Gebruikershandleiding

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Gebruikershandleiding"

Transcriptie

1 Gebruikershandleiding

2 Fabrikant FUJIFILM SonoSite, Inc th Drive SE Bothell, WA VS T: of F: Erkende vertegenwoordiger in de EG Emergo Europe Molenstraat BH, The Hague Nederland Australische sponsor FUJIFILM SonoSite Australasia Pty Ltd 114 Old Pittwater Road BROOKVALE, NSW, 2100 Australië Let op Volgens de federale wetgeving (in de Verenigde Staten) mag dit hulpmiddel uitsluitend door of op voorschrift van een arts worden gekocht. SonoMB, SonoSite, Steep Needle Profiling, X-Porte en het SonoSite-logo zijn gedeponeerde en niet-gedeponeerde handelsmerken van FUJIFILM SonoSite, Inc. in verschillende jurisdicties. Value from Innovation is een handelsmerk van FUJIFILM Holdings America Corporation. DICOM is een gedeponeerd handelsmerk van de National Electrical Manufacturers Association. Alle overige handelsmerken zijn het eigendom van de respectievelijke eigenaren. Patenten: US 9,451,933; US 9,420,998; US 9,162,255; US 9,151,832; US 8,956,296; US 8,876,719; US 8,861,822; US 8,858,436; US 8,834,372; US 8,805,047; US 8,500,647; US 8,439,840; US 8,355,554; US 8,216,146; US 8,213,467; US 8,147,408; US 8,137,278; US 8,088,071; US 8,066,642; US 7,804,970; US 7,740,586; US 7,604,596; US 7,591,786; US 7,588,541; US 7,534,211; US 7,449,640; US 7,169,108; US 6,962,566; US 6,648,826; US 6,471,651; US 6,416,475; US 6,383,139; US 6,364,839; US 6,203,498; US 6,135,961; US 5,893,363; US 5,817,024; US 5,782,769; US 5,722,412; US D712540; US D712539; US D712038; US D712037; AU: ; AU: ; CA: 2,372,152; CA: 2,371,711; CN: ;CN: ; CN: ; CN: ; CN: ; CN: ; DE: ; DE: ; DE: ; DE: ; DE: ; DE: ; DE: ; EP: ; EP: ; EP: ; EP ; EP ; EP: ; EP: ;ES: ; ES: ; ES: ; ES: ; FR: ; FR: ; FR: ; FR: ; FR: ; FR: ; GB: ; GB: ; GB: ; GB: ; GB: ; GB: ; GB: ; IT: ; IT: ; IT: ; IT: ; JP: ; JP: ; JP: ; JP: ; JP: ; JP: ; JP: ; JP: ; KR: ; KR: ; NO: en NO: Onderdeelnummer: P Publicatiedatum: januari 2017 Copyright 2016 FUJIFILM SonoSite, Inc. Alle rechten voorbehouden.

3 1. Introductie Over de SonoSite X-Porte Gebruikershandleiding Wijzigingen in versie Conventies in het document Help INHOUD 2. Aan de slag Informatie over het systeem Accessoires en randapparatuur Systeem voorbereiden Het systeem inschakelen Hoogte en hoek aanpassen USB-apparaten Algemene interactie Klinische monitor VGA of digitale video-uitgang Aanraakpaneel Toetsenbord op het scherm Transducers voorbereiden Transducers aansluiten Transducer- en onderzoekstype selecteren Gel Hulzen Poorten Accu-indicator Systeem transporteren Video's van visuele handleiding Beoogd gebruik Het systeem instellen Instellingen voor beheer Over beveiligingsinstellingen De beheerdersaccount beheren Patiëntinformatie beschermen Gebruikersaccounts toevoegen en beheren Aanmelden iii

4 Audio-instellingen Instellingen voor berekeningen Instellingen voor cardiale berekeningen Instellingen voor verloskundige berekeningen Instellingen voor CDA-rapport Instellingen voor connectiviteit Instellingen voor connectiviteit importeren en exporteren DICOM Het systeem voor DICOM-overdracht configureren Verbinding maken met het netwerk DICOM-configuratiepagina's Apparaten aan locaties koppelen Instellingen voor datum en tijd Instellingen voor weergave-informatie Logbestanden Instellingen voor netwerkstatus Instellingen voor voeding en accu Instellingen voor voorinstellingen Algemene voorkeuren Helderheid Labels Onderzoekstypen Instellingen voor gebruikersprofielen Importeren en exporteren Routeringselecties Routeringselecties aan onderzoeken koppelen Educatieve DICOM-archiveringshulpmiddelen opgeven Instellingen voor systeeminformatie Instellingen voor USB Beperkingen van JPEG-indeling Beeldviewer efilm Lite Beeldvorming Beeldvormingsmodi D M Mode Kleur Doppler Dubbele weergave Bedieningselementen voor beeldvorming Bedieningselementen in 2D Bedieningselementen in Kleur Bedieningselementen in M-mode Bedieningselementen in Doppler Diepte en versterking aanpassen Diepte iv

5 Versterking Stilzetten, frames bekijken en inzoomen Beeld stilzetten De cine-buffer bekijken Beeld inzoomen Naalden visualiseren Naaldgrootte en -hoek Aanvullende aanbevelingen Beelden van een label voorzien Tekstlabels toevoegen Pijlen toevoegen Pictografen toevoegen Beginplaats instellen Labels plaatsen tijdens bekijken Patiëntgegevens invoeren Patiëntinformatie bewerken Patiëntinformatie handmatig invoeren Patiëntinformatie vanuit de werklijst invoeren Onderzoek beëindigen Velden op het patiëntformulier Beelden en clips Bekijken Beelden afdrukken Archiveren en exporteren Beelden en videoclips opslaan DVR-opname Beeldgalerie ECG Metingen en berekeningen Meten Passers Meetresultaten bekijken en verwijderen Basismetingen in 2D Basismetingen in M-mode Basismetingen in Doppler Metingen aan berekeningen toewijzen Over berekeningen Overzicht Berekeningen percentage van vermindering Volumeberekening Berekening volumeflow Op onderzoeken gebaseerde berekeningen Abdominale berekeningen Arteriële berekeningen Cardiale berekeningen v

6 Gynaecologische berekeningen Verloskundige berekeningen Berekeningen voor kleine lichaamsdelen en spieren en botten Berekeningen voor acute zorg Berekeningen in Transcraniale Doppler en orbitale berekeningen Werkbladen en rapporten Voorbeeld rapport Werkbladen voor acute zorg en spieren en botten Rapporten en werkbladen afdrukken Het rapport weergeven nadat het onderzoek is beëindigd Werkbladen aanpassen Meten tijdens bekijken Achtergrondinformatie metingen Meetnauwkeurigheid Bronnen van meetfouten Publicaties en terminologie voor metingen Cardiale achtergrondinformatie Verloskundige achtergrondinformatie Algemene achtergrondinformatie Probleemoplossing en onderhoud Probleemoplossing Softwarelicenties Onderhoud Systeemback-ups Onderhoud Reinigen en desinfecteren Voordat u aan de slag gaat Het vereiste reinigings- en desinfectieniveau bepalen Spaulding-classificaties Het systeem en de transducer op hoog niveau reinigen en desinfecteren (semikritiek gebruik) Het systeem en de transducer op laag niveau reinigen en desinfecteren (niet-kritiek gebruik) De transducer bewaren De transducer transporteren Accessoires Accessoires reinigen en desinfecteren De standaard of Drievoudige transducerconnector (TTC) reinigen en desinfecteren vi

7 Voetschakelaar reinigen De ECG-kabel en slavekabel reinigen en desinfecteren Veiligheid Ergonomische veiligheid Positioneer het systeem Positioneer uzelf Neem pauze, beweeg en wissel activiteiten af Elektrische veiligheid Classificering elektrische veiligheid Het SonoSite X-Porte ultrasone systeem van de voeding isoleren Veiligheid van apparatuur Klinische veiligheid Elektromagnetische compatibiliteit Draadloze overdracht Elektrostatische ontlading Scheidingsafstand Compatibele accessoires en randapparatuur Verklaring van de fabrikant Symbolen op labels Specificaties Afmetingen Omgevingslimieten Elektrisch Beeldvormingsmodi Opslagcapaciteit voor beelden en videoclips Normen Normen voor elektromechanische veiligheid Classificering EMC-normen DICOM-norm HIPAA-norm Akoestisch vermogen ALARA-principe ALARA-principe toepassen Directe en indirecte bedieningselementen en ontvangerbedieningselementen Akoestische artefacten Richtlijnen voor het verminderen van MI en TI Vermogensweergave Nauwkeurigheid van MI- en TI-uitvoerweergave Factoren die bijdragen aan onzekerheid van de weergave Gerelateerde begeleidende documenten Stijging van de oppervlaktetemperatuur van de transducer Akoestisch vermogen meten Weefselmodellen en apparatuuronderzoek vii

8 Tabellen voor akoestisch vermogen Nauwkeurigheid en onzekerheid van akoestische metingen Terminologie in de tabellen met akoestisch vermogen IT-netwerk Functies Netwerk voor verbinden van het apparaat Specificaties voor de verbinding Hardwarespecificatie Beveiliging Gegevensflow Herstelmaatregelen bij IT-netwerkstoring Verklarende woordenlijst Termen...A-1 Afkortingen...A-3 Index...B-1 viii

9 HOOFDSTUK 1 Introductie Over de SonoSite X-Porte Gebruikershandleiding De SonoSite X-Porte Gebruikershandleiding biedt informatie over het voorbereiden en gebruiken van het SonoSite X-Porte ultrasone systeem en het reinigen en desinfecteren van het systeem en de transducers. De handleiding bevat ook systeemspecificaties, en informatie over de veiligheid en het akoestisch vermogen. De gebruikershandleiding is bedoeld voor een gebruiker die bekend is met ultrageluid. Deze biedt geen training in sonografie, ultrageluid en klinische praktijken. Voordat u het SonoSite X-Porte ultrasone systeem gaat gebruiken, moet u een dergelijke training voltooien. Raadpleeg de betreffende accessoirehandleiding van FUJIFILM SonoSite voor informatie over het gebruik van accessoires en randapparatuur. Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor specifieke informatie over randapparatuur. Wijzigingen in versie 1.2 Eigenschap Opmerking Hardware-updates Conventies in het document We raden u ten sterkste aan om de volledige gebruikershandleiding te lezen voordat u het systeem gebruikt. Beschrijving Nieuwe klinische monitor, standaard, bedieningspaneel, dock en mobiele printer. Een WAARSCHUWING beschrijft de voorzorgsmaatregelen die noodzakelijk zijn om letsel of overlijden te voorkomen. Let op beschrijft voorzorgsmaatregelen die noodzakelijk zijn om de producten te beschermen. Een Opmerking geeft aanvullende informatie. Introductie 1-1

10 Stappen die van een nummer en letter zijn voorzien, moeten in een specifieke volgorde worden uitgevoerd. Lijsten met opsommingstekens geven informatie in lijstvorm weer, maar bevatten geen volgorde. Symbolen en termen die op het systeem en de transducer worden gebruikt, worden uitgelegd in 'Symbolen op labels' op pagina 9-23 en de 'Verklarende woordenlijst' op pagina A-1. Help Naast de SonoSite X-Porte Gebruikershandleiding zijn de volgende handleidingen beschikbaar: Video's van visuele handleiding. Zie 'Video's van visuele handleiding' op pagina Help op het systeem: tik op MORE (Meer) en vervolgens op Help. SonoSite X-Porte Aan de slag-gids. Onderhoudshandleiding. FUJIFILM SonoSite Technische ondersteuning. Telefoonnummer (VS of Canada) Telefoonnummer (buiten de VS of Canada) +1-(877) (425) of neem contact op met uw plaatselijke vertegenwoordiger Fax +1-(425) Web Europees servicecentrum Servicecentrum voor Azië Hoofdtelefoonnr.: Engelstalige ondersteuning: Franstalige ondersteuning: Duitstalige ondersteuning: Italiaanstalige ondersteuning: Spaanstalige ondersteuning: Introductie

11 HOOFDSTUK 2 Aan de slag WAARSCHUWINGEN Informatie over het systeem Gebruik het systeem niet als het onregelmatig of inconsistent gedrag vertoont. Dergelijk gedrag kan op een hardwarestoring wijzen. Neem contact op met de technische ondersteuning van FUJIFILM SonoSite. De SonoSite X-Porte is een draagbaar hulpmiddel dat realtime, ultrasone beelden met een hoge resolutie verkrijgt en weergeeft. De beschikbare functies zijn afhankelijk van uw systeemconfiguratie, transducer en onderzoekstype. Afbeelding 2-1 en Afbeelding 2-2 geven de SonoSite X-Porte in kioskmodus weer. De ultrasone kern kan van de kiosk worden losgemaakt om een desktopconfiguratie te bieden. Aan de slag 2-1

12 Afbeelding 2-1 Vooraanzicht X-Porte Afbeelding 2-2 Achteraanzicht X-Porte 1. Klinische monitor, 2. Aanraakpaneel, 3. Platform, 4. Haak (4), 5. Transducerconnector, 6. Vergrendelingswiel (4), 7. Pedaal voor hoogte-instelling, 8. Mandje, 9. USB-poorten (3),10. Aan/uit-knop 1. Poorten op dock, 2. Aansluiting van het netsnoer, 3. Accu-indicator, 4. Poorten op dock Een licentiesleutel is vereist voor het activeren van de software. Zie Softwarelicenties op pagina 7-3. Basisstappen voor gebruik 1 Sluit een transducer aan. Zie Transducers aansluiten op pagina Schakel het systeem in. Zie Het systeem inschakelen op pagina Selecteer het type transducer en onderzoek (of gebruik de standaardselecties). Zie Transducer- en onderzoekstype selecteren op pagina (Optioneel) Voer patiëntgegevens in. Zie Patiëntgegevens invoeren op pagina Voer een scan uit. Zie Beeldvormingsmodi op pagina Aan de slag

13 Accessoires en randapparatuur Het systeem ondersteunt verschillende accessoires en randapparatuur. Zie Compatibele accessoires en randapparatuur op pagina Systeem voorbereiden Het systeem inschakelen WAARSCHUWINGEN Let op Controleer of de toeleveringsspanning van het ziekenhuis overeenkomt met het bereik van de voedingsbronspanning. Sluit het systeem uitsluitend aan op een geaard stopcontact van ziekenhuiskwaliteit. Gebruik uitsluitend netsnoeren die door FUJIFILM SonoSite met het systeem zijn meegeleverd. Gebruik het systeem niet als er een foutmelding op de klinische monitor verschijnt. Noteer de foutcode en schakel het systeem uit. Neem contact op met FUJIFILM SonoSite of uw plaatselijke vertegenwoordiger. Als u wisselstroom gebruikt, dient u het systeem zodanig te plaatsen dat het eenvoudig kan worden losgekoppeld. Het systeem inschakelen Het systeem kan worden gevoed met de interne accu of met wisselstroom. 1 Als u het systeem gebruikt met wisselstroom, sluit u het netsnoer aan op de standaard en sluit u het netsnoer vervolgens aan op een stopcontact van ziekenhuiskwaliteit. 2 Druk op de aan/uit-knop. De aan/uit-knop wordt groen wanneer het systeem gereed is om te scannen. Als het systeem de verwachte acculading niet behoudt of als het accupictogram op de klinische monitor de laadstatus van de accu niet weergeeft, koppelt u het systeem los van de wisselstroom en sluit u het opnieuw aan. Sluit het systeem aan op wisselstroom om de acculading te behouden, met name als het systeem gedurende meerdere dagen niet zal worden gebruikt. Aan de slag 2-3

14 Systeem aansluiten op wisselstroom (acculading behouden) 1 Schakel het systeem uit. 2 Koppel het systeem los van de wisselstroom. 3 Controleer de accuschakelaars. Zorg ervoor dat het symbool ʘ op alle drie de schakelaars is ingedrukt. Dit is de stand AAN. Opmerking Het systeem wordt niet opgeladen en de acculading wordt niet behouden als het symbool O op de accuschakelaars is ingedrukt, aangezien dit de stand UIT is. 4 Sluit het systeem opnieuw aan op wisselstroom. De accu-indicator onder aan de standaard knippert groen en het accupictogram op de klinische monitor geeft de laadstatus van de accu weer. Systeem uitschakelen Opmerking Als het systeem niet lijkt te reageren, dient u een paar minuten te wachten voordat u het systeem opnieuw opstart. Als u het systeem opnieuw opstart terwijl het bezig is met het uitvoeren van gegevensintensieve achtergrondactiviteiten, zoals het overdragen van patiëntbestanden, kan dit leiden tot verlies van patiëntgegevens. Om een systeem dat niet reageert, uit te schakelen, houdt u de aan/ uit-knop ingedrukt totdat het systeem wordt uitgeschakeld. Deze procedure kan 5 seconden of langer duren. Druk op de aan/uit-knop. Het systeem wordt uitgeschakeld wanneer uw gegevens veilig zijn. Alle in uitvoering zijnde overdrachten worden afgerond zodra de voeding is hersteld. 2-4 Aan de slag

15 Hoogte en hoek aanpassen WAARSCHUWINGEN Vergrendel de wielen wanneer het systeem niet onder toezicht staat of stilstaat. Om mogelijk letsel veroorzaakt door het onverwachts inklappen van een klinische monitor tijdens het transporteren van het systeem te voorkomen, dient u de klinische monitor in te klappen voordat u het systeem gaat transporteren (raadpleeg Klinische monitor inklappen op pagina 2-5). Platform heffen of neerlaten Grijp beide zijden van het platform vast en duw het platform omlaag of omhoog naar de gewenste hoogte terwijl u het pedaal voor hoogte-instelling ingedrukt houdt. Wiel vergrendelen Duw de hendel op het wiel omlaag. Duw de onderzijde van de hendel omhoog om het wiel te ontgrendelen. Hoek van de klinische monitor aanpassen Grijp de klinische monitor aan weerszijden beet en kantel of draai de monitor. Hoek van het aanraakpaneel aanpassen Grijp de zijden van het aanraakpaneel vast en trek het paneel naar voren of duw het paneel naar achteren tot het de gewenste hoek heeft bereikt. Klinische monitor inklappen Klap de klinische monitor altijd in voordat u het systeem gaat transporteren. 1 Pas de hoek van het aanraakpaneel aan naar de laagste stand. 2 Grijp de klinische monitor aan weerszijden beet en lijn de monitor recht uit boven het aanraakpaneel. Aan de slag 2-5

16 3 Klap de klinische monitor omlaag over het aanraakpaneel. Raadpleeg Afbeelding 2-3 op pagina 2-6. Afbeelding 2-3 Klinische monitor ingeklapt voor transporteren van het systeem USB-apparaten U kunt de USB-poorten op het systeem gebruiken voor het aansluiten van apparaten als een USB-printer of een USB-stick. Raadpleeg voor een lijst met goedgekeurde apparatuur Compatibele accessoires en randapparatuur op pagina Eén van de USB-poorten aan de achterzijde van het systeem is uitsluitend bedoeld voor DVR-opname. Zie Poorten op pagina 2-24 en DVR-opname op pagina Aan de slag

17 USB-sticks U kunt een USB-stick gebruiken om patiëntonderzoeken te exporteren, logboeken en configuratie van instellingen te importeren en exporteren en om aangepaste, verloskundige berekeningstabellen te importeren. Opmerking Let op Het systeem ondersteunt geen USB-sticks die met software zijn beveiligd. Neem het volgende in acht om schade aan de USB-stick en verlies van de patiëntgegevens op de stick te voorkomen: Verwijder de USB-stick niet of schakel het ultrasone systeem niet uit terwijl het systeem bezig is met exporteren. Stoot niet tegen de USB-stick of oefen geen druk uit op de USB-stick terwijl deze zich in een USB-poort op het ultrasone systeem bevindt. De connector kan daardoor breken. Als het USB-pictogram niet verschijnt in het systeemstatusgebied op de klinische monitor, kan de USB-stick defect zijn of zijn voorzien van softwarebeveiliging. Vervang de USB-stick. USB-stick aansluiten om te importeren of exporteren Plaats de USB-stick in een USB-poort (raadpleeg Informatie over het systeem op pagina 2-1). De USB-stick is gereed wanneer het USB-pictogram op het scherm verschijnt. Raadpleeg Instellingen voor USB op pagina 3-41 om informatie over het apparaat te bekijken. USB-stick loskoppelen Als u de USB-stick loskoppelt wanneer het systeem bezig is met exporteren, kunnen de geëxporteerde bestanden worden beschadigd of onvolledig raken. 1 Wacht bij het exporteren ten minste vijf seconden nadat het bewegende USB-pictogram stopt. 2 Verwijder de USB-stick uit de poort. Aan de slag 2-7

18 Algemene interactie Klinische monitor WAARSCHUWINGEN FUJIFILM SonoSite raadt af een andere monitor te gebruiken dan de klinische monitor die is geleverd door FUJIFILM SonoSite. Alleen de beelden op de klinische monitor zijn gevalideerd voor het beoogd gebruik van het apparaat. Gebruik geen monitor die via de externe VGA-poort of digitale video-uitgang is aangesloten voor medische diagnose. De klinische monitor geeft zowel het ultrasone beeld als details over het onderzoek en de systeemstatus weer Afbeelding 2-4 Indeling klinische monitor 1 Koptekst voor patiëntgegevens 5 Systeemstatusgebied 2 Gedeelte voor metingen en berekeningen 6 Beeldvormingsmodus of -modi, geselecteerde bedieningselementen 3 Ultrasoon beeld 7 Diepteschaal 4 Geselecteerde transducer, geselecteerd onderzoekstype en geselecteerde MI- en TI-waarden 8 Oriëntatiemarkeerder 2-8 Aan de slag

19 VGA of digitale video-uitgang WAARSCHUWING WAARSCHUWING Ter voorkoming van elektrische schokken of elektromagnetische interferentie dient u de juiste werking en naleving van de relevante veiligheidsnormen van alle apparatuur te controleren voorafgaand aan klinisch gebruik. Als u aanvullende apparatuur op het ultrasone systeem aansluit, configureert u een medisch systeem. FUJIFILM SonoSite raadt aan dat het systeem, alle combinaties van apparatuur en op het ultrasone systeem aangesloten accessoires voldoen aan de relevante installatievereisten en veiligheidsnormen. Voor uw veiligheid raadt FUJIFILM SonoSite u aan om video-hulpverbindingen te isoleren van externe apparaten, zoals optische of draadloze interface-adapters. Controleer de elektrische veiligheid van uw systeem samen met een opgeleide biomedische ingenieur voorafgaand aan het gebruik. FUJIFILM SonoSite raadt af een andere monitor te gebruiken dan de klinische monitor die is geleverd door FUJIFILM SonoSite. Alleen de beelden op de klinische monitor zijn gevalideerd voor het beoogd gebruik van het apparaat. Gebruik geen monitor die via de externe VGA-poort of digitale video-uitgang is aangesloten voor medische diagnose. Resolutie De resolutie van de VGA-video-uitgangskabel is 1280 x 800 bij 60 Hz (niet-geïnterlinieerd), verminderde onderdrukking. De resolutie van de digitale video-uitgangskabel is 1920 x 1080 bij 60 Hz. Opmerking De digitale video-uitgang is alleen beschikbaar op de tweede monitorconfiguratie. Zie Klinische monitor op pagina Aanraakpaneel Met het aanraakpaneel past u instellingen aan, selecteert u het onderzoekstype, de transducer en de beeldvormingsmodus, voert u patiëntgegevens in, en meer. Terwijl u de beeldinstellingen of bedieningselementen aanpast, verschijnen de resultaten op de klinische monitor. Als een beeld is stilgezet, wordt in het aanraakpaneel een omtrek van het beeld weergegeven. De interactie met het aanraakpaneel is hetzelfde als bij veel andere apparaten met een aanraakscherm: Vegen: beweeg uw vinger snel over het paneel. Dit is sneller dan slepen. Aan de slag 2-9

20 Slepen: beweeg een of twee vingers over het paneel, meestal om een voorwerp van de ene locatie naar de andere te verplaatsen. Tikken: raak het aanraakpaneel eenmaal snel aan, bijvoorbeeld om een bedieningselement te activeren. Tweemaal tikken: raak het aanraakpaneel tweemaal snel aan met één of meerdere vingers. Knijpen of spreiden: beweeg twee vingers naar elkaar toe of van elkaar af op het paneel. Gebruik deze bewegingen om de volgende acties uit te voeren: Tabel 2-1: Bewegingen en acties Beweging Vegen Actie D-lijn sturen (alleen lineaire transducers) Kleurenvak sturen (alleen lineaire transducers) Door pagina's van formulieren bladeren, zoals het patiëntformulier, werkbladen en miniatuurweergaven in Review (Bekijken) Vorige of volgende beelden selecteren bij Review (Bekijken) in volledig scherm 2-10 Aan de slag

21 Tabel 2-1: Bewegingen en acties (vervolg) Beweging Slepen Tikken Tweemaal tikken Actie Diepte of versterking aanpassen Kleuren- of zoomvak verplaatsen Passers verplaatsen D-lijn of M-lijn verplaatsen Doppler-basislijn verplaatsen Sleep met twee of meer vingers naar een willekeurige plaats op het aanraakpaneel om het actieve voorwerp, zoals het kleurenvak of de Doppler-gate, te verplaatsen of vergroten/verkleinen Dieptemarkeerder in de biopsiegeleider verplaatsen Selectie van de D-lijnhoek wijzigen Labels, pictogrammen en transducermarkeerder verplaatsen Bladeren door frames in de cine-buffer Bedieningselementen naar de bedieningselementenbalk verplaatsen Schuiven binnen een stilgezet, ingezoomd 2D-beeld (schuiven is uitgeschakeld als er metingen of labels bestaan voor het stilgezette, ingezoomde beeld) Stilgezet beeld opnieuw activeren door de schuifknop Slide to Unfreeze (Schuiven om opnieuw te activeren) te verslepen Stilzetten Diepte aanpassen Passers selecteren Beeld in dubbele weergave selecteren Modus in gesplitst scherm selecteren (2D, D-lijn of Doppler-trace) Bedieningselement selecteren Tik tweemaal met twee of meer vingers om het beeld stil te zetten of opnieuw te activeren Tik tweemaal met één vinger in het zoomvak om in te zoomen Tik tweemaal met één vinger op een ingezoomd livebeeld om uit te zoomen Aan de slag 2-11

22 Tabel 2-1: Bewegingen en acties (vervolg) Beweging Knijpen of spreiden Actie Monstervolumegrootte Grootte van kleuren- of zoomvak aanpassen Toetsenbord op het scherm U kunt tekst in tekstvelden invoeren (bijvoorbeeld op het patiëntformulier) met behulp van het toetsenbord op het scherm. Tekst invoeren met het toetsenbord op het scherm 1 Tik op een tekstvak (bijvoorbeeld op het patiëntformulier). Het toetsenbord op het scherm verschijnt. 2 Tik op de gewenste toetsen. Houd de alfatoetsen ingedrukt om de opties voor het selecteren van letters met een accent weer te geven Tik op de Shift-toets om de alfabettoetsen te wijzigen naar hoofdletters Tik op Previous (Vorige) om naar het vorige tekstveld te springen Tik op Next (Volgende) om naar het volgende tekstveld te springen Tik op 123#? om de toetsen voor nummers, symbolen en speciale tekens weer te geven Opmerking Tik op 123#? en vervolgens op de shift-toets om internationale tekens op het toetsenbord weer te geven. Tik op Tik op Tik op X om het toetsenbord af te sluiten om een nieuwe regel te maken of ga verder naar het volgende tekstveld om het teken links van de aanwijzer te verwijderen 2-12 Aan de slag

23 Transducers voorbereiden WAARSCHUWINGEN Sommige transducerhulzen bevatten latex van natuurlijk rubber en talk, stoffen die bij bepaalde personen allergische reacties kunnen veroorzaken. FUJIFILM SonoSite raadt u aan patiënten die gevoelig zijn voor latex en talk te identificeren en zich voor te bereiden zodat u allergische reacties snel kunt behandelen. Sommige gels en sterilisatiemiddelen kunnen bij sommige personen een allergische reactie veroorzaken. Let op Gebruik alleen gels die zijn aanbevolen door FUJIFILM SonoSite om schade aan de transducer te voorkomen. Het gebruik van andere gels kan schade aan de transducer veroorzaken en de garantie teniet doen. Neem contact op met FUJIFILM SonoSite of uw plaatselijke vertegenwoordiger als u vragen hebt over de compatibiliteit van gels. Reinig transducers na elk gebruik. (Raadpleeg Het vereiste reinigings- en desinfectieniveau bepalen op pagina 8-2). Aan de slag 2-13

24 Transducers aansluiten In dit gedeelte worden instructies gegeven voor het aansluiten van een transducer met of zonder de Drievoudige transducerconnector (TTC). Daarnaast worden instructies gegeven voor het verwijderen van een transducer. Transducer aansluiten op de TTC De TTC is een module voor drie transducers waarmee u maximaal drie transducers tegelijk op het ultrasone systeem kunt aansluiten. De TTC wordt standaard met het systeem meegeleverd. 1 Trek de vergrendelingshendel omhoog en draai deze rechtsom. 2 Sluit de transducerconnector aan op een van de drie TTC-connectorpoorten op de onderzijde van de TTC. 3 Controleer of de connector goed is aangesloten en draai de vergrendelingshendel vervolgens linksom Aan de slag

25 4 Duw de vergrendelingshendel omhoog en zet de transducerconnector vast in de TTC. Transducer op het systeem aansluiten (zonder een TTC) Als de TTC niet op uw systeem is geïnstalleerd, kunt u één transducer rechtstreeks op het systeem aansluiten. 1 Trek de transducervergrendeling omhoog en draai deze rechtsom. 2 Sluit de transducerconnector aan op de transducerpoort onder het platform van de standaard. Aan de slag 2-15

26 3 Controleer of de connector goed is aangesloten en draai de vergrendelingshendel vervolgens linksom. 4 Duw de vergrendeling omhoog en zet de transducerconnector vast in het systeem. Een transducer verwijderen Let op Koppel transducers tijdens gebruik niet los om schade aan apparatuur die kan leiden tot verslechtering van de beeldkwaliteit te voorkomen. Zet het beeld stil of schakel over naar een andere transducer voordat u de transducer loskoppelt. 1 Trek de transducervergrendeling omhoog en draai deze rechtsom. 2 Trek de transducerconnector uit het systeem Aan de slag

