Milieueffectrapport en Strategische Milieubeoordeling Bestemming Maasvlakte 2. Hoofdrapport

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Milieueffectrapport en Strategische Milieubeoordeling Bestemming Maasvlakte 2. Hoofdrapport"

Transcriptie

1 Milieueffectrapport en Strategische Milieubeoordeling Bestemming Maasvlakte 2 Hoofdrapport Eindconcept, 17 oktober 2006

2 Barbarossastraat 35 Postbus AD Nijmegen +31 (0) Telefoon +31 (0) Fax Internet Arnhem KvK Documenttitel Milieueffectrapport en Strategische Milieubeoordeling Bestemming Maasvlakte 2 Hoofdrapport Verkorte documenttitel Status Eindconcept Datum 16 oktober 2006 Projectnaam Maasvlakte 2 Projectnummer 9P7008.B1 Opdrachtgever Projectorganisatie Maasvlakte 2 Referentie Havenbedrijf Rotterdam N.V. Auteur(s) drs. H.M. Sarink, ir. ing. C.F. Elings Collegiale toets Datum/paraaf Vrijgegeven door Ir. H. Jumelet Datum/paraaf 16 oktober 2006

3 - i - Eindconcept 16 oktober 2006

4 INHOUDSOPGAVE Blz. 1 INLEIDING Een nieuwe Maasvlakte Een bestemmingsplan voor Maasvlakte Een MER voor het bestemmingsplan Het MER is ook een Strategische Milieubeoordeling Leeswijzer 4 2 WAAROM MAASVLAKTE Inleiding Nut en noodzaak van Maasvlakte Marktvraag naar ruimte op Maasvlakte Deepsea containeroverslag Distributie Chemie Milieuhinderlijke bedrijven in het bestaande havengebied Bandbreedte in de vraag Realisme van de marktvraag Doelstelling en randvoorwaarden 19 3 HUIDIGE SITUATIE EN AUTONOME ONTWIKKELING Inleiding Het studiegebied Algemene ontwikkelingen Verkeer en vervoer Geluid Lucht Externe veiligheid Water Licht Natuur Landschap Recreatief medegebruik Overzicht van knelpunten 34 4 RANDVOORWAARDEN, UITGANGSPUNTEN EN AMBITIES Inleiding Randvoorwaarden Algemeen Verkeer en vervoer Geluid Lucht Externe veiligheid Water Natuur Landschap Recreatief medegebruik 44 - ii - Eindconcept 16 oktober 2006

5 4.3 Uitgangspunten Algemeen Verkeer en vervoer Natuur Ambities In vijf stappen naar het verwezenlijken van ambities Stap 1: Streefbeelden voor de Rotterdamse haven Stap 2: Concepten voor Maasvlakte Borging van ambities Overzicht 52 5 HOE WORDT MAASVLAKTE 2 INGERICHT? Het ontwerpproces van alternatieven Ruimtelijke Verkenning Containeroverslag, chemie en distributie Natte ontsluiting Droge ontsluiting De buitencontour Beperkingen van de Ruimtelijke verkenning Het Planalternatief Meest Milieuvriendelijk Alternatief (MMA) Voorkeursalternatief (VKA) Overzicht van de alternatieven 68 6 EFFECTEN Welke effecten zijn onderzocht? Werkwijze Verkeer en Vervoer Geluid Lucht Externe veiligheid Water Licht Natuur Landschap Recreatief medegebruik Cumulatie van effecten Leemten in kennis 93 7 VERGELIJKING EN BEOORDELING Inleiding Vergelijking van alternatieven Milieueffecten Compensatieopgave Toets aan de randvoorwaarden Milieurandvoorwaarde Verwezenlijking van ambities MONITORING EN EVALUATIE Inleiding Accenten in het monitoring- en evaluatieprogramma iii - Eindconcept 16 oktober 2006

6 8.3 Planning 107 BIJLAGEN 1 Referentielijst 2 Begrippenlijst - iv - Eindconcept 16 oktober 2006

7 - v - Eindconcept 16 oktober 2006

8 1 INLEIDING 1.1 Een nieuwe Maasvlakte Maasvlakte 2 is een nieuw haven- en industrieterrein, dat aansluitend op de huidige Maasvlakte wordt gerealiseerd in het Rotterdamse havengebied. Door zijn oppervlakte, ligging, grootschaligheid en lange periode waarin terreinen in gebruik worden genomen, is Maasvlakte 2 een bijzonder haven- en industrieterrein waarmee aanzienlijke investeringen zijn gemoeid. De aanlegwerkzaamheden zelf, de aanwezigheid van de landaanwinning en de activiteiten van de bedrijven die zich er gaan vestigen hebben bovendien uiteenlopende gevolgen. Aan de realisatie van dit project gaat daarom een zorgvuldige voorbereiding vooraf met uitgebreid onderzoek, consultatie van tal van betrokken partijen en verschillende besluitvormingsprocedures. Maasvlakte 2 wordt aangelegd als een nieuwe landaanwinning in de Noordzee, omringd door een zeewering. Het haven- en industrieterrein wordt vervolgens gefaseerd ontwikkeld. De planning is erop gericht in 2008 met de werkzaamheden te starten. In de periode tot 2013 wordt de zeewering gebouwd, worden de noodzakelijke havenfaciliteiten en infrastructuur aangelegd en de eerste terreinen ontwikkeld. Het tempo van de verdere ontwikkeling van Maasvlakte 2 ná 2013 is afhankelijk van marktontwikkelingen. In de eindsituatie is er hectare haven- en industrieterrein gerealiseerd. Daarnaast is 960 hectare nodig voor het havenbassin, de zeewering, de droge infrastructuur en overige voorzieningen. Figuur 1.1 geeft een impressie van Maasvlakte 2 in de eindsituatie in Figuur 1.1: Impressie van Maasvlakte 2 in De landaanwinning gaat plaats bieden aan bedrijven die relatief grote terreinen nodig hebben in de onmiddellijke nabijheid van een diepe zeehaven. Het gaat daarbij vooral om bedrijven die zich toeleggen op grootschalige op- en overslag van containers en de daaraan gerelateerde distributie en chemische industrie. Dergelijke deepsea gebonden bedrijvigheid één van de pijlers van de Rotterdamse haven heeft in de afgelopen Eindconcept oktober 2006

9 jaren een gestage groei gekend en blijft naar verwachting ook in de komende periode groeien. In het bestaande Rotterdamse havengebied is onvoldoende ruimte beschikbaar voor de groei van deze bedrijvigheid. Wil de Rotterdamse haven ook in de toekomst slagvaardig kunnen opereren, dan is voldoende nieuwe ruimte voor deepsea gebonden bedrijven noodzakelijk. Daarom heeft het kabinet besloten Maasvlakte 2 mogelijk te maken. Het kabinet heeft het besluit om Maasvlakte 2 te realiseren vastgelegd in de Planologische Kernbeslissing voor het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PKB PMR 2006) [ref 1.1]. Deze PKB vormt het vertrekpunt voor de twee besluitvormingsprocedures die nu aan de orde zijn. Deze betreffen: de aanvraag van een ontgrondingsvergunning en een concessie voor de landaanwinning waarin de aanleg concreet wordt uitgewerkt; het opstellen van een bestemmingsplan, dat als ruimtelijke leidraad gaat dienen voor de activiteiten die op Maasvlakte 2 mogen gaan plaatsvinden. In beide procedures is een belangrijke rol weggelegd voor milieueffectrapportages. Er zijn twee aparte milieueffectrapporten opgesteld, namelijk het MER Aanleg Maasvlakte 2 en het MER Bestemming Maasvlakte 2. Het rapport dat momenteel voor u ligt, is het MER Bestemming Maasvlakte 2. Het bevat de informatie die nodig is om het milieubelang volwaardig te kunnen meewegen in de besluitvorming over het Bestemmingsplan voor Maasvlakte Een bestemmingsplan voor Maasvlakte 2 De inrichting van Maasvlakte 2 wordt in een bestemmingsplan vastgelegd. Het bestemmingsplan zal globaal van opzet zijn. Deze opzet stelt het Havenbedrijf Rotterdam N.V. (HbR) in staat om in te spelen op de daadwerkelijke marktvraag naar terreinen voor de verschillende bedrijfssectoren op Maasvlakte 2. Anderzijds kan de schaarse ruimte in het havengebied hierdoor op de meest zorgvuldige wijze worden gebruikt. De bestemming haven- en industriegebied wordt op de plankaart van het bestemmingsplan vastgelegd. De hoofdinfrastructuur wordt hierop apart aangeduid. Op grond van de Wet geluidhinder wordt daarnaast voor Maasvlakte 2 een geluidszone met de maximaal toegestane geluidswaarden bepaald voor woongebieden en voor natuuren recreatiegebied. Deze geluidszone is integraal onderdeel van de plankaart van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan wordt vastgesteld door de gemeenteraad van Rotterdam en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de Provincie Zuid-Holland. 1.3 Een MER voor het bestemmingsplan Voor de besluitvorming over het bestemmingsplan voor Maasvlakte 2 is het noodzakelijk een milieueffectrapport (MER) op te stellen. Dit MER levert de informatie die nodig is om het milieubelang volwaardig mee te wegen bij de besluitvorming door de milieugevolgen van het plan en de alternatieven zichtbaar te maken. De verplichting om een MER op te Eindconcept oktober 2006

10 stellen, brengt met zich mee dat de procedure voor de milieueffectrapportage wordt doorlopen. In deze procedure zijn verschillende partijen betrokken: Bevoegd gezag Commissie voor de milieueffectrapportage Initiatiefnemer Insprekers Het bevoegd gezag is de partij die het besluit neemt. In dit geval is dat de gemeenteraad van de gemeente Rotterdam die het bestemmingsplan vaststelt. Voor de eventuele aanpassing van de bestemmingsplannen op Voorne Putten is de gemeenteraad van Westvoorne het bevoegd gezag. Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland moeten de bestemmingsplannen goedkeuren. Het bevoegd gezag laat zich over het MER adviseren door de onafhankelijke Commissie voor de milieueffectrapportage. Deze Commissie heeft al een advies uitgebracht over de inhoud van de richtlijnen voor het MER. Wanneer het MER gepubliceerd is, zal de Commissie een zogenaamd toetsingsadvies uitbrengen. Hierin geeft de Commissie een oordeel over de juistheid en volledigheid van het MER. De initiatiefnemer is de partij die de Startnotitie en het MER opstelt. In dit geval is dat het HbR, namens het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Rotterdam. Insprekers kunnen op verschillende momenten hun zienswijze naar voren brengen, of in beroep gaan. De procedure voor de milieueffectrapportage is in het kader kort toegelicht. Fase 1: Startnotitie en richtlijnen De startnotitie [ref 1.10] markeert het begin van de m.e.r.-procedure. Deze notitie is opgesteld door de initiatiefnemer, en door het bevoegd gezag van 27 augustus tot en met 23 september 2004 ter inzage gelegd. In de startnotitie is het voornemen een bestemmingsplan voor Maasvlakte 2 op te stellen aangekondigd. Ook is aangekondigd welk onderzoek er ten behoeve van de besluitvorming over het bestemmingsplan zal worden verricht. Er was gelegenheid op de startnotitie in te spreken en suggesties in te dienen bij het bevoegd gezag over de inhoud van het Milieueffectrapport (MER). Het bevoegd gezag heeft de onafhankelijke Commissie voor de milieueffectrapportage om advies gevraagd over de richtlijnen voor het MER. De Commissie heeft op 22 oktober 2004 haar advies [ref 1.11] bij het Bevoegd gezag ingediend. De Commissie heeft de inspraakreacties mede betrokken in het advies. Vervolgens heeft het bevoegd gezag de richtlijnen op 16 december 2004 vastgesteld [ref 1.12]. Fase 2: Onderzoek en planvorming In de fase van onderzoek en planvorming vindt het milieueffectonderzoek plaats. Op grond hiervan stelt de initiatiefnemer het MER op. Fase 3: Inspraak en advies Het bevoegd gezag beoordeelt het MER en beslist of het MER ter inzage kan worden gelegd. Bij een positief besluit legt het bevoegd gezag het MER ter inzage. Er is opnieuw de mogelijkheid tot inspraak. Het bevoegd gezag verzoekt de onafhankelijke Commissie voor de milieueffectrapportage te toetsen of Eindconcept oktober 2006

11 het MER aan de wettelijke eisen en de richtlijnen voldoet. Uiterlijk 5 weken na afloop van de inspraaktermijn zal de Commissie haar toetsingsadvies indienen. Fase 4: Besluitvorming Na de fase van inspraak en advies vindt besluitvorming over het Bestemmingsplan plaats. Fase 5: Monitoring Als het Bestemmingsplan is goedgekeurd, kan Maasvlakte 2 daadwerkelijk in gebruik genomen worden als haven- en industriegebied. Monitoring moet uitwijzen of de daadwerkelijke milieueffecten van de gerealiseerde bestemming overeenkomen met de milieueffecten die zijn voorspeld in het MER. Het bevoegd gezag kan besluiten om zonodig aanvullende mitigerende maatregelen te treffen of bepaalde maatregelen juist niet uit te voeren. 1.4 Het MER is ook een Strategische Milieubeoordeling In de Richtlijnen voor het MER is vastgelegd dat het MER Bestemming aan de procedurele- en inhoudsvereisten van de Europese richtlijn voor de Strategische Milieubeoordeling (SMB) moet voldoen. De eisen die aan de SMB worden gesteld, zijn op hoofdlijnen gelijk aan de eisen die aan het MER zijn gesteld. De SMB moet inhoud en doel van het plan beschrijven, alsmede de relatie met andere relevante plannen. Dan moet de SMB beschrijven hoe de selectie van de onderzochte alternatieven heeft plaatsgevonden en de manier waarop rekening is gehouden met de doelstellingen ter bescherming van het milieu. Dit is gedaan in het MER door het ontwerpproces van de alternatieven te beschrijven. Vervolgens moeten de huidige situatie en autonome ontwikkeling van het milieu worden beschreven, waarbij aandacht besteed moet zijn voor gebieden waarin zich aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen voordoen en aan bestaande milieuproblemen die relevant zijn voor het plan. Ook moet de SMB uitleggen hoe de beoordeling van de milieueffecten is uitgevoerd, en welke moeilijkheden die bij het verzamelen van de vereiste informatie zijn ondervonden. In het MER is deze informatie opgenomen in de effectbeschrijvingen. De SMB moet aangeven welke maatregelen beschikbaar zijn om aanzienlijke negatieve effecten op het milieu van de uitvoering van het plan of programma te voorkomen, te beperken of zoveel mogelijk teniet te doen. In het MER wordt hierop ingegaan bij de ontwikkeling van het Meest Milieuvriendelijk Alternatief (MMA). Tenslotte moet de SMB ingaan op de voorgenomen monitoringsmaatregelen. Het MER geeft een aanzet voor een monitoringsprogramma. De SMB en het MER moet een niet-technische samenvatting bevatten. Een dergelijke samenvatting moet ook in het kader van het MER worden opgesteld. Een meer gedetailleerd overzicht van de eisen die aan de inhoud van de SMB zijn gesteld, de manier waarop het MER hierin voorziet en waar de betreffende informatie is opgenomen, is in het Effectrapport van dit MER opgenomen. 1.5 Leeswijzer Ten behoeve van het MER Bestemming is uitgebreid onderzoek verricht en veel informatie beschikbaar gekomen. Deze informatie is opgenomen in een groot aantal rapporten. Eindconcept oktober 2006

12 Samenvatting De samenvatting van het MER beschrijft de hoofdlijnen van het MER: de essenties van de alternatieven voor de bestemming en een vergelijking van de belangrijkste milieueffecten van deze alternatieven. De samenvatting is zelfstandig leesbaar en bedoeld voor bestuurders en het bredere publiek. Hoofdrapport De belangrijkste informatie is samengebracht in het Hoofdrapport. Het Hoofdrapport beschrijft de hoofdlijnen van het MER. Hoofdstuk 2 beschrijft nut en noodzaak van het ontwikkelen van Maasvlakte 2. Hoofdstuk 3 presenteert de uitgangssituatie voor het nieuwe haven- en industrieterrein door het beschrijven van de huidige situatie en de belangrijkste autonome ontwikkelingen. Deze autonome ontwikkelingen geven het referentiekader waarmee de effecten van de alternatieven kunnen worden vergeleken. In hoofdstuk 4 zijn de randvoorwaarden, uitgangspunten en ambities beschreven die zijn meegenomen in de ontwikkeling van alternatieven. Bovendien dragen deze kaders bij aan de uiteindelijke beoordeling van effecten. In hoofdstuk 5 staat de inrichting van Maasvlakte 2 centraal. Hierin komen het ontwerpproces en de drie hieruit voortgekomen alternatieven aan de orde. In hoofdstuk 6 worden de belangrijkste milieueffecten en de leemten in kennis beschreven. De vergelijking van alternatieven, de toetsing van effecten en conclusies over de verschillen tussen de alternatieven zijn beschreven in hoofdstuk 7. In het laatste hoofdstuk wordt een aanzet gegeven voor een monitoringsprogramma. Hiermee bevat het Hoofdrapport de informatie die essentieel is voor de besluitvorming. Effectrapport Naast het Hoofdrapport is een Effectrapport opgesteld. Dit rapport geeft voor de verschillende onderwerpen die in het Hoofdrapport zijn behandeld een nadere toelichting. Bijlagen Naast het Hoofdrapport en de Samenvatting zijn 16 aparte bijlagen opgesteld. Deze bijlagen bevatten meer gedetailleerde informatie over specifieke onderwerpen en vormen de onderbouwing van de informatie die in het Hoofdrapport en het Effectrapport is opgenomen. Een aantal van deze bijlagen is niet alleen ten behoeve van het MER Bestemming opgesteld, maar tegelijkertijd ten behoeve van het MER Aanleg. Het rapport dat voor u ligt is het Hoofdrapport. Figuur 1.2 geeft een overzicht van de verschillende rapporten die deel uitmaken van het MER Bestemming en geeft de positie van het Hoofdrapport hierin aan. NB In dit rapport zijn de effecten van Planalternatief, MMA en VKA gepresenteerd. De effectbeschrijvingen van het VKA voor het thema lucht zijn gebaseerd op indicatieve berekeningen. De volledige rekenkundige onderbouwing van deze effectbeschrijving is ten tijde van oplevering van dit rapport nog niet beschikbaar. Voor het thema Lucht kan dit tot kleine wijzigingen leiden. Voor Verkeer en vervoer, Geluid en Externe veiligheid worden geen veranderingen verwacht. De effectbeschrijvingen in dit Hoofdrapport en in het Effectrapport zijn nog niet geheel gesynchroniseerd omdat de productie van deze versie parallel heeft plaatsgevonden. De figuren in dit MER worden momenteel opgemaakt en voorzien van de juiste ondergrond. Eindconcept oktober 2006

13 Figuur 1.2: Opbouw van het MER Bestemming. Milieueffectrapport en Strategische milieubeoordeling Bestemming Maasvlakte 2 Samenvatting Hoofdrapport Effectrapport MER B Bijlage Ontwikkeling Alternatieven MER B Bijlage Huidige situatie en autonome ontwikkeling MER B Bijlage Verkeer en vervoer MER B Bijlage Geluid MER A en B Bijlage Externe veiligheid MER B Bijlage Lucht MER A en B Bijlage Water MER A en B Bijlage Nautische veiligheid en bereikbaarheid MER B Bijlage Licht MER B Bijlage Natuur MER A en B Bijlage Passende beoordeling MER B Bijlage Landschap MER B Bijlage Recreatief medegebruik MER B Bijlage Eindsituatie 2015 MER B Bijlage Aanleg infrastructuur Alle documenten van zowel MER Bestemming als MER Aanleg zijn te vinden op Daar is ook aangegeven hoe men een gedrukt exemplaar van het MER kan bestellen. Eindconcept oktober 2006

14 2 WAAROM MAASVLAKTE Inleiding De realisatie van Maasvlakte 2 is één van de deelprojecten van het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR). PMR is in 1998 gestart met de publicatie van een startnotitie [ref 1.2]. Hierin is de doelstelling van het project aangegeven. Deze doelstelling is tweeledig: het gaat enerzijds om het versterken van de positie van de Mainport Rotterdam en anderzijds om het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving in de Rijnmond. Over het project is inmiddels een Planologische Kernbeslissing (PKB) genomen. Hierin presenteert het kabinet onder andere een analyse van de problemen in de Rotterdamse haven om tot de conclusie te komen dat de aanleg van Maasvlakte 2 noodzakelijk is om de positie van de Rotterdamse haven te versterken. Het kabinet biedt met de PKB het ruimtelijk kader voor de uitvoering van Maasvlakte 2. De PKB biedt daarnaast ook het ruimtelijk kader voor de uitvoering van een serie projecten om het bestaande havengebied beter te benutten en de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren en voor de realisatie van 750 hectare natuur- en recreatiegebied op Midden-IJsselmonde en ten noorden van Rotterdam. Met deze combinatie van activiteiten wordt de tweeledige doelstelling van het Project Mainportontwikkeling Rotterdam volledig bereikt. Paragraaf 2.2 geeft een korte samenvatting van de analyse en besluiten over Maasvlakte 2, zoals die is opgenomen in de PKB. Deze paragraaf gaat ook kort in op het verloop van de PKB-procedure. De nut en noodzaak van Maasvlakte 2 is gebaseerd op een analyse van vraag naar en aanbod van terreinen in de Rotterdamse haven. Deze analyse is voor het eerst gepubliceerd in In de Richtlijnen voor het voorliggende MER is aangegeven, dat de voorspellingen van de marktvraag naar ruimte in de haven moeten worden geactualiseerd. Dit komt aan de orde in paragraaf 2.3. Uitgaande van het nut en de noodzaak van Maasvlakte 2 én de actualisatie van de marktvraag kan de doelstelling van de voorgenomen activiteit geformuleerd worden. Dit gebeurt in paragraaf 2.4. Daarbij worden ook de randvoorwaarden benoemd die het kabinet aan de realisatie en het gebruik van Maasvlakte 2 heeft gesteld. De uitwerking van de randvoorwaarden komt uitgebreid aan de orde in hoofdstuk Nut en noodzaak van Maasvlakte 2 Voor het project PMR is aanvankelijk een zogeheten PKB-plus-procedure volledig doorlopen. PKB-plus PMR deel 4 is in september 2003 in werking getreden. Een aantal partijen heeft eind 2004 tegen de PKB deel 4 beroep aangetekend. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in januari 2005 een aantal bezwaren gegrond verklaard en de concrete beleidsbeslissingen uit de PKB vernietigd. In vervolg hierop heeft het kabinet gewerkt aan herstel van de besluitvorming, wat heeft geleid tot een aangepast deel 3 van de PKB PMR (2006). In essentie is de inhoud van de PKB ongewijzigd gebleven. Het onderstaande tekstkader geeft een toelichting op het verloop van de PKB-procedure. Eindconcept oktober 2006

