzekerheid minder dga s zullen zijn die voor afkoop of omzetting zullen kiezen. Voorts vraagt de NOB in hoeverre aanvullende maatregelen nodig zijn om afkoop te stimuleren omdat naar de mening van de NOB een eventuele afkoop in januari 2017 in veel situaties tot een lagere belastingheffing zou hebben geleid dan een afkoop in april. Zoals aangegeven in mijn hiervoor al aangehaalde beantwoording van de vragen die in het kader van een schriftelijk overleg door uw Kamer zijn gesteld streef ik ernaar dat de maatregelen uit het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen per 1 april 2017 in werking treden. Naar mijn inschatting leidt dat niet tot een beperking van de mogelijkheden om het PEB af te kunnen kopen tegen het meest gunstige tarief. Dga s die in 2017 willen afkopen, zullen zeer waarschijnlijk reeds met de voorbereidende handelingen hiervoor zijn begonnen en hebben nog steeds tot en met 31 december 2017 de gelegenheid om van het meest gunstige tarief gebruik te maken. Naar mijn mening is er voor de afronding hiervan na de inwerkingtreding dan ook voldoende tijd. Door de latere inwerkingtreding is er langer de tijd voor de handelingen die dga s moeten verrichten om hun pensioenregeling aan te passen aan de wijzigingen als gevolg van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen, zoals het premievrij maken van het PEB. Voor dga s die dit desondanks niet lukt, komt er de reeds eerder toegezegde coulancetermijn van drie maanden voor het verrichten van deze handelingen. Deze coulancetermijn wordt na inwerkingtreding van de wet nog steeds in volle omvang, namelijk voor een periode van drie maanden, gegeven. Het is dan ook niet de verwachting dat het percentage dga s dat zal afkopen of zal omzetten ten opzichte van de eerdere aannames wijzigt. De leden van de fractie van de VVD vragen in hoeverre er zicht is op het zeer beperkte aantal gevallen waarbij het PEB in extern eigen beheer gehouden wordt en hoe vaak in intern eigen beheer een actiefpost voor de toekomstige indexatielasten voorkomt. De Belastingdienst heeft voldoende zicht op de situaties van intern eigen beheer en extern eigen beheer. De gevallen waarin een actiefpost voor de toekomstige indexatielasten is gevormd is beperkt tot rond 6% van de dga s met een PEB. Volgens de Belastingdienst worden in zeer beperkte mate ook in intern eigen beheer de toekomstige indexatielasten geactiveerd. Het gaat hierbij om enkele gevallen, waarbij de werkmaatschappij en de pensioenmaatschappij na het ontstaan van de actiefpost in een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting zijn gevoegd. De leden van de fractie van de VVD vragen waarom de oudedagsverplichting in 20 gelijke delen moet worden uitgekeerd en waarom niet gekozen is voor een periode van ten minste 20 gelijke delen. In het wetsvoorstel is mede vanuit een oogpunt van vereenvoudiging gekozen voor een vaste termijn van 20 jaar vanaf het bereiken van de AOWgerechtigde leeftijd 7 en niet voor een periode van ten minste 20 jaar. Hierbij merk ik nog op dat het kunnen verlengen van de uitkeringstermijn 7 Eventueel te vermeerderen met de periode vóór het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd (maximaal vijf jaar) voor zover die termijnen dan al ingaan. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 5 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171 3

42 bovendien zou betekenen dat de belastingheffing over het bedrag van de oudedagsverplichting kan worden uitgesteld of verminderd (in verband met de progressie in het tarief) en de uitkeringen gemiddeld voor een groter deel naar erfgenamen zouden overgaan. Dit acht het kabinet ongewenst. De leden van de fractie van de VVD stellen vragen over de situatie dat een dga voor een deel van zijn PEB een contract bij een verzekeraar heeft met de bedoeling om uiteindelijk het kapitaal in eigen beheer te nemen na afloop van het contract, waarvan de afloopdatum in 2019 ligt. Deze leden vragen in hoeverre hierdoor verliezen kunnen optreden voor de dga en of hier oplossingen voor zijn. Het kabinet heeft de keuze gemaakt om het PEB uit te faseren. Deze keuze betreft het in eigen beheer opgebouwde deel van de oudedagsvoorziening en niet het bij een professionele verzekeraar opgebouwde pensioen. De opbouw bij een professionele verzekeraar mag doorgaan tot aan de pensioeningangsdatum van de dga. Daarbij dient wel een nieuwe pensioenbrief aan de dga te worden verstrekt, waarin wordt vastgelegd dat alleen de elders ondergebrachte pensioenaanspraken worden voortgezet. Het al dan niet uiterlijk vóór het einde van de coulancetermijn 8 overhevelen van het elders opgebouwde pensioen van de professionele verzekeraar naar het eigenbeheerlichaam is een keuze van de dga. Als het mogelijk zou zijn om na afloop van de coulancetermijn het elders verzekerde deel (inclusief het na inwerkingtreding van de wet en na afloop van het coulancetermijn opgebouwde deel) terug te halen naar het eigenbeheerlichaam, zou de facto ook na die termijn een PEB kunnen worden opgebouwd. Het is mogelijk dat wanneer het contract met de verzekeraar voortijdig wordt beëindigd en het elders ondergebrachte kapitaal vóór die datum wordt overgeheveld naar eigen beheer, de dga inlevert op het overeengekomen garantiekapitaal en de rente van de verzekeraar. Dat is afhankelijk van de voorwaarden van de verzekeraar en de keuze die de betreffende dga maakt. De dga is niet verplicht om zijn contract voortijdig te beëindigen. Hij kan het contract ook laten doorlopen tot het expiratiemoment. In dat geval is er geen verlies van het overeengekomen garantiekapitaal bij de verzekeraar. Het enige is dat de dga op dat moment niet meer de keuze heeft om het kapitaal terug te halen naar eigen beheer. Hij zal het kapitaal kunnen omzetten in een levenslang pensioen bij dezelfde of een andere verzekeraar. Dit acht het kabinet geen ongewenst gevolg van het wetsvoorstel, maar juist passend bij de doelstelling om het PEB uit te faseren. Een bij een professionele verzekeraar ondergebracht pensioen ziet het kabinet namelijk als een veiliger pensioen dan een PEB. Het kabinet ziet op dit punt dan ook geen reden voor nadere maatregelen. De leden van de fractie van de VVD vragen verder in hoeverre bij de afkoop rekening wordt gehouden met een situatie van onderdekking in de betreffende besloten vennootschap (bv). Deze leden vrezen dat er dan belasting over niet aanwezige middelen wordt betaald en zien dit vooral bij reeds ingegane pensioenen. De belastinggrondslag in geval van afkoop wordt op basis van het voorgestelde artikel 38o, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) bepaald op basis van de fiscale balanswaarde van de tegenover de afgekochte aanspraak staande 8 In de nota van wijziging (Kamerstukken II 2016/17, , nr. 6) op het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen werd een delegatiebepaling geïntroduceerd voor nadere regels waarmee dga s een coulancetermijn van drie maanden wordt gegeven waarin zij de noodzakelijke administratieve handelingen kunnen afronden. Daarbij wordt het onder meer mogelijk gemaakt om desgewenst binnen die coulancetermijn een bij een professionele verzekeraar ondergebracht deel van een PEB over te dragen naar het eigenbeheerlichaam. Op grond van de latere inwerkingtreding van eerdergenoemd wetsvoorstel sluit deze coulanceperiode nu aan bij het moment van de inwerkingtreding van de maatregelen uit het wetsvoorstel. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 5 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171 4

43 verplichting op het moment van prijsgeven. Hierop wordt een korting verleend op grond van artikel 38o, eerste lid, van de Wet LB Bij afkoop wordt over de volledige fiscale balanswaarde na aftrek van de korting loonbelasting geheven. Dit staat los van de in de bv aanwezige dekking. Voor gevallen waar op grond van de onderdekking van de bv het niet mogelijk is voor de dga om zijn pensioenaanspraak af te kopen is in de wet juist de mogelijkheid opgenomen om de pensioenaanspraak van de dga fiscaal gefaciliteerd om te zetten in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting. Dan hoeft namelijk niet acuut te worden afgerekend en loonbelasting te worden afgedragen, maar vindt belastingheffing pas plaats over de uitkeringen ingevolge de oudedagsverplichting. Bij een reeds ingegaan pensioen is omzetting in een oudedagsverplichting ook mogelijk en vindt de belastingheffing na de omzetting eveneens plaats over de uitkeringen ingevolge de oudedagsverplichting. 3. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA De leden van de fractie van de PvdA vragen wat de gevolgen zijn van de in de novelle voorgestelde maatregelen ten aanzien de complexiteit van de wet, de vereenvoudigingsdoelstellingen van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen en de uitvoeringskosten. De in de novelle voorgestelde maatregelen passen in de vereenvoudigingsdoelstellingen. Daar waar het PEB gefaciliteerd wordt afgekocht, komt de actiefpost voor de toekomstige indexatielasten direct ten laste van het resultaat en is daarmee voor die gevallen het PEB-dossier gesloten. Indien wordt gekozen voor het omzetten van het PEB in een oudedagsverplichting blijft de genoemde actiefpost bestaan totdat de dga 87 jaar zal worden of zou zijn geworden. Dit sluit aan bij de systematiek van de oudedagsverplichting. Doordat er nu lineair een last genomen moet worden, is dit eenvoudig te volgen en geen verzwaring ten opzichte van de huidige situatie. De leden van de fractie van de PvdA vragen in te gaan op de vragen van de NOB en het RB over de gevolgen voor de actiefpost voor de toekomstige indexatielasten als de gerechtigde met betrekking tot de oudedagsverplichting komt te overlijden en of het restant van deze actiefpost dan direct ten laste van het resultaat kan worden gebracht. Bij overlijden van de dga die zijn pensioenaanspraken eerder fiscaal geruisloos heeft omgezet in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting, gaat het recht op de nog niet uitgekeerde termijnen over op zijn erfgenamen, voor zover dit natuurlijke personen zijn. De actiefpost voor de toekomstige indexatielasten blijft in stand als de gerechtigde met betrekking tot de oudedagsverplichting komt te overlijden en het restant van deze actiefpost kan dus niet direct ten laste van het resultaat worden gebracht, maar gewoon conform de eerder vastgestelde gelijke jaarlijkse delen. Als de dga op het moment van zijn overlijden bijvoorbeeld 40 jaar 9 is, moeten de geactiveerde indexatielasten conform de eerder vastgestelde gelijke jaarlijkse delen verder ten laste van de winst worden gebracht totdat de dga 87 jaar zou zijn geworden als hij in leven zou zijn gebleven. De vraag van het RB of dit is beoogd kan bevestigend worden beantwoord. De leden van de fractie van de PvdA vragen voorts in te gaan op de vragen van de NOB over wat er gebeurt met de actiefpost voor toekomstige indexatielasten als de vennootschap met deze actiefpost naar het buitenland wordt verplaatst, wat de gevolgen zijn als deze vennootschap wordt geliquideerd, alsmede of in deze beide situaties het verlies dat 9 Anders dan het RB aangeeft is niet de leeftijd van de erfgenaam bepalend, maar de leeftijd van de dga. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 5 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171 5

44 samenhangt met deze actiefpost direct ten laste van het resultaat kan worden gebracht. Op basis van het voorgestelde artikel 34e, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969) kan de actiefpost voor toekomstige indexatielasten in afwijking van het derde lid onder voorwaarden in gelijke jaarlijkse delen bij de bepaling van de winst in aanmerking worden genomen. Dat zou voor een actiefpost die uiterlijk op 20 september 2016 in de aangifte vennootschapsbelasting is verwerkt, betekenen dat na het ophouden fiscaal inwoner van Nederland te zijn respectievelijk na liquidatie het restant van deze actiefpost niet meer ten laste van het (Nederlandse) resultaat kan worden gebracht. Een redelijke wetsuitleg brengt voor deze situatie echter mee dat de betreffende actiefpost toch direct ten laste van het resultaat kan worden gebracht. 4. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP De leden van de fractie van de SP vragen waarom nu wordt gesteld dat «ten onrechte de suggestie is gewekt dat een dergelijke aftrek wel mogelijk is». De leden van de fractie van het CDA vragen een reactie op de stelling dat artikel 34e van de Wet Vpb 1969 voor de novelle niet de aftrek van indexatielasten uitsloot, maar alleen de afstempeling. Deze leden vragen daarbij tevens om een reactie op het artikel «Wiebes maakt 360 graden draai met novelle pensioen in eigen beheer», Taxlive 26 januari De NOB vraagt of de gegeven uitleg van genoemd artikel 34e strookt met de (initiële) bedoeling van de wetgever. De leden van de fractie van de PvdA vragen om een reactie op deze stelling van de NOB. Het voorgestelde artikel 34e van de Wet Vpb 1969 leidt ertoe dat indien het PEB gefaciliteerd wordt afgekocht of omgezet in een oudedagsverplichting de eventuele op de balans geactiveerde kosten en lasten voor toekomstige indexatie in het geheel niet aftrekbaar zijn. Het in het voorgestelde artikel 34e, derde lid, van de Wet Vpb 1969 gehanteerde begrip «voordeel» moet immers zoals normaliter geldt bij de winstbepaling algebraïsch worden opgevat, waardoor er zowel positieve als negatieve componenten onder vallen. Hiermee is bij de eerdere beantwoording geen rekening gehouden, waardoor ten onrechte de suggestie is gewekt dat een aftrek van de lasten van de toekomstige indexatie op het moment van afkoop of omzetting wel mogelijk zou zijn. De door de leden van de fractie van het CDA aangehaalde stelling «dat artikel 34e van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 voor de novelle niet de aftrek van indexatielasten uitsloot, maar alleen zag op de afstempeling» is dan ook niet juist. De reikwijdte van de wettekst is breder dan alleen de in de memorie van toelichting beschreven situatie. De leden van de fractie van de SP vragen om een aantal voorbeeldberekeningen in het geval dat de pensioenverplichting niet wordt vrijgemaakt maar als oudedagsverplichting op de balans blijft staan. Eenzelfde vraag is gesteld door de NOB. Ook de leden van de fractie van het D66 vragen wat de gevolgen voor een dga kunnen zijn. Zoals aangegeven in de beantwoording van de vragen die in het kader van een schriftelijk overleg door uw Kamer zijn gesteld 10 veranderen de rekenvoorbeelden zoals die gepresenteerd zijn in de bijlage bij de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioen-maatregelen 11 niet. De berekeningen die in het kader van het wetgevingsoverleg over het pakket Belastingplan zijn gegeven, wijzigen ook niet. De novelle heeft wel gevolgen voor de werkmaatschappij als bij deze maatschappij een 10 Kamerstukken II 2016/17, , nr. 10, blz Bijlage bij Kamerstukken II 2016/17, , nr Kamerstukken II 2016/17, , nr. 19, blz. 23. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 5 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171 6

45 actiefpost voor toekomstige indexatie is gevormd. Als verondersteld zou worden dat de rekenvoorbeelden betrekking zouden hebben op een extern opgebouwd PEB en daardoor in de waardering van het PEB ook de toekomstige indexatie is meegenomen dan is er een actiefpost aanwezig op de balans van de werkmaatschappij. Als deze actiefpost zou zijn, mag deze als gevolg van de in de novelle voorgestelde aanpassing bij afkoop direct ten laste van de winst worden gebracht bij de werkmaatschappij. In dat geval is die werkmaatschappij minder vennootschapsbelasting verschuldigd (aangenomen dat de winst onder de blijft). In geval van omzetting naar een oudedagsverplichting zal deze actiefpost in (gelijke) delen tot aan de 87-jarige leeftijd van de dga ten laste van de winst komen. Dit is uitgewerkt in onderstaande rekenvoorbeelden voor een werkmaatschappij die een toezegging heeft gedaan aan een ruim 56-jarige dga. Rekenvoorbeeld bij afkoop Actiefpost Afboeking ten laste van de winst Actiefpost Lagere vennootschapsbelasting Rekenvoorbeeld bij omzetting in oudedagsverplichting Actiefpost Afboeking ten laste van de winst 666 Actiefpost Lagere vennootschapsbelasting Lagere vennootschapsbelasting in latere jaren Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA De vraag van de leden van de fractie van het CDA of vanaf het moment van inwerkingtreding van de maatregelen uit het wetsvoorstel en de novelle een (nieuwe) coulancetermijn van drie maanden zal ingaan, kan bevestigend beantwoord worden. De leden van de fractie van het CDA vragen of het opdelen van de aftrek van de geactiveerde indexatielasten bij omzetting van het PEB in een oudedagsverplichting niet onlogisch is, aangezien de pensioenverplichting en daarmee de indexatieverplichting na de omzetting niet meer bestaat. Verder vragen deze leden wat er met de actiefpost gebeurt als de dga na de omzetting besluit het bedrag van de oudedagsverplichting aan te wenden voor de aankoop van een lijfrenteproduct. Bij de omzetting van het PEB in een oudedagsverplichting mag op grond van de voorgestelde bepalingen in de novelle de gevormde actiefpost voor de toekomstige indexatielasten in gelijke jaarlijkse delen ten laste van de winst worden gebracht. Aftrek ineens van deze gehele actiefpost is niet toegestaan. Weliswaar bestaat na omzetting in een oudedagsverplichting geen PEB meer, maar er blijft wel een vorm van oudedagsvoorziening bestaan, namelijk de oudedagsverplichting. Het kabinet vindt het daarom ook niet onlogisch, maar juist voor de hand liggen om voor de aftrek van de eerder op de fiscale balans geactiveerde kosten en lasten voor de toekomstige indexatie in beginsel aan te sluiten bij de behandeling die zou gelden ingeval het PEB niet zou worden beëindigd. In dat geval zouden deze geactiveerde kosten en lasten ook jaarlijks voor een (klein) deel ten laste van de winst komen. In verband met de uitvoerbaarheid is vervolgens gekozen voor een vereenvoudigde forfaitaire benadering hiervan, waarbij voor de afbouwperiode is aangesloten bij de leeftijd van de dga op het moment van omzetten en de uitkeringsperiode van de oudedagsver- Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 5 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171 7

46 plichting. Indien de dga besluit het bedrag van de aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting aan te wenden voor de aankoop van een lijfrenteproduct heeft dit geen gevolgen voor de aftrek in gelijke jaarlijkse delen van de onderhavige actiefpost. Deze op het moment van omzetting bepaalde afbouwperiode blijft gewoon doorlopen; er mag derhalve geen aftrek ineens plaatsvinden van het resterende deel van deze actiefpost. De actiefpost voor de toekomstige indexatielasten is namelijk bij een ander lichaam (de werkmaatschappij) gevormd dan het lichaam waar de oudedagsverplichting op de balans staat (het eigenbeheerlichaam waar eerst het PEB en na omzetting de oudedagsverplichting verzekerd is). Omdat de werkmaatschappij niet op de hoogte hoeft te zijn van de aanwending van de oudedagsverplichting voor de aankoop van een lijfrenteproduct worden aan dit feit geen fiscale gevolgen verbonden voor de aftrekbaarheid van deze actiefpost bij de werkmaatschappij. De leden van de fractie van het CDA vragen hoe de gefaseerde indexatielastenneming die doorloopt tot de leeftijd van 87 jaar zich verhoudt met de bedoeling van een snelle uitfasering van het PEB en of de bepaling niet vooral met het oog op de budgettaire effecten is ingegeven. De gefaseerde indexatielastenneming sluit aan bij de oudedagsverplichting en de daarbij bepaalde uitkeringsfase. Ingeval voor de omzetting in een oudedagsverplichting wordt gekozen wordt het PEB weliswaar beëindigd, maar blijft een vorm van oudedagsvoorziening bestaan. Deze verplichting blijft, grosso modo, doorlopen tot de 87-jarige leeftijd van de dga. De gefaseerde indexatielastenneming verlengt deze termijn en daarmee de uitfasering niet. In geval van afkoop mag de actiefpost voor de toekomstige indexatielasten wel meteen geheel in aftrek worden gebracht van het resultaat. Dit past ook bij het karakter van afkoop waarbij geheel «schoon schip» wordt gemaakt. De voorgestelde bepaling leidt dan ook niet tot wijziging in het oorspronkelijke tijdpad voor de uitfasering van het PEB. De leden van de fractie vragen naar de achtergrond van de bepaling dat de aftrekmogelijkheid voor geactiveerde indexatielasten alleen geldt voor op 20 september 2016 reeds bestaande actiefposten. De NOB stelt dat naar zijn mening op grond van het totaalwinstprincipe de last van de reeds betaalde indexatie in ieder geval op enig moment ten laste van de winst moet kunnen worden gebracht en vraagt of dat het geval is. De NOB geeft hierbij aan dat, zou dit niet het geval zijn, dit leidt tot het feit dat uitkeringen worden belast maar de bedragen die hiervoor zijn opgeofferd, niet ten laste van de winst kunnen worden gebracht. Indien dit inderdaad het geval zou zijn, dan vraagt de NOB naar de ratio hiervan. Indien de actiefpost voor toekomstige indexatielasten voor het eerst wordt opgenomen in een na Prinsjesdag 2016 gedane aangifte of in een na die datum gedane aanvulling op een al dan niet vóór die datum gedane aangifte, zijn de in de novelle genoemde tegemoetkomingen inzake het op enig moment ten laste van de winst kunnen brengen van de actiefpost niet van toepassing. In dat geval is er dus in zoverre sprake van een inbreuk op het totaalwinstprincipe. De tegemoetkomingen zijn immers niet bedoeld voor situaties waarin in het zicht van de uitfasering een transitorische actiefpost wordt gevormd ter zake van de genoemde kosten en lasten. In dat kader is er bewust niet voor gekozen uit te gaan van op 20 december 2016 reeds geactiveerde indexatielasten, zoals door zowel de leden van de fractie van het CDA, als de NOB wordt voorgesteld. In dit kader vragen de NOB en het RB aandacht voor de situatie waarin de overdracht van het pensioen al voor 20 september 2016 heeft plaatsgevonden, maar die overdracht nog niet is verwerkt in een aangifte vennootschapsbelasting. Ik kan mij het volgende voorbeeld voorstellen. In maart 2016 heeft een bv een pensioenverplichting overgedragen aan een ander eigenbeheerlichaam. Er is geen sprake van een fiscale eenheid tussen de overdragende bv en het overnemende eigenbeheerlichaam. In Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 5 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171 8

47 de overdrachtswaarde van de pensioenverplichting is rekening gehouden met toekomstige indexatie van het pensioen. De kosten en lasten van deze toekomstige indexatie zijn bij de overdragende bv niet direct aftrekbaar van de fiscale winst. De overdragende bv heeft in verband hiermee op de fiscale balans een transitorische actiefpost gevormd. In deze nieuwe situatie van extern eigen beheer zal dit nog niet in een aangifte vennootschapsbelasting die reeds op 20 september 2016 is gedaan verwerkt kunnen zijn. Ik ben voornemens om voor dergelijke situaties van extern eigen beheer bij beleidsbesluit goed te keuren dat onder voorwaarden aftrek van de actiefpost voor toekomstige indexatielasten wel mogelijk is conform het voorgestelde vierde lid van artikel 34e van de Wet Vpb Het RB geeft voorts in overweging om ook voor gevallen waarin het PEB na 20 september 2016 maar vóór 23 januari 2017 is overgedragen aan een ander eigenbeheerlichaam aftrek van de actiefpost toe te staan. Gelet op het voorstaande is dit niet aan de orde. De leden van de fractie van het CDA vragen welke partner(s) mee moet(en) tekenen op het zogenoemde informatieformulier en hoe eenvoudig het is om deze partners op te sporen en te laten tekenen. De partner en de eventuele ex-partner(s) die nog steeds recht hebben op een deel van de aanspraak moeten het informatieformulier tekenen. Er moet per (ex-)partner een formulier worden ingevuld. Indien het eerder opgebouwde partnerpensioen na het verbreken van de relatie is geconverteerd eventueel samen met het ouderdomspensioen waar de ex-partner recht op heeft naar een eigen pensioenaanspraak van de ex-partner, hoeft die bij afkoop of omzetten niet meer mee te tekenen. Familieleden, vrienden en relaties waarvoor geen pensioentoezegging is gedaan, dan wel geen recht op (partner)pensioen meer bestaat, hoeven dan ook niet mee te tekenen. Mijns inziens is het voor de dga dan ook relatief eenvoudig om de (ex-)partner(s) die wel moeten tekenen te vinden. De leden van de fractie van het CDA vragen vervolgens hoe de Belastingdienst omgaat met de situatie dat een (ex-)partner niet kan meetekenen of onvindbaar is bijvoorbeeld door verblijf in het buitenland en in hoeverre handhaving mogelijk is op de vraag of elke op basis van de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens bekende ex-partner van de dga getekend heeft. Het informatieformulier is een onderdeel van de administratie van de bv. Alleen als het formulier volledig en per (ex-)partner is ingevuld mag het PEB fiscaal gefaciliteerd worden afgekocht of omgezet. In het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen is namelijk ter bescherming van de rechten van de (ex-)partner bepaald dat het zonder fiscale gevolgen afstempelen van de pensioenaanspraak gelijktijdig met afkoop of omzetting in een oudedagsverplichting alleen mogelijk is met de schriftelijke instemming van de (ex-)partner. Indien de (ex-)partner niet tekent zal de verplichting premievrij op de balans blijven staan. Een fiscaal gefaciliteerde afkoop van het PEB dan wel een omzetting daarvan in een oudedagsverplichting is in dat geval niet mogelijk. De leden van de fractie van het CDA vragen naar een reflectie op het antwoord over de mogelijke schenking van de partner aan de dga bij de afkoop of omzetting van het PEB. Deze leden verzoeken in die context aan te geven op welke wijze aan de drie civielrechtelijke criteria van een schenking, namelijk verrijking, verarming en bevoordelingsbedoeling, voldaan wordt en hierbij tevens in te gaan op het artikel «Uitfasering PEB: Wiebes lapt het civiele recht aan zijn laars, Taxlive 11 december 2016». Daarin wordt gesteld dat de pensioenaanspraak eigendom van de dga is waardoor het instemmen door de partner met afkoop of omzetting niet kan leiden tot een belaste schenking van de partner aan de dga. De conclusie in het artikel dat er geen reden is om de partner compensatie te Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 5 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171 9

48 bieden indien de dga zijn pensioenaanspraak afkoopt of omzet in een oudedagsverplichting, deel ik niet. Ik zal dit toelichten. Zoals in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen is vermeld 13, kunnen met de afkoop of omzetting in een oudedagsverplichting ook de (afgeleide) pensioenrechten van de partner van de dga in de vorm van een partnerpensioen of een afgeleid recht op een deel van het ouderdomspensioen van de dga worden verlaagd. Bij beëindiging van het PEB door afkoop dan wel omzetting vervalt namelijk de (afgeleide) gerechtigdheid van de partner hierop. De auteur van het artikel maakt hierbij een naar mijn oordeel onjuist onderscheid tussen de situatie dat de scheiding voor de deur staat en de situatie dat er nog sprake is van een goed huwelijk. Dit onderscheid (en ik heb dat eerder aangegeven) is alleen van belang voor de vraag of de compensatie voorwaardelijk mag zijn in geval van een goed huwelijk, dan wel (in geval van scheiding) dat de compensatie daadwerkelijk moet worden nagekomen. Consequentie van de afkoop of omzetting kan zijn dat de partner er (fors) op achteruitgaat terwijl de dga erop vooruitgaat omdat de dga het voordeel van de waardestijging van de aandelen in de bv geniet. Zonder nadere afspraken tussen de dga en de partner kan dat een schenking van de partner aan de dga impliceren. Daarmee rijst de vraag naar een passende compensatie aan de partner door de dga. Er zijn vele vormen van passende compensatie aan de partner van de dga mogelijk. Dit is uitgebreid aan de orde geweest in de nota naar aanleiding van het verslag en in de memorie van antwoord van het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen. 14 Het gaat erom of de partner op zodanige wijze tegemoet wordt gekomen voor zijn verlies aan (afgeleide) pensioenaanspraken dat van een kenbare vermogensverschuiving tussen de partners geen sprake meer is. Als de dga voor passende compensatie zorgt voor het verlies aan pensioenaanspraken door de partner, zal er geen bevoordeling zijn en dan is er geen sprake van een schenking. Indien daarentegen de dga niet voor passende compensatie zorgt, kan sprake zijn van een belastbare schenking van de partner aan de dga. Relevant is of er sprake is van een schenking in de zin van artikel 1 van de Successiewet Voor een belastbare schenking gelden de al eerder genoemde drie uitgangspunten, namelijk dat sprake moet zijn van een verarming bij de schenker, een verrijking bij de begiftigde én een bevoordelingsbedoeling bij de schenker. Ook het door de echtgenoten gekozen huwelijksvermogensrecht kan hierbij een rol spelen. Hierop is uitgebreid ingegaan in de memorie van antwoord op het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige pensioenmaatregelen Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66 De leden van de fractie van D66 vragen hoe het kan dat niet eerder bekend was dat het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen eigenlijk een te strenge regeling bevatte, waarom dit pas werd ontdekt naar aanleiding van het verkeerd beantwoorden van een vraag in de memorie van antwoord en wie hierop heeft gewezen. Dat genoemd wetsvoorstel eigenlijk een te strenge regel bevatte is naar voren gekomen in het onderzoek dat was gestart naar aanleiding van de signalen uit de praktijk over de vermeende mogelijkheden om de kosten en lasten van toekomstige indexatie van de opgebouwde pensioenaanspraken op het moment van afkoop of 13 Kamerstukken II 2016/17, , nr. 3, p. 9,10, 34 en Kamerstukken II 2016/17, , nr. 5, p. 19 respectievelijk Kamerstukken I 2016/17, , E, p. 69 e.v. 15 Kamerstukken I 2016/17, , E, blz. 69, 70 72, 74, 82. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 5 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van

49 omzetting in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting ten laste van de fiscale winst te brengen. Dat onderzoek heeft enerzijds uitgewezen dat die mogelijkheden niet bestonden, maar anderzijds ook tot de conclusie geleid dat een algehele uitsluiting van de mogelijkheid om deze kosten en lasten ten laste van de winst te brengen, niet wenselijk is. De leden van de fractie van D66 vragen waarom ervoor gekozen is om de fiscale aftrek van de kosten voor toekomstige loon- en prijsontwikkelingen voor personen tussen de 67 en de 87 jaar mogelijk te maken. In dat kader vragen deze leden waarom er niet voor is gekozen om de uitbetaling te koppelen aan de AOW-gerechtigde leeftijd als startpunt, waarbij deze dan een periode van 20 jaar doorloopt. Verder vragen deze leden of het niet onnodig ingewikkeld is als de voorgestelde regeling niet gelijkloopt met de oudedagsverplichting. Hier is mijns inziens sprake van een misverstand. Ingeval een dga kiest voor omzetting van zijn PEB in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting, begint de periode waarin de actiefpost voor de toekomstige indexatielasten in gelijke jaarlijkse delen van de winst in aftrek mag worden gebracht te lopen vanaf het moment van de omzetting en dus niet pas vanaf de 67-jarige leeftijd van de dga. De vrijvalperiode loopt dan door tot het jaar waarin de dga de 87-jarige leeftijd bereikt. Op het moment van omzetting in een oudedagsverplichting wordt de duur van de vrijvalperiode derhalve op basis van de leeftijd van de dga op dat moment berekend en wordt de actiefpost voor de toekomstige indexatielasten vervolgens gedeeld door het aantal gehele jaren dat deze periode zal hebben. Deze gelijke delen worden dan jaarlijks in aanmerking genomen bij het bepalen van de winst van de bv. Voor een koppeling aan de AOW-gerechtigde leeftijd als startpunt is niet gekozen omdat een dergelijke koppeling de regeling veel moeilijker uitvoerbaar zou maken. Dan zouden de bv en de Belastingdienst namelijk tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd van de dga in de gaten moeten houden dat vanaf dat moment nog een aftrekpost dient te worden genomen. De ingangsdatum van die aftrekpost zou bovendien ook nog tussentijds aangepast kunnen worden bij aanpassing van de AOW-gerechtigde leeftijd. Met het oog op een eenvoudig uitvoerbare regeling is er daarom voor gekozen aan te sluiten bij het moment van omzetting in de oudedagsverplichting. Verder vragen de leden van de fractie van D66 of de uitbetaling van de oudedagsverplichting altijd synchroon loopt aan de periode tussen de 67 en de 87 jaar. De uitkeringen uit de oudedagsverplichting zullen niet altijd synchroon lopen aan de periode tussen de 67 en 87 jaar van de dga. 16 Ten eerste voorziet het wetsvoorstel in de mogelijkheid om maximaal vijf jaar eerder dan de AOW-gerechtigde leeftijd te beginnen met de uitkeringen. 17 In dat geval wordt de uitkeringsfase van 20 jaar verlengd met het aantal jaren dat de uitkeringen vóór het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd zijn ingegaan. Ten tweede zullen er gevallen zijn waarbij de dga op het moment van omzetting de AOW-gerechtigde leeftijd al heeft bereikt. In dat geval wordt de periode van 20 jaar verminderd met het aantal jaren tussen het tijdstip dat de dga de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt en het moment van omzetting. 18 Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de AOW-gerechtigde leeftijd ook niet hetzelfde is als de 67-jarige leeftijd. De leden van de fractie van D66 constateren dat de overige fiscale pensioenmaatregelen met terugwerkende kracht in werking treden per 1 januari Zij vragen wat de gevolgen van deze inwerkingtreding zijn 16 Eventuele toekomstige wijzigingen van de AOW gerechtigde leeftijd zijn bij dit antwoord buiten beschouwing gelaten. 17 Artikel 38p, tweede lid, onderdeel a, onder 1, Wet LB Artikel 38p, tweede lid, onderdeel a, onder 3, Wet LB Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 5 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van

50 voor het PEB van dga s. Voorts vragen zij toe te lichten welke gevolgen de onzekerheid van dga s heeft op de overige fiscale pensioenmaatregelen en hoe de groep hierover geïnformeerd wordt. In het verlengde hiervan vraagt de NOB of de overige fiscale pensioenmaatregelen ook voor het PEB gelden. De overige fiscale pensioenmaatregelen die in het wetsvoorstel Wet uitfasering van het pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen zijn opgenomen, gelden in het algemeen voor de fiscale facilitering van oudedagsvoorzieningen en daarmee ook voor de dga s met een PEB. Voor zover de pensioenmaatregelen relevant zijn voor het PEB van dga s, geldt de terugwerkende kracht van deze maatregelen uiteraard ook voor het PEB. In mijn brief van 20 december 2016 heb ik aangekondigd in de novelle voor deze pensioenmaatregelen terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2017 op te nemen. 19 De Belastingdienst heeft vervolgens op de site van het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen aangegeven dat gezien de uitzonderlijke situatie in afwachting van de behandeling van de novelle voor het toezicht op de toepassing van de fiscale pensioenregels uitgegaan wordt van de met terugwerkende kracht in te voeren overige fiscale pensioenmaatregelen. 20 De door de leden van de fractie van D66 beschreven onzekerheid speelt hierbij dan ook naar mijn mening niet. De leden van de fractie van D66 vragen een toelichting op de budgettaire gevolgen voor een dga met een PEB en zij vragen of dit ook altijd uitmiddelt. In de budgettaire raming naar aanleiding van de novelle is gekeken naar het additionele bedrag dat in de afkoop meegenomen zal worden en het daarmee samenhangende bedrag vanwege de actiefpost. In hoeverre dit bij een individuele dga uitmiddelt is mede afhankelijk van de mate waarin de last in de vennootschapsbelasting geëffectueerd kan worden (de vennootschap zou zich in een verliessituatie kunnen bevinden) en van het feitelijke tarief over de afkoop of de pensioenuitkering. 7. Commentaar Nederlandse Orde van Belastingadviseurs In deze paragraaf worden de vragen van de NOB beantwoord voor zover deze nog niet elders in deze nota aan de orde zijn gekomen in de hiervoor opgenomen beantwoording. In het voorgestelde artikel 34e, vierde lid, onderdeel b, van de Wet Vpb 1969 is opgenomen dat bij een omzetting in een oudedagsverplichting een eventuele actiefpost voor de toekomstige indexatielasten lineair tot de 87-jarige leeftijd ten laste van de winst kan worden gebracht. Deze periode kan tientallen jaren beslaan. De NOB zou daarom graag in overweging geven om ook in deze situatie de actiefpost direct ten laste van de winst te laten komen. Dit is naar de mening van de NOB veel eenvoudiger en budgettair geen bezwaar, aangezien de lasten anders in toekomstige jaren zullen worden genomen. Indien het PEB bevroren zou worden, zouden deze kosten en lasten ook geleidelijk ten laste van de winst gebracht worden, naargelang de loon- of prijsontwikkeling zich voordoet. Ingeval het PEB wordt omgezet in een oudedagsverplichting mag het (negatieve) voordeel dat voortvloeit uit de vrijval van de eerder op de fiscale balans geactiveerde kosten en lasten voor de toekomstige indexatie in gelijke jaarlijkse delen ten laste van de winst worden gebracht. Het aantal jaarlijkse delen wordt gesteld op het aantal gehele jaren dat degene aan wie de aanspraak is toegekend op het omzettingstijdstip is verwijderd van 19 Brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 december 2016, Kamerstukken I 2016/17, , B. 20 Vraag en antwoord van 22 december 2016 op de site van het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen ( Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 5 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van

