rechtsbescherming Marina den Houdijker is per 1 september 2006 als promovenda verbonden aan de afdeling Staats- en bestuursrecht van de

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "rechtsbescherming Marina den Houdijker is per 1 september 2006 als promovenda verbonden aan de afdeling Staats- en bestuursrecht van de"

Transcriptie

1 mr migrantenrecht Punitief karakter ongewenstverklaring, -signalering en rechtsbescherming MR. F.M.J. DEN HOUDIJKER Universiteit Leiden. Marina den Houdijker is per 1 september 2006 als promovenda verbonden aan de afdeling Staats- en bestuursrecht van de De maatregelen ongewenstverklaring en signalering moeten (afhankelijk van de variant) worden beschouwd als punitief van aard en behoren gepaard te gaan met een daarmee samengaand niveau van rechtsbescherming. 1 Inleiding Zomaar wat cijfers: in het jaar 2005 werden personen tot ongewenst vreemdeling verklaard en personen als ongewenst vreemdeling gesignaleerd. 1 Het aanzienlijke aantal van meer dan personen dat met één van beide vreemdelingenrechtelijke maatregelen werd geconfronteerd, valt echter in het niet bij het aantal mensen dat in 2005 op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) een boete kreeg opgelegd: maar liefst boetes werden er uitgeschreven. 2 Naar de huidige stand van het recht geniet diegene die een bestuurlijke boete - bijvoorbeeld op grond van de Wahv - krijgt opgelegd, meer rechtsbescherming dan de vreemdeling die ongewenst wordt verklaard. Ook de ongewenst gesignaleerde moet het tegen de verkeersovertreder afleggen. Dit verschil in rechtsbeschermingsniveau is niet gelegen in de kwantitatieve overmacht van laatstgenoemde, maar is een gevolg van het feit dat (het opleggen van) de bestuurlijke boete volgens vaste jurisprudentie van zowel de diverse nationale bestuursrechters, als het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM of Hof) als punitieve sanctie, c.q. criminal charge wordt aangemerkt en de ongewenstverklaring en ongewenstsignalering beide niet. En punitieve sancties genieten nu eenmaal meer rechtsbescherming dan nietpunitieve Ten aanzien van een aantal varianten van de ongewenstverklaring en -signalering kan men zich echter afvragen of de stelling juist is dat de kwalificatie punitief en het bijbehorende niveau van rechtsbescherming eraan kan worden onthouden. In deze bijdrage zal worden betoogd dat niet alle vormen van de ongewenstverklaring en de ongewenstsignalering als niet-punitief kunnen worden aangemerkt. Hiertoe zullen eerst de criteria worden beschreven die mijns inziens relevant zijn bij de invulling van het begrip punitief. Na de bespreking van de problemen die zich voordoen bij de toetsing van de ongewenstverklaring en -signalering aan de aldus geformuleerde criteria, volgen enkele globale 3 conclusies omtrent het karakter van beide vreemdelingenrechtelijke maatregelen. Afgesloten zal worden met een korte uiteenzetting van de gevolgen van de kwalificatie punitief voor het te bieden niveau van rechtsbescherming - daar is het uiteindelijk immers om te doen. 2 De bestuurlijke punitieve sanctie - de invulling van het begrip punitief Onder een sanctie verstaat men gewoonlijk een van overheidswege gehanteerd machtsmiddel om de naleving van rechtsnormen af te dwingen. 4 De toevoeging van de term bestuurlijk betekent daarbij niets meer en niets minder dan dat de sanctie door een bestuursorgaan wordt opgelegd. 5 Dit om het onderscheid tussen de bestuurlijke en de strafrechtelijke sanctie aan te geven. Voor het opleggen van laatstgenoemde sanctie is de strafrechter verantwoordelijk. 6 De toevoeging bestuurlijk betekent dus zeker niet dat een bestuurlijke sanctie niet bestraffend van aard kan zijn. Het bestaan van de bestraffende, ofwel punitieve bestuurlijke sanctie is inmiddels gemeengoed geworden. 7 Het begrip punitief is hierbij in beginsel - ik kom op dit voorbehoud nog terug - een nationaalrechtelijk begrip. Het maakt deel uit van het begrippenpaar punitief-reparatoir. Wanneer men een blik werpt op de nationale jurisprudentie met betrekking tot de term punitief 8 wordt als belangrijkste kenmerk van een punitieve sanctie genoemd het gericht zijn op leedtoevoeging. Indien met een sanctie wordt beoogd een persoon te bestraffen kan de betreffende sanctie als punitief worden aangemerkt. 9 Een element dat daarbij niet meespeelt, is hoe de sanctie door de overtreder in kwestie ervaren wordt. Is sprake van een dwingend voorgeschreven sanctiesysteem dan is het oogmerk van de wetgever van belang; is daarentegen sprake van een discretionaire bevoegdheid van het bestuursorgaan dat een sanctie oplegt dan is het oogmerk van dat bestuursorgaan doorslaggevend. Ten aanzien van een aantal bestuurlijke sancties kan men vervolgens stellen dat het oogmerk in de loop der tijd in de rechtspraak is geobjectiveerd. Dit wil zeggen dat het beoogde doel van de sanctie op voorhand vaststaat, zodat het subjectieve doel van de opleggende instantie er niet toe doet. 10 Aan de hand van de vraag of een sanctie leedtoevoeging tot doel heeft (dit wordt ook wel het oogmerk-criterium genoemd, welk oogmerk heeft de bestraffende instantie met het opleggen van de maatregel) wordt de bestuurlijke boete steevast als punitief aangemerkt en de last onder dwangsom en last onder bestuursdwang

