BEPALINGSMETHODE VAN HET PEIL VAN PRIMAIR ENERGIEVERBRUIK VAN NIET-RESIDENTIËLE EENHEDEN INHOUD INLEIDING... 6

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "BEPALINGSMETHODE VAN HET PEIL VAN PRIMAIR ENERGIEVERBRUIK VAN NIET-RESIDENTIËLE EENHEDEN INHOUD INLEIDING... 6"

Transcriptie

1 Bijlage VI EPN methode bvr 18/12/2015 b.s. 28/12/2015 EPN methode 1 Deze bijlage is enkel van toepassing op dossiers waarvan melding gedaan wordt o de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd wordt vana 1 januari BEPALINGSMETHODE VAN HET PEIL VAN PRIMAIR ENERGIEVERBRUIK VAN NIET-RESIDENTIËLE EENHEDEN Inhoud... INHOUD INLEIDING DEFINITIE VAN DE GEBRUIKSOPPERVLAKTE SCHEMATISERING VAN HET GEBOUW Principe Opdeling van het gebouw HET PEIL VAN PRIMAIR ENERGIEVERBRUIK NETTO ENERGIEBEHOEFTE VOOR RUIMTEVERWARMING, RUIMTEKOELING, WARM TAPWATER EN BEVOCHTIGING Principe Rekenwaarde binnentemperatuur voor de verwarmingsberekening en tussentijdse temperatuurverlaging Principe Continue verwarming Bijna-continue verwarming Tussentijdse temperatuurverlaging Maandelijkse netto energiebehoete voor ruimteverwarming Maandelijkse netto energiebehoete voor ruimtekoeling Warmteoverdrachtscoëiciënt door transmissie per unctioneel deel Warmteoverdrachtscoëiciënt door ventilatie per unctioneel deel Principe Warmteoverdrachtscoëiciënt door ventilatie voor de verwarmingsberekeningen per unctioneel deel Warmteoverdrachtscoëiciënten door ventilatie voor de koelberekeningen per unctioneel deel Reductieactor ingevolge voorverwarming Tijdsractie dat de ventilatie in bedrij is Interne warmteproductie Zonnewarmtewinsten Eectieve thermische capaciteit Principe Eectieve thermische capaciteit aan de hand van de vloermassa Eectieve thermische capaciteit aan de hand van een berekening / 160

2 2 EPN methode 5.10 Maandelijkse netto energiebehoete voor warm tapwater Jaarlijkse netto energiebehoete voor warm tapwater van douches en baden Jaarlijkse netto energiebehoete voor warm tapwater van keukenaanrechten Jaarlijkse netto energiebehoete voor warm tapwater van andere tappunten voor warm tapwater (anders dan douches, baden en keukenaanrechten) Maandelijkse netto energiebehoete voor bevochtiging BRUTO ENERGIEBEHOEFTE VOOR RUIMTEVERWARMING, RUIMTEKOELING EN WARM TAPWATER Principe Bepaling van de bruto energiebehoete voor ruimteverwarming en ruimtekoeling Systeemrendementen voor verwarming en koeling Fracties van de netto energiebehoete voor ruimteverwarming en ruimtekoeling Fractie netto energiebehoete voor ruimtekoeling Fractie netto energiebehoete voor ruimteverwarming Bepaling van de bruto energiebehoete voor warm tapwater EINDENERGIEVERBRUIK VOOR RUIMTEVERWARMING, RUIMTEKOELING, BEVOCHTIGING EN WARM TAPWATER Principe Maandelijks eindenergieverbruik voor ruimteverwarming en ruimtekoeling en voor bevochtiging Ruimteverwarming en bevochtiging Ruimtekoeling Verdeling van de bruto energiebehoete over preerente en niet-preerente opwekkers Verwarming Koeling De maandgemiddelde ractie van de energie voorzien door ree-chilling Opwekkingsrendementen voor verwarming en koeling Opwekkingsrendement voor verwarming Opwekkingsrendement voor koeling Eindenergieverbruik voor warm tapwater HULPENERGIEVERBRUIK VAN VENTILATOREN, POMPEN EN WAAKVLAMMEN Elektriciteitsverbruik van ventilatoren voor ventilatie en circulatie Principe Elektriciteitsverbruik van de ventilatoren Elektriciteitsverbruik voor ventilatoren per unctioneel deel aan de hand van waarden bij ontstentenis Elektriciteitsverbruik voor ventilatoren per unctioneel deel aan de hand van de werkelijk opgestelde vermogens Tijdractie dat de ventilatoren in bedrij zijn Elektriciteitsverbruik van circulatiepompen Principe Rekenregel Reductieactoren voor de toegepaste pompregeling / 160

3 EPN methode Extra elektriciteitsverbruik voor koelmachines Principe Vereenvoudigde methode Gedetailleerde methode Extra elektriciteitsverbruik voor ree-chilling Energieverbruik van waakvlammen Energieverbruik voorkoeling ventilatielucht Elektriciteitsverbruik van de aarde-water warmtewisselaar Elektriciteitsverbruik voor verdampingskoeling ENERGIEVERBRUIK VOOR VERLICHTING Principe Dimensieloze hulpvariabele L rm r Elektriciteitsverbruik voor verlichting Bepaling van de dimensieloze hulpvariabele L rm r en het elektriciteitsverbruik voor verlichting aan de hand van waarden bij ontstentenis Bepaling van de dimensieloze hulpvariabele Lrm r Bepaling van het maandelijks elektriciteitsverbruik voor verlichting per unctioneel deel Bepaling van de dimensieloze hulpvariabele L rm r en het elektriciteitsverbruik voor verlichting aan de hand van de detailgegevens van de verlichtingsinstallatie Bepaling van de dimensieloze hulpvariabele L rm r Bepaling van het maandelijks elektriciteitsverbruik voor verlichting per unctioneel deel Rekenwaarde voor het vermogen per ruimte Verdeling in daglicht- en kunstlichtdeel PRIMAIR ENERGIEVERBRUIK Principe Het karakteristiek jaarlijks primair energieverbruik Het primair energieverbruik voor verwarming en koeling Het primair energieverbruik voor de bereiding van warm tapwater Het primair hulpenergieverbruik Het primair energieverbruik voor verlichting De primaire energiebesparing ingevolge de elektriciteitsproductie van gebouwgebonden warmtekrachtkoppeling BEREKENING VAN DE JAARLIJKSE HOEVEELHEID OPGEWEKTE EN/OF GEBRUIKTE HERNIEUWBARE ENERGIE PER M² BRUIKBARE VLOEROPPERVLAKTE IN DE EPN-EENHEID Inleiding Berekening van de jaarlijkse hoeveelheid opgewekte en/o gebruikte hernieuwbare energie per m² bruikbare vloeroppervlakte Berekening van de jaarlijkse hoeveelheid gebruikte hernieuwbare energie door warmtepompen Berekening van de jaarlijkse hoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie door otovoltaïsche zonne-energiesystemen Berekening van de jaarlijkse hoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie door biomassa / 160

4 4 EPN methode 11.6 Berekening van de jaarlijkse hoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie door thermische zonne-energiesystemen Berekening van de jaarlijkse hoeveelheid hernieuwbare energie via externe warmtelevering BIJLAGE A WARMTEKRACHTKOPPELING A.1 Principe A.2 Bepaling van het elektrisch en thermisch omzettingsrendement van WKK. 120 A.2.1 Bepaling van het elektrisch en thermisch omzettingsrendement van een interne verbrandingsmotor op aardgas, gas akomstig van biomassa, gasolie o plantaardige olie A.2.2 Bepaling van het elektrisch en thermisch omzettingsrendement van andere technologieën dan interne verbrandingsmotoren op aardgas, gas akomstig van biomassa, gasolie o plantaardige olie A.3 Bepaling van het maandelijks eindenergieverbruik van een WKK-installatie123 A.3.1 Rekenregel A.3.2 Door WKK gedekte bruto energiebehoete voor ruimteverwarming A.3.3 Door WKK gedekte netto energiebehoete voor bevochtiging A.3.4 Door WKK gedekte bruto warmtebehoete voor thermisch aangedreven koeling A.3.5 Door WKK gedekte bruto energiebehoete voor warm tapwater A.4 Bepaling van de hoeveelheid geproduceerde elektriciteit A.5 Bepaling van de hulpvariabele xm voor het berekenen van de maandelijkse ractie die door WKK wordt gedekt A.6 Bepaling van de minimale waterinhoud van een buervat om 30 minuten productie van een WKK-installatie op vol vermogen op te slaan BIJLAGE B VOORKOELING VAN VENTILATIELUCHT B.1 Rekenregel B.2 Aarde-water warmtewisselaar B.2.1 Eectiviteit eprecool,m van het voorkoelsysteem B.2.2 Reerentietemperatuur voor maximale temperatuurdaling θprecool,re,max,m B.3 Verdampingskoeling B.3.1 Eectiviteit e precool,m van het voorkoelsysteem B.3.2 Reerentietemperatuur voor maximale temperatuurdaling θprecool,re,max,m BIJLAGE C BEPALING VAN DE REFERENTIEWAARDE VOOR HET KARAKTERISTIEK JAARLIJKS PRIMAIR ENERGIEVERBRUIK C.1 Inleiding C.2 Reerentiewaarde voor de netto energiebehoete voor ruimteverwarming, ruimtekoeling, warm tapwater en bevochtiging C.2.1 Reerentiewaarde voor de rekenwaarde binnentemperatuur voor de verwarmingsberekening en tussentijdse temperatuurverlaging C Continue verwarming C Bijna-continue verwarming C Lage inertie C Hoge inertie C Tussentijdse temperatuurverlaging / 160

5 EPN methode 5 C.2.2 Reerentiewaarde voor de netto energiebehoete voor ruimteverwarming137 C.2.3 Reerentiewaarde voor de netto energiebehoete voor ruimtekoeling C.2.4 Reerentiewaarde voor de warmteoverdrachtscoëiciënt door transmissie per unctioneel deel C.2.5 Reerentiewaarde voor de warmteoverdrachtscoëiciënt door ventilatie en in/exiltratie per unctioneel deel C Reerentiewaarde voor de warmteoverdrachtscoëiciënt door ventilatie voor de verwarmingsberekeningen per unctioneel deel C Reerentiewaarde voor de warmteoverdrachtscoëiciënt door in/exiltratie voor de verwarmingsberekeningen per unctioneel deel. 146 C Reerentiewaarde voor de warmteoverdrachtscoëiciënt door hygiënische ventilatie voor de verwarmingsberekeningen per unctioneel deel 146 C Reerentiewaarde voor de warmteoverdrachtscoëiciënt door ventilatie voor de koelberekeningen per unctioneel deel C Reerentiewaarde voor de warmteoverdrachtscoëiciënt door in/exiltratie en aanvullende ventilatie voor de koelberekeningen per unctioneel deel C Reerentiewaarde voor de warmteoverdrachtscoëiciënt door hygiënische ventilatie voor de koelberekeningen per unctioneel deel 147 C.2.6 Reerentiewaarde voor de interne warmteproductie C.2.7 Reerentiewaarde voor de zonnewinsten C.2.8 Reerentiewaarde voor de eectieve thermische capaciteit C.2.9 Reerentiewaarde voor de maandelijkse netto energiebehoete voor bevochtiging C.2.10 Reerentiewaarde voor de voor de bijdrage aan het systeemrendement van de maandelijkse verliezen van een circulatieleiding C.3 Reerentiewaarde voor het hulpenergieverbruik van ventilatoren en pompen153 C.3.1 Reerentiewaarde voor het elektriciteitsverbruik van ventilatoren voor ventilatie en circulatie C.3.2 Reerentiewaarde voor het elektriciteitsverbruik van circulatiepompen154 C.4 Reerentiewaarde voor het energieverbruik voor verlichting C.5 Reerentiewaarde voor het primair energieverbruik C.5.1 Reerentiewaarde voor het karakteristiek jaarlijks primair energieverbruik C.5.2 Reerentiewaarde voor het primair energieverbruik voor verwarming, bevochtiging en koeling C.5.3 Reerentiewaarde voor het primair energieverbruik voor de bereiding van warm tapwater C.5.4 Reerentiewaarde voor het primair hulpenergieverbruik C.5.5 Reerentiewaarde voor het primair energieverbruik voor verlichting / 160

6 6 EPN methode 1 Inleiding Deze bijlage bevat de methode voor de bepaling van het peil van primair energieverbruik van niet-residentiële eenheden die één o meer speciieke uncties hebben, hierna genoemd "EPN-eenheid". De globale opbouw van de methode is analoog aan deze voor residentiële eenheden: zie hoodstuk 4 van bijlage V bij dit besluit (bepalingsmethode van het peil van primair energieverbruik van woongebouwen). Voor een opsomming van de normatieve verwijzingen, deinities, symbolen, akortingen en indices wordt verwezen naar hoodstukken 1, 2 en 3 van bijlage V bij dit besluit. De minister kan nadere speciicaties bepalen om de impact van atria o geventileerde dubbele gevels op de energieprestatie van de EPN-eenheid te bepalen. 6 / 160

7 2 Deinitie van de gebruiksoppervlakte EPN methode 7 De gebruiksoppervlakte van een ruimte o van een groep van ruimten is de oppervlakte, gemeten op vloerniveau, tussen de opgaande scheidingsconstructies die de ruimte o groep van ruimten omhullen. Voor trappen en hellende vloeren wordt de verticale projectie op het horizontale vlak beschouwd. Bij de bepaling van de gebruiksoppervlakte worden niet meegerekend: een trapgat, litschacht o vide; een dragende binnenwand. Bij de bepaling van de grenslijn mag een incidentele nis o uitsparing en een incidenteel uitspringend bouwdeel worden genegeerd, indien het grondvlak daarvan kleiner is dan 0,5 m². 7 / 160

8 8 EPN methode 3 Schematisering van het gebouw 3.1 Principe De energieprestatie heet vaak betrekking op een deelvolume van een gebouw, ahankelijk van bijvoorbeeld het al dan niet verwarmd (en/o gekoeld) zijn van ruimten, de unctie van verschillende delen, enz. Voor de bepaling van de energieprestatie wordt het gebouw daarom op conventionele manier opgesplitst in verschillende delen. Elk deelvolume dat op zich aan een energieprestatie-eis voor een niet-residentieel gebouw moet voldoen, wordt een "EPN-eenheid" genoemd. Indien nodig gebeurt een verdere opsplitsing in ventilatiezones en energiesectoren om verschillende types installaties correct te kunnen inrekenen en gebeurt een verdere opsplitsing in unctionele delen om de speciieke gebruikskenmerken van de verschillende uncties correct te kunnen inrekenen. 3.2 Opdeling van het gebouw Alle deinities, alle principes en alle te volgen regels met betrekking tot de gebouwindeling, worden voora door de minister bepaald. 8 / 160

9 4 Het peil van primair energieverbruik EPN methode 9 Het peil van primair energieverbruik van de EPN-eenheid wordt gegeven door de verhouding van het karakteristiek jaarlijks primair energieverbruik van de EPNeenheid tot een reerentiewaarde, vermenigvuldigd met 100: Eq. 1 E EPNR E 100 E char ann prim en cons (-) char ann prim en cons, re E EPNR het peil van primair energieverbruik van de EPN-eenheid, (-); E char ann prim en cons het karakteristiek jaarlijks primair energieverbruik van de EPN-eenheid, berekend volgens 10.2, in MJ; E char ann prim en cons,re de reerentiewaarde voor het karakteristiek jaarlijks primair energieverbruik, zoals bepaald in Bijlage C van deze tekst, in MJ. Het resultaat dient naar boven agerond te worden tot op 1 eenheid. 9 / 160

10 10 EPN methode 5 Netto energiebehoete voor ruimteverwarming, ruimtekoeling, warm tapwater en bevochtiging 5.1 Principe De netto energiebehoete voor ruimteverwarming o voor ruimtekoeling moet per energiesector worden bepaald, voor alle maanden van het jaar, om vervolgens te worden gebruikt voor de berekening van de bruto energiebehoete (zie 6). Voor de ruimteverwarming worden de binnentemperaturen en een groot aantal andere parameters voor elk unctioneel deel vastgelegd. Eerst moet de maandelijkse netto energiebehoete per unctioneel deel worden bepaald en vervolgens moet er gesommeerd worden over alle unctionele delen die tot de betreende energiesector behoren. De berekening van de netto energiebehoete per unctioneel deel houdt rekening met tussentijdse temperatuurverlagingen en met het bezettingsproiel van het unctioneel deel, zoals weergegeven in Tabel [2], evenals met de thermische massa van het unctioneel deel. Hiervoor wordt eerst de netto energiebehoete voor ruimteverwarming berekend met een constante instelwaarde voor de binnentemperatuur. Vervolgens wordt er een reductieactor a heat,int,ct,m toegepast, die rekening houdt met tussentijdse temperatuurverlagingen. Een groot aantal parameters wordt per unctioneel deel vastgelegd. Voor de ruimtekoeling moet dus de maandelijkse netto energiebehoete per unctioneel deel worden bepaald en vervolgens moet er worden gesommeerd over alle unctionele delen die tot de betreende energiesector behoren. Voor warm tapwater wordt de netto energiebehoete bepaald per unctioneel deel en berekend per tappunt met warm water (zie 5.10). Hierbij kan een warmteterugwinning in rekening worden gebracht. Volgende tappunten worden beschouwd: douches en baden; keukenaanrechten; andere tappunten voor warm tapwater, zoals lavabo's. Alle tappunten voor warm tapwater van de EPN-eenheid moeten in rekening worden gebracht. Indien er in de gebouwinstallaties voorzieningen aanwezig zijn om de buitenlucht te bevochtigen die in (een deel van) de EPN-eenheid wordt ingebracht, bepaal dan per bevochtigingstoestel de maandelijks benodigde hoeveelheid verdampingsenergie, rekening houdend met eventuele vochtterugwinning uit de avoerlucht. 10 / 160

11 EPN methode 11 Tabel [1]: Maandwaarden voor de lengte van de maand, de gemiddelde buitentemperatuur en de rekenwaarde voor de temperatuur van de toegevoerde buitenlucht voor de berekening van de energiebehoete voor ruimtekoeling. Maand Lengte van de maand 1 t m (Ms) Maandgemiddelde buitentemperatuur θ e,m ( C) Rekenwaarde voor de temperatuur van de toegevoerde buitenlucht bij koelberekeningen θ e,v,cool,m ( C) Natuurlijke ventilatie en mechanische avoerventilatie Mechanische toevoerventilatie en mechanische toe- en avoerventilatie januari 2,6784 3,2 5,2 16,0 ebruari 2,4192 3,9 5,9 16,0 maart 2,6784 5,9 7,9 16,0 april 2,5920 9,2 11,2 16,0 mei 2, ,3 15,3 16,0 juni 2, ,2 18,2 18,2 juli 2, ,6 19,6 19,6 augustus 2, ,6 19,6 19,6 september 2, ,2 17,2 17,2 oktober 2, ,2 13,2 16,0 november 2,5920 6,3 8,3 16,0 december 2,6784 3,5 5,5 16,0 1 1 Ms, 1 Megaseconde, is 1 miljoen seconden. 11 / 160

12 Beginuur van de bezetting Einduur van de bezetting Dagen per week Bezettingsrac tie per week 12 EPN methode Tabel [2]: Conventioneel bezettingsproiel voor elke unctie Functies pres,ct Logeerunctie 0h 24h 7 1,00 Kantoor 8h 18h Onderwijs 8h 18h Gezondheidszorg Bijeenkomst 5 (Ma Vrij) 0,30 5 (Ma Vrij) 0,30 met verblij 0h 24h 7 1,00 zonder verblij 8h 18h 5 (Ma Vrij) 0,30 operatiezalen 0h 24h 7 1,00 hoge bezetting 9h 24h lage bezetting 9h 24h caetaria/reter 8h 18h Keuken 10h 20h Handel 8h 20h Sport sporthal, sportzaal 8h 22h itness, dans 8h 22h sauna, zwembad 8h 22h 6 (Ma Za) 6 (Ma Za) 0,54 0,54 5 (Ma Vrij) 0,30 6 (Ma Za) 6 (Ma Za) 6 (Ma Za) 6 (Ma Za) 6 (Ma Za) 0,36 0,43 0,50 0,50 0,50 Technische ruimten 0h 24h 7 1,00 Gemeenschappelijk Andere 8h 18h Onbekende unctie 9h 24h Bezettingsproiel zoals hieronder bepaald 5 (Ma Vrij) 0,30 6 (Ma Za) 0,54 Voor de unctie "gemeenschappelijk": Als een unctioneel deel met die unctie één o meerdere unctionele delen die eenzelde unctie hebben, bedient, is de waarde van de bezettingsractie per week van het unctioneel deel met de unctie "gemeenschappelijk" gelijk aan de waarde van het unctioneel deel dat het bedient. Als een unctioneel deel met die unctie meerdere unctionele delen die een verschillende unctie hebben, bedient, wordt het bezettingsproiel als volgt bepaald: - beginuur van de bezetting: neem de waarde van het bediende unctioneel deel dat het vroegste beginuur heet; 12 / 160

13 EPN methode 13 - einduur van de bezetting: neem de waarde van het bediende unctioneel deel dat het laatste einduur heet; - speciiek kenmerk voor de unctie "technische ruimten": de bepaling van de bezettingsractie hierboven moet altijd gebeuren zonder rekening te houden met de aanwezigheid van de unctionele delen met de unctie "technische ruimten". De bezettingsractie per week wordt als volgt bepaald: Eq. 2 pres,ct 7 h h 168 occ,end,d occ,start,d d1 (-) met: pres,ct de bezettingsractie per week van het unctioneel deel "gemeenschappelijk", (-); h occ,end,d het einduur van de bezetting van het unctioneel deel "gemeenschappelijk" gedurende dag d, in h; h occ,start,d het beginuur van de bezetting van het unctioneel deel "gemeenschappelijk" gedurende dag d, in h. 5.2 Rekenwaarde binnentemperatuur voor de verwarmingsberekening en tussentijdse temperatuurverlaging Principe Voor de bepaling van de rekenwaarde van de binnentemperatuur in unctie van de tussentijdse temperatuurverlaging, kunnen volgende situaties voorkomen: continue verwarming (zie 5.2.2); bijna-continue verwarming: - tussentijdse temperatuurverlaging maar met lage inertie (zie ), - tussentijdse temperatuurverlaging maar met hoge inertie (zie ); Tussentijdse temperatuurverlaging (zie 5.2.4). De aannames voor continue verwarming zijn toepasbaar voor de unctionele delen die continu bezet zijn (24u/24u en 7 dagen op 7 - zie Tabel [2]) o waarvan de binnentemperatuur constant is (zie Tabel [4]). De aannames voor bijna-continue verwarming zijn toepasbaar voor unctionele delen die tussentijdse temperatuurverlaging hebben, maar die: owel een te lage inertie hebben: in dat geval wordt de rekenwaarde van de binnentemperatuur van het unctioneel deel gelijk genomen aan de gemiddelde binnentemperatuur voor de verwarmingsberekening; owel een te hoge inertie hebben: in dat geval wordt de rekenwaarde voor de binnentemperatuur van het unctioneel deel gelijk genomen aan de instelwaarde van de binnentemperatuur voor de verwarmingsberekening. De aannames voor tussentijdse temperatuurverlaging zijn toepasbaar voor de unctionele delen die een tussentijdse temperatuurverlaging hebben en die een gemiddelde inertie hebben. 13 / 160

14 14 EPN methode Continue verwarming De unctionele delen: Logeerunctie; Gezondheidszorg met verblij; Gezondheidszorg operatiezalen; Sport sporthal / sportzaal; kennen geen tussentijdse temperatuurverlaging (owel bezetting 24h/24h en 7 dagen op 7, owel constante binnentemperatuur). Voor de unctionele delen met een van deze uncties geldt dan: Eq. 3 θ i, heat,ct θi,heat,ct,avg θi,heat,ct, setpoint ( C) Eq. 4 aheat, int,ct, m 1 (-) met: θ i,heat,ct de rekenwaarde van de binnentemperatuur voor de verwarmingsberekening van unctioneel deel, zoals gebruikt in 5.3 voor de bepaling van de maandelijkse transmissie- en ventilatieverliezen, in C; θ i,heat,ct,avg de gemiddelde binnentemperatuur voor de verwarmingsberekening van unctioneel deel, ontleend aan Tabel [4], in C; θ i,heat,ct,setpoint de instelwaarde van de binnentemperatuur voor de verwarmingsberekening van unctioneel deel, ontleend aan Tabel [4], in C; a heat,int,ct,m de reductieactor die rekening houdt met tussentijdse temperatuurverlagingen, van unctioneel deel voor de maand m, (-) Bijna-continue verwarming Lage inertie Voor de unctionele delen die niet worden agedekt door 5.2.2, wordt de tussentijdse verwarming beschouwd als continue verwarming als de inertie van het beschouwde unctionele deel voldoende laag is, meer bepaald als: Eq. 5 τ heat, ct 0,2 t (h) unocc,min,ct dan geldt: Eq. 6 θ ( C) i, heat,ct θi,heat,ct, avg Eq. 7 aheat, int,ct, m 1 (-) τ heat,ct de tijdsconstante voor de verwarming van unctioneel deel, bepaald volgens 5.3, in h; t unocc,min,ct de kortste periode gedurende dewelke unctioneel deel niet bezet is, ontleend aan Tabel [5], in h; θ i,heat,ct de rekenwaarde van de binnentemperatuur voor de verwarmingsberekening van unctioneel deel, zoals gebruikt 14 / 160

15 EPN methode 15 in 5.3 voor de bepaling van de maandelijkse transmissie- en ventilatieverliezen, in C; θ i,heat,ct,avg de gemiddelde binnentemperatuur voor de verwarmingsberekening van unctioneel deel, ontleend aan Tabel [4], in C; a heat,int,ct,m de reductieactor die rekening houdt met tussentijdse temperatuurverlagingen, van unctioneel deel voor de maand m, (-) Hoge inertie Voor de unctionele delen die niet worden agedekt door 5.2.2, wordt de tussentijdse verwarming beschouwd als continue verwarming als de inertie van het beschouwde unctionele deel voldoende hoog is, meer bepaald als: Eq. 8 τ heat, ct 3 t (h) unocc,max,ct dan geldt: Eq. 9 θ ( C) i, heat,ct θi,heat,ct, setpoint Eq. 10 a 1 heat, int,ct, m (-) τ heat, ct de tijdsconstante voor de verwarming van unctioneel deel, bepaald volgens 5.3, in h; t unocc,max,ct de langste periode gedurende dewelke unctioneel deel niet bezet is, ontleend aan Tabel [5], in h; θ i,heat,ct de rekenwaarde van de binnentemperatuur voor de verwarmingsberekening van unctioneel deel, zoals gebruikt in 5.3 voor de bepaling van de maandelijkse transmissie- en ventilatieverliezen, in C; θ i,heat,ct,setpoint de instelwaarde van de binnentemperatuur voor de verwarmingsberekening van unctioneel deel, ontleend aan Tabel [4], in C; a heat,int,ct,m de reductieactor die rekening houdt met tussentijdse temperatuurverlagingen, van unctioneel deel voor de maand m, (-) Tussentijdse temperatuurverlaging Voor de unctionele delen die niet worden agedekt door en met een gemiddelde inertie, meer bepaald waarvoor geen enkele voorwaarde uit (Eq. 5) o (Eq. 8) is voldaan, geldt: Eq. 11 θ ( C) i, heat,ct θi,heat,ct, setpoint en: τ a (-) heat, int,ct,m heat,ct heat,ct,m heat,ct τheat,ct Eq. 12 0,heat max ;1 3 γ 1 15 / 160

16 16 EPN methode θ i,heat,ct de rekenwaarde van de binnentemperatuur voor de verwarmingsberekening van unctioneel deel, zoals gebruikt in 5.3 voor de bepaling van de maandelijkse transmissie- en ventilatieverliezen, in C; θ i,heat,ct,setpoint de instelwaarde van de binnentemperatuur voor de verwarmingsberekening van unctioneel deel, ontleend aan Tabel [4], in C; a heat,int,ct,m de reductieactor die rekening houdt met tussentijdse temperatuurverlagingen, van unctioneel deel voor de maand m, (-); heat,ct de bezettingsractie per week dat unctioneel deel wordt verwarmd op de instelwaarde van de binnentemperatuur (zonder temperatuurverlaging). Deze ractie is gelijk aan de conventionele tijdsractie gedurende dewelke personen aanwezig zijn in het unctioneel deel, pres,ct, ontleend aan Tabel [2], (-). τ 0,heat een constante, ontleend aan Tabel [3], in h; τ heat,ct de tijdsconstante voor de verwarming van unctioneel deel, bepaald volgens 5.3, in h; heat,ct,m de maandelijkse winst-verliesverhouding van unctioneel deel, bepaald volgens 5.3, (-). Tabel [3]: Numerieke parameters bij de bepaling van de benuttingsactor, voor alle uncties Ruimteverwarming Ruimtekoeling a 0,heat (-) τ 0,heat (h) b 0,cool (-) τ 0,cool (h) / 160

17 ( C) ( C) EPN methode 17 Tabel [4]: Instelwaarde van de binnentemperatuur en gemiddelde binnentemperatuur voor de verwarmingsberekening, per unctie Functies θi,heat,ct,setpoint θi,heat,ct,avg Logeerunctie 19,0 Kantoor 21,0 16,8 Onderwijs 21,0 16,8 Gezondheidszorg Bijeenkomst met verblij 23,0 zonder verblij 23,0 19,5 operatiezalen 19,0 hoge bezetting 21,0 18,2 lage bezetting 21,0 18,2 caetaria/reter 21,0 16,8 Keuken 19,0 16,4 Handel 21,0 17,6 Sport sporthal, sportzaal 13,0 itness, dans 21,0 18,0 sauna, zwembad 27,0 22,5 Technische ruimten 21,0 Gemeenschappelijk 21,0 Zoals hieronder bepaald Andere 21,0 16,8 Onbekende unctie 21,0 18,2 Voor de unctie "gemeenschappelijk": De gemiddelde binnentemperatuur voor de verwarmingsberekening van een unctioneel deel met de unctie "gemeenschappelijk", θ i,heat,ct,avg hangt a van de uncties van de unctionele delen die het bedient en wordt als volgt bepaald: Eq. 13 θ.21 (1 ).15 ( C) i, heat,ct,avg pres,ct pres,ct θ i,heat,ct,avg pres,ct de gemiddelde binnentemperatuur voor de verwarmingsberekening van het unctionele deel met de unctie "gemeenschappelijk", in C; de bezettingsractie per week van het unctioneel deel "gemeenschappelijk" zoals bepaald volgens 5.1, (-). 17 / 160

18 18 EPN methode (h) (h) Tabel [5]: Kortste en langste periode gedurende dewelke de unctie onbezet is, per unctie Functies tunocc,min,ct tunocc,max,ct Logeerunctie 0 0 Kantoor Onderwijs Gezondheidszorg Bijeenkomst met verblij 0 0 zonder verblij operatiezalen 0 0 hoge bezetting 9 33 lage bezetting 9 33 caetaria/reter Keuken Handel Sport sporthal, sportzaal itness, dans sauna, zwembad Technische ruimten 0 0 Gemeenschappelijk Zoals hieronder bepaald Andere Onbekende unctie 9 33 Voor de unctie "gemeenschappelijk": Het bezettingsproiel van een unctioneel deel "gemeenschappelijk" hangt a van de uncties van de unctionele delen die het bedient (zie Tabel [2]). De kortste en de langste tijdsperiode gedurende dewelke het unctioneel deel "gemeenschappelijk" onbezet is, t unoccmin,ct en t unoccmax,ct, hangt dus eveneens a van de uncties van de unctionele delen die het bedient. Om deze te bepalen, moet de kortste en de langste tijdsperiode worden berekend, in h, gedurende dewelke geen enkele van de bediende unctionele delen bezet is. De bepaling van deze tijdsperiodes moet altijd gebeuren zonder rekening te houden met de aanwezigheid van een unctioneel deel met de unctie "technische ruimten". 5.3 Maandelijkse netto energiebehoete voor ruimteverwarming De maandelijkse netto energiebehoete voor ruimteverwarming per energiesector wordt als volgt bepaald: 18 / 160

