Gelet op de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen 75/442/EEG van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen ;

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Gelet op de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen 75/442/EEG van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen ;"

Transcriptie

1 Besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het vlaams reglement betreffende de milieuvergunning Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals gewijzigd van 7 februari 1990, 12 december 1990 en van 21 december 1990 ; Gelet op de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen 75/442/EEG van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen ; Gelet op de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen 76/464/EEG van 4 mei 1976 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd ; Gelet op de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen 78/319/EEG van 20 maart 1978 betreffende toxische en gevaarlijke afvalstoffen ; Gelet op de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen 80/68/EEG van 17 december 1979 betreffende de bescherming van het grndwater tegen verontreiniging veroorzaakt door de lozing van bepaalde gevaarlijke stoffen ; Gelet op de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen 82/501/EEG van 24 juni 1982 inzake de risico's van zware ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten, gewijzigd bij de richtlijn 87/216/EEG van 19 maart 1987 en van 88/610/EEG van 24 november 1988 ; Gelet op de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen 84/360/EEG van 28 juni 1984 betreffende bestrijding van door industriële en veroorzaakte luchtverontreiniging ; Gelet op de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen 90/219/EEG van 23 april 1990 inzake het ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde mircro-organismen ; Gelet op de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen 90/220/EEG van 23 april 1990 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu ; Gelet op de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen 90/313/EEG van 7 juni 1990 inzake de vrije toegang tot milieu-informatie ; Gelet op het advies van de Raad van State van 3 juli 1990 ; Overwegende dat voormelde richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen inzake de risico's van zware ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten voor toepassing in het Vlaamse Gewest reeds gedeeltelijk werd omgezet bij koninklijk besluit van 6 november 1987 betreffende de kennisgeving van bepaalde industriële activiteiten die aanleiding kunnen geven tot zware ongevallen alsmede bij koninklijk besluit van 22 april 1988 tot vaststelling van het type, de modaliteiten en de procedure van de informatie die moet verstrekt worden wanneer een zwaar ongeval zich voordoet bij bepaalde industriële activiteiten, getroffen in uitvoering van de wet van 21 januari 1987 inzake de risico's van zware ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten ; Overwegende dat artikel 41, 1 van het voormelde decreet van 28 juni 1985 een artikel 32 sexies heeft ingevoegd in de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging bepalende dat de vergunning bedoeld in artikel 2 van deze wet van 26 maart 1971 wordt verleend overeenkomstig de bepalingen van het voormelde decreet van 28 juni 1985 en zijn uitvoeringsbesluiten ; Overwegende dat het artikel 26 van het decreet van 2 juli 1981 betreffende het beheer van afvalstoffen, zoals gewijzigd door het artikel 41 bis van het voormelde decreet van 28 juni 1985, bepaalt dat de vergunning bedoeld in het decreet van 2 juli 1981 wordt verleend krachtens het voormelde decreet van 28 juni 1985 en zijn uitvoeringsbesluiten ; Overwegende dat artikel 4 bis van het voormelde decreet van 28 juni 1985 een artikel 6bis in de wet van 22 juli 1974 op de giftige afval heeft ingevoegd bepalende dat de vergunning bedoeld in artikel 6 van deze wet van 22 juli 1974, met uitsluiting van deze die betrekking heeft op de verkoop en het te koop stellen, de verwerving en de astand onder bezwarende of kosteloze titel en het voorhanden houden van giftige afval, wordt verleend overeenkomstig de bepalingen van het voormelde decreet van 28 juni 1985 en zijn uitvoeringsbesluiten ; Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 1/335

2 Op de voordracht van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuurbehoud en Land ; Na beraadslaging ; Hoofdstuk I Definities Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1 "de Vlaamse minister": het lid van de Vlaamse regering tot wiens bevoegdheid de bescherming van het leefmilieu behoort; Gewijzigd bij art. 2, B.Vl.Reg. 19 januari 1994, B.S. 15 februari "het decreet": het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning; 3 "de indelingslijst": de aan dit besluit als bijlage 1 toegevoegde lijst van als hinderlijk beschouwde en tot vaststelling, overeenkomstig het bedoelde in artikel 3 van het decreet, bij welke van de drie klassen van en zij worden ingedeeld, naargelang van de graad waarin zij geacht worden belastend te zijn voor de mens en het leefmilieu; Gewijzigd bij art , 1, B.Vl.Reg. 1 juni 1995, B.S. 31 juli "en": fabrieken, werkplaatsen, opslagplaatsen, machines, installaties, toestellen en handelingen die op de indelingslijst voorkomen; 5 "exploiteren": in werking stellen of houden, gebruiken, installeren of in stand houden van een, daaronder begrepen het lozen van afvalwater; 6 "exploitant": elke natuurlijke of rechtspersoon die een exploiteert of voor wiens rekening een wordt geëxploiteerd; 7 "veranderen van een ": wijzigen, uitbreiden, toevoegen: - "wijzigen" : het verplaatsen binnen de vergunde, of het aanwenden van een andere fabricagemethode ; - "uitbreiden" : het vergroten in capaciteit, in drijfkracht of in oppervlakte op percelen waarop de geldende vergunning betrekking heeft ; - "toevoegen" : het vergroten in opslagcapaciteit, in drijfkracht of in oppervlakte op percelen, waarop de geldende vergunning geen betrekking heeft ; 8 "tijdelijke en": de in de indelingslijst met de letter T aangeduide vergunningsplichtige en waarvan de exploitatie geen blijvende gevolgen voor het leefmilieu veroorzaakt en in principe niet langer zal duren dan: - één jaar, als het een betreft die verband houdt met een bouwwerf ; - drie maanden in de andere gevallen; 9 "afvalwater": verontreinigd water waarvan men zich ontdoet, zich moet ontdoen of de intentie heeft zich van te ontdoen, met uitzondering van hemelwater dat niet in aanraking is geweest met verontreinigende stoffen; Vervangen bij art , 2, B.Vl.Reg. 1 juni 1995, B.S. 31 juli "huishoudelijk afvalwater": afvalwater dat alleen bestaat uit het water dat afkomstig is van: a) normale huishoudelijke activiteiten; b) sanitaire installaties; c) keukens; d) het reinigen van gebouwen, zoals woningen, kantoren, plaatsen waar groot- of kleinhandel wordt gedreven, zalen voor vertoningen, kazernen, kampeerterreinen, gevangenissen, onderwijsen met of zonder internaat, zwembaden, hotels, restaurants, drankgelegenheden, kapsalons; e) wassalons, waar de toestellen uitsluitend door het cliënteel zelf worden bediend. Afvalwaterstromen van verzorgingsinstellingen die voldoen aan de voorwaarden van artikel van titel II van het VLAREM, worden voor de toepassing van dit besluit gelijkgesteld met huishoudelijk afvalwater; Vervangen bij art , 2, B.Vl.Reg. 1 juni 1995, B.S. 31 juli Gewijzigd bij art. 1, 1 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart "koelwater": het water dat in de nijverheid voor afkoeling gebruikt wordt en dat niet in aanraking is gekomen met af te koelen stoffen of met andere verontreinigende stoffen; Vervangen bij art , 2, B.Vl.Reg. 1 juni 1995, B.S. 31 juli "bedrijfsafvalwater" : alle afvalwater dat niet voldoet aan de bepalingen van huishoudelijk afvalwater of koelwater; Vervangen bij art , 2, B.Vl.Reg. 1 juni 1995, B.S. 31 juli "gevaarlijke stoffen": a) in toepassing van artikel 38, 6, artikel 41, 1, en bijlage 2 van dit besluit, de afdelingen 2.4.3, 4.2.2, 4.2.3, en 4.3.1, de artikels , , 7, 5BIS , 5BIS , Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 2/335

3 5BIS en 5BIS , artikel 3 van bijlage en bijlage 5.3.2, 21 van titel II van het VLAREM: toxische, persistente en bioaccumuleerbare stoffen of groepen van stoffen en andere stoffen of groepen van stoffen die aanleiding geven tot evenveel bezorgdheid; b) in toepassing van artikel 6quater, 3, artikel 7, 1, artikel 8, 1 en 2, artikel 16, 1, bijlage 5, deel 2, III en bijlage 6 van dit besluit en artikel van titel II van het VLAREM: stoffen, mengsels of preparaten als vermeld in bijlage 6, deel 1, gevoegd bij dit besluit of beantwoordend aan de criteria, vermeld in bijlage 6, deel 2, gevoegd bij dit besluit en aanwezig als grondstof, product, bijproduct, residu of tussenproduct, met inbegrip van die stoffen waarvan redelijkerwijs mag worden verwacht dat ze bij een ongeval ontstaan; c) in toepassing van artikel 30bis, 2, 14, van dit besluit en artikel , 2 van titel II van het VLAREM en in uitvoering van de verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006: stoffen of mengsels als vermeld in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (); Opgeheven bij art , 3, B.Vl.Reg. 1 juni 1995, B.S. 31 juli Opnieuw opgenomen in deze lezing bij art. 1, 1, B.Vl.Reg. 12 mei 2006, B.S. 30 juni 2006, derde editie. Gewijzigd bij art. 5, 1, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september "prioritaire stoffen" : stoffen waarvan de lijst overeenkomstig de EG-richtlijn 2000/60/EG is vastgesteld in lijst III van bijlage 2C bij dit besluit; hiertoe behoren prioritaire gevaarlijke stoffen op gebied van waterbeleid waarvoor maatregelen moeten worden getroffen; Opgeheven bij art , 3, B.Vl.Reg. 1 juni 1995, B.S. 31 juli Opnieuw opgenomen in deze lezing bij art. 1, 2, B.Vl.Reg. 12 mei 2006, B.S. 30 juni 2006, derde editie. 14bis "verontreinigende stoffen" : iedere stof die tot verontreiniging kan leiden, met name de stoffen waarvan de lijst overeenkomstig de EG-richtlijn 2000/60/EG is vastgesteld in bijlage 2A bij dit besluit; Ingevoegd bij art. 1, 3, B.Vl.Reg. 12 mei 2006, B.S. 30 juni 2006, derde editie. 15 afvalstoffen : afvalstoffen als vermeld in het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen en de uitvoeringsbesluiten ervan. De definities, als vermeld in voormeld decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, gelden ook voor de toepassing van dit besluit; Vervangen bij art , 4, B.Vl.Reg. 1 juni 1995, B.S. 31 juli Vervangen bij art , 1 B.Vl.Reg. 17 februari 2012, B.S. 23 mei "GPBV-installatie": een vaste technische eenheid waarin een of meer van de activiteiten en processen, vermeld in de indelingslijst, en aangeduid met de letter X in de vierde kolom van de indelingslijst, alsook andere op dezelfde locatie ten uitvoer gebrachte en daarmee rechtstreeks samenhangende activiteiten plaatsvinden die technisch in verband staan met de voormelde activiteiten en die gevolgen kunnen hebben voor de emissies en de verontreiniging; Opgeheven bij art , 5, B.Vl.Reg. 1 juni 1995, B.S. 31 juli Opnieuw opgenomen bij art. 1, 1, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Vervangen bij art. 5, 2, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september "vergunning": een schriftelijke machtiging om een, dan wel een deel ervan, te exploiteren en waarbij een vergunning betrekking kan hebben op een of meer en die zich op dezelfde locatie bevinden en die door dezelfde exploitant worden geëxploiteerd; Opgeheven bij art , 5, B.Vl.Reg. 1 juni 1995, B.S. 31 juli Opnieuw opgenomen bij art. 1, 2, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Vervangen bij art. 5, 2, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september "belangrijke wijziging van een GPBV-installatie" : een wijziging van de aard of de werking, of een uitbreiding van de installatie die gevolgen voor het milieu kan hebben en die volgens de vergunningverlenende overheid significante negatieve effecten kan hebben op mens of milieu; In de zin van deze definitie wordt elke wijziging of uitbreiding van een exploitatie geacht belangrijk te zijn, indien de wijziging of uitbreiding op zich voldoet aan de drempelwaarden, voorzover deze bestaan, van een rubriek of subrubriek uit de indelingslijst die in de vierde kolom van de indelingslijst is aangeduid met het symbool X, voor zover deze indelingscriteria bestaan; Opgeheven bij art , 5, B.Vl.Reg. 1 juni 1995, B.S. 31 juli Opnieuw opgenomen bij art. 1, 3, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 1 B.Vl.Reg. 3 juni 2005, B.S. 24 juni Vervangen bij art. 1, 4, B.Vl.Reg. 12 mei 2006, B.S. 30 juni 2006, derde editie. Vervangen bij art. 1, 1, B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Gewijzigd bij art. 5, 3, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september 2013 [...] opgeheven bij art. 5, 4, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september "gevaar" : de intrinsieke eigenschap van een gevaarlijke stof of van een fysische situatie die potentieel tot schade voor de gezondheid van de mens en/of het milieu kan leiden; Opgeheven bij art , 5, B.Vl.Reg. 1 juni 1995, B.S. 31 juli Opnieuw opgenomen bij art. 1, 5, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart "risico" : de waarschijnlijkheid dat een bepaald effect zich binnen een bepaalde periode of onder bepaalde omstandigheden voordoet. Opgeheven bij art , 5, B.Vl.Reg. 1 juni 1995, B.S. 31 juli Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 3/335

4 Opnieuw opgenomen bij art. 1, 6, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart "Verdrag van Espoo" : Verdrag inzake milieu-effectenrapportage in grensoverschrijdend verband en van de aanhangsels I, II, III, IV, V, VI en VII ondertekend in Espoo op 25 februari 1991; Vervangen bij art. 2, B.Vl.Reg. 27 april 1994, B.S. 6 mei Opgeheven bij art , 5, B.Vl.Reg. 1 juni 1995, B.S. 31 juli Opnieuw opgenomen bij art. 1, 7, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart "gebied" : tenzij anders gepreciseerd in de indelingslijst van titel I van het VLAREM of de desbetreffende hoofdstukken, afdelingen of subafdelingen van titel II van het VLAREM : a) ofwel, gebied bepaald in de plannen van aanleg of de behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunningen, vastgesteld in uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, met bestemmingsvoorschriften zoals bepaald in het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de en de toepassing van ontwerp-gewestplannen en gewestplannen, en de ermee vergelijkbare gebieden; b) ofwel, als er een categorie van gebiedsaanduiding voor een gebied is aangegeven in de goedgekeurde gewestelijke, provinciale of gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen vastgesteld in uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 een van de volgende categorieën van gebiedsaanduiding : 1) wonen; 2) bedrijvigheid; 3) recreatie; 4) landbouw; 5) bos; 6) reservaat en natuur; 7) overig groen; 8) lijninfrastructuur; 9) gemeenschapsvoorzieningen en nutsvoorzieningen; 10) ontginning en waterwinning. Voor de toepassing van dit besluit worden de categorieën van gebiedsaanduiding bedoeld sub b) gelijkgesteld met de overeenkomstige gebieden bedoeld sub a); c) ofwel, als er geen categorie van gebiedsaanduiding is aangegeven, door de stedenbouwkundige voorschriften van een ruimtelijk uitvoeringsplan, vastgesteld in uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, een gebied, bepaald in het gewestelijk, provinciaal of gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, met een met de bestemmingsvoorschriften, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de en de toepassing van ontwerp-gewestplannen en gewestplannen, vergelijkbare hoofdbestemming; Opgeheven bij art. 2 B.Vl.Reg. 27 april 1994, B.S. 6 mei Opnieuw opgenomen bij art. 2 B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Gewijzigd bij art. 1, 2 en 3 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart "zwaar ongeval" : een gebeurtenis zoals een zware emissie, brand of explosie als gevolg van onbeheerste ontwikkelingen tijdens de bedrijfsuitoefening in een, waardoor onmiddellijk of na verloop van tijd ernstig gevaar voor de gezondheid van de mens binnen of buiten de en/of voor het milieu ontstaat en waarbij een of meer gevaarlijke stoffen betrokken zijn; Vervangen bij art. 1, 8, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart "grondwater": al het water dat zich onder het bodemoppervlak in de verzadigde zone bevindt en dat in direct contact met bodem of ondergrond staat; 25bis "watervoerende laag" : een of meer ondergrondse rotslagen of andere geologische lagen die voldoende poreus en doorlatend zijn voor een belangrijke grondwaterstroming of de onttrekking van aanzienlijke hoeveelheden grondwater; Ingevoegd bij art. 1, 5, B.Vl.Reg. 12 mei 2006, B.S. 30 juni 2006, derde editie. 26 "directe lozing in grondwater": de inleiding van stoffen van bijlage 2 B bij dit besluit in het grondwater zonder doorsijpeling door bodem of ondergrond; 27 "indirecte lozing in grondwater": de inleiding van stoffen van bijlage 2 B bij dit besluit in het grondwater na doorsijpeling door bodem of ondergrond. [...] Opgeheven bij art. 5, 5, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september "beste beschikbare technieken, hierna BBT te noemen" : het meest doeltreffende en geavanceerde ontwikkelingsstadium van de activiteiten en exploitatiemethoden, waarbij de praktische bruikbaarheid van speciale technieken om in beginsel het uitgangspunt voor de emissiegrenswaarden en andere vergunningsvoorwaarden te vormen is aangetoond, met het doel emissies en effecten op het milieu in zijn geheel te voorkomen, of wanneer dat niet mogelijk blijkt algemeen te beperken; a) "technieken" : zowel de toegepaste technieken als de wijze waarop de installatie wordt ontworpen, gebouwd, onderhouden, geëxploiteerd en ontmanteld; b) "beschikbare" : op zodanige schaal ontwikkeld dat de betrokken technieken, kosten en baten in aanmerking genomen, economisch en technisch haalbaar in de industriële context kunnen worden Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 4/335

5 toegepast, onafhankelijk van de vraag of die technieken al dan niet op het grondgebied van het Vlaamse Gewest worden toegepast of geproduceerd, mits ze voor de exploitant op redelijke voorwaarden toegankelijk zijn; c) "beste" : het meest doeltreffend voor het bereiken van een hoog algemeen niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel; Toegevoegd bij art , 6, B.Vl.Reg. 1 juni 1995, B.S. 31 juli Vervangen bij art. 1, 9, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 5, 6, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september "genetisch gemodificeerd micro-organisme (GGM) of organisme (GGO)" : een micro-organisme of een organisme waarvan het genetische materiaal gewijzigd is op een wijze die van nature of door voortplanting of natuurlijke recombinatie niet mogelijk is. Volgens deze definitie vindt genetische modificatie plaats als een van de in bijlage 15 A., deel 1, genoemde technieken wordt toegepast, uitgenomen de technieken, opgesomd in bijlage 15 A., deel 2, bij dit besluit; Toegevoegd bij art. 1 B.Vl.Reg. 6 februari 2004, B.S. 1 april "gebruiker" : elke natuurlijke of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor het ingeperkt gebruik van GGO s en/of pathogene organismen; Toegevoegd bij art. 1 B.Vl.Reg. 6 februari 2004, B.S. 1 april "bevoegde instantie" : de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, per adres hoofdbestuur; Toegevoegd bij art. 1 B.Vl.Reg. 6 februari 2004, B.S. 1 april Gewijzigd bij art. 34, 1, B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei "technisch deskundige" : de sectie Bioveiligheid en Biotechnologie van het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid (SBB), bedoeld in artikel 4 van het samenwerkingsakkoord van 25 april 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende de administratieve en wetenschappelijke coördinatie inzake bioveiligheid, die op basis van een bevoegdheidsdelegatie overeenkomstig artikel 12, 2, van het voormelde samenwerkingsakkoord, de evaluatie van de bioveiligheid uitvoert. Toegevoegd bij art. 1 B.Vl.Reg. 6 februari 2004, B.S. 1 april "energiestudie" : een energiestudie overeenkomstig de bepalingen uit artikel van het Energiebesluit; Toegevoegd bij art. 8 B.Vl.reg. 14 mei 2004, B.S. 16 juli Gewijzigd bij artikel 33 B.Vl.Reg. 4 februari 2005, B.S. 28 februari Gewijzigd bij art B.Vl.Reg. 19 november 2011, B.S. 08 december "energieplan" : een energieplan overeenkomstig de bepalingen uit artikel van het Energiebesluit; Toegevoegd bij art. 8 B.Vl.reg. 14 mei 2004, B.S. 16 juli Gewijzigd bij artikel 33 B.Vl.Reg. 4 februari 2005, B.S. 28 februari Gewijzigd bij art B.Vl.Reg. 19 november 2010, B.S. 8 december "energiegebruik" : het primair elektriciteitsgebruik en primair energetisch gebruik van energiedragers en niet het non-energetisch gebruik van energiedragers in de vorm van als grondstof ingezette energiedragers. Toegevoegd bij art. 8 B.Vl.reg. 14 mei 2004, B.S. 16 juli Gewijzigd bij artikel 33 B.Vl.Reg. 4 februari 2005, B.S. 28 februari "broeikasgassen" : a) koolstofdioxide (CO2); b) methaan(ch4); c) distikstofoxide (N2O); d) fluorkoolwaterstoffen (HFK s) : de gefluoreerde broeikasgassen die zijn opgenomen in groep I van bijlage van titel II van het VLAREM, met inbegrip van de isomeren ervan; e) perfluorkoolstoffen (PFK s) : de gefluoreerde broeikasgassen die zijn opgenomen in groep II van bijlage van titel II van het VLAREM, met inbegrip van de isomeren ervan; f) zwavelhexafluoride (SF6) : het gefluoreerde broeikasgas in groep III van bijlage van titel II van het VLAREM; Toegevoegd bij artikel 33 B.Vl.Reg. 4 februari 2005, B.S. 28 februari "BKG-installatie": een vaste technische eenheid waarin een of meer van de activiteiten en processen, vermeld in de indelingslijst en aangeduid met de letter Y in de vierde kolom van de indelingslijst, alsook andere op dezelfde locatie ten uitvoer gebrachte en daarmee rechtstreeks samenhangende activiteiten plaatsvinden die technisch in verband staan met voormelde activiteiten en die gevolgen kunnen hebben voor de emissies en de verontreiniging; Toegevoegd bij artikel 33 B.Vl.Reg. 4 februari 2005, B.S. 28 februari Vervangen bij art. 5, 7, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september 2013 [...] Opgeheven bij art. 5, 8, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september "verificatiebureau" : de organisatie die aangesteld is om de correcte uitvoering van het Vlaams Benchmarking convenant over energie-efficiëntie in de industrie van 29 november 2002 te bewaken, zoals bepaald in artikel 10 van dit convenant; Toegevoegd bij artikel 33 B.Vl.Reg. 4 februari 2005, B.S. 28 februari Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 5/335

6 [...] Toegevoegd bij artikel 33 B.Vl.Reg. 4 februari 2005, B.S. 28 februari Opgeheven bij artikel 1, 1, B.Vl.Reg. 7 december 2007, B.S. 21 december 2007, tweede editie. [...] Opgeheven bij art. 5, 8, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september "bijzonder beschermd gebied" : een gebied dat behoort tot één of meer van de volgende gebieden : a) de speciale beschermingszones, de definitief vastgestelde gebieden die in aanmerking komen als speciale beschermingszone en de waterrijke gebieden van internationale betekenis overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu; b) een beschermd duingebied of voor het duingebied belangrijk landbouwgebied zoals aangegeven ter uitvoering van het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescherming van de kustduinen; c) groengebieden, natuurgebieden, natuurgebieden met wetenschappelijke waarde en de ermee vergelijkbare gebieden, aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening; d) bosgebieden, valleigebieden, brongebieden, overstromingsgebieden, agrarische gebieden met ecologisch belang of ecologische waarde en de ermee vergelijkbare gebieden, aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening; e) een beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht, monument of archeologische zone; f) de waterwingebieden en bijhorende beschermingszones type I en II vastgesteld ter uitvoering van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer; g) het Vlaams Ecologisch Netwerk overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu; h) een volgens een plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan vastgesteld erfgoedlandschap. Toegevoegd bij art. 1, 6, B.Vl.Reg. 12 mei 2006, B.S. 30 juni 2006, derde editie. 43 "voertuig" : gemotoriseerd transportmiddel, met uitzondering van vaartuigen; Toegevoegd bij art. 45 B.Vl.Reg. 9 februari 2007, B.S. 22 maart voertuigwrak : een voertuig dat een afvalstof is als vermeld in artikel 3,1, van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen; Toegevoegd bij art. 45 B.Vl.Reg. 9 februari 2007, B.S. 22 maart Vervangen bij art , 2 B.Vl.Reg. 17 februari 2012, B.S. 23 mei "het Departement" : het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van het Vlaamse Ministerie van Leefmilieu, Natuur en Energie; Toegevoegd bij art. 34, 2, B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei "de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen" : de afdeling Milieuvergunningen van het Departement, zoals thans bepaald met toepassing van artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de departementen van de Vlaamse ministeries; Toegevoegd bij art. 34, 2, B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei "de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving" : de afdeling Milieu-inspectie van het Departement, zoals thans bepaald met toepassing van artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de departementen van de Vlaamse ministeries; Toegevoegd bij art. 34, 2, B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei "de afdeling, bevoegd voor veiligheidsrapportering" : de afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid van het Departement, zoals thans bepaald met toepassing van artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de departementen van de Vlaamse ministeries; Toegevoegd bij art. 34, 2, B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei "de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen" : de afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen van het Departement, zoals thans bepaald met toepassing van artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de departementen van de Vlaamse ministeries; Toegevoegd bij art. 34, 2, B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei "de afdeling, bevoegd voor luchtverontreiniging" : de afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheersing, Milieu & Gezondheid van het departement, zoals thans bepaald met toepassing van artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de departementen van de Vlaamse ministeries; Toegevoegd bij art. 34, 2, B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei "de afdeling, bevoegd voor erkenningen" : de afdeling Milieuvergunningen van het Departement, Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 6/335

7 zoals thans bepaald met toepassing van artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2003 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de departementen van de Vlaamse ministeries; Toegevoegd bij art. 34, 2, B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei "de afdeling, bevoegd voor het toezicht volksgezondheid" : de afdeling Toezicht Volksgezondheid van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid; Toegevoegd bij art. 34, 2, B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei [...] Toegevoegd bij art. 34, 2, B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei Opgeheven bij art. 2 B.Vl.Reg. 9 september 2011, B.S. 14 november "ondergrondse opslag van afvalstoffen" : een permanente afvalopslagvoorziening in een diepe onderaardse ruimte zoals een zout- of kaliummijn. Toegevoegd bij art. 1, 2, B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari «uniek gemeentelijk loket» : het loket, vermeld in artikel 8quater van het decreet. Toegevoegd bij art. 1 B.Vl.Reg. 18 september 2009, B.S. 28 oktober dierenbegraafplaats : een plaats waar collectief krengen van gezelschapsdieren worden begraven; Toegevoegd bij art. 1, 4 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart gezelschapsdieren : alle dieren van soorten die gewoonlijk door de mens worden gevoed en gehouden, maar die niet gegeten worden, en die niet voor veeteelt gehouden worden; Toegevoegd bij art. 1, 4 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart collectief begraven van krengen van gezelschapsdieren : alle andere begravingen van krengen van gezelschapsdieren, dan de individuele begraving door de eigenaar van het kreng, in de eigen tuin; Toegevoegd bij art. 1, 4 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart 2012 Toegevoegd bij art. 1, 4 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart 2012 Toegevoegd bij art. 1, 4 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart hogedrempel-seveso- : een die is ingedeeld in subrubriek van de indelingslijst; Toegevoegd bij art. 1, 4 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart veiligheidsnota : openbaar document waarin aangetoond wordt dat de verandering van een vergunde geen bijkomend risico van zware ongevallen voor mens en milieu meebrengt ten opzichte van de bestaande toestand, zoals die beschreven is in een voor die goedgekeurd omgevingsveiligheidsrapport, en waarbij met betrekking tot die verandering wordt aangetoond welke maatregelen getroffen zijn of kunnen worden getroffen om zware ongevallen te voorkomen en om de gevolgen ervan voor mens en milieu te beperken; Toegevoegd bij art. 1, 4 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart Verordening Dierlijke Bijproducten (EG) nr. 1069/2009 : verordening (EG) nr.1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002; Toegevoegd bij art. 1, 4 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart Verordening (EG) nr. 142/2011 : verordening (EG) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn. Toegevoegd bij art. 1, 4 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart «stuivende stoffen» : niet-verpakte stoffen die bij het transport, de verwerking, de vervaardiging of de opslag tot niet-geleide stofemissies kunnen leiden; 65 «overslaghoeveelheid van stuivende stoffen» : de aan- of afgevoerde hoeveelheden stuivende stoffen naar of van het terrein van de, welke van de twee het grootst is. Bij het bepalen van de overslaghoeveelheid worden stoffen van stuifcategorie SC3, zoals vermeld in artikel van titel II van het VLAREM, slechts voor 10 % in rekening gebracht; 66 «opslagcapaciteit voor stuivende stoffen» : de oppervlakte van het terrein die wordt voorbehouden voor de tijdelijke opslag van stuivende stoffen, met uitzondering van de oppervlakte van gesloten opslagplaatsen die voldoen aan de bepalingen van artikel , tweede lid, van titel II van het VLAREM. Voor bouw-, sloop of wegeniswerken wordt alleen rekening gehouden met de maximale oppervlakte die op één bepaald moment wordt voorbehouden voor opslag van stuivende stoffen. 67 "stof": een chemisch element en de verbindingen daarvan, met uitzondering van radioactieve stoffen en genetisch gemodificeerde organismen en micro-organismen; Toegevoegd bij art. 5, 9, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september "verontreiniging": de directe of indirecte inbreng door menselijke activiteiten van stoffen, trillingen, warmte of geluid in lucht, water of bodem, die de gezondheid van de mens of de milieukwaliteit kan aantasten, schade kan toebrengen aan materiële goederen, of de belevingswaarde van het milieu of een ander rechtmatig milieugebruik kan aantasten of in de weg kan staan; Toegevoegd bij art. 5, 9, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september "emissie": de directe of indirecte uitstoot uit puntbronnen of diffuse bronnen van de installatie, Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 7/335

8 stoffen, trillingen, warmte of geluid in de lucht, het water of de bodem; Toegevoegd bij art. 5, 9, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september «emissiegrenswaarde» : de massa, gerelateerd aan bepaalde specifieke parameters, de concentratie en/of het niveau van een emissie, die gedurende een of meer vastgestelde perioden niet mogen worden overschreden. De emissiegrenswaarden kunnen ook voor bepaalde groepen, families of categorieën van stoffen worden vastgesteld, namelijk voor de stoffen, vermeld in bijlage van titel II van het VLAREM. De emissiegrenswaarden voor de emissies van stoffen gelden op het punt waar de emissies de installatie verlaten en worden bepaald zonder rekening te houden met een eventuele verdunning. Voor indirecte lozingen van verontreinigende stoffen in water mag bij de bepaling van de emissiegrenswaarden van de betrokken installatie rekening worden gehouden met het effect van een waterzuiveringsinstallatie, op voorwaarde dat een equivalent niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel wordt gewaarborgd en dat dit niet leidt tot een hogere belasting van het milieu; Toegevoegd bij art. 5, 9, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september «milieukwaliteitsnorm» : alle eisen waaraan op een gegeven ogenblik in een bepaald milieucompartiment of een bepaald gedeelte daarvan moet worden voldaan overeenkomstig deel 2 van titel II van het VLAREM; Toegevoegd bij art. 5, 9, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september «BBT-referentiedocument», hierna BREF te noemen : een document dat het resultaat is van de overeenkomstig artikel 13 van de Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) georganiseerde uitwisseling van informatie, dat opgesteld is voor welomschreven activiteiten en dat met name een beschrijving geeft van toegepaste technieken, huidige emissies en consumptieniveaus, technieken die in overweging worden genomen voor de bepaling van BBT, alsook BBT-conclusies en eventuele technieken in opkomst, met bijzondere aandacht voor de criteria, vermeld in bijlage 18 bij dit besluit; Toegevoegd bij art. 5, 9, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september «BBT-conclusies» : een document dat bestaat uit die delen van een BREF met de conclusies over BBT, de beschrijving ervan, gegevens ter beoordeling van de toepasselijkheid ervan, de met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus, de daarmee verbonden monitoring, de daarmee verbonden consumptieniveaus en, in voorkomend geval, de toepasselijke terreinsaneringsmaatregelen; Toegevoegd bij art. 5, 9, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september «met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus», hierna BBT-GEN te noemen : de bandbreedte van emissieniveaus verkregen in normale bedrijfsomstandigheden met gebruikmaking van een beste beschikbare techniek of een combinatie van BBT als omschreven in de BBT-conclusies, uitgedrukt als een gemiddelde over een bepaalde periode, in specifieke referentieomstandigheden; Toegevoegd bij art. 5, 9, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september «techniek in opkomst» : een nieuwe techniek voor een industriële activiteit die, als ze commercieel wordt ontwikkeld, hetzij een hoger algemeen beschermingsniveau voor het milieu hetzij ten minste hetzelfde beschermingsniveau voor het milieu en grotere kostenbesparingen kan opleveren dan de bestaande BBT; Toegevoegd bij art. 5, 9, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september «publiek» : een of meer natuurlijke personen of rechtspersonen en hun verenigingen, organisaties of groepen; Toegevoegd bij art. 5, 9, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september «bodem» : de bovenste laag van de aardkorst die begrensd is door het vaste gesteente en het aardoppervlak. De bodem bestaat uit minerale deeltjes, organisch materiaal, water, lucht en levende organismen; Toegevoegd bij art. 5, 9, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september «ondergrond» : het gedeelte van de aardkorst dat onder de bodem ligt; Toegevoegd bij art. 5, 9, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september «ontvangend waterlichaam» : oppervlaktewater, grondwater en overgangswater als vermeld in artikel 3, 2, 3, 4 en 10, van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid; Toegevoegd bij art. 5, 9, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september «toezichthouder» : de persoon die krachtens dit besluit of krachtens titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid bevoegd is om toezicht uit te oefenen.». Toegevoegd bij art. 5, 9, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september 2013 «81 «eerste verbintenisperiode» : de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012; Toegevoegd bij art. 5, 9, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september «tweede verbintenisperiode» : de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2020; Toegevoegd bij art. 5, 9, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september «ton kooldioxide-equivalent» : een metrische ton koolstofdioxide (CO 2 ) of een hoeveelheid van Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 8/335

9 de andere broeikasgassen met een gelijkwaardig aardopwarmingspotentieel; Toegevoegd bij art. 5, 9, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september «BKG-emissies» : a) in het kader van de eerste verbintenisperiode, CO 2 -emissies die overeenkomstig het ministerieel besluit van 14 december 2007 houdende vaststelling van richtsnoeren voor het opstellen en wijzigen van het monitoringplan voor de handelsperiode bewaakt worden; b) in het kader van de tweede verbintenisperiode, emissies van broeikasgassen afkomstig van activiteiten met de vermelding van de letter Y in de indelingslijst, alleen voor wat betreft de emissies waarop de subindexen bij de letter Y betrekking hebben, uitgedrukt in ton kooldioxideequivalenten; Toegevoegd bij art. 5, 9, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september «monitoringplan» : een document dat bedoeld is voor het bewaken van BKG-emissies en dat opgesteld is overeenkomstig Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad; Toegevoegd bij art. 5, 9, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september «emissiejaarrapport» : a) in het kader van de eerste verbintenisperiode, een rapport over de BKG-emissies die zijn uitgestoten tijdens het voorgaande kalenderjaar, dat is opgesteld overeenkomstig de sjabloon die op 23 januari 2009 is vastgesteld door de Vlaamse minister, bevoegd voor leefmilieu en het waterbeleid; b) in het kader van de tweede verbintenisperiode, een emissieverslag over de BKG-emissies die zijn uitgestoten tijdens het voorgaande kalenderjaar, dat is opgesteld en waarover werd gerapporteerd overeenkomstig verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad. Toegevoegd bij art. 5, 9, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september 2013 Hoofdstuk II De melding Artikel Niemand mag, zonder daarvan vooraf melding te hebben gedaan, een die behoort of na de geplande verandering blijft behoren tot de derde klasse exploiteren of veranderen. 2. De in paragraaf 1 bedoelde melding dient te gebeuren door middel van een meldingsformulier, waarvan het model is vastgesteld in bijlage 3.B van bijlage 3 bij onderhavig besluit, dat bij ter post aangetekende zending of bij afgifte tegen ontvangstbewijs wordt gericht aan het college van burgemeester en schepenen en ingediend bij het uniek gemeentelijk loket van de gemeente waarin de percelen zijn gelegen waarop de exploitatie of de verandering van de gebeurt of gepland is. Indien de zich over het grondgebied van meer dan één gemeente uitstrekt, wordt het meldingsformulier gericht aan het college van burgemeester en schepenen en ingediend bij het uniek gemeentelijk loket van elke gemeente waarin percelen zijn gelegen waarop de exploitatie of de verandering van de gebeurt of gepland is, voor de respectieve gedeelten van de gelegen op hun ambtsgebied. Het meldingsformulier dat in voormeld geval wordt ingediend bij het uniek gemeentelijk loket van elke gemeente, bevat de gegevens van de volledige. Gewijzigd bij art. 3, 1, B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Gewijzigd bij art. 2, 1, 2 en 3, B.Vl.Reg. 18 september 2009, B.S. 28 oktober De melding moet alle gegevens en bijlagen bevatten die zijn opgenomen in het model van formulier voor de melding van de exploitatie of verandering van een van louter klasse 3 dat is vastgesteld in bijlage 3.B van bijlage 3 bij dit besluit. 4, inleidende bepaling vervangen bij art. 2, 1 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart vervangen bij art. 2, 2 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart vervangen bij art. 2, 3 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart a), tweede en derde gedachtenstreepje opgeheven bij art. 7, B.Vl.Reg. 5 oktober 2001, B.S. 9 januari Vervangen bij art. 3, 2, B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari In afwijking van de bepalingen van 2 en 3 gelden voor de meldingen met betrekking tot en die onlosmakelijk verbonden zijn met de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk voor bewoning wordt gebruikt de volgende bepalingen: 1 de eigenaar van het onroerend goed doet de melding. In geval van mede-eigendom doet de persoon die door de mede-eigenaars als beheerder is belast met het beheer van het goed, de melding; 2 de melding wordt gedaan met een brief die aangetekend wordt verzonden naar het uniek Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 9/335

10 gemeentelijk loket en gericht is aan het college van burgemeester en schepenen. De brief bevat de volgende gegevens : a) de voor- en achternaam, het adres en de hoedanigheid van de persoon die de melding doet; b) het adres van het onroerend goed; c) de vermelding of het gaat om het exploiteren van een nieuwe, of het veranderen van een ; d) de aard van de meldingsplichtige ; e) een schets die de ligging van de aangeeft. 3 [...] Toegevoegd bij art. 1, B.Vl.Reg. 28 oktober 1992, B.S. 2 februari vervangen bij art. 3, 1, B.Vl.Reg. 18 september 2009, B.S. 28 oktober vervangen bij art. 3, 2, B.Vl.Reg. 18 september 2009, B.S. 28 oktober opgeheven bij art. 3, 3, B.Vl.Reg. 18 september 2009, B.S. 28 oktober In afwijking van 2 en 3 gelden voor de meldingen met betrekking tot de in de derde klasse ingedeelde en die samen met en van eerste of tweede klasse een milieutechnische eenheid als bedoeld in artikel van titel II van het VLAREM vormen, de volgende bepalingen : 1 ingedeelde en, ingedeeld in de derde klasse, worden opgenomen in de vergunningsaanvraag of in de mededeling van verandering die overeenkomstig artikel 5, 6, 6bis en 6ter wordt ingediend bij de bevoegde overheid, geldt de vergunningsaanvraag of de mededeling als melding van deze derde klasse-en; 2 in de overige gevallen moet de melding gebeuren overeenkomstig 2 en 3, met dien verstande dat ze in dit geval : a) alle gegevens en bijlagen moet bevatten die zijn opgenomen in het model van formulier voor de mededeling van de kleine verandering of een melding van klasse 3-onderdelen van een vergunde dat is vastgesteld in bijlage 3.A van bijlage 3 bij dit besluit; b) moet worden gericht aan de overheid die in eerste aanleg bevoegd is voor de vergunningsplichtige (en) die samen met de gemelde klasse 3-(en) een milieutechnische eenheid als bedoeld in artikel van titel II van het VLAREM vormen. Toegevoegd bij art. 2, 4, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Vervangen bij art. 3, 3, B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Gewijzigd bij art. 4 B.Vl.Reg. 18 september 2009, B.S. 28 oktober Bijkomende exemplaren van de in de vorige paragrafen bedoelde schriftelijke melding met bijlagen, vermeld in 3, mogen, mits voorafgaande en schriftelijke toelating van de bevoegde overheid en conform het formaat in open standaard ter zake vastgesteld door de Vlaamse minister, in digitale vorm op elektronische dragers worden ingediend. De schriftelijke melding, vermeld in het eerste lid, bevat een door de aanvrager ondertekende brief waarin deze verklaart dat de digitaal verstrekte gegevens volledig overeenstemmen met de schriftelijke versie. Toegevoegd bij art. 3, 4, B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Artikel 3. De exploitant van een niet als hinderlijk ingedeelde die na haar inbedrijfsstelling meldingsplichtig wordt door aanvulling of wijziging van de indelingslijst, is verplicht hiervan binnen de zes maanden na het van kracht worden van die aanvulling of wijziging de melding te doen overeenkomstig het bepaalde in artikel 2. Artikel Het bevoegde college van burgemeester en schepenen neemt akte van de meldingen, bedoeld in artikel 2 en 3, met uitzondering van deze bedoeld in artikel 2, 5, 1 en 2. De burgemeester schrijft de ontvangen meldingen in in een register dat overeenkomstig artikel 32 ingezien kan worden. Wanneer de melding betrekking heeft op een die ingedeeld is in één of meer van de subrubrieken 9.3 tot en met 9.8 en/of de subrubriek 28.2 van de indelingslijst, stuurt de burgemeester zonder verwijl een afschrift van het meldingsformulier en zijn bijlage(n) naar de Vlaamse Landmaatschappij. Wanneer de melding betrekking heeft op een die ingedeeld is in rubrieken 52 tot 56 van de indelingslijst, stuurt de burgemeester zonder verwijl een afschrift van het meldingsformulier en zijn bijlage(n) aan de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor grondwater. Voornoemde afschriften kunnen ook in digitale vorm conform het formaat in open standaard, vermeld Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 10/335

11 in artikel 2, 6, worden verstuurd. Vervangen bij art. 3 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Toegevoegd bij art. 4, 1, B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari De overheid die in eerste aanleg bevoegd is voor de vergunningsplichtige (en) die samen met de gemelde derdeklasse-(en) een milieutechnische eenheid als bedoeld in artikel van titel II van het VLAREM vormen, neemt akte van de meldingen, bedoeld in artikel 2, 5, 1 en 2. Deze akteneming wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 35, 5 wanneer het gaat om een akteneming door de deputatie respectievelijk overeenkomstig artikel 36, 5 wanneer het gaat om een aktename door het college van burgemeester en schepenen. Wanneer de melding betrekking heeft op een die ingedeeld is in één of meer van de subrubrieken 9.3 tot en met 9.8 en/of de subrubriek 28.2 van de indelingslijst, stuurt de bevoegde overheid in elk geval zonder verwijl een voor eensluidend verklaard afschrift van de akteneming alsook een afschrift van het meldingsformulier en zijn bijlage(n) naar de Vlaamse Landmaatschappij. Wanneer de melding betrekking heeft op een die ingedeeld is in rubrieken 52 tot 56 van de indelingslijst, stuurt de bevoegde overheid zonder verwijl een afschrift van het meldingsformulier en zijn bijlage(n) aan de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor grondwater. Voornoemde afschriften kunnen ook in digitale vorm conform het formaat in open standaard, vermeld in artikel 2, 6, worden verstuurd. Vervangen bij art. 3 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Toegevoegd bij art. 4, 2, B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Gewijzigd bij art. 2 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart De exploitatie of verandering van een, zoals bedoeld in artikel 2, mag worden aangevat de dag na de datum dat de melding met alle vereiste gegevens conform artikel 2 werd gedaan op voorwaarde dat voldaan is aan het algemene inplantingsvoorschrift voor en van derde klasse, vastgesteld in het artikel van titel II van het VLAREM. Vervangen bij art. 3 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart De exploitatie van een, zoals bedoeld in artikel 3, mag worden voortgezet voorzover de melding met alle vereiste gegevens conform artikel 2 werd gedaan binnen de termijn, bedoeld in artikel 3. Vervangen bij art. 3 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Hoofdstuk III De vergunningsaanvraag Artikel Niemand mag zonder voorafgaande schriftelijke vergunning van de bevoegde overheid een als hinderlijk ingedeelde die behoort tot de eerste of de tweede klasse, exploiteren. Vervangen bij art. 2, B.Vl.Reg. 28 oktober 1992, B.S. 2 februari Vervangen bij art. 4 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart De vergunningsaanvraag moet alle gegevens bevatten die als verplicht zijn aangeduid in het in bijlage 4 bij dit besluit gevoegde model van vergunningsaanvraagformulier alsook alle toepasselijke bijlagen die zijn voorgeschreven door dit artikel. Gewijzigd bij art. 3 B.Vl.Reg. 27 april 1994, B.S. 6 mei Gewijzigd bij art en art B.Vl.Reg. 1 juni 1995, B.S. 31 juli Gewijzigd bij art. 5 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 1 B.Vl.Reg. 15 juni 1999, B.S. 4 september Gewijzigd bij art. 1 B.Vl.Reg. 13 juli 2001, B.S. 19 september Gewijzigd bij art. 1 B.Vl.Reg. 31 mei 2002, B.S. 19 juni Gewijzigd bij art. 1 B.Vl.Reg. 28 november 2003, B.S. 13 februari 2004 (eerste ed). Ingevoegd bij art. 2 B.Vl.Reg. 6 februari 2004, B.S. 1 april Gewijzigd bij art. 2,1 en ingevoegd bij art. 2, 2-3 B.Vl.Reg. 12 mei 2006, B.S. 30 juni 2006 (derde ed). Gewijzigd bij art. 35 B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei 2008 (eerste ed). Vervangen bij art. 5, 1, B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Bij de vergunningsaanvraag voor een van de klasse 1 of 2 dienen gevoegd: 1 een situeringsplan op schaal van ten minste 1/1.000, waarop de ligging van de gebouwen, de produktie-eenheden, de opslagplaatsen, de stortplaatsen en de lozingspunten ten opzichte van de aanpalende percelen weergegeven is; 2 een of meer uitvoeringsplannen op schaal van ten minste 1/200 waarop per produktie-eenheid, per opslagplaats, per gebouw en per verdieping, de schikkingen van de installaties, machines, Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 11/335

12 toestellen, apparaten (in voorkomend geval met hun bijhorende motoren en opgave van het vermogen ervan) en opslagplaatsen (met capaciteit) evenals de lozingspunten van de afvalwaters weergegeven zijn alsmede de als hinderlijk ingedeelde handelingen aangegeven zijn; 3 een bewijs van betaling van de dossiertaks; 4 aanvraag betrekking heeft op een stortplaats of opslagplaats voor afvalstoffen in of op de bodem alsmede op het geheel of gedeeltelijk opvullen met niet-verontreinigde uitgegraven bodem en niet-verontreinigde bagger- en ruimingsspecie van groeven, graverijen, uitgravingen en andere putten met inbegrip van waterplassen en vijvers of op een directe of indirecte lozing in grondwater van gevaarlijke stoffen bedoeld in bijlage 2 B bij dit besluit, een voorstel van werkplan zoals omschreven in titel II van het VLAREM; een opmetingsplan voor putten, laagten en ophogingen met opgave van het maaiveld en berekening van de nuttige stortcapaciteit; een voorstel van splan, zoals omschreven in titel II van het VLAREM; een voorstel van plan voor afwerking, sluiting en nazorg van de stortplaats, zoals omschreven in titel II van het VLAREM; een verbintenis voor het aangaan van een financiële zekerheid, zoals omschreven in titel II van het VLAREM. 5 aanvraag betrekking heeft op een die ingedeeld is in een of meer van de subrubrieken 9.3 tot en met 9.8 van de indelingslijst : a) een lijst met de aantallen dierplaatsen per ruimte in zover als mogelijk gespecificeerd volgens de diersoorten vermeld in bijlage 5.9 ("Opslagplaatsen voor mest)", Hoofdstuk VII ("Richtlijnen voor de opslagcapaciteit voor mest") b) [...] c) [...] 6 aanvraag betrekking heeft op de winning van grondwater die behoort tot een grondwaterwinningseenheid met een totale capaciteit, inclusief de geplande grondwaterwinning, van meer dan m3/dag of meer dan m3/jaar : a) een hydrogeologische studie van het terrein en omgeving uitgevoerd door een of meer deskundigen die ten minste voldoende inzicht moet verschaffen inzake : i) algemene geologische situatie : - de geologische opbouw; - de lithologische kenmerken van de verschillende formaties; ii) algemene hydrogeologische situatie : - een algemene beschrijving van de waterhuishouding; - een uitvoerige beschrijving van de hydrogeologische kenmerken van de watervoerende laag waaruit water zal worden gewonnen (o.a. hydraulische geleidbaarheid, transmissiviteit, bergingscapaciteit, enz.); - bepalen van stromingsrichtingen en stromingssnelheden van het grondwater; iii) de fysico-chemische kenmerken van het grondwater van de watervoerende laag waaruit water zal worden gewonnen; iv) een berekening van de afpompingskegel in de watervoerende laag waaruit water zal worden gewonnen en de effecten op het bodemwater; v) een overzicht van de grondwaterwinningen straal van 5 km met hun debiet; b) een technisch rapport waarin het effect, met inbegrip van de gevolgen op de natuur en het natuurlijk milieu, van de geplande grondwaterwinning op de openbare en private bovengrondse eigendommen is bestudeerd en omschreven; 7 aanvraag betrekking heeft op het kunstmatig aanvullen van het grondwater : a) een hydrogeologische studie als bedoeld in 4 ; b) een technische nota betreffende de infiltratietechniek en de maatregelen die genomen worden om verontreiniging van de watervoerende lagen te voorkomen. 5-7 ingevoegd bij art. 6 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart vervangen bij art. 2 B.Vl.Reg. 13 juli 2001, B.S. 19 september b) vervangen bij art. 8 B.Vl.Reg. 5 oktober 2001, B.S. 9 januari c) opgeheven bij art. 9 B.Vl.Reg. 5 oktober 2001, B.S. 9 januari gewijzigd bij art. 2 B.Vl.Reg. 31 mei 2002, B.S. 19 juni gewijzigd bij art. 2 B.Vl.Reg. 28 november 2003, B.S. 13 februari 2004 (eerste ed). 5 b) vervangen bij art. 6,1 B.Vl.Reg. 29 april 2005, B.S. 7 juli c) opnieuw opgenomen bij art. 6,2 B.Vl.Reg. 29 april 2005, B.S. 7 juli a) vervangen bij art. 5, 2 B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari b) opgeheven bij art. 5, 3 B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari c) opgeheven bij art. 5, 4 B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 12/335

13 Bij de vergunningsaanvraag voor een van de klasse 1 dient bovendien een uittreksel gevoegd uit het kadastraal plan met de gehele en gedeeltelijke percelen straal van 100 m rond de perceelsgrenzen van de alsmede de lijst van de kadastrale eigenaars van deze percelen. 5. Bij de vergunningsaanvraag voor een of de verandering van een als bedoeld in de bepalingen van Titel IV, Hoofdstuk III, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, wordt op straffe van onvolledigheid een van de volgende documenten gevoegd, overeenkomstig dezelfde bepalingen opgesteld : 1 een goedgekeurd milieueffectrapport; 2 een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de rapportageverplichting en de definitieve beslissing daarover; 3 een project-m.e.r.-screeningsnota. Vervangen bij art. 5,5, B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Vervangen bij art. 1, B.Vl.Reg. 1 maart 2013, B.S. 29 april Bij de vergunningsaanvraag voor een of de verandering van een als bedoeld in de bepalingen van Titel IV, Hoofdstuk V, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, wordt op straffe van onvolledigheid een overeenkomstig dezelfde bepalingen opgesteld en goedgekeurd veiligheidsrapport gevoegd. Vervangen bij art. 5, 6, B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Bij de vergunningsaanvraag voor een GPBV-installatie, worden bovendien de volgende stukken gevoegd : 1 een bijlage over geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging die een beschrijving bevat van : a) de installatie en de activiteiten die er plaatsvinden; b) de grondstoffen en hulpmaterialen, de andere stoffen, en de energie die in de installatie worden gebruikt of door de installatie worden gegenereerd; c) de emissiebronnen van de installatie; d) de toestand van het terrein van de installatie; e) de aard en de omvang van de te verwachten emissies van de installatie in elk milieucompartiment met een overzicht van de significante milieueffecten van de emissies; f) de beoogde technologie en de andere technieken om de emissies van de installatie te voorkomen of, als dat niet mogelijk is, te verminderen; g) de maatregelen voor de preventie, de voorbereiding voor hergebruik, de recycling en de terugwinning van de door de installatie voortgebrachte afvalstoffen; h) de andere maatregelen die worden getroffen om te voldoen aan de algemene beginselen van de fundamentele verplichtingen van de exploitant, vermeld in artikel 43ter; i) de maatregelen die worden getroffen ter controle van de emissies in het milieu; j) een schets van de voornaamste door de aanvrager bestudeerde alternatieven voor de vooropgestelde technologie, technieken en maatregelen; k) voor installaties met een rubriek die in de achtste kolom van de indelingslijst met de kenletter S worden aangeduid : een verslag van oriënterend bodemonderzoek en een bodemattest van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij waaruit blijkt dat met dat oriënterend bodemonderzoek voldaan is aan de bodemonderzoeksplicht, vastgesteld door en krachtens artikel 33bis van het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming; 2 een niet-technische samenvatting van de gegevens, vermeld in punt 1. Als aan een van de eisen, vermeld in het eerste lid, kan worden voldaan met gegevens uit het milieueffectrapport of uit het veiligheidsrapport, of met andere informatie die wordt verstrekt overeenkomstig andere wetgeving, kunnen die gegevens in de vergunningsaanvraag worden opgenomen of bij de vergunningsaanvraag worden gevoegd. Toegevoegd bij art. 7 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 2 B.Vl.Reg. 3 juni 2005, B.S. 24 juni Vervangen bij art. 6, 1 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september In de volgende gevallen wordt bij de vergunningsaanvraag een energiestudie gevoegd als bedoeld in artikel tot en met van het Energiebesluit : a) een nieuwe met een totaal jaarlijks energiegebruik van ten minste 0,1 PetaJoule; b) een verandering van een met een totaal jaarlijks energiegebruik van ten minste 0,1 PetaJoule voorzover de vergunningsaanvraag de voor het energiegebruik relevante onderdelen van de betreft, en waarvoor op grond van artikel 6bis een vergunning overeenkomstig Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 13/335

14 artikel 5 en 6 moet worden aangevraagd; c) [...] Een met een totaal jaarlijks energiegebruik van ten minste 0,1 PetaJoule, voegt bij de vergunningsaanvraag voor een hernieuwing van een vergunning een energieplan als vermeld in hoofdstuk V van titel VI van het Energiebesluit van 19 november In afwijking van het tweede lid zijn de energie-intensieve en van ondernemingen die zijn toegetreden tot de energiebeleidsovereenkomsten voor de verankering van en voor blijvende energieefficiëntie in de Vlaamse energie-intensieve industrie (niet VER-bedrijven en VER-bedrijven) vrijgesteld van de verplichtingen vermeld in het tweede lid. De maatregelen uit dit energieplan met een interne rentevoet zoals vermeld in artikel 6.5.4, 1, 7, van het Energiebesluit van 19 november 2010, worden uiterlijk drie jaar na het verlenen van de milieuvergunning uitgevoerd. Toegevoegd bij art. 9 B.Vl.Reg. 14 mei 2004, B.S. 16 juli Vervangen bij artikel 34, 1, B.Vl.Reg. 4 februari 2005, B.S. 28 februari Gewijzigd bij art B.Vl.Reg. 19 november 2010, b.s. 8 december 2010 Vervangen bij art. 6, 2 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september Als het om een aanvraag van een Y-rubriek gaat, wordt bovendien een monitoringplan toegevoegd dat geverifieerd werd door het verificatiebureau en goedgekeurd werd door de afdeling, bevoegd voor luchtverontreiniging. Als het om een aanvraag tot schrapping van een Y-rubriek gaat, worden bovendien documenten toegevoegd die aantonen dat de installatie niet langer onder het toepassingsgebied van emissiehandel valt. Toegevoegd bij artikel 34, 2 B.Vl.Reg. 4 februari 2005, B.S. 28 februari vervangen bij art. 2, 4 B.Vl.Reg. 12 mei 2006, B.S. 30 juni 2006, derde editie. 3 vervangen bij art. 2, 5 B.Vl.Reg. 12 mei 2006, B.S. 30 juni 2006, derde editie. 1, inleidende bepaling gewijzigd bij art. 1, 1 en 2 B.Vl.Reg. 11 januari 2008, B.S. 23 januari 2008, tweede editie. 1, c) tot l) vervangen bij art. 1, 3 B.Vl.Reg. 11 januari 2008, B.S. 23 januari 2008, tweede editie. 1, m) en n) ingevoegd bij art. 1, 4 B.Vl.Reg. 11 januari 2008, B.S. 23 januari 2008, tweede editie. 2 en 3 opgeheven bij art. 1, 5 B.Vl.Reg. 11 januari 2008, B.S. 23 januari 2008, tweede editie. Vervangen bij art. 6, 3 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september Bij een vergunningsaanvraag voor een voor het verbranden of meeverbranden van afvalstoffen moeten volgende stukken worden gevoegd : 1 een beschrijving van de maatregelen die zijn gepland om te waarborgen dat de installatie zo ontworpen, uitgerust, onderhouden en geëxploiteerd wordt dat aan de exploitatievoorwaarden en verplichtingen van de exploitant wordt voldaan zoals vastgesteld in hoofdstuk XI van dit reglement, rekening houdend met de afvalcategorieën die er zullen worden verbrand of meeverbrand; 2 een beschrijving van de maatregelen die zijn gepland om te waarborgen dat de bij het proces opgewekte warmte voor zover mogelijk wordt teruggewonnen door de productie van warmte, stoom of elektriciteit; 3 een beschrijving van de maatregelen die zijn gepland om te waarborgen dat het ontstaan van residuen en de schadelijkheid ervan tot een minimum beperkt worden, en dat de residuen in voorkomend geval gerecycleerd worden. Toegevoegd bij art. 1 B.Vl.Reg. 6 juni 2008, B.S. 25 augustus Vervangen bij art. 6, 4 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september 2013 Artikel De milieuvergunningsaanvraag, bedoeld in artikel 5, met de voorgeschreven bijlagen wordt bij aangetekende zending of bij afgifte tegen ontvangstbewijs : 1 in tien exemplaren ingediend bij de deputatie tot wiens ambtsgebied de percelen behoren waarop de exploitatie of de verandering van de gebeurt of gepland is, of, als de zich over het grondgebied van meer dan een provincie uitstrekt, bij de onderscheiden deputaties voor de respectieve gedeelten van de gelegen binnen hun ambtsgebied, wanneer het gaat om : a) een vergunningsaanvraag voor de exploitatie, de verdere exploitatie of de verandering van een van de klasse 1; b) een vergunningsaanvraag voor de exploitatie van een van de klasse 1 die na haar inbedrijfsstelling vergunningsplichtig wordt door aanvulling of wijziging van de indelingslijst; c) een vergunningsaanvraag voor het veranderen van een vergunde van de klasse 2 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 14/335

15 waarbij de geplande verandering de indeling van de in klasse 1 tot gevolg heeft; d) een vergunningsaanvraag voor het veranderen van een gemelde van de klasse 3 waarbij de geplande verandering de indeling van de in klasse 1 tot gevolg heeft; e) een vergunningsaanvraag voor de exploitatie, de verdere exploitatie of de verandering van een van de klasse 2 van openbare besturen of een door hen opgerichte instelling; f) een vergunningsaanvraag voor het veranderen van een gemelde van de klasse 3 van openbare besturen of een door hen opgerichte instelling waarbij de geplande verandering de indeling van de in klasse 2 tot gevolg heeft; 2 in zeven exemplaren gericht aan het college van burgemeester en schepenen en ingediend bij het uniek gemeentelijk loket van de gemeente waarin de percelen zijn gelegen waarop de exploitatie of de verandering van de gebeurt of gepland is, of, als de zich over het grondgebied van meer dan een gemeente uitstrekt, bij het uniek gemeentelijk loket van elke gemeente voor de respectieve gedeelten van de gelegen binnen hun ambtsgebied, wanneer het gaat om : a) een vergunningsaanvraag voor de exploitatie, de verdere exploitatie of de verandering van een van de klasse 2, andere dan die van openbare besturen of een door hen opgerichte instelling; b) een vergunningsaanvraag voor de exploitatie van een van de klasse 2, andere dan deze van openbare besturen of een door hen opgerichte instelling, die na haar inbedrijfsstelling vergunningsplichtig wordt door aanvulling of wijziging van de indelingslijst; c) een vergunningsaanvraag voor het veranderen van een gemelde van de klasse 3, andere dan deze van openbare besturen of een door hen opgerichte instelling, waarbij de geplande verandering de indeling van de in klasse 2 tot gevolg heeft; d) een vergunningsaanvraag voor de exploitatie of de verlenging van de exploitatie van een tijdelijke van klasse 1 of 2. Gewijzigd bij art. 3, B.Vl.Reg. 28 oktober 1992, B.S. 2 februari Gewijzigd bij art. 2, B.Vl.Reg. 19 januari 1994, B.S. 15 februari Vervangen bij art. 8,1 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 5, 1-3, B.Vl.Reg. 18 september 2009, B.S. 28 oktober Gewijzigd bij art. 3 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart bis. Wanneer de zich over het grondgebied van meerdere gemeenten in eenzelfde provincie uitstrekt, wordt het aantal in te dienen exemplaren, bedoeld in 1, 1 vermeerderd met 2 per extra gemeente. Het aanvraagformulier dat in het geval, vermeld in het eerste lid, wordt ingediend bij het uniek gemeentelijk loket van elke gemeente, bevat de gegevens van de volledige. Toegevoegd bij art. 8, 2, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Toegevoegd bij art. 6 B.Vl.Reg. 18 september 2009, B.S. 28 oktober Gelijktijdig met de indiening van de in artikel 5 bedoelde milieuvergunningsaanvraag conform voormelde 1, maakt de exploitant in voorkomend geval een exemplaar van het vergunningsaanvraagdossier met de voorgeschreven bijlagen over aan het comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen bedoeld in het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming van zijn onderneming. 3. Wanneer een onder toepassing valt van verschillende indelingsrubrieken die behoort tot verschillende klassen, dan geldt voor deze de procedure van de hoogste klasse. Gewijzigd bij art. 8, 3, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Bij een vergunningsaanvraag die betrekking heeft op een die is ingedeeld op basis van rubriek van de indelingslijst, bezorgt de vergunningverlenende overheid de ontvankelijk verklaarde vergunningsaanvraag ter kennisgeving aan de instantie die door de federale overheid is belast met het opstellen van het externe noodplan. Opgeheven bij art. 1 B.Vl.Reg. 29 september 2000, B.S. 22 mei Opnieuw opgenomen bij art. 2 B.Vl.Reg. 6 juni 2008, B.S. 25 augustus Hoofdstuk IIIbis Verandering van een vergunde van klasse 1 of 2 Hoofdstuk IIIbis toegevoegd bij art. 9 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Artikel 6bis. Toegevoegd bij art. 9 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Voor de verandering van een vergunde dient overeenkomstig artikelen 5 en 6 een vergunning te worden aangevraagd : Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 15/335

16 1 verandering van een vergunde de indeling van die in een hogere klasse tot gevolg heeft, ongeacht of deze samen met andere vergunde en als een geheel moet worden beschouwd overeenkomstig de definitie van milieutechnische eenheid, bedoeld in artikel van titel II van het VLAREM; 2 verandering een toevoeging betreft. 3 bevoegde overheid overeenkomstig de procedure vastgelegd in artikel 6ter en 6quater vaststelt dat de verandering van die aard is dat ze een bijkomend risico voor de mens of een aantasting van het leefmilieu inhoudt of de bestaande hinder vergroot. Voor de exploitatie van een nieuwe vergunningsplichtige, andere dan de vergunde en die samen met de nieuwe overeenkomstig de definitie van milieutechnische eenheid, bedoeld in artikel van titel II van het VLAREM, als een geheel moet worden beschouwd, moet eveneens een vergunning overeenkomstig artikel 5 en 6 te worden aangevraagd. 2. Voor de toepassing van de bepalingen van 1, 3 wordt aangenomen dat elk van de volgende verandering van die aard is dat ze een bijkomend risico voor de mens of een aantasting van het leefmilieu inhoudt of de bestaande hinder vergroot : 1 een belangrijke wijziging van een GPBV-installatie 2 een uitbreiding van een vergunde met meer dan 50 %, ongeacht of deze samen met andere vergunde en als een geheel moet worden beschouwd overeenkomstig de definitie van milieutechnische eenheid, bedoeld in artikel van titel II van het VLAREM; 3 een uitbreiding van een vergunde die, of waardoor de, onderworpen wordt aan een project-mer-procedure en/of een veiligheidsrapportering of een verandering waardoor een vergunde onder het toepassingsgebied valt van een rubriek of subrubriek van de indelingslijst die in de vierde kolom is aangeduid met een X;. 4 een verandering die een verhoging van risiconiveau zoals bepaald in de indelingslijst bij dit besluit en in artikel , 2, van titel II van het Vlarem, inhoudt. Voor het bepalen van de procentuele stijging zoals bedoeld in 2, wordt de als gevolg van een milieuvergunningsaanvraag, bedoeld in artikel 6, vergunde situatie als basis genomen. Toegevoegd bij art. 3 B.Vl.Reg. 6 februari 2004, B.S. 1 april Gewijzigd bij art. 3 B.Vl.Reg. 12 mei 2006, B.S. 30 juni 2006, derde editie. Gewijzigd bij art. 6, 2, B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Gewijzigd bij art. 2, B.Vl.Reg. 1 maart 2013, B.S. 29 april Gewijzigd bij art. 7 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september In de andere gevallen dan deze bedoeld in 1, moet de verandering van een overeenkomstig artikel 6ter worden meegedeeld aan de overheid die in eerste aanleg bevoegd is. Artikel 6ter. Toegevoegd bij art. 9 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart De mededeling van de kleine verandering, bedoeld in artikel 6bis, 3, moet gebeuren door middel van een meldingsformulier waarvan het model is vastgelegd in bijlage 3.A, gevoegd bij dit besluit. Daarin worden ten minste de gegevens, bedoeld in artikel 2, 3 vermeld. Voor de volledigheid van de mededeling moet deze alle gegevens en bijlagen bevatten die als verplicht zijn aangeduid in het in bijlage 3.A bij dit besluit gevoegde model van formulier voor de mededeling van de kleine verandering of een melding van klasse 3-onderdelen van een vergunde dat is vastgesteld in bijlage 3.A van bijlage 3. Als de mededeling betrekking heeft op een verandering van een project, vermeld in bijlage II of III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, wordt hierbij voor de volledigheid van de mededeling eveneens ofwel het verzoek tot ontheffing van de milieueffectrapportage, behandeld conform de vastgestelde regels, en vergezeld van de goedkeuring ervan, ofwel een project-m.e.r.-screeningsnota gevoegd. 4 toegevoegd bij artikel 35 B.Vl.REG. 4 februari 2005, B.S. 28 februari , b) en c) vervangen bij art. 4, 1 B.Vl.REG. 12 mei 2006, B.S. 3 juni 2006, derde editie. 5 toegevoegd bij art. 4, 2 B.Vl.REG. 12 mei 2006, B.S. 3 juni 2006, derde editie. 4, a) gewijzigd bij art. 2,1 en 2 B.Vl.REG. 11 januari 2008, B.S. 23 januari 2008, tweede editie. 4, b) en c) opgeheven bij bij art. 2,3 B.Vl.REG. 11 januari 2008, B.S. 23 januari 2008, tweede editie. Gewijzigd bij art. 7, 1 en 2, B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari 2009, eerste editie. Zin toegevoegd bij art.3, B.Vl.Reg. 1 maart 2013, B.S. 29 april De mededeling van kleine verandering, bedoeld in 1, wordt bij een aangetekende zending of bij afgifte tegen ontvangstbewijs : 1. in vijf exemplaren ingediend bij de bestendige deputatie van de provincie tot wiens ambtsgebied de percelen behoren waarop de verandering van de gepland is, of, als de zich over het grondgebied van meer dan een provincie uitstrekt, bij de Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 16/335

17 onderscheiden bestendige deputaties van de provincies voor de respectieve gedeelten van de gelegen binnen hun ambtsgebied, wanneer het gaat om : a. een mededeling voor het veranderen van een vergunde van de klasse 1; b. een mededeling voor het veranderen van een vergunde van klasse 2 van openbare besturen of een door hen opgerichte instelling; 2. in vijf exemplaren gericht aan het college van burgemeester en schepenen en ingediend bij het uniek gemeentelijk loket van de gemeente waarin de percelen liggen waarop de verandering van de gepland is, of, als de zich over het grondgebied van meer dan een gemeente uitstrekt, bij het uniek gemeentelijk loket van elke gemeente voor de respectieve gedeelten van de gelegen binnen hun ambtsgebied, wanneer het gaat om een mededeling voor het veranderen van een vergunde van klasse 2, een andere dan deze van openbare besturen of een door hen opgerichte instelling. Gewijzigd bij art. 7, 1 en 2, B.Vl.Reg. 18 september 2009, B.S. 28 oktober Wanneer de zich over het grondgebied van meerdere gemeenten in eenzelfde provincie uitstrekt, wordt het aantal bij de betrokken provinciale overheid in te dienen exemplaren, bedoeld in 2, 1, vermeerderd met 1 per extra gemeente. Artikel 6quater. Toegevoegd bij art. 9 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Voor de mededeling van een kleine verandering, bedoeld in artikel 6bis, 3, geldt de procedure vastgesteld door dit artikel. 2. Het onderzoek van de ontvankelijkheid en volledigheid gebeurt als volgt : 1. de bevoegde overheid of de door haar daartoe gemachtigde ambtenaar onderzoekt de mededeling op volledigheid en ontvankelijkheid overeenkomstig artikel 6bis en 6ter; 2. wordt de mededeling onontvankelijk bevonden, dan wordt de indiener binnen dertig kalenderdagen na het indienen van de mededeling hiervan door de bevoegde overheid of de door haar daartoe gemachtigde ambtenaar schriftelijk in kennis gesteld; 3. wordt de mededeling onvolledig bevonden, dan wordt de indiener binnen dertig kalenderdagen na het indienen van de mededeling hiervan door de bevoegde overheid of haar daartoe gemachtigde ambtenaar schriftelijk in kennis gesteld; 4. wordt de mededeling ontvankelijk en volledig bevonden, dan wordt de indiener binnen dertig kalenderdagen na de indiening van de mededeling of na het verstrekken van de aanvullende gegevens hiervan door de bevoegde overheid of door haar daartoe gemachtigde ambtenaar schriftelijk in kennis gesteld; 5. als er binnen dertig kalenderdagen na het indienen van de mededeling of na het verstrekken van de aanvullende gegevens geen schriftelijke kennisgeving aan de indiener werd verzonden, wordt de procedure voortgezet. In dat geval doet de bevoegde overheid of de door haar daartoe gemachtigde ambtenaar uitdrukkelijk uitspraak in haar beslissing of er een milieueffectrapport over het project moet worden opgesteld. Zo ja dan kan de beoogde verandering niet bij aktename worden vergund en moet een vergunning worden aangevraagd volgens de normale procedure. De kennisgeving, bedoeld in 2, vermeldt de reden van de onontvankelijkheid en wijst eventueel de overheid aan die bevoegd geacht wordt om kennis te nemen van de mededeling of van een vergunningsaanvraag. De kennisgeving, bedoeld in 3, vermeldt de inlichtingen en gegevens die ontbreken of nadere toelichting vereisen; Als bij de mededeling kleine verandering een project-m.e.r.-screeningsnota is gevoegd, onderzoekt de bevoegde overheid of de door haar daartoe gemachtigde ambtenaar die nota en neemt een beslissing of er een milieueffectrapport over de beoogde verandering moet worden opgesteld. Er moet geen milieueffectrapport over de beoogde verandering worden opgesteld als de bevoegde overheid of de door haar daartoe gemachtigde ambtenaar oordeelt dat : 1 een toetsing aan de criteria van bijlage II van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid uitwijst dat de beoogde verandering geen aanzienlijke gevolgen kan hebben voor het milieu en een project-mer redelijkerwijze geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan bevatten of; 2 vroeger al een project-mer werd goedgekeurd betreffende een project waarvan het voorgenomen initiatief een herhaling, voortzetting of alternatief is, en een nieuw project-mer redelijkerwijze geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan bevatten. De beslissing dat een milieueffectrapport moet worden opgesteld, heeft van rechtswege de onvolledigheid van de mededeling kleine verandering tot gevolg. De aanvrager kan in dat geval een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de rapportageverplichting indienen bij de afdeling, bevoegd voor milieueffectrapportage overeenkomstig de procedure vermeld in artikel 4.3.3, 3 tot en met 9, Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 17/335

18 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. Gewijzigd bij art 4,1 B.Vl.Reg. 1 maart 2013, B.S. 29 april Vervangen bij art 4,2 B.Vl.Reg. 1 maart 2013, B.S. 29 april Vierde en vijfde lid toegevoegd bij art 4,3 B.Vl.Reg. 1 maart 2013, B.S. 29 april Gewijzigd bij art. 1, B.Vl.R. 19 juli 2013, B.S. 26 augustus De bevoegde overheid of de door haar daartoe gemachtigde ambtenaar stuurt op de dag van de verzending van de brief, bedoeld in 2, 4 een exemplaar van het volledige mededelingsdossier naar de adviesverlenende overheidsorganen, bedoeld in artikel 20, 1, 1 en 2. Als de mededeling betrekking heeft op een aanvraag of schrapping van een Y-rubriek wordt bovendien een exemplaar gezonden aan de afdeling, bevoegd voor luchtverontreiniging. Als de mededeling betrekking heeft op een die is ingedeeld in de rubrieken 52 tot en met 56 van de indelingslijst wordt daarenboven een exemplaar gezonden aan de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor grondwater. De overheidsorganen, bedoeld in het eerste lid, brengen hun advies uit overeenkomstig hoofdstuk VI. Bij gebrek aan advies binnen een termijn van 30 kalenderdagen, wordt aangenomen dat bedoeld(e) adviesverlenend(e) overheidsorgaan(en) een gunstige beoordeling over de door haar te onderzoeken aspecten met betrekking tot de meegedeelde verandering heeft (hebben) uitgebracht. Als de mededeling betrekking heeft op een verandering in een hogedrempel-seveso-, ofwel van de hoeveelheid of de fysische vorm van de gevaarlijke stoffen, ofwel van de processen of de installaties waarbij gevaarlijke stoffen worden gebruikt, wordt daarenboven een exemplaar gestuurd naar de afdeling, bevoegd voor veiligheidsrapportering. Gewijzigd bij art. 1 B.Vl.Reg. 19 september 2003, B.S. 10 oktober Gewijzigd bij art. 5 B.Vl.Reg. 12 mei 2006, B.S. 30 juni 2006, derde editie. Gewijzigd bij art. 36 B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei Gewijzigd bij art. 8 B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Gewijzigd bij art. 4,1 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart 2012 Gewijzigd bij art. 8 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september Binnen een termijn van 60 kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van verzending van de brief, bedoeld in 2, 4, doet de bevoegde overheid bij gemotiveerd besluit uitspraak over de mededeling van de kleine verandering. Indien deze overheid daarbij vaststelt dat de verandering van die aard is dat ze : 1. ofwel een bijkomend risico voor de mens of een aantasting van het leefmilieu inhoudt; 2. ofwel de bestaande hinder vergroot;moet voor de beoogde verandering een vergunning worden aangevraagd; deze vaststelling is niet vatbaar voor beroep. In het andere geval wordt de verandering door een aktename vergund voor een bepaalde termijn waarvan de einddatum die van de lopende vergunning niet mag overschrijden. Deze aktename is wel vatbaar voor beroep overeenkomstig artikel 49 en 50 wanneer het gaat om een uitspraak van het college van burgemeester en schepenen, respectievelijk van artikel 51 en 52 wanneer het gaat om een uitspraak van de deputatie; Gewijzigd bij art. 4, 2 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart De aktename, bedoeld in 4, wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 35, 5 wanneer het gaat om een uitspraak van de deputatie respectievelijk overeenkomstig artikel 36, 5 wanneer het gaat om een uitspraak van het college van burgemeester en schepenen. Gewijzigd bij art. 4,2 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart 2012 Hoofdstuk IV Preventie van zware ongevallen Opschrift vervangen bij art. 10 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Artikel 6quinquies. [...] Toegevoegd bij art. 11 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Opgeheven bij art. 2 B.Vl.Reg. 29 september 2000, B.S. 22 mei [...] 2. [...] Artikel 7. Artikel 7 vervangen bij art. 3 B.Vl.Reg. 29 september 2000, B.S. 22 mei Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1 "" : het gehele gebied dat door een exploitant wordt beheerd, waar gevaarlijke stoffen Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 18/335

19 aanwezig zijn in een of meer installaties, met inbegrip van gemeenschappelijke of bijbehorende infrastructuur of activiteiten; 2 "installatie" : een technische eenheid binnen een waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, gebruikt, behandeld of opgeslagen; die eenheid omvat alle uitrusting, constructies, leidingen, machines, gereedschappen, eigen spoorwegaftakkingen, laad- en loskades, aanlegsteigers voor de installatie, pieren, depots of soortgelijke, al dan niet drijvende constructies, die nodig zijn voor de werking van de installatie; 3 "opslag" : de aanwezigheid van een hoeveelheid gevaarlijke stoffen voor opslag, veilige bewaring of voorraadbewaring; 4 "aanwezigheid van gevaarlijke stoffen" : de feitelijke of toegestane aanwezigheid van dergelijke stoffen in de, dan wel de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen waarvan bekend is dat ze kunnen ontstaan als een industrieel chemisch proces buiten controle geraakt, in hoeveelheden gelijk aan of hoger dan de drempelwaarden vermeld in bijlage 6, delen 1 en 2, gevoegd bij dit besluit; 5 "schierongeval" : ongecontroleerde gebeurtenis die op toevallige wijze tot een zwaar ongeval aanleiding kan geven. 2. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op : 1 militaire en, installaties of opslagplaatsen; 2 winningindustrieën die zich op het gebied van exploratie en exploitatie van delfstoffen in mijnen en groeven en op dat van boringen bewegen; 3 stortplaatsen voor afval. Artikel De exploitant van een waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de hoeveelheid bepaald in bijlage 6, kolom 3 van de delen 1 en 2, gevoegd bij dit besluit, moet, vooraleer over te gaan tot een vergunningsaanvraag, een veiligheidsrapport indienen. In dit veiligheidsrapport toont hij de volgende zaken aan : 1 Er wordt een beleid gevoerd ter preventie van zware ongevallen en er is een veiligheidsbeheerssysteem voor het uitvoeren daarvan, overeenkomstig de punten, genoemd in bijlage 5, deel 1, gevoegd bij dit besluit; 2 De gevaren van zware ongevallen zijn geïdentificeerd en de nodige maatregelen zijn getroffen om ze te voorkomen en de gevolgen ervan voor mens en milieu te beperken; 3 Het ontwerp, de constructie, de exploitatie en het onderhoud van alle met de werking samenhangende installaties, opslagplaatsen, apparatuur en infrastructuur die samenhangen met de gevaren van een zwaar ongeval binnen de zijn voldoende veilig en betrouwbaar; 4 De nodige gegevens werden verstrekt voor de opstelling van het externe noodplan om bij een zwaar ongeval de nodige maatregelen te kunnen treffen; 5 Er wordt gegarandeerd dat de bevoegde overheden voldoende zullen worden geïnformeerd, zodat ze besluiten kunnen nemen over nieuwe activiteiten of over ontwikkelingen rond bestaande en. Gewijzigd bij art. 9 B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari De indiening van een veiligheidsrapport, zoals bedoeld in 1, voorafgaandelijk aan een vergunningsaanvraag, is tevens vereist in geval van een wijziging van een installatie, opslag of proces of van de aard en de hoeveelheden gevaarlijke stoffen die voor de gevaren van zware ongevallen belangrijke gevolgen kunnen hebben. 3. In het veiligheidsrapport worden ten minste de inlichtingen opgenomen die vermeld staan in bijlage 5, deel 2. Vervangen bij art. 4 B.Vl.Reg. 29 september 2000, B.S. 22 mei Artikel Het veiligheidsrapport dient opgesteld op initiatief en op kosten van de aanvrager van een milieuvergunning voor, of van de exploitant van een in artikel 8 bedoelde door het in artikel 10 bedoelde college van deskundigen van verschillende disciplines. Gewijzigd bij art. 5 B.Vl.Reg. 29 september 2000, B.S. 22 mei De in 1 bedoelde vergunningsaanvrager en exploitant stelt de nodige informatie ter beschikking van Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 19/335

20 het in artikel 10 bedoelde college van deskundigen. Artikel Het college van deskundigen dat door de in artikel 9, 1 bedoelde vergunningsaanvrager of exploitant met de opstelling van het veiligheidsrapport wordt gelast, is als volgt samengesteld: 1 desgewenst één of meer niet-erkende deskundige(n), aangewezen door de vergunningsaanvrager of exploitant, die vertrouwd is (zijn) met de technische en organisatorische maatregelen ter voorkoming en beperking van de veiligheidsrisico's eigen aan de geplande ; 2 één of meer erkende deskundige(n), gekozen door de vergunningsaanvrager of exploitant uit de lijst van de door de Vlaamse minister erkende deskundigen inzake de discipline "externe veiligheid risico's voor zware ongevallen". 2. Het in 1 bedoelde college van deskundigen kan, met het oog op de opstelling van het veiligheidsrapport, kennisnemen en gebruik maken van alle informatie betreffende de toestand van water, lucht, bodem, fauna, flora, akkers en natuurgebieden e.a. die beschikbaar is bij het Departement alsmede bij de Vlaamse publiekrechtelijke rechtspersonen belast met een opdracht inzake milieu en/of natuur. Voormeld Departement, maatschappijen en instellingen stellen de in het eerste lid bedoelde informatie ter beschikking op eenvoudige schriftelijke vraag van het college van deskundigen, voor zover dit laatste door de bevoegde inspectie volledig werd bevonden. Gewijzigd bij art. 37 B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei De in artikel 9, 1 bedoelde vergunningsaanvrager of exploitant waarborgt de opstelling van het veiligheidsrapport overeenkomstig de voorschriften van onderhavig besluit door middel van een schriftelijke overeenkomst af te sluiten met de in 1 bedoelde deskundigen. 4. Het college van deskundigen onderzoekt en evalueert redelijke alternatieve oplossingen, die minder veiligheidsrisico's meebrengen. 5. Het college van deskundigen geeft een overzichtelijke samenvatting van het rapport, vermeldt de leemtes in de kennis en informatie, en geeft een duidelijke beoordeling van de voorziene veiligheidsrisico's, en dit tevens voor de eventueel vermelde alternatieven. Artikel De Vlaamse minister kan een deskundige, zoals bedoeld in art. 10, 1, 2, erkennen voor de discipline "externe veiligheid risico's voor zware ongevallen". 2. De aanvraag tot erkenning als deskundige dient per ter post aangetekend schrijven ingediend bij de Vlaamse minister. De aanvrager is ertoe gehouden al de door de Vlaamse minister met het oog op deze erkenning gevraagde gegevens en/of documenten te verstrekken. Indien de aanvrager een rechtspersoon is, dienen de statuten van de vennootschap of vereniging evenals de namen van haar zaakvoerders of beheerders medegedeeld. 3. De erkenning als deskundige wordt verleend voor een termijn van maximum vijf jaar. Deze erkenning kan worden verlengd. 4. Om erkend te kunnen worden, moet elke deskundige aan de volgende voorwaarden voldoen: 1 Als het een natuurlijke persoon betreft: a) van Belgische nationaliteit zijn; b) van zijn burgerlijke en politieke rechten genieten; c) voldoen aan de dienstplichtwetten; d) houder zijn van een diploma of getuigschrift van hoger of universitair onderwijs; e) een voldoend geachte ervaring en onderlegdheid bezitten in het domein van de beschouwde discipline(s); f) niet bezoldigd zijn door het Rijk, de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies, de gemeenten, een vereniging van gemeenten of een daarvan afhangende instelling of bestuur, behalve als lid van het onderwijzend personeel. 2 Als het een rechtspersoon betreft: a) een vennootschap of vereniging zijn naar Belgisch recht met zetel in België wiens statuten geen enkele bepaling bevatten die strijdig is met die van dit besluit; 5. b) erkende deskundigen in dienst hebben die belast zullen worden met de opstelling van de rapporten. Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 20/335