2 240 migrantenrecht steeds als reparatoir. Reparatoire sancties zijn daarbij te omschrijven als sancties die worden opgelegd om een met het recht strijdige situatie op te heffen, de gevolgen van een overtreding ongedaan te maken, of herhaling van een overtreding te voorkomen. 11 De begrippen punitief en reparatoir vormen daarbij niet elkaars spiegelbeeld. Het is niet zo dat wanneer een sanctie als punitief is gekwalificeerd deze niet tevens reparatoire elementen in zich kan dragen en andersom. Met name bij de intrekking van vergunningen of begunstigende beschikkingen is het zeer afhankelijk van de omstandigheden van het geval of de sanctie tot intrekking als punitief of reparatoir dient te worden aangemerkt. 12 Het gemaakte voorbehoud bij het nationaalrechtelijke karakter van de term punitief is ingegeven door de mijns inziens belangrijke Europeesrechtelijke invloed op het ontstaan en de inhoud van de term. De gedachten over de punitieve bestuurlijke sanctie zijn in een stroomversnelling geraakt na de jurisprudentie van het EHRM waarin het opleggen van bestuurlijke sancties als criminal charge in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) werd aangemerkt - met reeds de Engel-uitspraak uit 1976 en Öztürk-uitspraak uit 1984 als startpunten. 13 Het opleggen van een punitieve bestuurlijke sanctie wordt als gevolg hiervan reeds lange tijd aangemerkt als criminal charge in de zin van artikel 6 EVRM. Toch heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS of Afdeling) pas in een uitspraak van 2 november 2005 voor de eerste maal voor de invulling van het begrip punitief gekeken naar de criminal charge-criteria van het EHRM en uitdrukkelijk overwogen dat van een punitieve sanctie sprake is als de sanctie de toetsing aan deze criteria kan doorstaan. 14 In de bestuursrechtelijke literatuur is men over het algemeen niet bereid (ook niet na de uitspraak van 2 november 2005) de begrippen als synoniem op te vatten. 15 Het argument daarvoor - de casuïstische jurisprudentie van het EHRM - kan mij echter niet overtuigen om van een gelijkstelling van de begrippen punitief en criminal af te zien. Dit betekent dat men naar mijn mening op basis van de nu te bespreken criminal charge-criteria onderzoek kan doen naar het mogelijk punitieve (of criminal) karakter van een sanctie. Het Straatsburgse hof hanteert een drietal criteria om vast te stellen of het opleggen van een sanctie een criminal charge in de zin van artikel 6 EVRM vormt. De criteria betreffen de kwalificatie van de overtreding naar nationaal recht, de aard van de overtreding en de aard en de zwaarte van de opgelegde sanctie. 16 Ten aanzien van het eerste criterium vormt regeling in het bestuursrecht in plaats van het strafrecht slechts een eerste indicatie tegen het aannemen van een criminal charge. Zou aan dit criterium meer gewicht worden toegekend dan zouden nationale staten immers zelf sancties kunnen uitsluiten van de bescherming van artikel 6 EVRM. 17 Een combinatie van elementen van het tweede en derde criterium vormt het zwaartepunt voor de beslissing van het Hof of sprake is van een criminal charge. Een sanctie wordt aangemerkt als criminal als de norm niet tuchtrechtelijk of disciplinair van aard is, maar zich tot alle burgers (in een bepaalde hoedanigheid) richt (het normadressaat-criterium) en de sanctie als deterrent and punitive kan worden aangemerkt (het sanctiedoel-criterium). De zwaarte van de sanctie (het sanctiezwaarte-criterium) lijkt een niet geheel zelfstandige rol te spelen. Kan een bestuurlijke sanctie niet op basis van de eerste twee criteria als criminal worden aangemerkt, dan kan een sanctie op basis van het criterium van de sanctiezwaarte alsnog als criminal worden aangemerkt, maar dit lijkt te zijn voorbehouden aan vrijheidsbenemende sancties en aan geldelijke bestuurlijke sancties die kunnen worden omgezet in een vrijheidsbenemende sanctie. Toegegeven zij, dat ook de criminal chargecriteria van het EHRM om interpretatie en toepassing vragen en ook in die zin zeker geen tovermiddel zijn bij het vaststellen van het karakter van een bestuurlijke sanctie. Ze bieden naar mijn mening echter meer houvast dan het nationaalrechtelijke oogmerkcriterium, met name omdat ze ruimte laten voor het meewegen van de zwaarte van (vrijheidsberovende of vrijheidsbeperkende) Tot zover de criteria die in deze bijdrage worden gehanteerd ter invulling van het begrip punitief. Nu over naar de vraag waarom het zo lastig is om deze criteria toe te passen op de ongewenstverklaring en de ongewenstsignalering. 3 Problemen bij het gebruik van de criminal charge-criteria De problemen bij het gebruik van de criminal charge-criteria ten aanzien van de ongewenstverklaring en ongewenstsignalering zijn onder te verdelen in enerzijds theoretische en anderzijds praktische moeilijkheden. Eerst de theorie. Een eerste theoretisch probleem rondom het onderzoek naar het punitieve karakter van met name de ongewenstverklaring zou gelegen kunnen zijn in een uitspraak van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State uit waarin dit rechtscollege, zonder er al te veel woorden aan vuil te maken, stelt dat de ongewenstverklaring geen punitief karakter kan worden toegedicht. Verwordt deze bijdrage daarmee niet tot het vragen naar de bekende weg? Ik meen van niet. De uitspraak van de Afdeling Rechtspraak is zeer summier gemotiveerd, vormt de voortzetting van een opvatting van de Kroon uit 1977 en - belangrijker nog - ná de uitspraak heeft de bestuurlijke punitieve sanctie zich in sneltreinvaart verder ontwikkeld. Hoog tijd om de opvatting van de Afdeling Rechtspraak (en de huidige Afdeling) eens aan een kritische blik te onderwerpen. De door mij bepleite gelijkschakeling van de begrippen punitief en criminal charge ex artikel 6 EVRM creëert echter een tweede theoretische barrière. In een bijdrage als deze, met een vreemdelingenrechtelijk oogmerk zal een weerwoord moeten worden geboden aan de Maaouia-uitspraak van het EHRM. 19 Het Hof heeft in deze zaak immers in vrij algemene bewoordingen uitgemaakt dat artikel 6 EVRM niet van toepassing is op zaken betreffende de binnenkomst, het verblijf en de uitzetting van vreemdelingen. Om twee redenen meen ik dat de zaak Maaouia er niet aan in de weg staat om vreemdelingenrechtelijke maatregelen als de ongewenstverklaring en -signalering aan de hand van de criminal charge-criteria op hun punitieve merites te beoordelen. Ten eerste kan men twijfels hebben over de juridische houdbaarheid van de door het Hof gehanteerde argumentatie, welke mijns inziens onvoldoende draagkracht biedt voor de algemene conclusie van het Hof. Het Hof baseert zich voor die conclusie op het veel later dan artikel 6 EVRM totstandgekomen Zevende Protocol met betrekking tot de uitzetting van vreemdelingen, welk protocol bovendien lang niet zo n fundamentele en belangrijke rol inneemt in de jurisprudentie van het EHRM als artikel 6 EVRM zelf. Ten tweede is het van belang in gedachte te houden dat het de Nederlandse rechter vrijstaat verdergaande bescherming te bieden dan het Straatsburgse hof op basis van het EVRM doet. Artikel 53 EVRM stelt uitdrukkelijk dat de bepalingen van het verdrag niet mogen worden uitgelegd als beperkingen op nationale vrijheidsrechten. Hierdoor staat het de nationale rechter vrij een verdergaande (rechts)bescherming ten aanzien van bijvoorbeeld de hier besproken ongewenstverklaring en ongewenstsignalering te bieden dan de (rechts)bescherming die het EHRM op basis van het EVRM terzake toekent. Dit mag de nationale rechter ook aan de hand van de criminal charge-criteria doen, net zo goed als de rechter dit aan de hand van een ander, nationaalrechtelijk criterium mag doen. Wanneer de theoretische barrières zijn geslecht, doen zich praktische problemen voor bij de toetsing van de ongewenstverkla-