19 EPN methode 19 Eq. 14 (MJ) heat, net,sec i,m heat,net,int,ct,m Eq. 15 heat, net,int,ct,m a (MJ) heat,int,ct,m heat,net,ct, m met: heat,net,sec i,m heat,net,int,ct,m de netto energiebehoete voor ruimteverwarming, rekening houdend met tussentijdse temperatuurverlagingen, van energiesector i voor de maand m, in MJ; de netto energiebehoete voor ruimteverwarming, rekening houdend met tussentijdse temperatuurverlagingen, van unctioneel deel voor de maand m, in MJ; a heat,int,ct,m de reductieactor die rekening houdt met tussentijdse temperatuurverlagingen, van unctioneel deel voor de maand m, bepaald volgens 5.2, (-); heat,net,ct,m de netto energiebehoete voor ruimteverwarming, zonder rekening te houden met tussentijdse temperatuurverlagingen, van unctioneel deel voor de maand m, zoals hieronder bepaald, in MJ. Er moet gesommeerd worden over alle unctionele delen van energiesector i. Speciiek kenmerk voor de unctie "technische ruimten": de netto energiebehoete voor ruimteverwarming van de unctionele delen met die unctie, rekening houdend met tussentijdse temperatuurverlagingen, heat,net,int,ct,m, wordt voor het hele jaar gelijk genomen aan nul. Speciiek kenmerk voor de unctie "onderwijs": de netto energiebehoete voor ruimteverwarming van de unctionele delen met die unctie, rekening houdend met tussentijdse temperatuurverlagingen, heat,net,int,ct,m, wordt voor de maanden juli en augustus gelijk genomen aan nul. Voor de berekening van de maandelijkse netto energiebehoete voor ruimteverwarming, worden telkens de totale maandverliezen door transmissie en ventilatie bepaald, bij een vastgelegde rekenwaarde voor de binnentemperatuur θ i,heat,ct (bepaald volgens 5.2), evenals de totale maandwinsten door interne warmtewinsten en bezonning. Met behulp van de benuttingsactor voor de warmtewinsten wordt dan de maandelijkse energiebalans, telkens per unctioneel deel, opgesteld. Bepaal de maandelijkse netto energiebehoete voor ruimteverwarming, zonder rekening te houden met tussentijdse temperatuurverlagingen, per unctioneel deel met: Eq. 16 Indien heat,ct,m groter is dan o gelijk is aan 2,5, o kleiner dan 0, geldt: heat, net,ct, m 0 (MJ) Indien heat,ct,m kleiner is dan 2,5 en groter is dan o gelijk is aan 0, geldt: heat, net,ct,m η (MJ) L,heat,ct,m util,heat,ct,m g,heat,ct,m 19 / 160

20 20 EPN methode met: Eq. 17 L, heat,ct,m T,heat,ct,m V,heat,ct, m (MJ) Eq. 18 g, heat,ct,m i,heat,ct,m s,heat,ct, m (MJ) heat,ct,m de maandelijkse winst-verliesverhouding van unctioneel deel voor de maand m, zoals hieronder bepaald, (-); heat,net,ct,m de netto energiebehoete voor ruimteverwarming, zonder rekening te houden met tussentijdse temperatuurverlagingen, van unctioneel deel voor de maand m, in MJ; L,heat,ct,m het maandelijks warmteverlies door transmissie en ventilatie van unctioneel deel voor de verwarmingsberekeningen, in MJ; η util,heat,ct,m de maandelijkse benuttingsactor voor de warmtewinsten van unctioneel deel voor de verwarmingsberekeningen, zoals hieronder bepaald, (-); g,heat,ct,m de maandelijkse warmtewinsten door bezonning en interne warmteproductie van unctioneel deel voor de verwarmingsberekeningen, in MJ; T,heat,ct,m het maandelijks warmteverlies door transmissie van unctioneel deel voor de verwarmingsberekeningen, zoals hieronder bepaald, in MJ; V,heat,ct,m het maandelijks warmteverlies door ventilatie van unctioneel deel voor de verwarmingsberekeningen, zoals hieronder bepaald, in MJ; i,heat,ct,m de maandelijkse interne warmteproductie van unctioneel deel voor de verwarmingsberekeningen, bepaald volgens 5.7, in MJ; s,heat,ct,m de maandelijkse zonnewarmtewinsten van unctioneel deel voor de verwarmingsberekeningen, bepaald volgens 5.8, in MJ. en: Eq. 19 T, heat,ct,m HT,heat,ct (θi,heat,ct θe,m) tm (MJ) Eq. 20 V, heat,ct,m HV,heat,ct (θi,heat,ct θe,m) tm (MJ) H T,heat,ct de warmteoverdrachtscoëiciënt door transmissie van unctioneel deel voor de verwarmingsberekeningen, bepaald volgens 5.5, in W/K; H V,heat,ct de warmteoverdrachtscoëiciënt door ventilatie van unctioneel deel voor de verwarmingsberekeningen, bepaald volgens 5.6.2, in W/K; θ i,heat,ct de rekenwaarde van de binnentemperatuur in unctioneel deel voor de bepaling van de energiebehoete voor verwarming, bepaald volgens 5.2, in C; θ e,m de maandgemiddelde buitentemperatuur, ontleend aan Tabel [1], in C; de duur van de maand, ontleend aan Tabel [1], in Ms. t m 20 / 160

21 EPN methode 21 De benuttingsactor voor de warmtewinsten wordt per maand en per unctioneel deel bepaald aan de hand van de voor warmte toegankelijke massa en de verhouding tussen warmtewinsten en warmteverlies. Bereken de benuttingsactor voor verwarming per unctioneel deel en per maand, η util,heat,ct,m, met: Eq. 21 indien γ heat, ct, m 1: indien γ heat, ct, m 1: η η util,heat,ct,m util,heat,ct, m 1 1 a γ heat,ct,m a 1 γ (-) a a 1 heat,ct,m (-) waarbij de maandelijkse winst-verliesverhouding per unctioneel deel per maand, heat,ct,m, gedeinieerd is als: Eq. 22 g,heat,ct,m γ heat,ct,m (-) L,heat,ct,m waarbij, als L,heat,ct,m gelijk is aan nul, heat,ct,m niet wordt berekend en de waarde van heat,net,ct,m gelijk is aan nul. en waarbij de numerieke parameter a voor unctioneel deel gegeven wordt door: Eq. 23 a τheat,ct a0,heat (-) τ 0,heat met als tijdconstante voor verwarming van unctioneel deel, τ heat,ct, in h: Eq. 24 τ heat,ct ct (h) 3,6 H C T,heat,ct H V,heat,ct a 0,heat een constante, ontleend aan Tabel [3], (-); τ 0,heat een constante, ontleend aan Tabel [3], in h; C ct de eectieve thermische capaciteit van unctioneel deel, bepaald volgens 5.9, in kj/k; H T,heat,ct de warmteoverdrachtscoëiciënt door transmissie van unctioneel deel voor de verwarmingsberekeningen, bepaald volgens 5.5, in W/K; H V,heat,ct de warmteoverdrachtscoëiciënt door ventilatie van unctioneel deel voor de verwarmingsberekeningen, bepaald volgens 5.6.2, in W/K. 5.4 Maandelijkse netto energiebehoete voor ruimtekoeling Voor de ruimtekoeling moet eveneens de maandelijkse netto energiebehoete worden bepaald per unctioneel deel. Vervolgens moet er gesommeerd worden over alle unctionele delen die tot de betreende energiesector i behoren. De maandelijkse netto energiebehoete voor ruimtekoeling wordt steeds berekend, ook als er geen actieve koeling geplaatst wordt. 21 / 160

22 22 EPN methode De maandelijkse netto energiebehoete voor ruimtekoeling per energiesector wordt als volgt bepaald: Eq. 25 (MJ) cool, net,sec i,m cool,net,ct,m met: cool,net,sec i,m cool,net,ct,m de netto energiebehoete voor ruimtekoeling van energiesector i voor de maand m, in MJ; de netto energiebehoete voor ruimtekoeling van unctioneel deel, voor de maand m, zoals hieronder bepaald, in MJ. Er moet gesommeerd worden over alle unctionele delen van energiesector i. Speciiek kenmerk voor de uncties "sauna/zwembad" en "technische ruimten": de maandelijkse netto energiebehoete voor ruimtekoeling van de unctionele delen met een van deze uncties, cool,net,ct,m, wordt voor het hele jaar gelijk genomen aan nul. Speciiek kenmerk voor de unctie "onderwijs": de netto energiebehoete voor ruimtekoeling van de unctionele delen met deze unctie, cool,net,ct,m, wordt voor de maanden juli en augustus gelijk genomen aan nul. Bepaal de maandelijkse netto energiebehoete voor ruimtekoeling per unctioneel deel met: Eq. 26 Indien λ cool,ct,m groter is dan o gelijk is aan 2,5, geldt: 0 cool, net,ct, m (MJ) Indien λ cool,ct,m kleiner is dan 2,5, geldt: cool, net,ct,m cool,ct 1,1 p η (MJ) g,cool,ct,m util,cool,ct,m L,cool,ct,m met: Eq. 27 g, cool,ct,m i,cool,ct,m s,cool,ct, m (MJ) Eq. 28 L, cool,ct,m T,cool,ct,m V,cool,ct, m (MJ) λ cool,ct,m cool,net,ct,m p cool,ct g,cool,ct,m η util,cool,ct,m de maandelijkse verlies-winstverhouding van unctioneel deel, zoals hieronder bepaald, (-); de maandelijkse netto energiebehoete voor ruimtekoeling van unctioneel deel, in MJ; de conventionele waarschijnlijkheid op het plaatsen van actieve koeling in unctioneel deel, zoals hieronder bepaald, (-); de maandelijkse warmtewinsten van unctioneel deel door bezonning en interne warmteproductie voor de koelberekeningen, in MJ; de maandelijkse benuttingsactor voor de warmteverliezen van unctioneel deel voor de koelberekeningen, zoals hieronder bepaald, (-); 22 / 160

23 EPN methode 23 L,cool,ct,m het maandelijks warmteverlies door transmissie en ventilatie van unctioneel deel voor de koelberekeningen, in MJ; T,cool,ct,m het maandelijks warmteverlies door transmissie van unctioneel deel voor de koelberekeningen, zoals hieronder bepaald, in MJ; V,cool,ct,m het maandelijks warmteverlies door ventilatie van unctioneel deel voor de koelberekeningen, zoals hieronder bepaald, in MJ; i,cool,ct,m de maandelijkse interne warmteproductie van unctioneel deel voor de koelberekeningen, bepaald volgens 5.7, in MJ; s,cool,ct,m de maandelijkse zonnewarmtewinsten van unctioneel deel voor de koelberekeningen, bepaald volgens 5.8, in MJ. en: Eq. 29 T, cool,ct,m HT,cool,ct θ i,cool,ct θ e,m Δθe,m tm (MJ) Eq. 30 H θ i,cool,ct θ e,m Δθe,m m θ θ V,ext,cool,ct,m V, cool,ct,m t HV,hyg,cool,ct,m i,cool,ct e,v,cool,m (MJ) H T,cool,ct de warmteoverdrachtscoëiciënt door transmissie van unctioneel deel voor de koelberekeningen, bepaald volgens 5.5, in W/K; H V,ext,cool,ct,m de maandelijkse warmteoverdrachtscoëiciënt door in/exiltratie en aanvullende ventilatie van unctioneel deel voor de koelberekeningen, bepaald volgens , in W/K; H V,hyg,cool,ct,m de maandelijkse warmteoverdrachtscoëiciënt door hygiënische ventilatie van unctioneel deel voor de koelberekeningen, bepaald volgens , in W/K; θ i,cool,ct de rekenwaarde van de binnentemperatuur van unctioneel deel voor de bepaling van de energiebehoete voor ruimtekoeling, ontleend aan Tabel [6], in C; θ e,m de maandgemiddelde buitentemperatuur, ontleend aan Tabel [1], in C; Δθ e,m een verhoging van de maandgemiddelde buitentemperatuur voor de berekening van de energiebehoete voor koeling, gelijk te nemen aan 2 C; θ e,v,cool,m de conventionele rekenwaarde voor de toevoertemperatuur van de ventilatielucht voor hygiënische ventilatie voor de koelberekeningen, ontleend aan Tabel [1], in C; de duur van de maand, ontleend aan Tabel [1], in Ms. t m Tabel [6]: De rekenwaarde van de binnentemperatuur voor de bepaling van de energiebehoete voor ruimtekoeling, per unctie Functies θ i,cool,ct ( C) Voor alle uncties 23,0 De waarde bij ontstentenis voor p cool,ct is 1. Gunstigere waarden zijn te bepalen volgens door de minister bepaalde regels. 23 / 160

24 24 EPN methode De benuttingsactor voor de warmteverliezen wordt per maand en per unctioneel deel bepaald aan de hand van de voor warmte toegankelijke massa en de verhouding tussen warmteverlies en warmtewinst. Bereken de benuttingsactor voor koeling per unctioneel deel en per maand, η util,cool,ct,m met: Eq. 31 Indien λcool, ct, m 1: Indien λcool, ct, m 1: η η util, cool,ct,m util,cool,ct,m 1 1 bm λ cool,ct,m bm 1 λ (-) cool,ct,m bm (-) b 1 waarbij de maandelijkse verlies-winstverhouding per unctioneel deel, λ cool,ct,m, gedeinieerd is als: m Eq. 32 L,cool,ct,m λcool,ct,m (-) g,cool,ct,m en waarbij de numerieke parameter b m voor unctioneel deel gegeven wordt door: Eq. 33 b m τcool,ct,m b0,cool (-) τ 0,cool met als maandelijkse tijdconstante voor koeling van unctioneel deel, τ cool,ct,m : Eq. 34 τ cool,ct,m ct (h) 3,6 H T,cool,ct H C V,ext,cool,ct,m H V,hyg,cool,ct,m b 0,cool een constante, ontleend aan Tabel [3], (-); τ 0,cool een constante, ontleend aan Tabel [3], in h; C ct de eectieve thermische capaciteit van unctioneel deel, bepaald volgens 5.9, in kj/k; H T,cool,ct de warmteoverdrachtscoëiciënt door transmissie van unctioneel deel voor de koelberekeningen, bepaald volgens 5.5, in W/K; H V,ext,cool,ct,m de maandelijkse warmteoverdrachtscoëiciënt door in/exiltratie en aanvullende ventilatie van unctioneel deel voor de koelberekeningen, bepaald volgens , in W/K; H V,hyg,cool,ct,m de maandelijkse warmteoverdrachtscoëiciënt door hygiënische ventilatie van unctioneel deel voor de koelberekeningen, bepaald volgens , in W/K. 24 / 160

25 EPN methode Warmteoverdrachtscoëiciënt door transmissie per unctioneel deel Bepaal de warmteoverdrachtscoëiciënten door transmissie van unctioneel deel, H T,heat,ct en H T,cool,ct volgens respectievelijk 7 en 8 van bijlage V bij dit besluit, ermee rekening houdend dat de energiebalans op niveau van het unctioneel deel wordt bepaald, in plaats van op niveau van de energiesector i. Scheidingsconstructies met aangrenzende verwarmde ruimten (andere unctionele delen, andere energiesectoren, andere delen van het beschermd volume buiten de EPN-eenheid, aangrenzende verwarmde gebouwen, enz.) blijven daarbij buiten beschouwing. 5.6 Warmteoverdrachtscoëiciënt door ventilatie per unctioneel deel Principe De regelgeving (zie bijlage X bij dit besluit) legt minimale ontwerpventilatiedebieten per ruimte op. Grotere ontwerpventilatiedebieten zijn steeds toegelaten. Deze moeten door het bouwteam per ruimte eenduidig vastgelegd worden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen 4 soorten ventilatiesystemen: natuurlijke ventilatie; mechanische toevoerventilatie; mechanische avoerventilatie; mechanische toe- en avoerventilatie. Verder in deze tekst worden de laatste 3 categorieën samen omschreven als mechanische ventilatie. Ingevolge de regels voor het abakenen van de energiesectoren en de unctionele delen (zie bijlage gebouwindeling), mag er in een enkel unctioneel deel slechts één soort ventilatiesysteem voorkomen. Tevens wordt per unctioneel deel het aantal personen bepaald waarvoor het ventilatiesysteem ontworpen wordt. Op basis van het iniltratiedebiet, het ontwerpdebiet aan buitenlucht en eventuele warmteterugwinning en voorkoeling, wordt het ventilatieverlies bepaald Warmteoverdrachtscoëiciënt door ventilatie voor de verwarmingsberekeningen per unctioneel deel Bepaal de warmteoverdrachtscoëiciënt door ventilatie voor de verwarmingsberekeningen per unctioneel deel met: Eq. 35 H V, heat,ct HV,in/exilt, heat,ct HV,hyg,heat,ct (W/K) met: H V,heat,ct de warmteoverdrachtscoëiciënt door ventilatie van unctioneel deel voor de verwarmingsberekeningen, in W/K; 25 / 160

26 26 EPN methode H V,in/exilt,heat,ct de warmteoverdrachtscoëiciënt door in/exiltratievan unctioneel deel voor de verwarmingsberekeningen, bepaald volgens , in W/K; H V,hyg,heat,ct de warmteoverdrachtscoëiciënt door hygiënische ventilatie van unctioneel deel voor de verwarmingsberekeningen, bepaald volgens , in W/K Warmteoverdrachtscoëiciënt door in/exiltratie voor de verwarmingsberekeningen per unctioneel deel Bepaal de warmteoverdrachtscoëiciënt door in/exiltratie voor de verwarmingsberekeningen per unctioneel deel met: Eq. 36 H V, in/exilt, heat,ct 0,34 Vin/exilt, heat,ct (W/K) Eq. 37 V 0,04 v A (m³/h) in/exilt, heat,ct 50,heat T,E,ct met: H V,in/exilt,heat,ct de warmteoverdrachtscoëiciënt door in/exiltratievan unctioneel deel voor de verwarmingsberekeningen, in W/K; V het gemiddeld in/exiltratiedebiet doorheen de ondichte in/exilt,heat,ct gebouwschil in unctioneel deel voor de verwarmingsberekeningen, in m³/h; v 50,heat het lekdebiet bij 50 Pa per eenheid oppervlakte voor de verwarmingsberekeningen, zoals hieronder bepaald, in m³/(h.m²); A T,E,ct de totale oppervlakte van alle scheidingsconstructies die unctioneel deel omhullen en waardoorheen transmissieverliezen beschouwd worden bij de bepaling van de energieprestatie 2 (zie ook 5.5), in m². Indien een luchtdichtheidsmeting van de volledige EPN-eenheid (o desgevallend van een groter deel van het beschermd volume) voorgelegd wordt, geldt voor het lekdebiet bij 50 Pa per eenheid oppervlakte voor de verwarmingsberekeningen, v : 50,heat Eq. 38 met: A test V 50 v 50,heat (m³/(h.m²)) Atest de totale oppervlakte (op basis van uitwendige ametingen) van de scheidingsconstructies die het volume, dat in de luchtdichtheidstest gemeten werd, omhullen, met uitzondering van de scheidingsconstructies naar aangrenzende verwarmde ruimten, in m²; 2 Dus enkel constructies die de scheiding vormen tussen het unctioneel deel en aangrenzende verwarmde ruimten, worden niet meegerekend bij de bepaling van A T,E,ct. 26 / 160

27 EPN methode 27 V 50 het lekdebiet bij 50 Pa van de uitwendige schil, in m³/h, ageleid uit de luchtdichtheidstest gemeten conorm methode A van de norm NBN EN en conorm bijkomende regels bepaald door de minister. Zoniet is volgende waarde bij ontstentenis van toepassing voor v 50 : 12 m³/(h.m²) Warmteoverdrachtscoëiciënt door hygiënische ventilatie voor de verwarmingsberekeningen van unctioneel deel Bepaal de warmteoverdrachtscoëiciënt door hygiënische ventilatie voor de verwarmingsberekeningen van unctioneel deel met: Eq. 39 H V, hyg,heat,ct 0,34 reduc,vent,heat,ct rpreh,heat,ct vent,heat,ct Vhyg,ct (W/K) met: H V,hyg,heat,ct reduc,vent,heat,ct r preh,heat,ct vent,heat,ct de warmteoverdrachtscoëiciënt door hygiënische ventilatie van unctioneel deel voor de verwarmingsberekeningen, in W/K; een reductieactor voor ventilatie van unctioneel deel voor de verwarmingsberekeningen. De waarde bij ontstentenis voor reduc, vent, heat,ct is 1. Gunstigere waarden kunnen in rekening worden gebracht als die bepaald zijn overeenkomstig voora door de minister bepaalde regels, (-); een reductieactor voor het eect van voorverwarming op de netto energiebehoete voor ruimteverwarming in unctioneel deel, bepaald volgens 5.6.4, (-); de conventionele tijdsractie gedurende dewelke de ventilatie in bedrij is in unctioneel deel, voor de verwarmingsberekeningen, ontleend aan Tabel [7], (-); V het ontwerptoevoerdebiet aan buitenlucht in unctioneel deel hyg,ct, in m³/h. Indien het ontwerptoevoerdebiet aan buitenlucht in een ruimte kleiner is dan de minimale waarde zoals opgelegd door bijlage X bij dit besluit, dan wordt voor de bepaling van H V gerekend met het minimaal geëist debiet. Deze regel geldt echter niet voor speciale ruimten zoals bedoeld in hoodstuk 6.4 van bijlage X bij dit besluit Warmteoverdrachtscoëiciënten door ventilatie voor de koelberekeningen per unctioneel deel Voor de koelberekeningen wordt er een onderscheid gemaakt tussen in/exiltratie en aanvullende ventilatie enerzijds en hygiënische ventilatie anderzijds Maandelijkse warmteoverdrachtscoëiciënt door in/exiltratie en aanvullende ventilatie voor de koelberekeningen per unctioneel deel Voor de koelberekeningen verstaat men onder in/exiltratie en aanvullende ventilatie: 27 / 160

28 28 EPN methode in/exiltratie; nachtventilatie. De maandelijkse warmteoverdrachtscoëiciënt door in/exiltratie en aanvullende ventilatie voor de koelberekeningen per unctioneel deel wordt gegeven door: Eq. 40 H V, ext,cool,ct,m HV,in/exilt,cool,ct HV,night,cool,ct, m (W/K) met: H V,ext,cool,ct,m de maandelijkse warmteoverdrachtscoëiciënt door in/exiltratie en aanvullende ventilatie van unctioneel deel voor de koelberekeningen, in W/K; H V,in/exilt,cool,ct de warmteoverdrachtscoëiciënt door in/exiltratie van unctioneel deel voor de koelberekeningen, bepaald volgens , in W/K; H V,night,cool,ct,m de maandelijkse warmteoverdrachtscoëiciënt door nachtventilatie van unctioneel deel voor de koelberekeningen, bepaald volgens voora door de minister bepaalde regels o bij gebrek daaraan, volgens het principe van gelijkwaardigheid, in W/K Warmteoverdrachtscoëiciënt door in/exiltratie voor de koelberekeningen van unctioneel deel Bepaal de warmteoverdrachtscoëiciënt door in/exiltratie voor de koelberekeningen van unctioneel deel met: Eq. 41 H V, in/exilt, cool,ct 0,34 Vin/exilt, cool,ct (W/K) Eq. 42 V 0,04 v A (m³/h) in/exilt, cool,ct 50,cool T,E,ct met: H V,in/exilt,cool,ct de warmteoverdrachtscoëiciënt door in/exiltratie voor de koelberekeningen van unctioneel deel, in W/K; V het gemiddeld in/exiltratiedebiet doorheen de ondichte in/exilt, cool,ct gebouwschil voor de koelberekeningen van unctioneel deel, in m³/h; v het lekdebiet bij 50Pa per eenheid oppervlakte voor de 50,cool koelberekeningen, in m³/(h.m²), zoals hieronder bepaald; A T,E,ct de totale oppervlakte van alle scheidingsconstructies die unctioneel deel omhullen en waardoorheen transmissieverliezen beschouwd worden bij de bepaling van de energieprestatie 3 (zie ook 5.5), in m². 3 Dus enkel constructies die de scheiding vormen tussen het unctioneel deel en verwarmde ruimten, worden niet meegerekend bij de bepaling van A T,E,ct. 28 / 160

29 EPN methode 29 Indien een luchtdichtheidsmeting van de volledige EPN-eenheid (o desgevallend van een groter deel van het beschermd volume) voorgelegd wordt, geldt voor het lekdebiet bij 50 Pa per eenheid oppervlakte voor de koelberekeningen, v : 50, cool Eq. 43 v (m³/(h.m²)) 50, cool v50, heat met v 50,heat het lekdebiet bij 50 Pa per eenheid oppervlakte voor de verwarmingsberekeningen, zoals bepaald in , in m³/(h.m²). Zoniet is volgende waarde bij ontstentenis van toepassing voor v 50 : 0 m³/(h.m²) Maandelijkse warmteoverdrachtscoëiciënt door hygiënische ventilatie voor de koelberekeningen van unctioneel deel De maandelijkse warmteoverdrachtscoëiciënt door hygiënische ventilatie voor de koelberekeningen van unctioneel deel wordt als volgt bepaald: Eq. 44 H V,hyg,cool,ct,m 0,34 r reduc,vent,cool,ct precool,ct,m r vent,cool,ct preh,cool,ct V hyg,ct (W/K) met: H V,hyg,cool,ct,m reduc,vent,cool,ct r preh,cool,ct r precool,ct,m vent,cool,ct hyg,ct de maandelijkse warmteoverdrachtscoëiciënt door hygiënische ventilatie van unctioneel deel voor de koelberekeningen, in W/K; een reductieactor voor ventilatie van unctioneel deel voor de koelberekeningen. De waarde bij ontstentenis voor reduc,vent,cool,ct is 1. Gunstigere waarden kunnen in rekening worden gebracht als die bepaald zijn overeenkomstig voora door de minister bepaalde regels, (-); een reductieactor voor het eect van voorverwarming op de netto-energiebehoete voor ruimtekoeling in unctioneel deel, bepaald volgens 5.6.4, (-); een maandelijkse vermenigvuldigingsactor voor het eect van voorkoeling van de ventilatielucht van unctioneel deel voor de koelberekeningen, bepaald volgens Bijlage B van deze tekst, (-); de conventionele tijdsractie gedurende dewelke de ventilatie in bedrij is in unctioneel deel voor de koelberekeningen, ontleend aan Tabel [7], (-); V het ontwerptoevoerdebiet aan buitenlucht in unctioneel deel, in m³/h, bepaald volgens de principes uit Reductieactor ingevolge voorverwarming De reductieactor voor voorverwarming van een unctioneel deel, r preh, is gelijk aan de reductieactor voor voorverwarming van energiesector i waarvan het deel uitmaakt, die op zijn beurt is aan de reductieactor voor voorverwarming van de ventilatiezone z waarvan de energiesector i deel uitmaakt: r preh,heat,ct = r preh,heat,sec i = r preh,heat,zone z 29 / 160

30 30 EPN methode r preh,cool,ct = r preh,cool,sec i = r preh,cool,zone z De bepaling van de reductieactor voor voorverwarming van ventilatiezone z d.m.v. een warmteterugwinapparaat gebeurt zoals hieronder beschreven. Voorverwarming d.m.v. doorgang doorheen een aangrenzende onverwarmde ruimte en/o doorheen een ondergronds aanvoerkanaal dient behandeld te worden door voora door de minister bepaalde regels o, bij gebrek daaraan, op basis van een gelijkwaardigheidsaanvraag. Als er geen voorverwarming plaatsvindt, is de waarde voor r preh in elk van de gevallen 1. Een warmtepomp voor ruimteverwarming die als warmtebron de agevoerde lucht gebruikt, wordt niet in deze bijlage behandeld, maar in van bijlage V bij dit besluit. Warmteterugwinapparaat in geval van mechanische toe- en avoerventilatie In een ventilatiezone z met mechanische toe- en avoerventilatie is het mogelijk de toevoer van buitenlucht in min o meerdere mate voor te verwarmen m.b.v. een warmtewisselaar die warmte onttrekt aan de avoerlucht naar buiten. Het is mogelijk dat de toevoer van buitenlucht in de ventilatiezone z op meerdere plaatsen gebeurt. In dat geval kan het voorkomen dat niet alle luchttoevoeren voorverwarmd worden. Omgekeerd is het mogelijk dat de mechanische avoer naar buiten via meer dan 1 luchtuitlaat gebeurt en kan het voorkomen dat op sommige van deze luchtstromen geen warmterecuperatie plaatsvindt. Indien het totaal mechanisch toevoerdebiet verschilt van het totaal mechanisch avoerdebiet in de ventilatiezone z, dan zal er noodzakelijkerwijs een extra (in- o uitwaartse) ongecontroleerde luchtstroom doorheen de schil optreden 4. Ventilatoren met automatische debietregeling hebben een gunstige invloed op de reductieactor voor voorverwarming, omdat de debietbalans behouden kan worden, ook wanneer de werkingsomstandigheden wijzigen (vervuiling van ilters, ). De automatische debietregeling is een producteigenschap die wordt vastgesteld voor alle ventilatoren van een ventilatiegroep en die inhoudt dat een regeling ervoor zorgt dat het geleverde debiet niet meer dan 5% awijkt van de instelwaarde. Deze producteigenschap moet, voor elke ventilator van de groep, aan de hand van debietmetingen gecontroleerd worden voor het gehele debiet- en drukbereik van de ventilator. De reductieactor voor ruimteverwarming ingevolge de voorverwarming van de buitenluchttoeveor in een ventilatiezone z m.b.v. warmteterugwinning moet bepaald worden aan de hand van de volgende ormule: Eq. 45 r preh,heat,zonez V in,p eheat,hr,p min V in,p ;V out,p max 0; V out,p V in,p p max p V in,p ; p V out,p p (-) 4 Omwille van de eenvoud wordt net zoals in 5.6 bij conventie de mogelijke interactie tussen de in/exiltratieterm en de term voor bewuste ventilatie buiten beschouwing gelaten. 30 / 160

31 met: e heat,hr,p EPN methode 31 een dimensieloze actor die de mate van warmteterugwinning op plaats p aangeet, als volgt bepaald: - indien de buitenlucht toevoerstroom p niet voorverwarmd wordt, geldt e heat,hr,p = 0 - indien de buitenlucht toevoerstroom p wel voorverwarmd wordt m.b.v. een warmteterugwinapparaat, geldt e heat,hr,p = r p.η test,p De actor r p wordt bepaald zoals hieronder beschreven. Het thermisch rendement η test,p van het warmteterugwinapparaat op plaats p wordt bepaald zoals beschreven in bijlage G van bijlage V bij dit besluit. Een waarde voor het thermisch rendement mag slechts gebruikt worden in zoverre zowel V als V out, p niet groter zijn dan het volumedebiet tijdens de proe zoals gedeinieerd in dezelde bijlage G van bijlage V bij dit besluit; V in,p het ingaand luchtdebiet op plaats p, in m 3 /h, bepaald zoals hieronder beschreven; V out,p het uitgaand luchtdebiet op plaats p, in m 3 /h, bepaald zoals hieronder beschreven. in, p Er dient gesommeerd te worden over alle plaatsen p in ventilatiezone z waar mechanische buitenlucht toevoer en/o mechanische avoer naar buiten plaatsvindt. Bepaal het binnenkomende buitenlucht debiet op plaats p als volgt: als de ventilatorgroep waardoor het ingaand en het uitgaand debiet op plaats p worden geleverd, uitgerust is met een automatische debietregeling zoals hoger gedeinieerd, dan geldt: Eq. 46 V in, p V supply,setpoint,nom,p (-) waarbij de instelwaarde van het ingaand debiet op plaats p bij nominale ventilatorstand beschouwd wordt, in m³/h; in alle andere gevallen geldt: Eq. 47 V V (-) in, p supply,design, p waarbij het ontwerpdebiet van de binnenkomende verse lucht op plaats p beschouwd wordt, in m³/h. Bepaal het avoerdebiet naar buiten op plaats p als volgt: als de ventilatorgroep waardoor het ingaand en het uitgaand debiet op plaats p worden geleverd, uitgerust is met een automatische debietregeling zoals hoger gedeinieerd, dan geldt: Eq. 48 V out, p V extr,setpoint,nom,p (-) waarbij de instelwaarde van het uitgaand debiet bij nominale ventilatorstand beschouwd wordt, m³/h; 31 / 160

32 32 EPN methode in alle andere gevallen geldt: Eq. 49 V out, p V extr,design,p (-) waarbij het ontwerpdebiet van de naar buiten gaande lucht op plaats p beschouwd wordt, in m³/h. Bepaal in geval er warmteterugwinning plaatsvindt op plaats p r p als volgt: als de ventilatorgroep waardoor het ingaand en uitgaand debiet op plaats p worden geleverd, uitgerust is met een automatische debietregeling zoals hoger gedeinieerd, dan geldt: r p =0,95 in alle andere gevallen geldt: r p =0,85 Bepaal de reductieactor te hanteren bij de koelberekeningen als volgt: Eq. 50 r preh,cool,zone z V in,p ecool,hr,p min V in,p ;V out,p max 0; V out,p V in,p p max p V in,p ; p V out,p p (-) waarbij de verschillende termen dezelde zijn als hierboven, met uitzondering van e cool,hr,p, waarvan de waarde als volgt bepaald wordt: indien warmteterugwinapparaat p van een by-pass voorzien is waarbij de doorgang doorheen de warmtewisselaar volledig agesloten wordt, o op een andere manier volledig geïnactiveerd kan worden (bv. stilzetten van een roterend warmtewiel), geldt: Eq. 51 e cool,hr,p = 0 (-) indien warmteterugwinapparaat p van een by-pass voorzien is maar de doorgang doorheen de warmtewisselaar daarbij niet volledig agesloten wordt o niet op een andere manier volledig geïnactiveerd wordt, geldt: Eq. 52 e cool,hr,p = 0,5 x e heat,hr,p(-) (-) in alle andere gevallen geldt: Eq. 53 e cool,hr,p = e heat,hr,p (-) Tijdsractie dat de ventilatie in bedrij is De waarden van de conventionele tijdsracties gedurende dewelke de ventilatie in bedrij is, voor de verwarmings- en voor de koelberekeningen (respectievelijk vent,heat,ct en vent,cool,ct ) worden per unctie ontleend aan Tabel [7]. 32 / 160