27 Transducer- en onderzoekstype selecteren WAARSCHUWINGEN Gebruik de juiste transducer voor de toepassing om een verkeerde diagnose of letsel bij de patiënt te voorkomen. De diagnosecapaciteiten verschillen per transducer, onderzoekstype en beeldvormingsmodus. Transducers zijn ontwikkeld aan de hand van specifieke criteria op basis van hun fysieke toepassing. Deze criteria omvatten vereisten betreffende biocompatibiliteit. Zorg ervoor dat u vóór gebruik de capaciteiten van het systeem begrijpt. U selecteert vóór het scannen een transducer- en onderzoekstype. Transducer- en onderzoekstype selecteren 1 Voer een van de volgende acties uit: Tik in het selectiebeginscherm op SELECT (Selecteren), indien aanwezig. Om het selectiebeginscherm in te stellen, raadpleeg Instellingen voor gebruikersprofielen op pagina Tik op TRANSDUCERS & EXAMS (Transducers en onderzoeken) boven aan het aanraakpaneel. Er worden kaarten voor de beschikbare transducers weergegeven (raadpleeg Transducers aansluiten op pagina 2-14). 2 Voer een van de volgende opties uit op de kaart voor de geschikte transducer: Tik tweemaal op het onderzoekstype. Tik op het onderzoekstype en vervolgens op SCAN (Scannen) of op Cancel (Annuleren) om te annuleren. Als u door de lijst met onderzoekstypen bladert, worden eventuele verborgen items weergegeven. U kunt ook het onderzoekstype in het patiëntformulier selecteren (raadpleeg Patiëntgegevens invoeren op pagina 4-37). Gerelateerde onderwerpen Beoogd gebruik Aan de slag 2-17

28 Tabel 2-2: Beeldvormingsmodi en onderzoekstypen op transducers Beeldvormingsmodus Transducer Onderzoekstype 2D M-Mode Kleur a PW Doppler b CW Doppler D2xp c Cardiaal C11xp Abdomen CVD, CPD - Arterieel CVD, CPD - Neonataal CVD, CPD - Zenuw CVD, CPD - Veneus CVD, CPD - C35xp d Abdomen CVD, CPD - Spieren en botten CVD, CPD - Zenuw CVD, CPD - a Color Doppler Variance (Var) is uitsluitend beschikbaar bij het cardiaal onderzoek. Color Power Doppler (CPD) is bij alle onderzoeken behalve bij het cardiale onderzoekstype. Color Velocity Doppler (CVD) wordt door alle transducers ondersteund behalve door D2xp. b PW TDI is ook beschikbaar voor het cardiale onderzoekstype. c Zorg ervoor dat u de D2xp-stabilisatiehendel losschroeft voordat u de transducer verplaatst vanuit zijn geparkeerde positie. d Kan met naaldgeleider worden gebruikt. Raadpleeg CIVCO-producten gebruiken met FUJIFILM SonoSite-systemen voor meer informatie. e Raadpleeg de gebruikershandleiding van de TEExp-transducer die met de TEExp-transducer is meegeleverd voor meer informatie Aan de slag

29 Tabel 2-2: Beeldvormingsmodi en onderzoekstypen op transducers (vervolg) Beeldvormingsmodus Transducer Onderzoekstype 2D M-Mode Kleur a PW Doppler b CW Doppler C60xp d Abdomen CVD, CPD - Gynaecologie CVD, CPD - Spieren en botten CVD, CPD - Zenuw CVD, CPD - Verloskunde CVD, CPD - HFL38xp d Arterieel CVD, CPD - Borst CVD, CPD - Long CVD, CPD - Spieren en botten CVD, CPD - Zenuw CVD, CPD - Kleine lichaamsdelen CVD, CPD - Veneus CVD, CPD - a Color Doppler Variance (Var) is uitsluitend beschikbaar bij het cardiaal onderzoek. Color Power Doppler (CPD) is bij alle onderzoeken behalve bij het cardiale onderzoekstype. Color Velocity Doppler (CVD) wordt door alle transducers ondersteund behalve door D2xp. b PW TDI is ook beschikbaar voor het cardiale onderzoekstype. c Zorg ervoor dat u de D2xp-stabilisatiehendel losschroeft voordat u de transducer verplaatst vanuit zijn geparkeerde positie. d Kan met naaldgeleider worden gebruikt. Raadpleeg CIVCO-producten gebruiken met FUJIFILM SonoSite-systemen voor meer informatie. e Raadpleeg de gebruikershandleiding van de TEExp-transducer die met de TEExp-transducer is meegeleverd voor meer informatie. Aan de slag 2-19

30 Tabel 2-2: Beeldvormingsmodi en onderzoekstypen op transducers (vervolg) Beeldvormingsmodus Transducer Onderzoekstype 2D M-Mode Kleur a PW Doppler b CW Doppler HFL50xp d Borst CVD, CPD - Spieren en botten CVD, CPD - Zenuw CVD, CPD - Kleine lichaamsdelen CVD, CPD - HSL25xp Arterieel CVD, CPD - Long CVD, CPD - Spieren en botten CVD, CPD - Zenuw CVD, CPD - Oftalmologisch CVD, CPD Oppervlakkig CVD, CPD - Veneus CVD, CPD - a Color Doppler Variance (Var) is uitsluitend beschikbaar bij het cardiaal onderzoek. Color Power Doppler (CPD) is bij alle onderzoeken behalve bij het cardiale onderzoekstype. Color Velocity Doppler (CVD) wordt door alle transducers ondersteund behalve door D2xp. b PW TDI is ook beschikbaar voor het cardiale onderzoekstype. c Zorg ervoor dat u de D2xp-stabilisatiehendel losschroeft voordat u de transducer verplaatst vanuit zijn geparkeerde positie. d Kan met naaldgeleider worden gebruikt. Raadpleeg CIVCO-producten gebruiken met FUJIFILM SonoSite-systemen voor meer informatie. e Raadpleeg de gebruikershandleiding van de TEExp-transducer die met de TEExp-transducer is meegeleverd voor meer informatie Aan de slag

31 Tabel 2-2: Beeldvormingsmodi en onderzoekstypen op transducers (vervolg) Beeldvormingsmodus Transducer Onderzoekstype 2D M-Mode Kleur a PW Doppler b CW Doppler ICTxp d Gynaecologie CVD, CPD - Verloskunde CVD, CPD - L25xp d Arterieel CVD, CPD - Long CVD, CPD - Spieren en botten CVD, CPD - Zenuw CVD, CPD - Oftalmologisch CVD, CPD - Oppervlakkig CVD, CPD - Veneus CVD, CPD - a Color Doppler Variance (Var) is uitsluitend beschikbaar bij het cardiaal onderzoek. Color Power Doppler (CPD) is bij alle onderzoeken behalve bij het cardiale onderzoekstype. Color Velocity Doppler (CVD) wordt door alle transducers ondersteund behalve door D2xp. b PW TDI is ook beschikbaar voor het cardiale onderzoekstype. c Zorg ervoor dat u de D2xp-stabilisatiehendel losschroeft voordat u de transducer verplaatst vanuit zijn geparkeerde positie. d Kan met naaldgeleider worden gebruikt. Raadpleeg CIVCO-producten gebruiken met FUJIFILM SonoSite-systemen voor meer informatie. e Raadpleeg de gebruikershandleiding van de TEExp-transducer die met de TEExp-transducer is meegeleverd voor meer informatie. Aan de slag 2-21

32 Tabel 2-2: Beeldvormingsmodi en onderzoekstypen op transducers (vervolg) Beeldvormingsmodus Transducer Onderzoekstype 2D M-Mode Kleur a PW Doppler b CW Doppler L38xp d Arterieel CVD, CPD - Long CVD, CPD - Zenuw CVD, CPD - Kleine lichaamsdelen CVD, CPD - Veneus CVD, CPD - P10xp d Abdomen CVD, CPD - Cardiaal CVD, Var Neonataal CVD, CPD - a Color Doppler Variance (Var) is uitsluitend beschikbaar bij het cardiaal onderzoek. Color Power Doppler (CPD) is bij alle onderzoeken behalve bij het cardiale onderzoekstype. Color Velocity Doppler (CVD) wordt door alle transducers ondersteund behalve door D2xp. b PW TDI is ook beschikbaar voor het cardiale onderzoekstype. c Zorg ervoor dat u de D2xp-stabilisatiehendel losschroeft voordat u de transducer verplaatst vanuit zijn geparkeerde positie. d Kan met naaldgeleider worden gebruikt. Raadpleeg CIVCO-producten gebruiken met FUJIFILM SonoSite-systemen voor meer informatie. e Raadpleeg de gebruikershandleiding van de TEExp-transducer die met de TEExp-transducer is meegeleverd voor meer informatie Aan de slag

33 Tabel 2-2: Beeldvormingsmodi en onderzoekstypen op transducers (vervolg) Beeldvormingsmodus Transducer Onderzoekstype 2D M-Mode Kleur a PW Doppler b CW Doppler P21xp d Abdomen CVD, CPD - Cardiaal CVD, Var Long CVD, CPD - Verloskunde CVD, CPD - Orbitaal CVD, CPD - Transcraniaal CVD, CPD - TEExp e Cardiaal CVD, Var a Color Doppler Variance (Var) is uitsluitend beschikbaar bij het cardiaal onderzoek. Color Power Doppler (CPD) is bij alle onderzoeken behalve bij het cardiale onderzoekstype. Color Velocity Doppler (CVD) wordt door alle transducers ondersteund behalve door D2xp. b PW TDI is ook beschikbaar voor het cardiale onderzoekstype. c Zorg ervoor dat u de D2xp-stabilisatiehendel losschroeft voordat u de transducer verplaatst vanuit zijn geparkeerde positie. d Kan met naaldgeleider worden gebruikt. Raadpleeg CIVCO-producten gebruiken met FUJIFILM SonoSite-systemen voor meer informatie. e Raadpleeg de gebruikershandleiding van de TEExp-transducer die met de TEExp-transducer is meegeleverd voor meer informatie. Gel Gebruik tijdens onderzoeken gel voor akoestische koppeling op de transducer. Hoewel de meeste gels voor afdoende akoestische koppeling zorgen, zijn sommige gels niet compatibel met sommige transducermaterialen. FUJIFILM SonoSite raadt aan om Aquasonic-gel te gebruiken en levert een monster mee met het systeem. Breng voor algemeen gebruik een ruime hoeveelheid gel aan tussen de transducer en het lichaam. Breng voor invasief gebruik een transducerhuls aan. Aan de slag 2-23

34 Hulzen WAARSCHUWINGEN Gebruik voor verkoop vrijgegeven, steriele transducerhulzen en steriele koppelingsgel voor transrectale of transvaginale procedures of procedures met een geleide naald. Breng de transducerhuls en koppelingsgel niet aan voordat u gereed bent om de procedure uit te voeren. Verwijder na gebruik de huls voor eenmalig gebruik en voer deze af, en reinig en desinfecteer de transducer met behulp van een door FUJIFILM SonoSite aanbevolen desinfectiemiddel. Raadpleeg het document met reinigings- en desinfectiemiddelen op voor een complete lijst van de meest recente reinigings- en desinfectiemiddelen. Transducerhuls aanbrengen 1 Breng de gel in de huls aan. Zorg ervoor dat de gel zich aan het uiteinde van de huls bevindt. 2 Breng de transducer in de huls in. 3 Trek de huls over de transducer en de kabel totdat de huls volledig is uitgeschoven. 4 Zet de huls vast met behulp van de banden die met de huls zijn meegeleverd. 5 Controleer op luchtbellen tussen het oppervlak van de transducer en de huls en verwijder deze luchtbellen. Luchtbellen tussen het oppervlak van de transducer en de huls kunnen invloed hebben op het ultrasone beeld. 6 Inspecteer de huls om te verzekeren dat deze geen gaten of scheuren bevat. Poorten Er zijn nu twee dockconfiguraties beschikbaar. Het dock biedt poorten voor verschillende toepassingen (zie Afbeelding 2-5 op pagina 2-24 en Afbeelding 2-6 op pagina 2-25) Afbeelding 2-5 Achterkant van het systeem met de eerste dockconfiguratie: 1. USB 2. Ingang digitale video 3. Ingang audio 4. Upgrade MicroSD - DVR-software 5. USB-opslag - DVR 6. E-SATA (niet ondersteund) 7. USB 8. Ethernet 2-24 Aan de slag

35 Afbeelding 2-6 Achterkant van het systeem met de tweede dockconfiguratie: 1. USB 2. USB 3. Upgrade MicroSD - DVR-software 4. USB-opslag - DVR 5. VGA-uitgang 6. Ethernet Elke connector heeft een symbool dat zijn gebruik beschrijft: USB Ethernet Upgrade MicroSD - DVR-software USB-opslag - DVR VGA-uitgang Ingang digitale video Audio-ingang Aan de slag 2-25

36 Accu-indicator Let op Sluit het systeem aan op wisselstroom wanneer de acculading laag is. Controleer periodiek of de accu volledig wordt opgeladen. Neem contact op met de technische ondersteuning van FUJIFILM SonoSite (raadpleeg Help op pagina 1-2) als de accu niet volledig wordt opgeladen. Gebruik uitsluitend accu's van FUJIFILM SonoSite met het systeem. De accu-indicator onder aan de standaard knippert wanneer de accu wordt opgeladen. De accu-indicator brandt continu wanneer de accu volledig is opgeladen. Pictogrammen in het gebied voor de connectiviteitstatus op de klinische monitor geven de status van de voeding en accu weer: De accu is gedeeltelijk geladen. De lengte van de blauwe balk geeft het niveau van de acculading aan. In het voorbeeld wordt een acculading van 25% weergegeven. Als Beep Alert (Pieptoonwaarschuwing) is ingeschakeld (raadpleeg Audio-instellingen op pagina 3-6), piept het systeem wanneer de acculading minder dan 14% is. Het systeem wordt alleen door wisselstroom gevoed, omdat de accu's zijn uitgeschakeld of omdat er geen accu's zijn geplaatst. Het systeem wordt alleen door wisselstroom gevoed en de accu is opgeladen. De lengte van de blauwe balk geeft het niveau van de acculading aan. Systeem transporteren Neem het volgende in acht als u het systeem moet transporteren: Klap de klinische monitor in (raadpleeg Klinische monitor inklappen op pagina 2-5). Rijd het systeem door tegen de balk op het platform te duwen in plaats van omlaag op de balk te duwen of de klinische monitor te duwen. Let op Zorg ervoor dat de accu is uitgeschakeld voordat u het systeem gaat transporteren om het te verzenden: open het accucompartiment, dat zich onder aan de standaard bevindt, en druk op het symbool O op alle drie de accuschakelaars. Dit is de stand UIT Aan de slag

37 Afbeelding 2-7 Accuschakelaars in de stand Uit Video's van visuele handleiding De bibliotheek van de visuele handleiding bevat 3D-video's waarin scantechnieken, terminologie en meer worden beschreven. Scannen is actief wanneer een video wordt afgespeeld, zodat u scantechnieken kunt oefenen met de visuele handleidingen. Afbeelding 2-8 Video uit visuele handleiding Aan de slag 2-27

38 Opmerking In sommige video's in de visuele handleiding kan de X-Porte-gebruikersinterface onjuist worden weergegeven, omdat verschillende versies van de software worden gebruikt. Video uit visuele handleiding afspelen 1 U kunt het scherm Visual Guide (Visuele handleiding) weergeven door een van de volgende opties uit te voeren: Tik op LEARN (Leren) in het opstartscherm. Tik rechts boven op het aanraakpaneel op LEARN (Leren) of tik op MORE (Meer) en vervolgens op LEARN (Leren), afhankelijk van uw instellingen. Raadpleeg Instellingen voor voorinstellingen op pagina 3-32 om de locatie van deze opdracht op te geven. 2 Tik boven in het scherm Visual Guide (Visuele handleiding) op een categorie (bijvoorbeeld Basics (Basis)). De huidige selectie is gemarkeerd. 3 Tik op een videoselectie op een van de kaarten die verschijnen. 4 Tik op de linker- en rechterbedieningselementen om aanvullende kaarten weer te geven. De videospeler wordt gestart. Tik op de play-knop om uw selectie af te spelen. 5 Voer een van de volgende acties uit: Start de video opnieuw of pauzeer de video met de bedieningselementen onder in de speler. Tik op het bedieningselement voor volume om de audio te dempen. Tik nogmaals om het dempen op te heffen. Versleep de volumeschuifknop om het volume aan te passen. Tik op Hide (Verbergen) om de speler te verbergen. (U kunt op LEARN (Leren) tikken om de speler opnieuw weer te geven.) Tik op een andere video in de lijst om deze video af te spelen. Tik op LEARN (Leren) om terug te keren naar het scherm Visual Guide (Visuele handleiding) Aan de slag

39 Beoogd gebruik Het systeem wordt gebruikt met een bevestigde transducer en wordt gevoed door een accu of wisselstroom. De arts bevindt zich naast de patiënt en plaatst de transducer op het lichaam van de patiënt op de gewenste plaats om het gewenste ultrasone beeld te verkrijgen. Het systeem zendt ultrasone energie uit in het lichaam van de patiënt om ultrasone beelden te verkrijgen, zoals hieronder vermeld. Raadpleeg Transducer- en onderzoekstype selecteren op pagina 2-17 voor de beoogde transducer en beeldvormingsmodi voor elk onderzoekstype. Abdominale beeldvormingstoepassingen U kunt de lever, nieren, pancreas, milt, galblaas, galwegen, getransplanteerde organen, vaten in de buik en omliggende anatomische structuren transabdominaal controleren op de aanwezigheid of afwezigheid van pathologieën. U kunt interventionele abdominale procedures beoordelen en uitvoeren en de bloedstroom in abdominale organen beoordelen. Toepassingen voor arteriële en veneuze beeldvorming U kunt de halsslagaders, diepe aders en slagaders in de armen en benen, oppervlakkige aders in de armen en benen, grote vaten in de onderbuik en verschillende kleine vaten die organen van bloed voorzien controleren op de aanwezigheid of afwezigheid van pathologieën. Cardiale beeldvormingstoepassingen U kunt de hartkleppen, de grote vaten, de hartgrootte, de hartfunctie, hemodynamiek en omliggende anatomische structuren controleren op de aanwezigheid of afwezigheid van pathologieën. U kunt de ECG-optie gebruiken om de hartfrequentie van de patiënt weer te geven. ECG is alleen beschikbaar in het cardiale onderzoekstype. WAARSCHUWINGEN Gebruik de ECG-trace niet om hartritmes te diagnosticeren om verkeerde diagnoses te voorkomen. De ECG-optie van FUJIFILM SonoSite is een niet-diagnostische functie. Beeldvormingstoepassingen voor gynaecologie en onvruchtbaarheid U kunt de baarmoeder, eierstokken, adnexa en omliggende anatomische structuren transabdominaal of transvaginaal controleren op de aanwezigheid of afwezigheid van pathologieën. U kunt de bloedstroom in organen in de bekkenholte transabdominaal en transvaginaal beoordelen. Aan de slag 2-29

40 Beeldvormingstoepassingen interventionele afdeling U kunt het systeem gebruiken voor ultrasone geleiding bij biopsie- en drainageprocedures, plaatsing van vasculaire lijnen, perifere zenuwblokkades, vruchtwaterpunctie en andere verloskundige procedures. Verloskundige beeldvormingstoepassingen WAARSCHUWING Tijdens het eerste trimester dient u de duur van ultrasone beeldvorming te beperken volgens MI/TI. Raadpleeg Hoofdstuk 10 Akoestisch vermogen voor meer informatie. U kunt de anatomie van de foetus, de levensvatbaarheid, het geschatte gewicht van de foetus, de hartfrequentie van de foetus, de positie van de foetus, de zwangerschapsleeftijd, het vruchtwater en de omringende anatomische structuren transabdominaal of transvaginaal controleren op de aanwezigheid of afwezigheid van pathologieën. U kunt de bloedstroom van de foetus, placenta, navelstreng en omringende structuren van de anatomie van de moeder beoordelen. De beeldvormingshulpmiddelen Color Power Doppler (CPD) en Color Velocity Doppler (CVD) zijn bedoeld om in alle gevallen de bloedstroom van de foetus, placenta, navelstreng en omringende structuren van de anatomie van de moeder te beoordelen, zelfs bij risicovolle zwangerschappen. Risicovolle zwangerschappen omvatten, maar zijn niet beperkt tot meerlingzwangerschappen, hydrops foetalis, afwijkingen van de placenta, maternale hypertensie, diabetes en lupus. CPD- en kleurenbeeldvormingshulpmiddelen zijn niet bedoeld om als enige diagnosemethode of als enige methode voor de screening van een risicovolle zwangerschap te worden gebruikt. WAARSCHUWINGEN CPD- of kleurenbeelden kunnen worden gebruikt als aanvullende methode, niet als een screeningshulpmiddel, voor het waarnemen van structurele afwijkingen van het hart van de foetus en als een aanvullende methode, niet als een screeningshulpmiddel, voor de diagnose van intra-uteriene groeivertraging. Om letsel of verkeerde diagnose te voorkomen, dient u dit systeem niet te gebruiken voor navelstrengpuncties of in-vitro fertilisatie (IVF). De effectiviteit van het systeem met betrekking tot deze twee gebruiken, is niet aangetoond. Pediatrische en neonatale beeldvormingstoepassingen U kunt de neonatale abdominale, pelviene en cardiale anatomie, het neonataal hoofd en omliggende anatomische structuren transabdominaal controleren op de aanwezigheid of afwezigheid van pathologieën Aan de slag

41 Transcraniale beeldvormingstoepassingen U kunt de anatomische structuren en vasculaire anatomie van de hersenen controleren op de aanwezigheid of afwezigheid van pathologieën. U kunt beeldvorming tijdelijk, transoccipitaal of transorbitaal gebruiken. WAARSCHUWINGEN Gebruik uitsluitend het onderzoekstype Orbitaal (Orb) of Oftalmologisch (Oph) wanneer u beeldvorming uitvoert via het oog om letsel bij de patiënt te voorkomen. De FDA heeft grenzen vastgesteld voor lage akoestische energie bij oftalmologisch gebruik. Het systeem blijft alleen binnen deze grenzen wanneer het onderzoekstype Orb of Oph is geselecteerd. Beeldvormingstoepassingen voor kleine lichaamsdelen, borst, spieren en botten, zenuw, oppervlakkig en longen U kunt de borst, schildklier, testikels, lymfklieren, hernia's, musculoskeletale structuren, structuren van weke delen, oftalmologische structuren en omliggende anatomische structuren controleren op de aanwezigheid of afwezigheid van pathologieën. U kunt normale longbewegingen waarnemen om op de aanwezigheid of afwezigheid van pathologieën te controleren. U kunt de bloedstroom laten weergeven in oppervlakkige anatomische structuren. U kunt het systeem gebruiken voor ultrasone begeleiding bij biopsie- en drainageprocedures, plaatsing van vasculaire lijnen en perifere zenuwblokkades. Contra-indicaties Voor het SonoSite X-Porte ultrasone systeem zijn geen contra-indicaties bekend. Aan de slag 2-31

42 2-32 Aan de slag

43 HOOFDSTUK 3 Het systeem instellen Bij Systeeminstellingen kunt u het systeem aanpassen en voorkeuren instellen. Opmerkingen Een instellingenpagina weergeven Tik op MORE (Meer) en tik vervolgens op System Settings (Systeeminstellingen). MORE Als u op een instellingenpagina in de lijst tikt, worden rechts de instellingen weergegeven. De actieve instelling is gemarkeerd. Instellingen voor beheer Niet alle systeeminstellingen zijn beschikbaar als u zich als gast bij het systeem aanmeldt (zie Aanmelden op pagina 3-5). Op sommige instellingenpagina's van het systeem worden resetfuncties geboden. U kunt bijvoorbeeld het venster More Controls (Meer bedieningselementen) voor uw gebruikersprofiel resetten naar de standaardinstelling. Raadpleeg Instellingen voor gebruikersprofielen op pagina 3-35 voor meer informatie over instellingen van gebruikersprofielen. Op de instellingenpagina Administration (Beheer) kunt u het systeem zo configureren dat gebruikers zich moeten aanmelden en wachtwoorden moeten invoeren. Met verplicht aanmelden wordt patiëntinformatie beter beschermd. U kunt ook gebruikers toevoegen en verwijderen en wachtwoorden wijzigen. Het systeem instellen 3-1

44 De instellingenpagina Administration Login (Aanmelden voor beheer) weergeven 1 Tik op MORE (Meer) en tik vervolgens op System Settings (Systeeminstellingen). 2 Tik op Administration (Beheer) in de lijst aan de linkerzijde. Administration Over beveiligingsinstellingen Let op Zorgverleners die gezondheidsinformatie bijhouden of verzenden, zijn volgens de HIPAA (Health Insurance Portability and Accountability Act) van 1996 en de richtlijn gegevensbescherming van de Europese Unie (95/46/EC) verplicht om geschikte procedures te implementeren. Zo worden de integriteit en vertrouwelijkheid van informatie gewaarborgd en wordt de informatie beschermd tegen redelijkerwijs verwachte bedreigingen of risico's voor de beveiliging of integriteit van de informatie of ongeautoriseerd gebruik of onthulling van de informatie. Op de instellingenpagina Administration (Beheer) vindt u beveiligingsinstellingen waarmee u kunt voldoen aan de van toepassing zijnde beveiligingsvereisten uit de HIPAA-norm. Gebruikers zijn eindverantwoordelijk voor de beveiliging en bescherming van alle elektronisch beschermde gezondheidsinformatie die op het systeem wordt verzameld, opgeslagen, bekeken en verzonden. De beheerdersaccount beheren Aanmelden als beheerder De standaardaanmeldingsnaam van de beheerder is Administrator (Beheerder). Als u geen beheerderswachtwoord hebt, neemt u contact op met FUJIFILM SonoSite (zie Help op pagina 1-2). WAARSCHUWING: Het herstellen van een beheerderswachtwoord resulteert in het wissen van de gegevens. Maak van alle data een back-up voordat u het beheerderswachtwoord herstelt. Elke gebruiker met beheerdersrechten kan zich aanmelden als beheerder. 1 Op de instellingenpagina Administration Login (Aanmelden voor beheer) voert u de aanmeldingsnaam van een gebruiker met beheerdersrechten in het tekstvak Name (Naam) in. 2 Voer het wachtwoord voor de aanmeldingsnaam in het tekstvak Password (Wachtwoord) in. 3 Tik op Login (Aanmelden). 3-2 Het systeem instellen

45 Afmelden als beheerder Voer een van de volgende acties uit: Tik op een andere instellingenpagina. Schakel het systeem uit of start het systeem opnieuw op. Wachtwoord beheerder wijzigen 1 Op de instellingenpagina Administration Login (Aanmelden voor beheer) meldt u zich aan als een gebruiker met beheerdersrechten. 2 In de User List (Gebruikerslijst) tikt u op Administrator (Beheerder). 3 Voer het nieuwe wachtwoord in het tekstvak Password (Wachtwoord) en in het tekstvak Confirm (Bevestigen) in. 4 Om veiligheidsredenen dient u een wachtwoord te kiezen met hoofdletters (A-Z), kleine letters (a-z) en getallen (0-9). Wachtwoorden zijn hoofdlettergevoelig. 5 Tik op Save (Opslaan). Patiëntinformatie beschermen Aanmelden gebruikers verplicht stellen U kunt het systeem zo instellen dat gebruikers zich met een gebruikersnaam en wachtwoord moeten aanmelden bij het opstarten. Als u het aanmelden van gebruikers verplicht stelt, dient u ook gebruikersaccounts in te stellen (zie Gebruikersaccounts toevoegen en beheren op pagina 3-4) 1 Op de instellingenpagina Administration Login (Aanmelden voor beheer) meldt u zich aan als een gebruiker met beheerdersrechten. 2 Selecteer On (Aan) in de lijst User Login (Aanmelden gebruikers). 3 Tik op Done (Gereed). Patiëntinformatie verbergen U kunt ervoor kiezen om de naam en ID van de patiënt niet op de klinische monitor te tonen en deze te verwijderen uit geëxporteerde beelden en videoclips. 1 Op de instellingenpagina Administration Login (Aanmelden voor beheer) meldt u zich aan als een gebruiker met beheerdersrechten. 2 Tik op Administrator (Beheerder) in de User List (Gebruikerslijst). 3 Selecteer Disable Patient Header (Koptekst voor patiëntgegevens uitschakelen). 4 Tik op Save (Opslaan). Het systeem instellen 3-3

46 Exporteren en registreren van patiëntgegevens uitschakelen U kunt voorkomen dat gebruikers patiëntgegevens exporteren naar USB-sticks en dat gebruikers op de klinische monitor weergegeven video opnemen op een USB-stick die in de DVR is geplaatst (zie DVR-opname op pagina 4-54). 1 Op de instellingenpagina Administration Login (Aanmelden voor beheer) meldt u zich aan als een gebruiker met beheerdersrechten. 2 Tik op Administrator (Beheerder) in de User List (Gebruikerslijst). 3 Selecteer Disable USB Export (USB-export uitschakelen). 4 Tik op Save (Opslaan). Gebruikersaccounts toevoegen en beheren U kunt maximaal 20 gebruikersaccounts toevoegen (inclusief de account van de standaardbeheerder). Een nieuwe gebruiker toevoegen Opmerkingen Nadat u een nieuwe gebruiker hebt toegevoegd, kunt u de gebruikersnaam niet meer bewerken. 1 Op de instellingenpagina Administration Login (Aanmelden voor beheer) meldt u zich aan als een gebruiker met beheerdersrechten. 2 Tik op New (Nieuw). 3 Onder User Information (Gebruikersinformatie) vult u de tekstvakken Name (Naam), Password (Wachtwoord) en Confirm (Bevestigen) in. 4 Om veiligheidsredenen dient u een wachtwoord te kiezen met hoofdletters (A-Z), kleine letters (a-z) en getallen (0-9). Wachtwoorden zijn hoofdlettergevoelig. 5 (Optioneel) In het vak User (Gebruiker) voert u de naam van de gebruiker in. Deze informatie wordt standaard weergegeven in het veld User (Gebruiker) op het patiëntformulier en op de klinische monitor. 6 (Optioneel) Selecteer Administration Access (Beheertoegang) om toegang te geven tot alle beheerdersrechten. 7 Tik op Save (Opslaan). 8 Tik op Done (Gereed). Een gebruiker aanpassen 1 Op de instellingenpagina Administration Login (Aanmelden voor beheer) meldt u zich aan als een gebruiker met beheerdersrechten. 2 Selecteer de gebruiker in de User List (Gebruikerslijst). 3-4 Het systeem instellen