21 De erkenning kan door de Vlaamse minister te allen tijde worden opgeheven wanneer niet meer aan de erkenningsvoorwaarden wordt voldaan. 6. Het is de erkende deskundigen verboden, zelfs na het beëindigen van hun functie, feiten kenbaar te maken waarvan zij ten gevolge van hun opdrachten kennis zouden hebben gekregen. Artikel 12. Alvorens over te gaan tot de opstelling van een veiligheidsrapport zoals vereist volgens artikel 8, 1 of 2, geeft de exploitant per ter post aangetekende zending aan de afdeling, bevoegd voor veiligheidsrapportering kennis van zijn voornemen tot exploitatie van een waarvoor overeenkomstig dit besluit een veiligheidsrapport is vereist. Vervangen bij art. 6 B.Vl.Reg. 29 september 2000, B.S. 22 mei Gewijzigd bij art. 38 B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei Gewijzigd bij art. 11 B.Vl.Reg. 29 mei 2009, B.S. 3 september 2009, tweede editie. Artikel 13. Het door een exploitant voorgelegde veiligheidsrapport kan in de zin van onderhavig besluit slechts als dusdanig in aanmerking worden genomen, wanneer dit is opgesteld door een college van deskundigen waarvan de samenstelling overeenkomstig artikel 12 volledig wordt bevonden. Artikel Het overeenkomstig de bepalingen van onderhavig besluit opgestelde veiligheidsrapport wordt door de exploitant aan de afdeling, bevoegd voor veiligheidsrapportering voorgelegd. De exploitant bezorgt hiertoe vier door het college van deskundigen ondertekende exemplaren van het volledige veiligheidsrapport aan voormelde afdeling. Gewijzigd bij art. 7 B.Vl.Reg. 29 september 2000, B.S. 22 mei Artikel gewijzigd bij art. 39 B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei Gewijzigd bij art. 12 B.Vl.Reg. 29 mei 2009, B.S. 3 september 2009, tweede editie. 2. De in 1 voormelde afdeling gaat na of het voorgelegde veiligheidsrapport is opgesteld conform de bepalingen van onderhavig besluit en onderzoekt daarenboven of de volgens artikel 8 vereiste informatie volledig in dit veiligheidsrapport is verstrekt op basis van de door de exploitant ter kennis gegeven summiere omschrijving en ruimtelijke situering van de geplande. Artikel gewijzigd bij art. 39 B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei De in 1 voormelde afdeling deelt onverwijld het resultaat van het in 2 bedoelde onderzoek per ter post aangetekend schrijven mee aan de exploitant evenals aan de overheid bevoegd om in eerste aanleg uitspraak te doen over de aanvraag tot vergunning voor het exploiteren of veranderen van bedoelde. Artikel gewijzigd bij art. 39 B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei Indien de in 1 voormelde afdeling het voorgelegde veiligheidsrapport volledig in overeenstemming met onderhavig besluit bevindt, kent deze Administratie een conformiteitscode toe aan het rapport en levert een voor conform gekenmerkt exemplaar van het veiligheidsrapport af aan de exploitant. Artikel gewijzigd bij art. 39 B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei Indien de in 1 voormelde afdeling het voorgelegde veiligheidsrapport niet of niet volledig in overeenstemming met onderhavig besluit bevindt, motiveert deze Administratie deze bevinding in haar in 3 bedoelde mededeling aan de exploitant. Elk verbeterd en/of nieuw veiligheidsrapport wordt voorgelegd en behandeld overeenkomstig de procedure voorzien in onderhavig besluit. Artikel gewijzigd bij art. 39 B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei Indien de exploitant de in 3 bedoelde mededeling niet heeft ontvangen binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen vanaf de datum van afgifte van het veiligheidsrapport aan de in 1 bedoelde administratie, wordt aangenomen dat het voorgelegde veiligheidsrapport conform de bepalingen van onderhavig besluit is opgesteld. Artikel De exploitant voegt bij elke aanvraag tot vergunning van een nieuwe of hernieuwing van een vergunning voor het exploiteren van een, waarvoor een veiligheidsrapport is vereist evenals bij elke aanvraag tot verandering van een bestaande die ingevolge de geplande verandering onder toepassing valt van de bepalingen van artikel 8, 2 het overeenkomstig artikel 14 voor conform gekenmerkte veiligheidsrapport ofwel een kopie hiervan. Gewijzigd bij art. 8 B.Vl.Reg. 29 september 2000, B.S. 22 mei Gewijzigd bij art. 3, 1, B.Vl.Reg. 23 april 2004, B.S. 5 augustus De overheid, bij wie de vergunningsaanvraag voor de exploitant of de hernieuwing van een Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 21/335

22 waarvoor een veiligheidsrapport is vereist alsmede voor de verandering van een vergunde die ingevolge de geplande verandering onder toepassing valt van artikel 8, 2 wordt ingediend, kan de aanvraag niet volledig bevinden indien het bij de aanvraag gevoegde veiligheidsrapport niet is volledig bevonden of geacht overeenkomstig artikel 14. Gewijzigd bij art. 8 B.Vl.Reg. 29 september 2000, B.S. 22 mei De besluiten van het veiligheidsrapport zijn een bijlage die overeenkomstig artikel 17 ter inzage dient gelegd. Artikel 16. De in artikel 14, 1, van dit besluit voormelde afdeling deelt onverwijld na de toekenning van de conformiteitcode aan het veiligheidsrapport, overeenkomstig artikel 14, 4, of na het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 14, 6, een exemplaar van het rapport mee aan : 1 de betrokken beoordelingsdienst van de federale overheid zoals bedoeld in artikel 5, 2, 4, van het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 gesloten tussen de federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken; 2 de algemene directie van de Civiele Bescherming van het federale ministerie van Binnenlandse Zaken. Vervangen bij art. 9 B.Vl.Reg. 29 september 2000, B.S. 22 mei Gewijzigd bij art. 40 B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei Hoofdstuk V Het openbaar onderzoek Artikel Ongeacht de klasse waartoe de geplande behoort, omvat het openbaar onderzoek over een vergunningsaanvraag: 1 het op bevel van de bevoegde burgemeester ter inzage leggen van de vergunningsaanvraag en zijn bijlagen gedurende dertig kalenderdagen bij de diensten van het gemeentebestuur; 2 het op bevel van de bevoegde burgemeester aanplakken gedurende dezelfde periode op de plaats waar de exploitatie gebeurt of is gepland en op de plaatsen voorbehouden voor de officiële berichten van een bekendmaking a) [...] b) [...] c) [...] d) [...] Gewijzigd bij art. 3, 1 en 2, B.Vl.Reg. 3 juni 2005, B.S. 24 juni De bekendmaking vermeld in 1 wordt opgesteld volgens het model dat als bijlage 8 bij dit besluit is gevoegd. De volgorde en formulering van de titels en de vragen in het model moet nageleefd worden. Bij meerkeuzevragen kan het voldoende zijn om alleen het toepasselijke antwoord te vermelden. De bekendmaking wordt gedrukt met zwarte letters op geel papier en heeft een grootte van ten minste 35 dm². Op de plaats waar de exploitatie gebeurt of is gepland, wordt voormelde bekendmaking aangebracht op een schutting of op een aan een paal bevestigd bord, op de grens tussen het perceel en de openbare weg en evenwijdig met deze laatste, en op een maximumhoogte van 2 m. De burgemeester waakt erover dat de aanplakking van voormelde bekendmaking gebeurt binnen een termijn van tien kalenderdagen na de datum van verklaring tot ontvankelijkheid en volledigheid van het vergunningsaanvraagdossier. De in 1 vermelde termijn van dertig kalenderdagen van bekendmaking vangt aan de dag volgend op deze dat voormelde aanplakking is gebeurd. Gewijzigd bij art. 3, 3, B.Vl.Reg. 3 juni 2005, B.S. 24 juni Voor van de eerste klasse omvat het openbare onderzoek bovendien: 1 het door de bevoegde burgemeester schriftelijk ter kennis brengen van de aanvraag aan de op de in artikel 5, 4 bedoelde lijst van de kadastrale eigenaars voorkomende eigenaars alsmede aan de gebruikers van de gebouwen straal van 100 m rond de perceelsgrenzen van de voor zover deze gelegen zijn in dezelfde gemeente als de ; indien één of meer van de kadastrale percelen of gebouwen binnen deze straal gelegen zijn op het grondgebied van een naburige gemeente, wordt de aanvraag schriftelijk ter kennis gebracht van het college van burgemeester en schepenen van deze gemeente dat op zijn beurt de voormelde gebruikers van de gebouwen en eigenaars binnen de vermelde straal in kennis stelt; Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 22/335

23 2 het door de bevoegde burgemeester schriftelijk ter kennis brengen van de aanvraag aan het comité voor preventie en bescherming op het werk, vermeld in het het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende de opdrachten en de werking van de Comités voor Preventie en Bescherming op het Werk van elke onderneming straal van 100 m rond de ; 3 het door de bevoegde burgemeester schriftelijk ter kennis brengen van de aanvraag aan de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg; 3bis het door de bevoegde burgemeester schriftelijk ter kennis brengen van de aanvraag aan de openbare besturen die belast zijn met het beheer van een verkeersweg, een waterloop of een instelling binnen een straal van 100 m rond de ; 4 de bekendmaking van het openbaar onderzoek in opdracht van de bevoegde burgemeester, in minimum twee dag- en/of weekbladen waarvan één met regionaal karakter of in minstens een dag- of weekblad met regionaal karakter en op een voor bekendmakingen geëigende en opvallende plaats op de website van de gemeente. Gewijzigd bij art. 3, 4, B.Vl.Reg. 3 juni 2005, B.S. 24 juni Gewijzigd bij art. 9 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september 2013 Artikel Voor de en van klasse 1 waarvoor een milieueffectrapport of een veiligheidsrapport wordt vereist, dient in het kader van het openbaar onderzoek over de vergunningsaanvraag tenminste één informatievergadering te worden georganiseerd. Op initiatief van het college van burgemeester en schepenen kan ook voor alle andere vergunningsplichtige en van klasse 1 of 2 een informatievergadering worden georganiseerd. 2 De informatievergadering, als bedoeld in 1 moet plaatsvinden tijdens de periode bedoeld in artikel 17, 1, 1 van dit besluit, in de gemeente(n) waarin de percelen zijn gelegen waarop de exploitatie of de verandering van de gebeurt of gepland is. Het college van burgemeester en schepenen van bedoelde gemeente(n) bepaalt de datum, het uur en de plaats ervan. Hetzelfde college is belast met de aankondiging van die vergadering in tenminste twee dag- of weekbladen waarvan één met regionaal karakter of in minstens een dag- of weekblad met regionaal karakter en op een voor bekendmakingen geëigende en opvallende plaats op de website van de gemeente. Gewijzigd bij art. 5 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart Worden op de informatievergadering schriftelijk uitgenodigd: de vergunningsaanvrager, de adviesverlenende overheidsorganen en, voor de en van de eerste klasse, de voorzitter van de provinciale milieuvergunningscommissie bedoeld in artikel 22 of de voorzitter van de gewestelijke milieuvergunningscommissie bedoeld in artikel 26 van onderhavig besluit, indien het gaat over een aanvraag tot vergunning die overeenkomstig artikel 6 bij de Vlaamse minister dient ingediend. 4 De informatievergadering is openbaar en wordt voorgezeten door een lid van het college van burgemeester en schepenen of zijn afgevaardigde. De in 3 genoemde personen of hun afgevaardigden kunnen op deze vergadering bijkomende toelichting inzake de vergunningsaanvraag verstrekken. Het verslag van de vergadering wordt opgesteld door een afgevaardigde van het college van burgemeester en schepenen. Artikel 19. Bij het afsluiten van het openbaar onderzoek wordt door de burgemeester een dossier samengesteld dat omvat: 1 het bewijs van de aanplakking bedoeld in artikel 17, 1, 2 evenals van de eventuele bekendmakingen en kennisgevingen bedoeld in de artikelen 17, 3 en 18, 2 van onderhavig besluit; 2 in voorkomend geval, het verslag van de informatievergadering bedoeld in artikel 18 van dit besluit; 3 het proces-verbaal houdende de tijdens het openbaar onderzoek ingediende schriftelijke en mondelinge bezwaren en opmerkingen. Artikel 19bis. 1. Wanneer op om het even welke wijze door de bevoegde vergunningverlenende overheid wordt Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 23/335

24 vastgesteld dat de exploitatie van de negatieve en significante effecten op het milieu van een ander Gewest en/of van een andere EU-lidstaat en/of een Verdragspartij bij het Verdrag van Espoo zou kunnen hebben, of wanneer een ander Gewest en/of een EU-lidstaat en/of een Verdragspartij bij het Verdrag van Espoo die daardoor in belangrijke mate getroffen kan worden ter zake een verzoek indient, bezorgt deze bevoegde vergunningverlenende overheid een exemplaar van de milieuvergunningsaanvraag en de bijbehorende bijlagen aan de bevoegde autoriteit van het bedoelde Gewest en/of EU-lidstaat en/of een Verdragspartij bij het Verdrag van Espoo. Daarbij worden de volgende gegegevens meegedeeld : 1 het feit dat een besluit onderworpen is aan een milieueffectrapportage, of in voorkomend geval, het feit dat het voorgenomen project niet onderworpen is aan de milieueffectrapportage, of aan het hieronder vermelde overleg tussen lidstaten; 2 nadere gegevens betreffende de bevoegde overheid voor de milieuvergunningsaanvraag; 3 nadere gegevens betreffende de overheid waarbij relevante informatie kan worden verkregen en waaraan opmerkingen of vragen kunnen worden voorgelegd; 4 nadere gegevens betreffende de termijnen voor het toezenden van opmerkingen of vragen; 5 tijd, plaats en wijze van verstrekking van de relevante informatie; 6 nadere gegevens inzake de regelingen betreffende inspraak en raadpleging van het publiek. Deze gegevens dienen als basis voor het nodige overleg in het kader van de bilaterale betrekkingen tussen de gewesten en/of EU-lidstaten en/of een Verdragspartij bij het Verdrag van Espoo volgens het beginsel van wederkerigheid en gelijke behandeling. Tweede lid ingevoegd bij art. 4, 1, B.Vl.Reg. 3 juni 2005, B.S. 24 juni De bevoegde vergunningverlenende overheid gaat over tot de toezending, bedoeld in 1, op het tijdstip waarop zij het vergunningsaanvraagdossier toezendt aan de bevoegde burgemeester met opdracht tot het instellen van het openbaar onderzoek, bedoeld in artikel 17. De bevoegde burgemeester maakt de tijd, plaats en wijze van verstrekking van relevante informatie, in het bijzonder over het openbaar onderzoek, vermeld in artikel 17, aan de bevoegde autoriteit van de andere lid-staat bekend; De belanghebbende inwoners van het betrokken Gewest en/of EU-lidstaat en/of een Verdragspartij bij het Verdrag van Espoo kunnen : 1 deelnemen aan het openbaar onderzoek, bedoeld in artikel 17; 2 deelnemen aan het openbaar onderzoek dat de bevoegde autoriteit van het betrokken Gewest en/of EU-lidstaat en/of een Verdragspartij bij het Verdrag van Espoo op basis van het ontvangen vergunningsaanvraagdossier eventueel op haar eigen grondgebied organiseert. De bevoegde autoriteit van het betrokken Gewest en/of EU-lidstaat en/of een Verdragspartij bij het Verdrag van Espoo kan haar opmerkingen samen met de resultaten van het eventueel door haar georganiseerde openbaar onderzoek aan de bevoegde vergunningverlenende overheid ter kennis brengen binnen een termijn van twee maanden na de datum van de toezending, bedoeld in het eerste lid. Gewijzigd bij art. 4, 2, B.Vl.Reg. 3 juni 2005, B.S. 24 juni Wanneer de milieuvergunningsaanvraag betrekking heeft op een MER-plichtige wordt overeenkomstig de EU-richtlijn 97/11/EG van 3 maart 1997 met het betrokken Gewest en/of EUlidstaat overleg gepleegd over onder andere de potentiële grensoverschrijdende effecten van de en de maatregelen die worden overwogen om die effecten te beperken of teniet te doen en wordt een redelijke termijn overeengekomen waarbinnen het overleg moet plaatsvinden. Toegevoegd bij art. 14 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Hoofdstuk VI De adviezen Artikel De overheidsorganen die advies uitbrengen over een vergunningsaanvraag, bedoeld in artikel 6, 1, 1, alsmede over een beroep tegen een beslissing van de deputatie of van het college van burgemeester en schepenen zijn : 1 de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen; 2 wat de stedenbouwkundige aspecten betreft : a) als het gaat om een andere vergunningsaanvraag dan die van openbare besturen of een door hen opgerichte instelling : het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, behalve als het een betreft die in een gemeente ligt waarvan de Vlaamse Regering heeft vastgesteld dat ze voldoet aan de voorwaarden, door artikel 7.2.1, 1, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, in welk geval de stedenbouwkundige aspecten worden geadviseerd door het college van burgemeester en schepenen, dat daarvoor het advies van de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 24/335

25 inwint en dat in zijn advies opneemt; b) als het gaat om een vergunningsaanvraag van openbare besturen of van een door hen opgerichte instelling : het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed; c) als het gaat om een beroep tegen een beslissing van het college van burgemeester en schepenen : het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, behalve als het een betreft die in een gemeente ligt waarvan de Vlaamse Regering heeft vastgesteld dat ze voldoet aan de voorwaarden, door artikel 7.2.1, 1, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, in welk geval de stedenbouwkundige aspecten worden geadviseerd door de provinciale stedenbouwkundige ambtenaar; d) als het gaat om een beroep tegen een beslissing van de deputatie van de provincieraad : het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed 3 de afdeling, bevoegd voor het toezicht volksgezondheid; 4 de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen; 5 de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij; 6 de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor het lozen van afvalwater en de emissie van afvalgassen in de atmosfeer; 8 de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor grondwater; 9 de afdeling, bevoegd voor luchtverontreiniging; 10 het Vlaams Energieagentschap. Tenzij anders bepaald, brengen deze overheidsorganen hun advies uit in de schoot van de milieuvergunningscommissies bedoeld in hoofdstuk VII. De afdelingen, bedoeld in het eerste lid 1 en 2, verlenen advies over alle en, de overige organen verlenen advies naar gelang van de aard van de, zoals bepaald in 2, 3 tot en met 11. Tenzij anders bepaald, brengen zij hun advies uit binnen een termijn van zestig kalenderdagen na ontvangst van het dossier, als het gaat om een vergunningsaanvraag, en van dertig kalenderdagen na ontvangst van het dossier, als het gaat om een mededeling kleine verandering of beroep. Derde lid tekst vervangen op basis van het Erratum verschenen SB : 28 oktober Besluit van de Vlaamse Executieve tot wijziging van het Besluit van de Vlaamse Executieve van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning - Errata. Vervangen bij art. 15 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 10 B.Vl.Reg. 14 mei 2004, B.S. 16 juli Gewijzigd bij art. 36, 1, B.Vl.Reg. 4 februari 2005, B.S. 28 februari Gewijzigd bij art. 41, 1 en 2, B.Vl.Reg 7 maart 2008, B.S. 21 mei Vervangen bij art. 10, 1, B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Vervangen bij art. 5 B.Vl.R. 10 juni 2011, B.S. 2 augustus 2011 Gewijzigd bij art. 3 B.Vl.Reg. 9 september 2011, B.S. 14 november 2011 Gewijzigd bij art. 6, 1 & 2 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart De adviesverlenende overheidsorganen die advies uitbrengen over een vergunningsaanvraag als vermeld in artikel 6, 1, 2, zijn : 1 de dienst van de gemeente die met het onderzoek van milieudossiers is gelast; 2 wanneer het gaat om een die in de vierde kolom bemerkingen van de indelingslijst is aangeduid met de letter A : het adviesverlenende overheidsorgaan, a) de in 1,1, vermelde afdeling Milieuvergunningen; b) het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, behalve als het een betreft die in een gemeente ligt waarvan de Vlaamse Regering heeft vastgesteld dat ze voldoet aan de voorwaarden, door artikel 7.2.1, 1, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, in welk geval de stedenbouwkundige aspecten worden geadviseerd door de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar; 3 wanneer het gaat om een die in de vierde kolom bemerkingen van de indelingslijst is aangeduid met de letter G : de afdeling, vermeld in 1, 3 ; 4 wanneer het gaat om een die in de vierde kolom bemerkingen van de indelingslijst is aangeduid met de letter E : het agentschap, vermeld in 1, 10 ; 5 wanneer het gaat om een die in de vierde kolom bemerkingen van de indelingslijst is aangeduid met de letter O : de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij; 6 wanneer het gaat om een die in de vierde kolom bemerkingen van de indelingslijst is aangeduid met de letter M : de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, vermeld in in 1, 6; 7 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 25/335

26 8 wanneer het gaat om een die in de vierde kolom bemerkingen van de indelingslijst is aangeduid met de letter W : de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, vermeld in 1, 8 ; 9 als het gaat om een die wordt vermeld onder artikel 5, 8 : het agentschap, vermeld in 1, 10 ; 10 als het gaat om een aanvraag of schrapping van een Y-rubriek : de afdeling, vermeld in paragraaf 1, 9 ; 11 wanneer het gaat om een die in de vierde kolom bemerkingen van de indelingslijst is aangeduid met de letter N : de afdeling, vermeld in 1, 4. Tenzij anders bepaald, verlenen zij in dit geval hun advies binnen een termijn van dertig kalenderdagen na ontvangst van het dossier. Gewijzigd bij art. 16 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 11 B.Vl.Reg. 14 mei 2004, B.S. 16 juli Gewijzigd bij art. 36, 3 en 4, B.Vl.Reg. 4 februari 2005, B.S. 28 februari Gewijzigd bij art. 41, 3, B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei Geschrapt bij art. 10, 5, B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Vervangen bij art. 10, 4, B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Gewijzigd bij art. 1 B.Vl.Reg. 24 april 2009, B.S. 15 juli Vervangen bij art. 13 B.Vl.Reg. 29 mei 2009, B.S. 3 september 2009, tweede editie. Gewijzigd bij art. 6, 3 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart Vervangen bij art. 10 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september De afdeling bedoeld in 1, eerste lid, 1 kan desgewenst adviezen inwinnen van de N.V. Aquafin, de beheerders van gewone oppervlaktewateren, en alle andere overheidsdiensten en overheidsinstellingen die activiteiten ontwikkelen op het vlak van het leefmilieu, het waterbeleid, de land en het natuurbehoud. Tenzij anders bepaald, verlenen deze hun advies binnen een termijn van twintig kalenderdagen. Wanneer het gevraagde subadvies niet binnen deze termijn van twintig kalenderdagen is uitgebracht, wordt dit geacht gunstig te zijn. Gewijzigd bij art. 4, 3, B.Vl.Reg. 28 oktober 1992, B.S. 2 februari 1993, err. B.S. 11 september 1993, en bij art. 17 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Wanneer een vergunningsaanvraag uitgaat van een in dit artikel bedoelde instelling of van een onderneming waarin zij een participatie heeft, is het advies van deze instelling niet vereist. Toegevoegd bij art. 4, 4, B.Vl.Reg. 28 oktober 1992, B.S. 2 februari 1993, err. B.S. 11 september Artikel Het advies van de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen bevat volgende gegevens: 1 een gemotiveerde beoordeling van de verenigbaarheid van de waarvoor een vergunning wordt gevraagd met het leefmilieu, inclusief met de Ramsar- en de EG-vogelrichtlijngebieden, de bescherming van de oppervlakte- en grondwateren, het algemeen waterzuiveringsprogramma en het milieubeleidsplan en de sectorale uitvoeringsplannen, alsmede met de externe veiligheid; 2 indien de verenigbaar wordt geacht met het leefmilieu en de externe veiligheid, een gemotiveerd voorstel van de vergunningstermijn en de vergunningsvoorwaarden, die betrekking hebben op de bescherming van het leefmilieu en de externe veiligheid; 3 een gemotiveerde beoordeling over de waarvoor een vergunning wordt gevraagd, wat de bescherming van het grond- en het oppervlaktewater betreft; 4 indien de verenigbaar wordt geacht met de voorwaarden inzake de bescherming van het grond- en oppervlaktewater tegen verontreiniging, een gemotiveerd voorstel van de vergunningsvoorwaarden, die betrekking hebben op de bescherming van de grond- en oppervlaktewateren. Gewijzigd bij art. 18, 1 en 2 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 42, 1, B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei Het advies van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, het college van burgemeester en schepenen of de gemeentelijke of provinciale stedenbouwkundige ambtenaar bevat volgende gegevens: 1 de voorschriften en verordeningen op het vlak van de stedebouw en de ruimtelijke ordening die van toepassing zijn op de percelen, waarop de vergunningsaanvraag slaat en de beschrijving van de bestemming die, overeenkomstig de plannen van aanleg, in een straal van 500 m rond de betrokken, aan de omgeving is gegeven; 2 een gemotiveerde beoordeling van de verenigbaarheid van de waarvoor een vergunning wordt gevraagd met de omgeving en de goede plaatselijke ruimtelijke ordening; Gewijzigd bij art. 42, 2, B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 26/335

27 Vervangen bij art. 11, 1, B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Vervangen bij art. 5 B.Vl.R. 10 juni 2011, B.S. 2 augustus 2011 Vervangen bij art. 4 B.Vl.Reg.9 september 2011, B.S. 14 november Het advies van de afdeling, bevoegd voor het toezicht volksgezondheid bevat volgende gegevens: 1 een gemotiveerde beoordeling over de waarvoor een vergunning wordt gevraagd, wat het gezondheidsaspect betreft; 2 indien de verenigbaar wordt geacht met de voorwaarden inzake de gezondheid, een gemotiveerd voorstel van de vergunningsvoorwaarden die betrekking hebben op de gezondheid van de mens. Gewijzigd bij art. 42, 3, B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei Gewijzigd bij art. 14 B.Vl.Reg. 29 mei 2009, B.S. 3 september 2009, tweede editie. 4. Het advies van de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen bevat volgende gegevens : 1 een gemotiveerde beoordeling over de waarvoor een vergunning wordt gevraagd wat betreft het beheer van de natuurlijke rijkdommen, het ontginningsbeleid en het gevaar voor grondverschuivingen en/of instortingen; 2 indien de verenigbaar wordt geacht met het ontginningsbeleid, een gemotiveerd voorstel van de vergunningsvoorwaarden die betrekking hebben op het voorkomen van grondverschuivingen en/of instortingen; 3 [...] 4 [...] Vervangen bij art. 5, 1, B.Vl.Reg. 28 oktober 1992, B.S. 2 februari 1993, err. B.S. 11 september Gewijzigd bij art. 18, 5 en 6, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 12 B.Vl.Reg. 14 mei 2004, B.S. 16 juli Gewijzigd bij artikel 37, 1 en 2, B.Vl.Reg. 4 februari 2005, B.S. 28 februari Gewijzigd bij art. 42, 4, B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei Opgeheven bij art. 42, 5, B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei Het advies van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij bevat volgende gegevens : 1 een gemotiveerde beoordeling over de waarvoor een vergunning wordt aangevraagd wat betreft het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen. 2 indien de verenigbaar wordt geacht met de bepalingen van het milieubeleidsplan en de sectorale uitvoeringsplannen en met een duurzaam beheer van afvalstoffen en materialen, een gemotiveerd voorstel van vergunningstermijn en van vergunningsvoorwaarden, die betrekking hebben op het beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen. Toegevoegd bij art. 5, 2, B.Vl.Reg. 28 oktober 1992, B.S. 2 februari 1993, err. B.S. 11 september 1993, en gewijzigd bij art. 18, 7 en 8, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart 1999 en bij art. 42, 6, B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei Vervangen bij art B.Vl.Reg. 17 februari 2012, B.S. 23 mei Het het advies van de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor het lozen van afvalwater en de emissie van afvalgassen in de atmosfeer bevat volgende gegevens : 1 met betrekking tot het lozen van afvalwater : a) een gemotiveerde beoordeling over de herkomst van het afvalwater en de verenigbaarheid van de aangevraagde lozing met het algemeen waterzuiveringsprogramma en, in geval van rechtstreekse of onrechtstreekse lozing in oppervlaktewater, met de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater en met de geplande investeringen voor de zuivering van bedoeld oppervlaktewater; b) indien de aangevraagde lozing verenigbaar wordt geacht met het algemeen waterzuiveringsprogramma, met de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater en met de geplande of reeds bestaande infrastructuur voor de zuivering van het ontvangende water, een gemotiveerd voorstel van vergunningsvoorwaarden die betrekking hebben op de maximaal toelaatbare vuilvracht; 2 met betrekking tot de emissie van afvalgassen in de atmosfeer : a) een gemotiveerde beoordeling over de verenigbaarheid van de aangevraagde emissie met de kwaliteit van de omgevingslucht; b) indien de aangevraagde emissie verenigbaar wordt geacht met de kwaliteit van de omgevingslucht, een gemotiveerd voorstel van vergunningsvoorwaarden die betrekking hebben op de maximaal toelaatbare emissie. In Punt 1,a tekst gewijzigd op basis van het Errata verschenen SB : 28 oktober Besluit van de Vlaamse Executieve tot wijziging van het Besluit van de Vlaamse Executieve van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning - Errata Toegevoegd bij art. 5, 2, B.Vl.Reg. 28 oktober 1992, B.S. 2 februari 1993, err. B.S. 11 september Gewijzigd bij art. 42, 7, B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 27/335

28 7. [...] Opgeheven bij art. 11, 2, B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Het advies van de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor grondwater bevat volgende gegevens : 1 een gemotiveerde beoordeling over de waarvoor een vergunning wordt aangevraagd, wat betreft de verenigbaarheid met het grondwaterbeheersbeleid, het aantal aan te leggen peilputten en filters conform artikel van titel II van het VLAREM, de kwantitatieve en kwalitatieve effecten op het beheer van de watervoerende en/of de ontvangende grondwaterlaag en de eventuele effecten op de andere watervoerende lagen enerzijds en op de openbare en private bovengrondse eigendommen anderzijds; 2 indien de verenigbaar wordt geacht met het grondwaterbeheersbeleid, een gemotiveerd voorstel van de vergunningsvoorwaarden die betrekking hebben op het grondwaterbeheer en het voorkomen van schade aan de openbare en private bovengrondse eigendommen. Toegevoegd bij art. 18, 9, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 42, 8, B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei Vervangen bij art. 11, 3, B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Het advies van de afdeling, bevoegd voor luchtverontreiniging, over een vergunningsaanvraag of een beroep tegen een beslissing over een milieuvergunningsaanvraag bevat de volgende gegevens : 1 een gemotiveerde beoordeling van het monitoringplan, als het gaat om een aanvraag van een Y- rubriek; 2 een gemotiveerde beoordeling van de documenten die moeten aantonen dat de rubriek niet langer van toepassing is, als het gaat om een aanvraag tot schrapping van een Y-rubriek. Toegevoegd bij artikel 37, 3, B.Vl.Reg. 4 februari 2005, B.S. 28 februari Vervangen bij art. 6 B.Vl.Reg. 12 mei 2006, B.S. 30 juni 2006, derde editie. Gewijzigd bij art. 2, 1, B.Vl.Reg. 7 december 2007, B.S. 21 december 2007, tweede editie. Opgeheven bij artikel 2, 2 B.Vl.Reg. 7 december 2007, B.S. 21 december 2007, tweede editie. Gewijzigd bij art. 42, 9, B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei Vervangen bij art. 11, 1 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september Het advies van het Vlaams Energieagentschap bevat de volgende gegevens : 1 als het om een GPBV-installatie gaat : een beoordeling van het doelmatig gebruik van energie in de installatie; 2 in de gevallen, vermeld in artikel 5, 8 : een gemotiveerde beoordeling van het energieplan of de energiestudie, vermeld in artikel tot en met van het Energiebesluit Gewijzigd bij art B.Vl.Reg. 19 november 2010, B.S. 8 december 2010 Gewijzigd bij art. 11, 2 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september Het advies van de afdeling, bevoegd voor veiligheidsrapportering, bevat de volgende gegevens: een gemotiveerde beoordeling van de veiligheidsnota. Toegevoegd bij art. 7 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart 2012 Hoofdstuk VII De milieuvergunningscommissies Afdeling I De provinciale milieuvergunningscommissies Artikel In iedere provincie wordt een milieuvergunningscommissie opgericht, die de deputatie advies verleent over de vergunningsaanvragen alsmede over de beroepen die overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 6, 1, 1 en 49 bij de deputatie dienen ingediend. Gewijzigd bij art. 19, 1, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 8, 1 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart De in 1 bedoelde provinciale milieuvergunningscommissies zijn samengesteld uit: 1 een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aangewezen door de deputatie uit de provinciale ambtenaren; de voorzitter of diens plaatsvervanger heeft stemrecht; 2 een secretaris en een plaatsvervangend secretaris aangeduid door de deputatie uit de provinciale ambtenaren; de secretaris of diens plaatsvervanger heeft geen stemrecht; 3 een vertegenwoordiger met stemrecht van de volgende permanente adviesverlenende overheidsorganen : a) de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen; Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 28/335

29 b) het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, behalve als de Vlaamse Regering heeft vastgesteld dat de gemeente voldoet aan de voorwaarden, door artikel 7.2.1, 1, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei Als het dan gaat om een beroep tegen een beslissing van het college van burgemeester en schepenen, maakt de provinciale stedenbouwkundige ambtenaar deel uit van de commissie; 4 een vertegenwoordiger die enkel stemrecht heeft voor de milieuvergunningsdossiers waarvoor hij adviesbevoegd is, van de volgende niet-permanente adviesverlenende overheidsorganen : a) de afdeling, van het Agentschap Zorg en Gezondheid, bevoegd voor het toezicht volksgezondheid; b) de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen; c) de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij; d) de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor het lozen van afvalwater en de emissie van afvalgassen in de atmosfeer; f) de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor grondwater; g) de afdeling, bevoegd voor luchtverontreiniging; h) het Vlaams Energieagentschap. 5 twee deskundigen en hun respectieve plaatsvervangers die op grond van hun bijzondere wetenschappelijke of technische bekwaamheid door de deputatie zijn aangewezen voor een periode van vier jaar[...]; hun mandaat is hernieuwbaar voor telkens een periode van vier jaar; de deskundigen of diens plaatsvervangers hebben stemrecht; 6 een vertegenwoordiger van het college van burgemeester en schepenen, met raadgevende stem, voor de milieuvergunningsaanvragen waarvoor dit college om advies werd gevraagd. Gewijzigd bij art. 6, 2, B.Vl.Reg. 28 oktober 1992, B.S. 2 februari Gewijzigd bij art. 19, 2, 3 en 4, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 43 B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei Geschrapt bij art. 12, 2, B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Vervangen bij art. 5 B.Vl.Reg. 10 juni 2011, B.S. 2 augustus 2011 Vervangen bij art. 5 B.Vl.Reg. 9 september 2011, B.S. 14 november 2011 Gewijzigd bij art. 8, 1, 2, 3, 4 & 5 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart 2012 Artikel Ten hoogste vijf kalenderdagen na ontvangst door de provinciale milieuvergunningscommissie van de in artikel 6, 1, 1 bedoelde milieuvergunningsaanvraag of het in artikel 49 bedoelde beroep, stuurt de secretaris van deze commissie een exemplaar van de vergunningsaanvraag respectievelijk een afschrift van het beroep, aan elk van de permanente adviesverlenende overheidsorganen vertegenwoordigd in de commissie alsmede, in voorkomend geval, aan de niet-permanente adviesverlenende overheidsorganen in zoverre hun advies door artikel 20 2 is voorgeschreven. De secretaris houdt het volledige dossier bij, omvattende tenminste een exemplaar van voormelde vergunningsaanvraag respectievelijk het afschrift van het beroep en een exemplaar van het bestreden beslissingsdossier alsmede alle stukken of copie van de stukken die in het kader van de procedure tot behandeling aan dit dossier worden toegevoegd. Dit door de secretaris bijgehouden dossier ligt ter inzage van alle leden van de voormelde commissie. Gewijzigd bij art. 20 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart De in artikel 20 vermelde adviesverlenende overheidsorganen verlenen hun advies over het in 1 bedoelde dossier en maken dit binnen de gestelde termijn van zestig kalenderdagen na ontvangst van het dossier over aan de provinciale milieuvergunningscommissie. De secretaris van deze commissie stuurt een afschrift van de ingezonden adviezen onmiddellijk door aan de diverse leden van de commissie. Bij gebrek aan advies binnen de gestelde termijn wordt aangenomen dat bedoeld(e) adviesverlenend(e) overheidsorgaan(en) een gunstige beoordeling over de door haar te onderzoeken aspecten met betrekking tot de ingedeelde heeft (hebben) uitgebracht. 3. In voorkomend geval, worden de stukken met betrekking tot het openbaar onderzoek en het advies van het college van burgemeester en schepenen over een milieuvergunningsaanvraag ten hoogste vijf kalenderdagen na ontvangst van deze stukken door de secretaris van de in artikel 22 bedoelde commissie ter inzage gelegd van de diverse leden van de commissie. 4. Tenzij anders bepaald, verleent de provinciale milieuvergunningscommissie haar advies binnen een termijn van negentig kalenderdagen na de datum tot ontvankelijk en volledig verklaring van de milieuvergunningsaanvraag respectievelijk na ontvangst door de deputatie van het ingediende beroep. Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 29/335

30 Bij gebrek aan advies binnen de gestelde termijn wordt aangenomen dat de commissie van oordeel is dat de risico's voor de externe veiligheid, de effecten op het leefmilieu, op de wateren en op de mens veroorzaakt door de, mits naleving van de algemene en sectoriële milieuvergunningsvoorwaarden en de andere van toepassing zijnde reglementaire bepalingen tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt. Gewijzigd bij art. 9 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart 2012 Artikel De in artikel 22 bedoelde provinciale milieuvergunningscommissies vergaderen tenminste éénmaal per maand. 2. De agenda van de vergadering van de provinciale milieuvergunningscommissie wordt vastgesteld door de voorzitter van deze commissie inzonderheid rekening houdend met het bepaalde in de artikelen 23 en 24, 4 en 5. De secretaris van deze commissie bezorgt de oproep, samen met de agenda van de vergadering, tenminste één week vóór de bijeenkomst aan alle leden van de commissie. 3. De provinciale milieuvergunningscommissie kan slechts geldig beraadslagen in zoverre de meerderheid van de stemgerechtigde leden, of hun afgevaardigden of plaatsvervangers, op de vergadering is vertegenwoordigd. 4. Op zijn verzoek wordt de aanvrager van een milieuvergunning door de commissie gehoord. De aanvrager dient dit verzoek schriftelijk te richten tot de voorzitter van de provinciale milieuvergunningscommissie uiterlijk twintig kalenderdagen na de datum van indiening van de milieuvergunningsaanvraag bedoeld in artikel 6, 1, 1 of na de datum van de verzending van de kennisgeving tot ontvankelijkheid van het beroep bedoeld in artikel 50, 1, c). De commissie kan ook andere partijen horen. Gewijzigd bij art. 21, 1, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Binnen vijfenzeventig kalenderdagen na ontvangst door de provinciale milieuvergunningscommissie van de in artikel 6, 1, 1 bedoelde milieuvergunningsaanvraag of het in artikel 49 bedoelde beroep, wordt de adviesbepaling over dit dossier op de agenda geplaatst van de vergadering van voormelde commissie. Tijdens deze vergadering lichten de aanwezige leden van de commissie hun beoordeling over het dossier toe. Na beraadslaging over het dossier en rekening houdend met alle beschikbare dossierstukken, gegevens en informatie wordt een advies geformuleerd dat tenminste de gegevens vermeld in artikel 25 dient te bevatten. In geval geen advies met eenparigheid wordt uitgebracht, wordt het advies uitgebracht door de meerderheid der aanwezige leden geformuleerd, in voorkomend geval aangevuld met (een) minderheidsstandpunt(en). Gewijzigd bij art. 21, 2, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart De voorzitter en de secretaris van de provinciale milieuvergunningscommissie maken het in 5 bedoelde advies van de commissie, samen met alle stukken die in het kader van de procedure tot behandeling aan dit dossier werden toegevoegd, over aan de deputatie binnen een termijn van vijftien kalenderdagen volgend op de vergadering van de commissie waarop bedoeld advies werd geformuleerd. Wanneer de commissie geen advies heeft uitgebracht binnen een termijn van negentig kalenderdagen na de datum tot ontvankelijk en volledig verklaring van de milieuvergunningsaanvraag, respectievelijk na ontvangst door de deputatie van het ingediende beroep, wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie hiervan binnen een termijn van vijftien kalenderdagen volgend op het verstrijken van voormelde termijn van negentig kalenderdagen kennisgegeven aan de deputatie. Samen met deze kennisgeving worden tevens alle stukken die in het kader van de procedure tot behandeling ervan aan dit dossier werden toegevoegd, aan de deputatie overgemaakt. Gewijzigd bij art. 9 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart 2012 Artikel 25. Het in artikel 24 5 bedoelde advies van de provinciale milieuvergunningscommissie moet volgende gegevens bevatten: 1 een gemotiveerde beoordeling van de risico's voor de externe veiligheid,de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens veroorzaakt door de inzonderheid rekening houdend met de in de schoot van de commissie uitgebrachte adviezen; Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 30/335

31 2 een gemotiveerde beoordeling van de verenigbaarheid van de, waarvoor een vergunning wordt gevraagd, met de omgeving en de goede plaatselijke ruimtelijke ordening; 3 in geval het gaat om een vergunningsaanvraag, en in voorkomend geval een evaluatie van de opmerkingen en bezwaren die bij het openbaar onderzoek werden genoteerd alsmede van het advies dat het college van burgemeester en schepenen heeft uitgebracht; 4 in geval het gaat om een beroep, een gemotiveerde beoordeling van de aanspraken en bezwaren geformuleerd door de indiener(s) van het beroep; 5 een gemotiveerd voorstel van vergunningstermijn en vergunningsvoorwaarden commissie van oordeel is dat de risico's voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de, veroorzaakt door de mits naleving van gepaste milieuvergunningsvoorwaarden, tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt en in zoverre de verenigbaar is met de voorschriften inzake ruimtelijke ordening. Afdeling II De gewestelijke milieuvergunningscommissie Artikel Er wordt een gewestelijke milieuvergunningscommissie opgericht die de Vlaamse minister advies verleent over de beroepen die overeenkomstig artikel 51 bij de Vlaamse regering worden ingediend. Vervangen bij art. 22, 1, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart De gewestelijke milieuvergunningscommissie, bedoeld in 1, is samengesteld uit : 1 het afdelingshoofd van de afdeling bevoegd voor milieuvergunningen of zijn afgevaardigde, die de commissie voorzit en stemrecht heeft; 2 een secretaris of zijn plaatsvervangend secretaris, beiden aangewezen door de Vlaamse minister uit de ambtenaren van de Afdeling Milieuvergunningen die geen stemrecht heeft; 3 een vertegenwoordiger met stemrecht van elk van de permanente adviesverlenende overheidsorganen, zijnde : a) een ambtenaar van de Afdeling bevoegd voor milieuvergunningen; b) een ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed; 4 een vertegenwoordiger met stemrecht voor de milieuvergunningsdossiers waarvoor hij adviesbevoegd is, van de volgende niet-permanente adviesverlenende overheidsorganen : a) het afdelingshoofd van de afdeling, bevoegd voor het toezicht volksgezondheid van het Agentschap Zorg en Gezondheid, of zijn afgevaardigde; b) het afdelingshoofd van de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, of zijn afgevaardigde; c) het hoofd van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij of zijn afgevaardigde; d) het afdelingshoofd van de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor het lozen van afvalwater en de emissie van afvalgassen in de atmosfeer, of zijn afgevaardigde; f) het afdelingshoofd van de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor grondwater, of zijn afgevaardigde; g) het afdelingshoofd van de afdeling, bevoegd voor luchtverontreiniging; h) het hoofd van het Vlaams Energieagentschap, of zijn afgevaardigde. 5 twee deskundigen of hun respectieve plaatsvervangers met stemrecht die alle op grond van hun bijzondere wetenschappelijke en technische bekwaamheid door de Vlaamse minister worden aangewezen voor een periode van vier jaar, en wier mandaat hernieuwbaar is voor telkens een periode van vier jaar. Gewijzigd bij art. 13, 2, B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Gewijzigd bij art. 44 B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei Gewijzigd bij art.6 B.Vl.Reg. 9 september 2011, B.S. 14 november 2011 Artikel Ten hoogste vijf kalenderdagen na ontvangst door de gewestelijke milieuvergunningscommissie van het in artikel 51 bedoelde beroep, stuurt de secretaris van deze commissie een afschrift van het beroep, aan elk van de permanente adviesverlenende overheidsorganen vertegenwoordigd in de commissie alsmede, in voorkomend geval, aan de niet-permanente adviesverlenende overheidsorganen in zoverre hun advies door artikel 20 2 is voorgeschreven. De secretaris houdt het volledige dossier bij, omvattende tenminste het afschrift van het beroep en een exemplaar van het bestreden beslissingsdossier alsmede alle stukken of copie van de stukken die Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 31/335

32 in het kader van de procedure tot behandeling aan dit dossier worden toegevoegd. Dit door de secretaris bijgehouden dossier ligt ter inzage van alle leden van de voormelde commissie. Gewijzigd bij art. 23, 1, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart De in artikel 20 vermelde adviesverlenende overheidsorganen verlenen hun advies over het in 1 bedoelde dossier en maken dit binnen de gestelde termijn van zestig kalenderdagen na ontvangst van het dossier over aan de gewestelijke milieuvergunningscommissie. De secretaris van deze commissie stuurt een afschrift van de ingezonden adviezen onmiddellijk door aan de diverse leden van de commissie. Bij gebrek aan advies binnen de gestelde termijn wordt aangenomen dat bedoeld(e) adviesverlenend(e) overheidsovergaan(en) een gunstige beoordeling over de door haar te onderzoeken aspecten met betrekking tot de ingedeelde heeft (hebben) uitgebracht. 3. [...] 3. Tenzij anders bepaald, verleent de gewestelijke milieuvergunningscommissie advies binnen een termijn van negentig kalenderdagen na de datum van ontvangst door de Vlaamse minister van het ingediende beroep. Bij gebrek aan advies binnen de gestelde termijn wordt aangenomen dat de commissie van oordeel is dat de risico's voor de externe veiligheid, de effecten op het leefmilieu, op de wateren en op de mens buiten de, veroorzaakt door de, mits naleving van de algemene en sectoriële milieuvergunningsvoorwaarden en de andere van toepassing zijnde reglementaire bepalingen tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt. Gewijzigd en hernummerd bij art. 23, 2 en 3, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Artikel De in artikel 26 bedoelde gewestelijke milieuvergunningscommissie vergadert tenminste éénmaal per maand. 2. De agenda van de vergadering van de gewestelijke milieuvergunningscommissie wordt vastgesteld door de voorzitter van deze commissie, inzonderheid rekening houdend met het bepaalde in de artikelen 27 en 28, 4 en 5. De secretaris van deze commissie bezorgt de oproep, samen met de agenda van de vergadering, tenminste één week vóór de bijeenkomst aan alle leden van de commissie. 3. De gewestelijke milieuvergunningscommissie kan slechts geldig beraadslagen in zoverre de meerderheid van de stemgerechtigde leden, of hun afgevaardigden of plaatsvervangers op de vergadering zijn vertegenwoordigd. 4. Op zijn verzoek wordt de aanvrager van een milieuvergunning door de commissie gehoord. De aanvrager dient dit verzoek schriftelijk te richten tot de voorzitter van de gewestelijke milieuvergunningscommissie uiterlijk twintig kalenderdagen na de datum van de verzending voor de kennisgeving tot ontvankelijkheid van het beroep bedoeld in artikel 52, 1, c). De commissie kan ook andere partijen horen. Gewijzigd bij art. 24, 1, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Binnen vijfenzeventig kalenderdagen na ontvangst door de gewestelijke milieuvergunningscommissie van het in artikel 51 bedoelde beroep, wordt de adviesbepaling over dit dossier op de agenda geplaatst van de vergadering van voormelde commissie. Tijdens deze vergadering lichten de aanwezige leden van de commissie hun beoordeling over het dossier toe. Na beraadslaging over het dossier en rekening houdend met alle beschikbare dossierstukken, gegevens en informatie wordt een advies geformuleerd dat tenminste de gegevens vermeld in artikel 25 dient te bevatten. In geval geen advies met eenparigheid wordt uitgebracht, wordt het advies uitgebracht door de meerderheid der aanwezige leden geformuleerd, in voorkomend geval aangevuld met (een) minderheidsstandpunt(en). Gewijzigd bij art. 24, 2, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart De voorzitter en de secretaris van de gewestelijke milieuvergunningscommissie maken het in 5 bedoelde advies van de commissie, samen met alle stukken die in het kader van de procedure tot behandeling aan dit dossier werden toegevoegd, over aan de Vlaamse minister binnen een termijn van vijftien kalenderdagen volgend op de vergadering van de commissie waarop bedoeld advies werd Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 32/335

33 geformuleerd. Wanneer de commissie geen advies heeft uitgebracht binnen een termijn van negentig kalenderdagen na ontvangst door de Vlaamse minister van het ingediende beroep, wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie hiervan binnen een termijn van vijftien kalenderdagen volgend op het verstrijken van voormelde termijn van negentig kalenderdagen, kennisgegeven aan de Vlaamse minister. Samen met deze kennisgeving worden tevens alle stukken die in het kader van de procedure tot behandeling ervan aan dit dossier werden toegevoegd, aan de Vlaamse minister overgemaakt. Gewijzigd bij art. 24, 3, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Artikel 29. Het in artikel 28 5 bedoelde advies van de gewestelijke milieuvergunningscommissie moet volgende gegevens bevatten: 1 een gemotiveerde beoordeling van de risico's voor de externe veiligheid,de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens, veroorzaakt door de, inzonderheid rekening houdend met de in de schoot van de commissie uitgebrachte adviezen; 2 een gemotiveerde beoordeling van de verenigbaarheid van de, waarvoor een vergunning wordt gevraagd, met de omgeving en de goede plaatselijke ruimtelijke ordening; 4 een gemotiveerde beoordeling van de aanspraken en bezwaren geformuleerd door de indiener(s) van het beroep; 5 een gemotiveerd voorstel van vergunningstermijn en vergunningsvoorwaarden commissie van oordeel is dat de risico's voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de veroorzaakt door de mits naleving van gepaste milieuvergunningsvoorwaarden, tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt en in zoverre de verenigbaar is met de voorschriften inzake ruimtelijke ordening. Gewijzigd bij art. 25 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 2 B.Vl.Reg. 24 april 2009, B.S. 15 juli Hoofdstuk VIII Beslissing over de vergunningsaanvraag Artikel De beslissingen over vergunningsaanvragen als bedoeld in artikel 6 worden geformuleerd door middel van besluiten waarvan het respectieve model is vastgesteld in de subbijlagen van bijlage 9 bij onderhavig besluit en dienen tenminste de volgende gegevens te vermelden: 1 de datum van de milieuvergunningsaanvraag; 2 de identificatiegegevens zoals bedoeld in artikel 5, 2, 1 en 3 van onderhavig besluit; 3 een verwijzing naar, in zoverre deze zijn voorgeschreven, de door het college van burgemeester en schepenen, de adviesverlenende overheidsorganen en de milieuvergunningscommissie uitgebrachte adviezen alsmede naar de aard van de tijdens het openbaar onderzoek gemaakte bemerkingen en bezwaren; 4 in voorkomend geval, de motivatie waarom één of meerdere adviezen of onderdelen van adviezen niet worden gevolgd; 5 een motivering van de beslissing inzonderheid rekening houdend met de verschillende uitgebrachte adviezen en in voorkomend geval de evaluatie van de tijdens het openbaar onderzoek gemaakte bemerkingen en bezwaren; 6 in geval de vergunning wordt verleend, tevens: a) de termijn van de vergunning met vermelding van de data van aanvang en einde ervan met in achtname van de bepalingen van onderhavig artikel; b) de termijn binnen dewelke de vergunde dient in gebruik genomen met in achtname van de bepalingen van onderhavig artikel; c) de voorwaarden waaronder de mag worden geëxploiteerd; d) de vermelding, in zoverre voor de, voor de verandering van de of voor dat gedeelte van de dat het voorwerp uitmaakt van de milieuvergunning, er krachtens artikel 44 van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw een bouwvergunning is vereist, dat onderhavige milieuvergunning wordt geschorst zolang deze bouwvergunning niet is verleend en dat in geval deze bouwvergunning wordt geweigerd de milieuvergunning van rechtswege vervalt op de dag van de definitieve weigering van de bouwvergunning; 7 in geval de vergunning wordt geweigerd, de vermelding, inzoverre voor de, voor de verandering van de of voor dat gedeelte van de dat het voorwerp uitmaakt van onderhavige weigeringsbeslissing, er krachtens artikel 44 van de wet van 29 maart 1962 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 33/335

34 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw een bouwvergunning is vereist, dat deze bouwvergunning is geschorst en van rechtswege vervalt op de dag van de definitieve weigering van de milieuvergunning; 8 in voorkomend geval, de verwijzing naar de mogelijkheid tot indiening van beroep tegen onderhavige beslissing. De vergunning voor BKG-installaties bevat minstens : 1 de toelating tot de emissie van voor de relevante broeikasgassen; 2 de verplichting om binnen vier maanden na het einde van elk jaar een hoeveelheid emissierechten in te leveren. Deze hoeveelheid ingeleverde emissierechten moet overeenkomen met de hoeveelheid BKG-emissies die deze BKG-installatie in het voorgaande kalenderjaar heeft veroorzaakt, vermeerderd met de hoeveelheid BKG-emissies die de BKG-installatie heeft veroorzaakt in voorgaande jaren en waarvoor de exploitant nog geen emissierechten heeft ingeleverd. De vergunning die betrekking heeft op een die is ingedeeld op basis van rubriek van de indelingslijst, met uitzondering van wat betrekking heeft op het inert afval, afval uit de winning, de behandeling en de opslag van turf en het niet gevaarlijk niet-inert afval, tenzij deze worden gestort in een afvalvoorziening van categorie A, en met uitzondering van de afvalvoorzieningen vermeld in artikel , 3, van titel II van het VLAREM, bevat daarenboven minstens ook nog : 1 het afvalbeheersplan of indien van toepassing het herziene afvalbeheersplan, vermeld in titel II, subafdeling , van het VLAREM; 2 de financiële zekerheid, vermeld in titel II, subafdeling , van het VLAREM; 3 de voorgestelde locatie van de afvalvoorziening, met inbegrip van eventuele alternatieve locaties; 4 de categorie van de voorziening. De vergunning voor stortplaatsen van afval bevat overeenkomstig de EG-richtlijn 1999/31/EG van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen daarenboven minstens ook nog : 1 de stortplaatscategorie; 2 de lijst van de afvalsoorten en de totale hoeveelheid afvalstoffen die op de stortplaats mogen worden gestort; 3 voorzover niet begrepen in de toepasselijke algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM : a) de voorschriften voor de stortvoorbereidingen, stortwerkzaamheden en toezichts- en controleprocedures, met inbegrip van urgentieplannen alsmede voorlopige voorschriften voor de sluitings- en nazorgwerkzaamheden; b) de bepaling dat de exploitant ten minste eenmaal per jaar het rapport bedoeld in artikel van titel II van het VLAREM moet bezorgen aan de toezichthoudende overheden en aan de OVAM. De vergunning die betrekking heeft op een GPBV-installatie bevat bovendien : 1 de titel van de BREF s die voor de installatie of activiteit in kwestie relevant zijn; 2 de manier waarop de vergunningsvoorwaarden, vermeld in artikel 30bis, 2, waaronder emissiegrenswaarden, zijn vastgesteld in relatie tot de BBT en de BBT-GEN; 3 als er een afwijking als vermeld in artikel 1.2.2bis.4 van titel II van het VLAREM, is toegestaan, de specifieke redenen, vermeld in artikel 1.2.2bis.3, 1, van titel II van het VLAREM, en de daaraan verbonden voorwaarden. Tweede lid toegevoegd bij artikel 38 B.Vl.Reg. 4 februari 2005, B.S. 28 februari Derde lid toegevoegd bij art. 7 B.Vl.Reg. 12 mei 2006, B.S. 30 juni 2006, derde editie. Ingevoegd bij art. 3 B.Vl.Reg. 6 juni 2008, B.S. 25 augustus Gewijzigd bij art. 12, 1 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september De milieuvergunning, met uitzondering van deze voor een tijdelijke, wordt verleend voor een bepaalde duur van ten hoogste twintig jaar, de termijn voorafgaand aan de ingebruikname en de eventuele proeftijd inbegrepen. Tenzij langere of kortere termijnen vermeld zijn in de vergunning, wordt aangenomen dat de termijn voorafgaand aan de ingebruikname respectievelijk tweehonderd kalenderdagen bedraagt wanneer het een nieuwe betreft en dertig kalenderdagen in de andere gevallen. De termijn binnen dewelke de vergunde moet worden in gebruik genomen mag in geen geval drie jaar overschrijden. Vervangen bij art. 8, 1, B.Vl.Reg. 28 oktober 1992, B.S. 2 februari Gewijzigd bij art. 1 B.Vl.Reg. 14 juli 2004, B.S. 4 augustus Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 34/335

35 3. De vergunning voor een tijdelijke wordt verleend voor een bepaalde duur van ten hoogste: - één jaar, als het een betreft die verband houdt met een bouwwerf; - drie maanden in de andere gevallen; Deze vergunning kan slechts éénmaal worden verlengd voor maximaal dezelfde duur als deze die oorspronkelijk werd toegestaan. 4. Wanneer voor de, voor de verandering van de of voor het gedeelte van de dat het voorwerp uitmaakt van de milieuvergunningsaanvraag, krachtens artikel 44 van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw geen bouwvergunning is vereist, mag de in artikel 5 bedoelde vergunning op proef worden verleend voor een termijn van tenminste zes maanden en ten hoogste twee jaar. 5. De vergunning voor de verandering van een wordt verleend voor een bepaalde duur waarvan de einddatum, deze van de lopende vergunning niet mag overschrijden. 6. Wanneer voor de of de verandering van de die het voorwerp uitmaakt van de milieuvergunning krachtens artikel 44 van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw een bouwvergunning is vereist, wordt de aanvangsdatum van de vergunningstermijn verdaagd tot de dag dat deze bouwvergunning definitief is verleend. De exploitant dient de datum waarop de bouwvergunning werd verleend bij ter post aangetekende zending mee te delen aan de overheid die de milieuvergunning heeft verleend. Deze overheid bezorgt, naargelang het geval, een eensluidend afschrift van deze mededeling aan de instanties vermeld in respectievelijk artikel 35, 5, c) of 36, 5, b). De einddatum van de vergunningstermijn wordt overeenstemmend met de latere aanvangsdatum ervan naar later verschoven, behalve ze einddatum samenvalt met de einddatum van een eerder verleende lopende vergunning, in welk geval de einddatum ongewijzigd blijft. Vervangen bij art. 8, 2, B.Vl.Reg. 28 oktober 1992, B.S. 2 februari Gewijzigd bij art. 26 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 10 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart 2012 Artikel 30bis. 1. Een vergunning kan worden verleend ze voorwaarden bevat welke garanderen dat de voldoet aan de eisen die door dit reglement en titel II van het VLAREM zijn gesteld. De vergunning wordt geweigerd wanneer dat niet het geval is. In geval de vergunningsaanvraag betrekking heeft op een stortplaats moet de vergunning worden geweigerd, wanneer er niet is aangetoond dat : - het beheer van de stortplaats in handen komt van een natuurlijke persoon die technisch bekwaam is om de stortplaats te beheren en het personeel dat instaat voor de exploitatie van de stortplaats een beroeps- en technische opleiding krijgt - de stortplaats zodanig wordt beheerd dat de nodige maatregelen worden getroffen om ongevallen te vermijden en de gevolgen ervan te beperken, - door de aanvrager toereikende voorzieningen in de vorm van een financiële zekerheid of een equivalent daarvan zijn of zullen worden getroffen alvorens met het storten wordt begonnen, zoals omschreven in titel II van VLAREM - het stortplaatsproject verenigbaar is met de geldende uitvoeringsplannen voor het beheer van afvalstoffen. Ingeval de vergunningsaanvraag betrekking heeft op een BKG-installatie, kan de vergunning slechts worden verleend indien de vergunningverlenende overheid ervan overtuigd is dat de exploitant in staat is de emissies van de voor de relevante broeikasgasemissies te bewaken en te rapporteren. Dit betekent dat de exploitant in bezit moet zijn van een door het verificatiebureau geverifieerd en door de afdeling bevoegd voor luchtverontreiniging goedgekeurd monintoringplan [...] Als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op een die is ingedeeld in rubriek van de indelingslijst, met uitzondering van wat betrekking heeft op het inert afval, afval uit de winning, de behandeling en de opslag van turf en het niet gevaarlijk niet-inert afval, tenzij deze worden gestort in een afvalvoorziening van categorie A, en met uitzondering van de afvalvoorzieningen vermeld in artikel , 3, van titel II van het VLAREM, kan de vergunning alleen worden verleend als is aangetoond dat : 1 het afvalbeheer niet rechtstreeks indruist tegen, noch een belemmering vormt voor de uitvoering van de toepasselijke afvalbeheersplannen, aangenomen ter uitvoering van artikel 35 en 36 van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen; 2 het storten van winningsafval, ongeacht of dat zich in vaste vorm, in de vorm van slib of in vloeibare vorm bevindt, in een ander ontvangend waterlichaam dan het waterlichaam dat is aangelegd voor het verwijderen van winningsafval, voldoet aan de toepasselijke voorschriften van Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 35/335

36 dit besluit, van titel II van het VLAREM en van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid en de uitvoeringsbesluiten ervan. Toegevoegd bij artikel 39, 1, B.Vl.Reg. 4 februari 2005, B.S. 28 februari Gewijzigd bij artikel 3 B.Vl.Reg. 7 december 2007, B.S. 21 december 2007, tweede editie. Toegevoegd bij art. 4 B.Vl.Reg. 6 juni 2008, B.S. 25 augustus Gewijzigd bij art. 13, 1 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september bis. Gedurende de periode, zoals bedoeld in de artikelen 14, 2, 1, 5, en 15, 2, van het Samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van bodemsanering van tankstations, zoals gewijzigd bij het Samenwerkingsakkoord van 9 februari 2007 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van bodemsanering van tankstations, mag geen enkele milieuvergunning voor de uitbating of indienststelling van een tankstation verleend worden op een terrein waarvoor een ontvankelijke aanvraag tot tussenkomst in het kader van sluiting, al dan niet bij wijze van overgangsmaatregel, bij het Fonds, zoals bedoeld in artikel 1, 13 van het voormeld Samenwerkingsakkoord, werd ingediend. Dit verbod geldt evenwel niet indien het mandaat van het voormeld Fonds eindigt alvorens de bodemsanering beëindigd is of erkenning van het Fonds opgeheven wordt. De in het eerste lid bedoelde periode gedurende dewelke geen milieuvergunning mag afgeleverd worden, zal blijken uit het attest, vermeld in bijlage 4B, punt F11, van dit besluit. Indien uit het attest, vermeld in bijlage 4B, punt F11, van dit besluit blijkt dat voor het terrein bij het voormeld Fonds een ontvankelijke aanvraag tot tussenkomst in het kader van sluiting, al dan niet bij wijze van overgangsmaatregel, werd ingediend waarbij de uitbating van het tankstation werd stopgezet vóór 1 januari 1993, mag geen milieuvergunning afgeleverd worden tenzij als bijlage aan het attest een document werd overgemaakt, opgesteld door de OVAM, waaruit blijkt dat de uitvoering van de bodemsanering niet wordt gehinderd door de nieuwe uitbating van het tankstation. Ingevoegd bij art. 14 B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari De vergunningsvoorwaarden, vermeld in artikel 30, 1, eerste lid, 6, c), worden vastgesteld als volgt : 1 ze bevatten de exploitatievoorwaarden en de verplichtingen van de exploitant zoals vastgesteld in het hoofdstuk XI; 2 ze bevatten de milieuvoorwaarden die op de van toepassing zijn, vastgesteld in titel II van het VLAREM; 3 ze bevatten voorwaarden die ervoor zorgen dat er geen vermijdbare schade aan de natuur kan ontstaan; 4 ze bevatten emissiegrenswaarden voor de verontreinigende stoffen, vermeld in bijlage van titel II van het VLAREM, en voor andere verontreinigende stoffen die in significante hoeveelheden uit de installatie in kwestie kunnen vrijkomen, gelet op hun aard en hun potentieel voor overdracht van verontreiniging tussen milieucompartimenten. Ze bevatten daarnaast ook passende voorschriften ter bescherming van bodem, grond- en oppervlaktewater en lucht en maatregelen voor de monitoring en het beheer van de door de installatie voortgebrachte afvalstoffen; 4 bis ze bevatten uitdrukkelijk berekende emissiegrenswaarden voor lucht en water die specifiek gelden voor meeverbranding van afvalstoffen; 5 ze bevatten alle maatregelen die nodig zijn voor de vervulling van de voorwaarden, vermeld in paragraaf 4 en bijlage 18; 6 ze bevatten passende eisen voor het regelmatig onderhoud en het bewaken van maatregelen die worden genomen ter voorkoming van emissies in de bodem en het grondwater overeenkomstig punt 4 ; 7 ze bevatten maatregelen voor andere dan de normale bedrijfsomstandigheden, zoals opstarten en stilleggen, lekken, storingen, korte stilleggingen en definitieve bedrijfsbeëindiging; 8 ze bevatten bepalingen betreffende de minimalisering van de verontreiniging over lange afstand of van de grensoverschrijdende verontreiniging; 9 ze waarborgen een hoog niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel; 10 ze bevatten voorwaarden voor het beoordelen van de naleving van de emissiegrenswaarden of een verwijzing naar de elders omschreven toepasselijke eisen; 11 ze bevatten passende eisen voor de monitoring van de emissies, met vermelding : a) van de meetmethode, de meetfrequentie en de procedure voor de evaluatie van de metingen; b) als voor GPBV-installaties de mogelijkheid, vermeld in paragraaf 10, eerste lid, 2, wordt toegepast, dat de resultaten van de monitoring van emissies beschikbaar zijn voor dezelfde Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 36/335

37 periode en referentieomstandigheden als voor de BBT-GEN; 12 ze bevatten de verplichting : a) om de toezichthouder op de hoogte te brengen van de gegevens die noodzakelijk zijn voor de controle op de naleving van de vergunningsvoorwaarden voor lozingen; b) voor GPBV-installaties om de toezichthouder regelmatig en ten minste jaarlijks op de hoogte te brengen van informatie op basis van de resultaten van de monitoring van de emissies, vermeld in punt 11, en van andere vereiste gegevens aan de hand waarvan de toezichthouder de naleving van de vergunningsvoorwaarden kan toetsen; c) als voor GPBV-installaties paragraaf 10, eerste lid, 2, wordt toegepast, om de vergunningverlenende overheid die in eerste aanleg bevoegd is regelmatig en ten minste jaarlijks op de hoogte te brengen van een overzicht van de resultaten van de monitoring van emissies die een vergelijking mogelijk maken met de BBT-GEN; 13 voor GPBV-installaties wordt rekening gehouden met de algemene beginselen, vermeld in artikel 43ter; 14 ze bevatten voor GPBV-installaties die in de achtste kolom van de indelingslijst worden aangeduid met de kenletter S, de eisen die op de van toepassing zijn voor de periodieke monitoring van bodem en grondwater met betrekking tot relevante gevaarlijke stoffen die op het terrein kunnen worden aangetroffen, zoals vastgesteld in het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming. Daarbij wordt rekening gehouden met de mogelijkheid van bodem- en grondwaterverontreiniging op het terrein van de installatie; 15 ze bevatten een lijst van de afvalcategorieën die mogen worden verwerkt. Deze lijst omvat de totale hoeveelheid en indien mogelijk en nuttig de hoeveelheid per afvalcategorie. Als dat mogelijk is, worden die afvalcategorieën bijkomend opgelijst conform het onderscheid als vermeld in bijlage 2.1 bij het Vlaams reglement voor het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen van 17 februari 2012 (VLAREMA) zonder dat er aan deze oplijsting rechtsgevolgen verbonden zijn; 16 ze bevatten de volgende gegevens indien het een afvalverbrandingsinstallatie of een afvalmeeverbrandingsinstallatie betreft waarin gevaarlijke afvalstoffen worden verbrand a) een specificatie van de minimale en de maximale toevoer van die gevaarlijke afvalstoffen; b) de laagste en de hoogste calorische waarde van die gevaarlijke afvalstoffen; c) de maximumgehalten aan pcb s, pcp, chloor, fluor, zwavel, zware metalen en andere verontreinigende stoffen in de afvalstoffen; 17 ze dragen bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen, vermeld in artikel 5 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid; 18 ze bevatten, in het geval van een afvalverbrandingsinstallatie of een afvalmeeverbrandingsinstallatie, eisen voor de bemonsterings- en meetprocedures en voor de bemonsterings- en meetfrequenties die worden gehanteerd om te voldoen aan de gestelde voorwaarden voor de monitoring van emissies; 19 ze bevatten, in het geval van een afvalverbrandingsinstallatie of een afvalmeeverbrandingsinstallatie, een vermelding van de totale afvalverbrandings- of meeverbrandingscapaciteit van de installatie; 20 ze bevatten, in het geval van een afvalverbrandingsinstallatie of een afvalmeeverbrandingsinstallatie, de eisen voor de ph, de temperatuur en het debiet van het geloosde afvalwater; 21 ze bevatten, in het geval van een afvalverbrandingsinstallatie of een afvalmeeverbrandingsinstallatie, de maximaal toelaatbare duur van technisch onvermijdelijke stilleggingen, storingen of defecten aan de reinigingsapparatuur of de meetapparatuur gedurende welke de emissies in de lucht en de lozingen van afvalwater de vastgestelde emissiegrenswaarden mogen overschrijden. Gewijzigd bij art. 1 B.Vl.Reg. 12 december 2003, B.S. 13 februari 2004 (tweede ed). Punt 15 toegevoegd bij art. 8 B.Vl.Reg. 12 mei 2006, B.S. 30 juni 2006, derde editie. Gewijzigd bij art. 3 B.Vl.Reg. 24 april 2009, B.S. 15 juli Gewijzigd bij art. 13, 2 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september bis. Als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op een BKG-installatie, kan de vergunning geen emissiegrenswaarden opleggen voor de emissie van BKG-emissies, tenzij dat noodzakelijk is om te verzekeren dat er geen significante plaatselijke verontreiniging wordt veroorzaakt. Toegevoegd bij artikel 39, 2, B.Vl.Reg. 4 februari 2005, B.S. 28 februari Vervangen bij art. 13, 3 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september De emissiegrenswaarden, bedoeld in paragraaf 2, 4, kunnen, zo nodig, worden aangevuld of vervangen door gelijkwaardige parameters of gelijkwaardige technische maatregelen. Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 37/335

38 [...] Gewijzigd bij art. 13, 4 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september Als met het oog op een milieukwaliteitsnorm strengere voorwaarden moeten gelden dan die welke door toepassing van de beste beschikbare technieken haalbaar zijn, worden in de vergunning extra voorwaarden opgenomen, met behoud van de toepassing van artikel van titel II van het VLAREM en met behoud van de toepassing van andere maatregelen die getroffen kunnen worden om aan de milieukwaliteitsnormen te voldoen. Vervangen bij art. 13, 5 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september Onverminderd paragraaf 4 zijn de emissiegrenswaarden, de gelijkwaardige parameters en de gelijkwaardige technische maatregelen, vermeld in paragraaf 2 en 3, gebaseerd op de beste beschikbare technieken, zonder dat daarmee het gebruik van een bepaalde techniek of technologie wordt voorgeschreven,[...]. Gewijzigd bij art. 13, 6 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september De BBT vormen de referentie voor de vaststelling van de vergunningsvoorwaarden, vermeld in artikel 30, 1, eerste lid, 6, c). Bovendien vormen voor GPBV-installaties de BBT-conclusies de referentie voor de vaststelling van vergunningsvoorwaarden. In afwachting van de aanneming door de Europese Commissie van het besluit met betrekking tot die BBT-conclusies, gelden de BBT afkomstig van de BREF s die door de Europese Commissie vóór 7 januari 2011 zijn aangenomen, met uitzondering van de emissiegrenswaarden, vermeld in paragraaf 10 en afdeling 1.2.2bis van titel II van het VLAREM. Artikel toegevoegd bij art. 27 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Aangevuld bij art. 3 B.Vl.Reg. 13 juli 2001, B.S. 19 september Gewijzigd bij art. 13, 7 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september Met behoud van de milieuvoorwaarden, vastgesteld bij titel II van het VLAREM, die op de van toepassing zijn en met behoud van de toepassing van paragraaf 4 kunnen met het oog op de bescherming van de mens en het leefmilieu strengere bijzondere vergunningsvoorwaarden vastgesteld worden dan die welke haalbaar zijn door gebruik te maken van de BBT, en kunnen voor GPBVinstallaties bovendien strengere bijzondere vergunningsvoorwaarden vastgesteld worden dan die welke haalbaar zijn door gebruik te maken van de BBT-conclusies. De strengere bijzondere milieuvoorwaarden, vermeld in het eerste lid, kunnen, in bijzondere omstandigheden, worden vastgesteld op grond van de noodzaak : 1 voor de bescherming van de mens en het leefmilieu in geval er voor bepaalde emissies geen milieukwaliteitsnorm bepaald is, desgevallend moet daarbij onder meer rekening worden gehouden met de toxiciteit, de persistentie en de bio-accumulatie van de betrokken stoffen in het milieu waarin ze worden geëmitteerd; 2 voor het voorkomen van schade, hinder, en incidenten en ongevallen die de mens of het leefmilieu aanzienlijk beïnvloeden; 3 om in functie van de specifieke lokale omstandigheden een hoog niveau van bescherming van de mens en het leefmilieu te waarborgen; 4 om in functie van de specifieke lokale omstandigheden de hinder voor de mens en het leefmilieu te beperken tot een aanvaardbaar niveau; 5 voor het behalen van de Europese verordeningen op het vlak van milieukwaliteitsbeheer; 6 voor het behalen van de doelstellingen opgenomen in goedgekeurde Vlaamse beleidsplannen, actieplannen en reductieprogramma s; 7 voor het behalen van de doelstellingen opgenomen in geratificeerde internationale verdragen. Hierbij wordt rekening gehouden met het volgende : 1 de ligging en gebiedsbestemming van het bedrijf en omgeving; 2 de technische haalbaarheid van de voorgestelde maatregelen; 3 de economische haalbaarheid van de voorgestelde maatregelen; 4 de praktische haalbaarheid van de voorgestelde maatregelen; 5 de efficiëntie en effectiviteit van de voorgestelde maatregelen; 6 de handhaafbaarheid van de voorgestelde maatregelen. Toegevoegd bij art. 13, 8 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september Als voor een GPBV-installatie de vergunningsvoorwaarden, vermeld in artikel 30, 1, eerste lid, 6, c), worden vastgesteld op basis van een beste beschikbare techniek die niet in een van de desbetreffende BBT-conclusies staat beschreven, gelden de volgende voorwaarden : 1 de techniek wordt bepaald met bijzondere aandacht voor de criteria, vermeld in bijlage 18; Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 38/335

39 2 er is voldaan aan de voorschriften, vermeld in paragraaf 5, 10 en 11, van dit artikel en artikel 1, 69, en afdeling 1.2.2bis van titel II van het VLAREM. Als de BBT-conclusies, vermeld in het eerste lid, geen BBT-GEN bevatten, garandeert de techniek, vermeld in het eerste lid, een niveau van milieubescherming dat gelijkwaardig is aan dat van de BBT, vermeld in de BBT-conclusies. Toegevoegd bij art. 13, 8 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september Als op een activiteit of op een type productieproces in een GPBV-installatie geen BBT-conclusies van toepassing zijn of als die BBT-conclusies niet alle mogelijke milieueffecten van de activiteit of het proces behandelen, worden de vergunningsvoorwaarden, vermeld in artikel 30, 1, eerste lid, 6, c), vastgesteld, na voorafgaande raadpleging van de exploitant, op basis van de BBT die voor de desbetreffende activiteiten of processen bepaald zijn met bijzondere aandacht voor de criteria, vermeld in bijlage Voor GPBV-installaties waarborgen de emissiegrenswaarden, vermeld in paragraaf 2, 4, dat de emissies onder normale bedrijfsomstandigheden niet hoger zijn dan de BBT-GEN die zijn vastgesteld in de BBT-conclusies, door te opteren voor een van de volgende mogelijkheden : 1 door emissiegrenswaarden vast te stellen die niet hoger zijn dan de BBT-GEN. Die emissiegrenswaarden worden uitgedrukt voor dezelfde of kortere periodes en voor dezelfde referentieomstandigheden als de BBT-GEN; 2 door emissiegrenswaarden vast te stellen die, wat betreft waarden, perioden en referentieomstandigheden, verschillen van de emissiegrenswaarden, vermeld in punt 1. Als emissiegrenswaarden worden vastgesteld met toepassing van het eerste lid, 2, worden ten minste jaarlijks de resultaten van de monitoring van die emissies beoordeeld door de vergunningverlenende overheid die in eerste aanleg bevoegd is, zodat die kan nagaan of de emissies in normale bedrijfsomstandigheden niet hoger waren dan de BBT-GEN. Toegevoegd bij art. 13, 8 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september Voor GPBV-installaties kan een tijdelijke vrijstelling toegestaan worden van de eisen vermeld in artikel 30bis, 5 en 10, en artikel 43ter, 1 en 1 bis, voor een totale periode van ten hoogste negen maanden voor het testen en gebruiken van technieken in opkomst, op voorwaarde dat na de vermelde periode hetzij met de techniek wordt gestopt, hetzij met de activiteit in kwestie in elk geval de BBT- GEN niet worden overschreden. Toegevoegd bij art. 13, 8 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september Met behoud van de milieuvoorwaarden, vastgesteld bij titel II van het VLAREM, die op de van toepassing zijn, worden voor GPBV-installaties de eisen voor monitoring, vermeld in paragraaf 2, 11, in voorkomend geval gebaseerd op de conclusies voor monitoring die in de BBT-conclusies worden beschreven. Toegevoegd bij art. 13, 8 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september 2013 Artikel 30ter Als de aanvraag een nieuwe stookinstallatie betreft met een nominaal elektrisch vermogen van 300 MW of meer, of een bestaande installatie waarvoor de oorspronkelijke stedenbouwkundige vergunning of, bij gebrek aan een dergelijke procedure, een milieuvergunning is verleend op of na 25 juni 2009, en de stookinstallatie na verandering een nominaal elektrisch vermogen heeft van 300 MW of meer, stelt de vergunningverlenende overheid, in het bijzonder ten aanzien van de bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid, in de vergunning vast of al dan niet aan de volgende voorwaarden voldaan is: 1 er zijn geschikte opslaglocaties voor de geologische opslag van koolstofdioxide voorhanden; 2 3 de bestaande faciliteiten voor het transport van koolstofdioxide zijn in technisch en economisch opzicht haalbaar; de installatie is in technisch en economisch opzicht geschikt om voor koolstofdioxideafvang te worden aangepast. De vergunningverlenende overheid stelt dat vast op basis van de bij de aanvraag gevoegde studie en andere beschikbare informatie. Toegevoegd bij art. 17 B.Vl.R. 15 juli 2011, B.S. 6 september 2011 Hoofdstuk IX Bekendmaking en toegang tot milieu-informatie Artikel Elke beslissing over een milieuvergunningsaanvraag bedoeld in artikel 6 alsmede elke aktename van een mededeling kleine verandering, bedoeld in artikel 6quater, 3 van onderhavig besluit, dient op Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 39/335

40 bevel van de bevoegde burgemeester, gedurende een periode van dertig kalenderdagen bekendgemaakt overeenkomstig het bepaalde in de 2 hierna. Voormelde periode van dertig kalenderdagen vangt aan de dag volgend op deze dat tot het in 2 hierna vermelde aanplakken van de bekendmaking werd overgegaan. Gewijzigd bij art. 28 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart De in 1 bedoelde bekendmaking omvat: 1 het op bevel van de bevoegde burgemeester aanplakken, gedurende bedoelde periode van dertig kalenderdagen, op de plaats van de exploitatie en op de plaatsen voorbehouden voor de officiële berichten van een bekendmaking, opgesteld naar het model weergegeven in bijlage 10 bij onderhavig besluit. De volgorde en formulering van de titels en de vragen moet nageleefd worden. Bij meerkeuzevragen kan het voldoende zijn enkel het toepasselijke antwoord te vermelden. a) [...] b) [...] c) [...] De bevoegde burgemeester waakt er over dat tot voormelde uitplakking wordt overgegaan binnen de termijn van tien kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van de beslissing van het college van burgemeester en schepenen of vanaf de datum van ontvangst door het gemeentebestuur van het besluit beslissing door een andere overheid is getroffen; voormelde bekendmaking, wordt opgesteld naar het model weergegeven in bijlage 10 bij onderhavig besluit, wordt gedrukt met zwarte letters op geel papier en heeft een grootte van tenminste 35 dm 2 ; de bekendmaking wordt tijdens de gehele duur van de aanplakking in goed zichtbare en goed leesbare staat gehouden; op de plaats waar de exploitatie gebeurt of is gepland, wordt voormelde bekendmaking aangebracht op een schutting of op een aan een paal bevestigd bord, op de grens tussen het perceel en de openbare weg en evenwijdig met deze laatste, en op een maximumhoogte van 2 m; 2 het op bevel van de bevoegde burgemeester ter inzage leggen, gedurende dezelfde periode van dertig kalenderdagen, van de genomen beslissing bij de diensten van het gemeentebestuur. 3 de beslissing over een milieuvergunningsaanvraag of een aanvraag tot wijziging of aanvulling van de vergunningsvoorwaarden voor een GPBV-installatie, een die MER-plichtig is of een die is ingedeeld in rubriek van de indelingslijst, moet onverminderd de bepalingen van punt 1 en 2, in opdracht van de bevoegde burgemeester worden bekendgemaakt. Die bekendmaking verloopt als volgt : a) de bekendmaking bevat de gegevens die aangegeven worden in het bekendmakingsformulier dat als bijlage 10A of 10B bij dit besluit is gevoegd; b) de bekendmaking wordt op een van de volgende wijzen gepubliceerd : 1) in minstens twee dag- of weekbladen waarvan één met regionaal karakter; 2) in minstens een dag- of weekblad met regionaal karakter en op de website van de gemeente op een voor bekendmakingen geëigende en opvallende plaats. Gewijzigd bij art. 5, 1-3, B.Vl.Reg. 3 juni 2005, B.S. 24 juni Gewijzigd bij art. 5 B.Vl.Reg. 6 juni 2008, B.S. 25 augustus Gewijzigd bij art. 14 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september Op de dag dat tot de in 2 bedoelde aanplakking van bekendmaking, en in voorkomend geval, tot de in artikel 36, 5, b) bedoelde verzending wordt overgegaan, maakt de burgemeester een attest op dat deze aanplakking en in voorkomend geval, voormelde verzending bevestigt. Op eenvoudig verzoek levert het gemeentebestuur een voor eensluidend verklaard afschrift van dit attest af aan alle personen en instanties die overeenkomstig de bepalingen van onderhavig besluit gemachtigd zijn beroep aan te tekenen tegen de bekendgemaakte beslissing. 4. Op de dag dat tot de in artikel 35, 5, c) bedoelde verzending wordt overgegaan, maakt de gouverneur van de provincie een attest op waarin de datum van voormelde verzending wordt bevestigd. Artikel 31bis. Elke beslissing over een milieuvergunningsaanvraag waarop artikel 19bis van toepassing is, wordt daarenboven door de bevoegde vergunningverlenende overheid ter kennis gebracht van de bevoegde autoriteit van het betrokken Gewest en/of de betrokken EU-lidstaat en/of een Verdragspartij bij het Verdrag van Espoo. Daartoe stuurt de bevoegde vergunningverlenende overheid een kopie van de beslissing naar voormelde bevoegde autoriteit op het tijdstip waarop zij de bekendmaking toestuurt naar de exploitant. Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 40/335

41 De overheid die door de vergunningverlenende overheid van een ander Gewest of een andere EU-lid- Staat of verdragspartij bij het Verdrag van Espoo op de hoogte wordt gebracht van een beslissing, stuurt de kopie naar de bevoegde burgemeester. De burgemeester zorgt ervoor dat de beslissing conform de bepalingen van artikelen 31 en 32 wordt bekendgemaakt. Toegevoegd bij art. 29 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Derde lid toegevoegd bij art. 6 B.Vl.Reg. 3 juni 2005, B.S. 24 juni Artikel Over de in de gemeente geëxploiteerde en kunnen derden op het gemeentehuis kosteloos de inhoud van de volgende documenten inzien : 1 meldingen van 3de klasse-en; 2 vergunningsaanvragen en mededelingen van kleine veranderingen; 3 aktenamen van meldingen van 3de klasse-en; 4 beslissingen over milieuvergunningsaanvragen; 5 vergunningen bij wege van aktename van mededelingen kleine veranderingen; 6 beslissingen over vergunningsaanvragen zoals bedoeld in artikel 44 en 44bis van het decreet; 7 de in het bezit van de toezichthouder zijnde resultaten van de controle en monitoring van de emissies die volgens de vergunningsvoorwaarden, vermeld in artikel 30bis, 2, 12, a) en b), vereist zijn. 8 aanvragen en beslissingen inzake wijziging van de vergunningsvoorwaarden. 9 het technisch en niet-technisch rapport, vermeld in artikel 5.2.3bis1.35, 4, van titel II van het VLAREM, als dat betrekking heeft op een afvalverbrandings- of afvalmeeverbrandingsinstallatie. De documenten kunnen worden ingezien zonder dat enig belang aangetoond moet worden gedurende ten minste twee dagen per week, door de gemeentebesturen te bepalen. Bovendien moet het gemeentebestuur aan ieder die erom verzoekt, zonder dat een belang aangetoond moet worden, tegen kostendekkende vergoeding een afschrift verstrekken van de in het eerste lid vermelde beslissingen, aktenamen en vergunningen. Gewijzigd bij art. 7 B.Vl.Reg. 3 juni 2005, B.S. 24 juni Gewijzigd bij art. 15, 1 en 2 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september Met het oog op de uitvoering van 1 stelt de toezichthouder de resultaten van de controle en monitoring van de emissies, die volgens de vergunningsvoorwaarden, vermeld in artikel 30bis, 2, 12, a) en b), vereist zijn, ter beschikking van het gemeentebestuur van de gemeente waarin de is gelegen. Artikel vervangen bij art. 30 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 15, 3 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september 2013 Artikel 32bis. Indien de milieuvergunningsaanvraag betrekking heeft op een GPBV-installatie, een MER-plichtige of een die is ingedeeld in rubriek van de indelingslijst, met uitzondering van wat betrekking heeft op het inert afval, afval uit de winning, de behandeling en de opslag van turf en het niet gevaarlijk niet-inert afval, tenzij deze worden gestort in een afvalvoorziening van categorie A, en met uitzondering van de afvalvoorzieningen vermeld in artikel , 3, van titel II van het VLAREM, stelt het gemeentebestuur de rapporten en adviezen en alle andere relevante informatie met betrekking tot de aanvraag binnen een redelijke termijn ter beschikking van eenieder die er om vraagt. Artikel ingevoegd bij art. 8 B.Vl.Reg. 3 juni 2005, B.S. 24 juni Gewijzigd bij art. 6 B.Vl.Reg. 6 juni 2008, B.S. 25 augustus Gewijzigd bij art. 16 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september 2013 Artikel 33. Met behoud van toepassing van artikel 31, 31bis, 32 en 32bis stelt de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, in het geval van een GPBV-installatie de beslissingen over milieuvergunningsaanvragen, de vergunningen bij wege van aktename van mededelingen kleine veranderingen of de beslissingen tot wijzigingen of aanvullingen van de vergunningsvoorwaarden via internet ter beschikking van het publiek. Opgeheven bij art.27, 2 van het decreet van 18 mei 1999 betreffende de openbaarheid van het bestuur. Opnieuw opgenomen bij art. 17 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september 2013 Artikel 33bis. Het verslag, vermeld in artikel van titel II van VLAREM, wordt ter beschikking gesteld van het publiek. Als de vergunning betrekking heeft op een of een onderdeel van een die is ingedeeld in rubriek of rubriek van de indelingslijst, met uitzondering van en Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 41/335