15 Het verloop van de PKB procedure Aanvankelijk is er voor gekozen om voor PMR een zogeheten PKB-plus-procedure te doorlopen. Deel 1 van deze PKB-plus, het kabinetsvoornemen, verscheen in mei 2001 [ref 1.3], vergezeld van een milieueffectrapport, het zogeheten MER PMR [ref 1.4]. Het definitieve plan (PKB-plus deel 4) is in september 2003 uitgebracht [ref 1.5]. In PKB-plus deel 4 heeft het Rijk ruimtelijke reserveringen voor de drie deelprojecten te maken en vast te leggen welke randvoorwaarden er gelden voor de nadere uitwerking en de uitvoering van elk van de deelprojecten. Omdat de aanleg van Maasvlakte 2 mogelijk nadelige effecten kan hebben voor gebieden die beschermd zijn in het kader van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, is op grond van artikel 6 van de Habitatrichtlijn aangetoond, dat voor het project redelijke alternatieven (bijvoorbeeld alternatieve locaties) ontbreken en er dwingende redenen van groot openbaar belang zijn die de realisatie van het project rechtvaardigen. De Europese Commissie heeft in zijn advies van april 2003 aangegeven, dat de selectie tussen alternatieve projectbenaderingen en tussen verschillende ontwerpen voor de landaanwinningswerken op passende wijze is uitgevoerd, en dat er inderdaad dwingende redenen van openbaar belang die de realisatie van het project rechtvaardigen [ref 1.6]. In de PKB-plus deel 4 heeft het kabinet acht concrete beleidsbeslissingen (cbb s) genomen en zeventien beslissingen van wezenlijk belang (bwb s). De cbb s hebben een bindende doorwerking op de vervolgbesluitvorming. Na de publicatie van PKB-plus deel 4 is beroep ingesteld tegen de cbb s. Op 26 januari 2005 heeft (de Afdeling Bestuursrechtspraak van) de Raad van State uitspraak op dit beroep gedaan. Hierin onderschrijft de Raad van State het uitgevoerde onderzoek, het beleid en de gemaakte overwegingen. De Raad van State heeft aangegeven, dat het kabinet in redelijkheid de keuze voor de uitbreiding van de Rotterdamse haven als uitgangspunt heeft kunnen nemen. Ook heeft de rechter, mede gelet op het daarover uitgebrachte advies van de Europese Commissie, geen aanleiding gezien om de aanname van dwingende redenen van groot openbaar belang als bedoeld in artikel 6 van de Habitatrichtlijn ter discussie te stellen. De onderbouwing van de PKB schoot volgens de Raad op drie onderdelen tekort: Het onderzoek naar de effecten van de landaanwinning op de natuurlijke kenmerken van de speciale beschermingszone Waddenzeebehoefde verbetering, er waren juridischtechnische bezwaren tegen de concrete beleidsbeslissingen over zandwinning en het zeereservaat en voor wat betreft het PMR-deelproject 750 hectare natuur waren de aanwezigheid van en mogelijke gevolgen voor (agrarische) bedrijven in de 750 ha natuur- en recreatiegebied onvoldoende in beeld gebracht; De Raad van State heeft alle opgenomen cbb s vanwege de samenhang van het project vernietigd. Dit was aanleiding om een herstelroute voor de PKB in te zetten. In de herstelroute is gestreefd naar een snel en zorgvuldig herstel en naar het instandhouden van het draagvlak dat in het traject van de PKB-plus is opgebouwd. Er is voor gekozen een nieuw deel 3 van de PKB uit te brengen, aangeduid als PKB PMR (2006) [ref 1.7]. De inhoudelijke boodschap is in de PKB PMR (2006) ongewijzigd ten opzichte van de eerdere plus -versie. In lijn daarmee zijn ook de oorspronkelijke cbb s nagenoeg ongewijzigd overgenomen, zij het nu niet meer als cbb s maar als bwb s. Als onderdeel van de herstelroute is aanvullend onderzoek verricht, waaronder een passende beoordeling van de effecten van de landaanwinning voor de Waddenzee. Ook is een Strategische Milieubeoordeling (SMB) uitgevoerd [ref 1.8]. Op verschillende punten hebben actualisaties plaatsgevonden, onder meer ten aanzien van de regelgeving rond luchtkwaliteit en de meest recente marktontwikkelingen. Ruimtetekort is het centrale probleem In de PKB concludeert het kabinet dat de Mainport Rotterdam één van de belangrijkste dragers is van de Nederlandse economie. Het kabinet wil deze positie behouden en uitbouwen. Ruimte om de verwachte groei van havenactiviteiten te accommoderen is daarbij een cruciale factor. Bij ongewijzigd beleid, waarbij de landaanwinning niet wordt aangelegd, krijgen vooral de sectoren deepsea containeroverslag, de daaraan gerelateerde distributie en de chemie te maken met een ruimtetekort in de haven van Eindconcept oktober 2006

16 Rotterdam. De Rotterdamse haven zal in dat geval binnen afzienbare termijn nee moeten verkopen. De voorzieningen en ruimte die bedrijven in deze sectoren nodig hebben, zijn dan niet meer beschikbaar. Per ruimtevrager gaat het om het volgende. Deepsea containers De containeroverslag is de laatste jaren gemiddeld genomen sterk gegroeid. In het bestaande havengebied van Rotterdam is in beperkte mate ruimte beschikbaar voor uitbreiding en voor nieuwe vestigingen. De containersector kent verreweg de grootste ruimtevraag naar grote aan diep vaarwater gelegen terreinen. Voor een nieuwe grote speler is in het bestaande havengebied nu al geen ruimte beschikbaar. Dit signaal over het ruimtetekort in de Rotterdamse haven komt ook uit de marktconsultatie die voor de PKB is verricht. Distributie De ontwikkeling van distributieactiviteiten hangt grotendeels samen met de ontwikkeling van de containeroverslag. Bij distributie kan onderscheid worden gemaakt tussen het groeperen en laden/lossen van lading in of uit containers en de opslag en/of behandeling van goederen. De ruimteproductiviteit van het eerste type activiteiten zal geen belangrijke verandering ondergaan, die van de laatste wel omdat de opslagintensiteit door technologische ontwikkelingen verder zal toenemen. Er is daardoor een toekomstige ruimtevraag voor distributieactiviteiten. Deze is echter minder groot dan die van de sectoren containers, chemie en overige industrie. Chemie De chemiesector is na de containersector de grootste ruimtevrager. In de chemiesector is de ontwikkeling vooral gericht op fusies, schaalvergroting, consolidatie en vestiging van gelijksoortige en aanvullende bedrijfsactiviteiten in elkaars nabijheid (co-siting). Bij een verdere clustering van de chemische bedrijven en een versterking van bestaande chemische clusters zullen ontbrekende en/of nieuwe schakels aan de productieketen worden toegevoegd. In de bestaande haven is geen ruimte voor een nieuw chemiecluster. Daarom is aanvullend ruimte nodig. Voor uitbreidingen van bestaande chemische bedrijven zijn nog mogelijkheden in het bestaande havengebied aanwezig, voor nieuwe grootschalige chemische vestigingen echter niet. Overige industrie Naast de al benoemde ruimtevragers zijn andere ontwikkelingen gaande, die ruimtelijke consequenties hebben. Daarbij kan het gaan om geheel nieuwe ontwikkelingen of om al in gang gezette ontwikkelingen, waarvan de ruimtelijke consequenties nog moeilijk voorspelbaar zijn. De vraag naar nieuwe ruimte of terreinen die dit met zich meebrengt is dan ook moeilijk voorspelbaar. Belangrijke ontwikkelingen op dit vlak zijn grondstoffenvoorbehandeling, industriële ecologie en (andere) innovatieve bedrijvigheid in de procesindustrie en energieproductie. Het kan ook gaan om vraag naar ruimte voor milieuhinderlijke bedrijven die worden uitgeplaatst uit het bestaand Rotterdams gebied. Alternatieven en gemaakte keuze In de Rotterdamse regio zijn binnen afzienbare termijn geen oplossingen voor dit ruimtetekort te verwachten. Hoewel nu wellicht nog niet voor iedereen fysiek en/of visueel merkbaar, is het scheppen van de mogelijkheden om tot een oplossing van het ruimtetekort te komen urgent, zeker gezien de duur van de voorbereiding en de realisatie. Parallel aan het Maasvlakte 2 project, zullen ook in het bestaande havengebied, als onderdeel van het BRG-pakket van PMR, projectactiviteiten worden Eindconcept oktober 2006

17 uitgevoerd die een impuls moeten geven aan het oplossen van het ruimtetekort en aan het verbeteren van de milieukwaliteit, het aanbod en de kwaliteit van natuur- en recreatiegebied en aan de ruimtelijke kwaliteit van de regio Rotterdam. Uitgangspunt daarbij is onder andere dat in het bestaande haven- en industriegebied 200 hectare extra ruimte beschikbaar komt voor economische activiteiten en eventueel voor stedelijke functies op de randen van de stad en de haven. Gelet op de ruimtevraag, is duidelijk dat het BRG-pakket aan activiteiten niet de (volledige) oplossing is voor het ruimtetekort. De Rotterdamse haven grenst direct aan de Voordelta, een gebied dat is aangewezen als speciale beschermingszone (SBZ) in het kader van de Europese Vogelrichtlijn en van de Europese Habitatrichtlijn. Bij het ontwerpen van maatregelen om de Mainport Rotterdam te versterken en de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren, zijn daarom verschillende alternatieven onderzocht. Eén van de doelen hiervan was te achterhalen of de dubbele doelstelling van het project kan worden gerealiseerd zonder significante effecten op de prioritaire soorten en/ of habitats in de speciale beschermingszones Voordelta, Voornes Duin, Duinen van Goeree/Kwade Hoek die verbonden zijn aan een uitbreiding van de Maasvlakte in westelijke richting. Er zijn drie alternatieven onderzocht: Beter benutten van bestaande en voorziene haven- en industriegebieden in Zuidwest-Nederland (Moerdijk, Vlissingen, Terneuzen). Beter benutten van de bestaande haven- en industrieterreinen in het Rotterdamse havengebied. Een landaanwinning voor een nieuw haven- en industriegebied in de vorm van uitbreiding van de Maasvlakte. Het kabinet heeft gekozen voor een uitbreiding van de Rotterdamse haven in zee, in combinatie met een betere benutting van de bestaande haven. Dit is de enige oplossing voor het ruimtetekort van de haven, die leidt tot de gewenste versterking van de Mainport Rotterdam en die niet strijdig is met de doelstelling om de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. Het kabinet wil gesteld staan voor de toekomst. Gezien de lange termijn die nodig is voor het ontwerp en de realisatie van een havenuitbreiding maakt het kabinet nu een ruimtelijke reservering voor de landaanwinning. Dit biedt de mogelijkheid om slagvaardig te kunnen reageren op actuele marktontwikkelingen en zodra het nodig is te kunnen starten met de aanleg van een eerste fase. Het beoogde resultaat van het deelproject Landaanwinning is een nieuw haven- en industrieterrein in de Noordzee van ten hoogste hectare netto uitgeefbaar havenen industrieterrein, aansluitend op de huidige Maasvlakte. De landaanwinning biedt ruimte aan deepsea gebonden activiteiten, zoals grootschalige container op- en overslag en direct gerelateerde distributieactiviteiten. Daarnaast biedt de landaanwinning ruimte voor grootschalige deepsea gebonden chemie. Niettemin stelt het kabinet dat het mogelijk moet blijven dat onder bijzondere omstandigheden en op basis van een zorgvuldige afweging vestiging van andere dan de hiervoor genoemde activiteiten op de landaanwinning plaatsvindt. Eindconcept oktober 2006

18 2.3 Marktvraag naar ruimte op Maasvlakte 2 Maasvlakte 2 beslaat in totaal circa ha. Hiervan mag maximaal hectare worden uitgegeven aan bedrijven: dit is het netto uitgeefbaar terrein. Het kabinet heeft in 2001 ten behoeve van de PKB-plus deel 1 een prognose gemaakt van de uiteindelijke verdeling van ruimte op Maasvlakte 2 over verschillende bedrijfssectoren. Hierin namen de containersector en de chemische sector een vrijwel gelijke plaats in. De prognose uit 2001 is geactualiseerd. Dit heeft geleid tot een toename van de ruimtevraag voor containeroverslag. Dit is het gevolg van toenemende globalisering en het daaruit voortvloeiende extra transport van goederen. Deze tendens is versterkt door investeringen om de overslagcapaciteit van bestaande terminals te vergroten. De vraag naar ruimte voor distributie-activiteiten is gekoppeld aan de containeroverslag, en is dus ook gestegen. De vraag naar ruimte voor chemische industrie is licht gedaald, als gevolg van het verschuiven van productie naar het Verre Oosten en in mindere mate het Midden Oosten. De prognoses die zijn opgenomen in de PKB en het voorliggende MER Bestemming zijn in tabel 2.1 naast elkaar gezet. Tabel 2.1: Prognoses van marktvraag naar ruimte, weergegeven in hectare. Bedrijfssector Prognose Prognose in MER Bestemming Containeroverslag Distributie Chemische industrie Roll-on-roll-off 30 - Overig 80 - Totaal Het HbR wil vanuit economische motieven de beschikbaarheid van ruimte zo goed mogelijk afstemmen op de vraag van marktpartijen. Dat betekent dat niet meer terreinen worden ontwikkeld dan noodzakelijk. Omgekeerd is het niet wenselijk dat het aanbod van terreinen achter loopt bij de vraag van marktpartijen. Daarom is voor het MER Bestemming niet alleen een prognose gemaakt van de verdeling van terreinen op Maasvlakte 2 in de eindsituatie, maar is ook een prognose gemaakt van de meest waarschijnlijke ontwikkeling van de marktvraag naar terreinen en het gebruik van Maasvlakte Deepsea containeroverslag In het containersegment is een aantal deelsegmenten te onderscheiden: containers met als herkomst en bestemming het Verre Oosten en Noord-Amerika, de zogeheten primary deepsea containers; het zee-zee vervoer naar bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk, de zogeheten feedercontainers; secondary deepsea containers hebben als herkomst en bestemming Afrika, het Midden-Oosten en Zuid-Amerika; shortsea containers hebben als herkomst en bestemming. Eindconcept oktober 2006

19 Figuur 2.1: De Emma Maersk, het grootste containerschip ter wereld. Maasvlakte 2 is, gezien het ontwerp en de diepgang van het water, vooral geschikt voor de overslag van primary deepsea containers en feedercontainers (hierna gezamenlijk aangeduid als deepsea containeroverslag. Secondary deepsea en shortsea containeroverslag wordt tot 2020 zoveel mogelijk binnen het bestaande haven- en industrieel complex geaccommodeerd. Voor de periode ná 2020 is het uitgangspunt, dat secondary deepsea op de huidige Maasvlakte en op Maasvlakte 2 wordt geaccommodeerd. In de afgelopen jaren heeft de containeroverslag in de Rotterdamse haven een groei gerealiseerd van 7,3% in 2002, 9% in 2003, 16% in 2004 en 10% in Dit heeft geleid tot een overslag van 9,3 miljoen TEU in Om te komen tot lange termijn ramingen voor de containeroverslag heeft HbR een tweetal macro-economische groeiscenario s, namelijk het (hogere) Global Economy (GE) en het (lagere) Strong Europe (SE) scenario, vertaald in groeicijfers voor de containeroverslag in Rotterdam. Om deze twee scenario s op te kunnen stellen heeft HbR gebruik gemaakt van prognoses over de waarde van de handelsstromen van en naar Europa in 2020 en 2040 en deze vertaald naar maritieme tonnen. Deze maritieme tonnen van en naar Europa zijn per vaargebied doorvertaald naar TEU s voor de Hamburg-Le Havre range, waarna per vaargebied het (markt)aandeel van Rotterdam en het percentage feeder- en lege containers is bepaald. Figuur 2.3 geeft de prognoses die hieruit voortkomen weer. Eindconcept oktober 2006

20 Figuur 2.2: Ontwikkeling van de containeroverslag in de Rotterdamse haven, weergegeven in aantal TEU * Totaalontwikkeling TEU Shortsea BC Totaalontwikkeling TEU Deepsea BC Op basis van de verwachte groei en de omvang van de ruimte in het bestaand Rotterdams gebied, ontstaat vanaf 2014 vraag naar ruimte op Maasvlakte 2. Figuur 2.4 geeft dit aan. Met nadruk wordt gesteld dat het hier een theoretische benadering van de capaciteitsbenutting betreft. In de praktijk zal de benutting van diverse concurrerende terminals geen gelijke tred houden. Bestaande klanten geven daarom aan dat Maasvlakte 2 eerder beschikbaar moet zijn. Figuur 2.3: Vraag en aanbod Deepsea containeroverslag in het Bestaand Rotterdams Gebied, weergegeven in aantallen TEU* Totale capaciteitsbenutting (Deepsea) BRG Capaciteit Deepsea Totaalontwikkeling TEU Deepsea Voor de ruimteproductiviteit van de terminals op Maasvlakte 2 is uitgegaan van de ramingen van Ocean Shipping Consultants [ref 2.6]. Uitgaande van de vastgestelde beschikbare ruimte voor de containersector van 625 ha is Maasvlakte 2 in 2030 geheel gevuld. Aanbod vindt plaats in de vorm van uitgiftes van terminals met een oppervlakte tussen 50 en 170 ha. Op basis van bovengenoemde veronderstellingen kan de ontwikkeling van de ruimtevraag en het daarbij behorende aanbod op Maasvlakte 2 worden bepaald, figuur 2.5 geeft deze ontwikkeling aan. Eindconcept oktober 2006

21 Figuur 2.4: Vraag en aanbod containerterreinen op Maasvlakte 2, weergegeven in hectare Aanbod Containerterreinen MV2 (HA) 100 Vraag Containerterreinen MV Distributie Distributiecentra worden bij voorkeur in de onmiddellijke nabijheid van containerterminals gesitueerd. De ruimtebehoefte voor distributiecentra is afgeleid uit de groei van de totale containeroverslagactiviteiten. De vraag naar haventerreinen voor distributie activiteiten is direct gerelateerd aan de deepsea containerprognoses door het aantal aangevoerde beladen containers te vermenigvuldigen met een factor 0,33. Figuur 2.6 geeft de totale marktvraag weer. Figuur 2.5: Ontwikkeling van de vraag naar Distributie terreinen, weergegeven in hectare. PM Ten aanzien van de uitgifte is aangenomen dat de nog beschikbare ruimte op de huidige Distriparken eerst volledig wordt uitgegeven voordat ruimte op Maasvlakte 2 wordt uitgegeven. Wanneer er van wordt uitgegaan dat op Maasvlakte hectare ruimte beschikbaar is voor de distributiesector, is de volledige capaciteit voor distributie in 2025 benut. Dit is weergegeven in figuur 2.7. Figuur 2.6: Ruimteontwikkeling van distributie-activiteiten op Maasvlakte 2, weergegeven in hectare Chemie Binnen de sector chemie zijn drie subsectoren te onderscheiden; chemie, energie en nieuwe industrie. Eindconcept oktober 2006

22 Chemie De prognoses voor ruimtevraag voor de chemie komen voort uit een analyse van het marktaandeel van Rotterdam in de toekomstige chemische productiegroei in Noordwest- Europa. Voor deze groei is de chemie opgedeeld in drie segmenten: Basis petrochemie: direct op olefinen gebaseerde chemie. Overige chemie: alle basis chemie die niet direct afhankelijk is van olefinen. Biochemie: op biomassa gebaseerde chemie. De ramingen voor het landgebruik zijn gebaseerd op het aantal aan te trekken fabrieken, inclusief benodigde voorzieningen en opslag op het terrein zelf. De ruimtevraag van bovengenoemde segmenten is weergegeven in figuur 2.8. Figuur 2.7: Ontwikkeling van de ruimtevraag chemie op Maasvlakte 2, weergegeven in hectare. Energie De energievraag groeit in Nederland met circa 2% per jaar. Bovendien moeten de komende jaren centrales worden vervangen die aan het eind van hun technische levensduur zijn gekomen. De regio Rijnmond is één van de meest geschikte locaties voor elektriciteitscentrales in verband met de bestaande infrastructuur en aanwezigheid van koelwater en grondstoffen Centrales zullen echter ook elders in het land gebouwd worden. In verband met de liberalisatie van de energiemarkt en de afspraken omtrent reductie van de CO 2 -emissies ( Kyoto ) zijn in de afgelopen 5-7 jaar weinig centrales bijgebouwd en worden veel oudere centrales gereviseerd in plaats van vervangen. De situatie wordt nu echter stabieler waardoor bijna alle energiebedrijven nieuwbouwplannen hebben. Voor Maasvlakte 2 wordt rekening gehouden met vestiging van een energiecentrale. Nieuwe industrie Nieuwe Industrie is de naam die wordt gegeven aan nieuwe bedrijfssectoren die op dit moment nog in ontwikkeling zijn en die voor Rijnmond als kans worden gezien, mogelijk zelfs op Maasvlakte 2. Het betreft de sectoren metallurgie, recycling en biochemie, deze sectoren zijn geïdentificeerd als sectoren met de potentie aangaande doorvoervolume, omzet en toegevoegde waarde. Eindconcept oktober 2006

23 De totale ruimtevraag voor chemie (in brede zin) op Maasvlakte 2 bedraagt ca. 265 hectare. Wanneer er van wordt uitgegaan dat op Maasvlakte hectare ruimte beschikbaar is voor de distributiesector, is de volledige capaciteit voor distributie in 2028 benut. Figuur 2.9 geeft de ontwikkeling in ruimtegebruik op Maasvlakte 2 weer. Figuur 2.8: Ontwikkeling in ruimtegebruik van chemie (in brede zin) op Maasvlakte 2, weergegeven in hectare. ha Milieuhinderlijke bedrijven in het bestaande havengebied De bedrijven in het havengebied opereren conform vergunningen binnen vastgestelde milieugrenzen en conform met de omgeving gemaakte afspraken. Gelet op de wens tot transformatie van een deel van het oostelijk havengebied tot een meer stedelijk gebied, is er behoefte aan (schuif)ruimte voor bedrijven die in een nieuwe stedelijke visie minder goed passen. Deze bedrijven, in de PKB PMR (2006) aangeduid als milieuhinderlijke bedrijvigheid kan, onder bepaalde randvoorwaarden en omstandigheden, naar Maasvlakte 2 worden verplaatst. In deze afweging speelt onder andere mee in hoeverre vestiging op de landaanwinning een belangrijke winst voor de kwaliteit van de leefomgeving oplevert. Maasvlakte 2 biedt vooral ruimte aan grootschalige, havengebonden industrie. Verplaatsing van milieuhinderlijke bedrijvigheid uit het bestaande gebied is daarom in principe mogelijk. Kleinschalige bedrijvigheid past echter niet in het profiel voor Maasvlakte 2. Verplaatsing van bijvoorbeeld raffinage-activiteiten is hier ook niet aan de orde, vanwege de kosten-baten-afweging van een dergelijke verplaatsing Bandbreedte in de vraag De omvang van het te verwachten ruimtetekort voor het Rotterdamse haven- en industrie complex in 2020 en daarna laat zich moeilijk met zekerheid ramen. Er bestaan verschillende toekomstbeelden over de ontwikkeling van de bevolking en de Nederlandse economie. De bandbreedte in de veronderstelde jaarlijkse groei van de wereldhandel ligt tussen de 4 en 7,5%. Deze verschillen hebben gevolgen voor de ramingen van de aan-, af- en doorvoer via de Rotterdamse haven. Daarnaast leiden Eindconcept oktober 2006

24 verschillende uitgangspunten over de concurrentiepositie van de haven, te bereiken en/of gewenste ruimteproductiviteit, ruimte voor de stad, ruimte voor milieu en andere variabelen tot verschillen in ramingen van de ruimtebehoefte voor de haven en het ruimtetekort. De individuele vestigingsplaatskeuze van grote internationaal opererende bedrijven, vooral in de chemie en de containersector kan op zichzelf weer van invloed zijn op de vraag naar ruimte, het ruimtegebruik en de momenten waarop de vragers zich melden. De in de PKB en het voorliggende MER vermelde cijfers met betrekking tot het ruimtetekort kennen daarom een bandbreedte. Om rekening te kunnen houden met deze bandbreedte in de vraag naar terreinen zijn er verschillende scenario s ontwikkeld. Doordat er rekening is gehouden met een bandbreedte in de verdeling van terreinen, ontstaat er ook een bandbreedte in de milieueffecten. De milieueffecten zijn bepaald voor de jaren 2015, 2020 en 2033, waarbij ervan wordt uitgegaan dat Maasvlakte 2 in 2033 geheel in gebruik zal zijn. Het Container scenario, houdt rekening met een grotere vraag naar terrein voor containeroverslag dan 625 hectare, te weten 720 hectare. Dit is gebaseerd op het maximale oppervlak dat kan worden ingericht als containerterminal, waarbij de beschikbare kadelengte de bepalende factor is. Het Chemie scenario, houdt rekening met een toegenomen gebruik van ruimte door de chemie, die ontstaat wanneer de vraag naar terrein voor containeroverslag tegenvalt. In dit scenario is het ruimtegebruik door chemie 470 hectare. Dit is gebaseerd op het maximale oppervlak dat in de toekomst kan worden ingericht als via water ontsloten chemie terrein, rekening houdend met de huidige opties en al afgesloten contracten in de containersector (420 hectare). Tevens is daarbij rekening gehouden met de vaste relatie tussen containeroverslag en de behoefte aan terreinen voor distributie-activiteiten (110 hectare). De omvang van distributie is direct gekoppeld aan de omvang van container op- en overslagactiviteiten. Daarom is er gaan afzonderlijk geen afzonderlijk scenario voor distributie ontwikkeld. De verschillende bedrijfssectoren ontwikkelen zich niet allemaal met een zelfde snelheid. Hierdoor ontstaan in de drie scenario s voor het jaar 2020 verschillen in de omvang van het ruimtegebruik. Tabel 2.2 geeft de bandbreedte in de verdeling van terreinen op Maasvlakte 2 over de verschillende bedrijfssectoren aan, figuur 2.9 geeft deze verdeling visueel weer. Tabel 2.2: Bandbreedte in de verdeling van ruimte op Maasvlakte 2. Container Basis Chemie Chemie Container Distributie Eindconcept oktober 2006