3 migrantenrecht ring en ongewenstsignalering aan de criminal charge-criteria. Om u deelgenoot te kunnen maken van deze moeilijkheden is het noodzakelijk kort aandacht te besteden aan de maatregelen zelf. De ongewenstverklaring van vreemdelingen, zoals neergelegd in artikel 67 Vw 2000, is het best te karakteriseren als een moderne vorm van verbanning. Iemand die ongewenst wordt verklaard dient Nederland te verlaten en mag Nederland op geen enkele wijze meer betreden. Verblijf in Nederland wordt zelfs strafbaar gesteld (artikel 197 Wetboek van Strafrecht). De ongewenstsignalering, zoals neergelegd in Vc 2000 A3/9, houdt in dat een vreemdeling - om uiteenlopende redenen - in zogeheten opsporingsregisters als ongewenst wordt gesignaleerd. Op basis van de informatie in dergelijke registers kunnen als ongewenst gesignaleerde vreemdelingen aan de Nederlandse grens worden tegengehouden. De ongewenstsignalering heeft hiermee feitelijk dezelfde consequentie als de ongewenstverklaring: de ongewenst gesignaleerde vreemdeling kan niet rechtmatig in Nederland verblijven (zie Vc 2000 A3/9.2.2; vgl. artikel 67, lid 3 Vw 2000 voor de ongewenstverklaarde vreemdeling). De benaming van de maatregelen doet vermoeden dat het hier om twee sancties gaat, maar achter de twee namen gaat een groot aantal variërende sancties schuil. Er bestaan maar liefst vijf vormen van de ongewenstverklaring en negen vormen van de ongewenstsignalering. 20 De redenen voor het opleggen van de verschillende varianten van de maatregelen kunnen daarbij in grofweg drie categorieën worden onderverdeeld: de aard van reeds gepleegde of naar verwachting in de toekomst te plegen vergrijpen, de aard van het verblijf en de internationale betrekkingen. Alleen al vanwege de grote variëteit aan vormen van de ongewenstverklaring en - signalering is het moeilijk algemene conclusies te trekken over het karakter van beide maatregelen. Steeds zal per afzonderlijke variant bekeken moeten worden wat de toets aan de criminal charge-criteria oplevert. Bij de toetsing van de ongewenstverklaring en ongewenstsignalering aan de punitief- c.q. criminal charge-criteria zal bovendien duidelijk worden dat in het bijzonder de vreemdelingenrechtelijke oorsprong van de maatregelen voor extra moeilijkheden zorgt. Hierop zal in de hiernavolgende vierde paragraaf verder worden ingegaan. 4 De daadwerkelijke toetsing aan de criteria en een (korte) conclusie Het toetsen van de afzonderlijke verschijningsvormen van de ongewenstverklaring en ongewenstsignalering aan de criminal charge-criteria is geen eenvoudige opgave. Zo leent ten eerste het normadressaat-criterium zich moeilijk voor toepassing in een vreemdelingenrechtelijke context. Dit criterium wordt door het Hof gebruikt om tuchtrechtelijke sancties te onderscheiden van strafrechtelijke De gedachte daarbij is dat tuchtrechtelijke sancties zich slechts tot een specifieke groep burgers richten, terwijl strafrechtelijke sancties zich in beginsel tot alle burgers richten. Vreemdelingenrechtelijke sancties dragen naar hun aard echter onvermijdelijk een beperking in zich. Zij richten zicht slechts tot (bepaalde groepen) vreemdelingen. Vormt dit reden om aan te nemen dat hier sprake is van tuchtrechtelijke of disciplinaire sancties? Dat hoeft niet. Ook strafrechtelijke normen richten zich immers niet altijd tot daadwerkelijk iedere burger, maar zien soms ook op een algemene groep burgers in een bepaalde hoedanigheid. Wanneer men de vreemdelingenrechtelijke sancties op deze wijze benadert, hoeven zij niet meteen op één lijn gesteld te worden met tuchtrechtelijke of disciplinaire Het tweede criterium, dat lastiger is toe te passen in een vreemdelingenrechtelijke context, is het sanctiedoel-criterium. Dit is ook bij niet vreemdelingenrechtelijke maatregelen al een lastig hanteerbaar criterium, hoe bepaalt men nu het doel van een sanctie, vanuit wiens gezichtspunt dient de sanctie te worden bezien en kan men nu echt volledig objectief het doel van een sanctie bepalen? Complicerende factoren bij het toepassen van het sanctiedoel-criterium op vreemdelingenrechtelijke maatregelen vormen de begrippen openbare orde en nationale veiligheid. Ten aanzien van de maatregelen van de ongewenstverklaring en -signalering is in verband daarmee met name het preventief (kunnen) hanteren van deze maatregelen problematisch. Draagt het uitzetten en ongewenst verklaren of -signaleren van een vreemdeling vanwege te verwachten verstoringen van de openbare orde of de nationale veiligheid nu geen enkel bestraffend element in zich, ook niet als de uitzetting en ongewenstverklaring, dan wel signalering mede is gebaseerd op reeds in het verleden gepleegde strafbare feiten? Aanhakend bij het definiëren van de intrekking van begunstigende beschikkingen kan worden opgemerkt dat het algemeen geaccepteerd is dat dergelijke sancties zowel reparatoire, als punitieve elementen in zich kunnen dragen. Het hangt van de omstandigheden van het geval af of de punitieve, dan wel reparatoire eigenschappen de doorslag geven. Een dergelijke redenering zou ook ten aanzien van de ongewenstverklaring en -signalering gevolgd kunnen worden. Bij de toepassing van het sanctiezwaarte-criterium tot slot doen zich geen knelpunten voor. Dit criterium leent zich dan ook het meest voor toetsing van de ongewenstverklaring en ongewenstsignalering. Ook omdat het mij mogelijk lijkt - zonder meteen al te subjectief te werk te gaan - een onderverdeling te maken tussen de zwaarte van verschillende sancties in het algemeen. Aan het vrijheidsbeperkende aspect van alle vormen van ongewenstverklaring en de ongewenstsignalering dient men, naar mijn mening althans, ook afgezien van de moeilijkheden omtrent de toepassing van de overige criteria, groot gewicht toe te kennen. Toch hoeft de kwalificatie van (een aantal varianten van) de ongewenstverklaring en de ongewenstsignalering niet grotendeels/ alleen aan de hand van het sanctiezwaartecriterium te geschieden. Bij de maatregel tot ongewenstverklaring, in het bijzonder ten aanzien van de variant onder artikel 67, lid 1 sub b en (deels) sub c (Vw 2000), speelt een voorafgaande strafrechtelijke veroordeling een grote rol. Hetzelfde geldt voor in ieder geval een drietal varianten van de ongewenstsignalering. 21 In dat kader kan worden gewezen op de zogeheten rijbewijsjurisprudentie van het EHRM: de Escoubetuitspraak 22, alsmede de ontvankelijkheidsbeslissing inzake Nilsson t. Zweden 23. In eerstgenoemde uitspraak was sprake van een directe intrekking van een rijbewijs voor vijftien dagen ter bescherming van de overige weggebruikers tegen de heer Escoubet die al rijdend onder invloed een ongeval had veroorzaakt. Gelet op het preventieve karakter van de intrekking, alsmede de korte duur en het feit dat de intrekking de heer Escoubet geen significant prejudice berokkende, kwam het Straatsburgse hof tot de conclusie dat de intrekking niet criminal van aard was. De intrekking van het rijbewijs van de heer Nilsson daarentegen volgde niet direct op zijn rijden onder invloed, maar bijna een jaar later. Uit het grote tijdsverloop tussen het moment van de overtreding en de intrekking én het gegeven dat de intrekking een rechtstreeks en voorzienbaar gevolg was van een twee maanden eerder uitgesproken strafrechtelijke veroordeling oordeelde het EHRM dat in casu wel degelijk sprake was van een criminal charge. Daarbij is het opvallend dat het Hof vervolgens nog opmerking plaatste dat de zwaarte van de maatregel - het betrof een intrekking voor de duur van achttien maanden - op zichzelf zo significant was dat daarmee, ook los van de context van de strafrechtelijke veroordeling, op zichzelf reeds sprake was van een als criminal te kwalificeren sanctie. Eén zwaluw maakt nog geen zomer, maar er lijkt met de ontvankelijkheidsbeslissing Nilsson t. Zweden toch wat meer ruimte dan voorheen te ontstaan voor wat betreft het meewegen van de zwaarte van de sanctie bij het bepalen van het karakter daarvan. 24 Een combinatie van voornoemde ontvankelijkheidsbeslissing met de

4 242 migrantenrecht Escoubet-uitspraak leert bovendien dat (te)veel tijdsverloop tussen het delict en een bestuurlijke bestraffing, welke bestraffing bovendien een rechtstreeks en voorzienbaar gevolg is van een eerdere strafrechtelijke veroordeling, wel degelijk kan leiden tot een criminal karakter van de bestuurlijke bestraffing. Gelet op het voorgaande hebben de ongewenstverklaringen ingevolge artikel 67, lid 1, sub b en c naar mijn mening wel degelijk een punitief karakter. Van doorslaggevend belang hierbij is het onlosmakelijke verband tussen de ongewenstverklaring en de daaraan voorafgaande strafrechtelijke veroordeling, alsmede de grote beperking die de sancties vormen op de individuele vrijheid van de migrant in kwestie. Dit vrijheidsbeperkende aspect speelt een belangrijke rol bij het open houden van de mogelijkheid dat de ongewenstverklaring op grond van artikel 67, lid 1, sub d en e Vw 2000 eveneens een punitief karakter hebben. De maatregel onder artikel 67, lid 1, sub a Vw 2000 heeft mijns inziens als enige op voorhand een overwegend reparatoir karakter. Het doel van het opleggen van de maatregel is gelegen in het nastreven of veiligstellen van een ordelijk verloop van de vreemdelingenrechtelijke procedure. De bovengrens van de termijn waarvoor de ongewenstverklaring in dit geval kan worden opgelegd, één jaar (zie artikel 6.6 lid 1, sub c Vb 2000), doet mijns inziens geen afbreuk aan het reparatoire karakter van deze bestuurlijke sanctie. Ook een aantal varianten van de ongewenstsignalering, zoals neergelegd in Vc 2000 A3/9, betreft naar mijn mening bestuurlijke sancties met een punitief karakter. Het betreft de signaleringen ex punten b, c tot en met e, punt g (zij het deels) en punt h van Vc 2000 A3/ Bijzonder aan de signalering ex punt b is dat de signalering (tezamen met de uitzetting) volgt op enkel een proces-verbaal waaruit blijkt dat de vreemdeling wordt verdacht van het plegen van een strafbaar feit. Zonder dat in rechte is vast komen te staan dat de vreemdeling het misdrijf daadwerkelijk heeft gepleegd (en onder welke omstandigheden), wordt overgegaan tot uitzetting en signalering. Hierbij kan niet worden volgehouden dat de uitzetting en signalering een reparatoir karakter hebben, er is niet eens in rechte komen vast te staan dat sprake is van een schending van de Nederlandse rechtsorde. De signalering onder punten c tot en met e zijn eveneens als punitieve bestuurlijke sancties aangemerkt. Voornamelijk op basis van het sanctiezwaarte-criterium, maar ook vanwege de directe band met de voorafgaande strafrechtelijke veroordeling. De signaleringen ex punten a en f dragen naar hun aard meer reparatoire dan punitieve eigenschappen in zich. De signalering onder punt g is alleen ten aanzien van de illegale vreemdeling die artikel 4.39 Vb 2000 schendt, reparatoir van aard. In alle andere situaties heeft de signalering niet tot doel de schending van de toezichtmaatregelen ongedaan te maken, maar wordt meteen over gegaan tot verwijdering en volgt een driejarig verbod om in Nederland te verblijven. De maatregelen gaan daarmee naar mijn mening hun reparatoire boekje te buiten. De laatste grond tot signalering als ongewenst vreemdeling (aangeduid als punt h) is lastig te karakteriseren, maar zou ik toch als punitieve sanctie aanmerken. Hierbij is niet alleen de duur van de signalering, alsook het feit dat strikt genomen geen situatie bestaat die herstel verdient, in aanmerking genomen. Voorgaande toetsing van de ongewenstverklaring en ongewenstsignalering aan de eerder geformuleerde criminal charge-criteria is hier - gelet op de beschikbare ruimte - slechts op hoofdlijnen weergegeven. Dit volstaat echter voor het beoogde doel van deze publicatie en dat doel is tweeledig: het uitlokken van een discussie omtrent het karakter van de maatregelen, alsmede het aanleveren van mogelijke argumenten (die pleiten voor méér rechtsbescherming) die in deze discussie een rol kunnen spelen. Een discussie die het - gelet op het mijns inziens grote belang daarvan op het vlak van de rechtsbescherming - zeker verdient gevoerd te worden. Ten aanzien van punitieve sancties dient het niveau van rechtsbescherming immers naar boven toe te worden bijgesteld. Over wat dit nu precies inhoudt, handelt de volgende paragraaf. 5 De gevolgen van de kwalificatie punitief De kwalificatie punitief heeft - ook als men de begrippen punitief en criminal niet op één lijn stelt - naar de huidige stand van recht ten eerste tot gevolg dat de waarborgen van artikel 6 EVRM van toepassing worden verklaard. Het belangrijkste recht neergelegd in artikel 6, lid 1 EVRM betreft het recht op een eerlijk en openbaar proces, binnen een redelijke termijn, voor een onafhankelijke en onpartijdige rechter. Het tweede lid behelst de onschuldpresumptie en het derde lid somt een vijftal processuele minimumwaarborgen op die bij het instellen van een strafvervolging in acht dienen te worden genomen. Hoewel niet specifiek genoemd in artikel 6 EVRM wordt op basis van jurisprudentie van het EHRM in dit artikel ook de nemo tenetur-rechtswaarborg (iemand hoeft niet mee te werken aan zijn eigen veroordeling) en het zwijgrecht, dat daar een belangrijk onderdeel van vormt, gelezen. 25 Een tweede gevolg van de kwalificatie van een bestuurlijke sanctie als zijnde punitief, is dat de Nederlandse rechter de opgelegde sanctie zoals dat heet vol toetst aan het evenredigheidsbeginsel. 26 In dit kader wordt door de rechter de verhouding tussen de ernst van de overtreding en de zwaarte van de sanctie bezien. 27 Verschil met het opleggen van een reparatoire bestuurlijke sanctie is dat de rechter in dat laatste geval de evenredigheid van de opgelegde sanctie slechts marginaal toetst en dan alleen indien het bestuursorgaan beleids- of beoordelingsvrijheid toekwam bij het opleggen van de sanctie. 28 Het is belangrijk hierbij op te merken dat de rechter alleen de zwaarte van de sanctie vol aan het evenredigheidsbeginsel toetst. 29 De rechter toetst niet vol of het opleggen van de bestuurlijke punitieve sanctie zelf evenredig is; die beslissing dient hij marginaal te toetsen. Wel kan het zo zijn dat de volle toets van het aspect van de zwaarte aan de sanctie aan het evenredigheidsbeginsel zodanig uitpakt dat de beslissing of wordt aangetast. 30 Zo kan zich de situatie voordoen waarin de hoogte van de punitieve sanctie wettelijk is voorgeschreven, maar in een concreet geval niet laag genoeg kan zijn om aan het evenredigheidsbeginsel te voldoen. De ABRvS heeft in zo een geval bepaald dat de sanctie - het betrof een bestuurlijke boete wegens ten onrechte ontvangen huursubsidie - in dat geval in het geheel achterwege diende te blijven. 31 Misschien nog wel belangrijker dan de hiervoor besproken volle evenredigheidstoets, zijn de extra eisen die de nationale bestuursrechter stelt ten aanzien van de feitenvaststelling en de bewijsvoering wanneer het bestuur een punitieve bestuurlijke sanctie wenst op te leggen. 32 Wanneer er een nietpunitieve sanctie aan de rechter wordt voorgelegd, toetst deze de feitenvaststelling en de bewijsvoering door het bestuur marginaal. De diepgang van het rechterlijke onderzoek inzake de feitenvaststelling en de bewijsvoering neemt echter toe als er een punitieve bestuurlijke sanctie in het geding is. De Afdeling overweegt hieromtrent steeds (in soortgelijke bewoordingen) dat aan de bewijsvoering van de overtreding en de motivering van het sanctiebesluit strenge eisen worden gesteld Ter afsluiting In het voorgaande is getracht enige duidelijkheid te verschaffen over de elementen waaruit, naar mijn mening, het begrip punitief is opgebouwd. Voor de invulling van het begrip punitief is aansluiting gezocht bij de criminal charge-criteria van het EHRM. Ondanks dat het lastig is de criteria toe te passen op de ongewenstverklaring en ongewenstsignalering, heb ik hiertoe een poging toe gewaagd, waarvan de uitkomst (kort) is weergegeven in paragraaf vier: ik meen dat een aantal varianten van beide vreemdelin-