47 3 Wijzig de invoer van Name (Naam), User (Gebruiker) of Administration Access (Beheerrechten). 4 Tik op Save (Opslaan). 5 Tik op Done (Gereed). Een gebruikerswachtwoord wijzigen 1 Op de instellingenpagina Administration Login (Aanmelden voor beheer) meldt u zich aan als een gebruiker met beheerdersrechten. 2 Selecteer de gebruiker in de User List (Gebruikerslijst). 3 Voer het nieuwe wachtwoord in de tekstvakken Password (Wachtwoord) en Confirm (Bevestigen) in. 4 Tik op Save (Opslaan). 5 Tik op Done (Gereed). Gebruikers toestaan hun wachtwoord te wijzigen 1 Op de instellingenpagina Administration Login (Aanmelden voor beheer) meldt u zich aan als een gebruiker met beheerdersrechten. 2 In de User List (Gebruikerslijst) tikt u op Administrator (Beheerder). 3 Selecteer Password Changes (Wachtwoordwijzigingen). 4 Tik op Save (Opslaan). 5 Tik op Done (Gereed). Een gebruiker verwijderen 1 Op de instellingenpagina Administration Login (Aanmelden voor beheer) meldt u zich aan als een gebruiker met beheerdersrechten. 2 Selecteer de gebruiker in de User List (Gebruikerslijst). 3 Tik op het verwijder-pictogram. 4 Tik op Yes (Ja). 5 Tik op Done (Gereed). Aanmelden Als het aanmelden van gebruikers verplicht is, wordt het aanmeldscherm voor gebruikers weergegeven als u het systeem inschakelt (zie Aanmelden gebruikers verplicht stellen op pagina 3-3). Aanmelden als gebruiker 1 Schakel het systeem in. 2 Voer op het aanmeldscherm uw gebruikersnaam en wachtwoord in en tik op OK. Het systeem instellen 3-5

48 Aanmelden als gast Gasten kunnen scannen, beelden en clips opslaan, werkbladen bekijken en de Help en Video's van de visuele handleiding openen. Gasten hebben geen toegang tot patiëntinformatie en systeeminstellingen (behalve Monitor Brightness (Helderheid monitor) en Touch Panel Brightness (Helderheid aanraakpaneel)). Als u zich aanmeldt als gast, wordt altijd het 2D-beeldvormingsscherm weergegeven, ongeacht welke opstartmodus in de instellingen van het User Profile (Gebruikersprofiel) is gespecificeerd (zie Instellingen voor gebruikersprofielen op pagina 3-35). 1 Schakel het systeem in. 2 Tik op het aanmeldscherm op Guest (Gast). Uw wachtwoord wijzigen U kunt uw wachtwoord alleen wijzigen als de beheerder wachtwoordwijzigingen heeft ingeschakeld (zie Gebruikers toestaan hun wachtwoord te wijzigen op pagina 3-5). 1 Schakel het systeem in. 2 Tik op het aanmeldscherm op Change Password (Wachtwoord wijzigen). 3 Voer uw oude en nieuwe wachtwoord in, bevestig het nieuwe wachtwoord en tik vervolgens op Change (Wijzigen). Audio-instellingen Op de pagina Audio settings (Audio-instellingen) kunt u geluidsinstellingen opgeven en het volume voor pieptonen en klikgeluiden aanpassen. De pagina Audio settings (Audio-instellingen) weergeven 1 Tik op MORE (Meer) en tik vervolgens op System Settings (Systeeminstellingen). 2 Tik op Audio in de lijst aan de linkerzijde. Audio Geluidsinstellingen opgeven Voer op de pagina Audio settings (Audio-instellingen) een of beide van de volgende opties uit: Selecteer Button Clicks (Klikgeluiden knoppen) om toetsen te laten klikken als erop wordt getikt. Selecteer Beep Alert (Pieptoonwaarschuwing) om het systeem geluiden te laten afspelen. 3-6 Het systeem instellen

49 Het volume voor pieptonen en klikgeluiden afstellen Op de pagina Audio settings (Audio-instellingen) sleept u de schuifknop Beeps and Clicks Volume (Volume pieptonen en klikgeluiden). Om het volume voor pieptonen en klikgeluiden te dempen, tikt u op het bedieningselement voor volume om de audio te dempen. Tik nogmaals om het dempen op te heffen. Instellingen voor berekeningen Op de instellingenpagina Calculations (Berekeningen) kunt u de namen opgeven voor metingen die worden weergegeven in de berekeningslijsten voor Tissue Doppler Imaging (TDI) en in de rapporten voor cardiale onderzoeken. U kunt auteurs selecteren voor verloskundige berekeningstabellen en aangepaste verloskundige berekeningstabellen importeren. U kunt ook aangepaste verloskundige berekeningen instellen die worden weergegeven in de verloskundige berekeningslijsten en in het rapport voor verloskundige onderzoeken. De instellingenpagina Calculations (Berekeningen) weergeven 1 Tik op MORE (Meer) en vervolgens op System Settings (Systeeminstellingen). Tik in de lijst aan de linkerkant op Calculations (Berekeningen). Calculations Instellingen voor cardiale berekeningen Namen voor cardiale metingen opgeven 1 Tik op de instellingenpagina Calculations (Berekeningen) op Cardiac (Cardiaal). 2 Selecteer onder TDI Walls (TDI-wanden) een naam voor elke wand. 3 Tik op Done (Gereed). Instellingen voor verloskundige berekeningen Zwangerschapsleeftijd en groeianalyse opgeven 1 Tik op de instellingenpagina Calculations (Berekeningen) op OB (Verloskunde). 2 Selecteer de gewenste auteurs (of selecteer None (Geen)) in de metingslijsten onder Gestational Age (Zwangerschapsleeftijd) en Growth Analysis (Groeianalyse). Het systeem instellen 3-7

50 3 Als u een zwangerschapsleeftijd selecteert, wordt de bijbehorende metingen in de berekeningslijst geplaatst. 4 Om de auteurs voor de metingslijsten van Gestational Age (Zwangerschapsleeftijd) en Growth Analysis (Groeianalyse) te resetten naar de standaardinstelling, tikt u op Reset (Resetten). Aangepaste verloskundige metingen en tabellen maken U kunt maximaal vijf aangepaste metingen maken die worden weergegeven in de verloskundige berekeningslijsten, in de lijst met aangepaste metingen in de instellingen voor berekeningen en in het verloskundige rapport. U kunt aangepaste metingen op het systeem maken of in de SonoSite X-Porte OB Custom Table Editor (X-Porte editor voor aangepaste verloskundige tabellen), een Microsoft Excel-bestand dat beschikbaar is op U kunt alleen tabelgegevens aan een aangepaste meting koppelen als u de meting maakt in de editor voor aangepaste verloskundige tabellen. Exporteer aangepaste metingen en tabellen die gemaakt zijn met de OB Custom Table Editor (Editor voor aangepaste verloskundige tabellen) naar een USB-stick en importeer vervolgens de aangepaste metingen en tabellen in uw systeem. WAARSCHUWINGEN Als u aangepaste verloskundige tabellen en metingen importeert, worden bestaande tabellen vervangen door tabellen van de OB Custom Table Editor (Editor voor aangepaste verloskundige tabellen). Als u een aangepaste verloskundige meting maakt, verwijdert of importeert, worden alle opgeslagen metingen en berekeningen voor de huidige patiënt gewist. Controleer voorafgaand aan gebruik of de ingevoerde gegevens in de aangepaste tabellen juist zijn. Het systeem bevestigt niet of de ingevoerde gegevens voor de aangepaste tabel juist zijn. Aangepaste verloskundige metingen maken in de editor voor aangepaste verloskundige tabellen U kunt aangepaste tabellen van maximaal 120 invoeren (leeftijdstabellen) of 210 invoeren (groeitabellen) opstellen. Voordat u de SonoSite X-Porte-editor voor aangepaste verloskundige tabellen gebruikt, dient u te controleren of uw computer voldoet aan de volgende minimale vereisten: Windows Windows Vista, 32-bits of 64-bits, of later Microsoft Excel 2007 of later, geconfigureerd zodat alle macro's zijn ingeschakeld en zodat toegang tot het objectmodel van het VBA-project wordt vertrouwd (raadpleeg Excel Help voor instructies). 3-8 Het systeem instellen

51 Mac OS Mac OS X 10.5 (Leopard) of later Microsoft Excel 2011 of later Invoeren in de tabeleditor mogen niet negatief zijn en mogen geen schuine strepen, sterretjes, haakjes, komma's of puntkomma's bevatten. WAARSCHUWING: Controleer voorafgaand aan gebruik of de ingevoerde gegevens in de aangepaste tabellen juist zijn. Het systeem bevestigt niet of de ingevoerde gegevens voor de aangepaste tabel juist zijn. 1 Open de editor in Excel. 2 Schakel macro's in: (Windows) Klik na de Security Warning (Beveiligingswaarschuwing) bovenin de pagina op Enable Content (Inhoud inschakelen). (Mac OS) Klik op Enable Macros (Macro's inschakelen). 3 Indien nodig, specificeer dan de taal van de editor door een taal te selecteren in de lijst Please Specify Language (Taal opgeven) die u kunt vinden op het tabblad Setup-First (Eerst opstellen). De geselecteerde taal moet overeenkomen met de taal van het SonoSite X-Porte-systeem waarop u de tabellen importeert. 4 Op het tabblad Setup-First (Eerst opstellen) klikt u op de tabel Growth (groei) en Age (Leeftijd) die u wilt bewerken. 5 Voer in het veld Author (Auteur) een unieke naam van maximaal 24 tekens in. U kunt geen auteursnamen gebruiken die in de door het systeem geconfigureerde verloskundige berekeningstabellen voorkomen. 6 Voer een van de volgende acties uit: (Groeitabellen) Voer waarden in de velden Weeks (Weken), Min, Mid, en Max in. De waarden in de kolom Weeks (Weken) moet toenemen. (Leeftijdstabellen) Voer waarden in de velden Value (Waarde), Age (weeks) (Leeftijd (weken)), Age (days) (Leeftijd (dagen)), Range (weeks) (Bereik (weken)), Range (days) (Bereik (dagen)), Measurement Name (Naam meting) en Measurement Type (Type meting) in. Waarden in de kolom Value (Waarde) en het totaal van de waarden in de kolommen Age (weeks) (Leeftijd (weken)) en Age (days) (Leeftijd (dagen)) moeten groter worden. Het systeem instellen 3-9

52 Rechts van de cellen op elk tabblad wordt een grafische voorstelling van de ingevoerde waarden weergegeven. Opmerkingen Als u een aangepaste meting maakt met een naam die overeenkomt met de naam van een aangepaste meting die al op het systeem bestaat, wordt de aangepaste meting op het systeem overschreven met de nieuwe aangepaste meting als u deze importeert. 7 Sla het bestand op een locatie op uw vaste schijf op. 8 Exporteer het bestand naar een USB-stick: a Klik op Export (Exporteren) op een tabblad in de editor. b In het venster Please Select the Export File Folder (Map exportbestand selecteren) navigeert u naar de USB-stick en klikt u op OK. U kunt de bestandsnaam van het geëxporteerde bestand niet wijzigen. Opmerkingen Pas het geëxporteerde CSV-bestand niet aan. Het systeem importeert geen gegevens uit het CSV-bestand als het bestand is aangepast. 9 Importeer het bestand in het systeem: a Beëindig indien nodig het huidige onderzoek. b Plaats de USB-stick met het geëxporteerde CSV-bestand in een USB-poort aan de zijkant van het systeem. c Tik op de instellingenpagina Calculations (Berekeningen) op Tables (Tabellen). d Tik op Import (Importeren). e Selecteer de USB-stick met het CSV-bestand en tik vervolgens op Import (Importeren). f Het systeem wordt opnieuw opgestart. Aangepaste verloskundige metingen op het systeem maken 1 Beëindig het huidige onderzoek. 2 Tik op de instellingenpagina Calculations (Berekeningen) op OB (Verloskunde). 3 Tik in het gedeelte OB Custom Measurements (Aangepaste verloskundige metingen) op Add New (Nieuwe toevoegen). 4 Voer een unieke naam in het vak Name (Naam) in. 5 Selecteer het gewenste metingstype in de lijst Type. 6 Tik op Save (Opslaan). Verloskundige berekeningstabellen bekijken U kunt verloskundige berekeningstabellen op het systeem bekijken, inclusief tabellen die u hebt geïmporteerd met de OB Custom Table Editor (Editor voor aangepaste verloskundige tabellen) Het systeem instellen

53 Verloskundige berekeningstabellen bekijken 1 Tik op de instellingenpagina Calculations (Berekeningen) op Tables (Tabellen). 2 Selecteer het gewenste tabeltype en de gewenste meting/auteur. Aangepaste verloskundige metingen en tabellen verwijderen U kunt geen door het systeem gedefinieerde verloskundige tabellen aanpassen of verwijderen. Een aangepaste verloskundige meting verwijderen 1 Beëindig het huidige onderzoek. 2 Tik op de instellingenpagina Calculations (Berekeningen) op OB (Verloskunde). 3 Tik in het gedeelte OB Custom Measurements (Aangepaste verloskundige metingen) op het verwijder-pictogram naast de meting die u wilt verwijderen. 4 Tik op Yes (Ja) om het verwijderen te bevestigen. De meting en de bijbehorende tabel worden van het systeem verwijderd. Een aangepaste verloskundige tabel verwijderen 1 Tik op de instellingenpagina Calculations (Berekeningen) op Tables (Tabellen). 2 Selecteer Gestational Age (Zwangerschapsleeftijd) of Growth Analysis (Groeianalyse) en selecteer vervolgens de Measurement (Meting) en Author (Auteur) voor de tabel die u wilt verwijderen. 3 Tik op Delete (Verwijderen). Instellingen voor CDA-rapport Als u Include CDA (CDA opnemen) op de configuratiepagina voor DICOM Archivers (DICOM-archiveringshulpmiddelen) selecteert, archiveert het ultrasone systeem het patiëntrapport in de indeling DICOM Encapsulated CDA (Clinical Document Architecture) met het profiel dat u hebt opgegeven op de instellingenpagina CDA Report (CDA-rapport). Enkele instellingen voor CDA-rapport verschijnen in het patiëntrapport (zie Het rapport weergeven nadat het onderzoek is beëindigd op pagina 5-60). De Custodian/Provider Organization Name (Naam organisatie zorgverlener/zorginstelling) wordt bijvoorbeeld weergegeven in de banner van het rapport. U kunt maximaal vier CDA-profielen op het systeem configureren. De instellingenpagina CDA Report (CDA-rapport) weergeven 1 Tik op MORE (Meer) en tik vervolgens op System Settings (Systeeminstellingen). Het systeem instellen 3-11

54 2 Tik op CDA Report (CDA-rapport) in de lijst aan de linkerzijde. CDA Report Een CDA-profiel configureren Verplichte velden zijn aangegeven met een asterisk. 1 Tik op de instellingenpagina CDA Report (CDA-rapport) op Config (Configuratie). 2 Tik op de pagina CDA Report (CDA-rapport) op New (Nieuw). 3 Om een profielnaam te wijzigen, voert u een nieuwe profielnaam in het vak System/Author ID (Systeem-/auteurs-ID) in. Elke profielnaam moet uniek zijn. 4 Vul de velden in de gedeelten Custodian/Provider Organization (Organisatie zorgverlener/ zorginstelling) en Author/Authenticator Organization (Organisatie auteur/verificator) in. 5 Om informatie over de verificator in te voeren, selecteert u Include? (Opnemen?) in het gedeelte Authenticator (Verificator) en vult u de velden in het gedeelte Authenticator (Verificator) in. 6 Tik op Save (Opslaan). Een CDA-profiel opgeven Op de instellingenpagina CDA Report (CDA-rapport) selecteert u een profiel uit de lijst Active Configuration (Actieve configuratie). Een CDA-profiel verwijderen 1 Tik op de instellingenpagina CDA Report (CDA-rapport) op Config (Configuratie). 2 Selecteer het CDA-profiel dat u wilt verwijderen in de CDA List (CDA-lijst) en tik op Delete (Verwijderen). Gerelateerde onderwerpen DICOM Instellingen voor connectiviteit Op de instellingenpagina Connectivity (Connectiviteit) kunt u de systeemlocatie opgeven en opties voor waarschuwingen opgeven voor als de interne opslag vol is. U kunt ook instellingen voor connectiviteit importeren en exporteren. U kunt ook draadloze certificaten beheren en instellingen voor DICOM, een optionele functie, opgeven. Zie DICOM op pagina Het systeem instellen

55 De instellingenpagina Connectivity (Connectiviteit) weergeven 1 Tik op MORE (Meer) en tik vervolgens op System Settings (Systeeminstellingen). 2 Tik op Connectivity (Connectiviteit) in de lijst aan de linkerzijde. Connectivity De systeemlocatie opgeven De locatie die u in de instellingen Connectivity (Connectiviteit) opgeeft, vertegenwoordigt de actieve locatie van het systeem. Op de instellingenpagina Connectivity (Connectiviteit) selecteert u een locatie uit de lijst Location (Locatie). Waarschuwingen over opslag ontvangen Let op 35% Als het pictogram voor beschikbare opslagruimte niet in het systeemstatusgebied verschijnt, kan de interne opslag defect zijn. Neem contact op met de technische ondersteuning van FUJIFILM SonoSite (zie Help op pagina 1-2). Op de instellingenpagina Connectivity (Connectiviteit) selecteert u Internal Storage Capacity Alert (Waarschuwing capaciteit interne opslag). Er wordt een bericht weergegeven als de interne opslag de maximale capaciteit bereikt als u een onderzoek beëindigt. Gerelateerde onderwerpen Instellingen voor netwerkstatus DICOM Instellingen voor connectiviteit importeren en exporteren U kunt alle instellingen voor locatie en connectiviteit importeren en exporteren van en naar een ander SonoSite X-Porte-systeem. Tot deze instellingen horen DICOM-configuratiegegevens voor locatie, draadloze instellingen, archiveringshulpmiddelen, printers, servers voor vastlegging opslag en MPPS-servers. Het systeem instellen 3-13

56 Het systeem importeert geen IP-adressen of AE-titels als u configuratiegegevens van een ander systeem importeert. Let op Verwijder de USB-stick niet en schakel het ultrasone systeem niet uit tijdens het exporteren om verlies van gegevens of het beschadigen van de USB-stick te voorkomen. Stoot ook niet tegen de USB-stick of oefen geen druk uit op de USB-stick terwijl deze op het systeem is aangesloten. De connector kan daardoor breken. Instellingen voor connectiviteit importeren 1 Sluit de USB-stick die de instellingen bevat aan (zie USB-stick aansluiten om te importeren of exporteren op pagina 2-7). 2 Tik op de instellingenpagina Connectivity (Connectiviteit) op DICOM Setup (DICOM-setup). 3 Tik op Config (Configuratie). 4 Tik op Import (Importeren). 5 Selecteer de USB-stick en tik vervolgens op Import (Importeren). Het systeem wordt opnieuw opgestart. Alle configuraties op het systeem worden vervangen door geïmporteerde gegevens. Instellingen voor connectiviteit exporteren 1 Sluit een USB-stick aan (zie USB-stick aansluiten om te importeren of exporteren op pagina 2-7). 2 Tik op de instellingenpagina Connectivity (Connectiviteit) op DICOM Setup (DICOM-setup). 3 Tik op Config (Configuratie). 4 Tik op Export (Exporteren). 5 Selecteer de USB-stick en tik vervolgens op Export (Exporteren). Alle configuraties op de USB-stick worden vervangen door geëxporteerde gegevens. Vijf seconden nadat de export is voltooid, kunt u de USB-stick veilig verwijderen en deze gebruiken om de gegevens op een ander SonoSite X-Porte-systeem te importeren. DICOM Met gebruik van gegevens in de DICOM-standaard (Digital Imaging and Communications in Medicine) kan het ultrasone systeem de volgende acties uitvoeren: Gegevens van een patiënt patiëntonderzoek overdragen naar een archiveringshulpmiddel, DICOM-printer of server voor vastlegging opslag (zie Archiveren en exporteren op pagina 4-48). Importeer patiëntgegevens vanuit een werklijst (zie Patiëntgegevens invoeren op pagina 4-37) Het systeem instellen

57 Exporteer onderzoeksgegevens als DICOMDIR-bestanden naar een USB-opslagapparaat (zie Instellingen voor USB op pagina 3-41). Het systeem voldoet aan de DICOM-norm zoals wordt gespecificeerd in de SonoSite X-Porte DICOM Conformiteitsverklaring die beschikbaar is op De SonoSite X-Porte DICOM Conformiteitsverklaring biedt informatie over het doel, de kenmerken, de configuratie en de specificaties van de netwerkverbindingen die door het systeem worden ondersteund. Het systeem kan via een lokaal netwerk (LAN) worden verbonden met de volgende apparaten: PACS-archiveringshulpmiddelen (Picture Archive and Communication Systems) Werklijstservers MPPS-servers (Modality Performed Procedure Step) DICOM-printers Servers voor vastlegging opslag Het systeem kan naar een of meerdere apparaten overdragen en worden verbonden met meerdere netwerken, afhankelijk van hoe u het systeem configureert. In het DICOM-logbestand worden netwerkfouten en -gebeurtenissen verzameld, doorgaans ter ondersteuning van diagnose (zie Logbestanden op pagina 3-29). Gerelateerde onderwerpen Logbestanden Instellingen voor CDA-rapport Instellingen voor netwerkstatus Instellingen voor connectiviteit Routeringselecties Het systeem voor DICOM-overdracht configureren Om het systeem te configureren voor een DICOM-overdracht, voert u de volgende taken uit (doorgaans uitgevoerd door een netwerkbeheerder of PACS-manager): 1 Maak een back-up van standaardinstellingen voor DICOM-configuratie op een USB-stick die u op een veilige locatie bewaart. U kunt zo nodig de standaardinstellingen herstellen. Zie Instellingen voor connectiviteit importeren en exporteren op pagina Maak verbinding met het netwerk. Zie Verbinding maken met het netwerk op pagina Vul de configuratiepagina's voor locaties en apparaten in. Zie DICOM-configuratiepagina's op pagina Koppel apparaten aan locaties. Zie Apparaten aan locaties koppelen op pagina Het systeem instellen 3-15

58 Verbinding maken met het netwerk Voordat u het systeem voor DICOM-overdracht configureert, moet u verbinding maken met het netwerk. U kunt via Ethernet of draadloos verbinding maken. Via Ethernet verbinding maken met het netwerk Het SonoSite X-Porte ultrasone systeem moet zijn aangesloten op een standaard 10/100/ 1000-Ethernet-netwerk. Apparaten die worden aangesloten op de Ethernet-poort van het systeem moeten voldoen aan de normen IEC of IEC Sluit de Ethernet-kabel aan op de Ethernet-poort op de achterzijde van het dock (zie Poorten op pagina 2-24). Als het systeem is ingeschakeld, geeft het lampje voor de LAN-koppeling (groene LED) naast de Ethernet-aansluiting de fysieke aansluiting op het netwerk aan. 2 Zie DICOM-configuratiepagina's op pagina 3-17 voor het configureren en opslaan van een locatie met de juiste netwerkinstellingen. Draadloos verbinding maken met het netwerk Draadloze connectiviteit is een gelicentieerde functie. Zie DICOM-configuratiepagina's op pagina 3-17 voor het configureren en opslaan van een locatie met de juiste netwerkinstellingen. Het pictogram voor draadloos geeft de status van de draadloze verbinding aan (het aantal witte balkjes geeft de sterkte van de verbinding aan). (Optioneel) Draadloze certificaten importeren of verwijderen Als uw beveiligingsschema dit vereist, kunt u draadloze certificaten importeren. Het systeem ondersteunt de volgende bestandstypen: CER, PFX en PVK. Let op Verwijder de USB-stick niet en schakel het ultrasone systeem niet uit tijdens het exporteren om verlies van gegevens of het beschadigen van de USB-stick te voorkomen. Stoot ook niet tegen de USB-stick of oefen geen druk uit op de USB-stick terwijl deze op het systeem is aangesloten. De connector kan daardoor breken. 1 Tik op MORE (Meer) en tik vervolgens op System Settings (Systeeminstellingen). 2 Tik op Connectivity (Connectiviteit) in de lijst aan de linkerzijde Het systeem instellen

59 3 Tik op de instellingenpagina Connectivity (Connectiviteit) op Wireless Certificates (Draadloze certificaten). Er verschijnt een lijst met certificaten op het systeem. 4 Voer een van de volgende acties uit: Certificaten importeren: sluit de USB-stick met de certificaten aan (zie USB-stick aansluiten om te importeren of exporteren op pagina 2-7). Controleer of er niet meer dan 20 certificaten op het systeem en de USB-stick staan. Verwijder zo nodig certificaten. Tik vervolgens op Import (Importeren). Opmerkingen Certificaten op de USB-stick vervangen certificaten op het systeem. Certificaten verwijderen: selecteer de certificaten die moeten worden verwijderd en tik vervolgens op Delete (Verwijderen). 5 Tik op Done (Gereed). 6 Start het systeem opnieuw op. DICOM-configuratiepagina's Hieronder staan de verschillende DICOM-configuratiepagina's: Location (Locatie) Configuratie voor netwerkinstellingen, inclusief instellingen voor een draadloze netwerkverbinding. Hier kunt u ook opgeven welke apparaten u aan dat netwerk wilt koppelen. Configureer bijvoorbeeld een locatie met de naam 'Kantoor' en koppel vervolgens een printer en archiveringshulpmiddel aan de locatie. U kunt maximaal acht locaties configureren (zie Apparaten aan locaties koppelen op pagina 3-26). Archive (Archief) Configuratie voor PACS-archiveringshulpmiddelen, apparaten voor het opslaan van patiëntonderzoeken (beelden en clips). Er kan slechts één archiveringshulpmiddel per locatie in uitvoering zijnde overdrachten van beelden ontvangen. U kunt maximaal vier archiveringshulpmiddelen per locatie koppelen. Printer Configuratie voor DICOM-printers voor het afdrukken van beelden. U kunt maximaal twee printers per locatie koppelen. Storage Commit (Vastlegging opslag) Configuratie voor servers voor vastlegging opslag, apparaten die verantwoordelijkheid nemen voor en ontvangst bieden van inhoud die door het ultrasone systeem wordt verzonden. Worklist (Werklijst) Configuratie voor werklijstservers, apparaten die gegevens over geplande procedures bij de patiënt bevatten. U kunt de gegevens in het patiëntformulier importeren (zie Patiëntgegevens invoeren op pagina 4-37). MPPS Configuratie voor MPPS-servers, apparaten die gedetailleerde informatie over het uitgevoerde onderzoek coördineren. U kunt één MPPS-server per locatie koppelen. Het systeem instellen 3-17

60 Een nieuwe locatie of een nieuw apparaat configureren Opmerkingen Als de configuratie wordt gewijzigd, moet het systeem opnieuw worden opgestart. 1 Tik op MORE (Meer) en tik vervolgens op System Settings (Systeeminstellingen). 2 Tik op Connectivity (Connectiviteit) in de lijst aan de linkerzijde. 3 Tik op de instellingenpagina Connectivity (Connectiviteit) op DICOM Setup (DICOM-setup). 4 Tik op Config (Configuratie). 5 Selecteer een configuratiepagina in de DICOM-lijst. 6 Tik op New (Nieuw). 7 Voltooi de velden voor het instellen van de configuratie en tik op Save (Opslaan). Een locatie of apparaat verwijderen 1 Selecteer op de juiste configuratiepagina de naam in de lijst met locaties of apparaten. 2 Tik op Delete (Verwijderen). 3 Tik op Yes (Ja) om het verwijderen te bevestigen. 4 Tik op Done (Gereed). Velden voor instellen configuratie Location (Locatie) Verplichte velden zijn aangegeven met een asterisk. Name (Naam) De unieke netwerknaam voor het ultrasone systeem. SonoSite is de standaard. Alias De naam die de netwerklocatie van het ultrasone systeem identificeert. AE Title (AE-titel) De DICOM Application Entity-titel. Port (Poort) Het poortnummer van het apparaat. Doorgaans wordt IP-poort 104 aan DICOM toegewezen. DHCP Indien gewenst kunt u Dynamic Host Configuration Protocol inschakelen. De velden voor IP-adres, subnetmasker en standaardgateway zijn niet langer beschikbaar Het systeem instellen

61 IP Address (IP-adres) Unieke identificatie van de locatie van het ultrasone systeem. Kan niet tussen en liggen. Subnet Mask (Subnetmasker) Identificeert een subdivisie van het netwerk. De standaardwaarde is Default Gateway (Standaardgateway) Het IP-adres waar het netwerk met een ander netwerk wordt verbonden. Kan niet tussen en liggen. Transfer Images (Beelden overdragen) Geef op wanneer beelden moeten worden overgedragen: tijdens of na afloop van het onderzoek. JPEG Compression (JPEG-compressie) Selecteer High (Hoog), Medium (Middel) of Low (Laag). Een hoge compressie heeft een kleine bestandsgrootte maar minder detail. Selecteer Low (Laag) voor de beste beeldkwaliteit. Zie Beperkingen van JPEG-indeling op pagina Wireless (Draadloos) Selecteer deze optie als u een draadloze locatie configureert. De volgende velden zijn beschikbaar voor draadloze netwerkverbindingen: Profile Name (Profielnaam) De naam van het profiel dat voor deze locatie is ingesteld. U kunt maximaal 10 profielen hebben voor elke draadloze locatie. Network Name (SSID) (Netwerknaam (SSID)) De SSID (Service Set Identifier) van de netwerknaam voor de router. Security Policy (Beveiligingsbeleid) Beveiligingstype dat het netwerk verifieert: Open Geen beveiliging. WEP of SHARED WEP (Gedeelde WEP) De volgende velden worden weergegeven: Encryption (Versleuteling) Versleutelingstype (64-bits of 128-bits). Key index (Sleutelindex) WEP-sleutelindex 1-4. De netwerklocatie waar een specifieke sleutel wordt opgeslagen. Key (Sleutel) WEP-sleutelwaarde om gegevens te versleutelen. RADIUS Remote Access Dial-Up User Service x Sleuteluitwisseling. De volgende velden worden weergegeven: Authentication Type (Type verificatie) U kunt een van de volgende opties selecteren: Het systeem instellen 3-19

62 EAP-TLS Extensible Authentication Protocol-Transport Layer Security (Protocol-transportlaagbeveiliging met uitbreidbare verificatie). De volgende velden worden weergegeven: User Name (Gebruikersnaam) Naam van de aangewezen gebruiker. Client Certificate (Clientcertificaat) Selecteer uit de lijst van op het systeem geïnstalleerde clientcertificaten. Private Key (Privésleutel) Eén sleutel van een paar (openbaar en privé) die alleen aan de opdrachtgever wordt verstrekt en nooit wordt gedeeld. Private Key Password (Wachtwoord privésleutel) Een unieke combinatie van letters en symbolen waarmee te gebruiker toegang verkrijgt. Certification Authority (Autoriteit certificaat) Valideert de authenticatieserver of autoriteit van het certificaat. De lijst wordt gegenereerd met behulp van draadloze certificaten die u hebt geïmporteerd (zie (Optioneel) Draadloze certificaten importeren of verwijderen op pagina 3-16). Selecteer het gewenste certificaat in de lijst. EAP-PEAPv0 User Name (Gebruikersnaam) Naam van de aangewezen gebruiker. Password (Wachtwoord) Een unieke combinatie van letters en symbolen waarmee te gebruiker toegang verkrijgt. Certification Authority (Autoriteit certificaat) Valideert de authenticatieserver of autoriteit van het certificaat. De lijst wordt gegenereerd met behulp van draadloze certificaten die u hebt geïmporteerd (zie (Optioneel) Draadloze certificaten importeren of verwijderen op pagina 3-16). Selecteer het gewenste certificaat in de lijst. WPA of WPA2 Beschermde Wi-Fi-toegang. De volgende velden worden weergegeven: Authentication (Verificatie) Indien u PERSONAL (Persoonlijk) selecteert, wordt het veld Passphrase (Wachtwoordzin) weergegeven; voer de gedeelde WPA-sleutel in die gebruikt is bij het configureren van de router. Encryption (Versleuteling) Versleutelingsprotocol voor de router. Authentication Type (Type verificatie) U kunt een van de volgende opties selecteren: EAP-TLS Extensible Authentication Protocol-Transport Layer Security (Protocol-transportlaagbeveiliging met uitbreidbare verificatie). De volgende velden worden weergegeven: User Name (Gebruikersnaam) Naam van de aangewezen gebruiker. Client Certificate (Clientcertificaat) Selecteer uit de lijst van op het systeem geïnstalleerde clientcertificaten. Private Key (Privésleutel) Eén sleutel van een paar (openbaar en privé) die alleen aan de opdrachtgever wordt verstrekt en nooit wordt gedeeld Het systeem instellen