51 de leeftijd van 87 jaar. Daarmee wordt in grote lijnen aangesloten bij het einde van de uitkeringsfase van de oudedagsverplichting, terwijl de regeling bij deze vormgeving tegelijk goed uitvoerbaar blijft. Indien wordt gekozen voor een omzetting in een oudedagsverplichting blijft een (weliswaar sterk vereenvoudigde) vorm van een oudedagsvoorziening in stand. In dat geval ligt het voor de hand om voor de aftrek van de eerder op de fiscale balans geactiveerde kosten en lasten voor de toekomstige indexatie meer aan te sluiten bij de behandeling die zou gelden ingeval het PEB niet zou worden beëindigd. In dat geval zouden deze geactiveerde kosten en lasten ook jaarlijks voor een (klein) deel vrijvallen en ten laste van de winst komen. Om administratieve lasten voor de belastingplichtigen te voorkomen en daarmee ook uitvoeringskosten voor de Belastingdienst is ervoor gekozen om de vrijval die ten laste van de winst kan worden gebracht in gelijke jaarlijkse delen toe te staan en met betrekking tot de afbouwperiode aan te sluiten bij de leeftijd van de gerechtigde op het moment van omzetten en bij de uitkeringsperiode van de oudedagsverplichting. Anders dan de NOB suggereert is het budgettair wel bezwaarlijk om ook in deze situatie de actiefpost direct ten laste van de winst te laten komen omdat dit leidt tot lagere kasontvangsten in de eerste jaren tegenover hogere ontvangsten in latere jaren wat in een contantewaardeberekening een negatief effect heeft. Om die reden wil het kabinet het ook niet zoals de NOB en het RB voorstellen mogelijk maken om tevens bij omzetting in een oudedagsverplichting de actiefpost indexatielasten ineens ten laste van de winst te brengen. De NOB stelt dat het gevolg van de voorgestelde wetgeving kan zijn dat de overdragende vennootschap belang heeft bij de te maken keuze van de dga (voor afkoop, omzetting of bevriezing van PEB). Op zich is dit juist. In veel gevallen is echter zowel de werkmaatschappij als de pensioen-bv in handen van dezelfde dga. De NOB stelt in zijn commentaar dat het gebruik van het woord «geruisloos» in het voorgestelde artikel 38n, tweede lid, onderdeel b, van de Wet LB 1964 tot onduidelijkheden leidt en daarom geschrapt zou kunnen worden. Het gebruik van het woord «geruisloos» op de door de NOB aangewezen plek is bedoeld om duidelijk te maken dat de omzetting van het PEB in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting niet leidt tot de heffing van loonbelasting. Strikt genomen zou zonder dit woord gesteld kunnen worden dat deze omzetting tot de toepassing van artikel 19b, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de LB 1964 leidt, omdat geen sprake meer is van een aanspraak ingevolge een pensioenregeling. Daarnaast wordt met het genoemde «geruisloos» duidelijk gemaakt dat de belastingclaim die op het PEB rust wordt doorgeschoven naar de oudedagsverplichting, waardoor duidelijk is dat de uitkeringen uit de oudedagsverplichting in de loonbelasting zullen worden betrokken. Gezien het voorgaande heeft het de voorkeur het (overigens in vergelijkbare zin ook in de Wet inkomstenbelasting 2001 gebruikte) woord «geruisloos» niet te schrappen. Zowel de NOB als het RB vraagt om publicatie van het concept van het uitvoeringsbesluit dat betrekking heeft op de coulanceperiode. Het concept van het betreffende beleidsbesluit is bij deze nota gevoegd Commentaar Register Belastingadviseurs In deze paragraaf worden de vragen van het RB beantwoord voor zover deze nog niet elders in deze nota aan de orde zijn gekomen in de hiervoor opgenomen beantwoording. 21 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 5 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van

52 Het RB vraagt om in het voorgestelde artikel 38q van de Wet LB 1964 de grens van 125% niet naar 150% maar naar 187% te verhogen in verband met de latere inwerkingtreding en de aansluitende coulancetermijn van drie maanden. Het RB gaat er bij zijn vraag van uit dat de 150% ook ziet op de periode van de coulancetermijn van drie maanden die gegeven wordt na inwerkingtreding van de maatregelen uit het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen. Dit is niet het geval. De 150% ziet op de opbouw tot de datum van inwerkingtreding van de maatregelen uit genoemd wetsvoorstel (streven is 1 april 2017). Voor de opbouw gedurende de coulancetermijn zal in het beleidsbesluit waarin deze coulancetermijn wordt uitgewerkt, worden geregeld dat het percentage van 150 naar evenredigheid wordt verhoogd, naarmate van de coulancetermijn gebruik is gemaakt. Ik zie dan ook geen aanleiding om het percentage conform het voorstel van het RB te verhogen. Voor alle duidelijkheid merk ik nog op dat het RB ervan uit lijkt te gaan dat de pensioenopbouw in de jaren 2016 en 2017 in totaal niet meer dan 150% van de opbouw over 2015 mag bedragen. De opbouw mag echter in 2016 en 2017 gezamenlijk meer dan 150% hoger zijn dan de opbouw in In totaal is op basis van het wetsvoorstel over de genoemde periode dus een opbouw van 250% van de opbouw in 2015 toegestaan. Pas bij overschrijding van deze grens zullen zich derhalve de consequenties voordoen zoals die in het voorgestelde artikel 38q van de Wet LB 1964 zijn voorzien. De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 5 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van

53 CONCEPT Loonbelasting. Pensioenen. Uitfasering pensioen in eigen beheer. ( ) Dit besluit bevat de uitwerking van de mogelijkheid dat dga s een extra periode krijgen om het pensioen in eigen beheer aan te passen aan de wijzigingen per * (zie artikel IIIA van de Wet uitfasering PEB). 1. Inleiding Dga s krijgen onder voorwaarden uiterlijk tot en met * 2017 de tijd (hierna: de coulancetermijn) om de handelingen te verrichten die samenhangen met: a. het premievrij maken van het in eigen beheer opgebouwde pensioen; b. het desgewenst terughalen van het elders verzekerde deel van het opgebouwde pensioen naar het eigenbeheerlichaam; c. het aanpassen van de pensioenbrief; d. de besluitvorming in de algemene vergadering over deze punten. Het voorgaande betekent dat als niet uiterlijk op * 2017 aan de voorwaarden van de Wet uitfasering PEB is voldaan, dit alsnog zal leiden tot toepassing van artikel 19b van de Wet LB. Ook de eventuele overgang van een elders verzekerd deel van een pensioenaanspraak naar het eigenbeheerlichaam dient derhalve plaats te vinden vóór * Een vóór die datum door de externe verzekeraar ontvangen verzoek tot overgang naar het eigenbeheerlichaam wordt echter aangemerkt als een (toegestane) tijdig uitgevoerde overgang, mits de afhandeling van de overgang binnen de gebruikelijke termijnen plaatsvindt (zie Kamerstukken I 2016/17, , E, blz. 81) Gebruikte begrippen en afkortingen dga directeur-grootaandeelhouder als bedoeld in artikel 19a, tweede lid, van de Wet LB, zoals dat artikel luidde op 31 december 2016 eigenbeheerlichaam een lichaam als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdelen d of e, van de Wet LB, zoals dat artikel luidde op 31 december 2016 Pensioen in eigen beheer deel van een aanspraak ingevolge een pensioenregeling waarvoor een eigenbeheerlichaam als verzekeraar optreedt Wet IB 2001 Wet inkomstenbelasting 2001 Wet LB Wet op de loonbelasting 1964 Wet uitfasering PEB Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen 2. Goedkeuring Met toepassing van artikel IIIA van de Wet uitfasering PEB keur ik het volgende goed. Goedkeuring Onder de volgende voorwaarden keur ik goed dat artikel 19a, eerste lid, onderdelen d of e, van de Wet LB, zoals dat artikel luidde op 31 december 2016, alsmede de bepalingen die op 31 december 2016 daarnaar verwezen, van toepassing blijven tot * Dit betekent onder andere dat een eigenbeheerlichaam ook tijdens de coulancetermijn wordt aangemerkt als toegelaten verzekeraar en dat de toepassing van artikel 19b van de Wet LB in zoverre achterwege blijft. 1 De data in dit besluit worden ingevuld wanneer duidelijk is wanneer de Wet uitfasering PEB in werking zal treden. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

54 Voorwaarden 1. De pensioenopbouw tijdens de coulancetermijn is gebaseerd op een vóór het begin van de coulancetermijn bestaande pensioenregeling die voldoet aan de begrenzingen van de Wet LB, zoals die wet luidde op * De pensioenopbouw tijdens de coulancetermijn verhoogt het eerder opgebouwde pensioen en telt derhalve mee voor de hoogte van de afkoop of omzetting in een oudedagsverplichting als bedoeld in artikel 38n, tweede lid, van de Wet LB. 3. De premies zijn volgens de daarvoor geldende regels aftrekbaar van de fiscale winst met inachtneming van de artikelen 3.25 tot en met 3.29 van de Wet IB 2001, zoals die artikelen luidden op 31 december Indien het pensioen in eigen beheer binnen de coulancetermijn wordt afgekocht of omgezet in een oudedagsverplichting als bedoeld in artikel 38n, tweede lid, van de Wet LB, is het na de afkoop of omzetting niet meer mogelijk om nog pensioen in eigen beheer op te bouwen of een elders verzekerd pensioen terug te halen naar eigen beheer. 5. Artikel 38q van de Wet LB is tijdens de coulancetermijn van overeenkomstige toepassing, waarbij het in dat artikel genoemde percentage tot het moment van afkoop of omzetting naar rato wordt verhoogd met maximaal 25%-punt voor de gehele periode van 3 maanden. 3. Inwerkingtreding en vervaldatum Dit besluit treedt in werking met ingang van * 2017 en vervalt met ingang van * Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd. ( ) Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

55 V&A Wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fis... pagina 1 van 1 Artikel 18a Wet op de loonbelasting 1964, artikel 18b Wet op de loonbelasting 1964, artikel 18c Wet op de loonbelasting 1964, artikel 18d Wet op de loonbelasting 1964, artikel 18f Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 3.126a Wet inkomstenbelasting 2001 Wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen; Overige fiscale pensioenmaatregelen en beleggingsondernemingen als toegelaten aanbieders voor lijfrenteproducten (Vraag & Antwoord d.d ) Vraag Het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen (Kamerstukken ) bevat naast het voorstel om het pensioen in eigen beheer uit te faseren ook nog enkele andere voorgestelde maatregelen met betrekking tot de fiscale behandeling van pensioen. Deze in artikel III, onderdelen A t/m F, N en Q, van het wetsvoorstel opgenomen overige fiscale pensioenmaatregelen zijn: Onder voorwaarden mogen het ouderdoms- en deelnemingsjarenpensioen zonder actuariële herrekening ingaan per de eerste dag van de maand waarin de pensioenrichtleeftijd wordt bereikt. Het partner-, wezen- en nabestaandenoverbruggingspensioen mogen ingaan per de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) werknemer is overleden. De 100%-grens en de daarvan voor het partner- en wezenpensioen afgeleide grenzen worden afgeschaft. Het doorwerkvereiste bij uitstel van de pensioeningangsdatum van het ouderdomspensioen vervalt. De omvang van het nabestaandenoverbruggingspensioen wordt duidelijker omschreven en aangepast aan eerder doorgevoerde wijzigingen in andere wettelijke regelingen. Verder worden in artikel I, onderdelen A, G, H, J, L, M en Q, van het wetsvoorstel enkele wijzigingen van de Wet inkomstenbelasting 2001 voorgesteld in verband met het opnemen van beleggingsondernemingen als toegelaten aanbieders voor lijfrenteproducten. De beoogde ingangsdatum van de in het wetsvoorstel voorgestelde maatregelen is 1 januari De stemming over het wetsvoorstel in de Eerste Kamer was voorzien voor 20 december De Staatssecretaris van Financiën heeft in zijn brief van 20 december 2016 (Kamerstukken I 2016/17, , B) de Eerste Kamer in overweging gegeven de stemming over het wetsvoorstel uit te stellen. De Eerste Kamer heeft dienovereenkomstig besloten. Hierdoor treden de maatregelen van het wetsvoorstel niet op 1 januari 2017 in werking. Betekent dit dat vanaf 1 januari 2017 ook geen gebruik kan worden gemaakt van de in het wetsvoorstel voorgestelde overige fiscale pensioenmaatregelen en van de wijzigingen inzake het opnemen van beleggingsondernemingen als toegelaten aanbieders voor lijfrenteproducten? Antwoord Nu het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen nog niet is aangenomen door de Eerste Kamer, worden de in het wetsvoorstel voorgestelde maatregelen niet ingevoerd op de beoogde ingangsdatum van 1 januari In de brief van de Staatssecretaris aan de Eerste Kamer van 20 december 2016 is echter aangegeven dat in de voor het wetsvoorstel in te dienen novelle in terugwerkende kracht zal worden voorzien voor de overige pensioenmaatregelen die in het wetsvoorstel zijn opgenomen. Hieruit blijkt dat het nog steeds de bedoeling is dat de voorgestelde overige fiscale pensioenmaatregelen vanaf 1 januari 2017 toegepast kunnen worden. Gezien deze uitzonderlijke situatie zal de Belastingdienst in afwachting van het indienen en de behandeling van de novelle vanaf 1 januari 2017 voor het toezicht op de toepassing van de fiscale pensioenregels uitgaan van de met terugwerkende kracht in te voeren overige fiscale pensioenmaatregelen zoals opgenomen in artikel III, onderdelen A t/m F, N en Q, van het wetsvoorstel voor de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen. Ook voor de in artikel I, onderdelen A, G, H, J, L, M en Q, van het wetsvoorstel voorgestelde wijzigingen van de Wet inkomstenbelasting 2001 in verband met het opnemen van beleggingsondernemingen als toegelaten aanbieders voor lijfrenteproducten geldt dat de Belastingdienst vanaf 1 januari 2017 voor het toezicht op de toepassing van de betreffende regels zal uitgaan van de voorgestelde maatregelen. Beleggingsondernemingen in de zin van de Wet op het financieel toezicht die hiervan gebruik willen maken, dienen in de periode waar de wet nog niet is aangepast wel over een aanwijzing als toegelaten aanbieder te beschikken, als bedoeld in artikel 3.126a, tweede lid, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting Voor de andere in het wetsvoorstel voorgestelde maatregelen in het kader van de uitfasering van het pensioen in eigen beheer geldt deze benadering uitdrukkelijk niet. Voor de toepassing van die maatregelen zal men moeten wachten tot het moment dat het wetsvoorstel definitief is ingevoerd. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van

56 Artikel 19b Wet op de loonbelasting 1964 (tekst ), artikel 38n Wet op de loonbelasting 1964, artikel 38o Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 39f Wet op de loonbelasting 1964 Artikel 19b, eerste lid, Wet op de loonbelasting 1964 (tekst ), artikel 38n, eerste, tweede en derde lid, Wet op de loonbelasting 1964, artikel 38o, tweede lid, Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 39f, eerste lid, Wet op de loonbelasting 1964 Afkoop pensioen in eigen beheer in combinatie met een in eigen beheer gehouden stamrecht (Vraag & Antwoord d.d ) Inleiding Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in werking getreden (kamerstukken en ). Volgens het ingevoerde artikel 38n van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) is het vanaf 1 april 2017 tot uiterlijk 31 december 2019 mogelijk om het volledige in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak af te kopen of om te zetten in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting (ODV). Op het moment van de afkoop of omzetting mag de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak fiscaal geruisloos worden prijsgegeven voor zover de waarde in het economische verkeer van die aanspraak hoger is dan de fiscale balanswaarde van de tegenover die aanspraak staande pensioenverplichting. Ingeval van volledige afkoop van het in eigen beheer verzekerde pensioen, kan er volgens het eveneens op 1 april 2017 ingevoerde artikel 38o Wet LB een korting op de te belasten afkoopwaarde worden toegepast. De omvang van die afkoopkorting is onder meer afhankelijk van het moment waarop de afkoop plaatsvindt. Vraag Het opgebouwde pensioen van een dga is volledig in eigen beheer verzekerd. Naast de pensioenverplichting heeft de BV ook nog een loonstamrechtverplichting op grond van een met de dga gesloten loonstamrechtovereenkomst. De dga wil de opgebouwde, in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak op grond van artikel 38n Wet LB afkopen met toepassing van de afkoopkorting van artikel 38o Wet LB. De middelen van de BV zijn echter niet toereikend om zowel de pensioen- als de loonstamrechtverplichting volledig na te komen (onderdekking). Op het (voorgenomen) afkoopmoment van het pensioen ziet de fiscale balans van de BV er als volgt uit: Fiscale balans Activa Passiva Bank 100 Eigen vermogen -/- 100 Pensioen 50 Loonstamrecht 150 Totaal 100 Totaal 100 Kan de dga in deze situatie het in eigen beheer verzekerde pensioen volledig afkopen zonder gevolgen voor de fiscale behandeling van het loonstamrecht? Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

57 Antwoord Nee, in deze situatie is het niet mogelijk om het in eigen beheer verzekerde pensioen volledig af te kopen zonder bijkomende fiscale gevolgen voor het loonstamrecht. Op basis van de jurisprudentie dienen, ingeval van meerdere verplichtingen en onderdekking, de beschikbare middelen van een BV naar evenredigheid te worden toegedeeld aan de verschillende verplichtingen (zie Hoge Raad 21 december 2012, nr. 11/05002, ECLI:NL:HR:2012:BY6925). Indien de bezittingen van de BV volledig worden gebruikt voor de afkoop van de pensioenverplichting wordt de dekking voor het loonstamrecht meer dan evenredig aangetast. Hierdoor is feitelijk sprake van afkoop dan wel prijsgeven van een deel van het loonstamrecht. Op grond van artikel 39f Wet LB en artikel 19b, eerste lid, onderdeel c, Wet LB (tekst 2013) heeft dit tot gevolg dat de waarde in het economisch verkeer van het loonstamrecht direct volledig in de heffing wordt betrokken. De conclusie is dan ook dat volledige afkoop als bedoeld in de artikelen 38n en 38o Wet LB in deze situatie niet mogelijk is zonder fiscale gevolgen voor het loonstamrecht. Op grond van artikel 38n, eerste lid, Wet LB blijft voor de vóór 1 april 2017 in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken onder meer artikel 19b Wet LB van toepassing zoals dat artikel luidde op 31 december Hierdoor is het fiscaal ook niet toegestaan om de pensioenaanspraken gedeeltelijk af te kopen. Bij een gedeeltelijke afkoop zal de waarde in het economische verkeer (WEV) van de volledige opgebouwde pensioenaanspraak ineens tot het loon worden gerekend en zal de dga over die WEV revisierente zijn verschuldigd. Indien de WEV van de pensioen- en loonstamrechtverplichting gelijk zijn, is in een aantal gevallen wel een volledige afkoop van het pensioen als bedoeld in de artikelen 38n en 38o Wet LB mogelijk zonder bijkomende fiscale gevolgen voor het loonstamrecht. Stel: In de situatie zoals omschreven in de vraag is de WEV van de pensioenverplichting 150. De WEV van de loonstamrechtverplichting is ook 150. Een evenredige verdeling van de bezittingen van de BV (in totaal 100) naar verhouding van de WEV van de verschillende verplichtingen betekent dat in die situatie 50 voor het pensioen wordt aangewend en 50 voor het stamrecht. Volgens artikel 38n Wet LB mag de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak ingeval van volledige afkoop worden prijsgegeven voor zover de WEV van die aanspraak hoger is dan de voor die aanspraak voor de toepassing van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in aanmerking te nemen fiscale balanswaarde van de pensioenverplichting ad 50. Op hetzelfde moment wordt de na het prijsgeven resterende pensioenaanspraak afgekocht op basis van de fiscale balanswaarde van de pensioenverplichting (50). In die situatie wordt het pensioen dus wel volledig afgekocht en kan voor de afkoop gebruik worden gemaakt van de afkoopkorting van artikel 38o Wet LB. Omdat dan sprake is van een evenredige verdeling van de beschikbare middelen van de BV over het pensioen en het loonstamrecht, heeft de afkoop van pensioen in die situatie geen gevolgen voor de fiscale behandeling van het loonstamrecht. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

58 Artikel 38n Wet op de loonbelasting 1964, artikel 38o Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 39f Wet op de loonbelasting 1964 Artikel 38n, tweede lid, Wet op de loonbelasting 1964, artikel 38o, eerste, tweede en derde lid, Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 39f, eerste lid, Wet op de loonbelasting 1964 Afkoop van in eigen beheer verzekerde stamrechten en lijfrenten (Vraag & Antwoord d.d ) Vraag Voor in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken geldt van 1 april 2017 tot en met 31 december 2019 op grond van de artikelen 38n en 38o van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) een afkoopregeling. Is deze mogelijkheid van afkoop ook van toepassing voor in eigen beheer verzekerde lijfrenten en stamrechten? Antwoord Nee, de afkoopregeling van de artikelen 38n en 38o Wet LB is niet van toepassing voor in eigen beheer verzekerde lijfrenten en stamrechten. De mogelijkheid om een in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak af te kopen is beschreven in artikel 38n, tweede lid, Wet LB en artikel 38o Wet LB. Afkoop is alleen mogelijk voor aanspraken ingevolge een pensioenregeling, waarvan een eigenbeheerlichaam als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdelen d of e, Wet LB (tekst 2016) als verzekeraar optreedt. Afkoop van een pensioenaanspraak in eigen beheer is mogelijk in de periode vanaf 1 april 2017 tot en met 31 december Toelichting In de Nota naar aanleiding van het verslag van het wetsvoorstel voor de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen (Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 5) staat hierover op pagina 30 het volgende geschreven: De NOB vraagt of er een speciale faciliteit gaat komen voor niet-loonstamrechten. Het wetsvoorstel ziet alleen op het uitfaseren van PEB. Uitfaseren van loonstamrechten of inbrengstamrechten (de zogenaamde stakingslijfrente) is niet overwogen. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

59 Artikel 38n Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 38o Wet op de loonbelasting 1964 Artikel 38n, tweede lid, Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 38o, eerste en tweede lid, Wet op de loonbelasting 1964 Afkoop van pensioenaanspraak in eigen beheer bij onderdekking (Vraag & Antwoord d.d ) Inleiding Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in werking getreden (kamerstukken en ). Volgens het ingevoerde artikel 38n van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) is het vanaf 1 april 2017 tot en met 31 december 2019 mogelijk om het volledige in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak af te kopen of om te zetten in een aanspraak ingevolge oudedagsverplichting. Op het moment van de afkoop of omzetting mag de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak fiscaal geruisloos worden prijsgegeven voor zover de waarde in het economische verkeer van die aanspraak hoger is dan de fiscale balanswaarde van de tegenover die aanspraak staande pensioenverplichting. Ingeval van volledige afkoop van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak, kan er volgens het eveneens op 1 april 2017 ingevoerde artikel 38o Wet LB een korting op de te belasten afkoopwaarde worden toegepast. De omvang van die afkoopkorting is onder meer afhankelijk van het moment waarop de afkoop plaatsvindt. Vraag Een BV verzekert de opgebouwde pensioenaanspraak van de dga volledig in eigen beheer. De middelen van de BV zijn echter niet toereikend om de pensioenverplichting volledig na te komen (onderdekking). De BV heeft wel voldoende middelen om de ter zake van de afkoop verschuldigde loonheffingen in te houden en af te dragen aan de Belastingdienst. Is afkoop van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak in deze situatie mogelijk? Antwoord Ja, in deze situatie is afkoop van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak mogelijk. Afkoop op grond van artikel 38n Wet LB is alleen mogelijk indien de volledige in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak wordt afgekocht. De afkoopwaarde van de af te kopen pensioenaanspraak in eigen beheer is gelijk aan de voor de heffing van de vennootschapsbelasting in aanmerking te nemen fiscale balanswaarde van de tegenover die aanspraak staande pensioenverplichting op het moment van afkoop. De afkoopwaarde van de af te kopen pensioenaanspraak wordt (na toepassing van de afkoopkorting van artikel 38o Wet LB) als loon uit vroegere dienstbetrekking in de belastingheffing betrokken. Hiervoor is het noodzakelijk dat de uitvoerder de verschuldigde loonheffingen in kan houden en af kan dragen aan de Belastingdienst. Indien de BV onvoldoende middelen heeft om de ter zake van de afkoop in te houden loonheffingen af te dragen aan de Belastingdienst, kan er geen afkoop als bedoeld in artikel 38n Wet LB van de pensioenaanspraak in eigen beheer plaatsvinden. Evenzo mag het afkopen van de pensioenaanspraak niet leiden tot het aantasten van de aanspraken ingevolge een (loon)stamrecht of lijfrente die bij dezelfde BV zijn verzekerd (zie V&A ). Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

60 Het ter zake van de afkoop van de pensioenaanspraak na de inhouding van loonheffingen resterende nettoloon uit vroegere dienstbetrekking kan afhankelijk van de aanwezige situatie en eventuele overige gemaakte afspraken worden uitbetaald aan de dga, verrekend of schuldig worden gebleven. Voor zover deze vordering op nettoloon niet inbaar is, krijgt de BV een schuld aan de dga. Voor de dga is dit een vordering uit een terbeschikkingstelling die niet ten laste van box 1 is af te waarderen, aangezien óf de openingsbalanswaardering nihil is óf er sprake is van een bodemlozeput- dan wel een onzakelijke lening. Gelet op de bestaande jurisprudentie (zie o.a. Hoge Raad 25 november 2011, nr. 10/04588, ECLI:NL:HR:2011:BP8952) zal dit verschil tot een verhoging van de verkrijgingsprijs van de aandelen leiden. Pas bij de verkoop van de aandelen in de BV zal het verlies op de vordering tot uitdrukking komen in box 2 (zie Kamerstukken I , , nr. E, blz. 81). Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

61 Artikel 38n Wet op de loonbelasting 1964, artikel 38o Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 38p Wet op de loonbelasting 1964 Artikel 38n, eerste en tweede lid, Wet op de loonbelasting 1964, artikel 38o Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 38p Wet op de loonbelasting 1964 Afkopen of omzetten in oudedagsverplichting van in eigen beheer verzekerde aanspraak op ingegaan partnerpensioen en wezenpensioen (Vraag & Antwoord d.d ) Inleiding Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in werking getreden (kamerstukken en ). Volgens het ingevoerde artikel 38n van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) is het vanaf 1 april 2017 tot en met 31 december 2019 mogelijk om het volledige in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak af te kopen of om te zetten in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting (ODV). Op het moment van de afkoop of omzetting mag de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak fiscaal geruisloos worden prijsgegeven voor zover de waarde in het economische verkeer van die aanspraak hoger is dan de fiscale balanswaarde van de tegenover die aanspraak staande pensioenverplichting. Ingeval van volledige afkoop van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak, kan er volgens het eveneens op 1 april 2017 ingevoerde artikel 38o Wet LB een korting op de te belasten afkoopwaarde worden toegepast. De omvang van die afkoopkorting is onder meer afhankelijk van het moment waarop de afkoop plaatsvindt. Vraag Na het overlijden van een dga zijn de uitkeringen van het partnerpensioen voor de partner en het wezenpensioen voor de kinderen jonger dan 30 jaar ingegaan. Het partnerpensioen en het wezenpensioen zijn volledig in eigen beheer verzekerd. Kunnen de aanspraakgerechtigden van het partnerpensioen en het wezenpensioen individueel beslissen of gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om de pensioenaanspraak af te kopen of om te zetten in ODV? Antwoord Ja, de aanspraakgerechtigden van het partnerpensioen en het wezenpensioen kunnen ieder voor zich beslissen of gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om de pensioenaanspraak af te kopen of om te zetten in een ODV. Na het ingaan van de uitkeringen van het partnerpensioen en het wezenpensioen is voor elk van de gerechtigden tot die uitkeringen sprake van een aanspraak ingevolge een pensioenregeling als bedoeld in artikel 38n, eerste lid, Wet LB. Artikel 38n, tweede lid, Wet LB biedt de mogelijkheid om een dergelijke pensioenaanspraak prijs te geven voor zover de waarde in het economische verkeer van die aanspraak hoger is dan de fiscale balanswaarde van de tegenover die aanspraak staande verplichting op het moment van prijsgeven mits die aanspraak tegelijkertijd volledig wordt afgekocht of omgezet in een ODV. Let op! Aan het wijzigen van de aanspraak op wezenpensioenuitkeringen van een minderjarige zijn wellicht specifieke civielrechtelijke aspecten verbonden. Dit Vraag & Antwoord gaat uitdrukkelijk niet in op deze problematiek. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

62 Artikel 38n Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 38o Wet op de loonbelasting 1964 Artikel 38n, tweede lid, Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 38o, eerste en tweede lid, Wet op de loonbelasting 1964 Afkoop van pensioenaanspraak in eigen beheer en elders verzekerd pensioen (Vraag & Antwoord d.d ) Inleiding Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in werking getreden (kamerstukken en ). Volgens het ingevoerde artikel 38n van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) is het vanaf 1 april 2017 tot en met 31 december 2019 mogelijk om het volledige in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak af te kopen of om te zetten in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting. Op het moment van de afkoop of omzetting mag de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak fiscaal geruisloos worden prijsgegeven voor zover de waarde in het economische verkeer van die aanspraak hoger is dan de fiscale balanswaarde van de tegenover die aanspraak staande pensioenverplichting. Ingeval van volledige afkoop van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak, kan er volgens het eveneens op 1 april 2017 ingevoerde artikel 38o Wet LB een korting op de te belasten afkoopwaarde worden toegepast. De omvang van die afkoopkorting is onder meer afhankelijk van het moment waarop de afkoop plaatsvindt. Vraag Een BV heeft de dga een pensioen toegezegd. De door de dga in een eindloonregeling opgebouwde pensioenaanspraak is gedeeltelijk verzekerd op een pensioenpolis van de dga bij een professionele verzekeraar. Op de pensioenpolis van de dga is een pensioenkapitaal verzekerd. In de pensioenbrief van de dga is bepaald dat het van de verzekeringsmaatschappij te ontvangen pensioen met het in eigen beheer gehouden deel wordt aangevuld tot het bedrag van het opgebouwde pensioen. Pas op het moment dat het bij de professionele verzekeringsmaatschappij opgebouwde pensioenkapitaal wordt omgezet in een recht op een pensioenuitkering komt de omvang van het bij de professionele verzekeringsmaatschappij ondergebrachte deel van het pensioen vast te staan. Daarmee is de opgebouwde pensioenaanspraak voor een onbepaald deel elders verzekerd. De dga heeft aangegeven dat hij het volledige in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak met toepassing van de artikelen 38n en 38o Wet LB wil afkopen. Hoe loopt het extern verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak mee in de afkoop? Antwoord Artikel 38n Wet LB biedt de mogelijkheid van afkoop alleen voor pensioenaanspraken die zijn verzekerd bij een eigenbeheerlichaam als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdelen d of e, Wet LB (tekst 2016). Afkoop is dan ook alleen mogelijk voor het op het moment van afkoop in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

63 Indien de dga het bij de professionele verzekeringsmaatschappij verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak ook wil afkopen, zal dit elders verzekerde pensioen eerst overgedragen moeten worden naar de BV. Deze overdracht van elders verzekerd naar eigen beheer zal moeten plaatsvinden binnen de coulanceperiode van het besluit van 22 maart 2017, nr , Staatscourant 2017, nr In V&A wordt nader ingegaan op de overdracht van elders verzekerde pensioenaanspraken naar een eigenbeheerlichaam. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

64 Artikel 38n Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 19b Wet op de loonbelasting 1964 (tekst 2016) Artikel 38n, tweede lid, Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 19b, tweede lid, Wet op de loonbelasting 1964 (tekst 2016) Uiterste termijn voor overdracht van extern verzekerd pensioen naar eigen beheer (Vraag & Antwoord d.d ) Inleiding Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in werking getreden (kamerstukken en ). Volgens het ingevoerde artikel 38n van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) is het vanaf 1 april 2017 tot en met 31 december 2019 mogelijk om het volledige in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak af te kopen of om te zetten in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting (ODV). Op het moment van de afkoop of omzetting mag de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak fiscaal geruisloos worden prijsgegeven voor zover de waarde in het economische verkeer van die aanspraak hoger is dan de fiscale balanswaarde van de tegenover die aanspraak staande pensioenverplichting. Ingeval van volledige afkoop van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak, kan er volgens het eveneens op 1 april 2017 ingevoerde artikel 38o Wet LB een korting op de te belasten afkoopwaarde worden toegepast. De omvang van die afkoopkorting is onder meer afhankelijk van het moment waarop de afkoop plaatsvindt. Vraag Een BV heeft de dga een pensioen toegezegd. De door de dga in een eindloonregeling opgebouwde pensioenaanspraak is gedeeltelijk in eigen beheer verzekerd en gedeeltelijk op een pensioenpolis van de dga bij een professionele verzekeraar. De dga heeft aangegeven dat hij de volledige opgebouwde pensioenaanspraak met toepassing van de artikelen 38n en 38o Wet LB wil afkopen. Omdat artikel 38n Wet LB de mogelijkheid van afkoop alleen biedt voor de op het moment van afkoop in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak, zal het op de pensioenpolis bij de professionele verzekeraar verzekerde pensioen eerst overgedragen moeten worden naar het eigenbeheerlichaam. Op welk moment moet het bij een professionele verzekeraar verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak uiterlijk naar het eigenbeheerlichaam worden overgedragen en aan welke voorwaarden moet worden voldaan? Antwoord Na het inwerkingtreden van artikel 38n Wet LB per 1 april 2017 is een eigenbeheerlichaam nog slechts een fiscaal toegelaten verzekeraar voor op 31 maart 2017 reeds in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken. In het besluit van 22 maart 2017, nr , Staatscourant 2017, nr is de termijn voor het desgewenst terughalen van het elders verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak naar het eigenbeheerlichaam echter onder voorwaarden verlengd tot en met 30 juni De overdracht van het bij de professionele verzekeraar verzekerde deel van de door de dga opgebouwde pensioenaanspraak naar het eigenbeheerlichaam zal plaats moeten vinden binnen de coulancetermijn van het besluit. Dat wil zeggen uiterlijk op 30 juni Op dat moment hoeft de daadwerkelijke overdracht van het extern verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak nog niet te zijn afgerond. Relevant is dat het verzoek om overdracht binnen de coulanceperiode door de professionele verzekeraar is ontvangen. Als de feitelijke afhandeling van het voor 1 juli 2017 gedane verzoek pas na 30 juni 2017 plaatsvindt, wordt dit in het besluit aangemerkt als een (toegestane) overdracht vóór 1 juli Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

65 De afhandeling van de overdracht naar het eigenbeheerlichaam moet wel binnen de gebruikelijke termijnen plaatsvinden (zie Kamerstukken I 2016/17, , E, blz. 81). Let op! Volgens de voorwaarden van het besluit van 22 maart 2017, nr geldt voor de overdracht van het elders verzekerde deel van de pensioenaanspraak naar het eigenbeheerlichaam in de coulanceperiode de voorwaarde dat het reeds in eigen beheer verzekerde deel van de pensioenaanspraak nog niet is afgekocht of omgezet in een ODV. Na afkoop of omzetting is geen overdracht van het elders verzekerde deel van de pensioenaanspraak naar het eigenbeheerlichaam meer mogelijk. Verder stelt het besluit de voorwaarde dat de eventuele overgang van een elders verzekerd deel van een pensioenaanspraak naar het eigenbeheerlichaam dient plaats te vinden vóór 1 juli Daarbij wordt een vóór die datum door de externe verzekeraar ontvangen verzoek tot overgang naar het eigenbeheerlichaam aangemerkt als een (toegestane) tijdig uitgevoerde overgang, mits de afhandeling van de overgang binnen de gebruikelijke termijnen plaatsvindt (zie Kamerstukken I , , nr. E, blz. 81). Het is daarom niet mogelijk om de verzekeraar te verzoeken om het pensioenkapitaal ná het einde van de coulanceperiode over te dragen naar het eigenbeheerlichaam. In dat geval is geen sprake van een overdracht naar het eigenbeheerlichaam binnen de coulanceperiode. Voorbeeld Een deel van de opgebouwde pensioenaanspraak van een dga is verzekerd op een polis bij een professionele verzekeraar. Deze polis expireert op 1 september De dga dient binnen de coulanceperiode bij de verzekeringsmaatschappij het verzoek in om het pensioenkapitaal na expiratie op 1 september 2017 over te dragen naar het eigenbeheerlichaam waar het andere deel van de opgebouwde pensioenaanspraak is verzekerd. Deze overdracht past niet binnen de voorwaarden van het besluit van 22 maart 2017, nr omdat de overdracht van het elders verzekerde pensioenkapitaal naar het eigenbeheerlichaam niet plaatsvindt binnen de coulanceperiode. De feitelijke afhandeling van het verzoek om overdracht naar het eigenbeheerlichaam na afloop van de coulanceperiode is dan het gevolg van het door de dga verzochte overdrachtsmoment en niet van de afhandelingstermijn bij de verzekeraar. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