5 genrechtelijke maatregelen zeer wel als punitief zijn aan te merken. Op de gevolgen van de kwalificatie punitief is in de voorgaande paragraaf vijf ingegaan. Deze zijn gelegen in het niveau van de te bieden rechtsbescherming aan diegene die ongewenst worden verklaard of gesignaleerd. Dit niveau van rechtsbescherming komt mijns inziens dus ook toe aan die migranten die met de bewuste, punitieve varianten van de ongewenstverklaring en ongewenstsignalering in aanraking komen. Argumenten als de overbelasting van de bestuursrechter, mocht worden gediscussieerd over het al dan niet bieden van meer rechtsbescherming, snijden na het kleine cijfermatige overzicht aan het begin van deze bijdrage weinig hout. Men is wel bereid meer dan 10 miljoen mensen te beschermen die te maken krijgen met een boete op grond van de Wahv, maar is hiertoe niet bereid ten overstaan van de personen die jaarlijks met de moderne verbanning worden geconfronteerd. Dus mocht u slachtoffer worden van een Wahv-bekeuring, tel uw zegeningen. Dat ik vervolgens van mening ben dat u ten aanzien van die bestuurlijke boete wel zonder het u geboden niveau van rechtsbescherming kunt, is stof voor een volgend betoog. 34 Ik zou dit betoog willen beëindigen met de opmerking dat het van groot belang is attent te blijven voor de grote verschillen in de machtspositie tussen de staat en de migrant. Ook in de relatie staat-onderdaan bestaat een verschil in machtspositie, maar de ongelijkheid wordt groter wanneer een migrant de positie van de onderdaan inneemt. Het is zaak te blijven pleiten voor een meer gelijkwaardige behandeling van de migrant, een behandeling als burger. Het niveau van de te bieden rechtsbescherming aan ongewenstverklaarde of ongewenst gesignaleerde vreemdelingen vormt een terrein waar nog een belangrijke inhaalslag gemaakt kan worden. Noten 1 Op verzoek zond de IND een overzicht met statistische gegevens omtrent het aantal ongewenstverklaringen, c.q. -signaleringen per maand, uitgesplitst naar de grond voor het opleggen, over de periode januari 2001 tot en met mei De gegevens laten overigens zien dat vanaf januari 2005 in toenemende mate gebruik wordt gemaakt van beide maatregelen. 2 Zie het Jaarbericht 2005 van het Centraal Justitieel Incasso Bureau, p. 21. Het Jaarbericht is te downloaden via laatstelijk geraadpleegd op 29 augustus Globaal, nu er zoveel variatie bestaat in de verschillende vormen van de ongewenstverklaring en ongewenstsignalering dat een volledig gedetailleerd overzicht de beschikbare ruimte te buiten zou gaan. 4 Zie voor een bespreking van het begrip sanctie vanuit strafrechtelijke hoek: G.E. Mulder, De sanktie, DD 1974, p Voor de bestuursrechtelijke invalshoek: J.J. Oostenbrink, Administratieve sancties (diss. Utrecht), Den Haag: Vuga-boekerij 1967, p. 2-4, J.A.M. Van Angeren, De sanctionering van het administratieve recht, in: Geschriften VAR nr. LXVI, Groningen: H.D. Tjeenk Willink 1971, p. 1-37, i.h.b. p. 1 en W. Duk, Handhaving van het bestuursrecht, NTB 1988, p , i.h.b. p Vgl. de (toekomstige) wettelijke definitie van de bestuurlijke sanctie in het wetsvoorstel Vierde tranche Awb: een door een bestuursorgaan wegens een overtreding opgelegde verplichting of onthouden aanspraak (Kamerstukken II 2003/04, , nr. 2, p. 9, art lid 1). 6 Zij het dat in het wetsvoorstel OM-afdoening voor het Openbaar Ministerie de bevoegdheid wordt gecreëerd om een strafbeschikking op te leggen. Het opleggen van een dergelijke beschikking zal blijkens de memorie van toelichting worden aangemerkt als een strafvervolging (waartegen men eventueel het rechtsmiddel van verzet kan aanwenden). Zie Kamerstukken II 2004/05, , nr. 3, p. 1-2 en p. 15 e.v. 7 Getuige ook de aanzienlijke hoeveelheid wettelijke regelingen waarin inmiddels de mogelijkheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete is gecreëerd. Een (verouderd) overzicht biedt Kamerstukken II 2003/04, , nr. 3, p , sindsdien zijn boetemogelijkheden in bijvoorbeeld de Wet arbeid vreemdelingen en de Drank- en Horecawet ingevoerd. 8 Waarbij ik mij beperk tot uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, immers de hoogste rechter in vreemdelingenrechtelijke zaken. 9 In de terminologie van de Afdeling het bewerkstelligen van normconform gedrag door toevoeging van geïndividualiseerd nadeel, ABRvS 6 augustus 1999, nr. H (ontleend aan B.J. van de Griend, Het oogmerk als ijkpunt. Bestuurlijke sancties in bestuursrechtspraak en wetgevingsadvisering, Den Haag: Raad van State 2003, p. 35). Dit in tegenstelling tot sancties waarmee louter herstel wordt beoogd, hét kenmerk van een reparatoire sanctie: ABRvS 19 september 1996, JB 1996/215, m.nt. Schlössels en ABRvS 26 maart 1997, nr. R (ontleend aan Van de Griend 2003, p. 31). 10 Van de Griend 2003, p Supra noot Vgl. A.B. Blomberg, Handhaven binnen EVRM-grenzen, in: De betekenis van het EVRM voor het materiële bestuursrecht (Geschriften VAR nr. 132), Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2004, p , i.h.b. p EHRM 8 juni 1976, zaaknrs. 5100/71; 5101/71; 5102/71; 5354/72 en 5370/72, NJ 1978, 223 (Engel e.a. t. Nederland) en EHRM 21 februari 1984, zaaknr. 8544/79, NJ 1988, 937, m.nt. Alkema; AA 1985, p , m.nt. Swart (Öztürk t. Duitsland). 14 ABRvS 2 november 2005, AB 2006, 20, m.nt. Michiels; Gst. 2005, 7242, 196 m.nt. Albers. 15 Vgl. Michiels in zijn annotatie bij de uitspraak van 2 november 2005 in AB 2006, Sinds de uitspraak in de zaak Garyfallou AEBE t. Griekenland staat vast dat het hier drie alternatieve criteria betreft (EHRM 24 september 1997, zaaknr /91, par. 33, JB 1997, 282, m.nt. Heringa). Dat wil niet zeggen dat elk criterium afzonderlijk evenveel gewicht in de schaal legt. Zie voor een uitgebreide bespreking van de criteria de dissertatie van Albers: C.L.G.F.H. Albers, Rechtsbescherming bij bestuurlijke boeten. Balanceren op een magische lijn?, Den Haag: Sdu uitgevers Na de Escoubet-uitspraak (EHRM 28 oktober 1999, EHRC 1999, 6, m.nt. Albers; NJCM-Bulletin 2000, p. 968 e.v., m.nt. Viering; NJ 2001, 593, m.nt. Alkema (Escoubet t. België) kan zelfs worden vastgesteld dat ook in geval een sanctie op nationaal niveau is ondergebracht in het strafrecht deze classificatie niet doorslaggevend is. 18 ARRvS 16 december 1993, MR 1994, 41. Hiermee volgde de Afdeling Rechtspraak het standpunt van de regering zoals ingenomen in KB 13 mei 1977, nr. 45, RV 1977, 30 en bevestigde zij een eerdere eigen uitspraak van 16 oktober EHRM 5 oktober 2000, zaaknr /98, JV 2000, 264, m.nt. Boeles; AB 2001, 80, m.nt. Battjes (Maaouia t. Frankrijk). 20 De vijf varianten van de ongewenstverklaring zijn te vinden in art. 67 Vw 2000 (lid 1, sub a tot en met e) en het migrantenrecht beleid van de minister van V en I hieromtrent wordt nader toegelicht in de Vc 2000, deel A5, relevant zijn verder nog artt. 6.6 en 6.7 Vb De ongewenstsignalering wordt alleen genormeerd door eerdergenoemde Vc 2000 en wel in deel A3/9. Daar ziet men dat er acht gronden voor de signalering OVR (ongewenst vreemdeling) bestaan. De negende vorm van signalering ONGEW is een direct gevolg van een ongewenstverklaring en laat ik buiten beschouwing. 21 Ik vestig niet zonder reden speciale aandacht op de ongewenstverklaring na een strafrechtelijke veroordeling,. Deze variant vormt samen met de ongewenstverklaring wegens openbare orde gevaar, waarbij een strafrechtelijke veroordeling eveneens een rol kan spelen blijkens het in noot 1 genoemde cijfermateriaal van de IND de belangrijkste grond om tot het opleggen van de maatregel over te gaan. Bij de ongewenstsignalering neemt een voorafgaande strafrechtelijke veroordeling ook een niet onbelangrijke plaats in (een dergelijke veroordeling is relevant bij de punten c, d en e), waarbij zij opgemerkt dat de signalering onder punt b (na het enkel opmaken van een proces-verbaal t.a.v. een misdrijf) één van de hoofdgronden voor signalering vormt, net als de signalering onder punt f (het overleggen van valse of vervalste reis- of identiteitspapieren). 22 EHRM 28 oktober 1999, EHRC 1999, 6, m.nt. Albers; NJCM-Bulletin 2000, p. 968 e.v., m.nt. Viering; NJ 2001, 593, m.nt. Alkema (Escoubet t. België). 23 EHRM 13 december 2005, zaaknr /01 (Nilsson t. Zweden). 24 Ook in een al wat oudere ontvankelijkheidsbeslissing van het EHRM kwam de mogelijk zelfstandigere rol van het sanctiezwaarte-criterium naar voren, zij het dat het criterium in die zaak voor het Hof de doorslag gaf om het opleggen van een belastingrechtelijke boete niet als criminal charge aan te merken, hoewel op basis van de overige criteria wél kon worden geconcludeerd dat sprake was van een sanctie met een criminal karakter. Zie: EHRM 3 juni 2003, FED 2004, 122, ontv.besl. (Morel t. Frankijk). 25 EHRM 23 februari 1993, NJ 1993, 485, m.nt. Knigge; NJCM-bulletin 1993, p. 584 e.v., m.nt. Myjer (Funke t. Frankrijk) par. 44; EHRM 8 februari 1996, NJ 1996, m.nt. Knigge (Murray t. Verenigd Koninkrijk) par. 45; EHRM 17 december 1996, NJ 1997, 699; NJCM-bulletin 1997, p. 298 e.v., m.nt. Myjer (Saunders t. Verenigd Koninkrijk) par. 68 en EHRM 3 mei 2001, NJ 2003, 354, m.nt. Schalken; NJCM-bulletin 2002, 606, m.nt. Lenos (J.B. t. Zwitserland) par Zie hierover uitgebreid, ook over de grondslag van deze volle evenredigheidstoets (inclusief jurisprudentie- en literatuurverwijzingen): F.M.J. den Houdijker, Rechtsbescherming bij bestuurlijke punitieve sancties: een bron van spanning?, in: F.M.J. den Houdijker, S.K. Gabriël & J.A.M.A. Sluysmans, Bestuurlijke punitieve sancties (Jonge VARreeks 4), Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2006, p. 9-54, i.h.b. p Alsmede de verhouding tussen de draagkracht van de overtreder en de zwaarte van de sanctie, maar dat is hier van minder belang; de volle evenredigheidstoets vindt dan zelfs plaats wanneer de wetgever het sanctiebedrag reeds heeft voorgeschreven. 28 W. Konijnenbelt & R.M. Van Male, Van Wijk. Hoofdstukken van bestuursrecht, Den Haag: Elsevier juridisch 2005, p Van de Griend 2003, p. 13 en p O.J.D.M.L. Jansen, Punitief en evenredig? Jurisprudentiële ontwikkelingen bij punitieve sancties en het evenredigheidsbeginsel, JB-plus 2000, p , i.h.b. p Ibidem, p Ibidem, p. 48 en 49 en de daar aangehaalde uitspraak: ABRvS 8 maart 1999, RAwb 1999, 116, m.nt. Jansen. 32 Zie ook hierover uitgebreider Den Houdijker 2006, p ABRvS 15 februari 2001, AB 2001, 194, m.nt. Schueler en JB 2001, m.nt. Albers; ABRvS 7 augustus 2002, AB 2003, 176, m.nt. Jansen en JB 2002, 279, m.nt. Geers. Zie ook Albers 2002, p Voor wie daar meer over wil lezen: Den Houdijker 2006, p