25 Figuur 2.9: Ruimtelijke verdeling van verschillende bedrijfssectoren op Maasvlakte 2 (NB: hierbij moet een legenda worden toegevoegd: rood = containeroverslag, paars = chemie(in brede zin), geel is distributie) Realisme van de marktvraag De prognose van de marktvraag, zoals weergegeven in tabel 2.1, kent een hoge mate van realisme. Er is één contract gesloten met een containeroverslagbedrijf afgesloten en er zijn diverse contracten in voorbereiding. Naar verwachting wordt de eerste containerterminal op Maasvlakte 2 in gebruik genomen in Deze terminal heeft een oppervlakte van 165 hectare en de maximale capaciteit wordt op circa 4 miljoen TEU geschat. De optimale bezetting van 85% wordt naar verwachting in 2021 bereikt. Een aantal partijen heeft in een aanbestedingsprocedure in concurrentie biedingen uitgebracht op het recht van exploitatie van deze eerste terminal. Dit moet in het najaar van 2007 leiden tot het afsluiten van een definitief contract. Er is ook een contract afgesloten voor de huur van een containerterminal van 167 ha met een containeroverslagbedrijf dat ook al een terminal in de huidige haven exploiteert. Deze terminal zal gefaseerd in gebruik worden genomen. De uiteindelijke capaciteit van 4,5 miljoen TEU zal naar verwachting in 2030 worden bereikt. Het bedrijf voorziet op de huidige terminal capaciteitsgebrek in de periode 2011 en 2012 en streeft naar spoedige ingebruikname van de nieuwe terminal. Deze ingebruikname is op dit moment voorzien in Voor een derde containerterminal wordt ook een contract onderhandeld. De terminal zal naar verwachting rond 2020 in gebruik worden genomen. De uiteindelijke capaciteit bedraagt ongeveer 2,5 miljoen TEU, een volume dat naar verwachting in 2028 wordt bereikt. Eindconcept oktober 2006

26 2.4 Doelstelling en randvoorwaarden De actualisatie van de marktvraag naar ruimte op Maasvlakte 2 bekrachtigt het nut en de noodzaak voor het realiseren van meer ruimte in het Rotterdamse havengebied. Voor containeroverslag in het algemeen is in 2013 ruimte nodig. Wanneer wordt gekeken naar de behoefte van individuele klanten, dan blijkt al in 2011 behoefte te bestaan aan extra bedrijfsterreinen. Voor de distributiesector is in 2010 behoefte aan ruimte, en voor de chemische en nieuwe industrie is in 2015 ruimte nodig. Er is echter een bepaalde tijd benodigd om de landaanwinning te aan te leggen en geschikt te maken voor de vestiging van de eerste bedrijven. Het zal gezien die doorlooptijd niet haalbaar zijn om al in 2011 nieuwe ruimte beschikbaar te hebben. Er wordt naar gestreefd deze ruimte zo snel mogelijk daarna, in 2013 beschikbaar te hebben. Gezien deze informatie is de doelstelling van de voorgenomen activiteit als volgt geformuleerd: Het inrichten en gebruiken van de nieuwe landaanwinning als haven- en industriegebied onder de randvoorwaarden van: 1. Het haven- en industrieterrein mag een netto omvang hebben van ten hoogste hectare. 2. De landaanwinning moet ruimte bieden aan deepsea gebonden activiteiten, zoals grootschalige container op- en overslag en direct gerelateerde distributieactiviteiten. Daarnaast mag de landaanwinning eventueel ruimte bieden aan grootschalige deepsea gebonden chemie. 3. Het moet mogelijk blijven dat zich, onder bijzondere omstandigheden en op basis van een zorgvuldige afweging, andere dan de hiervoor genoemde activiteiten op de landaanwinning vestigen. 4. De landaanwinning moet worden ingericht, geëxploiteerd en beheerd volgens de principes van een duurzaam bedrijventerrein. Bij het streven naar de optimalisering van de bereikbaarheid van de landaanwinning streeft de overheid naar een maximalisering van de groeikansen van relatief duurzaame en milieuvriendelijke vervoerstechnieken, zoals het vervoer over water en spoorvervoer. 5. De negatieve milieueffecten van het uiteindelijke ontwerp mogen niet groter zijn dan de milieueffecten van de twee referentieontwerpen, zoals geïnventariseerd in de strategische milieubeoordeling. en dusdanig, dat uiterlijk in 2013 de eerste terreinen in gebruik kunnen worden genomen. De gestelde randvoorwaarden zijn door het kabinet in PKB PMR (2006) vastgelegd. Deze én andere randvoorwaarden zijn opgenomen in paragraaf 4.2 van dit MER. Eindconcept oktober 2006

27 Eindconcept oktober 2006

28 3 HUIDIGE SITUATIE EN AUTONOME ONTWIKKELING 3.1 Inleiding De huidige Maasvlakte, de Rotterdamse haven als geheel en omliggende gebieden zijn continu in ontwikkeling, ook zónder dat Maasvlakte 2 wordt aangelegd. De huidige Maasvlakte wordt steeds verder in gebruik genomen, de Rotterdamse haven streeft naar verdere intensivering, en er worden vele inspanningen verricht om de milieueffecten van haven, industrie en achterlandverkeer te verminderen. Deze ontwikkeling wordt de autonome ontwikkeling genoemd: de ontwikkeling die zich in het gebied voordoet, zonder dat Maasvlakte 2 wordt aangelegd. In dit hoofdstuk staat de beschrijving van de huidige situatie in het gebied en de autonome ontwikkeling ervan centraal. Deze beschrijving is van belang voor de effectbeschrijving in het MER, omdat deze de referentie vormt aan de hand waarvan de effecten van Maasvlakte 2 zijn te bepalen. De beschrijving is gebaseerd op vastgesteld beleid. Ten aanzien van Maasvlakte 2 doet zich echter de situatie voor, dat in veel beleidsdocumenten Maasvlakte 2 als uitgangspunt bij het geformuleerde beleid gehanteerd, omdat de besluitvorming hierover in het kader van de PKB-procedure al vergevorderd is. Hierin is ook besluitvorming opgenomen over het Bestaand Rotterdams gebied en over de aanleg van 750 hectare natuur. Er is in dit MER voor gekozen, de autonome ontwikkeling te definiëren als de situatie waarin Maasvlakte 2 niet aanwezig is, maar waarin de twee andere deelprojecten van PMR wel worden gerealiseerd, evenals andere ruimtelijke ontwikkelingen zoals vastgelegd in de uitwerking van het streekplan [ref 3.1] en het Havenplan 2020 [ref 3.2]. De beschrijving van de huidige situatie is gebaseerd op de situatie in het jaar Omdat Maasvlakte 2 geleidelijk in gebruik wordt genomen is de autonome ontwikkeling voor twee jaren beschreven, namelijk voor 2020 en Dit sluit aan bij de verwachting dat Maasvlakte 2 in 2020 voor een aanzienlijk deel in gebruik zal zijn en in 2033 Maasvlakte 2 volledig is benut. In de beschrijving van de autonome ontwikkeling worden ook de diverse inspanningen weergegeven om de milieukwaliteit van het havenen industriegebied en de omgeving binnen gestelde normen te houden. Een nadere toelichting is te vinden in de Bijlage Huidige situatie en autonome ontwikkeling en per thema in de betreffende themabijlagen. 3.2 Het studiegebied Als gevolg van de inrichting van Maasvlakte 2 doen zich diverse effecten voor. Dit MER beschrijft de effecten op het gebied van Verkeer en vervoer, Geluid, Lucht, Externe veiligheid, Water, Licht, Natuur, Landschap en Recreatief medegebruik. Deze effecten reiken niet voor al deze thema s even ver. De effecten Water en Recreatief medegebruik blijven beperkt tot de directe omgeving van de Maasvlakte. De effecten op Licht, Natuur en Landschap hebben een wat groter bereik en doen zich ook voor op Hoek van Holland, Voorne Putten en Goeree. De effecten op Verkeer en vervoer, Geluid, Lucht en Externe veiligheid doen zich voor langs wegen, spoorwegen en vaarwegen en reiken tot in het achterland; in het oosten grofweg tot aan Barendrecht. Het gebied waarin effecten worden verwacht is het studiegebied. In figuur 3.1 is het totale studiegebied dat in dit MER is beschouwd opgenomen en zijn de belangrijkste topografische benamingen Eindconcept oktober 2006

29 opgenomen. In het Effectrapport is het studiegebied voor de verschillende thema s afzonderlijk beschreven en afgebeeld. Figuur 3.1: Globaal studiegebied en topografische benamingen. PM 3.3 Algemene ontwikkelingen De Rotterdamse haven tussen de Noordzee in het westen en het centrum van Rotterdam in het oosten beslaat een oppervlakte van meer dan hectare. Hier bestaat alleen nog een mogelijkheid tot uitbreiding van bedrijven op terreinen verspreid door dit haven- en industriegebied. Op dit moment zijn vooral op de huidige Maasvlakte nog ontwikkelingsmogelijkheden aanwezig. In paragraaf 2.3 is eerder beschreven dat vanaf 2011 onvoldoende kan worden voorzien in de vraag naar ruimte in de haven. De huidige Maasvlakte is in de autonome ontwikkeling helemaal in gebruik genomen. Vooral in de noordwesthoek van de huidige Maasvlakte vestigen zich nieuwe bedrijven. Op de Maasvlakte bevindt zich een energiecentrale die wordt uitgebreid met een extra kolengestookte eenheid. Deze wordt naar verwachting in 2010 in bedrijf genomen. Er zijn plannen voor een mogelijke tweede uitbreiding. Naast de centrale op de Maasvlakte is een elektriciteitscentrale voorzien tussen de Amazonehaven en de Hartel-Mississippihaven. Verder zijn er plannen in ontwikkeling voor de vestiging van twee terminals voor vloeibaar gas (LNG) in de haven. Eén terminal is voorzien op de Kop van Beer en betreft tevens een verruiming van de bocht Maasmond-Beerkanaal- Yangtzehaven. De tweede terminal is voorzien op de Papegaaienbek. De vestiging van de terminals leidt in 2035 tot het bezoek van één LNG-schip per dag. Andere ontwikkelingen in de omgeving zijn bijvoorbeeld de aanleg van kabels en leidingen in de zeebodem, die aan zullen landen op de Maasvlakte. Ook bij de aanleg van nieuwe windmolenparken op de Noordzee is mogelijk nieuwe kabelinfrastructuur nodig op de Maasvlakte. De verbinding van de huidige Maasvlakte met het daar achter gelegen havengebied wordt momenteel gevormd door de N15/A15. Deze sluit direct aan op de snelwegen van de Rotterdamse ring en de grote verbindingswegen naar de rest van het land. De havenspoorlijn sluit aan op de Betuweroute, de nieuwe spoorverbinding tussen de Rotterdamse haven en het Duitse Roergebied. Vanaf de Noordzee is het havengebied direct bereikbaar via de Maasmond, de Nieuwe waterweg en de Nieuwe Maas. Het Calandkanaal en Hartelkanaal zijn samen met de Nieuwe Maas belangrijke vaarwegen die de haven over water verbindt met het achterland. In de omgeving van de achterlandverbindingen ligt een groot aantal woonkernen. Ten noordoosten van de Maasvlakte, aan de noordzijde van de Nieuwe Waterweg ligt woonkern Hoek van Holland. Uitbreiding hiervan is voorzien aan de noord- en oostzijde. Dit geldt ook voor Maassluis en Vlaardingen. Aan de zuidzijde van de Rotterdamse haven is voor 2020 de realisatie van nieuwbouw voorzien aan de zuidoostzijde van Oostvoorne. Verder zijn uitbreidingen van woonwijken voorzien in Brielle, Hoogvliet, Barendrecht (Carnisselande) en Charlois. Figuur 3.2 brengt de toekomstige situatie (2020/2033) van de (woon)bebouwing in het achterland van de haven in beeld. Eindconcept oktober 2006

30 Figuur 3.2: Woonbebouwing in de autonome ontwikkeling (2020/2033). Naast ruimtelijke ontwikkelingen spelen ook technologische ontwikkelingen een rol. Deze zijn van belang voor de uitstoot van stoffen en geluid. Vanwege de onzekerheid in de ontwikkeling van technologieën op lange termijn, wordt in de referentiesituatie in 2033 uitgegaan van de stand van technologische ontwikkelingen in Dat zelfde geldt voor ontwikkelingen in beleid en wet- en regelgeving. Meer algemene ontwikkelingen zijn beschreven in de Bijlage Huidige situatie en autonome ontwikkelingen. 3.4 Verkeer en vervoer De huidige Maasvlakte en het omliggende havengebied worden ontsloten over de weg, het spoor, het water en via buisleidingen. Over de weg is de huidige Maasvlakte met het achterland verbonden door de N15/A15. Deze sluit direct aan op de snelwegen van de Rotterdamse ring en de grote verbindingswegen naar de Randstad (de A4, A20, A16 en A29). Ook de tussenliggende wegen (zoals de N57) krijgen veel verkeer te verwerken dat van het huidige haven- en industrieterrein afkomstig is. Daarom wordt onder meer de capaciteit van de A15 tussen de Maasvlakte en het Vaanplein in de autonome ontwikkeling uitgebreid. De N15 wordt vanaf de Maasvlakte tot aan de aansluiting op de A15 omgebouwd tot volwaardige snelweg door in iedere richting een rijstrook en vluchtstroken toe te voegen. Het gedeelte van de A15 tot aan Spijkenisse wordt vervolgens uitgebreid van 2x2 naar 2x3 rijstroken. Tussen het Beneluxplein en het Vaanplein worden in beide richtingen twee extra rijstroken gerealiseerd voor lokaal Eindconcept oktober 2006

31 verkeer en worden beide knooppunten omgebouwd. Bovendien wordt een tweede Botlekbrug gerealiseerd. In het onderzoek hiernaar is als alternatief een tweede Botlektunnel onderzocht. Voor de omvangrijke aanpassingen aan de A15 wordt momenteel een Tracéwetprocedure doorlopen. Bovendien is de aanleg van de A4-zuid tussen Dinteloord en Bergen op Zoom in voorbereiding, die naar verwachting in 2015 wordt voltooid. De A4-zuid ligt ten westen van de A29 en maakt de ontsluitingsstructuur naar het zuiden compleet. Ondanks deze maatregelen doen zich in de autonome ontwikkeling toch nog knelpunten in de bereikbaarheid voor op de A15 en A4. Tussen 2003 en 2020 groeit het verkeer op de achterlandverbindingen naar verwachting met met tientallen procenten. De sterke groei, vooral van vrachtverkeer, wordt veroorzaakt door de groei van het regionale en havengerelateerde verkeer. De drukste wegvakken liggen tussen het Beneluxplein en Vaanplein, met bijna voertuigen per dag in Op de A15 neemt de congestieproblematiek niet zozeer af, maar verplaatst de problematiek zich meer in oostelijke richting naar de A4 en de wegvakken tussen het Beneluxplein en Vaanplein. Op de wegen op Voorne loopt het verkeer in 2020 en 2033 op meer plaatsen en ernstiger vast dan in Per spoor is de huidige Maasvlakte goed bereikbaar via de Havenspoorlijn. De bereikbaarheid blijft ook in de autonome ontwikkeling gegarandeerd. De ingebruikname van de Betuwelijn en de vernieuwde Havenspoorlijn spelen daarbij een belangrijke rol. Op de Betuweroute kunnen veel goederentreinen gaan rijden die nu nog het huidige spoorwegnet gebruiken. Bovendien zal naar verwachting het vervoer van gevaarlijke stoffen op bestaande spoorroutes verminderen. Omdat ter hoogte van de Botlekspoorbrug een knelpunt ontstond, is de Botlekspoortunnel gerealiseerd, die in oktober 2006 in gebruik is genomen. In de autonome ontwikkeling doen zich dan ook geen knelpunten meer voor in het transport per spoor. De capaciteit van het vaarwegennet is in de huidige situatie ruim voldoende en in de autonome ontwikkeling wordt hierin geen verandering verwacht. Ook de nautische bereikbaarheid en veiligheid blijven op termijn gegarandeerd. Dit geldt ook voor de bereikbaarheid van de huidige Maasvlakte voor transporten via buisleidingen. Het HbR en de gemeente Rotterdam pakken met een bereikbaarheidsplan voor het havengebied een aantal concrete projecten op om een bijdrage te leveren aan de bereikbaarheid op langere termijn. Dit betekent dat wordt geïnvesteerd in Binnenvaart Service Centra en Rail Service Centra om een modal shift in de richting van meer milieuvriendelijke vervoerswijzen te stimuleren. Daarnaast zal de groei van de Short Sea (kustvaart) verder worden gefaciliteerd. Bovendien wordt met regionale partijen een pilot uitgevoerd op het gebied van Dynamisch Verkeersmanagement in de A15-corridor om het gebruik van weginfrastructuur te optimaliseren. 3.5 Geluid In de regio Rijnmond treedt geluidhinder op als gevolg van geluidemissies door industriële activiteiten, door verkeers- en vervoersstromen in het achterland en door cumulatie van de verschillende geluidbronnen. Industrielawaai Alle haven- en industrieterreinen zijn in het kader van de Wet geluidhinder gezoneerd waarbij rondom deze terreinen een zonecontour is vastgesteld. Buiten deze Eindconcept oktober 2006

32 zonecontour mogen geen geluidsniveaus hoger dan 50 db(a) optreden als gevolg van de activiteiten op het haven- en industrieterrein. De aandacht hierbij is gericht op geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen. In de omgeving van de twee industrieterreinen Botlek/Pernis en Maasvlakte/Europoort neemt de geluidbelasting naar verwachting verder toe door ingebruikname van nog braakliggende terreinen en intensivering van terreinen in het bestaande haven- en industriegebied. Om industriële ontwikkeling mogelijk te blijven maken en om te voorkomen dat de kwaliteit van de woon- en leefomgeving verslechterd, is een convenant opgesteld. In het Geluidsconvenant Rijnmond-West is door ondernemers, bestuurders en het HbR een maximale geluidsbelasting afgesproken die bedrijven in het havengebied mogen produceren. Dit levert een 50 db(a) contour op waarbinnen zich uiteindelijk maximaal woningen mogen bevinden. Het huidige aantal van circa geluidbelaste woningen neemt naar verwachting maximaal toe tot deze woningen omstreeks Door vervangingsinvesteringen en het toepassen van nieuwe en stillere installaties wordt zo voorkomen dat dit aantal in de autonome ontwikkeling anders groter zou zijn. Alleen door de eventuele nieuwbouw van woningen binnen de zonecontour van 50 db(a) kan het aantal geluidbelaste woningen nog verder toenemen. Verkeerslawaai Op grond van de Wet geluidhinder mag het geluidsniveau als gevolg van wegverkeer niet meer dan 50 db(a) bedragen. In de huidige situatie ondervinden woningen een geluidbelasting die hoger is dan 50 db(a). Daarom is op nationaal en internationaal niveau een bronbeleid ingezet om de geluidsemissie te beperken. In de toekomst is voorzien in de toepassing van stillere wegdekverharding (dubbellaags ZOAB, derde generatie stille wegdekken), stillere banden en stillere voertuigen. Dit beleid leidt ertoe dat het aantal geluidgehinderde woningen als gevolg van wegverkeerslawaai, ondanks de toename van de verkeersstromen, afneemt tot circa woningen in 2020 en circa woningen in Voor spoorwegverkeerslawaai geldt op grond van de Wet geluidhinder een maximale geluidsbelasting bij woningen van 57 db(a). In de huidige situatie ondervinden circa 500 woningen een hogere geluidbelasting, met name bij spoorbruggen. Daarom worden geluidsbeperkende voorzieningen aan de Dintelhavenbrug en de Calandbrug getroffen. Voor de maatregelen aan de Calandbrug hebben in het kader van het BRG-programma (als onderdeel van PMR) de gemeente Rozenburg en Prorail een convenant ondertekend. Aan de Botlekspoorbrug worden geen maatregelen getroffen. Prorail zal de geluidsemissie van de Suurhoffbrug beperken. Het genoemde bronbeleid voor verkeerslawaai voorziet in een afname van de geluidemissies door toepassing van onder andere doorgelaste rails, het slijpen van de rails, gebruik van raildempers en rijden met blokgeremd materieel. Hoewel de maatregelen aan spoorbruggen in 2020 zijn gerealiseerd, wordt voor de autonome ontwikkeling in 2020 nog geen reductie van spoorwegverkeerslawaai verwacht vanwege de toename aan spoorwegverkeer en de langere termijn waarop het bronbeleid voor spoorwegverkeer effect heeft. In 2020 zal het aantal geluidgehinderde woningen dan ook toenemen tot circa In 2033 zijn alle maatregelen effectief, waardoor het aantal woningen met een geluidbelasting groter dan 57 db(a) afneemt tot circa 270 woningen. Eindconcept oktober 2006

33 Cumulatie Het totaal aantal geluidgehinderden binnen de 50 db(a)-contour is bepaald door het aantal gehinderden als gevolg van industrielawaai en verkeerslawaai bij elkaar op te tellen. Door deze cumulatie neemt het aantal toe van circa in de huidige situatie tot circa in In 2033 zal dit aantal dalen tot circa Het merendeel van deze geluidgehinderden woont ten zuiden van de Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas. Voor het stiltegebied Voornes Duin zijn geen wettelijke normen ten aanzien van de geluidbelasting vastgesteld. De oppervlakte van de 40 db(a)-contour neemt ten opzichte van de huidige situatie af als gevolg van het gevoerde bronbeleid. 3.6 Lucht Emissies In de toekomst mag voor een aantal emissies naar de lucht een landelijk totaal niet worden overschreden. De landelijke totalen zijn in Europees verband vastgesteld onder de naam National Emission Ceilings (NEC-plafonds). Het betreft hier de uitstoot naar de lucht van CO 2, NO x, SO 2, koolwaterstoffen en in een later stadium ook fijn stof. De plafonds voor NO x, SO 2 en koolwaterstoffen gaan gelden voor Naar verwachting wordt het NEC-plafond alleen overschreden voor SO 2. In het merendeel van de gevallen zal de extra bijdrage aan de landelijke plafonds door de nieuwe bedrijfsvestiging maar een verwaarloosbaar klein gedeelte zijn van het totale plafond. Bij vergunningverlening wordt getoetst aan de laatste inzichten op het gebied van techniek en milieu. Lokale luchtkwaliteit De luchtkwaliteit in het Rijnmondgebied voldoet in de huidige situatie op een aantal plaatsen niet aan de Europese normen. Het gaat daarbij vooral om stikstofdioxide (NO 2 ) en fijn stof (PM 10 ). Omdat het effect van Maasvlakte 2 op de hinder door vluchtige organische stoffen (VOS) naar verwachting verwaarloosbaar is, zijn deze voor geur verwantwoordelijke stoffen niet meegenomen. Datzelfde geldt voor zwaveldioxide (SO 2 ). Een groot deel van de verontreinigende stoffen NO 2, SO 2 en PM 10 is niet uit de regio afkomstig. In de regio veroorzaken vooral het wegverkeer en de scheepvaart (binnenvaart en zeevaart) de uitstoot van NO x. De regionale bijdrage aan de fijn stofconcentratie is vooral afkomstig van de industrie en in mindere mate van de scheepvaart (binnenvaart en zeevaart) en het wegverkeer. Om de luchtkwaliteit te verbeteren zijn naast het Besluit luchtkwaliteit 2005, een groot aantal wetten, besluiten en regels gericht op het verminderen van de emissies uit bronnen. Uit prognoses van het Milieu en Natuur Planbureau blijkt dan ook dat de luchtkwaliteit in de Rijnmond de komende jaren dusdanig zal verbeteren, dat op veel, maar niet álle plaatsen aan de normen wordt voldaan. In de autonome ontwikkeling in 2020 wordt naar verwachting in Hoek van Holland en op de bestaande Maasvlakte/Europoort de 24-uurgemiddelde norm voor fijn stof nog overschreden. De overschrijdingen beperken zich hier naar verwachting tot het gebied op en in de directe omgeving van de bedrijventerreinen, terwijl op de huidige woonlocaties bij Hoek van Holland sprake is van een zeer kleine en onzekere overschrijding. Langs de vaarwegen en de A15/A4 wordt in 2020 eveneens een overschrijding van de normen verwacht voor NO 2 (jaargemiddelde) en PM 10 (24-uurgemiddelde). Prognoses voor de jaren na 2020 ontbreken. Ondanks dat er vanuit gegaan mag worden dat door de aanscherping van het bronbeleid de achtergrondconcentraties ook na 2020 dalen, is er in dit MER vanuit Eindconcept oktober 2006