42 die onder rubriek , a, en , a, ingedeeld zijn, maakt de OVAM een lijst bekend van afvalverbrandings- of afvalmeeverbrandingsinstallaties met een nominale capaciteit van minder dan 2 ton/uur. Toegevoegd bij art. 18 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september 2013 Hoofdstuk X Procedures voor de behandeling van milieuvergunningsaanvragen Afdeling I Milieuvergunningsaanvragen bedoeld in artikel 6, 1, 1 [...] Artikel 34. [...] Opgeheven bij art. 31, 1, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Afdeling II Milieuvergunningsaanvragen bedoeld in artikel 6, 1, 1 Opschrift gewijzigd bij art.31, 2 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Artikel 35. Voor de milieuvergunningsaanvragen bedoeld in artikel 6, 1, 1 verloopt de procedure als volgt: 1 onderzoek ontvankelijkheid en volledigheid: a) de deputatie of de door haar daartoe gemachtigde provinciale ambtenaar onderzoekt de vergunningsaanvraag en haar bijlagen op haar ontvankelijkheid en volledigheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 5;het niet bijvoegen van het bewijs van volledige betaling van de overeenkomstig artikel 19bis van het decreet verschuldigde dossiertaks bij de milieuvergunningsaanvraag, heeft van rechtswege de onvolledigheid van de vergunningsaanvraag tot gevolg; b) wordt de aanvraag onontvankelijk bevonden, dan wordt de aanvrager binnen dertig kalenderdagen na de indiening van de vergunningsaanvraag hiervan door de deputatie of de in sub a) vermelde gemachtigde ambtenaar schriftelijk in kennis gesteld, met vermelding van de reden van de onontvankelijkheid en gebeurlijk met vermelding van de overheid die bevoegd geacht wordt kennis te nemen van de vergunningsaanvraag; c) wordt de aanvraag onvolledig bevonden dan wordt de aanvrager binnen dertig kalenderdagen na de indiening van de vergunningsaanvraag hiervan door de deputatie of de in sub a) vermelde gemachtigde ambtenaar schriftelijk in kennis gesteld, met vermelding van de inlichtingen en gegevens die ontbreken of nadere toelichting vereisen; d) wordt de aanvraag ontvankelijk en volledig bevonden, dan wordt de aanvrager binnen dertig kalenderdagen na indiening van de aanvraag hiervan door de deputatie of de in sub a) vermelde gemachtigde ambtenaar bij ter post aangetekende brief hiervan in kennis gesteld; de termijn bedoeld in artikel 9 van het decreet vangt aan op de datum van verzending van voormelde brief; e) als de deputatie of de door haar daartoe gemachtigde provinciale ambtenaar geen schriftelijke kennisgeving uiterlijk dertig kalenderdagen na de indiening van de vergunningsaanvraag aan de aanvrager heeft verzonden, wordt de procedure voortgezet. In dat geval doet de vergunningverlenende overheid uitdrukkelijk uitspraak in haar beslissing of er een milieueffectrapport over het project moet worden opgesteld. Zo ja, dan weigert ze de aangevraagde vergunning toe te kennen; 1 bis onderzoek project-m.e.r.-screeningsnota : a) als bij de vergunningsaanvraag voor een of de verandering van een als vermeld in titel IV, hoofdstuk III, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, een project-m.e.r.-screeningsnota is gevoegd, onderzoekt de deputatie of de door haar daartoe gemachtigde provinciale ambtenaar die nota en neemt een beslissing of er een milieueffectrapport over het project moet worden opgesteld; b) Er moet geen milieueffectrapport over het project worden opgesteld als de deputatie of de door haar daartoe gemachtigde provinciale ambtenaar oordeelt dat : 1) een toetsing aan de criteria van bijlage II van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid uitwijst dat het voorgenomen project geen aanzienlijke gevolgen kan hebben voor het milieu en een project-mer redelijkerwijze geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan bevatten of; 2) vroeger al een plan-mer werd goedgekeurd betreffende een plan of programma waarin een project met vergelijkbare effecten beoordeeld werd of een project-mer werd goedgekeurd betreffende een project waarvan het voorgenomen initiatief een herhaling, voortzetting of alternatief is, en een nieuw project-mer redelijkerwijze geen Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 42/335

43 nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan bevatten; c) de beslissing dat een milieueffectrapport over het project moet worden opgesteld, heeft van rechtswege de onvolledigheid van de vergunningsaanvraag tot gevolg; 2 openbaar onderzoek: a) een openbaar onderzoek als bedoeld in hoofdstuk V is enkel vereist voor de milieuvergunningsaanvragen bedoeld in artikel 6, 1, 1, a, c, d, e en f; b) in de gevallen dat overeenkomstig in sub a) een openbaar onderzoek is vereist, zendt de deputatie of de onder sub 1, a) vermelde gemachtigde ambtenaar op de dag van de verzending van de in artikel 35, 1, d) bedoelde brief één exemplaar van de vergunningsaanvraag en haar bijlagen aan de bevoegde burgemeester met de opdracht tot het instellen van het openbaar onderzoek bedoeld in hoofdstuk V; c) de burgemeester zorgt voor de uitvoering van het openbaar onderzoek overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V en waakt inzonderheid over de eerbiediging van de in artikel 17, 2 vermelde termijn van aanplakking van de bekendmaking zodat de termijn van dertig kalenderdagen van het openbaar onderzoek aanvat uiterlijk op de elfde dag na de verklaring tot ontvankelijkheid en volledigheid van het aanvraagdossier; d) het in artikel 19 bedoelde dossier wordt door de burgemeester, binnen een termijn van tien kalenderdagen na het verstrijken van de termijn van dertig kalenderdagen van het openbaar onderzoek, verzonden aan de in artikel 22 bedoelde provinciale milieuvergunningscommissie; 3 adviesverlening: a) de deputatie of de in sub 1, a) vermelde gemachtigde ambtenaar zendt op de dag van de verzending van de in artikel 35, 1, d) bedoelde brief, zeven exemplaren van het volledige vergunningsaanvraagdossier met de bijlagen aan de in artikel 22 bedoelde provinciale milieuvergunningscommissie met verzoek om advies; b) de deputatie of de in sub 1, a vermelde gemachtigde ambtenaar zendt op de dag van de verzending van de in artikel 35, 1 d bedoelde brief, een verzoek om advies, samen met één exemplaar van het volledige vergunningsaanvraagdossier met de bijlagen, aan het bevoegde College van Burgemeester en Schepenen; dit college verleent zijn advies over dit dossier binnen een termijn van vijftig kalenderdagen na ontvangst van voormeld verzoek om advies; de burgemeester zendt het advies binnen een termijn van tien kalenderdagen, na de datum dat dit advies door het College van Burgemeester en Schepenen werd uitgebracht, aan de in artikel 22 bedoelde commissie; bij gebrek aan advies binnen deze gestelde termijn kan de zaak doorgaan; c) de overheidsorganen die overeenkomstig artikel 20 advies dienen te verlenen alsmede de in artikel 22 bedoelde provinciale milieuvergunningscommissie, brengen hun advies uit overeenkomstig het bepaalde in de hoofdstukken VI en VII; de voorzitter en de secretaris van voornoemde commissie zorgen voor de uitvoering van de hen door de artikelen 23 en 24 toebedeelde opdrachten; 4 uitspraak: a) in voorkomend geval, beslist de deputatie binnen een termijn van honderdentien kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van verzending van de in artikel 35, 1, d) bedoelde brief, de termijn voor behandeling van de milieuvergunningsaanvraag te verlengen met een termijn van maximum twee maanden; deze beslissing wordt gemotiveerd; in dat geval wordt het besluit of een voor eensluidend verklaard afschrift ervan door de deputatie of de in artikel 35, 1, a) vermelde gemachtigde ambtenaar binnen vijf kalenderdagen na het treffen van de beslissing per ter post aangetekende zending aan de aanvrager gezonden; b) binnen een termijn van vier maanden te rekenen vanaf de datum van verzending van de in artikel 35, 1, d bedoelde brief of, in voorkomend geval, vóór het verstrijken van de overeenkomstig het besluit bedoeld in sub a) verlengde termijn, doet de deputatie uitspraak over de milieuvergunningsaanvraag overeenkomstig het bepaalde in artikel 30; 5 bekendmaking: a) de deputatie of de in sub 1, a) vermelde gemachtigde ambtenaar zendt binnen een termijn van tien kalenderdagen na de datum van de beslissing, deze beslissing of een voor eensluidend verklaard afschrift ervan per ter post aangetekende zending aan de bevoegde burgemeester met de opdracht tot bekendmaking ervan; b) de bevoegde burgemeester maakt de beslissing over de milieuvergunningsaanvraag bekend overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk IX; c) de deputatie of de onder sub 1, a) vermelde gemachtigde ambtenaar zendt de dezelfde dag als tot de verzending bedoeld in sub a) wordt overgegaan, per ter post aangetekende zending of bij afgifte tegen ontvangstbewijs een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing alsmede van het in artikel 31 4 bedoelde attest ter kennisgeving aan: - de exploitant; Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 43/335

44 - het College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente(n) waarin de exploitatie is gepland of gebeurt; - de in artikel 22 bedoelde provinciale milieuvergunningscommissie; - de overheidsorganen die overeenkomstig artikel 20 advies moeten verlenen; - de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving; - de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij; - de Vlaamse Milieumaatschappij; - de Algemene Directie Toezicht op hetwelzijn op hetwerk van de FODWerkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg; - de N.V. Aquafin; - het comité voor preventie en bescherming op het werk, vermeld in het het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende de opdrachten en de werking van de Comités voor Preventie en Bescherming op het Werk, in zoverre dit bestaat; - de algemene directie van de Civiele Bescherming van de FOD Binnenlandse Zaken. 6 stilzwijgende weigering: a) indien binnen een termijn van vier maanden te rekenen vanaf de datum van verzending van de in artikel 35, 1, d bedoelde brief of, in voorkomend geval, bij het verstrijken van de overeenkomstig het besluit bedoeld in sub 4, a verlengde termijn, door de deputatiegeen uitspraak is gedaan, wordt de aangevraagde vergunning geacht te zijn geweigerd; b) de deputatie of de in sub 1, a) vermelde gemachtigde ambtenaar licht binnen een termijn van tien kalenderdagen na het verstrijken van de in sub a) vermelde termijn de aanvrager in over voormelde stilzwijgende weigering met de mededeling dat hiertegen overeenkomstig artikel 10 van het decreet beroep kan worden aangetekend; c) de deputatie of de in sub 1, a) vermelde gemachtigde ambtenaar maakt een voor eensluidend verklaard afschrift van het in sub b) bedoelde schrijven ter kennisgeving over aan de bevoegde burgemeester alsmede aan de instanties vermeld in sub 5, c). 7 informatie Vlaamse Landmaatschappij: de vergunningverlenende overheid bezorgt aan de Vlaamse Landmaatschappij een afschrift van de milieuvergunning waarbij één of meer van de rubrieken 9.3 tot en met 9.8, en/of van de rubrieken 28.2 en 28.3 van de indelingslijst van toepassing zijn, nadat deze in de zin van artikel 5, 1, eerste lid, van het decreet, definitief is verleend. Gewijzigd bij art. 11, 1, B.Vl.Reg. 28 oktober 1992, B.S. 2 februari Gewijzigd bij art. 11, 2, B.Vl.Reg. 28 oktober 1992, B.S. 2 februari Zin gewijzigd bij art. 32, 1 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 32, 2, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 32, 3, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 10 B.Vl.Reg. 29 september 2000, B.S. 22 mei Gewijzigd bij art. 45 B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei Opgeheven bij art. 15, 1, B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Toegevoegd bij art. 15, 2, B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Gewijzigd bij art. 11 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart Gewijzigd bij art. 5,1 en art. 5,2 B.Vl.Reg. 1 maart 2013, B.S. 29 april Ingevoegd bij art. 5,3 B.Vl.Reg. 1 maart 2013, B.S. 29 april Gewijzigd bij art. 2, B.Vl.R. 19 juli 2013, B.S. 26 augustus Gewijzigd bij art. 19 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september 2013 Afdeling III Milieuvergunningsaanvragen bedoeld in artikel 6, 1, 2 Opschrift gewijzigd bij art. 31, 3 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Artikel 36. Voor de milieuvergunningsaanvragen bedoeld in artikel 6, 1, 2 verloopt de procedure als volgt: 1 onderzoek ontvankelijkheid en volledigheid: a) het college van Burgemeester en Schepenen of de door haar daartoe gemachtigde ambtenaar van de gemeente onderzoekt de vergunningsaanvraag en haar bijlagen op haar ontvankelijkheid en volledigheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 5;het niet bijvoegen van het bewijs van volledige betaling van de overeenkomstig artikel 19bis van het decreet verschuldigde dossiertaks bij de milieuvergunningsaanvraag, heeft van rechtswege de onvolledigheid van de vergunningsaanvraag tot gevolg; b) wordt de aanvraag onontvankelijk bevonden, dan wordt de aanvrager binnen dertig kalenderdagen na de indiening van de vergunningsaanvraag hiervan door het College van Burgemeester en Schepenen of de in sub a) vermelde gemachtigde ambtenaar via het uniek gemeentelijk loket schriftelijk in kennis gesteld, met vermelding van de reden van de onontvankelijkheid en gebeurlijk met vermelding van de overheid die bevoegd geacht wordt kennis te nemen van de vergunningsaanvraag; Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 44/335

45 c) wordt de aanvraag onvolledig bevonden dan wordt de aanvrager binnen dertig kalenderdagen na de indiening van de vergunningsaanvraag hiervan door het College van Burgemeester en Schepenen of de in sub a) vermelde gemachtigde ambtenaar via het uniek gemeentelijk loket schriftelijk in kennis gesteld, met vermelding van de en en gegevens die ontbreken of nadere toelichting vereisen; d) wordt de aanvraag ontvankelijk en volledig bevonden, dan wordt de aanvrager binnen dertig kalenderdagen na indiening van de aanvraag hiervan door het College van Burgemeester en Schepenen of de in sub a) vermelde gemachtigde ambtenaar bij ter post aangetekende brief via het uniek gemeentelijk loket hiervan in kennis gesteld; de termijn bedoeld in artikel 9 van het decreet vangt aan op de datum van verzending van voormelde brief; e) als het College van Burgemeester en schepenen of de door haar daartoe gemachtigde ambtenaar van de gemeente geen schriftelijke kennisgeving uiterlijk dertig kalenderdagen na de indiening van de vergunningsaanvraag aan de aanvrager heeft verzonden, wordt de procedure voortgezet. In dat geval doet de vergunningverlenende overheid uitdrukkelijk uitspraak in haar beslissing of er een milieueffectrapport over het project moet worden opgesteld. Zo ja, dan weigert ze de aangevraagde vergunning toe te kennen; 1 bis onderzoek project-m.e.r.-screeningsnota : a) als bij de vergunningsaanvraag voor een of de verandering van een als vermeld in titel IV, hoofdstuk III, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, een project-m.e.r.-screeningsnota is gevoegd, onderzoekt het college van burgemeester en schepenen of de door haar daartoe gemachtigde ambtenaar van de gemeente die nota en neemt een beslissing of er een milieueffectrapport over het project moet worden opgesteld; b) er moet geen milieueffectrapport over het project worden opgesteld als het college van burgemeester en schepenen of de door haar daartoe gemachtigde ambtenaar van de gemeente oordeelt dat : 1) een toetsing aan de criteria van bijlage II van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid uitwijst dat het voorgenomen project geen aanzienlijke gevolgen kan hebben voor het milieu en een project-mer redelijkerwijze geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan bevatten of; 2) vroeger al een plan-mer werd goedgekeurd betreffende een plan of programma waarin een project met vergelijkbare effecten beoordeeld werd of een project-mer werd goedgekeurd betreffende een project waarvan het voorgenomen initiatief een herhaling, voortzetting of alternatief is, en een nieuw project-mer redelijkerwijze geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan bevatten; c) de beslissing dat een milieueffectrapport over het project moet worden opgesteld heeft van rechtswege de onvolledigheid van de vergunningsaanvraag tot gevolg; 2 openbaar onderzoek: a) een openbaar onderzoek als bedoeld in hoofdstuk V is enkel vereist voor de milieuvergunningsaanvragen bedoeld in artikel 6, 1, 2, a en c; b) in de gevallen dat overeenkomstig sub a) een openbaar onderzoek is vereist zorgt de burgemeester voor de uitvoering van het openbaar onderzoek overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V en waakt inzonderheid over de eerbiediging van de in artikel 17, 2 vermelde termijn van aanplakking van de bekendmaking zodat de termijn van dertig kalenderdagen van het openbaar onderzoek aanvat uiterlijk op de elfde dag na de verklaring tot ontvankelijkheid en volledigheid van het aanvraagdossier; c) het in artikel 19 bedoelde dossier wordt door de burgemeester, binnen een termijn van tien kalenderdagen na het verstrijken van de termijn van dertig kalenderdagen van het openbaar onderzoek bezorgd aan de dienst van de gemeente gelast met het onderzoek van milieudossiers; 3 adviesverlening: a) de burgemeester of de in sub 1, a vermelde gemachtigde ambtenaar zendt op de dag van de verzending van de in artikel 36, 1, d bedoelde brief, een exemplaar van het volledige vergunningsaanvraagdossier met de bijlagen aan de dienst van de gemeente die met het onderzoek van milieudossiers is gelast met verzoek om advies; b) de burgemeester of zijn in sub 1, a) gemachtigde ambtenaar stuurt op de dag van de verzending van de brief, bedoeld in artikel 36, 1, d), een exemplaar van de volledige vergunningsaanvraag met verzoek om advies tevens aan de overheidsorganen die overeenkomstig artikel 20 advies moeten verlenen; c) de dienst van de gemeente die met het onderzoek van milieudossiers is gelast, brengt zijn advies uit binnen een termijn van dertig kalenderdagen na ontvangst van het Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 45/335

46 dossier; bij gebrek aan advies binnen de gestelde termijn wordt aangenomen dat voormelde dienst van oordeel is dat de risico's voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens, veroorzaakt door de, mits naleving van gepaste milieuvergunningsvoorwaarden, tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; d) de overheidsorganen die overeenkomstig artikel 20, 2 advies dienen te verlenen, brengen hun advies uit overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk VI; bij gebrek aan advies binnen de gestelde termijn van dertig kalenderdagen, wordt aangenomen dat bedoeld(e) adviesverlenend(e) overheidsorgaan(en) een gunstige beoordeling over de door haar te onderzoeken aspecten met betrekking tot de ingedeelde heeft (hebben) uitgebracht; 4 uitspraak: Binnen een termijn van 105 kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van verzending van de brief, vermeld in artikel 36, 1, d, doet het college van burgemeester en schepenen uitspraak over de milieuvergunningsaanvraag overeenkomstig artikel bekendmaking: a) de bevoegde burgemeester maakt de beslissing over de milieuvergunningsaanvraag bekend overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk IX; b) de bevoegde burgemeester zendt dezelfde dag als tot de aanplakking van de bekendmaking bedoeld in artikel 31 wordt overgegaan,per ter post aangetekende zending of bij afgifte tegen ontvangstbewijs een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing alsmede van het in artikel 31 3 bedoelde attest ter kennisgeving aan: - de exploitant; - de Gouverneur van de provincie waartoe de percelen van de behoren; - de overheidsorganen die overeenkomstig artikel 20 advies moeten verlenen; - de afdeling bevoegd voor milieuhandhaving; - de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij; - de Vlaamse Milieumaatschappij; - de Algemene Directie Toezicht op hetwelzijn op hetwerk van de FODWerkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg; - de N.V. Aquafin; - het comité voor preventie en bescherming op het werk, vermeld in het het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende de opdrachten en de werking van de Comités voor Preventie en Bescherming op het Werk, in zoverre dit bestaat; 6 stilzwijgende weigering: a) indien binnen een termijn van 105 kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van verzending van de in artikel 36, 1, d bedoelde brief door het College van Burgemeester en Schepenen geen uitspraak is gedaan, wordt de aangevraagde vergunning geacht te zijn geweigerd; b) de burgemeester of de in sub 1, a) vermelde gemachtigde ambtenaar licht binnen een termijn van tien kalenderdagen na het verstrijken van de in sub a) vermelde termijn de aanvrager in over voormelde stilzwijgende weigering met de mededeling dat hiertegen overeenkomstig artikel 10 van het decreet beroep kan worden aangetekend. 7 informatie Vlaamse Landmaatschappij : de vergunningverlenende overheid bezorgt aan de Vlaamse Landmaatschappij een afschrift van de milieuvergunning waarbij één of meer van de rubrieken 9.3 tot en met 9.8, en/of van de rubrieken 28.2 en 28.3 van de indelingslijst van toepassing zijn, nadat deze in de zin van artikel 5, 1, eerste lid, van het decreet, definitief is verleend. Zin gewijzigd bij art. 33, 1 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 33, 2, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 33, 3, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 33, 4, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 46 B.Vl.Reg 7 maart 2008, B.S. 21 mei Toegevoegd bij art. 16 B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Gewijzigd bij art. 8, 1, B.Vl.Reg. 18 september 2009, B.S. 28 oktober Gewijzigd bij art. 8, 1, B.Vl.Reg. 18 september 2009, B.S. 28 oktober Gewijzigd bij art. 8, 2, B.Vl.Reg. 18 september 2009, B.S. 28 oktober Vervangen bij art. 9 B.Vl.Reg. 18 september 2009, B.S. 28 oktober Gewijzigd bij art. 10, 1 en 2, B.Vl.Reg. 18 september 2009, B.S. 28 oktober Gewijzigd bij art. 6,1 B.Vl.Reg. 1 maart 2013, B.S. 29 april Vervangen bij art. 6,2 B.Vl.Reg. 1 maart 2013, B.S. 29 april Ingevoegd bij art. 6,3 B.Vl.Reg. 1 maart 2013, B.S. 29 april Gewijzigd bij art. 20 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september 2013 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 46/335

47 Afdeling IV Bijzondere bepalingen Artikel In afwijking van de bepalingen van artikel 36, 4 gelden voor de uitspraak over een vergunningsaanvraag als bedoeld in artikel 6, 1, 2, d) voor een van klasse 1 de volgende bepalingen: a) in voorkomend geval, beslist het College van Burgemeester en Schepenen binnen een termijn van vijftig kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van verzending van de in artikel 36, 1, d) bedoelde brief, de termijn voor behandeling van de milieuvergunningsaanvraag te verlengen met een termijn van maximum 1 maand; deze beslissing wordt gemotiveerd; in dat geval wordt het besluit of een voor eensluidend verklaard afschrift ervan door de burgemeester of de in artikel 36, 1, a) vermelde gemachtigde ambtenaar binnen vijf kalenderdagen na het treffen van de beslissing per ter post aangetekende zending aan de aanvrager gezonden; b) binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de datum van verzending van de in artikel 36, 1, d bedoelde brief of, in voorkomend geval, vóór het verstrijken van de overeenkomstig het besluit bedoeld in sub a) verlengde termijn, doet het College van Burgemeester en Schepenen uitspraak over de milieuvergunningsaanvraag overeenkomstig het bepaalde in artikel 30; Het college van burgemeester en schepenen beslist binnen een termijn van twee maanden vanaf de datum van verzending van de brief, vermeld in artikel 36, 1, d), over vergunningsaanvragen, vermeld in artikel 6, 1, 2, d), voor een van klasse 2. Die termijn kan niet worden verlengd. Zin gewijzigd bij art. 34, 1, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Toegevoegd bij art. 11, 2, B.Vl.Reg. 18 september 2009, B.S. 28 oktober Gewijzigd bij art. 11, 1, B.Vl.Reg. 18 september 2009, B.S. 28 oktober In afwijking van de bepalingen van artikel 36, 4 bedraagt voor een vergunningsaanvraag, als bedoeld in artikel 6, 1, 2, d), de in artikel 36, 6, a) bedoelde termijn twee maanden te rekenen vanaf de datum van verzending van de in artikel 36, 1, d) bedoelde brief, in voorkomend geval verlengd overeenkomstig het besluit bedoeld in 1, a). Gewijzigd bij art. 34, 2, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Artikel De exploitant van een die na haar inbedrijfstelling vergunningsplichtig wordt door aanvulling of wijziging van de indelingslijst, dient binnen een termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van die aanvulling of wijziging, een vergunningsaanvraag in te dienen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 5 en 6. Bij deze vergunningsaanvraag dient evenwel geen uittreksel uit het kadastraal plan noch een milieueffectrapport of veiligheidsrapport gevoegd te worden. Overeenkomstig artikel 19bis, 2 van het decreet is deze aanvraag niet onderworpen aan dossiertaks. Gewijzigd bij art. 35, 1, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart In afwijking van artikel 35 en 36 is voor de milieuvergunningsaanvragen, bedoeld in 1, de volgende procedure van toepassing : 1 voor de aanvragen waarvoor de deputatie bevoegd is, verloopt de procedure als volgt : a) onderzoek ontvankelijkheid en volledigheid : overeenkomstig artikel 35, 1 en 35, 1 bis; b) advies van college van burgemeester en schepenen : deputatie of de door haar daartoe gemachtigde ambtenaar stuurt op de dag van de verzending van de brief, bedoeld in artikel 35, 1, d), een verzoek om advies, samen met een exemplaar van het volledige vergunningsaanvraagdossier met de bijlagen, naar het bevoegde college van burgemeester en schepenen; dit college geeft zijn advies over dit dossier binnen een termijn van dertig kalenderdagen na ontvangst van voormeld verzoek om advies; de burgemeester of zijn daartoe gemachtigde ambtenaar stuurt het advies binnen een termijn van tien kalenderdagen na de datum waarop dit advies door het college van burgemeester en schepenen werd uitgebracht, aan de deputatie; als er binnen de gestelde termijn geen advies is, kan de zaak doorgaan; c) uitspraak : binnen een termijn van vier maanden te rekenen vanaf de datum van verzending van de brief, bedoeld in artikel 35, 1, d), doet de deputatie een uitspraak over de milieuvergunningsaanvraag; in voorkomend geval wordt een volledig of gedeeltelijk positieve beslissing bij wege van akteneming verleend, geldend als vergunning voor een termijn van vijf jaar; d) bekendmaking : overeenkomstig artikel 35, 5 ; Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 47/335

48 2 voor de aanvragen waarvoor het college van burgemeester en schepenen bevoegd is verloopt de procedure als volgt : a) onderzoek ontvankelijkheid en volledigheid : overeenkomstig artikel 36, 1 en 36, 1 bis; b) uitspraak : binnen een termijn van 105 kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van verzending van de brief, bedoeld in artikel 36, 1, d), doet het college van burgemeester en schepenen uitspraak over de milieuvergunningsaanvraag; in voorkomend geval wordt een volledig of gedeeltelijk positieve beslissing bij wege van akteneming verleend, geldend als vergunning voor een termijn van vijf jaar; c) bekendmaking : overeenkomstig artikel 36, 5. Vervangen bij art. 35, 2, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 12 B.Vl.Reg. 18 september 2009, B.S. 28 oktober Gewijzigd bij art. 12 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart Gewijzigd bij art. 7 B.Vl.Reg. 1 maart 2013, B.S. 29 april In afwijking van artikel 5 mag de exploitatie van een in 1 bedoelde worden voortgezet tot een definitieve beslissing, al of niet stilzwijgend, is genomen over de binnen de in 1 bedoelde termijn ingediende vergunningsaanvraag. 4. Indien de exploitant de milieuvergunningsaanvraag voor een in 1 bedoelde niet binnen de in 1 bedoelde termijn heeft ingediend, dient de exploitatie bij het verstrijken van de in 1 bedoelde termijn stopgezet. 5. Wanneer een vergunde door aanvulling of wijziging van de indelingslijst naar een andere klasse overgaat, blijven de toegestane vergunningen geldig voor de duur van de lopende vergunningen. 6. In afwijking van artikel van titel II van het VLAREM krijgt de exploitant die zijn vergunningsvoorwaarden moet aanpassen ten gevolge van het nieuwe indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen) een overgangstermijn van zes maanden om een aanvraag in te dienen, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van het besluit dat het nieuwe indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen) invoert. In afwachting van een definitieve beslissing mogen stoffen worden geloosd waarvoor geen emissiegrenswaarde is vastgesteld in de vergunning, voor zover voor deze stoffen hogere milieukwaliteitsnormen waren bepaald dan het nieuwe indelingscriterium GS, vóór de inwerkingtreding van het besluit dat het nieuwe indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen) invoert. Deze stoffen mogen worden geloosd tot maximum de milieukwaliteitsnorm zoals deze gold voor de inwerkingtreding van het besluit dat het nieuwe indelingscriterium GS invoert. Toegevoegd bij art. 17 B.Vl.Reg 21 mei 2010, B.S. 9 juli Artikel De hernieuwing van een vergunning andere dan deze bedoeld in artikel 6, 1, 2, d) dient overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 5 en 6 aangevraagd tussen de achttiende en de twaalfde maand vóór het verstrijken van de lopende vergunning. De beslissing over deze vergunningsaanvraag laat de termijn en voorwaarden van de lopende vergunning onverkort van toepassing. De milieuvergunning voor de verdere exploitatie kan vroeger dan de termijn, vermeld in het eerste lid, worden aangevraagd wanneer : 1 een overname van de vergunde door een andere exploitant is gepland; 2 de exploitant een belangrijke verandering van de vergunde beoogt; in dit laatste geval moet de milieuvergunningsaanvraag zowel betrekking hebben op de verdere exploitatie van de delen van de die verder in exploitatie blijven als op de geplande verandering. In afwijking van het eerste en tweede lid, kunnen aanvragen voor een nieuwe vergunning, die tot 48 maanden vóór het verstrijken van de lopende vergunning worden ingediend, ontvankelijk worden verklaard, in zoverre het vergunningen betreft waarvan de eindtermijn afloopt ten laatste op 1 september Als deze aanvraag een project-m.e.r.-screeningsnota omvat als vermeld in artikel 4.3.3, 2, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en de bevoegde overheid op grond van deze nota beslist dat een milieueffectrapport moet worden opgesteld of na een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de rapportageplicht geen ontheffing van deze rapportageplicht kan worden verleend, kan de onder naleving van dezelfde voorwaarden in afwachting van de definitieve beslissing over de nieuwe aanvraag die het milieueffectrapport omvat, verder worden geëxploiteerd in zoverre deze nieuwe aanvraag werd ingediend binnen een termijn van zes maanden na de datum waarop de laatste beslissing over de plicht tot het opstellen van het milieueffectrapport Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 48/335

49 aan de aanvrager werd betekend. Op gemotiveerd verzoek van de exploitant kan deze termijn van zes maanden door de bevoegde overheid maximaal tweemaal verlengd worden met telkens drie maanden. Gewijzigd bij art. 36 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Toegevoegd bij art. 17 B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Toegevoegd bij art. 8 B.Vl.Reg. 1 maart 2013, B.S. 29 april De verlenging van de vergunning voor een tijdelijke dient overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 5 en 6 aangevraagd uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. 3. In afwijking van artikel 5 mag de exploitatie van een die het voorwerp uitmaakt van een vergunningsaanvraag als bedoeld in 1 worden voortgezet tot een definitieve beslissing, al of niet stilzwijgend, is genomen over de binnen de in de 1 bedoelde termijn ingediende aanvraag. 4. Indien de exploitant de vergunningsaanvraag als bedoeld in de 1 niet binnen de respectieve in de 1 bedoelde termijnen heeft ingediend, dient de exploitatie bij het verstrijken van de lopende vergunning stopgezet, tenzij vóór het verstrijken van de termijn van de lopende vergunning een nieuwe vergunning werd bekomen. Artikel In geval een vergunning overeenkomstig het bepaalde in artikel 30, 4 op proef werd verleend, wordt zonder bijkomende formaliteiten een definitieve beslissing over de milieuvergunningsaanvraag getroffen vóór het verstrijken van de termijn van de vergunning op proef. 2. Voor de beslissing, bedoeld in 1, verloopt de procedure als volgt : 1 bestendige deputatie de vergunning op proef heeft verleend : a) uiterlijk vier maanden vóór het verstrijken van de termijn van de vergunning op proef vraagt de bestendige deputatie of de door haar daartoe gemachtigde provinciale ambtenaar aan de overeenkomstig artikel 21 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met het toezicht belaste ambtenaren een evaluatieverslag over de ; dit verslag wordt binnen een termijn van dertig dagen aan de provinciale milieuvergunningscommissie bezorgd; b) de bestendige deputatie of de door haar daartoe gemachtigde provinciale ambtenaar verzoekt, uiterlijk vier maanden voor het verstrijken van de termijn van de vergunning op proef, het college van burgemeester en schepenen alsmede de provinciale milieuvergunningscommissie, bedoeld in artikel 22, om advies; c) de overheidsorganen die overeenkomstig artikel 20 advies moet verlenen alsmede de in artikel 22 bedoelde provinciale milieuvergunningscommissie, brengen hun advies uit overeenkomstig de hoofdstukken VI en VII met dien verstande dat de provinciale milieuvergunningscommissie advies dient te verlenen uiterlijk dertig kalenderdagen vóór het verstrijken van de vergunning op proef; de voorzitter en de secretaris van voornoemde commissie zorgen voor de uitvoering van de hen door artikelen 23 en 24 toebedeelde opdrachten; d) het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waarin de exploitatie gebeurt, brengt zijn advies uit binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van het verzoek om advies; de burgemeester stuurt het advies binnen een termijn van tien kalenderdagen na de datum waarop dit advies door het college van burgemeester en schepenen werd uitgebracht, aan de provinciale milieuvergunningscommissie bedoeld in artikel 22; e) uiterlijk tien kalenderdagen voor het verstrijken van de vergunning op proef, doet de deputatie een uitspraak over de milieuvergunningsaanvraag overeenkomstig artikel 30; f) de onder sub e) bedoelde beslissing wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 35, 5 ; g) met betrekking tot de stilzwijgende weigering geldt artikel 35, 6, met dien verstande dat de aangevraagde vergunning geacht wordt te zijn geweigerd als geen uitspraak werd gedaan voor het verstrijken van de termijn van de vergunning op proef; 2 voor de aanvragen waarvoor het college van burgemeester en schepenen bevoegd is : a) de burgemeester of zijn daartoe gemachtigde ambtenaar verzoekt, uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van de termijn van de vergunning op proef, om advies aan : - de dienst van de gemeente, belast met het onderzoek van de milieudossiers, - de overheidsorganen die overeenkomstig artikel 20 advies moeten verlenen; b) de dienst van de gemeente die met het onderzoek van de milieudossiers is belast, brengt zijn advies uit binnen een termijn van dertig kalenderdagen na ontvangst van het dossier; als er geen advies is binnen de gestelde termijn wordt aangenomen dat voormelde dienst van Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 49/335

50 oordeel is dat de risico s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de, veroorzaakt door de, mits gepaste milieuvergunningsvoorwaarden worden nageleefd, tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; c) de overheidsorganen die overeenkomstig artikel 20, 2, advies dienen te verlenen, brengen hun advies uit overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VI; als er binnen de gestelde termijn van dertig kalenderdagen geen advies is, wordt aangenomen dat bedoelde adviesverlenende overheidsorganen een gunstige beoordeling hebben uitgebracht over de door hen te onderzoeken aspecten met betrekking tot de ingedeelde ; d) uiterlijk tien kalenderdagen voor het verstrijken van de vergunning op proef, doet het college van burgemeester en schepenen een uitspraak over de milieuvergunningsaanvraag overeenkomstig artikel 30; e) de beslissing, bedoeld in d), wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 36, 5 ; f) met betrekking tot de stilzwijgende weigering geldt artikel 36, 6, met dien verstande dat de aangevraagde vergunning geacht wordt te zijn geweigerd als geen uitspraak werd gedaan voor het verstrijken van de termijn van de vergunning op proef. Vervangen bij art. 37 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 27 B.Vl.Reg. 30 april 2009, B.S. 25 juni Gewijzigd bij art. 13 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart In afwijking van artikel 5 mag de exploitatie van een die het voorwerp uitmaakt van een vergunning op proef, worden voortgezet tot een definitieve beslissing, al of niet stilzwijgend, is genomen over de milieuvergunningsaanvraag. 4. In geval een vergunning overeenkomstig het bepaalde in artikel 30, 4 op proef is verleend en hiertegen beroep is aangetekend, blijft de overheid die de vergunning op proef heeft verleend bevoegd om uitspraak te doen over de milieuvergunningsaanvraag volgens de procedure vermeld in 2: 1 wanneer vóór de termijn bedoeld in 2, 1, c), en in 2, 2, d), nog geen uitspraak over voormeld beroep is gedaan, in dat geval wordt deze beslissing in eerste aanleg zonder voorwerp dertig kalenderdagen nadat de hogere overheid een beslissing over het beroep heeft genomen in zoverre de hogere overheid de in eerste aanleg verleende vergunning op proef in beroep niet ongewijzigd heeft bevestigd; de beslissing in eerste aanleg behoudt daarentegen haar volle uitwerking hogere overheid de in eerste aanleg verleende proefvergunning ongewijzigd heeft bevestigd; 2 wanneer vóór de termijn bedoeld in 2, 1, a), en in 2, 2, a) de hogere overheid de in eerste aanleg verleende vergunning op proef in beroep ongewijzigd heeft bevestigd. Gewijzigd bij art. 2, 1 en 2, B.Vl.Reg. 15 juni 1999, B.S. 4 september Artikel In geval de milieuvergunningsaanvraag betrekking heeft op de lozing in gewone oppervlaktewateren, openbare riolen of kunstmatige afvoerwegen voor regenwater van gevaarlijke stoffen als bedoeld in de EG-richtlijn 76/464/EEG van 4 mei 1976 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd en die in de indelingslijst onder rubrieken nr. 3.4 of zijn aangeduid alsmede ingeval de milieuvergunningsaanvraag betrekking heeft op de directe of indirecte lozing in grondwater van gevaarlijke stoffen als bedoeld in de EG-richtlijn 80/68/EEG van 17 december 1979 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging veroorzaakt door de lozing van bepaalde gevaarlijke stoffen, dient de milieuvergunning, voor wat betreft voornoemde lozing tenminste om de vier jaar aan een nieuw onderzoek onderworpen. Dit onderzoek en de eventuele aanpassing gebeuren minstens overeenkomstig de programma s opgesteld volgens artikel van Titel II van het VLAREM. Gewijzigd bij art B.Vl.Reg. 1 juni 1995, B.S. 31 juli Gewijzigd bij art. 1 B.Vl.Reg. 20 april 2001, B.S. 10 juli Wanneer de termijn van de vergunning voor de in 1 bedoelde lozing meer dan vier jaar overschrijdt, geschiedt het vierjaarlijkse nieuw onderzoek van deze vergunning ambtshalve overeenkomstig de procedure vermeld in artikel 45. De bevoegde overheid dient hierbij overeenkomstig artikel 20 van titel I van het VLAREM de in de indelingslijst aangeduide overheidsorganen om advies te verzoeken. Gewijzigd bij art. 2 B.Vl.Reg. 20 april 2001, B.S. 10 juli Artikel 41bis. Voor GPBV-installaties geldt bovendien het volgende : 1 de vergunningsvoorwaarden worden op initiatief en onder coördinatie van de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, geregeld getoetst overeenkomstig punt 2, 3 en 4. Als dat noodzakelijk is, kan de afdeling een verzoek indienen tot wijziging of aanvulling van de Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 50/335

51 vergunningsvoorwaarden overeenkomstig de procedure, vermeld in artikel 45. Bij de toetsing van de vergunningsvoorwaarden maakt de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, in eerste instantie gebruik van eventuele bij de monitoring of bij inspecties verkregen gegevens; 2 binnen vier jaar na de bekendmaking van de door de Europese Commissie aangenomen BBTconclusies betreffende de hoofdactiviteit van de installatie : a) zorgt de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, ervoor dat alle vergunningsvoorwaarden voor de installatie in kwestie worden getoetst, waarbij alle nieuwe of herziene BBT-conclusies in aanmerking worden genomen die voor de installatie gelden en die sinds de afgifte of de laatste toetsing van de vergunning door de Europese Commissie zijn aangenomen; b) zorgt de vergunningverlenende overheid ervoor dat, als op basis van die toetsing door de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, een verzoek tot wijziging of aanvulling van de vergunningsvoorwaarden wordt ingediend, de vergunningsvoorwaarden voor de installatie in kwestie worden geactualiseerd zodat artikel 30bis, 10, en afdeling 1.2.2bis van titel II van het VLAREM, voor zover deze van toepassing is, worden nageleefd; 3 als op een installatie geen van de BBT-conclusies van toepassing is, worden de vergunningsvoorwaarden getoetst en zo nodig gewijzigd of aangevuld als ontwikkelingen op het gebied van de BBT een significante vermindering van de emissies mogelijk maken; 4 een toetsing en daaruit volgend, als dat noodzakelijk is, een wijziging of aanvulling van de vergunningsvoorwaarden, vindt in ten minste de volgende gevallen plaats : 1 de door de installatie veroorzaakte verontreiniging is van die aard dat de bestaande emissiegrenswaarden in de vergunning moeten worden gewijzigd of nieuwe emissiegrenswaarden moeten worden opgenomen; 2 de bedrijfsveiligheid van het proces of de activiteit vereist de toepassing van andere technieken; 3 er moet aan een nieuwe of herziene milieukwaliteitsnorm overeenkomstig artikel 30bis, 4, worden voldaan. 5 Indien voor een GPBV-installatie een individuele afwijking op de BBT-GEN overeenkomstig afdeling bis van titel II van het VLAREM, werd toegestaan, toetst de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, bij iedere toetsing overeenkomstig de punten 1 tot en met 4 opnieuw de toepassing van artikel 1.2.2bis.3. van titel II van het VLAREM. Toegevoegd bij art. 38 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 2 B.Vl.Reg. 12 december 2003, B.S. 13 februari 2004 (tweede ed). Vervangen bij art. 21 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september 2013 Artikel 41ter. Voor en die zijn ingedeeld in rubriek van de indelingslijst, met uitzondering van wat betrekking heeft op het inert afval, afval uit de winning, de behandeling en de opslag van turf en het niet gevaarlijk niet-inert afval, tenzij deze worden gestort in een afvalvoorziening van categorie A, en met uitzondering van de afvalvoorzieningen vermeld in artikel , 3, van titel II van het VLAREM, dient de overheid die de vergunning heeft verleend de voorwaarden voor een vergunning op gezette tijden opnieuw te bezien en, waar nodig, bij te stellen : 1 wanneer zich ingrijpende wijzigingen voordoen in de exploitatie van de voorziening of in het gestorte afval; 2 op basis van de resultaten van de monitoring waarover de exploitant uit hoofde van artikel , 3 van titel II van het VLAREM, verslag heeft uitgebracht of van de uit hoofde van artikel van titel II van het VLAREM uitgevoerde inspecties; 3 in het licht van informatie-uitwisseling over aanzienlijke veranderingen in de beste beschikbare technieken. Ingevoegd bij art. 7 B.Vl.Reg. 6 juni 2008, B.S. 25 augustus Artikel In geval een vergunde door een andere exploitant wordt overgenomen, blijven de toegestane vergunningen geldig voor de duur ervan. 2. De overnemer moet de overname, bedoeld in 1, vóór de datum van inwerkingtreding van de overname melden door middel van het meldingsformulier, vastgesteld in bijlage 3.C van bijlage 3 bij dit besluit, dat bij ter post aangetekende zending of bij afgifte tegen ontvangstbewijs moet worden bezorgd aan de overheid die op het tijdstip van de melding overeenkomstig de aard en de klasse in eerste aanleg bevoegd is voor de overgenomen. Indien het college van burgemeester en schepenen in eerste aanleg bevoegd is voor de overgenomen, wordt het meldingsformulier gericht aan het college en ingediend bij het uniek gemeentelijk loket van de gemeente waarin de percelen van de overgenomen liggen, of, indien de zich over het grondgebied van meer dan één gemeente uitstrekt, bij het uniek gemeentelijk loket van elke gemeente waarin zich percelen bevinden waarop de overgenomen ligt, voor de respectieve gedeelten van de Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 51/335

52 op hun ambtsgebied. Gewijzigd bij art. 18, 1, B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Vervangen bij art. 39 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Toegevoegd bij art. 13 B.Vl.Reg. 18 september 2009, B.S. 28 oktober De overheid, bedoeld in 2, neemt kennis van de melding en gaat na welke lopende vergunningen van toepassing zijn op de voor overname gemelde. Deze overheid kan hierover het advies inwinnen van de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen. Toegevoegd bij art. 40 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 47 B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei Gewijzigd bij art. 18, 2, B.Vl.Reg.19 september 2008, B.S. 27 januari De overheid, bedoeld in 2, stuurt vervolgens aan de overnemer die de melding heeft gedaan een schriftelijke ontvangstmelding. Toegevoegd bij art. 40 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Geschrapt bij art. 18, 3, B.Vl.Reg.19 september 2008, B.S. 27 januari De overheid, bedoeld in 2, stuurt een afschrift van de ontvangstmelding, bedoeld in 4, aan : 1 wanneer het gaat om een waarvoor de deputatie bevoegd is : het college, de commissie, het comité, de overheidsorganen, diensten en maatschappijen, genoemd in artikel 35, 5, c); 2 wanneer het gaat om een waarvoor het college van burgemeester en schepenen bevoegd is : de gouverneur, het comité, de overheidsorganen, diensten en maatschappijen, genoemd in artikel 36, 5, b). Toegevoegd bij art. 40 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Hoofdstuk XI Exploitatievoorwaarden en verplichtingen van de exploitant Artikel De exploitant van een is verplicht de algemene, sectorale en bijzondere milieuvoorwaarden, alsmede alle andere op de exploitatie van de van toepassing zijnde wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen, met betrekking tot de bescherming van het leefmilieu, van de oppervlaktewateren en van de externe veiligheid na te leven. Gewijzigd bij art. 22,1 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september Ongeacht de verleende vergunning moet de exploitant steeds de nodige maatregelen treffen om schade en hinder te voorkomen. Gewijzigd bij art. 11 B.Vl.Reg. 29 september 2000, B.S. 22 mei In geval van een schending van een milieuvoorwaarde inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging, inzake voorkoming of beperking van emissies in lucht, water en bodem of inzake voorkoming van het ontstaan van afvalstoffen, brengt de exploitant van een GPBV-installatie of een, als vermeld in rubriek 59 van de indelingslijst, de toezichthouder daarvan onmiddellijk op de hoogte en treft de exploitant onmiddellijk de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat op een zo kort mogelijke termijn weer aan de geschonden milieuvoorwaarde wordt voldaan. Toegevoegd bij art. 22,2 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september 2013 Artikel 43bis. [...] Artikel 43ter. Een GPBV-installatie wordt als volgt geëxploiteerd : 1 alle passende preventieve maatregelen tegen verontreiniging worden getroffen; 1 bis de BBT worden toegepast; 2 er wordt geen significante verontreiniging veroorzaakt; 3 overeenkomstig het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen en het VLAREMA, wordt het ontstaan van afvalstoffen voorkomen; 3 bis waar toch afvalstoffen worden voortgebracht, worden ze in prioriteitsvolgorde en overeenkomstig het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen en het VLAREMA, voorbereid voor hergebruik, gerecycleerd, teruggewonnen of, als dat technisch en economisch onmogelijk is, op zo n wijze verwijderd dat milieu-effecten worden voorkomen of beperkt; Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 52/335

53 4 de energie wordt op doelmatige wijze gebruikt; 5 de nodige maatregelen worden getroffen om ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan te beperken; 6 bij de definitieve stopzetting van de activiteiten worden de nodige maatregelen getroffen om elk risico van verontreiniging te voorkomen en om het bedrijfsterrein weer in de bevredigende toestand te brengen die in artikel van titel II van het VLAREM wordt omschreven. Toegevoegd bij art.42 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 5 B.Vl.Reg. 24 april 2009, B.S. 15 juli punt 3 vervangen bij art B.Vl.Reg. 17 februari 2012, B.S. 23 mei 2012 Vervangen bij art. 24 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september 2013 Artikel 43quater. Voor GPBV-installaties bezorgt de exploitant op verzoek van de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, alle gegevens die voor de toetsing van de vergunningsvoorwaarden, vermeld in artikel 41bis, noodzakelijk zijn, waaronder met name de resultaten van de monitoring van emissies en andere gegevens die een vergelijking mogelijk maken van de werking van de installatie met de BBT zoals beschreven in de toepasselijke BBT-conclusies en met de BBT-GEN. Dit verzoek kan geen betrekking hebben op gegevens die reeds beschikbaar zijn bij de overheid. Toegevoegd bij art. 24 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september 2013 Artikel Wanneer een bestemd voor het winnen of het kunstmatig aanvullen van grondwater, of een gedeelte ervan, definitief buiten gebruik wordt gesteld, is de exploitant verplicht dit binnen een termijn van drie maanden te melden aan de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij bevoegd voor grondwater, ongeacht de klasse waarin de is ingedeeld. Deze afdeling bezorgt onverwijld kopie van deze melding : 1 aan de Deputatie van de provincieraad alsmede aan de afdeling bevoegd voor milieuvergunningen van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie, ze is ingedeeld in de eerste klasse en/of ook onder de toepassing valt van een andere in de eerste klasse ingedeeld rubriek; 2 aan de burgemeester van de gemeente waarin de exploitatie gebeurt, in de andere gevallen dan bedoeld in 1. Opgeheven bij art. 12 B.Vl.Reg. 29 september 2000, B.S. 22 mei Opnieuw opgenomen bij art. 19 B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Wanneer een van klasse 1 of 2, of een gedeelte van deze, wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie van de, is vernield, is de exploitant verplicht dit binnen een termijn van drie maanden te melden: 1 aan de deputatie alsmede aan de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, wanneer het gaat om een van klasse 1; 2 aan de burgemeester van de gemeente waarin de exploitatie gebeurt, wanneer het gaat om een van klasse 2. Gewijzigd bij art. 48 B.Vl.Reg 7 maart 2008, B.S. 21 mei Gewijzigd bij art. 9 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart 2012 Artikel De bevoegde overheid kan bij gemotiveerde beslissing de in de lopende vergunning(en) opgelegde voorwaarden wijzigen of aanvullen: 1 ambtshalve; 2 op verzoek van de in artikel 20 vermelde adviesorganen in zoverre deze bevoegd zijn voor adviesverlening met betrekking tot bedoelde ; 3 op verzoek van de exploitant; 4 op verzoek van elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die ten gevolge van de vestiging en de exploitatie van de rechtstreeks hinder kan ondervinden; 5 op verzoek van elke rechtspersoon die zich de bescherming tot doel heeft gesteld van het leefmilieu dat door de hinder ten gevolge van de vestiging en de exploitatie van de kan worden getroffen. 6 op verzoek van de toezichthouder. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "bevoegde overheid" verstaan de overheid die in eerste aanleg bevoegd is. Gewijzigd bij art. 20, 1, B.Vl.Reg.19 september 2008, B.S. 27 januari Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 53/335

54 Vervangen bij art. 43 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 25, 1 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september Het verzoek, bedoeld in 1, dient per ter post aangetekende zending naar de overheid, bevoegd in 1, gestuurd te worden. Vervangen bij art. 44 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Behoudens wanneer het gaat om een ambtshalve beslissing, dient het in 1 bedoelde verzoek te vermelden : 1 de volgende gegevens inzake de identificatie van de : a) - indien het om een natuurlijke persoon gaat : de naam, voornaam, hoedanigheid, het adres, telefoon-, R.S.Z.- en B.T.W.-nummer van de exploitant; indien het om een rechtspersoon gaat : de benaming, de rechtsvorm en de maatschappelijke zetel, telefoon-, R.S.Z.- en B.T.W.-nummer van de exploitant, evenals de naam, de hoedanigheid van de verantwoordelijke persoon die de vergunningsaanvraag namens de exploitant ondertekent; b) de juridische grondslag op basis waarvan de exploitant de beschikking heeft over de bedoelde (en) alsmede het eigendomsstatuut van de percelen waarop de exploitatie gebeurt of is gepland; c) het adres van de die het voorwerp uitmaakt van de vergunningsaanvraag evenals de gemeenten en provincies waarin de percelen zijn gelegen waarop de exploitatie of de verandering van de gebeurt of gepland is; d) de vermelding of het gaat om een van : i. de Staat, de Gemeenschap, het Gewest, een provincie of een door een van hen opgerichte instelling; ii. iii. een gemeente, een vereniging van gemeenten of een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn; een niet hier voren genoemde openbare instelling. 2 de gevraagde wijziging of aanvulling van de opgelegde vergunningsvoorwaarden; 3 de motivering van de gevraagde wijziging of aanvulling; 4 het voorwerp en de datum van de gedane meldingen, evenals een afschrift van eerdere beslissingen over vergunningsaanvragen die werden ingediend voor de exploitatie, de lozing van afvalwaters, de verwerking van afvalstoffen, de winning van grondwater of voor de bescherming van grondwater met betrekking tot de of in voorkomend geval de datum waarop alsmede de overheid bij wie dergelijke vergunning(en) werd(en) aangevraagd. Indien het gaat om een ambtshalve beslissing inzake een GPBV-installatie, of een die is ingedeeld in rubriek van de indelingslijst, met uitzondering van wat betrekking heeft op het inert afval, afval uit de winning, de behandeling en de opslag van turf en het niet gevaarlijk niet-inert afval, tenzij deze worden gestort in een afvalvoorziening van categorie A, en met uitzondering van de afvalvoorzieningen vermeld in artikel , 3, van titel II van het VLAREM, wordt het voornemen door de bevoegde overheid omschreven in een brief aan de exploitant, met vermelding van wat bepaald werd in het eerste lid, punt 1,2 en 3 ; Gewijzigd bij art. 45, 1, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Tweede lid toegevoegd bij art. 9, 1, B.Vl.Reg. 3 juni 2005, B.S. 24 juni Gewijzigd bij art. 8 B.Vl.Reg. 6 juni 2008, B.S 25 augustus Vervangen bij art. 20, 2, B.Vl. Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Gewijzigd bij art. 25, 2 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september Tenzij het gaat om een ambtshalve beslissing, gelden met betrekking tot de adviesverlening, de uitspraak, de stilzwijgende weigering en de bekendmaking volgend op een verzoek, bedoeld in 1, de volgende bepalingen : 1 [...] 2 bevoegde overheid de deputatie is : artikel 35, 3, 4, 5 en 6 met dien verstande dat de behandelingstermijn aanvangt op de datum van verzending van het in 1 bedoelde verzoek in plaats van op de datum van verklaring tot ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag; 3 bevoegde overheid het College van Burgemeester en Schepenen is : artikel 36, 3, 4, 5 en 6 met dien verstande dat de behandelingstermijn aanvangt op de datum van verzending van het in 1 bedoelde verzoek in plaats van op de datum van verklaring tot ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag. Wanneer het in 1 bedoelde verzoek niet uitgaat van de exploitant, wordt deze laatste door de in 1 bedoelde overheid hiervan per ter post aangetekende zending in kennis gesteld binnen een termijn van tien kalenderdagen na ontvangst van het verzoek. Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 54/335

55 Wanneer het om een ambtshalve beslissing gaat inzake een in 3, tweede lid, bedoelde, wordt de exploitant door de in 1 bedoelde overheid in een vroeg stadium, per ter post aangetekende zending in kennis gesteld van het voornemen van de overheid. Vervangen bij art. 45, 2, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Derde lid toegevoegd bij art. 9, 2, B.Vl.Reg. 3 juni 2005, B.S. 24 juni Gewijzigd bij art. 49 B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei opgeheven bij art. 6 B.Vl.Reg. 24 april 2009, B.S. 15 juli Gewijzigd bij art. 14 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart bis. Er wordt een openbaar onderzoek georganiseerd overeenkomstig de procedure, bepaald in artikel 17, 19, 1 en 3, artikel 35, 2, c) en d) en artikel 36, 2, b) en c), tenzij de ambtshalve beslissing een betreft die niet in 3, tweede lid, is vermeld. In dit geval is evenwel de schriftelijke kennisgeving van eigenaars en gebruikers, bedoeld in artikel 17, 3, 1, niet vereist. Als een openbaar onderzoek is vereist, stuurt de overheid die bevoegd is voor de wijziging of aanvulling van de vergunningsvoorwaarden, het verzoek of een brief waarin het voornemen wordt geuit samen met de bijlagen aan de bevoegde burgemeester met de opdracht tot het instellen van een openbaar onderzoek. De bevoegde overheid doet dit op de dag van de verzending naar de exploitant van het verzoek of het voornemen, of op de dag dat de ontvangstmelding van het verzoek van de exploitant aan die exploitant wordt gestuurd. In afwijking van artikel 17, 2, eerste lid, wordt de bekendmaking opgesteld overeenkomstig het model dat als bijlage 8bis bij dit besluit is gevoegd. De volgorde en formulering van de titels en de vragen in het model, moeten nageleefd worden. Bij meerkeuzevragen kan het voldoende zijn alleen het toepasselijke antwoord te vermelden. In afwijking van artikel 17, 2, derde lid, 35, 2, c), en 36, 2, b), vangt de daarin vermelde termijn aan de dag na de datum van ontvangst van het verzoek of van de kennisgeving van het voornemen tot wijziging of aanvulling van de voorwaarden. De uitspraak over een verzoek tot wijziging of aanvulling van de opgelegde voorwaarden en de ambtshalve beslissing indien het een vermeld in 3, tweede lid betreft, dient te voldoen aan de bepalingen van artikel 30, 1, 3, 5 en 8. De bekendmaking[...] wordt, in afwijking van hoofdstuk IX, opgesteld overeenkomstig het model dat als bijlage 10bis bij dit besluit is gevoegd. De volgorde en formulering van de titels en de vragen in het model moeten nageleefd worden. Bij meerkeuzevragen kan het voldoende zijn alleen het toepasselijke antwoord te vermelden. 4bis ingevoegd bij art. 9, 2, B.Vl.Reg. 3 juni 2005, B.S. 24 juni Eerste lid aangevuld bij art. 9 B.Vl.Reg. 12 mei 2006, B.S. 30 juni 2006, derde editie. Gewijzigd bij art. 15 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart Wanneer de in 1 bedoelde beslissing ambtshalve wordt genomen, wordt deze bekendgemaakt overeenkomstig, naargelang de, de bepalingen van artikel 45, 4, 1, c), van artikel 35, 5 of van artikel 36, 5. Gewijzigd bij art. 45, 3, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Indien na aanmaning door de Vlaamse minister de bevoegde overheid niet, of onvolkomen optreedt, of indien er ernstig gevaar dreigt voor de mens en het leefmilieu, kan de Vlaamse minister de vergunningsvoorwaarden ambtshalve wijzigen of aanvullen. Deze beslissing wordt bekendgemaakt overeenkomstig de bepalingen van 5. Hoofdstuk XII Verval, schorsing en opheffing van de vergunning Artikel 46. De in artikel 5 bedoelde milieuvergunning vervalt van rechtswege voor de die of voor het gedeelte van de dat: 1 niet is in gebruik genomen binnen de overeenkomstig artikel 30 vastgestelde termijn van in gebruikname; 2 vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie van de ; 3 gedurende twee opeenvolgende jaren niet werd geëxploiteerd. uitgezonderd de en, vermeld onder de rubrieken 9.3 tot en met 9.8 van de indelingslijst, die in toepassing van artikel 47, 2, van het Mestdecreet van 22 december 2006 hun activiteiten gedurende maximaal 5 jaar geheel of gedeeltelijk stopgezet hebben. 4 niet verder wordt geëxploiteerd overeenkomstig de voorwaarden en regels, bedoeld in het decreet Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 55/335

56 van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en zijn uitvoeringsbesluiten. Toegevoegd bij art. 12 B.Vl.Reg. 20 april 2001, B.S. 28 april Toegevoegd bij art. 21 B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S 27 januari Artikel Als de exploitant de bepalingen van het decreet en zijn uitvoeringsbesluiten alsmede de geldende vergunningsvoorwaarden niet naleeft, kan de bevoegde overheid bij gemotiveerde beslissing de milieuvergunning volledig of gedeeltelijk schorsen of opheffen. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder bevoegde overheid verstaan de overheid die in eerste aanleg bevoegd is Vervangen bij art. 46, 1, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 22 B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari De in 1 bedoelde beslissing wordt getroffen op de volgende wijze: 1 de in 1 vermelde overheid vraagt het advies van de overeenkomstig artikel 21 of artikel 34 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met het toezicht gelaste ambtenaren alsmede, indien deze bevoegde overheid niet het College van Burgemeester en Schepenen is van de burgemeester van de gemeente waarin de exploitatie gebeurt, over het voornemen de milieuvergunning volledig of gedeeltelijk te schorsen of op te heffen; 2 binnen een termijn van zestig kalenderdagen na verzending van de in sub 1 vermelde adviesaanvraag verlenen de in sub 1 bedoelde ambtenaren en in voorkomend geval, de burgemeester, het gevraagde advies, samen met een voor eensluidend verklaard afschrift van het (de) door hen proces(sen)-verbaal van vaststelling van de overtredingen; indien dit advies niet binnen de gestelde termijn is uitgebracht, worden de ambtenaren en, in voorkomend geval, de burgemeester geacht de voorgenomen maatregel tot schorsing of opheffing bij te treden; deze ambtenaren en, in voorkomend geval, de burgemeester kunnen op eigen initiatief aan de bevoegde overheid voorstellen doen om de vergunning volledig of gedeeltelijk te schorsen of op te heffen; in dat geval dient het voorstel tot schorsing of opheffing gemotiveerd en vergezeld van een voor eensluidend verklaard afschrift van het (de) door hen opgestelde proces(sen)-verbaal van vaststelling van de overtredingen; 3 de in 1 vermelde overheid kan na de in het eerste lid van sub 2 bedoelde termijn of op basis van het in het tweede lid van sub 2 bedoelde voorstel een beslissing tot volledige of gedeeltelijke schorsing of opheffing van de vergunning op gemotiveerde wijze treffen; 4 de in sub 3 bedoelde beslissing wordt bekendgemaakt overeenkomstig, naargelang de, de bepalingen van artikel 45, 4, 1, c), artikel 35, 5 of artikel 36, 5. Vervangen bij art. 46, 1, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 46, 2, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 22 B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Gewijzigd bij art. 28 B.Vl.Reg. 30 april 2009, B.S. 25 juni Artikel 48. Indien de bevoegde overheid in het geval bedoeld in artikel 47, 1 niet of onvolkomen optreedt, kan de Vlaamse minister bij gemotiveerd besluit te allen tijde, welke ook de klasse van de is, de vergunning volledig of gedeeltelijk schorsen of opheffen. Hoofdstuk XIII Beroepen Opschrift gewijzigd bij art. 47 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gecorrigeerd bij art. 3 B.Vl.Reg. 15 juni 1999, B.S. 4 september Afdeling I Beroepen tegen in eerste aanleg door het college van burgemeester en schepenen genomen beslissingen over milieuvergunningsaanvragen en gedane aktenamen van mededelingen kleine veranderingen Opschrift gewijzigd bij art. 4 B.Vl.Reg. 15 juni 1999, B.S. 4 september Artikel Tegen elke beslissing van het college van burgemeester en schepenen over een vergunningsaanvraag als bedoeld in artikel 6, 1, 2 en tegen een door hetzelfde college gedane aktename als bedoeld in artikel 6quater, 4 kan beroep worden ingediend bij de deputatie, door: Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 56/335

57 1 de aanvrager van de vergunning of de exploitant 2 de gouverneur van de provincie waar de percelen van de gelegen zijn; 3 de leidend ambtenaar van de adviesverlenende overheidsorganen die overeenkomstig artikel 20, 1, adviesbevoegdheid hebben over de, met uitzondering van de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar en de provinciale stedenbouwkundige ambtenaar; voor de stedenbouwkundige aspecten wordt dit beroepsrecht toegekend aan de leidend ambtenaar van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed; 4 elke natuurlijke en rechtspersoon die tengevolge van de vestiging en de exploitatie van de rechtstreeks hinder kan ondervinden, alsook elke rechtspersoon die zich de bescherming tot doel heeft gesteld van het leefmilieu dat door deze hinder kan worden getroffen; Als, in het geval, vermeld in het eerste lid, 3, het adviesverlenende overheidsorgaan een entiteit of afdeling binnen een departement of agentschap is, wordt de bevoegdheid om beroep in te stellen gelegd bij de leidend ambtenaar van dat departement of agentschap. Gewijzigd bij art. 48 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Vervangen bij art. 23, 1, B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Vervangen bij art. 5 B.Vl.Reg. 10 juni 2011, B.S. 2 augustus 2011 Vervangen bij art.7 B.Vl.Reg. 9 september 2011, B.S. 14 november 2011 Gewijzigd bij art. 1 B.Vl.R. 13 januari 2012, B.S. 27 februari Het in 1 bedoelde beroep dient bij de deputatie ingediend bij ter post aangetekend schrijven binnen een termijn van dertig kalenderdagen: 1 voor de in 1, 1, 2 en 3 vermelde personen en overheden, na de dag van verzending of afgifte van het voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing overeenkomstig het bepaalde in artikel 36, 5 ; 2 voor de in 1, 4 vermelde personen, na de dag dat tot de in artikel 31 bedoelde aanplakking van de bekendmaking is overgegaan; 3 indien het beroep betrekking heeft op een stilzwijgende weigering, voor de in 1, 1 vermelde personen, na de dag van de stilzwijgende weigering. Bij het beroepschrift dient gevoegd: 1 een kopie van het in artikel 31, 3 of artikel 31, 4 bedoelde attest, behoudens wanneer het beroep betrekking heeft op een stilzwijgende weigering; in dit laatste geval dient een kopie bijgevoegd van het bewijs van de per post aangetekende verzending of van de afgifte van de vergunningsaanvraag; 2 in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks. Gewijzigd bij art. 3, 2, B.Vl.Reg. 23 april 2004, B.S. 5 augustus Gewijzigd bij art. 9 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart Het in 1 bedoelde beroep, inzoverre dit ontvankelijk wordt bevonden, schorst de bestreden beslissing: 1 wanneer het beroep wordt ingediend door de personen of instanties vermeld in 1, 2, of 3 ;vanaf de bekendmaking van de ontvankelijkheidverklaring van het beroep aan de exploitant, gedurende een termijn van maximaal 150 kalenderdagen; 2 wanneer het beroep wordt ingediend door de exploitant die houder is van een proefvergunning inzoverre de bestreden beslissing na de proefvergunning een weigering inhoudt. In de andere dan de in sub 1 en 2 bedoelde gevallen schorst het in 1 bedoelde beroep de bestreden beslissing niet. Gewijzigd bij art. 23, 2, B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Artikel 50. Het in artikel 49 bedoelde beroep wordt bekendgemaakt en behandeld als volgt: 1 Onderzoek ontvankelijkheid: a) de deputatie of de door haar daartoe gemachtigde provinciale ambtenaar onderzoekt het beroep en zijn bijlagen op zijn ontvankelijkheid; b) wordt het beroep onontvankelijk bevonden, dan wordt de indiener van het beroep door de deputatie of de in sub a) vermelde gemachtigde ambtenaar binnen veertien kalenderdagen na het verstrijken van de periode van bekendmaking bedoeld in artikel 31 hiervan per ter post aangetekend schrijven in kennis gesteld; de procedure voor het niet ontvankelijk bevonden beroep is hiermee beëindigd; heeft de onontvankelijkheid, bedoeld in het eerste lid, evenwel betrekking op het niet bijvoegen van de door het artikel 49, 2 voorgeschreven bijlage(n), wordt de indiener van het beroep door dedeputatie of de gemachtigde ambtenaar, bedoeld in a), hiervan in kennis gesteld bij ter post aangetekend schrijven; indien de indiener van het beroep binnen een termijn van veertien kalenderdagen na verzending van voormelde kennisgeving, de ontbrekende bijlage(n) niet heeft toegevoegd aan zijn eerder ingediend beroepsschrift, wordt Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 57/335

58 het beroep van rechtswege onontvankelijk; c) wordt het beroep ontvankelijk bevonden, dan wordt de indiener van het beroep door de deputatie of de in sub a) vermelde gemachtigde ambtenaar binnen veertien kalenderdagen na het verstrijken van de periode van bekendmaking bedoeld in artikel 31 hiervan per ter post aangetekend schrijven in kennis gesteld; in zoverre het beroep niet door de exploitant is ingediend, wordt deze laatste binnen dezelfde termijn door voormelde Deputatie of gemachtigde ambtenaar per ter post aangetekend schrijven kennis gegeven van het ontvankelijk beroep; 2 Adviesverlening: a) de deputatie of de in sub 1, a) vermelde gemachtigde ambtenaar zendt op de dag van de verzending van het in sub 1, c) bedoelde schrijven een afschrift van het ontvankelijk bevonden beroep ter kennisgeving aan het bevoegde College van Burgemeester en Schepenen; de burgemeester maakt binnen een termijn van tien kalenderdagen, na ontvangst van voormeld schrijven één exemplaar van het volledige vergunningsdossier dat het voorwerp van het beroep uitmaakt aan de in artikel 22 bedoelde commissie over; b) de deputatie of de in sub 1, a) vermelde gemachtigde ambtenaar zendt op de dag van de verzending van het in sub 1, c) bedoelde schrijven, vijf afschriften van het ontvankelijk bevonden beroep aan de in artikel 22 bedoelde provinciale milieuvergunningscommissie met verzoek om advies; c) de overheidsorganen die overeenkomstig artikel 20 advies dienen te verlenen alsmede de in artikel 22 bedoelde provinciale milieuvergunningscommissie, brengen hun advies uit overeenkomstig het bepaalde in respectievelijk de hoofdstukken VI en VII; de voorzitter en de secretaris van voornoemde commissie zorgen voor de uitvoering van de hen door de artikelen 23 en 24 toebedeelde opdrachten. 3 Uitspraak: a) de deputatie kan bij gemotiveerd besluit de termijn waarbinnen zij uitspraak moet doen eenmaal verlengen met maximum één maand; de deputatie of de gemachtigde ambtenaar, bedoeld in 1, a), deelt deze beslissing voor het verstrijken van de vastgestelde termijn bij ter post aangetekende zending mee aan de aanvrager alsmede aan de indiener van het beroep; b) binnen een termijn van vier maanden te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het beroep door de deputatie, of in voorkomend geval vóór het verstrijken van de verlengde termijn, doet de deputatie uitspraak over het beroep; deze uitspraak omvat een gemotiveerde beslissing over de aanspraken en bezwaren die door de indiener(s) van het beroep werden gesteld; 4 Bekendmaking: a) de deputatie of de in sub 1, a) vermelde gemachtigde ambtenaar zendt binnen een termijn van tien kalenderdagen na de datum van de beslissing, deze beslissing of een voor eensluidend verklaard afschrift ervan per ter post aangetekende zending aan de bevoegde burgemeester met de opdracht tot bekendmaking ervan; b) de bevoegde burgemeester maakt de beslissing over het beroep bekend overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk IX; c) de deputatie of de in sub 1, a) vermelde gemachtigde ambtenaar zendt dezelfde dag als tot de verzending bedoeld in sub a) wordt overgegaan, per ter post aangetekende zending of bij afgifte tegen ontvangstbewijs een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing ter kennisgeving aan: - de exploitant; - de in artikel 22 bedoelde provinciale milieuvergunningscommissie; - de overheidsorganen die overeenkomstig artikel 20 advies moeten verlenen; - de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving; - de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij; - de Vlaamse Milieumaatschappij; - het College van Burgemeester en Schepenen; - de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg; - het comité voor preventie en bescherming op het werk, vermeld in het het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende de opdrachten en de werking van de Comités voor Preventie en Bescherming op het Werk, in zoverre dit bestaat; - indien het gaat om een waarvoor een veiligheidsrapport is vereist, de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken; Gewijzigd bij art. 14 B.Vl.Reg. 28 oktober 1992, B.S. 2 februari Tweede lid toegevoegd bij art. 49, 1, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Vervangen bij art. 49, 2, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Geschrapt bij art. 2 B.Vl.Reg. 14 juli 2004, B.S. 4 augustus Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 58/335

59 Gewijzigd bij art. 50 B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei Gewijzigd bij art. 24, 1, B.Vl.Reg 19 september 2008, B.S. 27 januari Gewijzigd bij art. 24, 2, B.Vl.Reg 19 september 2008, B.S. 27 januari Gewijzigd bij art. 16 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart 2012 Gewijzigd bij art. 27 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september 2013 Afdeling II Beroepen tegen in eerste aanleg door de bestendige deputatie van de provincie getroffen beslissingen over milieuvergunningsaanvragen en gedane aktenamen van mededelingen kleine veranderingen Opschrift gewijzigd bij art. 50 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Artikel Tegen elke beslissing in eerste aanleg van de deputatie over een vergunningsaanvraag als bedoeld in artikel 6, 1, 1 en tegen een door dezelfde deputatie gedane aktename als bedoeld in artikel 6quater, 3 kan beroep worden ingediend bij de Vlaamse regering door de personen en instanties vermeld in artikel 49, 1 alsmede door het College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente waarin de is gelegen. Gewijzigd bij art. 15, 1, B.Vl.Reg. 28 oktober 1992, B.S. 2 februari Gewijzigd bij art. 51 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Het in 1 bedoelde beroep bij de Vlaamse regering dient ingediend bij ter post aangetekend schrijven, gericht aan de Vlaamse minister, op het adres van het afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen, of van het kabinet van de Vlaamse minister, binnen een termijn van dertig kalenderdagen: 1 voor de in artikel 49, 1, 1 en 3 vermelde personen en instanties, alsmede voor het College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente waarin de is gelegen, na de datum van verzending of afgifte van het voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing overeenkomstig het bepaalde in artikel 35, 5 ; 2 voor de in art. 49, 1, 2 vermelde gouverneur van de provincie, na de dag dat de bestreden beslissing werd getroffen; 3 voor de in artikel 49, 1, 4 vermelde personen, na de dag dat tot de in artikel 31 bedoelde aanplakking van de bekendmaking is overgegaan; 4 indien het beroep betrekking heeft op een stilzwijgende weigering, voor de in artikel 49, 1, 1 vermelde personen, na de dag van de stilzwijgende weigering. Bij het beroepsschrift dient gevoegd: 1 behoudens wanneer het beroep door de bevoegde gouverneur van de provincie wordt ingediend, een kopie van: - voor de in artikel 49, 1, 1 en 3 vermelde personen en instanties, alsmede het College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente waarin de is gelegen, het attest bedoeld in artikel 31, 4 behoudens wanneer het beroep betrekking heeft op een stilzwijgende weigering; - voor de in artikel 49, 1, 4 vermelde personen, het attest bedoeld in artikel 31, 3; wanneer het beroep betrekking heeft op een stilzwijgende weigering dient een kopie bijgevoegd van het bewijs van de per post aangetekende verzending of van de afgifte van de vergunningsaanvraag; 2 in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks; Gewijzigd bij art. 15, 2, B.Vl.Reg. 28 oktober 1992, B.S. 2 februari Gewijzigd bij art. 3, 3, B.Vl.Reg. 23 april 2004, B.S. 5 augustus Gewijzigd bij art. 51 B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei Het in 1 bedoelde beroep, inzoverre dit ontvankelijk wordt bevonden, schorst de bestreden beslissing: 1 wanneer het beroep wordt ingediend door de personen of instanties vermeld in artikel 49, 1, 2 of 3, alsmede door het College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente waarin de is gelegen,vanaf de bekendmaking van de ontvankelijkheidverklaring van het beroep aan de exploitant, gedurende een termijn van maximaal 150 kalenderdagen; 2 wanneer het beroep wordt ingediend door de exploitant die houder is van een proefvergunning inzoverre de bestreden beslissing na de proefvergunning een weigering inhoudt. In de andere dan de in sub 1 en 2 bedoelde gevallen schorst het in 1 bedoelde beroep de bestreden beslissing niet. Toegevoegd bij art. 25 B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 59/335

60 Artikel 52. Het in artikel 51 bedoelde beroep wordt bekendgemaakt en behandeld als volgt: 1 Onderzoek ontvankelijkheid: a) de Vlaamse minister of de gemachtigde ambtenaar van het, bevoegd voor milieuvergunningen onderzoekt het beroep en zijn bijlagen op zijn ontvankelijkheid; b) heeft de onontvankelijkheid, bedoeld in het eerste lid, evenwel betrekking op het niet bijvoegen van de door het artikel 49, 2 voorgeschreven bijlage(n), wordt de indiener van het beroep door de Vlaamse minister of de sub a) vermelde gemachtigde ambtenaar hiervan in kennis gesteld bij ter post aangetekend schrijven; indien de indiener van het beroep binnen een termijn van veertien kalenderdagen na verzending van voormelde kennisgeving, de ontbrekende bijlage(n) niet heeft toegevoegd aan zijn eerder ingediend beroepsschrift, wordt het beroep van rechtswege onontvankelijk; c) wordt het beroep ontvankelijk bevonden, dan wordt de indiener van het beroep door de Vlaamse minister of de in sub a) vermelde gemachtigde ambtenaar binnen veertien kalenderdagen na het verstrijken van de periode van bekendmaking bedoeld in artikel 31 hiervan per ter post aangetekend schrijven in kennis gesteld; in zoverre het beroep niet door de exploitant is ingediend, wordt deze laatste binnen dezelfde termijn door voormelde Vlaamse minister of gemachtigde ambtenaar per ter post aangetekend schrijven kennis gegeven van het ontvankelijk beroep; 2 Adviesverlening: a) de Vlaamse minister of de in sub 1, a) vermelde gemachtigde ambtenaar zendt op de dag van de verzending van het in sub 1, c) bedoelde schrijven, een afschrift van het ontvankelijk bevonden beroep ter kennisgeving aan de bevoegde deputatie alsmede aan de burgemeester van de gemeente(n) waarin de exploitatie is gepland of gebeurt; de deputatie of de door haar daartoe gemachtigde ambtenaar maakt binnen een termijn van tien kalenderdagen na ontvangst van voormeld schrijven één exemplaar van het volledige vergunningsdossier dat het voorwerp van het beroep uitmaakt aan de in artikel 26 bedoelde commissie over; b) de Vlaamse minister of de in sub 1, a) vermelde gemachtigde ambtenaar zendt op de dag van de verzending van het in sub 1, c) bedoelde schrijven, vijf afschriften van het ontvankelijk bevonden beroep aan de in artikel 26 bedoelde gewestelijke milieuvergunningscommissie met verzoek om advies; c) de overheidsorganen die overeenkomstig artikel 20 advies dienen te verlenen alsmede de in artikel 26 bedoelde gewestelijke milieuvergunningscommissie, brengen hun advies uit overeenkomstig het bepaalde in respectievelijk de hoofdstukken VI en VII; de voorzitter en de secretaris van voornoemde commissie zorgen voor de uitvoering van de hen door de artikelen 27 en 28 toebedeelde opdrachten; 3 Uitspraak: a) de Vlaamse minister kan bij gemotiveerd besluit de termijn waarbinnen hij een uitspraak moet doen eenmaal verlengen met maximum één maand; de Vlaamse minister of de gemachtigde ambtenaar, bedoeld in 1, a), deelt deze beslissing voor het verstrijken van de vastgestelde termijn bij ter post aangetekende zending mee aan de aanvrager alsmede aan de indiener van het beroep; b) binnen een termijn van vijf maanden te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het beroep door de Vlaamse minister, of in voorkomend geval voor het verstrijken van de verlengde termijn, doet de Vlaamse minister uitspraak over het beroep; deze uitspraak omvat een gemotiveerde beslissing over de aanspraken en bezwaren die door de indiener(s) van het beroep werden gesteld; 4 Bekendmaking: a) de Vlaamse minister of de in sub 1, a) vermelde gemachtigde ambtenaar zendt binnen een termijn van tien kalenderdagen na de datum van de beslissing, deze beslissing of een voor eensluidend verklaard afschrift ervan per ter post aangetekende zending aan de bevoegde burgemeester met de opdracht tot bekendmaking ervan; b) de bevoegde burgemeester maakt de beslissing over het beroep bekend overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk IX; c) de Vlaamse minister of de onder sub 1, a) vermelde gemachtigde ambtenaar zendt dezelfde dag als tot de verzending bedoeld in sub a) wordt overgegaan, per ter post aangetekende zending of bij afgifte tegen ontvangstbewijs een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing ter kennisgeving aan: - de exploitant; - de in artikel 26 bedoelde gewestelijke milieuvergunningscommissie; - de deputatie van de provincie waartoe de percelen van de behoren; - de overheidsorganen die overeenkomstig artikel 20 advies moeten verlenen; - de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving; - de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij; Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 60/335

61 - de Vlaamse Milieumaatschappij; - de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg; - het comité voor preventie en bescherming op het werk, vermeld in het het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende de opdrachten en de werking van de Comités voor Preventie en Bescherming op het Werk in zoverre dit bestaat; - indien het gaat om een waarvoor een veiligheidsrapport is vereist, de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken; Gewijzigd bij art. 16 B.Vl.Reg. 28 oktober 1992, B.S. 2 februari Vervangen bij art. 52, 1, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Vervangen bij art. 52, 2, B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Geschrapt bij art. 3 B.Vl.Reg. 14 juli 2004, B.S. 4 augustus Gewijzigd bij art. 52, 1, B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei Gewijzigd bij art. 52, 2 en 3, B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei Gewijzigd bij art. 26, 1, B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Gewijzigd bij art. 26, 2, B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Gewijzigd bij art. 9 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart 2012 Gewijzigd bij art. 28 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september 2013 Afdeling III Bijzondere bepalingen Artikel 53. Wanneer het beroep betrekking heeft op een vergunningsaanvraag die heeft geleid tot een vergunning op proef, en indien binnen de gestelde of in voorkomend geval binnen de verlengde termijn geen uitspraak is gedaan over dit beroep tegen een in eerste aanleg verleende vergunning op proef, dan geldt bij het verstrijken van de termijn van de vergunning op proef : - de beslissing in eerste aanleg over de vergunningsaanvraag na de proefvergunning overeenkomstig de bepalingen van artikel 40, 4; - de stilzwijgende weigering wanneer voor het verstrijken van de termijn van de vergunning op proef geen uitspraak in eerste aanleg werd gedaan. Gewijzigd bij art. 53 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Vervangen bij art. 4 B.Vl.Reg. 14 juli 2004, B.S. 4 augustus Artikel 53bis. 1. In geval de uitspraak, bedoeld in artikel 50, 3 en 52, 3, een vergunning op proef omvat, wordt zonder extra formaliteiten een definitieve beslissing over de milieuvergunningsaanvraag genomen vóór het verstrijken van de termijn van de vergunning op proef. 2. Voor de beslissing, bedoeld in 1, verloopt de procedure als volgt : 1 Vlaamse minister de vergunning op proef heeft verleend : a) uiterlijk vier maanden voor het verstrijken van de termijn van de vergunning op proef vraagt de Vlaamse minister of de daartoe gemachtigde ambtenaar van de afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen aan de overeenkomstig artikel 21 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met het toezicht belaste ambtenaren een evaluatieverslag met betrekking tot de ; dit verslag wordt binnen een termijn van dertig dagen aan de gewestelijke milieuvergunningscommissie bezorgd; b) de Vlaamse minister of de gemachtigde ambtenaar, bedoeld in a), verzoekt, uiterlijk vier maanden voor het verstrijken van de termijn van de vergunning op proef, de gewestelijke milieuvergunningscommissie om advies; c) de overheidsorganen die overeenkomstig artikel 20 advies dienen te verlenen alsmede de gewestelijke milieuvergunningscommissie, brengen hun advies uit overeenkomstig de bepalingen van de hoofdstukken VI en VII met dien verstande dat de gewestelijke milieuvergunningscommissie advies dient te verlenen uiterlijk dertig kalenderdagen vóór het verstrijken van de vergunning op proef; de voorzitter en de secretaris van voornoemde commissie zorgen voor de uitvoering van de hen door artikelen 27 en 28 toebedeelde opdrachten; d) uiterlijk tien kalenderdagen voor het verstrijken van de vergunning op proef, doet de Vlaamse minister een uitspraak over de definitieve vergunning; e) de beslissing, bedoeld in d), wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 52, 4 ; 2 deputatie de vergunning op proef heeft verleend : a) uiterlijk vier maanden vóór het verstrijken van de termijn van de vergunning op proef vraagt de deputatie of de door haar daartoe gemachtigde provinciale ambtenaar aan de Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 61/335