33 EPN methode / 160

34 34 EPN methode Natuurlijk system Mechanisch systeem Tabel [7]: Fractie van de tijd dat er bij conventie geventileerd wordt, vent,heat,ct en vent,cool,ct per unctie vent,cool,ct Functies vent,heat,ct Logeerunctie 1,00 Kantoor 0,30 Onderwijs 0,30 Gezondheidszorg Bijeenkomst met verblij 1,00 zonder verblij 0,30 operatiezalen 1,00 hoge bezetting 0,54 lage bezetting 0,54 caetaria/reter 0,10 Keuken 0,36 Handel 0,43 Sport sporthal, sportzaal 0,50 itness, dans 0,50 sauna, zwembad 0,50 Technische ruimten 1,00 Gemeenschappelijk Zoals hieronder bepaald Andere 0,30 Onbekende unctie 0,54 1,00 Gelijk aan vent,heat,ct Voor de unctie "gemeenschappelijk": als een unctioneel deel met die unctie verschillende unctionele delen bedient, zijn de waarden van de parameters vent,heat,ct en vent,cool,ct gelijk aan de hoogste waarde van deze parameters van de unctionele delen die het bedient. Als er meerdere unctionele delen met verschillende uncties aanwezig zijn in dezelde ventilatiezone zijn de waarden van de parameters vent,heat,ct en vent,cool,ct identiek voor alle unctionele delen die tot de ventilatiezone behoren. Deze waarde is de waarde van het unctionele deel waarvoor de tijdsractie dat er geventileerd wordt, het meest ongunstig is, d.w.z. de hoogste waarde. 34 / 160

35 5.7 Interne warmteproductie EPN methode 35 De beschouwde interne warmtebronnen zijn: personen, verlichting, ventilatoren en overige apparatuur. Bepaal de maandelijkse interne warmteproductie van unctioneel deel voor de verwarmings- en koelberekeningen met: Eq. 54 i, heat,ct,m Φi,heat,ct,m tm (MJ) Eq. 55 i, cool,ct,m Φi,cool,ct,m tm (MJ) Eq. 56 qi,pers,ct real,ct pres,ct ndesign,ct qi,app,ct.a,ct Φ i,heat,ct,m 0,8 (W) rlight,ct Wlight,ct,m 3,6/t m rans,heat,ct Wans,ct,m 3,6/t m Eq. 57 qi,pers,ct real,ct pres,ct ndesign,ct qi,app,ct.a,ct Φ (W) i,cool,ct,m rlight,ct Wlight,ct,m 3,6/tm rans,cool,ct Wans,ct,m 3,6/tm i,heat,ct,m de maandelijkse interne warmteproductie van unctioneel deel voor de verwarmingsberekeningen, in MJ; i,cool,ct,m de maandelijkse interne warmteproductie van unctioneel deel voor de koelberekeningen, in MJ; Φ i,heat,ct,m de gemiddelde warmtestroom door interne warmteproductie in unctioneel deel voor de verwarmingsberekeningen, in W; Φ i,cool,ct,m de gemiddelde warmtestroom door interne warmteproductie in unctioneel deel voor de koelberekeningen, in W; q i,pers,ct de gemiddelde interne warmteproductie in unctioneel deel, akomstig van personen, ontleend aan Tabel [8], in W/pers; real,ct de conventioneel vastgelegde verhouding van de gemiddelde reële bezetting tijdens de gebruiksuren t.o.v. de maximale ontwerpbezetting van unctioneel deel, ontleend aan Tabel [8], (-); pres,ct de conventionele tijdsractie dat er mensen in unctioneel deel aanwezig zijn, ontleend aan Tabel [2], (-); n design,ct het aantal personen in unctioneel deel overeenkomend met de maximale bezetting waarvoor de ventilatiesystemen ontworpen zijn, (-); q i,app,ct de gemiddelde speciieke interne warmteproductie in unctioneel deel ingevolge de apparatuur, ontleend aan Tabel [8], in W/m²; A,ct de gebruiksoppervlakte van unctioneel deel, in m²; r light,ct een reductieactor waarvan de waarde bedraagt: - 0,3 indien het energieverbruik voor verlichting van unctioneel deel is bepaald volgens 9.2 (oraitaire methode); - 0,5 indien tenminste 70% van de verlichtingsarmaturen in het betreende unctioneel deel, gewogen naar het opgenomen vermogen, worden agezogen; - 1,0 in de overige gevallen; W light,ct,m de maandelijkse interne warmteproductie in het beschouwde unctioneel deel door verlichting, bepaald volgens o 9.3.2, in kwh; 35 / 160

36 Reële bezettingsractie 36 EPN methode r ans,heat,ct, r ans,cool,ct een reductieactor voor verwarming respectievelijk koeling, waarvan de waarde bedraagt: - 0 indien alleen mechanische azuiging plaatsvindt; indien mechanische toe- en avoer plaatsvindt; indien recirculatie o warmteterugwinning plaatsvindt; indien mechanisch lucht wordt toegevoerd en het vermogen van ventilatoren is bepaald volgens (oraitair); overige gevallen; W ans,ct,m de interne warmteproductie in het beschouwde unctioneel deel door ventilatoren, bepaald volgens 8.1, in kwh; de duur van de maand, ontleend aan Tabel [1], in Ms. t m Tabel [8]: Interne warmteproductie akomstig van personen, apparatuur en de reële bezettingsractie, per unctie Functies Interne warmteproductie van personen qi,pers,ct (W/pers) Interne warmteproductie van apparatuur qi,app,ct (W/m²) real,ct, (-) Logeerunctie ,21 Kantoor ,30 Onderwijs ,50 met verblij ,80 Gezondheidszorg zonder verblij ,50 operatiezalen ,20 hoge bezetting ,30 Bijeenkomst lage bezetting ,30 caetaria/reter ,15 Keuken ,80 Handel ,30 sporthal, sportzaal ,30 Sport itness, dans ,30 sauna, zwembad ,30 Technische ruimten ,05 Gemeenschappelijk ,15 Andere ,30 Onbekende unctie ,30 36 / 160

37 5.8 Zonnewarmtewinsten EPN methode 37 Bepaal de maandelijkse zonnewarmtewinst van unctioneel deel voor verwarmingsberekeningen s,heat,ct,m en voor koelberekeningen s,cool,ct,m volgens 7.10 van bijlage V bij dit besluit, ermee rekening houdend dat de energiebalans op niveau van het unctioneel deel wordt bepaald, in plaats van op niveau van de energiesector i. Daarbij wordt gesommeerd over alle transparante/doorschijnende scheidingsconstructies, niet geventileerde passieve zonne-energiesystemen en aangrenzende onverwarmde ruimten van het unctioneel deel. In awijking van bijlage V bij dit besluit wordt voor de bepaling van de maandelijkse gebruiksactor a c,m,j van mobiele zonnewering voor de EPN-eenheid verwezen naar Tabel [9]. Deze tabel verwijst naar de tabellen C1 en C3 uit bijlage C van bijlage V bij dit besluit. Tabel [9]: De maandelijkse gebruiksactor a c,m,j, ahankelijk van het type berekening Bediening Ruimteverwarming Ruimtekoeling Handbediend Tabellen C1 MAX(0;Tabellen C1-0,1) Automatisch Tabellen C1 MAX(0;Tabellen C3-0,1) Automatisch + weekend (1) Tabellen C1 Tabellen C3 (1) Voor de gevallen waarbij de zonnewering gedurende het weekend de ganse dag in werking blijt. Als een venster met meerdere beweegbare zonneweringssystemen (bv. binnen- en buitenzonnewering) uitgerust is, moet voor de verwarmingsberekeningen het systeem met de hoogste F C waarde beschouwd worden, en voor koelberekeningen het systeem met de laagste F C waarde. 5.9 Eectieve thermische capaciteit Principe Voor de bepaling van de eectieve thermische capaciteit heet men de keuze tussen twee methoden: hetzij aan de hand van de speciieke thermische capaciteit per m² gebruiksoppervlakte van het unctioneel deel volgens 5.9.2; hetzij aan de hand van een gedetailleerde berekening volgens Eectieve thermische capaciteit aan de hand van de vloermassa Bepaal de eectieve thermische capaciteit van unctioneel deel, C ct, in kj/k, aan de hand van de vloermassa met: Eq. 58 C (kj/k) ct Dj.A j,ct,j C ct de eectieve thermische capaciteit van unctioneel deel, in kj/k; D j de speciieke eectieve thermische capaciteit, ontleend aan Tabel [10], in kj/(m².k), de waarde bij ontstentenis bedraagt 55 kj/(m².k); 37 / 160

38 38 EPN methode A,ct,j de gebruiksoppervlakte van deel j van unctioneel deel, in m². Er dient gesommeerd te worden over alle delen j die samen de gebruiksoppervlakte van unctioneel deel uitmaken. Minimum van de massa van de plaond- en vloerconstructie per eenheid gebruiksoppervlakte (kg/m²) Tabel [10]: Speciieke eectieve thermische capaciteit Dj per eenheid gebruiksoppervlakte, in kj/(m².k) Gesloten verlaagd plaond en verhoogde vloer Gesloten verlaagd plaond o verhoogde vloer Geen gesloten verlaagd plaond en geen verhoogde vloer Minder dan tot Meer dan Een verlaagd plaond geldt als gesloten van zodra minder dan netto 15% van de plaondoppervlakte open is Eectieve thermische capaciteit aan de hand van een berekening Bereken de eectieve thermische capaciteit van unctioneel deel, C ct, in kj/k, als de som van de werkzame massa van alle constructiedelen die in unctioneel deel zijn gelegen o unctioneel deel omhullen, met dien verstande dat niet dragende binnenwanden buiten beschouwing moeten blijven, volgens: Eq. 59 C (kj/k) ct ρ k.c k.dk.a k k C ct ρ k c k d k A k de eectieve thermische capaciteit van unctioneel deel, in kj/k; de volumieke massa van het materiaal k, in kg/m³; de soortelijke warmte van het materiaal k, in kj/kg.k; de werkzame dikte van het materiaal k, in m, bepaald als de dikte van het constructiedeel voorzover de warmteweerstand van het constructiedeel gerekend loodrecht vana het binnenoppervlak minder dan 0,25 m².k/w bedraagt, met dien verstande dat d k niet meer dan 100 mm en niet meer dan de helt van de totale dikte van de constructie bedraagt en dat voor de bepaling van de warmteweerstand van het constructiedeel vana het binnenoppervlak, voor vrijhangende plaondconstructies waarvan een aandeel van ten minste netto 15 % van de plaondoppervlakte open is, buiten beschouwing mag blijven; de oppervlakte van constructiedeel k, in m². 38 / 160

39 EPN methode 39 Er dient gesommeerd te worden over alle constructiedelen k die in het unctioneel deel zijn gelegen o die het unctioneel deel omhullen, met uitzondering van niet dragende wanden Maandelijkse netto energiebehoete voor warm tapwater De berekeningsmethodiek gebruikt rechtstreeks de totale jaarlijkse netto energiebehoete voor warm tapwater voor elk aanwezig tappunt voor warm tapwater in elk unctioneel deel, uitgedrukt in MJ. De maandelijkse netto energiebehoete per tappunt voor warm tapwater wordt berekend van unctioneel deel, door de jaarlijkse netto energiebehoete van unctioneel deel te wegen met de verhouding t m /t a. De maandelijkse netto energiebehoete voor warm tapwater wordt hieronder bepaald, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de netto energiebehoete voor douches en/o baden i, keukenaanrechten j en elk van de andere tappunten voor warm tapwater k: Voor een douche o bad i: Eq. 60 water,bath i,net,m tm rwater,bath i,net bath i,ct water,bath,net,ct,a (MJ) t a Voor een keukenaanrecht j (dat deel uitmaakt van een ruimte keuken waarin maaltijden worden bereid): Eq. 61 water,sink j,net,m tm rwater,sink j,net sink j,ct water,sink,net,ct,a (MJ) t a Voor een ander tappunt k voor warm tapwater: Eq. 62 water,other k,net,m tm rwater,other k,net other k,ct water,other,net,ct,a (MJ) t a water,bath i,net,m water,sink j,net,m water,other k,net,m r water,bath i,net r water,sink j,net r water,other k,net de maandelijkse netto energiebehoete voor warm tapwater van douche o bad i, in MJ; de maandelijkse netto energiebehoete voor warm tapwater van keukenaanrecht j, in MJ; de maandelijkse netto energiebehoete voor warm tapwater van ander tappunt k voor warm tapwater, in MJ; een reductieactor voor het eect van de voorverwarming van de koudwatertoevoer naar douche o bad i d.m.v. warmteterugwinning uit de aloop, te bepalen volgens voora door de minister bepaalde regels, (-); een reductieactor voor het eect van de voorverwarming van de koudwatertoevoer naar keukenaanrecht j d.m.v. warmteterugwinning uit de aloop, te bepalen volgens voora door de minister bepaalde regels, (-); een reductieactor voor het eect van de voorverwarming van de koudwatertoevoer naar ander tappunt k voor warm tapwater d.m.v. warmteterugwinning uit de aloop, te bepalen volgens voora door de minister bepaalde regels, (-); 39 / 160

40 40 EPN methode bath i,ct het aandeel van douche o bad i van unctioneel deel in de totale netto energiebehoete voor warm tapwater van alle douches en baden van het unctioneel deel, zoals hieronder bepaald, (-); sink j,ct het aandeel van keukenaanrecht j van unctioneel deel in de totale netto energiebehoete voor warm tapwater van alle keukenaanrechten van het unctioneel deel, zoals hieronder bepaald, (-); other k, ct het aandeel van ander tappunt k voor warm tapwater van unctioneel deel in de totale netto energiebehoete voor warm tapwater van alle andere tappunten voor warm tapwater van het unctioneel deel, zoals hieronder bepaald, (-); water,bath,net,ct,a de jaarlijkse netto energiebehoete voor warm tapwater van alle douches en baden van unctioneel deel, bepaald volgens , in MJ; water,sink,net,ct,a de jaarlijkse netto energiebehoete voor warm tapwater van alle keukenaanrechten van unctioneel deel, bepaald volgens , in MJ; water,other,net,ct,a de jaarlijkse netto energiebehoete voor warm tapwater van alle andere tappunten voor warm tapwater van unctioneel deel, bepaald volgens , in MJ; t m de lengte van de betreende maand in Ms, zie Tabel [1]; t a de lengte van het jaar in Ms, die de som is van de 12 waarden t m uit Tabel [1], meer bepaald 31,536 Ms. Speciiek kenmerk voor het unctioneel deel "onderwijs": de maandelijkse netto energiebehoete voor warm tapwater van dit unctioneel deel ( water,bath i,net,m, water,sink j,net,m, water,other k,net,m ) wordt voor de maanden juli en augustus gelijk genomen aan nul. De aandelen van de verschillende types tappunten voor warm tapwater worden per unctioneel deel als volgt bepaald: Eq. 63 bath i,ct n 1 bath,ct 1 sink j,ct nsink,ct, en other k,ct n 1 other,ct (-) n bath,ct het totaal aantal douches en baden van unctioneel deel, (-); n sink,ct het totaal aantal keukenaanrechten van unctioneel deel, (-); n other,ct het totaal aantal andere tappunten voor warm tapwater, die geen douches, baden n keukenaanrechten zijn, van unctioneel deel,, (-) Jaarlijkse netto energiebehoete voor warm tapwater van douches en baden Als een unctioneel deel douches en/o baden bevat, dan wordt de jaarlijkse netto energiebehoete voor warm tapwater van al deze douches en baden bepaald volgens Tabel [11], per unctie: 40 / 160

41 EPN methode 41 Tabel [11]: Jaarlijkse netto energiebehoete voor warm tapwater en aantal dagen dat er bezetting is, per unctie Functies water,bath,net,ct,a (MJ) n day,ct (-) Logeerunctie 1604,59. n design,rooms 365 Kantoor 5606,00. n bath 260 Onderwijs 5606,00. n bath 220 met verblij 962,75. n design,rooms 365 Gezondheidszorg zonder verblij 5606,00. n bath 260 operatiezalen 7870,00. n bath 365 hoge bezetting 6727,00. n bath 312 Bijeenkomst lage bezetting 6727,00. n bath 312 caetaria/reter 5606,00. n bath 260 Keuken 6727,00. n bath 312 Handel 6727,00. n bath 312 sporthal, sportzaal 6727,00. n bath 312 Sport itness, dans 6727,00. n bath 312 sauna, zwembad 6727,00. n bath 312 Technische ruimten 7870,00. n bath 365 Gemeenschappelijk 21,56. max(n day,ct ). n bath - Andere 5606,00. n bath 260 Onbekende unctie 6727,00. n bath 312 water,bath,net,ct,a n design,rooms n bath n day,ct de jaarlijkse netto energiebehoete voor warm tapwater van alle douches en/o baden van unctioneel deel, in MJ; het totaal aantal personen dat zich in de ruimten met type "kamer" bevindt in unctioneel deel overeenkomend met de maximale bezetting voor dewelke de ventilatiesystemen zijn ontworpen, (-); het totaal aantal douches en/o baden van het unctioneel deel, (-). het aantal dagen per jaar dat het unctioneel deel bezet is, (-). Voor het unctioneel deel "gemeenschappelijk": de jaarlijkse netto energiebehoete voor warm tapwater van alle douches en baden van het unctioneel deel "gemeenschappelijk" hangt a van de maximale bezettingsduur van de unctionele delen die het bedient. Deze maximale bezettingsduur wordt bekomen door het maximum te nemen van n day,ct van alle unctionele delen die het bedient. 41 / 160

42 42 EPN methode Jaarlijkse netto energiebehoete voor warm tapwater van keukenaanrechten In geval van de aanwezigheid van een ruimte van het type "keuken", waarin maaltijden worden bereid en die een o meerdere keukenaanrechten met warm tapwater bevatten, moet voor het unctioneel deel waartoe deze keuken behoort de totale jaarlijkse netto energiebehoete voor warm tapwater nodig voor de bereiding van maaltijden voor de ruimte "keuken" worden beschouwd. Als de ruimte van het type "keuken" slechts één unctioneel deel bedient, dan wordt de jaarlijkse netto energiebehoete voor warm tapwater nodig voor de bereiding van maaltijden voor deze keuken berekend als volgt: Eq. 64 water, sink,net,ct,a n meal n serv,ct (MJ) water,sink,net,ct, meal n meal het aantal bereide maaltijden per dienst, zoals hieronder bepaald, (-); n serv,ct het aantal diensten per dag. Dit aantal hangt a van het bediende unctioneel deel en wordt ontleend aan Tabel [12], (-); water,sink,net,ct,meal de jaarlijkse netto energiebehoete voor warm tapwater nodig voor de bereiding van maaltijden, per maaltijd en voor alle keukenaanrechten van het unctioneel deel, in MJ. Dit aantal hangt a van het bediende unctioneel deel en wordt ontleend aan Tabel [12]. Als deze ruimte van het type "keuken" meerdere unctionele delen bedient, dan wordt de jaarlijkse netto energiebehoete voor warm tapwater nodig voor de bereiding van maaltijden voor deze keuken berekend a rato van de totale gebruiksoppervlaktes van de unctionele delen die worden bediend. Eq. 65 nmeal. A,ct (n serv,ct.water,sink,net,ct,meal) water,sink,net,ct,a (MJ) A,ct A,ct de totale gebruiksoppervlakte van het unctioneel deel dat wordt bediend, in m²; n meal het aantal bereide maaltijden per dienst, zoals hieronder wordt bepaald, (-); n serv,ct het aantal diensten per dag, voor elk bediend unctioneel deel, ontleend aan Tabel [12], (-); water,sink,net,ct,meal de jaarlijkse netto energiebehoete voor warm tapwater, nodig voor de bereiding van maaltijden, per maaltijd en voor elk unctioneel deel dat bediend wordt door de keuken, in MJ. Er moet worden gesommeerd over alle unctionele delen die worden bediend door de keuken. Het aantal bereide maaltijden per dienst: De parameter n meal hangt a van de gebruiksoppervlakte van de ruimten nodig voor de bereiding van de maaltijden: 42 / 160

43 EPN methode 43 Eq. 66 Indien A, sink 200 m² : Indien m² A 450 m² : 200, sink Indien A, sink 450 m² : n n n A,sink meal (-) 1,85 A,sink meal (-) 1,75 A,sink meal (-) 1,55 A,sink de gebruiksoppervlakte van de ruimten nodig voor de bereiding van maaltijden, in m²; n meal het aantal bereide maaltijden per dienst, (-). Voor de bepaling van de gebruiksoppervlakte van de ruimten nodig voor de bereiding van maaltijden (als deze aanwezig zijn in het gebouw) moeten minstens volgende types ruimte beschouwd worden: de keuken, plaats van vertrek van de maaltijden, opslag van gekoelde producten, opslag van niet-gekoelde producten en de ruimte voor opslag van aval. Tabel [12]: Aantal diensten per dag en jaarlijkse netto energiebehoete voor warm tapwater per maaltijd, van alle keukenaanrechten, per bediende unctie Functies n serv,ct water,sink,net,ct,meal (MJ) Logeerunctie 1 761,85 Kantoor 1 544,18 Onderwijs 1 544,18 Gezondheidszorg Bijeenkomst Keuken met verblij 2 761,85 zonder verblij 1 544,18 operatiezalen - 0,00 hoge bezetting 2 653,02 lage bezetting 2 653,02 caetaria/reter 1 544,18 Niet van toepassing Handel 1 653,02 Sport sporthal, sportzaal 2 653,02 itness, dans 2 653,02 sauna, zwembad 2 653,02 Technische ruimten - 0,00 Gemeenschappelijk - 0,00 Andere 1 544,18 Onbekende unctie 1 544,18 43 / 160

44 44 EPN methode Jaarlijkse netto energiebehoete voor warm tapwater van andere tappunten voor warm tapwater (anders dan douches, baden en keukenaanrechten) Als er andere tappunten dan douches, baden en keukenaanrechten, voor warm tapwater aanwezig zijn in unctioneel deel, moet de totale jaarlijkse netto energiebehoete voor deze andere tappunten bepaald worden. Als er geen andere tappunten dan douches, baden en keukenaanrechten voor warm tapwater aanwezig zijn in unctioneel deel, dan water,net,other,ct,a =0. De jaarlijkse netto energiebehoete voor warm tapwater van alle tappunten voor warm tapwater k, met uitzondering van douches en baden i en keukenaanrechten j, wordt ontleend aan Tabel [13], per unctie. Tabel [13]: Jaarlijkse netto energiebehoete voor warm tapwater van alle andere tappunten voor warm tapwater, per unctie Functies Logeerunctie Kantoor Onderwijs water,net,other,ct,a (MJ) 1069,73. n design,rooms 5. A,ct 5. A,ct Gezondheidszorg Bijeenkomst Keuken Handel Sport met verblij zonder verblij operatiezalen hoge bezetting lage bezetting caetaria/reter sporthal, sportzaal itness, dans sauna, zwembad 1444,13. n design,rooms 54,58. A,ct 5. A,ct 5. A,ct 5. A,ct 5. A,ct 5. A,ct 5. A,ct 5. A,ct 5. A,ct 5. A,ct Technische ruimten Gemeenschappelijk Andere Onbekende unctie 5. A,ct 5. A,ct 5. A,ct 5. A,ct water,other,net,ct,a n design,rooms A,ct de jaarlijkse netto energiebehoete voor warm tapwater van alle andere tappunten voor warm tapwater van unctioneel deel, in MJ; het totaal aantal personen dat zich in de ruimten met type "kamer" bevindt in unctioneel deel, overeenkomend met de maximale bezetting voor dewelke de ventilatiesystemen zijn ontworpen, (-); de totale gebruiksoppervlakte van unctioneel deel, in m². 44 / 160

45 5.11 Maandelijkse netto energiebehoete voor bevochtiging EPN methode 45 Indien er in de gebouwinstallaties voorzieningen aanwezig zijn om de toegevoerde buitenlucht naar (een deel van) de EPN-eenheid te bevochtigen, wordt de maandelijkse netto energiebehoete voor bevochtiging van een toestel j gegeven door: Eq. 67 2,5 r X V (MJ) hum, net,j,m hum h,ct,m supply,j,ct,design hum,net,j,m r hum X h,ct,m de maandelijkse netto energiebehoete voor bevochtiging van een toestel j, in MJ; een reductieactor, met de volgende waarde: - indien de bevochtigingsinstallatie speciaal geschikt is gemaakt voor het transporteren van vocht vanuit de avoerlucht naar de toevoerlucht: r hum = 0,4; - zoniet: r hum = 1,0; de maandelijkse hoeveelheid toe te voeren vocht per eenheid toevoerluchtdebiet voor unctioneel deel, in kg.h/m³, ontleend aan Tabel [14]; V het ontwerpdebiet aan binnenkomende verse lucht doorheen supply,j,ct,design bevochtigingstoestel j, voor unctioneel deel, in m³/h. Er moet gesommeerd worden over alle unctionele delen die bediend worden door bevochtigingstoestel j. OPMERKING Een warmtewiel waarop een vochtabsorberende laag is aangebracht kan als een voorziening voor vochtterugwinning worden aangemerkt. Recirculatie wordt in het kader van deze paragraa niet als vochtterugwinning gezien. Het eect van recirculatie is reeds bij het te hanteren luchtdebiet in rekening gebracht. 45 / 160

46 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December 46 EPN methode Tabel [14]: Maandwaarden voor de toe te voeren hoeveelheid vocht per eenheid luchtdebiet X h,ct,m, per unctie, in kg.h/m³ Functies Logeerunctie 0,15 0,15 0,09 0,03 0,01 0,00 0,00 0,00 0,00 0,01 0,10 0,14 Kantoor 0,38 0,37 0,23 0,08 0,03 0,00 0,00 0,00 0,00 0,02 0,25 0,36 Onderwijs 0,38 0,37 0,23 0,08 0,03 0,00 0,00 0,00 0,00 0,02 0,25 0,36 Gezondheidszorg met verblij 0,38 0,37 0,23 0,08 0,03 0,00 0,00 0,00 0,00 0,02 0,25 0,36 zonder verblij 0,38 0,37 0,23 0,08 0,03 0,00 0,00 0,00 0,00 0,02 0,25 0,36 operatiezalen 0,38 0,37 0,23 0,08 0,03 0,00 0,00 0,00 0,00 0,02 0,25 0,36 Bijeenkomst hoge bezetting 0,15 0,15 0,09 0,03 0,01 0,00 0,00 0,00 0,00 0,01 0,10 0,14 lage bezetting 0,15 0,15 0,09 0,03 0,01 0,00 0,00 0,00 0,00 0,01 0,10 0,14 caetaria/reter 0,15 0,15 0,09 0,03 0,01 0,00 0,00 0,00 0,00 0,01 0,10 0,14 Keuken 0,15 0,15 0,09 0,03 0,01 0,00 0,00 0,00 0,00 0,01 0,10 0,14 Handel 0,15 0,15 0,09 0,03 0,01 0,00 0,00 0,00 0,00 0,01 0,10 0,14 sporthal, sportzaal 0,15 0,15 0,09 0,03 0,01 0,00 0,00 0,00 0,00 0,01 0,10 0,14 Sport itness, dans 0,15 0,15 0,09 0,03 0,01 0,00 0,00 0,00 0,00 0,01 0,10 0,14 sauna, zwembad 0,15 0,15 0,09 0,03 0,01 0,00 0,00 0,00 0,00 0,01 0,10 0,14 Technische ruimten 0,15 0,15 0,09 0,03 0,01 0,00 0,00 0,00 0,00 0,01 0,10 0,14 Gemeenschappelijk 0,15 0,15 0,09 0,03 0,01 0,00 0,00 0,00 0,00 0,01 0,10 0,14 Andere 0,38 0,37 0,23 0,08 0,03 0,00 0,00 0,00 0,00 0,02 0,25 0,36 Onbekende unctie 0,15 0,15 0,09 0,03 0,01 0,00 0,00 0,00 0,00 0,01 0,10 0,14 46 / 160

47 EPN methode 47 6 Bruto energiebehoete voor ruimteverwarming, ruimtekoeling en warm tapwater 6.1 Principe Installaties voor verwarming en koeling kunnen snel vrij complex worden. Daarom worden de installaties in dit hoodstuk op een schamtiesche manier energetisch beoordeeld. Het systeemrendement is een maat voor de energieverspilling die optreedt door het tegelijk verwarmen en koelen in een energiesector en de optredende energieverliezen door warmte- en koudetransport binnen een energiesector. Er wordt gerekend met constante, jaargemiddelde waarden. De installaties voor warm tapwater bestaan uit: een warmteopwekkingsinstallatie. Er worden twee types onderscheiden: opwekkingstoestellen met directe opwekking van warm tapwater en toestellen met warmteopslag. Voor beide gevallen kan de warmteopwekker die instaat voor ruimteverwarming de warmte leveren, owel gebeurt de warmteopwekking voor ruimteverwarming en voor warm tapwater door azonderlijke installaties; een verdeelsysteem. Als dit systeem grote astanden moet overbruggen, kan gekozen worden voor het gebruik van een circulatieleiding. De bruto energiebehoete voor warm tapwater bevat de netto energiebehoete voor warm tapwater en alle verdeelverliezen. Deze verliezen worden berekend via het systeemrendement. In het geval er meerdere opwekkingsinstallaties voor de opwekking van warm tapwater zorgen, wordt elke opwekkingsinstallatie toegekend aan het tappunt voor warm tapwater dat het bedient. 6.2 Bepaling van de bruto energiebehoete voor ruimteverwarming en ruimtekoeling De bruto energiebehoete voor ruimteverwarming en ruimtekoeling per maand en per energiesector wordt gegeven door: Eq. 68 heat,net,seci,m heat,gross,seci,m (MJ) η sys,heat en: Eq. 69 cool,net,seci,m cool,gross,seci,m (MJ) η sys,cool heat,gross,seci,m de maandelijkse bruto energiebehoete voor ruimteverwarming van energiesector i, in MJ; heat,net,seci,m de maandelijkse netto energiebehoete voor ruimteverwarming, rekening houdend met tussentijdse temperatuurverlagingen, van energiesector i, bepaald volgens 5.4, in MJ; η sys,heat het systeemrendement voor verwarming, bepaald volgens 6.3, (-); cool,gross,seci,m de maandelijkse bruto energiebehoete voor ruimtekoeling van energiesector i, in MJ; cool,net,seci,m de maandelijkse netto energiebehoete voor ruimtekoeling van energiesector i, bepaald volgens 5.4, in MJ; 47 / 160

48 48 EPN methode η sys,cool het systeemrendement voor koeling, bepaald volgens 6.3, (- ). 6.3 Systeemrendementen voor verwarming en koeling Bepaal voor alle systemen het systeemrendement voor verwarming en koeling, η sys,heat en η sys,cool, aan de hand van een vernietigingsactor en van de verhouding van de jaarlijkse netto energiebehoete voor respectievelijk verwarming en koeling t.o.v. de som van de netto energiebehoeten voor koeling en verwarming, met: Eq. 70 en: Eq. 71 a heat annih heat,net a cool cool,net η η sys,heat sys,cool 1.0 a heat 1.0 (-) 1.0 a cool 1.0 annih annih / / heat,net (-) cool,net de term voor de leidingverliezen, de kanaalverliezen en de regeling van het distributiesysteem voor verwarming, zoals hieronder vastgelegd, (-); de actor voor vernietiging van energie ten gevolge van gelijktijdig koelen en verwarmen, zoals hieronder vastgelegd, (-); de ractie van de netto energiebehoete voor ruimteverwarming t.o.v. de totale netto energiebehoete voor ruimteverwarming en ruimtekoeling, bepaald volgens 6.4, (-); de term voor de leidingverliezen, de kanaalverliezen en de regeling van het distributiesysteem voor koeling, zoals hieronder vastgelegd, (-); de ractie van de netto energiebehoete voor ruimtekoeling t.o.v. de totale netto energiebehoete voor ruimteverwarming en ruimtekoeling, bepaald volgens 6.4, (-). Voor systemen waarbij de vereiste luchtinblaastemperatuur wordt verkregen door het mengen van een verwarmde en een gekoelde luchtstroom geldt: annih = 0,4; a heat = 0; a cool = 0. Ontleen voor alle andere systemen de actoren annih, a heat en a cool aan Tabel [15] en Tabel [16]. 48 / 160