34 gegaan dat de achtergrondconcentraties in 2033 gelijk zijn aan die in De reden hiervoor is dat de omvang van deze daling onbekend is. Relevante kentallen zijn opgenomen in de Bijlage Luchtkwaliteit. Het HbR werkt met veel partners samen om regelgeving voor luchtkwaliteit te implementeren en de luchtkwaliteit te verbeteren. Het Rotterdamse actieprogramma lucht, dat het HbR onder andere samen met de DCMR en de gemeente Rotterdam uitvoert, kent tal van maatregelen om de emissies bij bronnen te verminderen. Maatregelen met een hoge prioriteit zijn het realiseren van walstroomvoorzieningen voor de binnenvaart, het verbeteren van emissies van de eigen vaar- en voertuigen en het stimuleren van innovaties en marktontwikkelingen. Eindconcept oktober 2006

35 Figuur3.3: Jaargemiddelde concentratie NO 2 in µg NO 2/m 3 Figuur 3.4: Jaargemiddelde concentratie PM 10 in µg PM 10/m 3 Eindconcept oktober 2006

36 Depositie Een deel van de in de atmosfeer aanwezige stoffen lost op in water en komt met de neerslag in de bodem of in het oppervlaktewater terecht. Dit wordt (zure) depositie genoemd. De bodem bevat van nature stoffen die zuren verwerken. Zodra deze buffercapaciteit op is, verzuurt de bodem. In de Nederlandse kustduinen zijn vooral de kalkarme duingraslanden en duinvalleien gevoelig voor verzuring door een lage buffercapaciteit. In de omgeving zijn gebieden bij Voornes duin, Hoek van Holland en Ter Heijde gevoelig voor deze depositie waarbij onder andere nitraat en giftige metalen vrijkomen. Nitraat zorgt voor vermesting van bodem en water. Voor de genoemde locaties is alleen de NO 2 depositie bepaald. Het effect van NO 2 -depositie is namelijk dominant ten opzichte van SO 2 -depositie omdat NO 2 -depositie niet alleen via het aantasten van de buffercapaciteit verzurend werkt, maar daarnaast een direct bemestend effect uitoefent. Bovendien zijn de depositiehoeveelheden van NO 2 groter vanwege de beperkte immissie van SO 2. Er is een nationaal en internationaal bronbeleid ingezet om de zure depositie te beperken. Dit beleid richt zich op het beperken van emissies door het verkeer en de landbouw. Sinds de jaren negentig zijn de hoge depositieniveaus van NO x in de duinen van Voorne en Goeree geleidelijk gedaald tot à mol per hectare per jaar in de huidige situatie. De autonome doelstelling voor de depositie van NO x is mol per hectare in In 2020 en 2033 wordt alleen bij Ter Heijde een lichte overschrijding van deze norm verwacht. 3.7 Externe veiligheid Industriële activiteiten in het havengebied en het transport van gevaarlijke stoffen brengen risico s met zich mee voor de veiligheid van individuen en groepen mensen. Ongevallen met gevaarlijke stoffen kunnen leiden tot de dood van personen die zich in de omgeving van het ongeval bevinden. Er is hierbij onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een activiteit bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met die activiteit. Het PR geeft vooral zicht op het aspect kans, terwijl het GR vooral invulling geeft aan het aspect effect. Dit laatste geeft aan wat de kans is op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers in de omgeving van de risicovolle activiteit. Het aantal personen dat in de omgeving van die activiteit verblijft, bepaalt mede de hoogte van het GR. Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg is er in de huidige situatie alleen een knelpunt voor het PR van enkele woningen in Smitshoek, ter hoogte van het knooppunt Vaanplein. Deze woningen worden in verband met de realisatie van Carnisserpark gesloopt. In de autonome ontwikkeling doen zich dan ook geen knelpunten meer voor. In 2020 ontstaat als gevolg van het groeiende transport van brandbare gassen en toxische vloeistoffen over de weg een knelpunt voor het GR in Carnisselande, nabij knooppunt Vaanplein. Doordat het Rijk met vervoerders in het Convenant LPG Autogas afspraken heeft gemaakt om tankauto s te voorzien van een beveiligde coating, wordt de oriëntatiewaarde voor GR in 2020 niet meer overschreden. In 2033 ontstaat hier in de autonome ontwikkeling toch een knelpunt als gevolg van de toegenomen hoeveelheid transport over de weg. Eindconcept oktober 2006

37 Op een aantal locaties bij Hoogvliet, Rozenburg en Pernis liggen de contouren van het PR dicht bij de woonbebouwing. Dit beperkt zowel de ruimtelijke ontwikkelingen op deze locaties als de eventuele uitbreiding van bestaande bedrijven. Gebaseerd op toekomstverwachtingen over de invulling van de huidige Maasvlakte zullen de plaatsgebonden risicocontouren ten opzichte van de huidige situatie toenemen. Van overschrijding van normen voor omwonenden is echter geen sprake. De externe veiligheid als gevolg van scheepvaartverkeer wordt bepaald door de nautische veiligheid. De huidige kans op verkeersongevallen op het water wordt in de autonome ontwikkeling niet groter. Op basis van afspraken die zijn vastgelegd in het Havenmeesterconvenant [ref.], moeten bij toenemend nautisch verkeer maatregelen worden getroffen om de kans op een ongeval te beperken tot minimaal het huidige niveau. Het gaat hier om bijvoorbeeld het verbeteren van de communicatie om scheepvaartverkeer in de haven te begeleiden. 3.8 Water De waterkwaliteit in de Nieuwe Waterweg wordt vooral bepaald door de kwaliteit van het bovenstroomse rivierwater en lozingen van bedrijven. In de havenbekkens van de huidige Maasvlakte wordt de waterkwaliteit vooral beïnvloed door de lozingen van bedrijven en de getijdenwerking. Bij de lozingspunten vormt zich een mengzone, waarbinnen de kwaliteit van het water, en in sommige gevallen ook van de waterbodem, de normen kan overschrijden. In 2004 zijn de nationale waterkwaliteitsnormen overschreden voor organotin-, fosfor en koperverbindingen. Voor de autonome ontwikkeling is de Kaderrichtlijn Water (KRW) van belang. De KRW schrijft voor dat in het Havengebied uiterlijk in 2015 een goede watertoestand wordt bereikt. Dat betekent dat naast een goede chemische toestand ook een goede ecologische toestand moet worden bereikt. Hiertoe worden in het hele stroomgebied van Maas en Rijn een groot aantal maatregelen genomen. In de autonome ontwikkeling verbetert de waterkwaliteit door het verminderen van het aantal industriële lozingen, door het verbeteren van de kwaliteit van het lozingswater van zuiveringsinstallaties en door de reductie van diffuse verontreinigingen. Uitgangspunt is een afname van de stofvracht; in 2020 een reductie van 25% van het niveau in 2004 en in 2033 een reductie van 50%. Hoewel de emissie van organotinverbindingen in de autonome ontwikkeling naar verwachting minder wordt, blijft de aanwezigheid van organotin in het oppervlaktewater ook in de autonome ontwikkeling een knelpunt. Organotin wordt nu nog geregeld toegepast in antifouling, een aangroeiwerende verf voor zeeschepen. Op grond van Europese regelgeving is het gebruik binnen Europa aan banden gelegd. De haven wordt echter ook door een groot aantal schepen van buiten Europa bezocht. Een verdrag van de International Maritime Organisation (IMO), dat het gebruik van organotin verbiedt, is nog niet door alle landen ondertekend. Ondanks de geleidelijke afname blijft de concentratie organotin in 2020 en 2033 naar verwachting boven de wettelijke norm. De concentraties van fosfor en koper zakken in de autonome ontwikkeling als gevolg van het gevoerde bronbeleid onder de normen. Koelwaterlozing in de Noordzee door de elektriciteitscentrale op de huidige Maasvlakte en de beperkte lozing van warm water door vier bedrijven in de havenbekkens van de Eindconcept oktober 2006

38 Maasvlakte veroorzaakt geen knelpunten. Door de hoge opnamecapaciteit van de Noordzee, als gevolg van waterstromingen langs de kust en door de opnamecapaciteit van de havenbekkens op de Maasvlakte, zal de thermische waterkwaliteit ook in de autonome ontwikkeling in 2020 en 2033 goed blijven, zelfs met de voorziene uitbreiding van energiecentrales en de toename van warmwaterlozingen door bedrijven. Om bij te dragen aan de verbetering van de waterkwaliteit zet het HbR het beleid en de projecten gericht op sedimentmanagement (POR I en II) de komende jaren actief voort. Daarbij zal de aandacht meer uitgaan naar de implementatie van de Europese kaderrichtlijn Water. 3.9 Licht Industrie, infrastructuur en glastuinbouw leiden in de omgeving van het huidige havenen industriegebied tot directe inval van kunstlicht op donkere plaatsen en tot een lichtwaas, die ontstaat door verstrooiing en reflectie van licht in de atmosfeer. In de autonome ontwikkeling neemt de zichtbaarheid van de lichtwaas in de omgeving toe door de volledige vulling van de huidige Maasvlakte en door de ontwikkeling van belichte glastuinbouw in de omgeving. Een wettelijk kader hiervoor is niet voorhanden; er zijn geen normen waaraan kan worden getoetst. Er wordt dan ook vanuit gegaan dat zich geen knelpunten ontwikkelen. Ondanks het ontbreken van normen zet het HbR zich in om lichthinder naar de omgeving te beperken Natuur In de omgeving van de huidige Maasvlakte bevinden zich een aantal beschermde natuurgebieden te weten de Kapittelduinen (Delflandse kust tussen Ter Heijde en Nieuwe Waterweg), de duinen van Voorne, de duinen van Goeree en de Voordelta. Hierin zijn belangrijke natuurwaarden aanwezig. Vooral de duingebieden van Voorne en Goeree zijn floristisch goed ontwikkeld. Hier zijn natte duinvalleien (habitattype 2190) en droge duingraslanden (prioritair habitattype 2130) te vinden. Deze habitats zijn gevoelig voor zure depositie. Hier komt ook de Nauwe korfslak voor. Dit slakje is beschermd op grond van de Habitatrichtlijn. In de Duinen van Voorne, langs het Oostvoornse Meer en ten zuiden van het Krabbeterrein komt bovendien de Groenknolorchis voor. Deze hogere plantensoort is strikt beschermd op grond van de Habitatrichtlijn en de Flora- en faunawet. Voor Voornes Duin zijn daarnaast instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd voor drie vogelsoorten; de Geoorde fuut, Aalscholver en Lepelaar. Eindconcept oktober 2006

39 Figuur 3.5: De duinen van Voorne. Het gebied ten zuiden van de Maasvlakte heeft het karakter van een getijdengebied. Bij eb ontstaat een droogvallend intergetijdengebied met platen en slikken die belangrijk zijn voor foeragerende en rustende kust- en zeevogels. De platen ten zuiden van de Maasvlakte worden ook door zeehonden gebruikt als rustplek. In de Voordelta worden de wettelijk beschermde Gewone zeehonden, Grijze zeehonden en Bruinvissen regelmatig waargenomen. Er is een Beheerplan Voordelta in voorbereiding dat moet leiden tot een toename van het aantal Gewone en Grijze zeehonden in de Voordelta. In de afgelopen 20 jaar zijn er in het Brielsche Gat schorren ontstaan. Ook bevinden zich in het gebied stranden, deels in de vorm van brede, aangroeiende stranden. In het zuidelijk deel van de Haringvlietmond zullen door de aanpassing van het spuibeheer van de Haringvlietsluizen enkele geulen dieper worden. Op de Maasvlakte zijn de Vogelvallei en het Krabbeterrein begroeid met beschermde plantensoorten. Daarnaast heeft zich op de huidige Maasvlakte op andere braakliggende terreinen spontaan natuur ontwikkeld. Deze terreindelen en het Krabbeterrein worden in de autonome ontwikkeling in gebruik genomen. Ook het baggerspeciedepot Papegaaienbek biedt in de huidige situatie ruimte aan tijdelijke natuur. In de autonome ontwikkeling is dit terrein ingericht als haven- en industriegebied. De Vogelvallei blijft ook op de wat langere termijn in stand. Het baggerspeciedepot de Slufter wordt in de autonome ontwikkeling ingericht ten behoeve van recreatie en natuur. Voor het omgaan met tijdelijke natuur op braakliggende terreinen hanteert het HbR het scenario beheren en regisseren. Insteek is dat een braakliggend terrein tot de uitgifte met rust wordt gelaten en wordt gescand op beschermde soorten (havenscan). Indien zich hier beschermde soorten bevinden, kan ruim van te voren een ontheffingsaanvraag voor de Flora- en Faunawet worden ingediend. Om een herplantplicht te voorkomen worden alleen bomen actief beheerd. De omgeving van de Maasvlakte is verder van belang voor diverse soorten broedvogels en wintergasten. In de autonome ontwikkeling neemt het aantal broedvogels af, door de verdere ingebruikname van de huidige Maasvlakte. Daarnaast komen in de omgeving diverse landzoogdieren, reptielen, amfibieën, dagvlinders, sprinkhanen, krekels en libellen voor. Een aantal soorten uit deze groepen is beschermd op grond van de Floraen faunawet en/of op grond van de Habitatrichtlijn. Het gaat hierbij om de Rugstreeppad en de Zandhagedis. De Rugstreeppad komt het meest voor in het havengebied, met name in nog niet in gebruik genomen terreinen met lokale poelen en in de duinen komt de Rugstreeppad vooral voor in en rond natte duinvalleien. De Zandhagedis komt algemeen voor in de drie duingebieden en op de Maasvlakte is de zandhagedis Eindconcept oktober 2006

40 aangetroffen aansluitend op de Brielse Gatdam en op de zeewering van de huidige Maasvlakte. Lokaal kan leefgebied van deze soorten verdwijnen door de uitgifte van terreinen op de huidige Maasvlakte. Het HbR draagt bij aan de invulling van ecologisch beheer en aan de aanleg van natuurvriendelijke oevers of ecologische stapstenen in het havengebied. Bouwen met natuur wordt toegepast, om de haven een groene uitstraling te geven zonder dat dit een belemmering oplevert voor de haven en aanwezige industrie. Indien zich kansen voor natuur voordoen, worden deze, indien zinvol, ook benut. Het HbR heeft een regierol bij het zoeken naar geschikte plekken voor actieve natuurontwikkeling. Indien natuur op termijn als gevolg van havenontwikkelingen moeten wijken, dan spant het HbR zich in om de aanwezige natuur waar mogelijk te ontzien en te mitigeren Landschap Het karakter van de Rotterdamse haven wordt in de huidige situatie en autonome ontwikkeling bepaald door de aanwezigheid van schepen, (container)kranen, chemische installaties en olietanks. Het is een reusachtig industrieel complex dat over een lengte van bijna 40 kilometer is te horen, te zien en te ruiken. De huidige Maasvlakte ligt als een vooruitgeschoven post in zee en is door haar afwijkende vorm en zichtbare havenfunctie als zodanig vanuit zee herkenbaar. De Maasvlakte ligt bovendien op de grens van drie verschillende landschapsvormen: het zeelandschap, het noordzeekustlandschap en het estuariumlandschap. In de autonome ontwikkeling zal het silhouet van de huidige Maasvlakte steeds duidelijker zichtbaar worden als gevolg van het steeds verder in gebruik raken van de haven- en industrieterreinen. De verhoudingen tussen zicht op open zee, havenlandschap en het natuurlijke landschap van duinen en strand blijven in de autonome ontwikkeling ongewijzigd. Figuur 3.6: Zicht op de Maasvlakte vanaf zee Recreatief medegebruik De hele kustzone en ook de omgeving van de huidige Maasvlakte vormen een belangrijk recreatief gebied. Grote aantallen recreanten bezoeken het strand en de haven. Op de Maasvlakte is (tijdelijk) ruimte voor buitensporten: bijvoorbeeld ultra-light vliegen, deltavliegen of parapente. Door de geplande uitgifte van braakliggende terreinen verdwijnt een deel van deze tijdelijke locaties voor de actieve buitensporten. De mogelijkheden voor watergerelateerde buitensporten zoals kite-surfen, surfen en Eindconcept oktober 2006

41 sportvissen maar ook strandbezoeken blijven in 2020 en 2033 gegarandeerd. Het circa 22 hectare grote strand ten zuidwesten van de Slufter blijft hier een belangrijke rol in spelen. De waarde voor intensieve recreatieve op het strand bij Oostvoorne neemt af door veranderde stromingscondities. De waarde van dit gebied voor extensieve natuurgerichte recreatie neemt daardoor juist toe. De recreatieve waarde in de hele regio zal op grond van regionaal ruimtelijk en recreatief beleid worden versterkt door het aanleggen van recreatieve accenten, zoals routes en informatievoorzieningen. Voor de havengebonden recreatie speelt het security-beleid van de haven en van individuele bedrijven in de autonome ontwikkeling een belangrijke rol, waardoor niet alle terreinen en havenlocaties meer vrij toegankelijk zijn Overzicht van knelpunten In de volgende tabel is een overzicht opgenomen van de knelpunten die zich in de huidige situatie en in 2020 en 2033 voordoen. Eindconcept oktober 2006

42 Tabel 3.1: Overzicht van knelpunten in de huidige situatie en autonome ontwikkeling. Knelpunt Huidige situatie Getroffen maatregelen Autonome ontwikkeling 2020 Autonome ontwikkeling 2033 Verkeer en vervoer Bereikbaarheid wegverkeer A15 en A4 in Uitbreiding A15 en A4. Bereikbaarheid A15 en A4 in het achterland. Bereikbaarheid A15 en A4 in het achterland. het achterland. Geluid woningen met Reduceren woningen met woningen met geluidbelasting hoger dan eindcontour door geluidbelasting hoger dan geluidbelasting hoger dan 50dB(A) door nieuwe en stille 50dB(A). 50dB(A). industrielawaai. installaties woningen met geluidbelasting hoger dan 50 db(a) door wegverkeer. Bronbeleid woningen met hogere geluidbelasting dan 50 db(a) woningen met hogere geluidbelasting dan 50 db(a). 500 woningen met Bronbeleid en woningen met 270 woningen met geluidbelasting hoger dan maatregelen geluidbelasting hoger dan geluidbelasting hoger dan 57 db(a) door spoorbruggen. 57 db(a). 57 db(a). spoorwegverkeer. Lucht Overschrijding van Bronbeleid. Overschrijding normen Overschrijding normen normen voor NO 2 en PM 10 op aantal plaatsen in de PM 10 bij Hoek van Holland PM 10 bij Hoek van Holland en Maasvlakte/ Europoort en Maasvlakte/ Europoort regio. en voor NO 2 en PM 10 op aantal plaatsen langs en voor NO 2 en PM 10 op aantal plaatsen langs vaarwegen en de A15/A4. vaarwegen en de A15/A4. Overschrijding norm Bronbeleid Lichte overschrijding Lichte overschrijding depositie NO 2 in duinen norm depositie NO 2 op de norm depositie NO 2 op de van Voorne en Goeree. locatie bij Ter Heijde. locatie bij Ter Heijde. Externe veiligheid Overschrijding norm plaatsgebonden risico enkele woningen bij knooppunt Vaanplein. Sloop woningen. Geen knelpunten. Geen knelpunten. Overschrijding oriëntatiewaarde groepsrisico enkele woningen bij knooppunt Vaanplein. Water Overschrijding normen chemische waterkwaliteit voor organotin-, forfor en koperverbindingen. Convenant LPG Tankwagens Geen knelpunten. Overschrijding oriëntatiewaarde groepsrisico enkele woningen bij knooppunt Vaanplein. Bronbeleid Overschrijding normen Overschrijding normen voor organotin. voor organotin. Licht Geen knelpunten. - Geen knelpunten. Geen knelpunten. Natuur Geen knelpunten. Inspanningsverplichting Geen knelpunten. Geen knelpunten. om instandhoudingsdoelstellingen te waarborgen. Landschap Geen knelpunten. - Geen knelpunten. Geen knelpunten. Recreatief medegebruik Geen knelpunten. - Geen knelpunten. Geen knelpunten. Eindconcept oktober 2006

43 Eindconcept oktober 2006

44 4 RANDVOORWAARDEN, UITGANGSPUNTEN EN AMBITIES 4.1 Inleiding Het ruimtelijk ontwerp van Maasvlakte 2 wordt gestuurd door randvoorwaarden, uitgangspunten en ambities. Zij vormen de kaders waaraan de voorgenomen inrichting en gebruik uiteindelijk worden getoetst. In dit hoofdstuk is aangeven wat die kaders zijn. Deze kaders verschillen in hardheid: Randvoorwaarden beschrijven de grenzen en geeft het kader aan waaraan de voorgenomen ontwikkeling minimaal moet voldoen; Uitgangspunten beschrijven het vertrekpunt van de ontwikkeling en geven het kader aan waarbinnen de voorgenomen ontwikkeling tot stand komt; Ambities geven naast de randvoorwaarden en uitgangspunten aan waarnaar wordt gestreefd. Daarmee wordt een kader aangereikt om tot een betere invulling van de voorgenomen ontwikkeling te komen. Hier gaat het om de gezamenlijke ambities van het HbR en de gemeente Rotterdam. Afsluitend is een samenvattend overzicht opgenomen van alle randvoorwaarden, uitgangspunten en ambities. 4.2 Randvoorwaarden Algemeen Randvoorwaarden geven aan waar de ontwikkeling van Maasvlakte 2 moet voldoen op grond van wet- en regelgeving en de PKB PMR. Eerst zijn de algemene randvoorwaarden in het kort beschreven. In de paragrafen daarna komen de relevante randvoorwaarden per thema aan bod. In hoofdstuk 7 van dit MER zijn de alternatieven voor de inrichting en het gebruik van Maasvlakte 2 getoetst aan deze randvoorwaarden. Wet- en regelgeving Uiteraard dient de ontwikkeling van Maasvlakte 2 aan alle vigerende wet- en regelgeving op Europees, Rijks, provinciaal en lokaal niveau te voldoen. PKB PMR Daarnaast geldt de PKB PMR als algemene randvoorwaarde voor de ontwikkeling van Maasvlakte 2. In de PKB PMR 2006 heeft het kabinet 25 beslissingen van wezenlijk belang (bwb s) verwoord die kaderstellend zijn voor het Project Mainportontwikkeling Rotterdam. Specifiek voor de inrichting en het gebruik van Maasvlakte 2 zijn vijf van deze bwb s onderscheiden: 1. Het haven- en industrieterrein mag een netto omvang hebben van ten hoogste 1000 hectare. 2. De landaanwinning moet ruimte bieden aan deepsea gebonden activiteiten, zoals grootschalige container op- en overslag en direct gerelateerde distributieactiviteiten. Daarnaast mag de landaanwinning eventueel ruimte bieden aan grootschalige deepsea gebonden chemie. 3. Het moet mogelijk blijven dat zich, onder bijzondere omstandigheden en op basis van een zorgvuldige afweging, andere dan de hiervoor genoemde activiteiten op de landaanwinning vestigen. Eindconcept oktober 2006