66 Artikel 38p Wet op de loonbelasting 1964 Artikel 38p, tweede lid, Wet op de loonbelasting 1964 Aanwenden oudedagsverplichting voor lijfrente in uitkeringsfase (Vraag & Antwoord d.d ) Inleiding Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in werking getreden (kamerstukken en ). Volgens het ingevoerde artikel 38n van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) is het vanaf 1 april 2017 tot en met 31 december 2019 mogelijk om het volledige in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak af te kopen of om te zetten in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting (ODV). Op het moment van de afkoop of omzetting mag de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak fiscaal geruisloos worden prijsgegeven voor zover de waarde in het economische verkeer van die aanspraak hoger is dan de fiscale balanswaarde van de tegenover die aanspraak staande pensioenverplichting. Vraag De in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak van een dga is omgezet in een ODV. Volgens artikel 38p, tweede lid, Wet LB kan de ODV worden aangewend voor het verkrijgen van een lijfrente als bedoeld in artikel Wet IB 2001 of een lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a van die wet. Kan de ODV ook in de uitkeringsfase nog worden aangewend voor het verkrijgen van een lijfrente, lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht? Antwoord Nee, het is niet mogelijk om de ODV na ingang van de uitkeringen nog aan te wenden voor het verkrijgen van een lijfrente, lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht. Dit volgt uit de in artikel 38p, tweede lid, Wet LB opgenomen voorwaarden voor het uitkeren van de ODV. Daar is bepaald dat de waarde van de ODV in een periode van 20 jaar in termijnen met een gelijke tussenperiode van ten hoogste een jaar moet worden uitgekeerd als loon uit vroegere dienstbetrekking. Het in een jaar uit te keren bedrag is gelijk aan de stand van de ODV aan het begin van dat jaar gedeeld door het aantal dan nog resterende uitkeringsjaren. Ingeval van ingang van de ODV-uitkeringen vóór het bereiken van de AOW-leeftijd, wordt de periode van 20 jaar verlengd met de uitkeringsjaren tot het bereiken van de AOW-leeftijd. Het aanwenden van de ODV voor de verkrijging van een lijfrente, lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht is in beginsel mogelijk tot uiterlijk twee maanden na het bereiken van de AOW-leeftijd. Indien de uitkeringen van de ODV echter ingaan vóór het bereiken van de AOW-leeftijd, is het vanaf het moment waarop de uitkeringen zijn ingegaan niet meer mogelijk om de ODV aan te wenden voor het verkrijgen van een lijfrente, lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

67 Het voorgaande is ook opgenomen in de Memorie van Toelichting van het wetsvoorstel van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen (kamerstuk , nr. 3, blz. 38): "In het tweede lid, tweede volzin, onderdeel a, van genoemd artikel 38p worden nadere voorwaarden gesteld voor de uitkering van de termijnen bij in leven zijn van de werknemer of de gewezen werknemer. Onder 1 wordt geregeld dat de eerste termijn in dat geval niet eerder tot uitkering komt dan het moment dat de werknemer of gewezen werknemer de leeftijd bereikt die vijf jaar lager is dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, maar uiterlijk plaatsvindt twee maanden na de datum waarop hij de laatstgenoemde leeftijd bereikt. Daarmee kan hij tot twee maanden na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog de beslissing nemen of hij de aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting wil aanwenden ter verkrijging van een lijfrente als bedoeld in artikel van de Wet IB 2001 of een lijfrenterekening of een lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a van die wet. Wanneer ook in deze twee maanden geen aanwending voor de verkrijging van een van de genoemde producten heeft plaatsgevonden, komt de aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting verplicht tot uitkering conform het hiervoor toegelichte uitkeringsschema." Indien de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak van een dga meer dan twee maanden na het bereiken van de AOW-leeftijd wordt omgezet in een ODV, moeten de uitkeringen van de ODV op grond van artikel 38p, tweede lid, onderdeel a, ten derde, Wet LB direct ingaan. Aanwending van de ODV ter verkrijging van een lijfrente, lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht zou dan dus niet meer mogelijk zijn. Echter in deze specifieke situatie mag de ODV direct bij het omzetten van de pensioenaanspraak in de ODV nog worden aangewend voor het verkrijgen van een lijfrente, lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht. Hierbij moet dan wel worden voldaan aan de voorwaarden van de artikelen en 3.126a Wet IB Een dergelijke aanwending van de ODV direct bij het omzetten van de pensioenaanspraak kan dus uiterlijk plaatsvinden in het jaar waarin de dga de leeftijd bereikt die vijf jaar hoger is dan de voor die dga geldende AOW-leeftijd. Wordt van bovenstaande mogelijkheid geen gebruik gemaakt, dan is het fiscaal na het ingaan van de ODVuitkeringen niet meer toegestaan om de ODV nog aan te wenden voor het verkrijgen van een lijfrente, lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

68 Artikel 19b Wet op de loonbelasting 1964 (tekst 2016) en artikel 38p Wet op de loonbelasting 1964 Artikel 19b, eerste lid, Wet op de loonbelasting 1964 (tekst 2016) en artikel 38p, eerste, tweede en vierde lid, Wet op de loonbelasting 1964 Afwikkeling oudedagsverplichting bij onderdekking (Vraag & Antwoord d.d ) Vraag Op grond van artikel 38n van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) is het vanaf 1 april 2017 tot en met 31 december 2019 mogelijk het volledige in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak af te kopen of om te zetten in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting (ODV). Een dga heeft de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak omgezet in een ODV. Op het moment dat de dga de AOW-leeftijd bereikt, zijn de middelen van de BV niet toereikend voor de volledige dekking van de ODV (onderdekking). De dga en de BV willen de ODV afwikkelen door de aanwezige bezittingen van de BV af te storten bij een verzekeraar, bank of beleggingsonderneming ter verkrijging van een lijfrente, lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in de artikelen en 3.126a Wet IB 2001, waarna de vennootschap geliquideerd zal worden. Omdat de BV in onderdekking verkeert, wordt niet de volledige ODV aangewend ter verkrijging van een lijfrente, lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht. Kan de dga het resterende deel van de ODV bij liquidatie van de BV prijsgeven zonder heffing van loon- en inkomstenbelasting? Antwoord Ja, onder voorwaarden is het mogelijk om op het moment dat de dga de AOW-leeftijd bereikt de aanwezige bezittingen van de BV te gebruiken voor een lijfrente, lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in de artikelen en 3.126a Wet IB 2001, de BV te liquideren en het resterende deel van de ODV prijs te geven zonder heffing van loon- en inkomstenbelasting. Een ODV kan geheel of ten dele worden afgestort bij een verzekeraar, bank of beleggingsonderneming ter verkrijging van een lijfrente, lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in de artikelen en 3.126a Wet IB Dit volgt uit artikel 38p, eerste en tweede lid, Wet LB. In geval van onderdekking beschikt het eigenbeheerlichaam niet over voldoende middelen om de volledige ODV af te storten. Na aanwending van alle aanwezige bezittingen van de BV ter verkrijging van een lijfrente, lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht, resteert er nog een deel van de ODV. Wanneer het eigenbeheerlichaam vervolgens wordt geliquideerd, wordt dat resterende deel van de ODV feitelijk prijsgegeven. In de uitvoeringspraktijk wordt toegestaan dat deze vorm van prijsgeven zonder fiscale gevolgen kan plaatsvinden, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan: de onderdekking bij de BV is het gevolg van gewone ondernemingshandelingen en niet veroorzaakt door andere factoren als bijvoorbeeld dividenduitkeringen van de BV in de afgelopen jaren of (oninbare) vorderingen op de dga of aan hem verwante personen; alle aanwezige bezittingen van de BV worden aangewend ter verkrijging van een lijfrente, als bedoeld in artikel Wet IB 2001 of van een lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a van die wet; het eigenbeheerlichaam wordt geliquideerd direct na aanwending van de aanwezige bezittingen ter verkrijging van een lijfrente, lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht als voornoemd. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

69 Als voldaan wordt aan deze voorwaarden kan op moment van liquidatie van de BV het resterende deel van de ODV worden aangemerkt als niet voor verwezenlijking vatbaar in de zin van artikel 19b, eerste lid, onderdeel c, Wet LB (tekst 2016). Op grond van artikel 38p, vierde lid, Wet LB is voornoemd artikel 19b ook van toepassing op een ODV. Het prijsgeven van het resterende deel van de ODV leidt dan niet tot heffing van loon- en inkomstenbelasting. Zie ook Kamerstukken I , , nr. E, blz. 81. Om ongewenste fiscale gevolgen te voorkomen, is het gewenst dat het prijsgeven van de ODV in verband met onderdekking vooraf af te stemmen met de voor de BV competente inspecteur van de Belastingdienst. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat op de verkregen lijfrente, lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht de bepalingen van onder andere de artikelen 3.125, 3.126a en Wet IB 2001 volledig van toepassing blijven. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

70 Artikel 38n Wet op de loonbelasting 1964 Artikel 38n, eerste lid, Wet op de loonbelasting 1964 Handhaven van de op 1 juli 2017 in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken (Vraag & Antwoord d.d ) Inleiding Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in werking getreden (kamerstukken en ). Vanaf 1 april 2017 is een eigenbeheerlichaam nog slechts een fiscaal toegelaten verzekeraar voor op 31 maart 2017 reeds in eigen beheer verzekerde aanspraken. Voortgezette pensioenopbouw in eigen beheer is fiscaal dan in principe niet meer mogelijk. In het besluit van 22 maart 2017, nr , Staatscourant 2017, nr is echter aangegeven dat dga s onder voorwaarden uiterlijk tot en met 30 juni 2017 de tijd krijgen om het in eigen beheer verzekerde pensioen premievrij te maken, de pensioenbrief aan te passen, een elders verzekerd deel van de opgebouwde pensioenaanspraak over te dragen naar het eigenbeheerlichaam en de voor deze handelingen noodzakelijke besluitvorming in de algemene vergadering te verrichten. Door gebruik te maken van de coulancetermijn van het besluit kan de pensioenopbouw in eigen beheer worden voortgezet uiterlijk tot en met 30 juni Vraag Een BV heeft de dga een pensioen toegezegd. De door de dga opgebouwde pensioenaanspraak is volledig in eigen beheer verzekerd. De dga heeft aangegeven dat hij de op 1 juli 2017 in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak wil handhaven. Is dit mogelijk en wat moet daarvoor worden geregeld? Antwoord Handhaven van de uiterlijk tot en met 30 juni 2017 in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak is mogelijk op basis van artikel 38n, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB). Op deze aanspraak blijven de artikelen 18h, 19a, 19b, 19c, 19d en 38j Wet LB, alsmede de daarop gebaseerde bepalingen, zoals die artikelen en bepalingen luidden op 31 december 2016, van toepassing. Handhaven van de opgebouwde pensioenaanspraak betekent niet dat de dga en BV niets hoeven doen. De opbouw van pensioenaanspraken in eigen beheer moet uiterlijk 30 juni 2017 worden stopgezet. Daarvoor zijn handelingen nodig zoals het aanpassen van de pensioentoezegging, zodat de verdere opbouw van pensioenaanspraken in eigen beheer daadwerkelijk stopt. Indien de pensioentoezegging in eigen beheer, waarin pensioen wordt opgebouwd niet uiterlijk 30 juni 2017 wordt stopgezet, loopt de pensioenopbouw in eigen beheer gewoon door. Civielrechtelijk is er immers sprake van een rechtens afdwingbare pensioentoezegging van de BV aan de dga. Voor de pensioenopbouw vanaf 1 juli 2017 is de BV echter geen fiscaal toegelaten pensioenverzekeraar meer. Indien de pensioenopbouw in eigen beheer desondanks wordt voortgezet, wordt de gehele opgebouwde pensioenaanspraak fiscaal onzuiver. De pensioenaanspraak is dan immers gedeeltelijk verzekerd bij een fiscaal niet toegelaten verzekeraar. Daardoor voldoet de pensioenregeling dan niet meer volledig aan de fiscale voorwaarden. Op grond van artikel 19b Wet LB wordt in dat geval de waarde in het economische verkeer van de gehele aanspraak ineens belast en wordt ook revisierente geheven. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

71 Artikel 38n Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 19b Wet op de loonbelasting 1964 (tekst 2016) Artikel 38n, eerste lid, Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 19b, eerste en achtste lid, Wet op de loonbelasting 1964 (tekst 2016) Prijsgeven in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken op pensioeningangsdatum wegens onderdekking vanaf 1 april 2017 (Vraag & Antwoord d.d ) Inleiding Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in werking getreden (kamerstukken en ) (Wet uitfaseren PEB). Een eigenbeheerlichaam is nog slechts een fiscaal toegelaten verzekeraar voor op 31 maart 2017 reeds in eigen beheer verzekerde aanspraken. Voortgezette pensioenopbouw in eigen beheer is fiscaal in principe niet meer mogelijk. In het besluit van 22 maart 2017, nr , Staatscourant 2017, nr is echter aangegeven dat dga s onder voorwaarden uiterlijk tot en met 30 juni 2017 de tijd krijgen om het in eigen beheer opgebouwde pensioen premievrij te maken, de pensioenbrief aan te passen, een elders verzekerd deel van de opgebouwde pensioenaanspraak over te dragen naar het eigenbeheerlichaam en de voor deze handelingen noodzakelijke besluitvorming in de algemene vergadering te verrichten. Door gebruik te maken van de coulancetermijn van het besluit kan de pensioenopbouw in eigen beheer worden voortgezet uiterlijk tot en met 30 juni Voor de reeds in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken blijven de artikelen 18h, 19a, 19b, 19c, 19d en 38j van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB), alsmede de daarop gebaseerde bepalingen, zoals die artikelen en bepalingen luidden op 31 december 2016, van toepassing. Vraag Een BV heeft de dga een pensioen toegezegd. De door de dga opgebouwde pensioenaanspraken zijn volledig in eigen beheer verzekerd. Bij het inwerkingtreden van de maatregelen van de Wet uitfaseren PEB is de pensioenopbouw in eigen beheer gestaakt. De in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken zijn gehandhaafd. Op de ingangsdatum van de pensioenuitkeringen is de vermogenspositie van de BV ontoereikend om de pensioenverplichtingen volledig na te komen. Kan voor de gehandhaafde pensioenaanspraken in eigen beheer nog gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om het pensioen op pensioeningangsdatum ingeval van onderdekking gedeeltelijk prijs te geven met toepassing van artikel 19b, achtste lid, Wet LB (tekst 2016) en het besluit van 18 maart 2013, nr. BLKB 2013/27M? Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

72 Antwoord Ja, op pensioeningangsdatum geldt voor de gehandhaafde pensioenaanspraken in eigen beheer nog steeds de mogelijkheid om het pensioen ingeval van onderdekking gedeeltelijk prijs te geven met toepassing van artikel 19b, achtste lid, Wet LB (tekst 2016) en het besluit van 18 maart 2013, nr. BLKB 2013/27M. Op grond van artikel 38n, eerste lid, Wet LB en het besluit van 22 maart 2017, nr blijven voor de uiterlijk tot en met 30 juni 2017 opgebouwde pensioenaanspraken waarvan een lichaam als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdelen d of e, zoals dat artikel luidde op 31 december 2016, als verzekeraar optreedt (eigenbeheerlichaam), de artikelen 18h, 19a, 19b, 19c, 19d en 38j, alsmede de daarop gebaseerde bepalingen, zoals die artikelen en bepalingen luidden op 31 december 2016, van toepassing. Hierdoor blijft voor de uiterlijk tot en met 30 juni 2017 opgebouwde en in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken de delegatiebepaling van artikel 19b, achtste lid, Wet LB (tekst 2016) die ten grondslag ligt aan het besluit van 18 maart 2013, nr. BLKB 2013/27M, ook na invoering van de maatregelen van de Wet uitfaseren PEB van kracht. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

73 Artikel 38n Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 38o Wet op de loonbelasting 1964 Artikel 38n, tweede lid, Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 38o, tweede lid, Wet op de loonbelasting 1964 Afkoop- of omzettingswaarde pensioen in eigen beheer bij onjuiste waardering pensioenverplichting op fiscale balans (Vraag & Antwoord d.d ) Inleiding Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in werking getreden (kamerstukken en ). Volgens het ingevoerde artikel 38n van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) is het vanaf 1 april 2017 tot en met 31 december 2019 mogelijk om het volledige in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak af te kopen of om te zetten in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting (ODV). Op het moment van de afkoop of omzetting mag de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak fiscaal geruisloos worden prijsgegeven voor zover de waarde in het economische verkeer van die aanspraak hoger is dan de fiscale balanswaarde van de tegenover die aanspraak staande pensioenverplichting. Vraag De pensioenaanspraak van een dga is volledig in eigen beheer verzekerd. De BV heeft de laatste jaren bij waardering van de pensioenverplichting niet volledig rekening gehouden met de eisen en voorwaarden van de artikelen 3.25 en 3.29 Wet IB 2001 en artikel 8, zesde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) (tekst 2016). Hierdoor is de pensioenverplichting op de fiscale balans van de BV niet gewaardeerd op het bedrag dat op de balans zou zijn opgenomen indien de BV de fiscale balanswaarderingsregels wel op de juiste manier zou hebben toegepast. De dga heeft aangegeven dat hij de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak wil afkopen of omzetten in een ODV. Heeft de onjuiste waardering van de pensioenverplichting op de fiscale balans van de BV invloed op de omvang van de voor de afkoop of omzetting te hanteren afkoop- of omzettingswaarde? Antwoord Nee, de onjuiste waardering van de pensioenverplichting op de fiscale balans van de BV heeft geen invloed op de omvang van de voor de afkoop of omzetting in een ODV te hanteren afkoop- of omzettingswaarde. Tot en met 31 december 2019 biedt artikel 38n Wet LB de mogelijkheid om het in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak prijs te geven voor zover de waarde in het economische verkeer van die aanspraak hoger is dan de fiscale balanswaarde van de tegenover die aanspraak staande verplichting op het moment van prijsgeven mits die aanspraak tegelijkertijd volledig wordt afgekocht of omgezet in een ODV. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

74 Zowel voor het prijsgeven als voor het afkopen of omzetten in een ODV wordt aangesloten bij de fiscale balanswaarde van de betreffende pensioenverplichting. Volgens artikel 38n, derde lid, Wet LB is de fiscale balanswaarde gelijk aan de voor de toepassing van de Wet Vpb in aanmerking te nemen waarde van de pensioenverplichting. In V&A wordt nader ingegaan op de grondslagen voor het vaststellen van de fiscale balanswaarde van de pensioenverplichting. Voor het prijsgeven, afkopen of omzetten in een ODV wordt derhalve uitgegaan van de waarde die de pensioenverplichting op grond van de fiscale regels (de artikelen 3.25 en 3.29 Wet IB 2001 en artikel 8, zesde lid, Wet Vpb (tekst 2016)) op dat moment heeft. Dat mogelijk in de aangifte vennootschapsbelasting van een onjuiste waarde van de pensioenverplichting is uitgegaan, is hiervoor niet relevant. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing voor de omvang van de afkoopkorting die op grond van artikel 38o, eerste lid, Wet LB bij volledige afkoop van het in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak in mindering gebracht kan worden op de afkoopwaarde. Ook de omvang van de afkoopkorting is afhankelijk van de waarde die de pensioenverplichting op grond van de fiscale regels heeft en is de feitelijk in de aangifte vennootschapsbelasting verwerkte waarde van de pensioenverplichting niet relevant. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

75 Artikel 38n Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 38o Wet op de loonbelasting 1964 Artikel 38n, derde lid, Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 38o, tweede lid, Wet op de loonbelasting 1964 Grondslagen fiscale balanswaarde pensioenverplichting in eigen beheer bij afkoop of omzetten in een oudedagsverplichting (Vraag & Antwoord d.d ) Vraag Volgens artikel 38n van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) is het vanaf 1 april 2017 tot en met 31 december 2019 mogelijk om de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak volledig af te kopen of om te zetten in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting (ODV). Bij afkoop of omzetting mag de pensioenaanspraak worden prijsgegeven voor zover de waarde in het economische verkeer van die aanspraak hoger is dan de fiscale balanswaarde van de tegenover die aanspraak staande pensioenverplichting. De fiscale balanswaarde van de pensioenverplichting is ook de waarde waarvoor de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak kan worden afgekocht (artikel 38o, tweede lid, Wet LB) of omgezet in een ODV (artikel 38n, tweede lid, Wet LB). In het derde lid van artikel 38n Wet LB is de fiscale balanswaarde omschreven als de voor de toepassing van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in aanmerking te nemen waarde. Tegen welke grondslagen moet de fiscale balanswaarde als bedoeld in artikel 38n, derde lid, Wet LB worden berekend? Antwoord Door in artikel 38n, derde lid, Wet LB de term in aanmerking te nemen waarde te gebruiken, heeft de wetgever willen benadrukken dat als de eerder in de aangifte vennootschapsbelasting opgenomen balanswaarde van de pensioenverplichting is berekend tegen onjuiste rekengrondslagen, deze waarde niet kan dienen als uitgangspunt voor de fiscale balanswaarde op het moment van afkoop in de zin van artikel 38n, derde lid, Wet LB (zie ook V&A ). Uit de arresten van de Hoge Raad van 28 juni 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6313 en 1 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU6038 is af te leiden dat de fiscale balanswaarde van de pensioenverplichting moet worden berekend tegen de rekengrondslagen ten tijde van het aangaan van de verplichting. Indien de rekengrondslagen nadien - per saldo - zwaarder worden, mag de verplichting tegen deze zwaardere rekengrondslagen worden berekend. In dat geval moet bij een daaropvolgende verlichting - per saldo - van de rekengrondslagen de verplichting dienovereenkomstig lager worden gewaardeerd, echter niet lager dan de waarde berekend tegen de rekengrondslagen ten tijde van het aangaan van de erplichting. In het arrest van 16 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3082 heeft de Hoge Raad deze waarderingsregel genuanceerd. Het waarderen van de verplichting tegen de rekengrondslagen ten tijde van het aangaan van de verplichting is niet toegestaan indien dit in strijd komt met het voorzichtigheidsbeginsel en realiteitsbeginsel van goed koopmansgebruik. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

76 De voor de fiscale balanswaarde van de pensioenverplichting te hanteren rekengrondslagen bestaan uit de factoren rente en sterfte. Gezien de vigerende rentestand dient voor de factor rente uitgegaan te worden van de fiscaal minimaal in aanmerking te nemen rente van 4% als vermeld in artikel 3.29 Wet IB Voor de factor sterfte kan worden uitgegaan van de door het Actuarieel Genootschap gepubliceerde meest recente periodetafel (GBM/GBV) waarvan het einde van de waarnemingsperiode voor de balansdatum ligt en zonder leeftijdscorrectie als bedoeld in artikel 8, zesde lid, Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (tekst 2016). Indien wordt uitgaan van een lichtere rekengrondslag sterfte, zal er een zodanige leeftijdscorrectie in aanmerking moeten worden genomen dat de waarde gelijk is aan de waarde berekend tegen de meest recente overlevingstafel. Het hanteren van een waarderingsstelsel dat is gebaseerd op - per saldo - lichtere rekengrondslagen is onder de huidige marktomstandigheden strijdig met goed koopmansgebruik. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

77 Artikel 38n Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 38o Wet op de loonbelasting 1964 Artikel 38n, tweede lid, Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 38o, eerste, tweede en derde lid, Wet op de loonbelasting 1964 Afkoopwaarde en afkoopkorting bij afkoop ouderdomspensioen na overlijden partner (Vraag & Antwoord d.d ) Inleiding Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in werking getreden (kamerstukken en ). Volgens het ingevoerde artikel 38n van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) is het vanaf 1 april 2017 tot en met 31 december 2019 mogelijk om het in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak volledig af te kopen of om te zetten in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting (ODV). Bij volledige afkoop of omzetting in een ODV kan de opgebouwde pensioenaanspraak worden prijsgegeven voor zover de waarde in het economische verkeer van die aanspraak hoger is dan de fiscale balanswaarde van de tegenover die aanspraak staande verplichting op het moment van prijsgeven. Volgens het eveneens op 1 april 2017 ingevoerde artikel 38o Wet LB kan bij volledige afkoop een korting op de te belasten afkoopwaarde worden toegepast. De omvang van die afkoopkorting is onder meer afhankelijk van het moment waarop de afkoop plaatsvindt en de waarde van de pensioenverplichting voor de af te kopen pensioenaanspraak op de fiscale balans van het eigenbeheerlichaam waar het pensioen is verzekerd. Vraag Een BV heeft in het verleden aan de dga een aanspraak op ouderdomspensioen en partnerpensioen toegezegd. De opbouw van pensioen is gestopt op 1 januari De pensioenuitkeringen zijn nog niet ingegaan. Het pensioen is volledig in eigen beheer verzekerd. De partner van de dga is in 2016 overleden. Na het overlijden van de partner is het deel van de pensioenvoorziening dat betrekking heeft op het partnerpensioen vrijgevallen in de winst van de BV. De dga wil de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak op 1 juli 2017 afkopen. De pensioenverplichting op de fiscale balans van de BV bedraagt (bedragen in euro s): 31 december december 2016 fiscale balanswaarde ouderdomspensioen fiscale balanswaarde partnerpensioen fiscale balanswaarde totaal juli Wat is de afkoopwaarde van de af te kopen aanspraak op ouderdomspensioen en wat is de omvang van de afkoopkorting? Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

78 Antwoord Artikel 38o, tweede lid, Wet LB bepaalt dat de afkoopwaarde van de af te kopen pensioenaanspraak gelijk is aan de fiscale balanswaarde op het moment van afkoop van de tegenover de afgekochte pensioenaanspraak staande pensioenverplichting. Volgens artikel 38n, derde lid, Wet LB is de fiscale balanswaarde gelijk aan de voor de toepassing van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) in aanmerking te nemen waarde van de pensioenverplichting. Voor het prijsgeven en afkopen wordt derhalve uitgegaan van de waarde die de pensioenverplichting heeft op de fiscale balans op grond van de fiscale regels (de artikelen 3.25 en 3.29 Wet IB 2001 en artikel 8, zesde lid, Wet Vpb (tekst 2016)). In het voorbeeld van de vraag is de afkoopwaarde van de af te kopen aanspraak op ouderdomspensioen gelijk aan de fiscale balanswaarde van de pensioenverplichting op 1 juli 2017 ad Volgens artikel 38o Wet LB geldt in 2017 bij volledige afkoop een afkoopkorting van 34,5% van de fiscale balanswaarde van de tegenover af te kopen pensioenaanspraak staande pensioenverplichting op het moment van afkoop, maar maximaal 34,5% van de fiscale balanswaarde van de pensioenverplichting voor de af te kopen pensioenaanspraak op de eindbalans van het in 2015 geëindigde boekjaar. In het voorbeeld van de vraag is de fiscale balanswaarde van de pensioenverplichting voor de af te kopen aanspraak op ouderdomspensioen op de eindbalans van het in 2015 geëindigde boekjaar (ad ) lager dan de fiscale balanswaarde van de pensioenverplichting voor de aanspraak op ouderdomspensioen op het moment van afkoop (ad ). De afkoopkorting wordt in dat geval berekend over het lagere bedrag van de pensioenverplichting op de eindbalans van het in 2015 geëindigde boekjaar. In het voorbeeld is de afkoopkorting: 34,5% * = Voor de afkoopkorting kan geen rekening worden gehouden met de op de eindbalans van het boekjaar 2015 opgenomen pensioenverplichting voor de aanspraak op partnerpensioen. Voor de afkoopkorting wordt volgens artikel 38o Wet LB alleen rekening gehouden met de fiscale balanswaarde van de tegenover de afgekochte aanspraak staande pensioenverplichting. In het voorbeeld van de vraag wordt alleen de aanspraak op ouderdomspensioen van de dga afgekocht. Het is daardoor niet mogelijk om voor de afkoopkorting ook rekening te houden met de op de eindbalans van het boekjaar 2015 nog opgenomen fiscale balanswaarde van de pensioenverplichting voor het partnerpensioen. De aanspraak op partnerpensioen wordt immers niet afgekocht. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

79 Artikel 38n Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 38o Wet op de loonbelasting 1964 Artikel 38n, tweede lid, Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 38o, eerste, tweede en derde lid, Wet op de loonbelasting 1964 Afkoopwaarde en afkoopkorting bij afkoop ingegaan partnerpensioen (Vraag & Antwoord d.d ) Inleiding Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in werking getreden (kamerstukken en ). Volgens het ingevoerde artikel 38n van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) is het vanaf 1 april 2017 tot en met 31 december 2019 mogelijk om het in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak volledig af te kopen of om te zetten in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting (ODV). Bij volledige afkoop of omzetting in een ODV kan de opgebouwde pensioenaanspraak worden prijsgegeven voor zover de waarde in het economische verkeer van die aanspraak hoger is dan de fiscale balanswaarde van de tegenover die aanspraak staande pensioenverplichting op het moment van prijsgeven. Volgens het eveneens op 1 april 2017 ingevoerde artikel 38o Wet LB kan bij volledige afkoop een korting op de te belasten afkoopwaarde worden toegepast. De omvang van die afkoopkorting is onder meer afhankelijk van het moment waarop de afkoop plaatsvindt en de waarde van de pensioenverplichting voor de af te kopen pensioenaanspraak op de fiscale balans van het eigenbeheerlichaam waar het pensioen is verzekerd. Vraag Een BV heeft aan de dga een pensioen toegezegd. Het pensioen is volledig in eigen beheer verzekerd. De dga is in 2016 overleden. Na het overlijden van de dga zijn de partnerpensioenuitkeringen voor de nabestaande partner van de dga direct ingegaan. De nabestaande partner wil de aanspraak op partnerpensioen op 1 juli 2017 afkopen. De pensioenverplichting op de fiscale balans van de BV bedraagt (bedragen in euro s): 31 december december 2016 fiscale balanswaarde ouderdomspensioen fiscale balanswaarde partnerpensioen fiscale balanswaarde totaal juli Wat is de afkoopwaarde van de af te kopen aanspraak op partnerpensioen en wat is de omvang van de afkoopkorting? Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

80 Antwoord Artikel 38o, tweede lid, Wet LB bepaalt dat de afkoopwaarde gelijk is aan de fiscale balanswaarde op het moment van afkoop van de tegenover de afgekochte pensioenaanspraak staande pensioenverplichting. Volgens artikel 38n, derde lid, Wet LB is de fiscale balanswaarde gelijk aan de voor de toepassing van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) in aanmerking te nemen waarde van de pensioenverplichting. Voor het prijsgeven en afkopen wordt derhalve uitgegaan van de waarde die de pensioenverplichting heeft op de fiscale balans op grond van de fiscale regels (de artikelen 3.25 en 3.29 Wet IB 2001 en artikel 8, zesde lid, Wet Vpb (tekst 2016)). In het voorbeeld van de vraag is de afkoopwaarde van de af te kopen aanspraak op partnerpensioen gelijk aan de fiscale balanswaarde van de pensioenverplichting op 1 juli 2017 ad Volgens artikel 38o Wet LB geldt in 2017 bij volledige afkoop een afkoopkorting van 34,5% van de fiscale balanswaarde op het moment van afkoop van de tegenover af te kopen pensioenaanspraak staande pensioenverplichting, maar maximaal 34,5% van de fiscale balanswaarde van de pensioenverplichting voor de af te kopen pensioenaanspraak op de eindbalans van het in 2015 geëindigde boekjaar. In het voorbeeld van de vraag is de fiscale balanswaarde van de pensioenverplichting voor de af te kopen aanspraak op partnerpensioen op de eindbalans van het boekjaar 2015 (ad ) lager dan de fiscale balanswaarde van de pensioenverplichting voor de aanspraak op partnerpensioen op het moment van afkoop (ad ). De afkoopkorting wordt in dat geval berekend over het lagere bedrag van de pensioenverplichting op de eindbalans van het in 2015 geëindigde boekjaar. In het voorbeeld is de afkoopkorting: 34,5% * = Voor de afkoopkorting kan geen rekening worden gehouden met de op de eindbalans van het boekjaar 2015 nog opgenomen pensioenverplichting voor de aanspraak op ouderdomspensioen van de inmiddels overleden dga. Voor de afkoopkorting wordt volgens artikel 38o Wet LB alleen rekening gehouden met de fiscale balanswaarde van de tegenover de afgekochte pensioenaanspraak staande pensioenverplichting. In het voorbeeld van de vraag wordt alleen de aanspraak op partnerpensioen van de nabestaande partner afgekocht. Het is daardoor niet mogelijk om voor de afkoopkorting ook rekening te houden met de fiscale balanswaarde van de pensioenverplichting voor het ouderdomspensioen. De aanspraak op ouderdomspensioen wordt immers niet afgekocht. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

81 Artikel 38n Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 38p Wet op de loonbelasting 1964 Artikel 38n, tweede lid, Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 38p, eerste, tweede en vijfde lid, Wet op de loonbelasting 1964 Uitkeringstermijnen oudedagsverplichting na omzetten ingegaan partnerpensioen (Vraag & Antwoord d.d ) Inleiding Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in werking getreden (kamerstukken en ). Volgens het ingevoerde artikel 38n van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) is het vanaf 1 april 2017 tot en met 31 december 2019 mogelijk om het in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak volledig af te kopen of om te zetten in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting (ODV). Op het moment van de afkoop of omzetting mag de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak fiscaal geruisloos worden prijsgegeven voor zover de waarde in het economische verkeer van die aanspraak hoger is dan de fiscale balanswaarde van de tegenover die aanspraak staande pensioenverplichting. Ingeval van volledige afkoop van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak, kan er volgens het eveneens op 1 april 2017 ingevoerde artikel 38o Wet LB een korting op de te belasten afkoopwaarde worden toegepast. De omvang van die afkoopkorting is onder meer afhankelijk van het moment waarop de afkoop plaatsvindt. Vraag Na het overlijden van een dga zijn de partnerpensioenuitkeringen voor de nabestaande partner ingegaan. Het partnerpensioen is volledig in eigen beheer verzekerd. De nabestaande wil de aanspraak op partnerpensioen omzetten in een ODV. Op het moment van omzetten is de betreffende nabestaande 50 jaar. De nabestaande wil de uitkeringen van de ODV na het omzetten direct laten ingaan. Is dit mogelijk? Antwoord Nee, gezien de leeftijd van de nabestaande op het moment van omzetten van de pensioenaanspraak in een ODV is het niet mogelijk om de ODV-uitkeringen direct na het omzetten te laten ingaan. De nabestaande wordt voor de toepassing van de Wet LB aangemerkt als een werknemer met een pensioen in eigen beheer. De nabestaande kan gebruik maken van de mogelijkheid om de aanspraak op partnerpensioen prijs te geven voor zover de waarde in het economische verkeer van die aanspraak hoger is dan de fiscale balanswaarde van de tegenover de aanspraak staande verplichting, in combinatie met het omzetten van de resterende pensioenaanspraak in een ODV. Volgens artikel 38p, tweede lid, onderdeel a, Wet LB mogen de ODV-uitkeringen echter pas gaan lopen vanaf de voor de ODV-gerechtigde geldende AOW-leeftijd minus 5 jaar. Omdat de nabestaande deze minimale leeftijd bij de omzetting van de pensioenaanspraak in de ODV nog niet heeft bereikt, kunnen de ODV-uitkeringen niet direct ingaan. De ODV-uitkeringen kunnen pas ingaan op het moment dat de nabestaande de voor hem/haar geldende AOW-leeftijd minus 5 jaar bereikt. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

82 Alternatieven Bovenstaande uitwerking met een uitgestelde ingang van de ODV-uitkeringen, zal niet altijd gewenst zijn. De nabestaande heeft verschillende alternatieven. De nabestaande kan tot en met 31 december 2019 op grond van artikel 38n Wet LB er bijvoorbeeld ook voor kiezen om de aanspraak op het ingegane partnerpensioen prijs te geven voor zover de waarde in het economische verkeer van die aanspraak hoger is dan de fiscale balanswaarde van de tegenover de aanspraak staande verplichting in combinatie met het afkopen van de volledige resterende in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak. Bij een dergelijke afkoop van de pensioenaanspraak kan gebruik gemaakt worden van de afkoopkorting van artikel 38o Wet LB. Verder biedt artikel 38p, vijfde lid, Wet LB tot en met 31 december 2019 de mogelijkheid om de eerder met de omzetting van de pensioenaanspraak verkregen ODV af te kopen. Bij de afkoop van de ODV kan gebruik worden gemaakt van de afkoopkorting van artikel 38o Wet LB. Op grond van artikel 38p, eerste lid, Wet LB heeft de nabestaande ook de mogelijkheid om het saldo van de ODV geheel of gedeeltelijk te gebruiken voor het verkrijgen van een lijfrenteproduct als bedoeld in de artikelen of 3.126a van de Wet IB Er kan dan bijvoorbeeld gekozen worden voor een direct ingaande, levenslange lijfrente. Tenslotte heeft de nabestaande op grond van artikel 38n, eerste lid, Wet LB ook de mogelijkheid om de ingegane partnerpensioenuitkeringen gewoon te laten doorlopen. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