63 Private Key Password (Wachtwoord privésleutel) Een unieke combinatie van letters en symbolen waarmee te gebruiker toegang verkrijgt. Certification Authority (Autoriteit certificaat) Valideert de authenticatieserver of autoriteit van het certificaat. De lijst wordt gegenereerd met behulp van draadloze certificaten die u hebt geïmporteerd (zie (Optioneel) Draadloze certificaten importeren of verwijderen op pagina 3-16). Selecteer het gewenste certificaat in de lijst. EAP-PEAPv0 Extensible Authentication Protocol-Protected Extensible Authentication Protocol (Protocol-beschermde uitbreidbaar verificatieprotocol, met uitbreidbare verificatie). De volgende velden worden weergegeven: User Name (Gebruikersnaam) Naam van de aangewezen gebruiker. Password (Wachtwoord) Een unieke combinatie van letters en symbolen waarmee te gebruiker toegang verkrijgt. Certification Authority (Autoriteit certificaat) Valideert de authenticatieserver of autoriteit van het certificaat. De lijst wordt gegenereerd met behulp van draadloze certificaten die u hebt geïmporteerd (zie (Optioneel) Draadloze certificaten importeren of verwijderen op pagina 3-16). Selecteer het gewenste certificaat in de lijst. Archiveringshulpmiddel Verplichte velden zijn aangegeven met een asterisk. Name (Naam) Naam netwerkhost voor een archiveringsprogramma. Alias Gepersonaliseerde naam voor een archiveringsprogramma. AE Title (AE-titel) De DICOM Application Entity-titel van het archiveringshulpmiddel. Images (Beelden) Hier kunt u definiëren hoe beelden naar het archiveringshulpmiddel worden verzonden. De selectiemogelijkheden zijn RGB (niet-gecomprimeerd), Mono (niet-gecomprimeerd) of JPEG. Image Type (Beeldtype) Lijst met beeldtypen van het archiveringshulpmiddel, op basis van de vastleggingsmodus. IP Address (IP-adres) Een unieke identificatie voor het archiveringshulpmiddel. Port (Poort) Het poortnummer van het apparaat. Doorgaans wordt IP-poort 104 aan DICOM toegewezen. Het systeem instellen 3-21

64 Ping (Pingen) Tik om te bepalen of het IP-adres toegankelijk is. Op het systeem wordt OK of Failed (Mislukt) weergegeven. Exclude Video Clips (Videoclips uitsluiten) Als dit selectievakje is ingeschakeld, worden alleen beelden (geen videoclips) overgedragen. Alleen beschikbaar als Image Type (Beeldtype) ingesteld staat op Ultrasound (Ultrasoon). Include CDA (CDA opnemen) Selecteer dit selectievakje om het CDA-rapport naar het archiveringshulpmiddel te verzenden. Include SR (SR opnemen) Selecteer dit selectievakje om het gestructureerde rapport naar het archiveringshulpmiddel te verzenden. Educational (Educatief) Selecteer dit selectievakje om het archiveringshulpmiddel aan de routeringselectie Educational (Educatief) te koppelen. Zie Routeringselecties op pagina Printer Verplichte velden zijn aangegeven met een asterisk. Name (Naam) Naam netwerkhost voor een printer. Alias Gepersonaliseerde naam voor een printer. IP Address (IP-adres) Een unieke identificatie voor de printer. Port (Poort) Het poortnummer van het apparaat. Doorgaans wordt IP-poort 104 aan DICOM toegewezen. AE Title (AE-titel) De DICOM Application Entity-titel van de printer. Ping (Pingen) Selecteer dit om te bepalen of het IP-adres toegankelijk is. Op het systeem wordt OK of Failed (Mislukt) weergegeven. Model Lijst met Agfa-, Codonics- en Kodak-printermodellen. Als uw model niet staat vermeld, kiest u een algemeen model aan het einde van de lijst Het systeem instellen

65 Film Size (Filmgrootte) Door de printer ondersteunde filmgrootten. Film Type (Filmtype) Door de printer ondersteund filmmedium. Destination (Bestemming) Waar de film wordt geplaatst nadat deze is afgedrukt. Format (Indeling) Aantal kolommen en rijen in de afdruk. Orientation (Oriëntatie) Indeling van de film. Settings (Instellingen) Bepaalt hoe beelden naar de printer worden verzonden, als kleurenbeelden (RGB) of monochrome beelden. Copies (Exemplaren) Aantal afgedrukte exemplaren van elk beeld. Priority (Prioriteit) Hoe belangrijk de afdruktaak is. Max Maximale dichtheid van de zwarte waarde (in honderden van optische dichtheid [OD]). Min Minimale dichtheid van de witte waarde (in honderden van optische dichtheid [OD]). Border (Rand) Dichtheid van de gebieden rond en tussen filmbeelden (in honderden van optische dichtheid [OD]). Empty (Leeg) Lege beelddichtheid (in honderden van optische dichtheid [OD]). Magnification (Vergroting) Type interpolatie dat tijdens afdrukken wordt gebruikt. Configure (Configureren) Printerspecifieke configuratiewaarde. Bij gebruik van algemene printerinstellingen zijn er geen configuratiestrings beschikbaar. Het systeem instellen 3-23

66 Vastlegging opslag Verplichte velden zijn aangegeven met een asterisk. Name (Naam) Unieke netwerknaam voor de server voor vastlegging opslag. SonoSite is de standaardnaam. Alias Naam die de netwerklocatie van de server voor vastlegging opslag identificeert. AE Title (AE-titel) De DICOM Application Entity-titel. IP Address (IP-adres) Unieke identificatie van de server voor vastlegging opslag. Port (Poort) Het poortnummer van het apparaat. Doorgaans wordt IP-poort 104 aan DICOM toegewezen. Ping (Pingen) Tik om te bepalen of het IP-adres toegankelijk is. Op het systeem wordt OK of Failed (Mislukt) weergegeven. Werklijst Verplichte velden zijn aangegeven met een asterisk. Name (Naam) Naam netwerkhost voor een werklijstserver. Alias Gepersonaliseerde naam voor een werklijstserver. AE Title (AE-titel) De Application Entity-titel. Worklist (Werklijst) Beperkt de zoekopdracht tot patiëntprocedures die zijn gepland voor: Vandaag; Gisteren, vandaag, morgen; Alle. This Device Only (Alleen dit apparaat) Beperkt de zoekopdracht tot patiëntprocedures die voor het systeem zijn gepland op basis van de AE-titel Het systeem instellen

67 Modality (Modaliteit) US (Ultrasound) is het standaardproceduretype. IP Address (IP-adres) Een unieke identificatie voor de werklijstserver. Port (Poort) Het poortnummer van het apparaat. Doorgaans wordt IP-poort 104 aan DICOM toegewezen. Automatic Query (Automatisch zoeken) Hiermee wordt automatisch zoeken in- of uitgeschakeld. Occurs Every (Vindt plaats elke) Dit is de duur tussen automatische updates bij automatisch zoeken. Start Time (Starttijd) Dit is de starttijd voor de automatische update (weergegeven in 24-uursklok) bij automatisch zoeken. Ping (Pingen) Tik om te bepalen of het IP-adres toegankelijk is. Op het systeem wordt OK of Failed (Mislukt) weergegeven. MPPS Verplichte velden zijn aangegeven met een asterisk. Name (Naam) Naam netwerkhost voor de MPPS-server. Alias De naam die de netwerklocatie van het MPPS-systeem identificeert. AE Title (AE-titel) De DICOM Application Entity-titel. IP Address (IP-adres) Een unieke identificatie van de MPPS-server. Port (Poort) Het poortnummer van het apparaat. Doorgaans wordt IP-poort 104 aan DICOM toegewezen. Ping (Pingen) Tik om te bepalen of het IP-adres toegankelijk is. Op het systeem wordt OK of Failed (Mislukt) weergegeven. Het systeem instellen 3-25

68 Apparaten aan locaties koppelen Voor elke locatie selecteert u welke apparaten (archiveringshulpmiddelen en printers) de gegevens die u overdraagt, moeten ontvangen, welke archiveringshulpmiddelen u wilt aanwijzen als MPPS-server of server voor vastlegging opslag en van welke werklijstserver u gegevens wilt ontvangen. Nadat deze selecties zijn voltooid, selecteert u de locatie die u wilt gebruiken. Opmerkingen Als de configuratie wordt gewijzigd, moet het systeem opnieuw worden opgestart. Apparaten aan een locatie koppelen De apparaten moeten zijn geconfigureerd voordat u ze kunt koppelen. Zie Een nieuwe locatie of een nieuw apparaat configureren op pagina Tik op MORE (Meer) en tik vervolgens op System Settings (Systeeminstellingen). 2 Tik op Connectivity (Connectiviteit) in de lijst aan de linkerzijde. 3 Tik op de instellingenpagina Connectivity (Connectiviteit) op DICOM Setup (DICOM-setup). 4 Selecteer de locatie van het systeem in de lijst Location (Locatie). 5 In de lijst met apparaten vinkt u het selectievakje naast een of meer archiveringshulpmiddelen, printers of werklijstservers aan. U kunt maximaal twee printers, vier archiveringshulpmiddelen en één werklijstserver selecteren voor elke locatie. Er kan slechts één archiveringshulpmiddel worden geselecteerd voor het ontvangen van in uitvoering zijnde overdrachten. Bij geselecteerde apparaten ziet u een vinkje in de linkerkolom. 6 Indien u de MPPS-service wilt gebruiken, koppelt u de MPPS-server aan het archiveringshulpmiddel: a Vink het vakje aan van de MPPS-server die u wilt gebruiken. (MPPS-servers worden bijna aan het einde van de lijst weergegeven.) b Vink het selectievakje van het archiveringshulpmiddel aan. c Vink het selectievakje aan in de MPPS-kolom van het archiveringshulpmiddel. 7 Indien u de service vastlegging opslag wilt gebruiken, koppelt u de server voor vastlegging opslag aan het archiveringshulpmiddel: a Vink het selectievakje aan voor de gewenste server voor vastlegging opslag. (Servers voor vastlegging opslag worden aan het einde van de lijst weergegeven.) b Vink het selectievakje voor het archiveringshulpmiddel aan. c Vink het selectievakje aan in de SC-kolom van het archiveringshulpmiddel. 8 Voltooi eventuele aanvullende configuratietaken en klik vervolgens op Done (Gereed) Het systeem instellen

69 Apparaten van een locatie loskoppelen 1 Tik op MORE (Meer) en tik vervolgens op System Settings (Systeeminstellingen). 2 Tik op Connectivity (Connectiviteit) in de lijst aan de linkerzijde. 3 Tik op de instellingenpagina Connectivity (Connectiviteit) op DICOM Setup (DICOM-setup). 4 Selecteer de locatie in de lijst Location (Locatie). 5 Voer een van de volgende acties uit: Om een printer, archiveringshulpmiddel of werklijstserver te ontkoppelen, selecteert u dit selectievakje. Om een MPPS-server los te koppelen van een archiveringshulpmiddel, selecteert u het selectievakje voor de MPPS-server. Om een server voor vastlegging opslag los te koppelen van een archiveringshulpmiddel, selecteert u het selectievakje voor de server voor vastlegging opslag. Om een archiveringshulpmiddel los te koppelen van alle servers, maakt u de selectie van het selectievakje ongedaan en selecteert u het weer opnieuw. 6 Tik op Done (Gereed). De verbindingsstatus van apparaten controleren 1 Tik op de instellingenpagina Connectivity (Connectiviteit) op DICOM Setup (DICOM-setup). 2 Tik op Verify (Controleren) om te bevestigen dat de gekoppelde apparaten verbonden zijn. (Als Verify (Controleren) niet beschikbaar is, controleert u de kabel en draadloze verbindingen. Start het systeem opnieuw op als u de configuratie hebt veranderd. Raadpleeg uw systeembeheerder als het probleem aanhoudt.) De verbindingsstatus van het apparaat wordt weergegeven in de kolom Status: Failed (Mislukt) DICOM kan niet met het apparaat communiceren. Success (Geslaagd) DICOM kan met het apparaat communiceren. Unknown (Onbekend) Het apparaat ondersteunt de C-ECHO niet (bijvoorbeeld een zoekopdracht controleren). Het systeem instellen 3-27

70 Instellingen voor datum en tijd WAARSCHUWING: Een juiste datum en tijd zijn cruciaal voor het verkrijgen van juiste verloskundige berekeningen. Controleer elke keer voordat u het systeem gebruikt of de datum en tijd juist zijn. De instellingenpagina Date and Time (Datum en tijd) weergeven 1 Tik op MORE (Meer) en tik vervolgens op System Settings (Systeeminstellingen). 2 Tik op Date and Time (Datum en tijd) in de lijst aan de linkerzijde. Date and Time Datum en tijd instellen Voer het volgende uit op de instellingenpagina Date and Time (Datum en tijd): Voer in de vakken Date (Datum) het huidige jaar, de huidige maand en dag in. Voer in de vakken Time (Tijd) de huidige tijd in uren en minuten in. Selecteer Use Time on Time Server (Tijd op tijdserver gebruiken) en voer het Server Address (Serveradres) in om de systeemtijd van een tijdserver te verkrijgen. Deze opties zijn alleen beschikbaar als de gelicentieerde DICOM-functie op uw systeem is ingeschakeld. Opmerkingen Als u Use Time on Time Server (Tijd op tijdserver gebruiken) selecteert, kunt u de Date (Datum) en Time (Tijd) niet bewerken. Als u de Date (Datum) en Time (Tijd) wilt bewerken, dient de selectie van Use Time on Time Server (Tijd op tijdserver gebruiken) ongedaan te maken. Selecteer Daylight Savings Time (Zomer- of wintertijd) om op te geven dat het systeem automatisch afstelt op zomer- en wintertijd. Deze optie is alleen beschikbaar als u Use Time on Time Server (Tijd op tijdserver gebruiken) selecteert. Selecteer uw tijdzone in de lijst Time Zone (Tijdzone) Het systeem instellen

71 Instellingen voor weergave-informatie Op de instellingenpagina Display Information (Weergave-informatie) kunt u opgeven welke details tijdens beeldvorming op de klinische monitor worden weergegeven. De instellingenpagina Weergave-informatie weergeven 1 Tik op MORE (Meer) en tik vervolgens op System Settings (Systeeminstellingen). 2 Tik op Display Information (Weergave-informatie) in de lijst aan de linkerzijde. Display Information Details opgeven die worden weergegeven op de klinische monitor Op de instellingenpagina Display information (Weergave-informatie) selecteert u instellingen in de volgende gedeelten: Patient Header (Koptekst voor patiëntgegevens) Informatie die wordt weergegeven in de koptekst voor patiëntgegevens, inclusief Patient Name (Naam patiënt), Patient ID (Patiënt-ID), Department ID (Afdelings-ID), User (Gebruiker), Institution (Instelling) en Date and Time (Datum en tijd). Mode Data (Modusgegevens) Informatie voor 2D, Doppler, Color (Kleur) of M Mode (M-mode). Logbestanden Op de instellingenpagina Logs (Logbestanden) kunt u de volgende logbestanden bekijken: User (Gebruiker) Hier wordt informatie verzameld over aanmeldingen van gebruikers en het maken van gebruikers, alsmede informatie over wanneer het logbestand is geëxporteerd of gewist. DICOM Hier worden netwerkfouten en -gebeurtenissen verzameld, doorgaans ter ondersteuning van diagnoses (zie DICOM op pagina 3-14). Assert (Bevestiging) Hier worden processor-uitzonderingen en door software gegenereerde bevestigingen verzameld ter ondersteuning van diagnoses. Het bevestigingslogbestand is alleen zichtbaar voor gebruikers met beheerdersrechten. System (Systeem) Hier worden fouten en gebeurtenissen verzameld ter ondersteuning van diagnoses. Het systeemlogbestand is alleen zichtbaar voor gebruikers met beheerdersrechten. De logbestanden zijn tekstbestanden die u kunt openen in een tekstverwerkende toepassing (bijvoorbeeld Kladblok of TextEdit). U kunt de logbestanden exporteren naar een USB-stick en ze op een pc lezen. De inhoud van logbestanden wordt opgeslagen als er invoeren worden gegenereerd. De logbestanden hebben beperkte ruimte en als ze vol zijn, wordt bestaande inhoud overschreven. Het systeem instellen 3-29

72 De instellingenpagina voor logbestanden weergeven 1 Tik op MORE (Meer) en tik vervolgens op System Settings (Systeeminstellingen). 2 Tik op Logs (Logbestanden) in de lijst aan de linkerzijde. Logs Een logbestand exporteren Let op Verwijder de USB-stick niet en schakel het ultrasone systeem niet uit tijdens het exporteren om verlies van gegevens of het beschadigen van de USB-stick te voorkomen. Stoot ook niet tegen de USB-stick of oefen geen druk uit op de USB-stick terwijl deze op het systeem is aangesloten. De connector kan daardoor breken. 1 Sluit een USB-stick aan (zie USB-stick aansluiten om te importeren of exporteren op pagina 2-7). 2 Tik op de instellingenpagina Logs (Logbestanden) op het logbestand. 3 Tik op Export (Exporteren). Er wordt een lijst met USB-apparaten weergegeven. 4 Selecteer de juiste USB-stick en tik op Export (Exporteren). 5 Tik op Yes (Ja) om het exporteren te bevestigen. Vijf seconden nadat de export is voltooid, kunt u de USB-stick veilig verwijderen. Een logbestand wissen 1 Tik op de instellingenpagina Logs (Logbestanden) op het logbestand. 2 Tik op Clear (Wissen) om alle tekst te wissen. 3 Tik op Yes (Ja) om het verwijderen te bevestigen. Gerelateerde onderwerpen DICOM Instellingen voor netwerkstatus De instellingenpagina Network Status (Netwerkstatus) geeft informatie weer over de volgende dingen van het systeem: IP-adres, locatie, subnetmasker, standaardgateway, draadloos netwerk SSID, aangesloten BSSID, draadloos MAC-adres, het Ethernet MAC-adres, evenals de signaalsterkte wanneer aangesloten op een draadloos netwerk Het systeem instellen

73 De instellingenpagina Network Status (Netwerkstatus) weergeven 1 Tik op MORE (Meer) en tik vervolgens op System Settings (Systeeminstellingen). 2 Tik op Network Status (Netwerkstatus) in de lijst aan de linkerzijde. Network Status Gerelateerde onderwerpen Instellingen voor connectiviteit DICOM Instellingen voor voeding en accu Op de instellingenpagina Power and Battery (Voeding en accu) kunt u de periode van inactiviteit opgeven voordat het systeem naar de slaapstand overgaat of wordt uitgeschakeld. De instellingenpagina Power and Battery (Voeding en accu) weergeven 1 Tik op MORE (Meer) en tik vervolgens op System Settings (Systeeminstellingen). 2 Tik op Power and Battery (Voeding en accu) in de lijst aan de linkerzijde. Power and Battery Voedingsinstellingen opgeven Selecteer op de instellingenpagina Power and Battery (Voeding en accu) uit de volgende lijsten: Sleep Delay (Vertraging slaapstand) Selecteer Off (Uit) of 5 of 10 minuten om de periode van inactiviteit op te geven voordat de slaapstand wordt geactiveerd. Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld als het in de slaapstand staat en de acculading minder dan 14% wordt. Opmerkingen Het systeem gaat niet naar de slaapstand over als het zich in de proceduremodus bevindt (zie Bedieningselementen in 2D op pagina 4-9) of als het systeem onderzoeken archiveert of exporteert. Power Delay (Vertraging voeding) Selecteer Off (Uit), of 15 of 30 minuten om de periode van inactiviteit op te geven voordat het systeem automatisch wordt uitgeschakeld. Het systeem instellen 3-31

74 Instellingen voor voorinstellingen De instellingenpagina Presets (Voorinstellingen) bevat instellingen voor algemene voorkeuren, helderheid, labels, onderzoekstypen en instellingen voor gebruikersprofielen. U kunt deze instellingen exporteren en importeren. De instellingenpagina Presets (Voorinstellingen) weergeven 1 Tik op MORE (Meer) en tik vervolgens op System Settings (Systeeminstellingen). 2 Tik op Presets (Voorinstellingen) in de lijst aan de linkerzijde. Presets Algemene voorkeuren Algemene voorkeuren instellen Selecteer op de instellingenpagina Presets (Voorinstellingen) uit de volgende lijsten: Opmerkingen Het wijzigen van de Doppler Scale (Dopler-schaal) of Units (Eenheden) zorgt ervoor dat alle metingen en berekeningen gewist wordt voor het huidige onderzoek. Doppler Scale (Doppler-schaal) Selecteer cm/s of khz. Opmerkingen Sommige berekeningen zijn niet beschikbaar als het systeem is ingesteld op khz. Thermal Index (Thermische index) Selecteer TIS, TIB of TIC. De instelling wordt voor de huidige sessie bewaard. Als het onderzoek is beëindigd of een andere transducer of ander onderzoekstype wordt geselecteerd, wordt de standaardinstellingen van het onderzoekstype gebruikt. Units (Eenheden) Eenheden voor de lengte en het gewicht van de patiënt in cardiale onderzoeken: in/ft/lbs of cm/m/kg. Auto Save Patient Form (Patiëntformulier automatisch opslaan) Als deze optie is ingeschakeld, wordt het patiëntformulier opgeslagen als een beeld in het onderzoek van de patiënt. Generate Patient ID (Patiënt-ID genereren) Als deze optie is ingeschakeld, genereert het systeem automatisch een unieke patiënt-id als een onderzoek wordt gestart vanuit het patiëntformulier, tenzij handmatig of vanuit de werklijst een patiënt-id wordt ingevoerd. Deze optie kan worden gebruikt voor bepaalde workflows. Prefix Hiermee wordt een prefix-string gedefinieerd die voor het begin van de automatisch gegenereerde patiënt-id wordt geplaatst. Zo kunt u later eenvoudig zoeken naar de patiënt-id op het 3-32 Het systeem instellen

75 systeem voor beeldopslag. Deze optie is alleen beschikbaar als de optie Generate Patient ID (Patiënt-ID genereren) is ingeschakeld. Helderheid U kunt de helderheid van de klinische monitor of het aanraakpaneel afstellen ter compensatie voor de hoeveelheid licht in de kamer waar het systeem wordt gebruikt. Helderheid aanpassen Voer een of beide van de volgende opties uit op de instellingenpagina Presets (Voorinstellingen): Versleep de schuifknop Monitor Brightness (Helderheid monitor). Het bereik loopt van Versleep de schuifknop Touch Panel Brightness (Helderheid aanraakpaneel). Het bereik loopt van Labels U kunt vooraf gedefinieerde labels aanpassen, nieuwe labels maken, labels verwijderen en instellen of labels worden gewist als beelden weer worden geactiveerd. Vooraf gedefinieerde labels beheren Elk onderzoekstype ondersteunt maximaal 35 vooraf gedefinieerde labels. 1 Tik op de instellingenpagina Presets (Voorinstellingen) op Labels. 2 Tik op een onderzoekstype en voer een van de volgende acties uit: Om een label aan te passen, tikt u erop en bewerkt u de tekst in het tekstvak aan de bovenzijde van het formulier. Tik op Apply (Toepassen). Om een nieuw label te maken, tikt u op een leeg label en voert u de naam van het nieuwe label in het tekstvak in. Tik op Apply (Toepassen). Om een label te verwijderen, tikt u naast het label op de X. Tik op Reset (Resetten) om de labels naar de standaardinstelling te resetten. Om een nieuw onderzoekstype te selecteren, tikt u op Exam Type (Onderzoekstype). Bewaren van labels bij opnieuw activeren opgeven U kunt opgeven dat alle labels van een beeld worden gewist als u het beeld opnieuw activeert. 1 Tik op de instellingenpagina Presets (Voorinstellingen) op Labels. 2 Selecteer Clear Labels on Unfreeze (Labels wissen bij opnieuw activeren). Het systeem instellen 3-33

76 Onderzoekstypen Het systeem toont zowel door het systeem gedefinieerde als door de gebruiker gedefinieerde onderzoekstypen, georganiseerd per transducer. U kunt geen door de gebruiker gedefinieerde onderzoekstypen tussen transducers delen. Onderzoekstypen beheren 1 Tik op de instellingenpagina Presets (Voorinstellingen) op Exam Types (Onderzoekstypen). 2 Tik op de transducer met het onderzoekstype dat u wilt beheren. Opmerkingen Als de transducer met het onderzoekstype dat u wilt beheren, niet wordt weergegeven, controleert u of de transducer op het systeem is aangesloten. 3 Voer een van de volgende acties uit: (Alleen door de gebruiker gedefinieerde onderzoekstypen) Om het onderzoekstype te hernoemen, tikt u op de naam van het onderzoekstype en voert u een nieuwe naam in. (Alleen door de gebruiker gedefinieerde onderzoekstypen) Om het onderzoekstype te verwijderen, tikt u op het verwijder-pictogram. Om het onderzoekstype te tonen of te verbergen in de lijst met transducers en onderzoekstypen, tikt u op het selectievakje naast het onderzoekstype in de kolom. Om het onderzoekstype opnieuw in te delen, tikt u erop en tikt u vervolgens op Up (Omhoog) of Down (Omlaag). Tik op Transducer om terug te keren naar de lijst met transducers en onderzoekstypen. 4 Tik op Done (Gereed). Onderzoekstypen aanpassen U kunt een door de gebruiker gedefinieerd onderzoekstype aanmaken door een willekeurig onderzoekstype aan te passen aan de hand van uw favoriete instellingen. Als u het nieuwe onderzoekstype selecteert, gebruikt het systeem automatisch de instellingen die u hebt opgegeven. Het systeem toont door de gebruiker gedefinieerde onderzoekstypen naast de oorspronkelijke onderzoekstypen in de lijst met transducerselecties. U kunt maximaal vijf aangepaste onderzoekstypen aanwijzen voor elke combinatie standaardonderzoekstype/transducer. U kunt bijvoorbeeld vijf verschillende onderzoekstypen aanpassen voor het abdomen op de P21xp-transducer en vijf verschillende onderzoekstypen voor het abdomen op de C60xp-transducer Het systeem instellen

77 U kunt door de gebruiker gedefinieerde onderzoekstypen hernoemen, verwijderen, exporteren, tonen, verbergen, opnieuw rangschikken en importeren. Zie Instellingen voor voorinstellingen op pagina Een onderzoekstype aanpassen 1 Selecteer een transducer en onderzoekstype (zie Transducer- en onderzoekstype selecteren op pagina 2-17). 2 Stel de bedieningselementen voor beeldvorming af op uw favoriete instellingen. U kunt instellingen instellen voor versterking, automatische versterking, diepte, dynamisch bereik, beeldoriëntatie, doorloopsnelheid, kleureninstellingen, Color Doppler-type, Doppler-inversie, Doppler-correctiehoek, wandfilterniveau, schaal, basislijn, geluidsvolumeniveau, optimalisatie, weergave middenlijn en Doppler-trace. 3 Tik op Save Exam Type (Onderzoekstype opslaan). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 4 Tik in het venster Save User-Defined Exam (Door de gebruiker gedefinieerd onderzoek opslaan) op New (Nieuw). 5 Voer een naam in voor het onderzoekstype in het onderzoeksvak en tik vervolgens op Save (Opslaan). Het onderzoekstype moet een uniek naam hebben. Een door de gebruiker gedefinieerd onderzoekstype wijzigen 1 Stel de bedieningselementen voor beeldvorming af op de nieuwe instellingen. 2 Tik op Save Exam Type (Onderzoekstype opslaan). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 3 In het venster Save User-Defined Exam (Door de gebruiker gedefinieerd onderzoek opslaan) tikt u op het onderzoekstype en vervolgens op Update (Bijwerken). De eerder opgeslagen instellingen worden overschreven door de huidige instellingen. Instellingen voor gebruikersprofielen Een opstartmodus opgeven U kunt opgeven in welke modus het systeem zich bevindt bij het opstarten, het beëindigen van een onderzoek of het aanmelden. 1 Tik op de instellingenpagina Presets (Voorinstellingen) op User Profile (Gebruikersprofiel). 2 Selecteer in het gedeelte Startup (Opstarten) een optie: Start Select Screen (Selectiebeginscherm) Hiermee wordt het beginscherm weergegeven, waar u opties hebt voor scannen, patiëntinformatie invoeren, een transducer en onderzoekstype selecteren of visuele handleidingen bekijken. Het systeem instellen 3-35