62 overeenkomstig artikel 34 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met het toezicht belaste ambtenaren een evaluatieverslag met betrekking tot de ; dit verslag wordt binnen een termijn van dertig dagen aan de provinciale milieuvergunningscommissie bezorgd; b) de deputatie of de door haar daartoe gemachtigde provinciale ambtenaar verzoekt, uiterlijk vier maanden voor het verstrijken van de termijn van de vergunning op proef, het college van burgemeester en schepenen alsmede de provinciale milieuvergunningscommissie, bedoeld in artikel 22, om advies; c) de overheidsorganen die overeenkomstig artikel 20 advies dienen te verlenen alsmede de in artikel 22 bedoelde provinciale milieuvergunningscommissie, brengen hun advies uit overeenkomstig de bepalingen van de hoofdstukken VI en VII met dien verstande dat de provinciale milieuvergunningscommissie advies dient te verlenen uiterlijk dertig kalenderdagen vóór het verstrijken van de vergunning op proef; de voorzitter en de secretaris van voornoemde commissie zorgen voor de uitvoering van de hen door artikelen 23 en 24 toebedeelde opdrachten; d) het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waarin de exploitatie gebeurt, brengt zijn advies uit binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van het verzoek om advies; de burgemeester stuurt het advies binnen een termijn van tien kalenderdagen na de datum waarop dit advies door het college van burgemeester en schepenen werd uitgebracht, aan de in artikel 22 bedoelde provinciale milieuvergunningscommissie; e) uiterlijk tien kalenderdagen voor het verstrijken van de vergunning op proef, doet de deputatie uitspraak; f) de beslissing, bedoeld in e), wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 50, 4 ; Toegevoegd bij art. 54 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Geschrapt bij art. 5 B.Vl.Reg. 14 juli 2004, B.S. 4 augustus Gewijzigd bij art. 53 B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei Gewijzigd bij art. 29 B.Vl.Reg. 30 april 2009, B.S. 25 juni Gewijzigd bij art. 30 B.Vl.Reg. 30 april 2009, B.S. 25 juni Gewijzigd bij art. 17 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart 2012 Artikel Tegen een beslissing van het College van Burgemeester en Schepenen, waarbij de vergunningsvoorwaarden overeenkomstig de bepalingen van artikel 45 werden gewijzigd of aangevuld, kan beroep worden aangetekend bij de deputatie, door de personen en instanties vermeld in artikel 49, 1. Tegen een beslissing van de deputatie, waarbij de vergunningsvoorwaarden overeenkomstig de bepalingen van artikel 45 in eerste aanleg werden gewijzigd of aangevuld, kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse regering, vertegenwoordigd door de Vlaamse minister, door de personen en instanties vermeld in artikel 49, 1 alsmede door het College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente waarin de is gelegen. Gewijzigd bij art. 9 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart Het in 1 bedoelde beroep dient bij de bevoegde overheid ingediend bij ter post aangetekend schrijven binnen een termijn van dertig dagen: 1 voor de in artikel 49, 1, 1 en 3 vermelde personen en instanties, na de dag van verzending of afgifte van het voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing overeenkomstig het bepaalde in artikel 45, 4 en 5; 2 voor de in artikel 49 1, 2 vermelde gouverneur van de provincie: - na de dag dat de bestreden beslissing werd getroffen, ze laatste door de deputatie is genomen; - na de dag van verzending of afgifte van het voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing, ze laatste door het College van Burgemeester en Schepenen is genomen; 3 voor het College van Burgemeester en Schepenen: - na de dag van verzending of afgifte van het voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing, genomen door de deputatie; 4 voor de in artikel 49, 1, 4 vermelde personen, na de dag dat tot de in artikel 31 bedoelde aanplakking van de bekendmaking is overgegaan; 5 indien het beroep betrekking heeft op een stilzwijgende weigering tot wijziging of aanvulling van de opgelegde voorwaarden, na de dag van de stilzwijgende weigering. Bij het beroepschrift dient gevoegd een kopie van het in artikel 31, 3 of artikel 31, 4 bedoelde attest, behoudens wanneer het beroep betrekking heeft op een stilzwijgende weigering; in dit laatste geval dient een kopie bijgevoegd van het bewijs van de per post aangetekende verzending of van de afgifte van de aanvraag tot wijziging of aanvulling van de milieuvergunningsvoorwaarden. Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 62/335

63 Gewijzigd bij art. 3, 4, B.Vl.Reg. 23 april 2004, B.S. 5 augustus Gewijzigd bij art. 7 B.Vl.Reg. 24 april 2009, B.S. 15 juli Gewijzigd bij art. 9 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart Het in 1 bedoelde beroep schorst de bestreden beslissing ongeacht de persoon of instantie die het beroep indient. 4. Het in 1 bedoelde beroep wordt bekendgemaakt en behandeld als volgt: 1 Onderzoek ontvankelijkheid: dit onderzoek geschiedt overeenkomstig de bepalingen van artikel 50, 1, bestreden beslissing door het College van Burgemeester en Schepenen is getroffen respectievelijk van artikel 52, 1, betreden beslissing door de deputatie is getroffen; 2 Adviesverlening: a) de bevoegde overheid of de respectieve gemachtigde ambtenaar zendt op de dag van de verzending van het in artikel 50, 1, c) en artikel 52, 1, c) bedoelde schrijven, een afschrift van het ontvankelijk bevonden beroep aan de adviesverlenende overheidsorganen die overeenkomstig artikel 20 advies dienen te verlenen met verzoek om advies; b) de in sub a) vermelde adviesverlenende overheidsorganen brengen in dit geval hun advies uit binnen een termijn van tien kalenderdagen na ontvangst van het dossier; 3 Uitspraak: binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het beroep door de bevoegde overheid, doet deze laatste uitspraak over het beroep. 4 Bekendmaking: Deze geschiedt overeenkomstig de bepalingen van artikel 50, 4 uitspraak over het beroep door de deputatie is genomen of van artikel 52, 4 uitspraak over het beroep door de Vlaamse minister is genomen; Gewijzigd bij art. 27 B.Vl.Reg. 19 september 2008, B.S. 27 januari Gewijzigd bij art. 9 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart 2012 Artikel Tegen een beslissing getroffen overeenkomstig de bepalingen van artikel 47 door het College van Burgemeester en Schepenen of door de deputatie kan door de exploitant beroep bij de Vlaamse regering, vertegenwoordigd door de Vlaamse minister, worden ingediend. 2. Het in 1 bedoelde beroep dient bij de Vlaamse regering, vertegenwoordigd door de Vlaamse minister, ingediend bij ter post aangetekend schrijven binnen een termijn van dertig dagen na de dag van verzending of afgifte van het voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing overeenkomstig artikel 47. Bij het beroepschrift dient gevoegd een kopie van het in artikel 31, 3 of artikel 31, 4 bedoelde attest. Gewijzigd bij art. 3, 5, B.Vl.Reg. 23 april 2004, B.S. 5 augustus Gewijzigd bij art. 8 B.Vl.Reg. 24 april 2009, B.S. 15 juli Het in 1 bedoelde beroep schorst de bestreden beslissing. 4. Het in 1 bedoelde beroep wordt behandeld volgens de volgende modaliteiten: 1 het onderzoek naar de ontvankelijkheid geschiedt overeenkomstig de bepalingen van artikel 52, 1 ; 2 de adviesverlening, de uitspraak alsmede de bekendmaking geschiedt overeenkomstig de bepalingen van artikel 54, 4, 2, 3 en 4. Hoofdstuk XIV Milieuvergunningen en stedenbouwkundige vergunningen : uniek gemeentelijk loket en koppeling. Opschrift gewijzigd bij art. 14 B.Vl.Reg. 18 september 2009, B.S. 28 oktober Artikel 55bis. Een aanvraag van een milieuvergunning, vermeld in artikel 6, 1, 2, kan samengevoegd worden met een aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning indien voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 8bis van het decreet. De samengevoegde aanvragen worden aan het college van burgemeester en schepenen gericht en ingediend bij het uniek gemeentelijk loket van de gemeente waarin de percelen liggen waarop de exploitatie of de verandering van de plaatsvindt of gepland is. Indien de zich over het grondgebied van meer dan één gemeente uitstrekt, worden de Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 63/335

64 samengevoegde aanvragen ingediend bij het uniek gemeentelijk loket van elke gemeente voor de gedeelten van de die binnen hun ambtsgebied liggen. Het aanvraagformulier bevat de gegevens van de volledige. Artikel 55ter. Voor samengevoegde aanvragen verloopt het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek als volgt : 1 het college van burgemeester en schepenen of de door het college daartoe gemachtigde ambtenaar van de gemeente onderzoekt of de samengevoegde aanvragen voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 8bis van het decreet; 2 indien de samengevoegde aanvragen niet voldoen aan voorwaarden, vermeld in punt 1, wordt de aanvrager daarvan voor beide aanvragen samen en met een gewone brief via het uniek gemeentelijk loket door de daartoe gemachtigde gemeentelijk ambtenaar op de hoogte gebracht binnen een termijn van 30 kalenderdagen na de indiening van de samengevoegde aanvragen. De aanvraag van de milieuvergunning wordt vervolgens behandeld volgens de procedure, vermeld in artikel 36. De aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning wordt behandeld volgens de procedure, vermeld in artikel en volgende van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening; 3 indien de samengevoegde aanvragen aan de voorwaarden, vermeld in punt 1 voldoen, wordt onderzocht of beide aanvragen volledig en ontvankelijk zijn. De milieuvergunningsaanvraag wordt onderzocht volgens de bepalingen, vermeld in artikel 36, 1 en 36,1 bis. De aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning wordt onderzocht volgens de bepalingen, vermeld in artikel , en /1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Met uitzondering van het bericht van onontvankelijkheid, onvolledigheid, of ontvankelijkheid en volledigheid, dat voor beide aanvragen samen gebeurt en met een gewone brief naar de aanvrager wordt gestuurd via het uniek gemeentelijk loket; 4 indien de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning onontvankelijk of onvolledig is, wordt de behandeling van de milieuvergunningsaanvraag stopgezet. Indien de aanvraag van de milieuvergunning onontvankelijk of onvolledig is en niet tijdig werd aangevuld, wordt de behandeling van de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning stopgezet. De stopzetting wordt meegedeeld in de brief, vermeld in punt 3. Ingevoegd bij art. 15 B.VL.Reg. 18 september 2009, B.S. 28 oktober Gewijzigd bij art. 9, 1-3 B.VL.Reg 1 maart 2013, B.S. 29 april Artikel 55quater. De burgemeester of de daartoe gemachtigde ambtenaar, vermeld in artikel 55ter, 1, zendt de dag van de verzending van het bericht van volledigheid en ontvankelijkheid, vermeld in artikel 55ter, 3, een exemplaar van de samengevoegde aanvragen met de bijlagen met een verzoek om advies aan : 1 de dienst van de gemeente die met het onderzoek van milieudossiers is belast; 2 de dienst van de gemeente die met het onderzoek van stedenbouwkundige dossiers is belast; 3 4 de adviesverlenende overheidsorganen die overeenkomstig artikel 20, 2, advies moeten verlenen; de adviesverlenende overheidsorganen die met toepassing van artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening advies moeten verlenen. Artikel 55quinquies. Indien voor beide samengevoegde aanvragen een advies ingewonnen moet worden bij hetzelfde adviesverlenende overheidsorgaan, wordt, conform artikel 8septies van het decreet, aan dat overheidsorgaan één gezamenlijke adviesvraag voorgelegd. Artikel 55sexies. Het adviesverlenende overheidsorgaan brengt de adviezen, vermeld in artikel 55quinquies gelijktijdig uit. Artikel 55septies. Indien beide samengevoegde aanvragen onderworpen moeten worden aan een openbaar onderzoek, wordt, conform artikel 8octies van het decreet, één gezamenlijk openbaar onderzoek georganiseerd volgens de bepalingen van artikel 17, 1 en 2, artikel 19 en artikel 19bis, met uitzondering evenwel van het bericht van bekendmaking dat wordt opgesteld volgens het model opgenomen in bijlage 8ter die bij dit besluit is gevoegd. Indien alleen de aanvraag van een milieuvergunning onderworpen moet worden aan een openbaar onderzoek, wordt dit georganiseerd volgends de bepalingen van artikel 17, 1 en 2, artikel 19 en artikel 19bis. Indien alleen de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning onderworpen moet worden aan een Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 64/335

65 openbaar onderzoek, wordt dit georganiseerd volgens de bepalingen vervat in artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Artikel 55octies. Binnen een termijn van 10 kalenderdagen na het afsluiten van het openbaar onderzoek, zendt de burgemeester het dossier vermeld in artikel 19, aan de dienst van de gemeente die belast is met het onderzoek van milieuvergunningsaanvragen en aan de dienst belast met het onderzoek van de aanvragen van stedenbouwkundige vergunningen. Artikel 55nonies. Het college van burgemeester en schepenen doet, conform artikel 8nonies van het decreet, op dezelfde dag uitspraak over de samengevoegde aanvragen binnen een termijn van 105 kalenderdagen vanaf de datum van verzending van de brief vermeld in artikel 36, 1, d). De uitspraak over de aanvraag van de milieuvergunning gebeurt overeenkomstig de bepalingen van artikel 30 en 30bis. De uitspraak over de aanvraag van de stedenbouwkundige aanvraag gebeurt overeenkomstig de bepalingen van de artikelen , en van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Artikel 55decies. De beslissingen over samengevoegde aanvragen worden samen bekendgemaakt. De bekendmaking verloopt overeenkomstig artikel 31, 2, met uitzondering evenwel van het bericht van bekendmaking dat wordt opgesteld volgens het model dat als bijlage 10ter bij dit besluit is gevoegd. Ingevoegd bij art. 15 B.Vl.Reg. 18 september 2009, B.S. 28 oktober Artikel 56. [...] Gewijzigd bij art. 4 B.Vl.Reg. 22 oktober 1996, B.S. 15 maart Opgeheven bij art. 16 B.Vl.Reg. 18 september 2009, B.S. 28 oktober Artikel [...] Gewijzigd bij art. 4 B.Vl.Reg. 22 oktober 1996, B.S. 15 maart Opgeheven bij art. 17, 1, B.Vl.Reg. 18 september 2009, B.S. 28 oktober Het in artikel 5, 1, derde lid van het decreet bedoelde verval van de bouwvergunning wordt per ter post aangetekende zending of bij afgifte tegen ontvangstbewijs onverwijld meegedeeld aan de aanvrager van de milieuvergunning, de overheid die de bouwvergunning heeft verleend, alsmede aan de overheidsorganen die overeenkomstig artikel 20 advies over het dossier dienden te verlenen: - in geval de definitieve weigering in beroep werd beslist: door de overheid bedoeld in artikel 50, 3 en artikel 52, 3, ieder voor wat de tot zijn beslissingsbevoegdheid behorende aanvragen betreft; - in geval van al of niet stilzwijgende weigeringsbeslissing in eerste aanleg waartegen geen beroep werd ingediend: door de overheid bedoeld in artikel 35, 4 en artikel 36, 4, ieder voor wat de tot zijn beslissingsbevoegdheid behorende aanvragen betreft. Gewijzigd bij art. 55 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 17, 2, B.Vl.Reg. 18 september 2009, B.S. 28 oktober Hoofdstuk XIV bis Kennisgevings- en toelatingsprocedure voor het ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde of pathogene organismen Hoofdstuk ingevoegd bij art. 4 B.Vl.Reg. 6 februari 2004, B.S. 1 april Afdeling I. Algemene bepalingen Artikel 57bis. 1. De kennisgeving en in voorkomend geval de toelatingsaanvraag wordt ingediend en afgehandeld overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling. 2. Bij elke kennisgeving of toelatingsaanvraag stuurt de gebruiker een openbaar dossier per aangetekende brief of bij afgifte tegen ontvangstbewijs naar de bevoegde instantie. De bevoegde instantie brengt de technisch deskundige op de hoogte van de ontvangst van het dossier. Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 65/335

66 De gebruiker stuurt tegelijkertijd een exemplaar van het openbaar dossier en van het technisch dossier, per aangetekende brief of bij afgifte tegen ontvangstbewijs naar de technisch deskundige. 3. De kennisgeving en in voorkomend geval de toelatingsaanvraag bevatten de gegevens, omschreven in afdeling II. 4. Het technisch dossier kan vertrouwelijke informatie bevatten die in voorkomend geval in een afzonderlijke gesloten enveloppe bij het technisch dossier gevoegd wordt. De technisch deskundige besluit na overleg met de gebruiker welke informatie vertrouwelijk zal worden behandeld en brengt de gebruiker op de hoogte van zijn besluit. Elk meningsverschil tussen de gebruiker en de technisch deskundige hieromtrent wordt beslecht door de bevoegde instantie. De vertrouwelijkheid is in geen geval van toepassing op de volgende informatie : 1. karakteristieken van de GGO s en pathogene organismen; 2. de naam en het adres van de gebruiker; 3. de plaats van de activiteit; 4. het risiconiveau van de activiteiten, zoals bepaald conform rubriek 51 van de indelingslijst; 5. de inperkingsmaatregelen; 6. de conclusies met betrekking tot de te verwachten effecten, namelijk de mogelijke schadelijke gevolgen voor de menselijke gezondheid en het milieu. De bevoegde instantie en de technisch deskundige geven aan derden geen informatie door die als vertrouwelijke informatie wordt beschouwd. De bevoegde instantie en de technisch deskundige moeten de rechten inzake de intellectuele eigendom van de ontvangen gegevens waarborgen. Bij definitieve weigering van de toelating of gebruiker de kennisgeving of de toelatingsaanvraag intrekt, wordt de vertrouwelijke informatie aangetekend en in een verzegelde enveloppe door de technisch deskundige op aanvraag van de bevoegde instantie naar de gebruiker teruggestuurd. 5. De technisch deskundige stuurt naar de bevoegde instantie per aangetekende brief of tegen ontvangstmelding, binnen 8 dagen na ontvangst van de in 2, lid 2, vermelde dossiers, een certificaat waaruit de conformiteit van het openbaar dossier met het technisch dossier blijkt, of een opsomming van de gebreken van het openbaar dossier. Artikel 57ter. 1. Als een kennisgeving of een toelatingsaanvraag werd ingediend, geeft de technisch deskundige een advies aan de bevoegde instantie binnen de in afdeling II vermelde termijnen. Hij onderzoekt of het dossier voldoet aan de eisen van dit besluit, of de verstrekte gegevens juist en volledig zijn, of de risicoanalyse en het risiconiveau correct zijn en, zo nodig, of de inperkings- en andere beschermingsmaatregelen en het afvalbeheer adequaat zijn. 2. Zo nodig kan de technisch deskundige overgaan tot raadplegingen of de gebruiker verzoeken nadere informatie te verstrekken. In dat geval worden de termijnen waarbinnen het advies moet worden verstrekt, verlengd met de termijn waarin wordt gewacht op de nadere informatie. De termijn waarbinnen de bevoegde instantie eventueel een beslissing moet nemen, schuift overeenkomstig op. 3. Het advies bevat, afhankelijk van het risiconiveau, alle of sommige van de volgende gegevens : 1. een beoordeling over de juistheid van het voorgestelde risiconiveau; 2. een beoordeling over de voorgestelde inperkings- en controlemaatregelen, inclusief het afvalbeheer; 3. eventueel een gemotiveerd voorstel tot aanpassing van de voorgestelde inperkings- en controlemaatregelen; 4. een beoordeling over de toelaatbaarheid van de activiteit vanuit het oogpunt van de risico s voor de menselijke gezondheid en voor het leefmilieu; 5. in voorkomend geval een gemotiveerd voorstel tot afwijking van de algemeen geldende toelatingstermijn. 4. Bij gebrek aan advies binnen de gestelde termijn kan de procedure worden voortgezet. Artikel 57quater. 1. De bevoegde instantie neemt een gemotiveerde beslissing over de toelatingsaanvraag of eventueel over de kennisgeving binnen de termijn, bepaald in afdeling II. 2. Zo nodig kan de bevoegde instantie : Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 66/335

67 de gebruiker verzoeken nadere informatie te verstrekken. In dat geval wordt de termijn waarbinnen de beslissing eventueel moet worden genomen, verlengd met de termijn waarin wordt gewacht op de nadere informatie; de omstandigheden van het voorgestelde ingeperkt gebruik of het risiconiveau waarin dit is ingedeeld wijzigen; aan het ingeperkt gebruik een tijdslimiet of bepaalde specifieke voorwaarden verbinden; overgaan tot raadplegingen. De bevoegde instantie kan eisen dat niet met het voorgestelde ingeperkt gebruik wordt begonnen of ze kan, op verzoek van de toezichthoudende overheid, het lopende ingeperkt gebruik schorsen of beëindigen, totdat ze haar goedkeuring heeft gegeven, op basis van de nadere informatie die ze heeft verkregen, of op basis van de gewijzigde omstandigheden van het ingeperkt gebruik of op basis van een wijziging van het risiconiveau, of op basis van de nakoming van de specifieke voorwaarden. 3. De bevoegde instantie zendt binnen een termijn van 10 dagen na de datum van de beslissing een eensluidend verklaard afschrift van de beslissing aan : 1. de gebruiker; 2. de technisch deskundige; 3. het college van burgemeester en schepenen van de gemeente(n) waarin de activiteit gepland is of gebeurt; 4. de gouverneur, alsmede de [...] deputatie van de provincie waarin de activiteit gepland is of gebeurt, met uitzondering van beslissingen over activiteiten van risiconiveau 1; 5. de afdeling bevoegd voor milieuhandhaving; 6. de afdeling, bevoegd voor het toezicht volksgezondheid; 7. de dienst van de Civiele Bescherming, belast met de opstelling van het rampenplan, met uitzondering van beslissingen over activiteiten van risiconiveau 1 en 2. Gewijzigd bij art. 54 B.Vl.Reg. 7 maart 2008, B.S. 21 mei Gewijzigd bij art. 18 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart Tegen elke beslissing kan de gebruiker een heroverwegingsvordering indienen bij de bevoegde instantie. De vordering wordt per aangetekende brief ingediend bij de bevoegde instantie, uiterlijk 30 dagen na ontvangst van de eerste beslissing. De heroverweging heeft geen opschortende werking op de beslissing. De definitieve beslissing wordt binnen 30 dagen na ontvangst van de vordering verzonden aan alle betrokkenen overeenkomstig de bepalingen van 3. Tegen deze beslissing is geen beroep mogelijk. Afdeling II. Aanvullende bepalingen per risiconiveau Artikel 57quinquies. 1. Bij de kennisgeving voor een eerste ingeperkt gebruik van risiconiveau 1, stuurt de gebruiker, in afwijking van artikel 57bis, 2, lid 1, het openbaar dossier samen met de melding, naar de voor de melding van de derde klasse bevoegde overheid. Deze kennisgeving moet ten minste de gegevens bevatten, vermeld in bijlage 17, deel A. 2. De technisch deskundige deelt uiterlijk binnen 30 dagen na de datum van het indienen van de kennisgeving het onder artikel 57ter bedoelde advies mee aan de bevoegde instantie. Dat advies bevat minstens de gegevens, vermeld in artikel 57ter, 3, 1, 2 en Een eerste ingeperkt gebruik van risiconiveau 1 mag worden aangevat de dag na de kennisgeving, op voorwaarde dat de in de kennisgeving voorgestelde inperkings- en controlemaatregelen worden toegepast. 4. Bij elk volgend ingeperkt gebruik van risiconiveau 1 stuurt de gebruiker de risicoanalyse aan de technisch deskundige. De technisch deskundige brengt de bevoegde instantie op de hoogte van de ontvangst van de risicoanalyse van het volgende gebruik van risiconiveau 1. De gebruiker kan de activiteit van risiconiveau 1 aanvangen de dag na verzending van de risicoanalyse. Zodra de technisch deskundige een probleem vaststelt met betrekking tot de risicoanalyse, informeert hij de bevoegde instantie hierover. Artikel 57sexies. 1. De kennisgeving of in voorkomend geval de toelatingsaanvraag voor een eerste of volgend ingeperkt Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 67/335

68 gebruik van risiconiveau 2 moet ten minste de gegevens bevatten, vermeld in bijlage 17, deel B. 2. De technisch deskundige deelt uiterlijk binnen 30 dagen na de datum van het indienen van de kennisgeving of toelatingsaanvraag, het onder artikel 57ter bedoelde advies mee aan de bevoegde instantie. Dit advies bevat alle gegevens, vermeld in artikel 57ter, Bij een eerste ingeperkt gebruik van risiconiveau 2 kan met dit ingeperkt gebruik worden begonnen mits de bevoegde instantie een voorafgaande schriftelijke toelating geeft. De bevoegde instantie deelt haar beslissing mee uiterlijk binnen 45 dagen na de indiening van de toelatingsaanvraag. 4. Bij het volgend ingeperkt gebruik van risiconiveau 2 en als aan de daarmee verband houdende vereisten werd voldaan, mag de activiteit worden aangevat de dag na de datum van de nieuwe kennisgeving. 5. De gebruiker kan in zijn kennisgeving om een formele toelating verzoeken. De bevoegde instantie deelt haar beslissing mee uiterlijk binnen 45 dagen na de indiening van de kennisgeving. Artikel 57septies. 1. De toelatingsaanvraag voor een eerste of volgend ingeperkt gebruik van risiconiveau 3 of hoger, moet ten minste de gegevens bevatten, vermeld in bijlage 17, deel C. 2. De technisch deskundige deelt, in de gevallen, bedoeld in 4, uiterlijk binnen 30 dagen na de datum van de indiening van de toelatingsaanvraag, het onder artikel 57ter bedoelde advies mee aan de bevoegde instantie. De technisch deskundige deelt, in de gevallen, bedoeld in 5, uiterlijk binnen 60 dagen na de datum van de indiening van de toelatingsaanvraag, het onder artikel 57ter bedoelde advies mee aan de bevoegde instantie. Het advies bevat alle gegevens, vermeld in artikel 57ter, Met eerste of volgend ingeperkt gebruik van risiconiveau 3 of hoger mag niet worden begonnen zonder voorafgaande schriftelijke toelating van de bevoegde instantie die haar beslissing schriftelijk meedeelt. 4. De bevoegde instantie deelt haar beslissing mee uiterlijk binnen 45 dagen na de indiening van de toelatingsaanvraag als al eerder een toelatingsaanvraag voor een ingeperkt gebruik van risiconiveau 3 of hoger werd gegeven voor de waarbinnen de activiteit wordt beoogd, en als is voldaan aan de daarmee verband houdende eisen voor toelating voor hetzelfde of hoger risiconiveau. 5. In de overige gevallen deelt de bevoegde instantie haar beslissing mee uiterlijk binnen 90 dagen na de indiening van de toelatingsaanvraag. Afdeling III. Algemene beginselen en inperkings- en andere beschermingsmaatregelen Artikel 57octies. De bevoegde instantie bepaalt, in overeenstemming met het risiconiveau, welke algemene beginselen en relevante inperkings- en andere beschermingsmaatregelen van bijlage van titel II van het Vlarem van toepassing zijn, om de blootstelling van de werkplek en het milieu aan GGO s en pathogene organismen tot het laagste redelijkerwijs haalbare niveau te beperken en een hoog veiligheidsgehalte te garanderen. Afdeling IV. Bijlagen Artikel 57nonies. De minister kan de bijlagen 15, 16 en 17 aanpassen, afhankelijk van de opgedane ervaring, de wetenschappelijke of technische vooruitgang en de ontwikkeling van de Europese reglementering. De technische deskundige kan de inhoud van de bijlagen 15, 16 en 17 preciseren en interpreteren. 4. Indien de aanvraag onderdelen zou bevatten die niet voor openbaarheid in aanmerking komen, worden ze door de indiener gemarkeerd als «niet openbaar» in het emil-milieuvergunningenloket. Gewijzigd bij art. 29 B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september 2013 Hoofdstuk XV Toezicht Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 68/335

69 [...] Opgeheven bij art. 82 B.Vl.Reg.12 december 2008, vanaf 1 mei Artikel 58. [...] Opgeheven bij art. 82 B.Vl.Reg.12 december 2008, vanaf 1 mei Artikel 59. [...] Opgeheven bij art. 82 B.Vl.Reg.12 december 2008, vanaf 1 mei [...] 2. [...] Artikel 60. [...] Opgeheven bij art. 82 B.Vl.Reg.12 december 2008, vanaf 1 mei [...] 2. [...] 3. [...] 4. [...] 5. [...] Artikel 61. [...] Opgeheven bij art. 82 B.Vl.Reg.12 december 2008, vanaf 1 mei Artikel 62. [...] Opgeheven bij art. 82 B.Vl.Reg.12 december 2008, vanaf 1 mei [...] 2. [...] 3. [...] 4. [...] 5. [...] 6. [...] 7. [...] 8. [...] 9. [...] Artikel 63. [...] Opgeheven bij art. 82 B.Vl.Reg.12 december 2008, vanaf 1 mei [...] 2 [...] Hoofdstuk XVI Dwangmaatregelen [...] Opgeheven bij art. 83 B.Vl.Reg. 12 december 2008, vanaf 1 mei Artikel 64. Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 69/335

70 [...] Opgeheven bij art. 83 B.Vl.Reg. 12 december 2008, vanaf 1 mei Artikel 65. [...] Opgeheven bij art. 83 B.Vl.Reg. 12 december 2008, vanaf 1 mei [...] 2. [...] 3. [...] 4. [...] 5. [...] Artikel 66. [...] Opgeheven bij art. 83 B.Vl.Reg. 12 december 2008, vanaf 1 mei [...] 2. [...] Artikel 67. [...] Opgeheven bij art. 83 B.Vl.Reg. 12 december 2008, vanaf 1 mei [...] 2 [...] Artikel 68. [...] Opgeheven bij art. 83 B.Vl.Reg. 12 december 2008, vanaf 1 mei [...] 2. [...] 3. [...] 4. [...] Artikel 69. [...] Opgeheven bij art. 83 B.Vl.Reg. 12 december 2008, vanaf 1 mei [...] 2 [...] Hoofdstuk XVII Overgangs- en slotbepalingen Artikel Vergunningsaanvragen voor de exploitatie, de lozing van afvalwaters, de verwijdering van afvalstoffen of voor de bescherming van grondwater, ingediend vóór de inwerkingtreding van dit besluit worden afgehandeld volgens de procedure die geldig was op het tijdstip van de indiening van de aanvraag. 2. De duur van de als gevolg van de in 1 bedoelde aanvraag verleende vergunning wordt beperkt tot Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 70/335

71 ten hoogste twintig jaar. 3. Vergunningsaanvragen voor de winning van grondwater of het kunstmatig aanvullen van grondwater, ingediend vóór de inwerkingtreding van de rubriek 53 "Winning van grondwater" en rubriek 54 "het kunstmatig aanvullen van grondwater" van de indelingslijst, worden afgehandeld volgens de procedure vastgesteld door het besluit van de Vlaamse regering van 27 maart 1985 houdende reglementering en vergunning voor het gebruik van grondwater en de afbakening van waterwingebieden en beschermingszones. 3 toegevoegd bij art. 63 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Artikel 71. Overeenkomstig artikel 44 van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, blijven vergunningen voor de exploitatie, de lozing van afvalwaters, de verwerking van afvalstoffen of voor de bescherming van grondwater, verleend vóór de inwerkingtreding van dit besluit, geldig voor de in het vergunningsbesluit bepaalde vergunningstermijn, tenzij deze vergunningstermijn verstrijkt na 1 september In dat laatste geval en bij onbeperkte vergunningstermijn vervallen deze vergunningen uiterlijk 1 september Vergunningen verleend met toepassing van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer blijven geldig voor de vastgestelde termijn tot ten hoogste twintig jaar te rekenen vanaf 1 januari Ongeacht de vergunningstermijn, bepaald in het vergunningsbesluit, is de vergunning voor de verandering van een, verleend krachtens artikel 16, 27 of 43 van het decreet, geldig voor dezelfde vergunningstermijn als de termijn van de vergunning, vermeld in het eerste lid. In afwijking hiervan behoudt de vergunning voor de verandering van de haar oorspronkelijke vergunningstermijn indien in het vergunningsbesluit werd bepaald dat die termijn eerder verstrijkt dan de vergunningstermijn die op dat ogenblik gold voor de waarvoor de verandering toegelaten is. Deze bepalingen laten het verval van de vergunning, vermeld in artikel 28 van het decreet, onverkort bestaan. Gewijzigd bij art. 64 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 20 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart 2012 Artikel 72. Alle lozingsvergunningen die vóór de inwerkingtreding van dit besluit werden verleend krachtens de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging en die overeenkomstig de bepalingen van artikel 71 geldig blijven, alsook alle lozingsvergunningen die in toepassing van artikel 70 na 1 september 1991 nog worden verleend volgens de procedure die wordt bepaald in voornoemde wet en de besluiten ter uitvoering ervan, worden bekendgemaakt volgens de volgende modaliteiten: 1 de leidend ambtenaar van de Vlaamse Maatschappij voor Waterzuivering of zijn rechtsopvolger maakt een voor eensluidend verklaard afschrift van de voormelde lozingsvergunningen binnen een termijn van dertig kalenderdagen, na de datum van inwerkingstreding van dit besluit voor deze bedoeld in artikel 71, of na de datum van het verlenen van de lozingsvergunning voor deze bedoeld in artikel 70 bij ter post aangetekende zending of bij afgifte tegen ontvangstbewijs aan: - de deputatie van de provincie waarin de exploitatie is gepland of gebeurt; - de burgemeester van de gemeente waarin de exploitatie is gepland of gebeurt; - het Bestuur afdeling, bevoegd voor milieuvergunningen.; 2 de bevoegde burgemeester waakt er over dat de hem overeenkomstig sub 1 overgemaakte lozingsvergunningen alsmede alle andere verleende vergunningen voor de exploitatie, de verwijdering van afvalstoffen en de bescherming van grondwater ter inzage worden gelegd overeenkomstig de bepalingen van artikel 32. Gewijzigd bij art. 64 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Artikel 73. De vergunningen bedoeld in de artikelen 70 en 71 worden overeenkomstig de indelingslijst in drie klassen ingedeeld. Zij vallen onder het toezicht van de overheid en ambtenaren die hiervoor bevoegd zijn overeenkomstig het bepaalde in titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. Voor de toepassing van de bepalingen van de artikelen 5, 6, 6ter, 42, 45 en 47 met betrekking tot een waarvoor de vergunning als bedoeld in de artikelen 70 en 71 is verleend, wordt deze lopende vergunning geacht te zijn verleend door de overheid die overeenkomstig de bepalingen van dit besluit bevoegd is om in eerste aanleg uitspraak te doen over een milieuvergunningsaanvraag voor het reeds vergunde indien het een nieuwe zou zijn. Gewijzigd bij art. 22 B.Vl.Reg. 28 oktober 1992, B.S. 2 februari 1993, en bij art. 65 B.Vl.Reg. 12 januari 1999, B.S. 11 maart Gewijzigd bij art. 31 B.Vl.Reg. 30 april 2009, B.S. 25 juni Artikel 74. Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 71/335

72 De exploitanten van en die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit in bedrijf zijn gesteld en die niet vergunningsplichtig waren en die ingevolge de bepalingen van onderhavig besluit meldings- of vergunningsplichtig worden, moeten vóór 1 maart 1993 de melding doen of de vergunningsaanvraag indienen. Voor de en die in klasse 1 of 2 zijn ingedeeld gelden verder de bepalingen van artikel 38. Vervangen bij art. 1 B.Vl.Reg. 27 februari 1992, B.S. 9 mei Artikel 75. In afwijking van de bepalingen van artikel 39, 1 mag de hernieuwing van een lopende vergunning, andere dan deze bedoeld in artikel 6, 1, 3, e), waarvan de vergunningstermijn binnen het jaar na de datum van inwerkingtreding van dit besluit verstrijkt, worden aangevraagd minder dan twaalf maanden vóór het verstrijken van de lopende vergunning. Artikel 76. De artikelen 5, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 24, 25 en 26 van het koninklijk besluit van 10 juni 1976 houdende maatregelen tot van wedstrijden, test- en oefenritten met motorvoertuigen, gewijzigd door het besluit van de Vlaamse regering van 16 maart 1983 en door het koninklijk besluit van 6 juli 1987, houden op te gelden voor het Vlaamse Gewest met ingang van de datum van inwerkingtreding van onderhavig besluit. Met betrekking tot de vergunningen in toepassing van voormeld koninklijk besluit ingediend of verleend vóór deze datum van inwerkingtreding, gelden de bepalingen van de artikelen 70 en 71. Artikel 77. De bepalingen opgenomen in Titel I en Titel IV van Algemeen Reglement voor Arbeidsbescherming, vastgesteld bij besluit van de Regent van 11 februari 1946 en zoals later meermaals gewijzigd, verliezen, met ingang van 1 september 1991, hun gelding met betrekking tot de aangelegenheden die geregeld worden door dit besluit. Artikel De bepalingen van artikel 5 van het besluit van de Vlaamse regering van 27 maart 1985 houdende reglementering van de handelingen binnen de watergebieden en de beschermingszones worden opgeheven. 2. De bepalingen van de artikelen 4 tot en met 11 van het besluit van de Vlaamse regering van 27 maart 1985 houdende reglementering van de handelingen die het grondwater kunnen verontreinigen worden opgeheven. 3. Het Besluit van de Vlaamse regering van 22 maart 1984 houdende modaliteiten voor het nemen van monsters in het kader van het opsporen en vaststellen van overtredingen op het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer wordt met ingang van 1 september 1991 opgeheven. Artikel Het Besluit van de Vlaamse regering van 21 april 1982 houdende vaststelling van de lijst van instellingen, die advies dienen uit te brengen over iedere vergunningsaanvraag, die bij de Bestendige Deputatie wordt ingediend en gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 16 januari 1985, wordt met ingang van 1 september 1991 opgeheven. 2. Artikel 4 van het Koninklijk Besluit van 9 februari 1976 houdende algemeen reglement op de giftige afval, gewijzigd bij Koninklijk Besluit van 2 juni 1987, wordt met ingang van 1 september 1991 voor toepassing in het Vlaamse Gewest opgeheven. Artikel 80. Het decreet en dit besluit treden in werking op 1 september 1991 behoudens de artikelen 13 en 29 van het decreet en de artikelen 11, 22, 26, 59, 60 en 61 van dit besluit die in werking treden de dag van de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad. Artikel 81. Dit besluit wordt gebundeld als titel I van het VLAREM. Artikel 82. De Vlaamse minister is gelast met de uitvoering van dit besluit. Bijlage 1 Lijst van als hinderlijk beschouwde en Tot vaststelling, overeenkomstig het bedoelde in artikel 3 van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, bij welke van de drie klassen van en zij worden ingedeeld, naargelang van de graad waarin zij geacht worden belastend te zijn voor de mens en het leefmilieu. Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 72/335

73 De in onderhavige lijst opgenomen en worden als hinderlijk ingedeeld in de klasse, aangegeven in de derde kolom van de tabel van de hierna vermelde lijst. De in de indelingslijst genoemde drempelwaarden hebben in het algemeen betrekking op de productiecapaciteit of op het vermogen. Wanneer een exploitant in dezelfde of op dezelfde plaats verscheidene activiteiten van dezelfde rubriek verricht, worden de capaciteiten van de activiteiten bij elkaar opgeteld. Wanneer een onder de toepassing valt van verschillende indelingsrubrieken behorend tot verschillende klassen, geldt voor deze de procedure van de hoogste klasse. Met behoud van de toepassing van de definities van dit besluit zijn tevens de definities, vermeld in artikel van titel II van het VLAREM van toepassing. Onderzoeksactiviteiten, ontwikkelingsactiviteiten of het testen van nieuwe producten en processen worden geacht niet ingedeeld te zijn: 1 onder een rubriek met de vermelding X of Y; 2 onder de rubriek 59."; VERKLARING VAN DE SYMBOLEN AANGEGEVEN IN DE KOLOMMEN 4 TOT EN MET 8: Kolom 4 "bemerkingen" A = van klasse 2 waarvoor de overheidsorganen, vermeld in artikel 20, 1, 1 en 2, van titel I van het VLAREM, advies verstrekken. E = Inrichting waarvoor het Vlaams Energieagentschap advies verstrekt. G = Inrichting waarvoor de afdeling van het Agentschap Zorg en Gezondheid, bevoegd voor het toezicht volksgezondheid, advies verstrekt. M = Inrichting waarvoor de afdeling van de Vlaame Milieumaatschappij, bevoegd voor het lozen van afvalwater en de emissie van afvalgassen in de atmosfeer, advies verstrekt. O = Inrichting waarvoor de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij advies verstrekt. T = Inrichting waarvoor een tijdelijke vergunning kan worden verkregen. W = Inrichting waarvoor de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor grondwater advies verstrekt. N = Inrichting waarvoor de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, advies verstrekt. X = Inrichting als vermeld in artikel 1, 16, van titel I van het VLAREM en als vermeld in hoofdstuk II van de richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging). Y= een zoals gedefinieerd in artikel 1, 38, van titel I van het VLAREM. [...] De subindexen hebben betrekking op het soort broeikasgas waarvoor de in titel I en II van het VLAREM gestelde verplichtingen gelden: a) Y k heeft betrekking op de emissies van koolstofdioxide (CO 2 ); b) Y m heeft betrekking op de emissies van methaan (CH 4 ); c) Y d heeft betrekking op de emissies van distikstofoxide (N 2 O); d) Y f heeft betrekking op de emissies van fluorkoolwaterstoffen (HFK s); e) Y p heeft betrekking op de emissies van perfluorkoolstoffen (PFK s); f) Y z heeft betrekking op de emissies van zwavelhexafluoride (SF 6 ). Installaties die uitsluitend biomassa gebruiken, worden geacht niet ingedeeld te zijn met de vermelding Y. Rubrieken, aangeduid met de letter Y, kunnen overlappen met andere rubrieken. Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 73/335

74 Als het totale nominaal thermisch ingangsvermogen van een installatie wordt berekend met betrekking tot een rubriek die aangeduid is met de vermelding Y, wordt het nominaal thermisch ingangsvermogen van alle technische eenheden die deel uitmaken van de installatie en waarin brandstoffen worden verbrand, bij elkaar opgeteld. Die eenheden kunnen onder andere alle soorten stookketels, branders, turbines, verwarmingstoestellen, ovens, verbranders, gloeiovens, draaiovens, droogovens, drogers, motoren, brandstofcellen, chemische loopingverbrandings-eenheden, fakkels en thermische of katalytische naverbranders omvatten. Eenheden met een nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 3 MW en eenheden die uitsluitend biomassa gebruiken, worden bij de berekening buiten beschouwing gelaten. Tot eenheden die uitsluitend biomassa gebruiken, behoren ook eenheden waarin alleen bij het opstarten of uitschakelen fossiele brandstoffen worden gebruikt. Kolom 5 "" A = B = Inrichting waarvoor overeenkomstig titel II van het VLAREM een milieucoördinator van het eerste niveau dient aangesteld. Inrichting waarvoor overeenkomstig titel II van het VLAREM een milieucoördinator van het tweede niveau dient aangesteld. N = Inrichting waarvoor overeenkomstig titel II van het VLAREM vrijstelling is verleend van de verplichting tot aanstelling van een milieucoördinator. Kolom 6 "" E = P = Inrichting waarvoor overeenkomstig titel II van het VLAREM door de vergunningverlenende overheid een eenmalige milieuaudit kan worden opgelegd. Inrichting waarvoor overeenkomstig titel II van het VLAREM door de vergunningverlenende overheid een periodieke milieuaudit kan worden opgelegd. Kolom 7 "Jaarverslag" J = R = Inrichting waarvoor overeenkomstig titel II van het VLAREM een milieu moet worden ingediend. Inrichting waarvoor de exploitant op grond van de verordening nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 jaarlijks moet rapporteren op basis van metingen, berekeningen of ramingen voor de stoffen, vermeld in de verordening, overeenkomstig de in verordening vermelde drempelwaarden. Kolom 8 " " Onderstaande symbolen zijn gekozen ter uitvoering van het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (Bodemdecreet) en het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (VLAREBO). O= Inrichting waarvoor conform het Bodemdecreet en VLAREBO een oriënterend onderzoek verplicht is bij overdracht, onteigening, sluiting, faillissement en vereffening A= Inrichting waarvoor conform het Bodemdecreet en het een oriënterend onderzoek verplicht is bij overdracht, onteigening, sluiting, faillissement en vereffening, en om de twintig jaar B= Inrichting waarvoor conform het Bodemdecreet en het een oriënterend onderzoek verplicht is bij overdracht, onteigening, sluiting, faillissement en vereffening, en om de tien jaar S= Inrichting waarvoor conform artikel 33bis van het Bodemdecreet en artikel 17 van het decreet van 25 mei 2012 tot wijziging van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming met het oog op de omzetting van de Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging), de exploitant onder leiding van een bodemsaneringsdeskundige een oriënterend bodemonderzoek uitvoert en het verslag ervan aan de OVAM bezorgt op het volgende tijdstip: 1 als het gaat om een waarvoor de milieuvergunningsaanvraag bij de vergunningverlenende overheid wordt ingediend en de in gebruik genomen wordt op of na de datum van inwerkingtreding van artikel 30 van het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu houdende Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 74/335

75 omzetting van Europese richtlijnen en andere diverse wijzigingen: vóór de milieuvergunningsaanvraag bij de vergunningverlenende overheid wordt ingediend; 2 als het gaat om een waarvoor de milieuvergunningsaanvraag bij de vergunningverlenende overheid werd ingediend en de in gebruik genomen werd vóór de datum van inwerkingtreding van artikel 30 van het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu houdende omzetting van Europese richtlijnen en andere diverse wijzigingen, of als het gaat om een waarvoor de milieuvergunningsaanvraag bij de vergunningverlenende overheid werd ingediend na 6 januari 2013 en vóór de datum van inwerkingtreding van artikel 30 van het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu houdende omzetting van Europese richtlijnen en andere diverse wijzigingen en de in gebruik genomen wordt op of na de datum van inwerkingtreding van artikel 30 van het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu houdende omzetting van Europese richtlijnen en andere diverse wijzigingen: vóór 7 januari In afwijking daarvan is het oriënterend bodemonderzoek verplicht vóór 7 juli 2015 als het gaat om een die ingedeeld is onder een van de volgende rubrieken: a) en voor activiteiten die niet vielen onder de rubrieken g), 2.2.7, , 2.3.8, b) en c) en zoals geldig vóór de datum van inwerkingtreding van artikel 30 van het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu houdende omzetting van Europese richtlijnen en andere diverse wijzigingen; b) a), iii) tot en met v); c) b); d) 2.4.5; e) 2.4.6; f) 3.6.7; g) ; h) b); i) 5.5. voor activiteiten betreffende productie door biologische omzetting; j) voor activiteiten betreffende productie door biologische omzetting; k) voor activiteiten met een nominaal thermisch ingangsvermogen van 50 MW"; 3 als het gaat om een waarvoor de milieuvergunningsaanvraag vóór 7 januari 2013 bij de vergunningverlenende overheid werd ingediend en de nog niet in gebruik genomen werd op de datum van inwerkingtreding van artikel 30 van het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu houdende omzetting van Europese richtlijnen en andere diverse wijzigingen: vóór de in gebruik genomen wordt. Rubriek 1. AARDOLIE OF AARDOLIEPRODUCTEN Rubriek 1.1. Raffinage, distillatie, kraken, vergassen 1.1. Niet in rubriek begrepen en voor de raffinage, voor de distillatie, het kraken, het vergassen of enige andere wijze van verwerking van aardolie of aardolieproducten (Voor het raffineren van ruwe aardolie: zie rubriek ) Rubriek 1.2. Opslagplaats voor aardpek, teer, asfalt, pek > kg 1.2. Opslagplaats voor aardpek, teer, asfalt, pek en dergelijke stoffen van meer dan kg Uitzondering : de tijdelijke opslag op een bouwplaats is niet ingedeeld. Rubriek 1.3. Commerciële winning van aardolie Jaarverslag 1 M,X,Y k A P J,R B,S Jaarverslag 2 A Jaarverslag Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 75/335

76 1.3. Commerciële winning van aardolie gewonnen hoeveelheid meer dan 500 ton aardolie per dag bedraagt Rubriek 1.4. Opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten 1.4. Installaties voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een opslagcapaciteit van ton of meer Rubriek 1.5. Winning vloeibare koolwaterstoffen 1.5. Winning van andere dan in 1.3 genoemde vloeibare koolwaterstoffen, zoals gedefinieerd in artikel 2, 2, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond Rubriek 2. AFVALSTOFFEN 2. Afvalstoffen en voor de verwerking van afvalstoffen overeenkomstig het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen en zijn uitvoeringsbesluiten. Opmerkingen: De hieronder genoemde drempelwaarden hebben in het algemeen betrekking op de productiecapaciteit, op het vermogen, of op de opslagcapaciteit. Wanneer de exploitant in dezelfde milieutechnische eenheid verscheidene activiteiten van dezelfde rubriek verricht, worden de capaciteiten van de activiteiten bij elkaar opgeteld. Opslagcapaciteit : waar opslagcapaciteit wordt gebruikt, wordt de som bedoeld van alle capaciteiten voor opslag van de verschillende soorten afvalstoffen (bv. de gerecupereerde afvalstoffen, de restfracties). Gevaarlijke afvalstoffen zijn alle afvalstoffen die overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen als gevaarlijke afvalstoffen zijn gedefinieerd. Niet gevaarlijke afvalstoffen zijn alle afvalstoffen die overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen niet als gevaarlijke afvalstoffen zijn gedefinieerd. 1 E,N A P J B Jaarverslag 1 A P J B Jaarverslag 1 E,N A P J B Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 76/335

77 Voor de begrippen verwijdering en nuttige toepassing gelden de definities van hetbesluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen. [...] Uitzonderingen: De voorlopige opslag en het demonteren, klieven, knippen, persen en / of zagen van afvalstoffen op de plaats van de productie, voorafgaand aan elke inzameling, zijn geen en voor het verwerken van afvalstoffen indien de opslag en de mechanische behandeling gebeuren in functie van een georganiseerde afvoer van afvalstoffen, tenzij anders bepaald in deze bijlage. De opslag van afvalstoffen die ontstaan uit de aanvaardingsplicht of terugnameplicht of de vrijwillige terugname van stoffen, is geen voor de verwerking van afvalstoffen indien aan beide volgende voorwaarden is voldaan : de opslag gebeurt bij de eindverkoper, tussenhandelaar, producent of invoerder van de stoffen; de opslag gebeurt in functie van een georganiseerde regelmatige afvoer van de afvalstoffen, tenzij anders bepaald in deze bijlage. Deze opslag kan wel ingedeeld zijn volgens een andere rubriek. De opslag van afgedankte draagbare batterijen, zoals gedefinieerd in het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, op een inzamelpunt waar alleen eindgebuikers ze kunnen inleveren, is geen voor de verwerking van afvalstoffen als de afvalstoffen regelmatig voor verwerking worden afgevoerd en als dat gekoppeld is aan educatieve acties inzake preventie. Uitzonderingen: Kringloopcentra, e.d., met name en waar tweedehands huishoudelijke goederen en hiermee vergelijkbare bedrijfsgoederen die in aanmerking komen voor producthergebruik (zoals kleding, boeken, meubelen, huisraad, speelgoed, elektrische en elektronische apparatuur) worden opgeslagen, gesorteerd, gereinigd en/of hersteld, zijn geen en voor de verwerking van afvalstoffen. Uitzonderingen : Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 77/335

78 De opslag van heel kleine huishoudelijke afgedankte elektrische en elektronische apparaten als vermeld in artikel 1.2.1, 2, 94, van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, met uitzondering van lampen en rookmelders, is geen voor de verwerking van afvalstoffen als er cumulatief aan de volgende voorwaarden wordt voldaan : 1 de opslag vindt plaats in een geschikt recipiënt op een plaats waar maximaal twee maal per jaar gedurende maximaal zeven aansluitende kalenderdagen heel kleine huishoudelijke afgedankte elektrische en elektronische apparaten worden opgeslagen; 2 uiterlijk drie werkdagen na de afsluiting van de periode, vermeld in punt 1, wordt alles opgehaald door een geregistreerd inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar, die daarover een overeenkomst heeft gesloten met een beheersorganisme ter uitvoering van een milieubeleidsovereenkomst of met een producent die beschikt over een goedgekeurd individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan; 3 het afgiftebewijs wordt door de exploitant van de verzonden aan het beheersorganisme of de producent met een goedgekeurd afvalpreventie- en afvalbeheerplan, waarmee wordt samengewerkt; 4 de actie wordt gekoppeld aan educatieve acties inzake preventie, hergebruik en verwerking van afgedankte elektrische en elektronische apparaten. Rubriek 2.1. Opslag en overslag van afvalstoffen 2.1 Opslag en overslag van afvalstoffen Jaarverslag Opmerking: De opslag en overslag van dierlijke bijproducten die worden beschouwd als afvalstoffen zoals bedoeld in hetdecreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, zijn ingedeeld onder de subrubriek en vallen niet onder deze subrubriek Opslag van afvalstoffen niet aan een verwerking van de afvalstoffen verbonden 1 O,T B A Uitzondering De hiernavolgende opslag is geen voor het verwerken van afvalstoffen : a) de opslag van inerte bouw en Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 78/335

79 sloopafval op de bedrijfsterreinen van aannemers van bouw en wegeniswerken voor zover deze opgeslagen afvalstoffen nuttig worden toegepast of aangewend worden als grondstoffen zoals gedefinieerd in het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen bij de uitoefening van de normale bedrijfsactiviteit; b) de opslag van inerte bouw- en sloopafval op terreinen of bij installaties waarvoor een geldige milieu- of bouwvergunning werd afgeleverd en voor zover deze opslag bijdraagt tot het realiseren van het voorwerp van de vergunning; c) de opslag van gerecupereerde bouwmaterialen. Deze opslag kan wel ingedeeld zijn volgens een andere rubriek (zie o.a. rubriek 30) Opslag en overslag van afvalstoffen die niet aan verwerking verbonden zijn, met een opslagcapaciteit van (overslag van afvalstoffen is het bijeenvoegen van gelijksoortige afvalstoffen in grotere recipiënten en/of transportmiddelen met het oog op een rendabeler transport ervan): a) maximaal 1 ton 2 O, T O b) meer dan 1 ton voor afvalstoffen die ook asbestafval als bedoeld sub c) kunnen omvatten c) meer dan 1 ton voor asbestafval bestaande uit asbestcement of andere asbesthoudende bouwmaterialen waarin asbest in gebonden vorm aanwezig is Tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem die niet voldoet aan een toepassing als vermeld in het Bodemdecreet en het. Bijhorende beperkte mechanische activiteiten, zoals het sorteren en/of zeven van uitgegraven bodem zijn begrepen in deze rubriek 1 O, T B A 1 O, T N A 1 met een capaciteit van maximaal 2 A,[...],O N O m 3 2 met een capaciteit van meer dan 1 [...],O N A m 3 Rubriek 2.2. Opslag en nuttige toepassing van afvalstoffen 2.2 Opslag en nuttige toepassing van afvalstoffen Alle en onder 2.2. zijn en waarin handelingen gebeuren waardoor nuttige toepassing Jaarverslag Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 79/335

80 van het merendeel van de afvalstoffen mogelijk wordt. Het verbranden van afvalstoffen al of niet met terugwinning van energie en/of stoffen alsook het reinigen van recipiënten door uitbranden zijn ingedeeld onder Opslag en sortering van: Sorteren is de afvalstoffen manueel of met lichte gereedschappen soort bij soort voegen. Indien het sorteren deel is van andere ingedeelde handelingen op afvalstoffen, valt weg a) inerte afvalstoffen 2 O, T A b) selectief ingezamelde huishoudelijke afvalstoffen en met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen, met inbegrip van gevaarlijk afval (containerpark) Het is een van een exploitant die belast is met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen c) niet gevaarlijke afvalstoffen bestaande uit papier en karton, hout, textiel, kunststoffen, metaal, glas, rubber, bouw en sloopafval, met een opslagcapaciteit van: 2 A,O, T A 1 maximaal 100 ton 2 O,T A 2 meer dan 100 ton 1 O,T B A d) andere niet gevaarlijke afvalstoffen, met een opslagcapaciteit van : 1 maximaal 100 ton 2 O,T A 2 meer dan 100 ton 1 O,T B B e) gevaarlijke afvalstoffen, uitgezonderd de in subrubriek 2.2.1, b) ingedeelde en, met een opslagcapaciteit van: 1 maximaal 1 ton 2 O,T A 2 meer dan 1 ton voor afvalstoffen andere dan asbestafval bestaande uit asbestcement of andere asbesthoudende bouwmaterialen waarin asbest in gebonden vorm aanwezig is 3 meer dan 1 ton voor asbestafval bestaande uit asbestcement of andere asbesthoudende bouwmaterialen waarin asbest in gebonden vorm aanwezig is Opslag en mechanische behandeling van : Mechanisch behandelen is het behandelen van de afvalstoffen met werktuigen, zonder de chemische eigenschappen van de afvalstoffen te veranderen. Het is o.m. het breken, demonteren, hakselen, klieven, knippen, kuisen, persen, pletten, scheiden, shredderen, snijbranden, stralen, wassen, zagen, zeven. Het persen van papier, karton, textiel, 1 O,T A P J B 1 O,T N B Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 80/335

81 kunststoffen, rubber en metaal in een perscontainer op de plaats van inzameling (containerpark) van die afvalstoffen wordt in deze context niet beschouwd als een behandeling van afvalstoffen. Het mechanisch behandelen op de bouwplaats zelf, op percelen waarop de stedenbouwkundige vergunning voor het bouwwerk betrekking heeft, van inerte stoffen die bij de uitvoering van wegeniswerken ontstaan, wordt in deze context evenmin als een behandeling van afvalstoffen beschouwd indien die stoffen nuttig worden aangewend op die bouwplaats zelf. De nuttige toepassing moet blijken uit het feit dat indien de restanten niet zouden gebruikt worden, een alternatief met vergelijkbare eigenschappen zou moeten aangevoerd worden als grondstof. a) inerte afvalstoffen, met een opslagcapaciteit van : 1 maximaal m³ 2 O,T A 2 meer dan m³ 1 O,T B A b) niet gevaarlijke afvalstoffen uit c., met een opslagcapaciteit van: 1 maximaal 100 ton 2 O,T A 2 meer dan 100 ton 1 O,T B A c) niet gevaarlijk schroot, met een opslagcapaciteit van: 1 maximaal 10 ton 3 O 2 meer dan 10 ton tot en met 100 ton 2 O,T A 3 meer dan 100 ton 1 O,T B B d) Voertuigwrakken of afgedankte voertuigen, met een opslagcapaciteit van: Uitzonderingen: 1. De opslag en mechanische behandeling van voertuigwrakken of afgedankte voertuigen vallend onder de toepassing van rubriek 15.5, zijn niet ingedeeld in onderhavige rubriek 2.2.2, d); 2. De opslag van voertuigwrakken of afgedankte voertuigen op de plaats van productie is niet ingedeeld in onderhavige rubriek d) indien de opslag gebeurt in functie van een regelmatige afvoer. 3. De opslag van voertuigwrakken of afgedankte voertuigen ontstaan uit de aanvaardingsplicht, terugnameplicht of de vrijwillige terugname, is niet Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 81/335

82 ingedeeld in onderhavige rubriek d) indien de opslag gebeurt bij de eindverkoper, tussenhandelaar, producent of invoerder van de stoffen en indien de opslag gebeurt in functie van een regelmatige afvoer. 1 maximaal 25 ton of 25 voertuigwrakken of afgedankte voertuigen die noch vloeistoffen, noch andere gevaarlijke onderdelen bevatten (deze afgedankte voertuigen zijn enkel afkomstig van erkende centra voor depollutie, demontage en vernietiging van afgedankte voertuigen), en/of maximaal 5 ton of 5 voertuigwrakken of afgedankte voertuigen die wel nog vloeistoffen en/of andere gevaarlijke onderdelen bevatten, 2 meer dan 25 ton of 25 voertuigwrakken of afgedankte voertuigen tot maximaal 100 ton of 100 voertuigwrakken of afgedankte voertuigen die noch vloeistoffen, noch andere gevaarlijke onderdelen bevatten (deze afgedankte voertuigen zijn enkel afkomstig van erkende centra voor depollutie, demontage en vernietiging van afgedankte voertuigen), en/of meer dan 5 ton of 5 voertuigwrakken of afgedankte voertuigen tot maximaal 100 ton of 100 voertuigwrakken of afgedankte voertuigen die wel nog vloeistoffen en/of andere gevaarlijke onderdelen bevatten, 3 meer dan 100 ton of 100 voertuigwrakken of afgedankte voertuigen die al dan niet vloeistoffen of andere gevaarlijke onderdelen bevatten (afgedankte voertuigen die noch vloeistoffen, noch andere gevaarlijke onderdelen bevatten zijn enkel afkomstig van erkende centra voor depollutie, demontage en vernietiging van afgedankte voertuigen) e) scheepssloperijen en sloperijen andere dan bedoeld onder c) en d) f) andere niet-gevaarlijke afvalstoffen met een opslagcapaciteit van: 3 O 2 O,T A 1 O,T B B 1 O,T B B 1 maximaal 100 ton 2 O,T A 2 meer dan 100 ton 1 O,T B B g) andere gevaarlijke afvalstoffen, met een opslagcapaciteit van: 1 maximaal 1 ton 2 O,T A Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 82/335

83 2 meer dan 1 ton 1 O,T B h) afvalstoffen afkomstig van één specifiek bouw- en sloopwerf of wegenwerk, waarbij minstens 50% van de stoffen na behandeling nuttig worden aangewend op de plaats van ontstaan, waarbij de niet langer dan één jaar in exploitatie zal zijn en waarbij de zich op maximaal m van het wegenwerk bevindt of ter plaatse (op het perceel zelf of op een aangrenzend perceel) van de bouw- en sloopwerf Opslag en biologische behandeling van: nuttige toepassing op de plaats van productie, inclusief thuiscompostering, alsook boerderijcompostering wanneer er gewerkt wordt met uitsluitend bedrijfseigen uitgangsmateriaal en de compost uitsluitend bestemd is voor de eigen percelen, wordt niet als een opslag of behandeling van afvalstoffen beschouwd; a) compostering van uitsluitend groenafval met: 1 opslag en/of composteerruimte van maximaal 25 m opslag en/of composteerruimte van meer dan 25 m 3 tot en met m 3 2 A,O,T N 3 opslag en/of composteerruimte 1 G,M,O,T B E J O van meer dan m 3 b) compostering van groente-, fruiten tuinafval (GFT-afval) met: 1 opslag en/of composteerruimte, inclusief wijkcompostering, compostpaviljoen, e.d., van maximaal 25 m 3 2 opslag en/of composteerruimte van meer dan 25 m³ tot en met m³ 3 opslag en/of composteerruimte van meer dan m³ c) compostering van organischbiologische bedrijfsafvalstoffen 1 opslag en/of composteerruimte van maximaal 25 m³ uitsluitend bedrijfseigen uitgangsmateriaal 2 opslag en/of composteerruimte, andere dan deze bedoeld onder 1, van maximaal m³ 3 opslag en/of composteerruimte van meer dan m³ d) Opslag en voorbehandeling van maaisel in afwachting van een nuttige toepassing met een opslagcapaciteit: 1 tot en met m³ 3 3 [...] 2 A,M,O,T N O 1 G,M,O,T B E J O 3 O,T 2 A,M,O,T N O 1 G,M,O,T B E J O Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 83/335

84 2 meer dan m³ 2 O,T e) vergisting van niet gevaarlijke afvalstoffen f) andere biologische behandeling van niet gevaarlijke afvalstoffen g) biologische behandeling van gevaarlijke afvalstoffen Dierlijke bijproducten niet bestemd voor menselijke consumptie die worden beschouwd als afvalstoffen zoals bedoeld in het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen Voor dierlijke bijproducten niet bestemd voor menselijke consumptie, andere dan afvalstoffen: zie inzonderheid indelingsrubriek De be- en verwerking van dierlijke mest valt onder de toepassing van de rubriek Voor de toepassing van deze subrubriek gelden de volgende definities conform de EU- Verordening 1774/2002 van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten: 1. dierlijke bijproducten : hele kadavers of delen van dieren of producten van dierlijke oorsprong, zoals bedoeld in de artikelen 4, 5 en 6 van de EU- Verordening 1774/2002, die niet voor menselijke consumptie bestemd zijn, met inbegrip van eicellen, embryo's en sperma 2. dierlijk afval : dierlijke bijproducten, voor zover ze voldoen aan de definitie van afval uit het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, met uitzondering van keukenafval, etensresten, voormalige voedingsmiddelen, rauwe melk, eierschalen en bijproducten van gebarsten eieren, honing, schalen van schaaldieren, schelpen van schelpdieren, de inhoud van het maagdarmkanaal, in zoverre deze gescheiden is van het maagdarmkanaal, uitwerpselen, eicellen, embryo s en sperma; 3. categorie 1-materiaal : dierlijke bijproducten zoals bedoeld in artikel 4 van bovenvermelde EU- Verordening nr. 1774/2002; 4. categorie 2-materiaal : dierlijke bijproducten zoals bedoeld in artikel 5 van bovenvermelde EU- Verordening nr. 1774/2002; 5. categorie 3-materiaal : dierlijke bijproducten zoals bedoeld in artikel 6 van bovenvermelde EU- Verordening nr. 1774/2002; 6. intermediair categorie 1- of 1 G,M,O,T B E J O 1 G,M,O,T B E J A 1 G,M,O,T A P J A Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 84/335

85 categorie 2-bedrijf : een bedrijf waar niet verwerkt categorie 1- of categorie 2-materiaal wordt gehanteerd en/of tijdelijk opgeslagen met het oog op verder vervoer naar de eindbestemming en waar bepaalde voorbereidende activiteiten, zoals het verwijderen van huiden en het verrichten van keuringen na de slacht, kunnen plaatsvinden; intermediair categorie 3-bedrijf : een bedrijf waar niet-verwerkt categorie 3-materiaal wordt gesorteerd en/of versneden en/of gekoeld of diepgevroren in blokken en/of tijdelijk opgeslagen met het oog op verder vervoer naar de eindbestemming; verwerkingsbedrijf : een bedrijf waar dierlijke bijproducten worden verwerkt waarbij onder verwerkte producten wordt verstaan dierlijke bijproducten die een van de verwerkingsmethoden of een andere behandeling volgens de eisen van bijlage VII of VIII van de EU-Verordening hebben ondergaan; opslagbedrijf : een bedrijf, met uitzondering van de onder EGrichtlijn 95/69/EG van 22 december 1995 houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de erkenning en de registratie van bedrijven en tussenpersonen in de sector diervoeding vallende bedrijven en tussenpersonen, waar verwerkte producten tijdelijk worden opgeslagen voordat zij voor hun einddoel worden gebruikt of definitief worden verwijderd; technisch bedrijf : een bedrijf waar dierlijke bijproducten worden gebruikt voor de vervaardiging van technische producten waarbij onder technische producten wordt verstaan rechtstreeks van bepaalde dierlijke bijproducten vervaardigde producten die niet voor menselijke consumptie of diervoeding bestemd zijn, zoals gelooide en behandelde huiden, jachttrofeeën, bewerkte wol, haar, varkenshaar, veren en delen van veren, serum van paardachtigen, bloedproducten, farmaceutische producten, medische hulpmiddelen, cosmetische producten, beenderproducten voor porselein, gelatine en lijm, biologische meststoffen, bodemverbeteraars, gesmolten vet, vetderivaten, verwerkte mest en melk en producten op basis van melk. a) Opslagbedrijf 1 G,O,T N A b) Intermediair categorie 3-bedrijf 2 A,G,O,T N A Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 85/335

86 c) Intermediair categorie 1- of categorie 2-bedrijf d) Verwerkingsbedrijf van categorie 3- materiaal e) Verwerkingsbedrijf van categorie 2- materiaal f) Verwerkingsbedrijf van categorie 1- materiaal 1 G,O,T N P A 2 A,G,O,T A 1 G,M,O,T B P J A 1 G,M,O,T A P J A [...] [...] [...] [...] [...] [...] [...] [...] [...] Opslag en fysisch-chemische behandeling al of niet in combinatie met een mechanische behandeling, van: Fysisch-chemisch behandelen van afvalstoffen is de chemische eigenschappen, de chemische samenstelling of de aggregatietoestand van de afvalstoffen wijzigen. Het is o.m. het decanteren, distilleren, extraheren, mengen, neerslaan, neutraliseren, ontwateren, oxideren, raffineren, reduceren, regenereren, smelten, solidifiëren. Er kan overlapping zijn met rubriek Uitzondering: Het afscheiden van vuil en van verontreinigende stoffen uit water, rioolwater en/of afvalwater door middel van vuilroosters, roostergoedpers, zandvangers, vetvangers, voorbezinktanks, beluchtingsbassins,nabezinktanks, voorindikkers, na-indikkers, centrifugeren en/of persen, en andere procesmatige onderdelen van afvalwaterzuiveringsinstallaties als bedoeld in rubriek 3.6 en van drinkwaterzuiveringsinstallaties, betreft geen voor de verwerking van afvalstoffen en is dus niet ingedeeld onder onderhavige rubriek 2. a) niet gevaarlijke slibs, met een opslagcapaciteit van: 1 tot en met 1 ton 2 A,O,T O 2 meer dan 1 ton 1 M,O,T A B b) gevaarlijke slibs, met een opslagcapaciteit van: 1 tot en met 1 ton 2 A,O,T A 2 meer dan 1 ton 1 M,O,T A P J B c) afgewerkte olie, met een opslagcapaciteit van: 1 tot en met 1 ton 2 A,O,T A 2 meer dan 1 ton 1 M,O,T A P J B d) organische oplosmiddelen, met een opslagcapaciteit van: 1 tot en met 1 ton 2 A,G,O,T A 2 meer dan 1 ton 1 G,M,O,T A P J B e) andere niet gevaarlijke afvalstoffen, Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 86/335

87 met een opslagcapaciteit van: 1 tot en met 1 ton 2 A,O,T O 2 meer dan 1 ton 1 M,O,T A B f) andere gevaarlijke afvalstoffen, met een opslagcapaciteit van: 1 tot en met 1 ton 2 A,O,T A 2 meer dan 1 ton 1 M,O,T A P J B Opslag en reiniging van recipiënten (verpakkingen en containers) door inwendig wassen van: Containers zijn laadkisten voor vervoer, maar ook tankwagens, bulkwagens, spoorwegwagens, scheepsruimen. a) recipiënten die stoffen hebben bevat die als afvalstoffen bij de inerte afvalstoffen zijn gerangschikt b) recipiënten die biologische stoffen hebben bevat die als afvalstoffen bij de niet-gevaarlijke biologische afvalstoffen zijn gerangschikt c) recipiënten die stoffen hebben bevat die als afvalstoffen bij de andere niet-gevaarlijke afvalstoffen zijn gerangschikt d) recipiënten die stoffen hebben bevat die als afvalstoffen bij de gevaarlijke afvalstoffen zijn gerangschikt Uitzondering: het wassen -bij de vuller of gebruiker- van verpakkingen die bestemd en ontworpen zijn om binnen hun levensduur een aantal omlopen te maken, dat wil zeggen die opnieuw gevuld of gebruikt worden voor hetzelfde doel als waarvoor zij zijn ontworpen, is geen voor de verwerking van afvalstoffen. 2 O,T A 2 O,T A 1 M,O,T A P J B 1 M,O,T A P J B [...] [...] [...] Opslag en behandeling van baggerspecie afkomstig van het ruimen, verdiepen en/of verbreden van bevaarbare en onbevaarbare waterlopen behorende tot het openbaar hydrografisch net en/of van de aanleg van nieuwe waterinfrastructuur: a) opslag in afwachting van behandeling b) mechanische, fysisch-chemisch en/of biologische behandeling Rubriek 2.3. Opslag en verwijdering van afvalstoffen 2.3 Opslag en verwijdering van afvalstoffen Alle en onder 2.3. zijn en waarin handelingen gebeuren die leiden tot de vernietiging of de definitieve opslag in of op de bodem van afvalstoffen, met uitzondering van subrubriek Het verbranden en meeverbranden 3 A 3 A B Jaarverslag Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 87/335

88 van afvalstoffen al of niet met terugwinning van energie en/of stoffen alsook het reinigen van recipiënten door uitbranden, zijn gerangschikt onder deze rubriek Opslag en mechanische behandeling, andere dan deze bedoeld in rubriek , van: Mechanisch behandelen is het behandelen van de afvalstoffen met werktuigen, zonder de chemische eigenschappen van de afvalstoffen te veranderen. Het is o.m. het breken, demonteren, hakselen, klieven, knippen, kuisen, persen, pletten, scheiden, shredderen, snijbranden, stralen, wassen, zagen, zeven. a) niet-gevaarlijke afvalstoffen 1 O,T B A b) gevaarlijke afvalstoffen 1 O,T A P J B Opslag en fysisch-chemische behandeling, al of niet in combinatie met mechanische behandeling, andere dan deze bedoeld in rubriek , van : Fysisch-chemisch behandelen van afvalstoffen is de chemische eigenschappen, de chemische samenstelling of de aggregatietoestand van de afvalstoffen wijzigen. Het is o.m. het decanteren, distilleren, extraheren, mengen, neerslaan, neutraliseren, ontwateren, oxideren, raffineren, regenereren, reduceren, smelten, solidifiëren. Er kan overlapping zijn met rubriek Uitzondering: Het afscheiden van vuil en van verontreinigende stoffen uit water, rioolwater en/of afvalwater door middel van vuilroosters, roostergoedpers, zandvangers, vetvangers, voorbezinktanks, beluchtingsbassins, nabezinkstanks, voorindikkers, na-indikkers, centrifugeren en/of persen, en andere procesmatige onderdelen van afvalwaterzuiveringsinstallaties als bedoeld in rubriek 3.6 en van drinkwaterzuiveringsinstallaties, betreft geen voor de verwerking van afvalstoffen en is dus niet ingedeeld onder onderhavige rubriek 2. a) niet-gevaarlijke slibs 1 M,O,T A J A b) gevaarlijke slibs 1 M,O,T A P J A c) afgewerkte olie 1 M,O,T A P J A d) organische oplosmiddelen 1 M,O,T A P J B e) andere niet-gevaarlijke afvalstoffen f) restvloeistoffen, afkomstig van het vullen en het schoonmaken van apparatuur voor de 1 O,T A 2 O,T Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 88/335 A

89 toepassing van gewasbeschermingsmiddelen, met uitzondering van hand- en rugspuitapparatuur g) andere gevaarlijke afvalstoffen 1 M,O,T A P J B Opslag en biologische behandeling, andere dan deze bedoeld in rubriek , van : a) niet-gevaarlijke afvalstoffen 1 O,T A A b) restvloeistoffen, afkomstig van het vullen en het schoonmaken van apparatuur voor de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen, met uitzondering van hand- en rugspuitapparatuur 2 O,T c) andere gevaarlijke afvalstoffen 1 O,T A B Opslag en verbranding of meeverbranding, al dan niet als experiment, met of zonder energiewinning en met of zonder terugwinning van stoffen van : Uitzondering: 1. Het verbranden van onbehandeld stukhout in houtkachels voor de verwarming van woonverblijven en werkplaatsen, in sfeerverwarmers en gelijksoortige toestellen met een nominaal thermisch vermogen van maximaal 300 kw, is geen voor de verwerking van afvalstoffen Opslag en verbranding van: a) Biomassa-afval : 1 - plantaardig afval van landen bosbouw - plantaardig afval van de levensmiddelenindustrie - vezelachtig plantaardig afval afkomstig van de productie van ruwe pulp en van de productie van papier uit pulp, dat op de plaats van productie wordt meeverbrand en waarvan de vrijgekomen energie wordt teruggewonnen - kurkafval - onbehandeld houtafval,met een nominaal thermisch vermogen van: 1) tot en met 5 MW 2 A,O,T 2) meer dan 5 MW 1 M,O,T B 2 niet verontreinigd behandeld houtafval, met een nominaal thermisch vermogen van 1) tot en met 5 MW 2 A,M,O,T 2) meer dan 5 MW 1 M,O,T B b) verontreinigd behandeld houtafval 1 M,O,T B A c) afgewerkte olie 1 M,O,T B P J A d) (opgeheven) Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 89/335

90 e) niet-gevaarlijke huishoudelijke afvalstoffen f) niet-gevaarlijke bedrijfsafvalstoffen die vergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen g) vast niet-risicohoudend medisch afval h) risicohoudend medisch afval en vloeibaar en pasteus nietrisicohoudend medisch afval 1 M,O,T B P J A 1 M,O,T B P J A 1 G,M,O,T B P J 1 G,M,O,T A P J A i) krengen in dierencrematoria 1 G,M,O,T P J A j) andere niet-gevaarlijke afvalstoffen 1 M,O,T B P J k) andere gevaarlijke afvalstoffen 1 M,O,T A P J A l) dierlijk afval met uitzondering van krengen in dierencrematoria 1 G,M,O,T B P J A m) waterzuiveringsslib 1 M,O,T B P J A Opslag en medeverbranding van: a) Biomassa-afval: 1 - plantaardig afval van landen bosbouw - plantaardig afval van de levensmiddelenindustrie - vezelachtig plantaardig afval afkomstig van de productie van ruwe pulp en van de productie van papier uit pulp, dat op de plaats van productie wordt meeverbrand en waarvan de vrijgekomen energie wordt teruggewonnen - kurkafval onbehandeld houtafval, met een nominaal thermisch vermogen van: 1) tot en met 5 MW 2 A,O,T 2) meer dan 5 MW 1 M,O,T B 2 niet verontreinigd behandeld houtafval, met een nominaal thermisch vermogen van 1) tot en met 5 MW 2 A,M,O,T 2) meer dan 5 MW 1 M,O,T B b) verontreinigd behandeld houtafval 1 M,O,T B A c) afgewerkte olie 1 M,O,T B P J A d) andere niet-gevaarlijke afvalstoffen 1 M,O,T B P J e) andere gevaarlijke afvalstoffen 1 M,O,T A P J A f) dierlijk afval met uitzondering van krengen in dierencrematoria 1 G,M,O,T P J A g) waterzuiveringsslib 1 M,O,T B P J A Experimentele verbranding of meeverbranding waar minder dan 50 ton afval per jaar wordt verbrand of meeverbrand. Wanneer minder dan 50 ton afval per jaar wordt verbrand of meeverbrand zijn de rubrieken of niet van 1 M,O,T B P J A A A Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 90/335

91 toepassing. Wanneer meer dan 50 ton afval per jaar wordt verbrand of meeverbrand, wordt de ingedeeld onder of [...] [...] [...] [...] [...] [...] [...] Opslag en reiniging van metalen recipiënten door uitbranden Stortplaatsen, andere dan die vermeld in rubriek 2.3.7, van: 1 M,O,T B P J B Het rechtstreeks terugstorten op de plaats van ontginning, van materialen of stoffen in hun natuurlijke staat, voorzover ze afkomstig zijn van geologische afzettingen die tot het tertiare of het kwartaire tijdperk behoren (zand-, klei-, leem, mergel en grindafzettingen) is geen stortactiviteit0 a) Categorie 3: stortplaats voor inerte afvalstoffen 1) stortplaats voor inerte afvalstoffen 2) monostortplaats voor inerte afvalstoffen b) Categorie 2: stortplaats voor niet gevaarlijke afvalstoffen 1) stortplaats voor gemengde niet-gevaarlijke huishoudelijke vaste afvalstoffen met hoog gehalte aan organisch/bioafbreekbaar en anorganisch afval 2) stortplaats voor voornamelijk organisch niet-gevaarlijke afvalstoffen 3) stortplaats voor anorganische niet-gevaarlijke afvalstoffen met laag organisch/bioafbreekbaar gehalte 4) monostortplaats voor nietgevaarlijke afvalstoffen, andere dan inerte afvalstoffen 5) stortplaats voor nietgevaarlijke afvalstoffen van iedere andere oorsprong die voldoen aan de criteria voor de aanvaarding van afvalstoffen op stortplaatsen voor niet gevaarlijk afval (criteria: zie afdeling van titel II van het VLAREM) 6) stortplaats voor stabiele, nietreactieve gevaarlijke afvalstoffen (bij voorbeeld verharde of verglaasde afvalstoffen) met een uitlooggedrag dat gelijkwaardig is aan dat van de onder 5 vermelde niet gevaarlijke afvalstoffen, en die voldoen aan de relevante 1 [...],O,W B A 1 [...],O,W B A 1 [...],G,O,W A P J B 1 [...],G,O,W A P J B 1 [...],G,O,W A P J B 1 [...],G,O,W A P J B 1 [...],G,O,w A P J B 1 [...],G,O,W A P J B Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 91/335

92 aanvaardingscriteria (criteria: zie afdeling van titel II van het VLAREM); die gevaarlijke afvalstoffen worden niet gestort in cellen die voor biologisch afbreekbare niet gevaarlijke afvalstoffen bestemd zijn c) Categorie 1: stortplaats voor gevaarlijke afvalstoffen 1) stortplaats voor gevaarlijke afvalstoffen die voldoen aan de criteria voor de aanvaarding van afvalstoffen op stortplaatsen voor gevaarlijke afvalstoffen (criteria: zie afdeling van titel II van het VLAREM) 2) monostortplaats voor gevaarlijke afvalstoffen 3) monostortplaatsen voor gevaarlijke afvalstoffen die bestaan uit asbestcement of andere asbesthoudende bouwmaterialen waarin asbest in gebonden vorm aanwezig is 4) Ondergrondse opslagplaats voor gevaarlijke afvalstoffen Opslag, behandeling en verwijdering van baggerspecie met uitzondering van het ter plaatse uitspreiden van niet-verontreinigde ruimingsspecie [...] [...] a) monostortplaatsen voor baggerspecie en/of ruimingsspecie afkomstig van het ruimen, verdiepen en/of verbreden van bevaarbare en onbevaarbare waterlopen behorende tot het openbaar hydrografisch net en/of van de aanleg van nieuwe waterinfrastructuur b) terugstorten van sub a) bedoelde baggerspecie en/of ruimingsspecie in de waterloop waaruit deze afkomstig is c) opslag van sub a) bedoelde baggerspecie en/of ruimingsspecie in afwachting van behandeling d) mechanische, fysisch-chemische en/of biologische behandeling van sub a) bedoelde baggerspecie en/of ruimingsspecie Installaties voor de verwijdering van niet-gevaarlijke afvalstoffen, met een capaciteit van meer dan 50 ton per dag, met uitzondering van de installaties, vermeld in 2.4.3, a), i en ii. (Er kan een overlapping zijn met andere deelrubrieken van rubriek 2.3.) 1 [...],G,O,w A P J B 1 [...],G,O,W A P J B 1 [...],G,O,W B P J B 1 N,G,O,W B P J B 1 N,O,W B A 2 O,T 2 O,T A 2 O,T A 1 G,O B E J,R A Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 92/335

93 [...] [...] [...] [...] [...] [...] [...] [...] Het verzamelen of storten van winningsafval op een terrein, ongeacht of dat afval zich in vaste vorm, in een oplossing, in een suspensie, of in vloeibare toestand bevindt, gedurende de volgende termijnen: Uitzondering: Het volgende valt niet onder subrubriek : 1 afval dat wordt gegenereerd door de prospectie, winning en behandeling van mineralen en de exploitatie van groeven, maar dat niet rechtstreeks afkomstig is van die activiteiten; 2 afval dat afkomstig is van de offshoreprospectie, -winning en behandeling van mineralen; 3 de volgende handelingen voor zover ze niet verboden zijn en als ze vergund zijn, overeenkomstig dit besluit en titel II van het VLAREM: a) injectie van water dat stoffen bevat ingevolge exploratie- en winningsactiviteiten van koolwaterstoffen of mijnbouw, en injectie van water om technische redenen, in geologische formaties waaruit koolwaterstoffen of andere stoffen zijn gewonnen of in geologische formaties die van nature blijvend ongeschikt zijn voor andere doeleinden. Dergelijke injecties mogen geen andere stoffen bevatten dan die welke het gevolg zijn van de hierboven vermelde activiteiten; b) herinjectie van uit mijnen en steengroeven gepompt grondwater of met civieltechnische bouw- of onderhoudswerkzaamheden geassocieerd grondwater; 4 niet-verontreinigde bodem en niet-commercialiseerbare fracties oppervlaktedelfstoffen. Opmerking: De definities, vermeld in titel II van het VLAREM onder Afval van winningsindustrieën, zijn tevens van toepassing. a) geen termijn voor afvalvoorzieningen van categorie A en voorzieningen voor in het afvalbeheersplan als gevaarlijk gekarakteriseerd afval; b) een termijn van meer dan zes maanden voor voorzieningen voor gevaarlijk afval dat onverwacht wordt gegenereerd; c) een termijn van meer dan één 2 A,G,M,N,O 1 G,M,N,O B J A 1 G,M,N,O B J A Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 93/335

94 jaar voor voorzieningen voor nietgevaarlijk niet-inert afval; d) een termijn van meer dan drie jaar voor voorzieningen voor nietgevaarlijk afval uit prospectie, afval uit de winning, de behandeling en de opslag van turf en inert afval. Tot voornoemde voorzieningen worden dammen of andere structuren gerekend voor het bevatten, vasthouden, beperken of anderszins ondersteunen van een dergelijke voorziening, alsmede, maar niet uitsluitend, afvalbergen en bekkens, maar met uitzondering van uitgravingen waarin afval wordt teruggeplaatst na extractie van het mineraal met het oog op rehabilitatieen bouwdoeleinden. 2 A,G,M,N,O Dierenbegraafplaatsen 2 O,W N Erratum in art.3,2 bij B.Vl.Reg. tot wijziging van B.Vl.Reg. van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, van B.Vl.Reg. van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne en van B.Vl.Reg. van 17 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en beheer. Rubriek 2.4. Afvalbeheer in het kader van industriële emissies 2.4. Afvalbeheer in het kader van industriële emissies. Voor de rubrieken en a) en b) wordt de capaciteit bepaald op dit rubrieksniveau en niet op het niveau van de onderliggende opsplitsing van die rubrieken. Jaarverslag (Er kan een overlapping zijn met andere subrubrieken van rubriek 2.) De verwijdering of nuttige toepassing van gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton per dag door middel van een of meer van de volgende activiteiten: a) biologische behandeling; b) fysisch-chemische behandeling; c) mengen of vermengen voorafgaand aan een van de onder rubriek en vermelde behandelingen; d) herverpakking voorafgaand aan een van de onder rubriek en vermelde behandelingen; e) terugwinning/regeneratie van oplosmiddelen; f) recycling/terugwinning van andere anorganische materialen dan metalen of metaalverbindingen; g) regeneratie van zuren of basen; h) terugwinning van bestanddelen die worden gebruikt om vervuiling tegen te gaan; i) terugwinning van bestanddelen 1 G,M,O,T,X A P J,R B,S Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 94/335