83 Artikel 19a Wet op de loonbelasting 1964 (tekst 2016) Artikel 19a, eerste lid, onderdelen d en e, Wet op de loonbelasting 1964 (tekst 2016) Overdracht pensioenverplichting aan een ander eigenbeheerlichaam na 31 maart 2017/einde overgangsperiode besluit van 22 maart 2017, nr (Vraag & Antwoord d.d ) Vraag Een dga heeft pensioen opgebouwd in eigen beheer. De dga heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheden van artikel 38n van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) om het in eigen beheer verzekerde pensioen af te kopen of om te zetten in een oudedagsverplichting. Is het binnen de regels van de Wet LB mogelijk om na 31 maart 2017 of het einde van de overgangsperiode van het besluit van 22 maart 2017, nr , Staatscourant 2017, nr deze pensioenverplichting over te dragen naar een ander eigenbeheerlichaam? Antwoord Ja, ook na 31 maart 2017 of het einde van de overgangsperiode van het besluit van 22 maart 2017, nr is het binnen de regels van de Wet LB mogelijk om een reeds in eigen beheer verzekerd pensioen over te dragen naar een ander eigenbeheerlichaam in de zin van artikel 19a, eerste lid, onderdelen d en e, Wet LB (tekst 2016). Door het inwerkingtreden van de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen (Wet uitfaseren PEB) is een eigenbeheerlichaam met ingang van 1 april 2017 fiscaal geen toegelaten pensioenverzekeraar meer. Op basis van de goedkeuring in het besluit van 22 maart 2017, nr kan voor bestaande pensioenregelingen een extra overgangsperiode worden gebruikt om de pensioenregeling aan te passen aan de wijzigingen van de wet- en regelgeving voor pensioen in eigen beheer. De extra overgangstermijn van het besluit eindigt uiterlijk op 30 juni Daarna is het volgens de fiscale pensioenregels niet meer mogelijk om nog pensioen op te bouwen in eigen beheer. Ook is het niet meer mogelijk om een niet in eigen beheer verzekerd pensioen over te dragen naar een eigenbeheerlichaam. In artikel 38n, eerste lid, Wet LB is overgangsrecht opgenomen voor de bij het inwerkingtreden van de maatregelen van de Wet uitfaseren PEB reeds in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken. Volgens dat overgangsrecht blijft artikel 19a Wet LB zoals dat artikel luidde op 31 december 2016 van toepassing voor de op 31 maart 2017 dan wel bij het einde van de overgangsperiode van het besluit van 22 maart 2017, nr reeds in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken. Eigenbeheerlichamen in de zin van artikel 19a, eerste lid, onderdelen d en e, Wet LB (tekst 2016) blijven daardoor toegelaten verzekeraars voor de reeds in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken. Ook na het inwerkingtreden van de maatregelen van de Wet uitfaseren PEB is het mogelijk om de reeds in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak van een dga over te dragen naar een ander eigenbeheerlichaam in de zin van artikel 19a, eerste lid, onderdelen d en e, Wet LB (tekst 2016). Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

84 Artikel 38n Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 38p Wet op de loonbelasting 1964 Artikel 38n, tweede lid, Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 38p, eerste en tweede lid, Wet op de loonbelasting 1964 Ouderdomspensioen met uitgestelde pensioeningangsdatum omzetten in oudedagsverplichting (Vraag & Antwoord d.d ) Inleiding Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in werking getreden (kamerstukken en ). Volgens het ingevoerde artikel 38n van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) is het vanaf 1 april 2017 tot en met 31 december 2019 mogelijk om het volledige in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak af te kopen of om te zetten in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting (ODV). Op het moment van de afkoop of omzetting mag de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak fiscaal geruisloos worden prijsgegeven voor zover de waarde in het economische verkeer van die aanspraak hoger is dan de fiscale balanswaarde van de tegenover die aanspraak staande pensioenverplichting. Vraag Een BV heeft aan de dga een ouderdomspensioen toegezegd. Het pensioen is volledig in eigen beheer verzekerd. De dga heeft de ingangsdatum van de pensioenuitkeringen uitgesteld tot de datum waarop hij de 70-jarige leeftijd zal bereiken. De dga wil de pensioenaanspraak omzetten in een ODV. Bij het omzetten van de pensioenaanspraak in een ODV is de dga 68 9 / 12 jaar. De AOW-uitkeringen van de dga zijn ingegaan op de leeftijd van 65 1 / 12 jaar. De ODV wordt door de BV in eigen beheer afgewikkeld. Wat is de uitkeringsperiode van de ODV? Antwoord De ODV-uitkeringen moeten direct ingaan na het omzetten van de pensioenaanspraak in de ODV. De waarde van de ODV moet worden uitgekeerd in een periode van 17 jaar in termijnen met een gelijke tussenperiode van ten hoogste een jaar. Indien een pensioenaanspraak meer dan 2 maanden na het bereiken van de AOWleeftijd wordt omgezet in een ODV, moet de eerste ODV-termijn volgens artikel 38p, tweede lid, onderdeel a, ten derde, Wet LB direct na het omzetten worden uitgekeerd. Op het moment dat de dga de pensioenaanspraak omzet in de ODV ontvangt hij al enkele jaren een AOW-uitkering. Dit betekent dat de eerste ODV-termijn in dit geval direct na het omzetten moet worden uitgekeerd. Als hoofdregel geldt voor de ODV een uitkeringsperiode van 20 jaar. Artikel 38p, tweede lid, onderdeel a, ten derde, Wet LB bepaalt echter dat hiervan wordt afgeweken indien de pensioenaanspraak meer dan 2 maanden na het bereiken van de AOW-leeftijd wordt omgezet in een ODV. In dat geval wordt de periode van 20 jaar verminderd met het aantal jaren tussen het uitkeren van de eerste ODV-termijn en de AOW-leeftijd. Op het moment dat de dga de eerste ODV-termijn ontvangt, is hij 68 9 / 12 jaar. De dga heeft de AOW-leeftijd 3 8 / 12 jaar eerder bereikt. De ODV moet dan worden uitgekeerd in: 20 -/- 3 = 17 jaar. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

85 Artikel 38p Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 19b Wet op de loonbelasting 1964 (tekst 2016) Artikel 38p, vierde lid, Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 19b, achtste lid, Wet op de loonbelasting 1964 (tekst 2016) Prijsgeven van aanspraak ingevolge oudedagsverplichting bij ingang uitkeringen vanwege onderdekking (Vraag & Antwoord d.d ) Inleiding Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in werking getreden (kamerstukken en ). Volgens het ingevoerde artikel 38n van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) is het vanaf 1 april 2017 tot uiterlijk 31 december 2019 mogelijk om het volledige in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak af te kopen of om te zetten in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting (ODV). Bij afkoop of omzetting in een ODV kan de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak worden prijsgegeven voor zover de waarde in het economische verkeer van die aanspraak hoger is dan de fiscale balanswaarde van de tegenover die aanspraak staande verplichting op het moment van prijsgeven. Vraag Een dga heeft zijn pensioenaanspraak omgezet in een ODV. Op het tijdstip dat de ODV tot uitkering moet komen zijn de middelen van de vennootschap die de ODV uitvoert, ontoereikend om de ODV (volledig) na te komen (onderdekking). Kan de dga de ODV vanwege de onderdekking gedeeltelijk prijsgeven bij ingang van de uitkeringen met een beroep op artikel 19b, achtste lid, Wet LB (tekst 2016)? Antwoord Nee, de dga kan de ODV bij ingang van de uitkeringen niet gedeeltelijk prijsgeven met een beroep op artikel 19b, achtste lid, Wet LB (tekst 2016). De mogelijkheid van gedeeltelijk prijsgeven van aanspraken van artikel 19b, achtste lid, Wet LB (tekst 2016) staat niet open voor een ODV. Artikel 38p, vierde lid, Wet LB verklaart onder andere artikel 19b Wet LB, zoals dat artikel luidde op 31 december 2016, van overeenkomstige toepassing voor een ODV. In het achtste lid van artikel 19b Wet LB (tekst 2016) is de mogelijkheid opgenomen om in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken eenmalig te verminderen bij ingang van de pensioenuitkeringen in verband met de vermogenspositie van het eigenbeheerlichaam dat de pensioenaanspraken verzekert. Dit kan echter slechts in die gevallen die door de Minister van Financiën zijn aangewezen. De door de Minister van Financiën aangewezen gevallen zijn opgenomen in het besluit van 18 maart 2013, nr. BLKB 2013/27M. In onderdeel 2 van dit besluit worden enkel gevallen aangewezen, waarbij sprake is van 'pensioenaanspraken' en 'pensioenverplichtingen' in eigen beheer die op de pensioeningangsdatum vanwege de vermogenspositie van het eigenbeheerlichaam niet (volledig) nagekomen kunnen worden. Ook in de voorwaarden van onderdeel 3 van het besluit wordt enkel gesproken over pensioenverplichtingen. Een ODV die op ingangsdatum niet (volledig) kan worden nagekomen, valt niet onder de door de Minister van Financiën aangewezen gevallen. Voor de mogelijkheden van de afwikkeling van een ODV in geval van onderdekking wordt verwezen naar Vraag & Antwoord Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

86 Artikel 38q Wet op de loonbelasting 1964 Vergelijken pensioenopbouw 2015 met de pensioenopbouw in 2016/2017 (Vraag & Antwoord d.d ) Vraag Volgens het op 1 april 2017 ingevoerde artikel 38n van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) is het tot en met 31 december 2019 mogelijk om het in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak geheel af te kopen of om te zetten in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting (ODV). Op het moment van de afkoop of omzetting mag de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak fiscaal geruisloos worden prijsgegeven voor zover de waarde in het economische verkeer van die aanspraak hoger is dan de fiscale balanswaarde van de tegenover die aanspraak staande pensioenverplichting. Volgens artikel 38q Wet LB geldt de mogelijkheid van fiscaal geruisloos prijsgeven echter niet voor het in 2016/2017 opgebouwde pensioen indien en voor zover de pensioenopbouw in 2016/2017 meer dan 250% is geweest van de opbouw in In het besluit van 22 maart 2017, nr , Staatscourant 2017, nr is de periode om het pensioen in eigen beheer aan te passen aan de per 1 april 2017 op grond van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen doorgevoerde wijzigingen onder voorwaarden verlengd tot en met uiterlijk 30 juni Hierdoor kan de pensioenopbouw in een op 31 maart 2017 bestaande pensioenregeling tot en met uiterlijk 30 juni 2017 worden voortgezet. Volgens het besluit is artikel 38q Wet LB van overeenkomstige toepassing voor het in de periode vanaf 1 april 2017 tot en met 30 juni 2017 opgebouwde pensioen. Bij gebruik van de coulanceregeling van het besluit wordt het in artikel 38q Wet LB opgenomen percentage van 150% naar rato verhoogd met maximaal 25%-punt voor de hele coulanceperiode van 3 maanden. Hoe kan de opbouw van pensioen in 2016/2017 worden vergeleken met de opbouw in 2015? Antwoord Voor de toepassing van artikel 38q Wet LB wordt de opbouw van pensioen in 2016/2017 vergeleken met de opbouw in 2015 op basis van de toename van de aanspraak op ouderdomspensioen en partnerpensioen. Er wordt alleen rekening gehouden met de toename van de opgebouwde pensioenaanspraak die het gevolg is van de stijging van de pensioengevende diensttijd en/of de pensioengrondslag. Een toename van de opgebouwde pensioenaanspraak als gevolg van een toegepaste indexatie wordt voor de toets aan de grens van artikel 38q Wet LB niet in aanmerking genomen. Ook een onderlinge ruil van ouderdomspensioen en partnerpensioen in 2015, 2016 en 2017 heeft geen invloed op de toepassing van artikel 38q Wet LB. De vergelijking van de pensioenopbouw in 2016/2017 met de opbouw in 2015 dient in beginsel te worden uitgevoerd op basis van de waarde van die pensioenopbouw. Dit volgt uit artikel 13 Wet LB juncto artikel 3.12, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (URLB). De waarde van een pensioenaanspraak wordt gesteld op de bedragen die bij een derde worden gestort of, voor zover geen stortingen worden verricht, zouden moeten worden gestort teneinde de aanspraak te dekken. Een vergelijking op basis van de waarde van de pensioenopbouw is in de praktijk minder eenvoudig uit te voeren. In veel gevallen is het mogelijk om de vergelijking van de pensioenopbouw te vereenvoudigen door alleen uit te gaan van de toename van de aanspraak op ouderdomspensioen. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

87 Een dergelijke praktische benadering is mogelijk indien voor de pensioenopbouw in 2015, 2016 en 2017 dezelfde pensioenleeftijd is gehanteerd en bovendien dezelfde verhouding heeft bestaan tussen het opgebouwde ouderdomspensioen en partnerpensioen (bijvoorbeeld 100:70). In dat geval hoeft voor de vergelijking van de pensioenopbouw geen rekening te worden gehouden met de opbouw van partnerpensioen. In andere gevallen zal de vergelijking van de opbouw van ouderdomspensioen en partnerpensioen moeten plaatsvinden op basis van de waarde als bedoeld in artikel 13 Wet LB juncto artikel 3.12, eerste lid, URLB. Indien uit de (al dan niet vereenvoudigde) vergelijking van de pensioenopbouw blijkt dat de grens van artikel 38q Wet LB in 2016/2017 is overschreden, kan het totale in 2016/2017 boven de grens van artikel 38q Wet LB opgebouwde pensioen niet fiscaal geruisloos worden prijsgegeven tot de fiscale balanswaarde, worden afgekocht of omgezet in een ODV. Dit geldt dan dus ook voor het in 2016/2017 boven de grens van artikel 38q Wet LB opgebouwde partnerpensioen. Indien de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak wordt afgekocht of omgezet in een ODV, wordt de in 2016/2017 boven de grens van artikel 38q Wet LB opgebouwde pensioenaanspraak op het afkoopdan wel omzettingsmoment voor de volledige waarde in de heffing betrokken. Deze waarde wordt vastgesteld met toepassing van artikel 13 Wet LB juncto artikel 3.12, eerste lid, URLB. Bovendien is de dga in dat geval revisierente verschuldigd over die waarde. Voorbeeld vereenvoudigde vergelijking pensioenopbouw 2015 en 2016/2017 Een dga heeft in 2015, 2016 en 2017 een pensioenregeling in eigen beheer. De pensioenopbouw eindigt op 31 mei 2017 met toepassing van de coulancetermijn van het besluit van 22 maart 2017, nr Over het structurele loon wordt pensioen opgebouwd op basis van het eindloonstelsel. Voor de variabele loonbestanddelen vindt pensioenopbouw plaats volgens het middelloonstelsel. De pensioenregeling voorziet ook in de opbouw van partnerpensioen. Voor alle jaren geldt dat sprake is van een passende arbeidsbeloning voor de verrichte arbeid. De voor de pensioenopbouw in 2015, 2016 en 2017 relevante gegevens zijn: opbouwpercentage ouderdomspensioen o eindloon: 1,657% o middelloon: 1,875% partnerpensioen 70% van ouderdomspensioen pensioengevende diensttijd tot en met 2014: 10 jaar deeltijdfactor 2015, 2016 en 2017: 100% structurele loonbestanddelen o 2014: o 2015: o 2016: o 2017: (jaarbasis) variabele loonbestanddelen o 2015: o 2016: o 2017: (jaarbasis) Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

88 AOW-franchise o 2014: o 2015: o 2016: o 2017: (jaarbasis) De voor de toepassing van artikel 38q Wet LB te vergelijken opbouw van ouderdomspensioen in 2015 en 2016/2017 is dan: eindloon: 11 jaar * 1,657% * ( / ) -/- 10 jaar * 1,657% * ( / ) = middelloon: 1,875% * = 140 totaal: = eindloon: 12 jaar * 1,657% * ( / ) -/- 11 jaar * 1,657% * ( / ) = middelloon: 1,875% * = 281 totaal: = eindloon: 12,4167 jaar * 1,657% * ( / ) -/- 12 jaar * 1,657% * ( / ) = 484 middelloon: 0,4167 jaar * 1,875% * = 23 totaal: = 507 In 2016/2017 is = ouderdomspensioen opgebouwd. De begrenzing van artikel 38q Wet LB bedraagt voor de pensioenopbouw in 2016/2017: 250% + ( 2 / 3 * 25% = 16,67% vanwege het gebruik van de coulancetermijn) = 267% van de pensioenopbouw in De pensioenopbouw in 2016/2017 is 416% (5.143/1.235 * 100%) van de opbouw in De pensioenopbouw in 2016/2017 is in dit geval dus meer dan 267% hoger dan de opbouw in De beperkingen van artikel 38q Wet LB zijn dan van toepassing voor zowel het in 2016/2017 boven de 267%-grens opgebouwde ouderdomspensioen als voor het boven die grens opgebouwde partnerpensioen. Het in 2016/2017 boven de grens van artikel 38q Wet LB opgebouwde ouderdomspensioen bedraagt: /- (267% * = 3.298) = Het boven de grens van artikel 38q Wet LB in 2016/2017 opgebouwde partnerpensioen bedraagt 70% * = Artikel 38n, tweede lid, Wet LB is niet van toepassing voor het in 2016/2017 boven de grens van artikel 38q Wet LB opgebouwde pensioen. Voor dit deel van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak geldt dan ook niet de mogelijkheid om de pensioenaanspraak fiscaal geruisloos prijs te geven tot de fiscale balanswaarde van de tegenover die aanspraak staande pensioenverplichting, af te kopen of om te zetten in een ODV. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

89 Deze mogelijkheid bestaat wel voor het deel van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak waarop artikel 38q Wet LB niet van toepassing is. Dit deel van de pensioenaanspraak kan op grond van artikel 38n, tweede lid, Wet LB worden prijsgegeven voor zover de waarde in het economische verkeer van die aanspraak hoger is dan de fiscale balanswaarde van de tegenover die aanspraak staande pensioenverplichting, mits die aanspraak op hetzelfde moment volledig wordt afgekocht of omgezet in een ODV. Het in 2016/2017 boven de grens van artikel 38q Wet LB opgebouwde pensioen moet bij afkoop of omzetting in de ODV van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak in de heffing worden betrokken voor de volledige met toepassing van artikel 13 Wet LB juncto artikel 3.12, eerste lid, URLB vast te stellen waarde. Bovendien is de dga in dat geval revisierente verschuldigd over die waarde. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

90 Artikel 38n Wet op de loonbelasting 1964 Artikel 38n, tweede, vierde en vijfde lid, Wet op de loonbelasting 1964 Prijsgeven in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken voor verschil waarde in het economisch verkeer en fiscale balanswaarde; Informatieplicht en instemming partner (Vraag & Antwoord d.d ) Inleiding Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in werking getreden (kamerstukken en ). Volgens het ingevoerde artikel 38n van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) is het vanaf 1 april 2017 tot en met 31 december 2019 mogelijk om het in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak volledig af te kopen of om te zetten in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting (ODV). Bij volledige afkoop of omzetting in een ODV kan de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak worden prijsgegeven voor zover de waarde in het economische verkeer van die aanspraak hoger is dan de fiscale balanswaarde van de bij het eigenbeheerlichaam tegenover die aanspraak staande pensioenverplichting op het moment van prijsgeven. Volgens het vierde lid van artikel 38n, Wet LB is prijsgeven alleen toegestaan na schriftelijke instemming van de partner en/of gewezen partner(s) van de dga, die een (afgeleid) recht heeft (hebben) op een deel van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken. Volgens artikel 38n, vijfde lid Wet LB kunnen nadere regels worden gesteld voor de toepassing van dit artikel, waaronder voorwaarden over het bewaren en verstrekken van de voor het fiscaal gefaciliteerd prijsgeven benodigde informatie. De nadere regels zijn opgenomen in artikel 12c van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (UBLB). Vraag Welke informatie moet worden verstrekt en aan welke voorwaarden moet worden voldaan om zonder heffing van loonheffingen en revisierente gebruik te kunnen maken van de mogelijkheid van prijsgeven van in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken, als bedoeld in artikel 38n, tweede lid, Wet LB? Antwoord Om zonder heffing van loonheffingen en revisierente gebruik te kunnen maken van de mogelijkheid van prijsgeven als bedoeld in artikel 38n, tweede lid, Wet LB, moet een informatieformulier worden gedownload van Dit formulier moet worden ingevuld, ondertekend en ingezonden binnen 1 maand na het prijsgeven, afkopen dan wel omzetten in een ODV van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak. Binnen een maand na de ontvangst van het informatieformulier zal de Belastingdienst een ontvangstbevestiging versturen. Niet ondertekende of onvolledig ingevulde informatieformulieren zal de Belastingdienst terugsturen met het verzoek de geconstateerde gebreken te herstellen en het aangepaste formulier opnieuw in te dienen. Indien het informatieformulier niet wordt ingeleverd, niet wordt ondertekend door de dga en (indien nodig) door de (gewezen) partner, niet volledig wordt ingevuld, wordt ingevuld met onjuiste gegevens of niet op tijd wordt ingediend bij de Belastingdienst, wordt niet aan de voor de toepassing van artikel 38n, tweede lid, Wet LB geldende informatieplicht voldaan. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

91 In dat geval zijn de regels die normaliter gelden bij het prijsgeven en/of afkopen van een pensioenaanspraak in eigen beheer van toepassing. Dit betekent dat in dat geval de waarde in het economische verkeer van de gehele pensioenaanspraak in een keer tot het loon uit vroegere dienstbetrekking wordt gerekend en dat de dga revisierente is verschuldigd (zie ook Memorie van toelichting Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen, kamerstukken , nr. 3, p. 35). Op het informatieformulier worden de volgende gegevens uitgevraagd: a. naam, fiscale woonstaat en burgerservicenummer of, bij het ontbreken van het burgerservicenummer, een hiermee vergelijkbaar door de fiscale woonstaat toegekend fiscaal identificatienummer van de dga; b. naam en uniek nummer als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007, of bij het ontbreken van een dergelijk nummer en indien dat bestaat, een hiermee vergelijkbaar door de fiscale woonstaat toegekend fiscaal identificatienummer van het lichaam, als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdelen d of e, Wet LB (tekst 2016), dat optreedt als verzekeraar van de af te kopen of om te zetten pensioenaanspraak (eigenbeheerlichaam); c. indien de dga een partner of gewezen partner(s) als bedoeld in artikel 38n, vierde lid, Wet LB heeft: naam en burgerservicenummer of, bij het ontbreken van het burgerservicenummer, een hiermee vergelijkbaar door de fiscale woonstaat toegekend fiscaal identificatienummer van deze partner of gewezen partner(s). Het gaat hierbij om de partner of gewezen partner(s) die recht heeft op een deel van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak. Voor elk van de (gewezen) partner(s) moet een eigen informatieformulier worden ingevuld en ingezonden; d. de door de dga gemaakte keuze tussen afkoop en omzetting in een ODV als bedoeld in artikel 38n, tweede lid, Wet LB; e. het tijdstip van de afkoop of omzetting in een ODV, bedoeld in artikel 38n, tweede lid, Wet LB; f. de fiscale balanswaarde, bedoeld in artikel 38n, derde lid, Wet LB, van de bij het eigenbeheerlichaam tegenover de af te kopen of om te zetten in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak staande pensioenverplichting: 1. op 1 januari 2015 (beginbalans boekjaar 2015) of, indien het boekjaar afwijkt van het kalenderjaar, op de beginbalans van het boekjaar dat eindigde in 2015; 2. op 31 december 2015 of, indien het boekjaar afwijkt van het kalenderjaar, op de eindbalans van het boekjaar dat eindigde in 2015; 3. op 1 juli 2017 of, indien de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak vóór 1 juli 2017 is afgekocht of omgezet in een ODV, de fiscale balanswaarde op het tijdstip van afkoop of omzetting in een ODV; 4. op het tijdstip van afkoop of omzetting in een ODV en g. indien de pensioenaanspraak is omgezet in een ODV en de dga een partner of gewezen partner heeft: of er een afspraak is gemaakt tussen de dga en diens partner of gewezen partner over de verdeling van deze ODV in geval van beëindiging van het partnerschap. Op het formulier hoeft alleen ja of nee worden aangegeven. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

92 h. Het is daarbij voldoende als de dga en de partner een afspraak hebben gemaakt ten aanzien van de procedure om tot een verdeling van de ODV te komen (bijvoorbeeld een verdeling van de ODV op basis van de (fictieve) verdeling van de prijsgegeven en in de ODV omgezette pensioenaanspraken zoals die op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding plaatsgevonden zou hebben indien de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak niet zou zijn omgezet in een ODV). In dat geval kan de vraag met ja worden beantwoord. De op het informatieformulier te vermelden fiscale balanswaarde is de voor de toepassing van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) in aanmerking te nemen waarde van de pensioenverplichting. Voor het prijsgeven, afkopen of omzetten in een ODV wordt derhalve uitgegaan van de waarde die de pensioenverplichting op grond van de fiscale waarderingsregels op dat moment heeft. Dat mogelijk in de aangifte vennootschapsbelasting van een onjuiste waarde van de pensioenverplichting is uitgegaan, is hiervoor niet relevant (zie ook Vraag & Antwoord ). Naast de in onderdeel f. genoemde fiscale balanswaarden worden op het informatieformulier ook de waarden in het economisch verkeer (de commerciële waarden) uitgevraagd. Het gaat daarbij om het bedrag dat bij een onafhankelijke derde zou moeten worden gestort om de aanspraak te dekken, zoals gedefinieerd in artikel 3.12, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling loonbelasting Voor de berekening van de op het informatieformulier te vermelden commerciële waarde van de pensioenaanspraak kan worden uitgegaan van de rekengrondslagen van het door de Belastingdienst ontwikkelde rekenmodel van de Benaderde Markt Waarde (zie Vraag & Antwoord ). De fiscale en commerciële waarden worden uitgevraagd op 1 januari 2015, 31 december 2015, 1 juli 2017 of als het pensioen eerder of later is afgekocht of omgezet, de waarde op het moment van afkoop of omzetting. In artikel 12c, onderdeel f, UBLB is ook nog de waarde per 31 december 2016 vermeld. Deze waarde wordt niet uitgevraagd in verband met het opschuiven van het moment waarop de maatregelen inzake het uitfaseren van pensioen in eigen beheer zijn ingevoerd. De fiscale balanswaarden worden uitgevraagd op grond van artikel 12c UBLB en geven inzicht in het verloop van de fiscale balanswaarde tussen 1 januari 2015 en het moment van afkoop of omzetten. De commerciële waarden worden uitgevraagd op grond van artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) en dienen voor het toezicht op de vaststelling van een juiste compensatie van de partner en eventuele schenkingsaspecten. Daarmee valt het verstrekken van de commerciële waarden niet onder de voor de toepassing van artikel 38n, tweede lid, Wet LB geldende informatieplicht. De in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak kan dan ook zonder het verstrekken van de op het informatieformulier gevraagde commerciële waarden met toepassing van de faciliteiten van artikel 38n, tweede lid, Wet LB worden afgekocht of omgezet in een ODV. Het niet voldoen aan de informatieverplichting van artikel 47 Awr kan echter uiteindelijk wel leiden tot andere sancties (bijvoorbeeld omkering of verzwaring van de bewijslast). Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

93 STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Nr januari 2017 Loonheffingen. Pensioenen; Wet verbeterde premieregeling. Goedkeuring voor pensioenen met een ingangsdatum in de periode van 1 januari 2014 tot 8 juli januari 2017 nr Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten. Dit besluit bevat een goedkeuring voor in een premie- of kapitaalovereenkomst opgebouwd pensioen met een ingangsdatum in de periode van 1 januari 2014 tot 8 juli Hiermee wordt voorkomen dat de fiscale regels in de weg staan aan de maatschappelijk gewenste mogelijkheid om deze reeds ingegane vaste pensioenuitkeringen in 2017 om te kunnen zetten in variabele pensioenuitkeringen. 1. Inleiding Door de Wet verbeterde premieregeling kunnen, sinds 1 september 2016, aanspraakgerechtigden met een premie- of kapitaalovereenkomst kiezen tussen vaste of variabele pensioenuitkeringen. Bij de keuze voor een variabele pensioenuitkering wordt het kapitaal voor de pensioengerechtigde gedeeltelijk risicodragend doorbelegd in de uitkeringsfase. Dit vermindert de afhankelijkheid van de rentestand op één aankoopmoment. De keuze tussen vaste of variabele pensioenuitkeringen moet uiterlijk op de pensioeningangsdatum worden gemaakt. Pensioengerechtigden van wie het pensioen is ingegaan in de periode van 1 januari 2014 tot 8 juli 2015 hebben, anders dan gerechtigden van een pensioen dat later of juist eerder is ingegaan, geen gebruik kunnen maken van de in paragraaf 2 nader omschreven pensioenknip. Zij waren verplicht een vaste pensioenuitkering aan te kopen. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft, in goed overleg met het Verbond van Verzekeraars, aangekondigd dat deze pensioengerechtigden in 2017 de mogelijkheid zullen krijgen om alsnog te kiezen voor variabele uitkeringen in de zin van de Wet verbeterde premieregeling. Deze keuze voor omzetting van de lopende vaste pensioenuitkering in een variabele pensioenuitkering kan strijd opleveren met de fiscale regels ten aanzien van de variatie in de omvang van de pensioenuitkeringen. Dit acht ik ongewenst. In dit besluit keur ik daarom voor de genoemde ingegane pensioenen, onder bepaalde voorwaarden, goed dat de in artikel 18d, eerste lid, onderdeel b, van de Wet LB opgenomen regels voor variatie in de omvang van de pensioenuitkeringen mogen worden overschreden bij het omzetten van een ingegane vaste pensioenuitkering in een variabele pensioenuitkering Gebruikte begrippen en afkortingen AOW: Algemene Ouderdomswet AOW-leeftijd: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AOW AOW-uitkering: ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de AOW AWR: Algemene wet inzake rijksbelastingen Wet LB: Wet op de loonbelasting Pensioenen met een ingangsdatum in de periode van 1 januari 2014 tot 8 juli 2015 Tot 1 januari 2014 gold op basis van artikel 2, negende lid, van de Pensioenwet en artikel 2, vierde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling de zogenoemde pensioenknip. Het op de pensioendatum beschikbaar komende kapitaal kon worden gesplitst in een deel dat werd aangewend voor de aankoop van een direct ingaande tijdelijke pensioenuitkering en een deel dat later kon worden aangewend voor de aankoop van een direct op de tijdelijke pensioenuitkering aansluitende, levenslange pensioenuitkering. Op 8 juli 2015 heeft het kabinet in afwachting van de invoering van de Wet verbeterde premieregeling de pensioenknip tijdelijk opnieuw ingevoerd. Vanaf dat moment konden pensioengerechtigden een definitieve keuze over de wijze van uitbetaling van hun pensioen uitstellen tot na de inwerkingtreding van de Wet verbeterde premieregeling. Dit maakte de keuze voor een variabele pensioenuitkering mogelijk. Pensioengerechtigden die tussen 1 januari 2014 en 8 juli 2015 met pensioen zijn gegaan, konden geen gebruik maken van een pensioenknip. Zij hadden niet de keuze om de mogelijkheid van een variabele 1 Staatscourant 2017 nr januari 2017 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

94 pensioenuitkering af te wachten en moesten meteen een vaste pensioenuitkering aankopen. Bij de Motie De Vries 1 heeft de Tweede Kamer de regering verzocht om, samen met het Verbond van Verzekeraars, na te gaan of het aangaan van een nieuw contract voor een variabele pensioenuitkering haalbaar en voordelig is, en voor zover dat het geval blijkt, de mogelijkheid van wijziging van bestaande contracten te bevorderen. De Staatssecretaris van SZW heeft in haar brief van 25 maart 2016 aangegeven dat er aanleiding bestaat om deze pensioengerechtigden alsnog de mogelijkheid te bieden om te kiezen voor een variabele pensioenuitkering. 2 In haar nadere brief van 11 juli 2016 heeft de Staatssecretaris van SZW toegelicht dat de mogelijkheid van de zogenoemde herkansing tijdelijk zal worden opengesteld door de verzekeraars vanaf 1 januari De omzetting van de lopende vaste pensioenuitkering in een variabele pensioenuitkering kan gevolgen hebben voor de omvang van de uitkering. Dit kan strijd opleveren met de fiscale regels ten aanzien van de variatie in de omvang van de pensioenuitkeringen. Dit acht ik ongewenst. Met toepassing van artikel 63 van de AWR (hardheidsclausule) keur ik daarom het volgende goed. Goedkeuring Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat de in artikel 18d, eerste lid, onderdeel b, van de Wet LB opgenomen regels voor variatie in de omvang van de pensioenuitkeringen mogen worden overschreden bij het omzetten van een ingegane vaste pensioenuitkering in een variabele pensioenuitkering in de zin van de Wet verbeterde pensioenregeling. Voorwaarden Voor deze goedkeuring gelden de volgende zes voorwaarden: 1. Het pensioenrecht is opgebouwd in een premie- of kapitaalovereenkomst in de zin van de Pensioenwet; 2. De om te zetten vaste pensioenuitkering is ingegaan in de periode van 1 januari 2014 tot 8 juli 2015; 3. De uitkeringsperiode van de met de omzetting te verkrijgen variabele pensioenuitkering sluit direct aan op de reeds aangevangen uitkeringsperiode van de vaste pensioenuitkering; 4. Bij de omzetting vindt geen keuze voor variabilisering plaats in de zin van artikel 18d, eerste lid, onderdeel b en derde lid van de Wet LB (variatie binnen de bandbreedte 100:75 of compensatie van de AOW-uitkering tot het bereiken van de AOW-leeftijd). Het is wel mogelijk om de eerder gekozen variatie in de omvang van de pensioenuitkeringen te beperken of niet toe te passen voor de met de omzetting te verkrijgen variabele pensioenuitkering; 5. Bij de omzetting vindt geen gehele of gedeeltelijke onderlinge ruil van partnerpensioen, wezenpensioen of ouderdomspensioen plaats; 6. De omzetting vindt plaats op basis van de waarde van de vaste pensioenuitkering op het omzettingsmoment. Er wordt geen extra waarde of aanvullende pensioenopbouw toegevoegd. Afwijkende premieovereenkomst Ter verduidelijking merk ik op dat, indien het pensioen is opgebouwd in een afwijkende premieovereenkomst als bedoeld in onderdeel 6 van het besluit van 20 januari 2017, nr (Stcrt. 2017, nr. 4421), bij de hiervoor bedoelde omzetting niet opnieuw hoeft te worden getoetst of het pensioen blijft binnen de in hoofdstuk IIB van de Wet LB opgenomen kaders voor een middelloonpensioen. 3. Inwerkingtreding en vervaldatum Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari Kamerstukken II, 2015/16, , nr. 20 (Motie De Vries). 2 Kamerstukken II, 2015/16, , nr. 312 (Brief SZW). 3 Kamerstukken II, 2015/16, , nr. 338 (Brief SZW). 2 Staatscourant 2017 nr januari 2017 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

95 Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd. Den Haag, 20 januari 2017 De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, J. de Blieck lid van het managementteam Belastingdienst 3 Staatscourant 2017 nr januari 2017 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

96 STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Nr maart 2017 Vennootschapsbelasting. Pensioenen; uitfasering pensioen in eigen beheer 22 maart 2017 nr Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten. Dit besluit breidt de werking van artikel 34e, vierde lid, van de Wet Vpb uit. Onder voorwaarden geldt de aftrek ook in reële situaties waarin de actiefpost voor de met de pensioenregeling samenhangende kosten en lasten van toekomstige loon- en prijsontwikkelingen nog niet in een uiterlijk op 20 september 2016 gedane aangifte vennootschapsbelasting is opgenomen. 1. Inleiding Tijdens de Tweede Kamerbehandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen is ingegaan op de situatie waarin een eigenbeheerlichaam vóór 20 september 2016 een toegekende pensioenaanspraak heeft verzekerd bij, of een pensioenverplichting heeft overgedragen aan een ander eigenbeheerlichaam (waarbij de betreffende lichamen niet met elkaar zijn gevoegd in een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting), maar deze verzekering of overdracht en de vorming van de actiefpost voor de kosten en lasten van toekomstige loon- en prijsontwikkelingen niet heeft kunnen verwerken in een aangifte vennootschapsbelasting die uiterlijk op 20 september 2016 is gedaan. Ik heb aangegeven goed te keuren dat onder voorwaarden ook voor dergelijke situaties de in het vierde lid van artikel 34e van de Wet Vpb bedoelde aftrek van deze kosten en lasten wordt toegepast. 1 Bij een verzekering van een toegekende pensioenaanspraak of overdracht van een pensioenverplichting binnen een fiscale eenheid is het niet gebruikelijk om op de geconsolideerde fiscale balans van de fiscale eenheid een actiefpost voor de toekomstige loon- en prijsontwikkelingen te vormen. Een verzekering van een toegekende pensioenaanspraak of overdracht van een pensioenverplichting die heeft plaatsgevonden binnen een fiscale eenheid komt daarom niet in aanmerking voor de goedkeuring Gebruikte begrippen en afkortingen Eigenbeheerlichaam: een lichaam als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdelen d of e, van de Wet LB, zoals dat artikel luidde op 31 december 2016 pensioen in eigen beheer: deel van een aanspraak ingevolge een pensioenregeling waarvoor een eigenbeheerlichaam als verzekeraar optreedt Wet LB: Wet op de loonbelasting 1964 Wet uitfasering PEB: Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen Wet Vpb: Wet op de vennootschapsbelasting 1969 Wet IB 2001: Wet inkomstenbelasting Goedkeuring Voor situaties van eigen beheer waarin: vóór 20 september 2016 een verzekering van een toegekende pensioenaanspraak bij of een overdracht van een pensioenverplichting aan een ander eigenbeheerlichaam heeft plaatsgevonden; door de werking van artikel 8 van de Wet Vpb juncto de artikelen 3.26, 3.27 en 3.28 van de Wet IB 2001 bij het eigenbeheerlichaam dat een toegekende pensioenaanspraak heeft verzekerd bij het andere eigenbeheerlichaam of een pensioenverplichting heeft overgedragen aan het andere eigenbeheerlichaam op de fiscale balans een actiefpost wordt opgenomen voor de met een pensioenregeling samenhangende kosten en lasten van toekomstige loon- en prijsontwikkelingen; en het eigenbeheerlichaam die actiefpost voor de toekomstige loon- en prijsontwikkelingen vanwege het moment waarop het verzekeren van de toegekende pensioenaanspraak of de overdracht van de pensioenverplichting heeft plaatsgevonden nog niet heeft kunnen verwerken in een uiterlijk op 1 Kamerstukken II 2016/17, , nr. 5, blz. 8 en 9. 1 Staatscourant 2017 nr maart 2017 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