Het punitieve karakter van de ongewenstverklaring en de ongewenstsignalering

Het punitieve karakter van de ongewenstverklaring en de ongewenstsignalering Het punitieve karakter van de ongewenstverklaring en de ongewenstsignalering Doctoraalscriptie Nederlands recht Faculteit der Rechtsgeleerdheid - Universiteit Leiden Afdeling Staats- en Bestuursrecht -

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Sector staats- en bestuursrecht Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 3192 Vragen van het lid

Nadere informatie

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

DEEL III. Het bestuursprocesrecht DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel

Nadere informatie

ALGEMENE WET BESTUURSRECHT

ALGEMENE WET BESTUURSRECHT ALGEMENE WET BESTUURSRECHT Besluitvorming Toezicht Sancties Rechtsgebied bestuursrecht oktober 2011 Rechtsgebied bestuursrecht Verhoudingen tussen bestuursorgaan/belanghebbende - stelt het bestuur is staat

Nadere informatie

Collegeaantekeningen bestuursrecht 2 week 6. HC 11, , toezicht, herstelsancties

Collegeaantekeningen bestuursrecht 2 week 6. HC 11, , toezicht, herstelsancties Collegeaantekeningen bestuursrecht 2 week 6 HC 11, 9-10-2017, toezicht, herstelsancties Overtreding: In het bestuursrecht is het begrip overtreding iets anders dan in het strafrecht. Volgens art. 5:1 Awb

Nadere informatie

De rechter als bewaker van evenredige bestuurlijke boetes

De rechter als bewaker van evenredige bestuurlijke boetes De rechter als bewaker van evenredige bestuurlijke boetes Mr. dr. M.L. (Michiel) van Emmerik & Mr. C.M. (Christien) Saris Studiemiddag CBB/CRvB, Den Haag 23 juni 2014 Wat komt aan de orde? Introductie:

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt: Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6494_1/309; 6836_1/220 Betreft zaak: Limburgse bouwzaken 1 en 2 / de heer [A] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten

Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten juridisch en bestuurskundig onderzoek advies onderwijs Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten Een verkennend onderzoek Groningen, juli 2010 2010 WODC, ministerie van Justitie. Auteursrechten voorbehouden.