95 uit katalysatoren; j) herraffinage van olie en ander hergebruik van olie; k) opslag in waterbekkens De verwijdering of nuttige toepassing van afvalstoffen in afvalverbrandings- of afvalmeeverbrandingsinstallaties voor: a) niet-gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 3 ton per uur; b) gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton per dag a) de verwijdering van nietgevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 50 ton per dag door middel van een of meer van de volgende activiteiten, met uitzondering van de activiteiten, vermeld in rubriek 3.6.4: 1 E,G,O,M,T,X A P J,R A,S 1 E,G,O,M,T,X A P J,R B,S 1 biologische behandeling; 1 G,M,O,T,X A P J,R A,S 2 fysisch-chemische behandeling; 3 voorbehandeling van afval voor verbranding of meeverbranding; 4 behandeling van slakken en as; 5 behandeling in shredders van metaalafval, met inbegrip van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur en autowrakken en de onderdelen daarvan. b) nuttige toepassing, of een combinatie van nuttige toepassing en verwijdering, van niet-gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 75 ton per dag, door middel van een of meer van de volgende activiteiten, met uitzondering van de activiteiten, vermeld in rubriek 3.6.4: (Als de behandeling van het afval beperkt blijft tot anaërobe vergisting, bedraagt de capaciteitsdrempelwaarde voor die activiteit 100 ton per dag.) 1 G,M,O,T,X A P J,R A,S 1 G,M,O,T,X A P J,R A,S 1 G,M,O,T,X A P J,R B,S 1 G,M,O,T,X A P J,R B,S 1 biologische behandeling; 1 G,M,O,T,X A P J,R A,S 2 voorbehandeling van afval voor verbranding of meeverbranding; 3 behandeling van slakken en as; 4 behandeling in shredders van metaalafval, met inbegrip van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur en autowrakken en de 1 G,M,O,T,X A P J,R A,S 1 G,M,O,T,X A P J,R B,S 1 G,M,O,T,X A P J,R B,S Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 95/335

96 onderdelen daarvan Stortplaatsen die meer dan 10 ton per dag ontvangen of een totale capaciteit van meer dan ton hebben, met uitzondering van stortplaatsen voor inerte afvalstoffen Tijdelijke opslag van gevaarlijke afvalstoffen die niet onder rubriek vallen, in afwachting van de behandelingen, vermeld onder rubriek 2.4.1, 2.4.2, en 2.4.6, met een totale capaciteit van meer dan 50 ton, met uitsluiting van tijdelijke opslag op de plaats van productie die aan inzameling voorafgaat Ondergrondse opslag van gevaarlijke afvalstoffen met een totale capaciteit van meer dan 50 ton De destructie of verwerking van kadavers of dierlijk afval met een verwerkingscapaciteit van meer dan 10 ton per dag. Rubriek 3. AFVALWATER EN KOELWATER 3. Afvalwater en koelwater Opmerkingen: 1. Indien de lozing niet kan worden ingedeeld volgens de debietsafhankelijke criteria, kunnen de volgende omrekeningseenheden worden toegepast om de klasse te bepalen : - indelingscriterium x 10 = m³/dag - indelingscriterium x 200 = m³/maand - indelingscriterium x = m³/jaar 2. De hierna vermelde en zijn niet ingedeeld: a) het lozen van huishoudelijk afvalwater, met inbegrip van de eventueel bijbehorende afvalwaterzuiveringsinstallatie, voor zover dit afvalwater afkomstig is van woongelegenheden b) het lozen van huishoudelijk afvalwater, ander dan afkomstig van woongelegenheden, met inbegrip van de eventueel bijbehorende afvalwaterzuiveringsinstallatie, voor zover die niet meer bedraagt dan 600 m³/jaar; c) het beheren van smaatregelen in een onbevaarbare waterloop of een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater die tot doel hebben het zelfzuiverend vermogen van de waterloop te verbeteren; 1 G,O,T,X A P J,R B,S 1 G,O,T,X A P J,R B,S 1 N,O,W,T,X A P J B,S 1 G,M,O,T,X A P J,R A,S Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 96/335

97 d) het afscheiden van grove bestanddelen uit het waterig medium door middel van een zeef of een rooster; e) het scheiden van bestanddelen aanwezig in het waterig medium op basis van het verschil in dichtheid tussen de aanwezige vervuilde bestanddelen en het waterig medium (bv. KWSafscheider, vetvanger), uitgezonderd centrifuges; f) een septische put behorende bij de lozing van huishoudelijk afvalwater [...] [...] 3. Voor de toepassing van deze rubriek wordt: a) onder het gemeentelijk zoneringsplan verstaan, het zoneringsplan bedoeld in artikel 1, 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2006 houdende de vaststelling van de regels voor de scheiding tussen de gemeentelijke en bovengemeentelijke saneringsverplichting en de vaststelling van de zoneringsplannen; b) voor de definitie van het begrip inwonersequivalent verwezen naar het artikel van titel II van het VLAREM onder de subtitel Stedelijk Afvalwater. [...] [...] 4. De lozingen van afvalwater, vallend onder de toepassing van rubriek 15.5 en rubriek 19.8 zijn niet ingedeeld in onderhavige rubriek 3 Rubriek 3.1. Lozen van bedrijfsafvalwater niet in rubriek 3.4 of 3.6 begrepen [...] Rubriek 3.2. Lozen van huishoudelijk afvalwater niet in rubriek 3.3 en 3.6 begrepen Rubriek Omschrijving en Subrubrieken 3.2. Het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van huishoudelijk afvalwater, ander dan afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar: [...] [...] [...] 2 wanneer het lozingspunt is gelegen in een gemeente waarvoor het gemeentelijk zoneringsplan definitief is vastgesteld a) lozingspunt centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan b) lozingspunt collectief te optimaliseren buitengebied 3 2 T Klasse Bemerkingen Jaarverslag Rubriek 3.3. Lozen van niet in rubriek 3.6 begrepen huishoudelijk afvalwater in openbare riolen [...] Rubriek 3.4. Lozen van bedrijfsafvalwater dat gevaarlijke stoffen bevat Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 97/335

98 3.4. Het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet één of meer van de in bijlage 2C bij titel I van het Vlarem bedoelde gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen) van artikel 3 van bijlage van titel II van het Vlarem, met een debiet: Jaarverslag 1 tot en met 2 m 3 /h: a) wanneer het bedrijfsafvalwater geen gevaarlijke stoffen hoger dan voormelde concentraties bevat b) wanneer het bedrijfsafvalwater één of meer gevaarlijke stoffen hoger dan voormelde concentraties bevat 2 van meer dan 2 m 3 /h tot en met A,M,T 2 A,M,T m 3 /h 3 van meer dan 100 m 3 /h 1 M A P J Rubriek 3.5. Lozen van koelwater 3.5. Het lozen van koelwater, met een debiet: 1 tot en met 2 m³/h 3 2 van meer dan 2 m³/h tot en met 100 m³/h 2 A,M,T Jaarverslag 3 van meer dan 100 m³/h 1 M,T B P J Rubriek 3.6. Afvalwaterzuiveringsinstallaties Rubriek Omschrijving en Subrubrieken 3.6. Afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie: 1. voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, ander dan afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar 2. [opgeheven] 3. voor de behandeling van bedrijfsafvalwater dat al of niet één of meer van de in bijlage 2C bij titel I van het VLAREM bedoelde gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen) van artikel 3 van bijlage van titel II van het Vlarem, met uitzondering van de in rubriek ingedeelde en, met een effluent: 1 tot en met 5 m³/h a) wanneer het effluentwater geen gevaarlijke stoffen hoger dan voormelde 3 3 Klasse Bemerkingen Jaarverslag Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 98/335

99 2 concentraties bevat b) wanneer het effluentwater één of meer gevaarlijke stoffen hoger dan voormelde concentraties bevat van meer dan 5 m 3 /h tot en met 2 A,M,T 2 A,M,T A 3 50 m 3 /h van meer dan 50 m 3 /h 4. voor de behandeling van afvalwater aangevoerd via openbare riolen en/of collectoren met een zuiveringscapaciteit : [...] [...] [...] 2 van meer dan 20 tot 500 inwonerequivalenten 3 met een capaciteit van 500 tot inwonerequivalenten 4 met een capaciteit van inwonerequivalenten of meer 5. voor de behandeling van kwikhoudend afvalwater afkomstig van tandartspraktijken (amalgaamafscheiders) 6. onafhankelijk geëxploiteerde installaties voor de behandeling van industrieel afvalwater ten dienste van een of meer activiteiten, aangeduid met een R in de zevende kolom van deze lijst, met een capaciteit van m 3 per dag of meer 7. Een zelfstandige geëxploiteerde behandeling, met uitzondering van de behandelingen inzake stedelijk afvalwater, van afvalwater ten dienste van een of meer activiteiten, aangeduid met een X in de vierde kolom van deze lijst 1 M A P J B 2 A,M,T 1 M A P J O 1 M A P J,R A 3 1 M A J,R A 1 M,X A P J A,S Rubriek 4. BEDEKKINGSMIDDELEN (verven, vernissen, inkten, s, metaalpoeders en analoge producten, afbijt- en beitsmiddelen, oppervlaktebehandeling) Rubriek 4.1. Productie 4.1. Opmerking : onder afbijtmiddelen vallen hier niet de onder rubriek vallende beitsmiddelen gebruikt voor het verwijderen van anorganische verontreinigingen van een metallisch substraat Inrichtingen voor de productie van lak, verf, drukinkten en/of pigmenten alsmede voor het bereiden van bedekkingsmiddelen, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: Jaarverslag 1 5 kw tot en met 10 kw 3 O 2 meer dan 10 kw tot en met 200 kw 2 T B 3 meer dan 200 kw 1 M,T A P J B Rubriek 4.2. Aanbrengen door indompeling Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Klasse Bemer- Coördi- Jaar- Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 99/335

100 4.2 Inrichtingen voor het aanbrengen van bedekkingsmiddelen door indompeling Rubriek 4.3. Mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen kingen nator verslag 2 B 4.3. Inrichtingen voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen (uitgezonderd het aanbrengen van bedekkingsmiddelen met behulp van rol, spuitbus, kwast of borstel, het aanbrengen van bedekkingsmiddelen aan een gebouw of enige andere vaste constructie en het aanbrengen van wegmarkeringen en de activiteiten bedoeld in rubriek 11 (drukken)) De en voor het aanbrengen van bedekkingsmiddelen, vallend onder de toepassing van rubriek 15.5 en rubriek 19.8, zijn niet ingedeeld in onderhavige rubriek 4.3. De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen. Jaarverslag a) Inrichtingen voorzien van een filterinstallatie met gebruik van actieve kool voor de adsorptie van de afvalgassen of een gelijkwaardige installatie, alsmede en waar uitsluitend bedekkingsmiddelen met minder dan 150 g VOS/l worden aangebracht, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 i) 5 kw tot en met 60 kw, volledig is ii) 5 kw tot en met 25 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan het sub i) vermelde 2 i) meer dan 60 kw tot en met 200 kw, volledig is 3 A 3 A 2 T,G A Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 100/335

101 ii) meer dan 25 kw tot en met 200 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan het sub i) vermelde 2 T,G A 3 meer dan 200 kw 1 T,G B P J A b) Inrichtingen waarin bedekkingsmiddelen worden aangebracht met een maximaal gehalte aan vluchtige organische stoffen, zoals conform de EG-richtlijn 2004/42/EG bepaald in bijlage 2A en 2B van het koninklijk besluit van 7 oktober 2005 inzake de reductie van het gehalte aan vluchtige organische stoffen in bepaalde verven en vernissen en in producten voor het overspuiten van voertuigen (voetnoot zie achteraan bijlage 1), met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1) i) 5 kw tot en met 60 kw, volledig is ii) 5 kw tot en met 25 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan het sub i) vermelde 2) i) meer dan 60 kw tot en met 200 kw, volledig is ii) meer dan 25 kw tot en met 200 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan het sub i) vermelde 3 A 3 A 2 T,G A 2 T,G A 3) meer dan 200 kw 1 T,G B P J A c) Inrichtingen voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen, andere dan onder sub a) en sub b) bedoelde en met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1) i) 5 kw tot en met 25 kw, volledig is ii) 5 kw tot en met 10 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan het sub i) vermelde 2) i) meer dan 25 kw tot en met 200 kw, volledig is ii) meer dan 10 kw tot en met 200 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan het sub i) vermelde 3 A 3 A 2 T A 2 T A Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 101/335

102 3) meer dan 200 kw 1 T A P J A noot:a. Maximale grenswaarden voor het VOS-gehalte van verven en vernissen Productsubcategorie a) Matte coatings voor wanden en plafonds (glans 25@60 ) b) Glanzende coatings voor wanden en plafonds (glans > 25@60 ) Type WG SG WG SG c) Buitenmuren met minerale ondergrond WG SG d) Hout- en metaalverven voor binnen- en buitendecoratie en voor interieur- en gevelbekleding e) Vernissen en houtbeitsen voor houtwerk binnen en buiten, inclusief dekkende houtbeitsen f) Houtbeitsen met minimale laagdikte voor binnen en buiten WG SG WG SG WG SG g) Primers WG SG h) Hechtprimers WG SG i) Performante eencomponentscoatings WG SG j) Performante tweecomponenten-coatings voor specifiek eindgebruik zoals vloeren WG SG k) Meerkleurige coatings WG SG l) Coatings met decoratief effect WG SG Fase I (VOS g/l gebruiksklaar product) vanaf 1 januari Fase II (VOS g/l gebruiksklaar product) vanaf 1 januari noot: WG = watergedragen coating, SG = solventgedragen coating B. Maximale grenswaarden voor het VOS-gehalte van producten voor het overspuiten van voertuigen Productsubcategorie a) Voorbehandeling en reiniging b) Vulmiddelen en plamuur/stopmiddelen Coatings VOS g/l gebruiksklaar product (*) Vanaf 1 januari 2007 Voorbehandeling 850 Oppervlaktereinigers 200 Alle Types 250 c) Primers Surfacer/vulmiddel en algemene (metaal-)primers 540 Washprimers 780 d) Aflakken Alle types 420 e) Speciale aflakken Alle types 840 (*) Met uitzondering van subcategorie a) moet het watergehalte van het gebruiksklare product buiten beschouwing worden gelaten. Rubriek 4.4. Thermisch behandelen in ovens groter dan 0,25m³ Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 102/335

103 4.4. Inrichtingen voor het thermisch behandelen (bij een temperatuur van 100 C of meer) van voorwerpen bedekt met bedekkingsmiddelen, wanneer het inwendig volume van de ovens groter is dan 0,25 m 3 Rubriek 4.5. Opslagplaatsen van meer dan 10 ton 4.5. Opslagplaatsen voor meer dan 10 ton bedekkingsmiddelen met uitzondering van deze bedoeld in rubrieken 17 en 48. Rubriek 4.6. Installaties voor oppervlaktebehandeling 4.6. De oppervlaktebehandeling van stoffen, voorwerpen of producten met behulp van organische oplosmiddelen, in het bijzonder voor het appreteren, bedrukken, het aanbrengen van een laag, het ontvetten, het vochtdicht maken, lijmen, verven, reinigen of impregneren, met een verbruikscapaciteit van meer dan 150 kg organisch oplosmiddel per uur, of meer dan 200 ton per jaar (Er kan overlapping zijn met deelrubrieken van de rubrieken 29 en 41.) Rubriek 5. Pesticiden (biociden en gewasbeschermingsmiddelen) Rubriek 5.1. Bereiden of formuleren van pesticiden 5.1. Inrichtingen voor het bereiden of het formuleren van pesticiden, andere dan die, vermeld in rubriek 5.4 Rubriek 5.2. Verpakken 5.2. Inrichtingen voor het verpakken van pesticiden Rubriek 5.3. Opslagplaats 5.3. Opslagplaatsen, met uitzondering van die, vermeld in rubrieken 17 en 48, voor pesticiden van: 1 a) meer dan 0,5 ton tot en met 1 ton Jaarverslag 2 A Jaarverslag 2 T A Jaarverslag 1 G,M,T,X A P J,R B,S Jaarverslag 1 G,M A P J B Jaarverslag 2 G B 3 Jaarverslag b) meer dan 1 ton tot en met 2 ton 3 A 2 meer dan 2 ton 2 G,T A Rubriek 5.4. Productie van pesticiden 5.4. Productie van pesticiden met een jaarcapaciteit: Jaarverslag 1 tot en met ton 2 A,G B 2 meer dan ton 1 G,M A P J B Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 103/335

104 Rubriek 5.5. Fabricage van pesticiden 5.5. Fabricage van pesticiden (Onder fabricage in de zin van deze rubriek wordt verstaan de fabricage van de in deze rubriek genoemde stoffen of groepen stoffen op industriële schaal door chemische of biologische omzetting) Rubriek 5.6. Schoonmaken van apparatuur 5.6. Inrichtingen voor het schoonmaken van apparatuur, met uitzondering van handen rugspuitapparatuur, voor de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen, die horen bij een voor de opslag en het behandelen van restvloeistoffen BIOTECHNOLOGIE : zie rubriek 51 Rubriek 6. BRANDSTOFFEN Rubriek 6.1. Mechanisch behandelen en verwerken Jaarverslag 1 G,M,X A P J,R B,S 2 A,G,T 6.1. Inrichtingen voor het mechanisch behandelen en verwerken van vaste brandstoffen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, wanneer de volledig is gelegen in een b) 5 kw tot en met 100 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Jaarverslag Jaarverslag 3 O 3 O 2 A,T A 2 A,T A 3 a) meer dan kw, 1 T B A Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 104/335

105 volledig is b) meer dan 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Rubriek 6.2. Opslagplaatsen 1 T B A Jaarverslag 6.2. Opslagplaatsen voor vaste brandstoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48: (gebieden bepaald volgens de begrippen van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen) 1 in woon- en woonuitbreidingsgebieden, opslagplaatsen met een capaciteit van meer dan 5 ton en met een oppervlakte van: a) maximaal 2,5 ha 2 O b) meer dan 2,5 ha 1 B J A 2 in andere gebieden, opslagplaatsen met een capaciteit van meer dan 20 ton en met een oppervlakte van: a) maximaal 10 ha 2 O b) meer dan 10 ha 1 B J A Rubriek 6.3. Bovengrondse opslag van fossiele brandstoffen met een oppervlakte van 25 ha of meer 6.3. Bovengrondse opslag van fossiele brandstoffen met een oppervlakte van 25 ha of meer. Er kan overlapping zijn met de rubrieken 1 en 6.2. Rubriek 7. CHEMICALIËN (zie ook rubrieken 17 en 20.4) Rubriek 7.1. Niet elders ingedeelde en Jaarverslag 1 B J B Jaarverslag 7.1 Niet elders ingedeelde en, voor de productie of behandeling van organische of anorganische chemicaliën waarbij, gebruik gemaakt wordt van: alkylering aminering met ammoniak carbonylering condensatie dehydrogenering verestering halogenering en fabricage van halogenen hydrogenering hydrolyse oxidatie polymerisatie ontzwaveling, synthese en omzetting van zwavelhoudende Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 105/335

106 verbindingen nitrering en synthese van stikstofhoudende verbindingen synthese van fosforhoudende verbindingen distillatie extractie solvatie menging met een jaarcapaciteit: 1 tot en met ton 3 B 2 van meer dan ton tot en met ton 2 A,G B 3 van meer dan ton 1 G,M A P J B Rubriek 7.2. Geïntegreerde chemische installaties 7.2. Geïntegreerde chemische installaties, d.w.z. installaties voor de fabricage op industriële schaal van stoffen door chemische omzetting waarin verscheidene eenheden naast elkaar bestaan en functioneel met elkaar verbonden zijn, bestemd voor de fabricage van: 1. organische basischemicaliën; 2. anorganische basischemicaliën; 3. fosfaat, stikstof of kaliumhoudende meststoffen (enkelvoudige of samengestelde meststoffen); 4. basisproducten voor gewasbescherming en van biociden; 5. farmaceutische basisproducten met een chemisch of biologisch procédé; 6. explosieven Jaarverslag 1 G,M A P J B Rubriek 7.3. Kraken of vergassen van nafta, gasolie, LPG, niet elders ingedeeld 7.3. Petrochemische installaties of vervolgfabrieken ten behoeve van het kraken of vergassen van nafta, gasolie, L.P.G. of andere aardoliefracties alsmede daarvan afgeleide organische chemie die niet elders is ingedeeld met een verwerkingscapaciteit van: Jaarverslag 1 tot ton per jaar 2 A B ton per jaar of meer 1 M A P J B Rubriek 7.4. Inrichtingen voor het bereiden van producten 7.4. Inrichtingen voor het bereiden van één van de volgende producten: a) fenolen, koolstofdisulfiden en mercaptanen met een jaarcapaciteit: Jaarverslag Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 106/335

107 1 tot en met 10 ton 2 B 2 van meer dan 10 ton 1 G,M A P J B b) aminen en gehalogeneerde organische verbindingen met een jaarcapaciteit: 1 tot en met 10 ton 2 B 2 van meer dan 10 ton 1 G,M A P J B Rubriek 7.5. Productie van chloor 7.5. Productie van chloor door elektrolyse en/of door het kwik- of het diafragmaprocédé met een jaarcapaciteit: Jaarverslag 1 tot en met 10 ton 2 B 2 van meer dan 10 ton 1 G,M A P J B Rubriek 7.6. Productie van organische en anorganische peroxyden 7.6. Fabricatie van organische en anorganische peroxiden, met een jaarcapaciteit: Jaarverslag 1 tot en met 10 ton 2 B 2 van meer dan 10 ton 1 G,M A P J B Rubriek 7.7. Productie van chloorwaterstoffen en derivaten, alsmede polymeren ervan 7.7. Productie van chloorwaterstoffen en derivaten alsmede polymeren ervan, andere dan deze bedoeld in rubriek 5 met een jaarcapaciteit: Jaarverslag 1 tot en met 10 ton 2 B 2 van meer dan 10 ton 1 G,M A P J B Rubriek 7.8. Productie van natriumpentachloorfenolaat door elektrolyse van hexachloorbenzeen 7.8. Productie van natriumpentachloorfenolaat door elektrolyse van hexacloorbenzeen, met een jaarcapaciteit: Jaarverslag 1 tot en met 10 ton 2 B 2 van meer dan 10 ton 1 G,M A P J B Rubriek 7.9. Productie van soda als eindproduct of CaCl2 en NaCl als bijproduct 7.9. Productie van soda (natriumcarbonaat) als eindproduct en/of van calcium- en natriumchloride als bijproduct, met een jaarcapaciteit aan eindproduct, respectievelijk bijproductie: Jaarverslag 1 tot en met 10 ton 2 B 2 van meer dan 10 ton 1 G,M A P J B Rubriek Productie van methylcellulose Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Klasse Bemer- Coördi- Jaar- Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 107/335

108 7.10. Productie van methylcellulose door inwerking van methylchloride op cellulose, met een jaarcapaciteit: kingen nator verslag 1 tot en met 10 ton 2 B 2 van meer dan 10 ton 1 G,M A P J B Rubriek Fabricage van producten door chemische of biologische omzetting 7.11 De fabricage van: (Er kan een overlapping zijn met de deelrubrieken van rubrieken 7, 13 en 38. Onder fabricage in de zin van deze rubriek wordt verstaan de fabricage van de in deze rubriek genoemde stoffen of groepen van stoffen op industriële schaal door chemische of biologische omzetting.) 1 organisch-chemische producten, zoals: a) eenvoudige koolwaterstoffen (lineaire of cyclische, verzadigde of onverzadigde, alifatische of aromatische) b) zuurstofhoudende koolwaterstoffen, zoals alcoholen, aldehyden, ketonen, carbonzuren, esters en mengsels van esters, acetaten, ethers, peroxiden, epoxyharsen c) zwavelhoudende koolwaterstoffen d) stikstofhoudende koolwaterstoffen, zoals aminen, amiden, nitroso-, nitro- en nitraatverbindingen, nitrillen, cyanaten, isocyanaten e) fosforhoudende koolwaterstoffen f) halogeenhoudende koolwaterstoffen Jaarverslag 1 G,M,X A P J,R B,S 1 G,M,X A P J,R B,S 1 G,M,X A P J,R B,S 1 G,M,X A P J,R B,S 1 G,M,X A P J,R B,S 1 G,M,X A P J,R B,S g) organometaalverbindingen 1 G,M,X A P J,R B,S h) kunststofmaterialen (polymeren, kunstvezels, cellulosevezels) 1 G,M,X A P J,R B,S i) synthetische rubber 1 G,M,X A P J,R B,S j) kleurstoffen en pigmenten 1 G,M,X A P J,R B,S k) tensioactieve stoffen en tensiden 2 anorganisch-chemische producten, zoals: a) van gassen, zoals ammoniak, chloor of chloorwaterstof, fluor of fluorwaterstof, kooloxiden, zwavelverbindingen, stikstofoxiden, waterstof, zwaveldioxide, 1 G,M,X A P J,R B,S 1 G,M,X A P J,R B,S Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 108/335

109 carbonylchloride b) van zuren, zoals chroomzuur, fluorwaterstofzuur, fosforzuur, salpeterzuur, zoutzuur, zwavelzuur, oleum, zwaveligzuur c) van basen, zoals ammoniumhydroxide, kaliumhydroxide, natriumhydroxide d) van zouten, zoals ammoniumchloride, kaliumchloraat, kaliumcarbonaat, natriumcarbonaat, perboraat, zilvernitraat e) van niet-metalen, metaaloxiden of andere anorganische verbindingen, zoals calciumcarbide, silicium, siliciumcarbide, titaandioxide 3 fosfaat-, stikstof- of kaliumhoudende meststoffen (enkelvoudige of samengestelde meststoffen) 4 farmaceutische producten met inbegrip van tussenproducten 1 G,M,X A P J,R B,S 1 G,M,X A P J,R B,S 1 G,M,X A P J,R B,S 1 G,M,X A P J,R B,S 1 G,M,X A P J,R B,S 1 G,M,X A P J,R B,S 5 explosieven 1 G,M,X A P J,R B,S Rubriek Chemische industrie Chemische industrie: Jaarverslag Er kan overlapping zijn met andere subrubrieken van rubriek 7, 20 en Chemische industrie voor de behandeling van tussenproducten en vervaardiging van chemicaliën: a) Chemische installatie voor de productie van organische chemicaliën met een productiecapaciteit van ton per jaar of meer b) Chemische installatie voor de productie van kunstmeststoffen met een productiecapaciteit van ton per jaar of meer c) Chemische installatie voor de productie van anorganische chemicaliën met een productiecapaciteit van ton per jaar of meer 2 Chemische industrie voor de productie van bestrijdingsmiddelen en farmaceutische producten, verven en vernissen, elastomeren en peroxiden: 1 G,M A P J B 1 G,M A P J B 1 G,M A P J B Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 109/335

110 Rubriek Productie a) Inrichtingen voor de productie van bestrijdingsmiddelen met een productiecapaciteit van ton per jaar of meer b) Inrichtingen voor de productie van farmaceutische stoffen met een productiecapaciteit van ton per jaar of meer c) Inrichtingen voor de productie van elastomeren, verven, vernissen of peroxiden met een productiecapaciteit van ton per jaar of meer De productie van: 1 salpeterzuur, adipinezuur, glyoxal of glyoxylzuur 2 ammoniak, natriumcarbonaat of natriumbicarbonaat 3 organische bulkchemicaliën door kraken, reforming, gedeeltelijke of volledige oxidatieve of vergelijkbare processen, met een productiecapaciteit van meer dan 100 ton per dag 4 waterstof en synthesegas door reforming of gedeeltelijke oxidatie met een productiecapaciteit van meer dan 25 ton per dag Rubriek Productie van roet De productie van roet waarbij organische stoffen zoals olie, teer en kraak- en destillatieresiduen worden verkoold, waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW worden gebruikt Rubriek 8. DIAMANT (BEWERKING VAN) 1 G,M A P J B 1 G,M A P J B 1 G,M A P J B Jaarverslag 1 Yk,Yd A J B 1 Yk A J B 1 Yk A J B 1 Yk A J B Jaarverslag 1 Yk A J B 8. Diamant (Bewerking van) De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder Jaarverslag Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 110/335

111 deze categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen Met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: Rubriek 9. DIEREN Rubriek 9.1. Bijen 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, wanneer de volledig is gelegen in een b) 5 kw tot en met 100 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 9.1. Bijen: opgeheven BS Rubriek 9.2. Diergaarden e.d A N 2 A N 1 N 1 N 9.2. Diergaarden e.d. (met uitzondering van en waar huisdieren, landbouwdieren, gezelschapsdieren, vissen, schildpadden en elders vermelde dieren worden gehouden); 1. a) Dierentuinen en -parken, safariparken b) Opvang- en verzorgingscentra voor gekwetste, verdwaalde en verzwakte wilde dieren, andere dan vogels 2. Inrichtingen waar volgende dieren worden gehouden of verhandeld: a) Alle uitheemse zoogdieren, met uitzondering van deze bedoeld in rubriek e, vanaf 1 dier b) Alle gifslangen en krokodillen, vanaf 1 dier c) Alle andere niet in sub a) of sub b) vermelde diersoorten die door hun agressiviteit, giftigheid of gedrag een gevaar inhouden (schorpioenen, zwarte weduwe, enz.) vanaf 1 dier 1 [...] B 2 [...] 2 [...] 2 [...] 2 [...] Jaarverslag Jaarverslag Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 111/335

112 d) alle reptielen, andere dan deze vermeld in sub b) en sub c): 1 tot en met 30 dieren 3 2 van meer dan 30 dieren 2 [...] e) alle hierna (*) vermelde uitheemse zoogdieren: 1 vanaf 20 tot en met 100 dieren 2 van meer dan 100 dieren 2 N (*) 3 Cynomys ludovicianus (zwartstaartprairiehond) Tamias sibiricus (Aziatische gestreepte grondeekhoorn) Tamias striatus (oostelijke wangzakeekhoorn) Cricetulus barbarensis (Chinese dwerghamster) Mesocricetus auratus (goudhamster) Phodopus campbelli (Campbell s dwerghamster) Phodopus roborovskii (Roborovskidwerghamster) Phodopus sungorus (Dzjoengaarse dwerghamster) Gerbillus spec. (echte renmuizen) Meriones spec. (woestijnmuizen) Acomys spec. (stekelmuizen) Mus minutoides (Afrikaanse dwergmuis) Chinchilla lanigera (chinchilla - kweekvormen) Cavia porcellus (cavia) Dolichotis patagonum (mara) Octodon degus (degoe) f) vogels meer dan 20 van de hierna (*)genoemde volwassen papegaaien (*) 3 ara's Genus Anadorhynchus Genus Ara (exclusief ara nobilis) Genus Cyanopsitta edelpapegaaien Genus Eclectus kaketoe's Genus Cacatua Genus Callocephalon Genus Calyptorhynchus Genus Eolophus Genus Probosciger exclusief Nymphicus Hollandicus (valkparkiet) papegaaien Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 112/335

113 Rubriek 9.3. Gevogelte Genus Amazona Genus Nestor Genus Psittacus Jaarverslag Kippenstal, stal voor pluimvee en/of niet onder rubrieken f) en begrepen gevogelte, waaronder verstaan wordt, één of meer gebouwen en/of installaties waarin leghennen en mestkippen respectievelijk pluimvee en/of gevogelte gefokt of gehouden worden, duiventillen met geringde duiven voor wedstrijddoeleinden uitgezonderd (gebieden bepaald volgens de begrippen van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen) met inbegrip van : - de installatie(s) voor de bewerking of verwerking van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest, zonder bijmenging van afval - de installatie(s) voor de compostering van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest met groenafval afkomstig van de eigen en de bij de horende gronden. a) in een ander gebied dan deze vermeld onder b) of c): 1 met plaatsen voor 50 tot en met kippen, stuks pluimvee of gevogelte ouder dan 1 week 2 N 2 met plaatsen voor meer dan kippen, stuks pluimvee of gevogelte ouder dan 1 week 1 N b) in een woongebied met landelijk karakter: 1 met plaatsen voor 500 tot en met kippen, stuks pluimvee of gevogelte ouder dan 1 week 2 N 2 met plaatsen voor meer dan kippen, stuks pluimvee of gevogelte ouder dan 1 week 1 N Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 113/335

114 c) in een agrarisch gebied: 1 met plaatsen voor tot en met kippen, stuks pluimvee of gevogelte ouder dan 1 week 2 met plaatsen voor meer dan kippen, stuks pluimvee of gevogelte ouder dan 1 week d) intensieve pluimveehouderij met meer dan plaatsen voor pluimvee (Er kan overlapping zijn met een andere deelrubriek van rubriek en rubriek 9.5 ) 2. Struisvogels, emoes, e.d. Inrichtingen waarin struisvogels en/of emoes e.d. worden gefokt of gehouden (gebieden bepaald volgens de begrippen van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen) met inbegrip van : - de installatie(s) voor de bewerking of verwerking van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest, zonder bijmenging van afval - de installatie(s) voor de compostering van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest met groenafval afkomstig van de eigen en de bij de horende gronden. a) in een ander gebied dan deze vermeld onder b) en c) : 1 5 tot en met 500 dieren ouder dan 3 weken 2 meer dan 500 dieren ouder dan 3 weken b) in een woongebied met landelijk karakter: 1 10 dieren tot en met 500 dieren ouder dan 3 weken 2 meer dan 500 dieren ouder dan 3 weken c) in een agrarisch gebied 1 20 dieren tot en met 500 dieren ouder dan 3 weken 2 meer dan 500 dieren ouder dan 3 weken 2 N 1 N 1 X N J,R 2 N 1 N 2 N 1 N 2 N 1 N Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 114/335

115 Rubriek 9.4. Inheemse zoogdieren, andere dan bedoeld onder 9.6., 9.7., 9.8. en Inheemse zoogdieren, andere dan bedoeld onder de rubrieken 9.6, 9.7, 9.8, en Varkens Varkensstal, waaronder verstaan één of meer gebouwen en/of installaties waarin varkens gefokt of gehouden worden,(gebieden bepaald volgens de begrippen van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen) met inbegrip van : - de installatie(s) voor de bewerking of verwerking van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest, zonder bijmenging van afval - de installatie(s) voor de compostering van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest met groenafval afkomstig van de eigen en de bij de horende gronden. a) in een ander gebied dan deze vermeld onder b) en c): 1 met plaatsen voor meer dan 5 tot en met varkens ouder dan 10 weken 2 met plaatsen voor meer dan varkens ouder dan 10 weken b) in een woongebied met landelijk karakter : 1 met plaatsen voor meer dan 10 tot en met varkens ouder dan 10 weken 2 met plaatsen voor meer dan varkens ouder dan 10 weken c) in een agrarisch gebied : 1 met plaatsen voor meer dan 20 tot en met varkens ouder dan 10 weken 2 met plaatsen voor meer dan varkens ouder dan 10 weken d) intensieve varkenshouderij met meer dan : plaatsen voor mestvarkens van meer dan 30 kg 2 N 1 N 2 N 1 N 2 N 1 N Jaarverslag 1 X N J,R plaatsen voor zeugen 1 X N J,R (Er kan overlapping zijn met een andere deelrubriek van rubriek en rubriek 9.5 ) 2. Mestkalveren Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 115/335

116 Stallen voor mestkalveren, waaronder verstaan één of meer gebouwen en/of installaties waarin mestkalveren gefokt of gehouden worden (gebieden bepaald volgens de begrippen van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen) met inbegrip van : - de installatie(s) voor de bewerking of verwerking van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest, zonder bijmenging van afval - de installatie(s) voor de compostering van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest met groenafval afkomstig van de eigen en de bij de horende gronden. a) in een ander gebied dan deze vermeld onder b) en c) : 1 met plaatsen voor 5 tot en met 500 dieren 2 met plaatsen voor meer dan 500 dieren b) in een woongebied met landelijk karakter: 1 met plaatsen voor 10 tot en met 500 dieren 2 met plaatsen voor meer dan 500 dieren c) in een agrarisch gebied: 1 met plaatsen voor 20 tot en met 500 dieren 2 met plaatsen voor meer dan 500 dieren 3. Inheemse grote zoogdieren (paard en runderachtigen) 2 N 1 N 2 N 1 N 2 N 1 N Stallen voor inheemse grote zoogdieren, inzonderheid paarden, koeien, runderen, waaronder verstaan één of meer gebouwen en/of installaties waarin grote zoogdieren andere dan varkens of mestkalveren gefokt of gehouden worden (gebieden bepaald volgens de begrippen van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen) met inbegrip van : - de installatie(s) voor de bewerking of verwerking van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest, zonder bijmenging van afval - de installatie(s) voor de compostering van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest met groenafval afkomstig van de eigen en de bij de horende gronden. Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 116/335

117 a) in een ander gebied dan deze vermeld onder b) en c) : 1 met plaatsen voor 5 tot en met 200 gespeende dieren 2 met plaatsen voor meer dan 200 gespeende dieren b) in een woongebied met landelijk karakter : 1 met plaatsen voor 10 tot en met 200 gespeende dieren 2 met plaatsen voor meer dan 200 gespeende dieren c) in een agrarisch gebied : 1 met plaatsen voor 20 tot en met 200 gespeende dieren 2 met plaatsen voor meer dan 200 gespeende dieren Rubriek 9.5. Gemengde 2 N 1 N 2 N 1 N 2 N 1 N 9.5. Gemengde Jaarverslag Stallen met plaatsen voor dieren, waaronder verstaan één of meer gebouwen en/of installaties waarin dieren zoals bedoeld in rubrieken en 9.4 gezamenlijk gefokt of gehouden worden. Voor de toepassing van deze rubriek wordt verstaan onder : A. het aantal stuks gevogelte (cfr ); B. het aantal varkens ouder dan 10 weken (cfr ); C. het aantal mestkalveren (cfr ); D. het aantal inheemse grote zoogdieren (cfr ); (gebieden bepaald volgens de begrippen van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen) met inbegrip van : - de installatie(s) voor de bewerking of verwerking van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest, zonder bijmenging van afval - de installatie(s) voor de compostering van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest met groenafval afkomstig van de eigen en de bij de horende gronden. a) in een gebied ander dan woongebieden met landelijk karakter en agrarische gebieden: 1 en waarbij de som ((A/50) +(B/5) + (C/5) + (D/5)) > 1 en de som ((A/20.000) + (B/1.000) + (C/500) + (D/200)) 1 2 en waarbij de som ((A/20.000) + (B/1.000) + (C/500) + (D/200)) > 1 2 N 1 N Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 117/335

118 b) in een woongebied met landelijk karakter: 1 en waarbij de som ((A/500) + (B/10) + (C/10) + (D/10)) > 1 en de som ((A/20.000) + (B/1.000) + (C/500) + (D/200)) 1 2 en waarbij de som ((A/20.000) + (B/1.000) + (C/500) + (D/200)) > 1 c) in een agrarisch gebied: 1 en waarbij de som ((A/1.000) + (B/20) + (C/20) + (D/20)) > 1 en de som ((A/20.000) + (B/1.000) + (C/500) + (D/200)) 1 2 en waarbij de som ((A/20.000) + (B/1.000) + (C/500) + (D/200)) > 1 Rubriek 9.6. Kleine herkauwers 2 N 1 N 2 N 1 N 9.6. Kleine herkauwers Jaarverslag Stallen voor kleine herkauwers, inzonderheid geiten, schapen, damhert, edelhert, ree, enz. andere dan vermeld onder rubrieken 9.7, waaronder verstaan één of meer gebouwen en/of installaties waarin kleine zoogdieren gefokt of gehouden worden: (gebieden bepaald volgens de begrippen van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen) met inbegrip van : - de installatie(s) voor de bewerking of verwerking van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest, zonder bijmenging van afval - de installatie(s) voor de compostering van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest met groenafval afkomstig van de eigen en de bij de horende gronden. a) in een gebied ander dan woongebieden met landelijk karakter en agrarische gebieden: - met plaatsen voor meer dan 10 gespeende dieren b) in een woongebied met landelijk karakter: - met plaatsen voor meer dan 25 gespeende dieren c) in een agrarisch gebied : - met plaatsen voor meer dan 150 gespeende dieren Rubriek 9.7. Inheemse kleine zoogdieren 2 N 2 N 2 N Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 118/335

119 Jaarverslag 9.7. Inheemse kleine zoogdieren Stallen voor konijnen, knaagdieren, katten e.d., andere dan vermeld onder rubrieken 9.8 en 9.9, waaronder verstaan één of meer gebouwen en/of installaties waarin deze dieren gefokt of gehouden worden: (gebieden bepaald volgens de begrippen van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen) met inbegrip van : - de installatie(s) voor de bewerking of verwerking van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest, zonder bijmenging van afval - de installatie(s) voor de compostering van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest met groenafval afkomstig van de eigen en de bij de horende gronden. a) in een gebied ander dan woongebieden met landelijk karakter en agrarische gebieden: 1 met plaatsen voor meer dan 50 tot en met gespeende dieren 2 N 2 met plaatsen voor meer dan gespeende dieren 1 N b) in een woongebied met landelijk karakter: 1 met plaatsen voor meer dan 150 tot en met gespeende dieren 2 N 2 met plaatsen voor meer dan gespeende dieren 1 N c) in een agrarisch gebied: 1 met plaatsen voor meer dan 300 tot en met gespeende dieren 2 N 2 met plaatsen voor meer dan gespeende dieren 1 N Rubriek 9.8. Pelsdieren Jaarverslag 9.8. Pelsdieren : (vossen, marterachtigen, beverachtigen, chinchilla's e.d.) het houden van: met inbegrip van : Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 119/335

120 - de installatie(s) voor de bewerking of verwerking van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest, zonder bijmenging van afval - de installatie(s) voor de compostering van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest met groenafval afkomstig van de eigen en de bij de horende gronden. a) 20 tot en met 300 dieren 3 b) meer dan 300 tot en met dieren 2 [...] N c) meer dan dieren 1 [...] N Rubriek 9.9. Honden Jaarverslag 9.9. Honden: Inrichtingen waarin honden worden gehouden, en voor het africhten van honden, hondenkennels, e.d.: 1 5 tot en met 10 volwassen dieren 2 meer dan 10 volwassen dieren Rubriek Intensieve aquacultuur 3 2 [...] N intensieve aquacultuur 1 intensieve aquacultuur van vis met een jaarproductiecapaciteit aan levend gewicht van 100 tot en met 500 ton; 2 intensieve aquacultuur van vis met een jaarproductiecapaciteit aan levend gewicht van meer dan 500 ton; 3 intensieve aquacultuur van vis of schelpdieren met een jaarproductiecapaciteit van 1000 ton of meer. Rubriek 10. DRANKEN 2 1 M N 10. De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Jaarverslag 1 M N J,R Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 120/335

121 bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen Rubriek Mouterijen, brouwerijen, bottelarijen, frisdranken, alcoholische dranken Mouterijen, bierbrouwerijen evenals en voor het bereiden van spuitwaters, frisdranken, alcoholische dranken of likeuren, cider, vruchtenwijn, schuimwijn, enz. alsmede drankconditioneringsbedrijven en bottelarijen, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is gelegen in een b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is gelegen in een b) meer dan 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Rubriek Spiritus- en gistfabrieken Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Spiritus- en gistfabrieken, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, Klasse A,T N O 2 A,T N O 1 N E J O 1 N E J O Jaarverslag Bemerkingen Jaarverslag Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 121/335

122 volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Rubriek Volgende bierbrouwerijen en mouterijen Volgende bierbrouwerijen en mouterijen: Er kan een overlapping zijn met de subrubrieken 10.1 en Bierbrouwerijen met een productiecapaciteit van 75 miljoen liter per jaar of meer 2 Mouterijen met een productiecapaciteit van ton per jaar of meer 3 2 A,T N O 2 A,T N O 1 N E J O 1 N E J O Jaarverslag 1 N E J O 1 N E J O Rubriek 11. DRUKKERIJEN EN GRAFISCHE INDUSTRIE (drukken op papier, weefsel, metaal, kunststoffen, enz., fotografische bewerkingen, boekbinden) Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 122/335

123 11. Drukkerijen en grafische industrie: (drukken op papier, weefsel, metaal, kunststoffen, enz., fotografische bewerkingen, boekbinden): De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen Rubriek Drukken Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Klasse Bemerkingen Jaarverslag Inrichtingen voor het drukken in de ruimste zin, inzonderheid hoogdruk, vlakdruk, diepdruk, flexodruk, zeefdruk, uitvlokken, fotokopie, microfilm, planafdruk, aanmaken van gedrukte schakelingen, elektronische druk, dit op papier, metaal, glas (behalve de versiering van hol glas), plastiek, weefsel en alle andere metalen. Met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is 3 O 3 O Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 123/335

124 gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Een individueel in een lokaal opgesteld toestel voor fotokopie, planafdruk of elektronische druk is niet ingedeeld, ook niet totale drijfkracht van alle dergelijk individueel opgestelde toestellen binnen een of een milieutechnische eenheid 5 kw of meer bedraagt. Rubriek Zetten, voorbereidingen en afwerkingen Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Zetten, voorbereidingen en afwerkingen van de grafische industrie zoals het grafisch ontwerpen, het zetten en opmaken, de fotoreprografie, de clicherie, het graveren van platen en stempels, het binden, het afwerken en de veredeling, met inbegrip van labo's voor foto- 2 A,T A 2 A,T A 1 B A 1 B A Klasse Bemerkingen Jaarverslag Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 124/335

125 ontwikkeling: met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 O 3 A 2 A,T N A 2 A,T N A 1 N A 1 N A Rubriek Reproductie en duplicering van audiovisuele communicatie Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Reproductie en duplicering van audiovisuele communicatie met een geïnstalleerde totale drijfkracht van : Klasse 1 a) 5 kw tot en 3 Bemerkingen Jaarverslag Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 125/335

126 met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Rubriek 12. ELEKTRICITEIT Rubriek Elektriciteitsproductie 3 2 A,T N 2 A,T N 1 N 1 N Elektriciteitsproductie niet in rubrieken , en 43.2 bedoelde en voor elektriciteitsproductie, uitgezonderd de aspecten die betrekking hebben op de kernbrandstofcyclus, met een geïnstalleerd totaal elektrisch vermogen van: Uitzondering: Elektriciteitsproductie op basis van zonne- Jaarverslag Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 126/335

127 energie is niet ingedeeld Opmerkingen: De en voor elektriciteitsproductie, vallend onder de toepassing van rubriek 15.5 en rubriek 19.8, zijn niet ingedeeld in onderhavige rubriek De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding «bedrijvigheid» verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: a) specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; b) specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; c) buffer voor bedrijventerreinen. 1 a) 100 kw tot en met 300 kw, behoort bij een noodgroep en volledig is b) 100 kw tot en met 300 kw voor de andere dan de sub a) bedoelde gevallen 2 meer dan 300 kw tot en met kw 3 O 2 T o 2 T A 3 meer dan kw 1 M,T A P J B Rubriek Transformatoren Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van: Jaarverslag De transformatoren, vallend onder de toepassing van rubriek 15.5 en rubriek 19.8, zijn niet ingedeeld in onderhavige rubriek kva tot en met kva 3 2 meer dan kva 2 T Rubriek Accumulatoren Jaarverslag Accumulatoren (gebruik van): Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 127/335

128 De accumulatoren, vallend onder de toepassing van rubriek 15.5 en rubriek 19.8, zijn niet ingedeeld in onderhavige rubriek vast opgestelde batterijen waarvan het product van het vermogen, uitgedrukt in Ah, met de klemspanning, uitgedrukt in V, meer bedraagt dan vaste en voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kw 3 Rubriek Vervaardigen van elektrische en elektronische toestellen Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Klasse Bemerkingen Jaarverslag Inrichtingen voor het vervaardigen van elektrische en elektronische toestellen, gedrukte schakelingen, chips, zonnecellen en geleiders met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, wanneer de volledig is 3 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 128/335

129 b) 5 kw tot en met 100 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) Meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Rubriek 13. FARMACEUTISCHE STOFFEN Rubriek Industrieel bereiden of formuleren Inrichtingen voor het industrieel bereiden of het formuleren van farmaceutische stoffen Rubriek Conditioneren en verpakken Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Inrichtingen voor het conditioneren en het verpakken van farmaceutische stoffen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. 3 2 A A 2 A A 1 B E A 1 B E A Klasse 1 M A P J A Jaarverslag Bemerkingen Jaarverslag Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 129/335

130 Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, wanneer de volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Rubriek Opslagplaatsen A O 2 A O 1 M B P J O 1 M B P J O Jaarverslag Opslagplaatsen voor 2 T O Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 130/335

131 farmaceutische stoffen met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48 met een capaciteit van meer dan 10 ton Rubriek 14. FOTOGRAFISCHE PRODUCTEN (lichtgevoelige films, platen, papier, enz.) Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Klasse Bemerkingen Jaarverslag 14. Fotografische producten (lichtgevoelige films, platen papier, enz.). De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen Inrichtingen voor het vervaardigen van fotografische producten met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, wanneer de volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met O 3 O 2 A A Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 131/335

132 kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 A A 1 B B 1 B B Rubriek 15. GARAGES, PARKEERPLAATSEN EN HERSTELLINGSWERKPLAATSEN VOOR MOTORVOERTUIGEN. 15. Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen. De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Jaarverslag Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen Rubriek Stallen van voertuigen Jaarverslag Al dan niet overdekte ruimte, andere dan deze bedoeld in rubriek 15.5 en rubriek 19.8, waarin gestald worden: 1 3 tot en met 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens 3 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 132/335

133 2 meer dan 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens Rubriek Werkplaatsen voor het herstellen van motorvoertuigen Werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaam-heden), andere dan deze bedoeld in rubriek 15.3 en Jaarverslag 3 A Rubriek Werkplaatsen met meer dan 10 schouwputten of hefbruggen gelegen in industriegbied, of meer dan 4 schouwputten of hefbruggen gelegen in ander gebied Werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden), andere dan deze bedoeld in rubriek 15.5, met gebruik van meer dan: 1 10 schouwputten of hefbruggen, volledig is 2 4 schouwputten of hefbruggen, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan het sub 1 vermelde Rubriek Wassen van voertuigen en aanhangwagens Niet-huishoudelijke en voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, andere dan deze bedoeld in rubriek 15.5: 1 volledig 2 volledig of gedeeltelijk gelegen in een gebied ander dan het sub 1 vermelde, waarin: a) minder dan 10 voertuigen en hun aanhangwagens per dag worden gewassen b) 10 en meer voertuigen en hun aanhangwagens per dag worden gewassen Rubriek Standaardgarages en -carrosseriebedrijven STANDAARDGARAGES EN - CAROSSERIEBEDRIJVEN Garages en/of carrosseriebedrijven die: 1 ten minste één of meer van de volgende onderdelen omvatten: a) werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (al of niet met Jaarverslag 2 A 2 A Jaarverslag Jaarverslag 3 A Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 133/335

134 inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) met gebruik van maximum 4 schouwputten of hefbruggen, wanneer volledig of gedeeltelijk gebied ander dan, respectievelijk maximum 10 schouwputten of hefbruggen, wanneer volledig gelegen in b) installaties voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen waarmee enkel producten voor het overspuiten van voertuigen worden aangebracht met een maximaal gehalte aan vluchtige organische stoffen, zoals conform de EG-richtlijn 2004/42/EG bepaald in bijlage 2B van het koninklijk besluit van 7 oktober 2005 inzake de reductie van het gehalte aan vluchtige organische stoffen in bepaalde verven en vernissen en in producten voor het overspuiten van voertuigen (zie B van voetnota onder rubriek 4.3, b)), met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kw tot en met 25 kw wanneer volledig of gedeeltelijk gelegen in gebied ander dan, respectievelijk van 5 kw tot en met 60 kw wanneer volledig gelegen in 2 en verder, benevens de nietingedeelde aanhorigheden, uitsluitend bijkomend één of meer van de volgende onderdelen omvatten: a) afvalwater: Voor de toepassing van deze subrubriek wordt: a) onder het gemeentelijk zoneringsplan verstaan, het zoneringsplan bedoeld in artikel 1, 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2006 houdende de vaststelling van de regels voor de scheiding tussen de gemeentelijke en bovengemeentelijke saneringsverplichting en de vaststelling van de zoneringsplannen; [...] [...] [...] [...] 1) het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van huishoudelijk afvalwater, ander dan afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar, Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 134/335

135 [...] [...] b) wanneer het lozingspunt is gemeente waarvoor het gemeentelijke zoneringsplan definitief is vastgesteld en het lozingspunt is gelegen in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; 2) het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat geen van de in bijlage 2C bij titel I van het Vlarem bedoelde gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen) van artikel 3 van bijlage van titel II van het Vlarem, met een debiet tot en met 2 m 3 /h:; 3) afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van: i) huishoudelijk afvalwater, ander dan afkomstig van woongelegenheden, vervangen door de zinsnede met een debiet van meer dan 600 m³/jaar ii) bedrijfsafvalwater dat geen van de in bijlage 2C bij titel I van het VLAREM bedoelde gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen) van artikel 3 van bijlage van titel II van het Vlarem met een effluent tot en met 5 m 3 /uur b) elektrische noodgroep met een geïnstalleerd totaal elektrisch vermogen van maximum kw, aangedreven door gas- of dieselmotor met een totaal nominaal vermogen van 100 kw tot en met 300 kw wanneer volledig gelegen in c) elektrische transformatoren met een individueel nominaal vermogen van 100 kva tot en met Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 135/335

136 1.000 kva d) vaste en voor het laden van elektrische accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kw e) al dan niet overdekte ruimten waarin 3 tot en met 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens worden gestald, andere dan personenwagens f) niet-huishoudelijke en voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, beperkt tot minder dan 10 voertuigen/aanhangwagens per dag wanneer volledig of gedeeltelijk gelegen in gebied ander dan, respectievelijk zonder beperking wanneer volledig gelegen in g) al dan niet overdekte ruimte waarin: Uitzonderingen: 1) De opslag van voertuigwrakken of afgedankte voertuigen op de plaats van productie is niet ingedeeld in onderhavige rubriek g) indien de opslag gebeurt in functie van een regelmatige afvoer. 2) De opslag van voertuigwrakken of afgedankte voertuigen ontstaan uit de aanvaardingsplicht, terugnameplicht of de vrijwillige terugname, is niet ingedeeld in onderhavige rubriek g) indien de opslag gebeurt bij de eindverkoper, tussenhandelaar, producent of invoerder van de stoffen en indien de opslag gebeurt in functie van een regelmatige afvoer. 1 maximaal 25 ton of 25 voertuigwrakken of afgedankte voertuigen die noch vloeistoffen, noch andere gevaarlijke onderdelen bevatten, gestald worden (deze afgedankte voertuigen zijn enkel afkomstig van erkende centra); 2 maximaal 5 ton of 5 voertuigwrakken of afgedankte voertuigen die nog wel vloeistoffen en/of andere gevaarlijke onderdelen bevatten, gestald worden; 3 maximaal 25 geaccidenteerde voertuigen gestald worden h) luchtcompressoren en airconditioning-installaties met een koelmiddelinhoud < 30 kg met een Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 136/335

137 totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kw tot en met 200 kw i) opslagplaatsen voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen tot en met liter j) opslagplaatsen voor corrosieve, irriterende, schadelijke of oxiderende stoffen met een totaal inhoudsvermogen van 200 tot en met kg wanneer volledig of gedeeltelijk gelegen in gebied ander dan, respectievelijk 200 tot en met kg wanneer volledig gelegen in k) opslagplaatsen voor P1-producten in andere recipiënten dan vaste houders met een totaal inhoudsvermogen van 50 liter tot en met 500 liter wanneer volledig of gedeeltelijk gelegen in gebied ander dan, respectievelijk van 50 liter tot en met liter wanneer volledig gelegen in l) opslagplaatsen voor P2-producten in andere recipiënten dan vaste houders met een totaal inhoudsvermogen van 100 liter tot en met liter m) opslagplaatsen voor P3-producten met een totaal inhoudsvermogen van 100 liter tot en met liter n) opslagplaatsen voor P4-producten met een totaal inhoudsvermogen van 200 liter tot en met liter o) opslagplaatsen voor milieugevaarlijke stoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 100 kg tot en met kg p) brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen voor de verdeling van P3-producten waarmee uitsluitend eigen voertuigen worden bevoorraad met maximaal één verdeelslang q) opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen (volgens EG-richtlijn 67/548/EEG) in verpakkingen van maximaal 25 liter of 25 kg voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en kg of liter r) installaties voor het mechanisch behandelen van metalen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kw tot en met 100 kw wanneer volledig of gedeeltelijk gelegen in gebied ander dan, respectievelijk Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 137/335

138 van 5 kw tot en met 200 kw wanneer volledig gelegen in s) installaties voor het ontvetten van metalen of voorwerpen uit metaal [...] met een totaal inhoudsvermogen van de baden en spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebuikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden van 10 liter tot en met 300 liter wanneer volledig of gedeeltelijk gelegen in gebied ander dan, respectievelijk van 10 liter tot en met liter wanneer volledig gelegen in t) vast opgestelde motoren met een totaal nominaal vermogen van 10 kw tot en met 300 kw volledig gelegen is in een, respectievelijk 10 kw tot en met 100 kw volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Voor de vast opgestelde motoren met minder dan 360 bedrijfsuren per kalenderjaar die noodgeneratoren aandrijven, moet het nominaal vermogen maar voor 5O % in rekening worden gebracht voor het bepalen van het totaal nominaal vermogen. u) stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie, met een totaal warmtevermogen van: 1) 300 kw tot en met kw : i) volledig gelegen is in een ii) en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas 2) 300 kw tot en met 500 kw in de gevallen andere dan vermeld sub 1) v) opslagplaatsen voor samengeperste vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen in verplaatsbare recipiënten met uitzondering van deze bedoeld in rubriek 48 met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 l tot en met l w) vast opgestelde batterijen waarvan het product van het vermogen, uitgedrukt in Ah, met de klemspanning, uitgedrukt in V, meer bedraagt dan Rubriek Al dan niet overdekt stallen van geaccidenteerde voertuigen Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 138/335

139 Jaarverslag Het al dan niet overdekt stallen van geaccidenteerde voertuigen van: Uitzondering: Het al dan niet overdekt stallen van geaccidenteerde voertuigen vallend onder toepassing van rubriek 15.5 is niet ingedeeld in onderhavige rubriek Voor de toepassing van deze rubriek wordt onder geaccidenteerde voertuigen verstaan, motorvoertuigen, inclusief voertuigwrakken of afgedankte voertuigen ontstaan op de plaats van productie en/of ontstaan uit de aanvaardingsplicht, terugnameplicht of de vrijwillige terugname, die ten gevolge van een ongeval ernstige schade vertonen waardoor een risico bestaat dat vloeistoffen lekken en waarvan de opslag niet is ingedeeld in rubriek d) of g 1) of 2). 1 maximaal 25 geaccidenteerde voertuigen 2 meer dan 25 geaccidenteerde voertuigen 3 A 2 B Rubriek 16. GASSEN Rubriek Productie of omzetting van gassen, cokesgas uitgezonderd De productie (met inbegrip van de gasraffinage) of omzetting van gassen, cokesgas uitgezonderd: Jaarverslag a) gasraffinaderijen 1 X A J,R b) overige, met een productiecapaciteit van: 1 1 Nm³/h tot en met 10 Nm³/h 2 meer dan 10 Nm³/h tot en met 100 Nm³/h meer dan 100 Nm³/h 1 A B Rubriek Niet-huishoudelijk scheiden langs fysische weg, cokesgas uitgezonderd Inrichtingen voor het niethuishoudelijk scheiden, langs fysische weg van gassen, cokesgas uitgezonderd Rubriek Fysisch behandelen (samenpersen-ontspannen) Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen ontspannen): De in deze rubriek vermelde gebieden Jaarverslag 1 A P J Klasse Bemerkingen Jaarverslag Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 139/335

140 betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen 1. Koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van: (Uitzonderingen: * luchtcompressoren tijdelijk ingezet bij wegenis-, bouw- en sloopactiviteiten zijn niet ingedeeld; * de installaties vallend onder de toepassing van rubriek 15.5 en rubriek 19.8, zijn niet ingedeeld in onderhavige rubriek 16.3) 1 5 kw tot en met 200 kw 3 2 meer dan 200 kw 2 T 2. Andere dan onder en 16.9.c ingedeelde en met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is gelegen in een b) meer dan 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3. Pompstations die behoren bij pijpleidingen voor het vervoer van koolstofdioxidestromen voor A,T 2 A,T 1 T B 1 T B 1 N,Yk Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 140/335

141 geologische opslag Rubriek Niet-huishoudelijk vullen van verplaatsbare recipiënten en bevoorrading van motorvoertuigen Inrichtingen voor het niethuishoudelijk vullen van verplaatsbare recipiënten en voor de bevoorrading van motorvoertuigen, met uitzondering van deze bedoeld in rubriek 16.9, met: 1 samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden giftige, ontplofbare of ontvlambare gassen 2 andere dan onder 1 vermelde gassen Opmerking Voor de definitie van "giftig", "ontplofbaar" en "ontvlambaar": zie deel II van de bijlage 7 bij titel I van het VLAREM. Jaarverslag 1 B J Rubriek Ontspanningsstations, maximum debiet meer dan m³/uur Ontspanningsstations voor gassen, met een maximum debiet van meer dan Nm³/h Rubriek Gasautoklaven 2 1 B Gasautoklaven met een inhoudsvermogen van: 1 25 tot en met 500 l 2 N 2 meer dan 500 l 1 N Rubriek Opslagplaatsen voor gassen in verplaatsbare recipiënten Opslagplaatsen voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen, in verplaatsbare recipiënten, met uitzondering van deze bedoeld in rubriek 48, met een gezamenlijk inhoudsvermogen van: Opmerking: De opslagplaatsen vallend onder de toepassing van rubriek 15.5 en rubriek 19.8, zijn niet ingedeeld in onderhavige rubriek De gebruikte verplaatsbare recipiënten dienen te worden meegeteld voor de bepaling van het gezamenlijke waterinhoudsvermogen. Verplaatsbare recipiënten aangeschakeld aan verplaatsbare verbruikstoestellen worden niet meegeteld. Verplaatsbare recipiënten aangeschakeld aan Jaarverslag Jaarverslag Jaarverslag Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 141/335

142 vaste verbruikstoestellen worden eveneens niet meegeteld, wanneer het waterinhoudsvermogen van het recipiënt of van de aangeschakelde flessenbatterij minder dan 300 liter bedraagt l tot en met l 3 2 meer dan l tot en met l 2 T 3 meer dan l 1 T B Rubriek Opslagplaatsen voor gassen in vaste reservoirs Jaarverslag Opslagplaatsen voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen, in vaste reservoirs, uitgezonderd deze van drukvaten deeluitmakend van compressoren en uitgezonderd buffervaten (reserve aan koelmiddel in een opslagtank waarvan de afnameleiding afgesloten is van het koelcircuit valt hier niet onder), met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen: Opmerking: De opslagplaatsen vallend onder de toepassing van rubriek 15.5 en rubriek 19.8, zijn niet ingedeeld in onderhavige rubriek tot en met l 3 2 van meer dan l tot en met l 2 T 3 meer dan l 1 T B Rubriek Aardgas Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Aardgas: a) voor de bovengrondse opslag of overslag van aardgas met een opslagcapaciteit: 1 tot en met m³ 3 2 van meer dan m³ tot en met m³ 2 A Klasse Bemerkingen 3 van meer dan m³ 1 A E b) Ondergrondse aangelegde opslagplaatsen van aardgas c) Aardgas-aflevereenheden ("home compressors") voor motorvoertuigen met een maximale capaciteit van 20 m³/uur d) Inrichtingen voor de bevoorrading van motorvoertuigen met aardgas, andere dan deze bedoeld in rubriek 16.9.c e) Commerciële winning van aardgas gewonnen hoeveelheid meer dan m³ aardgas per dag bedraagt Jaarverslag 1 E,N A E J 3 1 B 1 E,N A E J f) Winning van andere dan in 16.9.e) 1 E,N A E J Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 142/335

143 bedoelde gasvormige koolwaterstoffen, zoals gedefinieerd in artikel 2, 2, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond Rubriek Ondergrondse opslag van gasvormige brandstoffen Ondergrondse opslag van gasvormige brandstoffen met een opslagcapaciteit : 1 tot en met m³ 3 2 van meer dan m³ tot en met m³ 2 3 van meer dan m³ 1 A E Rubriek Ondergrondse opslag van koolstofdioxide Jaarverslag Ondergrondse opslag van koolstofdioxide : Opslaglocaties als vermeld in het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond 1 N,W,Yk Rubriek Installaties voor afvangen van koolstofdioxide Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Installaties voor het afvangen van koolstofdioxide 1 installaties voor het afvangen van koolstofdioxidestromen met het oog op de geologische opslag overeenkomstig het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond 2 het afvangen van koolstofdioxidestromen, afkomstig van installaties die met een X zijn aangeduid in de vierde kolom van de indelingslijst, met het oog op de geologische opslag overeenkomstig het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond 3 het afvangen van broeikasgassen, afkomstig van installaties die met een Y zijn aangeduid in de vierde kolom van de indelingslijst, met het oog op de geologische opslag overeenkomstig het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond Rubriek 17. GEVAARLIJKE PRODUCTEN 1 N 1 N,X 1 N,Yk 17. Gevaarlijke stoffen Opmerkingen Deze rubriek betreft zowel vaste stoffen als vloeistoffen. Gassen zijn ingedeeld in rubriek 16. De opslagplaatsen en verdeelinstallaties vallend onder de toepassing van rubriek 15.5 en rubriek 19.8, zijn niet ingedeeld in onderhavige rubriek 17. Klasse Bemerkingen Jaarverslag Jaarverslag Jaarverslag Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 143/335

144 De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen Rubriek Opgeheven (B.S ) Opgeheven (B.S ) Jaarverslag Rubriek Industriële activiteiten en opslagplaatsen met risico van zware ongevallen Industriële activiteiten en opslagplaatsen met risico's van zware ongevallen (EU-richtlijn 96/82/EG van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken) : waar gevaarlijke producten in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de in bijlage 6, delen 1 en 2, kolom 2, gevoegd bij titel I van het VLAREM vermelde hoeveelheid aanwezig zijn [...] VR-plichtige waar gevaarlijke producten in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de in bijlage 6, delen 1 en 2, kolom 3, gevoegd bij titel I van het VLAREM vermelde hoeveelheid aanwezig zijn [...] Jaarverslag 1 G A P J B 1 G A P J B Rubriek Inrichtingen of opslagplaatsen die niet onder of vallen Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Niet onder 17.2 en 17.4 vallende en op opslagplaatsen voor gevaarlijke producten. Voor de toepassing van deze rubriek worden als "gevaarlijke producten" beschouwd, de stoffen bedoeld in bijlage Klasse Bemerkingen Jaarverslag Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 144/335

145 7 bij titel I van het VLAREM Opmerking Voor de toepassing van de indelingscriteria van deze subrubriek moet zowel met de hoofdeigenschap als met het ontvlammingspunt rekening worden gehouden. Voor de vloeibare brandstoffen dient evenwel enkel rekening te worden gehouden met het ontvlammingspunt. Daarbij wordt onder "hoofdeigenschap" verstaan : de catalogering volgens EGrichtlijn 67/548/EEG van 27 juni 1967 betreffende de indeling, verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen en de EG-richtlijn 88/379/EEG van 7 juni 1988 betreffende de indeling, verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten; indien een product wordt gekenmerkt met twee of meer gevaarsymbolen, moet het meest relevante risico in aanmerking worden genomen; indien dit niet wordt gepreciseerd in de EG-richtlijn hiervoor vermeld, moet de indeling worden gevolgd van de ADR-reglementering, vastgesteld door het koninklijk besluit van 16 september 1991 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen zoals bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 18 juni Inrichtingen voor de industriële productie van zeer giftige, giftige, zeer licht ontvlambare, licht ontvlambare, ontplofbare of milieugevaarlijke stoffen met een jaarcapaciteit: 1 tot en met 10 ton 2 P J A 2 van meer dan 10 ton 1 G A P J B Inrichtingen voor de opslag voor zeer giftige, giftige en ontplofbare stoffen met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, met een opslagcapaciteit van: 1 meer dan 10 kg tot en met 100 kg 2 meer dan 100 kg tot en met 1 ton 3 2 A 3 meer dan 1 ton 1 G B P J B Opslagplaatsen voor oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, met een totaal inhoudsvermogen van: 1 a) 200 kg tot en met kg, volledig is b) 200 kg tot en met kg, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 145/

146 2 a) meer dan kg tot en met kg volledig is b) meer dan kg tot en met kg, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan 2 A 2 A 3 meer dan kg 1 B P J B Opslagplaatsen voor zeer licht ontvlambare en licht ontvlambare vloeistoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, met een totaal inhoudsvermogen van: 1 a) 50 l tot en met l, volledig is b) 50 l tot en met 500 l, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) bij uitsluitend ondergrondse opslag of bij combinatie van ondergrondse of bovengrondse opslag 1) meer dan l tot en met l wanneer de volledig is 2) meer dan 500 l tot en met l, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan A 2 A 3) meer dan l 1 B B b) bij uitsluitend bovengrondse opslag 1) meer dan l tot en met l wanneer de volledig is 2) meer dan 500 l tot en met l, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan 2 O 2 O 3) meer dan l 1 B A Opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, met een totaal inhoudsvermogen van: Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 146/335

147 1 100 l tot en met l 3 2 a) meer dan l tot en met l bij uitsluitend ondergrondse opslag of bij combinatie van ondergrondse of bovengrondse opslag b) meer dan l tot en met l bij uitsluitend bovengrondse opslag 3 a) meer dan l bij uitsluitend ondergrondse opslag of bij combinatie van ondergrondse of bovengrondse opslag b) meer dan l bij uitsluitend bovengrondse opslag Opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 55 C, maar dat 100 C niet overtreft, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, met een totaal inhoudsvermogen van: 1 a) l tot en met l indien de behoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt b) 100 l tot en met l voor andere dan sub a) bedoelde en 2 a) meer dan l tot en met l bij uitsluitend ondergrondse opslag of bij combinatie van ondergrondse of bovengrondse opslag b) meer dan l tot en met l bij uitsluitend bovengrondse opslag 3 a) meer dan l bij uitsluitend ondergrondse opslag of bij combinatie van ondergrondse of bovengrondse opslag b) meer dan l bij uitsluitend bovengrondse opslag Opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 100 C, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, met een totaal inhoudsvermogen van: l tot en met l 3 2 a) meer dan l tot en met l bij uitsluitend ondergrondse 2 A 2 O 1 B B 1 B A A 2 O 1 B B 1 B A 2 A Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 147/335

148 opslag of bij combinatie van ondergrondse of bovengrondse opslag b) meer dan l tot en met l bij uitsluitend bovengrondse opslag 3 a) meer dan l bij uitsluitend ondergrondse opslag of bij combinatie van ondergrondse of bovengrondse opslag b) meer dan l bij uitsluitend bovengrondse opslag Opslagplaatsen voor milieugevaarlijke stoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, met een opslagcapaciteit van: 1 meer dan 100 kg tot en met 1 ton 2 meer dan 1 ton tot en met 100 ton 2 O 1 B B 1 B A 3 2 A 3 meer dan 100 ton 1 A E J B Brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, zijnde installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) : 1 en voor de verdeling van de in rubriek of in rubriek bedoelde vloeistoffen met maximaal 1 verdeelslang 2 en voor de verdeling van de in rubriek , in rubriek , in rubriek of in rubriek bedoelde vloeistoffen met maximaal 2 verdeelslangen waarmee uitsluitend eigen bedrijfsvoertuigen worden bevoorraad 3 2 [...] 3 overige en 1 B B Rubriek Opslag en verkoopspunten in verpakkingen, kleiner dan 25 kg of l, max l (kg) Opslagplaatsen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, en/of verkoopspunten van in bijlage 7 bij titel I van het VLAREM bedoelde gevaarlijke stoffen, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 25 liter of 25 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 l en kg of l (EG-richtlijn 67/548/EEG van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en 3 Jaarverslag Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 148/335

149 bestuursrechterlijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen): Rubriek 18. ONTGINNINGEN Rubriek Groeven en graverijen Groeven en graverijen, uitgravingen van de industriële winning van steen, zand, grind, klei, e.d. met een totale, voor winning bestemde oppervlakte: 1 kleiner dan 1 ha 2 N,O,W Jaarverslag 2 van 1 ha en meer 1 N,M,O,W. B J Rubriek Turfwinning Turfwinning met een terreinoppervlakte van : 1 kleiner dan 1 ha 2 N,O,W Jaarverslag 2 van 1 ha en meer 1 N,M,O,W B J Rubriek Winning van mineralen door afbaggering van de zee- of rivierbodem Winning van mineralen door afbaggering van de zee- of rivierbodem: 1 met een volume van m³ per jaar of meer 2 die een aanzienlijke invloed kan hebben op een bijzonder beschermd gebied 1 N,M,O,W N 1 N,M,O,W N Jaarverslag Rubriek Oppervlakte-installaties voor de winning van ertsen, bitumineuze schisten en koolwaterstoffen Oppervlakte-installaties van bedrijven voor de winning van ertsen, van bitumineuze schisten en van koolwaterstoffen, zoals gedefinieerd in artikel 2, 2, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond (Er kan overlapping zijn met de rubrieken 1.3, 1.5, 16.9, e), en 16.9, f).) 1 N,M,O,W B Jaarverslag Rubriek Dagbouw in de minerale industrie en steenwinning bij een effectief productieareaal van 25 ha of meer 18.5 Dagbouw in de minerale industrie en steenwinning bij een effectief productieareaal van 25 ha of meer Jaarverslag 1 O,M,W,N A J,R Rubriek Ondergrondse winning van vaste koolwaterstoffen, ondergrondse mijnbouw en aanverwanten 18.6 Ondergrondse winning van vaste koolwaterstoffen, zoals Jaarverslag 1 N,M,O,W A J,R Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 149/335

150 gedefinieerd in artikel 2, 2, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond, ondergrondse mijnbouw en aanverwante activiteiten Rubriek Afgraving van steenkoolterrils Jaarverslag Afgraving van steenkoolterrils 2 N,O,W GRONDWATER: zie rubriek 53 Rubriek 19. HOUT Jaarverslag 19. Hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten): Uitzondering: Het verwerken van hout, houtschors, riet, vlas, stro of soortgelijke producten, gekoppeld aan de uitvoering van eigenlijke bouw- of sloopwerken, is niet in deze rubriek ingedeeld. De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen. Rubriek Fineer, triplex, houtvezel en spaanderplaatfabrieken, ander dan Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Fineer-, triplex-, houtvezel- en spaanderplaatfabrieken, van hout e.d., andere dan deze bedoeld in rubriek 19.2, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, wanneer de volledig is Klasse b) 5 kw tot en met 3 3 Bemerkingen Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 150/335

151 100 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 A O 2 A O 1 B O 1 B O Rubriek Vervaardiging van houtvezelplaten, vervaardigd volgens nat procédé Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Vervaardiging van houtvezelplaten en andere platen hoofdzakelijk samengesteld van hout e.d. gefabriceerd volgens een nat procédé met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met Klasse 3 3 Coördi -nator Bemerkingen 2 A O Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 151/335

152 1.000 kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, wanneer de volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 A O 1 B O 1 B O Rubriek Vervaardigen of mechanisch behandelen van producten uit hout, riet of stro Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is Klasse 3 3 Coördi -nator Bemerkingen 2 A,T N O Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 152/335

153 b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 A,T N O 1 T N O 1 T N O Rubriek Chemisch behandelen van hout en soortgelijke producten Inrichtingen voor het chemisch behandelen van hout en soortgelijke producten, andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8: 1 installaties voor houtverduurzaming met een jaarlijks oplosmiddelenverbruik van maximum 25 ton met: producten met minder dan 150 g VOS/l op emulsie- of dispersiebasis door instrijken/indompeling of drenking in een bad toegepast in een houtverduurzamingsstation waaraan de technische goedkeuring ATG van de Belgische Unie voor de technische goedkeuring in de bouw (BUtgb) is toegekend 2 andere installaties voor houtverduurzaming 3 Industriële installaties voor de conservering van hout en houtproducten met chemicaliën met een productiecapaciteit van 50 Coördi -nator 3 O 2 A 1 A J,R A m 3 per dag of meer. 4 de conservering van hout en houtproducten met 1 M,X A P J,R B,S Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 153/335

154 behulp van chemische stoffen met een productiecapaciteit van meer dan 75 m³ per dag, met uitzondering van de behandeling die uitsluitend gericht is op het voorkomen van sapvlekken (Er kan overlapping zijn met een of meer rubrieken van rubriek 19.) Rubriek Droogovens Droogovens voor hout e.d., andere dan deze bedoeld in rubriek 19.8, met een elektrisch vermogen van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is 3 b) 5 kw tot en met 75 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 2 meer dan 75 kw tot en met 200 kw volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 3 meer dan 200 kw 1 B Rubriek Opslagplaatsen Coördi -nator Opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48 en rubriek 19.8, met een capaciteit van: 1 volledig is : a) meer dan 20 ton tot en met 200 ton of meer dan 40 tot en met 400 m³ in een lokaal 3 b) meer dan 100 ton tot en met 800 ton of meer dan 200 m³ tot en met m³ in open lucht 3 2 volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan : a) meer dan 20 ton tot en met 100 ton of meer dan 40 tot en met 200 m³ in een lokaal 3 b) meer dan 100 ton tot en met 400 ton of meer dan 3 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 154/335

155 200 m³ tot en met 800 m³ in open lucht 3 a) meer dan 200 ton of 400 m³ in een lokaal of 800 ton of m³ in open lucht, volledig is b) meer dan 100 ton of 200 m³ in een lokaal of 400 ton of 800 m³ in open lucht, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 T 2 T Rubriek Houtvezelplaat- spaanderplaat-, duplex-, triplex- en multiplexfabrieken met een productiecapaciteit van 200 ton en meer Houtvezelplaat- spaanderplaat-, duplex-, triplex- en multiplexfabrieken met een productiecapaciteit van 200 ton per dag en meer. Er kan overlapping zijn met een of meer subrubrieken van rubriek 19. Rubriek Standaardhoutbewerkingsbedrijven Coördi -nator 1 B 19.8 STANDAARDHOUTBEWERKINGSBEDRIJVEN 3 Houtbewerkingsbedrijven die: 1 ten minste één of meer van de volgende onderdelen omvatten: a) werkplaatsen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout e.d. met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kw tot en met 100 kw, wanneer volledig of gedeeltelijk gelegen in gebied ander dan, respectievelijk van 5 kw tot en met 200 kw wanneer volledig gelegen in b) installaties voor houtverduurzaming met een jaarlijks oplosmiddelenverbruik van maximum 25 ton met: producten met minder dan 150 g VOS/l op emulsie- of dispersiebasis door instrijken/indompeling of drenking in een bad toegepast in een houtverduurzamingsstation waaraan de technische goedkeuring ATG van de Belgische Unie voor de technische goedkeuring in de bouw (BUtgb) is toegekend c) droogovens voor fineer-, gelijmde stukken of massief hout, met een elektrisch vermogen van 5 kw tot en met 75 kw, wanneer volledig of gedeeltelijk gelegen in gebied ander dan, respectievelijk van 5 kw tot en met 200 kw, wanneer volledig gelegen in Coördi -nator Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 155/335

156 d) opslagplaatsen van hout en dergelijke met een capaciteit van: 1) volledig is : i) meer dan 20 ton tot en met 200 ton of meer dan 40 tot en ii) met 400 m 3 in een lokaal meer dan 100 ton tot en met 800 ton of meer dan 200 m³ tot en met m 3 in open lucht 2) volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan : i) meer dan 20 ton tot en met 100 ton of meer dan 40 tot en ii) met 200 m 3 in een lokaal meer dan 100 ton tot en met 400 ton of meer dan 200 m³ tot en met 800 m 3 in open lucht 2 en verder, benevens de niet-ingedeelde aanhorigheden, uitsluitend bijkomend één of meer van de volgende onderdelen omvatten: a) afvalwater: Voor de toepassing van deze subrubriek wordt: a) onder het gemeentelijk zoneringsplan verstaan, het zoneringsplan bedoeld in artikel 1, 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2006 houdende de vaststelling van de regels voor de scheiding tussen de gemeentelijke en bovengemeentelijke saneringsverplichting en de vaststelling van de zoneringsplannen; b) [...] c) [...] het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van huishoudelijk afvalwater, ander dan afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar, 1) a) [...] b) wanneer het lozingspunt is Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 156/335

157 gemeente waarvoor het gemeentelijke zoneringsplan definitief is vastgesteld en het lozingspunt is centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; 2) het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat geen van de in bijlage 2C bij titel I van het Vlarem bedoelde gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen) van artikel 3 van bijlage van titel II van het Vlarem, met een debiet tot en met 2 m 3 /h:; 3) afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van: i) huishoudelijk afvalwater, ander dan afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; ii) bedrijfsafvalwater dat geen van de in bijlage 2C bij titel I van het VLAREM bedoelde gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen) van artikel 3 van bijlage van titel II van het Vlarem met een effluent tot en met 5 m³/uur b) installaties voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen: 1) voorzien van een filterinstallatie Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 157/335

158 met gebruik van actieve kool voor de adsorptie van de afvalgassen of een gelijkwaardige installatie, alsmede installaties waar uitsluitend bedekkingsmiddelen met minder dan 150 g VOS/l worden aangebracht, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kw tot en met 25 kw, wanneer volledig of gedeeltelijk gelegen in gebied ander dan, respectievelijk van 5 kw tot en met 60 kw wanneer volledig gelegen in 2) of, waarmee bedekkingsmiddelen worden aangebracht met een maximaal gehalte aan vluchtige organische stoffen, zoals conform de EGrichtlijn 2004/42/EG bepaald in bijlage 2A van het koninklijk besluit van 7 oktober 2005 inzake de reductie van het gehalte aan vluchtige organische stoffen in bepaalde verven en vernissen en in producten voor het overspuiten van voertuigen (zie A van voetnota onder rubriek 4.3, b)), met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kw tot en met 25 kw wanneer volledig of gedeeltelijk gelegen in gebied ander dan, respectievelijk van 5 kw tot en met 60 kw wanneer volledig gelegen in 3) of andere dan onder sub 1) en sub 2) bedoelde installaties met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: i) 5 kw tot en met 25 kw, volledig is ii) 5 kw tot en met 10 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan het sub i) vermelde c) elektrische noodgroep met een geïnstalleerd totaal elektrisch vermogen van maximum kw, aangedreven door gas- of dieselmotor met een totaal nominaal vermogen van 100 kw tot en met 300 kw wanneer volledig gelegen in Voor de vast opgestelde motoren met minder dan 360 bedrijfsuren per kalenderjaar die Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 158/335

159 noodgeneratoren aandrijven, moet het nominaal vermogen maar voor 5O % in rekening worden gebracht voor het bepalen van het totaal nominaal vermogen. d) elektrische transformatoren met een individueel nominaal vermogen van 100 kva tot en met kva e) vaste en voor het laden van elektrische accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kw f) vast opgestelde elektrische batterijen waarvan het product van het vermogen, uitgedrukt in Ah, met de klemspanning, uitgedrukt in V, meer bedraagt dan g) al dan niet overdekte ruimten waarin 3 tot en met 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens worden gestald, andere dan personenwagens h) luchtcompressoren en airconditioning-installaties met een koelmiddelinhoud < 30 kg met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kw tot en met 200 kw i) opslagplaatsen voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen tot en met liter respectievelijk in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met liter j) opslagplaatsen voor corrosieve, irriterende, schadelijke of oxyderende stoffen met een totaal inhoudsvermogen van 200 kg tot en met kg wanneer volledig of gedeeltelijk gelegen in gebied ander dan, respectievelijk 200 kg tot en met kg wanneer volledig gelegen in k) opslagplaatsen voor P1-producten in andere recipiënten dan vaste houders met een totaal inhoudsvermogen van 50 liter tot en met 500 liter wanneer volledig of gedeeltelijk gelegen in gebied ander dan, respectievelijk van 50 liter tot en met liter wanneer volledig gelegen in l) opslagplaatsen voor P2-producten in andere recipiënten dan vaste houders met een totaal inhoudsvermogen van 100 liter tot en met liter m) opslagplaatsen voor P3-producten met een totaal inhoudsvermogen van 100 liter tot en met liter Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 159/335

160 n) opslagplaatsen voor P4-producten met een totaal inhoudsvermogen van 200 liter tot en met liter o) opslagplaatsen voor milieugevaarlijke stoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 100 kg tot en met kg p) brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen voor de verdeling van P3-producten waarmee uitsluitend eigen voertuigen worden bevoorraad met maximaal één verdeelslang q) opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen (volgens EG-richtlijn 67/548/EEG) in verpakkingen van maximaal 25 liter of 25 kg voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en kg of liter r) installaties voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van de extrusie en het opschuimen van kunststofprofielen, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kw tot en met 100 kw wanneer volledig of gedeeltelijk gelegen in gebied ander dan, respectievelijk van 5 kw tot en met 200 kw wanneer volledig gelegen in s) opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met een maximumcapaciteit van: 1) meer dan 10 ton tot en met 200 ton in een lokaal of meer dan 100 ton tot en met 800 ton in open lucht, volledig is gelegen in een 2) meer dan 10 ton tot en met 20 ton in een lokaal of meer dan 100 ton tot en met 200 ton in open lucht, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan t) installaties voor het mechanisch behandelen van metalen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kw tot en met 100 kw wanneer volledig of gedeeltelijk gelegen in gebied ander dan, respectievelijk van 5 kw tot en met 200 kw wanneer volledig gelegen in u) installaties voor het ontvetten van metalen of voorwerpen uit metaal met organische oplosmiddelen met een totaal inhoudsvermogen van de baden en spoelbaden van 10 liter tot en met 300 liter wanneer volledig of gedeeltelijk gelegen in gebied ander dan, Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 160/335