78 Scanning (Scannen) Geeft het 2D-beeldvormingsscherm weer. Transducer/Exam Select (Transducer/onderzoek selecteren) Hiermee worden de opties weergegeven voor het selecteren van transducers en onderzoekstypen. Patient Info (Patiëntgegevens) Hiermee wordt het patiëntformulier weergegeven. Automatisch de werklijst doorzoeken vanaf een streepjescodescanner WAARSCHUWING: Kijk niet recht in de straal om oogletsel te voorkomen. De streepjescodescanner is een laserproduct klasse 2. U kunt opgeven dat het systeem de werklijst doorzoekt voor patiëntinformatie wanneer u een streepjescode van een patiënt-id scant. 1 Tik op de instellingenpagina Presets (Voorinstellingen) op User Profile (Gebruikersprofiel). 2 Selecteer Bar Code Auto Query (Automatische zoekopdracht streepjescode). De voetschakelaar programmeren U kunt de functie van de linker- en rechtervoetschakelaar specificeren: None (Geen), Save Video Clip (Videoclip opslaan), Record (Opnemen), Freeze (Stilzetten), Save Image (Beeld opslaan) of Print (Afdrukken). 1 Tik op de instellingenpagina Presets (Voorinstellingen) op User Profile (Gebruikersprofiel). 2 Selecteer opties uit de lijsten Footswitch (L) (Voetschakelaar L) en Footswitch (R) (Voetschakelaar R). Aangepaste bedieningselementen configureren Standaard bevinden zich naast het bedieningselement Freeze (Stilzetten) tijdens live beeldvorming de bedieningselementen Print (Afdrukken), Save Image (Beeld opslaan), Save Video Clip (Videoclip opslaan) en End Exam (Onderzoek beëindigen). Het bedieningselement Auto (Automatische) versterking verschijnt net boven End Exam (Onderzoek beëindigen). U kunt de functie van deze bedieningselementen opgeven. 1 Tik op de instellingenpagina Presets (Voorinstellingen) op User Profile (Gebruikersprofiel). 2 Selecteer opties uit de lijsten Program Control A (Bedieningselement A programmeren), Program Control B (Bedieningselement B programmeren), Program Control C (Bedieningselement C programmeren) en Program Control D (Bedieningselement D programmeren). De geselecteerde opties voor Program Control A (Bedieningselement A programmeren) en Program Control B (Bedieningselement B programmeren) worden links van het bedieningselement Freeze (Stilzetten) op het aanraakpaneel weergegeven. De geselecteerde opties voor Program Control C (Bedieningselement C programmeren) en Program Control D (Bedieningselement D programmeren) worden rechts van het bedieningselement Freeze (Stilzetten) op het aanraakpaneel weergegeven Het systeem instellen

79 Bedieningselementen resetten U kunt het venster More Controls (Meer bedieningselementen) resetten naar de standaardinstelling. Als u bedieningselementen hebt verplaatst van het venster More Controls (Meer bedieningselementen) naar de balk Controls (Bedieningselementen), worden de bedieningselementen uit de balk Controls (Bedieningselementen) verwijderd als ze worden gereset. Evenzo worden bedieningselementen die u hebt verplaatst van de balk Controls (Bedieningselementen) naar het venster More Controls (Meer bedieningselementen) verplaatst als deze bedieningselementen worden gereset. 1 Tik op de instellingenpagina Presets (Voorinstellingen) op User Profile (Gebruikersprofiel). 2 Tik op Reset More Controls (Meer bedieningselementen resetten). De toets Learn (Leren) tonen of verbergen U kunt opgeven dat het systeem de toets Learn (Leren) op het aanraakpaneel verbergt. Als u de toets Learn (Leren) verbergt, kunt u de visuele handleidingen nog steeds openen door Learn (Leren) in het menu More (Meer) te selecteren. 1 Tik op de instellingenpagina Presets (Voorinstellingen) op User Profile (Gebruikersprofiel). 2 Maak de selectie van Show Learn Button (Leertoets tonen) ongedaan. Importeren en exporteren Als u importeert of exporteert vanaf de instellingenpagina Presets (Voorinstellingen), importeert en exporteert u alle labels, onderzoekstypen, gebruikersaccounts en systeeminstellingen, behalve instellingen voor connectiviteit. Opmerkingen U moet beheerdersrechten hebben om labels, onderzoekstypen, gebruikersaccount en systeeminstellingen te importeren of exporteren. Importeren of exporteren Als u importeert vanaf de instellingenpagina Presets (Voorinstellingen), worden alle systeemvoorkeuren op het systeem vervangen door de geïmporteerde voorkeuren. Als u exporteert vanaf de instellingenpagina Presets (Voorinstellingen), worden alle systeemvoorkeuren op de USB-stick vervangen door de geëxporteerde voorkeuren. 1 Plaats een USB-stick. Het systeem instellen 3-37

80 2 Voer op de pagina Presets (Voorinstellingen) een of beide van de volgende opties uit: Om labels, onderzoekstypen, gebruikersaccounts en systeeminstellingen te importeren, tikt u op Import (Importeren) en vervolgens op Yes (Ja). Selecteer de gewenste USB-stick en tik vervolgens op Import (Importeren). Alle labels, onderzoekstypen, gebruikersaccounts en systeeminstellingen worden vervangen door die van de USB-stick. Om labels, onderzoekstypen, gebruikersaccounts en systeeminstellingen te exporteren, tikt u op Export (Exporteren) en vervolgens op Yes (Ja). Selecteer de gewenste USB-stick en tik vervolgens op Export (Exporteren). Er wordt een kopie van alle labels, onderzoekstypen, gebruikersaccounts en systeeminstellingen opgeslagen op de USB-stick. Wachtwoorden voor gebruikersaccounts zijn versleuteld. Routeringselecties Met routeringselecties kunt u regelen waar patiëntonderzoeken worden gearchiveerd. U kunt een of meerdere routeringselecties aan een onderzoek koppelen. Het systeem ondersteunt drie routeringselecties: Diagnoses Educatief/accreditatie Procedureel U kunt de routeringselectie voor educatief/accreditatie koppelen aan een DICOM-archiveringsapparaat (zie Educatieve DICOM-archiveringshulpmiddelen opgeven op pagina 3-39). Gerelateerde onderwerpen DICOM Het systeem instellen

81 Routeringselecties aan onderzoeken koppelen Wanneer u een of meer routeringselecties aan een onderzoek koppelt, geeft het systeem de routeringselecties in het patiëntrapport weer en in het werkblad voor acute zorg (als de gelicentieerde optie voor werkbladen voor acute zorg is geïnstalleerd). Zie Werkbladen en rapporten op pagina U kunt een onderzoek aan een routeringselectie koppelen tijdens een onderzoek of nadat het onderzoek is beëindigd. Opmerkingen Als u een archiveringshulpmiddel opgeeft als een educatief archiveringshulpmiddel (zie Een educatief archiveringshulpmiddel opgeven op pagina 3-40), worden onderzoeken die niet aan een routeringselectie zijn gekoppeld, niet naar een archiveringshulpmiddel overgedragen. Om een onderzoek aan een routeringselectie te koppelen nadat het onderzoek is beëindigd, raadpleegt u Een routeringselectie na een onderzoek koppelen. Een routeringselectie tijdens een onderzoek koppelen 1 Tik op PATIENT (Patiënt). 2 Selecteer een of meer routeringselecties in het gedeelte Routing Selection (Routeringselectie) van het patiëntformulier. Een routeringselectie na een onderzoek koppelen Als u de routeringselectie wijzigt nadat een onderzoek is beëindigd, wordt het patiëntrapport bijgewerkt. 1 Tik op REVIEW (Bekijken). 2 Tik op Patient List (Patiëntlijst). 3 Selecteer het selectievakje naast het onderzoek en tik vervolgens op Route Exam (Onderzoek routeren). 4 Selecteer een of meerdere opties in het gedeelte Routing Selection (Routeringselectie). Educatieve DICOM-archiveringshulpmiddelen opgeven Als u de routeringselectie voor educatief/accreditatie koppelt aan een DICOM-archiveringshulpmiddel, worden onderzoeken die met de routeringselectie voor educatief/accreditatie worden geassocieerd naar dat archiveringshulpmiddel gearchiveerd. Archiveringshulpmiddelen die niet als educatief zijn gespecificeerd, zijn procedurele (facturerings)archiveringshulpmiddelen. Het systeem archiveert onderzoeken die zijn gekoppeld aan de diagnostische en procedurele routeringselecties naar deze archiveringshulpmiddelen. Het systeem instellen 3-39

82 Als u geen archiveringshulpmiddel opgeeft als educatief archiveringshulpmiddel, worden onderzoeken die zijn gekoppeld aan de routeringselectie voor educatief/accreditatie ook naar het procedurele (facturerings)archiveringshulpmiddel verzonden. Als een onderzoek aan meer dan één routeringselectie is gekoppeld, wordt het onderzoek zowel naar het procedurele (facturerings)archiveringshulpmiddel als naar het educatieve archiveringshulpmiddel gearchiveerd. Een educatief archiveringshulpmiddel opgeven Opmerkingen Als u een archiveringshulpmiddel opgeeft als een educatief archiveringshulpmiddel, worden onderzoeken die niet aan een routeringselectie zijn gekoppeld, niet naar een archiveringshulpmiddel overgedragen. Om een onderzoek aan een routeringselectie te koppelen nadat het onderzoek is beëindigd, raadpleegt u Een routeringselectie na een onderzoek koppelen op pagina Zorg dat het systeem is geconfigureerd voor DICOM-overdracht. Zie DICOM op pagina Tik op MORE (Meer) en tik vervolgens op System Settings (Systeeminstellingen). 2 Tik op Connectivity (Connectiviteit). 3 Tik op de systeeminstellingenpagina Connectivity (Connectiviteit) op DICOM Setup (DICOM-setup). 4 Tik op Config (Configuratie). 5 Selecteer uit de lijst DICOM de configuratiepagina Archive (Archiveren) voor het archiveringshulpmiddel. 6 Selecteer Educational (Educatief). 7 Tik op Done (Gereed). Instellingen voor systeeminformatie Op de instellingenpagina System Information (Systeeminformatie) worden de hardware- en softwareversies van het systeem, de patenten en licentie-informatie weergegeven. Zie ook Softwarelicenties op pagina 7-3. De instellingenpagina System Information (Systeeminformatie) weergeven 1 Tik op MORE (Meer) en tik vervolgens op System Settings (Systeeminstellingen). 2 Tik op System Information (Systeeminformatie) in de lijst aan de linkerzijde. System Information 3-40 Het systeem instellen

83 Instellingen voor USB Op de instellingenpagina USB kunt u informatie bekijken over aangesloten USB-apparaten, waaronder beschikbare ruimte. U kunt ook een bestandsindeling en opties opgeven voor beelden en videoclips in patiëntonderzoeken die u naar een USB-stick exporteert. Ook kunt u het automatisch exporteren van beëindigde onderzoeken inschakelen. De instellingenpagina USB weergeven 1 Tik op MORE (Meer) en tik vervolgens op System Settings (Systeeminstellingen). 2 Tik op USB in de lijst aan de linkerzijde. USB Exportopties opgeven 1 Tik op de instellingenpagina USB op een Exam Type (Onderzoekstype). Met DICOM Export (DICOM-export) worden DICOMDIR-bestanden gemaakt die leesbaar zijn door een DICOM-lezer. DICOM is een optionele functie. Met Multimedia Export (Multimedia-export) worden bestanden in een standaardmappenstructuur georganiseerd. Exports van videoclips in MJPEG-indeling worden opgeslagen als AVI. FUJIFILM SonoSite raadt Windows Media Player of QuickTime 7.0 of later aan om deze videoclips te bekijken. 2 Selecteer een Image Format (Beeldindeling) voor uw exporttype. Voor de JPG-beeldindeling dient u ook een JPEG-compressie te selecteren. Een hoge compressie heeft een kleine bestandsgrootte, maar is minder gedetailleerd (zie Beperkingen van JPEG-indeling op pagina 3-42). De beeldindeling is op zowel stilstaande beelden als videoclips van toepassing. Voor optimale DICOM-beeldkwaliteit selecteert u RGB-beeldindeling en lage compressie. 3 (Alleen Multimedia Export (Multimedia-export)) Selecteer een sorteervolgorde uit de lijst Sort By (Sorteren op). 4 Selecteer Auto Export (Automatisch exporteren) om beëindigde onderzoeken automatisch te exporteren. Zie ook Patiëntonderzoeken automatisch naar een USB-stick exporteren op pagina Het systeem instellen 3-41

84 5 (Alleen DICOM Export (DICOM-export)) Voer een van de volgende acties uit: Include efilm Lite (efilm Lite opnemen) om een exemplaar van de beeldviewer efilm Lite op te nemen bij onderzoeken die u exporteert naar een USB-stick. Zie Beeldviewer efilm Lite op pagina Include CDA (CDA opnemen) om het CDA-rapport te exporteren. Zie Instellingen voor CDA-rapport op pagina Include SR (SR opnemen) om het gestructureerde rapport op te nemen. 6 Tik op Done (Gereed). Beperkingen van JPEG-indeling Als u beelden in JPEG-indeling overdraagt of exporteert, gebruikt het systeem compressie met verlies. Compressie met verlies kan beelden opleveren die minder absolute details hebben dan BMP-indeling en die niet identiek zijn aan de oorspronkelijke beelden. JPEG-instellingen: Instelling Laag Middel Hoog Kwaliteitsniveau 100%; het verschil tussen het gecomprimeerde en niet-gecomprimeerde beeld is bijna 0. 90%; gebruikelijk verlies van alleen hoogfrequente inhoud (er treedt geringe vermindering op aan de structuurranden in het beeld). 75%; gebruikelijk verlies van details Opmerking De verhouding van de beeldgrootte zonder compressie ten opzichte van de beeldgrootte met compressie is afhankelijk van de inhoud van het beeld. In sommige situaties zijn beelden die met verlies zijn gecomprimeerd, mogelijk niet geschikt voor klinisch gebruik. Voor meer informatie over beelden die met verlies zijn gecomprimeerd, kunt u vakliteratuur raadplegen Het systeem instellen

85 Beeldviewer efilm Lite U kunt een exemplaar van de beeldviewer efilm Lite opnemen bij onderzoeken die u exporteert naar een USB-stick in DICOM-indeling (zie Exportopties opgeven op pagina 3-41). Met efilm Lite kunt u DICOM-geformatteerde beelden bekijken op een Windows-computer. efilm Lite is opgenomen in de gelicentieerde DICOM-functie. Beeldviewer efilm Lite starten na het exporteren van onderzoeken 1 Sluit de USB-stick op uw computer aan. 2 Toon de inhoud van de USB-stick. 3 Dubbelklik op efilmlite.bat. 4 efilmlite.bat start het uitvoerbare bestande in de map efilmlite. De map efilmlite bevat de efilm Lite-software en verwante bestanden. Raadpleeg ook de efilm Lite-gebruikershandleiding, een PDF-bestand in de map efilmlite. Het systeem instellen 3-43

86 3-44 Het systeem instellen

87 HOOFDSTUK 4 Beeldvorming In dit gedeelte wordt beeldvorming met het X-Porte ultrasone systeem beschreven. Beeldvormingsmodi In dit gedeelte worden de beeldvormingsmodi beschreven die beschikbaar zijn op het ultrasone systeem. X-Porte biedt vier verschillende beeldvormingsmodi: 2D (raadpleeg 2D op pagina 4-2), Kleur (raadpleeg Kleur op pagina 4-4), Doppler (raadpleeg Doppler op pagina 4-5) en M-mode (raadpleeg M Mode op pagina 4-2). U kunt 2Dof kleurenbeelden in de dubbele weergave bekijken (raadpleeg Dubbele weergave op pagina 4-6). Raadpleeg Bedieningselementen voor beeldvorming op pagina 4-8 voor informatie over het gebruik van de bedieningselementen. Opmerking Raadpleeg Transducer- en onderzoekstype selecteren op pagina 2-17 voor een lijst met beeldvormingsmodi die beschikbaar zijn per transducer en onderzoekstype. Gerelateerde onderwerpen Als u de weergave-indeling wijzigt (bijvoorbeeld van één beeld naar dubbele weergave of door de weergave-indeling te wijzigen), kunnen de beelden overlappen. Als de M-lijn of D-lijn zich nabij de zijkant van het beeld bevindt, kan de lijn worden verborgen. Schakel de trace uit of aan om de M-lijn of D-lijn te tonen. Doppler Kleur M Mode D Dubbele weergave Bedieningselementen voor beeldvorming Beeldvorming 4-1

88 Bedieningselementen in 2D Bedieningselementen in Kleur Bedieningselementen in Doppler Bedieningselementen in M-mode D 2D is de standaardmodus voor beeldvorming van het systeem. Het systeem geeft echo's in een tweedimensionale weergave weer door een helderheidsniveau toe te wijzen op basis van de signaalamplitude van de echo. Stel de versterking, de diepte-instellingen, de kijkhoek, het onderzoekstype en de helderheid van het display goed af voor de beste beeldkwaliteit. Selecteer bovendien een optimalisatie-instelling die het beste overeenkomt met uw behoeften. Scannen in 2D 1 Voer een van de volgende acties uit: Tik op 2D. Tik in Transducers & Exams (Transducers en onderzoeken) op SCAN (Scannen). 2 Pas de bedieningselementen zoals gewenst aan. Zie Bedieningselementen in 2D op pagina 4-9. Gerelateerde onderwerpen Bedieningselementen in 2D M Mode Motion-modus (M Mode) valt onder 2D. De modus biedt een trace van het 2D-beeld die in de loop van de tijd wordt weergegeven. Een afzonderlijke ultrasoonbundel wordt uitgezonden en de gereflecteerde signalen worden als stippen met verschillende intensiteiten weergegeven, waardoor er lijnen op het scherm worden gemaakt. Als u op M Mode (M-mode) tikt, verschijnt de M-lijn. U kunt de M-lijn naar het interessegebied slepen voordat u de doorloop van de M-mode weergeeft. 4-2 Beeldvorming

89 Scannen in M-mode 1 Tik op M Mode (M-mode). De M-lijn verschijnt. 2 Sleep de M-lijn naar de gewenste positie. 3 Doe het volgende om de doorloop van de M-mode weer te geven: a Pas zo nodig de diepte aan. Zie Diepte en versterking aanpassen op pagina b Tik op Start (Starten) of Update (Bijwerken). Als Update (Bijwerken) verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. c Voer een van de volgende acties uit: Tik op Stop (Stoppen) en Start (Starten) om de doorloop van de M-mode te stoppen en te starten. Tik op Sweep Speed (Doorloopsnelheid) en tik vervolgens op een doorloopsnelheid: Fast (Snel), Medium (Gemiddeld) of Slow (Langzaam). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. De doorloop van de M-Mode en 2D-beeldvorming zijn actief totdat het beeld wordt stilgezet. Tik op Update (Bijwerken) om de weergave van 2D en de bedieningen en berekeningen van de M-Mode in of uit te schakelen. 4 Pas de bedieningselementen zoals gewenst aan. Zie Bedieningselementen in M-mode op pagina Gerelateerde onderwerpen Bedieningselementen in M-mode Beeldvorming 4-3

90 Kleur Met kleurenbeeldvorming wordt de aanwezigheid, snelheid en richting van de bloedstroom naar en vanaf de transducer weergegeven. In kleurenmodus wordt de bloedstroom in kleur weergegeven in het gebied binnen het gemarkeerde vak. Scannen in Kleur 1 Tik op Color (Kleur). Het kleurenvak verschijnt. 2 Plaats het kleurenvak en pas de afmetingen zoals gewenst aan: Versleep het vak om dit te plaatsen. Voer een van de volgende acties uit om de afmetingen aan te passen: Knijp of spreid het vak. Versleep de handgreep. Een groen kader geeft aan dat de status van de wijziging actief is. Het huidige kader op de klinische monitor blijft grijs totdat u stopt met bewegen of uw vinger van het paneel haalt. Voer een van de volgende opties uit om te sturen (alleen lineaire transducers): Veeg naar links of rechts. Tik op Steering (Sturen) en selecteer een hoek. 3 Pas de bedieningselementen zoals gewenst aan. Zie Bedieningselementen in Kleur op pagina Gerelateerde onderwerpen Bedieningselementen in Kleur Beeldvorming

91 Doppler Doppler-beeldvorming is de weergave van een spectrum van flowsnelheden in de loop van de tijd. De amplitude van het signaal wordt weergegeven als een grijstint. Doppler-beeldvorming kan worden gebruikt om alle typen beweging weer te geven, inclusief de bloedstroom en beweging van weefsel. Pulsed wave (PW), pulsed wave Tissue Doppler Imaging (PW TDI) en continuous wave (CW) Doppler zijn beschikbaar. CW Doppler heeft geen specifiek bereik. Als u op Doppler tikt, verschijnt de D-lijn. U kunt de D-lijn plaatsen, de grootte van de gate aanpassen of de hoek van de D-lijn corrigeren voordat u de Doppler-trace weergeeft. Scannen in Doppler 1 Tik op Doppler. De D-lijn verschijnt 2 Voer indien nodig een van de volgende opties uit: Plaats de D-lijn door de lijn naar links of naar rechts te slepen. Pas de grootte van de gate aan met behulp van een van de volgende methoden: Knijp de gate samen of vergoot de gate met uw vingers. Tik op Gate Size (Grootte gate). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 3 Pas de hoek aan met behulp van een van de volgende methoden: Sleep de hoekcursor naar de juiste hoek. Tik op een van de vooraf ingestelde hoeken op het scherm: +60, 0 of -60. Beeldvorming 4-5

92 Tik op Angle Correct (Hoekcorrectie). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 4 Selecteer in het cardiale onderzoekstype een van de volgende modi: PW - Pulsed wave Doppler CW - Continuous wave Doppler TDI - Tissue Doppler Imaging 5 Tik op Start (Starten) of Update (Bijwerken). De spectrale trace verschijnt. 6 Tik op het 2D-beeld of op de spectrale trace om deze te activeren of tik op Update (Bijwerken) om te wisselen tussen het 2D-beeld en de trace om verdere aanpassingen te maken. Gerelateerde onderwerpen Bedieningselementen in Doppler Dubbele weergave In dubbele weergave worden 2D- en Kleur-beelden naast elkaar weergegeven. Het systeem ondersteunt afzonderlijke beeldinformatie voor elke dubbele weergave, bijvoorbeeld diepte en oriëntatiemarkeerders. U kunt wisselen tussen de twee beelden en een aantal bedieningselementen afzonderlijk aanpassen (bijvoorbeeld diepte en versterking). U kunt frames in de cine-buffer voor beide dubbele beelden afzonderlijk bekijken. Scannen in dubbele weergave 1 Tik op Dual (Dubbele weergave). Wanneer Dual (Dubbele weergave) is ingeschakeld, is het bedieningselement gemarkeerd. Dual Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 4-6 Beeldvorming

93 2 Voer een van de volgende acties uit om een beeld actief te maken: Tik op het rechter- of linkerbeeld. Tik op Update (Bijwerken) om te wisselen tussen het rechter- en linkerbeeld. Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. Wanneer u overschakelt naar een directe beeldvorming, blijven de instellingen van het laatste beeld behouden. 3 Pas de bedieningselementen zoals gewenst aan. Zie Bedieningselementen in 2D op pagina 4-9 en Bedieningselementen in Kleur op pagina Tik nogmaals op Dual (Dubbele weergave) om deze uit te schakelen. Frames bekijken in de cine-buffer in dubbele weergave U kunt onafhankelijke cine-buffers bekijken voor beelden die naast elkaar in de dubbele weergave worden weergegeven. 1 Tik op Dual (Dubbele weergave). Wanneer Dual (Dubbele weergave) is ingeschakeld, is het bedieningselement gemarkeerd. 2 Voer een van de volgende acties uit om een beeld actief te maken: Tik op het rechter- of linkerbeeld. Tik op Update (Bijwerken) om te wisselen tussen het rechter- en linkerbeeld. Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 3 Tik op FREEZE (Stilzetten). 4 Voer een van de volgende acties uit: Versleep de schuifknop. Rechts is vooruitspoelen en links is terugspoelen. Tik op of om één frame vooruit of terug te bladeren. Het huidige framenummer verschijnt op het aanraakpaneel. Het framenummer verandert wanneer u vooruit of terug bladert. Tik op het rechter- of linkerbeeld of tik op Update (Bijwerken) om tussen het rechter- en linkerbeeld te wisselen. Gerelateerde onderwerpen 2D Kleur Bedieningselementen in 2D Bedieningselementen in Kleur Beeldvorming 4-7

94 Bedieningselementen voor beeldvorming Met de beeldvormingsbedieningselementen kunt u het beeld en gerelateerde parameters aanpassen, labels maken, inzoomen en meer. U kunt voor elke beeldvormingsmodus uw favoriete en vaakst gebruikte bedieningselementen in de balk Controls (Bedieningselementen) plaatsen. Deze balk bevindt zich aan de rechterzijde van het aanraakpaneel. U kunt bedieningselementen voor zowel het stilgezette beeld als het livebeeld plaatsen. De resterende bedieningselementen zijn nog steeds toegankelijk in het venster More Controls (Meer bedieningselementen). Welke bedieningselementen beschikbaar zijn, is afhankelijk van de beeldvormingsmodus, de systeemconfiguratie en of het beeld live of stilgezet is. Bedieningselementen openen in het venster More Controls (Meer bedieningselementen) 1 Tik op More Controls (Meer bedieningselementen). 2 Tik indien nodig op de beeldvormingsmodus (bijvoorbeeld 2D) boven in het scherm More Controls (Meer bedieningselementen). (Het bedieningselementen voor de actieve beeldvormingsmodus is blauw.) 2D Meerdere beeldvormingsmodi zijn alleen beschikbaar als een modus de andere bevat. Een voorbeeld: omdat 2D een subset is van M-mode, kunt u kiezen uit bedieningselementen voor zowel 2D als M-mode wanneer u scant in M-mode. 3 Tik op het bedieningselement. 4 Sluit indien nodig het bedieningselement: tik op de X links boven in het bedieningselement of tik op een willekeurige plaats in het venster More Controls (Meer bedieningselementen). Om het venster More Controls (Meer bedieningselementen) te sluiten, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) of op een willekeurige plaats buiten het venster More Controls (Meer bedieningselementen). Bedieningselementen in de bedieningselementenbalk plaatsen 1 Start de beeldvormingsmodus waarvan u de bedieningselementen wilt plaatsen. 2 Als u bedieningselementen op een stilgezet beeld wilt plaatsen, zet u het beeld stil (raadpleeg Beeld stilzetten op pagina 4-27). 3 Tik op More Controls (Meer bedieningselementen). Het venster More Controls (Meer bedieningselementen) verschijnt. 4 Voer de volgende actie uit voor iedere beschikbare beeldvormingsmodus: Tik op de beeldvormingsmodus aan de bovenzijde van het venster (bijvoorbeeld 2D). 4-8 Beeldvorming

95 Sleep elk bedieningselement naar de gewenste plaats op de bedieningselementenbalk. U kunt het bedieningselementen omhoog of omlaag naar een andere plaats slepen of u kunt het terug slepen naar het venster More Controls (Meer bedieningselementen). U kunt maximaal zeven bedieningselementen in de bedieningselementenbalk plaatsen. 5 Om het venster More Controls (Meer bedieningselementen) te sluiten, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) of op een willekeurige plaats buiten het venster More Controls (Meer bedieningselementen). Gerelateerde onderwerpen Bedieningselementen in 2D Bedieningselementen in Kleur Bedieningselementen in M-mode Bedieningselementen in Doppler Bedieningselementen in 2D Raadpleeg Bedieningselementen voor beeldvorming op pagina 4-8 om op te geven welke bedieningselementen in de bedieningselementenbalk worden weergegeven. Sommige bedieningselementen verschijnen alleen wanneer het beeld is stilgezet. Tabel 4-1: 2D-bedieningselementen THI Naam knop SonoMB Beschrijving Tik op dit bedieningselement om Tissue Harmonic Imaging (THI) in te schakelen (gemarkeerd pictogram) of uit te schakelen (pictogram met lichtere kleur). Alleen beschikbaar voor bepaalde transducers en onderzoekstypen. Hiermee schakelt u de SonoMB-beeldvormingstechnologie met meerdere bundels in (gemarkeerd pictogram) en uit (pictogram met lichtere kleur). SonoMB versterkt de 2D-beeldvorming door een doel vanuit meerdere hoeken weer te geven en de gegevens vervolgens samen te voegen of te middelen. Alleen beschikbaar voor bepaalde transducers en onderzoekstypen. Beschikbaar in Live Stilgezet Beeldvorming 4-9

96 Tabel 4-1: 2D-bedieningselementen (vervolg) Beschikbaar in Naam knop Beschrijving Live Stilgezet Update (Bijwerken) Hiermee wordt het beeld bijgewerkt. Door in de dubbele weergave op de bedieningselementen te tikken, wordt de actieve zijde gewisseld van links naar rechts of van rechts naar links. Als u in Doppler en M-mode op het bedieningselement tikt, wordt er tussen de trace of doorloop en het 2D-paneel gewisseld. Needle Profiling (Naaldprofileren) Tik op inschakelen (gemarkeerd pictogram) om de lineaire structuren binnen een geselecteerd hoekbereik te verbeteren en naaldgeleiding mogelijk te maken. Zie Naalden visualiseren op pagina Orientation (Oriëntatie) Tik om de beeldoriëntatie te selecteren en het beeld met de transducer uit te lijnen op: Upper Right (Rechtsboven), Upper Left (Linksboven), Lower Left (Linksonder), Lower Right (Rechtsonder). Res/Gen/Pen De instellingen volgen hieronder: Res biedt de best mogelijke resolutie. Gen biedt een balans tussen resolutie en doordringingsvermogen. Pen biedt het best mogelijke doordringingsvermogen. Hiermee wordt het beeld geoptimaliseerd door een specifieke groep instellingen toe te passen, zoals brandpuntzones, grootte van de apertuur, frequentie (midden en bandbreedte), lijndichtheid en golfvorm. Het uiterlijk en aantal optimalisatie-instellingen van deze toets worden bepaald door de geselecteerde transducer en het geselecteerde onderzoekstype. Dual (Dubbele weergave) Tik om dit bedieningselement in te schakelen (gemarkeerd pictogram) om beelden naast elkaar weer te geven waarvoor u bepaalde bedieningselementen (bijvoorbeeld diepte en versterking) afzonderlijk kunt aanpassen. Door op het rechter- of linkerbeeld te tikken (of op Update (Bijwerken) te tikken) met dubbele weergave ingeschakeld, wordt het beeld actief. Zie Dubbele weergave op pagina Beeldvorming

97 Tabel 4-1: 2D-bedieningselementen (vervolg) Sector Video Clip Settings (Instellingen voor videoclips) Needle Guide (Naaldgeleider) ECG Naam knop Beschrijving Bedieningselement AutoGain (Automatische versterking): door de instelling aan te passen richting de positieve zijde worden beelden helderder wanneer u op AutoGain (Automatische versterking) tikt en door de instelling aan te passen richting de negatieve zijde worden beelden donkerder wanneer u op AutoGain (Automatische versterking) tikt. Tik op AutoGain (Automatische versterking) om het bedieningselement beschikbaar te maken (raadpleeg Versterking op pagina 4-26). Tik op dit bedieningselement en versleep vervolgens de schuifknop (het bereik is -6 tot +6) of tik op +3, 0 of -3. Het bedieningselement AutoGain Adjust (Automatische versterking aanpassen) is uitgeschakeld wanneer u een actie uitvoert waardoor AutoGain (Automatische versterking) wordt uitgeschakeld, zoals de diepte wijzigen. Hiermee kan de breedte van de sector worden opgegeven. Tik op dit bedieningselement en tik vervolgens op Narrow (Smal), Medium (Gemiddeld) of Full (Volledig). Stuur sectoren met een gereduceerde grootte naar links of rechts door ergens binnen de sector te slepen. Alleen beschikbaar in het cardiale onderzoekstype voor bepaalde transducers. Zie Videoclips opslaan op pagina Hiermee worden naaldrichtlijnen uit- en ingeschakeld. Raadpleeg de gebruikershandleiding en de CIVCO-producten met FUJIFILM SonoSite-systemen gebruiken voor meer informatie, met inbegrip van een lijst met transducers die met naaldgeleiders kunnen werken, en belangrijke veiligheidsinformatie. Alleen compatibel met de sector Full (Volledig). Hiermee worden opties voor de ECG-trace weergegeven. ECG is alleen beschikbaar in het cardiale onderzoekstype. Zie ECG op pagina Beschikbaar in Live Autogain Adjust (Automatische versterking aanpassen) Stilgezet Beeldvorming 4-11