45 4. De landaanwinning moet worden ingericht, geëxploiteerd en beheerd volgens de principes van een duurzaam bedrijventerrein. Bij het streven naar de optimalisering van de bereikbaarheid van de landaanwinning streeft de overheid naar een maximalisering van de groeikansen van relatief duurzame en milieuvriendelijke vervoerstechnieken, zoals het vervoer over water en spoorvervoer. 5. De negatieve milieueffecten van het uiteindelijke ontwerp mogen niet groter zijn dan de milieueffecten van de twee referentieontwerpen, zoals geïnventariseerd in de strategische milieubeoordeling. Bovengenoemde bwb s zijn verankerd in de doelstelling van Maasvlakte 2, zoals beschreven in hoofdstuk 2. Voor de uitwerking van de vijf relevante bwb s, specifiek voor Maasvlakte 2, hebben het Rijk, de gemeente Rotterdam en het HbR een uitwerkingsovereenkomst (UWO) gesloten. Deze inhoud van de PKB PMR 2006 en van deze UWO is overgenomen in de randvoorwaarden die hierna zijn beschreven. Flexibiliteit en clustering door afstemming op marktvraag De ontwikkeling van hectare haven- en industrieterrein vindt plaats in fasen, inspelend op de feitelijke ontwikkeling van de vraag naar haven- en industrieterreinen. Deze voorwaarde vereist een zekere mate van flexibiliteit in de planvorming. Op Maasvlakte 2 moeten de mogelijkheden voor clustering van bedrijfsactiviteiten en de groei van deze clusters bovendien gewaarborgd blijven. De randvoorwaarde van fasering is verankerd in de PKB PMR 2006, maar is specifiek voor de aanleg van de landaanwinning uitgewerkt in het MER Aanleg. De marktvraaggestuurde en daarmee gefaseerde ingebruikname van haven- en industrieterreinen is bevestigd in de UWO. Ruimte voor deepsea-gebonden activiteiten In de bwb s is vastgelegd dat Maasvlakte 2 moet voldoen aan de belangrijkste vestigingsvoorwaarden voor grootschalige containeroverslag en distributie en dat daarnaast de vestiging van chemie mogelijk moet zijn. Daarnaast moet voldoende ruimte worden geboden om eventueel andere activiteiten toe te laten die in Bestaand Rotterdams Gebied niet meer mogelijk zijn. In de UWO is vastgelegd dat bij het overwegen van vestiging van andere activiteiten op Maasvlakte 2 de afwegingsaspecten, zoals omschreven in de PKB, moeten worden betrokken. Daarbij worden de activiteiten beoordeeld op beschikbaarheid van alternatieve locaties, winst voor de kwaliteit van de leefomgeving elders, te behalen clustervoordelen, overblijvende ruimte voor deepsea-activiteiten en het doorberekenen van de integrale kostprijs. Duurzame inrichting, exploitatie en beheer De inrichting en exploitatie van terreinen is gericht op clustering van activiteiten zodat optimale mogelijkheden ontstaan voor het beperken van vervoersstromen, voor een uit milieuoogpunt zo gunstig mogelijke modal split en voor uitwisseling van faciliteiten, grondstoffen en eindproducten. Het streven is daarbij gericht op een lager percentage wegvervoer dan bij de autonome ontwikkeling van de huidige terminals. De bedrijventerreinen moeten tevens intensief worden benut en voldoen aan de vigerende eisen voor energiegebruik, geluidproductie, uitstoot van stoffen, lozingen en externe veiligheid. Eindconcept oktober 2006

46 4.2.2 Verkeer en vervoer Geluid Gegarandeerde bereikbaarheid Voor verkeer en vervoer gelden geen randvoorwaarden op basis van wetgeving. Wel is er jurisprudentie ten aanzien van bereikbaarheid. Hierdoor is de randvoorwaarde gesteld dat een plan alleen doorgang kan vinden als de goede bereikbaarheid is te garanderen [ref.]. Veilig en milieuvriendelijk achterlandtransport In de UWO is vastgelegd dat er op Maasvlakte 2 voldoende mogelijkheden moeten zijn voor een gunstige verdeling van vervoerwijzen (modal split) waarbij vervoer over water en spoor voorrang krijgt boven wegvervoer. De hoeveelheid wegverkeer van en naar Maasvlakte 2 moet dermate beperkt zijn zodat de verkeersintensiteiten niet ongunstiger worden dan beschreven in de SMB PMR. Dit is conform de eerder genoemde bwb nummer 5. Duurzame inrichting van de hoofdinfrastructuurbundel Wat betreft de inrichting moet de strook voor de bovengrondse en ondergrondse ontsluiting van Maasvlakte 2 voldoende ruimte bevatten voor alle infrastructuurvoorzieningen. Deze hoofdinfrastructuurbundel moet voldoen aan normen voor (externe) veiligheid en milieu en weginfrastructuur en moet voldoen aan het principe duurzaam veilig waarnaar het Rijk, de provincies en alle gemeenten streven. Voor alle modaliteiten moet verder een probleemloze aansluiting op de bestaande infrastructuur worden gerealiseerd en dienen er voldoende voorzieningen te zijn om evacuatie binnen een voor de regionale brandweer acceptabele tijd mogelijk te maken. Normen maximale geluidbelasting Randvoorwaarden voor de maximale geluidbelasting zijn verankerd in de Wet geluidhinder. Centraal in deze wet staan de geluidzones rond of langs een geluidsbron waarvoor normen gelden. Voor industrielawaai mag de geluidbelasting als gevolg van bedrijven bij woningen niet meer dan 50 db(a) bedragen. Hiertoe is rond haven en industrieterreinen een zonecontour vastgesteld. Voor woningen gelegen binnen de zonecontour voor industrielawaai zijn door de Minister van VROM hogere grenswaarden vastgesteld, de zogenaamde maximaal toelaatbare geluidswaarden (MTG's). Deze waarden mogen niet worden overschreden. Als gevolg van wegverkeer mag de maximale geluidbelasting bij woningen ook niet meer dan 50 db(a) bedragen en voor spoorwegverkeerslawaai geldt een maximale geluidbelasting van 57 db(a). Op 1 januari 2007 treedt de gewijzigde Wet geluidhinder in werking. Hoewel het systeem van grenswaarden blijft bestaan, geeft de nieuwe wet uitvoering aan het beleidsvoornemen om de Europees geharmoniseerde dosismaat L DEN zo breed mogelijk in te voeren in de geluidregelgeving voor wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Voor scheepvaartverkeer, laagfrequent geluid en de cumulatie van geluid bestaan geen voorgeschreven rekenmethoden of wettelijke normen. In de nieuwe wet wordt naar verwachting een voorstel opgenomen voor de cumulatie van geluid. Maximale ruimte binnen geluidcontour haven- en industriegebied In het Geluidconvenant Rijnmond-West is door ondernemers, bestuurders en het HbR de maximale geluidbelasting afgesproken die bedrijven in het havengebied mogen Eindconcept oktober 2006

47 4.2.4 Lucht produceren. Dit levert een 50 db(a) contour op waarbinnen zich maximaal woningen mogen bevinden. Deze afspraak is voor het HbR een randvoorwaarde voor de ontwikkeling van Maasvlakte 2. Normen luchtkwaliteit In het Besluit Luchtkwaliteit 2005 (BLK 2005) is kaderrichtlijn 96/62EG van de Europese Unie uitgewerkt. Deze Europese richtlijn stelt normen aan de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit. Twee dochterrichtlijnen stellen grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood en voor benzeen en koolmonoxide in de lucht. Deze grenswaarden, die zijn overgenomen in het BLK 2005, zijn opgenomen in het hoofdstuk Lucht in het Effectrapport bij dit MER. In bestaande situaties moeten bestuursorganen maatregelen treffen om te bewerkstelligen dat overschrijding of dreigende overschrijding van een grenswaarde zo spoedig mogelijk wordt beëindigd of zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het Besluit biedt de mogelijkheid om nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken in gebieden waar de normen al worden overschreden. Die ontwikkelingen kunnen doorgaan als de concentratie niet verder verslechtert of mogelijk zelfs verbetert. Indien de kwaliteit beperkt verslechtert, kan de ontwikkeling doorgang vinden als de situatie door extra maatregelen of door een rechtstreeks optredend gunstig effect van de ontwikkeling per saldo verbetert. In het Effectrapport wordt deze saldobenadering verder toegelicht. Voor Maasvlakte 2 betekent dit in eerste instantie dat de negatieve bijdrage aan de luchtkwaliteit in overschrijdingsgebieden volledig teniet moeten worden gedaan en moet worden voorkomen dat nieuwe overschrijdingsgebieden ontstaan. Indien volledige compensatie niet (overal) mogelijk is, zullen maatregelen worden getroffen om de kwaliteit in ieder geval per saldo te verbeteren. Vooralsnog is voor de realisatie en het gebruik van Maasvlakte 2 uitgegaan van het BLK Op dit moment is er echter een voorstel voor wijziging van de Wet Milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in behandeling bij het Tweede (en Eerste) Kamer. Zodra deze wetswijziging in werking is getreden, zullen besluiten aan deze nieuwe wet moeten worden getoetst. Voor depositie zijn geen wettelijke grenswaarden vastgesteld. Wel is het effect van depositie meegenomen in de effectbeoordeling voor het thema natuur. Voor de relevante habitattypen (zie paragraaf 3.6) zijn ecologische grenswaarden beschikbaar voor NO 2 -depositie. Voor SO 2 -depositie en de totale zure depositie ontbreken deze. Tevens wordt momenteel in Brussel het besluitvormingstraject over het voorstel voor de Richtlijn Ambient air quality and cleaner air for Europe doorlopen. Op 26 september 2006 heeft het Europees Parlement (EP) in 1 e lezing gestemd en het voorstel van de Europese Commissie op een aantal punten aangepast. De meest relevante aanpassingen betreffen zijn: het versoepelen van de 24-uurgemiddelde norm voor PM 10 naar maximaal 55x overschrijdingen; het aanscherpen van de jaargemiddelde grenswaarde voor PM 10 naar 33 µg/m 3 te halen op 1 jan 2010; Eindconcept oktober 2006

48 een streefwaarde voor PM 2,5 van 20 µg/m 3 in 2010, die na evaluatie wellicht een grenswaarde wordt te halen op 1 jan 2015; het verruimen van de termijn naar 1 januari 2014 waarop de jaargemiddelde grenswaarde voor NO 2 van 40 µg/m 3 moet worden gehaald; het halen van de normen hoeft niet te worden bepaald op de volgende locaties: - overal waar geen meetpunten staan (conform de criteria van de richtlijn); - in gebieden waar het publiek geen toegang heeft of die niet-bewoond zijn of niet-permanent bewoond zijn; - op bedrijventerreinen of bij industriële installaties waar alle relevante voorzieningen gericht op gezondheid en veiligheid ter bescherming van de werkplek gelden en waar het publiek geen toegang heeft; - op wegen, verkeerspleinen en centrale reserveringen van (snel)wegen; - in gebieden waar het algemene publiek niet direct of indirect gedurende een significante periode wordt blootgesteld. Deze punten en de overige aangenomen wijzigingen worden in het Effectrapport nader toegelicht. Door de duidelijke verschillen van mening tussen de Europese instanties is vooralsnog niet duidelijk wat het eindresultaat van dit besluitvormingstraject en daarmee de toekomstige wettelijke eisen voor projecten zullen zijn. Gelet op de lange periode van realisatie en in gebruik name van Maasvlakte 2, zullen deze ontwikkelingen nadrukkelijk onderdeel uitmaken van het evaluatie- en monitoringsprogramma behorend bij dit MER. National Emission Ceilings Naast de milieu-eisen waar individueel lokaal aan moet worden voldaan, mag in de toekomst voor een aantal emissies naar de lucht een landelijk totaal niet worden overschreden. De landelijke totalen zijn in Europees verband vastgesteld onder de naam National Emission Ceilings (NEC-plafonds). Het betreft hier de uitstoot naar de lucht van CO 2, NO x, SO 2, koolwaterstoffen en in een later stadium ook fijn stof. De plafonds voor NO x, SO 2 en koolwaterstoffen gaan gelden voor In algemene zin gelden de NEC-plafonds voor nieuwe bedrijfsvestiging op Maasvlakte 2. In het merendeel van de gevallen zal de extra bijdrage aan de landelijke plafonds door de nieuwe bedrijfsvestiging maar een verwaarloosbaar klein gedeelte zijn van het totale plafond. Bij de vergunningverlening wordt getoetst aan de laatste inzichten op het gebied van milieu. Voor emissies naar de lucht houdt dit in dat wordt vergund conform de strengste stand der techniek. Indien er sprake is van overschrijding van een landelijk NEC-plafond, en de emissiebijdrage van de nieuwe bedrijfsvestiging significant is, zal een afweging worden gemaakt of en hoe te vergunnen. Op basis van de huidige inzichten is de inschatting dat de afweging, of en hoe te vergunnen, in geval van overschrijding van een NEC-plafond, enkel speelt bij SO 2. Anticiperend op de ontwikkelingen zal in overleg met het Ministerie van VROM worden gewerkt aan een afwegingskader. Hiermee worden mogelijke situaties doordacht en kan op voorhand worden aangegeven hoe wordt gehandeld. De Europese Commissie (EC) is momenteel ook nog bezig met de evaluatie en herziening van de National Emission Ceilings (NEC)-richtlijn. In deze herziening worden de maximale emissieplafonds per lidstaat voor het jaar 2020 vastgelegd (de huidige richtlijn legt, zoals eerder aangegeven, de plafonds tot 2010 vast). Het voorstel zal nieuwe emissieplafonds bevatten voor 2020, niet alleen voor SO 2, NO x, VOS s en NH 3, maar ook voor fijn stof (PM 2,5 ). De EC is voornemens deze herziening in de zomer van 2007 uit te brengen. Eindconcept oktober 2006

49 Het halen van de emissieplafonds in 2010 (en latere jaren) is om een aantal redenen van belang voor Nederland. Eén van de uitgangspunten van het Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL) is dat de plafonds worden gehaald. Dit houdt in dat de hiermee te bereiken reducties meetellen voor de saldering en in die zin een positief effect zullen hebben op de beoordeling door de Raad van State van nieuwbouwplannen en uitbreiding van wegen en industrieterreinen. Daarnaast stelt de Europese Commissie als voorwaarde voor uitstel van de luchtkwaliteitsnormen (fijn stof en NO 2 ) dat de emissieplafonds zullen worden gehaald. Verder zal de Commissie in het lopende proces van de herziening van de NEC-richtlijn bij nieuwe doelen voor 2020 laten meewegen of lidstaten hun plafonds voor 2010 al dan niet zullen halen. Tenslotte zal Nederland in gebreke worden gesteld door de Commissie als ze haar NEC-plafonds niet haalt met bijbehorende, veelal financiële consequenties. VROM zal deze ontwikkelingen dan ook meenemen in haar toekomstig beleid in combinatie met de eerdergenoemde ruimtelijke en economische ontwikkelingen. In Bijlage Lucht is nadere uitleg gegeven over de NEC-plafonds Externe veiligheid Water Risiconormen stationaire inrichtingen Door het Rijk zijn in het Besluit externe veiligheid en inrichtingen (BEVI) risiconormen vastgesteld waaraan stationaire inrichtingen zoals risicovolle bedrijven, moeten voldoen. De normen zijn opgenomen in het hoofdstuk Externe Veiligheid in het Effectrapport. Risiconormen transport gevaarlijke stoffen Voor transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het water en het spoor bestaat geen wettelijk kader, maar is de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van toepassing. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen per buisleiding zijn van toepassing de Circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen en de Circulaire Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie. De normering is opgenomen in het hoofdstuk Externe Veiligheid in het Effectrapport. Normen waterkwaliteit Het waterkwaliteitsbeheer is wettelijk geregeld in onder andere de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Wet verontreiniging zeewater en de Wet op de waterhuishouding. In deze wetten zijn geen normen vastgelegd waaraan de thermische en de chemische waterkwaliteit moet voldoen. Voor de chemische waterkwaliteit zijn voor 18 stoffen wel milieukwaliteitsnormen van de Europese Commissie vastgelegd in de richtlijn 76/464 en door het Rijk vertaald in de vierde Nota Waterhuishouding. Een volledige toelichting is opgenomen in het hoofdstuk Water in het Effectrapport. Op basis van EU-richtlijn 2002/62/EEC is het toepassen van TBT-houdende anti-fouling op Europese zeeschepen sinds 2003 is verboden. De International Maritime Organisation (IMO) heeft in 2001 een verdrag (MARPOL) opgesteld waarmee deelnemende landen eisen kunnen stellen aan zeeschepen met TBT-houdende antifouling die hun havens aandoen. Dit verdrag is nog niet door alle landen ondertekend. In Eindconcept oktober 2006

50 4.2.7 Natuur de MER is dan ook geen rekening gehouden met de ratificering van dit verdrag door alle landen. Voor koelwaterlozingen zijn normen vastgelegd in de CIW-beoordelingsystematiek warmtelozingen. Onder andere voor getijdenhavens, estuaria en voor de Noordzee zijn normen opgenomen voor een maximaal toegestane temperatuur(stijging). Van deze criteria kan, wanneer daar aanleiding toe is, gemotiveerd worden afgeweken. De normering is beschreven in het hoofdstuk Water in het Effectrapport. Voor waterkwaliteit wordt op korte termijn de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) richtinggevend. Daarin is vastgelegd dat in 2015 een goede waterkwaliteit moet zijn bereikt. Om die norm te halen worden nieuwe lozingen zijn toegestaan, zolang de toestand van het waterlichaam (goed of slecht) daardoor niet achteruitgaat ten opzichte van de huidige situatie. De KRW verplicht verder tot een geleidelijke beëindiging van lozingen van stoffen. De normen uit de vierde Nota Waterhuishouding worden naar verwachting eind 2006 conform de KRW aangepast. In het hoofdstuk Water van het Effectrapport is de nieuwe KRW verder toegelicht. Beschermingsregime Natuurbeschermingswet Als randvoorwaarde voor natuur geldt het natuurbeschermingsregime van de Natuurbeschermingswet. Hierin zijn de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn geïmplementeerd. Doel van die richtlijnen is het vormen van een samenhangend Europees netwerk van gebieden die van belang zijn voor de instandhouding van natuurlijke habitats en de flora en fauna: Natura Hiertoe zijn gebieden aangewezen die strikte bescherming genieten, de Speciale Beschermingszones of Natura 2000-gebieden. Plannen en projecten in of nabij dergelijke gebieden zijn alleen onder specifieke voorwaarden geoorloofd. Vooraf moet worden bepaald of de kans aanwezig is dat een plan of project op zichzelf en/of in combinatie met activiteiten die zijn voorgenomen of al plaatsvinden significante nadelige gevolgen heeft voor de beschermde habitattypen en soorten in de speciale beschermingszones. Als dat zo is, dan moet een aanvullende passende beoordeling uitwijzen of de gevolgen dusdanig groot zijn dat de natuurlijke kenmerken van het gebied worden aangetast. In dat geval moet worden bezien of er geschikte alternatieve locaties zijn of dat er dwingende redenen van groot openbaar belang zijn die het plan of project rechtvaardigen. In het kader van de PKB PMR heeft de Europese Commissie in april 2003 aangegeven, dat er inderdaad dwingende redenen van groot openbaar belang zijn die de realisatie van Maasvlakte 2 rechtvaardigen, en dat is aangetoond dat er geen alternatieve oplossingen of alternatieve locaties mogelijk zijn. Er zijn wel twee voorwaarden aan verbonden. Ten eerste moeten significante negatieve effecten voor beschermde habitattypen eerst zo veel mogelijk worden voorkomen of worden verzacht met mitigerende maatregelen. Ten tweede moeten resterende significante effecten worden gecompenseerd. In de omgeving van Maasvlakte 2 bevinden zich drie Natura 2000-gebieden: de Voordelta, Voornes Duin en de Duinen van Goeree. De duinen ten noorden van Hoek van Holland, de Kapittelduinen, zijn aangewezen als Beschermd en Staatsnatuurmonument en zijn niet aangemeld als Natura 2000-gebied. Beschermingsregime Flora- en faunawet Alle vogels, amfibieën, reptielen, vleermuizen en bijna alle overige zoogdieren zijn sinds 1 april 2002 wettelijk beschermd op grond van de Flora- en faunawet (Ffw). Datzelfde Eindconcept oktober 2006

51 4.2.8 Landschap geldt voor de Groenknolorchis. Het centrale (ecologische) criterium bij toetsing volgens de Flora- en faunawet (Ffw) is de gunstige staat van instandhouding van de betreffende soorten. Het is verboden om zonder ontheffing beschermde planten te vernietigen en beschermde dieren te doden of hun rust- of verblijfplaats te verstoren. Voor plannen en projecten die een negatief effect hebben op bepaalde soorten kan het noodzakelijk zijn een ontheffing aan te vragen voor de Ffw. Voor ontheffingen kan een uitgebreide toets verplicht zijn. Voor de beoordeling op grond van de Ffw zijn tot op heden geen algemeen geldende normen vastgelegd. In dit MER is de beoordeling gekoppeld aan de landelijke staat van instandhouding zoals deze blijkt uit de door het Minister van LNV gepubliceerde Rode Lijsten. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar het hoofdstuk Natuur in het Effectrapport. Beperkte invloed op de belevingswaarde en ruimtelijke kwaliteit In de uitwerkingsovereenkomst van de PKB PMR is een aantal randvoorwaarden gesteld voor het thema Landschap. Door realisatie van Maasvlakte 2 mag de ervaring van openheid langs de bestaande kust slechts beperkt afnemen en mogen de structuur en samenhang van het bestaande landschap slechts beperkt afnemen. De ruimtelijke kwaliteit (toekomstwaarde en belevingswaarde) van de landaanwinning moet bovendien voldoende zijn Recreatief medegebruik Voldoende recreatiemogelijkheden Als randvoorwaarden is in de uitwerkingsovereenkomst van de PKB PMR gesteld dat er voldoende recreatiemogelijkheden aanwezig moeten zijn op Maasvlakte 2. Daarbij dienen de mogelijkheden voor strandrecreatie op zijn minst hetzelfde te zijn als in de autonome ontwikkeling. Bovendien moeten de mogelijkheden voor grote en kleine watersport ongeveer gelijk blijven en moeten de mogelijkheden om de stranden op Maasvlakte 2 met de auto te bezoeken gelijk blijven. 4.3 Uitgangspunten Algemeen In deze paragraaf is het vertrekpunt van de ontwikkeling van Maasvlakte 2 beschreven en wordt zo een kader aangereikt waarbinnen de ontwikkeling tot stand komt. In de eerstvolgende paragraaf worden de algemene uitgangspunten geschetst. Daarna volgen een aantal specifieke uitgangspunten voor de thema s Verkeer en vervoer en Natuur. Voor de overige thema s bepalen de algemene uitgangspunten en de uitgangspunten van Verkeer en vervoer en Natuur het vertrekpunt. Voortzetten gevoerd beleid De algemene uitgangspunten voor de ontwikkeling van Maasvlakte 2 zijn verwoord in ruimtelijk beleid op zowel Europees, nationaal, provinciaal, regionaal en lokaal niveau. Voorbeelden daarvan zijn European Spatial Planning Directive, Nota Ruimte, Streekplan Rijnmond, ROM Rijnmond, Regionaal Aktieprogramma Luchtkwaliteit, Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020, Provinciale ruimtelijke structuurvisie, Ruimtelijk Plan van de gemeente Rotterdam, Havenplan 2020 en diverse bestemmingsplannen uit de directe Eindconcept oktober 2006