97 20 september 2016 gedane aangifte vennootschapsbelasting; keur ik het volgende goed. Goedkeuring Onder de volgende vier voorwaarden keur ik goed dat artikel 34e, vierde lid, van de Wet Vpb wordt toegepast op de hiervoor bedoelde reële situaties van eigen beheer. Voorwaarden 1. Belanghebbende dient, uiterlijk bij het doen van de aangifte vennootschapsbelasting waarin deze actiefpost is opgenomen, een verzoek met een beroep op deze goedkeuring in bij de inspecteur. 2. Uit dit verzoek en de bijlagen daarbij dient te blijken: 3. a) dat vóór 20 september 2016 sprake is geweest van een reële verzekering van een toegekende pensioenaanspraak bij of een reële overdracht van een pensioenverplichting aan een ander eigenbeheerlichaam; en 4. b) waarom het eigenbeheerlichaam dat de toegekende pensioenaanspraak heeft verzekerd bij het andere eigenbeheerlichaam of de pensioenverplichting heeft overgedragen aan het andere eigenbeheerlichaam deze verzekering of overdracht niet heeft kunnen verwerken in een uiterlijk op 20 september 2016 gedane aangifte vennootschapsbelasting. 5. Van een reële situatie kan alleen sprake zijn indien het eigenbeheerlichaam waar de pensioenaanspraak is verzekerd of waaraan de pensioenverplichting is overgedragen, vóór 20 september 2016 is opgericht. 6. Dat sprake is van een reële situatie moet verder blijken uit de vóór 20 september 2016 opgemaakte schriftelijke vastlegging van: (i) de tussen de betreffende eigenbeheerlichamen gesloten financieringsovereenkomst, (ii) de verzekering van de toegekende pensioenaanspraak of de overdracht van de pensioenverplichting, en (iii) het hieraan voorafgaande adviestraject, zoals de berekeningen van de pensioenadviseur. 7. De verzekering van de toegekende pensioenaanspraak of overdracht van de pensioenverplichting heeft niet plaatsgevonden binnen een fiscale eenheid voor de heffing van de vennootschapsbelasting. 8. De bij de verzekering van de toegekende pensioenaanspraak of overdracht van de pensioenverplichting gehanteerde premie of koopsom dient te voldoen aan de voorwaarden van onderdeel A.3. van mijn besluit van 3 juli 2008, nr. CPP2008/447M, Stcrt. 2008, 133 (Waarderingsaspecten van pensioenen en lijfrenten). 3. Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd. Den Haag, 22 maart 2017 De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, J. de Blieck lid van het managementteam Belastingdienst 2 Staatscourant 2017 nr maart 2017 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

98 RJ-Uiting : ontwerp-richtlijn Pensioenvoorziening en oudedagsverplichting directeuren-grootaandeelhouder Inleiding Op 27 maart 2017 is de gewijzigde Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen gepubliceerd (Staatsblad 2017, nr. 115 t/m 117). De wet gaat in op 1 april Deze RJ-Uiting behandelt de gevolgen van de in deze wet opgenomen wijzingen voor de (bestaande) Richtlijnen voor de jaarverslaggeving. Daarnaast bevat deze RJ-Uiting ontwerp-richtlijnen voor de verwerking van de pensioenvoorziening van directeuren-grootaandeelhouder (DGA) in hoofdstuk 271 Personeelsbeloningen voor middelgrote en grote rechtspersonen en hoofdstuk B14 Personeelsbeloningen voor micro- en kleine rechtspersonen, waaronder de verwerking en waardering van de zogenoemde oudedagsverplichting. Doordat de wet pas in 2017 is aangenomen heeft deze geen gevolgen voor de verwerking en waardering van de pensioenvoorziening van directeuren-grootaandeelhouder in jaarrekeningen over het boekjaar eindigend 31 december Wel is sprake van een gebeurtenis na balansdatum die mogelijk in de jaarrekening 2016 moet worden toegelicht, als vóór het opmaken van die jaarrekening afstempeling plaatsvindt. Gevolgen voor jaarrekening op fiscale grondslagen Micro- en kleine rechtspersonen mogen artikel 2:395a lid 7 respectievelijk 396 lid 6 BW toepassen en de gehele jaarrekening opstellen volgens de fiscale grondslagen, inclusief de waardering van de pensioenvoorziening en de oudedagsverplichting. Verwezen wordt naar de in de RJk-bundel opgenomen bijlagen D3.1 en D3.2 met handreikingen bij de toepassing van fiscale waarderingsgrondslagen door microrechtspersonen respectievelijk door kleine rechtspersonen. Deze RJ-Uiting en de daarin opgenomen ontwerp-richtlijnen zijn op deze situatie niet van toepassing. De pensioenvoorziening en de oudedagsverplichting worden in deze situatie (al) gewaardeerd tegen de fiscale boekwaarde. 1 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

99 Uitfasering pensioen in eigenbeheer Kort gezegd houdt de wet in dat vanaf 1 april 2017 geen verdere fiscaal gefacilieerde opbouw van pensioen in eigen beheer mogelijk is. Dit moet uiterlijk 30 juni 2017 zijn geformaliseerd. Om negatieve fiscale consequenties te voorkomen moet derhalve uiterlijk 30 juni 2017 het pensioen in eigen beheer met ingang van 1 april 2017 premievrij zijn gemaakt en moet de pensioenbrief waarin de pensioenafspraken tussen de rechtspersoon en de DGA zijn vastgelegd, zijn aangepast. Uit de memorie van toelichting bij de wet volgt dat de per 31 maart 2017 opgebouwde premievrij gemaakte aanspraken: in eigen beheer kunnen blijven. De betreffende aanspraken worden dan alleen nog aangepast vanwege indexatie (indien en voor zover overeengekomen); of in 2017, 2018 of 2019 fiscaal geruisloos kunnen worden afgestempeld (afgewaardeerd) tot de fiscale boekwaarde van de pensioenverplichting voor de vennootschapsbelasting; en o worden omgezet in een zogenoemde oudedagsverplichting ; en/of o worden afgekocht (waarover loonbelasting is verschuldigd). Als niet uiterlijk 30 juni 2017 is geformaliseerd dat het pensioen premievrij is gemaakt met ingang van 1 april 2017, heeft dat belangrijke negatieve fiscale consequenties. Daardoor is in het algemeen de verwachting gerechtvaardigd dat een rechtspersoon het pensioen binnen de gestelde termijn premievrij zal maken. Deze RJ-Uiting is gebaseerd op die verwachting en beschrijft niet andere situaties. Waardering opgebouwde aanspraken in eigen beheer Nadat het pensioen premievrij is gemaakt, vindt vanaf 1 april 2017 geen verdere opbouw van het pensioen in eigen beheer plaats. De per 31 maart 2017 opgebouwde pensioenaanspraken worden dan alleen nog aangepast voor indexaties (indien en voor zover overeengekomen). Zolang de opgebouwde premievrij gemaakte aanspraken in eigen beheer blijven, geschiedt de waardering van de pensioenvoorziening volgens de huidige bepalingen in de alinea s 318 en 318a van hoofdstuk 271 (voor middelgrote en grote rechtspersonen) respectievelijk in alinea 110 van hoofdstuk B14 (voor micro- en kleine rechtspersonen). Voor rechtspersonen die gebruik maken van de mogelijkheid om bij de bepaling van de omvang van de voorziening rekening te houden met aanpassingen van per balansdatum opgebouwde aanspraken die voortvloeien uit verwachte toekomstige salarisstijgingen, houdt dit in dat toekomstige salarisstijgingen niet langer invloed hebben op de omvang van de voorziening. De mutatie in de voorziening die daarvan het gevolg is, betreft een schattingswijziging (op grond van wijzigingen in omstandigheden waarop de schatting is gebaseerd) waarvan het effect overeenkomstig hoofdstuk 145 (voor middelgrote en grote rechtspersonen) respectievelijk hoofdstuk A3.2 (voor micro- en kleine rechtspersonen) wordt verwerkt in de winst-en-verliesrekening. Pensioenaanspraken worden afgestempeld Afstempeling kan plaatsvinden in de periode 2017 tot en met Als de pensioenaanspraken worden afgestempeld tot het niveau van de fiscale boekwaarde van de pensioenverplichting voor de vennootschapsbelasting, valt de in de jaarrekening opgenomen pensioenvoorziening vrij tot het bedrag van die fiscale boekwaarde. De Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) is van mening dat afstempeling een vermogensmutatie betreft die betrekking heeft op de financiële relatie van de rechtspersoon met de DGA in diens hoedanigheid van aandeelhouder. Als gevolg hiervan wordt de vrijval van de pensioenvoorziening vanwege de afstempeling rechtstreeks in het eigen vermogen verwerkt, 2 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

100 inclusief het effect op eventuele belastinglatenties. Verwezen wordt naar alinea 403 van hoofdstuk 240 (voor middelgrote en grote rechtspersonen) respectievelijk alinea 122 van hoofdstuk B8 (voor micro- en kleine rechtspersonen). Het effect van afstempeling wordt verwerkt op het moment dat deze onvoorwaardelijk is overeengekomen en als gevolg daarvan feitelijk de contractvoorwaarden van de pensioenovereenkomst zijn gewijzigd. Als afstempeling plaatsvindt na balansdatum maar vóór het opmaken van de jaarrekening, is sprake van een gebeurtenis na balansdatum die indien van toepassing conform artikel 2:380a BW in de toelichting moet worden vermeld, onder mededeling van de omvang van de financiële gevolgen. Oudedagsverplichting: waardering en presentatie Een oudedagsverplichting betreft een verplichting jegens de DGA die voortvloeit uit aan de DGA toegekende (afgestempelde) pensioenaanspraken. Om die reden moet een oudedagsverplichting worden gewaardeerd in overeenstemming met de bepalingen van hoofdstuk 271 Personeelsbeloningen. Volgens alinea 316 van dat hoofdstuk moet waardering plaatsvinden tegen de contante waarde, berekend met een disconteringsvoet op basis van de marktrente per balansdatum van hoogwaardige ondernemingsobligaties. Die waarde is niet gelijk aan de fiscale boekwaarde. De fiscale boekwaarde van de oudedagsverplichting betreft de fiscale boekwaarde van de pensioenverplichting voor de vennootschapsbelasting (op het moment van afstempeling), opgerent met het zogenoemde U-rendement. In de desbetreffende Ministeriële regeling is opgenomen dat oprenting in enig jaar plaatsvindt tegen het gemiddelde U-rendement van het voorafgaande jaar. Het U-rendement betreft een maatstaf op basis van het rendement van Nederlandse staatsobligaties. Waardering tegen fiscale boekwaarde leidt naar verwachting veelal tot een hogere verplichting dan waardering op contante waarde tegen het rendement op hoogwaardige ondernemingsobligaties. Omwille van de eenvoud en besparing van administratieve lasten, stelt de RJ voor om de oudedagsverplichting te waarderen tegen de fiscale boekwaarde. Overwegingen daarbij zijn met name: de relatief beperkte omvang van het verschil tussen de commerciële en de fiscale waardering van een oudedagsverplichting vanwege: o de omstandigheid dat het waarderingsverschil uitsluitend betrekking heeft op het verschil tussen een disconteringsvoet op basis van hoogwaardige ondernemingsobligaties en een disconteringsvoet op basis van het U- rendement; o de in alle gevallen geringere omvang van een (afgestempelde) oudedagsverplichting ten opzichte van een pensioenvoorziening; de omstandigheid dat de omvang van de uitgaven in alle gevallen gelijk zal zijn aan de fiscale waarde, ook als partijen gedurende de looptijd overeenkomen de oudedagsverplichting aan te wenden (voor de aankoop van een lijfrenteproduct dan wel afkoop); en de omstandigheid dat de fiscale waarde naar verwachting veelal hoger zal zijn dan de commerciële waarde. Voorts stelt de RJ voor dat een oudedagsverplichting, gezien het specifieke karakter daarvan, afzonderlijk dient te worden gepresenteerd onder de schulden. 3 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

101 Aanwending oudedagsverplichting Partijen kunnen op elk gewenst moment overeen komen dat een oudedagsverplichting wordt aangewend om extern een lijfrenteproduct aan te kopen. Indien hier niet voor wordt gekozen, moet de oudedagsverplichting vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd door het eigenbeheerlichaam gedurende twintig jaren worden uitgekeerd. Het is mogelijk de uitkeringen in de vijf jaar voor de AOW-gerechtigde leeftijd al in te laten gaan. In dat geval wordt de periode van twintig jaar vermeerderd met het aantal jaren dat de uitkeringen eerder ingaan. De wijze waarop een oudedagsverplichting wordt aangewend, heeft geen invloed op (de grondslagen voor) de waardering of presentatie van die verplichting. Afkoop Als afgestempelde pensioenaanspraken dan wel een oudedagsverplichting worden afgekocht, ontstaan op het moment van de afkoop: een kortlopende schuld aan de belastingdienst voor de verschuldigde loonheffing; en een schuld aan de (voormalige) DGA voor het nettobedrag van de afkoop. Afhankelijk van hetgeen wordt overeengekomen tussen de rechtspersoon en de DGA, betreft dit een kortlopende dan wel langlopende schuld. Afkoop van afgestempelde aanspraken zal over het algemeen geen effect (meer) hebben op het vermogen en/of resultaat van de rechtspersoon. Toepassingsgebied De voorgestelde wijzigingen gelden voor rechtspersonen (ongeacht hun grootte) die een pensioenregeling voor directeuren-grootaandeelhouder in eigen beheer houden. Ingangsdatum De RJ is voornemens de wijzigingen in te laten gaan voor boekjaren die eindigen na 31 maart Commentaarperiode De RJ nodigt u uit tot het inzenden van reacties en commentaren op deze RJ-Uiting. Deze ziet de RJ graag uiterlijk 10 mei 2017 tegemoet. Reacties en commentaren kunnen bij voorkeur per (rj@rjnet.nl) - worden ingediend bij het RJ-secretariaat. Ze zullen door de RJ als openbare informatie worden behandeld en op de RJ-website worden gepubliceerd, tenzij door respondenten is aangegeven dat het commentaar geheel of gedeeltelijk moet worden aangemerkt als vertrouwelijk. Het ontwerp zal zo spoedig mogelijk na de commentaarperiode definitief worden gemaakt. Amsterdam, 29 maart Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

102 Richtlijnen voor middelgrote en grote rechtspersonen 271 PERSONEELBELONINGEN [ ] 318 Voor pensioenregelingen voor directeuren-grootaandeelhouder die in eigen beheer worden gehouden dient de rechtspersoon een voorziening op te nemen voor de per balansdatum opgebouwde pensioenverplichting. De opgebouwde pensioenverplichting bestaat uit de opgebouwde pensioenaanspraken, inclusief onvoorwaardelijk overeengekomen (toekomstige) indexaties van de opgebouwde aanspraken. Een pensioenregeling wordt in eigen beheer gehouden als deze wordt uitgevoerd door de rechtspersoon zelf, of door een houdstermaatschappij dan wel directiepensioenlichaam. 318a Deze voorziening dient te worden gewaardeerd op basis van een in Nederland algemeen aanvaardbare actuariële waarderingsmethodiek. De daarbij te hanteren actuariële veronderstellingen worden gebaseerd op de beste schatting van de variabelen die de omvang bepalen van de uitgaven die naar verwachting noodzakelijk zullen zijn om de verplichting af te wikkelen. De disconteringsvoet waartegen die uitgaven contant worden gemaakt, wordt bepaald in overeenstemming met alinea 316. Voorwaardelijk overeengekomen indexaties behoren niet tot de opgebouwde pensioenverplichting. Voorwaardelijk overeengekomen indexaties zijn indexaties waarvan de toekenning afhankelijk is van toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden. Dit is bijvoorbeeld het geval als is overeengekomen dat een ingegaan pensioen jaarlijks indien mogelijk wordt aangepast. Open indexaties kunnen onvoorwaardelijk of voorwaardelijk zijn overeengekomen. Open indexaties houden in dat opgebouwde rechten vóór de pensioendatum en/of ingegane pensioenen worden aangepast aan de loon- of prijsontwikkeling, uitgedrukt in een algemeen indexcijfer. De rechtspersoon kan ervoor kiezen om bij de bepaling van de omvang van de voorziening rekening te houden met aanpassingen van per balansdatum opgebouwde aanspraken die voortvloeien uit verwachte toekomstige salarisstijgingen en/of uit eventuele verwachte toekomstige aanpassingen vanwege toekenning van voorwaardelijk overeengekomen indexaties. Sinds 1 april 2017 is de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen van kracht. Verwachte toekomstige salarisstijgingen hebben daarmee niet langer invloed op de omvang van de voorziening. Oudedagsverplichting directeuren-grootaandeelhouder 318b Voor oudedagsverplichtingen op basis van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen dient de rechtspersoon een verplichting op te nemen. Deze dient te worden gewaardeerd tegen de fiscale boekwaarde. [ ] Presentatie en toelichting 322 Een verplichting conform alinea 306 wordt op grond van artikel 2:375 BW als een 5 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

103 afzonderlijke schuld op de balans opgenomen, dan wel afzonderlijk vermeld in de toelichting op de samenstelling van de schulden. Een actiefpost conform alinea 306 wordt opgenomen onder overige vorderingen of overlopende activa. De verplichting conform alinea 307 wordt op grond van artikel 2:374 BW als afzonderlijke voorziening op de balans opgenomen. Een actiefpost conform alinea 308 wordt opgenomen onder overige vorderingen of overlopende activa. Een oudedagsverplichting op basis van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen conform alinea 318b dient afzonderlijk te worden opgenomen onder de schulden. [ ] 6 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

104 Richtlijnen voor micro- en kleine rechtspersonen B14 PERSONEELSBELONINGEN [ ] 110 Voor pensioenregelingen van de directeur-grootaandeelhouder die in eigen beheer worden gehouden, neemt de rechtspersoon een voorziening op voor de per balansdatum opgebouwde pensioenverplichting. De opgebouwde pensioenverplichting bestaat uit de opgebouwde pensioenaanspraken, inclusief onvoorwaardelijk overeengekomen (toekomstige) indexaties van de opgebouwde aanspraken. Een pensioenregeling wordt in eigen beheer gehouden als deze wordt uitgevoerd door de rechtspersoon zelf, of door een houdstermaatschappij dan wel directiepensioenlichaam. Deze voorziening wordt gewaardeerd op basis van een in Nederland algemeen aanvaardbare actuariële waarderingsmethodiek. De daarbij te hanteren actuariële veronderstellingen worden gebaseerd op de beste schatting van de variabelen die de omvang bepalen van de uitgaven die naar verwachting noodzakelijk zullen zijn om de verplichting af te wikkelen. De disconteringsvoet waartegen die uitgaven contant worden gemaakt, wordt bepaald in overeenstemming met alinea 114. Voorwaardelijk overeengekomen indexaties behoren niet tot de opgebouwde pensioenverplichting. Voorwaardelijk overeengekomen indexaties zijn indexaties waarvan de toekenning afhankelijk is van toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden. Dit is bijvoorbeeld het geval als is overeengekomen dat een ingegaan pensioen jaarlijks indien mogelijk wordt aangepast. Open indexaties kunnen onvoorwaardelijk of voorwaardelijk zijn overeengekomen. Open indexaties houden in dat opgebouwde rechten vóór de pensioendatum en/of ingegane pensioenen worden aangepast aan de loon- of prijsontwikkeling, uitgedrukt in een algemeen indexcijfer. De rechtspersoon kan ervoor kiezen om bij de bepaling van de omvang van de voorziening rekening te houden met aanpassingen van per balansdatum opgebouwde aanspraken die voortvloeien uit verwachte toekomstige salarisstijgingen en/of uit eventuele verwachte toekomstige aanpassingen vanwege toekenning van voorwaardelijk overeengekomen indexaties. Sinds 1 april 2017 is de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen van kracht. Verwachte toekomstige salarisstijgingen hebben daarmee niet langer invloed op de omvang van de voorziening. De rechtspersoon vermeldt in de toelichting de gehanteerde berekeningsgrondslagen en de gehanteerde rekenrente. 110a Voor oudedagsverplichtingen op basis van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen wordt een verplichting opgenomen onder de schulden. Deze wordt gewaardeerd tegen de fiscale boekwaarde. [ ] 7 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

105 Ad Hoc Commissie Medezeggenschap pensioen in kleine ondernemingen (MPK) MPK/0019 ONTWERPBRIEFADVIES Dit is een ontwerpbriefadvies. De opvattingen in dit advies zijn die van de commissie van voorbereiding. Dit ontwerp ligt voor ter bespreking en vaststelling in de openbare raadsvergadering van 17 februari Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

106 Aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Mevrouw drs. J. Klijnsma Postbus LK DEN HAAG BETREFT Ontwerpbriefadvies medezeggenschap pensioen in kleine ondernemingen DEN HAAG 26 januari ONS KENMERK /SG TOESTELNUMMER BIJLAGE(N) Geachte mevrouw Klijnsma, De SER heeft uw adviesaanvraag van 15 september 2016 inzake medezeggenschap pensioen in kleine ondernemingen ontvangen 1. Het gaat daarbij om ondernemingen met 10 tot 50 werknemers, die niet verplicht zijn om een ondernemingsraad in te stellen. Concreet heeft u de SER (hierna: raad) de volgende vraagstelling voorgelegd: Hoe kan de medezeggenschap dan wel invloed van werknemers in kleine ondernemingen ten aanzien van de arbeidsvoorwaarde pensioen versterkt worden: zonder het systeem van de Wet op de ondernemingsraden, dat wil zeggen de medezeggenschap ten aanzien van de andere inhoudelijke terreinen, te verstoren; rekening houdend met de complexiteit van het terrein pensioen; en rekening houdend met de noodzaak de administratieve lasten voor kleine ondernemingen beperkt te houden? Daarbij heeft u aangegeven het op prijs te stellen als de raad zich bij de beantwoording van deze vraagstelling niet beperkt tot het instemmingsrecht maar ook andere vormen van invloed in het advies betrekt. De door u gestelde vragen zijn onderzocht en hebben geleid tot bijgaand briefadvies dat is voorbereid door de Ad hoc Commissie Medezeggenschap Pensioen in Kleine ondernemingen. In verband met de beperkte reactietermijn is gekozen voor een beknopt advies zonder uitgebreid uitgeschreven analyses of uiteenzettingen van verschillende opties. De raad heeft het advies vastgesteld in zijn openbare vergadering van 17 februari Zie bijlage 1; Brief Min. SZW 15 september 2016 aan SER betreffende Adviesvraag medezeggenschap pensioen in kleine ondernemingen. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

107 Belangrijkste bevindingen Vooruitlopend op de inhoudelijke onderbouwing in dit briefadvies, geeft de raad hier een korte samenvatting van zijn belangrijkste bevindingen. De raad wenst voorop te stellen dat hij met u van oordeel is dat pensioen een belangrijke arbeidsvoorwaarde is ongeacht de omvang van de onderneming en dat betrokkenheid van werknemers hierbij wenselijk is. Naar aanleiding van uw adviesaanvraag heeft de raad mogelijkheden onderzocht om medezeggenschap, dan wel invloed, van werknemers in kleine ondernemingen ten aanzien van de arbeidsvoorwaarde pensioen te versterken. Daarbij heeft de raad zowel gekeken naar het instemmingsrecht als naar andere vormen van invloed. Naar het oordeel van de raad zijn er verschillende mogelijkheden om de medezeggenschap, dan wel invloed, van werknemers in kleine ondernemingen ten aanzien van de arbeidsvoorwaarde pensioen te versterken. Dit betreft: het bevorderen van bekendheid en naleving van de bestaande bevoegdheden en mogelijkheden van de personeelsvertegenwoordiging (PVT) en/of personeelsvergadering (PV) binnen en buiten de Wet op de ondernemingsraden (WOR), waaronder het adviesrecht (zonder beroep op de Ondernemingskamer); het versterken van enkele bevoegdheden van de PVT en/of PV binnen de WOR, te weten informatierecht, informatieplicht (die op werkgever rust) en initiatiefrecht ten aanzien van de arbeidsvoorwaarde pensioen; het bevorderen van onafhankelijke en betaalbare informatievoorziening inzake de arbeidsvoorwaarde pensioen. Naar het oordeel van de raad zou het toekennen aan de PVT en PV van een instemmingsrecht voor de arbeidsvoorwaarde pensioen in kleine ondernemingen het systeem van de WOR verstoren en kunnen leiden tot kosten- en lastendrukverhoging. Dit zou tot ongewenste effecten kunnen leiden. Leeswijzer In het hiernavolgende wordt achtereenvolgens ingegaan op de aanleiding van de adviesaanvraag, de reikwijdte van het advies, bestaande bevoegdheden voor PVT en PV binnen de WOR, bestaande verplichtingen en mogelijkheden buiten de WOR en manieren om medezeggenschap of invloed te versterken. Het advies wordt afgesloten met een conclusie en aanbevelingen. Aanleiding van de adviesaanvraag De adviesaanvraag vloeit voort uit uw toezegging tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel dat leidde tot de Wet van 22 juni 2016 tot wijzing van de Wet op de ondernemingsraden en de Pensioenwet in verband met de bevoegdheden van de ondernemingsraad inzake de arbeidsvoorwaarde pensioen 2, naar aanleiding van een amendement van de heer Ulenbelt 3. Met de wijziging van de WOR is per 1 oktober 2016 het reeds bestaande instemmingsrecht van de ondernemingsraad (OR) bij de arbeidsvoorwaarde pensioen 2 3 Staatsblad (2016) nr. 249 Wijziging van de Wet op de ondernemingsraden en de Pensioenwet in verband met de bevoegdheden van de ondernemingsraad inzake de arbeidsvoorwaarde pensioen. De wet is op 1 oktober 2016 in werking getreden. Amendement van het lid Ulenbelt, Tweede Kamer ( ), , nr. 8. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

108 uitgebreid van een instemmingsrecht bij voorgenomen besluiten ten aanzien van een regeling met betrekking tot een pensioenverzekering naar een instemmingsrecht bij voorgenomen besluiten ten aanzien van regelingen op grond van een pensioenovereenkomst. Zie artikel 27 lid 1 sub a en lid 7 WOR 4. De OR heeft nu instemmingsrecht over arbeidsvoorwaardelijke aspecten van de pensioenregeling, niet meer alleen wanneer de pensioenuitvoerder een verzekeraar of premiepensioeninstelling is, maar in beginsel ook als dit een ander soort pensioenuitvoerder is, bijvoorbeeld een Algemeen pensioenfonds (APF) 5. Verder is artikel 31f WOR toegevoegd. Op grond van dit artikel is de ondernemer verplicht de OR te informeren over elke voorgenomen vaststelling, wijziging of intrekking van een uitvoeringsovereenkomst of uitvoeringsreglement. Doel hiervan is dat de OR instemmingsrecht kan claimen wanneer een dergelijk voorgenomen besluit de arbeidvoorwaarde pensioen raakt. Het amendement van de heer Ulenbelt beoogde dit instemmingsrecht te verbreden naar ondernemingen met 10 tot 50 werknemers. Na uw toezegging om hierover advies te vragen aan de SER is het amendement ingetrokken. Reikwijdte van het advies De adviesaanvraag ziet op medezeggenschap danwel invloed van werknemers in ondernemingen met 10 tot 50 werknemers. De WOR kent een apart regime voor medezeggenschap in kleine ondernemingen. Dit is vormgegeven door middel van de personeelsvertegenwoordiging en personeelsvergadering 6. Medezeggenschap op grond van de WOR betreft medezeggenschap van werknemers op ondernemingsniveau (micro-niveau). Wanneer een aangelegenheid voor de onderneming reeds volledig inhoudelijk geregeld is in een collectieve arbeidsovereenkomst of in een regeling, vastgesteld door een publiekrechtelijk orgaan, is er geen rol voor medezeggenschap op grond van de WOR 7. Dit laatste geldt ook bij een verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds (Bpf) 8. In de praktijk valt een groot deel van de werknemers onder een verplichtgesteld Bpf. De medezeggenschap van deze werknemers is geregeld op het niveau van het overleg tussen sociale partners in de bedrijfstak (meso-niveau) Artikel 27 lid 1 sub a WOR bepaalt dat een OR instemmingsrecht heeft bij elk voorgenomen besluit van de werkgever tot vaststelling, wijziging of intrekking van regelingen op grond van een pensioenovereenkomst. Artikel 27 lid 7 WOR expliciteert dat onder regelingen op grond van een pensioenovereenkomst, mede verstaan worden regelingen opgenomen in een uitvoeringsovereenkomst of een uitvoeringsreglement, die van invloed zijn op de pensioenovereenkomst. Achtergrond hiervan is dat de OR instemmingsrecht heeft op de arbeidsvoorwaarde pensioen. De materiële onderdelen van de arbeidsvoorwaarde pensioen zijn in beginsel geregeld in de pensioenovereenkomst, maar het komt in de praktijk voor dat ook in de uitvoeringsovereenkomst of het uitvoeringsreglement bepaalde inhoudelijke aspecten van een pensioenregeling zijn geregeld die van materiële invloed zijn op de arbeidsvoorwaarde pensioen. Zie hierover uitgebreider: Heeft mijn OR instemmingsrecht over pensioen? Zie voor basisinformatie over pensioen: Pensioenkijker Een pensioenuitvoerder kan zijn: een Bedrijfstakpensioenfonds, een Ondernemingspensioenfonds, een Algemeen Pensioenfonds, een Premiepensioeninstelling, een Verzekeraar, een Buitenlandse pensioenuitvoerder. In kleine ondernemingen mag men ook vrijwillig een OR instellen (art. 5a WOR). Soms is in kleine ondernemingen het instellen van een OR verplicht op grond van een cao. Zie hierover voor de OR artikel 27 lid 3 WOR, voor de PVT artikel 35c lid 3 jo. 27 lid 3 en jo. 35b lid 5 WOR en voor de PVT artikel 35b lid 5 WOR. Artikel 27 lid 3 WOR Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

109 Wanneer de werkgever zelf zeggenschap heeft over de pensioenregeling en/of de keuze van de pensioenuitvoerder, kan hij een besluit daarover nemen en is er een rol voor medezeggenschap van werknemers op grond van de WOR mogelijk. De werkgever heeft doorgaans zeggenschap bij een pensioenregeling die is ondergebracht bij een verzekeraar, premiepensioeninstelling of APF, over vrijwillige aansluiting bij een Bpf, het afsluiten van een excedentregeling of in het geval van uitwerking van een raamcao. Hier kan medezeggenschap aan de orde zijn. Enkele voorbeelden van belangrijke pensioenonderwerpen waarbij het medezeggenschapsorgaan een rol kan spelen zijn: het voorgenomen besluit tot wijzigen van het karakter van de pensioenregeling van een DB-regeling naar een DC-regeling 9 en het voorgenomen besluit tot onderbrengen van een pensioenregeling bij een andere pensioenuitvoerder. De adviesaanvraag ziet dus materieel op de situatie dat een werkgever vrijwillig een collectieve pensioenregeling voor zijn personeel wil invoeren, wijzigen of intrekken. Het aantal werkgevers in kleine ondernemingen dat zeggenschap heeft over de pensioenregeling en waar dus een mogelijke rol is weggelegd voor een medezeggenschapsorgaan - is beperkt. Het gaat om circa 20 procent van de kleine ondernemingen, wat neerkomt op ongeveer bedrijven. Nederland telt namelijk zo n bedrijven met 10 tot 50 werkzame personen 10. Er wordt van uitgegaan dat circa 80 procent van deze kleine ondernemingen verplicht aangesloten is bij een Bpf. De meeste overige bedrijven - zij opereren vooral in de sectoren: financiële dienstverlening, chemie, farmacie, ICT - vallen onder een raam-cao of hebben een verzekerde regeling (uitkeringsovereenkomst of premie overeenkomst) afgesloten. Kleine ondernemingen hebben op het moment zelden een pensioenregeling ondergebracht bij een Ondernemingspensioenfonds, Algemeen pensioenfonds of Buitenlands pensioenuitvoerder. Uit het CBS-onderzoek Witte vlek op pensioengebied 2013 blijkt dat drie procent van de bedrijven met 10 tot 50 werkzame personen geen pensioenregeling aanbiedt aan de werknemers 11. Voor het bereik van het advies is deze groep evenwel ook relevant omdat (een deel van) deze ondernemers in de toekomst alsnog kan besluiten een pensioenregeling aan te bieden aan het personeel. Bestaande bevoegdheden voor PVT en PV binnen de WOR De WOR kent een verlicht regime voor medezeggenschap in kleine ondernemingen dat wordt vormgegeven door de PVT (artikel 35c WOR) en de PV (artikel 35b WOR). De ondernemer kan in een onderneming met 10 tot 50 werknemers een PVT instellen en is verplicht dit te doen wanneer een meerderheid van zijn werknemers hierom vraagt. De PVT bestaat uit gekozen vertegenwoordigers. Indien in een onderneming geen PVT is ingesteld, dan is de ondernemer verplicht om ten minste tweemaal per jaar een PV te 9 Een pensioenovereenkomst houdt in: a. een uitkeringsovereenkomst, b. een kapitaalovereenkomst, c. een premie overeenkomst. Zie artikel 10 Pensioenwet. In de praktijk wordt een uitkeringsovereenkomst aangeduid met defined benefit (DB) en worden een kapitaalovereenkomst en een premie overeenkomst aangeduid met defined contribution (DC). 10 Uit Statline CBS volgt dat er bedrijven met 10 tot 50 werkzame personen waren in het 4e kwartaal van 2013 en in het 4e kwartaal van Witte vlek op pensioengebied 2013, CBS mei Feitelijk ligt het percentage witte werkgevers nog wat lager omdat in het CBS-onderzoek ten gevolge van de gebruikte onderzoeksmethodiek, werknemers voor wie de werkgever geen premie inhoudt maar wel bij een verzekeraar een pensioenvoorziening heeft geregeld, onterecht tot de witte vlek gerekend worden. Overigens wordt in dit onderzoek uitgegaan van bedrijven met 10 tot 50 werkzame personen ultimo Dit aantal ligt wat lager dan de CBS statline cijfers over 4e kwartaal Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