98 Tabel 4-1: 2D-bedieningselementen (vervolg) Beschikbaar in Naam knop Beschrijving Live Stilgezet Procedure Mode (Proceduremodus) Tik op dit bedieningselement om het in te schakelen (gemarkeerd pictogram) of uit te schakelen (pictogram met lichtere kleur). Hiermee kunt u het beeld ononderbroken bekijken, bijvoorbeeld tijdens een procedure voor het inbrengen van een naald. Wanneer dit bedieningselement is ingeschakeld, zijn de volgende bedieningselementen uitgeschakeld: Dialoogvensters of andere systeemelementen die het beeld blokkeren Slaapstand en automatische uitschakeling Dyn. Range (Dynamisch bereik) Hiermee kan het bereik van de grijsschaal worden aangepast. Tik op het bedieningselement en tik vervolgens op Up (Omhoog) of Down (Omlaag) om een instelling te selecteren: -3, -2, -1, 0, +1, +2 of +3. De geselecteerde instelling wordt zowel op 2D als M-mode toegepast. Het positieve bereik verhoogt het aantal weergegeven grijstinten en het negatieve bereik verkleint het aantal weergegeven grijstinten. Save Exam Type (Onderzoekstype opslaan) Zie Onderzoekstypen aanpassen op pagina Target Depth (Doeldiepte) Meet de afstand van de huidlijn naar een specifiek punt op het beeld. Zie Meten op pagina 5-1 voor instructies. Label Biedt hulpmiddelen waarmee u tekst, pictografen en pijlen op een beeld kunt plaatsen. Zie Beelden van een label voorzien op pagina Zoom (Inzoomen) Hiermee wordt het beeld vergroot. Zie Beeld inzoomen op pagina Centerline (Middenlijn) Hiermee wordt de grafische voorstelling van de middenlijn in- of uitgeschakeld. Zie Gerelateerde onderwerpen op pagina De middenlijn is alleen beschikbaar met bepaalde transducers en is niet beschikbaar in de zoommodus of wanneer Needle Guide (Naaldgeleider) is ingeschakeld. Distance (Afstand) Hiermee kunt u de afstand tussen twee punten meten. Zie Meten op pagina Beeldvorming

99 Tabel 4-1: 2D-bedieningselementen (vervolg) Ellipse (Ellips) Trace Naam knop Calcs (Berekeningen) Acute Care (Acute zorg) Middenlijn Beschrijving Maakt gebruik van een ellips om de omtrek of oppervlakte van een gebied te meten. Zie Meten op pagina 5-1. Hiermee kunt u handmatig een trace maken om een onregelmatige vorm te meten. Zie Meten op pagina 5-1. Zie Over berekeningen op pagina 5-9. De berekeningen voor Acute Care (Acute zorg) zijn onderdeel van de gelicentieerde functie Acute Care (Acute zorg). Zie Berekeningen voor acute zorg op pagina Beschikbaar in Live Stilgezet De grafische voorstelling van de middenlijn wordt uitgelijnd met de middelste markering van de transducer en dient als referentiemarkering voor het midden van het weergegeven beeld. Wanneer u de middenlijnfunctie gebruikt als referentie tijdens een procedure uit de vrije hand, dient u zich er bewust van te zijn dat de middenlijn slechts het midden van het ultrasone beeld weergeeft en geen nauwkeurige voorspelling van het pad dat de naald zal volgen. Zorg dat de oriëntatiemarkeerders op het scherm en de transducer zich aan dezelfde kant bevinden Scanvlak Middenlijn Anatomische functie Afbeelding 4-1 Verband tussen de grafische voorstelling van de middenlijn en de transducer en het ultrasone beeld. Beeldvorming 4-13

100 Kleine kantelingen of rotaties van de transducer kunnen van invloed zijn op het verband tussen de externe referentiepunten en de anatomie die op het ultrasone beeld wordt weergegeven. Afbeelding 4-2 Verband tussen het ultrasone beeld en de transducerhoek of -kanteling. Gerelateerde onderwerpen Beeldvormingsmodi Bedieningselementen voor beeldvorming Bedieningselementen in Kleur Bedieningselementen in M-mode Bedieningselementen in Doppler Beeldvorming

101 Bedieningselementen in Kleur Raadpleeg Bedieningselementen voor beeldvorming op pagina 4-8 om op te geven welke bedieningselementen in de bedieningselementenbalk worden weergegeven. Sommige bedieningselementen verschijnen alleen wanneer het beeld is stilgezet. Tabel 4-2: Bedieningselementen Kleur Beschikbaar in Naam knop Beschrijving Live Stilgezet Color (Kleur) Hiermee kunt u Color (Kleur), Color Power Doppler (CPD) of Variance (Variantie) selecteren. Op de P21xp-transducer in het cardiale onderzoekstype is Variance (Variantie) beschikbaar in plaats van CPD. CPD geeft de amplitude weer en is nuttig voor erg lage flowstatussen. Variance (Variantie) geeft een kleurentoewijzing weer die de turbulentie van de terugstromingsstraal toont. De hoogste snelheden worden in groen weergegeven. Flow State (Flowstatus) Hiermee kunt u de gevoeligheid van de kleurparameters of -instellingen aanpassen om de flowstatus te verbeteren. Het systeem selecteert eerst een instelling op basis van het onderzoekstype. Met High (Hoog) worden hoge flowstatussen, zoals cardiaal, geoptimaliseerd. Met de instelling High (Hoog) worden flash-artefacten tot een minimum beperkt. Met Medium (Gemiddeld) worden gemiddelde flowstatussen, zoals abdominale of arteriële flow, geoptimaliseerd. Met Low (Laag) worden lage flowstatussen, zoals borst of spieren en botten, geoptimaliseerd. Pas het bedieningselement Scale (Schaal) aan voor een nauwkeurigere instelling. Scale (Schaal) Hiermee kan de pulsherhalingsfrequentie (PRF) worden ingesteld. Tik op dit bedieningselement en tik vervolgens op Up (Omhoog) of Down (Omlaag). Wall Filter (Wandfilter) Hiermee worden echo's uit signalen met een lage frequentie gefilterd. Tik om de sterkte van het filter te selecteren: Low (Laag), Med (Gemiddeld) of High (Hoog). Beeldvorming 4-15

102 Tabel 4-2: Bedieningselementen Kleur (vervolg) Naam knop Steering (Sturen) Dual (Dubbele weergave) Invert (Inverteren) Hide Color (Kleur verbergen)/ Show Color (Kleur weergeven) Zoom (Inzoomen) Save Exam Type (Onderzoeksty pe opslaan) Video Clip Settings (Instellingen voor videoclips) Beschrijving (Alleen lineaire transducers) Hiermee wordt de hoek van het kleurenvak bepaald (raadpleeg Bedieningselementen voor beeldvorming op pagina 4-8) en bespaart u werk door de transducer opnieuw te positioneren. Raadpleeg Bedieningselementen in Doppler op pagina 4-20 als u Doppler toevoegt. Tik om dit bedieningselement in te schakelen (gemarkeerd pictogram) om beelden naast elkaar weer te geven waarvoor u bepaalde bedieningselementen (bijvoorbeeld diepte en versterking) afzonderlijk kunt aanpassen. Door op het rechter- of linkerbeeld te tikken (of op Update (Bijwerken) te tikken) met dubbele weergave ingeschakeld, wordt het beeld actief. Zie Dubbele weergave op pagina 4-6. Tik op inschakelen (gemarkeerd pictogram) om de weergegeven richting van de flow om te keren. Dit zorgt ervoor dat de transducer niet opnieuw gepositioneerd hoeft te worden. Invert (Inverteren) is niet beschikbaar wanneer Color (Kleur) is ingesteld op CPD. Hiermee kunt u kleur weergeven en verbergen. Hiermee wordt het beeld vergroot. Zie Beeld inzoomen op pagina Zie Onderzoekstypen aanpassen op pagina Zie Videoclips opslaan op pagina Beschikbaar in Live Stilgezet 4-16 Beeldvorming

103 Tabel 4-2: Bedieningselementen Kleur (vervolg) Naam knop Target Depth (Doeldiepte) Label Distance (Afstand) Ellipse (Ellips) Trace Calcs (Berekeningen) Acute Care (Acute zorg) Beschrijving Meet de afstand van de huidlijn naar een specifiek punt op het beeld. Zie Meten op pagina 5-1 voor instructies. Biedt hulpmiddelen waarmee u tekst, pictografen en pijlen op een beeld kunt plaatsen. Zie Beelden van een label voorzien op pagina Hiermee kunt u de afstand tussen twee punten meten. Zie Meten op pagina 5-1. Maakt gebruik van een ellips om de omtrek of oppervlakte van een gebied te meten. Zie Meten op pagina 5-1. Hiermee kunt u handmatig een trace maken om een onregelmatige vorm te meten. Zie Meten op pagina 5-1. Zie Over berekeningen op pagina 5-9. De berekeningen voor Acute Care (Acute zorg) zijn onderdeel van de gelicentieerde functie Acute Care (Acute zorg). Zie Berekeningen voor acute zorg op pagina Beschikbaar in Live Stilgezet Gerelateerde onderwerpen Kleur Bedieningselementen voor beeldvorming Bedieningselementen in 2D Bedieningselementen in M-mode Bedieningselementen in Doppler Beeldvorming 4-17

104 Bedieningselementen in M-mode In de beeldvormingsmodus M-mode kunt u de volgende bedieningselementen aanpassen naast de meeste 2D-bedieningselementen (raadpleeg Bedieningselementen in 2D op pagina 4-9). Raadpleeg Bedieningselementen voor beeldvorming op pagina 4-8 om op te geven welke bedieningselementen in de bedieningselementenbalk worden weergegeven. Sommige bedieningselementen verschijnen alleen wanneer het beeld is stilgezet. Tabel 4-3: Bedieningselementen van de M-mode Naam knop Dyn. Range (Dynamisch bereik) ECG Save Exam Type (Onderzoekstyp e opslaan) Sweep Speed (Doorloopsnelhei d) Beschrijving Hiermee kan het bereik van de grijsschaal worden aangepast. Tik op het bedieningselement en tik vervolgens op Up (Omhoog) of Down (Omlaag) om een instelling te selecteren: -3, -2, -1, 0, +1, +2 of +3. De geselecteerde instelling wordt zowel op 2D als M-mode toegepast. Het positieve bereik verhoogt het aantal weergegeven grijstinten en het negatieve bereik verkleint het aantal weergegeven grijstinten. Hiermee wordt de ECG-trace weergegeven. ECG is alleen beschikbaar in het cardiale onderzoekstype. Zie ECG op pagina Tik op dit bedieningselement om ECG-opties weer te geven. Zie Onderzoekstypen aanpassen op pagina Beschikbaar wanneer de doorloop van M-mode wordt weergegeven. Hiermee wordt de doorloopsnelheid ingesteld. Tik op dit bedieningselement en selecteer vervolgens de snelheid: Slow (Langzaam), Med (Gemiddeld) of Fast (Snel). Beschikbaar in Live Stilgezet 4-18 Beeldvorming

105 Tabel 4-3: Bedieningselementen van de M-mode (vervolg) Beschikbaar in Naam knop Beschrijving Live Stilgezet Display Format (Weergave-indel ing) Hiermee kunt u de indeling van de 2D-beelden en doorlopende beelden regelen. Tik op dit bedieningselement en tik vervolgens op de opgegeven indeling: 1/3 2D, 2/3 Sweep (Doorloop) 1/2 2D, 1/2 Sweep (Doorloop) 2/3 2D, 1/3 Sweep (Doorloop) Side by Side (Naast elkaar) U kunt de beelden afzonderlijk van elkaar aanpassen. Tik op een beeld om het beeld actief te maken of tik op Update (Bijwerken). Label Biedt hulpmiddelen waarmee u tekst, pictografen en pijlen op een beeld kunt plaatsen. Zie Beelden van een label voorzien op pagina Update (Bijwerken) Tik om de weergave van 2D en de bedieningselementen en berekeningen van de M-mode in of uit te schakelen. Distance Time (Afstand/tijd) Beschikbaar wanneer de doorloop van M-mode wordt weergegeven. Geeft passers weer waarmee u afstand in centimeter en tijd in seconden kunt meten. Zie Basismetingen in M-mode op pagina 5-3. Heart Rate (Hartfrequentie) Beschikbaar wanneer de doorloop van M-mode wordt weergegeven. Biedt passers om de hartfrequentie te meten. Zie Basismetingen in M-mode op pagina 5-3. Gerelateerde onderwerpen M Mode Bedieningselementen voor beeldvorming Bedieningselementen in 2D Bedieningselementen in Kleur Bedieningselementen in Doppler Beeldvorming 4-19

106 Bedieningselementen in Doppler In beeldvorming met Doppler kunt u bedieningselementen in D-lijn aanpassen (raadpleeg Tabel 4-4 op pagina 4-20) en in bladeren door Doppler (raadpleeg Tabel 4-5 op pagina 4-22). Raadpleeg Bedieningselementen voor beeldvorming op pagina 4-8 om op te geven welke bedieningselementen in de bedieningselementenbalk worden weergegeven. Sommige bedieningselementen verschijnen alleen wanneer het beeld is stilgezet. Tabel 4-4: Bedieningselementen in D-lijn Naam knop PW/CW/TDI Steering (Sturen) Angle Correct (Hoekcorrectie) Gate Size (Grootte gate) Zoom (Inzoomen) Save Exam Type (Onderzoekstype opslaan) Video Clip Settings (Instellingen voor videoclips) Beschrijving Selecteer PW (Pulsed Wave Doppler), CW (Continuous Wave Doppler) of TDI (Tissue Doppler Imaging). CW en TDI zijn alleen beschikbaar in het cardiale onderzoekstype. Alleen lineaire transducers. Bepaalt de hoek van de D-lijn. Alleen beschikbaar in PW Doppler. Hiermee wordt de hoek gecorrigeerd. Tik op dit bedieningselement en versleep de schuifknop vervolgens of selecteer een instelling: 0, +60 of -60. U kunt ook de hoek aanpassen door op de dubbele pijlen op de D-lijn te tikken. Tik op Up (Omhoog) om de grootte van de gate te vergroten. Tik op Down (Omlaag) om de grootte van de gate te verkleinen. U kunt de gate ook samenknijpen of vergroten met uw vingers. Hiermee wordt het beeld vergroot. Zie Beeld inzoomen op pagina Zie Onderzoekstypen aanpassen op pagina Zie Videoclips opslaan op pagina Beschikbaar in Live Stilgezet 4-20 Beeldvorming

107 Tabel 4-4: Bedieningselementen in D-lijn (vervolg) Beschikbaar in Naam knop Beschrijving Live Stilgezet Display Format (Weergave-indeling) Hiermee kunt u de indeling van de 2D-beelden en doorlopende beelden regelen. Tik op dit bedieningselement en tik vervolgens op de opgegeven indeling: 1/3 2D, 2/3 Sweep (Doorloop) 1/2 2D, 1/2 Sweep (Doorloop) 2/3 2D, 1/3 Sweep (Doorloop) Side by Side (Naast elkaar) Full 2D, Full Sweep (Volledige 2D, volledige doorloop) U kunt de beelden afzonderlijk van elkaar aanpassen. Tik op een beeld om het beeld actief te maken of tik op Update (Bijwerken). Update (Bijwerken) Hiermee wordt het beeld bijgewerkt. Door in de dubbele weergave op de bedieningselementen te tikken, wordt de actieve zijde gewisseld van links naar rechts of van rechts naar links. Als u in Doppler en M-mode op het bedieningselement tikt, wordt er tussen de Doppler-/ M-modeweergave en het 2D-paneel gewisseld. Target Depth (Doeldiepte) Meet de afstand van de huidlijn naar een specifiek punt op het beeld. Zie Meten op pagina 5-1 voor instructies. Label Biedt hulpmiddelen waarmee u tekst, pictografen en pijlen op een beeld kunt plaatsen. Zie Beelden van een label voorzien op pagina Distance (Afstand) Hiermee kunt u de afstand tussen twee punten meten. Zie Meten op pagina 5-1. Ellipse (Ellips) Maakt gebruik van een ellips om de omtrek of oppervlakte van een gebied te meten. Zie Meten op pagina 5-1. Trace Hiermee kunt u handmatig een trace maken om een onregelmatige vorm te meten. Zie Meten op pagina 5-1. Beeldvorming 4-21

108 Tabel 4-4: Bedieningselementen in D-lijn (vervolg) Naam knop Beschrijving Beschikbaar in Live Stilgezet Stilgezet Calcs (Berekeningen) Zie Over berekeningen op pagina 5-9. Acute Care (Acute zorg) De berekeningen voor Acute Care (Acute zorg) zijn onderdeel van de gelicentieerde functie Acute Care (Acute zorg). Zie Berekeningen voor acute zorg op pagina Tabel 4-5: Bedieningselementen in schuivende Doppler Naam knop PW/CW/TDI Steering (Sturen) Scale (Schaal) Volume Gate Size (Grootte gate) Wall Filter (Wandfilter) Beschrijving Selecteer PW (Pulsed Wave Doppler), CW (Continuous Wave Doppler) of TDI (Tissue Doppler Imaging). CW en TDI zijn alleen beschikbaar in het cardiale onderzoekstype. Alleen lineaire transducers. Bepaalt de hoek van de D-lijn. Hiermee kan de pulsherhalingsfrequentie (PRF) worden ingesteld. Tik op dit bedieningselement en tik vervolgens op Up (Omhoog) of Down (Omlaag). Hiermee kan het luidsprekervolume van Doppler worden aangepast. Tik op dit bedieningselement en vervolgens op Up (Omhoog) om het volume te verhogen of Down (Omlaag) om het volume te verlagen. Tik op Up (Omhoog) om de grootte van de gate te vergroten. Tik op Down (Omlaag) om de grootte van de gate te verkleinen. U kunt de gate ook samenknijpen of vergroten met uw vingers. Hiermee worden echo's uit signalen met een lage frequentie gefilterd. Tik om de sterkte van het filter te selecteren: Low (Laag), Med (Gemiddeld) of High (Hoog). Beschikbaar in Live 4-22 Beeldvorming

109 Tabel 4-5: Bedieningselementen in schuivende Doppler (vervolg) Beschikbaar in Naam knop Beschrijving Live Stilgezet Sweep Speed (Doorloopsnelheid) Hiermee wordt de doorloopsnelheid ingesteld. Tik op dit bedieningselement en selecteer vervolgens de snelheid: Slow (Langzaam), Med (Gemiddeld) of Fast (Snel). Update (Bijwerken) Hiermee wordt het beeld bijgewerkt. Door in de dubbele weergave op de bedieningselementen te tikken, wordt de actieve zijde gewisseld van links naar rechts of van rechts naar links. Als u in Doppler en M-mode op het bedieningselement tikt, wordt er tussen de trace en het 2D-paneel gewisseld. Display Format (Weergave-indeling) Hiermee kunt u de indeling van de 2D-beelden en doorlopende beelden regelen. Tik op dit bedieningselement en tik vervolgens op de opgegeven indeling: 1/3 2D, 2/3 Sweep (Doorloop) 1/2 2D, 1/2 Sweep (Doorloop) 2/3 2D, 1/3 Sweep (Doorloop) Side by Side (Naast elkaar) Full 2D, Full Sweep (Volledige 2D, volledige doorloop) U kunt de beelden afzonderlijk van elkaar aanpassen. Tik op een beeld om het beeld actief te maken of tik op Update (Bijwerken). Baseline (Basislijn) Hiermee wordt de positie van de basislijn ingesteld. Tik op dit bedieningselement en tik vervolgens op Up (Omhoog) of Down (Omlaag). Invert (Inverteren) Tik op inschakelen (gemarkeerd pictogram) om de weergegeven richting van de flow om te keren. Dit zorgt ervoor dat de transducer niet opnieuw gepositioneerd hoeft te worden. Angle Correct (Hoekcorrectie) Hiermee wordt de hoek gecorrigeerd. Tik op dit bedieningselement en versleep de schuifknop vervolgens of selecteer een instelling: 0, +60 of -60. U kunt ook de hoek aanpassen door op de dubbele pijlen op de D-lijn te tikken. Beeldvorming 4-23

110 Tabel 4-5: Bedieningselementen in schuivende Doppler (vervolg) Auto Trace (Automatische trace) ECG Save Exam Type (Onderzoekstype opslaan) Label Naam knop Velocity (Snelheid) Beschrijving Hiermee wordt de instelling voor de Doppler-trace voor metingen opgegeven. Tik op dit bedieningselement en vervolgens op Off (Uit), Peak (Piek) (tijdgemiddelde piek) of Mean (Gemiddelde) (tijdgemiddeld gemiddelde). Nadat u op Peak (Piek) of Mean (Gemiddelde) hebt getikt in livebeeldvorming, kunt u kiezen tussen Above (Boven), Below (Onder) of All (Alle) om de weergave ten opzichte van de basislijn te regelen. Terwijl Peak (Piek) en Mean (Gemiddelde) beide beschikbaar zijn tijdens livebeeldvorming en wanneer het beeld is stilgezet, zijn Above (Boven), Below (Onder) en All (Alle) alleen beschikbaar tijdens livebeeldvorming. Hiermee worden opties voor de ECG-trace weergegeven. ECG is alleen beschikbaar in het cardiale onderzoekstype. Zie ECG op pagina Zie Onderzoekstypen aanpassen op pagina Biedt hulpmiddelen waarmee u tekst, pictografen en pijlen op een beeld kunt plaatsen. Zie Beelden van een label voorzien op pagina Hiermee worden snelheidsmetingen weergegeven. Zie Basismetingen in Doppler op pagina 5-4. Beschikbaar in Live Stilgezet Time (Tijd) Zie Om de tijdsduur te meten op pagina 5-5. Manual Trace (Handmatige trace) Auto Measure (Automatisch meten) Hiermee kunt u handmatig een trace maken om een onregelmatige vorm te meten. Zie Meten op pagina 5-1. Zie Automatisch meten op pagina 5-7. Calcs (Berekeningen) Zie Over berekeningen op pagina Beeldvorming

111 Tabel 4-5: Bedieningselementen in schuivende Doppler (vervolg) Naam knop Heart Rate (Hartfrequentie) Slope (Helling) Gerelateerde onderwerpen Beschrijving Biedt passers om de hartfrequentie te meten. Geeft passers weer waarmee u de helling en metingen die gerelateerd zijn aan helling kunt berekenen. Alleen beschikbaar in het cardiale onderzoekstype. Beschikbaar in Live Stilgezet Doppler Bedieningselementen voor beeldvorming Bedieningselementen in 2D Bedieningselementen in Kleur Bedieningselementen in M-mode Diepte en versterking aanpassen Diepte Diepte verwijst naar de diepte van de weergave. U kunt de diepte in alle beeldvormingsmodi aanpassen, met uitzondering van de doorloop van M-mode en Doppler. De verticale diepteschaal op het aanraakpaneel vermeldt alle beschikbare diepteniveaus voor de huidige transducer. De intervallen zijn afhankelijk van de actieve transducer. Diepte aanpassen Wanneer u de diepte aanpast, wordt de dieptewaarde in een rechthoek rechts onder in het beeldgebied weergegeven, of rechts boven als de beeldoriëntatie is omgekeerd. Opmerking De dieptewaarde rechtsonder in de klinische monitor is altijd de totaal verkregen diepte van het uitgezoomde beeld. Wanneer u inzoomt, blijft deze waarde onveranderd. Beeldvorming 4-25

112 Voer een van de volgende acties uit op het aanraakpaneel: Tik op een markeerder op de diepteschaal. Versleep de diepteschaal. Versterking Versterking verwijst naar de versterking van de intensiteit van de terugkerende geluidsgolven op de schermweergave. Door de versterking te vergroten, wordt het beeld helderder. Door de versterking te verkleinen, wordt het beeld donkerder. Er zijn twee manieren waarop de versterking kan worden aangepast: automatisch en met behulp van de versterkingsschuifknoppen. Versterking automatisch aanpassen Tik op AutoGain (Automatische versterking). Het systeem brengt de versterking automatisch in balans wanneer u op dit bedieningselement tikt. U kunt het niveau van de Auto Gain (Automatische versterking) aanpassen door het bedieningselement AutoGain Adjust (Automatische versterking aanpassen) te gebruiken (raadpleeg Bedieningselementen in 2D op pagina 4-9). Versterking aanpassen met behulp van de versterkingsschuifknoppen Sleep een verschuifknop naar links of rechts om de versterking respectievelijk te verlagen of te verhogen: In Kleur of Doppler versleept u de versterkingsschuifknop C (Kleur) of D (Doppler) onder aan het aanraakpaneel. Tik in 2D of M-mode op de versterkingsschuifknop of op de versterkingsschuifknop M (M-mode) onder aan het aanraakpaneel. Er verschijnen twee aanvullende schuifknoppen. Met de bovenste schuifknop kan de versterking dichtbij van het 2D-beeld worden aangepast, waarmee de weergave-intensiteit in het nabije veld (dichterbij de transducer) wordt geregeld. Met de middelste schuifknop kan de versterking veraf van het 2D-beeld worden aangepast, waarmee de weergave-intensiteit in het verre veld (verder van de transducer af) wordt geregeld Beeldvorming

113 Met de onderste schuifknop kan de algemene versterking worden aangepast. Opmerking Dichtbij en Veraf komen overeen met de bedieningselementen voor tijdsafhankelijke versterkingscompensatie op sommige andere ultrasone systemen. Stilzetten, frames bekijken en inzoomen Beeld stilzetten Voordat u bepaalde taken uitvoert, zoals de cine-buffer bekijken of meten, stopt u livebeeldvorming of zet u het beeld stil. U kunt berekeningen uitvoeren wanneer u het beeld stilzet. Zie Over berekeningen op pagina 5-9. Beeld stilzetten 1 Voer een van de volgende opties uit: Tik op FREEZE (Stilzetten). Tik met twee of meer vingers tweemaal op het aanraakpaneel. Aanvullende functies verschijnen op het beeld. Opmerking U kunt ook het voetpedaal configureren om het beeld stil te zetten (raadpleeg Instellingen voor gebruikersprofielen op pagina 3-35). Beeld opnieuw activeren Voer een van de volgende opties uit: Sleep of veeg de schuifknop Slide to Unfreeze (Schuiven om opnieuw te activeren) naar rechts. Tik met twee of meer vingers tweemaal op het aanraakpaneel. Gerelateerde onderwerpen Meten Beeldvorming 4-27

114 De cine-buffer bekijken Tijdens beeldvorming bewaart X-Porte altijd een bepaald aantal frames in de cine-buffer. U kunt vooruit en terug bladeren in de cine-buffer. Het systeem wist de cine-buffer wanneer u het beeld opnieuw activeert. U kunt frames in de cine-buffer in de dubbele weergave bekijken. Zie Dubbele weergave op pagina 4-6. Frames bekijken in de cine-buffer 1 Zet het beeld stil. 2 Voer een van de volgende opties uit: Versleep de schuifknop. Rechts is vooruitspoelen en links is terugspoelen. M-Mode: De schuifbalk vertegenwoordigt de volledige set verzamelde beeldvormingsgegevens en de schuivende weergave geeft slecht een cyclus van beeldvormingsgegevens per keer weer. De groene CINE-markeerder ( ) geeft één kolom in de schuivende weergave aan die op dat moment overeenkomt met het weergegeven beeld. Tik op de bladerpijlen of om één frame vooruit of terug te bladeren. M-Mode: Door op deze bedieningselementen te tikken, wordt de groene CINE-markeerder ( ) verplaatst, en wordt een kolom weergegeven in de schuivende weergave en op het bijbehorende beeld. Overige modi: Het huidige framenummer verschijnt op het aanraakpaneel. Het framenummer verandert wanneer u vooruit of terug bladert. Beeld inzoomen U kunt inzoomen op een 2D-beeld in 2D-, M-mode-, Doppler- en Kleurenbeeldvorming. U kunt tijdens het inzoomen het beeld stilzetten of opnieuw activeren of de beeldvormingsmodus wijzigen. Wanneer u op een beeld inzoomt, verschijnt het pictogram Zoom (Inzoomen) op het beeld. Inzoomen in livebeeldvorming 1 Tik op Zoom (Inzoomen). Er verschijnt een zoomvak. Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven Beeldvorming

115 2 Pas de grootte van het zoomvak aan en plaats het vak om het gebied waarop u wilt inzoomen: knijp in het vak of spreid het om de grootte aan te passen of versleep. Versleep het vak om dit te plaatsen. 3 Tik tweemaal op het zoomvak of tik op Zoom (Inzoomen). Tik tweemaal op het zoomvak of tik op Unzoom (Uitzoomen) om zoomen te sluiten. Inzoomen in Kleur 1 Plaats het kleurenvak om het gebied waarop u wilt inzoomen. 2 Tik op Zoom (Inzoomen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. Het gedeelte binnen het vak wordt vergroot. Tik tweemaal op het zoomvak of tik op Unzoom (Uitzoomen) om zoomen te sluiten. Inzoomen op een stilgezet beeld 1 Tik op Zoom (Inzoomen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Voer een van de volgende acties uit: Tik op Off (Uit) om uit te zoomen. Versleep de schuifknop. Sleep de schuifknop naar 1.0 om uit te zoomen. 3 (Optioneel) Schuif door het beeld door uw vinger naar links, rechts, omhoog of omlaag te slepen. Opmerking U kunt niet door het beeld schuiven als het beeld metingen, tekst, pijlen of labels bevat. Beeldvorming 4-29

116 Naalden visualiseren WAARSCHUWING: Om een onjuiste plaatsing van de naald te voorkomen wanneer naaldprofileren is ingeschakeld: Controleer de locatie en het traject van de naaldpunt aan de hand van beweging en het injecteren van vloeistof. Naaldprofileren verbetert de lineaire structuren binnen een geselecteerd hoekbereik in het ultrasone vlak. Lineaire structuren buiten het geselecteerde hoekbereik of het ultrasone vlak, zoals een gebogen naald, kunnen minder duidelijk zijn. Let op: lineaire structuren worden alleen verbeterd in een omkaderd gedeelte van het beeld. Het gebied buiten het kader blijft onveranderd. Let erop dat de bundeldivergentie van boogarray-transducers ertoe kan leiden dat een gedeelte van de naald niet zichtbaar is in het beeld. Het is mogelijk dat de naaldpunt niet in alle beeldvormingsomstandigheden verschijnt. X-Porte bevat Steep Needle Profiling-technologie, die naaldgeleiding tijdens het plaatsen van katheters en procedures voor zenuwblokkades mogelijk maakt. Deze technologie verbetert lineaire structuren binnen een omkaderd gebied op het scherm. Lineaire structuren kunnen het best worden verbeterd wanneer deze loodrecht op de hoekgeleider staan (Afbeelding 4-3 op pagina 4-30). Afbeelding 4-3 Beeld met Steep Needle Profiling ingeschakeld. Het gebied binnen de groene trapezoïde is het gebied dat wordt verbeterd Beeldvorming