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201112631/1/V2. Datum uitspraak: 22 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Afstemmen strafrechtelijk en bestuursrechtelijk handhaven

Afstemmen strafrechtelijk en bestuursrechtelijk handhaven Afstemmen strafrechtelijk en bestuursrechtelijk handhaven Mr. dr. M.L. (Michiel) van Emmerik Academie voor Wetgeving en Overheidsjuristen, Vereniging Juristenrijk Den Haag, 3 maart 2016 Bij ons leer je

Nadere informatie

VERSLAG VAN DE JAARVERGADERING VAN DE VERENIGING VOOR DE VERGELIJKENDE STUDIE VAN HET RECHT VAN BELGIË EN NEDERLAND, AFDELING PUBLIEKRECHT

VERSLAG VAN DE JAARVERGADERING VAN DE VERENIGING VOOR DE VERGELIJKENDE STUDIE VAN HET RECHT VAN BELGIË EN NEDERLAND, AFDELING PUBLIEKRECHT VERSLAG VAN DE JAARVERGADERING VAN DE VERENIGING VOOR DE VERGELIJKENDE STUDIE VAN HET RECHT VAN BELGIË EN NEDERLAND, AFDELING PUBLIEKRECHT Op vrijdag 24 en zaterdag 25 november 2006 vergaderde de Vereniging

Nadere informatie

BOETEBELEIDSREGELS WET KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN GEMEENTE WESTVOORNE

BOETEBELEIDSREGELS WET KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN GEMEENTE WESTVOORNE BOETEBELEIDSREGELS WET KINDEROPVANG EN KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN GEMEENTE WESTVOORNE Bijlage 2 bij Toezicht en Handhavingsbeleid kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen gemeente Westvoorne IZ/OWO

Nadere informatie

Integraal Handhavingsbeleidsplan De Ronde Venen, 26 september 2012. Bijlage VI Toelichting op de bestuursrechtelijke sanctiemiddelen

Integraal Handhavingsbeleidsplan De Ronde Venen, 26 september 2012. Bijlage VI Toelichting op de bestuursrechtelijke sanctiemiddelen Bijlage VI Toelichting op de bestuursrechtelijke sanctiemiddelen 76 Bestuursrechtelijke sanctiemiddelen De gemeente De Ronde Venen kan tegen overtreders met meerdere verschillende sanctiemiddelen, al dan

Nadere informatie

Toelichting bij de Sanctiematrix Drank- en Horecawet en verwante artikelen uit de Algemene plaatselijke verordening gemeente Leidschendam-Voorburg

Toelichting bij de Sanctiematrix Drank- en Horecawet en verwante artikelen uit de Algemene plaatselijke verordening gemeente Leidschendam-Voorburg Bijlage 8.6 Toelichting bij de Sanctiematrix Drank- en Horecawet en verwante artikelen uit de Algemene plaatselijke verordening gemeente Leidschendam-Voorburg De in de sanctiematrix Drank- en Horecawet

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 Instantie Datum uitspraak 05-09-2006 Datum publicatie 06-10-2006 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 05/37675 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

Masterclass Toezicht op en in de financiële sector

Masterclass Toezicht op en in de financiële sector Masterclass Toezicht op en in de financiële sector ALGEMEEN KADER BESTUURSRECHT PROFMR LODEWIJK ROGIER 19 MAART 2019 1 BESTUURSRECHT 2 BESTUURLIJKE HANDHAVING 3 BESTUURSRECHTELIJK HANDHAVINGSKADER 4 TOEZICHT

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

Uitspraken CRvB inzake boetes en overgangsrecht (in kader Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving)

Uitspraken CRvB inzake boetes en overgangsrecht (in kader Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving) Uitspraken CRvB inzake boetes en overgangsrecht (in kader Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving) Inleiding Op 24 november 2014 heeft de CRvB de eerste uitspraak gedaan over boetes

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:3387

ECLI:NL:RVS:2016:3387 ECLI:NL:RVS:2016:3387 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-12-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201507118/1/A1 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

Toelichting. Algemene toelichting. Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Toelichting. Algemene toelichting. Hoofdstuk 2 Herstellend traject Toelichting Algemene toelichting Hoofdstuk 2 Herstellend traject In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden. Stap 1: aanwijzing, artikel 1.65 lid 1 Wet kinderopvang Het college

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 12893 19 augustus 2010 Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 augustus 2010, nr. AV/AR/2010/13478,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2017:2972

ECLI:NL:RBAMS:2017:2972 ECLI:NL:RBAMS:2017:2972 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 04-04-2017 Datum publicatie 04-05-2017 Zaaknummer AMS 15/5918 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: 200907796/1/V2. Datum uitspraak: 7 juli 2010 Raad van State AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

Toelichting op de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heemstede 2014

Toelichting op de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heemstede 2014 Toelichting op de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heemstede 2014 Algemene toelichting Hoofdstuk 2 Herstellend traject In een herstellend traject zijn verschillende

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BY3743

ECLI:NL:RVS:2012:BY3743 ECLI:NL:RVS:2012:BY3743 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-11-2012 Datum publicatie 21-11-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201202162/1/V6 Bestuursrecht Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2013:CA2422

ECLI:NL:RBMNE:2013:CA2422 ECLI:NL:RBMNE:2013:CA2422 Instantie Datum uitspraak 05-06-2013 Datum publicatie 07-06-2013 Zaaknummer UTR 12/3563 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland

Nadere informatie

Algemene toelichting. Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Algemene toelichting. Hoofdstuk 2 Herstellend traject Algemene toelichting Hoofdstuk 2 Herstellend traject In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden. Indien de aard van de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college

Nadere informatie

Tilburg University. De 'strafrechtelijke' weigerings- en intrekkingsgrond van artikel 3 lid 6 Wet Bibob van der Vorm, Benny

Tilburg University. De 'strafrechtelijke' weigerings- en intrekkingsgrond van artikel 3 lid 6 Wet Bibob van der Vorm, Benny Tilburg University De 'strafrechtelijke' weigerings- en intrekkingsgrond van artikel 3 lid 6 Wet Bibob van der Vorm, Benny Published in: De gemeente-stem Document version: Peer reviewed version Publication

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:2113

ECLI:NL:RBROT:2017:2113 ECLI:NL:RBROT:2017:2113 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 22-03-2017 Datum publicatie 22-03-2017 Zaaknummer ROT 16/6887 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Sluitingsbeleid ex artikel 13b Opiumwet

Sluitingsbeleid ex artikel 13b Opiumwet Sluitingsbeleid ex artikel 13b Opiumwet Juridisch kader Op basis van de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet is het verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I en lijst II, dan wel

Nadere informatie

Bestuurlijke boete. als bijzonder punitief instrument

Bestuurlijke boete. als bijzonder punitief instrument Bestuurlijke boete als bijzonder punitief instrument Inspectie SZW werkt samen aan eerlijk, gezond en veilig werk en aan bestaanszekerheid voor iedereen. Wetten Wet arbeid vreemdelingen (Wav) Arbeidsomstandighedenwet

Nadere informatie

Sluitingsbeleid ex artikel 13b Opiumwet

Sluitingsbeleid ex artikel 13b Opiumwet Sluitingsbeleid ex artikel 13b Opiumwet Juridisch kader Op basis van de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet is het verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I en II, dan wel aangewezen

Nadere informatie

Vragen naar aanleiding van de uitspraken van de CRvB van 11 januari 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:8 t/m 13)

Vragen naar aanleiding van de uitspraken van de CRvB van 11 januari 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:8 t/m 13) Vragen naar aanleiding van de uitspraken van de CRvB van 11 januari 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:8 t/m 13) Inhoudsopgave Vragen over vaststelling hoogte boete... 2 Is deze uitspraak uitsluitend bedoeld voor

Nadere informatie

Uit: Jurisprudentie Gemeente, 14 mei 2014 (JG. 2014/40)

Uit: Jurisprudentie Gemeente, 14 mei 2014 (JG. 2014/40) Uit: Jurisprudentie Gemeente, 14 mei 2014 (JG. 2014/40) Noot bij: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 14 mei 2014, 201303996/1/A3 en ECLI:NL:RVS:2014:1708 door: I.M. van der Heijden en E.E.