49 Koeling EPN methode 49 Tabel [15]: Vernietigingsactoren, annih, en distributieverliezen, a heat en a cool,voor verwarming respectievelijk koeling Verwarming Plaatselijk Centraal Plaatselijk annih = 0 a heat = 0 a cool = 0 Tabel [16]: lijn 1 o 5 Centraal annih = 0 a heat = 0 a cool = 0 Tabel [16]: lijn 2,3,4,6,7,8 Geen annih = 0 a heat = 0 a cool = 0 Tabel [16]: lijn 1 o 5 Tabel [16]: Vernietigingsactoren, annih, en distributieverliezen, a heat en a cool,voor verwarming respectievelijk koeling bij centrale warmteopwekking Systeemnummer Warmtetransport door Koeltransport door Regeling verwarming en koeling per ruimte Vernietigingsactor annih Weegactor leiding- en kanaalverliezen Verwarming a heat Koeling a cool ja 0,00 0,08 0,00 1 n.v.t. water nee 0,00 0,25 0,00 2 water ja 0,04 0,13 0,06 o ja 0,00 0,13 0,06 3 lucht water en nee 0,00 0,25 0,06 lucht water en 4 ja 0,04 0,13 0,07 lucht 5 n.v.t. ja 0,00 0,04 0,00 nee 0,00 0,34 0,00 6 water ja 0,10 0,09 0,06 lucht ja 0,00 0,04 0,01 7 lucht nee 0,00 0,39 0,01 8 water en lucht n.v.t.: niet van toepassing ja 0,10 0,09 0,07 Indien binnen de systemen van Tabel [16] in plaats van water als transportmedium koelmiddel als transportmedium wordt toegepast, moeten de getalswaarden uit Tabel [16] als volgt worden gecorrigeerd: de waarde van a heat wordt verminderd met 0,08; de waarde van a cool wordt verminderd met 0,01. "Regeling verwarming en koeling per ruimte" wil zeggen dat op ruimteniveau het debiet en/o de temperatuur van het aangevoerde warmte/koude transportluïdum nageregeld wordt in unctie van enerzijds de reële en anderzijds de gewenste temperatuur van de ruimte. 49 / 160

50 50 EPN methode Bij systemen die in de zomersituatie tot een andere systeemconiguratie behoren dan in de winter, moeten de vernietigingsactoren behorende bij het systeemnummer in de wintersituatie worden gehanteerd. Voor systemen die niet onder de in dit hoodstuk beschreven categorieën vallen, dient het systeemrendement voor verwarming en koeling op basis van voora door de minister bepaalde regels o, bij gebrek daaraan, op basis van een gelijkwaardigheidsaanvraag bepaald te worden. Opmerkingen: 1. Met "warmtetransport door water" wordt bedoeld: op ruimteniveau vindt (na)verwarming plaats door radiatoren in de ruimte, verwarmers in circulerende lucht (ventilatorconvectoren, inductie-eenheden), een naverwarmer in het luchttoevoerkanaal, o anderszins. 2. Met "warmtetransport door lucht" wordt bedoeld: in de centrale luchtbehandelingsinstallatie is een voorziening (verwarmingsbatterij en/o warmteterugwinningsvoorziening) aanwezig om de toevoerlucht te verwarmen (bij mechanische ventilatie is dit vrijwel altijd het geval). 3. Met "koeltransport door water" wordt bedoeld: op ruimteniveau vindt (na)koeling plaats door koelers in het luchttoevoerkanaal, koelers in circulerende lucht (ventilatorconvectoren o inductie-eenheden met koelbatterij), watervoerende koelplaonds o anderszins. Luchtvoerende koelplaonds behoren hier niet toe. 4. Met "koeltransport door lucht" wordt bedoeld: in een centrale luchtbehandelingsinstallatie is een voorziening (koelbatterij) aanwezig om de toevoerlucht te koelen en/o te ontvochtigen. 6.4 Fracties van de netto energiebehoete voor ruimteverwarming en ruimtekoeling Fractie netto energiebehoete voor ruimtekoeling Bepaal voor de energiesector de verhouding tussen de jaarlijkse netto energiebehoete voor ruimtekoeling en de som van de jaarlijkse netto energiebehoete voor ruimteverwarming en ruimtekoeling met: Eq. 72 cool, net 1 (-) heat, net cool,net heat,net de ractie van de netto energiebehoete voor ruimtekoeling t.o.v. de totale netto energiebehoete voor ruimteverwarming en ruimtekoeling, (-); de ractie van de netto energiebehoete voor ruimteverwarming t.o.v. de totale netto energiebehoete voor ruimteverwarming en ruimtekoeling, bepaald volgens 6.4.2, (-). 50 / 160

51 6.4.2 Fractie netto energiebehoete voor ruimteverwarming EPN methode 51 Bepaal voor de energiesector de verhouding tussen de jaarlijkse netto energiebehoete voor ruimteverwarming en de som van de jaarlijkse netto energiebehoete voor ruimteverwarming en ruimtekoeling als volgt: Eq. 73 heat,net,seci,a max 0,1 ; min ; 0,9 heat,net,seci,a cool,net,seci,a heat, net (-) waarbij: Eq (MJ) heat, net,seci,a m 1 heat,net,seci,m en: Eq (MJ) cool, net,seci,a m 1 cool,net,seci,m heat,net heat,net,seci,a cool,net,seci,a heat,net,seci,m cool,net,seci,m de ractie van de jaarlijkse netto energiebehoete voor ruimteverwarming t.o.v. de totale jaarlijkse netto energiebehoete voor ruimteverwarming en ruimtekoeling, (-); de jaarlijkse netto energiebehoete voor ruimteverwarming van energiesector i, in MJ; de jaarlijkse netto energiebehoete voor ruimtekoeling van energiesector i, in MJ; de maandelijkse netto energiebehoete voor ruimteverwarming, rekening houdend met tussentijdse temperatuurverlagingen, van energiesector i, bepaald volgens 5.1, in MJ; de maandelijkse netto energiebehoete voor ruimtekoeling van energiesector i, bepaald volgens 5.3, in MJ. 6.5 Bepaling van de bruto energiebehoete voor warm tapwater Voor douches en/o baden i (index "bath") en keukenaanrechten j (index "sink"), gebeurt de berekening van de bruto energiebehoete voor warm tapwater analoog aan de methode die wordt toegepast op EPW-eenheden. 9.3 van bijlage V bij dit besluit moet worden toegepast. Voor de andere tappunten k voor warm tapwater (index "other"), moet eveneens 9.3 van bijlage V bij dit besluit worden toegepast, waarbij de ormules die van toepassing zijn voor keukenaanrechten moeten worden gebruikt (index "sink" in bijlage V bij dit besluit) en waarbij de bijdrage van de tapleidingen aan het systeemrendement wordt bepaald als: Eq. 76 η tubing,other i 9.5 l 9.5 (-) tubing,other i r water,other i,net met: l tubing,other i de lengte van de leidingen naar ander tappunt i voor warm tapwater, in m. Indien er geen circulatieleiding is: neem dan deze lengte gelijk 51 / 160

52 52 EPN methode aan de som van de kortste astanden horizontaal en verticaal tussen de betreende warmteopwekker voor warm tapwater en het vloermidden van de ruimte waarin ander tappunt i voor warm tapwater zich bevindt. Alternatie mag ook de reële leidinglengte genomen worden. Indien er wel een circulatieleiding is: neem dan deze lengte gelijk aan de som van de kortste astanden horizontaal en verticaal tussen het betreende atakpunt van de circulatieleiding en het vloermidden van de ruimte waarin ander tappunt i voor warm tapwater zich bevindt. Alternatie mag ook de reële leidinglengte genomen worden; r water,other i,net een reductieactor voor het eect van de voorverwarming van de koudwatertoevoer naar ander tappunt i voor warm tapwater d.m.v. warmteterugwinning uit de aloop, te bepalen volgens voora door de minister bepaalde regels, (-). Als waarden bij ontstentenis geldt: l tubing,other i = 20 m 52 / 160

53 EPN methode 53 7 Eindenergieverbruik voor ruimteverwarming, ruimtekoeling, bevochtiging en warm tapwater 7.1 Principe Voor het opwekkingsrendement in een energiesector geldt het opwekkingsrendement van de toestellen die de energiesector van warmte o koude voorzien. Er wordt gerekend met maandgemiddelde waarden. Bij een combinatie van verschillende soorten warmte- o koudeleveranciers wordt de bruto behoete op een conventionele manier opgedeeld en toegewezen aan de preerente en de nietpreerente opwekker. Als er meer dan één type niet-preerente opwekker is, wordt bij de behandeling van het niet-preerente aandeel alleen de opwekker beschouwd met de laagste waarde voor de verhouding van de actor voor de omzetting in primaire energie ( p ) tot het opwekkingsrendement. Desgevallend wordt op analoge wijze ook het eindenergieverbruik voor bevochtiging bepaald. Bij uitbreiding van een gebouw kunnen zich volgende gevallen voordoen: indien er nieuwe warmte- en/o koudeopwekkingstoestellen geplaatst worden die onahankelijk van de bestaande toestellen werken, wordt onderstaande procedure onverminderd toegepast; indien er nieuwe warmte- en/o koudeopwekkingstoestellen geplaatst worden die in combinatie met de bestaande toestellen werken, dan dient onderstaande procedure toegepast te worden waarbij de bestaande toestellen buiten beschouwing blijven; indien er geen bijkomende toestellen geplaatst worden, maar enkel gebruik gemaakt wordt van bestaande toestellen, dan mag naar keuze: - owel onderstaande procedure toegepast worden op de bestaande toestellen indien alle benodigde inormatie eenduidig beschikbaar is, - owel gerekend worden met volgende waarden bij ontstentenis: - η gen,heat = 0,77 (t.o.v. de bovenste verbrandingswaarde), met gasolie als energiedrager, - η gen,cool = 2,2, met elektriciteit als energiedrager. 7.2 Maandelijks eindenergieverbruik voor ruimteverwarming en ruimtekoeling en voor bevochtiging Ruimteverwarming en bevochtiging Indien meerdere warmteopwekkingstoestellen een energiesector van warmte voorzien en deze toestellen niet allemaal hetzelde opwekkingsrendement hebben volgens 7.5 en/o niet allemaal van dezelde energievector gebruik maken, dan wordt de bruto energiebehoete voor verwarming op een conventionele manier verdeeld over de preerente en de niet-preerente warmteopwekkers zoals hieronder beschreven. Dit ormalisme wordt ook aangehouden indien er maar één warmteopwekkingstoestel is, o indien alle warmteopwekkingstoestellen volgens 7.5 hetzelde rendement hebben (en van dezelde energievector gebruik maken). Deze (groep van) warmteopwekker(s) vormt dan de preerente warmteopwekker en staat in voor 100% van de behoete. De (niet-gedeinieerde) niet-preerente warmteopwekker krijgt 0% van de behoete toegewezen. Nota: verschillende elektrische weerstandsverwarmingstoestellen worden dus gezamenlijk als één azonderlijke warmteopwekker beschouwd. Ook een groep van identieke ketels wordt gezamenlijk als één warmteopwekker behandeld. 53 / 160

54 54 EPN methode Voor bevochtigingsinstallaties geldt een analoge werkwijze. Het eindenergieverbruik voor ruimteverwarming wordt per maand en per energiesector gegeven door: Eq. 77 heat,inal,seci,m,pre heat,m,pre 1 as,heat,seci,m η gen,heat,pre heat,gross,seci,m (MJ) Eq. 78 heat,inal,seci,m,npre 1 1 heat,m,pre η as,heat,seci,m gen,heat,npre heat,gross,seci,m (MJ) Het eindenergieverbruik voor bevochtiging wordt per bevochtigingstoestel gegeven door: Eq. 79 hum,inal,j,m,pre 1 gen,heat,pre heat,m,pre as,hum,j,m hum,net,j,m (MJ) η Eq. 80 hum,inal,j,m,npre 1 1 heat,m,pre as,hum,j,m hum,net,j,m (MJ) η gen,heat,npre heat,inal,seci,m,pre het maandelijks eindenergieverbruik van de preerente warmteopwekker(s) voor ruimteverwarming van energiesector i, in MJ; heat,m,pre de maandelijkse ractie van de totale warmtelevering die door de preerent geschakelde warmteopwekker(s) wordt geleverd, zoals bepaald in 7.3.1, (-); as,m het aandeel van de totale warmtebehoete dat door een thermisch zonne-energiesysteem gedekt wordt, bepaald zoals hieronder beschreven. Met indices "heat,sec i" en "hum,j" voor de warmtelevering aan respectievelijk energiesector i en bevochtigingstoestel j, (-); heat,gross,seci,m de maandelijkse bruto energiebehoete voor ruimteverwarming van energiesector i, bepaald volgens 6.2, in MJ; η gen,heat,pre het opwekkingsrendement van de preerente warmteopwekker(s), bepaald volgens 7.5.1, (-); heat,inal,seci,m,npre het maandelijks eindenergieverbruik van de niet-preerente warmteopwekker(s) voor ruimteverwarming van energiesector i, in MJ; η gen,heat,npre het opwekkingsrendement van de niet-preerente warmteopwekker(s), bepaald volgens 7.5.1, (-); hum,inal,j,m,pre het maandelijks eindenergieverbruik van de preerente warmteopwekker(s) ten behoeve van bevochtigingstoestel j, in MJ; hum,net,j,m de maandelijkse netto energiebehoete voor bevochtiging van een bevochtigingstoestel j, bepaald volgens 5.11, in MJ; hum,inal,j,m,npre het maandelijks eindenergieverbruik van de niet-preerente warmteopwekker(s) ten behoeve van bevochtigingstoestel j, in MJ. 54 / 160

55 EPN methode 55 Enkel kwalitatieve zonne-energiesystemen worden beschouwd in de berekening van de maandelijkse nuttige energiebijdrage van een thermisch zonne-energiesysteem. De minister kan nadere regels bepalen om de kwaliteit van het thermisch zonneenergiesysteem te bepalen. De minister kan de voorwaarden bepalen waaraan een thermisch zonne-energiesysteem moet voldoen om beschouwd te worden als een kwalitatie thermisch zonne-energiesysteem. De maandelijkse nuttige energiebijdrage (zonneractie) van een actie thermisch zonne-energiesysteem dient bepaald te worden met een daartoe geschikt rekenprogramma dat voora door de minister erkend is. De hulpenergie (bv. voor een circulatiepomp) dient daarbij vermenigvuldigd te worden met de omrekenactor naar primaire energie voor elektriciteit en in mindering gebracht te worden bij de bepaling van de maandelijkse nuttige energiebijdrage. Indien er geen thermisch zonne-energiesysteem is dat bijdraagt tot de warmtelevering van een energiesector i resp. een bevochtigingstoestel j, bedraagt de waarde van as,heat,sec i,m resp. as,hum,j,m Ruimtekoeling Een koudeleverancier kan in ree-chilling mode werken. Free-chilling is een vorm van koeling waarbij het koelwater van een koelsysteem gekoeld wordt zonder gebruik te maken van een koelmachine. Er wordt onderscheid gemaakt tussen 3 vormen van ree-chilling: ree-chilling door lucht: maakt gebruik van lucht als koudebron, het koelwater wordt gekoeld door middel van een koeltoren o een droge koeler; geo-cooling / gesloten systemen: gebruiken de bodem als koudebron, het koelwater wordt gekoeld door gebruik te maken van één o meerdere ingegraven warmtewisselaars; geo-cooling / open systemen: gebruiken een grondwaterlaag als koudebron, het koelwater wordt gekoeld door gebruik te maken van grondwater dat opgepompt en teruggevoerd wordt. De eerste twee vormen van ree-chilling worden slechts beschouwd in combinatie met een koelmachine. Indien meerdere koudeleveranciers een energiesector van koude voorzien en deze leveranciers niet allemaal hetzelde opwekkingsrendement hebben volgens en/o niet allemaal van dezelde energievector gebruik maken en/o ze verbonden zijn met een verschillende voorziening voor ree-chilling, dan wordt de bruto energiebehoete voor koeling op een conventionele manier verdeeld over de preerente en de niet-preerente koudeleveranciers zoals hieronder beschreven. Dit ormalisme wordt ook aangehouden indien er maar één koudeleverancier is, o indien alle koudeleveranciers volgens 7.5 hetzelde rendement hebben (en van dezelde energievector gebruik maken en ze niet verbonden zijn met een verschillende voorziening voor ree-chilling). Deze (groep van) koudeleverancier(s) vormt dan de preerente koudeleverancier en staat in voor 100% van de behoete. De (niet-gedeinieerde) niet-preerente koudeleverancier krijgt 0% van de behoete toegewezen. Het eindenergieverbruik voor ruimtekoeling wordt per maand en per energiesector gegeven door: 55 / 160

56 56 EPN methode Eq cool,inal,sec i,m,pre cool,gross,sec i,m cool,pre cool,m,ree,pre (MJ) ηgen,cool,m,pre Eq cool,inal,sec i,m,npre cool,gross,sec i,m cool,pre cool,m,ree,npre (MJ) ηgen,cool,m,npre cool,inal,seci,m,pre het maandelijks eindenergieverbruik van de preerente koudeleverancier(s) voor ruimtekoeling van energiesector i, in MJ; cool,pre de jaargemiddelde ractie van de totale koudelevering welke door de preerent geschakelde koudeleverancier(s) wordt geleverd, zoals bepaald in 7.3.2, (-); cool,m,ree,pre de maandgemiddelde ractie van de totaal opgewekte energie door de preerente koudeleverancier(s) in ree-chilling mode, zoals bepaald in 7.4, (-); cool,m,ree,npre de maandgemiddelde ractie van de totaal opgewekte energie door de niet-preerente koudeleverancier(s) in ree-chilling mode, zoals bepaald in 7.4, (-); cool,gross,seci,m de maandelijkse bruto energiebehoete voor ruimtekoeling van energiesector i, bepaald volgens 6.2, in MJ; η gen,cool,m,pre het maandelijkse opwekkingsrendement van de preerente koudeleveranciers, bepaald volgens 7.5.2, (-); cool,inal,seci,m,npre het maandelijkse eindenergieverbruik van de niet-preerente koudeleverancier(s) voor ruimtekoeling van energiesector i, in MJ; η gen,cool,m,npre het maandelijkse opwekkingsrendement van de niet-preerente koudeleveranciers, bepaald volgens 7.5.2, (-). 7.3 Verdeling van de bruto energiebehoete over preerente en niet-preerente opwekkers Verwarming Indien er voor de beschouwde energiesector maar één warmteopwekkingstoestel is, o alle warmteopwekkingstoestellen volgens 7.5 hetzelde opwekkingsrendement hebben (en van dezelde energievector gebruik maken), dan geldt voor de maandelijkse preerente ractie voor verwarming: heat, m, pre 1,0 Indien het preerente toestel geen gebouwgebonden WKK-installatie is, ontleen dan de waarden voor heat,m,pre aan Tabel [17]. Indien het preerente toestel een gebouwgebonden WKK-installatie is, ontleen dan de waarden voor heat,m,pre aan Tabel [18]. Bij toepassing van warmtekracht in combinatie met een o meerdere andere warmteopwekkingstoestellen geldt warmtekracht als preerent geschakeld warmteopwekkingstoestel. Bij toepassing van een warmtepomp in combinatie met een o meerdere andere warmteopwekkingstoestellen, geen warmtekrachtkoppeling zijnde, geldt de warmtepomp als preerent geschakeld warmteopwekkingstoestel. 56 / 160

57 EPN methode 57 In alle andere gevallen geldt als preerent geschakeld warmteopwekkingstoestel het toestel met de laagste waarde voor de verhouding van de primaire energieactor tot het rendement, bepaald volgens Tabel [17]: De maandelijkse ractie van de totale warmte die door de preerent geschakelde warmteopwekker(s), heat,m,pre, wordt geleverd als unctie van de vermogensverhouding gen,heat - behalve gebouwgebonden WKK Preerent systeem gen,heat Warmtepomp Overig van 0,0 tot 0,1 0,00 0,00 van 0,1 tot 0,2 0,48 0,00 van 0,2 tot 0,3 0,79 0,50 van 0,3 tot 0,4 0,93 0,80 van 0,4 tot 0,6 0,97 1,00 van 0,6 tot 0,8 0,98 1,00 gelijk aan o groter dan 0,8 1,00 1,00 Bepaal de verhouding tussen het nominale vermogen van de preerente warmteopwekker(s) en het nominale vermogen van alle warmteopwekkers, gen,heat, met: Eq. 83 P gen,heat,pre gen,heat (-) Pgen,heat,pre Pgen,heat,npre gen,heat de verhouding van het nominale vermogen van de preerente warmteopwekker(s) tot het nominale vermogen van alle warmteopwekkers voor de energiesector o het luchtbevochtigingstoestel, (-); P gen,heat,pre het totale nominale vermogen van de preerente warmteopwekkers, in kw; P gen,heat,npre het totale nominale vermogen van de niet-preerente warmteopwekkers, in kw. OPMERKINGEN 1. Het nominale vermogen bij ketels is het nominale vermogen zoals bedoeld in de Europese ketelrichtlijn. 2. Het thermisch vermogen van warmtepompen wordt bepaald volgens NBN EN 14511, bij de testomstandigheden vastgelegd in van bijlage V bij dit besluit. 57 / 160

58 58 EPN methode Tabel [18]: Waarden van de maandelijkse ractie preerente opwekker is gebouwgebonden WKK Geval Maandelijkse ractie 0 x m < 0,2 0 0,2 x m < 0,6 1,25 x m 0,25 V stor,cogen < V stor,30 min 0,6 x m < 0,92 0,5 0,92 x m x m 0,77 0,62 0 x m < 0,05 0 0,05 x m < 0,25 2,9 x m 0,145 V stor,cogen V stor,30 min 0,25 x m < 0,42 0,94 x m 0,345 0,42 x m x m 0,77 0,62 De symbolen in de tabel zijn als volgt gedeinieerd: x m een hulpvariabele, zoals bepaald in A.5; V stor,cogen de waterinhoud van het buervat, dat dient voor opslag van de warmte die eleverd wordt door de WKK-installatie, in m³; V stor,30 min de minimale waterinhoud van een buervat om 30 minuten productie van de gebouwgebonden WKK-installatie op vol vermogen op te slaan, in m³, zoals bepaald in A.6 van deze tekst Koeling Indien er voor de beschouwde energiesector maar één koudeleverancier is, o alle koudeleveranciers volgens 7.5 hetzelde rendement hebben en van dezelde energievector gebruik maken en ze niet verbonden zijn met een verschillende voorziening voor ree-chilling, dan geldt voor de jaargemiddelde preerente ractie voor koeling: 1,0 cool, pre Ontleen in alle andere gevallen de jaargemiddelde preerente ractie aan Tabel [19]. Bij toepassing van een thermisch aangedreven koelmachine in combinatie met één o meer andere koudeleveranciers geldt de thermisch aangedreven koelmachine als preerent geschakelde koudeleverancier. Bij toepassing van een geo-cooling open systeem in combinatie met één o meer andere koudeleveranciers geldt het geo-cooling open systeem als preerent geschakelde koudeleverancier. 58 / 160

59 EPN methode 59 In alle andere gevallen geldt als preerent geschakelde koudeleverancier de leverancier met de hoogste rendement, bepaald volgens Tabel [19]: De jaargemiddelde ractie van de totale koude geleverd door de preerent geschakelde koudeleverancier(s), cool,pre, als unctie van de vermogensverhouding gen,cool gen,cool cool,pre van 0,0 tot 0,1 0,1 van 0,1 tot 0,2 0,2 van 0,2 tot 0,3 0,5 van 0,3 tot 0,5 0,8 van 0,5 tot 1,0 1,0 Bepaal de verhouding tussen het nominale vermogen van de preerente koudeleverancier(s) en het nominale vermogen van alle koudeleveranciers, gen,cool, met: Eq. 84 P gen,cool,pre gen,cool (-) Pgen,cool,pre Pgen,cool,npre gen,cool de verhouding van het nominale koelvermogen van de preerente koudeleverancier(s) tot het nominale koelvermogen van alle koudeleveranciers voor de energiesector, (-); P gen,cool,pre het totale nominale koelvermogen van de preerente koudeleverancier(s), in kw; P gen,cool,npre het totale nominale koelvermogen van de niet-preerente koudeleverancier(s), in kw. Het te hanteren koelvermogen voor de bepaling van gen,cool van de verschillende types koudeleveranciers is als volgt: compressiekoelmachines: het koelvermogen zoals gemeten volgens NBN EN bij standard rating conditions thermisch aangedreven koelmachines: het koelvermogen zoals gemeten volgens hetzij NBN-EN , hetzij ARI Standard 560:2000. geo-cooling / open systeem: Eq. 85 P gen, cool,ree 4187 ΔT φ (kw) max well met: well het debiet van de putboring zoals opgegeven in de milieuvergunning (het onttrokken debiet). Als er meerdere boringen zijn is dit de som van het debiet van alle putten, in m³/s; ΔT max het temperatuurverschil tussen het onttrokken en het agevoerde water, gelijk aan 6 C. 59 / 160

60 60 EPN methode 7.4 De maandgemiddelde ractie van de energie voorzien door ree-chilling De parameter cool,m,ree laat toe te valoriseren dat een gedeelte van de bruto energiebehoeten voor koeling gedekt wordt door een koudeleverancier die werkt in ree-chilling mode. Het eindenergieverbruik van koudeleveranciers die werken in ree-chilling mode wordt in het algemeen op nul gesteld. Het werkelijke energieverbruik van koudeleveranciers die werken in ree-chilling mode wordt opgenomen in het hulpenergieverbruik ( 8). Indien de koudeleverancier(s) niet in ree-chilling mode werk(t)(en), dan geldt voor de maandgemiddelde ractie ree-chilling: 0 cool, m, ree Een geo-cooling open systeem wordt beschouwd als een koudeleverancier die altijd werkt in ree-chilling mode, hiervoor geldt: 1 cool, m, ree Een (watergekoelde) koelmachine kan werken in ree-chilling mode, hierbij wordt het koelvermogen van de koeltoren (ree-chilling door lucht) o de bodemwarmtewisselaar (geo-cooling / gesloten systeem) rechtstreeks benut zonder gebruik te maken van de koelmachine (by pass). De maandgemiddelde ractie ree-chilling wordt gegeven door: Eq. 86 cool,m,ree cool,ree,sizing cool,m,ree, operation (-) met: cool,ree,sizing de jaargemiddelde ractie van de totale koudebehoete geleverd door de koudeleverancier(s) werkend in ree-chilling mode, als er geen beperkingen op de werkingscondities worden opgelegd, zoals hieronder bepaald, (-); cool,m,ree,operation de maandgemiddelde ractie van de totale koudebehoete geleverd door koudeleverancier(s) die werken in ree-chilling mode, rekening houdend met de beperkingen op de werkingscondities, zoals hieronder bepaald, (-). Eq. 87 cool,ree,sizing gen,cool,ree (-) P P gen,cool,nree P gen,cool,ree met: P gen,cool,ree P gen,cool,nree het totale nominale koelvermogen van de koudeleverancier(s) die ontworpen zijn om in ree-chilling mode te werken, in kw; het totale nominale koelvermogen van de koudeleverancier(s) die niet ontworpen zijn om in ree-chilling mode te werken, in kw. Het te hanteren koelvermogen voor de bepaling van cool,ree,sizing van de verschillende types koudeleveranciers is als volgt: compressiekoelmachines: het koelvermogen zoals gemeten volgens NBN EN bij standard rating conditions thermisch aangedreven koelmachines: het koelvermogen zoals gemeten volgens hetzij NBN EN , hetzij ARI Standard 560: / 160

61 Ontleen de waarde voor cool,m,ree,operation aan Tabel [20]. EPN methode 61 Tabel [20]: Maandgemiddelde ractie cool,m,ree,operation van de totale koudebehoete geleverd door koudeleverancier(s) die werken in ree-chilling mode, rekening houdend met de beperkingen op de werkingscondities cool,m,ree,operation Maand Free-chilling door lucht Geo-cooling / θ ev < 16 C θ ev 16 C gesloten systeem Januari 0,966 1,000 0 Februari 0,909 0,969 0 Maart 0,763 0,876 0 April 0,404 0,834 0,25 Mei 0,134 0,482 0,50 Juni 0,027 0,339 0,75 Juli 0,014 0,229 0,85 Augustus 0,010 0,176 0,85 September 0,030 0,507 0,75 Oktober 0,218 0,772 0,40 November 0,730 0,886 0 December 0,878 0, Opwekkingsrendementen voor verwarming en koeling Opwekkingsrendement voor verwarming Het opwekkingsrendement van een verwarmingstoestel η gen,heat wordt op dezelde manier bepaald als in geval van residentiële eenheden: zie van bijlage V bij dit besluit. De waarde bij ontstentenis voor de ontwerpretourtemperatuur van bevochtigingstoestellen en luchtbehandelingskasten bedraagt 70 C. Voor warmtepompen op watercircuit kan de minister de berekeningsmethode vastleggen. Er is een bepalingsmethode voor het opwekkingsrendement voor systemen met variabel koelmiddeldebiet (VRF). 61 / 160

62 62 EPN methode Opwekkingsrendement voor een multisplit-systeem met variabel koelmiddeldebiet (VRF) Een multisplit-systeem met variabel koelmiddel debiet (VRF: Variable Rerigerant Flow) bestaat uit verschillende binnentoestellen die owel werken in verdampingsmode (koeling) o condensormode (verwarming) en een enkel buitentoestel. De binnentoestellen zijn verbonden met het buitentoestel door middel van een koelmiddelcircuit. Dit systeem laat toe warmteoverdracht te realiseren tussen de ruimten in het gebouw die dienen te worden gekoeld en deze die dienen te worden verwarmd. Eq. 88 SPF ηgen,heat,seci,m (-) rec,m,vr met: SPF de gemiddelde seizoensprestatieactor, bepaald volgens van bijlage V bij dit besluit, (-); rec,m,vr de maandelijkse recuperatieactor voor warmte zoals hieronder bepaald, (-). Eq. 89 1,2 1,2 heat,gross,seci,m cool,gross,seci,m rec,m,vr 0,85 (-) heat,gross,seci,m cool,gross,seci,m heat,gross,seci,m cool,gross,seci,m met: cool,gross,seci,m heat,gross,seci,m de maandelijkse bruto energiebehoete voor ruimtekoeling van energiesector i, bepaald volgens 6.2, in MJ; de maandelijkse bruto energiebehoete voor ruimteverwarming van energiesector i, bepaald volgens 6.2, in MJ Opwekkingsrendement voor koeling Stel, indien er geen actieve koeling toegepast wordt, het opwekkingsrendement gelijk aan 5, met elektriciteit als energiedrager. Indien er wel actieve koeling toegepast wordt, en dit gebeurt met behulp van compressiekoelmachines en/o thermisch aangedreven koelmachines dient het maandelijks opwekkingrendement voor koeling η gen,cool,m bepaald te worden volgens Tabel [21]. Voor warmtepompen op watercircuit kan de minister de berekeningsmethode vastleggen. Voor andere types koelmachines dient η gen,cool,m bepaald te worden op basis van een gelijkwaardigheidsaanvraag. 62 / 160

63 EPN methode 63 Tabel [21]: Formules en parameterwaarden voor de bepaling van het opwekkingsrendement voor actieve koeling N Fluïdum in de condensor Fluïdum in de verdamper Benaming koelmachine η gen,cool,m 1a Lucht Lucht Luchtgekoelde klimaatregelaar, o luchtgekoeld multi-split systeem EER. PL nom θ, m 1b Multisplit-systeem met variabel koelmiddeldebiet(vrf) EER.. PL,m nom rec,m, vr 2 Water / geglycoleerd water Lucht Watergekoelde klimaatregelaar, o watergekoeld multisplit systeem EER. PL nom θ,m 3 Lucht Water Warmtepomp lucht/water,o luchtgekoelde koelgroep voor koelwater met o zonder aparte condensor EER. PL nom θ,m 4 Water / geglycoleerd water Water Warmtepomp (geglycoleerd)water/water, o watergekoelde koelgroep voor koelwater met o zonder aparte condensor EER. PL nom θ,m 5 Lucht / Water Water Thermisch aangedreven koelmachine EER nom η heat,m,pre gen,heat,pre 1 η heat,m,pre gen,heat,npre 1 EER nom de prestatiecoëiciënt, bepaald volgens , (-); PL de deellastactor die rekening houdt met het gedrag van een koelmachine bij deellast bepaald volgens , (-); θ,m de maandelijkse temperatuuractor die rekening houdt met de prestatiewijziging van de machine door een awijkende temperatuur van het luïdum bij het verlaten van de verdamper (ontwerpkeuze) en van de ingangstemperatuur van de condensor ten opzichte van de testcondities gespeciiceerd volgens NBN EN 14511, onder standard rating conditions, bepaald volgens , (-); rec,m,vr de maandelijkse recuperatieactor voor koeling, bepaald volgens 7.5.1, (-); heat,m,pre de maandelijkse ractie van de totale warmtelevering die door de preerent geschakelde warmteopwekker(s) wordt geleverd - voor direct gestookte thermisch aangedreven koelmachines gelijk aan 1; - voor indirect gestookte thermisch aangedreven koelmachines bepaald volgens 7.5.1, (-); η gen,heat,pre het opwekkingsrendement van de preerente warmteopwekker - voor direct gestookte thermisch aangedreven koelmachines gelijk aan 1; - voor indirect gestookte thermisch aangedreven koelmachines bepaald volgens 7.5.1, (-); 63 / 160