52 omgeving. Verder hanteert het HbR convenanten zoals bijvoorbeeld Visie en Durf, LPG Tankwagens en het Havenmeesterconvenant als uitgangspunt. Hierin zijn met betrokken partijen in de regio afspraken gemaakt over inspanningen om een goede leefkwaliteit na te streven. Als uitgangspunt geldt dat het beleid dat op dit moment wordt gevoerd in het havengebied wordt voortgezet, ook op Maasvlakte 2. Aanleg landaanwinning Uitgangspunt voor de inrichting en het gebruik van Maasvlakte 2 is de aanleg van een landaanwinning, aansluitend op de huidige Maasvlakte. De buitencontour van de landaanwinning wordt in één keer aangelegd en de terreinen binnen die contour worden marktvraaggestuurd gerealiseerd. Een verdere motivering over de aanleg is opgenomen in het MER Aanleg Maasvlakte 2. Doorsteekalternatief In het kader van de startnotitie van dit MER is uitgebreid onderzoek uitgevoerd naar mogelijkheden om de Referentieontwerpen, zoals gepresenteerd in de PKB en SMB PMR, te optimaliseren. Op basis hiervan is het zogenaamde Doorsteekalternatief ontwikkeld en gepresenteerd in de Startnotitie. De keuze voor dit Doorsteekalternatief is bevestigd in de Richtlijnen voor dit MER. In de Bijlage Ontwikkeling alternatieven is het Doorsteekalternatief verder toegelicht. Juiste bedrijf op de juiste plek Bedrijven kunnen zich niet lukraak op Maasvlakte 2 gaan vestigen. Het HbR hanteert bij uitgifte van terreinen een methode die erop is gericht bedrijven zo gunstig mogelijk te plaatsen in de haven. Deze methode, waarbij de gebiedskwaliteiten, clusteringskansen en de mate van milieu-efficiënt verkeer en vervoer in beeld worden gebracht, is vastgelegd in de nota Milieu op z n Plek voor de Haven (MOP-Haven). In de Bijlage Ontwikkeling alternatieven is deze methode verder toegelicht. Milieueffecten kunnen worden beperkt door de combinatie van het uitplaatsen van milieuhinderlijke bedrijven uit het bestaande haven- en industriegebied naar Maasvlakte 2 en door het inwaarts zoneren van bedrijvigheid op Maasvlakte 2. Door de excentrische ligging van Maasvlakte 2 op relatief grote afstand van woongebieden ontstaan goede kansen voor het vestigen van milieuhinderlijke bedrijven, die nu nog in het huidige havengebied gevestigd zijn. Het uitplaatsen van bedrijven biedt daarmee mogelijkheden voor de transformatie van de havens dicht bij de stad (de zogenaamde stadshavens). De locatie van diverse bedrijfsactiviteiten op Maasvlakte 2 zelf komt tot stand door te streven naar clusters van bedrijven die gelijke eisen stellen aan de omgeving. Dit uitgangspunt betekent ook, dat bedrijven of infrastructuur die de meeste overlast veroorzaken, op een zo groot mogelijke afstand van hiervoor gevoelige bestemmingen worden geplaatst. Het terrein wordt inwaarts gezoneerd, waardoor de milieueffecten van Maasvlakte 2 op de omgeving zo veel mogelijk worden beperkt. Intensief ruimtegebruik In het MOP-havengebied is vastgelegd dat wordt gestreefd naar intensivering van het ruimtegebruik. Voor de ontwikkeling van Maasvlakte 2 is dit dan ook uitgangspunt. Duurzaamheid als selectiecriterium Voor de selectie van bedrijven, die zich mogelijk vestigen op Maasvlakte 2, hanteert het HbR een aantal selectiecriteria voor duurzaamheid. Hierbij wordt bijvoorbeeld gekeken naar de modal split. Hoe groter het aandeel schoon transport, hoe beter. Daarbij wordt Eindconcept oktober 2006

53 gestreefd naar maximaal 35% van het transport over de weg. Een tweede selectiecriterium is security. In hoeverre wordt door bedrijven omgegaan met het scannen van goederen op verdachte lading en hoe wordt nagedacht over ketensecurity. Vervolgens wordt bij de selectie van bedrijven gekeken naar hun doelstellingen op het gebied van emissiebeperking door varende en stilliggende zeeschepen Verkeer en vervoer Betere bereikbaarheid over de A15 Het Rijk zet zich in voor een betere bereikbaarheid van Maasvlakte 2 over de weg door uitbreiding van de A15/N15. Hiertoe is het Tracébesluit Maasvlakte-Vaanplein als categorie 1-project opgenomen in het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport (MIT) van het Rijk. Betere bereikbaarheid over het spoor Uitgangspunt is de ingebruikname van de Betwueroute en de uitbreiding van de capaciteit op de Havenspoorlijn. Hierdoor wordt een betere bereikbaarheid van de haven gegarandeerd en ontstaat een snelle verbinding per spoor met het Duitse Roergebied. Twee havenbekkens en voldoende diepgang De natte inrichting van Maasvlakte 2 moet geschikt zijn voor ontsluiting van het gebied met zee- en binnenvaartschepen. Het gaat om de haventoegang, de ligging en oriëntatie van de vaarwegen en de havenbekkens. Uitgangspunt is dat er twee havenbekkens worden aangelegd om de benodigde kadelengte te kunnen realiseren. Bij het ontwerp is van belang welke schepen er in het gebied worden verwacht. In de volgende tabel is aangegeven van welk type schepen is uitgegaan. Tabel 4.1: Overzicht van maatgevende schepen Lengte (m) Breedte (m) Diepgang (m) Capaciteit Binnenvaartschip ,0 2,3 Feeder ,5 6, TEU Panamax , TEU Postpanamax ,9 14, TEU TEU ,0 14,5/ TEU Product tanker ,0 13, DWT Natuur Beheer- en inrichtingsmaatregelen bij de uitgifte van terreinen Voor het faciliteren en sturen van het uitgifteproces hanteert het HbR een zogenaamd gebiedsplan waarin ook weergegeven is waar natuur zijn gang kan gaan of wordt gestimuleerd. Het inrichtingsplan, dat van een lager schaalniveau is, bevat een beschouwing van activiteiten en projecten waarvoor vergunnings- en ontheffingsaanvragen moeten worden ingezet om uitgifte mogelijk te maken. Op inrichtingsplan niveau wordt bijvoorbeeld duidelijk welke mitigerende maatregelen gericht op de aanwezige natuur kunnen worden genomen. De beheer- en inrichtingsmaatregelen die hieruit volgen gelden als uitgangspunt voor de ontwikkeling. Dit proces geldt ook voor Maasvlakte 2. Eindconcept oktober 2006

54 Natuurlijk beheer van de haven In het Beheerkwaliteitsplan Groen is aangeven welke beheer- en onderhoudactiviteiten nodig zijn om het beoogde kwaliteitsbeeld en de bijpassende natuurwaarden te realiseren. Als onderdeel hiervan, voorziet het Natuurbeheersingsplan onder andere in de ontwikkeling van gedragscodes en soortbeschermingsplannen. Deze gedragscodes worden per type gebied, zoals leidingstroken en uitgeefbare terreinen, ontwikkeld en geven aan op welke wijze en binnen welke voorwaarden omgegaan wordt met de vereiste zorgplicht voor algemeen voorkomende en strikt beschermde soorten. Op basis van een door het ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode kan vooraf vrijstelling voor het moeten aanvragen van Ffw-ontheffingen worden verkregen. Voor strikt beschermde soorten waarvoor een instandhoudingsdoelstelling geldt, ontwikkelt HbR soortbeschermingsplannen, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan de landelijke, gunstige instandhouding van die soorten. In het geval van ruimtelijke ingrepen wordt met beheeractiviteiten geanticipeerd op de verstorende werking daarvan. In dat geval wordt op plekken in of rond de haven gezocht naar geschikte biotopen waarnaar de dieren of planten worden verplaatst. 4.4 Ambities In deze paragraaf zijn de gezamenlijke ambities van het HbR en de gemeente Rotterdam beschreven die een kader vormen voor de ontwikkeling van alternatieven voor de inrichting en het gebruik van Maasvlakte 2. Voordat de ambities aan de orde komen, is eerst aangegeven hoe deze ambities tot stand zijn gekomen. Afsluitend is aangegeven hoe de ambities zijn te borgen om ze daadwerkelijk te kunnen verwezenlijken. In hoofdstuk 7 van dit MER is beschreven in hoeverre de alternatieven voor de inrichting en het gebruik van Maasvlakte 2 voorzien in het verwezenlijken van de ambities In vijf stappen naar het verwezenlijken van ambities Het implementeren van ambities in de ontwikkeling van Maasvlakte 2 en het daadwerkelijk verwezenlijken van ambities vergt maatwerk en is contextgebonden. Hiertoe worden vijf stappen doorlopen: 1. Algemene Visievorming 2. Ontwikkelingsvisie voor ambities 3. Ruimtelijke Planvorming 4. Inrichting en uitgifte terreinen 5. Beheer en onderhoud terreinen Stap 1: Algemene visievorming De Algemene Visievorming over ambities is opgenomen in het Havenplan Het Havenplan 2020 is voor het hele havengebied hét ontwikkelingsraamwerk voor de komende decennia. In het Havenplan 2020 zijn zes streefbeelden opgenomen. Deze streefbeelden voor de Rotterdamse haven zijn toegelicht in paragraaf Stap 2: Ontwikkelingsvisie voor ambities Al voor het eerste ontwerpmoment van Maasvlakte 2 was het noodzakelijk om streefbeelden om te zetten in meer concrete ambities. Hiertoe zijn voor Maasvlakte 2 drie concepten ontwikkeld die richting geven aan de ontwikkeling van alternatieven. De drie concepten zijn beschreven in paragraaf Eindconcept oktober 2006

55 Stap 3: Ruimtelijke planvorming De Ruimtelijke Planvorming van Maasvlakte 2 betreft de ruimtelijke inrichting van Maasvlakte 2 naar bedrijfssector: de container-, chemie- en distributiesector en daarnaast het openbaar gebied. Deze stap is op dit moment aan de orde en komt tot uitdrukking in het bestemmingsplan waartoe in dit MER de aanzet wordt gegeven. In paragraaf is beschreven hoe de ambities kunnen worden geborgd, bijvoorbeeld in het bestemmingsplan. Stap 4: Inrichting en uitgifte terreinen Bij de inrichting en uitgifte van de terreinen, de exploitatie van Maasvlakte 2, wordt van klanten verwacht dat zij een bijdrage leveren aan het verwezenlijken van de ambities. Duurzaamheid speelt daar bijvoorbeeld een belangrijke rol in. Dit is voor het HbR een belangrijk beoordelingscriterium voor het vestigen van een klant. Aspecten die bijdragen aan een duurzame ontwikkeling van Maasvlakte 2 worden van klanten geëist en waar mogelijk contractueel vastgelegd. Stap 5: Beheer en onderhoud terreinen Zodra Maasvlakte 2 is gerealiseerd en de eerste bedrijven zich hebben gevestigd, komt het beheer en onderhoud van terreinen aan de orde. Het HbR zal zich ook dan inzetten om de ambities, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid, te realiseren door het stellen van voorwaarden in bijvoorbeeld vergunningen of in gebieds- en inrichtingsplannen. Voor Maasvlakte 2 zijn de eerste twee stappen inmiddels doorlopen en is nu de derde stap aan de orde. De vierde en vijfde stap volgen in tijd na de besluitvorming over het bestemmingsplan Stap 1: Streefbeelden voor de Rotterdamse haven De combinatie van een aantal belangrijke vestigingsfactoren hebben gezorgd dat Rotterdam nu een van de grootste havens ter wereld is. Mondiale en regionale trends en ontwikkelingen dwingen tot continue aandacht voor die waarden. Ze zijn bepalend voor de tevredenheid van klanten, de omgeving en andere belanghebbenden. De waarden zijn vervat in zes streefbeelden: de ambities op het schaalniveau van het Havenplan Het Havenplan 2020 is richtinggevend voor het lange termijnbeleid voor de economische en ruimtelijke inrichting van het gebied. De thema s uit het Havenplan 2020 zijn ook overgenomen in het Bedrijfsplan van het HbR. De zes streefbeelden zijn hierna beschreven. De veelzijdige haven Het HbR streeft naar de beschikbaarheid van voldoende ruimte als voorwaarde voor een veelzijdige haven waarin clusters van bedrijven en hun synergie en schaalgrootte worden versterkt. De duurzame haven Door synergie kunnen bedrijven gezamenlijk processen verduurzamen en efficiënter maken. Het Havenbedrijf ondersteunt en faciliteert dit. Uit oogpunt van zowel economie als duurzaamheid is intensief ruimtegebruik absoluut noodzakelijk. Bovendien worden nieuwe, duurzame vormen van energie aangetrokken. Eindconcept oktober 2006

56 De snelle en veilige haven De Rijkshavenmeester zorgt voor de vlotte, veilige, schone en beveiligde afwikkeling van de scheepvaart en zal het hoge kwaliteitsniveau minimaal behouden, ondanks de groei in aantallen schepen. Daarnaast wordt ingezet op diverse programma s om de groei van het aandeel binnenvaart en spoor in het transport naar het achterland te vergroten, de zogenaamde modal shift. Voor de bereikbaarheid over de weg werkt het HbR met partners aan een bereikbaarheidsplan. Het HbR werkt aan efficiency en aan de minimale gevolgen van de beveiliging van de haven voor het logistieke proces. De kennishaven Voor de toekomst zet het HbR in op een innovatief klimaat, waarin bedrijfsleven, overheid en onderwijs samenwerken. Het HbR ondersteunt en participeert in initiatieven op dit vlak. De schone haven Ondanks de groei van goederenstromen, bedrijvigheid en claims vanuit wonen, werken en recreatie moet de milieugebruiksruimte zo efficiënt mogelijk worden geborgd om de concurrentiepositie van klanten te beschermen. Tegelijkertijd mag de kwaliteit van de leefomgeving niet in het geding komen door claims vanuit de haven en de stad. Het HbR bewaakt de balans tussen de haven en de stad. De attractieve haven Deze ambitie heeft betrekking op de thema s natuur, landschap en recreatief medegebruik. De kwaliteit van de buitenruimte en uitstraling van bedrijventerreinen is één van de vestigingsfactoren en is mede bepalend voor het imago van de haven. Als ontwikkelaar en beheerder van deze buitenruimte heeft het HbR oog voor de belangen van medegebruik door recreatie en natuur. Op het gebied van natuur voert het HbR in het kader van het Havennatuurprogramma diverse onderzoeken uit, bijvoorbeeld naar ecologische oevers Stap 2: Concepten voor Maasvlakte 2 Specifiek voor de ontwikkeling van alternatieven voor de inrichting en het gebruik van Maasvlakte 2 zijn drie concepten ontwikkeld waarin de ambities van het HbR en de gemeente Rotterdam een meer concrete vorm aanneemt. Duurzaamheid speelt in alle drie de concepten een belangrijke rol. De drie concepten zijn hierna beschreven. Concept Chemische clusters Eén van de drie concepten die voortkomen uit de streefbeelden voor de haven, is gericht op het plaatsen van het juiste bedrijf op de juiste plek ten bate van integraal ketenbeheer en industriële ecologie. Dit is erop gericht het onderling gebruik van energie- en reststromen en gemeenschappelijke voorzieningen te stimuleren én de beschikbare ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Dit wordt mogelijk door bedrijven in deze sector te clusteren en in elkaars nabijheid te plaatsen. Het resultaat van clustering is dat de emissie van stoffen (SO 2, NO x, CO 2, PM 10 ) vermindert, dat de geluidproductie omlaag wordt gebracht en koelwaterlozingen worden beperkt. Door de clustering worden ook de risico-contouren van deze bedrijfssector zo klein mogelijk gehouden. Eindconcept oktober 2006

57 Op de huidige Maasvlakte is al een chemisch cluster gerealiseerd. De effectiviteit van het chemiecluster op Maasvlakte 2 is te versterken, wanneer het aansluit op de faciliteiten en infrastructuur van het bestaande energie- en chemiecluster op de huidige Maasvlakte. Een andere mogelijkheid is het vormgeven van een tweede cluster, waarbij kan worden gedacht aan een cluster waar syngas het centrale product wordt. Dit biedt nieuwe mogelijkheden voor het gebruik van reststoffen. Dit is verder te stimuleren met de aanleg van gemeenschappelijke voorzieningen of chemische logistieke servicecentra. Concept Multifunctionele buitencontour De primaire doelstelling van Maasvlakte 2 is het bieden van ruimte aan bedrijven voor grootschalige, diepzee gebonden, haven- en industriële bedrijvigheid. De ligging en inrichting van het gebied biedt echter ook kansen voor medegebruik door andere functies. In dit concept zijn de ambities voor natuur, landschap en recreatief medegebruik verwoord. Medegebruik door deze functies wordt in duidelijke samenhang met de havenactiviteiten versterkt, de representativiteit van de haven vergroot en het ecologisch en recreatieve netwerk verbeterd. De buitencontour biedt hiertoe goede kansen. De primaire functie van de buitencontour is het beschermen van Maasvlakte 2 tegen overstroming vanuit zee. De buitencontour kan ook een functie vervullen op het gebied van landschap, natuur en recreatie. Het is daarbij zaak een goede afstemming te realiseren tussen de feitelijke bedrijventerreinen en de buitencontour. Uit ervaringen in het huidige havengebied blijkt dat bedrijvigheid en natuur goed samengaan. De aanwezige natuur en recreatie trekken door de hele haven heen veel bezoekers. Het aanzicht van de haven is bovendien het visitekaartje voor bedrijven. De haven draagt hierdoor als bijzonder en dynamisch havenlandschap, met specifieke kwaliteiten en voorzieningen, ook bij aan de identiteit van de regio Rijnmond. Aan het samengaan van bedrijvigheid met recreatief medegebruik moet wel speciale aandacht worden besteed aan de externe veiligheidsaspecten. Concept Duurzame logistiek Het duurzaam logistiek concept is erop gericht een duurzame logistieke keten te realiseren vanaf het moment dat goederen binnenkomen en worden verwerkt op Maasvlakte 2 tot het afleveren van de goederen op de plaats van bestemming. Het concept gaat uit van intensief ruimtegebruik met een hoge doorzet van containers, een goede afwikkeling via de gewenste modaliteiten én van een hoge beladingsgraad van transportmiddelen. Het leidt tot minder achterlandverkeer en schoner, stiller en veiliger transport. Dit wordt zichtbaar in een verbetering van de bereikbaarheid van Maasvlakte 2, een vermindering van emissies van stoffen (NO x, SO 2, PM 10 ) en van geluid en een beperking van risicocontouren. Vooral de schaal waarop containervervoer plaatsvindt biedt kansen voor het efficiënter afhandelen van deze transportstromen, zowel op Maasvlakte 2- niveau als op de achterlandverbindingen. Bij de ontsluiting van Maasvlakte 2 is, vanuit de principes van duurzaamheid, vooral de modal split van belang. Omdat voor het vervoer van containers meerdere modaliteiten beschikbaar zijn, kan de modal split voor het vervoer hiervan worden beïnvloed. Bij het vervoer van bulkgoederen is dit nauwelijks mogelijk, dit vervoer gaat vrijwel geheel over water. Maasvlakte 2 wordt voorzien van een goede multimodale ontsluiting, die optimaal aansluit bij de faciliteiten en infrastructuur van de huidige Maasvlakte. Dit maakt het mogelijk de modal split dusdanig te beïnvloeden dat het aandeel van de goederen dat over de weg wordt vervoerd procentueel niet stijgt. Zo worden de milieueffecten van transport beperkt. Eindconcept oktober 2006

58 4.4.4 Borging van ambities De ambities voor de inrichting en het gebruik van Maasvlakte 2 worden op verschillende manieren geborgd. In dit MER staat de borging in het bestemmingsplan centraal. Daarnaast zijn er privaatrechtelijke mogelijkheden voor borging in gebieds- en inrichtingsplannen en publiekrechtelijke mogelijkheden bij de vergunningverlening. Een aantal inrichtingsmaatregelen wordt publiekrechtelijk geborgd in het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan bestaat uit een plankaart, voorschriften en een toelichting hierop. De plankaart en voorschriften zijn bindend. Indien zich milieuknelpunten voordoen, die met de ruimtelijke inpassing van segmenten is op te lossen, dan zullen in het bestemmingsplan hiervoor randvoorwaarden worden opgenomen. Het kan hierbij gaan om zonering, maar bijvoorbeeld ook om het al dan niet clusteren van bedrijven. HbR heeft daarnaast met de gebieds- en inrichtingsplannen en het uitgiftebeleid ook instrumenten voorhanden om te garanderen dat de ambities voor Maasvlakte 2 worden verwezenlijkt. Deze plannen richten zich op bereikbaarheid, leefbaarheid, duurzaamheid en commerciële aspecten. De gebiedsplannen hebben tot doel om in een vroegtijdig stadium, bij voorkeur nog voordat een klant of meerdere klanten bekend zijn, de optimale ontwikkeling van een gebied vanuit deze vier invalshoeken te bepalen. Bij inrichtingsplannen wordt meer in detail naar een klein deel van een gebiedsplan gekeken. Inrichtingsplannen worden pas gemaakt als een klant/bedrijf de wens heeft geuit een terrein te huren. In een inrichtingsplan wordt specifiek gekeken naar de mogelijkheden op meer technisch vlak. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om een bereikbaarheidsplan, maar ook om een analyse van clusterkansen met en reststoffenstromen tussen verschillende bedrijven, (afval)waterbehandeling, veiligheidsanalyses, etc.. In het kader van het acquisitiebeleid voor Maasvlakte 2 is voor de containeroverslag een biedingdocument opgesteld. Voor de selectie van potentiële klanten voor Maasvlakte 2 voor een Containerterminal, hanteert het Havenbedrijf de volgende selectiecriteria en wegingsfactoren: Financiën: 40%; Marketing en Strategie: 25%; Duurzaamheid: 20%; Techniek: 15%. De biedingen van potentiële kanten worden beoordeeld op: Modal Split en de milieuprestatie per modaliteit; Environmental Management system; Security. Duurzaamheid wordt geborgd in een contract met de klant, waarin de bieding met de duurzaamheidstargets, worden vastgelegd. De bieding zal ook onderdeel zijn van de milieuvergunningaanvraag van de klant. Eindconcept oktober 2006

59 4.5 Overzicht In de onderstaande tabel is het kader van randvoorwaarden, uitgangspunten en ambities opgenomen dat wordt gehanteerd bij de ontwikkeling van Maasvlakte 2. Tabel 4.2: Overzicht van randvoorwaarden, uitgangspunten en ambities. Randvoorwaarden Uitgangspunten Ambities Algemeen Wet- en regelgeving. PKB PMR 2006 Flexibiliteit en clustering door afstemming op marktvraag. Ruimte voor deepseagebonden activiteiten. Voortzetten gevoerd beleid. Aanleg landaanwinning. Doorsteekalternatief. Juiste bedrijf op de juiste plek. Intensief ruimtegebruik. Duurzame inrichting, exploitatie en beheer. Verkeer en vervoer Gegarandeerde bereikbaarheid. Veilig en milieuvriendelijk achterlandtransport. Betere bereikbaarheid over de A15 en het spoor. Twee havenbekkens en voldoende diepgang. Duurzame inrichting van de hoofdinfrastructuurbundel. Geluid Normen maximale geluidbelasting. Maximale ruimte binnen geluidcontour haven- en industriegebied. Lucht Normen luchtkwaliteit. National Emission Ceilings. Externe veiligheid Risiconormen stationaire inrichtingen. Risiconormen transport gevaarlijke stoffen. Water Normen waterkwaliteit. Licht - Natuur Beschermingsregime Vogelen Habitatrichtlijn. Beschermingsregime Floraen faunawet. Beheer- en inrichtingsmaatregelen bij de uitgifte van terreinen. Natuurlijk beheer van de haven. Landschap Beperkte invloed op de belevingswaarde en ruimtelijke kwaliteit. Recreatief medegebruik Voldoende recreatiemogelijkheden. Chemische clusters. Multifunctionele buitencontour. Duurzame logistiek. Eindconcept oktober 2006

60 5 HOE WORDT MAASVLAKTE 2 INGERICHT? 5.1 Het ontwerpproces van alternatieven Maasvlakte 2 wordt aangelegd met als doel dit terrein als haven- en industriegebied in te richten en te gebruiken. Het terrein moet voldoen aan de vestigingsvoorwaarden voor met name grootschalige container op- en overslag, distributie en chemie. De centrale opdracht voor het MER Bestemming is te onderzoeken of de ruimtevraag op Maasvlakte 2 binnen de fysieke ruimte die de landaanwinning biedt en binnen de (milieu) randvoorwaarden kan worden geaccomodeerd, uitgaande van een duurzame inrichting en gebruik van de landaanwinning. Ten behoeve van dit onderzoek zijn verschillende alternatieven ontwikkeld. Deze zijn tot stand gebracht in een ontwerpproces, waarin vier stappen zijn doorlopen. Figuur 5.1 geeft dit ontwerpproces schematisch weer. Figuur 5.1 het ontwerpproces van alternatieven Uitgangspunten en Ambities Milieugebruiksruimte = Randvoorwaarde Ruimtelijke verkenning Planalternatief MMA VKA Bestemmingsplan Maasvlakte 2 stap 1 stap 2 stap 3 stap 4 Maximale milieugebruiksruimte binnen wettelijke normen Overschrijding maximale milieugebruiksruimte Analyse milieu-effecten en formuleren maatregelenpakket Milieugebruiksruimte van alternatieven Formuleren maatregelenpakket Eindconcept oktober 2006