161 respectievelijk van 10 liter tot en met liter wanneer volledig gelegen in v) stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie, met een totaal warmtevermogen van maximum: 1) 300 kw tot en met kw : i) volledig gelegen is in een ii) en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas 2) 300 kw tot en met 500 kw in de gevallen andere dan vermeld sub 1) Rubriek Industriële fabricage OSB, spaanplaat en vezelplaat De industriële fabricage van een of meer van de volgende platen en panelen van hout: oriented strand board (OSB), spaanplaat, vezelplaat met een productiecapaciteit van meer dan 600 m³ per dag Jaarverslag 1 M,X A P J (Er kan overlapping zijn met een of meer subrubrieken van rubriek 19.) Rubriek 20. INDUSTRIËLE INRICHTINGEN DIE BEHOREN TOT BIJZONDERE CATEGORIEËN Rubriek Energie-industrie Energie-industrie (zie ook rubriek 6) De productie van cokes 1 E,G,M,X,Yk A P J,R B,S Het raffineren van ruwe aardolie (Zie ook rubriek 1.1.) Het vergassen of vloeibaar maken van: 1 E,M,X,Yk A P J,R B,S a) steenkool 1 E,M,X A P J,R B,S b) andere brandstoffen in installaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 20 MW of meer Installaties voor het produceren van vaste brandstoffen: industrieel briketteren van steenkool en bruinkool met een jaarcapaciteit van: 1 E,M,X A P J,R B,S ton tot en 2 A Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 161/335

162 met ton 2 meer dan ton steenkoolwalserijen met een capaciteit van 1 ton per uur of meer; installaties voor de fabricage van steenkoolproducten en vaste rookvrije brandstof Installaties voor de productie van hydro-elektrische energie met een elektrisch vermogen van : kw tot en met 500 kw 2 meer dan 500 kw tot en met kw 3 meer dan kw 1 E B Installaties voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie 1 met een elektrisch vermogen van: a) 300 kw tot en met 500 kw b) meer dan 500 kw tot en met kw c) meer dan kw 1 E B 2 Indien de activiteit betrekking heeft: - op 20 windturbines of meer, of - op 4 windturbines of meer, die een aanzienlijke invloed hebben of kunnen hebben op een bijzonder beschermd gebied Rubriek Productie en omzetting van metalen 1 B B 1 A J,R B 1 A J,R B E B Productie en omzetting van metalen Het roosten, pelletiseren of sinteren van ertsen, met inbegrip van zwavelhoudend erts De productie van ruw ijzer of staal (primaire of secundaire smelting) met inbegrip van continugieten met een capaciteit van: 1 G,M,X,Y k A P J,R kg tot 2,5 ton per uur 1 G,M A P J O 2 meer dan 2,5 ton per uur 1 G,M,X,Y k A P J,R A,S Het smelten van ferrometalen met een productiecapaciteit Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 162/335

163 per dag van: 1 1 ton tot en met 5 ton 2 A O 2 meer dan 5 ton tot en met 20 ton 1 M A P J O 3 meer dan 20 ton 1 M,X A P J,R A,S Het smelten, met inbegrip van het legeren, van nonferrometalen, inclusief terugwinningsproducten en het gieten van non-ferrometalen met een smeltcapaciteit per dag van: a) voor lood en cadmium: 1 20 kg tot en met 1 ton 2 A,G,M A 2 meer dan 1 ton tot en met 4 ton 1 G,M A P J B 3 meer dan 4 ton 1 G,M,X A P J,R B,S b) voor andere metalen: 1 20 kg tot en met 0,5 ton 2 meer dan 0,5 ton tot en met 20 ton 2 A,G,M O 1 G,M A P J A 3 meer dan 20 ton 1 G,M,X A P J,R A,S De productie van ruwe nonferrometalen uit erts, concentraat of secundaire grondstoffen met metallurgische, chemische of elektrolytische procedés Installaties voor de productie van ruwijzer of staal (primaire of secundaire smelting), met inbegrip van continugieten, met een productiecapaciteit van ton per jaar of meer. 1 G,M,X A P J,R B,S 1 G,M A P J B Er kan overlapping zijn met een of meer subrubriek Installaties voor het smelten (met inbegrip van het legeren), het (vorm)gieten, walsen (koud- en warmwalsen), het trekken van non-ferrometalen, met uitzondering van edele metalen - inclusief terugwinningsproducten (affineren, vormgieten, enz.) - met een productiecapaciteit van ton per jaar of meer. Er kan overlapping zijn met een of meer subrubrieken van de rubrieken 20 en Productie van aluminium 1 productie van primair aluminium 2 productie van secundair aluminium waarbij 1 M A P J B 1 Y k,y p A J B 1 Y k A J B Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 163/335

164 verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW worden gebruikt Productie of bewerking van ferrometalen, inclusief ferrolegeringen, waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW worden gebruikt. De bewerking bevat onder meer walserijen, herverhitters, gloeiovens, smederijen, gieterijen, coating en beitsen Productie of bewerking van non-ferrometalen, met inbegrip van de productie van legeringen, raffinage, gieterijen enzovoort, waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen (met inbegrip van brandstoffen die als reductoren worden ingezet) van meer dan 20 MW worden gebruikt 1 Y k A J B 1 Y k A J B Rubriek Industrieën op het gebied van niet-metaalachtige minerale producten Industrieën op het gebied van nietmetaalachtige minerale producten Installaties voor de productie van cement: De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen. 1 Inrichtingen voor de productie van cement en kalk door middel van draaiovens met een geïnstalleerde totale drijfkracht: Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 164/335

165 a) 1) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is 2) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan b) 1) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is gelegen in een 2) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan c) 1) meer dan kw, volledig is gelegen in een 2) meer dan 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 Installaties voor de vervaardiging van cement met een productiecapaciteit van ton per jaar of meer Inrichtingen voor productie en omzetting van asbestproducten (zie ook rubriek 30.6) a) industriële activiteiten waarbij asbest wordt gebruikt, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: A O 2 A O 1 M A P J O 1 M A P J O 1 M A P J O 1 tot en met 200 kw 2 A 2 meer dan 200 kw 1 G,M A P J B b) Fabricage van asbestcement niet begrepen in sub d) hierna c) Productie van asbestpapier of asbestkarton niet begrepen in sub d) hierna d) De winning van asbest of de fabricage van asbestproducten e) Installaties voor de behandeling en de verwerking van asbest en asbesthoudende producten : 1 voor producten van asbestcement, met een jaarproductie van: a) minder dan ton eindproducten 2 G B 2 G B 1 G,M,X A P J, R B 2 A,G O b) ton 1 G,M A P J A Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 165/335

166 eindproducten en meer 2 voor remvoeringen, met een jaarproductie van: a) minder dan 25 ton eindproducten b) 25 ton eindproducten en meer 3 alsmede- voor andere toepassingsmogelijkheden van asbest- met een gebruik van: a) minder dan 100 ton per jaar b) 100 ton per jaar en meer Installaties voor de productie van rotsvezels en glaswol: 2 A,G O 1 G,M A P J A 2 A,G O 1 G,M A P J A De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen. 1 met een geïnstalleerde totale drijfkracht: a) 1) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is 2) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan b) 1) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is gelegen in een 2) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk A 2 A Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 166/335

167 is gebied ander dan c) 1) meer dan kw, volledig is gelegen in een 2) meer dan 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 met een productiecapaciteit van ton per jaar of meer. Er is overlapping mogelijk met 1. 3 Fabricage van isolatiemateriaal uit minerale wol met gebruikmaking van glas, steen of slakken met een smeltcapaciteit van meer dan 20 ton per dag De fabricage van glas: 1 de fabricage van glas, met inbegrip van installaties voor de fabricage van glasvezels, met een smeltcapaciteit per dag van: 1 M A P J 1 M A P J 1 M A P J 1 Y k J a) 4 ton tot en met 20 ton 2 O b) meer dan 20 ton 1 M,X,Y k A P J,R A,S 2 installaties voor het vervaardigen en behandelen van glas (met inbegrip van glasvezels) met een productie-capaciteit van ton per jaar of meer. 1 M A P J A (Er is overlapping mogelijk met punt 1.) Het fabriceren van keramische producten door middel van verhitting, met name dakpannen, bakstenen, vuurvaste stenen, tegels, aardewerk of porselein met: De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder "" de categorie van gebiedsaanduiding "bedrijvigheid" verstaan, met uitzondering van de volgende Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 167/335

168 gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: 1 specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren 2 specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel 3 buffer voor bedrijventerreinen a) een totaal geïnstalleerde drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw als de volledig in een ligt b) 5 kw tot en met 100 kw als de volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een ligt 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw als de volledig in een ligt b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw als de volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een ligt 3 a) meer dan kw als de volledig in een ligt b) meer dan 500 kw als de volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een ligt b) een productiecapaciteit in gewicht van meer dan 75 ton per dag c) een ovencapaciteit van meer dan 4 m3 en met een plaatsingsdichtheid per oven van meer dan 300 kg/m Het smelten van minerale stoffen, met inbegrip van installaties voor de fabricage van mineraalvezels met een smeltcapaciteit per dag van : 1 10 ton tot en met 20 ton 2 3 O 3 O 2 A A 2 A A 1 N,M A P J A 1 N,M A P J A 1 M,X,Y k A P J,R A,S 1 M,X A P J,R A,S 2 meer dan 20 ton 1 M,X A P J,R De fabricage van koolstof (harde gebrande steenkool) of elektrografiet door verbranding of grafitisering Het drogen of calcineren van gips of het produceren van gipsplaten en andere gipsproducten waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW worden gebruikt Rubriek Chemische industrie (zie ook rubriek 7) 1 X B E J,R 1 Y k A J A Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 168/335

169 20.4. Chemische industrie (zie ook rubriek 7) Chemische en voor de productie van alkenen, alkeenderivaten, monomeren en polymeren, niet begrepen in rubriek 7.3): 1 met een productiecapaciteit van minder dan 10 ton per jaar 2 met een productiecapaciteit van 10 ton per jaar of meer Chemische en voor de fabricage van organische tussenproducten, niet begrepen in rubriek 7: 1 met een productiecapaciteit van minder dan 10 ton per jaar 2 met een productiecapaciteit van 10 ton per jaar of meer Inrichtingen voor de fabricage van anorganische chemische basisproducten, niet begrepen in rubriek 7: 1 met een productiecapaciteit van minder dan 10 ton per jaar 2 met een productiecapaciteit van 10 ton per jaar of meer (Inrichtingen voor de verwijdering van giftige en gevaarlijke afvalstoffen door verbranding: zie rubrieken 2.3.4) Inrichtingen voor behandeling van andere vaste en vloeibare afvalstoffen door verbranding: zie rubriek 2.3.4) Rubriek Diverse industrieën: chemische fabricage van papierpap Diverse industrieën: Inrichtingen voor de chemische fabricage van papierpap met een productiecapaciteit van: ton tot en met ton per jaar 2 A 1 G,M A P J B 2 B 1 G,M A P J B 2 B 1 G,M A P J B 2 B 2 meer dan ton per jaar 1 M A P J B Rubriek 21. KLEURSTOFFEN EN PIGMENTEN 21. Kleurstoffen en pigmenten De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 169/335

170 vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen. Rubriek Vervaardigen van natuurlijke kleurstoffen en pigmenten Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Inrichtingen voor het vervaardigen van natuurlijke kleurstoffen en pigmenten, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is Klasse Bemerkingen 3 O 3 O 2 A A 2 A A 1 M B E J B Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 170/335

171 b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 1 M B E J B Rubriek Vervaardigen van kunstmatige kleurstoffen en pigmenten Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Inrichtingen voor het vervaardigen van kunstmatige kleurstoffen en pigmenten, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de Klasse Bemerkingen 3 O 3 O 2 A A 2 A A 1 M A P J B 1 M A P J B Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 171/335

172 volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Rubriek Opslagplaatsen voor kleurstoffen en pigmenten Opslagplaatsen voor kleurstoffen en pigmenten met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48 met een capaciteit van meer dan 10 ton 2 T A KOELINSTALLATIES: zie rubriek 16.3 Rubriek 22. KOSMETISCHE STOFFEN (parfums, crèmes, poeders en analoge producten) 22. Cosmetische stoffen (parfums, crèmes, poeders en analoge producten) De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen. Rubriek Bereiden of conditioneren Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Inrichtingen voor het bereiden of conditioneren van cosmetische stoffen met een geïnstalleerde drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, Klasse Bemerkingen 3 O 3 O Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 172/335

173 volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Rubriek Opslagplaatsen Opslagplaatsen voor cosmetische stoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton 2 A O 2 A O 1 B P O 1 B P O Rubriek 23. KUNSTSTOFFEN (macromoleculaire synthetische stoffen) Rubriek Industrieel vervaardigen Inrichtingen voor het vervaardigen van kunststoffen en van kunstmatige vezels: 1 Inrichtingen voor het vervaardigen van kunststoffen en van kunstmatige vezels met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: a) 5 kw tot en met 10 kw 3 b) meer dan 10 kw tot en met 200 kw 2 T O 2 A Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 173/335

174 c) meer dan 200 kw 1 M A P J B 2 Installaties voor het vervaardigen van kunstmatige minerale vezels met een productiecapaciteit van ton per jaar of meer. Er is overlapping mogelijk met 1 1 M A P J B Rubriek Behandelen van kunststoffen en vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen Inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: Opmerkingen: De en voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, vallend onder de toepassing van rubriek 19.8, zijn niet ingedeeld in onderhavige rubriek. De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen. 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 3 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 174/335

175 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Rubriek Opslag van kunststoffen en voorwerpen uit kunststof Opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41 en 48, met een capaciteit van: Opmerkingen: De opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, vallend onder de toepassing van rubriek 19.8, zijn niet ingedeeld in onderhavige rubriek. De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze 2 A,T O 2 A,T O 1 A,T B O 1 A,T B O Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 175/335

176 categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen. 1 a) meer dan 10 ton tot en met 200 ton in een lokaal of meer dan 100 ton tot en met 800 ton in open lucht, volledig is b) meer dan 10 ton tot en met 20 ton in een lokaal of meer dan 100 ton tot en met 200 ton in open lucht, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 ton in een lokaal of meer dan 800 ton in open lucht, volledig is b) meer dan 20 ton in een lokaal of meer dan 200 ton in open lucht volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan T 2 T Rubriek Oppervlaktebehandeling van kunststoffen met een elektrolytisch of chemisch procédé oppervlaktebehandeling met inbegrip van ontvetting van kunststoffen door middel van een elektrolytisch of chemisch procédé inhoud van de gebruikte behandelingsbaden (exclusief spoelbaden) meer dan liter bedraagt 1 X B J,R Rubriek 24. LABORATORIA (al dan niet geïntegreerd in een elders ingedeelde ) Rubriek Lozen gevaarlijke stoffen Laboratoria die enige biologische of scheikundige, minerale of organische bedrijvigheid uitoefenen met het oog op opzoekingen, proeven, analyses, toepassing of ontwikkeling van producten, kwaliteitscontrole op producten, of met een didactisch doel, die door hun afvalwater een hoeveelheid gevaarlijke stoffen lozen per maand en per stof die opgenomen is in lijst I van bijlage 2C: 1 tot en met 1 kg 3 2 meer dan 1 kg 2 O Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 176/335

177 Rubriek Opgeheven BS Opgeheven B.S Rubriek Opgeheven BS Opgeheven B.S Rubriek Laboratoria andere dan bedoeld in rubrieken en Laboratoria andere dan bedoeld in rubrieken en 24.3 Rubriek 25. LEDER (huiden, leder, pelsen, haren, veren, dons) 25. Leder (huiden, leder, pelsen, haren, veren, dons) De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: 3 - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen. Rubriek Leer- en witlooierijen Leer- en witlooierijen Het looien van huiden met een verwerkingscapaciteit van meer dan 12 ton eindproducten per dag 1 X B J,R B,S Overige leer- en witlooierijen 1 B B Installaties voor het looien van huiden met een productiecapaciteit van ton per jaar of meer Er kan overlapping zijn met deelrubriek B B Rubriek Andere en voor het behandelen, vilthoed- en textielhaarfabrieken Rubriek Omschrijving en Klasse Bemer- Coördi- jaar- Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 177/335

178 Subrubrieken kingen nator verslag Andere en voor het behandelen van huiden, leder, pelsen, haren, veren en dons zoals pelterij- en bontwerkfabrieken (bereiden, verven en reinigen inbegrepen), vilthoed- en textielhaarfabrieken met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Rubriek Opslagplaatsen voor niet-gelooide huiden 3 A 3 A 2 A B 2 A B 1 B B 1 B B Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 178/335

179 25.3. Opslagplaatsen voor niet-gelooide huiden, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton 2 T Rubriek Opslagplaatsen voor niet-behandelde haren, veren of dons Opslagplaatsen van nietbehandelde haren, veren of dons, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 1 ton 2 T Rubriek Mechanisch vervaardigen van artikelen uit leder Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Inrichtingen voor het mechanisch vervaardigen van artikelen uit leder met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is Klasse A N 2 A 1 N Bemerkingen Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 179/335

180 b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 1 N Rubriek 26. LIJMEN EN NIET VOOR CONSUMPTIE BESTEMDE GELATINE 26. Lijmen en niet voor consumptie bestemde gelatine De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen. Rubriek Bereiden van lijmen Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Inrichtingen voor het bereiden van lijmen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met Klasse Bemerkingen 3 A 3 A 2 A B Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 180/335

181 1.000 kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 A B 1 A E B 1 A E B Rubriek Opslagplaatsen voor lijmen en niet voor consumptie bestemde gelatine Opslagplaatsen voor lijmen en niet voor consumptie bestemde gelatine, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, van meer dan 10 ton Rubriek Productie van gelatine en osseïne Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Inrichtingen voor de productie van gelatine en osseïne met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Klasse 2 T A Bemerkingen 3 A 3 A Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 181/335

182 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Rubriek 27. LUCIFERS, TOORTSEN EN ANALOGE PRODUCTEN Rubriek Vervaardigen Inrichtingen voor het vervaardigen van lucifers, toortsen en analoge producten Rubriek Opslagplaatsen Opslagplaatsen voor lucifers, toortsen en analoge producten, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, vanaf 1 ton 2 A B 2 A B 1 M A P J B 1 M A P J B 1 T B E J O Rubriek 28. MEST OF MESTSTOFFEN (Opslagplaats voor ammoniumnitraatmeststoffen : zie ook rubriek 17.2.) Rubriek Kunstmest Kunstmest, waaronder verstaan elke speciaal vervaardigde één of meer mineralen bevattende stof die wordt aangebracht ter bevordering van de gewasgroei, andere dan dierlijke mest a) Productie van fosfaatmeststoffen, superfosfaten, fosforzuren en technische fosfaten met een 2 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 182/335

183 geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 5 kw tot en met 200 kw 2 A 2 meer dan 200 kw 1 M A P J B b) Productie van stikstofmeststoffen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 5 kw tot en met 200 kw 2 A 2 meer dan 200 kw 1 M A P J B c) Productie van samengestelde meststoffen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 5 kw tot en met 200 kw 2 A 2 meer dan 200 kw 1 M A P J B d) Productie verbonden aan of aanverwant met deze van de subrubrieken a), b) of c) die wegens hun speciaal of afwijkend karakter er niet mee kunnen gelijkgesteld worden met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 5 kw tot en met 200 kw 2 A 2 meer dan 200 kw 1 M A P J B e) Inrichtingen voor het behandelen en verpakken van kunstmest met een geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 5 kw f) Opslagplaatsen van kunstmest, andere dan deze bedoeld in rubriek 17 en 48, met een opslagcapaciteit van: 1 meer dan 20 ton tot en met 100 ton meer dan 100 ton 2 O Rubriek Opslagplaats van dierlijke mest Opslagplaats van dierlijke mest, waaronder verstaan door vee uitgescheiden natuurlijke afvalstoffen of een mengsel van strooisel en door vee uitgescheiden natuurlijke afvalstoffen ongeacht of het vee wordt geweid of op intensieve veehouderij wordt gehouden, alsmede de natuurlijke afvalstoffen van visteeltbedrijven: (gebieden bepaald volgens de begrippen van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen) Uitzondering : De opslag in agrarisch gebied van vaste dierlijke mest en/of van mengmest op de akker, bedoeld om te worden uitgespreid, is niet Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 183/335

184 ingedeeld onder de voorwaarde dat deze opslag gedurende maximaal 3 maanden per jaar gebeurt en de volgende minimumafstanden worden gerespecteerd : de afstand tot de perceelsgrens en oppervlaktewater bedraagt ten minste 10 meter; de afstand tot woningen van derden bedraagt ten minste 100 meter. a) in een gebied ander dan woongebieden met landelijk karakter en agrarische gebieden: 1 van 2 m 3 tot en met 10 m van meer dan 10 m 3 tot en met 100 m 3 2 T N 3 van meer dan 100 m 3 1 N b) in een woongebied met een landelijk karakter: 1 van 5 m 3 tot en met 100 m 3 2 van meer dan 100 m 3 tot en met m T N 3 van meer dan m 3 1 N c) in een agrarisch gebied: 1 van 10 m 3 tot en met m 3 2 van meer dan m 3 2 N Rubriek Mestbewerking of -verwerking Inrichtingen waar dierlijke mest bewerkt of verwerkt wordt, met uitzondering van de installaties voor de bewerking en/of verwerking van dierlijke mest zoals bedoeld in de rubrieken 9.3 tot en met 9.8, met een bewerkings- of verwerkingscapaciteit op jaarbasis van: a) 2 ton tot en met ton mest b) ton tot en met ton mest B c) meer dan ton mest 1 B P J B Rubriek 29. METALEN (zie ook rubriek 20.2) 29. Metalen (zie ook rubriek 20.2) Uitzondering: Het mechanisch, thermisch of fysisch bewerken van metaal, Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 184/335

185 alsook het stralen met zand of andere producten gekoppeld aan de uitvoering van eigenlijke bouw- of sloopwerken, is niet in deze rubriek ingedeeld. De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen. Rubriek Ertsen Ertsen: Niet in rubriek begrepen en voor het behandelen van ertsen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 3 O 3 O 2 A A 2 A A Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 185/335

186 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Inrichtingen voor de opslag of overslag van ertsen, met uitzondering van die, vermeld in rubriek 48, met een oppervlakte van: 1 1 tot en met 10 ha 2 meer dan 10 ha Rubriek De verwerking van ferro-metalen 1 B B 1 B B 2 T A 1 B De verwerking van ferro-metalen: (De productie van ijzer en staal: zie rubriek ) Walserijen 1 warmwalsen met een capaciteit van meer dan 20 ton ruwstaal per uur A 1 M,X A P J,R B,S 2 overige walserijen 1 M A P J B Staaldraadtrekkerijen 1 M A P J B Rubriek Non-ferrometalen Non-ferrometalen: (Inrichtingen voor de productie van non-ferro metalen: zie rubriek ) Walserijen of trekkerijen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, 3 A Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 186/335

187 volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Rubriek Metaalgieterijen en metaalpoeders Metaalgieterijen en metaalpoeders: Gieterijen Met gebruik van smeltkroezen, met een totaal inhoudsvermogen van: a) b) 3 A 2 A B 2 A B 1 A P J B 1 A P J B 1 dm 3 tot en met 1 m 3 2 A meer dan 1 m 3 1 M A P J B Metaalpoeders (en voor het vervaardigen van) 2 B Inrichtingen voor het 1 M A P J B Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 187/335

188 vervaardigen van metaaloxiden Rubriek Metalen of voorwerpen uit metaal (bewerking of behandeling van) Metalen of voorwerpen uit metaal (bewerking of behandeling van) Smeden met hamers met een slagarbeid van meer dan 50 kilojoule per hamer, wanneer een thermisch vermogen van meer dan 20 MW wordt gebruikt Smederijen, andere dan deze bedoeld in rubriek , en en voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 X N J,R Opmerkingen: De en voor het mechanisch behandelen van metalen, vallend onder de toepassing van rubriek 15.5 en van rubriek 19.8, zijn niet ingedeeld in onderhavige rubriek. 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, wanneer de volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is gelegen in een b) meer dan 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Inrichtingen voor het thermisch behandelen van metalen of voorwerpen uit metaal met een thermisch vermogen van: 3 O 3 O 2 A,T N A 2 A,T A 1 T N A 1 T N A Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 188/335

189 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, wanneer de volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is gelegen in een b) meer dan 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Inrichtingen voor het fysisch behandelen van metalen of voorwerpen uit metaal of stralen met zand of andere producten (uitgezonderd het stralen van een gebouw of enige andere vaste constructie) met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, wanneer de volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan 3 a) meer dan kw, 3 O 3 O 2 A,T A 2 A,T A 1 T B B 1 T B B 3 O 3 O 2 A,T A 2 A,T A 1 T B B Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 189/335

190 volledig is gelegen in een b) meer dan 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Oppervlaktebehandeling, met inbegrip van ontvetting van metalen door middel van een elektrolytisch of chemisch procedé, als de gezamenlijke inhoud van de gebruikte behandelingsbaden en spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën, als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, uit de volgende volumes bestaat: Opmerkingen: De en vallend onder de toepassing van rubriek 15.5 en rubriek 19.8 zijn niet ingedeeld in deze rubriek. De gebieden, vermeld in deze rubriek, betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. 1 a) 10 liter tot en met liter, als de volledig in een ligt; b) 10 liter tot en met 300 liter, als de volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een ligt; 2 a) meer dan liter tot en met liter als de volledig in een ligt; b) meer dan 300 liter tot en met liter, als de volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een ligt; 3 meer dan liter, voor een andere installatie dan die vermeld in punt 4; 4 meer dan liter inhoud van alleen de behandelingsbaden (exclusief spoelbaden). 1 T B B A 2 A 1 M B P J B 1 M,X B P J,R B,S Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 190/335

191 Aanbrengen van deklagen van gesmolten metaal a) met een verwerkingscapaciteit van meer dan 2 ton ruwstaal per uur b) door indompeling, in baden met een vloeibaar metaal (verzinken, vertinnen, enz.) en met een gezamenlijk inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden : 1 10 l tot en met 300 l 3 2 meer dan 300 l tot en met l 1 M,X B P J,R B,S 2 B 3 meer dan l 1 B Er kan overlapping zijn tussen a) en b) Ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van: Opmerkingen: De en voor het ontvetten van metalen of voorwerpen uit metaal met organische oplosmiddelen, vallend onder de toepassing van rubriek 15.5 en rubriek 19.8, zijn niet ingedeeld in onderhavige rubriek. De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. 1 gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een ontvlammingspunt tot en met 55 C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van: a) 1) 10 l tot en met l, volledig is 2) 10 l tot en met 300 l, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 O 3 O Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 191/335

192 b) 1) meer dan l tot en met l volledig is 2) meer dan 300 l tot en met l, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 B 2 B c) meer dan l 1 M B P J B 2 andere organische oplosmiddelen met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van: a) 1) 10 l tot en met l, volledig is 2) 10 l tot en met 300 l, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan b) 1) meer dan l tot en met l volledig is 2) meer dan 300 l tot en met l, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan T N B 2 T N B c) meer dan l 1 T B P J B Inrichting voor het uitstampen van metalen door middel van springstoffen Installaties voor de verwerking van ferrometalen door: - warmwalsen; - koudwalsen van vlakke platen; - smeden met hamers; - het aanbrengen van deklagen van gesmolten metaal; met een productiecapaciteit van ton per jaar of meer. 1 M B P J O 1 M B P J B Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 192/335

193 Er kan overlapping zijn met een of meer deelrubrieken van de rubrieken 20 en Thermisch reinigen van metalen voorwerpen met het oog op onderhoud of reiniging voor gebruik in de oorspronkelijke functie door middel van pyrolyseovens, wervelbed of gelijkaardige installaties voor het verwijderen van bedekkingsmiddelen en voedingsresten, met een totaal thermisch vermogen van: 1 tot en met 0,2 MW (vermogen zonder naverbrander of ontstoffing), waarbij: - geen verwijdering van halogeenhoudende stoffen, zoals vinyl, chloropreen, pvc, PVDC, gechloreerde polymeren, teflon, PVDF gebeurt, en; - geen rubbers of viscosehoudende producten verwijderd worden; - geen asbestcontaminanten verwijderd worden; 2 Overige: a) tot en met 0,2 MW, waarbij wel een of meer van de hierboven vermelde verwijderingsactiviteiten plaatsvinden; 3 2 A O b) meer dan 0,2 MW. 1 M B P J A Rubriek 30. MINERALE INDUSTRIE (niet-metaalachtige producten, bouwmaterialen en soortgelijke materialen) zie ook rubriek Minerale industrie (nietmetaalachtige producten, bouwmaterialen en soortgelijke materialen) zie ook rubriek 20.3 De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: - specifiek regionaal Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 193/335

194 bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen. Rubriek Mechanisch behandelen van minerale producten Inrichtingen voor het mechanisch behandelen van minerale producten met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: (Vallen niet onder onderhavige rubriek: - beperkte mechanische activiteiten, zoals het sorteren en/of zeven van uitgegraven bodem begrepen in rubrieken 60 en 61; - en voor het mechanisch behandelen van inerte afvalstoffen die bij de uitvoering van wegenis- en/of sloopwerken ontstaan, vallen niet onder onderhavige rubriek; zie hieromtrent rubrieken 2.2.2, a) en b)) 1 5 kw tot en met 10 kw 3 2 meer dan 10 kw tot en met 200 kw 2 A,T N 3 meer dan 200 kw 1 T N Rubriek Productie De productie van: 1 voorwerpen uit klei, gips, asse, enz. of ceramiek, gebakken aarde, beton en andere dergelijke materialen, met uitzondering van deze bedoeld in rubriek , en 30.9, met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van : a) 5 kw tot en met 10 kw 3 O b) meer dan 10 kw tot en met 200 kw 2 A O c) meer dan 200 kw 1 B O 2 cementklinkers in draaiovens met een productiecapaciteit van meer dan 500 ton per dag of in andere ovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag 3 kalk of het calcineren van dolomiet of magnesiet, in draaiovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag of in andere ovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag 1 X,Y k B J,R O,S 1 X,Y k B J,R O,S Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 194/335

195 4 magnesiumoxide in ovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag Rubriek Mortel- en betonmortelcentrales Mortel en betonmortelcentrales met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: a) 5 kw tot en met 10 kw 3 b) meer dan 10 kw tot en met 200 kw 1 X B J O,S 2 A,T N c) meer dan 200 kw 1 T N Rubriek Asfaltbetoncentrales Asfaltbetoncentrales (Koud-asfaltproductie valt onder rubriek 30.1.) Rubriek Verwerken van vrij asbest Inrichtingen voor het verwerken van vrij asbest 1 M,T B E J A 1 G,M A P J B Rubriek Mechanisch bewerken van voorwerpen die asbest bevatten Inrichtingen voor het mechanisch bewerken van voorwerpen die asbest bevatten met een totale drijfkracht van: 1. 5 kw tot en met 10 kw 3 2. meer dan 10 kw tot en met 200 kw 2 G A 3. meer dan 200 kw 1 G,M B P J B Rubriek Bewerken van marmer, natuur- of kunststeen Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Inrichtingen voor het bewerken van marmer, natuur- of kunststeen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Klasse 3 3 Bemerkingen 2 a) meer dan A N O Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 195/335

196 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Rubriek Vervaardigen en behandelen van voorwerpen uit glas Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Inrichtingen voor het vervaardigen en behandelen van voorwerpen uit glas met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is 2 A N O 1 N O 1 N O Klasse A,T N Bemerkingen Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 196/335

197 b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Rubriek Steenbakkerijen 2 A,T N 1 N 1 N Steenbakkerijen Zie ook rubriek N,M B E J O Rubriek Opslag en overslag van ertsen en andere minerale producten Inrichtingen voor de opslag of overslag van ertsen en/of andere minerale producten, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, met een oppervlakte van: 1 1 tot en met 10 ha 2 T 2 meer dan 10 ha 1 B Rubriek 31. MOTOREN MET INWENDIGE VERBRANDING (stationaire motoren en gasturbines) Rubriek 31. Motoren met inwendige verbranding (stationaire motoren en gasturbines) Uitzondering: motoren met inwendige verbranding (stationaire motoren en gasturbines) opgesteld op een bouwplaats voor de uitvoering van eigenlijke bouw, sloop- of wegenwerken zijn niet (in deze rubriek) ingedeeld. (Voor machines met elektriciteitsproductie, voor het gedeelte elektriciteitsproductie : zie rubriek 12.1.) Rubriek Stationaire motoren en gasturbines Omschrijving en Subrubrieken Klasse Bemerkingen Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 197/335

198 31.1. Stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van: (Uitzondering: Motoren met inwendige verbranding opgesteld op een bouwplaats voor de uitvoering van eigenlijke bouw, sloop- of wegenwerken zijn niet (in deze rubriek) ingedeeld. Opmerkingen: De motoren, die vallen onder de toepassing van rubriek 15.5 en rubriek 19.8, zijn niet ingedeeld in deze rubriek. De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder "" de categorie van gebiedsaanduiding "bedrijvigheid" verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen. Voor de vast opgestelde motoren met minder dan 500 bedrijfsuren per kalenderjaar die noodgeneratoren of bluswaterpompen aandrijven, moet het nominaal thermisch ingangsvermogen maar voor 50 % in rekening worden gebracht voor het bepalen van het totaal nominaal thermisch ingangsvermogen. Er kan overlapping zijn met rubriek 43.3.) 1 a) 10 kw tot 300 kw als de volledig in een ligt b) 10 kw tot en met 100 kw als de volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een ligt 2 a) 300 kw tot en met 500 kw als de volledig in een ligt T N b) meer dan 100 kw tot en 2 T N Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 198/335

199 met 500 kw als de volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een ligt 3 meer dan 500 kw 1 T N Rubriek Testbanken voor motoren, turbines of reactoren Testbanken voor motoren, turbines of reactoren met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van : a) meer dan 50 kw tot en met 20 MW 2 b) meer dan 20 MW 1 B P J Rubriek Testbanken voor motoren, turbines of reactoren als motoren Testbanken voor motoren, turbines of reactoren als motoren met een stuwkracht van 500 kn of meer, of met een vermogen van 10 MW of meer. 1 B P J Er kan overlapping zijn met subrubriek Rubriek 32. ONTSPANNINGSINRICHTINGEN EN SCHIETSTANDEN Rubriek Inrichtingen met muziekactiviteiten Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Klasse Bemerkingen Inrichtingen met muziekactiviteiten: (Uitzondering: De volgende en vallen niet onder deze indelingsrubriek: en met muziekactiviteiten die beschikken over een toelating als vermeld in artikel bis, 1, 4, , 4 en artikel 6.7.3, 3, van titel II van het VLAREM.) 1 feestzalen en lokalen waar muziek geproduceerd wordt en het geluidsniveau van muziek in de > 85 db(a) L Aeq,15min 3 en 95 db(a) L Aeq,15min 2 feestzalen, lokalen en schouwspelzalen waar muziek geproduceerd wordt en het geluidsniveau van muziek in de > 95 db(a) L Aeq,15min 2 T en 100 db(a) L Aeq,60min Rubriek Schouwspelzalen Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Klasse Bemerkingen Andere schouwspelzalen dan die, vermeld in rubriek : 1 bioscopen 3 2 schouwburgen, 3 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 199/335

200 variététheaters, andere zalen voor sportmanifestaties dan die, vermeld in punt 3, polyvalente zalen en feestzalen met een speelruimte 3 zalen voor gemotoriseerde sportmanifestaties met gebruik van verbrandingsmotoren, bijvoorbeeld indoorkarting en dergelijke 2 A,T Rubriek Geautomatiseerde kegelbanen Geautomatiseerde kegelbanen 3 Rubriek Rijscholen, ruiter-, draf- en rensport Rijscholen, en voor ruiter-, draf-, ren- en mensport, en voor verhuur en africhting van paarden en andere zadeldieren 2 T Uitzondering: vallen niet onder deze indelingsrubriek: particulier gebruik; activiteiten met een maximale duur van drie opeenvolgende dagen die tweemaal per jaar op hetzelfde perceel of dezelfde percelen georganiseerd worden; activiteiten die georganiseerd worden ter gelegenheid van bijzondere gelegenheden, zoals kermissen, carnavals; hippotherapie met maximaaltwee paarden. Rubriek Lunaparken Lunaparken waar meer dan dertig speelautomaten zijn opgesteld Uitzondering: vallen niet onder deze indelingsrubriek: lunaparken gekoppeld aan bijzondere gelegenheden zoals carnavals, kermissen, e.d.. 2 T Rubriek Modelvliegtuigen Modelvliegtuigen : Terreinen gebruikt als opstijg- en landingsplaats waarbij wordt gevlogen met ten minste: 1 drie modelzweefvliegtuigen of modelvliegtuigen aangedreven door een elektrische motor 3 2 één modelvliegtuig aangedreven door een motor met inwendige 2 T Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 200/335

201 verbranding Rubriek Schietstanden Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Klasse Bemerkingen Schietstanden Uitzondering: vallen niet onder deze indelingsrubriek: het gaaischieten met de handboog, andere dan kruisbogen; schietstanden waarin bewakingspersoneel en/of politie wordt getraind; maximum tweemaal per jaar op hetzelfde perceel of dezelfde percelen georganiseerde schietwedstrijd, elk met een maximale duur van 4 opeenvolgende dagen 1 voor wapens met veren of perslucht, voor paintball shooting en voor kruisbogen 2 voor kleiduifschieten met vuurwapens 3 voor vuurwapens, uitgezonderd paintball shooting en kleiduifschieten Rubriek Baden en waterrecreatie 2 T N Baden en waterrecreatie: Baden: alle hierna vermelde en, met inbegrip van baden verbonden aan of behorende tot privé-clubs, campings, scholen en dergelijke voor zover ze bestaan uit een vaste constructie: Uitzondering: vallen niet onder deze indelingsrubriek : en verbonden aan privé-woningen die niet voor het publiek worden opengesteld, noch gratis, noch tegen enige directe of indirecte vergoeding. 1 Zwembaden, al dan niet overdekt met een oppervlakte: a) b) tot 50 m A,T N O 1 T N O van 50 tot 300 m 2 2 G N Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 201/335

202 c) van ten minste 300 m 2 1 G N 2 Hot Whirlpools, dompelbaden, plonsbaden 3 3 therapiebaden 2 G N Zwemgelegenheden en watersportzones in vijvers, meren en niet-openbare waterlopen, alsook en voor watersport waar een of meer van de volgende activiteiten op regelmatige wijze worden beoefend, met uitzondering van zeebadzones : a) windsurfen b) de disciplines van waterski die niet vallen onder subrubriek c) zwemmen d) duiken Watersportzones in vijvers, meren en nietopenbare waterlopen, alsook en voor watersport waar waterskiracing en jetski op regelmatige wijze worden beoefend, met uitzondering van zeebadzones 2 G N Rubriek Omlopen voor motorvoertuigen Omloop voor wedstrijden, test- en oefenritten, of test- en oefenvaarten, met motorvoertuigen of motorvaartuigen, met inbegrip van recreatief gebruik alsook van waterskiën andere dan bedoeld in subrubriek , in andere dan zeebadzones, niet volledig gelegen op de openbare weg of op openbare waterwegen: 1 omlopen waarop per jaar hoogstens één wedstrijd plaatsvindt of waarop met maximum één voertuig of boot gelijktijdig wordt gereden respectievelijk gevaren; een wedstrijd, inclusief bijhorende oefenritten of oefenvaarten, kan gespreid zijn over maximum twee aaneensluitende kalenderdagen 3 2 omlopen waarop per jaar twee of drie wedstrijden plaatsvinden; een wedstrijd, inclusief bijhorende oefenritten of oefenvaarten, kan gespreid zijn over maximum twee aaneensluitende 2 T N Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 202/335

203 kalenderdagen 3 permanente omlopen voor gemotoriseerde vaar- en/of voertuigen met een geluidsemissie van maximum 98 db (A) en voor outdoorcartings: a) gebruikt voor recreatie; 2 N b) race en testbanen voor gemotoriseerde voertuigen, met inbegrip van oefenritten c) waarop meer dan drie wedstrijden per jaar plaatsvinden; een wedstrijd, inclusief bijhorende oefenritten of oefenvaarten, kan gespreid zijn over maximum twee aaneensluitende kalenderdagen; d) waarop een combinatie van voormelde activiteiten (a) tot en met c)) plaatsvindt 4 Permanente omlopen voor gemotoriseerde vaar- en/of voertuigen met een geluidsemissie van meer dan 98 db (A), uitgezonderd outdoorcartings 5 Permanente race- en testbanen voor gemotoriseerde voertuigen met een oppervlakte van 5 ha of meer. Er kan een overlapping zijn met andere deelrubrieken van subrubriek N 2 N 2 N 1 N 1 N Rubriek 33. PAPIER (papierdeeg, papier, karton en soortgelijke materialen) 33. Papier (papierdeeg, papier, karton en soortgelijke materialen) De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 203/335

204 - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen. Rubriek Fabricage van papierpulp De fabricage, in industriële installaties, van papierpulp uit hout of uit andere vezelstoffen Rubriek Papier- en kartonfabrieken Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Papier- en kartonfabrieken: a) Vervaardigen van papier met minder dan 15 % as van kraft-liner en edele verpakkingen en/of van tissues met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is Klasse 1 M,X,Y k A P J,R O,S Bemerkingen 3 O 3 O 2 A A 2 A A 1 M A P J A Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 204/335

205 b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan b) Vervaardigen van papier met 15% en meer as, van papier met meer dan 25 % houtslijp en/of gestreken papier, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander 1 M A P J A 3 O 3 O 2 A A 2 A A 1 M A P J A 1 M A P J A Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 205/335

206 dan c) Vervaardigen van papier op basis van oud papier (meer dan 60 %) met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan d) Vervaardigen van speciaal papier en karton, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 3 O 3 O 2 A A 2 A A 1 M A P J A 1 M A P J A 1 a) 5 kw tot en 3 O Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 206/335

207 met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan e) de fabricage, in industriële installaties, van papier of karton met een productiecapaciteit van meer dan 20 ton per dag 3 O 2 A A 2 A A 1 M A P J A 1 M A P J A 1 M,X,Y k A P J,R O,S (Er kan overlapping zijn met de rubrieken a) tot en met d).) Rubriek Behandelen of vervaardigen van voorwerpen Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Klasse Bemerkingen Inrichtingen voor het Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 207/335

208 behandelen van papier en karton voor het vervaardigen van waren uit papier of karton met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan A N 2 A N 1 N 1 N Rubriek Opslagplaatsen, meer dan 10 ton in een lokaal of 100 ton in open lucht Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Klasse Bemerkingen Opslag van papierdeeg, papier, karton en van waren uit papier en karton, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, met een capaciteit van: Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 208/335

209 Uitzondering: bibliotheken en klassementen zijn niet in deze rubriek ingedeeld. De gebieden, vermeld in deze rubriek, betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet- vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen. 1 a) meer dan 20 ton tot en met 200 ton in een lokaal of meer dan 200 ton tot en met 800 ton in openlucht, als de volledig in een ligt; b) meer dan 10 ton tot en met 20 ton in een lokaal of meer dan 100 ton tot en met 200 ton in openlucht, als de volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een ligt; 2 a) meer dan 200 ton in een lokaal of meer dan 800 ton in openlucht, als de volledig in een ligt; b) meer dan 20 ton in een lokaal of meer dan 200 ton in openlucht als de volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een ligt T 2 T Rubriek 34. REINIGINGSMIDDELEN (zepen, detergenten of soortgelijke producten) EN POETSMIDDELEN 34. Reinigingsmiddelen (zepen, detergenten of soortgelijke producten) en poetsmiddelen De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 209/335

210 bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen. Rubriek Zeepziederijen en vervaardiging van grondstoffen Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Zeepziederijen en en die grondstoffen vervaardigen voor de producten van oppervlakteactieve stoffen en/of verwerken voor technische doeleinden met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is Klasse Bemerkingen 3 O 3 O 2 A,M A 2 A,M A 1 M A P J B Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 210/335

211 b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Rubriek Bereiden en verpakken Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Inrichtingen voor het bereiden en verpakken van reinigingsmiddelen en poetsmiddelen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is 1 M A P J B Klasse Bemerkingen 3 O 3 O 2 A,M A 2 A,M A 1 M A P J B 1 M A P J B Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 211/335

212 gebied ander dan Rubriek Opslagplaatsen, meer dan 10 ton Opslagplaatsen voor reinigingsmiddelen en poetsmiddelen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48. Rubriek 35. ROUWKAMERS 35. Rouwkamers Waar regelmatig, langer dan 24 uren, overleden personen worden geplaatst in afwachting van begraving of verassing 2 O 2 [...] Rubriek 36. RUBBER (RUBBER EN ANDERE ELASTOMEREN) 36. Rubber (rubber en andere elastomeren) De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen. Rubriek Vervaardigen van synthetisch rubber Inrichtingen voor het vervaardigen van synthetische rubber Rubriek Bandenfabrieken 1 M A P J B Bandenfabrieken 1 M A P J A Rubriek Vervaardigen en behandelen van producten op basis van elastomeren Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Inrichtingen voor het Klasse Bemerkingen Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 212/335

213 vervaardigen en behandelen van producten op basis van elastomeren: 1 met een geïnstalleerde totale drijfkracht: a) 1) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is 2) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan b) 1) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is 2) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan c) 1) meer dan kw, volledig is 2) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 met een verwerkingscapaciteit van ton per jaar of meer A,M A 2 A,M A 1 M B P J A 1 M B P J A 1 M B P J A Rubriek Opslagplaatsen, meer dan 10 ton in een lokaal of 100 ton in open lucht Opslagplaatsen voor rubber en 2 T Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 213/335

214 voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal of van meer dan 100 ton in open lucht, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48. SLOPERIJEN: zie rubriek Rubriek 37. SLOPERIJEN [...] Rubriek Scheepssloperijen [...] Rubriek 38. SPRINGSTOFFEN Rubriek Bereiding, behandeling of verwerking Inrichtingen voor de bereiding, behandeling of verwerking van springstof, met inbegrip van de installaties voor de terugwinning of vernietiging van explosieve stoffen, met uitzondering van de werkplaatsen voor het laden van jachtpatronen bij wapensmeden en andere kleinhandelaars Rubriek Laden van jachtpatronen Werkplaatsen voor het laden van jachtpatronen bij wapensmeden en andere kleinhandelaars Rubriek Opslagplaatsen Opslagplaatsen voor springstoffen waarvan de inhoud: 1 M A J B 2 Uitzondering: vallen niet onder deze indelingsrubriek: producten die eenieder zonder vergunning onder zich kan houden overeenkomstig het koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruik van springstoffen, inzonderheid artikel beperkt is tot de hoeveelheden, die voor 24 uur arbeid worden uitgereikt, of beperkt is tot het verbruik van drie arbeidsdagen 2 meer bedraagt dan de onder 1 vermelde hoeveelheden STOOKINSTALLATIES: zie rubriek 43 Rubriek 39. STOOMTOESTELLEN EN WARM WATERTOESTELLEN (VASTGEPLAATSTE) 39. Stoomtoestellen en warm watertoestellen (vastgeplaatste) (Begrippen overeenkomstig KB van betreffende de stoomtoestellen). Rubriek Stoomgeneratoren 3 2 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 214/335

215 39.1. Stoomgeneratoren, andere dan lagedruk stoomgeneratoren, met een waterinhoud van: 1 25 l tot en met 500 l 3 2 meer dan 500 l tot en met l 2 T N 3 meer dan l 1 N Rubriek Stoomvaten Stoomvaten, met inbegrip van warmtewisselaars waarvan de primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd, met een waterinhoud van: l tot en met l 3 2 meer dan l 2 T Rubriek Lagedruk stoomgeneratoren, 300 l of meer Lagedruk stoomgeneratoren, met een waterinhoud van 300 l of meer Rubriek Warmtewisselaars Warmtewisselaars, andere dan deze vermeld onder rubriek 39.2 en deze voor op een stoomdistributienet aangesloten woningen, met een waterinhoud van de secundaire ruimte van: 1 25 l tot en met l 3 2 meer dan l 2 T Rubriek Overige stoomtoestellen en stoommachines Overige stoomtoestellen stoommachines (zuigermachines, turbines) met een totaal vermogen (het vermogen van de brander valt onder rubriek 43) van: 1 1 tot en met 100 MW meer dan 100 MW 1 B Rubriek Productie van warm water Industriële installaties voor de productie van warm water met een totaal vermogen (het vermogen van de brander valt onder rubriek 43) van: 1 1 tot en met 50 MW 2 2 meer dan 50 MW 1 N Rubriek Transport van stoom of warm water Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Klasse Bemer- Coördi- jaar- Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 215/335

216 39.7. Industriële installaties voor het transport van stoom of warm water (uitgezonderd de transportleidingen) met een totaal vermogen van : Rubriek 40. TABAK 1 10 tot en met 200 kw 2 2 meer dan 200 kw 1 N 40. Tabak kingen nator verslag De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen. Rubriek Behandelen van tabak of vervaardigen van tabakswaren Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Inrichtingen voor het behandelen van tabak of het vervaardigen van tabakswaren met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, Klasse 3 3 Bemerkingen 2 A O Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 216/335

217 volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Rubriek Opslagplaatsen Opslagplaatsen voor tabak of tabakswaren met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek A O 1 B O 1 B O 2 Rubriek 41. TEXTIEL (vezels, garen, wol, weefsels, breiwerk, vlechtwerk, textielwaren, kunststoffen en soortgelijke producten) 41. Textiel (vezels, garen, wol, weefsels, breiwerk, vlechtwerk, textielwaren, kunststoffen en soortgelijke producten) De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 217/335

218 - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen. Rubriek Mechanisch behandelen van textiel Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Klasse Bemerkingen Inrichtingen voor het mechanisch behandelen van textiel met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is 3 b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is 2 A b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 A 3 a) meer dan kw, volledig is 1 B b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 1 B Rubriek Weefsels, breiwerk, vlechtwerk, textielwaren Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 218/335

219 Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Inrichtingen voor het vervaardigen van weefsels, breiwerk, vlechtwerk, textielwaren en soortgelijke producten met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Klasse A 2 A 1 B 1 B Rubriek Wolontvettingsfabrieken, wolwasserijen, kammen en carboniseren Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Wolontvettingsfabrieken, Klasse Bemerkingen Bemerkingen Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 219/335

220 wolwasserijen, alsmede het kammen en/of carboniseren van wol met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, wanneer de volledig is gelegen in een b) 5 kw tot en met 100 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Rubriek Chemisch reinigen en behandelen, textielveredeling Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Inrichtingen voor het chemisch reinigen, voorbehandelen en behandelen van textiel, alsmede textielveredeling (uitgezonderd de en bedoeld in rubriek 41.9 en 46) met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is Klasse 3 O 3 O 2 A,M A 2 A,M A 1 M B P J A 1 M B P J A Bemerkingen 3 B Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 220/335

221 b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Rubriek Opslagplaats, meer dan 10 ton Opslagplaats voor textiel en voor textielwaren met een capaciteit van meer dan 10 ton Rubriek Vervaardigen van tapijten Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Inrichtingen voor het vervaardigen van tapijten met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is 3 B 2 A,M B 2 A,M B 1 M B P J B 1 M B P J B Klasse 3 3 Bemerkingen Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 221/335

222 b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Rubriek Aanbrengen van een kunststofonderlaag bij tapijten Inrichtingen voor het aanbrengen van een kunststofonderlaag bij tapijten met uitzondering van de precoat voor de poolverankering en de secundaire backing van textiel Rubriek Roten van vlas, hennep en vezelstoffen Inrichtingen voor het roten van vlas, hennep en soortgelijke vezelstoffen 3 2 A O 2 A O 1 B O 1 B O 1 M B P J O 2 O Rubriek Productie van viscose voor vezels, filamentgaren, film, sponsen, kunstdarmen, enz Productie van viscose (cellulosenatriumxanthogenaat) voor Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 222/335

223 vezels, filamentgaren, film, sponsen, kunstdarmen, enzovoort, alsook installaties voor het produceren en bewerken van celstof met een geïnstalleerde totale drijfkracht van : 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, als de volledig ligt in een b) 5 kw tot en met 100 kw, als de volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een ligt 2 a) meer dan 200 kw tot en met 1000 kw, als de volledig in een ligt b) meer dan 200 kw tot en met 1000 kw, als de volledig in een ligt 3 a) meer dan 1000 kw, als de volledig in een ligt b) meer dan 500 kw, als de volledig of gedeeltelijk in een ander gebied dan een ligt Rubriek Voorbehandeling of verven van vezels of textiel De voorbehandeling (zoals wassen, bleken, merceriseren) of het verven van textielvezels of textiel met een verwerkingscapaciteit van meer dan 10 ton per dag (Er kan overlapping zijn met andere rubrieken van hoofdrubriek 41.) Rubriek Produceren en bewerken van celstof Installaties voor het produceren en bewerken van celstof met een productiecapaciteit van 100 ton per dag en meer. 3 A 3 A 2 A,M B 2 A,M B 1 M A P J B 1 M A P J B 1 M,X A P J,R B,S 1 B B Er kan overlapping zijn met een of meer deelrubrieken van rubriek 41. THERMISCHE CENTRALES: zie rubriek 43 Rubriek 42. TRANSPORTMIDDELENFABRIEKEN 42. Transportmiddelenfabrieken De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 223/335

224 Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen. Rubriek Vervaardigen en assembleren Automobielfabrieken en assemblagebedrijven en fabrieken van automobielmotoren (transportmiddelen, zoals auto's, autobussen, tractoren, opleggers) Rubriek Scheepswerven Scheepswerven 1 M B P J A Scheepswerven 1 M B P J A Installaties voor het bouwen van, en het verven of de verwijdering van verf van schepen met een capaciteit voor schepen van 100 m lang of langer. Er kan een overlapping zijn met subrubriek Rubriek Bouw en reparatie van luchtvaartuigen Installaties voor de bouw en reparatie van luchtvaartuigen 1 M A P J,R A 1 B A Rubriek Vervaardigen en assembleren van rijwielen en motorrijwielen Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Inrichtingen voor het vervaardigen en assembleren van rijwielen en motorrijwielen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is Klasse Bemerkingen 3 O 3 O Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 224/335

225 gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Rubriek Spoorwegmaterieelfabrieken 2 A A 2 A A 1 B A 1 B A Spoorwegmaterieelfabrieken 1 B A Rubriek 43. STOOKINSTALLATIES 43. Stookinstallaties Stookinstallaties waarin afvalstoffen worden verwerkt of worden verbrand zijn zowel ingedeeld in rubriek als in 43 Rubriek Stookinstallaties met uitzondering van stationaire motoren en gasturbines Het stoken in installaties, met uitzondering van stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van: Opmerkingen: De stookinstallaties, vallend onder de toepassing van rubriek 15.5 en rubriek 19.8, zijn niet ingedeeld in Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 225/335

226 onderhavige rubriek. De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen. 1 a) 300 kw tot en met kw : i) volledig gelegen is in een ii) en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas b) 300 kw tot en met 500 kw in de gevallen andere dan vermeld sub a) 2 a) meer dan kw tot en met kw, wanneer het een betreft vermeld sub 1, a) b) meer dan 500 kw tot en met kw in de gevallen andere dan vermeld sub 1, a) meer dan kw 1 M B P J A Rubriek [...] [...] Rubriek Stookinstallaties inclusief stationaire motoren en gasturbines Het stoken in installaties, inclusief stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 50 MW of meer 1 M,X B P J,R A,S (Er kan overlapping zijn met rubriek 2.3.4, 31.1, 43.1 en 43.4.) Rubriek Verbrandingsinstallaties van brandstof met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 226/335

227 43.4 Installaties voor het verbranden van brandstof met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW, met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen of huishoudelijk afval. 1 M,Y k J A (Er kan overlapping zijn met rubriek 2.3.4, 31.1, 43.1, 43.2 en 43.3.) Rubriek 44. VETTEN, WASSEN, OLIEN, PARAFFINE, GLYCERINE, STEARINE, HARSEN EN ANDERE NIET VOOR VOEDING BESTEMDE SOORTGELIJKE PRODUCTEN (zie ook rubriek 2.1.1) 44. Vetten, wassen, oliën, paraffine, glycerine, stearine, harsen en andere niet voor voeding bestemde soortgelijke producten (zie ook rubriek 2.1.1) De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen. Rubriek Vetsmelterijen Vetsmelterijen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 5 kw tot en met 200 kw 2 2 meer dan 200 kw 1 M B P J A Rubriek Plantaardige of dierlijke oliën of vetten, niet in 44.1 Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Inrichtingen voor het vervaardigen of behandelen van plantaardige en/of dierlijke oliën en vetten, wassen, of andere nieteetbare vetstoffen, andere dan deze bedoeld in rubriek 44.1, met een geïnstalleerde Klasse Bemerkingen Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 227/335

228 totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Rubriek Opslagplaatsen, meer dan 10 ton Opslagplaatsen voor vetten, wassen, oliën of andere nieteetbare vetstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en A,M A 2 A,M A 1 M B P J A 1 M B P J A 2 T O Rubriek 45. VOEDINGS- EN GENOTMIDDELENINDUSTRIE (opslag, bewerking of verwerking van dierlijke en plantaardige producten) Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 228/335

229 45. Voedings- en genotmiddelenindustrie (opslag, bewerking of verwerking van dierlijke en plantaardige producten) De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen. Rubriek Slachthuizen Rubriek Omschrijving en Subrubrieken De exploitatie van slachthuizen: a) voor slachtdieren andere dan deze bedoeld in b) 1 met een productiecapaciteit van maximaal 5 ton per dag geslachte dieren 2 met een productiecapaciteit van meer dan 5 ton tot en met 50 ton per dag geslachte dieren b) voor pluimvee en konijnen: 1 vanaf 100 tot en met dieren per dag Klasse Bemerkingen 2 A,G O 1 G B O 2 G 2 meer dan dieren per dag 1 G B O c) rituele slachtingen in kader van godsdienstbeleving d) met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag geslachte dieren (er kan overlapping zijn met b), c) en e)) e) met een verwerkingscapaciteit van ton levend gewicht per jaar of meer (er kan overlapping zijn met a), b), c) en d)). Rubriek Smelterijen van voedingsvetten Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Smelterijen van voedingsvetten met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: Klasse 1 a) 5 kw tot en G,X B J,R 1 G B Bemerkingen Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 229/335

230 met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 2 A,[...],M A 2 A,[...],M A 1 [...],M B P J A 1 [...],M B P J A Rubriek Bereiden van voedingsvetten van plantaardige of dierlijke oorsprong Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Inrichtingen voor het bereiden van voedingsvetten van plantaardige of dierlijke oorsprong: oliën, vetten, margarines, gelatine, enz., met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, Klasse 3 Bemerkingen Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 230/335

231 volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 2 A,M A 2 A,M A 1 M B P J A 1 M B P J A Rubriek Behandelen van andere producten van dierlijke oorsprong Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Inrichtingen voor het behandelen van andere producten van dierlijke oorsprong: a) Pensziederijen, darmwasserijen, met uitzondering van deze vermeld in 45.4.b) b) Ontzouten en kalibreren van darmen c) Werkplaatsen bestemd voor leurhandel, visen vleeswarenfabrieken alsmede uitsnijderijen Klasse Bemerkingen 1 G,M B P J 2 G Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 231/335

232 met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan d) Verkoopspunten van producten van dierlijke oorsprong (vlees, vis en gevogelte) alsook de aan die verkoopspunten verbonden uitsnijderijen e) Opslagplaatsen voor producten van dierlijke oorsprong met uitzondering van de A,G 2 A,G 1 G,M B P J 1 G,M B P J 3 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 232/335

233 producten vermeld in rubriek 48, van: 1 1 ton tot en met 50 ton 2 meer dan 50 ton 2 G,T f) Niet in rubriek 2.11 of 26.3 begrepen en voor het opslaan en verwerken van andere producten van dierlijke oorsprong dan die welke bestemd zijn voor consumptie, zoals beenderen en hoornen 3 1 G,M,T B P J g) Vilderijen 1 G,M B P J Rubriek Visverwerking Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Visverwerking: Klasse a) Vismijnen 2 G b) Conserveren (blik en bokalen) van vis met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, A N 2 A N 1 N Bemerkingen Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 233/335

234 volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan c) Roken, zouten, pekelen en diepvriezen van vis met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander 1 N A 2 A 1 B P 1 B P Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 234/335

235 dan Rubriek Bewerken en verwerken van zuivelproducten Rubriek Omschrijving en Subrubrieken De bewerking en verwerking van: a) zuivelproducten (melk, boter, eieren, kaas, enz.) met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Klasse A 2 A 1 B P 1 B P Bemerkingen b) uitsluitend melk met 1 X B P R Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 235/335

236 een hoeveelheid ontvangen melk van meer dan 200 ton per dag (gemiddelde waarde op jaarbasis) (Er kan overlapping zijn met a).) Rubriek Zetmeel en zetmeelderivatenfabrieken Zetmeel- en zetmeelderivatenfabrieken 1 B P O Rubriek Bereiden van voedingsproducten op basis van plantaardige melen, suiker of cacao Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Inrichtingen voor het bereiden van voedingsproducten op basis van plantaardige melen (brood, banket, koek, biscuit, deegwaren, enz.) of op basis van suiker of cacao, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, Klasse A,T 2 A,T 1 T B Bemerkingen Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 236/335

237 volledig is b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 1 T B Rubriek Vervaardigen en raffineren van suiker en bietenrasperijen Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Inrichtingen voor het vervaardigen en raffineren van suikeren bietenrasperijen, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is Klasse 3 3 Bemerkingen 2 A O 2 A O 1 B P O b) meer dan B P O Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 237/335

238 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Rubriek Specerijen en voedingsextracten Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Klasse Bemerkingen Specerijen, en voor het bereiden van voedingsextracten met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is 3 b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is 2 A b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 A 3 a) meer dan kw, volledig is 1 B b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is 1 B Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 238/335

239 gebied ander dan Rubriek Branderijen voor koffie of cichorei Branderijen voor koffie of cichorei met een totale capaciteit van de trommels van: 1 minder dan of gelijk aan 500 kg 2 2 meer dan 500 kg. 1 M B P J Rubriek Bereiden van confituren, suikerwaren, siropen, jam of gelei Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Inrichtingen voor het bereiden van confituren, suikerwaren, siropen, jam, gelei, enz. met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is Klasse A 2 A 1 B b) meer dan B Bemerkingen Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 239/335

240 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Rubriek Groenten, vruchten, granen en zaden Groenten en andere voedingsplanten, vruchten, granen of zaden: a) Fabrieken voor aardappelverwerking tot chips, kroketten en gelijkaardige producten b) Aardappelen schillen en conserveren op industriële wijze c) Vruchten- en groentenconservenfabrieken (verduurzamen door appertiseren, dehydreren, vriesdrogen of diepvriezen) met uitsluiting van deze bedoeld in rubriek 45.12, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is gelegen in een b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is gelegen in een b) meer dan 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan A,M 2 A,M 1 M B P J 1 M B P J Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 240/335

241 d) Inrichtingen voor het behandelen, bewerken of verwerken (uitgezonderd transportbanden en handelingen nodig voor het stockeren en bewaren van producten waarbij het product fysisch niet gewijzigd wordt) van groenten en andere voedingsplanten, vruchten, granen, zaden of andere producten van plantaardige oorsprong met een geïnstalleerde totale drijfkracht van : 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is 3 b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is gelegen in een 2 A b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 A 3 a) meer dan kw, volledig is gelegen in een 1 B b) meer dan 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 1 B Rubriek Opslagplaatsen voor granen en groenvoeders Opslagplaatsen met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, voor losse granen en voor groenvoeders, met uitsluitsel van groenvoeders zonder sapverliezen (bijv. niet-gemalen bieten, aardappelen en andere knol- en wortelvruchten) : (gebieden bepaald volgens de begrippen van het koninklijk besluit van 28 december 1972 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 241/335

242 betreffende de en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen) Rubriek Azijn Rubriek 1 in een gebied ander dan woongebied met landelijk karakter en agrarische gebieden: a) vanaf 2 m³ tot en met 10 m³ b) meer dan 10 m³ 2 T 2 in een woongebied met landelijk karakter: - vanaf 25 m³ 2 T 3 in een agrarisch gebied: - vanaf m³ 2 T Omschrijving en Subrubrieken Inrichtingen voor het bereiden van azijn met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is Klasse Bemerkingen 2 A O 2 A O 1 B O Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 242/335

243 b) meer dan 500 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan Rubriek Fabricage van levensmiddelen of voeder Rubriek Omschrijving en Subrubrieken De bewerking en verwerking behalve het uitsluitend verpakken, van de volgende grondstoffen, voor de fabricage van levensmiddelen of voeder van: 1 uitsluitend dierlijke grondstoffen (andere dan uitsluitend melk) met een productiecapaciteit van meer dan 75 ton per dag eindproducten 2 uitsluitend plantaardige grondstoffen met een productiecapaciteit van meer dan 300 ton per dag eindproducten of 600 ton per dag eindproducten als de installatie gedurende een periode van niet meer dan 90 opeenvolgende dagen in om het even welk jaar in bedrijf is 3 dierlijke en plantaardige grondstoffen, zowel in gecombineerde als in afzonderlijke producten, met een productiecapaciteit in ton per dag van meer dan: a) 75 als A gelijk is aan of hoger dan 10 b) 300- (22,5 x A)] in alle andere gevallen. Daarbij staat "A" voor het aandeel 1 B O Klasse Bemerkingen 1 X B J,R 1 X B J,R 1 X A J Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 243/335

244 dierlijk materiaal (in gewichtspercentage) van de productiecapaciteit in eindproducten. De verpakking is niet inbegrepen in het eindgewicht van het product. Deze onderafdeling is niet van toepassing als de grondstof uitsluitend melk is. (voetnoot C) NOOT C: Rubriek Inrichtingen uit de voedings- en genotmiddelenindustrie Volgende en uit de voedings- en genotmiddelenindustrie: Er kan overlapping zijn met een of meer subrubrieken van de rubrieken 44 en Inrichtingen voor het vervaardigen van plantaardige of dierlijke oliën en vetten met een productiecapaciteit van ton of meer per jaar 2 Inrichtingen voor het conserveren van dierlijke en/of plantaardige producten met een productiecapaciteit van ton of meer per jaar 3 Zuivelfabrieken met een productiecapaciteit van ton of meer per jaar 1 M B P J O 1 M B P J O 1 M B P J O Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 244/335

245 4 Suikerwarenfabrieken met een productiecapaciteit van ton of meer per jaar 5 Siroop- of frisdrankenfabrieken met een productiecapaciteit van 75 miljoen liter of meer per jaar 6 Vismeel- en visoliefabrieken met een productiecapaciteit van ton of meer per jaar 7 Suikerfabrieken met een productiecapaciteit van 500 ton of meer per dag Rubriek Dierlijke bijproducten Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Dierlijke bijproducten, andere dan afvalstoffen als bedoeld in decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen Klasse 1 M B P J O 1 M B P J O 1 M B P J O 1 M B P J O Bemerkingen Voor dierlijke bijproducten die voldoen aan de definitie van afvalstof van decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen: zie inzonderheid indelingsrubriek De be- en verwerking van dierlijke mest valt onder de toepassing van de rubriek Voor de toepassing van deze subrubriek gelden de volgende definities conform de EU- Verordening 1774/2002 van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten: 1 dierlijke bijproducten : hele kadavers of delen van dieren of producten van dierlijke oorsprong, zoals bedoeld in de artikelen 4, 5 en 6 van de EU- Verordening 1774/2002, die niet voor menselijke consumptie bestemd zijn, met inbegrip van eicellen, embryo's en sperma 2 categorie 1-materiaal : dierlijke bijproducten Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 245/335

246 zoals bedoeld in artikel 4 van bovenvermelde EU-Verordening nr. 1774/2002; 3 categorie 2-materiaal : dierlijke bijproducten zoals bedoeld in artikel 5 van bovenvermelde EU-Verordening nr. 1774/2002; 4 categorie 3-materiaal : dierlijke bijproducten zoals bedoeld in artikel 6 van bovenvermelde EU-Verordening nr. 1774/ intermediair categorie 1- of categorie 2- bedrijf : een bedrijf waar niet verwerkt categorie 1- of categorie 2-materiaal wordt gehanteerd en/of tijdelijk opgeslagen met het oog op verder vervoer naar de eindbestemming en waar bepaalde voorbereidende activiteiten, zoals het verwijderen van huiden en het verrichten van keuringen na de slacht, kunnen plaatsvinden; 6 intermediair categorie 3-bedrijf : een bedrijf waar niet-verwerkt categorie 3-materiaal wordt gesorteerd en/of versneden en/of gekoeld of diepgevroren in blokken en/of tijdelijk opgeslagen met het oog op verder vervoer naar de eindbestemming; 7 verwerkingsbedrijf : een bedrijf waar dierlijke bijproducten worden verwerkt waarbij onder verwerkte producten wordt verstaan dierlijke bijproducten die een van de verwerkingsmethoden of een andere behandeling volgens de eisen van bijlage VII of VIII van de EU-Verordening hebben ondergaan; 8 opslagbedrijf : een bedrijf, met uitzondering van de onder EG-richtlijn 95/69/EG van 22 december 1995 houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 246/335

247 erkenning en de registratie van bedrijven en tussenpersonen in de sector diervoeding vallende bedrijven en tussenpersonen, waar verwerkte producten tijdelijk worden opgeslagen voordat zij voor hun einddoel worden gebruikt of definitief worden verwijderd; 9 technisch bedrijf : een bedrijf waar dierlijke bijproducten worden gebruikt voor de vervaardiging van technische producten waarbij onder technische producten wordt verstaan rechtstreeks van bepaalde dierlijke bijproducten vervaardigde producten die niet voor menselijke consumptie of diervoeding bestemd zijn, zoals gelooide en behandelde huiden, jachttrofeeën, bewerkte wol, haar, varkenshaar, veren en delen van veren, serum van paardachtigen, bloedproducten, farmaceutische producten, medische hulpmiddelen, cosmetische producten, beenderproducten voor porselein, gelatine en lijm, biologische meststoffen, bodemverbeteraars, gesmolten vet, vetderivaten, verwerkte mest en melk en producten op basis van melk. a) Opslagbedrijf 3 b) Intermediair categorie 3-bedrijf c) Intermediair categorie 1- of categorie 2-bedrijf d) Verwerkingsbedrijf en/of technisch bedrijf van categorie 3-materiaal e) Verwerkingsbedrijf en/of technisch bedrijf van categorie 2-materiaal f) Verwerkingsbedrijf en/of technisch 2 A,G,T 1 G,T N P 2 A,G,T 1 G,M,T B P J 1 G,M,T A P J Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 247/335

248 bedrijf van categorie 1-materiaal Rubriek 46. WASSERIJEN Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Klasse Bemerkingen 46. Wasserijen Met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: De in deze rubriek vermelde gebieden betreffen de gebieden zoals bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften van een goedgekeurd plan van aanleg, een ruimtelijk uitvoeringsplan of een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkavelingsvergunning. Als de bestemming is vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt onder de categorie van gebiedsaanduiding bedrijvigheid verstaan, met uitzondering van de volgende gebiedsaanduidingen die onder deze categorie vallen: - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kantoren; - specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel; - buffer voor bedrijventerreinen. 1 a) 5 kw tot en met 200 kw, wanneer de volledig is b) 5 kw tot en met 100 kw, wanneer de volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 2 a) meer dan 200 kw tot en met kw, volledig is b) meer dan 100 kw tot en met 500 kw, A O 2 A O Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 248/335

249 volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 3 a) meer dan kw, volledig is b) meer dan 500 kw, volledig of gedeeltelijk is gebied ander dan 1 B O 1 B O Rubriek 47. WINKELS VOOR KLEIN- EN/OF GROOTHANDEL 47. Winkels voor klein- en/of groothandel Opgeheven Rubriek 48. ZEEHAVENGEBIEDEN EN HAVENS Rubriek Doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden Doorvoeropslagplaatsen gelegen in zeehavengebieden, met uitsluiting van de doorvoeropslagplaatsen op de voorkaaien die uitsluitend worden benut voor kortstondige opslag in afwachting van de verscheping of van de uiteindelijke bestemming na lossing: IMDG(International Maritime Dangerous Goods Code)-goederen 1 Opslagplaatsen voor IMDGgoederen, waaronder gevaarlijke stoffen als bedoeld in bijlage 6 (delen I en II) bij titel I van het VLAREM, in minimale hoeveelheden: a) zoals vermeld in kolom 2 van deze bijlage 6 (opslagplaatsen waarop artikel 7, 1 van titel I van het VLAREM van toepassing is) b) zoals vermeld in kolom 3 van deze bijlage 6 (VRplichtige opslagplaats overeenkomstig artikel 7, 3 van titel I van het VLAREM) 2 Overige opslagplaatsen voor IMDG-goederen Opslagplaatsen voor andere dan IMDG-goederen Rubriek Zeehandelshaven en pieren 2 A A 1 A P J A 2 A 3 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 249/335

250 48.2. Zeehandelshavens, met het land verbonden en buiten havens gelegen pieren voor lossen en laden (met uitzondering van pieren voor veerboten) die schepen van meer dan ton kunnen ontvangen 1 B P J Rubriek Havens en haveninstallaties, met inbegrip van visserijhavens [...] Rubriek 49. VERZORGINGSINSTELLINGEN Rubriek Poliklinieken en Rust- en verzorgingstehuizen Poliklinieken en Rust- en verzorgingstehuizen erkend door de Vlaamse Gemeenschap in toepassing van het koninklijk besluit van 21 september 2004 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis Rubriek Ziekenhuizen Ziekenhuizen erkend door de Vlaamse Gemeenschap in toepassing van de artikelen 1 tot en met 4 van de wet op de ziekenhuizen van 7 augustus 1987 en haar uitvoeringsbesluiten 2 G Rubriek Andere poliklinieken, rust- en verzorgingstehuizen en/of ziekenhuizen Andere poliklinieken, rust- en verzorgingstehuizen en /of ziekenhuizen Rubriek 50. ZOUT (strooizout) 2 G 50. Zout (strooizout) 2 A Opslagplaatsen van strooizout, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, van meer dan 20 ton Rubriek 51. GENETISCH GEMODIFICEERDE EN/OF PATHOGENE ORGANISMEN 51. INGEPERKT GEBRUIK VAN GENETISCH GEMODIFICEERDE EN/OF PATHOGENE ORGANISMEN In deze rubriek wordt verstaan onder risiconiveau het risiconiveau dat resulteert uit de analyse van de risico s van het gebruik van genetisch gemodificeerde organismen en/of pathogene organismen op de gezondheid van de mens en op het leefmilieu, volgens de voorschriften van afdeling van titel II van het VLAREM. Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 250/335

251 Rubriek Genetisch gemodificeerde organismen (GGO's) 51.1 Genetisch gemodificeerde organismen (GGO s): Inrichtingen voor activiteiten waarbij organismen genetisch worden gemodificeerd, of waar dergelijke genetisch gemodificeerde organismen worden gekweekt, opgeslagen, getransporteerd, vernietigd, verwijderd of anderszins gebruikt. Uitzondering : Deze rubriek is niet van toepassing op en : - Waar micro-organismen ontstaan door de aanwending van technieken/methoden van genetische modificatie, die opgesomd staan in bijlage 15. B. van dit besluit; - Waar ingeperkt gebruik plaatsvindt van uitsluitend typen van genetisch gemodificeerde micro-organismen (GGM s) die op basis van de criteria van bijlage 16. A. van dit besluit onschadelijk zijn voor de menselijke gezondheid en het milieu, opgesomd in bijlage 16. B. van dit besluit ; - Waar de opslag, de kweek, het transport, de vernietiging, de verwijdering of het gebruik plaatsvindt van genetisch gemodificeerde organismen die op de markt zijn gebracht overeenkomstig richtlijn 90/220/EEG en richtlijn 2001/18/EG of krachtens andere communautaire wetgeving die voorziet in een specifieke milieurisicobeoordeling die vergelijkbaar is met die van richtlijn 90/220/EEG en richtlijn 2001/18/EG, op voorwaarde dat het ingeperkt gebruik in overeenstemming is met de voorwaarden die eventueel aan de toestemming of vergunning tot op de markt brengen zijn verbonden. 1 en voor activiteiten van risiconiveau 1 2 en voor activiteiten van maximaal risiconiveau 2 3 en voor activiteiten van maximaal risiconiveau 3 4 en voor activiteiten van maximaal risiconiveau 4 Rubriek Pathogene organismen 3 1 G N 51.2 Pathogene organismen 1 G A P J 1 G A P J Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 251/335

252 Andere en dan bedoeld in rubriek 51.1 voor activiteiten waarbij doelbewust pathogene organismen worden gekweekt, opgeslagen, getransporteerd, vernietigd, verwijderd of anderszins gebruikt : 1 en voor activiteiten van maximaal risiconiveau 2; 2 en voor activiteiten van maximaal risiconiveau 3; 3 en voor activiteiten van maximaal risiconiveau 4. Rubriek 52. LOZINGEN IN GRONDWATER 1 G N 52. Lozingen in grondwater 1 G A P J 1 G A P J (Indirecte lozing in grondwater alsmede andere niet-elders ingedeelde handelingen die het grondwater kunnen verontreinigen.) Elke directe lozing in grondwater van gevaarlijke stoffen bedoeld in de bijlage 2B bij titel I van het VLAREM, alsmede elke indirecte lozing van gevaarlijke stoffen bedoeld in lijst 1 van dezelfde bijlage, is verboden krachtens het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer en zijn uitvoeringsbesluiten. Elke directe lozing in grondwater van andere dan gevaarlijke stoffen wordt beschouwd als een kunstmatige aanvulling van het grondwater. Rubriek Binnen de waterwingebieden en beschermingszones Handelingen binnen de waterwingebieden en de beschermingszone type I, II of III, voor zover ze niet verboden zijn krachtens het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer en zijn uitvoeringsbesluiten, met uitzondering van de uitspreiding van meststoffen en andere stoffen voor gebruik in land- en tuinbouw mits de opgelegde normen of toegelaten hoeveelheden worden nageleefd Indirecte lozing in grondwater van de gevaarlijke stoffen bedoeld in de bijlage 2B bij titel I van het VLAREM: 1 indirecte lozing van 2 A,W Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 252/335

253 huishoudelijk afvalwater in grondwater 2 indirecte lozing van bedrijfsafvalwater in grondwater 3 niet-elders ingedeelde handeling waarbij de voormelde gevaarlijke stoffen worden gebruikt, uitgestrooid of verwijderd of met het oog op de verwijdering ervan worden gestort en die een indirecte lozing tot gevolg zou kunnen hebben Binnen de beschermingszones type III: niet-elders ingedeelde handelingen die krachtens artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 1985 houdende reglementering van de handelingen binnen de waterwingebieden en de beschermingszones verboden zijn binnen de beschermingszones type II Rubriek Buiten de waterwingebieden en beschermingszones Handelingen buiten de waterwingebieden en de beschermingszones type I, II of III: Indirecte lozing in grondwater van de gevaarlijke stoffen bedoeld in de bijlage 2B bij titel I van het VLAREM, met uitzondering van de uitspreiding van meststoffen en andere stoffen voor gebruik in land- en tuinbouw mits de opgelegde normen of toegelaten hoeveelheden en/of de gebruiksaanwijzingen worden nageleefd: 1 indirecte lozing van huishoudelijk afvalwater in grondwater 2 indirecte lozing van bedrijfsafvalwater in grondwater 3 niet-elders ingedeelde handeling waarbij de voormelde gevaarlijke stoffen worden gebruikt, uitgestrooid of verwijderd of met het oog op de verwijdering ervan worden gestort en die een indirecte lozing tot gevolg zou kunnen hebben Rubriek 53. WINNING VAN GRONDWATER 53. Winning van grondwater (De hierna vermelde debieten betreffen de totale capaciteit van 1 M,W A P J O 1 M,O,W A P J A 2 A,W A 3 2 A,W O 1 M,O,W A P J A Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 253/335

254 alle grondwaterwinningen die samen met andere en als een geheel moet worden beschouwd overeenkomstig de definitie van milieutechnische eenheid, bedoeld in artikel van titel II van het VLAREM) Uitzondering: De hierna vermelde en zijn niet ingedeeld: a. een grondwaterwinning waaruit het water uitsluitend met een handpomp wordt opgepompt b. een grondwaterwinning van minder dan 500 m³ per jaar waarvan het water uitsluitend voor huishoudelijke doeleinden wordt gebruikt Rubriek Grondwaterwinningsputten of proefpompingen Boren van grondwaterwinningsputten en/of grondwaterwinning voor het uitvoeren van proefpompingen gedurende minder dan een jaar 3 Rubriek Bronbemaling voor bouwkundige werken of openbare nutsvoorzieningen Bronbemaling die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen: 1 gelegen in beschermde duingebieden, aangeduid op grond van het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescherming van de kustduinen of in een groengebied, een natuurontwikkelingsgebied, een parkgebied of een bosgebied (gebieden bepaald volgens de begrippen van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen) : a) met een debiet van 3 maximum 500 m 3 per dag b) met een debiet van meer 2 A,W N dan 500 m 3 per dag tot maximum m 3 per dag c) met een debiet van meer 1 W N dan m 3 per dag 2 ander gebied dan vermeld in 1 Rubriek Drainering voor het gebruik en/of de exploitatie van cultuurgrond Rubriek Omschrijving en Subrubrieken Klasse Bemer- Coördi- jaar- 3 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 254/335

255 53.3. Drainering die noodzakelijk is om het gebruik en/of de exploitatie van cultuurgrond mogelijk te maken of houden Rubriek Bronbemaling voor tunnels of mijnverzakkingsgebieden Bronbemaling die noodzakelijk is: 1 voor de exploitatie van tunnels voor openbare wegen en/of openbaar vervoer 2 voor de waterbeheersing van mijnverzakkingsgebieden, ook wanneer dit water wordt gebruikt voor de openbare watervoorziening, diepte waarop het water wordt gewonnen ten opzichte van het maaiveld : a) minder dan 10 m bedraagt en met een opgepompt volume van minder dan 500 m 3 per jaar b) minder dan 10 m bedraagt en met een opgepompt volume van 500 m 3 per jaar tot en met m 3 per jaar c) 10 m of meer bedraagt, of met een opgepompt volume van meer dan m 3 per jaar kingen nator verslag 2 W 1 W N Rubriek Bronbemaling voor gebouwen of bedrijfsterreinen Bronbemaling die noodzakelijk is om het gebruik en/of de exploitatie van gebouwen of bedrijfsterreinen mogelijk te maken of houden 3 2 ten minste m 3 /jaar 1 W N Rubriek Grondwaterwinningsputten voor koude-warmtepompen Boren van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinningen die gebruikt worden voor thermische energieopslag in watervoerende lagen, met inbegrip van terugpompingen, met een opgepompt debiet van: 1 minder dan m 3 /jaar 2 W N Rubriek Grondwaterwinning voor openbare watervoorziening Boringen van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning voor de openbare watervoorziening, andere dan deze bedoeld in 1 W N Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 255/335

256 subrubriek 53.1 en 53.4 Rubriek Andere grondwaterwinningsputten Boren van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning, andere dan deze bedoeld in rubriek 53.1 tot en met 53.7, met een opgepompt debiet : van minder dan 500 m 3 /jaar van 500 m 3 /jaar tot m 3 /jaar van m 3 /jaar of meer Rubriek Onttrekken van grondwater 3 2 W N 1 W N Werkzaamheden voor het onttrekken van grondwater wanneer het jaarlijkse volume onttrokken water 10 miljoen m 3 of meer bedraagt (Er kan overlapping zijn met vorige rubrieken van hoofdrubriek 53.) 1 W B P J Rubriek Waterbeheersingsprojecten voor landbouwdoeleinden Waterbeheersingsprojecten voor landbouwdoeleinden, met name: Er kan overlapping zijn met een of meer subrubrieken van de rubrieken 52, 53, 54, 55 en Een irrigatieproject van 100 ha en meer, of 2 Een droogleggingsproject van 50 ha of meer, of 3 Een droogleggingsproject van 15 ha of meer, dat een aanzienlijke verlaging van de freatische grondwatertafel in een bijzonder beschermd gebied tot gevolg kan hebben. Rubriek Onttrekken van grondwater Werken voor het onttrekken van grondwater: 1 W N P J 1 W N P J 1 W N P J Er kan overlapping zijn met een of meer subrubrieken van de rubriek Grondwaterwinningen met een capaciteit van m 3 per dag of meer 2 Onttrekken van grondwater met een capaciteit van m 3 per dag of meer als de activiteit 1 W N P J 1 W N P J Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 256/335

257 gelegen is in of een aanzienlijke invloed kan hebben op een gebied zoals aangeduid in uitvoering van het decreet houdende maatregelen ter bescherming van de kustduinen van 14 juli 1993 of als de activiteit een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone kan veroorzaken Rubriek 54. KUNSTMATIG AANVULLEN VAN GRONDWATER (andere dan deze bedoeld in rubrieken 52 en 53.7) Rubriek Op directe wijze (via geboorde putten) Het kunstmatig aanvullen van grondwater op directe wijze (via geboorde putten) Rubriek Op indirecte wijze (via waterbekkens of vijvers) Het kunstmatig aanvullen van grondwater op indirecte wijze (via waterbekkens of vijvers) Uitzondering: vallen niet onder deze indelingsrubriek, de infiltratie van niet-verontreinigd hemelwater alsook de irrigatie met nietverontreinigd water : die noodzakelijk is : om het gebruik en/of de exploitatie van bouw of weiland mogelijk te maken of houden; voor het behoud van een ecosysteem; via waterbekkens voor openbare watervoorziening. Rubriek Kunstmatig aanvullen van grondwater Werkzaamheden voor het kunstmatig aanvullen van grondwater wanneer het jaarlijkse volume aangevuld water 10 miljoen m³ of meer, respectievelijk de capaciteit m³ per dag of meer bedraagt (Er kan overlapping zijn met de rubrieken 54.1 en 54.2.) Rubriek 55. BORINGEN Rubriek Verticale boringen Verticale boringen, andere dan deze bedoeld in de rubrieken 53, 54 en 55.3 : Uitzondering: peilputten in het kader van bodem- en grondwateranalyses of ter naleving van de milieuvoorwaarden voor de exploitatie van en of boringen ter naleving van 1 W N A 1 W N O 1 W B P J A Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 257/335