110 laten plaatsvinden 12. Anders dan de PVT is de PV geen vertegenwoordigend orgaan, maar een overleg tussen ondernemer en alle werknemers. De rechten en bevoegdheden van de PVT en PV zijn beperkter dan die van de OR. In kleine ondernemingen is bewust gekozen voor een lichter medezeggenschapsregime en beperktere bevoegdheden, zodat ondernemers niet onevenredig worden belast. Rekening dient te worden gehouden met de financiële en organisatorische lasten die medezeggenschap voor kleine ondernemingen meebrengen 13. De PV heeft op geen enkel onderwerp instemmingsrecht. De PVT heeft een beperkt instemmingsrecht. Dit ziet op voorgenomen besluiten met betrekking tot werktijdenregelingen, arbeidsomstandigheden en ziekteverzuimregeling 14. Zowel de PV als de PVT hebben naar huidig recht een adviesrecht voor bepaalde onderwerpen 15. De ondernemer dient de PV dan wel PVT in de gelegenheid te stellen advies uit te brengen over een voorgenomen besluit dat kan leiden tot een belangrijke verandering van de arbeidsvoorwaarden van ten minste een vierde van de in de onderneming werkzame personen. Het advies wordt op een zodanig tijdstip gevraagd dat het van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit. De wetgever heeft in het midden gelaten of hij met voorgenomen besluiten het oog had op economische of sociale besluiten of op beide soorten besluiten 16. Duidelijk is in elk geval dat er in de huidige wettelijke regeling geen onderwerpen van het adviesrecht zijn uitgezonderd. De raad constateert dat pensioen een arbeidsvoorwaarde is, zodat bij een belangrijke verandering hiervan voor ten minste een kwart van het personeel, adviesrecht geldt voor de PVT en PV. Op basis van de huidige wettelijke regeling kan de PVT met toestemming van de ondernemer een deskundige raadplegen 17. Voor de PV bestaat geen wettelijke grondslag om een deskundige te raadplegen. Voor wat betreft het informatierecht geldt dat de ondernemer gehouden is om desgevraagd tijdig alle inlichtingen en gegevens te verstrekken die de PVT voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig heeft. Dat betekent dus dat de PVT vrij is om informatie op te vragen, ook met betrekking tot de pensioenregeling. Een verschil ten opzichte van een OR is dat bij een PVT de informatie ook mondeling verstrekt mag worden 18. Het informatierecht van de PV is generiek geformuleerd. De ondernemer is verplicht om minimaal eenmaal per jaar tijdens de personeelsvergadering mondeling of schriftelijk algemene gegevens te verstrekken omtrent de werkzaamheden en de resultaten van het afgelopen jaar, alsmede omtrent zijn verwachtingen dienaangaande in het komende jaar. Ook dient de ondernemer informatie te verstrekken inzake het gevoerde en te 12 Deze verplichting geldt wanneer er geen PVT en ook geen OR is ingesteld. Zie artikel 35b lid 1 WOR. Van de ondernemingen met 10 tot 50 werknemers heeft 12% een PVT ingesteld en 16% een OR. Dit volgt uit het onderzoek Naleving van de WOR, stand van zaken 2011, Regioplan in opdracht van Ministerie SZW, mei Kamerstukken II 1979/80, nr.3, p.7-9 Kamerstukken II 1995/96, nr.3, p Kamerstukken II 1996/97, nr.9, p Artikel 35c lid 4 WOR 15 Zie voor de PVT artikel 35c lid 3 jo. artikel 35b lid 5 WOR en voor de PV artikel 35b lid 5 WOR. 16 Rood s Wet op de ondernemingsraden, p. 498, Kluwer Artikel 35c lis 5 WOR 18 Artikel 35c lid 3 jo. artikel 31 lid 1 WOR. Artikel 35c lid 6 WOR. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

111 voeren sociale beleid 19. Informatie over de pensioenregeling kan hierbij aan de orde komen. Daarnaast kan het onderwerp pensioen worden geagendeerd tijdens een personeelsvergadering 20. De PVT en de PV hebben geen beroepsrecht bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam (OK). Wel kan bij de kantonrechter om naleving worden gevraagd van de rechten uit de WOR 21. Bestaande verplichtingen en mogelijkheden buiten de WOR De raad onderscheidt binnen de wet- en regelgeving die bepalingen bevat ter bescherming van werknemersbelangen bij de arbeidsvoorwaarde pensioen, regelingen gericht op collectiviteiten van werknemers (zoals medezeggenschapsorganen) en regelingen gericht op individuele werknemers. Een voorbeeld van een regeling gericht op collectiviteiten is, naast de WOR, de Code rechtstreeks verzekerde regelingen die verplichtingen bevat tot informeren van en advies vragen aan OR, PVT en PV 22. Deze verplichtingen gelden voor werkgevers en voor pensioenuitvoerders. Een ander voorbeeld is de Leidraad Tweedepijler Pensioenadvies nr. 6 en 8. Daarin wijst de AFM op de verplichting de OR te raadplegen 23. De Pensioenwet (PW) en het Burgerlijk Wetboek (BW) alsmede daarop gebaseerde regelingen, bevatten bepalingen ter bescherming van de belangen van individuele werknemers bij pensioen. De raad besteedt hier in dit advies weinig aandacht aan omdat de adviesaanvraag juist ziet op de rechten en bevoegdheden voor collectiviteiten van werknemers. Toch is enige aandacht voor de regelingen met bepalingen gericht op individuele werknemers op zijn plaats omdat in kleine ondernemingen de informatie over pensioen die relevant is voor individuele werknemers, veelal ook relevant is voor de PVT of de PV. Belangrijke bepalingen voor individuele werknemers zijn de verplichting: van de werkgever om binnen een maand na aanvang van de werkzaamheden de werknemer schriftelijk te informeren of hij een pensioenaanbod doet (artikel 7 PW en artikel 7:655 lid 1 onderdeel j BW); van de werkgever om de pensioenuitvoerder te informeren over iedere wijziging in de pensioenovereenkomst (artikel 21 lid 2 PW) en van de pensioenuitvoerder om - na een wijziging in de pensioenovereenkomst de werknemer te informeren over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen; van de pensioenuitvoerder om een brief te sturen aan de werknemer met basisinformatie over de nieuwe pensioenregeling inclusief een duidelijke verwijzing naar de website van het pensioenregister ( en de website van de pensioenuitvoerder; van de werkgever om een pensioenovereenkomst in principe alleen met wederzijds goedvinden te wijzigen (artikelen 3:33, 6:217, 7:611 BW) en alleen onder bijzondere omstandigheden eenzijdig te wijzigen (artikel 19 PW, artikelen 6:258, 7:613 BW). 19 Artikel 35b lid 4 WOR 20 Artikel 35b lid 2 jo. lid 1 WOR 21 Voor de PVT is dit geregeld in artikel 35c lid 3 jo. artikel 36 WOR. Voor de PV in artikel 36a WOR streeks%20verzekerde%20regelingen.pdf 23 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

112 Inzake pensioencommunicatie zijn modellen en voorlichtingsmateriaal ontwikkeld. Zo hebben de Pensioenfederatie en het Verbond van verzekeraars een website met informatie en modellen inzake pensioencommunicatie ontwikkeld, het Pensioen Ook is een checklist voor werkgevers gemaakt met daarin de belangrijkste onderwerpen over de arbeidsvoorwaarde pensioen om met de werknemer te bespreken 25. De Stichting van de Arbeid heeft op 4 juli 2013 de Aanbeveling over Pensioencommunicatie uitgebracht met praktische tips voor werkgevers hoe te communiceren over pensioen 26. Manieren om medezeggenschap of invloed te versterken De raad heeft onderzocht hoe de medezeggenschap dan wel invloed van werknemers in kleine ondernemingen ten aanzien van de arbeidsvoorwaarde pensioen versterkt kan worden. In het navolgende wordt achtereenvolgens ingegaan op: a. Het bevorderen van de bekendheid en naleving van de bestaande bevoegdheden en verplichtingen binnen en buiten de WOR; b. De mogelijkheden tot versterking van de bevoegdheden binnen de WOR; en c. Het bevorderen van betaalbare en onafhankelijke informatievoorziening inzake de arbeidsvoorwaarde pensioen. Ad a. Bevorderen van de bekendheid en naleving van de bestaande bevoegdheden en verplichtingen De raad constateert dat verschillende bevoegdheden en rechten in de WOR staan voor de PVT en de PV. Hiertoe behoort het recht dat de PVT en de PV hebben om advies uit te brengen over elk door de ondernemer voorgenomen besluit dat kan leiden tot een belangrijke verandering van de arbeidsvoorwaarden waaronder pensioen - van ten minste een vierde van de in de onderneming werkzame personen 27. De raad constateert ook dat verschillende verplichtingen en mogelijkheden inzake de arbeidsvoorwaarde pensioen voortvloeien uit andere wetten dan de WOR, waaronder de Wet pensioencommunicatie 28. De raad beveelt aan om ter versterking van de medezeggenschap en invloed van werknemers ten aanzien van de arbeidsvoorwaarde pensioen, zorg te dragen voor meer bekendheid van bestaande rechten en mogelijkheden alsmede naleving daarvan te bevorderen. 24 Zie bijlage 3 bij dit advies Xe1AKHW03CosQFggrMAA&url=http%3A%2F%2Fwww.stvda.nl%2F~%2Fmedia%2FFiles%2FStvda %2FNota%2F2010_2019%2F2013%2F pensioencommunicatie.ashx&usg=afqjcne2a_uyvbixngrcccfiiwqnxhjdzg 27 Artikel 35c lid 3 en artikel 35b lid 5 WOR. 28 Staatsblad (2015) nr. 193 Wet van 20 mei 2015 tot wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met verbetering van de pensioencommunicatie (Wet pensioencommunicatie). Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

113 Hierbij denkt de raad aan: het beter gebruik maken van de rechten op grond van de WOR, waaronder het adviesrecht, informatierecht, raadplegen van deskundigen en initiatiefrecht om onderwerpen aan de orde te stellen in een vergadering 29 ; het geven van een (grotere) rol aan pensioenuitvoerders en/of adviseurs bij het vergroten van pensioenkennis van werkgevers en werknemers, zoals via: - het informeren en voorlichten van werkgever en werknemers (bijvoorbeeld via het inrichten van een pensioen inloopspreekuur, een informatiebijeenkomst voor kleine ondernemingen binnen een branche); - ondersteunen van werkgevers in het naleven van verplichtingen (bijvoorbeeld door bij een wijziging in een pensioenregeling de werkgever te wijzen op zijn verplichtingen inzake medezeggenschap en informatieverstrekking jegens werknemers); het beter benutten en uitleggen van modellen en voorlichtingsmateriaal zoals ontwikkeld vanuit de pensioen- en verzekeringsbranche, soms samen met het Ministerie van SZW en sociale partners, vanuit de SER en het Ministerie van Financiën. Bijlage 3 bevat een overzicht van een aantal websites met op voorlichting en ondersteuning gerichte initiatieven. Ad b. Mogelijkheden tot versterking van de bevoegdheden binnen de WOR Voor het versterken van medezeggenschap dan wel invloed van werknemers in kleine ondernemingen ten aanzien van de arbeidsvoorwaarde pensioen binnen het stramien van de WOR zou gedacht kunnen worden aan het versterken van het informatierecht, de informatieplicht, het initiatiefrecht, het instemmingsrecht, het adviesrecht en/of het recht tot het raadplegen van een deskundige. De raad heeft onderzocht in hoeverre dit mogelijk is zonder het systeem van de WOR te verstoren, rekening houdend met de complexiteit van het terrein pensioen en met de noodzaak administratieve lasten voor kleine ondernemingen beperkt te houden. Informatierecht, informatieplicht en initiatiefrecht Zoals hiervoor is aangegeven heeft de PVT, respectievelijk de PV, het recht advies uit te brengen over elk door de ondernemer voorgenomen besluit dat kan leiden tot een belangrijke verandering van de arbeidsvoorwaarde pensioen van ten minste een vierde van de in de onderneming werkzame personen 30. Voor de invulling van het adviesrecht is het belangrijk dat PVT en PV over voldoende relevante informatie kunnen beschikken en zelf initiatief kunnen nemen het onderwerp te agenderen. Volgens de huidige bepalingen in de WOR heeft de PVT recht op alle informatie die zij redelijkerwijze nodig heeft voor het vervullen van haar taak 31. Deze mag schriftelijk of mondeling verstrekt worden 32. De PV ontvangt mondeling of schriftelijk algemene informatie over de werkzaamheden, resultaten, verwachtingen en het gevoerde sociaal 29 In de huidige bepalingen van de WOR is voor zowel PVT als PV adviesrecht en informatierecht geregeld, is voor de PVT het recht deskundigen te raadplegen geregeld en is voor de PV het initiatiefrecht geregeld. 30 Zie artikelen 35c lid 3 en 35b lid 5 WOR, waaruit ook volgt dat het adviesrecht niet geldt indien en voor zover de betrokken aangelegenheid voor de onderneming reeds inhoudelijk geregeld is in een collectieve arbeidsovereenkomst of in een regeling, vastgesteld door een publiekrechtelijk orgaan. 31 Artikel 35c lid 3 jo. 31 lid 1 WOR 32 Artikel 35c lid 6 WOR Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

114 beleid 33. De PV heeft een algemeen recht van initiatief om onderwerpen aan de orde te stellen in een vergadering 34. Voor de PVT is dit niet wettelijk geregeld. De raad is van oordeel dat de medezeggenschap bij de arbeidsvoorwaarde pensioen versterkt kan worden door de informatiepositie van PVT en PV te versterken alsmede de mogelijkheden om het onderwerp pensioen zelf te agenderen (het initiatiefrecht). Naar het oordeel van de raad is dit mogelijk binnen het systeem van de WOR en zonder veel kosten en lasten voor kleine werkgevers. De raad denkt concreet aan het volgende: Versterken van het algemene informatierecht van de PVT en de PV ten aanzien van de arbeidsvoorwaarde pensioen, door te bepalen dat informatie over de arbeidsvoorwaarde pensioen die de PVT respectievelijk de PV redelijkerwijze nodig heeft om haar taak goed te kunnen vervullen, schriftelijk verstrekt moet worden voor zover deze schriftelijk voorhanden is bij werkgever of pensioenuitvoerder. Het zal hierbij gaan om informatie die het collectief van werknemers in de onderneming betreft 35. Een dergelijke bepaling zou niet alleen de informatievoorziening aan de PVT en PV versterken, maar bovendien expliciteren dat de PVT en PV medezeggenschap hebben over de arbeidvoorwaarde pensioen. Volledigheidshalve zij opgemerkt dat uit het adviesrecht voortvloeit dat de werkgever een informatieplicht heeft bij een adviesaanvraag over een voorgenomen besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van een regeling op grond van een pensioenovereenkomst die een kwart of meer van de werknemers raakt; Opnemen van een informatieplicht voor werkgevers bij een voorgenomen vaststelling, wijziging of intrekking van een uitvoeringsovereenkomst of - reglement. Het gaat hierbij om invoering van een bepaling vergelijkbaar met het sinds 1 oktober 2016 ingevoerde artikel 31f WOR. Maar beperkt in die zin dat de werkgever aan de PVT en de PV ook mondeling informatie mag verstrekken en alleen gehouden is relevante informatie die hij al schriftelijk heeft, schriftelijk te verstrekken; en Uitbreiden van artikel 35c WOR met een initiatiefrecht voor de PVT om het onderwerp pensioen te agenderen 36. Zoals hiervoor aangegeven, heeft de PV dit recht wettelijk reeds. Instemmingsrecht, adviesrecht en recht op raadplegen van deskundigen Volgens de huidige bepalingen in de WOR ziet het instemmingsrecht van de PVT uitsluitend op voorgenomen besluiten met betrekking tot werktijdenregelingen, arbeidsomstandigheden en ziekteverzuimregeling. Dit betreffen wettelijke verplichtingen die de werkgever dient na te leven. De PVT heeft geen instemmingsrecht ten aanzien van voorgenomen besluiten met betrekking tot arbeidsvoorwaarden, waar pensioen er een van is. De PV heeft op geen enkel onderwerp instemmingsrecht. De PVT en PV hebben, zoals hiervoor is aangegeven, een adviesrecht wanneer sprake is van een belangrijke verandering van de arbeidsvoorwaarde pensioen voor ten minste een kwart van het personeel. Dit adviesrecht is zonder mogelijkheid van beroep bij de OK. 33 Artikel 35b lid 4 WOR 34 Artikel 35b lid 2 WOR 35 De PVT respectievelijk PV dient zorgvuldig met de verstrekte informatie om te gaan voor zover deze niet reeds kenbaar is uit een openbare bron. 36 Aangezien de adviesaanvraag ziet op mogelijkheden de medezeggenschap bij de arbeidsvoorwaarde pensioen te versterken, beperkt de raad zich tot voorstellen die hier betrekking op hebben. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

115 De PVT heeft de bevoegdheid met toestemming van de ondernemer deskundigen te raadplegen. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat voor kleine ondernemingen, mede in verband met het kostenaspect, expliciet is gekozen voor een systeem waarin de PVT vooraf toestemming vraagt aan de ondernemer voor het raadplegen van deskundigen. De raad constateert dat door de wetgever bewust gekozen is voor een verlicht regime in kleine ondernemingen mede gezien de noodzaak de kosten en administratieve lasten voor kleine ondernemingen beperkt te houden. Het invoeren voor de PVT en de PV van een instemmingsrecht bij de arbeidsvoorwaarde pensioen zou naar het oordeel van de raad het systeem van de WOR wezenlijk verstoren. Hetzelfde zou gelden bij het verzwaren van het adviesrecht bij de arbeidsvoorwaarde pensioen met een beroepsrecht op de OK of bij het uitbreiden van de mogelijkheid een deskundige te raadplegen over de arbeidsvoorwaarde pensioen. Bovendien zouden het invoeren van een instemmingsrechttraject, een verzwaard adviesrecht en/of het uitbreiden van de mogelijkheid een deskundige te raadplegen, kosten- en lastendruk verhogend kunnen werken, mede gezien de complexiteit van het terrein van pensioen. De raad verwacht dat dit tot ongewenste effecten zou kunnen leiden. Immers, de werkgevers waar dit briefadvies betrekking op heeft, bieden vrijwillig de werknemers een collectieve pensioenregeling aan. Zij doen dit ter invulling van het goed werkgeverschap. Een mogelijk ongewenst effect van kosten- en lastendrukverhoging, is dat meer kleine werkgevers zouden kiezen geen pensioenregeling meer aan te bieden. In plaats daarvan zouden zij een compenserend hoger bruto loon aan de medewerkers kunnen toekennen of zelfs kunnen gaan afzien van pensioentoekenning. Hierdoor zou de groep werknemers die pensioen opbouwt door middel van een pensioenregeling bij de werkgever, afnemen. Ad c. Bevorderen van onafhankelijke en betaalbare informatievoorziening Naar het oordeel van de raad kan de medezeggenschap of invloed van werknemers bij de arbeidsvoorwaarde pensioen worden versterkt door het kennisniveau van individuele werkgevers en werknemers te vergroten. De kennis van de individuen die betrokken zijn bij medezeggenschap, vormt immers de basis van de invulling die aan die medezeggenschap gegeven wordt. De raad constateert een kennisgebrek bij werkgevers en werknemers in kleine ondernemingen inzake de arbeidsvoorwaarde pensioen. De kennis is ook niet eenvoudig via onafhankelijke en betaalbare informatiebronnen te verkrijgen. Daarnaast spelen ook minder grijpbare items, zoals (gebrek aan) vertrouwen in pensioenuitvoerders. Naar het oordeel van de raad zou de overheid er op toe moeten zien dat werkgevers en werknemers op laagdrempelige wijze onafhankelijke en betaalbare informatie, advies en ondersteuning kunnen krijgen inzake de arbeidsvoorwaarde pensioen. De ondersteuning zou dan kunnen zien op inzicht bieden in de bestaande mogelijkheden (inclusief voor- en nadelen) aan pensioenregelingen en pensioenuitvoerders alsmede inzicht bieden in de gevolgen van bepaalde keuzes, zoals de keuze voor een bepaalde pensioenregeling en/of pensioenuitvoerder, voor een wijziging van een regeling of voor het intrekken ervan. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

116 Conclusie en aanbevelingen De raad is van oordeel dat pensioen een belangrijke arbeidsvoorwaarde is ongeacht de omvang van de onderneming en dat het voor werknemers belangrijk is om daarbij betrokken te kunnen zijn. Naar aanleiding van uw vraagstelling heeft de raad onderzocht hoe de medezeggenschap, dan wel invloed, van werknemers in kleine ondernemingen ten aanzien van de arbeidsvoorwaarde pensioen versterkt kan worden, rekening houdend met de in de adviesaanvraag geschetste randvoorwaarden. Deze betroffen kort samengevat het systeem van de WOR, de complexiteit van het terrein pensioen en de administratieve lasten. Zoals in het bovenstaande aangegeven is medezeggenschap op grond van de WOR alleen aan de orde waar de werkgever zeggenschap heeft over de arbeidsvoorwaarde pensioen. De raad ziet de volgende mogelijkheden. Naar het oordeel van de raad is het bevorderen van de bekendheid en naleving van de reeds bestaande verplichtingen en mogelijkheden, de eerste stap in het versterken van de medezeggenschap, dan wel invloed, van werknemers inzake de arbeidsvoorwaarde pensioen. Hierbij doelt hij op de hierboven beschreven bevoegdheden, verplichtingen en mogelijkheden binnen én buiten de WOR. De raad beveelt aan: de bevoegdheden die volgen uit de WOR, waaronder het adviesrecht zonder beroepsrecht bij de OK en de bevoegdheid deskundigen te raadplegen, beter te laten gebruiken; reeds bestaande modellen en voorlichtingsmateriaal beter te benutten en uit te leggen; pensioenuitvoerders en/of adviseurs een (grotere) rol te geven bij het vergroten van pensioenkennis van werkgevers en werknemers. Verder ziet de raad mogelijkheden de medezeggenschap, dan wel invloed, van werknemers in kleine ondernemingen te versterken door in de WOR enkele bevoegdheden van de PVT en PV te versterken die hen in staat stelt goed invulling te geven aan het adviesrecht. De raad beveelt aan: om het informatierecht van de PVT en de PV ten aanzien van de arbeidsvoorwaarde pensioen te versterken door aan PVT en PV relevante informatie schriftelijk te verstrekken wanneer deze schriftelijk voorhanden is; een informatieplicht voor werkgevers jegens PVT en PV bij een voorgenomen vaststelling, wijziging of intrekking van een uitvoeringsovereenkomst of - reglement op te nemen; een initiatiefrecht aan de PVT om het onderwerp pensioen te agenderen, toe te kennen. Het toekennen aan de PVT en PV van een instemmingsrecht voor de arbeidsvoorwaarde pensioen in kleine ondernemingen, het verzwaren van het adviesrecht met een beroepsrecht op de OK of het uitbreiden van het recht deskundigen te raadplegen, acht de raad niet opportuun. Ieder van deze maatregelen zou, naar het oordeel van de raad, het systeem van de WOR verstoren. Tevens zou ieder van deze maatregelen kunnen leiden tot kosten- en lastendrukverhoging voor de ondernemer. Dit zou ongewenste gevolgen kunnen hebben. Een mogelijk ongewenst effect is dat meer kleine werkgevers besluiten geen pensioenregeling aan hun werknemers aan te bieden. Daardoor zou de groep werknemers die pensioen opbouwt door middel van een pensioenregeling bij de werkgever, afnemen. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

117 Tot slot beveelt de raad aan zorg te dragen voor onafhankelijke en betaalbare informatievoorziening inzake de arbeidsvoorwaarde pensioen. Dit ter bevordering van het algemene kennisniveau van individuele werkgevers en werknemers en zo ter bevordering van het niveau waarop via een PVT of PV invulling wordt geven aan medezeggenschap op grond van de WOR. Hoogachtend, Mariëtte Hamer voorzitter Véronique Timmerhuis algemeen secretaris Bijlagen: 1. Adviesaanvraag 2. Samenstelling Ad Hoc Commissie Medezeggenschap Pensioen in Kleine Ondernemingen 3. Enkele websites met informatie over pensioen en pensioen en medezeggenschap Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

118 Bijlage 1 Adviesaanvraag Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

119 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

120 Bijlage 2 Samenstelling Ad Hoc Commissie Medezeggenschap Pensioen in Kleine Ondernemingen Onafhankelijke leden prof. mr. E. (Evert) Verhulp (voorzitter) prof. mr. C.D.J. (Claartje) Bulten prof. dr. S.G. (Fieke) van der Lecq prof. dr. L.G.M. (Leo) Stevens Ondernemersleden M. (Maurik) de Groot (Verbond van Verzekeraars) mr. K.C. (Kim) van der Hoeven (Vereniging VNO-NCW) H. C. (Hedda) Renooij (VNO-NCW/MKB- Nederland) Werknemersleden mr. C.C. (Klaartje) de Boer (VCP) E. (Eline) Lundgren (FNV) drs. N.J. (Niko) Manshanden (FNV) Adviserende leden dr. R.H. (Robbert) van het Kaar (UVA) drs. N. (Nelly) Riksen- Borsje (VSO) Waarnemer Stichting van de Arbeid drs. E.R. (Eddy) Haket Ministerieel vertegenwoordiger E.J.H.M. (Lydia) Lousberg (SZW) Secretariaat mr. S.W. (Sophia) Geelkerken mr. K. (Karima) Moaddine Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

121 Enkele websites met informatie over pensioen en medezeggenschap Bijlage 3 Stichting pensioenregister: De Stichting Pensioenregister is een initiatief van de gezamenlijke Nederlandse pensioenfondsen, de pensioenverzekeraars en de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Dit samenwerkingsverband stelt sinds 6 januari 2011 de website beschikbaar voor het Nederlandse publiek. Mijnpensioenoverzicht: Deze website maakt het voor elke Nederlandse burger mogelijk om een overzicht te krijgen van de door hem/haar opgebouwde en op te bouwen pensioenaanspraken bij pensioenfondsen en pensioenverzekeraars én zijn/haar opgebouwde AOW-rechten. Pensioenkijker: Pensioenkijker.nl wil ervoor zorgen dat Nederlanders gaan nadenken over hun pensioen. Ze streven pensioen begrijpelijker te maken. Daarnaast geven ze objectieve informatie over pensioen. De Pensioenkijker is tot stand gekomen in samenwerking met: ABP, Consumentenbond, Delta Lloyd, E-Quality, FNV, FNV Vrouw, VCP, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Nibud, Pensioenfederatie, Sociale Verzekeringsbank, Verbond van Verzekeraars en VNO-NCW MKB-Nederland. De publieksinformatie die wordt verstrekt door Pensioenkijker.nl is sinds 1 mei 2012 in beheer bij de Stichting Pensioenregister. Deze stichting beheert ook de website Mijnpensioenoverzicht.nl. Pensioen 1-2-3: Pensioen is bestemd voor nieuwe en bestaande deelnemers aan een pensioenregeling. Hij geeft de deelnemer informatie over de belangrijkste onderdelen van de pensioenregeling. Het is een initiatief van de Pensioenfederatie en het Verbond van verzekeraars. Pensioenvergelijker: De Pensioenvergelijker is bedoeld voor nieuwe en bestaande deelnemers aan een pensioenregeling. De Pensioenvergelijker maakt duidelijk dat er verschillen bestaan tussen pensioenregelingen en dat het nuttig is om deze verschillen te bekijken, zeker bij een wisseling van baan. Met behulp van de pensioenvergelijker kan de deelnemer inzicht krijgen in de verschillen tussen twee pensioenregelingen en bedenken wat deze verschillen voor hem persoonlijk betekenen. Heeft mijn OR instemmingsecht over pensioen?: Deze websitepagina s geven voorlichting over instemmingsrecht van de OR bij de arbeidsvoorwaarde pensioen. Hij is opgesteld door de SER. Checklist voor werkgevers: Deze checklist is gericht op werkgevers. Hij bevat de belangrijkste onderwerpen om te bespreken over de arbeidsvoorwaarde pensioen tijdens het arbeidsvoorwaardengesprek tussen werkgever en werknemer. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

122 Aanbeveling van de Stichting van de Arbeid inzake pensioencommunicatie: 7sTB2IXRAhWXe1AKHW03CosQFggrMAA&url=http%3A%2F%2Fwww.stvda.nl%2F~%2 Fmedia%2FFiles%2FStvda%2FNota%2F2010_2019%2F2013%2F pensioencommunicatie.ashx&usg=afqjcne2a_uyvbixngrcccfiiwqnxhjdzg Deze aanbeveling inzake pensioencommunicatie is gericht op werkgevers. Door middel van deze aanbeveling willen sociale partners een handreiking doen op welke wijze de voorlichting van de werkgever aan de werknemer het beste kan worden vormgegeven en welke tools en lopende initiatieven daarbij behulpzaam kunnen zijn. AFM Leidraad Tweedepijler pensioenadvies: De AFM heeft diverse leidraden gepubliceerd over financiële dienstverlening, waaronder de Leidraad Tweedepijler pensioenadvies. Deze leidraad is gericht op financiële dienstverleners. Hij heeft tot doel hen te helpen bij de inrichting van een goede pensioenadviespraktijk. De leidraad bestaat uit 10 losse afleveringen. Per aflevering wordt telkens ingegaan op een specifiek onderdeel waarmee de financieel adviseur rekening kan en moet houden bij zijn advisering. In de leidraden 6 en 8 wordt kort ingegaan op de OR. Wijzer in geldzaken: Wijzer in geldzaken is een initiatief van het ministerie van Financiën. Hierin bundelen partners uit de financiële sector, de wetenschap, de overheid, onderwijs-, voorlichtings- en consumentenorganisaties hun krachten om verantwoord financieel gedrag in Nederland te bevorderen. De website bevat onder meer veel informatie over pensioen. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

123 Leidraad Wet verbeterde premieregeling Publicatiedatum: 22 december 2016 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

124 Autoriteit Financiële Markten De AFM maakt zich sterk voor eerlijke en transparante financiële markten. Als onafhankelijke gedragstoezichthouder dragen wij bij aan duurzaam financieel welzijn in Nederland. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

125 Inhoudsopgave 1. Inleiding 4 2. Pensioenuitvoerders en waar relevant- sociale partners houden in de premieovereenkomst rekening met de belangen van de (gewezen) deelnemer Premieovereenkomsten zijn kostenefficiënt Premieovereenkomsten zijn nuttig Premieovereenkomsten zijn veilig Premieovereenkomsten zijn begrijpelijk Premieovereenkomsten sluiten blijvend aan bij de doelgroep 7 3. Pensioenuitvoerders begeleiden de deelnemer door het faciliteren van een goede keuzearchitectuur en het verstrekken van effectieve en activerende informatie De pensioenuitvoerder faciliteert een goede keuzearchitectuur en zet de deelnemer aan tot het maken van keuzes Informatieverstrekking bevat een duidelijk gedragsdoel en biedt handelingsperspectief Informatie geeft inzicht in de keuzemogelijkheden van de regeling en de gevolgen voor het pensioen Sommige informatie is gestandaardiseerd zodat vergelijking mogelijk is Pensioenuitvoerders informeren en begeleiden de deelnemer ook bij de voorlopige keuze Pensioenuitvoerders adviseren of beslissen, indien er sprake is van meerdere beleggingsprofielen, over een passend beleggingsprofiel voor de deelnemer Als sprake is van beleggingsvrijheid of meerdere beleggingsprofielen, stelt de pensioenuitvoerder het risicoprofiel van een deelnemer vast op basis van de mate waarin een deelnemer risico kan en wil nemen De pensioenuitvoerder past het beleggingsprofiel van de door de deelnemer gekozen verhouding tussen vaste en variabele uitkeringen aan op het risicoprofiel 14 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

126 1. Inleiding Per 1 september 2016 is de Wet verbeterde premieregeling (Wvp) in werking getreden. Die wet introduceert voor de deelnemer aan een premie- of kapitaalovereenkomst (hierna: premieovereenkomst) de mogelijkheid om te kiezen tussen een vastgestelde of een variabele pensioenuitkering. 1 De mogelijkheid om variabele uitkeringen bij premieovereenkomsten aan te bieden ziet de AFM als een positieve toevoeging aan het Nederlandse pensioenstelsel. Naar aanleiding van deze nieuwe wet is de AFM in gesprek getreden met een aantal marktpartijen dat naar verwachting op korte termijn een variabel uitkeringsproduct aan zal bieden. Deze gesprekken hadden als doel om inzicht te krijgen in de producten die zij ontwikkelen, maar ook in de vragen die de wetgeving bij uitvoerders oproept, om zo het toezicht goed te kunnen inrichten. In de gesprekken zijn ook vragen, knelpunten en risico s besproken. Dit document geeft een antwoord op een aantal van deze vragen en gaat in op enkele risico s die de AFM ziet. Met dit document richt de AFM zich tot pensioenverzekeraars, premiepensioeninstellingen, pensioenfondsen 2 en beslissers over de premieovereenkomst in de tweede pijler 3, d.w.z. sociale partners. Voor deze partijen ziet de AFM een rol om voorzienbare teleurstellingen te voorkomen bij de deelnemer. Dit document behandelt vier hoofdonderwerpen, te weten: pensioenuitvoerders en waar relevant- sociale partners houden in de premieovereenkomst rekening met de belangen van de (gewezen) deelnemer; pensioenuitvoerders begeleiden de deelnemer door het faciliteren van een goede keuzearchitectuur en het verstrekken van effectieve en activerende informatie; pensioenuitvoerders informeren en begeleiden de deelnemer ook bij zijn voorlopige keuze tussen een vastgestelde of variabele uitkering; en pensioenuitvoerders adviseren of beslissen, indien sprake is van meerdere beleggingsprofielen, over een passend beleggingsprofiel voor de deelnemer. 1 De Wvp ziet zowel op de Pensioenwet als ook op de Wet verplichte beroepspensioenregeling. Waar we in dit document refereren aan de Pensioenwet bedoelen we ook de Wet verplichte beroepspensioenregeling. 2 Hierbij gaat het zowel om de ondernemingspensioenfondsen, beroepspensioenfondsen, bedrijfstakpensioenfondsen als Algemeen Pensioenfondsen. 3 Als bedoeld in de Pensioenwet Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

127 2. Pensioenuitvoerders en waar relevant- sociale partners houden in de premieovereenkomst rekening met de belangen van de (gewezen) deelnemer De Wet verbeterde premieregeling zorgt voor nieuwe eisen aan premieovereenkomsten, waardoor bestaande producten moeten worden aangepast en nieuwe producten moeten voldoen aan de eisen die volgen uit de Wvp. Bij het aanpassen van bestaande dan wel ontwerpen van nieuwe premieregelingen, doet de AFM een oproep 4 aan verzekeraars, premiepensioeninstellingen, sociale partners en pensioenfondsbestuurders waarborgen in acht te nemen bij het productontwikkelingsproces. De productontwikkelingsprocessen dienen ertoe te leiden dat pensioenproducten zo worden ontwikkeld dat op evenwichtige wijze rekening wordt gehouden met de belangen van de deelnemer. De AFM toetst dit proces aan de hand van waarborgen die hieronder worden toegelicht. 2.1 Premieovereenkomsten zijn kostenefficiënt De AFM vindt het met het oog op het belang van de deelnemer wenselijk dat de premieovereenkomst in verhouding tot de premie die werknemer en/of werkgever hiervoor betalen, waarde toevoegt voor de doelgroep. Dit betekent dat pensioenuitvoerders en -waar relevant- sociale partners zowel bij het ontwerp als bij de aanpassing van de premieovereenkomst kostenefficiënte keuzes dienen te maken. Hiervoor maken pensioenuitvoerders en -waar relevant- sociale partners steeds de afweging tussen wat een extra keuze toevoegt voor de deelnemer en wat het kost voor de deelnemer. Dit betekent ook dat complexiteit van de pensioenregeling niet in het belang is van de deelnemer, voor zover dit de premieovereenkomst kosteninefficiënter maakt en niet aantoonbaar voorziet in een behoefte. Tot slot zijn de kosten transparant weergegeven in informatie waar de deelnemer toegang toe heeft Premieovereenkomsten zijn nuttig Een nuttige premieovereenkomst sluit aan bij de situatie en behoefte van de deelnemer. Dit betekent dat de premieovereenkomst bijdraagt aan opbouw en uitkering van pensioen waar de doelgroep behoefte aan heeft. De AFM vindt het wenselijk dat pensioenuitvoerders en -waar relevant- sociale partners de behoefte van de doelgroep onderzoeken en dat zij bij het maken van een keuze over bepaalde productonderdelen, zoals een uitkering met een vaste daling en het al 4 Indien en voor zover de genoemde partijen hiertoe niet al wettelijk verplicht zijn op grond van artikel 32 Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen en 4:14 Wet op het financieel toezicht. Voor achtergrondinformatie verwijzen wij naar 5 Wij trekken hier een parallel met de guidance inzake kosten van de Pensioenfederatie. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

128 dan niet verzekeren van het macro langlevenrisico voor de deelnemer, die behoefte leidend laten zijn. De AFM vindt het onwenselijk als pensioenuitvoerders en -waar relevant- sociale partners, bij het ontwerpen of aanpassen van hun premieovereenkomst in het kader van de Wet verbeterde premieregeling, kiezen voor specifieke productkenmerken louter met het doel om een zo hoog mogelijke initiële uitkering te kunnen aanbieden, om zo een positieve weergave te krijgen in vergelijkingstools. Zo wordt wat de AFM betreft op een verkeerde manier gebruik van wat we weten over het gedrag van deelnemers, namelijk dat zij ontvankelijk zijn voor een te positieve weergave bij het vergelijken van producten en bij het maken van keuzes meer waarde hechten aan de beloning op de korte termijn dan aan de beloning op de lange termijn. Het risico bestaat dat deelnemers zich niet realiseren dat hun pensioenuitkering vanaf een bepaald moment lager wordt en wat dat voor hun financiële situatie betekent. De AFM roept pensioenuitvoerders en - waar relevant- sociale partners op de lange termijn de behoefte en situatie van de doelgroep te onderzoeken en die als uitgangspunt te nemen bij het ontwerp van de premieovereenkomst. 2.3 Premieovereenkomsten zijn veilig De premieovereenkomst is veilig als de uitkomsten hiervan voor diverse (economische) scenario s uitlegbaar en acceptabel zijn voor de doelgroep. Bij veranderende marktomstandigheden kan men, in het geval van een vaste uitkering, bijvoorbeeld denken aan een lager inkooptarief dan bij aanvang verwacht werd. Dit heeft impact op het moment dat de deelnemer het vermogen moet laten omzetten in een vastgestelde uitkering. 2.4 Premieovereenkomsten zijn begrijpelijk De AFM constateert dat door de invoering van variabele uitkeringen ten opzichte van de bestaande situatie bij vastgestelde uitkeringen, de complexiteit van de pensioenregeling toeneemt. Een premieovereenkomst is begrijpelijk indien de deelnemer desgewenst de kwaliteit en passendheid van die regeling goed kan beoordelen. Complexiteit staat op gespannen voet met begrijpelijke informatie aan deelnemers. De AFM vindt een premieovereenkomst niet begrijpelijk indien deze belangrijke kenmerken en werking daarvan heeft die, indien de doelgroep daarmee bekend zou zijn geweest aan het begin van deelname, niet zou hebben gewild. De AFM roept pensioenuitvoerders en -waar relevant- sociale partners op om de complexiteit van premieovereenkomsten zo beperkt mogelijk te houden. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