64 64 EPN methode η gen,heat,npre het opwekkingsrendement van de niet-preerente warmteopwekker - voor direct gestookte thermisch aangedreven koelmachines gelijk aan 1; - voor indirect gestookte thermisch aangedreven koelmachines bepaald volgens 7.5.1,,, (-) De prestatiecoëiciënt EER nom Waarde bij ontstentenis Ontleen de waarde bij ontstentenis aan Tabel [22]. Tabel [22]: Waarden bij ontstentenis voor de bepaling van het opwekkingsrendement voor actieve koeling N Fluïdum in de condensor Fluïdum in de verdamper Benaming koelmachine EER nom PL θ co,nom θ ev,nom 1a 1b Lucht Lucht Luchtgekoelde klimaatregelaar, o luchtgekoeld multi-split systeem Multisplit-systeem met variabel koelmiddeldebiet(vrf) 2,1 1, Water / geglycoleerd water Lucht Watergekoelde klimaatregelaar, o watergekoeld multisplit systeem 3,05 1, Lucht Water Warmtepomp lucht/water,o luchtgekoelde koelgroep voor koelwater met o zonder aparte condensor 2,1 1, Water / geglycoleerd water Water Warmtepomp (geglycoleerd)water/water, o watergekoelde koelgroep voor koelwater met o zonder aparte condensor 3,05 1, Lucht / Water Water Thermisch aangedreven koelmachine 0, Gedetailleerde methode Voor compressiekoelmachines is EER nom gelijk aan de EER test volgens NBN EN te bepalen bij standard rating conditions, zoals vastgelegd in deel 2 van de norm. Voor thermisch aangedreven koelmachines is EER nom gelijk aan de EER test volgens ARI Standard te bepalen bij standard rating conditions. 64 / 160

65 EPN methode Deellastactor PL Waarde bij ontstentenis Ontleen de waarde bij ontstentenis aan Tabel [22]. Gedetailleerde methode De vergelijking voor de deellastactor wordt gegeven door: Eq. 90 SEER PL 2,64 1,19 (-) EERnom met: SEER de seizoenprestatiecoëiciënt voor compressiekoelmachines bepaald volgens pren14825, (-); EER nom de prestatiecoëiciënt, zoals bepaald in Maandelijkse temperatuuractor θ,m De maandelijkse temperatuuractor wordt bepaald met: Eq. 91 met: C θ,1 C θ,2 Δθ m θ, m 1 Cθ,1.Δ m Cθ,2.Δ (-) 2 m een actor ter bepaling van de maandelijkse temperatuuractor, zoals bepaald in , (-); een actor ter bepaling van de maandelijkse temperatuuractor, zoals bepaald in , (-); het verschil van de temperatuursverhoudingen tussen condensor en verdamper in het werkingspunt en het nominaal werkingspunt, zoals hieronder bepaald,, (-). waar: θ co,m 273,15 Eq. 92 Δθm θ 273,15 θco,nom 273,15 (-) θ 273,15 ev ev,nom met: θ co,m de maandelijkse werkingstemperatuur van de condensor, zoals bepaald in , in C; θ ev de werkingstemperatuur van de verdamper, zoals bepaald in , in C; θ co,nom de werkingstemperatuur van de condensor in nominaal werkingspunt, zoals bepaald in , in C; θ ev,nom de werkingstemperatuur van de verdamper in nominaal werkingspunt, zoals bepaald in , in C. 65 / 160

66 66 EPN methode Constanten ter bepaling van de maandelijkse temperatuuractor Waarde bij ontstentenis Ontleen de waarde bij ontstentenis aan Tabel [23]. Tabel [23]: Waarde bij ontstentenis voor de constanten ter bepaling van de maandelijkse temperatuuractor Koelmachinenummer volgens Tabel [21] C θ,1 C θ,2 1a, 1b, 3 5,24 7,78 2, 4 8,81 30,9 Gedetailleerde methode Ontleen de waarde aan Tabel [24]. Tabel [24]: Constanten ter bepaling van de maandelijkse temperatuuractor Koelmachinenummer volgens Tabel [21] Type compressor C θ,1 C θ,2 Zuigercompressor 5,24 7,78 1a, 1b,3 2, 4 Scrollcompressor 7,33 18,6 Schroecompressor 6,41 17,0 Scrollcompressor 8,81 30,9 Schroecompressor 9,14 42,8 Turbocompressor 9,98 40, Maandelijkse werkingstemperatuur van de condensor θ co,m Waarde bij ontstentenis Ontleen de waarde bij ontstentenis aan Tabel [25]. Gedetailleerde methode Ontleen voor direct luchtgekoelde machines de waarde voor θ co,m aan Tabel [25]. Voor watergekoelde machines die gebruik maken van een koeltoren is θ co,m gelijk aan de ingaande koelwatertemperatuur in de condensor die bij ontwerp van de koelmachine werd bepaald;. Voor andere watergekoelde machines is θ co,m gelijk aan de ingaande koelwatertemperatuur in de condensor die bij ontwerp van de koelmachine werd bepaald, te bepalen volgens regels bepaald door de minister o, bij gebrek daaraan op basis van een gelijkwaardigheidsaanvraag. 66 / 160

67 EPN methode 67 Koelmachinenummer volgens Tabel [21] Tabel [25]: Maandelijkse werkingstemperatuur van de condensor θ co,m jan eb maa apr mei jun jul aug sep okt nov dec 1a, 1b, 3 4,1 5,1 8,3 11,3 15,5 18,2 19,7 20,5 16,4 12,5 7,3 4,4 2, 4 met koeltoren 2, 4 met geo cooling ,2 9,9 10,3 10,9 11,7 12,3 12,5 12,7 12,0 11,2 10, Werkingstemperatuur van de verdamper θ ev Waarde bij ontstentenis Ontleen de waarde bij ontstentenis aan Tabel [26]. Koelmachinenummer volgens Tabel [21] Tabel [26]: Werkingstemperatuur van de verdamper θ ev Type agitesysteem 1a, 1b, , 4, 5 koelplaonds en/o koudebalken 16 batterijen in luchtgroepen en ventiloconvectoren en andere θ ev 6 Indien de koelmachine naast koelplaonds en/o koudebalken gebruik maakt van een ander agitesysteem dient 6 C als werkingstemperatuur van de verdamper genomen te worden. Gedetailleerde methode De werkingstemperatuur van de verdamper θ ev wordt bepaald door het ontwerp van het agitesysteem en is te bepalen volgens regels bepaald door de minister o, bij gebrek daaraan op basis van een gelijkwaardigheidsaanvraag Werkingstemperaturen van de condensor en verdamper in nominaal werkingspunt θ co,nom en θ ev,nom Waarden bij ontstentenis Ontleen, indien voor de prestatiecoëiciënt EER nom van de compressiekoelmachine een waarde bij ontstentenis genomen wordt, de waarden bij ontstentenis voor θ co,nom en θ ev,nom aan Tabel [22]. Gedetailleerde methode Indien voor de prestatiecoëiciënt EER nom van de compressiekoelmachine geen waarde bij ontstentenis genomen wordt, neem de werkingstemperaturen van de condensor en verdamper in nominaal werkingspunt θ co,nom en θ ev,nom waarbij EER test bepaald werd, volgens NBN EN 14511, bij standard rating conditions, zoals vastgelegd in deel 2 van de norm. 67 / 160

68 68 EPN methode Nota: Voor luchtgekoelde machines (koelmachinenummers 1a,1b en 3)is θ co,nom de drogeboltemperatuur aan de ingang van de condensor. Voor watergekoelde machines (koelmachinenummers 2 en 4)is θ co,nom de temperatuur aan de ingang van de condensor. Voor machines die warmte ageven aan lucht (koelmachinenummers 1a, 1b en 2) is θ ev,nom de drogeboltemperatuur aan de ingang van de verdamper. Voor machines die warmte ageven aan water (koelmachinenummers 3,4)is θ ev,nom de temperatuur aan de uitgang van de verdamper. 7.6 Eindenergieverbruik voor warm tapwater Voor douches en/o baden i (index "bath") en keukenaanrechten j (index "sink"), gebeurt de berekening van het eindenergieverbruik voor warm tapwater analoog aan de methode die wordt toegepast op EPW-eenheden. Hoodstuk 10.3 van bijlage V bij dit besluit moet worden toegepast. Voor de andere tappunten k voor warm tapwater (index "other"), moet eveneens hoodstuk 10.3 van bijlage V bij dit besluit worden toegepast, waarbij de ormules die van toepassing zijn voor keukenaanrechten moeten worden gebruikt (index "sink" in bijlage V bij dit besluit). Let erop (zie 7.2.1) dat voor het bepalen van het aandeel van de totale warmtebehoete dat door een thermisch zonne-energiesysteem gedekt wordt ( as,water ), de eenvoudige benadering volgens van bijlage V bij dit besluit niet kan worden toegepast en dat enkel een detailberekening mogelijk is met een daartoe geschikt rekenprogramma dat voora door de minister erkend is. 68 / 160

69 EPN methode 69 8 Hulpenergieverbruik van ventilatoren, pompen en waakvlammen In dit hoodstuk wordt het conventioneel eindenergieverbruik voor ventilatoren, pompen, hulpuncties van koelmachine, en waakvlammen bepaald. De omzetting naar primair energieverbruik gebeurt in Elektriciteitsverbruik van ventilatoren voor ventilatie en circulatie Principe Het elektriciteitsverbruik van ventilatoren voor ventilatie en circulatie van lucht in de EPN-eenheid wordt bepaald als het product van het hieronder opgelegd aantal gebruiksuren en het eectieve vermogen waarin een weging voor de regeling opgenomen kan zijn. Het eectieve vermogen wordt bepaald aan de hand van het luchtdebiet V als gebruikt in 5.6, tenzij aan de hand van het hyg werkelijk opgestelde vermogen van ventilatoren wordt aangetoond dat een lagere waarde voor het eectieve vermogen van toepassing is. Bereken het jaarlijks elektriciteitsverbruik van de ventilatoren volgens Indien de ventilatie volledig natuurlijk verloopt en er geen ventilatoren aanwezig zijn, is het verbruik vanzelsprekend gelijk aan nul Elektriciteitsverbruik van de ventilatoren Bepaal het maandelijks elektriciteitsverbruik van de ventilatoren in de EPNeenheid met: Eq. 93 W W (kwh) ans, m ans,ct,m met: W ans,m W ans,ct,m het maandelijkse elektriciteitsverbruik van de ventilatoren in de EPN-eenheid, in kwh; het maandelijks elektriciteitsverbruik van alle ventilatoren ten dienste van unctioneel deel, in kwh. De bepaling gebeurt hetzij aan de hand van oraitaire waarden, 8.1.3, hetzij aan de hand van de werkelijk geïnstalleerde elektromotorvermogens, Er dient gesommeerd te worden over alle unctionele delen van de EPN-eenheid. Speciiek kenmerk voor het unctioneel deel "onderwijs": het maandelijks elektriciteitsverbruik van alle ventilatoren, W ans,ct,m, wordt voor de maanden juli en augustus gelijk genomen aan nul Elektriciteitsverbruik voor ventilatoren per unctioneel deel aan de hand van waarden bij ontstentenis Bepaal in dit geval het maandelijks elektriciteitsverbruik voor ventilatoren in een unctioneel deel met: Eq. 94 W ans, ct,m tm Pde,ct ans,ct,m (kwh) 3,6 69 / 160

70 70 EPN methode W ans,ct,m P de,ct ans,ct,m t m het maandelijks elektriciteitsverbruik voor ventilatoren in unctioneel deel, in kwh; het oraitaire eectieve vermogen van de toevoer- en/o avoerventilatoren zoals hieronder bepaald, in W; de tijdsractie dat de ventilatoren tijdens de betreende maand in bedrij zijn, bepaald volgens 8.1.5, (-); de duur van de betreende maand, ontleend aan Tabel [1], in Ms. Het oraitaire eectieve vermogen van de ventilatoren, P de,ct, wordt gegeven door: Eq. 95 P de, ct = c sys V (kwh) hyg,ct c sys een constante ahankelijk van het ventilatiesysteem in unctioneel deel zoals hieronder bepaald, in Wh/m³; V het ontwerptoevoerdebiet aan buitenlucht in unctioneel deel hyg,ct bepaald volgens de principes uit , in m³/h. Voor een systeem waarbij alleen de avoer mechanisch is, geldt: C sys = 0,33 Wh/m³. Voor een systeem waarbij de toevoer mechanisch is, eventueel in combinatie met mechanische avoer, zonder voorkoeling van de ventilatielucht, geldt: C sys = 0,55 Wh/m³. In alle andere gevallen geldt: C sys = 0,85 Wh/m³ Elektriciteitsverbruik voor ventilatoren per unctioneel deel aan de hand van de werkelijk opgestelde vermogens Bepaal in dit geval het maandelijks elektriciteitsverbruik voor ventilatoren in een unctioneel deel met: V ct,j Eq. 96 Wans,ct,m 0,8 ctrl,j Pinstal,j ans,ct,m V j j tm 3,6 (kwh) W ans,ct,m het maandelijks elektriciteitsverbruik voor ventilatoren in unctioneel deel, in kwh; ctrl,j een reductieactor voor de regeling van ventilator j, ontleend aan Tabel [27], (-); P instal,j de rekenwaarde voor het geïnstalleerd elektrisch vermogen van ventilator j zoals hieronder bepaald, in W; V ct,j het deel van het ontwerpdebiet doorheen ventilator j ten behoeve van unctioneel deel, in m³/h; V j het totaal ontwerpdebiet doorheen ventilator j, in m³/h; ans,ct,m de tijdsractie dat de ventilatoren tijdens de betreende maand in bedrij zijn, bepaald volgens 8.1.5, (-); 70 / 160

71 EPN methode 71 t m de duur van de betreende maand, ontleend aan Tabel [1], in Ms. Er dient gesommeerd te worden over alle ventilatoren j die unctioneel deel bedienen. Tabel [27]: Reductieactor ctrl,j voor de regeling van ventilatoren Soort regeling Systeemnummer volgens Tabel [16] Geen regeling o smoorregeling Inlaatklepverstelling o waaierschoepverstelling Toerenregeling 1, 2, 4, 5, 6, 8 1,00 0,75 0,65 3, 7 1,00 0,65 0,50 OPMERKING: een regeling voor de luchtvolumestroom mag alleen als zodanig worden beschouwd als, bij het in bedrij zijn van de regeling, de door de regelgeving minimaal vereiste luchtvolumestroom voor luchtverversing tijdens de gewone bedrijstijd is gewaarborgd. Bepaal de rekenwaarde voor het geïnstalleerd elektrisch vermogen op 1 van de volgende twee manieren: het maximaal elektrisch vermogen van de elektromotor, desgevallend met inbegrip van alle voorschakelapparatuur, in W; het maximaal elektrisch vermogen van de elektromotor-ventilator combinatie, desgevallend met inbegrip van alle voorschakelapparatuur, in W. Voor de deinitie van het maximaal elektrisch vermogen wordt verwezen naar 2 van bijlage V bij dit besluit Tijdractie dat de ventilatoren in bedrij zijn Eq. 97 (-) ans, ct,m vent,heat,ct ans,ct,m vent,heat,ct de tijdsractie dat de ventilatoren tijdens een bepaalde maand in bedrij zijn, (-); ractie van de tijd gedurende dewelke de ventilatie in gebruik is, zoals beschouwd voor de verwarmingsberekeningen, ontleend uit Tabel [7], (-). 8.2 Elektriciteitsverbruik van circulatiepompen Principe Het elektriciteitsverbruik van circulatiepompen in warmwatercircuits en gekoeldwatercircuits voor klimatisering wordt bepaald aan de hand van opgelegde waarden voor het elektriciteitsverbruik per m², met de mogelijkheid de toepassing van energiebesparende pompregelingen te waarderen met een reductieactor. 71 / 160

72 72 EPN methode Rekenregel Bepaal het maandelijks elektriciteitsverbruik van de circulatiepompen door het elektriciteitsverbruik voor pompen per tijds- en per oppervlakte-eenheid (waarde 0,07) te vermenigvuldigen met de duur van de betreende maand, met de som van de gebruiksoppervlakten van de energiesectoren die met water verwarmd worden en met de som van de gebruiksoppervlakten van de energiesectoren die met water gekoeld worden. Zonodig gebeurt er een correctie voor de regeling. W 0,07t w w A (kwh) Eq. 98 pumps, ct,m m ctrl,heat aux,heat ctrl,cool aux,cool, ct W pumps,m W pumps,ct,m t m w aux,heat w aux,cool A,ct het maandelijks elektriciteitsverbruik van de pompen, in kwh; het maandelijks elektriciteitsverbruik van de pompen ten behoeve van unctioneel deel, in kwh; de duur van de betreende maand, in Ms, ontleend aan Tabel [1]; een weegactor die bepaalt o unctioneel deel met water wordt verwarmd: - Indien ja: w aux,heat = 1; - Indien nee: w aux,heat = 0; een weegactor die bepaalt o unctioneel deel met water wordt gekoeld: - Indien ja: w aux,cool = 1; - Indien nee: w aux,cool = 0; de gebruiksoppervlakte van unctioneel deel, in m²; ctrl,heat de reductieactor voor het type regeling van de verwarmingspompen, bepaald volgens 8.2.3; ctrl,cool de reductieactor voor het type regeling van de koelpompen, bepaald volgens Er moet gesommeerd worden over alle unctionele delen. Speciiek kenmerk voor het unctioneel deel "onderwijs": het maandelijks elektriciteitsverbruik van de pompen, W pumps,ct,m, wordt gelijk aan nul genomen voor de maanden juli en augustus. Speciiek kenmerk voor de unctie "technische ruimten": in unctionele delen met deze unctie, worden de actoren w aux,heat en w aux,cool voor het hele jaar gelijk aan nul genomen, onahankelijk van het eit o het unctioneel deel al dan niet met water wordt verwarmd o gekoeld. Speciiek kenmerk voor de unctie "sauna, zwembad": in unctionele delen met deze unctie, wordt de actor w aux,cool voor het hele jaar gelijk aan nul genomen, onahankelijk van het eit o het unctioneel deel al dan niet met water wordt gekoeld Reductieactoren voor de toegepaste pompregeling Principe Een reductieactor voor de waardering van de toepassing van pompregelingen mag voor de onder aangewezen circulatiepompen worden gehanteerd, indien meer dan 75% van het opgestelde elektrisch vermogen van de circulatiepompen voor 72 / 160

73 EPN methode 73 ruimteverwarming en/o opwarming van ventilatielucht, o circulatiepompen in gekoeldwatercircuits voor akoeling en/o ontvochtiging van ventilatielucht en/o ruimtelucht, is voorzien van een regeling als bedoeld in Voorwaarden Bij de beoordeling van de opgestelde elektrische vermogens aan pompmotoren mogen alleen worden meegeteld: pompen in warmwatercircuits voor ruimteverwarming en/o opwarming/bevochtiging van ventilatielucht; pompen in gekoeldwatercircuits voor akoeling en/o ontvochtiging van ventilatielucht en/o ruimtelucht. Bij pompen die voor reservestelling dubbel zijn uitgevoerd, moet het elektrisch vermogen van de grootste elektromotor in beschouwing worden genomen Rekenwaarden Reductieactor voor type regeling in warmwatercircuits Indien meer dan 75% van het opgestelde elektrische vermogen aan pompmotoren in warmwatercircuits is voorzien van een automatisch werkende toerenregeling o automatisch werkende aan/uit regeling geldt: ctrl,heat = 0,5 In alle andere gevallen geldt: ctrl,heat = 1, Reductieactor voor type regeling in gekoeldwatercircuits Indien meer dan 75% van het opgestelde elektrische vermogen aan pompmotoren in gekoeldwatercircuits is voorzien van een automatisch werkende toerenregeling geldt: ctrl,heat = 0,5 In alle andere gevallen geldt: ctrl,heat = 1,0 8.3 Extra elektriciteitsverbruik voor koelmachines Principe Bij watergekoelde koelmachines is er een extra elektriciteitsverbruik voor circulatiepomp(en) langs de condensorzijde. Ingeval de machine is aangesloten op een koeltoren is er een bijkomend elektriciteitsverbruik voor de pulverisatiepomp en de ventilator van de koeltoren. Ingeval thermisch aangedreven koelmachines is er een bijkomend elektriciteitsverbruik voor de circulatiepomp van de sorptievloeisto. De rekenwaarde voor het extra elektriciteitsverbruik voor koelmachines wordt naar keuze bepaald volgens één van de volgende twee methoden: vereenvoudigde methode ( 8.3.2); gedetailleerde methode ( 8.3.3). 73 / 160

74 74 EPN methode Vereenvoudigde methode Rekenregel Eq. 99 W aux,m W W (kwh) aux,pumps,ans,m aux,int, m W aux,pumps,ans,m het maandelijks elektriciteitsverbruik van de circulatiepomp(en) en ventilator(en) aan de condensorzijde, bepaald volgens , in kwh; W aux,int,m het maandelijks elektriciteitsverbruik van de circulatiepomp van de sorptievloeisto, bepaald volgens , in kwh Het elektriciteitsverbruik van de circulatiepomp(en) en ventilatoren aan de condensorzijde Eq. 100 W W (kwh) aux,pumps,ans,m i aux,pumps,ans,sec i,m Eq. 101 W aux,pumps,ans,seci,m 0,08 3,6 w w pumps,ans,pre pumps,ans,npre cool,gross,sec,i,m cool,pre 1 η η η η 1 gen,cool,m,npre 1 1 cool,pre cool,m,ree,pre cool,m,ree,npre gen,cool,m,pre gen,cool,m,pre gen,cool,m,npre 1 (kwh) met: W aux,pumps,ans,seci,m het maandelijks elektriciteitsverbruik van de circulatiepomp(en) en entilator(en) aan de condensorzijde van koelmachines ten behoeve van energiesector i, in kwh; cool,gross,seci,m de maandelijkse bruto energiebehoete voor ruimtekoeling van energiesector i, bepaald volgens 6.2, in MJ; w pumps,ans,pre een actor die inrekent o de preerente koelmachine is aangesloten op een koeltoren o een bodemwarmtewisselaar: - zo ja: stel w pumps,ans,pre = 1; - zo nee: stel w pumps,ans,pre = 0; w pumps,ans,npre een actor die inrekent o de niet-preerente koelmachine is aangesloten op een koeltoren o een bodemwarmtewisselaar: - zo ja: stel w pumps,ans,npre = 1; - zo nee: stel w pumps,ans,npre = 0; cool,pre de jaargemiddelde ractie van de totale koudelevering welke door de preerent geschakelde koudeleverancier(s) wordt geleverd, bepaald volgens 7.3.2, (-); cool,m,ree,pre de maandgemiddelde ractie van de totaal opgewekte energie door de preerente koudeleverancier(s) in ree-chilling mode, bepaald volgens 7.4, (-); cool,m,ree,npre de maandgemiddelde ractie van de totaal opgewekte energie door de niet-preerente koudeleverancier(s) in ree-chilling mode, bepaald volgens 7.4, (-); η gen,cool,m,pre het maandelijks opwekkingsrendement van de preerente koelmachine, bepaald volgens 7.5.2, (-); η gen,cool,m,npre het maandelijks opwekkingsrendement van de niet-preerente koelmachine, bepaald volgens 7.5.2, (-). 74 / 160

75 EPN methode 75 Er dient gesommeerd te worden over alle energiesectoren i van de EPN-eenheid Het elektriciteitsverbruik van de circulatiepomp van de sorptievloeisto Eq. 102 Eq. 103 W W (kwh) aux,int,m i aux,int,sec i,m 1 cool,m,ree,pre 1 cool,pre 1 cool,m,ree,npre 0,014 wint,pre cool,pre W aux,int,seci,m. (kwh) cool,gross,sec,i,m 3,6 wint,npre met: W aux,int,seci,m het maandelijks elektriciteitsverbruik van de circulatiepomp van de sorptievloeisto van de thermisch aangedreven koelmachines ten behoeve van energiesector i, in kwh; cool,gross,seci,m de maandelijkse bruto energiebehoete voor ruimtekoeling van energiesector i, bepaald volgens 6.2, in MJ; w int,pre een actor die inrekent o de preerente koelmachine een thermisch aangedreven koelmachine is - zo ja: stel w int,pre = 1; - zo nee: stel w int,pre = 0; w int,npre een actor die inrekent o de niet-preerente koelmachine een thermisch aangedreven koelmachine is - zo ja: stel w int,npre = 1; - zo nee: stel w int,npre = 0; cool,pre de jaargemiddelde ractie van de totale koudelevering welke door de preerent geschakelde koudeleverancier(s) wordt geleverd, bepaald volgens 7.3.2, (-); cool,m,ree,pre de maandgemiddelde ractie van de totaal opgewekte energie door de preerente koudeleverancier(s) in ree-chilling mode, bepaald volgens 7.4, (-); cool,m,ree,npre de maandgemiddelde ractie van de totaal opgewekte energie door de niet-preerente koudeleverancier(s) in ree-chilling mode, bepaald volgens 7.4, (-). Er dient gesommeerd te worden over alle energiesectoren i van de EPN-eenheid Gedetailleerde methode Rekenregel Eq. 104 W aux,m W W W (kwh) aux,pumps,m aux,ct,m aux,int, m met: W aux,pumps,m het maandelijks elektriciteitsverbruik van de circulatiepomp(en) aan de condensorzijde, bepaald volgens , in kwh; W aux,ct,m het maandelijks elektriciteitsverbruik van de koeltoren, bepaald volgens , in kwh; W aux,int,m het maandelijks elektriciteitsverbruik van de circulatiepomp van de sorptievloeisto, bepaald volgens , in kwh. 75 / 160

76 76 EPN methode Het elektriciteitsverbruik van de circulatiepomp(en) aan de condensorzijde Eq. 105 W W (kwh) aux,pumps,m i aux,pumps,sec i,m W aux,pumps,seci,m 0,016 3,6 Eq. 106 w 1 w pumps,pre pumps,npre cool,gross,sec,i,m cool,pre. η η η η 1 gen,cool,m,npre 1 1 cool,pre cool,m,ree,pre cool,m,ree,npre gen,cool,m,pre gen,cool,m,pre gen,cool,m,npre 1 (kwh) met: W aux,pumps,seci,m cool,gross,seci,m cool,pre het maandelijks elektriciteitsverbruik voor energiesector i van de circulatiepomp(en) aan de condensorzijde, in kwh; de maandelijkse bruto energiebehoete voor ruimtekoeling van energiesector i, bepaald volgens 6.2, in MJ; de jaargemiddelde ractie van de totale koudelevering welke door de preerent geschakelde koudeleverancier(s) wordt geleverd, bepaald volgens 7.3.2, (-); cool,m,ree,pre de maandgemiddelde ractie van de totaal opgewekte energie door de preerente koudeleverancier(s) in ree-chilling mode, bepaald volgens 7.4, (-); cool,m,ree,npre de maandgemiddelde ractie van de totaal opgewekte energie door de niet-preerente koudeleverancier(s) in ree-chilling mode, bepaald volgens 7.4, (-); η gen,cool,m,pre het maandelijks opwekkingsrendement van de preerente koelmachine, bepaald volgens 7.5.2, (-); η gen,cool,m,npre het maandelijks opwekkingsrendement van de niet-preerente koelmachine, bepaald volgens 7.5.2, (-); w pumps,pre een actor die inrekent o de preerente koelmachine is aangesloten op een koeltoren o een bodemwarmtewisselaar: - als aangesloten op een koeltoren en gekoeld met water: stel w pumps,pre = 1; - als aangesloten op een bodemwarmtewisselaar (geo-cooling gesloten systeem) en gekoeld met water: stel w pumps,pre = 5; - in alle andere gevallen: stel w pumps,pre = 0; w pumps,npre een actor die inrekent o de niet-preerente koelmachine is aangesloten op een koeltoren o een bodemwarmtewisselaar: - als aangesloten op een koeltoren en gekoeld met water: stel w pumps,npre = 1; - als aangesloten op een bodemwarmtewisselaar (geo-cooling gesloten systeem) en gekoeld met water: stel w pumps,npre = 5; - in alle andere gevallen: stel w pumps,npre = 0. Er dient gesommeerd te worden over alle energiesectoren i van de EPN-eenheid. 76 / 160

77 EPN methode Het elektriciteitsverbruik van de koeltoren(s) Eq. 107 W W (kwh) aux,ct,m i aux,ct,sec i,m Eq. 108 W aux,ct,seci,m w w ct,pre cool,gross,sec,i,m ct,npre 3,6 ct,m,pre. ct,m,npre cool,pre 1 η η η η 1 gen,cool,m,npre 1 1 cool,pre cool,m,ree,pre cool,m,ree,npre gen,cool,m,pre gen,cool,m,pre gen,cool,m,npre 1 (kwh) met: W aux,ct,seci,m het maandelijks elektriciteitsverbruik van de koeltoren(s) ten behoeve van energiesector i, in kwh; cool,gross,seci,m de maandelijkse bruto energiebehoete voor ruimtekoeling van energiesector i, bepaald volgens 6.2, in MJ; ct,m,pre de maandelijkse correctieactor voor koeltorens aangesloten op de preerente koelmachine, zoals hieronder bepaald; ct,m,npre de maandelijkse correctieactor voor koeltorens aangesloten op de niet-preerente koelmachine, zoals hieronder bepaald; cool,pre de jaargemiddelde ractie van de totale koudelevering welke door de preerent geschakelde koudeleverancier(s) wordt geleverd, bepaald volgens 7.3.2, (-); cool,m,ree,pre de maandgemiddelde ractie van de totaal opgewekte energie door de preerente koudeleverancier(s) in ree-chilling mode, bepaald volgens 7.4, (-); cool,m,ree,npre de maandgemiddelde ractie van de totaal opgewekte energie door de niet-preerente koudeleverancier(s) in ree-chilling mode, bepaald volgens 7.4, (-); η gen,cool,m,pre het maandelijks opwekkingsrendement van de preerente koelmachine, bepaald volgens 7.5.2, (-); η gen,cool,m,npre het maandelijks opwekkingsrendement van de niet-preerente koelmachine, bepaald volgens 7.5.2, (-); w ct,pre een actor die inrekent o de preerente koelmachine is aangesloten op een koeltoren: - als aangesloten op een koeltoren: stel w ct,pre = 1; - in alle andere gevallen: stel w ct,pre = 0; w ct,npre een actor die inrekent o de niet-preerente koelmachine is aangesloten op een koeltoren: - als aangesloten op een koeltoren: stel w ct,npre = 1; - in alle andere gevallen: stel w ct,npre = 0. Er dient gesommeerd te worden over alle energiesectoren i van de EPN-eenheid. De maandelijkse correctieactor voor koeltorens aangesloten op de koelmachine wordt bepaald met: Eq. 109 C C minθ, θ ct, m (-) ct,1 ct,2 co,m co,max met: C ct,1 C ct,2 Factoren ter bepaling van de maandelijkse hulpenergie voor koeltorens, volgens Tabel [28], (-); 77 / 160

78 78 EPN methode θ co,m maandelijkse werkingstemperatuur van de condensor, bepaald volgens , in C; θ co,max maximale werkingstemperatuur van de condensor, volgens Tabel [28], in C. Tabel [28]: Constanten gebruikt voor de berekening van het energieverbruik van een koeltoren Type koeltoren Luchtkoeler (=dry-cooler) Type ventilator θ co,max C ct,1 C ct,2 Ventilator met constante snelheid 32 0,100 0,0027 Ventilator met twee snelheden 32 0,083 0,0025 Ventilator met variabele snelheid 32 0,078 0,0024 Natte koeltoren Ventilator met constante snelheid 26 0,130 0,0041 Ventilator met twee snelheden 26 0,130 0,0047 Ventilator met variabele snelheid 26 0,130 0, Het elektriciteitsverbruik van de circulatiepomp van de sorptievloeisto Het maandelijks elektriciteitsverbruik van de circulatiepomp van de sorptievloeisto wordt als volgt bepaald: Eq. 110 W W (kwh) aux,int,m i aux,int,sec i,m 0,46 0,606 Eq. 111 Waux,int,seci,m cool,gross,seci,m w int,pre cool,pre 1 cool,m,ree,pre max320,pgen,pre 3,6 0,606 w 1 1 max320,p (kwh) int,npre cool,pre 78 / 160 cool,m,ree,npre gen,npre met: W aux,int,seci,m het maandelijks elektriciteitsverbruik voor energiesector i van de circulatiepomp van de sorptievloeisto, in kwh; P gen,pre Het nominale vermogen van de preerente thermisch aangedreven koelmachine, bepaald volgens paragraa "Rated Full Load Perormance" van de norm ARI , in kw; P gen,npre Het nominale vermogen van de niet-preerente thermisch aangedreven koelmachine, bepaald volgens paragraa "Rated Full Load Perormance" van de norm ARI , in kw; cool,gross,seci,m de maandelijkse bruto energiebehoete voor ruimtekoeling van energiesector i, bepaald volgens 6.2, in MJ; w int,pre een actor die inrekent o de preerente koudeleverancier een thermisch aangedreven koelmachine is - zo ja: stel w int,pre = 1; - zo nee: stel w int,pre = 0; w int,npre een actor die inrekent o de niet-preerente koudeleverancier een thermisch aangedreven koelmachine is - zo ja: stel w int,npre = 1; - zo nee: stel w int,npre = 0.