258 wettelijke verplichtingen vallen niet onder deze rubriek. 1 tot en met een diepte van het dieptecriterium zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2ter aan dit besluit en gelegen buiten een beschermingszone type III 3 2 dieper dan het dieptecriterium zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2ter aan dit besluit of gelegen binnen een beschermingszone type III, en met een diepte van minder dan 500 meter ten opzichte van het maaiveld 2 W N Rubriek Boringen vanaf diepte 500 m ten opzichte van maaiveld Boringen vanaf een diepte van 500 meter ten opzichte van het maaiveld 1 W N Rubriek Boringen ivm opslag kernafval Boringen in verband met de opslag van kernafval, vanaf een diepte van 100 meter ten opzichte van het maaiveld Rubriek 56. STUWEN EN OVERBRENGING VAN WATER Rubriek Overbrenging van water Overbrenging van water, ander dan overbrenging van via leidingen aangevoerd drinkwater, : 1 projecten voor de overbrenging van water tussen de stroomgebieden ze overbrenging ten doel heeft eventuele waterschaarste te voorkomen en de hoeveelheid overgebracht water 75 miljoen m³ of meer per jaar bedraagt 2 in alle andere gevallen, projecten voor de overbrenging van water tussen stroomgebieden wanneer het meerjarig gemiddelde jaardebiet van het bekken waaraan het water wordt onttrokken meer bedraagt dan miljoen m3 en de hoeveelheid overgebracht water 5 % van dit debiet overschrijdt Rubriek Stuwdammen Stuwdammen en andere installaties voor het stuwen of 1 W N Jaarverslag 1 W B P J 1 W B P J Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 258/335

259 permanent of voor lange termijn opslaan van water:: 1 wanneer een nieuwe of extra hoeveelheid water: a) van 1 tot en met 10 miljoen m³ wordt gestuwd of opgeslagen b) van meer dan 10 miljoen m³ wordt gestuwd of opgeslagen 2 met een oppervlakte van 15 ha of meer of met een nuttige inhoud van 1 miljoen m³ of meer Rubriek 57. VLIEGVELDEN Rubriek Vliegvelden 2 W N Terreinen voor vliegvelden met een start- en landingsbaan: Voor de toepassing van deze rubriek wordt onder vliegvelden verstaan de vliegvelden die beantwoorden aan de definitie van het Verdrag van Chicago van 1944 tot oprichting van de Internationale burgerluchtvaartorganisatie (bijlage 14 begrip aerodrome ) 1 W B P J 1 W B P J 1 minder dan 800 meter 2 A,G A 2 ten minste 800 meter 1 G B P J A Rubriek Terreinen voor ULM's Terreinen voor opstijg- en/of landingsplaats voor uitsluitend ultralichte motorluchtvaartuigen (ULM's) zoals gedefinieerd in het koninklijk besluit van 25 mei 1999 tot vaststelling der bijzondere voorwaarden opgelegd voor de toelating tot het luchtverkeer van ULM's Rubriek Terreinen voor zweefvliegtuigen 2 A,G Terreinen voor opstijg- en/of landingsplaats voor uitsluitend zweefluchtvaartuigen zonder motor. Rubriek Helihavens Helihavens Voor de toepassing van deze rubriek wordt onder helihavens verstaan, terreinen of plaatsen op constructies, die niet enkel occasioneel gebruikt worden voor de aankomst, het vertrek en de verplaatsing van helikopters. Indien afwisselend of opeenvolgend 3 2 A,G Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 259/335

260 percelen die, al dan niet aan elkaar grenzend, in elkaars nabijheid zijn gelegen, worden gebruikt, worden die als één terrein beschouwd. Onder het toepassingsgebied van deze rubriek vallen in ieder geval de helihavens die beantwoorden aan de definitie van het Verdrag van Chicago van 1944 tot oprichting van de Internationale burgerluchtvaartorganisatie (bijlage 14 begrip helistation ). Rubriek 58. CREMATORIA 58. Crematoria 1 G N Rubriek 59. ACTIVITEITEN DIE GEBRUIKMAKEN VAN ORGANISCHE OPLOSMIDDELEN 59. Activiteiten die gebruikmaken van organische oplosmiddelen De in deze rubriek vermelde activiteiten omvatten de reiniging van de procesapparatuur, maar niet de reiniging van de producten tenzij andersluidende vermeldingen zijn opgenomen. Rubriek Drukken Jaarverslag 59.1 Drukken een activiteit waarbij tekst en/of afbeeldingen worden gereproduceerd door met behulp van een beelddrager inkt op ongeacht welk soort oppervlak aan te brengen. Hieronder vallen ook daarmee samenhangende lak-, coating- en lamineertechnieken Installaties voor heatsetrotatieoffset: een rotatiedrukactiviteit waarbij gebruik wordt gemaakt van een beelddrager waarop de drukkende delen en de nietdrukkende delen in hetzelfde vlak liggen, waarbij rotatie inhoudt dat het te bedrukken materiaal niet als aparte vellen maar van een rol in de machine wordt gevoerd. Het niet-drukkende deel wordt zo behandeld dat het water aantrekt en derhalve de inkt afstoot. Het drukkende deel wordt zo behandeld dat het inkt opneemt en overbrengt op het te bedrukken oppervlak. De verdamping vindt plaats in een oven, waar het bedrukte materiaal met warme lucht wordt verwarmd. 1 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van 15 ton tot en met 25 ton 2 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer 2 A 1 B Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 260/335

261 dan 25 ton Installaties voor illustratiediepdruk: rotatiediepdrukactiviteit waarbij papier voor tijdschriften, brochures, catalogi of soortgelijke producten met inkt op basis van tolueen wordt bedrukt 1 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer dan 25 ton Installaties voor flexografie, lamineren, rotatiediepdruk, rotatiezeefdruk, lakken Installaties voor flexografie: een drukactiviteit waarbij gebruik wordt gemaakt van een beelddrager van rubber of elastische fotopolymeren, waarop de drukkende delen zich boven de niet-drukkende delen bevinden, en van vloeibare inkt die door verdamping droogt 1 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van 15 ton tot en met 25 ton 2 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer dan 25 ton Installaties voor lamineren samenhangend met een drukproces: de samenhechting van twee of meer flexibele materialen tot een laminaat 1 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van 15 ton tot en met 25 ton 2 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer dan 25 ton Installaties voor rotatiediepdruk: een drukactiviteit waarbij gebruik wordt gemaakt van een cilindrische beelddrager, waarop de drukkende delen lager liggen dan de niet-drukkende delen, en vloeibare inkt die door verdamping droogt. De napjes worden met inkt gevuld en het overschot wordt van de nietdrukkende delen verwijderd voordat het te bedrukken oppervlak contact met de cilinder maakt en de inkt uit de napjes trekt. Andere installaties dan die vermeld worden in subrubriek met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van 15 ton tot en met 25 ton 2 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer dan 25 ton Installaties voor rotatiezeefdruk: een rotatiedrukactiviteit waarbij de 1 B 2 A 1 B 2 A 1 B 2 A 1 B Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 261/335

262 inkt door een poreuze beelddrager wordt geperst, waarbij de drukkende delen open zijn en het niet-drukkende deel wordt afgedekt, en zo op het te bedrukken oppervlak wordt gebracht en waarbij gebruik wordt gemaakt van vloeibare inkt die uitsluitend door verdamping droogt. Bij een rotatief drukproces wordt het te bedrukken materiaal niet als aparte vellen maar van een rol in de machine gebracht. 1 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van 15 ton tot en met 25 ton 2 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer dan 25 ton Installaties voor rotatiezeefdruk zoals in rubriek met als beelddrager textiel of karton 1 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer dan 30 ton Installaties voor lakken: een proces waarbij een lak of een kleefstof om later het verpakkingsmateriaal af te sluiten op een flexibel materiaal wordt aangebracht 1 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van 15 ton tot en met 25 ton 2 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer dan 25 ton Rubriek Oppervlaktereiniging 59.2 Oppervlaktereiniging 2 A 1 B 1 B 2 A 1 B Alle activiteiten, met uitzondering van chemisch reinigen, waarbij organische oplosmiddelen worden gebruikt om verontreiniging van het oppervlak van materialen te verwijderen, met inbegrip van ontvetting. Een uit meer dan een stap bestaande reinigingsactiviteit die niet wordt onderbroken door een andere stap, wordt als één oppervlaktereinigingsactiviteit beschouwd. Deze activiteit betreft niet het reinigen van apparatuur, maar het reinigen van het oppervlak van producten Oppervlaktereiniging die gebruikmaakt van de in artikel , 1 en 3, van titel II van het VLAREM vermelde stoffen 1 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van 1 ton tot en met 5 ton 2 B Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 262/335

263 2 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer dan 5 ton Oppervlaktereiniging die geen gebruikmaakt van de in artikel , 1 en 3, van titel II van het VLAREM vermelde stoffen 1 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van 2 ton tot en met 10 ton 2 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer dan 10 ton Rubriek Overspuiten van voertuigen 59.3 Overspuiten van voertuigen Alle industriële of commerciële activiteiten en daarmee verband houdende ontvettingsactiviteiten waaronder: 1 het aanbrengen van een coating op voertuigen, of een deel daarvan, als onderdeel van de reparatie, de bescherming of de decoratie van voertuigen buiten de fabriek; Opmerking: dergelijke activiteiten, vallend onder de toepassing van rubriek 15.5, zijn niet ingedeeld in onderhavige rubriek. 1 B 2 B 1 B 3 A Onderhavig punt 1 is opgeheven met ingang van 1 januari het aanbrengen van de oorspronkelijke coating op voertuigen, of een deel daarvan, met voor het overspuiten gebruikelijke coatings op een andere plaats dan de oorspronkelijke fabricagelijn 3 het aanbrengen van een coating op aanhangwagens (met inbegrip van opleggers), gedefinieerd als categorie O in artikel 1, 1, 3 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto s, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, [...] Rubriek Bandlakken 59.4 Bandlakken Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 263/335

264 Elke activiteit waarbij band van staal, roestvrij staal, bekleed staal, koperlegeringen of aluminiumband in een continu procédé wordt bekleed met een filmvormende of laminaatcoating. 1 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer dan 25 ton Rubriek Coatingwerkzaamheden 59.5 Coatingwerkzaamheden Hieronder valt niet de coating van substraten met metalen met behulp van elektroforese en chemische spuittechnieken. Als de coatingactiviteit ook een stap omvat waarbij hetzelfde artikel wordt bedrukt, ongeacht de daarbij gebruikte techniek, wordt deze stap als onderdeel van de coatingactiviteit beschouwd. Drukactiviteiten die als afzonderlijke activiteiten plaatsvinden, vallen hier niet onder Coating van voertuigen Alle activiteiten waarbij een of meer ononderbroken lagen van een coating worden aangebracht op de volgende voertuigen: 1 nieuwe auto's die in artikel 1, 1, 1 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, [...] worden gedefinieerd als voertuigen van categorie M1 en, voorzover de coating plaatsvindt in dezelfde installatie als voertuigen van M1, van categorie N1 zoals gedefinieerd in artikel 1, 1, 2 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968; 2 vrachtwagencabines, gedefinieerd als de behuizing voor de chauffeur en de daarmee geïntegreerde behuizing voor de technische apparatuur van voertuigen die in artikel 1, 1, 2 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 als voertuigen van de categorieën N2 en N3 worden gedefinieerd; 3 bestelwagens en vrachtwagens, in artikel 1, 1, 2 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 gedefinieerd als voertuigen van de categorieën N1, N2 en N3, met uitzondering van vrachtwagencabines; 1 A Jaarverslag Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 264/335

265 4 bussen, in artikel 1, 1, 1 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 gedefinieerd als voertuigen van de categorieën M2 en M3. 1 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van 15 ton of minder 2 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer dan 15 ton Coating van andere producten 2 A 1 A Alle activiteiten waarbij een of meer ononderbroken lagen van een coating worden aangebracht op: 1 aanhangwagens, gedefinieerd in de categorieën O1, O2, O3 en O4 in artikel 1, 1, 3 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968; 2 metalen en kunststofoppervlakken, met inbegrip van oppervlakken van vliegtuigen, schepen, treinen enz.; 3 textiel, stoffen, film en papieroppervlakken. 1 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van 5 ton tot en met 15 ton 2 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer dan 15 ton Rubriek Coating van wikkeldraad 59.6 Coating van wikkeldraad elke coatingactiviteit van metalen geleiders die worden gebruikt om spoelen voor transformatoren, motoren enz. mee te wikkelen 1 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer dan 5 ton Rubriek Coating van houten oppervlakken 59.7 Coating van houten oppervlakken. Daaronder valt niet de coating van substraten met metalen met behulp van elektroforese en chemische spuittechnieken. Als de coatingactiviteit ook een stap omvat waarbij hetzelfde artikel wordt bedrukt, ongeacht de daarbij gebruikte techniek, wordt die stap als onderdeel van de coatingactiviteit beschouwd. Drukactiviteiten die als afzonderlijke activiteiten plaatsvinden, vallen daar niet onder. 2 B 1 B 1 B Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 265/335

266 1 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van 15 ton tot en met 25 ton 2 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer dan 25 ton Rubriek Chemisch reinigen 59.8 Chemisch reinigen 2 B 1 B 3 A alle industriële of commerciële activiteiten waarbij VOS worden gebruikt in een installatie voor het schoonmaken van kleren, meubelstoffen en soortgelijke consumptiegoederen, met uitzondering van het handmatig verwijderen van vlekken in de textiel- en de kledingindustrie Rubriek Impregneren van houten oppervlakken 59.9 Impregneren van houten oppervlakken elke activiteit waarbij een houtverduurzamingsmiddel in het hout wordt gebracht 1 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer dan 25 ton Rubriek Coating van leder 1 B Coating van leder. Daaronder valt niet de coating van substraten met metalen met behulp van elektroforese en chemische spuittechnieken. Als de coatingactiviteit ook een stap omvat waarbij hetzelfde artikel wordt bedrukt, ongeacht de daarbij gebruikte techniek, wordt die stap als onderdeel van de coatingactiviteit beschouwd. Drukactiviteiten die als afzonderlijke activiteiten plaatsvinden, vallen daar niet onder. 1 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van 10 ton tot en met 25 ton 2 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer dan 25 ton Rubriek Fabricage van schoeisel Fabricage van schoeisel elke activiteit met betrekking tot 2 B 1 B Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 266/335

267 de fabricage van volledig schoeisel of delen daarvan 1 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer dan 5 ton Rubriek Lamineren van hout en kunststof Lamineren van hout en kunststof elke activiteit met het oog op het aaneenhechten van hout en/of kunststof voor de vervaardiging van laminaten 1 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer dan 5 ton Rubriek Aanbrengen van lijmlagen Aanbrengen van lijmlagen activiteiten waarbij een kleefstof op een oppervlak wordt aangebracht, met uitzondering van het aanbrengen van lijmlagen, en lamineren samenhangend met drukprocessen 1 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van 5 ton tot en met 15 ton 2 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer dan 15 ton 1 B 1 B 2 B 1 B Rubriek Vervaardiging van coatingmengsels, lak, inkt en kleefstoffen Vervaardiging van coatingmengsels, lak, inkt en kleefstoffen de vervaardiging van bovengenoemde eindproducten en, wanneer dit in dezelfde installatie gebeurt, van halffabrikaten door het mengen van pigmenten, hars en kleefstoffen met organische oplosmiddelen of andere draagstoffen, waaronder dispergeren en predispergeren, aanpassen van de viscositeit en de kleur en bewerkingen om de verpakking te vullen met het eindproduct 1 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van 100 ton tot en met 1000 ton 2 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer dan 1000 ton Rubriek Bewerking van natuurlijk of synthetisch rubber 2 B 1 B Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 267/335

268 59.15 Bewerking van natuurlijk of synthetisch rubber elke activiteit met betrekking tot het mengen, malen, vermengen, kalanderen, extruderen en vulkaniseren van natuurlijk of synthetisch rubber en alle nevenbewerkingen om natuurlijk of synthetisch rubber te bewerken tot eindproduct 1 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer dan 15 ton 1 B Rubriek Extractie van plantaardige oliën en dierlijke vetten en raffinage van plantaardige oliën Extractie van plantaardige oliën en dierlijke vetten en raffinage van plantaardige oliën alle activiteiten waarbij plantaardige olie uit zaden en ander plantaardig materiaal wordt geëxtraheerd, droge residuen tot diervoeder worden verwerkt, of vetten en plantaardige olie uit zaden, plantaardig materiaal en/of dierlijk materiaal worden geraffineerd. 1 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer dan 10 ton Rubriek Vervaardiging van geneesmiddelen 1 A Vervaardiging van geneesmiddelen de chemische synthese, fermentatie, extractie, formulering en afwerking van geneesmiddelen en de vervaardiging van halffabrikaten, voorzover die op dezelfde plaats gebeurt 1 met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer dan 50 ton 1 B Rubriek 60. GROEVEN, GRAVERIJEN, UITGRAVINGEN EN ANDERE PUTTEN OPVULLEN 60 Geheel of gedeeltelijk opvullen met niet-verontreinigde uitgegraven bodem en niet verontreinigde bagger- en ruimingspecie van groeven, graverijen, uitgravingen en andere putten, met inbegrip van waterplassen en vijvers Het grondverzet en het gebruik van uitgegraven bodem of niet verontreinigde bagger- en ruimingsspecie in het kader van functionele ophogingen en aanvullingen, boven het maaiveld, voor het bouwrijp maken van terreinen of voor de realisatie van Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 268/335

269 een grond- of bouwwerk valt niet onder deze rubriek. In deze rubriek wordt onder nietverontreinigde uitgegraven bodem verstaan: uitgegraven bodem, uitgegraven bodem die een fysische scheiding heeft ondergaan en gereinigde uitgegraven bodem die voldoet aan de volgende voorwaarden: 1 inzake fysische samenstelling voldoet hij aan de bepalingen van artikel 162 van het ; 2 inzake chemische samenstelling voldoet hij aan een van de volgende waarden: a) de waarden voor vrij gebruik van uitgegraven bodem, vermeld in bijlage V van het ; b) de waarden van bijlage IV van het voor bestemmingstype III, op voorwaarde dat dit bepaald is in de milieuvergunning en dat, indien nodig, aanvullende milieubeschermende voorwaarden garanties geven met betrekking tot het isoleren, beheren en controleren. In deze rubriek wordt onder nietverontreinigde bagger- en ruimingsspecie verstaan: 1 bagger- en ruimingsspecie die inzake chemische samenstelling voldoet aan de waarden voor vrij gebruik van uitgegraven bodem, vermeld in bijlage V van het ; 2 bagger- en ruimingsspecie die voldoet aan de waarden van bijlage IV van het voor bestemmingstype III, op voorwaarde dat dit bepaald is in de milieuvergunning en dat, indien nodig, aanvullende milieubeschermende voorwaarden garanties geven met betrekking tot het isoleren, beheren en controleren. Beperkte mechanische activiteiten, zoals het sorteren en/of zeven van uitgegraven bodem zijn begrepen in deze rubriek, en zijn niet vergunningsplichtig volgens rubriek met een capaciteit van 1000 tot en met m³ 2 met een capaciteit van meer dan m³ 2 N,O,W 1 N,O,W O Rubriek 61. TUSSENTIJDSE OPSLAGPLAATSEN VOOR UITGEGRAVEN BODEM 61. Tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 269/335

270 Dit zijn permanente en (die langer dan 1 jaar in exploitatie zullen zijn) voor grondpartijen die er tijdelijk worden gestockeerd. Beperkte mechanische activiteiten, zoals het sorteren en/of zeven van uitgegraven bodem zijn begrepen in deze rubriek, en zijn niet vergunningsplichtig volgens rubriek 30. Rubriek Tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem die niet voldoet [...] Rubriek Tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem die voldoet Tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem die voldoet aan een toepassing overeenkomstig het 1 met een capaciteit van 1000 m³ tot en met m³ 2 met een capaciteit van meer dan m³ 3 2 N,O,W N O Bijlage 2 Lozing van verontreinigende stoffen, prioritaire stoffen en gevaarlijke stoffen Bijlage 2A INDICATIEVE LIJST VAN DE BELANGRIJKSTE VERONTREINIGENDE STOFFEN IN AFVALWATER BIJLAGE 2A INDICATIEVE LIJST VAN DE BELANGRIJKSTE VERONTREINIGENDE STOFFEN IN AFVALWATER (Bijlage VIII bij de EG-richtlijn 2000/60/EG van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid) 1) Organische halogeenverbindingen en stoffen die in water dergelijke verbindingen kunnen vormen. 2) Organische fosforverbindingen. 3) Organische tinverbindingen. 4) Stoffen en preparaten, of de afbraakproducten daarvan, waarvan is aangetoond dat ze carcinogene of mutagene eigenschappen hebben, of eigenschappen die in of via het aquatische milieu gevolgen kunnen hebben voor steroïdogene functies, schildklierfuncties, de voortplanting of andere hormonale functies. 5) Persistente koolwaterstoffen en persistente en bioaccumuleerbare organische toxische stoffen. 6) Cyaniden. 7) Metalen en metaalverbindingen. 8) Arseen en arseenverbindingen. 9) Biociden en gewasbeschermingsmiddelen. 10) Stoffen in suspensie. 11) Stoffen die bijdragen tot de eutrofiëring (met name nitraten en fosfaten). 12) Stoffen die een ongunstige invloed uitoefenen op de zuurstofbalans (en die kunnen worden gemeten met behulp van parameters zoals BZV, CZV, enz.). Bijlage 2B LIJST VAN GEVAARLIJKE STOFFEN VOOR LOZING IN GRONDWATER 2B LIJST VAN GEVAARLIJKE STOFFEN VOOR LOZING IN GRONDWATER (EG-richtlijn 80/68/EEG van 17 december 1979): De lijsten I en II hieronder zijn overeenkomstig artikel 22, lid 2, van de EG-richtlijn 2000/60/EG van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid van kracht tot 22 december Lijst I - Families en groepen van stoffen Lijst I omvat de afzonderlijke stoffen van onderstaande families of groepen van stoffen, met uitzondering van die stoffen welke, gezien het geringe risico van toxiciteit, persistentie en bio- Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 270/335

271 accumulatie, niet geschikt voor lijst I worden geacht. Dergelijke stoffen die gezien de toxiciteit, de persistentie en de bio-accumulatie geschikt zijn voor lijst II, moeten op die lijst worden opgenomen. 1. Organische halogeenverbindingen en stoffen waaruit in water dergelijke verbindingen kunnen ontstaan 2. Organische fosoforverbindingen 3. Organische tinverbindingen 4. Stoffen die in of via het water een kankerverwekkende, mutagene of teratogene werking hebben 5. Kwik en kwikverbindingen 6. Cadmium en cadmiumverbindingen 7. Minerale oliën en koolwaterstoffen 8. Cyaniden Lijst II - Families en groepen van stoffen Lijst II omvat afzonderlijke stoffen en categorieën van stoffen van de onderstaande families en groepen van stoffen die een schadelijke werking op het grondwater zouden kunnen hebben. 1) De volgende metalloïden en metalen alsmede verbindingen daarvan: 1. Zink 2. Koper 3. Nikkel 4. Chroom 5. Lood 6. Selenium 7. Arsenicum 8. Antimoon 9 Molybdeen 10. Titaan 11. Tin 12. Barium 13 Beryllium 14. Borium 15. Uranium 16. Vanadium 17. Kobalt 18. Thallium 19. Tellurium 20. Zilver 2. Biociden en derivaten daarvan, die niet in lijst I genoemd zijn 3. Stoffen met een schadelijke werking op de smaak en/of de geur van het grondwater alsmede verbindingen waaruit dergelijke stoffen in het water kunnen ontstaan en die het water ongeschikt voor menselijke consumptie kunnen maken. 4. Organische siliciumverbindingen die toxisch of persistent zijn en stoffen waaruit dergelijke verbindingen in het water kunnen ontstaan, met uitzondering van die welke biologisch onschadelijk zijn of die in het water snel worden omgezet in onschadelijke stoffen. 5. Anorganische fosforverbindingen en elementair fosfor. 6. Fluoriden. 7. Ammoniak en nitrieten.xx Bijlage 2C LIJST VAN GEVAARLIJKE STOFFEN VOOR LOZING IN AQUATISCH MILIEU BIJLAGE 2C. LIJST VAN GEVAARLIJKE STOFFEN VOOR LOZING IN AQUATISCH MILIEU (EG-richtlijnen 76/464/EEG van 4 mei 1976 en 2000/60/EG van 23 oktober 2000) De lijsten I en II hierna zijn overeenkomstig artikel 22, lid 2, van de EG-richtlijn 2000/60/EG van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid van kracht tot 22 december Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 271/335

272 Lijst I van families en groepen van stoffen Lijst I omvat sommige afzonderlijke stoffen die deel uitmaken van de volgende families en groepen van stoffen die in hoofdzaak moeten worden gekozen op basis van hun toxiciteit, persistentie, bioaccumulatie, met uitzondering van die stoffen welke biologisch onschadelijk zijn of die snel worden omgezet in biologisch onschadelijke stoffen: 1. Organische halogeenverbindingen en stoffen waaruit in water dergelijke verbindingen kunnen ontstaan. 2. Organische fosforverbindingen. 3. Organische tinverbindingen. 4. Stoffen waarvan is aangetoond dat zij in of via het water een kankerverwekkende werking hebben. 5. Kwik en kwikverbindingen. 6. Cadmium en cadmiumverbindingen. 7. Persistente minerale oliën en uit aardolie bereide persistente koolwaterstoffen; 8. Persistente kunststoffen die in water kunnen drijven, zweven of zinken en die enig gebruik van het water kunnen hinderen. Lijst II van families en groepen van stoffen Lijst II omvat de stoffen die deel uitmaken van de families en groepen van stoffen genoemd in lijst I alsmede sommige afzonderlijke stoffen en bepaalde categorieën stoffen die deel uitmaken van onderstaande families en groepen van stoffen die een schadelijke werking op het water hebben, welke echter beperkt kan zijn tot een bepaald gebied en afhangt van de kenmerken van de ontvangende wateren en de plaats daarvan. 1. De volgende metalloïden en metalen alsmede verbindingen daarvan: 1. Zink 2. Koper 3. Nikkel 4. Chroom 5. Lood 6. Selenium 7. Arsenicum 8. Antimoon 9. Molybdeen 10. Titaan 11. Tin 12. Barium 13. Beryllium 14. Borium 15. Uranium 16. Vanadium 17. Kobalt 18. Thallium 19. Tellurium 20. Zilver 2. Biociden en niet in lijst I genoemde derivaten daarvan 3. Stoffen met een schadelijke werking op de smaak en/of geur van produkten uit het water en bestemd voor de mens, alsmede verbindingen waaruit dergelijke stoffen in het water kunnen ontstaan. 4. Organische siliciumverbindingen die toxisch of persistent zijn en stoffen waaruit dergelijke verbindingen in het water kunnen ontstaan, met uitzondering van die welke biologisch onschadelijk zijn of die in water snel worden omgezet in onschadelijke stoffen. 5. Anorgansiche fosforverbindingen en elementair fosfor. 6. Niet-persistente minerale oliën en uit aardolie bereide niet-persistente koolwaterstoffen. 7. Cyaniden, fluoriden. 8. Stoffen die ongunstig inwerken op de zuurstofbalans, met name: ammoniak, nitrieten. Lijst III Lijst van prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 272/335

273 Lijst van prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid, in gedeeltelijke uitvoering van richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid tot wijziging en vervolgens intrekking van de richtlijn 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG van de Raad, en tot wijziging van richtlijn 2000/60/EG (bijlage X bij de EG-richtlijn 2000/60/EG van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid, gewijzigd bij beschikking nr. 2455/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2001, en gewijzigd bij EG-richtlijn 2008/105/EG van 16 december 2008) CAS-nummer (1) EU-nummer (2) Naam van de prioritaire stof (*) Aangewezen als prioritaire gevaarlijke stof (1) alachlor (2) anthraceen X (3) atrazine (4) benzeen (5) niet van toepassing niet van toepassing gebromeerde difenylethers (**) X (***) niet van toepassing pentabroomdifenylether (congeneren 28, 47, 99, 100, 153 en 154) (6) cadmium en zijn verbindingen X (7) C10-13-chlooralkanen (**) X (8) chlorfenvinphos (9) chlorpyrifos (chlorpyrifos-ethyl) (10) ,2-dichloorethaan (11) dichloormethaan (12) di(2-ethylhexyl)-ftalaat (DEHP) (13) diuron (14) endosulfan X (15) fluoranteen (****) (16) hexachloorbenzeen X (17) hexachloorbutadieen X (18) hexachloorcyclohexaan X (19) isoproturon (20) lood en zijn verbindingen (21) kwik en zijn verbindingen X (22) naftaleen (23) nikkel en zijn verbindingen (24) nonylfenol X (4-nonylfenol) X (25) octylfenol niet van toepassing (4-(1,1',3,3'- tetramethylbutyl)fenol) (26) pentachloorbenzeen X (27) pentachloorfenol (28) niet van niet van polycyclische aromatische X toepassing toepassing koolwaterstoffen benzo(a)pyreen X benzo(b)fluoranteen X benzo(g,h,i)peryleen X benzo(k)fluoranteen X indeno(1,2,3-cd)pyreen X (29) simazine (30) tributyltinverbindingen X niet van tributyltinkation X toepassing (31) trichloorbenzenen (32) trichloormethaan (chloroform) (33) trifluralin (*) Als groepen stoffen zijn geselecteerd, zijn typische voorbeelden daarvan als indicatieve parameter vermeld (tussen haakjes en zonder nummer) Voor die groepen stoffen moeten de Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 273/335

274 indicatieve parameters worden bepaald door de analysemethoden. (**) Deze groepen stoffen omvatten meestal een groot aantal verschillende verbindingen. Adequate indicatieve parameters kunnen op dit moment niet worden vermeld. (***) alleen pentabroomdifenylether (CAS-nummer ) (****) Fluoranteen is in de lijst opgenomen als een indicator voor andere, gevaarlijker polycyclische aromatische koolwaterstoffen. (1) CAS: Chemical Abstract Services (2) nummer in de Europese inventaris van bestaande chemische handelsstoffen (European Inventory of Existing Commercial Chemical Substances: EINECS) of de Europese lijst van chemische stoffen waarvan kennisgeving is gedaan (European List of Notified Chemical Substances: ELINCS) Bijlage 2bis Watervoerende lagen - Hydrogeologische codering van de ondergrond van Vlaanderen (HCOV-codering) 0000 HOOFDEENHEID SUB-EENHEID BASISEENHEID ONBEPAALD 0100 QUARTAIRE AQUIFERSYSTEMEN 0200 KEMPENS 0110 Ophogingen 0120 Duinen 0130 Polderafzettingen 0140 Alluviale deklagen 0150 Deklagen 0160 Pleistocene afzettingen 0170 Maas- en Rijnafzettingen Kiezeloölietformatie ten noorden van Feldbiss Klei-zand-complex van de Kempen Pleistoceen en Plioceen Aquifer Kleiige polderafzettingen van de kustvlakte Kleiige polderafzettingen van het Meetjesland Kleiige polderafzettingen van Waasland-Antwerpen 0134 Zandige kreekruggen 0135 Veen-kleiige poelgronden 0151 Zandige deklagen 0152 Zand-lemige deklagen 0153 Lemige deklagen 0154 Kleiige deklagen Pleistoceen van de Kustvlakte Pleistoceen van de Vlaamse Vallei Pleistoceen van de riviervalleien 0171 Afzettingen Hoofdterras 0172 Afzettingen Tussenterrassen 0173 Afzettingen Maasvlakte 0211 Zandige eenheid boven de Brunssum I-klei 0212 Brunssum I-klei 0213 Zand van Pey 0214 Brunssum II-klei 0215 Zand van Waubach 0221 Klei van Turnhout 0222 Zand van Beerse 0223 Klei van Rijkevorsel 0231 Zanden van Brasschaat en/of Merksplas 0232 Zand van Mol 0233 Zandige top van Lillo 0234 Zand van Poederlee en/of Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 274/335

275 AQUIFERSYSTEEM 0300 BOOM AQUITARD 0400 OLIGOCEEN AQUIFERSYSTEEM BARTOON AQUITARD- SYSTEEM LEDO PANISELIAAN BRUSSELIAAN AQUIFERSYSTEEM 0700 PANISELIAAN AQUITARD 0800 IEPERIAAN AQUIFER 0240 Pliocene kleiige laag 0250 Mioceen Aquifersysteem zandige top van Kasterlee Kleiig deel van Lillo en/of van de overgang Lillo- Kattendijk Kleiige overgang tussen de zanden van Kasterlee en Diest Zand van Kattendijk en/of onderste zandlaag van Lillo 0252 Zand van Diest 0253 Zand van Bolderberg 0254 Zanden van Berchem en/of Voort 0255 Klei van Veldhoven 0256 Zand van Eigenbilzen 0301 Kleiig deel van Eigenbilzen 0302 Klei van Putte 0303 Klei van Terhagen 0304 Klei van Belsele-Waas 0410 Zand van Kerniel Zand van Kerniel 0420 Klei van Kleine-Spouwen Klei van Kleine-Spouwen 0430 Ruisbroek-Berg Aquifer 0440 Tongeren Aquitard 0450 Onder-Oligoceen Aquifersysteem 0610 Wemmel-Lede Aquifer 0431 Zand van Berg 0432 Zand van Kerkom 0433 Kleiig zand van Oude Biezen 0434 Zand van Boutersem 0435 Zand van Ruisbroek 0436 Zand van Wintham 0441 Klei van Henis 0442 Klei van Watervliet 0451 Zand van Neerrepen 0452 Zand-klei van Grimmertingen 0453 Kleiig zand van Bassevelde 0501 Klei van Onderdijke 0502 Zand van Buisputten 0503 Klei van Zomergem 0504 Zand van Onderdaele 0505 Kleien van Ursel en/of Asse 0611 Zand van Wemmel 0612 Zand van Lede 0620 Zand van Brussel Zand van Brussel Afzettingen van het Boven-Paniseliaan Zandige afzettingen van het Onder-Paniseliaan 0631 Zanden van Aalter en/of Oedelem 0632 Zandige klei van Beernem Zand van Vlierzele en/of Aalterbrugge 0701 Klei van Pittem 0702 Klei van Merelbeke Zand van Egem en/of Mont- Panisel 0910 Silt van Kortemark Silt van Kortemark Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 275/335

276 IEPERIAAN AQUITARD- SYSTEEM PALEOCEEN AQUIFERSYSTEEM KRIJT AQUIFERSYSTEEM JURA - TRIAS PERM 1300 SOKKEL 0920 Afzettingen van Kortrijk 1010 Landeniaan Aquifersysteem Landeniaan en Heersiaan Aquitard Heersiaan en Opglabeek Aquifersysteem 1110 Krijt Aquifer 0921 Klei van Aalbeke 0922 Klei van Moen 0923 Zand van Mons-en-Pévèle 0924 Klei van Saint-Maur 0925 Klei van Mont-Héribu 1011 Zand van Knokke 1012 Zandige afzettingen van Loksbergen en/of Dormaal 1013 Zand van Grandglise 1014 Kleiig deel van Lincent 1015 Versteend deel van Lincent 1021 Kleiige afzetting van Halen 1022 Klei van Waterschei Slecht doorlatend deel van de Mergels van Gelinden Doorlatend deel van de Mergels van Gelinden 1032 Zand van Orp 1033 Zand van Eisden 1034 Klei van Opoeteren 1035 Zand van Maasmechelen 1111 Kalksteen van Houthem 1112 Tufkrijt van Maastricht 1113 Krijt van Gulpen 1120 Afzettingen van Vaals Smectiet van Herve 1130 Zand van Aken Zand van Aken 1140 Turoonmergels op Massief van Brabant 1150 Wealdiaan 1210 Jura 1220 Trias 1230 Perm 1310 Boven-Carboon "Steenkool-terrein en - lagen" 1320 Kolenkalk 1330 Devoon 1340 Cambro-Siluur Massief van Brabant Bijlage 2ter. KAART MET DE DIEPTECRITERIA VOOR RUBRIEK 55.1 (op de kaart die consulteerbaar is via duidt u de plaats van de boring aan en de waarde die u dan krijgt is een criterium voor de indeling in rubriek 55.1.) Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 276/335

277 Bijlage 3 Modelformulieren MODELFORMULIEREN VOOR: A) DE MEDEDELING VAN DE KLEINE VERANDERING OF EEN MELDING VAN KLASSE 3-ONDERDELEN VAN EEN VERGUNDE INRICHTING: ZIE BIJLAGE 3.A; B) DE MELDING VAN DE EXPLOITATIE OF VERANDERING VAN EEN INRICHTING VAN LOUTER KLASSE 3: ZIE BIJLAGE 3.B; C) DE MELDING VAN DE OVERNAME VAN EEN VERGUNDE INRICHTING DOOR EEN ANDERE EXPLOITANT: ZIE BIJLAGE 3.C. (artikelen 2, 5 en 42 van titel I van het Vlarem) Bijlage 3.A Mededeling van een kleine verandering of melding van klasse 3-onderdelen van een vergunde van klasse 1 of 2 Bijlage 3.A wordt gewijzigd bij art. 31, B.Vl.R. 7 juni 2013, B.S. 10 september 2013 U kan het formulier hier downloaden Art 31. In bijlage 3A van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april Regering van 23 december 2011, wordt punt F4 vervangen door wat volgt: Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 277/335

278 "Rubriek waarbij in de vierde kolom van de VLAREM-indelingslijst een letter 'Y' is vermeld F4 Als de mededeling betrekking heeft op een aanvraag van een Y-rubriek voegt u als bijlage F4 e door de afdeling, bevoegd voor luchtverontreiniging, goedgekeurd monitoringplan toe. Als de mededeling betrekking heeft op een aanvraag tot schrapping van een Y-rubriek voegt u dat de installatie niet langer onder het toepassingsgebied van emissiehandel valt." Bijlage 3.A wordt gewijzigd bij art. 22, B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart 2012 Art. 22. In bijlage 3.A van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 apr luidt als volgt : «Rubriek van de VLAREM-indelingslijst (hogedrempel-seveso-en) F5 Als de meded hogedrempel-seveso-, ofwel van de hoeveelheid of de fysische vorm van de gevaarlijke s waarbij gevaarlijke stoffen worden gebruikt, die het voorwerp heeft uitgemaakt van een veiligheids artikel 6, 1, e), van het VLAREL, en door de afdeling, bevoegd voor veiligheidsrapportering, is goe bijlage F5 bij dit formulier.». Bijlage 3.B Melding van de exploitatie of verandering van een van uitsluitend klasse 3 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 278/335

279 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 279/335

280 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 280/335

281 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 281/335

282 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 282/335

283 Bijlage 3.C Melding van de overname van een vergunde Bijlage 3.C wordt gewijzigd bij art. 23, B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart 2012 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 283/335

284 U kan het formulier hier downloaden Art. 23 In bijlage 3.C van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 apr Bijlage 4 MILIEUVERGUNNINGSAANVRAAGFORMULIER VOOR DE EXPLOITATIE OF DE VERANDERING VAN EEN INRICHTING VAN KLASSE 1 OF 2 (artikel 5 van titel I van het Vlarem) Bijlage 4.A Aanvraag van een milieuvergunning Bijlage 4.A wordt gewijzigd bij art. 32 B.Vl.Reg. 7 juni 2013, B.S. 10 september 2013 U kan het formulier hier downloaden Art. 32 In bijlage 4A van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 200 laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 januari 2013, worden de volgende wijz aangebracht: 1 punt D6 wordt vervangen door wat volgt: " D6 Gaat het om een GPBV-installatie? De is een GPBV-installatie als een rubriek van toepassing is op de waarvoor vermeld staat in de vierde kolom van de indelingslijst. Het gaat om en die vallen onder toepassingsgebied van hoofdstuk II van de richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging). ja. Als de aanvraag betrekking heeft op een GPBV-installatie, voeg dan bij dit formulier als bijlage D6 de gegevens die vermeld worden in de toelichtingsbijlage bij dit formulier in pun D6. Nee "; 2 punt D8 wordt vervangen door wat volgt: " D8 Gaat het om een BKG-installatie? De is een BKG-installatie als een rubriek van toepassing is op de waarvoor e vermeld staat in de vierde kolom van de indelingslijst. Het gaat om en die vallen onder toepassingsgebied van richtlijn 2003/87/EG van 14 oktober 2003 tot vaststelling van een regelin handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/6 de Raad. ja. Als de aanvraag betrekking heeft op een onderdeel waarop een "Y" rubriek van toepassin voeg dan bij dit formulier als bijlage D8 de gegevens en documenten die vermeld worden in toelichtingsbijlage bij dit formulier in punt D8. "; Nee 3 in punt E13 worden de woorden "en van hoofdstuk V van richtlijn 2010/75/EU van het Europees Par Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging)" toegevoegd; 4 punt E14 wordt vervangen door wat volgt: " E14 Gaat het om een stookinstallatie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 50 meer, met uitzondering van de installaties, vermeld in titel II, artikel , van het Vlarem Voor de bepaling van het totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van de stookinstallatie rekening gehouden met de in titel II, artikel , van het Vlarem vastgestelde samentelli regels. Deze en vallen mogelijk onder het toepassingsgebied van richtlijnen 2001/80/EG en 2001/81/EG van 23 oktober 2001 en van hoofdstuk III van richtlijn 2010/78/EU van 24 novem ja. Voeg bij dit formulier als bijlage E14 de gegevens die vermeld worden in de Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 284/335

285 toelichtingsbijlage bij dit formulier in punt E14. Nee "; 5 er wordt een punt E15 ingevoegd, dat luidt als volgt: " E15 Als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op het verbranden of meeverbranden van afvalsto voegt u bij dit formulier als bijlage E15 een beschrijving van de volgende aspecten: - de maatregelen die zijn gepland om te waarborgen dat de installatie zo ontworpen, uitgerust, onderhouden en geëxploiteerd wordt dat aan de exploitatievoorwaarden en verplichtingen van de exploitant wordt voldaan zoals is vastgesteld in hoofdstuk XI van VLAREM I, rekening houdend met de afvalcategorieën die er zullen worden verbrand of meeverbrand; - de maatregelen die zijn gepland om te waarborgen dat de bij het proces opgewekte warmte voor zover mogelijk wordt teruggewonnen door de productie van warmte, stoom of elektriciteit; - de maatregelen die zijn gepland om te waarborgen dat het ontstaan van residuen en de schadelijkheid ervan tot een minimum beperkt worden, en dat de residuen in voorkomend geval gerecycleerd worden. "; In de mate dat er overlappingen zijn, kunt u verwijzen naar de bijlagen die u op basis van de vragen in rubriek F bij dit formulier moet voegen. 6 punt F9 wordt vervangen door wat volgt: "F9 Kruis hieronder aan waarop uw aanvraag betrekking heeft. een tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem als vermeld in rubriek 61.2 van de indelingsli voorwaarde dat er een capaciteit is van meer dan m³ Als u in vraag F9 een hokje hebt aangekruist, voeg dan bij dit formulier als bijlage F9 de gegevens en die vermeld worden in de toelichtingsbijlage bij dit formulier in punt F9. (van toepassing bij rubriek 61 7 Aan het deel F wordt een punt F16 toegevoegd, dat luidt als volgt: " F16 Als deze aanvraag betrekking heeft op het gebruik van een stof die valt onder het toepassingsgebied van titel VII (Autorisaties) of op de vervaardiging of het gebruik van een st valt onder het toepassingsgebied van titel VIII (Beperkingen op de vervaardiging, het in de ha brengen en het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en mengsels) van de verordening (EG 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registra beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) voegt u bij dit formulier als bijlage F16 de bijkomende gegevens die vermeld worden in punt F van de toelichtingsbijlage. Gebruik wordt gedefinieerd als elke vorm van verwerking, formuler verbruik, opslag, bewaring, behandeling, overbrenging in recipiënten, overbrenging van de en recipiënt naar de andere, vermenging, vervaardiging van een voorwerp of elke andere gebruikmaking. Vervaardiging wordt gedefinieerd als productie of extractie van stoffen in natuurlijke toestand. Meer informatie vindt u op "; 8 in punt H6 wordt onder "E12" het volgende toegevoegd: " E14 E15 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 285/335

286 "; 9 in punt H6 wordt onder "F15" het volgende toegevoegd: " F16 "; 10 in punt K1, derde lid, 3, worden de woorden "drie maanden" vervangen door de woorden "105 da Bijlage 4.A wordt gewijzigd bij art. 10 B.Vl.Reg. 1 maart 2013, B.S. 29 april 2013 Art. 10. In bijlage 4.A van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 20 gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2011, worden de volgende wijzigingen aa 1 in punt D9 wordt de zinsnede «bijlage I of II» vervangen door de zinsnede «bijlage I, II of III» e zinsnede «richtlijn 85/337/EG van de Raad van 27 juni 1985» vervangen door de zinsnede «richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011» ; 2 in punt D10 wordt de zinsnede «of rubriek 13 van bijlage II» vervangen door de zinsnede «, rubr bijlage II of rubriek 13 van bijlage III» ; 3 in punt D11 wordt tussen het woord «Voeg» en de woorden «een goedgekeurd milieueffectrappo «ofwel» ingevoegd en wordt na de zinsnede «als bijlage D11b bij dit formulier» de zinsnede «ofwel m.e.r.-screeningsnota als bijlage D11c bij dit formulier» toegevoegd; 4 aan deel H6 wordt onder de zinsnede «D11b» de zinsnede «D11c» toegevoegd; 5 in punt K1, tweede alinea, wordt het woord «veertien» telkens vervangen door het woord «dertig 6 in punt K1, tweede alinea, wordt punt 4 vervangen door wat volgt : «Als de bevoegde overheid u dertig kalenderdagen nadat u uw aanvraag hebt ingediend of nadat u de aanvullende gegevens hebt ve schriftelijke kennisgeving heeft gestuurd, wordt de procedure voortgezet. In dat geval doet de vergunningverlenende overheid uitdrukkelijk uitspraak in haar beslissing of er een milieueffectrapport o project moet worden opgesteld. Zo ja, dan weigert ze de aangevraagde vergunning toe te kennen. Bijlage 4.A wordt gewijzigd bij art. 2 B.Vl.Reg. 18 januari 2013, B.S. 9 april 2013 Art. 2. "Art. 2. In bijlage 4.A van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststell Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering 2009 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 21 mei 2010, 15 juli 2011 en 23 dece worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 in punt E1 wordt tussen de zinsnede «Meer informatie vindt u op en de tabel de zin «ingedeeld in stuifcategorieën overeenkomstig artikel van titel II van het Vlarem.» ingevoegd 2 in punt E1 wordt tussen de kolom «stof met CAS-nummer» en de kolom «per dag» een kolom ingevoegd; 3 in punt E2 wordt tussen de woorden «niet relevant is» en de tabel de zin «Ze worden ingedeeld in stuifcategorieën overeenkomstig artikel van titel II van het Vlarem.» ingevoegd; 4 in punt E2 wordt tussen de kolom «product» en de kolom «per dag» een kolom «stuifcategorie» 5 aan deel F «Technische gegevens die bij specifieke aanvragen vereist zijn» wordt een punt F15 toe luidt als volgt : «F15 Waarop heeft uw aanvraag betrekking? een die beschikt over een opslagcapaciteit voor stuivende stoffen van meer dan m grondoppervlakte. een met een over de drie voorgaande kalenderjaren gemiddelde overslaghoeveelheid van stoffen van meer dan ton per jaar. een met een verwachte overslaghoeveelheid van stuivende stoffen van meer dan Als u bij vraag F15 een of meer hokjes hebt aangekruist, voeg dan bij dit formulier als bijlage F15 de g documenten die vermeld worden in de toelichtingsbijlage bij dit formulier in punt F15.» 6 in punt H6 wordt onder het aankruishokje ««F14» een aankruishokje «F15» toegevoegd. Bijlage 4.A wordt gewijzigd bij art. 24, B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart Art. 24 "In bijlage 4.A van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2 de volgende wijzigingen aangebracht : 1 in het deel A wordt het punt A9 vervangen door wat volgt : «A9 Voeg bij dit formulier als bijlage A9 een kopie van de documenten waaruit ondubbelzinnig blijkt op basis van welke gebruikstitel u als exploitant de beschikking hebt over (onderdelen Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 286/335

287 van) de en over de percelen waarop de exploitatie plaatsvindt of gepland is en waarvan u geen eigenaar bent. Als deze aanvraag betrekking heeft op een of meer windturbines, voegt u aanvullend bij bijlage A9 de overeenkomst met de eigenaars van de percelen waarboven de wieken van de windturbines kunnen draaien. Als u over een ongeschreven gebruikstitel beschikt, voegt u als bijlage A9 bij dit formulier minstens een verklaring op erewoord, waarin staat dat u beschikt over een gebruiksrecht van de en de percelen in kwestie.»; 2 in punt C2 wordt de zin «Ja maar de lopende vergunning loopt uiterlijk op 1 september 2011 af en wordt niet meer dan 48 maanden voor het verstrijken van de lopende vergunning aangevraagd.» verv de zin «Ja, maar het betreft de vroegtijdige indiening van een milieuvergunningsaanvraag, conform artik van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, die tot doel heeft een nieuwe vergu verkrijgen voor de exploitatie van een die geheel of gedeeltelijk wordt geregeld door een vergunning als artikel 43 of 44, eerste lid, van het voormelde decreet.»; 3 aan het deel F wordt een punt F14 toegevoegd, dat luidt als volgt : «F14 Als deze aanvraag betrekking heeft op een of meer windturbines, voegt u bij dit formulier als bijlag de gegevens en documenten die vermeld worden in punt F14 van de toelichtingsbijlage (van toepa rubriek ). Als de in het eerste lid vermelde windturbine of windturbines waarop de aanvraag betrekking heef milieueffectrapportageplichtig is of zijn, wordt voldaan aan de verplichting, vermeld in het eerste li het toevoegen bij dit formulier van de volgende documenten: 1 ofwel het goedgekeurde milieueffectrapport, ofwel het gemotiveerde verzoek tot ontheffing van milieueffectrapportageplicht samen met de gunstige beslissing van de afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid hierover; 2 in voorkomend geval de aanvullende veiligheidsstudie, vermeld in punt 2 van punt F14 van de toelichtingsbijlage.»; 4 in punt G1 worden de letters «D2» vervangen door de letters «G2»; 5 in punt H6 worden onder het aankruisvak «h F13» een aankruisvak «h F14» toegevoegd." Bijlage 4.A wordt gewijzigd bij art. 20,1-2 B.Vl.Reg. 15 juli 2011, B.S. 6 september 2011 Art. 20. "In bijlage 4 bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 volgende wijzigingen aangebracht : 1 aan bijlage 4.A wordt na het punt F12 een punt F13 toegevoegd; «F13 Als de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe stookinstallatie met een nominaal elektrisch verm 300 MW of meer, of een bestaande installatie waarvoor de oorspronkelijke stedenbouwkundige ver of, bij gebrek aan dergelijke procedure, een milieuvergunning is verleend op of na24 juni 2009, en stookinstallatie na verandering een nominaal elektrisch vermogen heeft van 300MW of meer, voeg dit formulier als bijlage F13 de gegevens en documenten die vermeld worden in de toelichtingsbijla formulier in punt F13. (relevante vraag bij rubriek 43)»; 2 aan deel H6 van bijlage 4.A wordt onder de uitdrukking «F12» de uitdrukking «F13» toegevoegd 3 in bijlage 4.B wordt na het punt F12 een punt F13 toegevoegd, dat luidt als volgt : «F13 AFVANG VAN KOOLSTOFDIOXIDE Een studie waarin wordt nagegaan of aan de volgende voorwaarden voldaan is : 1 er zijn geschikte opslaglocaties voor de geologische opslag van koolstofdioxide voorhanden; 2 de bestaande faciliteiten voor het transport van koolstofdioxide zijn in technisch en economisch opz 3 de installatie is in technisch en economisch opzicht geschikt om voor koolstofdioxideafvang te worde aangepast." Bijlage 4.B Toelichtingsbijlage bij de aanvraag van een milieuvergunning Bijlage 4.B wordt gewijzigd bij art. 33 B.Vl.Reg. 7 juni 2013, B.S. 10 september U kan het formulier hier downloaden Art. 33 In bijlage 4B van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 januari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1 punt D6 wordt vervangen door wat volgt: "D6 GPBV Als de aanvraag betrekking heeft op een GPBV-installatie: 1. een beschrijving van de volgende gegevens, zo nodig aangevuld door bijlagen: Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 287/335

288 a) de installatie en de activiteiten die daar plaatsvinden; b) de grondstoffen en hulpmaterialen, andere stoffen, en energie die in de installatie worden gebruik of door de installatie worden gegenereerd; c) de emissiebronnen van de installatie; d) de toestand van het terrein van de installatie; e) de aard en de omvang van de te verwachten emissies van de installatie in elk milieucompartimen met een overzicht van de significante milieueffecten van de emissies; f) de beoogde technologie en de andere technieken ter voorkoming of, als dat niet mogelijk is, ter vermindering van de emissies van de installatie; g) de maatregelen voor de preventie, de voorbereiding voor hergebruik, de recycling en de terugwinning van de door de installatie voortgebrachte afvalstoffen; h) de andere maatregelen die worden getroffen om te voldoen aan de algemene beginselen van de fundamentele verplichtingen van de exploitant, vermeld in artikel 43ter; i) de maatregelen die worden getroffen voor de controle van de emissies in het milieu; j) een schets van de voornaamste door de aanvrager bestudeerde alternatieven voor de voorgeste technologie, technieken en maatregelen k) voor installaties met een rubriek die in de achtste kolom van de indelingslijst met de kenletter S worden aangeduid: een verslag van oriënterend bodemonderzoek en een bodemattest van de OVAM waaruit blijkt dat met dat oriënterend bodemonderzoek voldaan is aan de bodemonderzoeksplicht, vastgesteld door en krachtens artikel 33bis van het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming; 2. een niet-technische samenvatting van de hierboven vermelde gegevens. Als aan een of meer van die gegevens kan worden voldaan met gegevens uit het milieueffectrapport uit het veiligheidsrapport, of met andere informatie, verstrekt overeenkomstig andere wetgeving, kunnen die gegevens in de vergunningsaanvraag worden opgenomen of erbij worden gevoegd. Als van die mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, wordt een duidelijke verwijzing naar de betreffende gegevens opgenomen."; 2 punt D8 wordt vervangen door wat volgt: "D8 BROEIKASGASSEN Als de aanvraag betrekking heeft op een aanvraag van een "Y" rubriek: een door het verificatiebureau geverifieerd en door de afdeling, bevoegd voor luchtverontreiniging, goedgekeurd monitoringplan. Als de aanvraag betrekking heeft op een aanvraag tot schrapping van een "Y" rubriek: documenten die aantonen dat de installatie niet langer onder het toepassingsgebied van emissiehand valt."; 3 tussen "E12" en "F1" wordt een punt "E14" ingevoegd, die luidt als volgt: "E14 GROTE STOOKINSTALLATIES 1 Beschrijf de maatregelen die ervoor zorgen dat de opstart- en stilleggingsperioden zoveel mogelij worden beperkt. 2 Beschrijf de maatregelen die ervoor zorgen dat alle emissiebeperkende apparatuur zodra dat technisch uitvoerbaar is, in werking wordt gesteld na het opstarten van de installatie. 3 Geef een beschrijving van de punten vermeld in punt a) of b): a) Geef het eindpunt van de opstartperiode en het beginpunt van de stilleggingsperiode, uitgedrukt belastingdrempelwaarden, in aanmerking nemend dat de minimale stilleggingsbelasting voor de stab vermogensopwekking lager kan zijn dan de minimale opstartbelasting voor de stabiele vermogensopwekking. 1) In geval van stookinstallaties die elektriciteit opwekken, worden de belastingdrempelwaarden voo de vaststelling van het einde van de opstartperiode en het begin van de stillegginsperiode uitgedrukt een vast percentage van het nominaal elektrisch vermogen van de stookinstallatie. 2) In geval van stookinstallaties voor mechanische aandrijving worden de belastingdrempelwaarden voor de vaststelling van het einde van de opstartperiode en het begin van de stilleggingsperiode uitgedrukt als een vast percentage van het mechanisch vermogen van de stookinstallatie. 3) In geval van stookinstallaties die warmte opwekken, worden de belastingdrempelwaarden voor de vaststelling van het einde van de opstartperiode en het begin van de stilleggingsperiode uitgedrukt a een vast percentage van het nominaal thermisch uitgangsvermogen van de stookinstallatie. b) Beschrijf minimaal drie criteria die geassocieerd worden met het einde van de opstartperiode en m het begin van de stillegingsperiode, en die duidelijk en gemakkelijk te controleren en op de gebruikte technologie toepasbaar zijn. Die criteria worden gekozen uit de onderstaande processen en paramete 1) afzonderlijke processen: i. voor installaties op vaste brandstoffen: de volledige overgang van het gebruik van de stabiliserende reserve- of steunbranders naar het werken op uitsluitend normale brandstof; ii. voor installaties op vloeibare brandstoffen: de start van de hoofdpomp voor de Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 288/335

289 brandstoftoevoer als de oliedruk van de brander gestabiliseerd is. De brandstofstroom kan daarvoor indicator gebruikt worden; iii. voor gasturbines: het punt waarop de verbrandingsmethode overschakelt op de volledig voorgemengde stationaire verbrandingsmethode of het "stationair toerental"; iv. gelijkwaardige processen die passen bij de technische kenmerken van de installatie; 2) operationele parameters: i. het zuurstofgehalte van de verbrandingsgassen; ii. de temperatuur van het verbrandingsgas; iii. stoomdruk; iv. voor installaties die warmte opwekken: enthalpie en de snelheid van de vloeistof die warm overdraagt; v. voor op vloeibare brandstof en met gas gestookte installaties: het brandstofdebiet, uitgedrukt als een percentage van het nominale potentiële brandstofdebiet; vi. voor stoomketelinstallaties: de temperatuur van de stoom bij het verlaten van de ketel; vii. gelijkwaardige parameters die passen bij de technische kenmerken van de installatie. 4 in punt F14, 3, laatste lid, wordt de zinsnede "Indien het specifiek geluid van de windturbine hoge ligt dan de richtwaarde vermeld in bijlage " vervangen door de zinsnede "Als men gebruik wi maken van het achtergrondgeluid om een hogere norm te bekomen"; 5 aan punt F15, eerste zin, worden de volgende woorden toegevoegd "voor een aanvraag voor het bekomen van een milieuvergunning vanaf 1 juli 2014"; 6 er wordt een punt F16 toegevoegd, dat luidt als volgt: "F16 REACH Geef voor het gebruik van elke stof die valt onder het toepassingsgebied van titel VII (Autorisaties) o voor de vervaardiging of het gebruik van elke stof die valt onder het toepassingsgebied van titel VIII (Beperkingen op de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en mengsels) van de REACH-verordening: STOF-NAAM STOF-NUMMER (EC en/of CAS) AUTORISATIE AUTORISATIE-NUMMER VERBODS-DATUM DE STOF [J/N] GELDT EEN BEPERKIN (volgens titel VIII van REACH) VOOR: HET GEBRU [J/N] ". Bijlage 4.B wordt gewijzigd bij art. 3 B.Vl.Reg. 18 januari 2013, B.S. 09 april Art. 3. " Aan bijlage 4.B van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 ap 2009 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 21 mei 2010, 15 juli 2011 en 23 december 2011, wordt een punt F15 toegevoegd, dat luidt als volgt : «F15 STUIVENDE STOFFEN Een stofrapport dat minstens de volgende gegevens bevat : 1 de naam en de contactgegevens van de personen die betrokken zijn bij de opmaak van het stofrapport; 2 de opslagcapaciteit en de overslaghoeveelheid van stuivende stoffen voor de drie voorgaande kalenderjaren, voor zover mogelijk per stuifcategorie vermeld in artikel van titel II van het Vlarem; voor nieuwe en en uitbreidingen worden de verwachte hoeveelheden vermeld; 3 een beschrijving van de behandelingsstappen van de stuivende stoffen in de, met aanduiding van de potentiële bronnen van niet-geleide stofemissies; 4 een overzicht van de maatregelen die al van kracht zijn om de stofemissies te voorkomen en te beperken, en een toetsing van die maatregelen aan de beschikbare BBT-documenten en BREF's; 5 een overzicht van mogelijke bijkomende maatregelen om de stofemissies te voorkomen en te beperken; 6 een indicatief stappenplan voor de invoering van de geselecteerde bijkomende maatregelen, met vermelding van de randvoorwaarden; 7 een motivatie waarom bepaalde mogelijke bijkomende maatregelen uit punt 5 niet in het stappenplan zijn opgenomen; 8 een beschrijving van de types procedures en types voorschriften die worden gehanteerd om de stofemissies te beperken, alsook van de wijze waarop die voorschriften aan de betrokken personeelsleden worden meegedeeld; hierbij wordt ook beschreven op welke manier wordt omgegaan met goederen die bij levering tot een ander stuifcategorie behoren dan wat was verwacht; 9 een beschrijving van de manier waarop en de periodiciteit waarmee de technische installaties, de Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 289/335

290 behoorlijke werking ervan en de correcte opvolging van de procedures en voorschriften zullen worden gecontroleerd. Bij verandering van de waarvoor al een stofrapport werd opgesteld die leidt tot een toenam van de opslagcapaciteit of de overslaghoeveelheden met 50 % of meer ten opzichte van de toestand het meest recente stofrapport of addendum, wordt bij de aanvraag van die verandering een addendum bij het bestaand stofrapport gevoegd. Dat addendum bevat de punten die aangepast moeten worden tengevolge van verandering. Het stofrapport en het addendum worden goedgekeurd, ondertekend en gedateerd door een erkend MER-deskundige in de discipline lucht en worden ondertekend door de exploitant. Als de milieuvergunningsaanvraag betrekking heeft op een MER-plichtige, is een verwijzing naar het milieueffectrapport dat bij de aanvraag gevoegd is, voldoende, voor zover de voormelde gegevens in dat milieueffectrapport zijn opgenomen. Er kan verwezen worden naar andere bijlagen van de milieuvergunningsaanvraag.»." Bijlage 4.B wordt gewijzigd bij art. 25 B.Vl.Reg. 23 december 2011, B.S. 21 maart 2012 Art. 25. "In bijlage 4.B van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 200 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 mei 2010, worden de volgende wijziging aangebracht : 1 in punt F8 wordt de zinsnede «hoofdstuk I en II van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 inzake energieplanning voor ingedeelde energie-intensieve en» telkens vervange door de zinsnede «artikel tot en met van het Energiebesluit» ; 2 er wordt een punt F14 toegevoegd, dat luidt als volgt : «F14 WINDTURBINES In de toelichtingsbijlage wordt verstaan onder : a) slagschaduw : schaduw die afkomstig is van een bewegende rotor van een windturbine als de intensiteit van het ingestraalde zonlicht hoger is dan 120 W/m 2 op een vlak loodrecht op de invalsrichting van de zon; b) slagschaduwgevoelig object : een binnenruimte waar slagschaduw van windturbines hinder kan veroorzaken; c) verwachte slagschaduw : het aantal uren slagschaduw dat aan de hand van de hieronder vermelde aannames verwacht mag worden. 1. een slagschaduwstudie, als er zich een slagschaduwgevoelig object bevindt binnen de contour van vier uur verwachte slagschaduw per jaar van een windturbine. De slagschaduwstudie bevat een berekening van de verwachte slagschaduw en minstens de volgende gegevens : a) de maximale rotordiameter en de maximale tiphoogte van de weerhouden windturbinetypes; b) de inplanting van de windturbines, weergegeven in lambertcoördinaten; c) de hoogtelijnen van de site; d) de representatieve slagschaduwgevoelige objecten, weergegeven in lambertcoördinaten, die binne de contour van vier uur verwachte slagschaduw per jaar van de windturbine liggen; e) een weergave van de isocontouren voor verwachte slagschaduw van respectievelijk 4, 8, 16 en 32 uren per jaar op een topografische kaart en op een luchtfoto, conform de hieronder vermelde aannames; f) een slagschaduwkalender per windturbine op grafiek, waarin de astronomisch maximaal mogelijke slagschaduwduur voor de representatieve slagschaduwgevoelige objecten binnen de contour van vier uur verwachte slagschaduw per jaar wordt weergegeven; g) een slagschaduwkalender voor de representatieve slagschaduwgevoelige objecten binnen de conto van vier uur verwachte slagschaduw per jaar op grafiek, waarin de astronomisch maximaal mogelijke slagschaduwduur veroorzaakt door elke windturbine wordt weergegeven. De verwachte slagschaduw wordt berekend met de volgende aannames : a) slagschaduw wordt berekend vanaf het moment dat de zon hoger staat dan een hoek van 3 ten opzichte van de horizon (het maaiveld); b) er bevinden zich geen obstakels tussen de turbine en slagschaduwgevoelige objecten; c) als slagschaduwreceptor wordt een standaardraam op 1 m boven het maaiveld met een breedte va 5 m en een hoogte van 2 m genomen of de reële situatie ter plaatse; d) een woning wordt beschouwd als een object dat licht ontvangt uit alle richtingen; e) er wordt gerekend met de klimatologische maandnormalen van het gemiddeld aantal uren zonneschijn, de gemiddelde windsnelheid en de overheersende windrichting. 2. een veiligheidsstudie, waarin de veiligheidsaspecten worden verduidelijkt, conform het door de Vlaamse overheid aanvaard beoordelingskader. Ook wordt een aanvullende veiligheidsstudie, uitgevo door een erkende VR-deskundige, vermeld in artikel 6, 1, e), van het VLAREL, indien één van de Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 290/335

291 volgende situaties zich voordoet : a) één of meerdere criteria uit bovenvermeld beoordelingskader worden niet gerespecteerd; b) er bevinden zich Seveso-plichtige en of andere en met installaties met Sevesostoffen, die het externe risico significant kunnen verhogen binnen de effectafstand voor bladbreuk bij overtoeren. In dit geval wordt een gemotiveerde beoordeling opgesteld waarin de impact van de windturbine(s) op het externe risico van deze en geëvalueerd wordt; c) er kan een gemiddelde aanwezigheid zijn van meer dan tien personen op 24-uursbasis binnen de effectafstand voor mastbreuk; d) er vindt wiekoverslag plaats boven een verharde, openbare weg, een spoorweg of een bevaarbare waterloop. 3. een geluidsstudie. Deze bevat een immissieberekening volgens ISO (1996), uitgevoerd do een erkende milieudeskundige in de discipline geluid en trillingen, deeldomein geluid, vermeld in arti 6, 1, c), van het VLAREL. Het gebruik van internationaal gangbare softwarepakketten is toegestaan, voor zover ze een bereken uitvoeren conform de uitgebreide methode van ISO :1996. Voor de immissieberekening gelden de volgende randvoorwaarden : a) windturbines worden gemodelleerd als puntbronnen op masthoogte; b) het geluid wordt berekend in tertsbanden (of octaafbanden als die gegevens niet beschikbaar zijn) vanaf 50 Hz (of 63 Hz bij octaafbanden); c) de immissiehoogte van de ontvanger is 4 m, tenzij de specifieke situatie een andere hoogte vereis In het laatste geval wordt een motivering toegevoegd; d) gevelreflectie wordt niet berekend, tenzij dat aangewezen is vanwege de lokale situatie; e) standaardaannames voor atmosferische omstandigheden zijn temperatuur 10 C, luchtvochtigheid %. Voor elk immissiepunt wordt gerekend met de in de ISO ingebouwde lichte meewindvoorwaarden Het gebruik van windrichtingsafhankelijke correctiefactoren is niet toegestaan; f) binnen de ISO :1996-norm wordt gekozen voor de frequentieafhankelijke formule voor de bodemterm; g) het gebruik van een meteocorrectieterm (Cmeteo) is niet toegestaan (Cmeteo = 0 volgens de formules); h) de gehanteerde waarden voor parameters van het ISO (1996)-model worden in het geluidsrapport vermeld; i) de bodemabsorptiefactor G=1 geldt bij absolute absorptie, en de bodemabsorptiefactor G=0 geldt absolute reflectie (omvangrijke wateroppervlakken in de buurt van het immissiepunt). In een agraris omgeving wordt standaard gerekend met een bodemabsorptiefactor G = 0,8. In omgevingen waarin nabij het immissiepunt veel verharde oppervlakken zijn, wordt G = 0,2. De vegetatie (bomen, struike gewassen) wordt niet meegenomen in de bepaling van de absorptie omdat ze geen gegarandeerd blijvende en onveranderlijke elementen bevat. Andere waarden voor de grondabsorptie mogen worde aangewend als ze verantwoord worden; j) indien bij de berekening ter hoogte van een woning een immissieniveau bereikt wordt dat minder d 3 db(a) verschilt van de geluidsnorm, worden de detailgegevens expliciet vermeld. De waarden voor bodemabsorptiefactoren worden expliciet berekend; k) de invloed van individuele woningen en andere gebouwen wordt niet meegerekend, tenzij er verm wordt dat ze een belangrijke invloed hebben. In dat geval wordt gerekend met reflecties van de eers orde; l) de invloed van de aanwezigheid van bomen, struiken en andere gewassen wordt niet meegenomen m) alleen als de hoogteverschillen relevant zijn ten opzichte van de bronhoogte, wordt dat aspect me in rekening gebracht. Anders wordt er gerekend zonder diffractie op de hoogtelijnen; n) de eventuele tonaliteit wordt beschouwd conform dit besluit; o) In geval meerdere types windturbines worden aangevraagd, gebeurt de berekening minstens voor worst-case situatie. Voor de bepaling van het brongeluid van windturbines, gemeten volgens de IEC norm, wor een verslag van een geaccrediteerd bureau aanvaard. Dat verslag moet voorgelegd worden ten laats op het moment dat de bouw van de windturbine start. Het brongeluid wordt bepaald bij 95% van het nominale vermogen van de windturbine. De technisch fiche bevat ook de geluidsvermogens bij een lager productievermogen, alsook de gegevens in tertsoctaafbanden. Bij de opgave van het geluidsvermogen wordt een tolerantieband vermeld. Standaard is de tolerantieband ±1 db(a). Als de constructeur zelf een grotere tolerantieband of onzekerheidsfactor aangeeft, zal die bij het vermelde brongeluid (95% nominaal vermogen) worden bijgeteld, verminder met de tolerantieband van 1 db(a). Indien het specifiek geluid van de windturbine hoger ligt dan de richtwaarde vermeld in bijlage bevat de geluidsstudie tevens een uitgebreide toelichting met betrekking tot de meetcampagne voor bepaling van het L A95 van het oorspronkelijke omgevingsgeluid. De duurtijd van de meetcampagne kan bepaald worden in overleg met de vergunningverlenende overheid.». " Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 291/335

292 Bijlage 4.B wordt gewijzigd bij art. 20 B.Vl.Reg. 15 juli 2011, B.S. 6 september 2011 Art. 20. "In bijlage 4 bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 200 worden de volgende wijzigingen aangebracht :... 3 in bijlage 4.B wordt na het punt F12 een punt F13 toegevoegd, dat luidt als volgt : «F13 AFVANG VAN KOOLSTOFDIOXIDE Een studie waarin wordt nagegaan of aan de volgende voorwaarden voldaan is : 1 er zijn geschikte opslaglocaties voor de geologische opslag van koolstofdioxide voorhanden; 2 de bestaande faciliteiten voor het transport van koolstofdioxide zijn in technisch en economisch opzicht haalbaar; 3 de installatie is in technisch en economisch opzicht geschikt om voor koolstofdioxideafvang te worden aangepast.»." Bijlage 4.B wordt gewijzigd bij art. 4 B.Vl.Reg. 21 mei 2010, B.S. 9 juli 2010 Art. 4. "In bijlage 4 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009, worden in 4B bij F4 6.2 de woorden «in concentraties hoger dan de geldende milieukwaliteitsnormen voor het ontvangende oppervlaktewater» vervangen door de woorden «in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom «indelingscriterium GS (gevaarlijk stoffen)» van artikel 3 van bijlage van titel II van het Vlarem.». " Bijlage 5 Gegevens en minimuminlichtingen die aan de orde moeten komen in het veiligheidsbeheerssyteem en het veiligheidsrapport, bedoeld in artikel 8 van titel I van VLAREM Deel 1. Gegevens van het veiligheidsbeheerssysteem die in het veiligheidsrapport bedoeld in artikel 8 opgenomen moeten worden. Het veiligheidsbeheerssysteem omvat het gedeelte van het volledige beheerssysteem van de dat betrekking heeft op de organisatorische structuur, de verantwoordelijkheden, de praktijken, de procedures, de processen en de hulpmiddelen die het mogelijk maken om het preventiebeleid voor zware ongevallen vast te leggen en uit te voeren. De volgende punten komen aan bod in het veiligheidsbeheerssysteem : 1 de organisatie en het personeel : a) de taken en verantwoordelijkheden van het personeel dat betrokken is bij het beheer van de gevaren van zware ongevallen op alle niveaus van de organisatie; b) het beheer van de procedures voor het identificeren van de opleidingsbehoeften van dit personeel en voor het organiseren van die opleiding; c) de betrokkenheid van het personeel; d) het beheer van de procedures voor het werken met derden; 2 de identificatie en evaluatie van gevaren van zware ongevallen : het beheer van de procedures voor systematische identificatie van de gevaren van zware ongevallen die zich bij normale en abnormale werking kunnen voordoen, alsook voor de evaluatie van de daaraan verbonden risico s; 3 de operationele controle : het beheer van de operationele procedures en werkinstructies voor het verzekeren van de veilige exploitatie in alle omstandigheden (zowel ondermeer bij normale werking als bij opstarting, tijdelijke stilstand, onderhoud) van de installaties, processen, apparatuur en opslagplaatsen in kwestie; 4 ontwerpbeheersing : het beheer van de procedures voor het ontwerpen van nieuwe installaties, processen of opslagplaatsen en voor het plannen en uitvoeren van wijzigingen aan bestaande installaties, processen of opslagplaatsen; 5 de planning van noodsituaties : het beheer van de procedures om door een systematische analyse de voorzienbare noodsituaties te onderkennen en om de noodplannen uit te werken, te testen en te herzien, zodat het hoofd kan worden geboden aan dergelijke noodsituaties; 6 het toezicht : het beheer van de procedures voor het verzekeren van een permanent toezicht op de naleving van de doelstellingen die door de exploitant werden vastgelegd in zijn preventiebeleid en in zijn veiligheidsbeheerssysteem en voor het uitvoeren van de nodige correctieve acties indien tekortkomingen worden vastgesteld; 7 de audit en de herzieningen : a) het beheer van de procedures voor een periodieke en systematische evaluatie van het preventiebeleid voor zware ongevallen en van de doeltreffendheid en geschiktheid van het veiligheidsbeheerssysteem; b) het beheer van de procedures voor de periodieke herziening en actualisering van het preventiebeleid en het veiligheidsbeheerssysteem door de exploitant. De procedures, bedoeld in het eerste lid, 6, omvatten eveneens : 1 het opstellen en uitvoeren van periodieke inspectie- en onderhoudsprogramma s; Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 292/335

293 2 het melden van zware ongevallen; 3 het melden van schierongevallen, inzonderheid die waarbij de beschermingsmaatregelen hebben gefaald; 4 het onderzoek van deze ongevallen of schierongevallen en het consequent rekening houden met de conclusies die daaruit kunnen worden getrokken. Deel 2. Gegevens die in het veiligheidsrapport, bedoeld in artikel 8, moeten opgenomen worden I. Inlichtingen over het beheerssysteem en de organisatie van de met het oog op de preventie van zware ongevallen Deze inlichtingen dienen de in deel 1 (het veiligheidsbeheersysteem) vervatte punten te bestrijken. II. Presentatie van de omgeving van de A. Beschrijving van de plaats en zijn omgeving, met inbegrip van de geografische ligging, de meteorologische, geologische en hydrografische gegevens en, in voorkomend geval, de voorgeschiedenis. B. Identificatie van de installaties en andere activiteiten binnen de die een gevaar van een zwaar ongeval met zich kunnen brengen. C. Beschrijving van de zones die door een zwaar ongeval zouden kunnen worden getroffen. III. Beschrijving van de installatie A. Beschrijving van de voornaamste werkzaamheden en producten uit de gedeelten van de die belangrijk zijn vanuit het oogpunt van de veiligheid, van de mogelijke oorzaken van risico s van zware ongevallen en van de omstandigheden waarin zo n zwaar ongeval zich zou kunnen voordoen, vergezeld van een beschrijving van de genomen preventieve maatregelen. B. Beschrijving van procédés, meer bepaald van de werkwijzen. C. Beschrijving van de gevaarlijke stoffen : 1. lijst van de gevaarlijke stoffen die bestaat uit : - de beschrijving van de gevaarlijke stoffen : chemische naam, CAS-nummer, naam volgens de IUPACnomenclatuur, - de maximale hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen die aanwezig zijn of kunnen zijn, 2. fysische, chemische en toxicologische kenmerken en gegevens zowel over de onmiddellijk als over later optredende gevaren voor mens en milieu, 3. het fysische of chemische gedrag onder normale gebruiksvoorwaarden of bij voorzienbare ongevallen. IV V Identificatie en analyse van de ongevallen en de preventiemiddelen A. Gedetailleerde beschrijving van de scenario s voor mogelijke zware ongevallen, en de omstandigheden waarin deze zich kunnen voordoen, inclusief een samenvatting van de voorvallen die bij het op gang brengen van deze scenario s een belangrijke rol kunnen spelen, ongeacht of de oorzaken binnen of buiten de installatie liggen. B. Beoordeling van de omvang en de ernst van de gevolgen van de geïdentificeerde zware ongevallen. C. Beschrijving van de technische parameters van de uitrusting die van belang zijn voor de veiligheid van de in de installaties aangebrachte apparatuur. Beschermings- en interventiemaatregelen om de gevolgen van een ongeval te beperken A. Beschrijving van de apparatuur die op de installatie is aangebracht om de gevolgen van zware ongevallen te beperken. B. Organisatie van het alarm en de interventie. C. Beschrijving van de inzetbare interne of externe middelen. Bijlage 6 Inrichtingen als bedoeld in VLAREM-indelingsrubriek 17.2 (bijlage I bij de EG-richtlijn 96/82/EG van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, zoals die is gewijzigd door de EG-richtlijn 2003/105/EG van 16 december 2003) INLEIDING 1 Deze bijlage handelt over de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een, zoals omschreven in artikel 7 van titel I van Vlarem, en stelt de toepassing van artikel 8 ervan vast. 2 Mengsels en preparaten worden behandeld als zuivere stoffen, mits zij binnen de in deel 2, voetnoot 1, vermelde concentratiegrenzen blijven welke aan de hand van hun eigenschappen krachtens de desbetreffende richtlijn en/of de meest recente aanpassing daarvan aan de technische vooruitgang zijn vastgesteld, tenzij specifiek een samenstellingspercentage of een Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 293/335

294 andere beschrijving wordt gegeven. 3 De onderstaande drempelwaarden gelden per. 4 De voor de toepassing van de artikelen in aanmerking te nemen hoeveelheden zijn de maximumhoeveelheden die op enig moment aanwezig zijn of kunnen zijn. Gevaarlijke stoffen die slechts in hoeveelheden van 2 % of minder van de vermelde drempelwaarde in een aanwezig zijn, worden bij de berekening van de totale aanwezige hoeveelheden buiten beschouwing gelaten, indien zij zich op een zodanige plaats in de bevinden dat deze niet de oorzaak van een zwaar ongeval elders op het bedrijfsterrein kan zijn. 5 De in deel 2, voetnoot 4, vermelde regels voor het optellen van gevaarlijke stoffen of categorieën gevaarlijke stoffen zijn eventueel van toepassing. 6 In deze richtlijn wordt onder een gas een stof verstaan die bij een temperatuur van 20 C een absolute dampspanning van ten minste 101,3 kpa heeft. 7 In deze richtlijn wordt onder een vloeistof een stof verstaan die niet als gas gedefinieerd is en die bij een temperatuur van 20 C en een standaarddruk van 101,3 kpa niet in vaste toestand is. DEEL 1 Met name genoemde stoffen Wanneer een in deel I genoemde stof of groep stoffen ook in een categorie van deel 2 valt, moeten de in deel 1 vermelde drempelwaarden worden gehanteerd. Kolom 1 Kolom 2 Kolom 3 Gevaarlijke stof Drempelwaarde (in ton) voor de toepassing van : VLAREMrubriek VLAREMrubriek Ammoniumnitraat (zie noot 1) Ammoniumnitraat (zie noot 2) Ammoniumnitraat (zie noot 3) Ammoniumnitraat (zie noot 4) Kaliumnitraat (zie noot 5) Kaliumnitraat (zie noot 6) Diarseenpentoxide, arseen (V)zuur, en/of zouten daarvan Diarseentrioxide, arseen(iii)zuur en/of zouten daar-van 1 2 0,1 Broom Chloor Inhaleerbare poedervormige nikkelverbindingen (nikkelmonoxide, nikkeldioxide, nikkelsulfide, trinikkeldisulfide, dinikkeltrioxide) Ethyleenimine Fluor Formaldehyde (concentratie 90 %) Waterstof 5 50 Zoutzuur (vloeibaar gas) Loodalkylen 5 50 Zeer licht ontvlambare vloeibare gassen (inclusief LPG) en aardgas Acetyleen 5 50 Ethyleenoxide 5 50 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 294/335

295 Propyleenoxide 5 50 Methanol poedervormige 4,4- methyleenbis (2-chlooraniline) en/of zouten daarvan 0,01 Methylisocynaat 0,15 Zuurstof Tolueendiisocyanaat Carbonylchloride (fosgeen) 0,3 0,75 Arseentrihydride (arsine) 0,2 1 Fosfortrihydride (fosfine) 0,2 1 Zwaveldichloride 1 1 Zwaveltrioxide Polychloordibenzofuranen en polychloordibenzodioxinen (inclusief TCDD uitgedrukt in TCDD-equivalent De volgende CARCINOGENEN in concentraties van meer dan 5 gewichtspercenten : -4-aminobifenyl en/of de zouten daarvan, benzotrichloride, benzidine en/of de zouten daarvan, di(chloormethyl)-ether, chloormethylether, 1,2- dibroomethaan, diethylsulfaat, dimethylsulfaat, dimethylcarbamoylchloride, 1,2-dibroom-3- chloorpropaan, 1,2-dimethylhydrazine, dimethylnitrosamine, hexamethylfosforzuurtriamide, hydrazine, 2-naftylamine en/of de zouten daarvan, 4- nitrodifenyl en 1,3 propaansulton Aardolieproducten : a) benzines en nafta's b) petroleum (met inbegrip van kerosines en luchtvaartbrandstoffen) c) gasoliën (met inbegrip van diesel, huisbrandolie en gasolie mengstromen) 0,001 0, VOETNOTEN 1. Ammoniumnitraat (5 000/10 000) : meststoffen die in staat zijn tot zelfonderhoudende ontleding Dit is van toepassing op gemengde/samengestelde ammoniumnitraatmeststoffen (een gemengde/samengestelde meststof bevat ammoniumnitraat met fosfaat en/of kaliumcarbonaat) waarin het stikstofgehalte afkomstig van het ammoniumnitraat a) 15,75 (1) 24,5 (2) gewichtsprocent of minder is en die niet meer dan 0,4 % in totaal aan brandbare/organische stoffen bevatten of die voldoen aan de voorschriften van bijlage II van Richtlijn 80/876/EEG, b) 15,75 (3) gewichtsprocent of minder en een onbeperkte hoeveelheid brandbare stoffen, en die in staat zijn tot zelfonderhoudende ontleding overeenkomstig de VN-goottest (zie United Nations Recommendations on the Transport of Dangerous Goods : Manual of Tests and Criteria, Part III, sub-section 38.2) (Aanbevelingen van de Verenigde Naties inzake het vervoer van gevaarlijke goederen : Handboek beproevingen en criteria, deel III, onderafdeling 38.2). 2. Ammoniumnitraat (1 250/5 000) : meststofkwaliteit Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 295/335