Nadere informatie

Besluit tot openbaarmaking

Besluit tot openbaarmaking Besluit als bedoeld in artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur Zaak: OB/001 Kenmerk: 00.061.063 Openbaarmaking onder kenmerk: Besluit tot openbaarmaking Besluit tot openbaarmaking van de besluiten

Nadere informatie

PREVENTIEVE DWANGSOM BIJ OVERLASTGEVEND GEDRAG

PREVENTIEVE DWANGSOM BIJ OVERLASTGEVEND GEDRAG PREVENTIEVE DWANGSOM BIJ OVERLASTGEVEND GEDRAG Doel van de beleidsregel preventieve dwangsom bij overlastgevend gedrag. Met deze preventieve dwangsom wordt getracht het gedrag van overlastgevende personen

Nadere informatie

Minister van Justitie Dr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus EH Den Haag. 14 mei Opsporing en vervolging oorlogsmisdrijven.

Minister van Justitie Dr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus EH Den Haag. 14 mei Opsporing en vervolging oorlogsmisdrijven. Afdeling Nederland Keizersgracht 177 Postbus 1968 1000 BZ Amsterdam Minister van Justitie Dr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 EH Den Haag T 020 626 44 36 F 020 624 08 89 E amnesty@amnesty.nl I

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

Handhaving in de Algemene douanewet door Bestuurlijke Boete of Fiscale Strafbeschikking?

Handhaving in de Algemene douanewet door Bestuurlijke Boete of Fiscale Strafbeschikking? Handhaving in de Algemene douanewet door Bestuurlijke Boete of Fiscale Strafbeschikking? Een onderzoek naar de rechtsbescherming bij deze twee verschillende wijzen van sanctioneren. Scriptie Nederlands

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201109405/1 /V4. Datum uitspraak: 20 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2008 2009 31 458 Wijziging van de in de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten opgenomen regels met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheid

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 200607461/1. Datum uitspraak: 11 juli 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: vennootschap onder firma appellante,, gevestigd te tegen de uitspraak in zaak nos.

Nadere informatie

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201104354/1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

mr. P.C. Cup mr.ing. C.R. van den Berg Kamer D0353 Directoraat-Generaal Milieu Interne postcode 880 Directie Strategie en Bestuur

mr. P.C. Cup mr.ing. C.R. van den Berg Kamer D0353 Directoraat-Generaal Milieu Interne postcode 880 Directie Strategie en Bestuur Gemeenschappelijke Dienst Directie Juridische Zaken AJBZ mr. P.C. Cup mr.ing. C.R. van den Berg Kamer D0353 Directoraat-Generaal Milieu Interne postcode 880 Directie Strategie en Bestuur Telefoon 070 339

Nadere informatie

HC 11, , Bestuursrecht

HC 11, , Bestuursrecht HC 11, 08-10-2018, Bestuursrecht Toezicht op herstelsancties Dit is titel 5.1 van de AwB. De handhavingsbepalingen zijn van belang voor alle bestuurlijke sancties. Op grond van artikel 5:4 behoeven ook

Nadere informatie

Woord vooraf. prof. mr. B.F. Keulen. prof. mr. H.E. Bröring

Woord vooraf. prof. mr. B.F. Keulen. prof. mr. H.E. Bröring Woord vooraf Bestuursrecht en strafrecht spelen beide bij de handhaving van rechtsregels een belangrijke rol. De verhouding tussen beide rechtsgebieden blijft daarbij onverminderd de aandacht vragen. Tegen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2015:4984 Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C/16/ / HA RK

ECLI:NL:RBMNE:2015:4984 Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C/16/ / HA RK ECLI:NL:RBMNE:2015:4984 Instantie Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak 03-07-2015 Datum publicatie 06-07-2015 Zaaknummer C/16/393610 / HA RK 15-129 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

De Wet Bibob en de criminal charge

De Wet Bibob en de criminal charge Jurisprudentie De Wet Bibob en de criminal charge Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State 4 juni 2014 ECLI:NL:RVS:2014:1993 mr. drs. B. van der Vorm* 1. Inleiding Het is onwenselijk dat door middel

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALK:2004:AR4438

ECLI:NL:RBALK:2004:AR4438 ECLI:NL:RBALK:2004:AR4438 Instantie Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak 14-10-2004 Datum publicatie 25-10-2004 Zaaknummer AWB 03/1347 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang; Het Toezicht - en handhavingsbeleid kinderopvang vast te stellen.

Gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang; Het Toezicht - en handhavingsbeleid kinderopvang vast te stellen. GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Zaanstad Nr. 9555 16 januari 2019 Toezicht- en handhavingsbeleid kinderopvang Burgemeester en wethouders van Gemeente Zaanstad Gelet op artikel 4:81 Algemene

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage SV/F&W/04/9756

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage SV/F&W/04/9756 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren Dit document beoogt de strafrechtelijke consequenties voor de verblijfsrechtelijke positie van een vreemdeling

Nadere informatie

Besluit tot openbaarmaking

Besluit tot openbaarmaking Kansspelautoriteit OPENBAAR Besluit als bedoeld in artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur Zaak: 399 Kenmerk: 00.080.086 Openbaarmaking onder kenmerk: 00.082. 721 Besluit tot openbaarmaking Besluit

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 19 637 Vreemdelingenbeleid Nr. 1389 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den

Nadere informatie

Beleidsregel handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Venlo

Beleidsregel handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Venlo CVDR Officiële uitgave van Venlo. Nr. CVDR326948_1 30 april 2018 Beleidsregel handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Venlo Burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo;

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:3233

ECLI:NL:RVS:2015:3233 ECLI:NL:RVS:2015:3233 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-10-2015 Datum publicatie 21-10-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201500429/1/A2 Eerste

Nadere informatie

Beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Overbetuwe 2017

Beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Overbetuwe 2017 Onderwerp: Beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Overbetuwe 2017 Ons kenmerk: 16BWB00083 Burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe; gelet op artikel(en) 4.17 van

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79 van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 1528/899 Betreft zaak: Wegener - [leidinggevende D] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van: Raad vanstate 201112733/1/V1. Datum uitspraak: 23 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen

Nadere informatie

Handhavingsbeleid Wet lokaal spoor. 1. Inleiding

Handhavingsbeleid Wet lokaal spoor. 1. Inleiding Handhavingsbeleid Wet lokaal spoor 1. Inleiding De Wet lokaal spoor (Wls) treedt in werking op 1 december 20015. Deze wet beoogt de wetgeving inzake de lokale spoorwegen te moderniseren en zorgt ervoor

Nadere informatie

Wanneer is eigenlijk sprake van feitelijk leidinggeven of opdracht geven?

Wanneer is eigenlijk sprake van feitelijk leidinggeven of opdracht geven? Q&A Inleiding Met de inwerkingtreding op 1 juli 2009 van de Vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht is het mogelijk om, indien sprake is van een overtreding door een rechtspersoon, ook de feitelijk

Nadere informatie

Rapport. Datum: 9 november 2007 Rapportnummer: 2007/251

Rapport. Datum: 9 november 2007 Rapportnummer: 2007/251 Rapport Datum: 9 november 2007 Rapportnummer: 2007/251 2 Klacht Verzoeker deed op 2 maart 2004 aangifte tegen zijn buurman, de heer Y, wegens vernieling van een aantal bomen, struiken en planten. Verzoeker

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:3368

ECLI:NL:RVS:2014:3368 ECLI:NL:RVS:2014:3368 Instantie Raad van State Datum uitspraak 10-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201311559/1/A4 Eerste

Nadere informatie

Preadvies van de Adviescommissie Strafrecht (ACS) naar aanleiding van. het voorstel tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1993 in verband met

Preadvies van de Adviescommissie Strafrecht (ACS) naar aanleiding van. het voorstel tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1993 in verband met Preadvies van de Adviescommissie Strafrecht (ACS) naar aanleiding van het voorstel tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1993 in verband met enkele aanpassingen in het alcoholslotprogramma Inleiding Sinds

Nadere informatie

gelet op artikel 24, zesde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;

gelet op artikel 24, zesde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme; Besluit van de deken in het arrondissement Oost-Brabant van 11 mei 2016 tot vaststelling van de beleidsregel handhaving Wwft 2016 in het arrondissement Oost- Brabant De deken van de orde in het arrondissement

Nadere informatie

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11 ECLI:NL:GHSHE:2015:3566 Instantie: Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak: 16-09-2015 Datum publicatie: 17-09-2015 Zaaknummer: 20-002514-14 Rechtsgebieden: Materieel strafrecht Strafprocesrecht Bijzondere

Nadere informatie

Datum 29 januari 2010 Onderwerp WODC-onderzoek 'Strafrechtelijke ontzetting uit beroep of ambt'

Datum 29 januari 2010 Onderwerp WODC-onderzoek 'Strafrechtelijke ontzetting uit beroep of ambt' > Retouradres Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.justitie.nl Onderwerp WODC-onderzoek

Nadere informatie

1 8 AUG 2015 Voorgenomen besluit tot opleggen bestuurlijke boete

1 8 AUG 2015 Voorgenomen besluit tot opleggen bestuurlijke boete Inspectie van het Onderwijs Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap > Retouradres Postbus 2730 3500 GS Utrecht Locatie Utrecht Park Voorn 4 Postbus 2730 3 500 GS Utrecht ROC van Amsterdam T.a.v.