129 2.5 Premieovereenkomsten sluiten blijvend aan bij de doelgroep Verzekeraars, premiepensioeninstellingen en pensioenfondsen stellen adequate procedures op en treffen maatregelen, die waarborgen dat zij alleen premieovereenkomsten uitvoeren die passen bij de doelgroep. Hierbij zorgen de pensioenuitvoerders ook voor een goede aansluiting op relevante andere processen van productontwikkeling. Pensioenuitvoerders en -waar relevantsociale partners nemen de vraag of de premieovereenkomst wel past bij de doelgroep, mee bij het ontwerp van de premieovereenkomst. De pensioenuitvoerder toetst daarnaast periodiek of die procedures en maatregelen nog steeds effectief zijn 6. Indien een premieovereenkomst leidt tot een pensioenuitkering met een aanzienlijke kans op een lagere uitkering dan de deelnemer bij aanvang mocht verwachten, is het in het belang van de deelnemer dat de uitvoerder voorstelt de premieovereenkomst aan te passen en/of, indien mogelijk, niet langer aan te bieden aan nieuwe deelnemers. 6 Artikel 32, vierde lid, van het Bgfo. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

130 3. Pensioenuitvoerders begeleiden de deelnemer door het faciliteren van een goede keuzearchitectuur en het verstrekken van effectieve en activerende informatie Uit gedragswetenschappelijk onderzoek weten we dat consumenten grote moeite hebben met het begrijpen van risico s en dus ook met het maken van keuzes waarbij zij een afweging moeten maken tussen risico s en opbrengsten. Bovendien stellen consumenten het maken van keuzes vaak uit, kunnen zij de informatie daarover moeilijk verwerken en zijn ze gevoelig voor prikkels. Het is daarom van belang om de deelnemer te begeleiden bij het maken van een keuze door het faciliteren van een goede keuzearchitectuur, door het zo effectief mogelijk verstrekken van informatie en door deelnemers te activeren. De AFM ziet in de algemene zorgplichten 7 zoals deze is geformuleerd in artikel 52 en 52a Pensioenwet (Pw) belangrijke normen die hier relevant zijn. Middels deze normen is gewaarborgd dat pensioenfondsen, verzekeraars en premiepensioeninstellingen bij de uitvoering van een premieovereenkomst in het belang van de deelnemer handelen. 3.1 De pensioenuitvoerder faciliteert een goede keuzearchitectuur en zet de deelnemer aan tot het maken van keuzes Doordat deelnemers veelal uitstelgedrag vertonen verwacht de AFM dat veel deelnemers niet tijdig de complexe keuze maken voor een vastgestelde of variabele uitkering en daardoor automatisch terechtkomen in de standaardkeuze. De AFM vindt het belangrijk dat pensioenuitvoerders aandacht besteden aan de wijze waarop zij een deelnemer (kunnen) activeren om een keuze te maken. Dit ter beheersing van het risico dat de deelnemer, bij gebrek aan een tijdige keuze, terechtkomt in een standaardkeuze die mogelijk minder goed past bij zijn risicoprofiel. De pensioenuitvoerder voorziet de deelnemer eveneens van evenwichtige informatie. In het geval dat een pensioenuitvoerder geen variabele of vastgestelde uitkering aanbiedt vindt de AFM het van belang dat de deelnemer actief wordt gewezen op de mogelijkheid van waardeoverdracht, waarbij hij in generieke zin informeert over de belangrijkste relevante voor- en nadelen van beide uitkeringen. 8 7 Zoals omschreven in art. 52 vijfde lid en art. 52a, tweede lid van de Pensioenwet. 8 Zie de artikelen 63b, derde lid en 48, eerste t/m derde lid van de Pensioenwet. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

131 3.2 Informatieverstrekking bevat een duidelijk gedragsdoel en biedt handelingsperspectief Om informatie zo effectief (en daarmee keuze-ondersteunend en activerend) mogelijk te laten zijn, bepaalt de pensioenuitvoerder een gedragsdoel bij het opstellen van de informatie. 9 Met het formuleren van een gedragsdoel stelt een pensioenuitvoerder zichzelf de vraag welk gedrag ze van de doelgroep wil zien na het lezen van de informatie. Dat betekent dat uitsluitend bewustwording van de deelnemer niet voldoende is. Deelnemers moeten vervolgens ook in actie komen (of bewust juist niet in actie komen). Aan het gedragsdoel dient de pensioenuitvoerder daarom een handelingsperspectief te koppelen. Hiermee bedoelt de AFM dat de deelnemer een relevante, realistische, concrete en op korte termijn uitvoerbare suggestie ontvangt van wat hij kan doen om zich verder te oriënteren of om een keuze te kunnen maken. 3.3 Informatie geeft inzicht in de keuzemogelijkheden van de regeling en de gevolgen voor het pensioen Deelnemers hebben grote moeite met het begrijpen van risico s en met het maken van keuzes waarbij zij een afweging moeten maken tussen risico s en opbrengsten. De keuze tussen een vastgestelde en een variabele uitkering is een ingrijpende keuze. Er geldt in deze geen adviesplicht. Wel vindt de AFM het van belang dat de pensioenuitvoerders of waar relevantsociale partners bij de keuze voor een vaste of variabele pensioenuitkering, extra aandacht besteden aan de begeleiding van de deelnemer bij die keuze. 10 Het uitsluitend verstrekken van gestandaardiseerde informatie zal de deelnemer naar verwachting onvoldoende helpen bij het maken van die keuze. De informatie is daarom zo veel mogelijk gebaseerd op de kenmerken en behoeften van de deelnemer. 11 Hiervoor dient de pensioenuitvoerder informatie in te winnen over de doelgroep. Met het oog op maximale effectiviteit is het wenselijk om het inwinnen van informatie plaats te laten vinden per deelnemer en is die inwinning met name gericht op de financiële positie, doelstellingen en risicobereidheid van de deelnemer. De AFM begrijpt dat hier grenzen aan zitten met betrekking tot kostenefficiëntie. Het is van belang dat het voor deelnemers duidelijk is voor welke doelgroep het type uitkering bestemd is zodat de deelnemer direct kan beoordelen of hij tot deze doelgroep behoort. Hierbij 9 Gedragsdoel vloeit voort uit artikel 48, tweede en derde lid, van de Pensioenwet. 10 Waarmee de pensioenuitvoerders handelen in het belang van de deelnemer, als bedoeld in de artikelen 52, vijfde en 52a, tweede lid van de Pensioenwet. 11 Zie artikel 48, tweede lid van de Pensioenwet. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

132 geldt dat naarmate de doelgroepafbakening tijdens de productontwikkelingsfase nauwkeuriger wordt gedaan, des te beter deelnemers zich kunnen herkennen als behorend tot de doelgroep. De AFM raadt pensioenuitvoerders aan -waar relevant- referentiepunten weer te geven die de informatie betekenisvol maken voor de persoonlijke situatie van de deelnemer. Bij het verstrekken van informatie over de hoogte van de uitkering kan de pensioenuitvoerder als referentiepunt denken aan bijvoorbeeld de vastgestelde uitkering en/of de hoogte van uitgaven na pensionering. De pensioenuitvoerder maakt gebruik van visuele en tekstuele weergaven, die aansluiten op de verschillende voorkeuren van deelnemers voor het verwerken van informatie. Waar doelmatig verstrekt de pensioenuitvoerder informatie digitaal en bevordert zo het geven van inzicht. Daarnaast gelden uiteraard de algemene uitgangspunten voor effectieve pensioeninformatie, zoals het evenwichtig informeren over keuzemogelijkheden. Dit betekent dat pensioenuitvoerders naast voordelen of positieve effecten ook nadelen of negatieve effecten benoemen. Pensioenuitvoerders maken ook de (financiële) gevolgen en risico s van keuzes op een begrijpelijke en concrete manier inzichtelijk, stimuleren de deelnemer om actie te ondernemen en maken duidelijk aan de deelnemer hoe hij desgewenst eventuele risico s kan ondervangen 12. De AFM vindt het hierbij wenselijk dat de uitvoerder ook zelf nagaat of de informatieverstrekking effectief is door zijn eigen informatie te testen bij deelnemers. 3.4 Sommige informatie is gestandaardiseerd zodat vergelijking mogelijk is In algemene zin is informatie pas effectief indien deze persoonlijk relevant is, dus op de persoonlijke kenmerken en behoefte van de lezer afgestemd. Echter, sommige informatie heeft als doel om vergelijking mogelijk te maken. Bij deze informatie kan standaardisatie effectief zijn. Standaardisatie maakt het vergelijken van uitkeringsproducten tussen verschillende uitvoerders eenvoudiger. Zo heeft de deelnemer bij pensionering in bepaalde gevallen de mogelijkheid om een uitkering bij een andere uitvoerder aan te kopen. Het is daarom van belang dat de pensioenuitvoerder in die gevallen de deelnemer wijst op zijn shoprecht. 13 Voor de goede orde wijst de AFM erop dat de informatie die een pensioenuitvoerder verstrekt over het shoprecht evenwichtig moet zijn. Dit betekent dat van die informatie geen sturende werking mag uitgaan. De komende tijd ontwerpt een werkgroep van de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars samen een standaardinformatiemodel. Pensioenuitvoerders moeten dit nieuwe informatiemodel vanaf 1 januari 2018 verstrekken aan de deelnemer, op het moment dat de deelnemer een keuze tussen een vastgestelde en variabele uitkering kan maken. In de periode Artikel 63b, derde lid, van de Pensioenwet. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

133 vóór 1 januari 2018 roepen wij pensioenuitvoerders op hun informatie, indien en zodra mogelijk, zoveel mogelijk aan te passen aan de inzichten opgedaan in deze werkgroep. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

134 4. Pensioenuitvoerders informeren en begeleiden de deelnemer ook bij de voorlopige keuze Het begeleiden van de deelnemer bij het maken van de keuze tussen een vastgestelde en een variabele uitkering, door het faciliteren van een goede keuzearchitectuur en het verstrekken van effectieve en activerende informatie, geldt wat de AFM betreft zowel op het moment van het maken van de voorlopige keuze, als op het moment van het maken van de definitieve keuze. De voorlopige keuze is naar het oordeel van de AFM minstens even belangrijk als de definitieve keuze. De voorlopige keuze is immers van invloed op het moment en de mate van afbouw van het beleggingsrisico en op de beheersing van het renterisico Wij trekken hier een parallel met artikel 14d, vijfde lid van het Besluit uitvoering Pw en Wvb. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

135 5. Pensioenuitvoerders adviseren of beslissen, indien er sprake is van meerdere beleggingsprofielen, over een passend beleggingsprofiel voor de deelnemer De deelnemer heeft al langer de keuze om in de opbouwfase zelf de verantwoordelijkheid voor de beleggingen over te nemen van de pensioenuitvoerder, indien en voor zover de pensioenregeling daarin voorziet. 15 Die keuze gaat gepaard met een adviesplicht van de pensioenuitvoerder. Deze adviesplicht beschermt de deelnemer tegen niet goed overwogen besluiten over zijn pensioenbeleggingen. Met de Wvp komt daar nog een ingrijpende keuze bij, nl. de keuze tussen een vastgestelde of een variabele uitkering in de uitkeringsfase. Op het moment dat een deelnemer de keuze maakt voor een variabele uitkering en de pensioenuitvoerder meerdere beleggingsprofielen in de uitkeringsfase aanbiedt, beslist de pensioenuitvoerder over een passend beleggingsprofiel voor de deelnemer. 5.1 Als sprake is van beleggingsvrijheid of meerdere beleggingsprofielen, stelt de pensioenuitvoerder het risicoprofiel van een deelnemer vast op basis van de mate waarin een deelnemer risico kan en wil nemen Voor het vaststellen van het risicoprofiel dient de pensioenuitvoerder, voor zover redelijkerwijs relevant, informatie in te winnen over de financiële positie, doelstellingen, risicobereidheid, en de kennis en ervaring van de deelnemer. 16 Het doel van de opbouw en uitkering is evident, namelijk het genereren van inkomsten na pensionering. Wel is het van belang voor ogen te hebben wat deelnemers verwachten te ontvangen van de uitkering. Het is van belang dat deelnemers, gegeven de grenzen van de pensioenregeling, aangeven wat hun doelstellingen zijn en wat zij denken nodig te hebben voor een bepaalde gewenste levensstijl na pensionering. Het is mogelijk dat deelnemers pensioen hebben opgebouwd bij verschillende pensioenuitvoerders. In dat geval kan het zo zijn dat de deelnemer de keuze tussen een vastgestelde en een variabele uitkering meerdere keren maakt. Het is echter van belang dat de pensioenuitvoerder de implicatie van de keuzes wel in samenhang beziet. De financiële positie vertaalt zich in de vraag welke mate van onzekerheid voor de deelnemer aanvaardbaar is. 17 Anders gezegd, bij welke slechtweerscenario s komt de deelnemer in de 15 Zie artikel 52, derde lid e.v., van de Pensioenwet. 16 Zoals omschreven in artikel 52 zesde lid en art. 52a, vijfde lid van de Pensioenwet. 17 Zie de artikelen 14c, tweede lid en 14e eerste lid onder a van het Besluit uitvoering Pw en Wvb. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

136 financiële problemen? Het antwoord op deze vraag vormt het maximale risico dat een deelnemer kan nemen. Om dit te kunnen bepalen zijn veel verschillende gegevens nodig. Indien er geen data beschikbaar zijn gesteld door of via de deelnemer dan kan de pensioenuitvoerder gebruik maken van referenties die aansluiten bij de doelgroep. De AFM vindt dat de pensioenuitvoerder voor het inwinnen van de financiële positie niet alleen aandacht moet hebben voor het tweede pijler pensioen dat de deelnemer heeft opgebouwd en nog zal opbouwen bij de betreffende uitvoerder. Ook moet de pensioenuitvoerder informatie inwinnen over de AOW, eventueel elders opgebouwd tweede pijlerpensioen en derde pijlerpensioen. Omwille van de volledigheid is het wenselijk dat ook inkomsten uit eventuele vrije besparingen worden meegenomen. Ook uitgaven zijn belangrijk om inzicht te hebben in de financiële draagkracht van de deelnemer. De AFM vindt het dan ook wenselijk dat de pensioenuitvoerder uitgaven zoals gegevens over woonlasten na pensionering, aflossing van schulden en een eventuele alimentatieplicht voor zover relevant na pensionering, inventariseert. Om het inwinnen van informatie op een efficiënte wijze mogelijk te maken is het ontsluiten van al bestaande individuele financiële data wenselijk. De AFM verwacht dat daar de komende jaren stappen in worden gezet waardoor het opstellen van het risicoprofiel van een deelnemer vergemakkelijkt wordt. De risicobereidheid geeft vervolgens weer hoeveel risico een deelnemer, boven de ondergrens die is vastgesteld door de financiële positie, wil nemen. Met risicobereidheid bedoelen we in hoeverre deelnemers het hebben van een fluctuerende uitkering aanvaardbaar achten. Ervaring is hierbij eveneens van belang (heeft de deelnemer bijvoorbeeld een variabele hypotheekrente gehad?). Indien sprake is van beleggingsvrijheid in de opbouwfase waarbij de deelnemer zelf de beleggingen overneemt, zal de uitvraag over de kennis en ervaring van de deelnemer naar verwachting relevanter zijn en dus een grotere rol innemen dan indien sprake is van een keuze tussen beleggingsprofielen. De financiële positie en risicobereidheid samen helpen de pensioenuitvoerder om een lange termijn doelstelling centraal te stellen, namelijk de mate van stabiliteit van het aanvullend pensioen dat past bij het belang van de deelnemer. 5.2 De pensioenuitvoerder past het beleggingsprofiel van de door de deelnemer gekozen verhouding tussen vaste en variabele uitkeringen aan op het risicoprofiel Indien de deelnemer kiest voor een variabele uitkering en de pensioenuitvoerder meerdere beleggingsprofielen aanbiedt, is het van belang dat de deelnemer een beleggingsprofiel krijgt dat past bij zijn risicoprofiel. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

137 Ook indien de deelnemer een keuze kan maken voor de wijze waarop hij zijn pensioenvermogen wil verdelen tussen een vastgestelde en een variabele uitkering bij eenzelfde pensioenuitvoerder vindt de AFM dat sprake is van verschillende beleggingsprofielen. 18 Doordat de deelnemer zelf bepaalt in welke verhouding hij zijn pensioenvermogen verdeelt tussen een vastgestelde en variabele uitkering (bijvoorbeeld 80% vast en 20% variabel), heeft hij invloed op de mix van de beleggingen en dus op het risico dat hij met het geheel van zijn beleggingen loopt. Deze wetsinterpretatie brengt met zich dat de pensioenuitvoerder ook het beleggingsprofiel van de gekozen verhouding tussen de vastgestelde en variabele uitkering toepast dat past bij het risicoprofiel van de deelnemer. De pensioenuitvoerder informeert de deelnemer vervolgens over het vastgestelde risicoprofiel en het daarbij behorende beleggingsprofiel van de vaste en variabele uitkering gezamenlijk. 18 Als bedoeld in artikel 52a, derde lid, van de Pensioenwet. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

138 Autoriteit Financiële Markten T F Postbus GS Amsterdam De tekst is met zorg samengesteld en is informatief van aard. U kunt er geen rechten aan ontlenen. Door besluiten op nationaal en internationaal niveau is het mogelijk dat de tekst niet langer actueel is wanneer u deze leest. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) is niet aansprakelijk voor de eventuele gevolgen zoals bijvoorbeeld geleden verlies of gederfde winst ontstaan door acties ondernomen naar aanleiding van deze tekst. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

139 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

140 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

141 > Retouradres Postbus EE Den Haag Eerste Kamer der Staten Generaal t.a.v. de vaste commissie voor Financiën Postbus EA DEN HAAG Directie Directe Belastingen Korte Voorhout CW Den Haag Postbus EE Den Haag Ons kenmerk Uw brief (kenmerk) u Datum 13 april 2017 Betreft Toezegging T02398 Pensioen in eigen beheer - verschil tussen bepaald elders verzekerd deel en onbepaald elders verzekerd deel Geachte voorzitter, Naar aanleiding van mijn brief van 10 februari over het verschil tussen een bepaald en een onbepaald elders verzekerd deel bij een pensioen in eigen beheer (PEB) zijn in de brief van de vaste commissie van Financiën van 16 maart enige nadere vragen gesteld door de leden van de fractie van de VVD. De leden van de fractie van het CDA sluiten zich bij deze vragen aan. In deze brief ga ik in op deze vragen. Voordat ik hierop inga, hecht ik er echter aan eerst twee blijkens uw brief bestaande misverstanden weg te nemen. In de eerste plaats merken de leden van de genoemde fracties op dat mijn standpunt over de coulancetermijn ertoe leidt dat de waardeoverdracht door de verzekeraar aan de pensioenuitvoerder van een PEB binnen de coulanceperiode in het meest ongunstige tijdsgewricht wordt geforceerd gelet op de huidige lage rentestand. Het klopt dat een overgang van een verplichting ingevolge een elders verzekerd deel van een PEB naar het eigenbeheerlichaam niet meer zonder fiscale consequenties mogelijk is na het einde van de coulanceperiode. Het is echter niet zo dat de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen tot een dergelijke overgang zou dwingen. Dit is een vrije keuze van de directeur-grootaandeelhouder (dga). De dga kan er ook voor kiezen om de uitvoering van dit deel van de PEBaanspraak definitief bij de externe verzekeraar te laten. Aanleiding hiervoor zou kunnen zijn het gegarandeerd hoge rendement dat eventueel met de externe verzekeraar is overeengekomen of de grotere zekerheid dat op de pensioeningangsdatum een adequate pensioenvoorziening aanwezig is. Bij een dergelijke keuze doen de genoemde nadelige financiële consequenties zich niet voor. 1 Kamerstukken I 2016/17, , C. 2 Brief van 16 maart 2017 (nog niet als Kamerstuk gepubliceerd), vindplaats: sm.pdf Pagina 1 van 6 Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

142 In de tweede plaats lijken de leden van deze fracties geen onderscheid te maken tussen de verschillende rollen die een vennootschap kan hebben. Ook ingeval de vennootschap die de pensioentoezegging heeft gedaan (de werkgever-bv) zelf als verzekeraar van (een deel van) de pensioenregeling optreedt (de situatie waarvan de genoemde leden in de brief uitgaan), dient onderscheid te worden gemaakt tussen de rol van werkgever en de rol van verzekeraar/uitvoerder. Daarnaast dient onderscheid te worden gemaakt tussen de situatie van een dekkingspolis en de situatie van een gesplitste uitvoering van een pensioenregeling. De pensioenverplichting jegens de dga staat slechts op de passiefzijde van de balans van de werkgever-bv (het eigenbeheerlichaam), voor zover het eigenbeheerlichaam als verzekeraar/uitvoerder van de pensioenregeling optreedt. In de memorie van antwoord in de Eerste Kamer heb ik toegelicht dat bij een onbepaald elders verzekerd deel van een PEB twee vormgevingen mogelijk zijn. De eerste is een dekkingspolis (die in de praktijk zelden voorkomt) en de tweede een gesplitste uitvoering van de pensioentoezegging (de in de praktijk gebruikelijke vorm). Bij een dekkingspolis is sprake van een verplichting van de verzekeringsmaatschappij tegenover het eigenbeheerlichaam. In dat geval staat op de balans van het eigenbeheerlichaam de volledige waarde van de pensioenverplichting op de passiefzijde van de balans en komt de waarde van de dekkingspolis hierop niet in mindering, maar staat deze als vermogensbestanddeel van het eigenbeheerlichaam op de actiefzijde van de balans. Ingeval er sprake is van een gesplitste uitvoering van de pensioentoezegging kan de dga de verzekeringsmaatschappij rechtstreeks aanspreken op nakoming van de verplichting en is derhalve niet alleen sprake van een rechtsbetrekking inzake de uitvoering van de pensioenregeling tussen de dga en het eigenbeheerlichaam, maar ook tussen de dga en de verzekeringsmaatschappij. In de situatie van een gesplitste uitvoering van de pensioentoezegging komt de waarde van de polis wel in mindering op de verplichting die het eigenbeheerlichaam op de passiefzijde van de balans opneemt. Directie Directe Belastingen Ons kenmerk Dan ga ik nu in op de gestelde vragen. Hierbij onderscheiden de leden van de fracties van de VVD en het CDA twee situaties. In beide door de leden geschetste gevallen wordt de pensioenopbouw in eigen beheer conform de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen voor het einde van de coulanceperiode beëindigd. In de eerste situatie gaan de genoemde leden ervan uit dat de premiebetaling aan de verzekeraar voor het elders verzekerde onbepaalde gedeelte wordt stopgezet (situatie 1). In de tweede situatie wordt deze premiebetaling volgens deze leden voortgezet zoals was overeengekomen met de verzekeraar (situatie 2). De leden van de genoemde fracties vragen allereerst of hun conclusie juist is dat in beide situaties de pensioenovereenkomst tussen de werkgever-bv en de dga niet wijzigt, maar alleen de omvang van de pensioenaanspraken in eigen beheer zijn gefixeerd (afgezien van oprenting). Verder vragen deze leden of zodoende nog steeds sprake is van een eindloon- of middelloonregeling zoals bedoeld door de Belastingdienst in zijn brief van 16 april De conclusie van de leden van de fracties van de VVD en het CDA dat in beide situaties de pensioenovereenkomst tussen de dga en de werkgever-bv niet wijzigt is niet juist. Zowel in situatie 1 als situatie 2 moet de pensioentoezegging van de doc. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan Pagina 142 van

143 werkgever-bv aan de dga worden aangepast. Als gevolg van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen mag vanaf 1 april 2017, te verlengen met de coulancetermijn tot uiterlijk 1 juli 2017, geen pensioen meer bij een eigenbeheerlichaam worden opgebouwd of extra pensioenaanspraken alsnog in eigen beheer worden verzekerd. In beide situaties is dan ook aanpassing van de pensioenbrief nodig. Hierin moet worden vastgelegd dat geen verdere pensioenopbouw meer plaatsvindt bij het eigenbeheerlichaam. Wat er met het elders verzekerde deel gebeurt, is zoals gezegd ter keuze aan de dga. Hij kan ervoor kiezen de uitvoering van dat deel bij de externe verzekeraar te laten, maar hij kan er onder de voorwaarde van stopzetting van verdere opbouw ook voor kiezen de uitvoering vóór 1 juli 2017 over te laten gaan naar het eigenbeheerlichaam. Dat laatste moet dan uiteraard ook in de pensioenbrief worden vastgelegd. Directie Directe Belastingen Ons kenmerk Hierbij kan nog steeds sprake zijn van een eindloon- of middelloonregeling zoals bedoeld door de Belastingdienst in zijn brief van 16 april Zoals in mijn al aangehaalde brief van 10 februari 2017 is toegelicht ging het in die brief om de situatie dat de werkgever-bv aan de dga een eind- of middelloonpensioen heeft toegezegd dat gedeeltelijk wordt uitgevoerd door een professionele verzekeringsmaatschappij door middel van een op te bouwen pensioenkapitaal. Het van de professionele verzekeringsmaatschappij te ontvangen pensioen moet verplicht worden aangevuld door het eigenbeheerlichaam tot het door de werkgever-bv toegezegde pensioen. Indien hiervan sprake is, moet in de pensioenovereenkomst worden opgenomen dat de aanvulling door het eigenbeheerlichaam nooit meer mag zijn dan nodig is voor het voldoen aan de verplichting die dat lichaam op 1 juli 2017 had. De leden van de fracties van de VVD en het CDA vragen verder of hun conclusie juist is dat in situatie 2 het enige effect van de voortgezette premiebetaling voor het elders verzekerde onbepaalde deel is dat de voorziening op de balans van het eigenbeheerlichaam jaarlijks afneemt met het bedrag waarmee het elders verzekerde kapitaal toeneemt door de premiebetaling aan de verzekeraar en of zolang de voorziening op de balans van het eigenbeheerlichaam niet nul is nog steeds sprake is van de situatie die wordt bedoeld in de brief van de Belastingdienst van 16 april De gevolgen van de voortgezette premiebetaling in situatie 2 zijn niet in zijn algemeenheid te geven. Allereerst is van belang of de voortgezette premiebetaling leidt tot voortgezette pensioenopbouw. Indien dit niet het geval is en er is nog steeds sprake van een eindloon- of middelloonregeling zoals bedoeld in de brief van de Belastingdienst van 16 april 2004 (voor het tot 1 april 2017, te verlengen met de coulancetermijn tot uiterlijk 1 juli 2017, toegezegde PEB), kan het bij de verzekeraar opgebouwde kapitaal op pensioeningangsdatum leiden tot een lagere aanvulling voor het eigenbeheerlichaam om aan de uiterlijk op 1 juli 2017 aanwezige verplichting te voldoen. In zoverre kan inderdaad sprake zijn van een afnemende verplichting van het eigenbeheerlichaam tegenover de dga. Of dit daadwerkelijk tot een lagere aanvulling voor het eigenbeheerlichaam leidt is echter mede afhankelijk van de hoogte van de pensioenuitkering die met het opgebouwde kapitaal op pensioeningangsdatum feitelijk kan worden aangekocht. Wellicht ten overvloede merk ik hierbij nog op dat, zoals hiervoor aangegeven, de aanvulling van het eigenbeheerlichaam nooit meer mag bedragen dan nodig is om te voldoen aan de uiterlijk op 1 juli 2017 bestaande verplichting voor het PEB. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan Pagina 143 van

144 De leden van de fracties van de VVD en het CDA vragen of het juist is dat de premievrije aanspraken van de dga die in zijn geheel zijn opgebouwd voor afloop van de coulancetermijn zowel in situatie 1 als in situatie 2 in hun geheel onder de overgangsregeling vallen op grond waarvan het eigenbeheerlichaam een toegelaten verzekeraar is. Verder vragen deze leden of aanpassing van de pensioenovereenkomst tussen de dga en de werkgever-bv en de verzekeringsovereenkomst tussen werkgever-bv en de verzekeraar dan ook niet noodzakelijk zijn. Op grond van het in artikel 38n, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) opgenomen overgangsrecht blijft een eigenbeheerlichaam een toegelaten verzekeraar voor pensioenaanspraken die zijn opgebouwd tot het moment dat de coulancetermijn afloopt. Deze bepaling is van toepassing op pensioenaanspraken in eigen beheer waarvan een eigenbeheerlichaam als verzekeraar optreedt. Voor het deel van het pensioen dat uiterlijk op 1 juli 2017 nog is verzekerd bij een professionele verzekeringsmaatschappij geldt dat overgangsrecht derhalve niet. Ook artikel 38b van de Wet LB 1964 is op dergelijke situaties niet van toepassing. Op grond van de nieuwe tekst van artikel 38b van de Wet LB 1964 biedt dat artikel uitsluitend overgangsrecht met betrekking tot een wijziging van de begrenzingen, bedoeld in artikel 18, derde lid, van de Wet LB Zowel in situatie 1 als in situatie 2 blijft het eigenbeheerlichaam derhalve alleen een toegelaten aanbieder voor de tot het einde van de coulancetermijn opgebouwde pensioenaanspraken waarvan het eigenbeheerlichaam als verzekeraar optreedt. Voor het deel van het pensioen dat op dat moment is ondergebracht bij en verzekerd is door de professionele verzekeringsmaatschappij geldt het overgangsrecht niet. Een eigenbeheerlichaam in de zin van artikel 19a, eerste lid, onderdelen d en e, van de Wet LB 1964, zoals dat luidde op 31 december 2016, is vanaf 1 april 2017, te verlengen met de coulancetermijn tot uiterlijk 1 juli 2017, geen toegelaten verzekeraar meer voor het bij het einde van de coulancetermijn niet in eigen beheer verzekerde pensioen. Zoals hiervoor reeds toegelicht moet de pensioentoezegging van de werkgever-bv aan de dga daarom worden aangepast als gevolg van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen. Directie Directe Belastingen Ons kenmerk Indien sprake is van een onbepaald elders verzekerd deel bij het PEB zal vrijwel nooit sprake zijn van een verzekeringsovereenkomst tussen de werkgever-bv en de verzekeraar. Van een verzekeringsovereenkomst tussen de werkgever-bv en de verzekeraar is namelijk alleen sprake bij een dekkingspolis. 5 Een dergelijke dekkingspolis komt in de praktijk echter zelden voor. De situatie die in de praktijk gebruikelijk is bij een onbepaald elders verzekerd deel is dat sprake is van een gesplitste uitvoering van de pensioentoezegging. In dat geval is, zoals ook toegelicht in de memorie van antwoord, 6 de bv niet de begunstigde van de verzekeringsovereenkomst, maar de dga. Deze (pensioen)verzekeringsovereenkomst tussen de dga en de verzekeringsmaatschappij hoeft niet te worden aangepast als gevolg van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige 4 Bij de in artikel 18, derde lid, van de Wet LB 1964 bedoelde begrenzingen gaat het om de voor de pensioenopbouw of de pensioenpremie geldende fiscale maxima. 5 In dat geval ontvangt de bv het bij de verzekeringsmaatschappij opgebouwde kapitaal op de pensioeningangsdatum en voldoet hieruit (een deel van) het toegezegde pensioen. Er is dan sprake van herverzekering door de bv van een (deel van de) door de bv aan de dga gedane toezegging (dekkingspolis). In dat geval is geen sprake van een verplichting van de verzekeringsmaatschappij tegenover de dga, maar uitsluitend van de verzekeringsmaatschappij tegenover de bv en van de bv tegenover de dga. 6 Kamerstukken I 2016/17, , E. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan Pagina 144 van

145 fiscale pensioenmaatregelen, maar kan ongewijzigd doorlopen, zolang de overeenkomst binnen de begrenzingen, bedoeld in artikel 18, derde lid, van de Wet LB 1964, blijft. Het kapitaal uit de betreffende polis kan echter niet meer op expiratiedatum worden overgedragen van de professionele verzekeraar naar het eigenbeheerlichaam. Directie Directe Belastingen Ons kenmerk Verder vragen de leden van de genoemde fracties waarop ik baseer dat de inhoud van de pensioenregeling zodanig moet worden aangepast dat geen overgang van de elders verzekerde pensioenaanspraak naar een eigenbeheerlichaam kan plaatsvinden na het verlopen van de coulancetermijn. Verder vragen deze leden waarop ik baseer dat bij een waardeoverdracht na afloop van de coulanceperiode sprake is van een verboden handeling als bedoeld in artikel 19b, tweede lid, van de Wet LB Volgens deze leden is geen sprake van het overgaan van een verplichting ingevolge een pensioenregeling, maar uitsluitend van de overgang van de verplichtingen die de verzekeraar heeft uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst. Mijn hiervoor genoemde standpunten baseer ik op de tekst van de artikelen 19b en 38n van de Wet LB Op grond van artikel 19b, tweede lid, van de Wet LB 1964 wordt een verplichting ingevolge een pensioenregeling die geheel of gedeeltelijk overgaat op een andere verzekeraar geacht te worden afgekocht. Dit is slechts anders ingeval de overgang van de genoemde verplichting plaatsvindt naar een toegelaten verzekeraar. Een eigenbeheerlichaam is, behoudens het in artikel 38n van de Wet LB 1964 opgenomen overgangsrecht, na afloop van de coulancetermijn geen toegelaten verzekeraar meer. Omdat het elders verzekerde deel van de aanspraak geen aanspraak is als bedoeld in artikel 38n, eerste lid, van de Wet LB 1964, is het in die bepaling opgenomen overgangsrecht echter niet van toepassing. Het eigenbeheerlichaam blijft uitsluitend een toegelaten verzekeraar voor de aanspraken die aan het eind van de coulancetermijn bij een eigenbeheerlichaam zijn ondergebracht en niet voor de aanspraken die ook na afloop van de coulancetermijn nog elders bij een professionele verzekeraar zijn ondergebracht. Zoals ik in de nota naar aanleiding van het verslag 7 heb aangegeven is voor de vraag of sprake is van een overgang in de zin van artikel 19b, tweede lid, van de Wet LB 1964 van belang of sprake is van een overgang van verplichtingen (die zijn verbonden aan het optreden als uitvoerder van de pensioenregeling) van de ene pensioenuitvoerder naar de andere pensioenuitvoerder. Dat de verplichtingen die voortvloeien uit de pensioentoezegging bij de werkgever blijven, is niet van belang voor de vraag of sprake is van een overgang als bedoeld in genoemd artikel 19b, tweede lid, van de Wet LB Hieruit volgt dan ook dat bij een gesplitste uitvoering van de pensioentoezegging sprake is van een dergelijke overgang als de professionele verzekeraar het bij hem verzekerde deel van de pensioenaanspraak overdraagt naar het eigenbeheerlichaam. Op dat moment neemt het eigenbeheerlichaam namelijk een extra pensioenverplichting op zich tegen de ontvangst van de overdrachtswaarde. Bij de dekkingspolis waar inderdaad de volledige pensioenverplichting bij het eigenbeheerlichaam ligt die deze verplichting herverzekerd heeft bij een professionele verzekeraar is geen sprake van een dergelijke overgang omdat 7 Kamerstukken I 2016/17, , G, blz. 32. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan Pagina 145 van

146 dan slechts uitkering plaatsvindt 8 van het verzekerde kapitaal aan het eigenbeheerlichaam. De uitvoerder van het pensioen verandert in dat geval niet, dit is en blijft het eigenbeheerlichaam. Alleen de dekking voor de pensioenverplichting wijzigt van (gedeeltelijk) verzekerd op de polis bij de professionele verzekeraar naar volledig afhankelijk van de bezittingen van het eigenbeheerlichaam. Directie Directe Belastingen Ons kenmerk Tot slot geven de leden van de fracties van de VVD en het CDA aan het in verband met de in de praktijk bestaande onduidelijkheid wenselijk te vinden dat ik op korte termijn een reactie vraag van het Verbond van Verzekeraars om mijn standpunt nader uit te werken. Tijdens de parlementaire behandeling van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen zijn de gevolgen van die wet voor een onbepaald elders verzekerd deel van het PEB uitvoerig aan de orde gekomen. De gevolgen hiervan zijn, juist om eventuele misverstanden en onduidelijkheden in de praktijk te voorkomen, uitgebreid toegelicht. Met de onderhavige brief heb ik eventueel nog resterende laatste onduidelijkheden weggenomen. Voor het vragen van een reactie van het Verbond van Verzekeraars ter nadere uitwerking van mijn standpunt zie ik dan ook geen aanleiding. Hier komt nog bij dat de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen als zodanig geen gevolgen heeft voor de overeenkomsten die verzekeraars (de achterban van het Verbond van Verzekeraars) hebben afgesloten. Verzekeringsovereenkomsten die in het kader van het PEB in gevallen van een gesplitste uitvoering van het pensioen met een verzekeringsmaatschappij zijn afgesloten, zoals bij een onbepaald elders verzekerd deel van een PEB, kunnen gewoon blijven doorlopen. Zoals ook tijdens de parlementaire behandeling is opgemerkt, worden in dat geval de nadelen die kleven aan een pensioen dat wordt opgebouwd in eigen beheer bovendien vermeden, hetgeen het kabinet alleen maar kan toejuichen. Mijns inziens zijn met de tijdens het gehele wetgevingstraject en met deze brief gevoerde discussies over onbepaald en bepaald elders verzekerde delen van een PEB alle vragen beantwoord en eventueel nog bestaande onduidelijkheden verholpen. Hoogachtend, de Staatssecretaris van Financiën Eric Wiebes 8 Deze uitkering kan te allen tijde, dus ook na 31 maart 2017, respectievelijk 30 juni 2017, plaatsvinden. Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan Pagina 146 van

147 Staatssecretaris van Financiën ir. E.D. Wiebes Postbus EE Den Haag datum betreft ons kenmerk 19 april 2017 Nadere vragen n.a.v. correspondentie over het verschil tussen bepaald en onbepaald elders verzekerd deel bij pensioenen in eigen beheer U Geachte heer Wiebes, De commissie voor Financiën heeft met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 13 april 2017 over het verschil tussen een bepaald en een onbepaald elders verzekerd deel bij een pensioen in eigen beheer (PEB). De leden van de VVD-fractie hebben nog enige opmerkingen en vragen, waar de leden van de CDA-fractie zich bij aansluiten. Vooraf maken deze leden de volgende twee kanttekeningen om de reikwijdte van hun vragen voor alle duidelijkheid af te bakenen. In de brief van 16 maart 2017 van de vaste commissie voor Financiën van deze Kamer over dit onderwerp wordt onmiddellijk voorafgaand aan de in die brief gestelde vragen het uitgangspunt gekozen dat overeenkomstig de Wet uitfasering pensioen eigen beheer (Wet PEB) de verdere opbouw in eigen beheer van aan de DGA toegezegde pensioenaanspraken uiterlijk op 30 juni 2017 wordt gestaakt. Met u zijn deze leden derhalve van mening dat in de pensioenovereenkomst moet worden opgenomen - voor zover dat al niet was gebeurd - dat de aanvulling op het pensioen van de DGA door het eigenbeheerlichaam nooit meer mag zijn dan nodig is voor het voldoen aan de pensioenverplichting die het lichaam uiterlijk op 1 juli 2017 heeft. De leden van de VVD-fractie en de CDA-fractie gaan er hierbij overigens vanuit dat u hier de uit de pensioenovereenkomst voortvloeiende juridische pensioenverplichting bedoelt en niet de uit de balans blijkende fiscale verplichting. De omvang van de aanspraken van de DGA dient vóór 1 juli 2017 te zijn gefixeerd. Voor deze fixatie dient de overeenkomst inzake het pensioen eigen beheer te worden aangepast of aangevuld. Deze leden verschillen derhalve niet met u van mening over deze aanvulling op de pensioenbrief voor de fixatie voor de aanspraken van de DGA onder de pensioenbrief PEB waarnaar u op meerdere plaatsen verwijst in uw brief van 13 april De vragen van deze leden in de genoemde brief waren er evenwel op gericht of verdere en/of andere wijzigingen van en/of aanvullingen op de pensioenovereenkomst juridisch eigenlijk wel vereist zijn, gelet op een elders, bij een verzekeraar ondergebracht onbepaald deel van de pensioenaanspraak van de DGA. Daarbij heeft u het standpunt ingenomen dat dat deel van de pensioenaanspraak bij de verzekeraar na 30 juni 2017 niet meer zonder fiscale sancties kan over- Akkermans & Partners Syllabus PensioenKaravaan van 171

2016D50910 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

2016D50910 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG 2016D50910 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG De vaste commissie voor Financiën heeft in aanvulling op de reeds door de Tweede Kamer gevraagde brief aan de Staatssecretaris van Financiën, op

Nadere informatie

Inleiding. 1 Brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 december 2016, Kamerstukken I 2016/17, , B.