79 EPN methode 79 Er dient gesommeerd te worden over alle energiesectoren i van de EPN-eenheid. 8.4 Extra elektriciteitsverbruik voor ree-chilling Een koudeleverancier die in ree-chilling mode werkt verbruikt enkel energie voor pompen en/o koeltorens. Bepaal het elektriciteitsverbruik voor reechilling met: Eq. 112 W aux,ree,m W W (kwh) aux,pumps,ree,m aux,ct,ree, m met: W aux,pumps,ree,m het maandelijks elektriciteitsverbruik van de circulatiepomp(en) aan de condensorzijde van de koudeleverancier die in ree-chilling mode werkt, in kwh; W aux,ct,ree,m het maandelijks elektriciteitsverbruik van de koeltoren die in ree-chilling mode werkt, in kwh. Bepaal het elektriciteitsverbruik van de circulatiepomp(en) aan de condensorzijde met: Eq. 113 W W (kwh) aux,pumps,ree,m i aux,pumps,ree,sec i,m Eq. 114 W aux,pumps,ree,seci,m w w 0,052 3,6 pumps,ree,pre pumps,ree,npre cool,pre cool,gross,sec,i,m. cool,m,ree,pre 1 cool,pre cool,m,ree,npre (kwh) met: W aux,pumps,ree,seci,m het maandelijks elektriciteitsverbruik van de circulatiepompen van energiesector i aan de condensorzijde van de koudeleverancier die in ree-chilling mode werkt, in kwh; cool,gross,seci,m de maandelijkse bruto energiebehoete voor ruimtekoeling van energiesector i, bepaald volgens 6.2, in MJ; cool,pre de jaargemiddelde ractie van de totale koudelevering welke door de preerent geschakelde koudeleverancier(s) wordt geleverd, bepaald volgens 7.3.2, (-); cool,m,ree,pre de maandgemiddelde ractie van de totaal opgewekte energie door de preerente koudeleverancier(s) in ree-chilling mode, bepaald volgens 7.4, (-); cool,m,ree,npre de maandgemiddelde ractie van de totaal opgewekte energie door de niet-preerente koudeleverancier(s) in ree-chilling mode, bepaald volgens 7.4, (-); w pumps,ree,pre een actor die inrekent o de preerente koudeleverancier in ree-chilling mode werkt: - zo ja: - als ree-chilling door lucht, stel w pumps,ree,pre = 1; - als geo cooling/gesloten systeem o geo cooling/open systeem, stel w pumps,ree,pre = 1,54; 79 / 160

80 80 EPN methode - zo nee: stel w pumps,ree,pre = 0; w pumps,ree,npre een actor die inrekent o de niet-preerente koudeleverancier in ree-chilling mode werkt: - zo ja: - als ree-chilling door lucht, stel w pumps,ree,npre = 1; - als geo cooling/gesloten systeem o geo cooling/open systeem, stel w pumps,ree,npre = 1,54; - zo nee: stel w pumps,ree,npre = 0. Er dient gesommeerd te worden over alle energiesectoren i van de EPN-eenheid. Bepaal het elektriciteitsverbruik van de koeltoren met: Eq. 115 W W (kwh) aux,ct,ree,m i aux,ct,ree,sec i,m Eq. 116 W aux,ct,ree,seci,m w w 0,10 0,003 θ 3,6 ct,pre ct,npre cool,pre ev cool,gross,sec,i,m cool,m,ree,pre 1 cool,pre cool,m,ree,npre (kwh) met: W aux,ct,ree,seci,m cool,gross,seci,m het maandelijks elektriciteitsverbruik van de koeltoren van energiesector i die in ree-chilling mode werkt, in kwh; de maandelijkse bruto energiebehoete voor ruimtekoeling van energiesector i, bepaald volgens 6.2, in MJ; θ ev de werkingstemperatuur van de verdamper, bepaald volgens , in C; cool,pre de jaargemiddelde ractie van de totale koudelevering welke door de preerent geschakelde koudeleverancier(s) wordt geleverd, bepaald volgens 7.3.2, (-); cool,m,ree,pre de maandgemiddelde ractie van de totaal opgewekte energie door de preerente koudeleverancier(s) in ree-chilling mode, bepaald volgens 7.4, (-); cool,m,ree,npre de maandgemiddelde ractie van de totaal opgewekte energie door de niet-preerente koudeleverancier(s) in ree-chilling mode, bepaald volgens 7.4, (-); w ct,pre een actor die inrekent o de preerente koelmachine is aangesloten op een koeltoren: - zo ja, stel w ct,pre = 1; - zo nee, stel w ct,pre = 0; w ct,npre een actor die inrekent o de niet-preerente koelmachine is aangesloten op een koeltoren: - zo ja, stel w ct,npre = 1; - zo nee, stel w ct,npre = 0. Er dient gesommeerd te worden over alle energiesectoren i van de EPN-eenheid. 80 / 160

81 8.5 Energieverbruik van waakvlammen EPN methode 81 Het maandelijks hulpenergieverbruik van de waakvlammen, in MJ, wordt bekomen als het product van de duur van de maand met de som van de vermogens van alle waakvlammen: Eq. 117 t P (MJ) pilot,m m j pilot,j t m P pilot,j de duur van de betreende maand, in Ms, ontleend aan Tabel [1]; een vaste rekenwaarde voor het vermogen van een waakvlam, nl. 80 W. Er dient gesommeerd te worden over alle warmteopwekkingstoestellen j die bijdragen tot de verwarming en/o tot de bevochtiging en/o de bereiding van warm tapwater van de EPN-eenheid en die voorzien zijn van een waakvlam. Enige uitzondering: toestellen voor plaatselijke verwarming. Bij deze toestellen is het verbruik van de waakvlam reeds in het opwekkingsrendement in beschouwing genomen. Speciiek kenmerk voor het unctioneel deel "onderwijs": als een warmteopwekkingstoestel, uitgerust met een waakvlam, enkel instaat voor de ruimteverwarming en/o bevochtiging en/o de bereiding van warm tapwater van unctionele delen met unctie "onderwijs", dan wordt het maandelijks hulpenergieverbruik van de waakvlammen voor de maanden juli en augustus gelijk aan nul genomen. Als een warmteopwekkingstoestel, uitgerust met een waakvlam, meerdere EPNeenheden bedient, dan wordt het verbruik van de waakvlam voor elke EPN-eenheid berekent in verhouding tot hun volume. 8.6 Energieverbruik voorkoeling ventilatielucht Het maandelijks elektriciteitsverbruik voor het voorkoelen van de ventilatielucht wordt gegeven door: Eq. 118 W precool,m W W (kwh) soil / water,m evap, m met: W soil/water,m het maandelijks elektriciteitsverbruik van de aarde-water warmtewisselaar, zoals bepaald in 8.6.1, in kwh; W evap,m het maandelijks elektriciteitsverbruik voor verdampingskoeling, zoals bepaald in 8.6.2, in kwh. Voor andere technologieën dient W precool,m bepaald te worden volgens voora door de minister bepaalde regels Elektriciteitsverbruik van de aarde-water warmtewisselaar Bepaal het maandelijks elektriciteitsverbruik van de aarde-water warmtewisselaar met onderstaande ormule. 81 / 160

82 82 EPN methode Eq. 119 W soil/water,m 150 vent,cool,max 0,278 t w V W L 3600 D vent,cool,ct m 3600 tube tube V soil/water,m n hyg,ct V W tube π 2 D 4 tube 2 (kwh) met: t m de lengte van de betreende maand, in Ms, ontleend aan Tabel [1]; vent,cool,ct de ractie van de tijd gedurende dewelke de ventilatie in gebruik is, voor de koelberekeningen van unctioneel deel, ontleend aan Tabel [7], (-); vent,cool,max de conventionele tijdsractie dat de aarde-water warmtewisselaar in bedrij is, gelijk aan het maximum van de respectievelijke waarden voor vent,cool,ct, zoals hierboven bepaald, (-); w soil/water,m Een maandelijkse actor die de werkingstijd van de aardewater warmtewisselaar inrekent, bepaald volgens B.2.1(-); V W Eq. 120 Als Re < 2300: het waterdebiet doorheen de aarde-water warmtewisselaar, in m³/h; 64 Re 1,58 ln(re) 3,28, (-) In alle andere gevallen: 2 met: Re het Reynolds getal bepaald volgens B.2, (-); D tube binnendiameter van de grondbuis, in m; L tube lengte van de grondbuis, in m; n tube het aantal buizen in parallel, (-); hyg,ct V het ontwerptoevoerdebiet aan buitenlucht dat door de aardelucht warmtewisselaar voorgekoeld wordt in unctioneel deel, in m³/h, bepaald volgens de principes uit Er dient gesommeerd te worden over alle unctionele delen van ventilatiezone z Elektriciteitsverbruik voor verdampingskoeling Bepaal het maandelijks elektriciteitsverbruik voor verdampingskoeling met: Eq. 121 W evap,m 0,278 t m w evap,m 250 vent,cool,ct 3600 V hyg,ct (kwh) met: 82 / 160

83 EPN methode 83 t m de lengte van de betreende maand, in Ms, ontleend aan Tabel [1]; w evap,m een maandelijkse actor die de werkingstijd van de verdampingskoeling inrekent, bepaald volgens B.3.1, (-); vent,cool,ct de ractie van de tijd gedurende dewelke de ventilatie in bedrij is, voor de koelberekeningen van unctioneel deel, ontleend aan Tabel [7], (-); hyg,ct V het ontwerptoevoerdebiet aan buitenlucht dat door de aardelucht warmtewisselaar voorgekoeld wordt in unctioneel deel, in m³/h, bepaald volgens de principes uit Er dient gesommeerd te worden over alle unctionele delen van ventilatiezone z. 83 / 160

84 84 EPN methode 9 Energieverbruik voor verlichting 9.1 Principe In dit hoodstuk worden enerzijds de dimensieloze hulpvariabele L rm r bepaald en anderzijds het conventioneel elektriciteitsverbruik voor verlichting (dat dan in 10.6 wordt omgerekend naar primair energieverbruik). Enkel de vaste verlichting binnenin de EPN-eenheid, wordt ingerekend. Mogelijke voorbeelden van verlichting buiten de EPN-eenheid kunnen zijn (ahankelijk van het gebouw in kwestie): buitenverlichting; binnenverlichting in ruimten buiten het beschermd volume; verlichting in woongedeelten van het gebouw; verlichting in andere ruimten binnen het beschermd volume waarvoor geen EPN berekening dient uitgevoerd te worden. Binnen de EPN-eenheid worden volgende vormen van verlichting niet beschouwd: 'losse' verlichting: hieronder worden losse toestellen verstaan die door de gebruiker met een stekker via een stopcontact op het elektriciteitsnet worden aangesloten, bv. bureaulampen, bepaalde lampen die aan het kader van schilderijen worden vastgehecht, enz.; lampen die richtingsaanwijzers van nooduitgangen oplichten (en vaak permanent aangeschakeld blijven); noodverlichting (inzoverre ze enkel in geval van nood aanschakelt); verlichting in litkooien en litschachten. Het verbruik van batterijen in verlichtingssystemen (bv. in draadloze schakelaars) wordt buiten beschouwing gelaten bij de bepaling van het E-peil. Per unctioneel deel wordt een keuze gemaakt met betrekking tot de bepalingsmethode van de dimensieloze hulpvariabele L rm r van alle ruimten en van het elektriciteitsverbruik voor verlichting: owel wordt gerekend aan de hand van de waarden bij ontstentenis ( 9.2); owel wordt gerekend aan de hand van de detailgegevens van de verlichtingsinstallatie waarbij volgende actoren in beschouwing worden genomen ( 9.3): - de lichtstroom van de lampen en de otometrische eigenschappen van de armatuur; - het vermogen van de geïnstalleerde lampen met inbegrip van voorschakelapparaten, en het vermogen van eventuele sensoren en regelingen; - het type regeling; - de eventuele aanwezigheid van een daglichtzone met aangepaste regeling Dimensieloze hulpvariabele L rm r De dimensieloze hulpvariabele L rm r is een benaderende maat voor het gemiddelde verlichtingsniveau. Ze bepaalt, samen met andere parameters, de reerentiewaarde voor het karakteristiek jaarlijks primair energieverbruik (zie 4). 84 / 160

85 EPN methode Elektriciteitsverbruik voor verlichting Het maandelijks elektriciteitsverbruik voor verlichting van de EPN-eenheid, is de som van het elektriciteitsverbruik voor verlichting van elk van de unctionele delen, plus het eventuele elektriciteitsverbruik van alle regelingen en dergelijke meer die zich buiten de EPN-eenheid bevinden maar (mede) ten dienste staan van de verlichting binnen de EPN-eenheid: Eq. 122 W W W (kwh) light, m light,ct,m r light,rmr,ctrl,m W light,m W light,ct,m W light,rm r,ctrl,m het maandelijks elektriciteitsverbruik voor verlichting, in kwh; het maandelijks elektriciteitsverbruik voor verlichting van unctioneel deel, in kwh, bepaald volgens o 9.3.2; het maandelijks elektriciteitsverbruik voor regelingen die in ruimten r buiten de EPN-eenheid opgesteld staan maar wel (mede) ten dienste staan van de verlichting binnen de EPNeenheid, in kwh, bepaald volgens o Er dient gesommeerd te worden over alle unctionele delen van de EPN-eenheid en over alle ruimten r buiten de EPN-eenheid. Speciiek kenmerk van het unctioneel deel "onderwijs": het maandelijks elektriciteitsverbruik voor verlichting, W light,ct,m wordt voor de maanden juli en augustus gelijk genomen aan nul. 9.2 Bepaling van de dimensieloze hulpvariabele L rm r en het elektriciteitsverbruik voor verlichting aan de hand van waarden bij ontstentenis Bepaling van de dimensieloze hulpvariabele Lrm r Neem voor de hulpvariabele L rm r voor elke ruimte van het unctioneel deel de waarde: L rm r = Bepaling van het maandelijks elektriciteitsverbruik voor verlichting per unctioneel deel Bepaal het maandelijks elektriciteitsverbruik voor verlichting, met inbegrip van het eventuele verbruik van regelsystemen, van het unctioneel deel met: Eq. 123 light, ct,m A,rmr plight,de,ct t day,ct,m tnight,ct,m W (kwh) r W light,ct,m A,rm r p light,de,ct het maandelijks elektriciteitsverbruik voor verlichting in unctioneel deel, in kwh; de gebruiksoppervlakte van de ruimte r, in m²; een vaste waarde van het speciiek vermogen voor verlichting, bepaald per unctioneel deel. Neem: 85 / 160

86 86 EPN methode t day,ct,m t night,ct,m - p light,de,ct = 0,030 kw/m² voor unctionele delen met unctie "handel", - p light,de,ct = 0,020 kw/m² voor alle andere unctionele delen; het conventioneel vastgelegd aantal gebruiksuren per maand gedurende de dagperiode, van het unctioneel deel, ontleend aan Tabel [31], in h; het conventioneel vastgelegd aantal gebruiksuren per maand gedurende de nachtperiode, van het unctioneel deel, ontleend aan Tabel [32], in h. Er dient gesommeerd te worden over alle ruimten r van unctioneel deel. Neem de waarde nul voor het maandelijks elektriciteitsverbuik voor regelingen die buiten de EPN-eenheid opgesteld staan en die enkel ten dienste staan van armaturen in ruimten van het beschouwde unctioneel deel : Eq. 124 W rmr,ctrl,m 0 light, (kwh) r met: W light,rm r,ctrl,m het maandelijks elektriciteitsverbruik voor regelingen en dergelijke meer die in ruimten buiten de EPN-eenheid opgesteld staan en enkel ten dienste staan van de verlichting binnen het beschouwde unctioneel deel, in kwh. Indien de regelingen ook ten dienste staan van armaturen in andere unctionele delen en indien voor die unctionele delen het elektriciteitsverbruik voor verlichting aan de hand van het werkelijk geïnstalleerd vermogen wordt bepaald, dient hun verbruik wel ingerekend te worden in Bepaling van de dimensieloze hulpvariabele L rm r en het elektriciteitsverbruik voor verlichting aan de hand van de detailgegevens van de verlichtingsinstallatie Bepaling van de dimensieloze hulpvariabele L rm r Bepaling van de dimensieloze hulpvariabele L rm r in een ruimte zonder vast geïnstalleerde verlichtingsinstallatie Indien in een ruimte geen vaste verlichting geplaatst wordt, dan wordt in deze ruimte bij conventie met vast voorgeschreven waarden gerekend. Deze worden gelijk genomen aan de waarden gebruikt voor de berekening aan de hand van de waarden bij ontstentenis, ingeval er wel verlichting is. Neem in de ruimten waar geen vaste verlichting geplaatst wordt, bij conventie de waarde: L rm r = Bepaling van de dimensieloze hulpvariabele L rm r in een ruimte met een vast geïnstalleerde verlichtingsinstallatie Bepaal in ruimten met een vast geïnstalleerde verlichtingsinstallatie de hulpvariabele L rm r met: 1. Indien de gewenste verlichtingssterkte niet instelbaar is: 86 / 160

87 EPN methode 87 Eq. 125 L L (-) rmr design, rmr L rm r een dimensieloze hulpvariabele voor ruimte r, (-); L design,rm r de ontwerpwaarde voor de dimensieloze hulpvariabele voor ruimte r, zoals hieronder bepaald, (-). 2. Indien de gewenste verlichtingssterkte wel vrij instelbaar 5 is (hetzij armatuur per armatuur, hetzij per groep van armaturen), en dit voor alle armaturen in de ruimte 6 : Eq. 126 L thresh reduc,light (Ldesign,rmr Lthresh) L rmr Ldesign,rmr min 1, (-) Ldesign,rmr L rm r een dimensieloze hulpvariabele voor ruimte r, (-); L design,rm r de ontwerpwaarde voor de dimensieloze hulpvariabele voor ruimte r, zoals hieronder bepaald, (-); reduc,light reductieactor met als waarde: reduc,light = 0,5, (-); L thresh drempelwaarde voor L design,rm r, met als waarde: L thresh = 250, (- ). De ontwerpwaarde van de dimensieloze hulpvariabele L design,rm r kan op twee manieren bepaald worden: hetzij door middel van een eenvoudige, conventionele methode ( ); hetzij door middel van gedetailleerde berekeningen ( ). Voor de meeste toepassingen kan de eerste methode volstaan. Bepaalde types armaturen (zie ) dragen in de conventionele methode niet bij tot de ontwerpwaarde L design,rm r, maar hun elektrisch verbruik wordt wel steeds verplicht ingerekend (zie 9.3.2). Desgewenst kan men in dat geval voor de betreende ruimte op de tweede methode terugvallen om de bijdrage aan L design,rm r alsnog te berekenen Bepaling van de ontwerpwaarde L design,rm r op conventionele manier Bepaal de ontwerpwaarde L design,rm r voor de ruimte r met: Eq. 127 L design,rmr k n k.n2 k.n4 k 0,5 (1.N4 ).N5 A,rmr k k 0,85 PHIS k (-) 5 In dat geval wordt de hulpvariabele gereduceerd, maar ook de rekenwaarde voor het verlichtingsvermogen wordt gereduceerd (zie 9.3.3). 6 Indien L design,rm r gelijk is aan nul (bv. omdat geen gegevens over de geïnstalleerde armaturen verschat werden), geldt L rm r = / 160

88 88 EPN methode L design,rm r een ontwerpwaarde voor de dimensieloze hulpvariabele voor ruimte r, (-); n k het aantal armaturen van type k in de ruimte, (-);.N2 k de verhouding van de lichtlux die het armatuur k verlaat in een ruimtehoek van t.o.v. de hoodas (d.w.z. in een kegel met openingshoek van 120 ) tot de lichtlux die het armatuur k verlaat in een ruimtehoek van 2 t.o.v. de hoodas, (-), bepaald volgens CIE 52;.N4 k de verhouding van de lichtlux die het armatuur k verlaat in een ruimtehoek van 2 t.o.v. de hoodas (d.w.z. in een kegel met openingshoek van 180 ) tot de totale uitgaande lux van het armatuur, (-), bepaald volgens CIE 52;.N5 k de verhouding van de totale lichtlux die het armatuur k verlaat tot de lichtlux (PHIS k ) uitgestraald door alle lampen samen in het armatuur, (-), bepaald volgens CIE 52; PHIS k de som van de lichtstroom van elk van de lampen in het armatuur van type k, in lumen: Eq. 128 PHIS k PHI m (-) m met: PHI m A,rm r de lichtstroom van lamp m, bepaald volgens CIE 84, in lumen; waarbij gesommeerd wordt over alle lampen m die zich in het armatuur van type k bevinden; de gebruiksoppervlakte van de ruimte r, in m². Indien voor een bepaalde armatuur/lampcombinatie de nodige gegevens niet beschikbaar zijn, worden ze buiten beschouwing gelaten bij de bepaling van de ontwerpwaarde L design,rm r. Hun verbruik dient wel verplicht ingerekend te worden in Er wordt enkel gesommeerd over alle types plaondarmaturen k (inbouw-, opbouwo pendelarmaturen) die in de ruimte r aanwezig zijn. Wandarmaturen en verlichting die in de vloer o in trappen is ingewerkt worden wel verplicht ingerekend bij het geïnstalleerd vermogen, zie (en dus uiteindelijk in het karakteristiek jaarlijks primair verbruik), maar niet bij de bepaling van de ontwerpwaarde L design,rm r volgens de conventionele methode. Indien men andere dan plaondarmaturen wel wil inrekenen bij de bepaling van de ontwerpwaarde L design,rm r, dan dient men gebruik te maken van de gedetailleerde berekeningsmethode, zie Plaondarmaturen die zodanig geplaatst zijn dat de hoodas niet verticaal naar beneden gericht is (bv. tegen een hellend dak) o die oriënteerbaar zijn (bv. roteerbare spots), worden in de conventionele methode voor de bepaling van de ontwerpwaarde L design,rm r slechts ingerekend in zoverre de hoodas niet meer dan 45 van de verticale awijkt o, in geval van draaibare armaturen, nooit meer dan 45 van de verticale kan awijken (in zijn meest ongunstige stand). De hoodas is dezelde als diegene die voor de bepaling van de luxcode gebruikt is. Indien niet aan deze beperking qua plaatsing voldaan is, worden dergelijke armaturen niet meegerekend bij de bepaling van de ontwerpwaarde L design,rm r volgens de conventionele methode, maar wel verplicht bij de bepaling van het energieverbruik. Indien men deze armaturen wel wil inrekenen bij de bepaling van de ontwerpwaarde L design,rm r, dan dient men gebruik te maken van de gedetailleerde berekeningsmethode, zie / 160

89 EPN methode Bepaling van de ontwerpwaarde Ldesign,rm r door middel van gedetailleerde berekeningen In awijking van de conventionele rekenmethode is het toegelaten om voor een ruimte met een rekenprogramma de verlichtingssterkte op een ictie vlak op een hoogte van 0,8 m te berekenen. Het programma dat voor de berekening gebruikt wordt dient voora erkend te worden door de minister. Voor gebruik als ontwerpwaarde L design,rm r moet bij conventie het gemiddelde van deze verlichtingssterkte genomen worden. Daarbij wordt gemiddeld over de volledige oppervlakte van de ruimte, dus zonder enige atrek van rand- o andere zones. Er moet gerekend worden met de reële geometrie van de (lege) ruimte (zonder meubilair). De te hanteren relectieactoren zijn: 0,7 voor het plaond, 0,5 voor de muren (met inbegrip van daglichtopeningen) en 0,2 voor de vloer. Bij de berekeningen dient voor de armaturen dezelde positie genomen te worden als de eectieve plaatsing. Ingeval van oriënteerbare armaturen dient bij de berekeningen het armatuur zo gericht te worden dat de hoek tussen de hoodas en de verticale zo groot mogelijk is (dus maximaal naar boven gericht). Indien dan nog verschillende oriëntaties mogelijk zijn, dient het armatuur loodrecht op de dichtstbijzijnde wand gericht te worden. Voor de lichtstroom van de lampen dient een onveranderbare verminderingsactor van 0,85 aangehouden te worden t.o.v. de CIE84 waarde. De minister kan bijkomende o gewijzigde speciicaties voor de berekeningen vastleggen Bepaling van het maandelijks elektriciteitsverbruik voor verlichting per unctioneel deel Bepaal het maandelijks elektriciteitsverbruik voor verlichting van een unctioneel deel als de som van het elektriciteitsverbruik voor verlichting van elk van de ruimten in dat unctioneel deel: Eq. 129 W W (kwh) light, ct,m r light,rm r,m W light,ct,m W light,rm r,m het maandelijks elektriciteitsverbruik voor verlichting van unctioneel deel, in kwh; het maandelijks elektriciteitsverbruik voor verlichting van ruimte r, in kwh, bepaald volgens o Er dient gesommeerd te worden over alle ruimten r van unctioneel deel Elektriciteitsverbruik voor verlichting in een ruimte zonder vast geïnstalleerde verlichtingsinstallatie Indien in een ruimte geen vaste verlichting geplaatst wordt, dan wordt in deze ruimte bij conventie met vast voorgeschreven waarden gerekend. Deze worden 89 / 160

90 90 EPN methode gelijk genomen aan de waarden gebruikt voor de berekening aan de hand van de waarden bij ontstentenis, ingeval er wel verlichting is. De rekenwaarde voor het maandelijks elektriciteitsverbruik voor verlichting bedraagt in dergelijke ruimten dus bij conventie: Eq. 130 W A p t t light, rmr,m (kwh),rmr light,abs,ct day,ct,m night,ct,m W light,rm r,m het maandelijks elektriciteitsverbruik voor verlichting van ruimte r, in kwh; A,rm r de gebruiksoppervlakte van de ruimte r, in m²; p light,abs,ct een vaste waarde voor het speciiek vermogen voor verlichting, bepaald per unctioneel deel. Neem: p light,abs,ct = 0,030 kw/m² voor unctionele delen met unctie "handel" en p light,abs,ct = 0,020 kw/m² voor alle andere unctionele delen; t day,ct,m het conventioneel vastgelegd aantal gebruiksuren per maand gedurende de dagperiode, van het unctioneel deel waartoe de ruimte r behoort, ontleend aan Tabel [31], in h; t night,ct,m het conventioneel vastgelegd aantal gebruiksuren per maand gedurende de nachtperiode, van het unctioneel deel waartoe de ruimte r behoort, ontleend aan Tabel [32], in h Elektriciteitsverbruik voor verlichting in een ruimte met een vast geïnstalleerde verlichtingsinstallatie Bepaal, ingeval er een verlichtingsinstallatie aanwezig is, het maandelijks elektriciteitsverbruik voor verlichting per ruimte, als het product van het geïnstalleerde verlichtingsvermogen, met inbegrip van eventuele voorschakelapparaten en regelingen, en de tijd dat de verlichting per jaar is ingeschakeld, rekening houdend met de aanwezige regelsystemen. Voeg hierbij het elektriciteitsverbruik van de regelingen in zoverre het nog niet in de vorige term is ingerekend: Eq. 131 W light, rmr,m (tday,ct,m.occ,light,ct.dayl) (Plight,rmr.ci). Wlight,rmr,ctrl, m (tnight,ct,m..occ,light,ct ) (-) W light,rm r,m P light,rm r ci t day,ct,m occ,light,ct het maandelijks elektriciteitsverbruik voor verlichting van ruimte r, in kwh; de rekenwaarde voor het vermogen voor verlichting in de volledige ruimte r, bepaald volgens 9.3.3, in kw; een reductieactor voor het in rekening brengen van een constant verlichtingsniveausysteem. Deze actor wordt gelijkgesteld aan 1, (-); het conventioneel vastgelegd aantal gebruiksuren per maand gedurende de dagperiode, van het unctioneel deel waartoe de ruimte r behoort, ontleend aan Tabel [31], in h; een reductieactor voor het in rekening brengen van een systeem dat de verlichting regelt in unctie van de bezetting van de ruimte, zoals bepaald in , (-); 90 / 160

91 EPN methode 91 t night,ct,m dayl W light,rm r,ctrl,m het conventioneel vastgelegd aantal gebruiksuren per maand gedurende de nachtperiode, van het unctioneel deel waartoe de ruimte r behoort, ontleend aan Tabel [32], in h; een reductieactor voor het in rekening brengen van een systeem dat de verlichting regelt in unctie van de daglichttoetreding in de ruimte, zoals bepaald in , (-); het maandelijks elektriciteitsverbruik van de regeling dat nog niet in de vorige term ingerekend is, bepaald volgens , in kwh Reductieactoren voor regeling in unctie van de bezetting en in unctie van daglichttoetreding Ontleen de reductieactor voor regeling in unctie van de bezetting, occ,light,ct, aan Tabel [29]. Om in beschouwing te worden genomen moeten alle armaturen in de ruimte door het systeem worden bediend. Centrale systemen 7 worden niet in beschouwing genomen. Indien in een ruimte verschillende types regelingen voorkomen, dan moet gerekend worden met het systeemtype dat aanwezig is in het lokaal, met de hoogste waarde voor de actor occ,light,ct. 7 Van zodra een schakelaar o een sensor de verlichting in meer dan één ruimte regelt, wordt het systeem als "centraal" beschouwd. 91 / 160

92 Logeerunctie Kantoor Onderwijs met verblij zonder verblij operatiezale n hoge bezetting lage bezetting caetaria/re ter 92 EPN methode Tabel [29]: Reductieactor occ,light,ct om rekening te houden met de regeling in unctie van de bezetting, per unctie (deel 1 van 2) Functies Gezondheidszorg Bijeenkomst Omschrijving schakeling Geen systeem en alle systemen die 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 hieronder niet vermeld worden. Manuele schakelaar: A,rm r < 30 m² o voor klas- en 0,90 0,90 0,90 0,90 0,95 0,70 1,00 1,00 0,50 vergaderlokalen A,rm r 30 m² 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 0,50 Aanwezigheidsdetectie: schakelt zowel automatisch aan als automatisch uit o naar dimstand (auto aan; auto uit/dim): A,rm r < 30 m² o voor klas- en vergaderlokalen: - indien volledige uitschakeling bij 0,80 0,80 0,80 0,80 0,85 0,60 1,00 1,00 0,40 awezigheid - indien terugschakeling naar dimstand bij awezigheid A,rm r 30 m²: - indien volledige uitschakeling bij awezigheid - indien terugschakeling naar dimstand bij awezigheid Manuele aanschakeling; awezigheidsdetectie schakelt automatisch uit o naar dimstand (manueel aan; auto uit/dim): A,rm r < 30 m² o voor klas- en vergaderlokalen: - indien volledige uitschakeling bij awezigheid - indien terugschakeling naar dimstand bij awezigheid A,rm r 30 m²: - indien volledige uitschakeling bij awezigheid - indien terugschakeling naar dimstand bij awezigheid 0,85 0,85 0,85 0,85 0,90 0,65 1,00 1,00 0,45 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 0,40 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 0,45 0,70 0,70 0,70 0,70 0,80 0,50 1,00 1,00 0,30 0,80 0,80 0,80 0,80 0,85 0,60 1,00 1,00 0,40 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 0,30 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 0,40 92 / 160

93 Zoals hieronder bepaald Keuken Handel Sporthal/ sportzaal Fitness/dans Sauna/zwembad Technische ruimten Gemeenschappelijk Andere Onbekende unctie A,rm r EPN methode 93 de gebruiksoppervlakte van de ruimte r, in m². Tabel [29] (vervolg): Reductieactor occ,light,ct om rekening te houden met de regeling in unctie van de bezetting, per unctie (deel 2 van 2) Functies Sport Omschrijving schakeling Geen systeem en alle systemen die hieronder niet vermeld worden. 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 Manuele schakelaar: A,rm r < 30 m² o voor klas- en vergaderlokalen 1,00 1,00 0,80 0,80 0,80 0,25 1,00 1,00 A,rm r 30 m² 1,00 1,00 0,80 0,80 0,80 0,25 1,00 1,00 Aanwezigheidsdetectie: schakelt zowel automatisch aan als automatisch uit o naar dimstand (auto aan; auto uit/dim): A,rm r < 30 m² o voor klas- en vergaderlokalen: - indien volledige 1,00 1,00 0,70 0,70 0,70 0,15 uitschakeling bij awezigheid 1,00 1,00 - indien terugschakeling naar dimstand bij awezigheid 1,00 1,00 0,75 0,75 0,75 0,20 1,00 1,00 A,rm r 30 m²: - indien volledige uitschakeling bij awezigheid 1,00 1,00 0,70 0,70 0,70 0,15 1,00 1,00 - indien terugschakeling naar dimstand bij awezigheid Manuele aanschakeling; awezigheidsdetectie schakelt automatisch uit o naar dimstand (manueel aan; auto uit/dim): A,rm r < 30 m² o voor klas- en vergaderlokalen: 1,00 1,00 0,75 0,75 0,75 0,20 1,00 1,00 - indien volledige uitschakeling bij awezigheid 1,00 1,00 0,60 0,60 0,60 0,05 1,00 1,00 - indien terugschakeling naar dimstand bij awezigheid 1,00 1,00 0,70 0,70 0,70 0,15 1,00 1,00 A,rm r 30 m²: 1,00 1,00 - indien volledige uitschakeling bij awezigheid 1,00 1,00 0,60 0,60 0,60 0,05 1,00 1,00 - indien terugschakeling naar dimstand bij awezigheid 1,00 1,00 0,70 0,70 0,70 0,15 1,00 1,00 A,rm r de gebruiksoppervlakte van de ruimte r, in m². 93 / 160