61 Het proces is als volgt samen te vatten: Stap 1: Ruimtelijke verkenning (RV) De eerste stap van het ontwerpproces betrof het uitvoeren van een Ruimtelijke verkenning. Hiervoor is een eerste ruimtelijk ontwerp gemaakt van het haven- en industriegebied op Maasvlakte 2. In dit ontwerp is rekening gehouden met de bandbreedte in de vraag naar ruimte op Maasvlakte 2, door verschillende inrichtingsscenario s te ontwikkelen. Van deze scenario s zijn de milieueffecten in beeld gebracht. Hierbij is ingegaan op de aspecten die zijn genoemd in de Richtlijnen voor dit MER. De milieueffecten zijn getoetst aan de gestelde randvoorwaarden. Hieruit bleek, dat de milieueffecten voor een aantal thema s niet aan de gestelde randvoorwaarden voldoen. De conclusie uit de ruimtelijke verkenning is dan ook, dat er een aanvullend maatregelenpakket noodzakelijk is om aan de randvoorwaarden te kunnen voldoen. Bovendien is gebleken dat de milieurandvoorwaarden dusdanig zijn, dat niet alle bedrijfssectoren overal op Maasvlakte 2 kunnen worden geplaatst. Dit betekent dat er in de volgende stappen van het ontwerpproces rekening is gehouden met bepaalde beperkingen betreffende de inrichting. Stap 2: Planalternatief (PA) De tweede stap van het ontwerpproces bestond uit het formuleren van het benodigde maatregelenpakket om een alternatief samen te stellen waarvan de effecten binnen de milieurandvoorwaarden blijven. Hiertoe is voor de verschillende knelpunten van de ruimtelijke verkenning bezien hoe zij worden veroorzaakt en welke oplossingen voorhanden zijn. Door de Ruimtelijke verkenning aan te vullen met deze maatregelen, is het Planalternatief ontstaan. Ook hiervan zijn de milieueffecten in beeld gebracht. Deze bleken op alle fronten te voldoen aan de gestelde randvoorwaarden. Stap 3: Meest Milieuvriendelijk Alternatief (MMA) De milieueffecten van het Planalternatief zijn niet hoger of groter dan in wet- en regelgeving is toegestaan. Er zijn echter diverse mogelijkheden om de milieueffecten op Maasvlakte 2 zelf en in het achterland verder te beperken, zodanig dat zij ruimschoots binnen de gestelde randvoorwaarden vallen. Dit kan door diverse van aanvullende mitigerende maatregelen op te nemen in het Planalternatief. Het alternatief dat zo ontstaat, is het Meest Milieuvriendelijk Alternatief (MMA) genoemd. Stap 4: Voorkeursalternatief (VKA) In de Startnotitie voor dit MER B is aangegeven, dat het ontwikkelen van een definitieve inrichtingsvariant als Voorkeursalternatief (VKA) niet aan de orde is, gezien de lange ontwikkelingstijd voor Maasvlakte 2. Aangezien het bestemmingsplan kaderstellend is voor de inrichting van Maasvlakte 2, is het van belang hierin een goede milieuparagraaf op te nemen, die voldoende rechtszekerheid biedt. Daarom is er toch voor gekozen een VKA te ontwikkelen en te onderzoeken. Met het Planalternatief en het Meest Milieuvriendelijk Alternatief is aangetoond, dat het inderdaad mogelijk is een duurzaam ingerichte Maasvlakte 2 te realiseren, waarvan de milieueffecten aan de gestelde randvoorwaarden voldoen. In beide alternatieven is echter een aantal maatregelen opgenomen die niet onder de competentie van het HbR vallen. Zij kunnen dus niet worden genomen door het HbR. Hiermee staat de Eindconcept oktober 2006

62 haalbaarheid van sommige maatregelen onder druk: partijen als het Rijk, de provincie en bedrijven kunnen immers andere prioriteiten stellen en kunnen de voorkeur geven andere activiteiten te ontplooien. Wanneer dit er inderdaad toe leidt dat één of meer maatregelen niet worden gerealiseerd, staat het realisme van het Planalternatief en MMA onder druk. Om een zo realistisch mogelijk pakket van maatregelen te krijgen is de samenstelling van het Voorkeursalternatief besproken met de relevante partijen. Hierbij stonden de maatregelen die nodig zijn om de vereiste luchtkwaliteit te bereiken centraal. Dit optimaliseringsproces heeft ertoe geleid dat in het Voorkeursalternatief uitsluitend maatregelen zijn opgenomen waarvan gebleken is, dat de betrokken partijen bereid zijn deze uit te voeren of te borgen. In de volgende paragrafen zijn de alternatieven nader toegelicht. Paragraaf 5.6 geeft een totaal overzicht van de samenstelling van de alternatieven. Een uitgebreide beschrijving van het ontwerpproces en de alternatieven is opgenomen in de Bijlage Ontwikkeling Alternatieven. 5.2 Ruimtelijke Verkenning In de Ruimtelijke verkenning is een eerste ontwerp gemaakt van de ruimtelijke inrichting van Maasvlakte 2. Hierin is primair aandacht besteed aan de plaatsing van ruimtelijke elementen op Maasvlakte 2. In deze paragraaf worden de hoofdlijnen van het ontwerp besproken, in de Bijlage Ontwikkeling alternatieven is een nadere onderbouwing van de gemaakte keuzes beschreven. De samenstelling van de Ruimtelijke verkenning is opgenomen in tabel Containeroverslag, chemie en distributie In de Ruimtelijke Verkenning zijn de milieueffecten onderzocht van de marktvraag inclusief de bandbreedte ten aanzien van de containersector en chemie, zoals weergegeven in figuur 2.1. Om de milieueffecten hiervan te kunnen bepalen, is deze bandbreedte vertaald in een ruimtelijk beeld, waarbij gestreefd is naar clustering van bedrijfssectoren. Bij het plaatsen van de clusters op Maasvlakte 2 zijn bedrijven en infrastructuur die de meeste overlast veroorzaken, op een zo groot mogelijke afstand van hiervoor gevoelige bestemmingen geplaatst. Door chemie centraal op Maasvlakte 2 te positioneren, worden deze effecten als het ware afgeschermd door sectoren die minder effecten hebben op de omgeving. Ten zuiden van Maasvlakte 2 ligt een gebied met belangrijke natuurwaarden, dat ook gevoelig is voor geluidsoverlast. Aangezien de distributiesector de minste geluidbelasting veroorzaakt, is deze activiteit als buffer richting deze gevoelige gebieden gepositioneerd. Dit biedt tevens optimale mogelijkheden voor clustering met de distributie-activiteiten op de bestaande Maasvlakte. Hierdoor ontstaat de volgende indeling: containeractiviteiten worden gegroepeerd rond de havenbekkens; chemie (en overige industriële activiteiten) worden primair aangesloten op de activiteiten op de huidige Maasvlakte, maar zouden tevens verder kunnen worden geclusterd op de grens van harde en zachte zeewering om aldus gezamenlijke (koelwater)voorzieningen optimaal mogelijk te maken; distributieactiviteiten worden zo veel mogelijk in het zuiden gepositioneerd in aansluiting op het distripark op de huidige Maasvlakte. Eindconcept oktober 2006

63 Figuur 5.2 geeft het globale overzicht van deze ruimtelijke verdeling weer. Figuur 5.2 Globale verdeling van bedrijfssectoren over Maasvlakte Natte ontsluiting Maasvlakte 2 wordt voor de zeescheepvaart ontsloten via de doorgestoken Yangtzehaven. Voor de ontsluiting voor de binnenvaart zijn twee opties bezien: de doorgestoken Yangtzehaven en het doorgestoken Hartelkanaal. Het doorsteken van het Hartelkanaal is echter geen realistische optie gebleken. De aanleg zou niet alleen zeer kostbaar zijn en ten koste gaan van circa 100 hectare havengebied, maar vanwege stromingen ook tot onveilige situaties voor de scheepvaart leiden. De doorgestoken Yangtzehaven kent deze nadelen niet en zal dus ook voor de ontsluiting van Maasvlakte 2 voor de binnenvaart worden gebruikt. Er worden twee insteekbassins aangelegd. De breedte hiervan wordt circa 450 meter. Omdat schepen niet kunnen draaien (zwaaien) in deze insteekbassins, komen er buiten de bassins zwaaikomen te liggen met een diameter van 700 meter. Voor passages van kleinere schepen, zoals feederschepen wordt langs de noordelijke zwaaikom een vaarbaan gecreëerd met een breedte van 150 meter. In de Yangtzehaven moet gelijktijdig tweerichtingsverkeer van zeevaart én binnenvaart mogelijk zijn. In het Verbindingskanaal dat centraal op Maasvlakte 2 tussen beide insteekbassins ligt, moeten aan beide zijden schepen aan kunnen meren. Hiervoor is een havenbreedte van 600 meter noodzakelijk. In de Yangtzehaven kunnen schepen alleen aan de noordzijde de haven aanmeren. Ook hiervoor is een havenbreedte van 600 meter voldoende. De oriëntatie van de insteekbassins is van invloed op de omvang en ligging van het gebied waarin zich milieueffecten voordoen. Er zijn ten behoeve van het ontwerp twee havenoriëntaties onderzocht: een zuidwest-noordoostelijke en een zuidoostnoordwestelijke oriëntatie. De zuidoost-noordwestelijke oriëntatie is nautisch minder aantrekkelijk en leidt een iets minder gunstige ligging van geluidcontouren ten opzichte Eindconcept oktober 2006

64 van de hiervoor gevoelige natuur in het Brielse Gat. Daarom is in het MER rekening gehouden met een zuidwest-noordoostelijke oriëntatie van de insteekbassins. Figuur 5.3 geeft deze ligging weer. Figuur 5.3: Havenoriëntatie op Maasvlakte 2. De diepte van de vaargeulen wordt afgestemd op zeeschepen met een maximale diepgang van 17 meter, hiervoor is een diepte tot NAP -20,0 m vereist. Voor binnenvaart met een diepgang tot circa 4,5 m is een diepte tot NAP -7,0 m voldoende. Voor het goed functioneren van Maasvlakte 2 zijn verschillende typen kades nodig: kades voor de zeeschepen en voor de binnenvaart. Met het oog op flexibiliteit en bezettingsgraad zal een groot deel van de zeekades ook worden gebruikt door binnenvaartschepen. Barge Service Centra (BSC) zijn locaties waar binnenvaartschepen kunnen aanmeren om containers van terminals en klanten zónder eigen kade te laden en lossen. Hiermee wordt de binnenvaart optimaal gefaciliteerd. Omdat er in de toekomst mogelijk één of meer BSC s worden gerealiseerd, is ten behoeve van dit MER een aantal locaties voor deze centra onderzocht om te bezien of er op grond van hun milieueffecten ruimtelijke Eindconcept oktober 2006

Project Mainportontwikkeling Rotterdam Procedurewijzer

Project Mainportontwikkeling Rotterdam Procedurewijzer Project Mainportontwikkeling Rotterdam Procedurewijzer meer ruimte voor haven verbetering kwaliteit leefomgeving 2 Projecten voor haven en leefomgeving procedures voor de uitvoering Het Project Mainportontwikkeling

Nadere informatie

Herinrichting Neherkade Den Haag

Herinrichting Neherkade Den Haag Herinrichting Neherkade Den Haag Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 24 mei 2013 / rapportnummer 2486 66 1. Oordeel over het milieueffectrapport MER De gemeente Den Haag heeft het voornemen de

Nadere informatie

Project Mainportontwikkeling Rotterdam. Zienswijzer

Project Mainportontwikkeling Rotterdam. Zienswijzer Project Mainportontwikkeling Rotterdam Zienswijzer Project Mainportontwikkeling Rotterdam Zienswijzer Mogelijkheden voor inbreng in procedures Maasvlakte 2 Ontwerp-besluiten voor aanleg Maasvlakte 2 mogelijkheid

Nadere informatie

Bestemmingsplan Bedrijventerrein Oosterhorn (Industrieterrein Delfzijl)

Bestemmingsplan Bedrijventerrein Oosterhorn (Industrieterrein Delfzijl) Bestemmingsplan Bedrijventerrein Oosterhorn (Industrieterrein Delfzijl) Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvullingen wind en geur 16 mei 2017 / projectnummer: 3041 1. Toetsingsadvies

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 158 Besluit van 29 april 2008, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 108, eerste lid, van de Wet

Nadere informatie

Aan de raad AGENDAPUNT 3. Doetinchem, 27 januari 2010 ALDUS BESLOTEN 4 FEBRUARI 2010. Oostelijke randweg; afronding mer-procedure

Aan de raad AGENDAPUNT 3. Doetinchem, 27 januari 2010 ALDUS BESLOTEN 4 FEBRUARI 2010. Oostelijke randweg; afronding mer-procedure Aan de raad AGENDAPUNT 3 ALDUS BESLOTEN 4 FEBRUARI 2010 Oostelijke randweg; afronding mer-procedure Voorstel: 1. Het toetsingsadvies van de Commissie voor de mer over het milieueffectrapport (mer) oostelijke

Nadere informatie

Foodpark Veghel. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport. 21 juli 2016 / projectnummer: 3080

Foodpark Veghel. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport. 21 juli 2016 / projectnummer: 3080 Foodpark Veghel Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 21 juli 2016 / projectnummer: 3080 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) De gemeente Veghel heeft het voornemen om in het gebied De

Nadere informatie

Noordelijke Randweg Zevenbergen, gemeente Moerdijk

Noordelijke Randweg Zevenbergen, gemeente Moerdijk Noordelijke Randweg Zevenbergen, gemeente Moerdijk Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop 15 mei 2017 / projectnummer: 2732 1. Toetsingsadvies Inleiding De gemeente Moerdijk

Nadere informatie

Bestemmingsplan buitengebied 2016 gemeente Simpelveld

Bestemmingsplan buitengebied 2016 gemeente Simpelveld Bestemmingsplan buitengebied 2016 gemeente Simpelveld Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 11 april 2016 / projectnummer: 3109 1. Oordeel over het Milieueffectrapport De gemeente Simpelveld heeft

Nadere informatie

HERZIENING BESTEMMINGSPLAN MV2 Wouter Bredemeijer

HERZIENING BESTEMMINGSPLAN MV2 Wouter Bredemeijer HERZIENING BESTEMMINGSPLAN MV2 Wouter Bredemeijer Presentatie raadscommissie Westvoorne 17 oktober 2016 Aanleiding (1) Bestemmingsplan is 22 mei 2008 vastgesteld Drie uitgeefbare hoofdbestemmingen (Containers,

Nadere informatie

Stedelijke ontwikkeling Overamstel, Amsterdam

Stedelijke ontwikkeling Overamstel, Amsterdam Stedelijke ontwikkeling Overamstel, Amsterdam Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 22 augustus 2013 / rapportnummer 2564 58 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) De gemeente Amsterdam

Nadere informatie

Bestemmingsplan Sluiskil Oost, gemeente Terneuzen

Bestemmingsplan Sluiskil Oost, gemeente Terneuzen Bestemmingsplan Sluiskil Oost, gemeente Terneuzen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 5 april 2012 / rapportnummer 2619 35 1. Oordeel over het MER De gemeente Terneuzen heeft het voornemen het

Nadere informatie

Analyse ontwikkeling van vraag en aanbod logistiek terreinen in de regio Schiphol

Analyse ontwikkeling van vraag en aanbod logistiek terreinen in de regio Schiphol Analyse ontwikkeling van vraag en aanbod logistiek terreinen in de regio Schiphol Hoofdrapport 4 maart 2013 Inhoudsopgave 1. Aanleiding en context pagina 3 3. Geografische afbakening pagina 4 4. Ontwikkeling

Nadere informatie

Zeetoegang IJmond. Aanvullend advies over reikwijdte en detailniveau van de Milieutoets. 3 november 2011 / rapportnummer

Zeetoegang IJmond. Aanvullend advies over reikwijdte en detailniveau van de Milieutoets. 3 november 2011 / rapportnummer Zeetoegang IJmond Aanvullend advies over reikwijdte en detailniveau van de Milieutoets 3 november 2011 / rapportnummer 2525 85 1. Voorgeschiedenis en stand van zaken Rijkswaterstaat (RWS) heeft het voornemen

Nadere informatie

Holland Casino Utrecht

Holland Casino Utrecht Holland Casino Utrecht Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop 14 oktober 2011 / rapportnummer 2550 38 1. Oordeel over het MER en de aanvulling daarop De gemeente Utrecht

Nadere informatie

Havenkwartier Zeewolde

Havenkwartier Zeewolde Havenkwartier Zeewolde Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 8 september 2011 / rapportnummer 2459 60 Oordeel over het MER Voor de aanleg van de woonwijk Polderwijk te Zeewolde is in 2003 de procedure

Nadere informatie

Uitbreiding opslagcapaciteit Maasvlakte Olie Terminal, Maasvlakte Rotterdam Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Uitbreiding opslagcapaciteit Maasvlakte Olie Terminal, Maasvlakte Rotterdam Toetsingsadvies over het milieueffectrapport Uitbreiding opslagcapaciteit Maasvlakte Olie Terminal, Maasvlakte Rotterdam Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 15 juli 2008 / rapportnummer 1995-62 1. OORDEEL OVER HET MER Maasvlakte Olie Terminal

Nadere informatie

Containertransferium Alblasserdam

Containertransferium Alblasserdam Containertransferium Alblasserdam Advies voor richtlijnen voor het milieueffectrapport 8 december 2009 / rapportnummer 2329-39 1. HOOFDPUNTEN VAN HET MER Havenbedrijf Rotterdam N.V. heeft het voornemen

Nadere informatie

Windenergie Goeree-Overflakkee

Windenergie Goeree-Overflakkee Windenergie Goeree-Overflakkee Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 27 februari 2014 / rapportnummer 2800 59 1. Oordeel over het MER Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland en het college

Nadere informatie

Bestemmingsplan buitengebied Wageningen

Bestemmingsplan buitengebied Wageningen Bestemmingsplan buitengebied Wageningen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 12 augustus 2013 / rapportnummer 2755 40 1. Oordeel over het MER De gemeente Wageningen wil haar bestemmingsplan voor

Nadere informatie

Herinrichting kop Jaarbeursterrein Utrecht. lijnen ME AAN

Herinrichting kop Jaarbeursterrein Utrecht. lijnen ME AAN Herinrichting kop Jaarbeursterrein Utrecht lijnen ME AAN 1 INLEIDING Overeenkomstig het Masterplan Stationsgebied willen Holland Casino, Wolff Cinema Groep en de Koninklijke Nederlandse Jaarbeurs op de

Nadere informatie

Maximabrug Alphen aan den Rijn - Rijnwoude

Maximabrug Alphen aan den Rijn - Rijnwoude Maximabrug Alphen aan den Rijn - Rijnwoude Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 16 februari 2012 / rapportnummer 2557 72 1. Oordeel over het MER De gemeenten Rijnwoude en Alphen aan den Rijn willen

Nadere informatie

Ontwikkeling De Geusselt te Maastricht Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Ontwikkeling De Geusselt te Maastricht Toetsingsadvies over het milieueffectrapport Ontwikkeling De Geusselt te Maastricht Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 16 december 2009 / rapportnummer 2131-72 1. OORDEEL OVER HET MER Inleiding Het college van burgemeester en wethouders

Nadere informatie

MER Regionaal Bedrijventerrein Twente Samenvatting

MER Regionaal Bedrijventerrein Twente Samenvatting MER Regionaal Bedrijventerrein Twente Samenvatting MER Regionaal Bedrijventerrein Twente Samenvatting Van zoekgebieden naar inrichting oktober 2004 Adecs Oost bv oktober 2004 MER Regionaal Bedrijventerrein

Nadere informatie

Bestemmingsplan buitengebied Etten-Leur

Bestemmingsplan buitengebied Etten-Leur Bestemmingsplan buitengebied Etten-Leur Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 31 mei 2012 / rapportnummer 2529 60 1. Oordeel over het MER De gemeente Etten-Leur wil het bestemmingsplan voor haar

Nadere informatie

Uitwerkingsplan Reconstructie Losser Advies over de Strategische Milieubeoordeling (SMB)

Uitwerkingsplan Reconstructie Losser Advies over de Strategische Milieubeoordeling (SMB) Uitwerkingsplan Reconstructie Losser Advies over de Strategische Milieubeoordeling (SMB) 21 december 2006 / rapportnummer 1820-36 Provinciale Staten van Overijssel Postbus 10078 8000 GB Zwolle uw kenmerk

Nadere informatie

Bestemmingsplan Wijk aan Zee (gemeente Beverwijk)

Bestemmingsplan Wijk aan Zee (gemeente Beverwijk) Bestemmingsplan Wijk aan Zee (gemeente Beverwijk) Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 30 juni 2017 / projectnummer: 3022 1. Advies over het milieueffectrapport (MER) De gemeente Beverwijk wil

Nadere informatie

Bestemmingsplan Maastricht Aachen Airport, Businesspark AviationValley

Bestemmingsplan Maastricht Aachen Airport, Businesspark AviationValley Bestemmingsplan Maastricht Aachen Airport, Businesspark AviationValley Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 17 augustus 2016 / projectnummer: 3103 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER)

Nadere informatie

Ontwerp - Partiële herziening BESTEMMINGSPLAN MAASVLAKTE 81

Ontwerp - Partiële herziening BESTEMMINGSPLAN MAASVLAKTE 81 Ontwerp - Partiële herziening BESTEMMINGSPLAN MAASVLAKTE 81 Januari 2008 2 INHOUDSOPGAVE 1 TOELICHTING 4 2 GELUID 5 2.1 Wet- en regelgeving 6 2.2 Industrielawaai 6 2.3 Methodiek 9 3 PLANOPZET 9 4 INSPRAAK

Nadere informatie

Bestemmingsplan buitengebied Gorinchem

Bestemmingsplan buitengebied Gorinchem Bestemmingsplan buitengebied Gorinchem Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 7 september 2017 / projectnummer: 3017 1. Oordeel over het Milieueffectrapport De gemeente Gorinchem wil het bestemmingsplan

Nadere informatie

Bestemmingsplan buitengebied gemeente Kampen

Bestemmingsplan buitengebied gemeente Kampen Bestemmingsplan buitengebied gemeente Kampen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 29 november 2013 / rapportnummer 2844 24 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) De gemeente Kampen wil

Nadere informatie

Waarom windenergie? Steeds meer schone energie Het Rijk kiest voor een betrouwbare en steeds schonere energieopwekking voor de samenleving.