Nadere informatie

Vreemdelingenrecht & algemeen bestuursrecht. Thomas Spijkerboer Alumnidag Vrije Universiteit Amsterdam 23 januari 2015

Vreemdelingenrecht & algemeen bestuursrecht. Thomas Spijkerboer Alumnidag Vrije Universiteit Amsterdam 23 januari 2015 Vreemdelingenrecht & algemeen bestuursrecht Thomas Spijkerboer Alumnidag Vrije Universiteit Amsterdam 23 januari 2015 Vreemdelingenrecht: het grootste deelgebied van het bestuursrecht (cijfers 2013) binnengekomen

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve06001069 200601961/1. Datum uitspraak: 2 augustus 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: B., wonend te Heemstede, appellante, tegen de uitspraak in zaak no.

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve07000557 200606955/1. Datum uitspraak: 21 maart 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: vennootschap onder firma A., gevestigd te Honselersdijk, appellante, tegen

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstatc 200702235/2. Datum uitspraak: 1 2 september 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Besluit tot openbaarmaking

Besluit tot openbaarmaking Besluit als bedoeld in artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur Kenmerk: Besluit tot openbaarmaking Besluit tot openbaarmaking van het besluit tot het opleggen van de lasten onder dwangsom aan de

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1318

ECLI:NL:RVS:2017:1318 ECLI:NL:RVS:2017:1318 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-05-2017 Datum publicatie 17-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201607764/1/A2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: > Raad vanstate 201108148/1/V3. Datum uitspraak: 24 mei 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

BIJLAGE 2. Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

BIJLAGE 2. Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen BIJLAGE 2. Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen 202 Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Het college van burgemeester en wethouders

Nadere informatie

gelet op artikel 24, zesde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;

gelet op artikel 24, zesde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme; Besluit van de deken in het arrondissement Zeeland-West-Brabant van 12 april 2017 tot vaststelling van de beleidsregel handhaving Wwft 2017 in het arrondissement Zeeland-West- Brabant De deken van de orde

Nadere informatie

Inleiding. 1 Strafrecht

Inleiding. 1 Strafrecht Inleiding 1 Strafrecht Plaats van het strafrecht Het strafrecht is, net als bijvoorbeeld het staatsrecht en het bestuursrecht, onderdeel van het publiekrecht. Het publiekrecht regelt de betrekkingen tussen

Nadere informatie

Beleidsregel bestuurlijke boete BRP Korendijk

Beleidsregel bestuurlijke boete BRP Korendijk Beleidsregel bestuurlijke boete BRP Korendijk Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Korendijk; Overwegende, dat het wenselijk is om de mogelijkheid te hebben om een bestuurlijke boete

Nadere informatie

Pagina 1/7. Besluit «Openbare versie» 1 Samenvatting. 2 Verloop van de procedure

Pagina 1/7. Besluit «Openbare versie» 1 Samenvatting. 2 Verloop van de procedure Ons ACM/DTVP/2014/200507_OV kenmerk: Zaaknummer: 14.0136.20 Datum: 31 januari 2014 Besluit van de Autoriteit Consument en Markt op grond van artikel 15.2, tweede lid, van de Telecommunicatiewet in samenhang

Nadere informatie

BIJLAGE 2. Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

BIJLAGE 2. Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen BIJLAGE 2. Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Het college van burgemeester en wethouders

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402 ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402 Instantie Datum uitspraak 07-03-2013 Datum publicatie 18-04-2013 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer AWB 12/26575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 31 127 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van de groep met recht op bijstand bij langer verblijf buiten Nederland

Nadere informatie

Advies wijziging Vb2000 i.v.m. implementatie richtlijn 2001/55/EG

Advies wijziging Vb2000 i.v.m. implementatie richtlijn 2001/55/EG de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie Mevrouw drs. M.C.F. Verdonk Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Mw. mr. F.G Schoe 070 381 1413 27 april 2004 ACVZ/VZL/04/016 Advies wijziging Vb2000 i.v.m.

Nadere informatie

8 INVORDERING DOOR DE OVERHEID INHOUDSOPGAVE

8 INVORDERING DOOR DE OVERHEID INHOUDSOPGAVE 8 INVORDERING DOOR DE OVERHEID INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 15 1.1 Over brandbommen en een hekwerk 15 1.2 Plaatsbepaling, terminologie en nut van dit onderzoek 18 1.3 Het invorderen van sancties onder de

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-02-2011 Datum publicatie 06-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 10-504 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

Op 11 juni 2015 heeft het Hof van Justitie in Zh. en O.

Op 11 juni 2015 heeft het Hof van Justitie in Zh. en O. Sofie de Schutter en Annelien Berends mr. S. de Schutter en mr. A. Berends zijn beide advocaat bij Van Appia Van der Lee advocaten in Amsterdam. Toepassing Zh. en O. bij inreisverboden en ongewenstverklaringen

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 14 mei 2004 in het geding tussen:

tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 14 mei 2004 in het geding tussen: LJN: AT7485, Raad van State, 200405147/1 (Printbare versie) Datum uitspraak: 15-06-2005 Datum publicatie: 15-06-2005 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij

Nadere informatie

Vreemdelingen op wie het Europees Verdrag betreffende sociale en medische bijstand van toepassing is

Vreemdelingen op wie het Europees Verdrag betreffende sociale en medische bijstand van toepassing is Vreemdelingen op wie het Europees Verdrag betreffende sociale en medische bijstand van toepassing is B6 Vreemdelingen op wie het Europees Verdrag betreffende sociale en medische bijstand van toepassing

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:3478

ECLI:NL:CRVB:2014:3478 ECLI:NL:CRVB:2014:3478 Uitspraak 14/5824 WWB-VV 27 oktober 2014 Centrale Raad van Beroep Voorzieningenrechter Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening Partijen: [Verzoekster]te [woonplaats] (verzoekster)

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1996 1997 Nr. 5c 23 689 Wijziging van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en van het Wetboek van Strafvordering NADERE MEMORIE

Nadere informatie

Gelet op artikel 44b, eerste lid, van de Drank- en Horecawet; De Raad van State gehoord (advies van xx, nummer xx);

Gelet op artikel 44b, eerste lid, van de Drank- en Horecawet; De Raad van State gehoord (advies van xx, nummer xx); Besluit van houdende vaststelling van boetetarieven voor overtredingen van de Dranken Horecawet Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van juli 2004, kenmerk VGB/GB 2495278,

Nadere informatie

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Besluit van de Consumentenautoriteit op het bezwaar van Keukenconcurrent B.V. tegen de openbaarmaking van het sanctiebesluit van 19 november 2009.

Besluit van de Consumentenautoriteit op het bezwaar van Keukenconcurrent B.V. tegen de openbaarmaking van het sanctiebesluit van 19 november 2009. Datum 2 juli 2010 Kenmerk CA/NB/514/26 Besluit Besluit van de Consumentenautoriteit op het bezwaar van Keukenconcurrent B.V. tegen de openbaarmaking van het sanctiebesluit van 19 november 2009. 1. Verloop

Nadere informatie

»Samenvatting. Wetsbepaling(en): AWB artikel 3:15, AWB artikel 6:13 Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:RVS:2016:99, JIN 2016/116, JOM 2016/505

»Samenvatting. Wetsbepaling(en): AWB artikel 3:15, AWB artikel 6:13 Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:RVS:2016:99, JIN 2016/116, JOM 2016/505 JB2016/45 RvS, 20-01-2016, nr. 201504247/1/A4, ECLI:NL:RVS:2016:99 Plaatsingsplan van ondergrondse restafvalcontainers, Zienswijze, indienen, Zienswijze, indienen via website, Bewijs indiening, Bewijslast

Nadere informatie

Overwegingen: een beleidsregel bij handhaven van artikel 13b Opiumwet bij een woning of een al dan niet voor publiek toegankelijk lokaal is wenselijk;

Overwegingen: een beleidsregel bij handhaven van artikel 13b Opiumwet bij een woning of een al dan niet voor publiek toegankelijk lokaal is wenselijk; Beleidsregels artikel 13b Opiumwet De burgemeester van De Ronde Venen; Gelezen het advies van; Gelet op de artikelen 13b Opiumwet, 4:81 Algemene wet bestuursrecht; Overwegingen: een beleidsregel bij handhaven

Nadere informatie

7 Signaleringen in het Opsporingsregister

7 Signaleringen in het Opsporingsregister Signaleren in het Opsporingsregister A5/7.2.1 7 Signaleringen in het Opsporingsregister 7.1 Algemeen Dit hoofdstuk handelt met name over signaleringen, die verband houden met de toepassing van de Vw. Het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 896 Wijziging van artikel 18b van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met het verduidelijken van het rechtsvermoeden van

Nadere informatie