94 94 EPN methode Voor een unctioneel deel met de unctie "gemeenschappelijk" die meerdere unctionele delen bedient, is de waarde van occ,light,ct gelijk aan de waarde van het meest bezette unctionele deel dat bediend wordt, dat wil zeggen waarvan de waarde voor occ,light,ct het hoogste is. Bepaal de reductieactor voor regeling in unctie van daglichttoetreding met: Eq. 132 A,rmr,daylarea A,rmr,artiarea dayl mod,dayl mod, arti (-) A,rmr A,rmr dayl een reductieactor voor het in rekening brengen van een systeem dat de verlichting regelt in unctie van de daglichttoetreding in de ruimte, (-); A,rm r,dayl area de vloeroppervlakte van de daglichtsector in ruimte r, bepaald volgens 9.3.4, in m²; A,rm r de gebruiksoppervlakte van de ruimte r, in m²; mod,dayl de actor voor het daglichtregelsysteem in het daglichtdeel, ontleend aan Tabel [30], (-); A,rm r,arti area de gebruiksoppervlakte van het kunstlichtdeel in ruimte r, bepaald volgens 9.3.4, in m²; mod,arti de actor voor het daglichtregelsysteem in het kunstlichtdeel, ontleend aan Tabel [30], (-). Tabel [30]: Factoren voor daglichtregelsystemen Omschrijving daglichtregeling mod,dayl mod,arti Geen systeem 1,00 1,00 Manueel systeem 8 0,90 1,00 Automatisch systeem 9 0,60 0,80 Alle armaturen in het daglichtdeel, respectievelijk kunstlichtdeel, moeten door het systeem worden bediend, opdat het systeem in beschouwing mag worden genomen voor dat deel van de ruimte. Bepaal daarom de totale gebruiksoppervlakte die verlicht wordt door armaturen die aangestuurd worden door een systeem. De abakening van de oppervlakte tussen de armaturen wordt bij conventie gevormd door de middellijn tussen de armaturen. 8 Hieronder wordt verstaan dat de lichtstroom van de lichtbronnen manueel door de gebruiker kan worden uitgeschakeld o gevarieerd (bijvoorbeeld aan de hand van een drukknop, een potentiometer o een astandsbediening). 9 Hieronder wordt verstaan dat de lichtstroom van de lichtbronnen volautomatisch en continu (o in geval van digitale systemen quasi-continu in minstens 100 tussenstappen) wordt gevarieerd in unctie van de daglichtbeschikbaarheid. 94 / 160

95 Verschillende gevallen kunnen zich voordoen: EPN methode 95 Alle armaturen in de ruimte worden bediend door eenzelde systeem: in dat geval kunnen de bijhorende actoren in elk deel van de ruimte worden toegepast. In het voorbeeld van Figuur [1] is mod,arti = 0,80 en mod,dayl = 0,60. Figuur [1]: Coniguratie waarbij alle armaturen worden bediend door eenzelde dimsysteem Armatuur bediend door automatisch daglichtsysteem (sensor per armatuur o per groep van armaturen) Armatuur niet bediend door een daglichtsysteem Daglichtdeel bepaald volgens conventionele methode Abakening gebruiksoppervlakte bediend door armatuur 95 / 160

96 96 EPN methode Niet alle armaturen in de ruimte worden bediend door eenzelde systeem: - Indien gebruik gemaakt wordt van de waarde bij ontstentenis voor de bepaling van het daglichtdeel ( ) wordt het systeem niet in beschouwing genomen. - Indien gebruik gemaakt wordt van de conventionele methode voor de bepaling van het daglichtdeel ( ) moet de abakening tussen de bediende gebruiksoppervlakten voor elke ruimte gestaad worden aan de hand van een iguur en kunnen zich volgende gevallen voordoen: - Het daglichtdeel o kunstlichtdeel ligt volledig in de totale gebruiksoppervlakte die bediend wordt door het systeem: in dat geval kan de bijhorende actor in het betreende deel worden toegepast. In het voorbeeld van Figuur [2] is mod,arti = 1,00 en mod,dayl = 0,60. Figuur [2]: Coniguratie waarbij niet alle armaturen worden bediend door eenzelde dimsysteem de daglichtoppervlakte ligt volledig binnen de gebruiksoppervlakte die bediend wordt door het systeem Armatuur bediend door automatisch daglichtsysteem (sensor per armatuur o per groep van armaturen) Armatuur niet bediend door een daglichtsysteem Daglichtdeel bepaald volgens conventionele methode Abakening gebruiksoppervlakte bediend door armatuur 96 / 160

97 EPN methode 97 - Stukken van het daglichtdeel (o het kunstlichtdeel) liggen buiten de totale gebruiksoppervlakte die bediend wordt door het systeem. In dat geval wordt het systeem niet beschouwd voor het betreende deel en valt men automatisch terug op reductieactor 1,00. Het is echter wel toegestaan om de daglichtoppervlakte te reduceren tot de oppervlakte waar daglichtoppervlakte en de gebruiksoppervlakte bediend door het daglichtsysteem elkaar overlappen, om aldus wel een daglichtdeel te bekomen dat volledig binnen de gebruiksoppervlakte van het systeem ligt. Deze awijking mag niet worden toegepast voor het kunstlichtdeel. In het voorbeeld van Figuur [3] is in principe mod,arti = 1,00 en mod,dayl = 1,00. Als men echter de daglichtoppervlakte reduceert tot er geen delen meer zijn die bediend worden door armaturen die niet worden geregeld door het automatische systeem, mag men weer rekenen met mod,dayl = 0,60. mod,arti blijt natuurlijk gelijk aan 1,00. Figuur [3]: Coniguratie waarbij niet alle armaturen worden bediend door eenzelde dimsysteem de daglichtoppervlakte ligt deels buiten de gebruiksoppervlakte die bediend wordt door het systeem Armatuur bediend door automatisch daglichtsysteem (sensor per armatuur o per groep van armaturen) Armatuur niet bediend door een daglichtsysteem Daglichtdeel bepaald volgens conventionele methode Daglichtdeel bepaald volgens conventionele methode, gereduceerd in unctie van de gebruiksoppervlakte bediend door de armaturen Abakening gebruiksoppervlakte bediend door armatuur Situatie voor vermindering van het daglichtdeel: mod,arti = 1,00 mod,dayl = 1,00 Situatie na vermindering van het daglichtdeel: mod,arti = 1,00 mod,dayl = 0,60 97 / 160

98 Januari ebruari maart april mei juni juli augustus september oktober november december 98 EPN methode Conventioneel vastgelegde rekenwaarden voor de gebruiksduur Ontleen de conventioneel vastgelegde rekenwaarden voor de gebruiksduur per maand overdag, t day,ct,m en 's nachts, t night,ct,m, aan Tabel [31] en Tabel [32]. Tabel [31]: Conventioneel vastgelegde gebruiksduur per maand overdag t day,ct,m en per unctie, in h Functies Logeerunctie Kantoor Onderwijs Gezondheidszorg Bijeenkomst met verblij zonder verblij operatiezalen hoge bezetting lage bezetting caetaria/reter Keuken Handel Sport sporthal, sportzaal itness, dans sauna, zwembad Technische ruimten Gemeenschappelijk Zoals hieronder bepaald Andere Onbekende unctie Voor de unctie "gemeenschappelijk": als deze unctie meerdere unctionele delen bedient, zijn de waarden van t day,ct,m gelijk aan de waarden van de unctie die het bedient, die het langst bezet is, m.a.w. die de hoogste waarden heet. Deze evaluatie moet onahankelijk worden uitgevoerd voor elke maand. 98 / 160

99 Januari ebruari maart april mei juni juli augustus september oktober november december EPN methode 99 Tabel [32]: Conventioneel vastgelegde gebruiksduur per maand 's nachts, t night,ct,m en per unctie, in h Functies Logeerunctie Kantoor Onderwijs Gezondheidszorg Bijeenkomst met verblij zonder verblij operatiezalen hoge bezetting lage bezetting caetaria/reter Keuken Handel Sport sporthal, sportzaal itness, dans sauna, zwembad Technische ruimten Gemeenschappelijk Déterminées comme ci-dessous Andere Onbekende unctie Voor de unctie "gemeenschappelijk": als deze unctie meerdere unctionele delen bedient, zijn de waarden van t night,ct,m gelijk aan de waarden van de unctie die het bedient, die het langst bezet is, m.a.w. die de hoogste waarden heet. Deze evaluatie moet onahankelijk worden uitgevoerd voor elke maand Elektriciteitsverbruik voor de regelapparatuur dat nog niet in het verbruik van de armaturen inbegrepen is 10 Bepaal per ruimte het maandelijks elektriciteitsverbruik voor de regelapparatuur en dergelijke meer (met inbegrip van eventuele voorschakelapparaten, sensoren en/o schakelaars), in zoverre nog niet inbegrepen in het verbruik van de armaturen gedurende de gebruiksuren, als de som van het verbruik van alle individuele apparaten k met: 10 Het parasitair verbruik van verlichtingsinstallaties wordt bij het van kracht worden van dit besluit nog niet onmiddellijk ingerekend. Deze paragraa treedt pas in werking vana een nader door de minister te bepalen datum. In de tussentijd wordt gerekend met W light,rm r,ctrl = 0 kwh. 99 / 160

100 100 EPN methode Eq. 133 W light,rm r,ctrl,m P light,rm r,ctrl,o,k k P light,rm r,ctrl,on,k 1000 t 3.6 m - occ,light,ct occ,light,ct t t t 1000 day,ct,m day,ct,m t night,ct,m night,ct,m (kwh) W light,rm r,ctrl,m P light,rm r,ctrl,on,k P light,rm r,ctrl,o,k occ,light,ct t day,ct,m t night,ct,m het maandelijks elektriciteitsverbruik van de regeling dat nog niet inbegrepen is in het verbruik, in kwh; het vermogen van voeding k van de (groepen van) regelingen (met inbegrip van eventuele voorschakelapparaten, sensoren en/o schakelaars) tijdens de gebruiksuren, dat nog niet in het vermogen van de armaturen is inbegrepen, in W. Als waarde bij ontstentenis geldt voor elke voeding van regelingen, schakelingen, sensoren (al dan niet geïntegreerd in de armatuur), enz. 3 W per armatuur die door het toestel bediend wordt; het vermogen van voeding k van elk van de (groepen van) regelingen (met inbegrip van eventuele voorschakelapparaten, sensoren en/o schakelaars) buiten de gebruiksuren, in W. Als waarde bij ontstentenis geldt voor elke voeding van regelingen, schakelingen, sensoren (al dan niet geïntegreerd in de armatuur), enz. 3 W per armatuur die door het toestel bediend wordt; een reductieactor voor het in rekening brengen van een systeem dat de verlichting regelt in unctie van de bezetting van de ruimte, ontleend aan Tabel [29], (-); het aantal gebruiksuren per maand in de dagperiode, van het unctioneel deel waartoe de ruimte r behoort, ontleend aan Tabel [31], in h; het aantal gebruiksuren per maand in de nachtperiode, van het unctioneel deel waartoe de ruimte r behoort, ontleend aan Tabel [32], in h. Indien een regeling voor meerdere ruimten instaat, dient voor occ,light,ct de maximale waarde van elk van die ruimten genomen te worden. Er dient gesommeerd te worden over alle voedingen k die in de ruimte r opgesteld staan. Speciiek kenmerk voor het unctioneel deel "onderwijs": het maandelijks elektriciteitsverbruik van de regeling dat nog niet inbegrepen is in het verbruik, W light,rm r,ctrl,m, dat onderdeel uitmaakt van de verlichtingsinstallatie van ruimte r die zich in unctioneel deel "onderwijs" bevindt, wordt voor de maanden juli en augustus gelijk genomen aan nul. 100 / 160

101 EPN methode Rekenwaarde voor het vermogen per ruimte De rekenwaarde voor het verlichtingsvermogen per ruimte wordt bepaald met: indien de gewenste verlichtingssterkte niet instelbaar is: Eq. 134 P light,rm r P nom,rm r P P (kw) light,rmr nom,rmr de rekenwaarde voor het vermogen, in kw; de rekenwaarde voor het nominaal vermogen van ruimte r, zoals hieronder bepaald, in kw. Indien de gewenste verlichtingssterkte wel vrij instelbaar is (hetzij armatuur per armatuur, hetzij per groep van armaturen), en dit voor alle armaturen in de ruimte 11 : Eq. 135 Lthresh reduc,light (Lrmr Lthresh) P light,rmr Pnom,rmr min 1 ; (kw) Lrmr P light,rm r P nom,rm r L design,rm r de rekenwaarde voor het vermogen, in kw; de rekenwaarde voor het nominaal vermogen zoals hierboven bepaald, in kw; de ontwerpwaarde voor de dimensieloze hulpvariabele, bepaald volgens , (-); reduc,light reductieactor met als waarde: reduc,light = 0,5, (-); L thresh drempelwaarde voor L, met als waarde: L thresh = 250, (-). Bepaal per ruimte de rekenwaarde voor het nominaal vermogen door sommatie van de vermogens van alle verlichtingsarmaturen (lampen met inbegrip van ev. voorschakelapparaten, sensoren en regelingen), met: Eq. 136 P nom,rm r P itting,k P nom,rmr P itting,k k (kw) 1000 de rekenwaarde voor het nominaal vermogen van alle lampen met inbegrip van eventuele voorschakelapparaten, sensoren, regelingen en/o schakelaars in ruimte r, in kw; de rekenwaarde voor het vermogen van (alle) lamp(en) met inbegrip van eventuele voorschakelapparaten, sensoren, regelingen en/o schakelaars van verlichtingsarmatuur k, in W. Er dient gesommeerd te worden over alle armaturen k in de ruimte r. 11 Indien L design,rm r gelijk is aan nul (bv. omdat geen gegevens over de geïnstalleerde armaturen verschat werden), geldt P light,rm r = P nom,rm r 101 / 160

102 102 EPN methode Verdeling in daglicht- en kunstlichtdeel Indien het daglichtdeel apart dimbaar is, kan een lager elektriciteitsverbruik ingerekend worden (zie en Tabel [30]). De oppervlakte van het kunstlichtdeel is de gebruiksoppervlakte van de ruimte r verminderd met de oppervlakte van het daglichtdeel: Eq. 137 A,rmr,arti area A A (m²),rmr,rmr,dayl area A,rm r,arti area A,rm r A,rm r,dayl area de oppervlakte van het kunstlichtdeel van ruimte r, in m²; de totale gebruiksoppervlakte van ruimte r, in m²; de oppervlakte van het daglichtdeel van ruimte r zoals hieronder bepaald, in m². Als er geen daglichtopeningen in de ruimte zijn, neemt men A,rm r,dayl area = 0. Als er wel daglichtopeningen in de ruimte zijn, kan men terugvallen op de waarden bij ontstentenis (zie ), o kan gekozen worden voor een conventionele, meer verijnde bepalingsmethode (zie ) Waarden bij ontstentenis voor de bepaling van het daglichtdeel Bepaal de oppervlakte van het daglichtdeel, met: Eq. 138 A, rmr,daylarea daylarea,rmr A, rmr (m²) A,rm r,dayl area de oppervlakte van het daglichtdeel van ruimte r, in m²; dayl area,rm r de ractie van de oppervlakte van ruimte r die bij ontstentenis beschouwd wordt als daglichtdeel, ontleend aan Tabel [33], (-); de totale gebruiksoppervlakte van ruimte r, in m². A,rm r 102 / 160

103 Functies EPN methode 103 Tabel [33]: Fractie van de ruimte die beschouwd wordt als daglichtdeel dayl area,rm r, per unctie In geval er geen daglichttoetreding in de desbetreen de ruimte is In geval er wel daglichttoetreding in de desbetreen de ruimte is Logeerunctie 0,00 0,15 Kantoor 0,00 0,20 Onderwijs 0,00 0,30 Gezondheidszorg Bijeenkomst met verblij 0,00 0,15 zonder verblij 0,00 0,15 operatiezalen 0,00 0,00 hoge bezetting 0,00 0,20 lage bezetting 0,00 0,20 caetaria/reter 0,00 0,20 Keuken 0,00 0,20 Handel 0,00 0,10 Sport sporthal, sportzaal 0,00 0,20 itness, dans 0,00 0,20 sauna, zwembad 0,00 0,20 Technische ruimten 0,00 0,10 Gemeenschappelijk 0,00 0,10 Andere 0,00 0,10 Onbekende unctie 0,00 0, Conventionele methode voor de bepaling van het daglichtdeel De conventionele bepaling van het daglichtdeel wordt voor elke beschouwde ruimte gestaad aan de hand van een iguur, zoals Figuur [6] hieronder. Een eerste bijdrage aan het daglichtdeel wordt gevormd door de verticale projectie op de gebruiksoppervlakte van naar binnen hellende en horizontale (bv. daklichten) daglichtopeningen. Een tweede bijdrage wordt geleverd door verticale daglichtopeningen en door de equivalente verticale openingen van hellende vensters. Daartoe wordt elk hellend venster geprojecteerd op een verticaal vlak dat door de bovenste rand van het venster gaat (zie Figuur [5]). De precieze bepaling van beide bijdragen gebeurt volgens en Overlappende gedeelten worden agetrokken om de totale oppervlakte van het daglichtdeel te bepalen: Eq. 139 A,rmr,dayl area A A A (m²),rmr,dayl area,vert,rmr,dayl area,depth,rmr, overlap 103 / 160

104 104 EPN methode A,rm r,dayl area de totale gebruiksoppervlakte van het daglichtdeel van ruimte r, in m²; A,rm r,dayl area,vert de gebruiksoppervlakte overeenkomend met de verticale projectie van daglichtopeningen, bepaald volgens , in m²; A,rm r,dayl area,depth de gebruiksoppervlakte van de bijdrage van de (equivalente) verticale daglichtopeningen, bepaald volgens , in m²; A,rm r,overlap de gebruiksoppervlakte die zowel aan de voorwaarden van als die van voldoet, in m². Voorwaarden: Bij de bepaling van de bovenkant van de doorlaat en de onderkant van de doorlaat van verticale daglichtopeningen moet voldaan zijn aan de in Figuur [4] aangegeven voorwaarden. Dit wil zeggen dat de hoogte van de onderkant van de daglichtopening (transparant deel van het venster) waarmee gerekend moet worden minimaal 0,8 m bedraagt, ook al is de reële waarde kleiner. Analoog bedraagt de hoogte van de bovenkant maximaal 4 m. De hoogten worden bepaald vana de agewerkte vloer. Figuur [4]: Projectie van de bovenkant van de vloer op de gevel (bv. bij vides) en begrenzing van de te beschouwen minimale en maximale hoogte van de (equivalente) verticale daglichtopening Oppervlaktebijdrage van de verticale projectie van daglichtopeningen De bijdrage van horizontale en naar binnen hellende daglichtopeningen 12 aan de oppervlakte van het daglichtdeel bestaat uit de som van de oppervlakten van de 12 De visuele transmissieactor τ vis,dir,h (loodrechte inval, hemiserische transmissie) van de transparante delen dient minstens 60% te bedragen. Zoniet wordt de daglichtopening niet in beschouwing genomen bij de bepaling van de daglichtoppervlakte. 104 / 160

105 EPN methode 105 verticale projecties van deze daglichtopeningen op de onderliggende vloer, voor zover gelegen binnen de gebruiksoppervlakte van de ruimte, zie Figuur [5]. Bepaal deze oppervlakte per ruimte met: Eq. 140 A A (m²),rmr,daylarea,vert k,rmr,daylarea,vert,k A,rm r,dayl area,vert A,rm r,dayl area,vert,k de totale oppervlakte binnen een ruimte van de verticale projecties van horizontale en naar binnen hellende daglichtopeningen op onderliggende vloergedeelten, in m²; de oppervlakte van de verticale projectie van daglichtopening k voorzover vallend binnen de gebruiksoppervlakte, in m². Er dient gesommeerd te worden over alle daglichtbijdragen k. Figuur [5]: Bijdragen van de verticale projectie en van de diepteprojectie Oppervlaktebijdrage van de (equivalente) verticale daglichtopeningen Bepaal de oppervlaktebijdrage van (equivalente) verticale daglichtopeningen als de som van de door vermenigvuldiging van de lengte en de diepte van het daglichtdeel verkregen oppervlakten, voor zover gelegen binnen de gebruiksoppervlakte van de ruimte, die voldoen aan de voorwaarden voor een bijdrage van de (equivalente) verticale daglichtopeningen met: Eq. 141 l d A (m²),rmr,daylarea,depth k dayl,k dayl,int,k A,rm r,dayl area,depth de oppervlakte van de bijdragen van de (equivalente) verticale daglichtopeningen, in m²; l dayl,k de gevellengte van het gedeelte van het daglichtdeel behorende bij daglichtopening k bepaald volgens , in m; 105 / 160

106 106 EPN methode d dayl,int,k de diepte van het gedeelte van het daglichtdeel behorende bij daglichtopening k dat binnen de gebruiksoppervlakte ligt, bepaald volgens , in m. Er dient gesommeerd te worden over alle daglichtbijdragen k Daglichtlengte l dayl Neem als gevellengte van het daglichtdeel horende bij een bepaalde daglichtopening de breedte van de doorlaat (dit wil zeggen het transparante deel) van de daglichtopening aan beide zijden vermeerderd met maximaal 0,5m (maar niet verder dan een aangrenzende dragende binnenmuur). Overlappingen mogen niet dubbel geteld worden, zie Figuur [6] Daglichtdiepte Bepaal de daglichtdiepte per (equivalente) verticale daglichtopening als volgt. Neem voor hellende daglichtopeningen het verticale vlak dat gaat door de hoogst gelegen uiterste (buitenwerkse) zijkanten van de doorlaat, echter niet hoger dan 4 m boven de bovenkant van de agewerkte vloer. Zet de daglichtdiepte ter plaatse van de daglichtopening, d dayl, zoals hieronder bepaald, naar binnen uit loodrecht op het aldus bepaalde verticale vlak, o t.o.v. de rand van de gebruiksoppervlakte ingeval van een verticale daglichtopening. Indien de zo bekomen daglichtoppervlakte volledig binnen de gebruiksoppervlakte ligt, geldt: Eq. 142 d dayl,int = d dayl (-) Zoniet moet de totale daglichtdiepte verminderd worden met het deel dat buiten ligt om d dayl,int te bekomen (zie vide in Figuur [4] o rechter venster in Figuur [5]). 106 / 160

107 EPN methode 107 Figuur [6]: Deel van de gebruiksoppervlakte achter transparante en niettransparante geveldelen dat behoort tot het daglichtdeel (In de iguur zijn verschillende daglichtdiepten aangenomen) 1) ldayl: daglichtlengte 2) ddayl: daglichtdiepte De daglichtdiepte, d dayl, wordt gegeven door: Eq. 143 Indien de getalwaarde van (h o. τ v ) kleiner is dan 0,50, dan geldt: d dayl 0 Indien de getalwaarde van (h o.τ v ) groter is dan o gelijk is aan 0,50, dan geldt: d dayl o v 0,5 3 h τ (m) d dayl de diepte van het daglichtdeel horende bij de daglichtopening, in m; h o de hoogte van de doorlaat van de daglichtopening, in m; τ v de visuele transmissieactor τ vis,dir,h (loodrechte inval, hemiserische transmissie) van de beglazing, bepaald volgens NBN EN 410, (-). De hoogte van de doorlaat, h o, wordt gegeven door: Eq. 144 h o u l (m) o o h o de hoogte van de doorlaat van de daglichtopening, in m; u o de hoogte van de bovenkant van de doorlaat boven de agewerkte vloeroppervlakte, met een maximum van 4 m, in m; 107 / 160

Bijlage XIII (EPN) EPN methode BEPALINGSMETHODE VAN HET TOTAAL PRIMAIR ENERGIEVERBRUIK VAN NIET-RESIDENTIËLE EENHEDEN 1 INLEIDING...

Bijlage XIII (EPN) EPN methode BEPALINGSMETHODE VAN HET TOTAAL PRIMAIR ENERGIEVERBRUIK VAN NIET-RESIDENTIËLE EENHEDEN 1 INLEIDING... Bijlage 4 aan het Besluit van de Brusselse Hoodstedelijke Regering tot vaststelling van alle richtlijnen en criteria die nodig zijn voor het berekenen van de energieprestatie van de EPB-eenheden en houdende

Nadere informatie

Bijlage VI EPN methode BEREKENING VAN HET PEIL VAN PRIMAIR ENERGIEVERBRUIK VAN NIET-RESIDENTIËLE EENHEDEN

Bijlage VI EPN methode BEREKENING VAN HET PEIL VAN PRIMAIR ENERGIEVERBRUIK VAN NIET-RESIDENTIËLE EENHEDEN Bijlage VI EPN methode BEREKENING VAN HET PEIL VAN PRIMAIR ENERGIEVERBRUIK VAN NIET-RESIDENTIËLE EENHEDEN bvr 19/07/2013 b.s. 8/10/2013 bvr 29/11/2013 b.s. 28/01/2014 bvr 18/12/2015 b.s. 28/12/2015 bvr

Nadere informatie

Bijlage VI EPN methode

Bijlage VI EPN methode EPN methode 1 Bijlage VI EPN methode bvr 18/12/2015 b.s. 28/12/2015 bvr najaar 2016 b.s. nog niet gepubliceerd Versie tweede principiële goedkeuring door de Vlaamse Regering op 8 juli 2016.!!! Deze versie

Nadere informatie

Bijlage VI EPN methode BEREKENING VAN HET PEIL VAN PRIMAIR ENERGIEVERBRUIK VAN NIET-RESIDENTIËLE EENHEDEN 1 INLEIDING... 6

Bijlage VI EPN methode BEREKENING VAN HET PEIL VAN PRIMAIR ENERGIEVERBRUIK VAN NIET-RESIDENTIËLE EENHEDEN 1 INLEIDING... 6 Bijlage 2 bij het besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft diverse bepalingen over energie Bijlage VI EPN methode BEREKENING VAN HET PEIL

Nadere informatie

Bijlage XVIII EPN methode BEREKENING VAN HET PRIMAIR ENERGIEVERBRUIK VAN NIET-RESIDENTIËLE EENHEDEN 1 INLEIDING... 6

Bijlage XVIII EPN methode BEREKENING VAN HET PRIMAIR ENERGIEVERBRUIK VAN NIET-RESIDENTIËLE EENHEDEN 1 INLEIDING... 6 Bijlage 2 aan het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende wijziging van meerdere uitvoeringsbesluiten van de Ordonnantie van 2 mei 2013 houdende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat

Nadere informatie

Bijlage VI : Bepalingsmethode van het peil van primair energieverbruik van kantoor- en schoolgebouwen

Bijlage VI : Bepalingsmethode van het peil van primair energieverbruik van kantoor- en schoolgebouwen Bijlage VI : Bepalingsmethode van het peil van primair energieverbruik van kantoor- en schoolgebouwen bvr 19/07/2013 b.s. 8/10/2013 Deze bijlage is enkel van toepassing op dossiers waarvan melding gedaan

Nadere informatie

Bijlage III : EPU METHODE VOOR EPB-EENHEDEN KANTOREN EN DIENSTEN EN ONDERWIJS. 1 Inleiding... 5. 2 Definitie van de gebruiksoppervlakte...

Bijlage III : EPU METHODE VOOR EPB-EENHEDEN KANTOREN EN DIENSTEN EN ONDERWIJS. 1 Inleiding... 5. 2 Definitie van de gebruiksoppervlakte... Bijlage 2 Bijlage III : EPU METHODE VOOR EPB-EENHEDEN KANTOREN EN DIENSTEN EN ONDERWIJS Inhoud 1 Inleiding... 5 2 Definitie van de gebruiksoppervlakte... 5 3 Schematisering van de EPB-eenheid... 5 3.1

Nadere informatie

de maandelijkse effectiviteit van het betreffende voorkoelsysteem, zoals hieronder bepaald (-);

de maandelijkse effectiviteit van het betreffende voorkoelsysteem, zoals hieronder bepaald (-); Bijlage 4 - Voorkoeling van ventilatielucht met een aarde-lucht warmtewisselaar Bodemwarmtewisselaars worden gebruikt om ventilatielucht te koelen o te verwarmen (voorverwarming/voorkoeling). Hierbij wordt

Nadere informatie

Hulpenergie en bevochtiging in de EPU

Hulpenergie en bevochtiging in de EPU Module 4.5 Hulpenergie en bevochtiging in de EPU versie 2.1 Overzicht Hulpenergie Hulpenergie voor circulatiepompen Waakvlammen Hulpenergie voor ventilatoren Bevochtiging 2 Hoofdstukkenoverzicht EPU 5.4

Nadere informatie

Hulpenergie en bevochtiging in de EPU

Hulpenergie en bevochtiging in de EPU VEA 1 Module 4.5 Hulpenergie en bevochtiging in de EPU versie 2.1 Overzicht Hulpenergie Hulpenergie circulatiepompen Waakvlammen Hulpenergie ventilatoren Bevochtiging 2 VEA 2 Hoofdstukkenoverzicht EPU

Nadere informatie

EPB-aangifte. EPW-formulier. Woning 13016-G-2009_4806/EP02565/A001/D01/SD001. Dossiernaam: V120 Babalola - Vervenne

EPB-aangifte. EPW-formulier. Woning 13016-G-2009_4806/EP02565/A001/D01/SD001. Dossiernaam: V120 Babalola - Vervenne Vlaamse overheid Vlaams Energieagentschap E-mail: energie@vlaanderen.be Website: www.energiesparen.be EPB-aangifte EPW-formulier Woning 13016-G-2009_4806/EP02565/A001/D01/SD001 Dossiernaam: V120 Babalola

Nadere informatie

Bijlage VI Bepalingsmethode van het peil van primair energieverbruik van kantoor- en schoolgebouwen

Bijlage VI Bepalingsmethode van het peil van primair energieverbruik van kantoor- en schoolgebouwen Bijlage VI Bepalingsmethode van het peil van primair energieverbruik van kantoor- en schoolgebouwen bvr 19/11/2010 b.s. 08/12/2010 wijz. bvr 20/05/2011 b.s. 29/08/2011 (inwerkingtreding 08/09/2011) wijz.

Nadere informatie

EPW: Synthese E-peil berekening

EPW: Synthese E-peil berekening Module 3.7 EPW: Synthese E-peil berekening versie 2.0 1 Hoofdstukkenoverzicht EPW 8 Controle oververhitting 10.5 Verbruik voor koeling 7.7 Transmissieverliezen 7.8 Ventilatie verliezen 7.9 Interne winsten

Nadere informatie

Hoofdstukkenoverzicht EPW

Hoofdstukkenoverzicht EPW VEA 1 Module 3.7 EPW: Synthese E-peil berekening versie 2.0 1 Hoofdstukkenoverzicht EPW 8 Controle oververhitting 10.5 Verbruik voor koeling 7.7 Transmissieverliezen 7.8 Ventilatie verliezen 7.9 Interne

Nadere informatie

BESLUIT VAN 21 FEBRUARI 2013: GEWIJZIGDE BEREKENINGSMETHODE VANAF 1 JANUARI 2014

BESLUIT VAN 21 FEBRUARI 2013: GEWIJZIGDE BEREKENINGSMETHODE VANAF 1 JANUARI 2014 BESLUIT VAN 21 FEBRUARI 2013: GEWIJZIGDE BEREKENINGSMETHODE VANAF 1 JANUARI 2014 Wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 december 2007 tot vaststelling van de eisen op

Nadere informatie

Module 4.7. EPU: Synthese. versie 2.0

Module 4.7. EPU: Synthese. versie 2.0 Module 4.7 EPU: Synthese versie 2.0 Hoofdstukkenoverzicht EPU 5.4 Transmissieverliezen 5.5 Ventilatie verliezen 5.6 Interne winsten 5.7 Zonnewinsten 5.2 Netto behoefte voor ruimteverwarming Systeemrendement

Nadere informatie

Module 3.4. EPW: warm tapwater. Versie 2.0

Module 3.4. EPW: warm tapwater. Versie 2.0 Module 3.4 EPW: warm tapwater Versie 2.0 1 Overzicht Algemeen Netto energiebehoefte voor warm tapwater Systeemrendement Tapleidingen Circulatieleidingen Opwekkingsrendement Invoer in het rekenprogramma

Nadere informatie

Bijlage 1: voorstel van methode voor het indelen van een gebouw

Bijlage 1: voorstel van methode voor het indelen van een gebouw Bijlage 1: voorstel van methode voor het indelen van een gebouw Inhoud 1 Principe... 2 2 Opdeling van het gebouw in EPB-eenheden... 2 2.1 Bijlage EPW... 2 2.2 Bijlage EPU... 3 2.3 Bijlage EPN... 3 2.4

Nadere informatie

EPB-aangifte. EPW-formulier. Woning 72003-G-2009/184/EP05153/M843/D01/SD001. Ontvangstdatum: 25/02/2010 EPB-sofware versie 1.3.2.