117 Voor boogarray-transducers kan Steep Needle Profiling-technologie dienen als hulpmiddel voor het identificeren van de richting van de naald, hoewel slechts segmenten van de naaldschacht zichtbaar kunnen zijn op het beeld. Zie Afbeelding 4-4 op pagina Gebruik beweging en vloeistofinjectie om de locatie van de naaldpunt te verifiëren. Afbeelding 4-4 Steep Needle Profiling met een boogarray Steep Needle Profiling is alleen beschikbaar in 2D-beeldvorming in volledig scherm en bij de volgende onderzoekstypen. Tabel 4-6: Onderzoekstypen waarmee Steep Needle Profiling compatibel is Transducer Arterieel Borst Spieren en botten Zenuw Kleine lichaamsdelen Veneus C35xp C60xp HFL38xp HFL50xp HSL25xp L25xp Beeldvorming 4-31

118 Tabel 4-6: Onderzoekstypen waarmee Steep Needle Profiling compatibel is Transducer Arterieel Borst Spieren en botten Zenuw Kleine lichaamsdelen Veneus L38xp Naaldprofileren gebruiken 1 Tik in 2D-beeldvorming op Needle Profiling (Naaldprofileren). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Zorg ervoor dat het doel zich binnen het te verbeteren gebied (dus binnen het kader) bevindt en dat de naald na inbrengen de hoekgeleider (stippellijn) loodrecht benadert. Tik op Left (Links) of Right (Rechts) om het te verbeteren gebied vanuit de ene zijde van het beeld naar het andere te wijzigen. Tik op Shallow (Klein), Medium (Gemiddeld) of Steep (Groot) om een naaldhoek te selecteren. Met de naaldhoek wordt de hoekgeleider (hoekige stippellijn) ingesteld. Lineaire transducer: gebruik de instelling die het beste een loodrecht snijpunt met de hoekgeleider vormt. Binnen het te verbeteren gebied geldt dat hoe dichter een lineaire structuur de loodlijn ten opzichte van de naaldgeleider benadert, hoe meer het gebied wordt verbeterd. Hoe verder een lineaire structuur van de loodlijn ten opzichte van de naaldgeleider is verwijderd (en dus meer richting parallel gaat), hoe minder het gebied wordt verbeterd. Boogtransducer: gebruik de volgende tabel om te bepalen welke naaldhoekinstelling u moet gebruiken. Naaldhoeken worden gemeten ten opzichte van het oppervlak van de transducer. Tabel 4-7: Hoekinstellingen Shallow (Klein), Medium (Gemiddeld) en Steep (Groot) Transducer Bereik voor instelling Shallow (Klein) Bereik voor instelling Medium (Gemiddeld) Bereik voor instelling Steep (Groot) C35xp Minder dan Meer dan 40 C60xp Minder dan Meer dan 50 3 Breng de naald in richting de naaldgeleider. 4 (Optioneel) Tik op Off (Uit) om naaldprofileren uit te schakelen. Naaldprofileren tijdelijk uitschakelen kan u helpen artefacten en andere niet-relevante structuren te identificeren. Tik op On (Aan) om naaldprofileren opnieuw in te schakelen Beeldvorming

119 Naaldgrootte en -hoek Gebruik een naald van 17 tot 25 gauge (aanbevolen). Verbeteringsresultaten kunnen afhankelijk zijn van het type en merk naald dat wordt gebruikt. Raadpleeg de medische literatuur over zichtbaarheid van naalden in door ultrageluid geleidde procedures voor meer informatie. U kunt de naald kantelen tot 50 ten opzichte van het oppervlak van de transducer. Als de hoek groter is dan 50, kan het beeld van de naald minder verbeterd zijn. (Naaldprofileren heeft weinig of geen nut bij procedures buiten het vlak. Naaldprofileren is uitsluitend bedoeld voor procedures in het vlak.) Afbeelding 4-5 Naaldgrootte en -hoek: 1. Naald, 2. Transducer Kantel de naald tot maximaal 50 ten opzichte van het oppervlak van de transducer voor de beste resultaten. Aanvullende aanbevelingen Voorkom dat u de versterking te hoog instelt wanneer u naaldprofileren gebruikt, omdat een onnodig hoge versterking artefacten in het beeld kan veroorzaken. Ademhalings- en hartbewegingen in het beeld kunnen ook heldere pulserende artefacten veroorzaken. Beelden van een label voorzien U kunt livebeelden, stilgezette beelden en opgeslagen beelden van een label voorzien. U kunt in 2D in volledig scherm, trace in volledig scherm, dubbele weergave of duplex labels plaatsen. U kunt tekst (met inbegrip van vooraf gedefinieerde labels), pijlen en pictografen plaatsen. Raadpleeg Labels op pagina 3-33 voor het instellen van voorkeuren voor labels, met inbegrip van vooraf ingestelde tekstlabels. Opmerking Als u Clear Labels on Unfreeze (Labels wissen bij opnieuw activeren) selecteert op de instellingenpagina Presets (Voorinstellingen), wist het systeem alle labels van een beeld wanneer u het beeld opnieuw activeert. Beeldvorming 4-33

120 Tekstlabels toevoegen U kunt tekst handmatig toevoegen of een vooraf gedefinieerd label toevoegen. Opmerking Als u inzoomt of door het beeld schuift, verwijdert het systeem tekstlabels en pijlen op het beeld. Tekst op een beeld plaatsen 1 Tik op Label. Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Tik op Text (Tekst) en voer een van de volgende acties uit: Om op te geven dat tekst en vooraf gedefinieerde labels worden gekoppeld wanneer u deze invoert, in plaats van dat deze afzonderlijk worden geplaatst, tikt u op. Tik op om tekst en vooraf gedefinieerde labels afzonderlijk in te voeren. Tik in het veld boven aan het formulier om tekst handmatig te plaatsen en tik vervolgens op Done (Gereed). Om een of meer vooraf gedefinieerde labels toe te voegen, tikt u op de labels en vervolgens op Done (Gereed). Opmerking Om een label die u hebt toegevoegd, te vervangen door een ander label, tikt u op het toegevoegde label in het veld boven aan het formulier en tikt u vervolgens op het label waarmee u het toegevoegde label wilt vervangen. Om tekst handmatig te plaatsen en een vooraf gedefinieerd label toe te voegen, voert u de tekst in het veld boven aan het formulier in, tikt u nogmaals op het veld en tikt u vervolgens op een of meer vooraf gedefinieerde labels. Klap het toetsenbord op het scherm in door buiten het toetsenbordgebied te tikken of door op te tikken. Tik op Done (Gereed). Tik op Clear (Wissen) om tekst of vooraf gedefinieerde labels te wissen. Tik op Cancel (Annuleren) om wijzigingen ongedaan te maken en terug te keren naar het beeld. Tik op 2D om wijzigingen ongedaan te maken en terug te keren naar 2D-beeldvorming. 3 Sleep het tekstlabel naar de gewenste locatie. 4 Breng de benodigde wijzigingen aan: Om de tekst te bewerken, selecteert u de tekst in de lijst Label en tikt u op Edit (Bewerken). Om de tekst te verwijderen, selecteert u de tekst in de lijst Label en tikt u op Delete (Verwijderen). Om alle tekstlabels te verwijderen, tikt u op Remove All Text (Alle tekst verwijderen) in de lijst Label Beeldvorming

121 Pijlen toevoegen U kunt een pijl toevoegen om een specifiek deel van het beeld aan te wijzen. Het systeem verwijdert pijlen van het beeld wanneer u inzoomt, schuift of het beeld opnieuw activeert. Pijl op een beeld plaatsen 1 Tik op Label. Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Tik op Arrow (Pijl). 3 De pijl plaatsen en oriënteren: Versleep de pijl om deze te plaatsen. Versleep de rand van de cirkel om de pijl te oriënteren. Om de pijl te verwijderen, selecteert u de pijl en tikt u vervolgens op Delete (Verwijderen) in de lijst Arrow (Pijl). Pictografen toevoegen De beschikbare pictograafset is afhankelijk van de transducer en het onderzoekstype. Elk pictograaf dat u plaatst, bevat een pictogram voor transduceroriëntatie. Pictograaf op een beeld plaatsen 1 Tik op Label. Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Tik op Picto. 3 Tik op de gewenste pictograaf en tik vervolgens op Done (Gereed). 4 Sleep de pictograaf naar de gewenste plaats. 5 Het pictogram voor transduceroriëntatie plaatsen en oriënteren: Versleep het pictogram om het te plaatsen. Versleep de rand van de cirkel om het pictogram te oriënteren. Om de pictograaf te verwijderen, selecteert u deze en tikt u vervolgens op Delete (Verwijderen) in de lijst Picto. Beeldvorming 4-35

122 Beginplaats instellen De beginplaats is de positie waarop het systeem de labels standaard plaatst. Beginplaats resetten 1 Plaats tekst op een beeld. 2 Sleep het label naar de gewenste beginplaats. 3 Tik op Set Home (Begin instellen) in de lijst Label. Labels plaatsen tijdens bekijken U kunt beelden van labels voorzien tijdens het bekijken. U kunt ook een frame uit een videoclip van een label voorzien tijdens het bekijken. Beelden en videoclips bekijken Tik op REVIEW (Bekijken) en voer vervolgens een van de volgende opties uit: Bekijk het huidige onderzoek. Een voltooid onderzoek bekijken: Tik op Patient List (Patiëntlijst). Selecteer het onderzoek in de patiëntlijst en tik vervolgens op Thumbnails (Miniatuurweergaven). Labels plaatsen tijdens het bekijken 1 Tik in Review (Bekijken) op het beeld of op de videoclip die u van een label wilt voorzien: Tik op Prev (Vorige) of Next (Volgende) om het vorige of volgende beeld of de vorige of volgende videoclip te bekijken. 2 (Alleen videoclips) Tik op de knop pauze en sleep vervolgens de schuifknop naar het frame dat u van een label wilt voorzien. 3 Tik op Labels. 4 Voer een van de volgende acties uit: Het label plaatsen: Raadpleeg Tekst op een beeld plaatsen op pagina 4-34 voor tekst. Raadpleeg Pijl op een beeld plaatsen op pagina 4-35 voor een pijl. Raadpleeg Pictograaf op een beeld plaatsen op pagina 4-35 voor een pictograaf. Opmerking Als u een videoclip afspeelt, verwijdert het systeem labels die zijn toegevoegd aan het huidige frame Beeldvorming

123 Bestaand label bedekken: tik op Labels en tik vervolgens op Mark Out (Afdekken). Het systeem plaatst een zwart rechthoek op het beeld. Versleep het afdekvak om het opnieuw te plaatsen. Om de grootte van het afdekvak aan te passen, versleept u de ronde handgreep in de hoek van het afdekvak. Om het afdekvak te verwijderen, selecteert u het afdekvak in de lijst Mark Out (Afdekken) en tikt u op Delete (Verwijderen). Het systeem geeft het beeld of de videoclip in de modus met volledig scherm weer. 5 Tik op Save (Opslaan). Het systeem slaat het beeld met label op in het onderzoek. 6 Tik op Done (Gereed) om labels te sluiten en terug te gaan naar bekijken. Patiëntgegevens invoeren Op het patiëntformulier kunt u identificatiegegevens, onderzoeksgegevens en klinische gegevens voor het patiëntonderzoek invoeren. Deze informatie wordt in het patiëntrapport weergegeven. Wanneer u een nieuw patiëntformulier begint, worden alle beelden, videoclips en overige informatie die u tijdens het onderzoek opslaat aan die patiënt gekoppeld. U kunt patiëntinformatie invoeren door: De informatie handmatig in te voeren (raadpleeg Patiëntinformatie handmatig invoeren op pagina 4-38). Informatie te importeren van een DICOM-werklijstserver (raadpleeg Patiëntinformatie vanuit de werklijst invoeren op pagina 4-38). Een patiëntstreepjescode te scannen en patiëntinformatie te verkrijgen uit een werklijstserver (raadpleeg Patiëntinformatie invoeren vanuit de werklijst met een streepjescodescanner op pagina 4-38). Een patiëntstreepjescode te scannen om de patiënt-id te verkrijgen (raadpleeg Gebruikshandleiding van de streepjescodescanner). Patiëntinformatie bewerken U kunt patiëntinformatie bewerken als het onderzoek niet is gearchiveerd of geëxporteerd en als de informatie niet uit een werklijst afkomstig is. Patiëntinformatie bewerken 1 Tik op PATIENT (Patiënt). 2 Breng de gewenste wijzigingen aan. Beeldvorming 4-37

124 3 Klap het toetsenbord op het scherm in door buiten het toetsenbordgebied te tikken of door op te tikken. 4 Tik op Done (Gereed). 5 Voer een van de volgende acties uit: Tik op Modify (Aanpassen) om de wijzigingen voor de huidige patiënt op te slaan. Tik op New (Nieuw) om een nieuw patiëntonderzoek te starten. Tik op Cancel (Annuleren) om uw wijzigingen te annuleren. Patiëntinformatie handmatig invoeren Patiëntinformatie handmatig invoeren 1 Beëindig het vorige onderzoek (raadpleeg Onderzoek beëindigen op pagina 4-41). 2 Tik op PATIENT (Patiënt). 3 Tik op een tekstvak en vul de velden in (raadpleeg Velden op het patiëntformulier op pagina 4-42). 4 Tik op Done (Gereed). Patiëntinformatie vanuit de werklijst invoeren U kunt met de werklijst patiëntinformatie importeren vanuit het ziekenhuisinformatiesysteem of radiologie-informatiesysteem. (DICOM-werklijst is een gelicentieerde functie.) De werklijst is beschikbaar nadat u het volgende hebt gedaan: Sluit het systeem aan op het netwerk Configureer het systeem voor DICOM-overdracht Selecteer een werklijstserver voor de actieve locatie Zie DICOM op pagina Patiëntinformatie invoeren vanuit de werklijst met een streepjescodescanner WAARSCHUWING Kijk niet recht in de straal om oogletsel te voorkomen. De streepjescodescanner is een laserproduct klasse 2. U kunt opgeven dat het systeem de werklijst doorzoekt voor patiëntinformatie wanneer u een streepjescode van een patiënt-id scant. 1 Selecteer Bar Code Auto Query (Automatische zoekopdracht streepjescode) op de pagina User Profile (Gebruikersprofiel) (raadpleeg Instellingen voor gebruikersprofielen op pagina 3-35) Beeldvorming

125 2 Scan de streepjescode van de patiënt. Het systeem doorzoekt de werklijst en importeert de informatie in het patiëntformulier. Patiëntinformatie vanuit de werklijst invoeren 1 Tik op PATIENT (Patiënt). 2 Tik op Worklist (Werklijst). 3 Tik op een kolomkop om de werklijst te sorteren op deze kolom. De werklijst wordt standaard in een oplopende volgorde gesorteerd. 4 Voer een van de volgende acties uit: Tik op de procedure(s) om een of meer procedures voor de patiënt te selecteren. U kunt alleen meerdere procedures selecteren voor dezelfde patiënt. Tik op Update (Bijwerken) om de server opnieuw te doorzoeken voor een bijgewerkte werklijst. 5 Tik op Select (Selecteren). Het patiëntformulier wordt door het systeem ingevuld. (Patiëntinformatie uit de werklijst kan niet worden bewerkt.) Tik op Back (Terug) om naar het patiëntformulier terug te keren zonder een procedure te selecteren. Geplande procedures bekijken De patiëntinformatie die u importeert uit de werklijst omvat geplande procedures. Raadpleeg de volgende lijsten onder Scheduled Procedures (Geplande procedures) op het patiëntformulier: Name (Naam) Geplande procedures Protocol (Protocol) Protocol voor de geselecteerde procedure Meaning (Betekenis) Definitie van de geselecteerde procedure De procedure wijzigen U kunt een procedure selecteren die anders is dan de geplande procedure. 1 Selecteer onder Performed Procedure (Uitgevoerde procedure) op het patiëntformulier de gewenste procedure uit de lijst Code. De definitie van de procedure verschijnt in het veld Meaning (Betekenis). Beeldvorming 4-39

126 2 Als u de lijst Code wilt aanpassen, tikt u op Edit (Bewerken) en voert u een van de volgende opties uit: Opmerking Verplichte velden zijn aangegeven met een asterisk. Een item toevoegen: tik op Add New (Nieuw item toevoegen) en vul vervolgens de velden Code, Code Scheme Name (Naam codeschema) en Meaning (Betekenis) in en tik vervolgens op Save (Opslaan). Een item verwijderen: selecteer het item en tik vervolgens op het pictogram Verwijderen. De werklijst bijwerken en doorzoeken De werklijst wordt automatisch bijgewerkt als deze is ingesteld voor automatisch doorzoeken (raadpleeg DICOM op pagina 3-14). U kunt de werklijst ook handmatig bijwerken en u kunt de werklijstserver doorzoeken voor een overeenkomende patiëntprocedure. In de volgende tabel worden de parameters weergegeven die worden gebruikt voor het doorzoeken van werklijsten. U kunt de parameters instellen op de pagina voor werklijstconfiguratie (raadpleeg DICOM op pagina 3-14). Tabel 4-8: Zoekparameters Handmatig naar een patiënt zoeken Handmatig bijwerken vanuit werklijst Zoekopdracht automatisch bijwerken Patiëntgegevens Datumbereik Alleen dit apparaat Automatische zoekopdracht aan/uit Vindt plaats elke Starttijd Werklijst handmatig bijwerken 1 Tik op het patiëntformulier op Worklist (Werklijst). 2 Tik op Update (Bijwerken) Beeldvorming

127 Handmatige zoekopdracht uitvoeren 1 Voer de volgende acties uit bij een nieuw patiëntformulier: Vul een van de volgende velden in voor de zoekopdracht: Last (Achternaam), First (Voornaam), Middle (Tweede naam), Accession (Volgnummer) of ID. De zoekopdracht bestaat uit de tekens die u invoert. Een voorbeeld: Smith geeft als resultaat Smith, Smithson, Smithy. Geef onder Additional Worklist Query Parameters (Aanvullende werklijstparameters voor zoekopdracht) een van de volgende zaken op: Modality (Modaliteit) Selecteer een proceduretype in de lijst. US (Ultrasound) is standaard geselecteerd. Requested Procedure ID (ID aangevraagde procedure) Voer een procedure-id in. 2 Tik op Query (Zoekopdracht). De werklijst verschijnt met de resultaten van de zoekopdracht. Het aantal resultaten wordt in het onderste rechterscherm weergegeven. De duur van de laatste zoekopdracht verschijnt onder de werklijst. 3 Markeer de gewenste patiëntprocedure en tik vervolgens op Select (Selecteren). Het systeem importeert de informatie in het patiëntformulier. Onderzoek beëindigen Opmerking Hoewel u geen beelden of videoclips kunt toevoegen aan een patiëntonderzoek dat is beëindigd, kunt u automatisch een nieuw patiëntonderzoek starten dat dezelfde patiëntinformatie bevat. Zie Beelden en videoclips aan een patiëntonderzoek aanhechten op pagina Wanneer u een onderzoek beëindigt, stelt het systeem de beeldvormingsinstellingen opnieuw in op de standaardinstellingen voor het geselecteerde onderzoekstype. 1 Zorg ervoor dat u beelden en andere informatie die u wilt behouden, hebt opgeslagen (raadpleeg Beelden en videoclips opslaan op pagina 4-51). 2 Voer een van de volgende opties uit: Tik op PATIENT (Patiënt) en tik vervolgens op End exam (Onderzoek beëindigen). Tik op End Exam (Onderzoek beëindigen) in beeldvorming, bij het bekijken van beelden of in werkbladen. Het systeem geeft de opstartlocatie weer zoals deze in de instellingen voor gebruikersprofielen is opgegeven (raadpleeg Instellingen voor gebruikersprofielen op pagina 3-35). Als End Exam (Onderzoek beëindigen) niet zichtbaar is in beeldvorming, moet u opgeven dat dit als een van de vier aangepaste bedieningselementen wordt weergegeven. Zie Instellingen voor gebruikersprofielen op pagina Beeldvorming 4-41

128 Velden op het patiëntformulier Veldbeschrijvingen De beschikbare velden op het patiëntformulier zijn afhankelijk van het onderzoekstype. In sommige velden kunt u symbolen en speciale tekens invoeren (raadpleeg Tekst invoeren met het toetsenbord op het scherm op pagina 2-12). Patiënt Last (Achternaam), First (Voornaam), Middle (Tweede naam) van patiënt ID Identificatienummer van patiënt Opmerking Met de optie Generate Patient ID (Patiënt-ID genereren) kan het systeem automatisch een unieke patiënt-id genereren voor bepaalde workflows. Raadpleeg Algemene voorkeuren op pagina 3-32 voor meer informatie. Date of Birth (Geboortedatum) Gender (Geslacht) Accession (Volgnummer) Voer indien van toepassing het nummer in Indications (Indicaties) Voer de gewenste tekst in Onderzoek Exam (Onderzoek) De beschikbare onderzoekstypen zijn afhankelijk van de transducer (raadpleeg Transducer- en onderzoekstype selecteren op pagina 2-17). Een asterisk naast een onderzoekstype geeft aan dat het een door het systeem gedefinieerd onderzoekstype is (raadpleeg Onderzoekstypen aanpassen op pagina 3-34). BP (cardiaal of arteriëel onderzoek) Bloeddruk HR (cardiaal of arteriëel onderzoek) Hartfrequentie. Voer de slagen per minuut in. Door de hartfrequentie op te slaan met behulp van een meting wordt deze invoer overschreven. Height (Lengte) (cardiaal onderzoek) De lengte van de patiënt in foot en inch of in meter en centimeter. Raadpleeg Instellingen voor voorinstellingen op pagina 3-32 om de eenheden te wijzigen. Weight (Gewicht) (cardiaal onderzoek). Het gewicht van de patiënt in pound of kilo. Raadpleeg Instellingen voor voorinstellingen op pagina 3-32 om de eenheden te wijzigen Beeldvorming

129 BSA (cardiaal onderzoek) Lichaamsoppervlak. Wordt automatisch berekend nadat u de lengte en het gewicht hebt ingevoerd. Twins (Tweeling) (verloskundig onderzoek) Selecteer het selectievakje voor tweelingen om metingen van tweeling A en tweeling B in het berekeningenmenu weer te geven en voor toegang tot de schermen van tweeling A en tweeling B voor eerdere onderzoeksgegevens. LMP of EDD (verloskundig of gynaecologisch onderzoek) Selecteer in een verloskundig onderzoek LMP of EDD en voer vervolgens de datum van de laatste menstruatieperiode of de vastgestelde bevallingsdatum in. Voer in een gynaecologisch onderzoek de datum van de laatste menstruatieperiode in. De LMP-datum moet vóór de huidige systeemdatum vallen. Previous Exams (Eerdere onderzoeken) (verloskundig onderzoek) Geeft velden voor vijf eerdere onderzoeken weer. De datum van een eerder onderzoek moet vóór de huidige systeemdatum vallen. Selecteer voor tweelingen Tweeling A/B om te wisselen tussen de schermen Tweeling A en Tweeling B. (Als het bedieningselement Tweeling A/B niet verschijnt, tikt u op Back (Terug) en zorgt u ervoor dat het selectievakje Tweelingen is geselecteerd.) NT Credential (NT-referentie) (verloskundig onderzoek) Een combinatie van letters en cijfers die een referentienummer voor de nekplooimeting representeert. Een voorbeeld: P Faciliteit Institution (Instelling) Department ID (Afdelings-ID) User (Gebruiker) Reading Doctor (Lezend arts) Referring Doctor (Doorverwijzend arts) Werkbladen acute zorg Als de gelicentieerde optie Werkbladen voor acute zorg op uw systeem is geïnstalleerd, geeft het patiëntformulier deze velden weer. De velden worden ook in het werkblad voor acute zorg van de patiënt weergegeven: MR # (MR-nr.) Nummer van medisch dossier. Clinical Category (Klinische categorie) De klinische categorie van het onderzoek. Exam Visit (Bezoek voor onderzoek) Eerste of herhaling. Beeldvorming 4-43

130 Primary Obtaining/Interpreting (Primair verkrijgen/interpreteren) De primaire persoon die de beelden verkrijgt of interpreteert. Secondary Obtaining/Interpreting (Secundair verkrijgen/interpreteren) De secundaire persoon die de beelden verkrijgt of interpreteert. Additional Obtaining/Interpreting (Aanvullend verkrijgen/interpreteren) Een eventuele aanvullende persoon die de beelden verkrijgt of interpreteert. Routeringselectie Wanneer u een of meer routeringselecties aan een onderzoek koppelt, geeft het systeem de routeringselecties in het patiëntrapport weer en in het werkblad voor acute zorg (als de gelicentieerde optie voor werkbladen voor acute zorg is geïnstalleerd). Zie Werkbladen en rapporten op pagina Als u een DICOM-archiveringshulpmiddel hebt opgegeven als een educatief archiveringshulpmiddel, heeft het instellen van routeringselecties in het patiëntformulier invloed op hoe onderzoeken worden gearchiveerd. Raadpleeg Routeringselecties op pagina 3-38 voor meer informatie. Procedureel Diagnoses Educatief/accreditatie Geplande procedure Procedurevelden zijn alleen beschikbaar als de functie DICOM-werklijst is gelicentieerd en geconfigureerd. Zie DICOM op pagina Scheduled Procedure: Name (Geplande procedure: naam) Scheduled Procedure: Protocol (Geplande procedure: protocol) Protocol voor de geselecteerde procedure Scheduled Procedure: Meaning (Geplande procedure: betekenis) Definitie van de geselecteerde procedure Performed Procedure: Code (Uitgevoerde procedure: code) Gewenste procedure Performed Procedure: Edit (Uitgevoerde procedure: bewerken) Hiermee kunt u de codelijst aanpassen Performed Procedure: Meaning (Uitgevoerde procedure: betekenis) Definitie van de uitgevoerde procedure Additional Worklist Query Parameters: Modality (Aanvullende werklijstzoekparameters: modaliteit) Proceduretypen 4-44 Beeldvorming

131 Additional Worklist Query Parameters: Requested Procedure ID (Aanvullende werklijstzoekparameters: ID aangevraagde procedure) De procedure-id Beelden en clips Bekijken U kunt beelden en videoclips bekijken voor zowel huidige als voltooide onderzoeken. Raadpleeg Meten tijdens bekijken op pagina 5-61 voor het meten tijdens het bekijken. Patiëntlijst In de patiëntlijst worden opgeslagen beelden en videoclips in patiëntonderzoeken georganiseerd. U kunt de patiëntlijst sorteren, onderzoeken bekijken en verwijderen, patiëntinformatie bewerken en beelden en videoclips aan een bestaand onderzoek aanhechten. U kunt vanuit de patiëntlijst ook onderzoeken naar een USB-stick exporteren, een routeringselectie selecteren om aan een onderzoek te koppelen of onderzoeken archiveren op een DICOM-archiefserver. Raadpleeg USB-stick aansluiten om te importeren of exporteren op pagina 2-7, Een routeringselectie na een onderzoek koppelen op pagina 3-39, en Onderzoeken archiveren op pagina 4-49 voor meer informatie. Kolomkoppen in de patiëntlijst geven het volgende aan: Name (Naam) Naam van de patiënt ID Patiënt-ID Date/Time (Datum/tijd) De datum en tijd van het onderzoek De gebruiker die het onderzoek heeft uitgevoerd Het aantal beelden en videoclips die met het onderzoek zijn opgeslagen De archiefstatus van het onderzoek De exportstatus van het onderzoek Patiëntlijst weergeven 1 Voer een van de volgende acties uit: Tik op REVIEW (Bekijken) en tik vervolgens op Patient list (Patiëntlijst). Tik op Patient (Patiënt) en tik vervolgens op Patient list (Patiëntlijst). Beeldvorming 4-45

132 Patiëntlijst sorteren De patiëntlijst wordt standaard op datum en tijd gesorteerd, waarbij de meest recente patiënt als eerste wordt vermeld. U kunt de patiëntlijst opnieuw sorteren. Tik op de kolomkop waarop u wilt sorteren. Tik nogmaals op de knop om te sorteren in omgekeerde volgorde. Alle onderzoeken in de patiëntlijst selecteren Tik op Select All (Alles selecteren). Tik op Clear All (Alles wissen) om de selectie van alle onderzoeken op te heffen. Onderzoek verwijderen 1 Selecteer het selectievakje naast een of meer onderzoeken in de patiëntlijst. 2 Tik op Delete (Verwijderen). Onderzoeksinformatie bekijken 1 Tik op het onderzoek in de patiëntlijst. 2 Tik op Info. Patiëntinformatie in de patiëntlijst bewerken U kunt patiëntinformatie in de patiëntlijst bewerken in plaats van op het patiëntformulier als het onderzoek is beëindigd maar niet is geëxporteerd of gearchiveerd. 1 Tik op het onderzoek in de patiëntlijst. 2 Tik op Edit (Bewerken). 3 Vul de tekstvakken in en tik op Done (Gereed). Beelden en videoclips aan een patiëntonderzoek aanhechten Hoewel u geen beelden of videoclips kunt toevoegen aan een patiëntonderzoek dat is beëindigd, kunt u automatisch een nieuw patiëntonderzoek starten dat dezelfde patiëntinformatie bevat. Afhankelijk van uw archiveringshulpmiddel worden de twee onderzoeken als één onderzoek weergegeven wanneer deze worden geëxporteerd of gearchiveerd. 1 Tik op het onderzoek in de patiëntlijst. 2 Tap Append (Aanhechten). Er verschijnt een nieuw patiëntformulier. Het formulier bevat dezelfde informatie als het onderzoek dat u hebt geselecteerd Beeldvorming