Waarom windenergie? Steeds meer schone energie Het Rijk kiest voor een betrouwbare en steeds schonere energieopwekking voor de samenleving. Waarom windenergie? Steeds meer schone energie Het Rijk kiest voor een betrouwbare en steeds schonere energieopwekking voor de samenleving. Ter vergelijking: Wind op land kost tussen 8,5 en 9,6 cent per

Nadere informatie

30 AUGUSTUS 2001 INHOUDSOPGAVE

30 AUGUSTUS 2001 INHOUDSOPGAVE TOETSINGSADVIES OVER HET MILIEUEFFECTRAPPORT BEDRIJVENTERREIN AALSMEER 30 AUGUSTUS 2001 INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING...1 2. OORDEEL OVER HET MER...2 2.1 Algemeen... 2 2.2 Toelichting op het oordeel en aanbevelingen

Nadere informatie

Windturbinepark Hogezandse Polder, gemeente Cromstrijen

Windturbinepark Hogezandse Polder, gemeente Cromstrijen Windturbinepark Hogezandse Polder, gemeente Cromstrijen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 30 oktober 2015/ rapportnummer 3070 1. Oordeel over het milieueffectrapport De gemeente Cromstrijen

Nadere informatie

Omgevingsvisie provincie Groningen

Omgevingsvisie provincie Groningen Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020 Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop 24 maart 2016 / projectnummer: 2980 1. Oordeel over de aanvulling op het milieueffectrapport

Nadere informatie

Bestemmingsplan buitengebied gemeente Terneuzen

Bestemmingsplan buitengebied gemeente Terneuzen Bestemmingsplan buitengebied gemeente Terneuzen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 18 april 2013 / rapportnummer 2762 22 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) De gemeente Terneuzen stelt

Nadere informatie

Verbetering Waterkering Waalkade Nijmegen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Verbetering Waterkering Waalkade Nijmegen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport Verbetering Waterkering Waalkade Nijmegen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 13 mei 2005 / rapportnummer 1430-68 College van Gedeputeerde Staten van Gelderland Postbus 9090 6800 GX ARNHEM uw

Nadere informatie

Plusstrook A12 Zoetermeer Zoetermeer centrum

Plusstrook A12 Zoetermeer Zoetermeer centrum Plusstrook A12 Zoetermeer Zoetermeer centrum Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 16-12-2010 / rapportnummer 2302-55 1. Oordeel over het MER Rijkswaterstaat Zuid-Holland heeft het voornemen om

Nadere informatie

CCS Maasvlakte (ROAD-project)

CCS Maasvlakte (ROAD-project) CCS Maasvlakte (ROAD-project) Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 13 maart 2012 / rapportnummer 2479 107 1. Oordeel over het MER Maasvlakte CCS project CV (verder MCP 1 ) wil het Rotterdam Opslag

Nadere informatie

Uitbreiding Euro Tank Terminal B.V. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Uitbreiding Euro Tank Terminal B.V. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport Uitbreiding Euro Tank Terminal B.V. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 27 januari 2010 / rapportnummer 2149-72 1. OORDEEL OVER HET MER Euro Tank Terminal B.V. (ETT) heeft het voornemen om de

Nadere informatie

Windvisie Gelderland. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop. 21 augustus 2014 / rapportnummer

Windvisie Gelderland. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop. 21 augustus 2014 / rapportnummer Windvisie Gelderland Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop 21 augustus 2014 / rapportnummer 2934 28 1. Oordeel over het MER en de aanvulling daarop De provincie Gelderland

Nadere informatie

Kavelbesluiten I en II Hollandse Kust (Zuid)

Kavelbesluiten I en II Hollandse Kust (Zuid) Kavelbesluiten I en II Hollandse Kust (Zuid) Voorlopig toetsingsadvies over het milieueffectrapport 14 juli 2016 / projectnummer: 3091 1. Oordeel over de milieueffectrapporten De Wet windenergie op zee

Nadere informatie

Aanleg haven Papegaaienbek te Rotterdam Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Aanleg haven Papegaaienbek te Rotterdam Toetsingsadvies over het milieueffectrapport Aanleg haven Papegaaienbek te Rotterdam Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 8 maart 2007 / rapportnummer 1805-63 College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam d.t.v. DCMR Milieudienst

Nadere informatie

Verplaatsing varkenshouderij van de Geerstraat naar de Begijnenstraat te Winssen, gemeente Beuningen

Verplaatsing varkenshouderij van de Geerstraat naar de Begijnenstraat te Winssen, gemeente Beuningen Verplaatsing varkenshouderij van de Geerstraat naar de Begijnenstraat te Winssen, gemeente Beuningen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 28 januari 2013 / rapportnummer 2725 31 1. Oordeel over

Nadere informatie

PROJECTORGANISATIE MAASVLAKTE. Milieueffectrapport SAMENVATTING HOOFDRAPPORT

PROJECTORGANISATIE MAASVLAKTE. Milieueffectrapport SAMENVATTING HOOFDRAPPORT PROJECTORGANISATIE MAASVLAKTE Milieueffectrapport SAMENVATTING HOOFDRAPPORT Documenttitel Milieueffectrapport Bestemming Maasvlakte 2 Samenvatting Hoofdrapport Datum 5 april 2007 Projectnummer 9P7008.B1

Nadere informatie

27 juli 2010 / rapportnummer 2308-69

27 juli 2010 / rapportnummer 2308-69 Toetsingsadvies over de 2e aanvulling van het geactualiseerde milieueffectrapport Uitbreiding pluimveehouderij maatschap Kersten, Boxmeer en de aanvulling daarop 27 juli 2010 / rapportnummer 2308-69 1.

Nadere informatie

Ontwikkelingsplan Hogewegzone Amersfoort

Ontwikkelingsplan Hogewegzone Amersfoort Ontwikkelingsplan Hogewegzone Amersfoort Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop 26 mei 2011 / rapportnummer 2281 83 1. Oordeel over het MER en de aanvulling daarop De gemeente

Nadere informatie

Uitbreiding bedrijventerrein De Kooi, Woensdrecht

Uitbreiding bedrijventerrein De Kooi, Woensdrecht Uitbreiding bedrijventerrein De Kooi, Woensdrecht Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 25 juni 2015 / rapportnummer 3027 13 1. Oordeel over het MER De gemeente Woensdrecht wil bedrijventerrein

Nadere informatie

Helikopter start- en landingsplaats Eemshaven

Helikopter start- en landingsplaats Eemshaven Helikopter start- en landingsplaats Eemshaven Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 7 april 2016 / projectnummer: 2935 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) Groningen Seaports (GSP) wil

Nadere informatie

Bestemmingsplan Omgeving Nauerna, gemeente Zaanstad

Bestemmingsplan Omgeving Nauerna, gemeente Zaanstad 2017/5525 Bestemmingsplan Omgeving Nauerna, gemeente Zaanstad Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop 22 december 2016 / projectnummer: 2872 1. Oordeel over het milieueffectrapport

Nadere informatie

Uitbreiding van de Hydrocrackerinstallatie

Uitbreiding van de Hydrocrackerinstallatie Uitbreiding van de Hydrocrackerinstallatie ExxonMobil Raffinaderij Rotterdam Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 29 april 2015 / rapportnummer 2964 40 1. Oordeel over het milieueffectrapport

Nadere informatie

Logistiek Park Moerdijk

Logistiek Park Moerdijk Logistiek Park Moerdijk Info - avond milieu-effectrapportage 5 oktober 2009 PROGRAMMA 20.00 opening door dhr. J. Van der Wijst (m.e.r.-coördinator provincie en avondvoorzitter) 20.10 toelichting op m.e.r.-procedure

Nadere informatie

BIJLAGE 3: Toetsingskader

BIJLAGE 3: Toetsingskader BIJLAGE 3: Toetsingskader In dit toetsingskader geven partijen een nadere invulling en uitwerking aan de kaders die in de PKB Plus PMR met betrekking tot het deelproject 750 hectare natuur en recreatie

Nadere informatie

Stort Noordelijke Geluidswal te Drachten Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Stort Noordelijke Geluidswal te Drachten Toetsingsadvies over het milieueffectrapport Stort Noordelijke Geluidswal te Drachten Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 29 april 2004 / rapportnummer 1361-82 Toetsingsadvies over het milieueffectrapport Stort Noordelijke Geluidswal te

Nadere informatie

Uitbreiding van de Hydrocrackerinstallatie

Uitbreiding van de Hydrocrackerinstallatie Uitbreiding van de Hydrocrackerinstallatie ExxonMobil Raffinaderij Rotterdam Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 29 april 2015 / rapportnummer 2964 40 1. Oordeel over het milieueffectrapport

Nadere informatie

Herziening Bestemmingsplan buitengebied Bergeijk 2016

Herziening Bestemmingsplan buitengebied Bergeijk 2016 Herziening Bestemmingsplan buitengebied Bergeijk 2016 Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 30 augustus 2016 / projectnummer: 3127 1. Oordeel over het Milieueffectrapport (MER) De gemeente Bergeijk

Nadere informatie

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2006-II

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2006-II Vervoer en ruimtelijke inrichting Opgave 4 Het Project Mainportontwikkeling Rotterdam bron 4 Den Haag Rotterdam Legenda: zandwinningsgebied landaanwinningsgebied (Tweede Maasvlakte) haven- en industriegebied

Nadere informatie

Structuurvisie Windenergie gemeente Dordrecht

Structuurvisie Windenergie gemeente Dordrecht Structuurvisie Windenergie gemeente Dordrecht Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 3 maart 2016 / projectnummer: 2910 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) De gemeente Dordrecht wil in

Nadere informatie

Vrije Universiteit/Vrije Universiteit medisch centrum

Vrije Universiteit/Vrije Universiteit medisch centrum Vrije Universiteit/Vrije Universiteit medisch centrum Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 15 september 2011 / rapportnummer 2418 89 1. Oordeel over het MER De Vrije Universiteit (VU) van Amsterdam

Nadere informatie

Waarom windenergie (op land)?

Waarom windenergie (op land)? Waarom windenergie (op land)? Steeds meer schone energie Dit kabinet kiest voor een betrouwbare en steeds schonere energieopwekking voor de samenleving. Evenwichtige energiemix Om dit doel verantwoord

Nadere informatie

Uitbreiding pluimveehouderij Buijs VOF te Emmer-Compascuum

Uitbreiding pluimveehouderij Buijs VOF te Emmer-Compascuum Uitbreiding pluimveehouderij Buijs VOF te Emmer-Compascuum Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 9 november 2016 / projectnummer: 3157 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) Landbouwbedrijf

Nadere informatie

Bestemmingsplan Rotterdam The Hague Airport

Bestemmingsplan Rotterdam The Hague Airport Bestemmingsplan Rotterdam The Hague Airport Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 17 augustus 2015 / rapportnummer 2885 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) De gemeente Rotterdam heeft

Nadere informatie

Bedrijvenpark IBF Heerenveen

Bedrijvenpark IBF Heerenveen Bedrijvenpark IBF Heerenveen Toetsingsadvies over het PlanMER voor de 1 e partiële herziening van het bestemmingsplan 4 februari 2013 / rapportnummer 2120 93 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER)

Nadere informatie

Aanpassen centrale E.on Galileïstraat Rotterdam

Aanpassen centrale E.on Galileïstraat Rotterdam Aanpassen centrale E.on Galileïstraat Rotterdam Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 2 april 20121 / rapportnummer 2568 52 1. Oordeel over het MER E.on exploiteert op dit moment een aardgasgestookte

Nadere informatie

Winning van aardgas in blok E18 van het Nederlandse deel van het continentaal plat, vanaf satellietplatform E18-A

Winning van aardgas in blok E18 van het Nederlandse deel van het continentaal plat, vanaf satellietplatform E18-A Winning van aardgas in blok E18 van het Nederlandse deel van het continentaal plat, vanaf satellietplatform E18-A Advies voor richtlijnen voor het milieueffectrapport 15 mei 2008 / rapportnummer 2068-29

Nadere informatie

Pluimveehouderij Van Deurzen, gemeente Groesbeek

Pluimveehouderij Van Deurzen, gemeente Groesbeek Pluimveehouderij Van Deurzen, gemeente Groesbeek Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop 18 november 2014 / rapportnummer 2941 18 1. Oordeel over het MER en de aanvulling

Nadere informatie

Pangea Parc te Epe Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Pangea Parc te Epe Toetsingsadvies over het milieueffectrapport Pangea Parc te Epe Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 10 juli 2008 / rapportnummer 1444-70 1. OORDEEL OVER HET MER Zodiac Zoos heeft het voornemen het huidige dierenpark De Wissel binnen de

Nadere informatie

Bedrijventerrein Larserknoop te Lelystad

Bedrijventerrein Larserknoop te Lelystad Bedrijventerrein Larserknoop te Lelystad Aanvullend toetsingsadvies over het milieueffectrapport 19 augustus 2010 / rapportnummer 2274-99 1. Aanvullend oordeel De Commissie voor de m.e.r. heeft op 10

Nadere informatie

1 Inleiding. Notitie / Memo. HaskoningDHV Nederland B.V. Industry & Buildings

1 Inleiding. Notitie / Memo. HaskoningDHV Nederland B.V. Industry & Buildings Notitie / Memo Aan: Gemeente Cranendonck, gemeente Weert Van: Datum: 31 oktober 2018 Kopie: Ons kenmerk: BF4303I&BNT1810081000 Classificatie: Projectgerelateerd HaskoningDHV Nederland B.V. Industry & Buildings

Nadere informatie

Verbreding N209 Capaciteitsvergroting Doenkade en Reconstructie Knoop A13-N209 Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Verbreding N209 Capaciteitsvergroting Doenkade en Reconstructie Knoop A13-N209 Toetsingsadvies over het milieueffectrapport Verbreding N209 Capaciteitsvergroting Doenkade en Reconstructie Knoop A13-N209 Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 29 september 2009 / rapportnummer 1844-78 1. OORDEEL OVER HET MER Gedeputeerde

Nadere informatie

Pluimveehouderij Duinkerken te Zuidwolde, gemeente De Wolden

Pluimveehouderij Duinkerken te Zuidwolde, gemeente De Wolden Pluimveehouderij Duinkerken te Zuidwolde, gemeente De Wolden Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 26 september 2014 / rapportnummer 2971 26 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) Maatschap

Nadere informatie

Bedrijvenpark IBF Heerenveen

Bedrijvenpark IBF Heerenveen Bedrijvenpark IBF Heerenveen Toetsingsadvies over het planmer voor de 2 e partiële herziening van het bestemmingsplan 11 juli 2013 / rapportnummer 2120 110 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER)

Nadere informatie

Winning van aardgas in blok M7 gelegen in het Nederlandse deel van het continentaal plat Advies voor richtlijnen voor het milieueffectrapport

Winning van aardgas in blok M7 gelegen in het Nederlandse deel van het continentaal plat Advies voor richtlijnen voor het milieueffectrapport Winning van aardgas in blok M7 gelegen in het Nederlandse deel van het continentaal plat Advies voor richtlijnen voor het milieueffectrapport 14 januari 2008 / rapportnummer 2017-19 1. HOOFDPUNTEN VAN

Nadere informatie

Rijksstructuurvisie Almere, Amsterdam, Markermeer

Rijksstructuurvisie Almere, Amsterdam, Markermeer Rijksstructuurvisie Almere, Amsterdam, Markermeer Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 28 mei 2013 / rapportnummer 2518 238 Toetsing van het MER Het kabinet heeft in de RAAM 1 -brief van 6 november

Nadere informatie

Vleeskuikenhouderij Spijk-Kolholsterweg 14, gemeente Delfzijl

Vleeskuikenhouderij Spijk-Kolholsterweg 14, gemeente Delfzijl Vleeskuikenhouderij Spijk-Kolholsterweg 14, gemeente Delfzijl Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 27 december 2016 / projectnummer: 3159 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) De familie

Nadere informatie

Ontwikkelingsplan Hogewegzone Amersfoort

Ontwikkelingsplan Hogewegzone Amersfoort Ontwikkelingsplan Hogewegzone Amersfoort Voorlopig toetsingsadvies over het milieueffectrapport 7april 2011 / rapportnummer 2281 61-1- 1. Voorlopig oordeel over het MER De gemeente Amersfoort en woningcorporatie

Nadere informatie

Gemeente Oegstgeest. Onderbouwing Ladder voor duurzame verstedelijking Oude Vaartweg. 11 maart 2015

Gemeente Oegstgeest. Onderbouwing Ladder voor duurzame verstedelijking Oude Vaartweg. 11 maart 2015 Gemeente Oegstgeest Onderbouwing Ladder voor duurzame verstedelijking Oude Vaartweg 11 maart 2015 DATUM 11 maart 2015 TITEL Onderbouwing Ladder voor duurzame verstedelijking Oude Vaartweg OPDRACHTGEVER

Nadere informatie

2 e fase Woningbouwlocatie Steenbrugge te Deventer

2 e fase Woningbouwlocatie Steenbrugge te Deventer 2 e fase Woningbouwlocatie Steenbrugge te Deventer Aanvullend advies voor richtlijnen voor het milieueffectrapport 24 juni 2004 / rapportnummer 1314-154 Aanvullend advies voor richtlijnen voor het milieueffectrapport

Nadere informatie

Toelichting behorende bij het raadsbesluit exploitatieplan Trade Port Noord, gemeente Venlo, 8 e herziening

Toelichting behorende bij het raadsbesluit exploitatieplan Trade Port Noord, gemeente Venlo, 8 e herziening Toelichting behorende bij het raadsbesluit exploitatieplan Trade Port Noord, gemeente Venlo, 8 e herziening Aanleiding Inleiding Het bestemmingsplan Trade Port Noord (hierna: bestemmingsplan) en exploitatieplan

Nadere informatie

Zoekzones stedelijke functies gemeente Ede Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Zoekzones stedelijke functies gemeente Ede Toetsingsadvies over het milieueffectrapport Zoekzones stedelijke functies gemeente Ede Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 20 augustus 2008 / rapportnummer 2079-37 1. OORDEEL OVER HET MER Het College van burgemeester en wethouders van

Nadere informatie

Ontwerp-structuurvisie, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op

Ontwerp-structuurvisie, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op PROVINCIALE COMMISSIE OMGEVINGSVRAAGSTUKKEN LIMBURG MEMO ADVIESSTUK: Structuurvisie Randweg N266 Nederweert 1. Onderwerp / plan Structuurvisie Randweg N266 Nederweert inclusief onderliggende stukken (Plan-

Nadere informatie

29 MEI 2001 INHOUDSOPGAVE

29 MEI 2001 INHOUDSOPGAVE TOETSINGSADVIES OVER HET MILIEUEFFECTRAPPORT WARMTE- EN KOUDEOPSLAGINSTALLATIE TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN 29 MEI 2001 INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING...1 2. OORDEEL OVER HET MER EN DE AANVULLING DAAROP...2

Nadere informatie

N11 Zoeterwoude-Alphen aan den Rijn

N11 Zoeterwoude-Alphen aan den Rijn N11 Zoeterwoude-Alphen aan den Rijn Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 15 maart 2011 / rapportnummer 1311 79 1. Oordeel over het MER De N11 tussen Zoeterwoude en Alphen aan den Rijn is in 1999

Nadere informatie

Structuurvisie Noord-Holland

Structuurvisie Noord-Holland Structuurvisie Noord-Holland Aanvullend toetsingsadvies over het milieueffectrapport 8 februari 2010 / rapportnummer 2214-68 1. OORDEEL OVER HET MER Het provinciebestuur van Noord-Holland heeft het voornemen

Nadere informatie

A12 SALTO, gemeenten Bunnik en Houten Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

A12 SALTO, gemeenten Bunnik en Houten Toetsingsadvies over het milieueffectrapport A12 SALTO, gemeenten Bunnik en Houten Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 23 april 2008 / rapportnummer 1732-86 1. OORDEEL OVER HET MER Het MER is opgesteld voor de besluitvorming over een nieuwe

Nadere informatie

Uitbreiding Land van Ooit Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Uitbreiding Land van Ooit Toetsingsadvies over het milieueffectrapport Uitbreiding Land van Ooit Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 28 april 2005 / rapportnummer 1460-76 Toetsingadvies over het milieueffectrapport Uitbreiding Land van Ooit Advies op grond van artikel

Nadere informatie

Bestemmingsplan Brouwerseiland, gemeente Schouwen-Duiveland

Bestemmingsplan Brouwerseiland, gemeente Schouwen-Duiveland Bestemmingsplan Brouwerseiland, gemeente Schouwen-Duiveland Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 22 april 2016 / projectnummer: 3049 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) Brouwerseiland

Nadere informatie

Windpark Wieringermeer

Windpark Wieringermeer Windpark Wieringermeer Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop 31 oktober 2014 / rapportnummer 2850 50 1. Oordeel over het aangevulde milieueffectrapport Windkracht Wieringermeer

Nadere informatie

Bestemmingsplan Landelijk Gebied Vlist, gemeente Krimpenerwaard

Bestemmingsplan Landelijk Gebied Vlist, gemeente Krimpenerwaard Bestemmingsplan Landelijk Gebied Vlist, gemeente Krimpenerwaard Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 29 juli 2015 / rapportnummer 3060 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) De gemeente

Nadere informatie

PROJECTORGANISATIE MAASVLAKTE. Leeswijzer en toelichting bij de milieueffectrapporten. Maasvlakte 2

PROJECTORGANISATIE MAASVLAKTE. Leeswijzer en toelichting bij de milieueffectrapporten. Maasvlakte 2 PROJECTORGANISATIE MAASVLAKTE Leeswijzer en toelichting bij de milieueffectrapporten Aanleg en Bestemming Maasvlakte 2 Havenbedrijf Rotterdam N.V. Projectorganisatie Maasvlakte 2 Postbus 6622 3002 AP Rotterdam

Nadere informatie

Uitbreiding pluimveehouderij maatschap Van der Cruijsen, gemeente Boxmeer Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop

Uitbreiding pluimveehouderij maatschap Van der Cruijsen, gemeente Boxmeer Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop Uitbreiding pluimveehouderij maatschap Van der Cruijsen, gemeente Boxmeer Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop 12 oktober 2009 / rapportnummer 1972-18 1. OORDEEL OVER HET

Nadere informatie

Uitbreiding pluimveehouderij Harmes BV te Klazienaveen, gemeente Emmen

Uitbreiding pluimveehouderij Harmes BV te Klazienaveen, gemeente Emmen Uitbreiding pluimveehouderij Harmes BV te Klazienaveen, gemeente Emmen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 9 november 2016/ projectnummer: 3156 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) Harmes

Nadere informatie

Vestiging intensieve veehouderij Beemte-Vaassen

Vestiging intensieve veehouderij Beemte-Vaassen Vestiging intensieve veehouderij Beemte-Vaassen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 5 maart 2015 / rapportnummer 2988 22 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) De provincie Gelderland

Nadere informatie

Bestemmingsplan buitengebied Drimmelen VOORLOPIG. Voorlopig Toetsingsadvies over het MER. 18 december 2013 / rapportnummer

Bestemmingsplan buitengebied Drimmelen VOORLOPIG. Voorlopig Toetsingsadvies over het MER. 18 december 2013 / rapportnummer Bestemmingsplan buitengebied Drimmelen Voorlopig Toetsingsadvies over het MER 18 december 2013 / rapportnummer 2851-23 -1- 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) De gemeente Drimmelen heeft het

Nadere informatie

Verbinding A8/A9. Advies trechtering alternatieven en afbakening belangrijkste milieuaspecten. 27 november 2014 / rapportnummer

Verbinding A8/A9. Advies trechtering alternatieven en afbakening belangrijkste milieuaspecten. 27 november 2014 / rapportnummer Verbinding A8/A9 Advies trechtering alternatieven en afbakening belangrijkste milieuaspecten 27 november 2014 / rapportnummer 2977 07 1. Oordeel over de afbakening van alternatieven Verbinding A8-A9 Gedeputeerde

Nadere informatie

Uitbreiding golfbaan De Haar, gemeente Utrecht

Uitbreiding golfbaan De Haar, gemeente Utrecht Uitbreiding golfbaan De Haar, gemeente Utrecht Voorlopig toetsingsadvies over het milieueffectrapport 19 november 2012 / rapportnummer 2019 75 1. Oordeel over het MER De gemeente Utrecht wil Golfclub

Nadere informatie

Strategische Milieubeoordeling bij Deel 3 PKB PMR (2006) Project Mainportontwikkeling Rotterdam

Strategische Milieubeoordeling bij Deel 3 PKB PMR (2006) Project Mainportontwikkeling Rotterdam Strategische Milieubeoordeling bij Deel 3 PKB PMR (2006) Project Mainportontwikkeling Rotterdam Strategische Milieubeoordeling bij Deel 3 PKB PMR (2006) Juni 2006 2 Strategische Milieubeoordeling Inhoudsopgave........................................................................................

Nadere informatie

ADVIES REIKWIJDTE EN DETAILNIVEAU VOOR HET MILIEUEFFECTRAPPORT (MER) BETREFFENDE HET PLUIMVEEBEDRIJF AAN DE BARNEVELDSEWEG 21A EN 21C IN LUNTEREN

ADVIES REIKWIJDTE EN DETAILNIVEAU VOOR HET MILIEUEFFECTRAPPORT (MER) BETREFFENDE HET PLUIMVEEBEDRIJF AAN DE BARNEVELDSEWEG 21A EN 21C IN LUNTEREN ADVIES REIKWIJDTE EN DETAILNIVEAU VOOR HET MILIEUEFFECTRAPPORT (MER) BETREFFENDE HET PLUIMVEEBEDRIJF AAN DE BARNEVELDSEWEG 21A EN 21C IN LUNTEREN Inhoudsopgave 1. Inleiding...3 2. Het advies...4 3. Wet-

Nadere informatie

Varkenshouderij Van Deijne Zeeland BV, gemeente Landerd

Varkenshouderij Van Deijne Zeeland BV, gemeente Landerd Varkenshouderij Van Deijne Zeeland BV, gemeente Landerd Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 19 juni 2013 / rapportnummer 2787 31 Oordeel over het milieueffectrapport (MER) Van Deijne Zeeland

Nadere informatie

Uitbreiding golfbaan De Scherpenbergh te Lieren

Uitbreiding golfbaan De Scherpenbergh te Lieren Uitbreiding golfbaan De Scherpenbergh te Lieren Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 22 augustus 2011 / rapportnummer 1648 75 1. Oordeel over het MER In 2002 heeft de gemeente Apeldoorn een bestemmingsplan

Nadere informatie