EPB-aangifte. EPW-formulier. Woning 72003-G-2009/184/EP05153/M843/D01/SD001. Ontvangstdatum: 25/02/2010 EPB-sofware versie 1.3.2. Vlaamse overheid Vlaams Energieagentschap E-mail: energie@vlaanderen.be Website: www.energiesparen.be EPB-aangifte EPW-formulier Woning 72003-G-2009/184/EP05153/M843/D01/SD001 Dossiernaam: Peeters Frank

Nadere informatie

Implementatie van de Epicoolstudie in de EPB-berekeningsmethode

Implementatie van de Epicoolstudie in de EPB-berekeningsmethode 1 Implementatie van de Epicoolstudie in de EPB-berekeningsmethode Inhoudstafel INHOUDSTAFEL... 1 VOORWOORD/INLEIDING... 2 1. WIJZIGINGEN AAN DE REKENMETHODIEK VOOR WOONGEBOUWEN (EPW)... 2 1.1 Netto-energiebehoefte

Nadere informatie

EPB-aangifte. EPW-formulier. Appartement G-RO2013/0406/EP02967/A629/D01/SD008. Ontvangstdatum: 10/03/2016 EPBSoftware versie

EPB-aangifte. EPW-formulier. Appartement G-RO2013/0406/EP02967/A629/D01/SD008. Ontvangstdatum: 10/03/2016 EPBSoftware versie Vlaamse overheid Vlaams Energieagentschap E-mail: energie@vlaanderen.be Website: www.energiesparen.be EPB-aangifte EPW-formulier Appartement 3.2 71016-G-RO2013/0406/EP02967/A629/D01/SD008 Dossiernaam:

Nadere informatie

Energieprestatie en binnenklimaat van gebouwen

Energieprestatie en binnenklimaat van gebouwen Energieprestatie en binnenklimaat van gebouwen EPB-Rapport Administratieve gegevens van het project Naam van het project Straat Gemeente Referentie kadaster Containers 3 stuks Mechelen 1-A-1 Nummer Postcode

Nadere informatie

EPB-aangifte. EPW-formulier. Appartement 5de en 6de verdieping G-2011_48151/EP14486/A001/D06/SD001

EPB-aangifte. EPW-formulier. Appartement 5de en 6de verdieping G-2011_48151/EP14486/A001/D06/SD001 Vlaamse overheid Vlaams Energieagentschap E-mail: energie@vlaanderen.be Website: www.energiesparen.be EPB-aangifte EPW-formulier Appartement 5de en 6de verdieping 11002-G-2011_48151/EP14486/A001/D06/SD001

Nadere informatie

Module 4.4. Koeling in EPU. Versie 2.0

Module 4.4. Koeling in EPU. Versie 2.0 Module 4.4 Koeling in EPU Versie 2.0 Overzicht Inleiding Netto energiebehoefte Bruto energiebehoefte Eindenergieverbruik Primair energieverbruik 2 Hoofdstukkenoverzicht EPU 5.4 Transmissieverliezen 5.5

Nadere informatie

Hulpenergie in de EPW

Hulpenergie in de EPW VEA 1 Module 3.5 Hulpenergie in de EPW Versie 2.0 1 Hoofdstukkenoverzicht EPW 8 Controle oververhitting 10.5 Verbruik voor koeling 7.7 Transmissieverliezen 7.8 Ventilatie verliezen 7.9 Interne winsten

Nadere informatie

Hulpenergie in de EPW

Hulpenergie in de EPW Module 3.5 Hulpenergie in de EPW Versie 2.0 1 Hoofdstukkenoverzicht EPW 8 Controle oververhitting 10.5 Verbruik voor koeling 7.7 Transmissieverliezen 7.8 Ventilatie verliezen 7.9 Interne winsten 7.10 Zonnewinsten

Nadere informatie

De energieprestatieregelgeving (EPB) voor niet-residentiële gebouwen vanaf 2017

De energieprestatieregelgeving (EPB) voor niet-residentiële gebouwen vanaf 2017 De energieprestatieregelgeving (EPB) voor niet-residentiële gebouwen vanaf 2017 Lore Stevens 29 september 2016 De energieprestatieregelgeving (EPB) voor niet-residentiële gebouwen vanaf 2017 Lore Stevens

Nadere informatie

Oververhitting en koeling

Oververhitting en koeling Module 3.6 Oververhitting en koeling versie 2.0 1 Hoofdstukkenoverzicht EPW 8 Controle oververhitting 10.5 Verbruik voor koeling 7.7 Transmissieverliezen 7.8 Ventilatie verliezen 7.9 Interne winsten 7.10

Nadere informatie

Oververhitting en koeling

Oververhitting en koeling VEA 1 Module 3.6 Oververhitting en koeling versie 2.0 1 Hoofdstukkenoverzicht EPW 8 Controle oververhitting 10.5 Verbruik voor koeling 7.7 Transmissieverliezen 7.8 Ventilatie verliezen 7.9 Interne winsten

Nadere informatie

Bijkomende specificaties voor de technische installaties en de hygiënische ventilatie bij ingrijpende energetische renovaties

Bijkomende specificaties voor de technische installaties en de hygiënische ventilatie bij ingrijpende energetische renovaties BIJLAGE X BIJ HET MB VAN 2 APRIL 2007 Bijkomende specificaties voor de technische installaties en de hygiënische ventilatie bij ingrijpende energetische renovaties mb 18/05/2014 b.s. 27/05/2014 mb 30/01/2017

Nadere informatie

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN N. 2011 2287 VLAAMSE GEMEENSCHAP COMMUNAUTE FLAMANDE VLAAMSE OVERHEID 20 MEI 2011. Besluit

Nadere informatie

EPB-software 3G Opgeloste bugs in versie 8.5.3

EPB-software 3G Opgeloste bugs in versie 8.5.3 1 EPB-software 3G Opgeloste bugs in versie 8.5.3 Inhoudstafel INHOUDSTAFEL... 1 INLEIDING... 2 1. BUGS ZONDER INVLOED OP DE RESULTATEN... 2 1.1 30% deellastrendement... 2 1.2 Gegevensverlies bouwknopen

Nadere informatie

WAALSE OVERHEIDSDIENST

WAALSE OVERHEIDSDIENST WAALSE OVERHEIDSDIENST 21 DECEMBER 2016. Ministerieel besluit tot vaststelling van de nadere regels voor de indeling van een EPN-eenheid De Minister van de Plaatselijke Besturen, Stedelijk Beleid, Huisvesting

Nadere informatie

Hoofdstukkenoverzicht EPU

Hoofdstukkenoverzicht EPU VEA 1 Module 4.2 Ruimteverwarming EPU: versie 2.0 Hoofdstukkenoverzicht EPU 5.4 Transmissieverliezen 5.5 Ventilatie verliezen 5.6 Interne winsten 5.7 Zonnewinsten 5.6 Interne winsten 5.7 Zonnewinsten 5.4

Nadere informatie

De nieuwe Energieprestatieregelgeving (EPB) voor retailgebouwen vanaf 2016 Lore Stevens

De nieuwe Energieprestatieregelgeving (EPB) voor retailgebouwen vanaf 2016 Lore Stevens De nieuwe Energieprestatieregelgeving (EPB) voor retailgebouwen vanaf 2016 Lore Stevens Vlaams Energieagentschap Overzicht presentatie Inleiding Eisen vanaf 2016 Eisen vanaf 2017 Inleiding De Europese

Nadere informatie

EPW-methode EPB. EPW-methode. Het karakteristiek jaarlijks primair energieverbruik. Overzicht van de EPW-methode VEA 1

EPW-methode EPB. EPW-methode. Het karakteristiek jaarlijks primair energieverbruik. Overzicht van de EPW-methode VEA 1 VEA 1 Het karakteristiek jaarlijks primair energieverbruik De term karakteristiek betekent dat er wordt uitgegaan van een aantal veronderstellingen, zoals een bepaald klimaat, een vaste binnentemperatuur

Nadere informatie

Benelux Seminarie oktober Vergelijking van berekeningsmethodes: Case Nederland Vlaanderen

Benelux Seminarie oktober Vergelijking van berekeningsmethodes: Case Nederland Vlaanderen Benelux Seminarie 21 22 oktober 2004 Vergelijking van berekeningsmethodes: Case Nederland Vlaanderen Marleen Spiekman TNO Bouw Peter Wouters WTCB-CSTC Structuur van de voordracht Basisprincipes methode

Nadere informatie

Aanpassingen van het wijzigingsbesluit van 9 mei 2008. betreffende de aanvraagtermijn bij bepaalde vrijstellings- en afwijkingsmogelijkheden

Aanpassingen van het wijzigingsbesluit van 9 mei 2008. betreffende de aanvraagtermijn bij bepaalde vrijstellings- en afwijkingsmogelijkheden VEA 1 Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 maart 2005 tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van

Nadere informatie

CURSUS METHODE VOOR NIET-RESIDENTIËLE GEBOUWEN

CURSUS METHODE VOOR NIET-RESIDENTIËLE GEBOUWEN //////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// CURSUS METHODE VOOR NIET-RESIDENTIËLE GEBOUWEN

Nadere informatie

Voor projecten waarvan de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning is ingediend vanaf 1/7/2017

Voor projecten waarvan de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning is ingediend vanaf 1/7/2017 Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 december 2007 tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen - officieus gecoördineerde versie

Nadere informatie

Tips berekenen EPC. EPN en Nieuwbouw. Modellering

Tips berekenen EPC. EPN en Nieuwbouw. Modellering EPN en Nieuwbouw Tips berekenen EPC Modellering Iedere bouwlaag dient als een aparte verwarmde zone gemodelleerd te worden. Indien bouwlagen, bijvoorbeeld tussenverdiepingen van een woongebouw, exact gelijk

Nadere informatie

De regelgeving "EPBwerken

De regelgeving EPBwerken Seminarie Duurzame Gebouwen De regelgeving "EPBwerken 6 oktober 2017 DE EPN-IMPLEMENTATIE IN HET VLAAMS GEWEST Wat zijn de ervaringen met het invoeren van een E-peileis voor alle niet-residentiële gebouwen

Nadere informatie

Ruimteverwarming EPW: netto energiebehoefte

Ruimteverwarming EPW: netto energiebehoefte odule 3.2 versie oktober 2010 VEA 1 odule 3.2 Ruimteverwarming EPW: netto energiebehoefte Y Y versie 2.0 1 Overzicht Algemeen: energiebalans Verliezen: Transmissieverliezen Ventilatieverliezen: in/exfiltratie

Nadere informatie

Voor projecten waarvan de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning is ingediend vanaf 1/1/2015

Voor projecten waarvan de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning is ingediend vanaf 1/1/2015 Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 december 2007 tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen - officieus gecoördineerde versie

Nadere informatie

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN VLAAMSE GEMEENSCHAP N. 2012 3423 VLAAMSE OVERHEID 28 SEPTEMBER 2012. Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010 [C

Nadere informatie

WKK IN DE ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING: REKENMETHODIEK EN IMPACT OP E- PEIL.

WKK IN DE ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING: REKENMETHODIEK EN IMPACT OP E- PEIL. WKK IN DE ENERGIEPRESTATIEREGELGEVING: REKENMETHODIEK EN IMPACT OP E- PEIL. E-PEIL BEREKENING. INREKENEN VAN EEN WKK-INSTALLATIE In de energieprestatieregelgeving wordt de invloed van een gebouwgebonden

Nadere informatie

EPB-SOFTWARE BRUSSEL

EPB-SOFTWARE BRUSSEL EPB-SOFTWARE BRUSSEL INLEIDING De software EPB-software Brussel werd ontwikkeld in het raam van de ordonnantie van 7 juni 2007 van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest houdende de energieprestatie en het

Nadere informatie

Voor de projecten waarvan de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning ingediend werd van 1/01/2014 tot 31/12/2014

Voor de projecten waarvan de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning ingediend werd van 1/01/2014 tot 31/12/2014 Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 december 2007 tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen - officieus gecoördineerde versie

Nadere informatie

Bijlage VI - Bijkomende specificaties voor de meting van de luchtdichtheid van gebouwen in het kader van de EPB-regelgeving

Bijlage VI - Bijkomende specificaties voor de meting van de luchtdichtheid van gebouwen in het kader van de EPB-regelgeving Bijlage VI - Bijkomende specificaties voor de meting van de luchtdichtheid van gebouwen in het kader van de EPB-regelgeving (Bijlage VI van het Ministerieel Besluit van 2 april 2007) Inhoud 1. VOORWOORD...

Nadere informatie

Voor projecten waarvan de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning is ingediend vanaf 1/1/2017

Voor projecten waarvan de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning is ingediend vanaf 1/1/2017 Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 december 2007 tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen - officieus gecoördineerde versie

Nadere informatie

EPB-software 3G nieuwe versie 8.0.4

EPB-software 3G nieuwe versie 8.0.4 1 EPB-software 3G nieuwe versie 8.0.4 Inhoudstafel INHOUDSTAFEL... 1 INLEIDING... 2 1. INSTALLATIE... 2 2. UITBREIDINGEN N.A.V. METHODE- EN REGELGEVENDE WIJZIGINGEN... 2 3. WIJZIGINGEN IN DE EPB-SOFTWARE

Nadere informatie

Bijlage V Bepalingsmethode van het peil van primair energieverbruik van woongebouwen

Bijlage V Bepalingsmethode van het peil van primair energieverbruik van woongebouwen VEA 1 Bepalingsmethode van het peil van primair energieverbruik van woongebouwen bvr 19/11/2010 b.s. 08/12/2010 wijz. bvr 20/05/2011 b.s. 29/08/2011 (inwerkingtreding 08/09/2011) Deze bijlage is enkel

Nadere informatie

Ruimteverwarming EPW: van netto energiebehoefte naar primair verbruik

Ruimteverwarming EPW: van netto energiebehoefte naar primair verbruik VEA 1 Module 3.3 Ruimteverwarming EPW: van netto energiebehoefte naar primair verbruik versie 2.0 1 Overzicht - Algemeen - Systeemrendement - Afgifterendement - Verdeelrendement - Opslagrendement - Opwekkingsrendement

Nadere informatie

Totale gebruiksoppervlakte fysieke gebouw (woonfunctie, woongebouw en utiliteitsgebouw) Ag;tot 40561,00 m²

Totale gebruiksoppervlakte fysieke gebouw (woonfunctie, woongebouw en utiliteitsgebouw) Ag;tot 40561,00 m² ALGEMENE GEGEVENS Projectomschrijving : 11035; First te Rotterdam Bestandsnaam : J:\11035\5. Berekeningen\EPC bouwaanvraag\11035sd503 EPC berekening First bouwaanvraag.epu Omschrijving bouwwerk : First

Nadere informatie

EPB-eisen voor EPN-eenheden

EPB-eisen voor EPN-eenheden 1 1 EPB-eisen voor EPN-eenheden Inhoudstafel INHOUDSTFEL... 1 INLEIDING... 2 1. NIEUWBOUW... 2 1.1 Een E-peileis voor andere specifieke bestemmingen... 2 1.2 E-peileis voor nieuwe EPN-eenheden, niet van

Nadere informatie

Voor de aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning ingediend van 1/7/2011 tot 31/12/2013

Voor de aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning ingediend van 1/7/2011 tot 31/12/2013 Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 december 2007 tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen - officieus gecoördineerde versie

Nadere informatie

Energieprestatie van kantoor- en schoolgebouwen (EPU): Inleiding

Energieprestatie van kantoor- en schoolgebouwen (EPU): Inleiding VEA 1 Module 4.1 Energieprestatie van kantoor- en schoolgebouwen (EPU): Inleiding versie 2.1 2 Waarom energiezuinig bouwen: de energieproblematiek Fundamentele problemen: eindigheid van de conventionele

Nadere informatie

Bijlage 3 - Inrekenen van een combilus in het kader van de EPB-regelgeving

Bijlage 3 - Inrekenen van een combilus in het kader van de EPB-regelgeving Bijlage 3 - Inrekenen van een combilus in het kader van de EPB-regelgeving Onder een combilus wordt hier een gemeenschappelijke 1 circulatieleiding verstaan die zowel voor warm tapwater als voor ruimteverwarming

Nadere informatie

Bijlage 1. Bijlage II : EPW METHODE VOOR EPB-EENHEDEN WOONEENHEID. Inhoud

Bijlage 1. Bijlage II : EPW METHODE VOOR EPB-EENHEDEN WOONEENHEID. Inhoud Bijlage 1 Bijlage II : EPW METHODE VOOR EPB-EENHEDEN WOONEENHEID Inhoud 1 Normatieve verwijzingen... 4 2 Definities 5 3 Symbolen, afkortingen en indices... 6 3.1 Symbolen en afkortingen... 6 3.2 Indices...

Nadere informatie

Weergave van het rapport Weergavevolgorde van het rapport Resultaten alle EPB-eenheden per eis Weergegeven EPB-eenheden in het rapport Bâtiment "wonin

Weergave van het rapport Weergavevolgorde van het rapport Resultaten alle EPB-eenheden per eis Weergegeven EPB-eenheden in het rapport Bâtiment wonin Energieprestatie en binnenklimaat van gebouwen EPB-Rapport Administratieve gegevens van het project van het project voorcalculatie Straat Biesemstraat Nummer Gemeente Referentie kadaster Geetbets 2-B-210k

Nadere informatie

Weergave van het rapport Weergavevolgorde van het rapport Resultaten alle EPB-eenheden per eis Weergegeven EPB-eenheden in het rapport Gebouw "Woning"

Weergave van het rapport Weergavevolgorde van het rapport Resultaten alle EPB-eenheden per eis Weergegeven EPB-eenheden in het rapport Gebouw Woning Energieprestatie en binnenklimaat van gebouwen EPB-Rapport Administratieve gegevens van het project van het project Marc Janssens Rilaar Straat Diestsesteenweg Nummer Gemeente Referentie kadaster Aarschot

Nadere informatie

NEN 2580 Meetrapport. voorbeeld NST

NEN 2580 Meetrapport. voorbeeld NST NEN 2580 Meetrapport NST-001613-1390521600 1 Inhoud NEN 2580 Oppervlaktemeting...3 NEN 2580 Meetrapport... 4 Meetstaat... 5 Toelichting begrippen NEN 2580... 6 NST-001613-1390521600 2 NEN 2580 Oppervlaktemeting

Nadere informatie

Bijlage 1 - Bepaling van de reductiefactoren voor warmteterugwinning uit de doucheafloop

Bijlage 1 - Bepaling van de reductiefactoren voor warmteterugwinning uit de doucheafloop Bijlage 1 - Bepaling van de reductiefactoren voor warmteterugwinning uit de doucheafloop Inhoud 1. Inleiding... 1 2. Indices... 2 3. Rekenregels... 2 4. Rekenwaarden... 4 1. Inleiding Deze bijlage betreft

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 21 april 2016;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 21 april 2016; Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft aanpassingen aan diverse bepalingen inzake de energieprestatieregelgeving DE VLAAMSE

Nadere informatie

145 - FALCON 6 STADSWONINGEN + 1 HANDELSPAND Openbare aanbesteding

145 - FALCON 6 STADSWONINGEN + 1 HANDELSPAND Openbare aanbesteding 145 FALCON 6 STADSWONINGEN + 1 HANDELSPAND Openbare aanbesteding BIJLAGE B EPBVESLAG OPDACHTGEVE: AG VESPA Autonoom gemeentebedrijf Generaal Lemanstraat 55 2018 Antwerpen Contactpersoon : Elisabeth Mercelis

Nadere informatie

Energieprestatie en binnenklimaat van gebouwen

Energieprestatie en binnenklimaat van gebouwen Energieprestatie en binnenklimaat van gebouwen EPBapport Administratieve gegevens van het project van het project 20140077_CLProjects bvba 2460 Bischopslaan Straat Bisschopslaan Nummer Gemeente eferentie

Nadere informatie

Module 3: ENERGIETECHNIEK 3.3 Bescherming tegen oververhitting. Opleiding tot EPB-adviseur

Module 3: ENERGIETECHNIEK 3.3 Bescherming tegen oververhitting. Opleiding tot EPB-adviseur Module 3: ENERGIETECHNIEK 3.3 Bescherming tegen oververhitting Inhoud 1. Inleiding 2. Technische grondslagen Risico's van oververhitting en koeling in woongebouwen Koeling van gebouwen voor kantoren, diensten

Nadere informatie

Module 4.6. Verlichting. versie 2.0

Module 4.6. Verlichting. versie 2.0 Module 4.6 Verlichting versie 2.0 Overzicht Inleiding Berekeningsmethoden Forfaitaire waarden Geïnstalleerde vermogens Hulpvariabele L Vermogen Schakelende regelsystemen Modulerende regelsystemen Resultaten

Nadere informatie

Energiebesparende maatregelen

Energiebesparende maatregelen Energiebesparende maatregelen 1 Inhoud compact bouwen 2 transmissieverliezen beperken 3 luchtdicht bouwen 6 ventilatie 7 zonnewarmtewinst 10 verwarmingssysteem 13 warmteopwekkingssysteem 16 warm tapwater

Nadere informatie

Een overzicht van de EPBwijzigingen

Een overzicht van de EPBwijzigingen 1 1 Een overzicht van de EPBwijzigingen vanaf 2018 Inhoudstafel INHOUDSTAFEL... 1 INLEIDING... 2 1. WIJZIGINGEN AAN DE EPB-EISEN VANAF 2018... 2 1.1 E-peil voor woongebouwen (EPW)... 2 1.2 E-peil niet-residentiële

Nadere informatie

Ruimteverwarming EPU: van netto energiebehoefte naar primair verbruik

Ruimteverwarming EPU: van netto energiebehoefte naar primair verbruik Module 4.3 Ruimteverwarming EPU: van netto energiebehoefte naar primair verbruik versie 2.0 Vergelijking EPW - EPU EPW EPU opwekkingsrendement systeemrendement afgifte & verdeling & opslag: apart globaal

Nadere informatie

Energieprestatie van kantoor- en schoolgebouwen (EPU): Inleiding

Energieprestatie van kantoor- en schoolgebouwen (EPU): Inleiding Module 4.1 Energieprestatie van kantoor- en schoolgebouwen (EPU): Inleiding versie 2.1 Waarom energiezuinig bouwen: de energieproblematiek Fundamentele problemen: eindigheid van de conventionele (fossiele

Nadere informatie

STUDIE. optimalisatie van de isolatieschil bij het geothermiehuis

STUDIE. optimalisatie van de isolatieschil bij het geothermiehuis STUDIE optimalisatie van de isolatieschil bij het geothermiehuis Pagina 1 van 11 Inhoud 1. Plannen gebouw met EPB vloeroppervlakte 239,41 m²... 2 2. Het verhaal van de totale energievraag en energievraag

Nadere informatie

NEN2580 meting. Terheijdenseweg 350 Breda

NEN2580 meting. Terheijdenseweg 350 Breda NEN2580 meting Terheijdenseweg 350 Breda Huijbregts Vastgoedbeheer stelt meetrapporten op volgens de door NEN uitgegeven NTA 2581:2011. Uitvoering oppervlaktemeting geschied volgens NEN2580. Inhoud 01.

Nadere informatie

DE EPB 2015, Anderhalf jaar later

DE EPB 2015, Anderhalf jaar later Seminarie Duurzaam Bouwen: DE EPB 2015, Anderhalf jaar later 27 mei 2016 Leefmilieu Brussel Toepassen van de rekenmethodiek EPB-res om te voldoen aan de EPBeisen 2015 David DAEMS Departement EPB Rekenmethodes

Nadere informatie

Bijlage X : EPU METHODE VOOR EPB-EENHEDEN KANTOREN EN DIENSTEN EN ONDERWIJS. 1 Inleiding Definitie van de gebruiksoppervlakte...

Bijlage X : EPU METHODE VOOR EPB-EENHEDEN KANTOREN EN DIENSTEN EN ONDERWIJS. 1 Inleiding Definitie van de gebruiksoppervlakte... Bijlage X : EPU METHODE VOOR EPB-EENHEDEN KANTOREN EN DIENSTEN EN ONDERWIJS Inhoud 1 Inleiding... 5 2 Definitie van de gebruiksoppervlakte... 5 3 Schematisering van de EPB-eenheid... 5 3.1 Principe...

Nadere informatie

VR DOC.0907/2BIS

VR DOC.0907/2BIS VR 2017 1509 DOC.0907/2BIS Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft aanpassingen aan diverse bepalingen over de energieprestatieregelgeving

Nadere informatie

"EPW 1 "-BEREKENINGSMETHODE GEWIJZIGD VANAF 1 JULI 2017

EPW 1 -BEREKENINGSMETHODE GEWIJZIGD VANAF 1 JULI 2017 "EPW 1 "-BEREKENINGSMETHODE GEWIJZIGD VANAF 1 JULI 2017 Wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 december 2007 tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestatie

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie bestemming type appartement bouwjaar 1969 softwareversie 9.8.0 berekende energiescore (kwh/m^jaar): 220 De energiescore laat toe om de heid van

Nadere informatie

bestaand gebouw met woonfunctie

bestaand gebouw met woonfunctie Energiezuinigheid van de gebouwschil energiezuinig niet energiezuinig gemiddelde U-waarde van de gebouwschil Energiezuinigheid van de verwarmingsinstallatie energiezuinig niet energiezuinig gemiddeld installatierendement

Nadere informatie

204 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van appartementen te vergelijken.

204 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van appartementen te vergelijken. nummer postnummer Pastorij 8 bus B005 1853 gemeente Grimbergen bestemming appartement type - bouwjaar 1968 softwareversie 1.5.2 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 204 De energiescore laat toe om de heid

Nadere informatie

Belgisch Staatsblad dd MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD VLAAMSE OVERHEID [C 2017/32218]

Belgisch Staatsblad dd MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD VLAAMSE OVERHEID [C 2017/32218] 115802 MONITEUR BELGE 28.12.2017 BELGISCH STAATSBLAD VLAAMSE OVERHEID [C 2017/32218] 15 DECEMBER 2017. Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat

Nadere informatie

BEN (t) U nog mee? Energie,- Prestatie & Binnenklimaat. Ing. Kristof Houben

BEN (t) U nog mee? Energie,- Prestatie & Binnenklimaat. Ing. Kristof Houben BEN (t) U nog mee? Energie,- Prestatie & Binnenklimaat Ing. Kristof Houben EPB Energie Prestatie en Binnenklimaat. Gebouwen gaan verschillende generaties mee. Wie vandaag bouwt of verbouwt, bepaalt grotendeels

Nadere informatie

Inhoud. Warmtepompen in EPB-software. Warmtepompplatform Symposium. EPB-software E-peil Warmtepomp E-peil. SPF in EPB EPB-voorbeeld Besluit

Inhoud. Warmtepompen in EPB-software. Warmtepompplatform Symposium. EPB-software E-peil Warmtepomp E-peil. SPF in EPB EPB-voorbeeld Besluit Warmtepompen in EPB-sotware Warmtepompplatorm Symposium 16-09-2009 Jan Hoogmartens 1 Inhoud EPB-sotware E-peil Warmtepomp E-peil Omrekenactor primaire energie SPF warmtepompsystemen SPF in EPB EPB-voorbeeld

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat Energiezuinigheid van de gebouwschil energiezuinig niet energiezuinig gemiddelde U-waarde van de gebouwschil Energiezuinigheid van de verwarmingsinstallatie energiezuinig niet energiezuinig gemiddeld installatierendement

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20 en 87, 1;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20 en 87, 1; VR 2017 1301 DOC.1444/2TER Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft aanpassingen aan diverse bepalingen inzake de energieprestatieregelgeving

Nadere informatie

NEN 2580 meetcertificaat

NEN 2580 meetcertificaat NEN 2580 meetcertificaat Project: Moerbeek 33 - Lutjewinkel Opdrachtgever: Van de Giesen Makelaars 7 maart 2018 NEN 2580 meetcertificaat L. Bijhouwer Inhoudsopgave Pagina 1 MEETCERTIFICAAT 3 2 TERMEN EN

Nadere informatie

240 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van appartementen te vergelijken.

240 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van appartementen te vergelijken. nummer postnummer Gemeenteplein 4 bus B001 1853 gemeente Grimbergen bestemming appartement type - bouwar 1966 softwareversie 1.5.2 berekende energiescore (kwh/m²ar): 240 De energiescore laat toe om de

Nadere informatie

EPC berekening. advies- en ingenieursbureau. Nieuwbouw kantoorpand Demostraat, Tiel

EPC berekening. advies- en ingenieursbureau. Nieuwbouw kantoorpand Demostraat, Tiel Nieuwbouwkantoorpand Demostraat,Tiel EPC berekening Adresgegevens Fokkerstraat 39, 3905 KV Veenendaal Postbus 1152, 3900 BD Veenendaal T 0318-75 78 88 F 0318-75 78 87 info@enerpro.nl www.enerpro.nl Voorbeeldbedrijf

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Stationsstraat nummer 24 bus 4 bestemming appartement type - bouwar 1990 softwareversie 9.10.0 berekende energiescore (kwh/m²ar): 133

Nadere informatie

Seminarie Duurzaam Bouwen

Seminarie Duurzaam Bouwen Seminarie Duurzaam Bouwen De EPB in 2015 Hoe toepassen? David DAEMS Hoe de EPB resultaten van een residentieel project optimaliseren? Departement EPB Rekenmethodes en instrumenten Divisie Lucht-Klimaat-Energie-Duurzame

Nadere informatie

Het ENERGIEPRESTATIEPEIL (E-peil) en het ISOLATIEPEIL (K-peil) van gebouwen.

Het ENERGIEPRESTATIEPEIL (E-peil) en het ISOLATIEPEIL (K-peil) van gebouwen. Het ENERGIEPRESTATIEPEIL (E-peil) en het ISOLATIEPEIL (K-peil) van gebouwen. Inhoud _ Eisen op het niveau van Energieprestatie en Binnenklimaat _ K-peil of isolatiepeil van gebouwen _ E-peil of energieprestatiepeil

Nadere informatie

Methode voor de berekening van de ontwerpwarmtebelasting

Methode voor de berekening van de ontwerpwarmtebelasting Methode voor de berekening van de ontwerpwarmtebelasting NBN EN 12831:2003 prnbn EN 12831 ANB Christophe Delmotte, Ir Laboratorium Prestatiemetingen Technische Installaties WTCB - Wetenschappelijk en Technisch

Nadere informatie

326 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van appartementen te vergelijken.

326 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van appartementen te vergelijken. nummer postnummer Ertbruggelaan 49 bus 4 2100 gemeente Antwerpen bestemming appartement type - bouwjaar 1957 softwareversie 1.5.2 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 326 De energiescore laat toe om de

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Marktplein nummer 27 bus 12 bestemming appartement type - softwareversie 9.19.0 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 188 De energiescore

Nadere informatie

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD 28.01.2014 MONITEUR BELGE 6943 * VLAAMSE OVERHEID 29 NOVEMBER 2013. Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft de energieprestaties

Nadere informatie

Informatieblad. Bepaling vloeroppervlaktes gebouwen. Bepaling vloeroppervlaktes

Informatieblad. Bepaling vloeroppervlaktes gebouwen. Bepaling vloeroppervlaktes Bepaling vloeroppervlaktes NEN 2580 is een Nederlandse Norm (NEN) die de termen, definities en bepalingsmethoden geeft voor de oppervlakte van terreinen met een bouwbestemming en voor de vloeroppervlakten

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat straat Residentie Beatrijs nummer 61 bus bestemming appartement type - softwareversie 9.19.0 berekende energiescore (kwh/m²ar): 228 De energiescore laat toe om de heid van appartementen

Nadere informatie

Ventilatiedocument : residentieel en niet-residentieel

Ventilatiedocument : residentieel en niet-residentieel 1 Ventilatiedocument : residentieel en niet-residentieel 1 Wat wordt in het kader van de energieprestatieregelgeving verstaan onder een verbouwing? In het kader van de energieprestatieregelgeving is een

Nadere informatie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie straat Kattestraat nummer 80B bus 8 bestemming appartement type - bouwjaar 1974 softwareversie 9.7.1 berekende energiescore (kwh/m²jaar): 160

Nadere informatie