Inleiding. 1 Brief van de Staatssecretaris van Financiën van 20 december 2016, Kamerstukken I 2016/17, , B. Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten tot uitfasering van het pensioen in eigen beheer en het treffen van enkele fiscale maatregelen inzake oudedagsvoorzieningen (Wet uitfasering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 555 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten tot uitfasering van het pensioen in eigen beheer en het treffen van enkele fiscale

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten Generaal t.a.v. de vaste commissie voor Financiën Postbus EA DEN HAAG

Eerste Kamer der Staten Generaal t.a.v. de vaste commissie voor Financiën Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Eerste Kamer der Staten Generaal t.a.v. de vaste commissie voor Financiën Postbus 20017 2500 EA DEN HAAG Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 662 Wijziging van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING 1 Het advies

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 662 Wijziging van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen Nr. 4 VERSLAG Vastgesteld 30 januari 2017

Nadere informatie

Wijziging van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen

Wijziging van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen Wijziging van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen VOORSTEL VAN WET Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging

Nadere informatie

Aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20017 2500 EA DEN HAAG Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2016 2017 34 662 Wijziging van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen B NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Nadere informatie

Na artikel III wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Na artikel III wordt een artikel ingevoegd, luidende: 34 555 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten tot uitfasering van het pensioen in eigen beheer en het treffen van enkele fiscale maatregelen inzake oudedagsvoorzieningen (Wet uitfasering

Nadere informatie

Wijziging van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen

Wijziging van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen 34 662 Wijziging van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen Nota naar aanleiding van het verslag Inleiding Het kabinet heeft met belangstelling kennisgenomen

Nadere informatie

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen Aan de Vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal mr. R.F. Berck Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Amsterdam,

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2016 2017 34 555 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten tot uitfasering van het pensioen in eigen beheer en het treffen van enkele fiscale

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2016 2017 34 555 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten tot uitfasering van het pensioen in eigen beheer en het treffen van enkele fiscale

Nadere informatie

Wijziging van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen

Wijziging van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen 34 662 Wijziging van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen Nota naar aanleiding van het verslag Inhoudsopgave 1. Inleiding... 2 2. Vragen en opmerkingen van

Nadere informatie

Welke lijfrenten vallen onder het wetsvoorstel? Het wetsvoorstel ziet slechts op pensioen en niet op lijfrente- en stamrechtverplichtingen.

Welke lijfrenten vallen onder het wetsvoorstel? Het wetsvoorstel ziet slechts op pensioen en niet op lijfrente- en stamrechtverplichtingen. Ontwikkelingen pensioen in eigen beheer voor de dga: de meest gestelde vragen Uitfasering pensioen Welke lijfrenten vallen onder het wetsvoorstel? Het wetsvoorstel ziet slechts op pensioen en niet op lijfrente-

Nadere informatie

Uitfasering pensioen in eigen beheer

Uitfasering pensioen in eigen beheer Uitfasering pensioen in eigen beheer Op Prinsjesdag is het wetsvoorstel uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen ingediend. De mogelijkheid om fiscaal gefaciliteerd pensioen

Nadere informatie

Advieswijzer Pensioen in eigen beheer afgeschaft. Welke keuze maakt u?

Advieswijzer Pensioen in eigen beheer afgeschaft. Welke keuze maakt u? Advieswijzer Pensioen in eigen beheer afgeschaft Welke keuze maakt u? Bron: SRA- Publicatiedatum:29-08-2017 Sinds 1 juli 2017 kunt u geen pensioen meer opbouwen in uw eigen bv. Het pensioen in eigen beheer

Nadere informatie

Foederer. Advieswijzer Pensioen in eigen beheer afgeschaft: welke keuze maakt u nu? Pension & Benefits Consultants Member Crowe Horwath International

Foederer. Advieswijzer Pensioen in eigen beheer afgeschaft: welke keuze maakt u nu? Pension & Benefits Consultants Member Crowe Horwath International Advieswijzer Pensioen in eigen beheer afgeschaft: welke keuze maakt u nu? Sinds 1 juli 2017 kunt u geen pensioen meer opbouwen in uw eigen bv. Het pensioen in eigen beheer is afgeschaft. Maar wat te doen

Nadere informatie

Het pensioen in eigen beheer wordt afgeschaft. Wat nu?

Het pensioen in eigen beheer wordt afgeschaft. Wat nu? Pensioen in eigen beheer wordt afgeschaft! Wat nu? Het pensioen in eigen beheer wordt afgeschaft per 1 april 2017. Tenminste als het Parlement voor die datum de novelle en het wetsvoorstel daartoe aanneemt.

Nadere informatie

Let op! Vóór 1 juli moet u de eerste acties hebben ondernomen om de nodige zaken te regelen. Welke acties dat zijn, leest u verderop.

Let op! Vóór 1 juli moet u de eerste acties hebben ondernomen om de nodige zaken te regelen. Welke acties dat zijn, leest u verderop. Advieswijzer Pensioen in eigen beheer afgeschaft! Wat nu? Update 2017 Bron: SRA - Publicatiedatum: 07-03-2017 Bent u directeur-grootaandeelhouder en bouwt u pensioen op in uw bv? Dat kan per 1 april 2017

Nadere informatie

Pensioen in eigen beheer vanaf 1 april 2017

Pensioen in eigen beheer vanaf 1 april 2017 Pensioen in eigen beheer vanaf 1 april 2017 De laatste jaren was het pensioen dat de directeurgrootaandeelhouder (DGA) in zijn eigen B.V. opbouwt onderwerp van gesprek. Het liefst wilde het kabinet er

Nadere informatie

Eshuis Advieswijzer. Pensioen in eigen beheer afgeschaft! Wat nu? Lid van: Update Keuzemogelijkheden. Knelpunten

Eshuis Advieswijzer. Pensioen in eigen beheer afgeschaft! Wat nu? Lid van: Update Keuzemogelijkheden. Knelpunten Lid van: Update 2017 Bent u directeur-grootaandeelhouder en bouwt u pensioen op in uw bv? Dat kan per 1 april 2017 niet meer. Daarmee is de Eerste Kamer op 7 maart 2017 akkoord gegaan. Wat betekent dit

Nadere informatie

Foederer. Advieswijzer Pensioen in eigen beheer afgeschaft: welke keuze maakt u? 2018

Foederer. Advieswijzer Pensioen in eigen beheer afgeschaft: welke keuze maakt u? 2018 Advieswijzer Pensioen in eigen beheer afgeschaft: welke keuze maakt u? 2018 Sinds 1 juli 2017 kunt u geen pensioen meer opbouwen in uw eigen bv. Het pensioen in eigen beheer is afgeschaft. Maar wat te

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Pensioen in eigen beheer wordt afgeschaft! Wat nu?

Pensioen in eigen beheer wordt afgeschaft! Wat nu? Pensioen in eigen beheer wordt afgeschaft! Wat nu? Het pensioen in eigen beheer wordt per 1 januari 2017 afgeschaft. Tenminste als het Parlement voor die tijd het daartoe op Prinsjesdag 2016 ingediende

Nadere informatie

Wat moet ik doen met mijn pensioen?

Wat moet ik doen met mijn pensioen? Het Dilemma van de DGA: Wat moet ik doen met mijn pensioen? Disclaimer Deze uitgave is ontwikkeld om u te voorzien van competente en betrouwbare informatie omtrent het onderwerp dat behandeld wordt. Echter,

Nadere informatie

Let op! Het is aan u welke mogelijkheid u kiest. Laat u hierover goed adviseren, want alle drie de mogelijkheden kennen zo hun eigen voor- en nadelen.

Let op! Het is aan u welke mogelijkheid u kiest. Laat u hierover goed adviseren, want alle drie de mogelijkheden kennen zo hun eigen voor- en nadelen. Sinds 1 juli 2017 is de mogelijkheid om pensioen in eigen beheer op te bouwen, voor u als dga afgeschaft. Maar wat te doen met uw bestaande pensioenvoorziening in eigen beheer? U kunt kiezen uit drie mogelijkheden:

Nadere informatie

Advieswijzer: Pensioen in eigen beheer afgeschaft! Wat nu? Update 2017

Advieswijzer: Pensioen in eigen beheer afgeschaft! Wat nu? Update 2017 Advieswijzer: Pensioen in eigen beheer afgeschaft! Wat nu? Update 2017 Bent u directeur-grootaandeelhouder en bouwt u pensioen op in uw bv? Vanaf 1 juli 2017 kan dit niet meer. Dan stopt definitief de

Nadere informatie

Pensioen in eigen beheer wordt afgeschaft! Wat nu?

Pensioen in eigen beheer wordt afgeschaft! Wat nu? Pensioen in eigen beheer wordt afgeschaft! Wat nu? Het pensioen in eigen beheer wordt per 1 januari 2017 afgeschaft. Tenminste als de Eerste kamer voor die tijd het daartoe op Prinsjesdag 2016 ingediende

Nadere informatie

Eshuis Advieswijzer. Pensioen in eigen beheer afgeschaft! Wat nu? Update Lid van:

Eshuis Advieswijzer. Pensioen in eigen beheer afgeschaft! Wat nu? Update Lid van: Lid van: Bent u directeur-grootaandeelhouder en bouwt u pensioen op in uw bv? Vanaf 1 juli 2017 kan dit niet meer. Dan stopt definitief de pensioenopbouw in eigen beheer. Wat dit voor u betekent, leest

Nadere informatie

RJ-Uiting : ontwerp-richtlijn Pensioenvoorziening en oudedagsverplichting directeuren-grootaandeelhouder

RJ-Uiting : ontwerp-richtlijn Pensioenvoorziening en oudedagsverplichting directeuren-grootaandeelhouder RJ-Uiting 2017-3: ontwerp-richtlijn Pensioenvoorziening en oudedagsverplichting directeuren-grootaandeelhouder Inleiding Op 27 maart 2017 is de gewijzigde Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige

Nadere informatie

RJ-Uiting : Richtlijn Pensioenvoorziening en oudedags- verplichting directeuren-grootaandeelhouder

RJ-Uiting : Richtlijn Pensioenvoorziening en oudedags- verplichting directeuren-grootaandeelhouder RJ-Uiting 2017-8: Richtlijn Pensioenvoorziening en oudedags- verplichting directeuren-grootaandeelhouder Algemeen Met RJ-Uiting 2017-3 ontwerp-richtlijn Pensioenvoorziening en oudedagsverplichting directeuren-grootaandeelhouder

Nadere informatie

Pensioen in eigen beheer vanaf 1 april 2017

Pensioen in eigen beheer vanaf 1 april 2017 Pensioen in eigen beheer vanaf 1 april 2017 De laatste jaren was het pensioen dat de directeurgrootaandeelhouder (DGA) in zijn eigen B.V. opbouwt onderwerp van gesprek. Het liefst wilde het kabinet er

Nadere informatie

iiaj JIJ JIJ de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

iiaj JIJ JIJ de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen iiaj JIJ JIJ de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen Aan de Vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal mr. R.F. Berck Postbus 2001 8 2500 EA DEN

Nadere informatie

Foederer. Advieswijzer Pensioen in eigen beheer! Wat nu? Pension & Benefits Consultants Member Crowe Horwath International

Foederer. Advieswijzer Pensioen in eigen beheer! Wat nu? Pension & Benefits Consultants Member Crowe Horwath International Advieswijzer Pensioen in eigen beheer! Wat nu? Bent u directeur-grootaandeelhouder (dga) en bouwt u pensioen op in uw bv? Het kabinet is van plan het pensioen in eigen beheer per 1 januari 2017 af te schaffen.

Nadere informatie

Update Advieswijzer Pensioen in eigen beheer afgeschaft! Wat nu?

Update Advieswijzer Pensioen in eigen beheer afgeschaft! Wat nu? Update Advieswijzer Pensioen in eigen beheer afgeschaft! Wat nu? Bron: SRA - Publicatiedatum: 29-11-2016 Bent u directeur-grootaandeelhouder (dga) en bouwt u pensioen op in uw bv? Het kabinet is van plan

Nadere informatie

een goedkeuring voor pensioenregelingen met een toezegging van partner en wezenpensioen voor werknemers geboren voor 1950;

een goedkeuring voor pensioenregelingen met een toezegging van partner en wezenpensioen voor werknemers geboren voor 1950; Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen Besluit van 23 juni 2014, nr. BLKB2014/0351M De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten Dit besluit is een herziening van het besluit

Nadere informatie

Dit besluit is per 1 januari 2015 vervangen door het besluit van 23 september 2014, nr. BLKB2014/1702M) Het vervallen besluit is hierna opgenomen.

Dit besluit is per 1 januari 2015 vervangen door het besluit van 23 september 2014, nr. BLKB2014/1702M) Het vervallen besluit is hierna opgenomen. Dit besluit is per 1 januari 2015 vervangen door het besluit van 23 september 2014, nr. BLKB2014/1702M) Het vervallen besluit is hierna opgenomen. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der

Nadere informatie

Reactie RB op het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen (34 555)

Reactie RB op het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen (34 555) Reactie RB op het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen (34 555) Het Register Belastingadviseurs (hierna: RB) heeft met veel belangstelling kennisgenomen

Nadere informatie

RJ-Uiting : ontwerp-richtlijnen Pensioenvoorziening en oudedagsverplichting directeuren-grootaandeelhouder

RJ-Uiting : ontwerp-richtlijnen Pensioenvoorziening en oudedagsverplichting directeuren-grootaandeelhouder RJ-Uiting 2016-15: ontwerp-richtlijnen Pensioenvoorziening en oudedagsverplichting directeuren-grootaandeelhouder Inleiding Op 17 november 2016 is het voorstel van de Wet uitfasering pensioen in eigen

Nadere informatie

MEMO PENSIOEN EIGEN BEHEER (PEB) M.I.V. 2017

MEMO PENSIOEN EIGEN BEHEER (PEB) M.I.V. 2017 MEMO PENSIOEN EIGEN BEHEER (PEB) M.I.V. 2017 De wetgever heeft besloten dat het opbouwen van pensioenaanspraken in eigen beheer met ingang van 1 april 2017 niet langer mogelijk is. Staatssecretaris Wiebes

Nadere informatie

Pensioen Periodiek. Omnia tempus habent Alles heeft zijn tijd

Pensioen Periodiek. Omnia tempus habent Alles heeft zijn tijd Pensioen Periodiek Omnia tempus habent Alles heeft zijn tijd Wat betreft het ingediende Wetsvoorstel Uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen is bovenstaande wel een

Nadere informatie

Advieswijzer Pensioen in eigen beheer afgeschaft! Wat nu?

Advieswijzer Pensioen in eigen beheer afgeschaft! Wat nu? Advieswijzer Pensioen in eigen beheer afgeschaft! Wat nu? Bent u directeur-grootaandeelhouder (dga) en bouwt u pensioen op in uw bv? Het kabinet is van plan het pensioen in eigen beheer per 1 januari 2017

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 330 Wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 en van enige andere wetten (Wet aanvullend overgangsrecht fiscale behandeling pensioen) Nr.

Nadere informatie

Uitfasering pensioen in eigen beheer

Uitfasering pensioen in eigen beheer De gevolgen voor de partner van de dga Versie 1.0 3 april 2017 Now, for tomorrow Vanaf 1 april 2017 is het mogelijk het pensioen in eigen beheer fiscaal vriendelijk af te kopen of om te zetten in een oudedagsverplichting.

Nadere informatie

MEMO PENSIOEN EIGEN BEHEER (PEB) M.I.V. 2017

MEMO PENSIOEN EIGEN BEHEER (PEB) M.I.V. 2017 MEMO PENSIOEN EIGEN BEHEER (PEB) M.I.V. 2017 Op Prinsjesdag heeft de regering aangekondigd met ingang van 1 januari 2017 de mogelijkheid tot het opbouwen van pensioenaanspraken in eigen beheer af te schaffen.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 000 Nota over de toestand van s Rijks Financiën Nr. 72 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der

Nadere informatie

Oplossingsrichtingen Pensioen in eigen beheer

Oplossingsrichtingen Pensioen in eigen beheer Oplossingsrichtingen Pensioen in eigen beheer Op 01 juli 2015 heeft de Staatssecretaris van Financiën, Eric Wiebes, de Tweede Kamer geïnformeerd over de mogelijke oplossingsrichtingen pensioen in eigen

Nadere informatie

Directie Directe Belastingen. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 16 november 2007 DB M

Directie Directe Belastingen. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 16 november 2007 DB M Directie Directe Belastingen De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Datum Uw brief (Kenmerk) Ons kenmerk 16 november 2007 DB 2007-00589 M Onderwerp Vrijwillige

Nadere informatie

Pensioen in Eigen Beheer Acties?

Pensioen in Eigen Beheer Acties? 16 mei 2017 Pensioen in Eigen Beheer Acties? Vanaf 1 juli 2017 is het niet langer mogelijk voor directeuren-grootaandeelhouders (dga s) om een pensioen op te bouwen in de eigen BV, ofwel Pensioen in Eigen

Nadere informatie

Pensioenkeuzestress voor de DGA

Pensioenkeuzestress voor de DGA Artikel P.P.M. Lavrijssen RB FFP 1 Pensioenkeuzestress voor de DGA Directeuren-grootaandeelhouders moeten kiezen wat ze gaan doen met hun in eigen beheer opgebouwd pensioen 10 Door de Wet Uitfasering pensioen

Nadere informatie

Knelpunt pensioen in eigen beheer: waardering pensioenverplichting

Knelpunt pensioen in eigen beheer: waardering pensioenverplichting Voorstel voor een eenvoudiger pensioen in eigen beheer Inleiding Het Register Belastingadviseurs (hierna: het RB) heeft met belangstelling kennisgenomen van de brief van de staatssecretaris van Financiën

Nadere informatie

informatiebrief over uitfaseren pensioen in eigen beheer

informatiebrief over uitfaseren pensioen in eigen beheer Rondweg 103 5406 NK Uden 0486 820 203 info@boekzo.nl www.boekzo.nl beconnummer 580.788 bank NL52RABO 0156 9798 45 BTW NL8221.75.307.B01 Kenmerk Behandeld door Datum Uitfaseren PEB mr. Paul L.J. Nielen

Nadere informatie

Korte Grafte 9 7321 ZD Apeldoorn T 055-7851377. Lichtenauerlaan 102-120 3062 ME Rotterdam T 010-7982435

Korte Grafte 9 7321 ZD Apeldoorn T 055-7851377. Lichtenauerlaan 102-120 3062 ME Rotterdam T 010-7982435 Korte Grafte 9 7321 ZD Apeldoorn T 055-7851377 Lichtenauerlaan 102-120 3062 ME Rotterdam T 010-7982435 F 084-8671670 E info@hertgerspensioenadvies.nl I www.hertgerspensioenadvies.nl Oplossingsrichtingen

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2018 2019 35 028 Invoering van een bronbelasting en afschaffing van de dividendbelasting alsmede wijziging van enige wetten in verband met enkele maatregelen

Nadere informatie

EXTRA NIEUWSBRIEF APRIL 2017

EXTRA NIEUWSBRIEF APRIL 2017 EXTRA NIEUWSBRIEF APRIL 2017 Voor u ligt een extra nieuwsbrief welke geheel gewijd is aan de nieuwe pensioenregels voor DGA S in ondernemingen. Een nieuwe regel welke grote vormen gaat aannemen voor aandeelhouders

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 555 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten tot uitfasering van het pensioen in eigen beheer en het treffen van enkele fiscale

Nadere informatie

Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 4 april 2018) Inleiding

Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 4 april 2018) Inleiding Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 4 april 2018) Inleiding Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in werking

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 31 066 Belastingdienst Nr. 423 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 24 augustus 2018 De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal

Nadere informatie

Afschaffing pensioen in eigen beheer

Afschaffing pensioen in eigen beheer FAMILY OWNED BUSINESS & PRIVATE WEALTH MAART 2017 Afschaffing pensioen in eigen beheer De drie keuzes van de DGA Afschaffing pensioen in eigen beheer 3 Voorwoord De jarenlange onzekerheid over het pensioen

Nadere informatie

Uitfasering pensioen in eigen beheer. Bertine van Hoorn & Manuel Hayes

Uitfasering pensioen in eigen beheer. Bertine van Hoorn & Manuel Hayes Bertine van Hoorn & Manuel Hayes 28 maart 2017 Agenda Wat is Pensioen in eigen beheer? Waar ging het fout? Hoofdlijnen wet - afkoop - omzetting oudedagsverplichting - niets doen - tijdspad Wat te doen?

Nadere informatie

Pensioenkeuzestress voor DGA s Wie, wat wanneer

Pensioenkeuzestress voor DGA s Wie, wat wanneer Pensioenkeuzestress voor 200.000 DGA s Wie, wat wanneer 1 november 2016 Paul Lavrijssen RB FFP Adviseur Aegon Adfis Specialist DGA 1 Welkom bij Aegon Adfis Academy Uw kennispartner voor fiscale en juridische

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 555 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten tot uitfasering van het pensioen in eigen beheer en het treffen van enkele fiscale

Nadere informatie

Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen. Besluit van 23 september 2014, nr. BLKB2014/1702M

Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen. Besluit van 23 september 2014, nr. BLKB2014/1702M Loonheffingen. Pensioenen en stamrechten; tegemoetkomingen voor partneren wezenpensioenen, conversie van opgebouwde pensioenaanspraken, premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en opnemen van stamrechten

Nadere informatie

Datum 31 januari Betreft Nota van wijziging Wet verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW (33046)

Datum 31 januari Betreft Nota van wijziging Wet verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW (33046) > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 13 oktober 2017)

Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 13 oktober 2017) Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 13 oktober 2017) Inleiding Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in

Nadere informatie

Reactie RB op Kamerbrief over oplossingsrichtingen pensioen in eigen beheer

Reactie RB op Kamerbrief over oplossingsrichtingen pensioen in eigen beheer Reactie RB op Kamerbrief over oplossingsrichtingen pensioen in eigen beheer 1. Inleiding Het Register Belastingadviseurs (hierna: RB) heeft met belangstelling kennisgenomen van de brief van de staatssecretaris

Nadere informatie

3.4. Verplichtstelling en maximale hoogte van het pensioen

3.4. Verplichtstelling en maximale hoogte van het pensioen Bij een eindloonregeling bouwt u veel meer pensioen op als u gedurende uw werkzame leven behoorlijk carrière maakt (lees salarisstijgingen ontvangt). Want u ontvangt het pensioen over uw laatste en dus

Nadere informatie

DGA-pensioen afgeschaft Opgepast! De fiscus geeft korting

DGA-pensioen afgeschaft Opgepast! De fiscus geeft korting UW ONDERNEMING, ONZE ERVARING DGA-pensioen afgeschaft Opgepast! De fiscus geeft korting mr. Anthony van Venrooij Pensioen in eigen beheer (PEB) 2 Presentatie in twee delen: Deel 1 Historie pensioen in

Nadere informatie

Beëindiging Pensioen in Eigen Beheer. Wat nu?

Beëindiging Pensioen in Eigen Beheer. Wat nu? Beëindiging Pensioen in Eigen Beheer. Wat nu? Ondernemerszaken! Pensioen in Eigen Beheer afgeschaft. En nu? Inleiding Er zijn belangrijke wijzigingen voor DGA s die pensioen in eigen beheer hebben opgebouwd.

Nadere informatie

1 Inleiding Het begrip directeur-grootaandeelhouder 15

1 Inleiding Het begrip directeur-grootaandeelhouder 15 Inhoud Voorwoord 9 1 Inleiding 11 2 Het begrip directeur-grootaandeelhouder 15 3 Het verschil in pensioenopbouw tussen werknemer en directeur-grootaandeelhouder 19 3.1 Inleiding 19 3.2 Geschiedenis 20

Nadere informatie

Pensioen Periodiek. Accidit in puncto quod non speratur in anno In een ogenblik kan gebeuren wat men in een heel jaar niet verwacht

Pensioen Periodiek. Accidit in puncto quod non speratur in anno In een ogenblik kan gebeuren wat men in een heel jaar niet verwacht Pensioen Periodiek Accidit in puncto quod non speratur in anno In een ogenblik kan gebeuren wat men in een heel jaar niet verwacht En toen was het stil wat betreft het Wetsvoorstel Uitfasering Pensioen

Nadere informatie

Pensioen in eigen beheer. 11 april 2017

Pensioen in eigen beheer. 11 april 2017 Pensioen in eigen beheer 11 april 2017 Pensioen in eigen beheer (PEB) 2 Uitfasering PEB: een complexe aangelegenheid Afkoop Compensatie Bevriezen Schenking Huwelijks Vermogen Erfrecht Zorgplicht Omzetting

Nadere informatie

Webinar DGA Pensioen

Webinar DGA Pensioen Webinar DGA Pensioen Inhoudsopgave. 1. Wetgeving en gevolgen voor DGA. 2. Wat doet Zwitserleven met bestaande portefeuille? 3. Zwitserleven Pensioen Individueel. Kenmerken Voordelen Wetgeving en gevolgen

Nadere informatie

Pensioen NieuwsBericht

Pensioen NieuwsBericht OBR of OSE vervangt pensioen in eigen beheer. Op 1 juli stuurde Staatssecretaris Wiebes zijn oplossingsrichtingen voor pensioen in eigen beheer aan de Tweede Kamer. Volgens Wiebes kan pensioen in eigen

Nadere informatie

Inhoud. V&A Afkoop i.c.m. stamrecht RB Studiekring Gelderland Wet uitfasering pensioen in eigen beheer september 2017

Inhoud. V&A Afkoop i.c.m. stamrecht RB Studiekring Gelderland Wet uitfasering pensioen in eigen beheer september 2017 RB Studiekring Gelderland Wet uitfasering pensioen in eigen beheer september 2017 Mr. Peter A. ter Beest MPLA info@pensioenpodium.nl Inhoud Wet Uitfasering pensioen in eigen beheer Inleiding V&A s belastingdienst

Nadere informatie

Het wetsvoorstel is op 3 juli 2014 aangenomen door de Tweede Kamer. ChristenUnie, SGP, VVD, Van Vliet, D66, GroenLinks en PvdA stemden voor.

Het wetsvoorstel is op 3 juli 2014 aangenomen door de Tweede Kamer. ChristenUnie, SGP, VVD, Van Vliet, D66, GroenLinks en PvdA stemden voor. Overzicht van stemmingen in de Tweede Kamer afdeling Inhoudelijke Ondersteuning aan De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) datum 3 juli 2014 Betreffende wetsvoorstel:

Nadere informatie

Afschaffing pensioen in eigen beheer

Afschaffing pensioen in eigen beheer FAMILY OWNED BUSINESS & PRIVATE WEALTH MAART 2017 Afschaffing pensioen in eigen beheer Belangrijke informatie voor de (ex-)partner van de DGA Afschaffing pensioen in eigen beheer 3 Voorwoord De jarenlange

Nadere informatie

Overzicht van voor- en nadelen van pensioenopbouw in eigen beheer

Overzicht van voor- en nadelen van pensioenopbouw in eigen beheer Pagina 1/6 Overzicht van voor- en nadelen van pensioenopbouw in eigen beheer Momenteel bouwt u pensioen op bij uw eigen vennootschap. Dit betekent dat de vennootschap recht heeft op premieaftrek voor uw

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2012 2013 33 290 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet werk en bijstand, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband

Nadere informatie

H. Het in artikel 8.11, tweede lid, onderdeel b, laatstgenoemde bedrag wordt verhoogd

H. Het in artikel 8.11, tweede lid, onderdeel b, laatstgenoemde bedrag wordt verhoogd met 42. H. Het in artikel 8.11, tweede lid, onderdeel b, laatstgenoemde bedrag wordt verhoogd I. In artikel 10.1 wordt 6.20, 6.29, 8.10 vervangen door: 6.20, 6.28, 8.10. Artikel II 1. Voor een opleiding

Nadere informatie

WIJZIGINGEN PENSIOEN IN EIGEN BEHEER DGA NOVEMBER 2016

WIJZIGINGEN PENSIOEN IN EIGEN BEHEER DGA NOVEMBER 2016 WIJZIGINGEN PENSIOEN IN EIGEN BEHEER DGA NOVEMBER 2016 1 INHOUD Inleiding Huidige situatie pensioen in eigen beheer (PEB) De dividendklem Nieuwe situatie: Wat zijn de wijzigingen? Optie 1 Niets doen Optie

Nadere informatie

Aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting. Een overzicht David Bakker, 19 november 2018

Aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting. Een overzicht David Bakker, 19 november 2018 Aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting. Een overzicht David Bakker, 19 november 2018 De aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting (ODV) was ooit bedoeld als een eenvoudige overgangsmaatregel om

Nadere informatie

Eigen beheer vanaf 2017

Eigen beheer vanaf 2017 Eigen beheer vanaf 2017 Drs. M.J.W. (Maarten) Foppen RA Mr. O.M. (Olga) Huig Pagina: 1 Even voorstellen Onze gecertificeerde pensioenadviseurs drs. M.J.W. (Maarten) Foppen RA mr. O.M. (Olga) Huig - Pensioenadvisering

Nadere informatie

2016D30138 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

2016D30138 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG 2016D30138 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG De vaste commissie voor Financiën heeft op 13 juli 2016 een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over zijn

Nadere informatie

Nieuwsbericht 13 februari 2017

Nieuwsbericht 13 februari 2017 Nieuwsbericht 13 februari 2017 Pensioenwetsvoorstellen 2017 en stand van zaken herziening pensioenstelsel UPDATE Pensioenwetgeving is vrijwel continue aan verandering onderhevig. In dit nieuwsbericht gaan

Nadere informatie

Notitie inzake uitfasering pensioen in eigen beheer per

Notitie inzake uitfasering pensioen in eigen beheer per Notitie inzake uitfasering pensioen in eigen beheer per 1-4-2017 Inleiding Het oorspronkelijke wetsvoorstel uitfasering pensioen in eigen beheer is in het najaar van 2016 aangenomen door de Tweede Kamer.

Nadere informatie

Kenmerk Behandelaar Doorkiesnummer Datum PN mr. Paul L.J. Nielen informatiebrief over uitfaseren pensioen in eigen beheer

Kenmerk Behandelaar Doorkiesnummer Datum PN mr. Paul L.J. Nielen informatiebrief over uitfaseren pensioen in eigen beheer Pensioen B.V. T.a.v. de de directie Rondweg 103 5406 NK Uden Rondweg 103 5406 NK Uden Postbus 379 T +31 (0) 486 416299 IBAN NL27 RABO 0128326107 KvK Brabant: 17177356 BTW: NL 8180.13.552.B01 Beconnummer:

Nadere informatie

Dit besluit is vervangen door het besluit van 23 juni 2014, nr. BLKB2014/0351M. Het ingetrokken besluit is hierna opgenomen.

Dit besluit is vervangen door het besluit van 23 juni 2014, nr. BLKB2014/0351M. Het ingetrokken besluit is hierna opgenomen. Dit besluit is vervangen door het besluit van 23 juni 2014, nr. BLKB2014/0351M. Het ingetrokken besluit is hierna opgenomen. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2017 117 Besluit van 16 maart 2017 tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten ter uitwerking van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 819 Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 tot het geleidelijk uitfaseren van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld Nr. 3

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 272 Wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (aanpassing regime ter zake van de afkoop van verplichtingen tot alimentatie of tot verrekening

Nadere informatie

GEBRUIKERSGIDS WETSVOORSTEL UITFASERING PENSIOEN IN EIGEN BEHEER

GEBRUIKERSGIDS WETSVOORSTEL UITFASERING PENSIOEN IN EIGEN BEHEER GEBRUIKERSGIDS WETSVOORSTEL UITFASERING PENSIOEN IN EIGEN BEHEER De besluitvorming rondom het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen is uitgesteld.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 29 544 Arbeidsmarktbeleid Nr. 449 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 5 februari 2013 De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 33 863 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en enkele andere wetten in verband met het van toepassing worden

Nadere informatie

Pensioenreglement. van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van:

Pensioenreglement. van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van: van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van: de stichting Beambtenfonds voor het mijnbedrijf. 45283 Inhoudsopgave Algemene Bepalingen Artikel 1.

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 34 674 Wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten vanwege een aantal wijzigingen van pensioenwetgeving (Verzamelwet pensioenen 2017) J

Nadere informatie

Ontstaan van de problematiek

Ontstaan van de problematiek Ontstaan van de problematiek Verschil fiscale waardering en werkelijke waarde pensioenverplichting WEV Leeftijdscorrecties Direct ingaand risico vooroverlijden Indexatieverplichting Geen indexatieverplichting

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2018 2019 35 026 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2019) A BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter

Nadere informatie