296 Dit is van toepassing op enkelvoudige ammoniumnitraatmeststoffen en op gemengde/samengestelde ammoniumnitraatmeststoffen waarin het stikstofgehalte afkomstig van het ammoniumnitraat a) hoger is dan 24,5 gewichtsprocent, met uitzondering van mengsels van ammoniumnitraat en dolomiet, kalksteen en/of calciumcarbonaat met een zuiverheidsgraad van ten minste 90 %, b) hoger is dan 15,75 gewichtsprocent voor mengsels van ammoniumnitraat en ammoniumsulfaat, c) hoger is dan 28 (4) gewichtsprocent voor mengsels van ammoniumnitraat en dolomiet, kalksteen en/of calciumcarbonaat met een zuiverheidsgraad van ten minste 90 %, en die voldoen aan de voorschriften van bijlage II bij Richtlijn 80/876/EEG. 3. Ammoniumnitraat (350/2 500) : technisch zuivere stof Dit is van toepassing op a) ammoniumnitraat en ammoniumnitraatpreparaten waarin het stikstofgehalte, afkomstig van het ammoniumnitraat, - gelegen is tussen 24,5 en 28 gewichtsprocent en die maximaal 0,4 % aan brandbare stoffen bevatten, - hoger is dan 28 gewichtsprocent en die maximaal 0,2 % aan brandbare stoffen bevatten, b) waterige ammoniumnitraatoplossingen met een ammoniumnitraatconcentratie van meer dan 80 gewichtsprocent. 4. Ammoniumnitraat (10/50) : "off-specs-materiaal" en meststoffen die niet voldoen aan de eisen van de detonatietest Dit is van toepassing op : a) afgekeurd materiaal afkomstig uit het fabricageproces en op ammoniumnitraat en ammoniumnitraatpreparaten, enkelvoudige ammoniumnitraatmeststoffen en gemengde/samengestelde ammoniumnitraatmeststoffen als bedoeld in de voetnoten 2 en 3, die van de eindgebruiker zijn of worden geretourneerd aan een fabrikant, een installatie voor tijdelijke opslag of een herverwerkingsinstallatie voor herverwerking, recycling of behandeling met het oog op een veilig gebruik omdat de stoffen niet langer voldoen aan de specificaties van de voetnoten 2 en 3, b) meststoffen als bedoeld in de voetnoot 1, eerste streepje, en voetnoot 2 die niet voldoen aan de voorschriften van bijlage II bij Richtlijn 80/876/EEG. 5. Kaliumnitraat (5 000/10 000) : samengestelde meststoffen op basis van kaliumnitraat bestaande uit kaliumnitraat in de vorm van prills of granules. 6. Kaliumnitraat (1 250/5 000) : samengestelde meststoffen op basis van kaliumnitraat bestaande uit kaliumnitraat in kristalvorm. 7. Polychloordibenzofuranen en polychloordibenzodioxinen De hoeveelheden polychloordibenzofuranen en polychloordibenzodioxinen worden berekend aan de hand van de volgende wegingsfactoren : International Toxic Equivalent (ITEF) for the congeners of concern (NATO/CCMS) 2,3,7,8-TCDD 1 2,3,7,8-TCDF 0,1 1,2,3,7,8- PeDD 0,5 2,3,4,7,8- PeCDF 1,2,3,7,8- PeCDF 0,5 0,05 1,2,3,4,7,8- HxCDD 1,2,3,4,7,8- HxCDF 1,2,3,6,7,8-1,2,3,7,8,9-0,1 HxCDD HxCDF 0,1 1,2,3,7,8,9-1,2,3,6,7,8- HxCDD HxCDF 2,3,4,6,7,8- HxCDF 1,2,3,4,6,7,8-0,01 1,2,3,4,6,7,8- HpCDD HpCDF 0,01 1,2,3,4,7,8,9- HpCDF OCDD 0,001 OCDF 0,001 (T = tetra, P = penta, Hx = hexa, HP = hepta, O = octa) DEEL 2 Categorieën stoffen en preparaten die niet uitdrukkelijk in deel 1 worden genoemd Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 296/335

297 Kolom 1 Kolom 2 Kolom 3 Drempelwaarde (in ton) voor de toepassing van : Gevaarlijke stof VLAREMrubriek VLAREMrubriek ZEER GIFTIG GIFTIG OXIDEREND ONTPLOFBAAR (zie voetnoot 2) stof, het preparaat of het voorwerp onder VN/ADR-subklasse 1.4 valt 5. ONTPLOFBAAR (zie voetnoot 2) stof, het preparaat of het voorwerp onder één of meer van de VN/ADR-subklassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5 en 1.6, dan wel onder waarschuwingszin R2 of R3 valt 6. ONTVLAMBAAR (als de stof of het preparaat voldoet aan de in voetnoot 3 a) vermelde definitie) 7a. LICHT ONTVLAMBAAR (als de stof of het preparaat voldoet aan de in voetnoot 3 b) 1 vermelde definitie 7b. LICHT ONTVLAMBARE VLOEISTOFFEN (als de stof of het preparaat voldoet aan de in voetnoot 3 b) 2 vermelde definitie) 8. ZEER LICHT ONTVLAMBAAR (als de stof of het preparaat voldoet aan de in voetnoot 3 c) vermelde definitie) 9. GEVAARLIJK VOOR HET MILIEU, waarschu-wingszinnen : i) R50 : "Zeer giftig voor in het water levende organismen" (inclusief R50/53) ii)) R 51/53 : "Giftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken" 10. IEDERE INDELING die niet valt onder de bovenstaande in combinatie met de volgende waarschuwingszinnen : i) R14 - reageert heftig in contact met water (inclusief R 14/15) ii)) R29 - vormt giftig gas in contact met water VOETNOTEN 1. Stoffen en preparaten worden ingedeeld volgens de volgende richtlijnen en de meest recente aanpassing daarvan aan de technische vooruitgang : Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (5), Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten(6) Voor stoffen en preparaten die niet volgens één van de bovenstaande richtlijnen als gevaarlijk zijn ingedeeld, bijvoorbeeld afvalstoffen, maar in een aanwezig zijn of kunnen zijn en onder de in de heersende omstandigheden gelijkwaardige eigenschappen hebben of kunnen hebben wat de mogelijkheden van een zwaar ongeval betreft, worden de procedures voor de voorlopige indeling overeenkomstig het desbetreffende artikel van de toepasselijke richtlijn gevolgd. Voor stoffen en preparaten die zodanige eigenschappen hebben dat ze op verscheidene wijzen kunnen worden ingedeeld, is in het kader van deze richtlijn de laagste drempelwaarde van toepassing. Wat evenwel de toepassing van de in voetnoot 4 bedoelde sommatieregel betreft, wordt altijd de drempelwaarde gebruikt welke met de indeling in kwestie overeenkomt. Voor de toepassing van deze richtlijn stelt de Commissie een lijst op van stoffen die in overeenstemming met Richtlijn 67/548/EEG bij geharmoniseerd besluit in de bovenstaande categorieën zijn ingedeeld; zij werkt deze lijst geregeld bij. 2. Onder "ontplofbare stof" wordt verstaan : a) een stof of preparaat die (dat) ontploffingsgevaar oplevert door schok, wrijving, vuur of andere ontstekingsoorzaken (waarschuwingszin R 2), b) een stof of preparaat die (dat) ernstig ontploffingsgevaar oplevert door schok, wrijving, vuur of andere ontstekingsoorzaken (waarschuwingszin R 3), of c) een stof, preparaat of voorwerp van klasse 1 van de Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (VN/ADR), gesloten op 30 september 1957, zoals gewijzigd, als omgezet bij Richtlijn 94/55/EG van de Raad van 21 november 1994 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 297/335

298 gevaarlijke goederen over de weg (7) Deze definitie strekt zich uit tot pyrotechnische stoffen, die voor de toepassing van deze richtlijn omschreven worden als stoffen (of mengsels van stoffen) die tot doel hebben warmte, licht, geluid, gas of rook dan wel een combinatie van dergelijke verschijnselen te produceren door middel van zichzelf onderhoudende exotherme chemische reacties. Wanneer een stof of preparaat zowel onder de VN/ADR-indeling als onder waarschuwingszin R 2 of R 3 valt, prevaleert de VN/ADR-indeling boven die van de waarschuwingszinnen. Stoffen en voorwerpen van klasse 1 worden volgens het VN/ADR-indelingsschema ingedeeld in de subklassen 1.1 tot en met 1.6. De subklassen zijn : - Subklasse 1.1 : "Stoffen en voorwerpen met gevaar voor massa explosie (een massa-explosie is een explosie die praktisch op hetzelfde ogenblik plaatsvindt in nagenoeg de gehele lading)". - Subklasse 1.2 : "Stoffen en voorwerpen met gevaar voor scherfwerking, zonder gevaar voor massa-explosie". - Subklasse 1.3 : "Stoffen en voorwerpen met gevaar voor brand en met een gering gevaar voor luchtdruk- of scherfwerking of met gevaar voor beide, maar niet met gevaar voor massa-explosie : a) waarvan de verbranding aanleiding geeft tot een aanzienlijke warmtestraling, of b) die één voor één uitbranden, waarbij een geringe luchtdruk- of scherfwerking, of beide optreden". - Subklasse 1.4 : "Stoffen en voorwerpen die slechts gering gevaar opleveren indien zij tijdens het vervoer tot ontsteking of inleiding komen. De gevolgen blijven in hoofdzaak beperkt tot het collo en leiden niet tot scherfwerking van enige omvang of reikwijdte. Een van buitenaf inwerkende brand mag niet leiden tot een explosie op praktisch hetzelfde ogenblik van nagenoeg de gehele inhoud van het collo". - Subklasse 1.5 : "Zeer weinig gevoelige stoffen met gevaar voor massaexplosie, die zo weinig gevoelig zijn dat er onder normale vervoersomstandigheden een zeer geringe kans bestaat op inleiding of op de overgang van verbranding naar detonatie. Als minimumvoorwaarde geldt dat ze niet mogen exploderen bij de uitwendige brandproef". - Subklasse 1.6 : "Extreem weinig gevoelige voorwerpen, zonder gevaar voor massa-explosie. Deze voorwerpen bevatten alleen extreem weinig gevoelige springstoffen en vertonen een verwaarloosbare kans op een onbedoelde inleiding of voortplanting. Het gevaar is beperkt tot de explosie van één enkel voorwerp.". Deze definitie behelst ook in voorwerpen aanwezige ontplofbare of pyrotechnische stoffen of preparaten. In het geval van voorwerpen met ontplofbare of pyrotechnische stoffen of preparaten is de hoeveelheid van de stof of het preparaat, indien bekend, bepalend voor de toepassing van deze richtlijn. Indien de hoeveelheid niet bekend is, wordt het gehele voorwerp voor de toepassing van deze richtlijn als ontplofbaar aangemerkt. 3. Onder ONTVLAMBAAR, LICHT ONTVLAMBAAR en ZEER LICHT ONTVLAMBAAR (categorieën 6, 7 en 8) wordt verstaan : a) ONTVLAMBARE vloeistoffen : stoffen en preparaten met een vlampunt van minimaal 21 C en maximaal 55 C (waarschuwingszin R10), die blijven branden; b) LICHT ONTVLAMBARE vloeistoffen : 1. - stoffen en preparaten die warm kunnen worden en tenslotte in contact met de lucht bij de omgevingstemperatuur zonder toevoer van energie vlam kunnen vatten (waarschuwingszin R17); - stoffen en preparaten die een vlampunt hebben dat lager ligt dan 55 C en die onder druk vloeibaar blijven wanneer onder bepaalde procescondities, zoals hoge druk en hoge temperatuur, gevaar voor een zwaar ongeval kan ontstaan; 2. stoffen en preparaten met een vlampunt dat lager ligt dan 21 C en die niet zeer licht ontvlambaar zijn (waarschuwingszin R11, tweede streepje); c) zeer licht ontvlambare gassen en vloeistoffen : 1. vloeibare stoffen en preparaten die een vlampunt hebben dat lager ligt dan 0 C en een kookpunt (of in geval van een kooktraject een eerste kookpunt) dat bij normale druk maximaal 35 C is (waarschuwingszin R12, eerste streepje), en 2. gassen die in contact met de lucht bij kamertemperatuur en normale druk ontvlambaar zijn (waarschuwingszin R 12, tweede streepje), ongeacht of zij in gasvormige toestand dan wel in superkritische toestand verkeren, en 3. ontvlambare en licht ontvlambare vloeibare stoffen en preparaten die op een temperatuur worden gehouden die hoger ligt dan hun kookpunt. 4. In het geval van een waar geen afzonderlijke stoffen of preparaten aanwezig zijn in een hoeveelheid, groter dan of gelijk aan de toepasselijke drempelwaarden, wordt de volgende regel gehanteerd om te bepalen of de onder de desbetreffende voorschriften van deze richtlijn valt. Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 298/335

299 Deze richtlijn is van toepassing indien de som q1/qh1 + q2/qh2 + q3/qh3 + q4/qh4 + q5/qh5 + groter is dan of gelijk is aan 1, waarin qx = de hoeveelheid gevaarlijke stof x (of categorie van gevaarlijke stoffen) die onder deel 1 of deel 2 van deze bijlage valt, en QHx = de desbetreffende drempelwaarde voor stof of categorie x in kolom 3 van deel 1 of deel 2. Deze richtlijn is met uitzondering van de artikelen 9, 11 en 13 van toepassing indien de som q1/ql1 + q2/ql2 + q3/ql3 + q4/ql4 + q5/ql5 + groter is dan of gelijk is aan 1, waarin qx = de hoeveelheid van gevaarlijke stof x (of categorie van gevaarlijke stoffen) die onder deel 1 of deel 2 van deze bijlage valt, en QLx = de desbetreffende drempelwaarde voor stof of categorie x in kolom 2 van deel 1 of deel 2. Deze optellingsregel wordt gebruikt ter beoordeling van de algemeen met toxiciteit, ontvlambaarheid en ecotoxiciteit samenhangende gevaren. De regel moet daarom driemaal worden toegepast : a) eenmaal voor de optelling van in deel 1 genoemde stoffen en preparaten welke als giftig of zeer giftig zijn ingedeeld, tezamen met stoffen en preparaten die tot categorie 1 of 2 behoren; b) eenmaal voor de optelling van in deel 1 genoemde stoffen en preparaten die als oxiderend, ontplofbaar, ontvlambaar, licht ontvlambaar of zeer licht ontvlambaar zijn ingedeeld, tezamen met stoffen en preparaten die tot categorie 3, 4, 5, 6, 7a, 7b of 8 behoren; c) eenmaal voor de optelling van de in deel 1 genoemde en als gevaarlijk voor het milieu ingedeelde stoffen en preparaten (R 50 (met inbegrip van R 50/53) of R 51/53), tezamen met stoffen en preparaten die tot categorie 9) i) of 9) ii) behoren. De desbetreffende bepalingen van deze richtlijn zijn van toepassing indien het sommeringsresultaat in ten minste één van de drie gevallen groter is dan of gelijk is aan 1. Nota s (1) Een stikstofgehalte van 15,75 gewichtsprocent, alfkomstig van het ammoniumnitraat, komst overeen met 45 % ammoniumnitraat. (2) Een stikstofgehalte van 24,5 gewichtsprocent, alfkomstig van het ammoniumnitraat, komst overeen met 70 % ammoniumnitraat. (3) Een stikstofgehalte van 15,75 gewichtsprocent, alfkomstig van het ammoniumnitraat, komst overeen met 45 % ammoniumnitraat. (4) Een stikstofgehalte van 28 gewichtsprocent, alfkomstig van het ammoniumnitraat, komst overeen met 80 % ammoniumnitraat. (5) PB 196 van , blz. l. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van , blz. 36). (6) PB L 200 van , blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2001/60/EG van de Commissie (PB L 226 van , blz. 5). (7) PB L 319 van , blz. 7. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/28/EG van de Commissie (PB L 90 van , blz. 45). Bijlage 7 Lijst van gevaarlijke producten (rubriek 17.3 van de indelingslijst) 1)DEEL I : LIJST VAN DE GEVAARLIJKE PRODUCTEN (STOFFEN EN PREPARATEN) VERMELD IN DE EG- RICHTLIJN 96/82/EG VAN 9 DECEMBER 1996 BETREFFENDE DE BEHEERSING VAN DE GEVAREN VAN ZWARE ONGEVALLEN WAARBIJ GEVAARLIJKE STOFFEN ZIJN BETROKKEN Deze lijst omvat de gevaarlijke stoffen en ingedeelde categorieën van stoffen en preparaten zoals vermeld in de bijlage 6 bij titel I van het VLAREM. 2) DEEL II: GEVAARLIJKE STOFFEN EN PREPARATEN BEDOELD IN DE EG-RICHTLIJN 67/548/EEG VAN 27 JUNI 1967 EN DE EG-RICHTLIJN 1999/45/EG VAN 31 MEI 1999 BETREFFENDE DE AANPASSING VAN DE WETTELIJKE EN BESTUURS-RECHTELIJKE BEPALINGEN INZAKE DE INDELING, DE VERPAKKING EN HET KENMERKEN VAN GEVAARLIJKE STOFFEN A. DEFINITIES In de zin van deze bijlage wordt verstaan onder 1) "stoffen": chemische elementen en hun verbindingen, zoals zij voorkomen in natuurlijke toestand of bij de produktie ontstaan, met inbegrip van alle additieven die nodig zijn voor het behoud van de stabiliteit van het produkt en alle onzuiverheden ten gevolge van het produktieprocédé, doch met uitzondering van elk oplosmiddel dat kan worden afgescheiden zonder dat de stabiliteit van de stof wordt aangetast of de samenstelling ervan wordt gewijzigd; Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 299/335

300 2) "preparaten": mengsels of oplossingen die bestaan uit twee of meer stoffen; 3) "polymeer": een stof die bestaat uit moleculen welke worden gekenmerkt door een opeenvolging van een of meer soorten monomeereenheden, en die een gewichtsmeerderheid van moleculen bevat die bestaan uit ten minste drie monomeereenheden die op covalente wijze aan ten minste een andere monomeereenheid of andere reactieve stof zijn gebonden en bestaat uit minder dan een gewichtsmeerderheid aan moleculen van hetzelfde molecuul-gewicht. Die moleculen moeten over een reeks molecuul-gewichten verdeeld zijn, waarbij de verschillen in molecuul-gewicht op de eerste plaats het gevolg zijn van verschillen in aantal monomeereenheden. "Monomeereenheid" in de zin van deze definitie betekent de gereageerde vorm van een monomeer in een polymeer; 4) "gevaarlijk" : de volgende stoffen en preparaten: a. ontplofbare: stoffen en preparaten in vaste, vloeibare, pasta- of gelatineachtige toestand, die ook zonder de inwerking van zuurstof in de lucht exotherm kunnen reageren, hierbij snel gassen ontwikkelen en onder bepaalde (proef)voorwaarden detoneren, snel explosief verbranden of door verhitting bij gedeeltelijke afsluiting ontploffen; b. oxyderende: stoffen en preparaten die bij aanraking met andere stoffen, met name ontvlambare stoffen, sterk exotherm reageren; c. zeer licht ontvlambare stoffen: stoffen en preparaten in vloeibare toestand met een uiterst laag vlampunt en een laag kookpunt, alsmede gasvormige stoffen en preparaten die bij normale temperatuur en druk aan de lucht blootgesteld kunnen ontbranden; d. licht ontvlambare: - stoffen en preparaten die bij normale temperatuur aan de lucht blootgesteld, zonder toevoer van energie, in temperatuur kunnen stijgen en tenslotte kunnen ontbranden, of - vaste stoffen en preparaten die na kortstondige inwerking van een ontstekingsbron gemakkelijk kunnen ontbranden en na verwijdering van de ontstekingsbron blijven branden of gloeien, of - vloeibare stoffen en preparaten met een zeer laag vlampunt, of - stoffen en preparaten die bij aanraking met water of vochtige lucht een gevaarlijke hoeveelheid van zeer licht ontvlambare gassen ontwikkelen; e. ontvlambare: vloeibare stoffen en preparaten met een laag vlampunt; f. zeer giftige: stoffen en preparaten waarvan reeds een zeer geringe hoeveelheid bij inademing of opneming via de mond of via de huid acute of chronische aandoeningen en zelfs de dood kan veroorzaken; g. giftige : stoffen en preparaten waarvan reeds een geringe hoeveelheid bij inademing of opneming via de mond of via de huid acute of chronische aandoeningen en zelfs de dood kan veroorzaken; h. schadelijke: stoffen en preparaten die bij inademing of opneming via de mond of via de huid acute of chronische gevaren en zelfs de dood kunnen veroorzaken; i. bijtende: stoffen en preparaten die bij aanraking met levende weefsels daarop een vernietigende werking kunnen uitoefenen; j. irriterende: niet-bijtende stoffen en preparaten die bij directe, langdurige of herhaalde aanraking met de huid of de slijmvliezen een ontsteking kunnen veroorzaken; k. sensibiliserende: stoffen en preparaten die bij inademing of bij opneming via de huid aanleiding kunnen geven tot een zodanige reactie van hyper-sensibilisatie dat latere blootstelling aan de stof of het preparaat karakteristieke nadelige effecten veroorzaakt; l. kankerverwekkende: stoffen en preparaten die bij inademing of bij opneming via de mond of via de huid kanker kunnen veroorzaken of de frequentie daarvan doen toenemen; m. mutagene: stoffen en preparaten die bij inademing of bij opneming via de mond of via de huid erfelijke genetische afwijkingen kunnen veroorzaken of de frequentie daarvan doen toenemen; n. voor de voortplanting giftige: stoffen of preparaten die bij inademing of bij opneming via de mond of via de huid niet-erfelijke afwijkingen bij het nageslacht en/of aantasting van de mannelijke of vrouwelijke voortplantingsfuncties of -vermogens veroorzaken, dan wel de frequentie daarvan doen toenemen; o. milieugevaarlijke: stoffen en preparaten die, wanneer zij in het milieu terechtkomen, onmiddellijk of na verloop van tijd gevaar voor een of meer milieu-compartimenten opleveren of kunnen opleveren. B. INDELING DER GEVAARLIJKE STOFFEN EN PREPARATEN 1. De algemene indeling gebeurt op elk moment volgens de meest recente bepalingen van de richtlijn 67/548/EEG dd. 27/6/67 zoals herhaaldelijk gewijzigd en ook zoals deze in de toekomst nog verder zal worden aangepast; 2. Voor de preparaten gelden de meest recente bepalingen van de richtlijn 88/379/EEG dd. 7/6/88 zoals herhaaldelijk gewijzigd en ook zoals deze in de toekomst nog verder zal worden Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 300/335

301 aangepast; 3. De bepalingen van voornoemde richtlijnen en hun later nog komende aanpassingen worden tegen kostprijs ter beschikking gesteld door afdeling, bevoegd voor veiligheidsrapportering. Deze administratie is ermee belast elke aanpassing bij uittreksel bekend te maken in het Belgisch Staatsblad onder de volgende vorm: "VLAREM I, BIJLAGE 7, DEEL II, B, INDELING DER GEVAARLIJKE STOFFEN EN PREPARATEN Ingevolge de wijziging van de richtlijn... door richtlijn... (PB...), wijzigt de bijlage 7, deel II, B van titel I van het Vlarem van rechtswege vanaf de eerste dag van de maand volgend op onderhavige publikatie. De gewijzigde tekst en/of de aanvullingen worden ter beschikking gesteld door de afdeling,bevoegd voor veiligheidsrapportering (volgt het adres en het telefoon- en telefaxnummer)". De aanpassing geldt vanaf de eerste dag van de maand volgend op deze bekendmaking. C. GEVAARSYMBOLEN EN -AANDUIDINGEN Opmerking : De letters E, O, F, F+, T, T+, C, Xn, Xi en N maken geen deel uit van het gevaarssymbool. D. AARD DER BIJZONDERE GEVAREN TOEGESCHREVEN AAN GEVAARLIJKE STOFFEN EN PREPARATEN R 1: R 2: R 3: R 4: R 5: R 6: In droge toestand ontplofbaar Ontploffingsgevaar door schok, wrijving, vuur of andere ontstekingsoorzaken Ernstig ontploffingsgevaar door schok, wrijving, vuur of andere ontstekingsoorzaken Vormt met metalen zeer gemakkelijk ontplofbare verbindingen Ontploffingsgevaar door verwarming Ontplofbaar met en zonder lucht Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 301/335

302 R 7: R 8: R 9: R 10: R 11: R 12: R 14: R 15: R 16: R 17: R 18: R 19: R 20: R 21: R 22: R 23: R 24: R 25: R 26: R 27: R 28: R 29: R 30: R 31: R 32: R 33: R 34: R 35: R 36: R 37: R 38: R 39: R 40: R 41: R 42: R 43: R 44: R 45: R 46: R 48: R 49: R 50: R 51: R 52: R 53: R 54: R 55: R 56: R 57: R 58: R 59: Kan brand veroorzaken Bevordert de ontbranding van brandbare stoffen Ontploffingsgevaar bij menging met brandbare stoffen Ontvlambaar Licht ontvlambaar Zeer licht ontvlambaar Reageert heftig met water Vormt zeer licht ontvlambaar gas in contact met water Ontploffingsgevaar bij menging met oxyderende stoffen Spontaan ontvlambaar in lucht Kan bij gebruik een ontvlambaar/ontplofbaar damp-luchtmengsel vormen Kan ontplofbare peroxiden vormen Schadelijk bij inademing Schadelijk bij aanraking met de huid Schadelijk bij opname door de mond Giftig bij inademing Giftig bij aanraking met de huid Giftig bij opname door de mond Zeer giftig bij inademing Zeer giftig bij aanraking met de huid Zeer giftig bij opname door de mond Vormt giftig gas in contact met water Kan bij gebruik licht ontvlambaar worden Vormt giftige gassen in contact met zuren Vormt zeer giftige gassen in contact met zuren Gevaar voor cumulatieve effecten Veroorzaakt brandwonden Veroorzaakt ernstige brandwonden Irriterend voor de ogen Irriterend voor de ademhalingswegen Irriterend voor de huid Gevaar voor ernstige onherstelbare effecten Onherstelbare effecten zijn niet uitgesloten Gevaar voor ernstig oogletsel Kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing Kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid Ontploffingsgevaar bij verwarming in afgesloten toestand Kan kanker veroorzaken Kan erfelijke genetische schade veroorzaken Gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling Kan kanker veroorzaken bij inademing Zeer giftig voor in het water levende organismen Giftig voor in het water levende organismen Schadelijk voor in het water levende organismen Kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken Giftig voor planten Giftig voor dieren Giftig voor bodemorganismen Giftig voor bijen Kan in het milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken Gevaarlijk voor de ozonlaag Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 302/335

303 R 60: R 61: R 62: R 63: R 64: Combinatie van R-zinnen R 14/15: R 15/29: R 20/21: R 20/22: R 20/21/22: R 21/22: R 23/24: R 23/25: R 23/24/25: R 24/25: R 26/27: R 26/28: R 26/27/28: R 27/28: R 36/37: R 36/38: R 36/37/38: R 37/38: R 39/23: R 39/24: R 39/25: R 39/23/24: R 39/23/25: R 39/24/25: R 39/23/24/25: R 39/26: R 39/27: R 39/28: R 39/26/27: R 39/26/28: R 39/27/28: R 39/26/27/28: R 40/20: R 40/21: R 40/22: R 40/20/21: Kan de vruchtbaarheid schaden Kan het ongeboren kind schaden Mogelijk gevaar voor verminderde vruchtbaarheid Mogelijk gevaar voor beschadiging van het ongeboren kind Kan schadelijk zijn via de borstvoeding Reageert heftig met water en vormt daarbij zeer ontvlambaar gas Vormt giftig en zeer ontvlambaar gas in contact met water Schadelijk bij inademing en bij aanraking met de huid Schadelijk bij inademing en opname door de mond Schadelijk bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid Schadelijk bij aanraking met de huid en bij opname door de mond Giftig bij inademing en bij aanraking met de huid Giftig bij inademing en opname door de mond Giftig bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid Giftig bij aanraking met de huid en bij opname door de mond Zeer giftig bij inademing en bij aanraking met de huid Zeer giftig bij inademing en opname door de mond Zeer giftig bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid Zeer giftig bij aanraking met de huid en bij opname door de mond Irriterend voor de ogen en de ademhalingswegen Irriterend voor de ogen en de huid Irriterend voor de ogen, de ademhalingswegen en de huid Irriterend voor de ademhalingswegen en de huid Giftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing Giftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij aanraking met de huid Giftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij opname door de mond Giftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing en aanraking met de huid Giftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing en opname door de mond Giftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij aanraking met de huid en opname door de mond Giftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing, aanraking met de huid en opname door de mond Zeer giftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing Zeer giftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij aanraking met de huid Zeer giftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij opname door de mond Zeer giftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing en aanraking met de huid Zeer giftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing en opname door de mond Zeer giftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij aanraking met de huid en opname door de mond Zeer giftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing, aanraking met de huid en opname door de mond Schadelijk: bij inademing zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten Schadelijk: bij aanraking met de huid zijn onherstel-bare effecten niet uitgesloten Schadelijk: bij opname door de mond zijn onherstel-bare effecten niet uitgesloten Schadelijk: bij inademing en aanraking met de huid zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 303/335

304 R 40/20/22: R 40/21/22: R 40/20/21/22: R 42/43: R 48/20: R 48/21: R 48/22: R 48/20/21: R 48/20/22: R 48/21/22: R 48/20/21/22: R 48/23: R 48/24: R 48/25: R 48/23/24: R 48/23/25: R 48/24/25: R 48/23/24/25: R 50/53: R 51/53: R 52/53: Schadelijk: bij inademing en opname door de mond zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten Schadelijk: bij aanraking met de huid en opname door de mond zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten Schadelijk: bij inademing, aanraking met de huid en opname door de mond zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten Kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing of contact met de huid Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij aanraking met de huid Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij opname door de mond Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing en aanraking met de huid Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing en opname door de mond Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij aanraking met de huid en opname door de mond Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing, aanraking met de huid en opname door de mond Giftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing Giftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij aanraking met de huid Giftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij opname door de mond Giftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing en aanraking met de huid Giftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing en opname door de mond Giftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij aanraking met de huid en opname door de mond Giftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing, aanraking met de huid en opname door de mond Zeer giftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken Giftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken Schadelijk voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken E. LIJST VAN DE INGEDEELDE GEVAARLIJKE STOFFEN Als lijst van de ingedeelde gevaarlijke stoffen geldt de meest recente lijst zoals bepaald door de richtlijn 67/548/EEG van 27 juni 1967 (bijlage I), zoals herhaaldelijk gewijzigd en ook zoals deze in de toekomst nog verder zal worden aangepast. Wanneer stoffen nog niet in bijlage I zijn ingedeeld volgens voormelde EG-richtlijn, gelden de algemene beginselen volgens de criteria van bijlage VI van deze richtlijn. De overeenkomstig voornoemde richtlijn vastgestelde lijst en criteria en de later nog komende aanpassingen worden tegen kostprijs ter beschikking gesteld door de afdeling, bevoegd voor veiligheidsrapportering. Deze administratie is ermee belast elke aanpassing bij uittreksel bekend te maken in het Belgisch Staatsblad onder de volgende vorm: "VLAREM I, BIJLAGE 7, DEEL II, E, LIJST VAN DE INGEDEELDE GEVAARLIJKE STOFFEN Ingevolge de wijziging van de richtlijn 67/548/EEG dd. 27 juni 1967 door richtlijn... (Pb...), Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 304/335

305 wijzigt de bijlage 7, Deel II, E van titel I van het Vlarem van rechtswege vanaf de eerste dag van de maand volgend op onderhavige publikatie. De gewijzigde lijst en/of de aanvulling worden ter beschikking gesteld door de afdeling,bevoegd voor veiligheidsrapportering (volgt het adres en het telefoonnummer en faxnummer)" De aanpassing geldt vanaf de eerste dag van de maand volgend op deze bekendmaking. 3) Deel III [...] Bijlage 8 Bekendmaking van een milieuvergunningsaanvraag en openbaar onderzoek Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 305/335

306 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 306/335

307 Vervangen bijlage 8 bij besluit van B.Vl.Reg. van houdende vaststelling van het Vlaams reglement Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 307/335

308 betreffende de milieuvergunning, vanaf Bijlage 8bis Bekendmaking van een aanvraag tot wijziging van de milieuvergunningsvoorwaarden en openbaar onderzoek Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 308/335

309 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 309/335

310 Vervangen bijlage 8bis bij besluit van B.Vl.Reg. van houdende vaststelling van het Vlaams Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 310/335

311 reglement betreffende de milieuvergunning, vanaf Bijlage 8ter. Bekendmaking van een aanvraag van een milieuvergunning en een stedenbouwkundige vergunning en van het openbaar onderzoek Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 311/335

312 Vervangen bijlage 8ter bij besluit van B.Vl.Reg. van houdende vaststelling van het Vlaams Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 312/335

313 reglement betreffende de milieuvergunning, vanaf Bijlage 8quater. Bekendmaking van een afwijkingsaanvraag en openbaar onderzoek Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 313/335

314 Bijlage 9 A. Model van besluit houdende een volledige of gedeeltelijke positieve beslissing in eerste aanleg over een milieuvergunningsaanvraag (artikel 30 van het Vlarem) Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 314/335

315 BESLUIT VAN DE VLAAMSE MINISTER/DE BESTENDIGE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIERAAD, HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN(1), HOUDENDE VERGUNNING AAN... VOOR HET EXPLOITEREN VAN EEN INRICHTING/HET VERANDEREN VAN EEN INRICHTING(1), GELEGEN TE... De Vlaamse minister,/de Bestendige Deputatie van de Provincieraad,/Het College van Burgemeester en Schepenen,(1) Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals gewijzigd bij de decreten van 7 februari 1990 en van 12 december 1990; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning; (1) Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van... tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering; (1) Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van... tot delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de leden van de Vlaamse regering; (1) Gelet op de volgende vergunning(en) en beslissingen (1) die met betrekking tot de exploitatie van de hierna vermelde en werden getroffen, en op datum van de indiening van de hierna vermelde milieuvergunningsaanvraag van toepassing waren; Gelet op de milieuvergunningsaanvraag op... ingediend door... wonende/gevestigd (1) te strekkende tot het bekomen van een milieuvergunning om een /tijdelijke (1) gelegen te... postnummer..., straat , nr... kadastrale percelen, afdeling... Sectie... Perceelsnummers met als voorwerp: *(minimumopgave van alle op de van toepassing zijnde rubrieken van de indelingslijst). (1) te exploiteren; (1) verder te exploiteren; (1) te veranderen door: wijzigen met: uitbreiden met: toevoeging van: zodat deze voortaan zou omvatten: Gelet op het feit dat op datum van... de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard; (1) Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning; (1) Gelet op het verslag van de informatievergadering zoals bedoeld in artikel 18 van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning; (1) Gelet op het proces-verbaal houdende de tijdens het openbaar onderzoek ingediende schriftelijke en mondelinge bezwaren en opmerkingen dd.... waaruit blijkt dat geen/volgend(e)(1) schriftelijke en mondelinge bezwaren en opmerkingen werden ingediend, die betrekking heeft/hebben op: (1) Gelet op het (on)gunstige (1) advies dd. van het/het niet binnen de gestelde termijn uitbrengen van het advies door het (1) College van Burgemeester en Schepenen; (1) Gelet op het horen van de aanvrager door de Gewestelijke/Provinciale(1) Milieuvergunningscommissie; Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 315/335

316 (1) Gelet op het (on)gunstige (1) advies/het stilzwijgende gunstige advies (1), van de gemeentelijke dienst gelast met het onderzoek en de behandeling van milieudossiers; (1) Gelet op het (on)gunstige (1) advies d.d..../stilzwijgende gunstige advies (1), van [de afdeling van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, bevoegd voor milieuvergunningen]; (1) Gelet op het (on)gunstige (1) advies, d.d..../stilzwijgende gunstige advies (1), van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed in geval van een beroep tegen een beslissing van de bestendige deputatie van de provincie; (1) Gelet op het (on)gunstige (1) advies, d.d..../stilzwijgende advies (1), van [de afdeling van het Agentschap Zorg en Gezondheid, bevoegd voor het toezicht volksgezondheid]; (1) Gelet op het (on)gunstige (1) advies, d.d.... /stilzwijgende gunstige advies (1), van [de afdeling van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, bevoegd voor land en bodembescherming, ondergrond en natuurlijke rijkdommen]; (1) Gelet op het (on)gunstige (1) advies, d.d..../stilzwijgende gunstige advies (1), van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij; (1) Gelet op het (on)gunstige (1) advies, d.d..../stilzwijgende gunstige advies (1), van [de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor het lozen van afvalwater en de emissie van afvalgassen in de atmosfeer]; (1) Gelet op het (on)gunstige (1) advies, d.d..../stilzwijgende gunstige advies (1), van [de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor grondwater]; (1) Gelet op het (on)gunstige (1) advies, d.d..../stilzwijgende gunstige advies (1), van de Vlaamse Landmaatschappij; (1) Gelet op het (on)gunstige (1) advies, d.d..../stilzwijgende gunstige advies (1), van [de afdeling van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, bevoegd voor luchtverontreiniging]; (1) Gelet op het (on)gunstige (1) advies, d.d..../stilzwijgende gunstige advies (1), van het Vlaamse Energieagentschap; (1) Gelet op het (de) advies(zen), dd..../stilzwijgende gunstige advies (1), van andere overheidsdiensten en overheidsinstellingen die activiteiten ontwikkelen op het vlak van het leefmilieu, het waterbeleid, de land en het natuurbehoud, met name... (1) Gelet op het (on)gunstige/verdeeld advies (1) dd..../stilzwijgende gunstige advies (1) van de Gewestelijke Provinciale (1) Milieuvergunningscommissie; (1) Gelet op de beslissing dd.... van de Gemeenschapsmister/De Bestendige Deputatie van de provincieraad/het College van Burgemeester en Schepenen (1) om de behandelingstermijn van de milieuvergunning te verlengen; Gelet op de ligging van de in een... gebied van het gewestplan..., waarvoor volgende voorschriften van toepassing zijn: (1) Gelet op de ligging van de in een A.P.A/B.P.A./verkaveling, waarvoor volgende voorschriften van toepassing zijn: Overwegende dat (motivering vanuit oogpunt van de stedebouwkundige en ruimtelijke aspecten) gesteld kan worden dat de exploitatie/verandering (1) van de, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruitmtelijke en stedebouwkundige voorschriften; (1) Overwegende dat het ongunstig advies van... luidende als volgt:" " niet in aanmerking kan worden genomen, en wordt weerlegd door het feit...; (1) Overwegende, het verdeelde advies van de Gewestelijke Provinciale Milieuvergunningscommissi (1) luidende als volgt...; dat het gedeelte van het advies dat betrekking heeft op..., niet kan in aanmerking wordten genomen, en wordt weerlegt door het feit...; (1) Overwegende dat de tijdens het openbaar onderzoek uitgebrachte bezwaren en opmerkingen als volgt kunnen geëvalueerd: Overwgebde dat de elementen aangebracht door de aanvrager, gehoord door de Gewestelijke/Provinciale (1) Milieuvergunningscommissie als volgt kunnen geëvalueerd: Overwegende dat (motivering vanuit oogpunt van de milieu-aspecten) gesteld kan worden dat de risico's voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de veroorzaakt door de gevraagde exploitatie/verandering (1) Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 316/335

317 mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt, (1) behalve voor wat betreft het gedeelte van de aanvraag dat betrekking heeft op...; Overwegende dat (motivering vergunningstermijn, proefvergunning of evaluatie proeftermijn); dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning volledig/gedeeltelijk (1) toe te staan op proef (1) voor een termijn van Vervang wat tussen vierkante haakjes staat door de naam van de instantie die het advies verleend heeft BESLUIT: Artikel 1-1 (1) Aan... wonende, gevestigd (1) te... straat, nr..., wordt onder de voorwaarden bepaald in onderhavig besluit vergunning verleend, om een /tijdelijke (1) gelegen te postnummer: straat, nr, op de kadastrale percelen Afdeling, sectie, percelennrs. met als voorwerp: (1) te exploiteren (1) verder te exploiteren (1) te veranderen door wijziging met: uitbreiding met: toevoeging van : zodat deze voortaan omvat: (1) 2 - De vergunning wordt geweigerd voor wat betreft het volgende onderdeel: Artikel De in artikel 1 bedoelde vergunde dient in gebruik genomen binnen een termijn van 200 kalenderdagen/30 kalenderdagen(1) te rekenen vanaf de datum bepaald in artikel 3, In de mate dat voor de die voorwerp uitmaakt van de in artikel I bedoelde vergunning, krachtens de wet van 29 maart 1962 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw een bouwvergunning nodig is, wordt onderhavige milieuvergunning geschorst zolang de bouwvergunning niet is verleend. In afwijking van het bepaalde in 1 wordt de aanvangsdatum van de milieuvergunning in dat geval verdaagd tot de dag dat deze bouwvergunning definitief is verworven. 3 - Wordt de in 2 bedoelde bouwvergunning geweigerd dan vervalt de in artikel I bedoelde milieuvergunning van rechtswege op de dag van de weigering van debouwvergunning in laatste aanleg. (1) Artikel 3 - De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend op proef (1) voor een termijn: die aanvangt op..., behoudens wanneer: a. onderhavige milieuvergunning is geschorst omdat de bouwvergunning, vereist krachtens artikel 44 van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw, op datum van onderhavige milieuvergunning niet definitief is verleend; de exploitant dient de datum waarop de bouwvergunning werd verleend bij ter post aangetekend schrijven mee te delen aan de overheid die de milieuvergunning heeft verleend; b. onderhavige milieuvergunning overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, 3 van rechtswege vervalt, in dat geval is geen enkele vergunningstermijn toegestaan; die eindigt op... samenvallend met de einddatum van de termijn van de vergunning dd.... behoudens wanneer (1): Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 317/335

318 (1) de overeenkomstig het bepaalde in sub 1, a later werd in gebruik genomen; in dat geval wordt de einddatum van onderhavige vergunning met een termijn overeenstemmend met deze latere in gebruikname later verschoven, behalve einddatum samenvalt met eerder verleende lopende vergunning(en). Artikel 4. De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende voorwaarden: 1 - Algemene: zie bijlage 1 bij onderhavig besluit. 2 - Sectoriële: zie bijlage 2 bij onderhavig besluit. 3 - Bijzondere: zie bijlage 3 bij onderhavig besluit. Artikel 5. Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. Artikel Voor elke verandering van de vergunde gelden de bepalingen van hoofdstuk IIIbis van titel I van het Vlarem. 2 - Elke overname van de door een andere exploitant dient voor de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunning verlenende overheid overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. (1) Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning uiterlijk tussen de 18de en de 12de maand/twee maanden (1) vóór het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning...., de... (vergunningverlende overheid) Aandacht! Ingevolge de koppeling van de bouw - aan de milieuvergunning vervalt krachtens de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en stedebouw verleende bouwvergunning in geval onderhavige milieuvergunning in beroep zou worden geweigerd, op de dag van de definitieve weigering van de milieuvergunning. (2) Tegen deze beslissing kan beroep worden aangetekend bij... Tot staving van de ontvankelijkheid dient bij het beroepsschrift het hierbijgevoegde attest van betekening evenals het bewijs van de betaling van de dossiertaks gevoegd te worden. (1) schrappen wat niet past (2) Te schrappen in de gevallen waarin tegen de beslissing geen beroep openstaat. Bijlage 9 B. Model van besluit houdende een negatieve beslissing in eerste aanleg over een milieuvergunningsaanvraag (artikel 30 van het Vlarem) BESLUIT VAN DE VLAAMSE MINISTER/, DE BESTENDIGE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIERAAD/HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN(1) HOUDENDE WEIGERING VAN VERGUNNING VOOR HET EXPLOITEREN VAN EEN INRICHTING/HET VERANDEREN VAN EEN INRICHTING (1) GELEGEN TE... Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals gewijzigd bij de decreten van 7 februari 1990, van 12 december 1990 en van 21 december 1990; Gelet op het besluit van 6 februari '91 van de Vlaamse regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning; (1) Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering; (1) Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van tot delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de leden van de Vlaamse regering; Gelet op de milieuvergunningsaanvraag op...,... ingediend door... wonende/gevestigd (1) te...,... strekkende tot het bekomen van een milieuvergunning om een /tijdelijke (1) gelegen te... Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 318/335

319 postnummer,... straat,... nr,... op kadastrale percelen, afdeling... sectie... met als voorwerp: (minimumopgave van alle op de van toepassing zijnde rubrieken van de indelingslijst) (1) te exploiteren; (1) verder te exploiteren; (1) te veranderen door: wijzigen met: uitbreiding met: toevoeging van: zodat deze voortaan zou omvatten: Gelet op het feit dat op datum van de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard; (1) Gelet op stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 14 van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning; (1) Gelet op het verslag van de informatievergadering zoals bedoeld in artikel 18 van het Vlaams Reglement voor de milieuvergunning; (1) Gelet op het proces-verbaal houdende de tijdens het openbaar onderzoek ingediende schriftelijke en mondelinge bezwaren en opmerkingen dd..., waaruit blijkt dat geen/volgende (1) schriftelijke en mondelinge bezwaren en opmerkingen werden ingediend, die betrekking heeft/hebben op: (1) Gelet op het (on)gunstige (1) advies dd.... van het/het niet binnen de gestelde termijn uitbrengen van het advies door het (1) College van Burgemeester en Schepenen; (1) Gelet op het horen van de aanvrager door de Gewestelijke/Provinciale (1) milieuvergunningscommissie; (1) Gelet op het (on)gunstige advies/het stilzwijgende gunstige advies (1) van de gemeentelijke dienst belast met het onderzoek en de behandeling van milieudossiers; (1) (1) Gelet op het (on)gunstige (1) advies d.d..../stilzwijgende gunstige advies (1) van [de afdeling van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, bevoegd voor milieuvergunningen]; (1) (1) Gelet op het (on)gunstige (1) advies, d.d..../stilzwijgende gunstige advies (1), vanhet Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed in geval van een beroep tegen een beslissing van de bestendige deputatie van de provincie; (1) (1) Gelet op het (on)gunstige (1) advies, d.d..../stilzwijgende advies (1), van [de afdeling van het Agentschap Zorg en Gezondheid, bevoegd voor het toezicht volksgezondheid]; (1) (1) Gelet op het (on)gunstige (1) advies, d.d.... /stilzwijgende gunstige advies (1), van [de afdeling van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, bevoegd voor de land en bodembescherming, de ondergrond en de natuurlijke rijkdommen]; (1) (1) Gelet op het (on)gunstige (1) advies, d.d..../stilzwijgende gunstige advies (1), van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij; (1) (1) Gelet op het (on)gunstige (1) advies, d.d..../stilzwijgende gunstige advies (1), van [de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor het lozen van afvalwater en de emissie van afvalgassen in de atmosfeer]; (1) (1) Gelet op het (on)gunstige (1) advies, d.d..../stilzwijgende gunstige advies (1), van [de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor grondwater]; (1) (1) Gelet op het (on)gunstige (1) advies, d.d..../stilzwijgende gunstige advies (1), van de Vlaamse Landmaatschappij; (1) (1) Gelet op het (on)gunstige (1) advies, d.d..../stilzwijgende gunstige advies (1), van [afdeling van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, bevoegd voor luchtverontreiniging]; Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 319/335

320 (1) (1) Gelet op het (on)gunstige (1) advies, d.d..../stilzwijgende gunstige advies (1), van het Vlaamse Energieagentschap; (1) Overwegende dat het gunstig advies van luidende als volgt:"..." niet in aanmerking genomen, en werdt weerlegd door het feit. (1) Overwegende het verdeelde advies van de Gewestelijke/Provinciale (1) Milieuvergunningscommissie luidend als volgt ; dat het gedeelte van het advies dat betrekking heeft op ; niet in aanmerking worden genomen en wordt weerlegd door het feit... (1) Overwegende dat de tijdens het openbaar onderzoek uitgebrachte bezwaren en opmerkingen als volgt kunnen geëvalueerd: (1) Overwegende dat de elementen aangebracht door de aanvrager, gehoord door de Gewestelijke/Provinciale (1) Milieuvergunningscommissie als volgt kunnen geëvalueerd: Overwegende dat (motivering vanuit oogpunt van de milieu-aspecten) gesteld kan worden dat de risico's voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens biuten de ) veroorzaakt door de gevraagde exploitatie/verandering (1) weliswaar/zelfs (1) mits naleving van gepaste milieuvergunningsvoorwaarden niet (1) tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende de voormelde niet-verenigbaarheid van de gevraagde exploitatie/verandering (1) met de stedebouwkundige en ruimtelijke voorschriften/met het milieu (1); dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning te weigeren; Vervang wat tussen vierkante haakjes staat door de naam van de instantie die het advies verleend heeft BESLUIT: Enig Artikel - Aan wonende/gevestigd (1) te straat, nr. wordt vergunning geweigerd, om een /tijdelijke (1) gelegen te Postnummer:, straat: Afdeling, sectie, percelen nrs. met als voorwerp: (1) te exploiteren (1) verder te exploiteren te veranderen door: wijziging met: uitbreinding met: toevoeging van:... Aandacht! Ingevolge de koppeling van de bouw- aan de milieuvergunning wordt/vervalt (1) de krachtens de wet van 29 maart 1962 houdende de organistatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw verleende bouwvergunning/geschorst en vervalt zij (1) van rechtswege op de datum van onderhavige weigeringsbeslissing/in geval van beroep tegen onderhavige weigeringsbeslissing wordt aangetekend, op de dag van de weigering van de milieuvergunning in beroep. Tegen deze beslissing kan beroep worden aangetekend bij... Tot staving van de ontvankelijkheid dient bij het beroepsschrift het hierbijgevoegde attest van betekening evenals het bewijs van de betaling van de dossiertaks gevoegd te worden.(2) (1) Schrappen wat niet past. (2) Te schrappen in de gevallen waarin tegen de beslissing geen beroep openstaat. Bijlage 10 Bekendmaking van een beslissing over een milieuvergunningsaanvraag Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 320/335

321 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 321/335

322 Vervangen bijlage 10 bij besluit van B.Vl.Reg. van houdende vaststelling van het Vlaams reglement Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 322/335

323 betreffende de milieuvergunning, vanaf Bijlage 10bis Bekendmaking van een beslissing inzake wijziging van milieuvergunningsvoorwaarden Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 323/335

324 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 324/335

325 Vervangen bijlage 10bis bij besluit van B.Vl.Reg. van houdende vaststelling van het Vlaams Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 325/335

326 reglement betreffende de milieuvergunning, vanaf Bijlage 10ter. Bekendmaking van de beslissingen over een aanvraag van een milieuvergunning en een stedenbouwkundige vergunning Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 326/335

327 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 327/335

328 Vervangen bijlage 10ter bij besluit van B.Vl.Reg. van houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, vanaf Bijlage 10quater. Bekendmaking van een beslissing over een afwijkingsaanvraag Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 328/335

329 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 329/335

330 Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 330/335

331 Bijlage 11 Model van het proces-verbaal van bemonstering en/of van controle van afvalwaters (artikel 62 van het Vlarem) [...] Bijlage 12 Model van proces-verbaal van bemonstering en/of controle van in de lucht geloosde stoffen (artikel 62 van het Vlarem) [...] Bijlage 13 Model van het proces-verbaal van uitvoering van monstername van afvalstoffen (artikel 62 van het Vlarem) [...] Bijlage 14 Model van het proces-verbaal van uitvoering van monstername inzake grondwaterverontreiniging (artikel 62 van het Vlarem) [...] Bijlage 15 A. Deel 1 De technieken van genetische modificatie bedoeld in artikel 1, 30 van dit besluit, omvatten met name : 1. de recombinant-nucleïnezuurtechnieken die resulteren in de vorming van nieuwe combinaties van genetisch materiaal doordat op enigerlei wijze buiten een organisme geproduceerde nucleïnezuurmoleculen worden geïnsereerd in een virus, een bacteriële plasmide of een ander vectorsysteem en worden geïntegreerd in een gastheerorganisme waarin zij van nature niet voorkomen, maar waarin zij tot regelmatige replica in staat zijn; 2. de technieken met rechtstreekse inbrenging in een micro-organisme van erfelijk materiaal dat buiten het micro-organisme geprepareerd is, waaronder micro-injectie, macro-injectie en micro-encapsulatie; 3. de celfusie- of hybridisatietechnieken waarbij levende cellen met nieuwe combinaties van erfelijk genetisch materiaal worden gevormd door de fusie van twee of meer cellen met gebruikmaking van methoden die van nature niet voorkomen. Deel 2 De technieken, bedoeld in artikel 1, 30 van dit besluit, die niet worden geacht tot genetische modificatie te leiden, mits deze technieken niet het gebruik van recombinant-dna-moleculen of genetisch gemodificeerde organismen impliceren, zijn : 1. in-vitrobevruchting; Geconsolideerde versie van 7 december 2013 Pagina 331/335

TITEL I VAN HET VLAREM

TITEL I VAN HET VLAREM TITEL I VAN HET VLAREM BESLUIT VAN DE VLAAMSE REGERING VAN 6 FEBRUARI 1991 HOUDENDE VASTSTELLING VAN HET VLAAMS REGLEMENT BETREFFENDE DE MILIEUVERGUNNING (BS 26 juni 1991) Gewijzigd bij de besluiten van

Nadere informatie

Gelet op de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen 75/442/EEG van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen ;

Gelet op de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen 75/442/EEG van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen ; Besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het vlaams reglement betreffende de milieuvergunning Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning,

Nadere informatie

Doel van het formulier

Doel van het formulier TOELICHTING BIJ HET INVULLEN VAN HET FORMULIER VOOR HET VERZOEK TOT BIJSTELLING OF DE VRAAG TOT AFWIJKING VAN DE MILIEUVOORWAARDEN DIE GELDEN VOOR EEN INGEDEELDE INRICHTING OF ACTIVITEIT Dit document geeft

Nadere informatie

(artikelen 2, 5 en 42 Vlarem) A. IDENTIFICATIE VAN DE MELDINGSPLICHTIGE 1. EXPLOITANT

(artikelen 2, 5 en 42 Vlarem) A. IDENTIFICATIE VAN DE MELDINGSPLICHTIGE 1. EXPLOITANT BIJLAGE 3. Meldingsformulier inzake de exploitatie van een klasse 3 inrichting, de verandering van een inrichting of de overname van een inrichting door een andere exploitant (artikelen 2, 5 en 42 Vlarem)

Nadere informatie

(artikelen 2, 5 en 42 van titel I van het VLAREM) A. IDENTIFICATIE VAN DE MELDINGSPLICHTIGE. 1. Exploitant (ingeval van overname: de overnemer)

(artikelen 2, 5 en 42 van titel I van het VLAREM) A. IDENTIFICATIE VAN DE MELDINGSPLICHTIGE. 1. Exploitant (ingeval van overname: de overnemer) MELDINGSFORMULIER INZAKE DE EXPLOITATIE VAN EEN KLASSE 3 INRICHTING, DE VERANDERING VAN EEN INRICHTING OF DE OVERNAME VAN EEN INRICHTING DOOR EEN ANDERE EXPLOITANT (artikelen 2, 5 en 42 van titel I van

Nadere informatie

) ( BS

) ( BS TITEL I VAN HET VLAREM BESLUIT VAN DE VLAAMSE REGERING VAN 6 FEBRUARI 1991 HOUDENDE VASTSTELLING VAN HET VLAAMS REGLEMENT BETREFFENDE DE MILIEUVERGUNNING (BS 26 juni 1991) Gewijzigd bij de besluiten van

Nadere informatie

(artikelen 2, 5 en 42 Vlarem)

(artikelen 2, 5 en 42 Vlarem) MELDINGSFORMULIER INZAKE DE EXPLOITATIE VAN EEN KLASSE 3 INRICHTING, DE VERANDERING VAN EEN INRICHTING OF DE OVERNAME VAN EEN INRICHTING DOOR EEN ANDERE EXPLOITANT (artikelen 2, 5 en 42 Vlarem) A. IDENTIFICATIE

Nadere informatie

Melding van de exploitatie of verandering van een inrichting van uitsluitend klasse 3

Melding van de exploitatie of verandering van een inrichting van uitsluitend klasse 3 Melding van de exploitatie of verandering van een inrichting van uitsluitend klasse 3 Aan het college van burgemeester en schepenen VLAREM-03-140917 In te vullen door de behandelende afdeling dossiernummer

Nadere informatie

Melding van de exploitatie of verandering van een inrichting van uitsluitend klasse 3

Melding van de exploitatie of verandering van een inrichting van uitsluitend klasse 3 Melding van de exploitatie of verandering van een inrichting van uitsluitend klasse 3 Aan het college van burgemeester en schepenen VLAREM-03-03022009 In te vullen door de behandelende afdeling dossiernummer

Nadere informatie

Melding van de exploitatie of verandering van een inrichting van uitsluitend klasse 3

Melding van de exploitatie of verandering van een inrichting van uitsluitend klasse 3 Melding van de exploitatie of verandering van een inrichting van uitsluitend klasse 3 Aan het college van burgemeester en schepenen VLAREM-03-26062008 In te vullen door de behandelende afdeling dossiernummer

Nadere informatie

Melding van de exploitatie of verandering van een inrichting van uitsluitend klasse 3

Melding van de exploitatie of verandering van een inrichting van uitsluitend klasse 3 Melding van de exploitatie of verandering van een inrichting van uitsluitend klasse 3 Aan het college van burgemeester en schepenen straat en nummer Dorpsstraat 99 postnummer en gemeente 2940 Stabroek

Nadere informatie

Belgisch Staatsblad d.d

Belgisch Staatsblad d.d 7 JUNI 2013. Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten inzake leefmilieu houdende omzetting van Europese richtlijnen en andere diverse wijzigingen De Vlaamse Regering, Gelet op

Nadere informatie

Melding van de exploitatie of verandering van een inrichting van uitsluitend klasse 3

Melding van de exploitatie of verandering van een inrichting van uitsluitend klasse 3 Melding van de exploitatie of verandering van een inrichting van uitsluitend klasse 3 VLAREM-03-140917 In te vullen door de behandelende afdeling dossiernummer indieningsdatum Waarvoor dient dit formulier?

Nadere informatie

Belgisch Staatsblad dd

Belgisch Staatsblad dd VLAAMSE OVERHEID [C 2015/36083] 3 JULI 2015. Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI

Nadere informatie

I. NOTARIAAT. A. Notariële organisatie

I. NOTARIAAT. A. Notariële organisatie I. NOTARIAAT A. Notariële organisatie Wet 16 maart 1803 p. 4 5 I. NOTARIAAT p. 4 5 Wet 16 maart 1803 Art. 35 volledig vervangen Art. 35. }1 [ 1. Ieder jaar benoemt de Koning een bepaald aantal kandidaat-notarissen.

Nadere informatie

Belgisch Staatsblad d.d VLAAMSE OVERHEID

Belgisch Staatsblad d.d VLAAMSE OVERHEID VLAAMSE OVERHEID N. 2007 408 [C 2007/35010] 8 DECEMBER 2006. Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams

Nadere informatie

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN 7654 MONITEUR BELGE 11.03.1999 BELGISCH STAATSBLAD GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN VLAAMSE GEMEENSCHAP COMMUNAUTE FLAMANDE

Nadere informatie

Het inrichtingenbegrip in Vlaanderen. Naam: Steven Betz Functie:Adviseur milieu & ruimtelijke ordening Datum: 22 april 2016

Het inrichtingenbegrip in Vlaanderen. Naam: Steven Betz Functie:Adviseur milieu & ruimtelijke ordening Datum: 22 april 2016 Het inrichtingenbegrip in Vlaanderen Naam: Steven Betz Functie:Adviseur milieu & ruimtelijke ordening Datum: 22 april 2016 Juridische kader BELGIË 8 augustus 1980 : Bijzondere wet tot hervorming van de

Nadere informatie

Veiligheid en BBT/BREF. Annelies Faelens Departement LNE Afdeling Milieuvergunningen

Veiligheid en BBT/BREF. Annelies Faelens Departement LNE Afdeling Milieuvergunningen Veiligheid en BBT/BREF Annelies Faelens Departement LNE Afdeling Milieuvergunningen Inhoud 1. Richtlijn Industriële Emissies 2. BBT s en BREF s 3. Richtsnoeren voor het opstellen van BREF s 4. Veiligheid

Nadere informatie

L 328/32 Publicatieblad van de Europese Unie BIJLAGE A

L 328/32 Publicatieblad van de Europese Unie BIJLAGE A L 328/32 Publicatieblad van de Europese Unie 6.12.2008 BIJLAGE A Lijst van communautaire wetgeving vastgesteld overeenkomstig het EG-Verdrag waarvan schending een wederrechtelijk handelen in de zin van

Nadere informatie

Melding van de overname van een vergunde inrichting

Melding van de overname van een vergunde inrichting Melding van de overname van een vergunde inrichting VLAREM-03-28042008 Aan het college van burgemeester en schepenen de deputatie van de provincieraad In te vullen door de behandelende afdeling dossiernummer

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie Directie Leefmilieu dienst Milieu- en natuurvergunningen aanwezig André Denys, gouverneur-voorzitter Besluit van de Deputatie Alexander Vercamer, Marc De Buck, Peter Hertog, Jozef Dauwe, Eddy Couckuyt,

Nadere informatie

VOORSTEL VAN DECREET

VOORSTEL VAN DECREET Zitting 2008-2009 30 april 2009 VOORSTEL VAN DECREET van de heer Patrick Lachaert, mevrouw Tinne Rombouts en de heren Bart Martens, Patrick De Klerck, Erik Matthijs en André Van Nieuwkerke houdende wijziging

Nadere informatie

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; Besluit Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen MLVER-2011-0104/ELSL/kadc BESLUIT VAN DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN NV COLOMBUS-HTC, BVBA AFVALSTOFFEN

Nadere informatie

BRONNEN VAN HET MILIEURECHT BEVOEGDHEIDSVERDELING INZAKE MILIEUBELEID HOOFDSTUK I. INLEIDING 3

BRONNEN VAN HET MILIEURECHT BEVOEGDHEIDSVERDELING INZAKE MILIEUBELEID HOOFDSTUK I. INLEIDING 3 INHOUDSOPGAVE DEEL I. BRONNEN VAN HET MILIEURECHT BEVOEGDHEIDSVERDELING INZAKE MILIEUBELEID HOOFDSTUK I. INLEIDING 3 HOOFDSTUK II. DE BRONNEN VAN HET (MILIEUHYGIËNE) RECHT 4 1. Overzicht 4 2. Kenbronnen

Nadere informatie

Besluit van de Bestendige Deputatie

Besluit van de Bestendige Deputatie 8e Directie Dienst 82 Milieuhygiëne aanwezig Marc De Buck, wnd. voorzitter Besluit van de Bestendige Deputatie Alexander Vercamer, Ivan Verleyen, Frans Van Gaeveren, Jean-Pierre Van Der Meiren, Carina

Nadere informatie

- Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (afgekort DABM ) 3

- Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (afgekort DABM ) 3 1.1. WETGEVING 1.1.1. INLEIDING I Een overzicht geven van alle wetgeving in verband met milieu is haast onbegonnen werk. Hieronder wordt de belangrijkste milieuwetgeving per thema weergegeven. In voorkomend

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 10 juni 2016;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 10 juni 2016; Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 16 februari 2001 tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het

Nadere informatie

De milieuvergunnings- en meldingsplicht

De milieuvergunnings- en meldingsplicht De milieuvergunnings- en meldingsplicht 03 3.1. Administratieve verplichtingen Scholen hebben stookinstallaties, slaan schadelijke producten op voor de verwarming, voor de laboratoria en voor werkplaatsen

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie 8e Directie Dienst 82 Milieuhygiëne aanwezig André Denys, gouverneur-voorzitter Alexander Vercamer, Peter Hertog, Jozef Dauwe, leden Frans Van Gaeveren, toegevoegd lid Albert De Smet, provinciegriffier

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie 8e Directie Dienst 82 Milieuhygiëne aanwezig André Denys, gouverneur-voorzitter Besluit van de Deputatie Alexander Vercamer, Peter Hertog, Jozef Dauwe, leden Frans Van Gaeveren toegevoegd lid referte betreft

Nadere informatie

TOELICHTING BIJ HET INVULLEN VAN DE MELDING VAN DE OVERDRACHT VAN EEN INGEDEELDE INRICHTING OF ACTIVITEIT

TOELICHTING BIJ HET INVULLEN VAN DE MELDING VAN DE OVERDRACHT VAN EEN INGEDEELDE INRICHTING OF ACTIVITEIT TOELICHTING BIJ HET INVULLEN VAN DE MELDING VAN DE OVERDRACHT VAN EEN INGEDEELDE INRICHTING OF ACTIVITEIT Dit document geeft extra toelichting bij het invullen van de melding van de overdracht van een

Nadere informatie

Tekst aangenomen door de plenaire vergadering. van het voorstel van decreet. houdende de nadere regels tot implementatie van de omgevingsvergunning

Tekst aangenomen door de plenaire vergadering. van het voorstel van decreet. houdende de nadere regels tot implementatie van de omgevingsvergunning ingediend op 1059 (2016-2017) Nr. 2 25 januari 2017 (2016-2017) Tekst aangenomen door de plenaire vergadering van het voorstel van decreet van Lode Ceyssens, Axel Ronse, Lydia Peeters, Bart Nevens, Tinne

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie 8e Directie Dienst 82 Milieuhygiëne aanwezig André Denys, gouverneur-voorzitter Besluit van de Deputatie Alexander Vercamer, Marc De Buck, Peter Hertog, Jozef Dauwe, Eddy Couckuyt, Hilde Bruggeman, leden

Nadere informatie

Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en. Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt :

Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en. Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt : Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt : DECREET houdende wijziging van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en van

Nadere informatie

De melding heeft betrekking op een terrein gelegen te Hofmeierlaan Brugge, kadastraal gekend in BRUGGE 18 AFD/DEEL ST-KRUIS, sectie B, 0279H

De melding heeft betrekking op een terrein gelegen te Hofmeierlaan Brugge, kadastraal gekend in BRUGGE 18 AFD/DEEL ST-KRUIS, sectie B, 0279H OMG referentie: OMV_2019014507 Inrichtingsnummer: 20190204-0025 Besluit van het college van burgemeester en schepenen dd. 11 maart 2019 tot aktename van de melding klasse 3 van Het Bouwhuis bvba voor een

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT:

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT: Voorontwerp van decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van **/**/**** tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de

Nadere informatie

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN 1025 GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN VLAAMSE GEMEENSCHAP COMMUNAUTE FLAMANDE N. 2008 92 VLAAMSE OVERHEID [C 2007/37387]

Nadere informatie

Formulier voor het bekomen van een premie voor de aanleg van een individuele zuiveringsinstallatie

Formulier voor het bekomen van een premie voor de aanleg van een individuele zuiveringsinstallatie Deel 1. Inlichtingen te verstrekken door de particulier 1. Administratieve gegevens Naam aanvrager:... Adres aanvrager:... Adres installatie (enkel indien verschillend van adres aanvrager):... Nummer financiële

Nadere informatie

uitbaten garagewerkplaats Ligging Hillarestraat 184 te 9160 Lokeren Kadastrale ligging afdeling 4, sectie C, perceel 1038T Contact

uitbaten garagewerkplaats Ligging Hillarestraat 184 te 9160 Lokeren Kadastrale ligging afdeling 4, sectie C, perceel 1038T Contact BEKENDMAKING AKTENAME Bij opdracht (besluit secretaris dd. 01/12/2017) Elke Criel Stedenbouwkundige-sectorhoofd Omgeving Referentie gemeente Referentie omgevingsvergunning Schepen Filip Liebaut M2018/079/OMV

Nadere informatie

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; Besluit /PISA. Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen BESLUIT VAN DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN OVER DE VERGUNNINGSAANVRAAG VAN DE NV BAYER ANTWERPEN MET BETREKKING TOT DE MILIEUTECHNISCHE

Nadere informatie

Vlaremtrein 2011 Muziekactiviteiten Overige wijzigingen

Vlaremtrein 2011 Muziekactiviteiten Overige wijzigingen Overzicht 1. Terugblik 2012 Vlaremtrein 2011 Muziekactiviteiten Overige wijzigingen 2. In de pijplijn Vlaremtrein 2012 Besluit diffuse emissies Vlaremtrein 2013 Omgevingsvergunning Permanente vergunning

Nadere informatie

Liersesteenweg 268 te 2800 Mechelen. Eikestraat 1 en 1A te 2800 Mechelen Afdeling 12402, sectie B, percelen 302 K, 302 L en 302 M

Liersesteenweg 268 te 2800 Mechelen. Eikestraat 1 en 1A te 2800 Mechelen Afdeling 12402, sectie B, percelen 302 K, 302 L en 302 M Referentie omgevingsloket: OMV_2019009851 Referentie gemeente: 20190207_OOV Inrichtingsnummer: 20190124-0070 BESLUIT VAN HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN OVER EEN MELDING MET BETREKKING TOT DE

Nadere informatie

7 Belgisch Staatsblad d.d VLAAMSE OVERHEID

7   Belgisch Staatsblad d.d VLAAMSE OVERHEID VLAAMSE OVERHEID N. 2012 967 [C 2012/35373] 17 FEBRUARI 2012. Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 februari 1977 houdende vaststelling van geluidsnormen voor

Nadere informatie

Milieuvergunningsdecreet Decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning

Milieuvergunningsdecreet Decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning Decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning Hoofdstuk I Algemene bepalingen Artikel 1. Dit decreet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 107quater van de Grondwet. Artikel 2. Voor de

Nadere informatie

BIJLAGE B : Voorbeeld van een ingevulde melding

BIJLAGE B : Voorbeeld van een ingevulde melding BIJLAGE B : Voorbeeld van een ingevulde melding Als voorbeeld vind je hier een ingevuld meldingsformulier voor een fictieve school van het Vrij Onderwijs, met enkele technische en beroepsrichtingen, en

Nadere informatie

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP 5 MEI 2000. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de openbare onderzoeken over aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning en verkavelingsaanvragen De Vlaamse

Nadere informatie

De mededeling met de vraag tot omzetting kan alleen ingediend worden tussen de 48e en de 36e maand voor het verstrijken van de milieuvergunning.

De mededeling met de vraag tot omzetting kan alleen ingediend worden tussen de 48e en de 36e maand voor het verstrijken van de milieuvergunning. TOELICHTING BIJ HET INVULLEN VAN DE MEDEDELING MET DE VRAAG TOT OMZETTING VAN EEN MILIEUVERGUNNING DIE WERD VERLEEND VOOR EEN TERMIJN VAN TWINTIG JAAR NAAR EEN OMGEVINGSVERGUNNING VAN ONBEPAALDE DUUR Dit

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Definities

Hoofdstuk 1: Definities OPGELET: De Vlaamse Regering heeft op 5 juli 2013 deze nieuwe verordening hemelwater definitief goedgekeurd. Het besluit treedt in werking op 1 januari 2014. Hieronder vindt u de tekst die van toepassing

Nadere informatie

BELASTINGREGLEMENT BETREFFENDE DE LOZING VAN HEMEL- EN AFVALWATER IN DE OPENBARE RIOLERING

BELASTINGREGLEMENT BETREFFENDE DE LOZING VAN HEMEL- EN AFVALWATER IN DE OPENBARE RIOLERING BELASTINGREGLEMENT BETREFFENDE DE LOZING VAN HEMEL- EN AFVALWATER IN DE OPENBARE RIOLERING Art. 1. Met ingang van 12 februari 2015 voor een termijn tot en met 31 december 2018 wordt een belasting geheven

Nadere informatie

OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. BP CHEMBEL MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF, GELEGEN TE 2440 GEEL, AMOCOLAAN.

OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. BP CHEMBEL MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF, GELEGEN TE 2440 GEEL, AMOCOLAAN. Besluit Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen /gvda. BESLUIT VAN DE BESTENDIGE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIERAAD OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. BP CHEMBEL MET BETREKKING TOT EEN

Nadere informatie

Datum collegevergadering: 05/11/2018

Datum collegevergadering: 05/11/2018 Datum collegevergadering: 05/11/2018 Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2018120145 Dossiernummer: MLD/2018/00330 Ondertekening: Voor eensluidend uittreksel De Algemeen Directeur, Christi van Calster In

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie directie Leefmilieu dienst Milieu- en natuurvergunningen vergadering van 01 december 2011 aanwezig Denys André, gouverneur-voorzitter Vercamer Alexander De Buck Marc Hertog Peter Dauwe Jozef Couckuyt Eddy

Nadere informatie

MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE 14.11.2011 Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD 68251 VLAAMSE OVERHEID N. 2011 2948 [C 2011/35922] 14 OKTOBER 2011. Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering

Nadere informatie

BIJLAGE 10. BEKENDMAKING VAN EEN BESLISSING OVER EEN MILIEUVERGUNNINGSAANVRAAG

BIJLAGE 10. BEKENDMAKING VAN EEN BESLISSING OVER EEN MILIEUVERGUNNINGSAANVRAAG BIJLAGE 10. BEKENDMAKING VAN EEN BESLISSING OVER EEN MILIEUVERGUNNINGSAANVRAAG Vervangen bij art. 13 B.Vl.Reg. 3 juni 2005, B.S. 24 juni 2005. Gewijzigd bij art. 2 B.Vl.Reg. 20 november 2009, B.S. 23 februari

Nadere informatie

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN 45463 GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN VLAAMSE GEMEENSCHAP COMMUNAUTE FLAMANDE VLAAMSE OVERHEID N. 2010 2345 [C 2010/35462]

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) L 171/100 26.6.2019 UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1084 VAN DE COMMISSIE van 25 juni 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 142/2011 wat betreft de harmonisatie van de lijst van erkende of geregistreerde

Nadere informatie

veranderen door uitbreiding met : - de lozing van huishoudelijk afvalwater in de openbare riolering (R 3.3.);

veranderen door uitbreiding met : - de lozing van huishoudelijk afvalwater in de openbare riolering (R 3.3.); MLVER/9600000236/JVDM/bd HOUDENDE AKTENEMING VAN EEN MELDING VAN NV GRALEX VOOR HET VERANDEREN VAN EEN INRICHTING, GELEGEN TE 2070 ZWIJNDRECHT, KRUIBEEKSESTEENWEG 227. De bestendige deputatie van de provincieraad

Nadere informatie

Bekendmaking volgens art. 286, 287 en 288 van het decreet lokaal bestuur.

Bekendmaking volgens art. 286, 287 en 288 van het decreet lokaal bestuur. GEMEENTERAAD Bekendmaking reglement/verordening Zitting van 28 februari 2019 Bekendmaking volgens art. 286, 287 en 288 van het decreet lokaal bestuur. Het gemeenteraadsbesluit van 28 februari 2019 over:

Nadere informatie

VR DOC.0832/2BIS

VR DOC.0832/2BIS VR 2019 2405 DOC.0832/2BIS Besluit van de Vlaamse Regering over verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties voor de periode 2021-2030 DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de gedelegeerde

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie 8e Directie Dienst 82 Milieuhygiëne aanwezig André Denys, gouverneur-voorzitter Alexander Vercamer, Marc De Buck, Peter Hertog, Jozef Dauwe, Eddy Couckuyt, Hilde Bruggeman, leden Albert De Smet, provinciegriffier

Nadere informatie

LSDC nv, Kempische Steenweg 311 bus 4.01 te 3500 Hasselt, heeft een aanvraag ingediend voor het verkrijgen van een milieuvergunning voor het

LSDC nv, Kempische Steenweg 311 bus 4.01 te 3500 Hasselt, heeft een aanvraag ingediend voor het verkrijgen van een milieuvergunning voor het LSDC nv, Kempische Steenweg 311 bus 4.01 te 3500 Hasselt, heeft een aanvraag ingediend voor het verkrijgen van een milieuvergunning voor het exploiteren van een biomedisch onderzoeksinstituut en de bijhorende

Nadere informatie

Omgevingsvergunning - meldingsakte

Omgevingsvergunning - meldingsakte Gemeentebestuur Dienst milieu Kasteelstraat 1-8920 Langemark-Poelkapelle tel 057 49 09 0 milieu@langemark-poelkapelle.be www.langemark-poelkapelle.be Omgevingsvergunning - meldingsakte Besluit van het

Nadere informatie

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van (datum), nr., Directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van (datum), nr., Directie Wetgeving en Juridische Zaken; WIJ BEATRIX, BIJ DE GRATIE GODS, KONINGIN DER NEDERLANDEN, PRINSES VAN ORANJE- NASSAU, ENZ. ENZ. ENZ. Besluit van... houdende regels inzake diervoeders (Besluit diervoeders 2012) Besluit van Op de voordracht

Nadere informatie

34013/110/1/W/1. De Bestendige Deputatie van de Provincieraad,

34013/110/1/W/1. De Bestendige Deputatie van de Provincieraad, 34013/110/1/W/1 Besluit van de Bestendige Deputatie van de Provincieraad, in verband met de aanvraag DEVAMIX / B.S.V. Beneluxlaan(S) 201 8530 Harelbeke tot het wijzigen/aanvullen van de vergunningsvoorwaarden

Nadere informatie

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; Besluit Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen MLVER-2012-0014/SAPI-mb BESLUIT VAN DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE NV INEOS MANUFACTURING BELGIUM

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 59.744/1/V van 10 augustus 2016 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende de definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

Nadere informatie

L 24/8 Publicatieblad van de Europese Unie RICHTLIJNEN

L 24/8 Publicatieblad van de Europese Unie RICHTLIJNEN L 24/8 Publicatieblad van de Europese Unie 29.1.2008 RICHTLIJNEN RICHTLIJN 2008/1/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 15 januari 2008 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging

Nadere informatie

Omzetting Energie-efficiëntie Richtlijn in VLAREM. Vicky Demeyer Afdeling Milieuvergunningen

Omzetting Energie-efficiëntie Richtlijn in VLAREM. Vicky Demeyer Afdeling Milieuvergunningen Omzetting Energie-efficiëntie Richtlijn in VLAREM Afdeling Milieuvergunningen Energie-efficiëntie Richtlijn Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie,

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie directie Leefmilieu dienst Milieu- en natuurvergunningen Gelet op de mededeling van kleine verandering op 23 september 2011 ingediend door de heer Zaman Jan, Eeckbergstraat 64 te 9170 Sint-Gillisvergadering

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie 8e Directie Dienst 82 Milieuhygiëne aanwezig André Denys, gouverneur-voorzitter Besluit van de Deputatie Alexander Vercamer, Peter Hertog, Jozef Dauwe, Hilde Bruggeman, Eddy Couckuyt, leden referte betreft

Nadere informatie

Wordt ook gepubliceerd in de BVDA nieuwsbrief jaargang 11 nr 1

Wordt ook gepubliceerd in de BVDA nieuwsbrief jaargang 11 nr 1 Wordt ook gepubliceerd in de BVDA nieuwsbrief jaargang 11 nr 1 Voor in de inhoudstafel: Speciaal voor dit Jubileumnummer werd door twee gespecialiseerde advocaten een juridisch tweeluik samengesteld waarbij

Nadere informatie

Doel van het formulier

Doel van het formulier TOELICHTING BIJ HET INVULLEN VAN DE MELDING VAN DE STOPZETTING OF HET VERVAL VAN EEN VERGUNNING VOOR DE EXPLOITATIE VAN EEN INGEDEELDE INRICHTING OF ACTIVITEIT OF VAN EEN DEEL ERVAN Dit document geeft

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed; Besluit van de Vlaamse Regering houdende de voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Scheldepolders Hingene in Bornem DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse

Nadere informatie

Vlarem trein 2012 - Aanpassing wetgeving inzake Emissiehandel

Vlarem trein 2012 - Aanpassing wetgeving inzake Emissiehandel Vlarem trein 2012 - Aanpassing wetgeving inzake Emissiehandel 14 juni 2013 Jorre De Schrijver Team Klimaat Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu & Gezondheid (ALHRMG) Programma Inleiding emissiehandel

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving VR 2019 1503 DOC.0322/3BIS RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 65.144/1 van 4 februari 2019 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit

Nadere informatie

Aanvraag van een planologisch attest

Aanvraag van een planologisch attest Bijlage I Model I Aanvraag van een planologisch attest AFDELINGSCODE- (Vul hier het adres in van de gedelegeerd planologisch ambtenaar) In te vullen door de behandelende afdeling ontvangstdatum Bezorg

Nadere informatie

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP 17 MAART 2000. - Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van het verwijderingsplan voor PCB-houdende apparaten en de daarin aanwezige PCB's De Vlaamse

Nadere informatie

VLAREM EN VEILIGHEID. Studiedag AMV 10 oktober Wim Francq Adviseur Buitendienst Oost-Vlaanderen

VLAREM EN VEILIGHEID. Studiedag AMV 10 oktober Wim Francq Adviseur Buitendienst Oost-Vlaanderen VLAREM EN VEILIGHEID Studiedag AMV 10 oktober 2013 Wim Francq Adviseur Buitendienst Oost-Vlaanderen Overzicht Interne veiligheid / Externe veiligheid Vlarem I en veiligheid Seveso - inrichtingen Omgevingsveiligheidsrapport

Nadere informatie

Belgisch Staatsblad dd

Belgisch Staatsblad dd N. 2001 1162 [C 2001/35430] 20 APRIL 2001. Besluit van de Vlaamse regering tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie

Publicatieblad van de Europese Unie L 55/4 VERORDENING (EU) 2016/293 VAN DE COMMISSIE van 1 maart 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende persistente organische verontreinigende

Nadere informatie

VLAAMSE OVERHEID [C 2014/35524] 4 APRIL 2014. Besluit van de Vlaamse Regering houdende de digitalisering van het ruimtelijke vergunningenbeleid

VLAAMSE OVERHEID [C 2014/35524] 4 APRIL 2014. Besluit van de Vlaamse Regering houdende de digitalisering van het ruimtelijke vergunningenbeleid VLAAMSE OVERHEID [C 2014/35524] 4 APRIL 2014. Besluit van de Vlaamse Regering houdende de digitalisering van het ruimtelijke vergunningenbeleid De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus

Nadere informatie

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; MLVER/0100000137/MV/lydr. OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. BASF ANTWERPEN MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF (POLYETHEROLENFABRIEK-BLOKVELD F 300), GELEGEN TE 2040 ANTWERPEN, HAVEN 725,

Nadere informatie

DECREET VAN 28 JUNI 1985 BETREFFENDE DE MILIEUVERGUNNING

DECREET VAN 28 JUNI 1985 BETREFFENDE DE MILIEUVERGUNNING DECREET VAN 28 JUNI 1985 BETREFFENDE DE MILIEUVERGUNNING (BS 17 september 1985) Gewijzigd bij de decreten van: 7 februari 1990 (BS 13 maart 1990), 12 december 1990 (BS 21 december 1990) en erratum (BS

Nadere informatie

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; MLVER/0300000006/gvda - ak OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. BP CHEMBEL MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF, GELEGEN TE 2440 GEEL, AMOCOLAAN 2. De bestendige deputatie van de provincieraad

Nadere informatie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 26 februari 2016

college van burgemeester en schepenen Zitting van 26 februari 2016 beraadslaging/proces verbaal Kopie college van burgemeester en schepenen Zitting van 26 februari 2016 Besluit A-punt GOEDGEKEURD stadsontwikkeling / vergunningen Samenstelling de heer Bart De Wever, burgemeester

Nadere informatie

MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST

MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST 6 MEI 1999. - Decreet houdende wijziging van het decreet van 27 november 1997 tot wijziging van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium gewijzigd

Nadere informatie

Notaris Hans Van Overloop

Notaris Hans Van Overloop Nieuwe contactgegevens vanaf 10 maart 2010 Stedenbouwkundige vergunningen Loketadres op afspraak Postadres Grote Markt 1 2000 Antwerpen Tel 03 338 67 45 notaria@stad.antwerpen.be SW/V/SV Alle briefwisseling

Nadere informatie

Bijlage 8 bij het ministerieel besluit houdende wijziging van een aantal formulieren naar aanleiding van inwerkingtreding van

Bijlage 8 bij het ministerieel besluit houdende wijziging van een aantal formulieren naar aanleiding van inwerkingtreding van Bijlage 8 bij het ministerieel besluit houdende wijziging van een aantal formulieren naar aanleiding van de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning Bijlage 19 bij het besluit van de Vlaamse Regering

Nadere informatie

2 Overzicht figuren Lijst van afkortingen... 13

2 Overzicht figuren Lijst van afkortingen... 13 Inhoud 1. Inhoud... 3 2 Overzicht figuren... 11 3 Lijst van afkortingen... 13 4 Inleidende bepalingen... 15 4.1 Voorwoord... 15 4.2 Regelgeving... 16 4.3 Invloed hebbende regelgeving... 17 4.4 Inwerkingtreding...

Nadere informatie

BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST N. 2012 1482 [C 2012/31271] 10 MEI 2012. Ordonnantie betreffende de afstemming van de milieuwetgeving op de Richtlijn 2008/99/EG inzake de bescherming van het milieu door

Nadere informatie

Datum collegevergadering: 03/12/2018

Datum collegevergadering: 03/12/2018 Datum collegevergadering: 03/12/2018 Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2018039809 Dossiernummer: MLD/2018/00080 Ondertekening: Voor eensluidend uittreksel De Algemeen Directeur, Christi van Calster In

Nadere informatie

AKTENAME MELDING. Het college van burgemeester en schepenen heeft de melding ingediend door Ghys bvba, Kamiel Wautersstraat 4, 9140 Temse ontvangen.

AKTENAME MELDING. Het college van burgemeester en schepenen heeft de melding ingediend door Ghys bvba, Kamiel Wautersstraat 4, 9140 Temse ontvangen. Gemeentelijk dossiernummer: 2019/419 OMG referentie: OMV_2019063944 Inrichtingsnummer: 20190514-0060 AKTENAME MELDING Het college van burgemeester en schepenen heeft de melding ingediend door Ghys bvba,

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie 8e Directie Dienst 82 Milieuhygiëne aanwezig André Denys, gouverneur-voorzitter Besluit van de Deputatie Alexander Vercamer, Marc De Buck, Peter Hertog, Jozef Dauwe, Eddy Couckuyt, Hilde Bruggeman, leden

Nadere informatie

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP 15 JUNI 1999. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement

Nadere informatie

Gelet op het overleg met de gewestregeringen op 12 februari 2007;

Gelet op het overleg met de gewestregeringen op 12 februari 2007; 3 AUGUSTUS 2007. Koninklijk besluit betreffende de preventie en het herstel van milieuschade bij het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde organismen of van producten die er bevatten ALBERT

Nadere informatie

Milieuvergunningsdecreet Decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning

Milieuvergunningsdecreet Decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning Decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning Hoofdstuk I Algemene bepalingen Artikel 1. Dit decreet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 107quater van de Grondwet. Artikel 2. Voor de

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT:

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT: Ontwerp van decreet tot wijziging van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer

Nadere informatie

MLAV1/ /MV/lydr.

MLAV1/ /MV/lydr. /MV/lydr. OVER DE VERGUNNINGSAANVRAAG VAN DE N.V. BASF ANTWERPEN MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF (SUPER ABSORBER POLYMEER - SAP), GELEGEN TE 2040 ANTWERPEN, SCHELDELAAN 600 - HAVEN 725. De bestendige

Nadere informatie

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Omzendbrief met betrekking tot erkenning-/registratievoorwaarden van opslagbedrijven van dierlijke bijproducten en afgeleide producten die niet

Nadere informatie