133 Beelden en videoclips bekijken U kunt beelden en videoclips alleen in één patiëntonderzoek tegelijk bekijken. Het systeem geeft beelden en videoclips weer in de volgorde waarin deze zijn opgeslagen. Videoclips worden na laden automatisch afgespeeld. De laadtijd is afhankelijk van de lengte van de videoclip. Beelden en videoclips bekijken 1 Tik op REVIEW (Bekijken) en voer vervolgens een van de volgende opties uit: Bekijk het huidige onderzoek. Een voltooid onderzoek bekijken: Tik op Patient List (Patiëntlijst). Tik in de patiëntlijst op het onderzoek en vervolgens op Thumbnails (Miniatuurweergaven). 2 Voer een van de volgende acties uit: Tik op Prev (Vorige) of Next (Volgende) om het vorige of volgende beeld of de vorige of volgende videoclip te bekijken. Tik op Full Screen (Volledig scherm) om beelden of videoclips in volledig scherm te bekijken. Veeg naar links of naar rechts om het vorige of volgende item te bekijken. Tik op Thumbnails (Miniatuurweergaven) om terug te keren naar de weergave met meerdere beelden. 3 (Alleen videoclips) Voer een van de volgende acties uit: Tik op de knop pauze om de videoclip te pauzeren. Tik op de knop afspelen om de videoclip af te spelen. Tik op Tik op om de afspeelsnelheid te selecteren. om frame voor frame vooruit te spoelen. Tik op om frame voor frame terug te spoelen. 4 (Optioneel) Voer een van de volgende acties uit: Voorzie een beeld of frame uit een videoclip van een label (raadpleeg Labels plaatsen tijdens bekijken op pagina 4-36). Bekijk het rapport (raadpleeg Werkbladen en rapporten op pagina 5-56). Een beeld of videoclip verwijderen: selecteer het beeld of de videoclip en tik vervolgens op Delete (Verwijderen). 5 Keer terug naar de patiëntlijst door te tikken op Patient List (Patiëntlijst) of op Exit Review (Herziening afsluiten). Beeldvorming 4-47

134 Beelden afdrukken Raadpleeg voor informatie over het afdrukken van werkbladen en rapporten of over afdrukken met DICOM Rapporten en werkbladen afdrukken op pagina 5-60 en Onderzoeken archiveren op pagina Let op Wanneer een beeld wordt afgedrukt, worden mogelijk niet alle kenmerken vastgelegd van het beeld dat op de klinische monitor wordt weergegeven. De afdruk is uitsluitend bedoeld ter documentatie en is mogelijk niet geschikt voor diagnose. De kwaliteit van het afgedrukte beeld vermindert als gevolg van tijdsduur en verlichting in de omgeving. Afdrukken tijdens beeldvorming 1 Zorg ervoor dat de aan/uit-knop op de printer in de stand Aan staat. 2 Tik op Print (Afdrukken) terwijl het beeld wordt weergegeven. Opmerking U kunt ook het voetpedaal configureren om af te drukken (raadpleeg Instellingen voor gebruikersprofielen op pagina 3-35). Opgeslagen beeld afdrukken uit een huidig of beëindigd onderzoek 1 Zorg ervoor dat de aan/uit-knop op de printer in de stand Aan staat. 2 Tik op REVIEW (Bekijken). 3 Voer een van de volgende acties uit: Selecteer het selectievakje voor een beeld uit een huidig onderzoek. Een beeld uit een beëindigd onderzoek selecteren: Tik op Patient List (Patiëntlijst), tik op het onderzoek, tik op Thumbnails (Miniatuurweergaven) en selecteer vervolgens het selectievakje van het beeld. 4 Tik op Full Screen (Volledig scherm). 5 Tik op Print (Afdrukken). Archiveren en exporteren In de patiëntlijst worden opgeslagen beelden en videoclips in patiëntonderzoeken georganiseerd. U kunt onderzoeken archiveren van de patiëntlijst naar een DICOM-server of de onderzoeken afdrukken met een DICOM-printer. U kunt onderzoeken exporteren naar een USB-stick. Opmerking Het systeem ondersteunt geen USB-sticks die met software zijn beveiligd Beeldvorming

135 Onderzoeken archiveren Als u het systeem hebt geconfigureerd voor DICOM-overdracht, archiveert het systeem automatisch opgeslagen beelden en videoclips, samen met het patiëntrapport, op DICOM-servers. Als u het systeem hebt geconfigureerd om verbinding te maken met een DICOM-printer, worden onderzoeken ook afgedrukt wanneer deze worden gearchiveerd. Het systeem archiveert onderzoeken en videoclips tijdens het onderzoek of aan het eind van het onderzoek, afhankelijk van de instellingen die u hebt gekozen in de instelling Transfer Images (Beelden overdragen) op de configuratiepagina Location (Locatie). Onderzoeken worden alleen aan het eind van een onderzoek afgedrukt. U kunt onderzoeken ook handmatig archiveren. Het pictogram Archiveren in uitvoering beweegt wanneer patiëntonderzoeken worden gearchiveerd. Onderzoeken in de wachtrij worden gearchiveerd vanaf de bovenaan de patiëntlijst. Controleren of onderzoeken zijn overgedragen 1 Tik op REVIEW (Bekijken). 2 Tik op Patient List (Patiëntlijst). De kolom geeft de overdrachtstatus van het onderzoek weer. Patiëntonderzoek is gearchiveerd. Het archiveren van het patiëntonderzoek is opgeschort. Netwerkverbindingsinstelling kan fout zijn (raadpleeg Verbinding maken met het netwerk op pagina 3-16) of er kan een probleem met het netwerk of de server zijn. Dit onderzoek moet handmatig worden gearchiveerd (raadpleeg Onderzoeken handmatig archiveren op pagina 4-50). Opslagvastlegging is geslaagd. Opslagvastlegging voor dit onderzoek is opgeschort. Onderzoeken zonder statusmarkeerder staan in de wachtrij voor archivering. Beeldvorming 4-49

136 Informatie over een onderzoek weergeven U kunt informatie over een onderzoek weergeven, inclusief overdrachtdetails. 1 Tik op REVIEW (Bekijken). 2 Tik op Patient List (Patiëntlijst). 3 Selecteer het onderzoek in de patiëntlijst. 4 Tik op Info. Onderzoeken handmatig archiveren 1 Controleer het volgende: Of de juiste locatie is geselecteerd (raadpleeg De systeemlocatie opgeven op pagina 3-13). Als het systeem is verbonden met een netwerk via een Ethernet-verbinding, of het lampje van de LAN-koppeling (groene led) naast de Ethernet-connector is ingeschakeld. Of het pictogram voor de draadloze verbinding verschijnt in het systeemstatusgebied op de klinische monitor bij een draadloze verbinding. 2 Tik op REVIEW (Bekijken). 3 Tik op Patient List (Patiëntlijst). 4 Selecteer het selectievakje naast een of meer onderzoeken. 5 Tik op Archive (Archiveren). (Het systeem verwijdert eventuele statusmarkeerders.) MPPS voor een onderzoek beëindigen U kunt MPPS voor een onderzoek beëindigen voordat u het onderzoek voltooit. Tik in het patiëntformulier op Discontinue (Beëindigen). Onderzoeken exporteren Let op Verwijder de USB-stick niet en schakel het ultrasone systeem niet uit tijdens het exporteren om verlies van gegevens of het beschadigen van de USB-stick te voorkomen. Stoot ook niet tegen de USB-stick of oefen geen druk uit op de USB-stick terwijl deze op het systeem is aangesloten. De connector kan daardoor breken. U kunt patiëntonderzoeken exporteren als deze zijn beëindigd en als de systeembeheerder USB-export niet heeft uitgeschakeld. Zie Onderzoek beëindigen op pagina 4-41 en Instellingen voor beheer op pagina 3-1. Onderzoeken omvatten beelden, videoclips en het patiëntrapport Beeldvorming

137 Een USB-stick is bedoeld voor tijdelijke opslag van beelden en clips. Archiveer patiëntonderzoeken regelmatig. Patiëntonderzoeken handmatig naar een USB-stick exporteren 1 Geef de bestandsindeling voor geëxporteerde beelden op (raadpleeg Instellingen voor USB op pagina 3-41). 2 Tik op REVIEW (Bekijken). 3 Tik op Patient List (Patiëntlijst). 4 Sluit een USB-stick aan (zie USB-stick aansluiten om te importeren of exporteren op pagina 2-7). 5 Selecteer het selectievakje naast een of meer onderzoeken in de patiëntlijst. 6 Tik op Export USB (Exporteren naar USB). Er wordt een lijst met USB-apparaten weergegeven. 7 Selecteer een USB-stick. Als u patiëntinformatie wilt verbergen, heft u de selectie van Include patient information on images and video clips (Patiëntinformatie opnemen in beelden en videoclips) op. 8 Tik op Export (Exporteren). Het exporteren van bestanden is gereed ongeveer vijf seconden nadat de USB-animatie is gestopt. De USB-stick verwijderen of het systeem uitschakelen tijdens het exporteren kan ertoe leiden dat geëxporteerde bestanden beschadigd of onvolledig raken. Tik op Cancel (Annuleren) om het exporteren te stoppen. De kolom van de patiëntlijst geeft aan of het systeem het onderzoek heeft geëxporteerd. Patiëntonderzoeken automatisch naar een USB-stick exporteren 1 Zorg ervoor dat automatisch exporteren is ingeschakeld. Zie Exportopties opgeven op pagina Plaats een USB-stick in een USB-poort aan de zijkant van het systeem. 3 Beëindig het onderzoek. Beelden en videoclips opslaan U kunt beelden en videoclips opslaan op de interne opslaglocatie. Het systeem speelt een geluid af als Pieptoonwaarschuwing is ingeschakeld (raadpleeg Audio-instellingen op pagina 3-6) en het pictogram voor opslaan in uitvoering verschijnt kort op de klinische monitor. Het systeem beperkt het aantal beelden en videoclips die u kunt opslaan voor een afzonderlijk onderzoek en geeft een waarschuwing wanneer deze limiet is bereikt. U kunt ook een frame met een label uit een videoclip opslaan. Zie Labels plaatsen tijdens bekijken op pagina Beeldvorming 4-51

138 Tik op REVIEW (Bekijken) om opgeslagen beelden en videoclips voor de huidige patiënt te bekijken. Voor patiënten van wie het onderzoek is beëindigd moet u naar de patiëntlijst gaan door op REVIEW (Bekijken) te tikken en vervolgens op Patient List (Patiëntlijst). Zie Bekijken op pagina Raadpleeg De cine-buffer bekijken op pagina 4-28 voor informatie over het voltooien van de procedure. U kunt ook beelden opslaan vanuit cine terwijl het systeem is stilgezet. Beelden opslaan Zorg ervoor dat de patiënt-id wordt weergegeven voordat u een beeld opslaat om te voorkomen dat opgeslagen beelden van meerdere patiënten door elkaar raken. Zie Patiëntgegevens invoeren op pagina 4-37 en Instellingen voor weergave-informatie op pagina Een beeld opslaan Als het bedieningselement Save Image (Beeld opslaan) of Save Image & Calcs (Beeld en berekeningen opslaan) niet beschikbaar is, moet u het systeem configureren zodat deze wel worden weergegeven. Zie Aangepaste bedieningselementen configureren op pagina Voer een van de volgende opties uit: Tik op Save Image (Beeld opslaan) om alleen het beeld op te slaan. Tik op Save Image & Calcs (Beeld en berekeningen opslaan) om het beeld en de huidige berekening in het patiëntrapport op te slaan. Opmerking U kunt ook het voetpedaal configureren om op te slaan (raadpleeg Instellingen voor gebruikersprofielen op pagina 3-35). Videoclips opslaan Bedieningselementen voor videoclips instellen 1 Tik op Video Clip Settings (Instellingen voor videoclips). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Stel het volgende naar eigen wens in: Clip Method (Clipmethode) Prospective (Prospectief) legt frames vast nadat u op Save Video Clip (Videoclip opslaan) hebt getikt. Het systeem legt frames vast gedurende het aantal seconden of slagen dat u hebt opgegeven in de lijst Time (Tijd) of ECG. Het systeem geeft een pictogram voor clip vooruit in het systeemstatusgebied weer. Retrospective (Retrospectief) legt frames vast van beschikbare vooraf opgeslagen gegevens voordat u op Save Video Clip (Videoclip opslaan) tikt. Het systeem legt vooraf opgeslagen frames 4-52 Beeldvorming

139 vast gedurende het aantal seconden of slagen dat u hebt opgegeven in de lijst Time (Tijd) of ECG. Het systeem geeft een pictogram voor clip achteruit in het systeemstatusgebied weer. Clip Type (Cliptype) Time (Tijd) legt vast gebaseerd op een aantal seconden. Selecteer de tijdsduur uit de lijst Time (Tijd). ECG legt vast op basis van het aantal hartslagen. Selecteer R-Wave Count (R-golftelling). Preview Video Clip (Voorbeeld van videoclip) Selecteer deze optie om een vastgelegde videoclip automatisch af te spelen en eventueel bij te snijden (de videoclip wordt niet automatisch op de interne opslaglocatie opgeslagen). Als deze optie niet is geselecteerd, wordt de videoclip op de interne opslaglocatie opgeslagen en zijn bedieningselementen voor bijsnijden niet beschikbaar. 3 Tik op Done (Gereed). Videoclip vastleggen en opslaan 1 Zorg ervoor dat de instellingen voor videoclips zoals gewenst zijn ingesteld. Zie Bedieningselementen voor videoclips instellen op pagina Tik op Save Video Clip (Videoclip opslaan). Opmerking U kunt ook het voetpedaal configureren om een videoclip op te slaan (raadpleeg Instellingen voor gebruikersprofielen op pagina 3-35). Als Clip Method (Clipmethode) is ingesteld op Prospective (Prospectief), piept het systeem als Pieptoonwaarschuwing is ingeschakeld (raadpleeg Audio-instellingen op pagina 3-6), legt het systeem vooraf opgeslagen frames vast gedurende het aantal seconden dat u opgeeft in de lijst Time (Tijd) en piept vervolgens nogmaals. Als Clip Method (Clipmethode) is ingesteld op Prospective (Prospectief), piept het systeem als Pieptoonwaarschuwing is ingeschakeld (raadpleeg Audio-instellingen op pagina 3-6), legt het systeem frames vast gedurende het aantal seconden dat u opgeeft in de lijst Time (Tijd) en piept vervolgens nogmaals. Tik op Stop Video Clip (Videoclip stoppen) om het vastleggen te beëindigen voordat het aantal in de lijst Time (Tijd) opgegeven seconden is verstreken. Als Preview Video Clip (Voorbeeld van videoclip) in Video Clip Settings (Instellingen voor videoclips) is geselecteerd, wordt de videoclip automatisch afgespeeld op de klinische monitor. 3 (Optioneel, alleen Voorbeeld van videoclip) Videoclip bijsnijden: a Tik op het schaar-pictogram. b Versleep de schuifknoppen voor bijsnijden om frames te verwijderen aan de linker- of rechterkant van de videoclip. c Tik op Save (Opslaan). Opmerking Als u op Done (Gereed) tikt, wordt de videoclip verwijderd. Beeldvorming 4-53

140 Interne opslagruimte beheren Het pictogram voor beschikbare opslagruimte in het systeemstatusgebied (raadpleeg Afbeelding 2-4 op pagina 2-8) geeft de beschikbare ruimte op de interne opslaglocatie in procenten weer. Raadpleeg Waarschuwingen over opslag ontvangen op pagina 3-13 om waarschuwingen te ontvangen wanneer de opslag bijna vol is. Als u een beeld of videoclip probeert op te slaan wanneer er weinig ruimte is, waarschuwt het systeem u dat er weinig opslagruimte is en vraagt het u om gearchiveerde of opgeslagen patiëntonderzoeken te verwijderen. Als het geheugen vol is, geeft het systeem het pictogram voor Geheugen vol weer. DVR-opname U kunt video's die op de klinische monitor worden weergegeven, opnemen op een USB-stick die in de DVR-USB-poort is geplaatst. Clips opslaan als MP4-bestanden. U kunt de opnamen naar een ander apparaat kopiëren. Opmerking Het systeem ondersteunt geen USB-sticks die met software zijn beveiligd. Wanneer u opnames opslaat op een USB-stick, dient u ervoor te zorgen dat de stick geen andere gegevens, bestanden of mappen bevat voordat u de stick op het systeem aansluit. Het X-Porte-systeem herkent een USB-stick die niet-gerelateerde mappen of bestanden bevat mogelijk niet. Opmerking FAT32-indeling van de USB-stick is vereist. U kunt geen video's opnemen als de systeembeheerder Disable USB Export (USB-export uitschakelen) in Instellingen voor beheer heeft geselecteerd (raadpleeg Instellingen voor beheer op pagina 3-1). Opnemen met DVR 1 Zorg ervoor dat een USB-stick in de DVR-USB-poort is geplaatst. De DVR-USB-poort bevindt zich op de achterzijde van het dock van de standaard (raadpleeg Poorten op pagina 2-24). Opmerking Wacht ten minste vijf seconden als u de USB-stick hebt verwijderd voordat u de stick opnieuw in de DVR-USB-poort plaatst. Het kan tot twee minuten duren voordat het systeem de USB-stick herkent Beeldvorming

141 2 Tik op Rec (Opnemen) rechts boven in het aanraakpaneel. Opmerking U kunt ook het voetpedaal configureren om op te nemen (raadpleeg Instellingen voor gebruikersprofielen op pagina 3-35). Het systeem start de opname op de USB-stick in de DVR-poort en geeft een knipperende opname-indicator weer. Opmerking Als Rec (Opnemen) niet beschikbaar is, controleert u of een USB-stick in de DVR is geplaatst en of de USB-stick niet vol is. 3 Tik op Rec (Opnemen) of beëindig het onderzoek om de opname te stoppen. DVR-opnames naar een ander apparaat kopiëren 1 Verwijder de USB-stick uit de DVR als u de opname stopt. 2 Plaats de USB-stick in een ander apparaat (bijvoorbeeld een persoonlijke computer). 3 Geef de inhoud van de USB-stick weer en kopieer de opnames (MP4-bestanden) naar het apparaat. Opmerking Als de met de DVR opgenomen video's te fel zijn wanneer u deze op een persoonlijke computer bekijkt, kunt u de kleureninstellingen van de video op de monitor van uw pc aanpassen. Een voorbeeld: stel het dynamische bereik in op Volledig. Raadpleeg de Help van uw computer voor informatie over de beschikbare kleureninstellingen voor video's. Beeldgalerie Met de beeldgalerie kunt u beelden en videoclips bekijken die op een USB-stick zijn opgeslagen. WAARSCHUWING: Opmerking Beelden in de beeldgalerie dienen niet voor diagnostische doeleinden te worden gebruikt. Het systeem ondersteunt geen USB-sticks die met software zijn beveiligd. Beelden bekijken met de beeldgalerie 1 Plaats een USB-stick in een USB-poort in het X-Porte-systeem. Opmerking De beeld- en clipbestanden die u wilt bekijken, moeten op het hoofdniveau van de USB-stick zijn opgeslagen zodat de bestanden in de beeldgalerie kunnen worden geopend. 2 Tik op MORE (Meer) en vervolgens op USB Image Gallery (USB-beeldgalerie). Beeldvorming 4-55

142 3 Selecteer op de pagina Image Gallery (Beeldgalerie) uw gewenste opslagapparaat in de lijst. Er wordt een galerie met beschikbare beelden en clips weergegeven. 4 Tik op de miniatuurweergave om een beeld of clip in volledige weergave te openen. 5 Selecteer het selectievakje van elk beeld om meerdere beelden of clips te selecteren of tik op Select All (Alles selecteren). 6 Tik op Delete (Verwijderen) om geselecteerde beelden te verwijderen. Afzonderlijke beelden en clips exporteren U kunt afzonderlijke beelden en clips naar een USB-stick exporteren zodat u de beelden en clips in de USB-beeldgalerie kunt bekijken. Afzonderlijk geëxporteerde beelden en clips worden als.jpg- en.avi-bestanden opgeslagen en bevatten geen overige onderzoeksinformatie. Opmerking Gebruik deze exportmethode alleen om afzonderlijke beeld- en clipbestanden te maken. Bij deze exportmethode wordt het volledige patiëntonderzoek niet geëxporteerd en het onderzoek wordt niet als Exported (Geëxporteerd) in de patiëntlijst gemarkeerd. Beelden exporteren 1 Plaats een USB-stick in een USB-poort in het X-Porte-systeem. 2 Tik in een actief onderzoek op REVIEW (Bekijken). 3 (Optioneel) Beelden of clips uit een gesloten onderzoek exporteren: a Tik op de pagina Review (Bekijken) op Patient List (Patiëntlijst). b Selecteer op de pagina Patient List (Patiëntlijst) een patiëntdossier en tik op Thumbnails (Miniatuurweergaven). 4 Selecteer op de pagina Review (Bekijken) het selectievakje naast elk beeld dat of elke clip die u wilt exporteren. 5 Tik op Export USB (Exporteren naar USB). 6 Tik op het vak Please enter a file name (Voer een bestandsnaam in) om de bestandsnaam te wijzigen. Voer de nieuwe bestandsnaam in wanneer het toetsenbord verschijnt en gebruik daarbij uitsluitend hoofdletters, kleine letters en cijfers. Speciale tekens en spaties kunnen niet in een bestandsnaam worden gebruikt. Opmerking Alle beelden en clips die naar de USB-stick worden geëxporteerd, worden op het hoofdniveau van de stick opgeslagen. Dit is noodzakelijk om bekijken in de beeldgalerie mogelijk te maken. Bestanden met dezelfde naam krijgen automatisch een cijfer achter de naam. 7 Als meer dan één opslagapparaat is geïnstalleerd, tikt u op het opslagapparaat waarnaar u wilt exporteren Beeldvorming

143 8 Patiëntinformatie zoals naam en ID worden standaard van beelden en clips verwijderd voordat deze worden geëxporteerd. Patiëntinformatie kan worden opgenomen tijdens het exporteren door het selectievakje Include patient information on images and video clips (Patiëntinformatie opnemen in beelden en videoclips) te selecteren. Let op Patiëntinformatie kan een beschermde klasse patiëntgegevens zijn die onderhevig is aan landspecifieke beveiligingsrichtlijnen. Als u ervoor kiest patiëntinformatie op te nemen tijdens het exporteren van beelden en clips, dient u ervoor te zorgen dat u praktijken voor informatieopslag en -hantering voldoen aan landspecifieke beveiligingsrichtlijnen. 9 Tik op Export (Exporteren). ECG Voor de ECG-functie is een optionele FUJIFILM SonoSite ECG-module vereist. ECG is alleen beschikbaar in het cardiale onderzoekstype. WAARSCHUWING: Let ops Gebruik de ECG-trace niet om hartritmes te diagnosticeren om verkeerde diagnoses te voorkomen. De ECG-optie van FUJIFILM SonoSite is een niet-diagnostische functie. Gebruik uitsluitend accessoires die door FUJIFILM SonoSite met het systeem zijn meegeleverd. Het systeem kan worden beschadigd wanneer u een accessoire aansluit die niet door FUJIFILM SonoSite is aanbevolen. Als u een patiënt defibrilleert terwijl de ECG-module is aangesloten op het systeem, kan het ECG-signaal onjuist worden weergegeven en moet de ECG-module mogelijk worden vervangen. De ECG-functie gebruiken 1 Selecteer het cardiale onderzoekstype op de P10xp-, P21xp- of TEExp-transducer (zie Transducer- en onderzoekstype selecteren op pagina 2-17). 2 Sluit de ECG-kabel op de ECG-poort van het ultrasone systeem aan. ECG-tracering wordt automatisch ingeschakeld. Opmerking Het kan maximaal een minuut duren voordat het ECG-signaal opnieuw is gestabiliseerd nadat de defibrillator bij de patiënt is gebruikt. Beeldvorming 4-57

144 Afbeelding 4-6 ECG-poort 3 Tik op ECG. Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 4 Voer een van de volgende acties uit in het venster ECG Settings (ECG-instellingen): Selecteer Show (Weergeven) om de ECG-trace weer te geven. Versleep de schuifknop Gain (Versterking) om de waarde van de ECG-versterking aan te passen. Selecteer Slow (Langzaam), Medium (Gemiddeld) of Fast (Snel) onder Sweep Speed (Doorloopsnelheid) om de ECG-bladersnelheid in te stellen. Als de Doppler- of M-modetrace actief is, komt de ECG-bladersnelheid overeen met de doorloopsnelheid voor de trace. Tik op Up (Omhoog) of Down (Omlaag) onder Position (Positie) om de ECG-trace omhoog of omlaag in het beeld te verplaatsen. 5 Tik op Done (Gereed) Beeldvorming

145 HOOFDSTUK 5 Metingen en berekeningen In dit gedeelte vindt u informatie over metingen, berekeningen, werkbladen en rapporten. Meten X-Porte biedt verschillende soorten metingen. U kunt onafhankelijke metingen uitvoeren of een meting uitvoeren en deze aan een berekening toewijzen (raadpleeg Metingen aan berekeningen toewijzen op pagina 5-8). Als u een meting wilt opslaan, moet u deze aan een berekening toewijzen (zodat resultaten in het patiëntrapport worden opgeslagen) of u kunt het beeld opslaan met de weergegeven passers. Raadpleeg Over berekeningen op pagina 5-9 als u liever binnen een berekening start. Passers De meeste metingen voert u uit door passers te gebruiken die u naar de juiste positie sleept. De actieve passer heeft een ronde, gemarkeerde handgreep. Passers activeren Tik op de passer. Schakelen tussen passers Voer een van de volgende acties uit: Tik op een passer. Tik op het schakelpictogram onder het meetresultaat aan de linkerzijde van het aanraakpaneel. Tik op de passer onder Measure (Meten). Metingen en berekeningen 5-1

146 Meetresultaten bekijken en verwijderen Het huidige meetresultaat wordt aan de linkerzijde van het aanraakpaneel weergegeven onder Measure (Meten). Om het meetresultaat toe te voegen aan een berekening, raadpleegt u Metingen aan berekeningen toewijzen op pagina 5-8. Als u meerdere metingen uitvoert, kunt u op een invoer onder Measure (Meten) tikken om de bijbehorende passers op het beeld te markeren. Een meting verwijderen Tik op de meting onder Measure (Meten) en tik vervolgens op Delete (Verwijderen). Basismetingen in 2D Opmerking U kunt alleen in dubbele weergave over beelden heen meten met een lineaire transducer en alleen als de beelden dezelfde diepte en vergroting hebben. Afstand tussen twee punten meten 1 Tik in een stilgezet beeld op Distance (Afstand). Er wordt een passer weergegeven. Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Sleep de actieve passer naar het eerste punt. 3 Sleep de andere passer naar het tweede punt. 4 Tik naar wens op elke passer en sleep deze naar de juiste positie. Omtrek of oppervlakte meten met een ellips 1 Tik in een stilgezet beeld op Ellipse (Ellips). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. Er wordt een ellips met drie passers weergegeven. 2 De ellips positioneren en de grootte aanpassen: Versleep de passers om dit te positioneren. Sleep de passers, de handgreep of beide om de grootte van de ellips aan te passen. 5-2 Metingen en berekeningen

147 Omtrek of oppervlakte meten met traceren 1 Tik in een stilgezet beeld op Trace. Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. Er wordt een passer weergegeven. 2 Sleep de passer naar het startpunt. Nadat u uw vinger van het scherm hebt gehaald, verschijnt er een potloodpictogram, wat aangeeft dat de startlocatie is ingesteld en dat u kunt beginnen met de trace. 3 Sleep de passer rond de oppervlakte die u wilt traceren. Ga terug over de stippellijn om een correctie aan te brengen. 4 Haal uw vinger van het scherm om de meting te voltooien. De trace wordt automatisch gesloten en de meetresultaten worden weergegeven. Opmerking U kunt de meting nog aanpassen nadat u de trace hebt voltooid door de cursor te verslepen. Sleep de cursor terug om uw trace te wissen of vooruit om de trace te verlengen. Een doeldieptemeting uitvoeren U kunt de afstand van de huidlijn naar een gespecificeerd punt op het beeld meten. 1 Tik op Target Depth (Doeldiepte) om een 2D-beeld. Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. Er wordt een stippellijn weergegeven die loopt van de huidlijn naar een enkele passer aan het uiteinde. 2 Sleep de passer naar de gewenste plaats. Basismetingen in M-mode Afstand en tijd meten U kunt afstand in centimeter en tijd in seconden meten. 1 Tik in een stilgezette doorloop van M-mode op Distance Time (Afstand/tijd). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. Er wordt een passer weergegeven. Metingen en berekeningen 5-3

148 2 Sleep de passer naar de gewenste plaats. Er wordt een tweede passer weergegeven. 3 Sleep de tweede passer naar de gewenste plaats. Om de hartfrequentie te meten 1 Tik in een stilgezette doorloop van M-mode op Heart Rate (Hartfrequentie). Er wordt een verticale passer weergegeven. Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Sleep de passer naar de piek van de hartslag. Er wordt een tweede verticale passer weergegeven. 3 Sleep de tweede passer naar de piek van de volgende hartslag. Als u de meting van de hartfrequentie in het patiëntrapport opslaat, wordt een ingevoerde hartfrequentie op het patiëntformulier overschreven. Basismetingen in Doppler De volgende basismeethulpmiddelen zijn beschikbaar in Doppler: Hartfrequentie, snelheid (cm/s), handmatige trace, automatisch meten en helling. U kunt deze hulpmiddelen gebruiken voor het meten van: Hartfrequentie Snelheid (cm/s) Pieksnelheid (VMax) Pulsatiliteitsindex (PI) Weerstandsindex (RI) S/D-verhouding (S/D) Einddiastolische snelheid (EDV) Gemiddelde drukgradiënt (PGMean) Gemiddelde snelheid (VMean) Verstreken tijd (ET) Minimale diastolische snelheid (MDV) Snelheid-tijdsintegraal (VTI) Acceleratietijd (AT) Tijdgemiddelde snelheid (TAV) Tijdgemiddelde piek (TAP) Tijd-gemiddeld gemiddelde (TAM) Maximale drukgradiënt (PGMax) Versnelling (Acc) Deceleratietijd (Decel) Drukhalfwaardetijd (PHT) 5-4 Metingen en berekeningen

149 Om de hartfrequentie te meten Raadpleeg Om de hartfrequentie te meten op pagina 5-4 onder 'Basismetingen in M-mode', maar begin bij een stilgezette spectrale Doppler-trace. Snelheid (cm/s) en drukgradiënt meten Bij deze meting hoort één passer vanaf de basislijn. 1 Tik in een stilgezette spectrale Doppler-trace op Velocity (Snelheid). Er wordt één passer weergegeven. Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Sleep de passer naar een snelheidspiekgolfvorm. Snelheden, verstreken tijd, ratio en weerstandsindex (RI) of versnelling meten 1 Tik in een stilgezette spectrale Doppler-trace op Velocity (Snelheid). Er wordt één passer weergegeven. Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Sleep de passer naar een systolische piekgolfvorm. 3 Tik op Velocity (Snelheid). Er wordt een tweede passer weergegeven. 4 Sleep de tweede passer naar de einddiastole op de golfvorm. De verstreken tijd tussen de tijden die worden aangegeven door de twee passers wordt berekend. Gemeten snelheden worden gegeven als resultaten en een algemene ratio tussen de snelheden die worden aangegeven door de twee passers wordt berekend Als de absolute waarde van de eerdere snelheid lager is dan die van de latere door de passers aangegeven snelheid, wordt de versnelling berekend, anders wordt de RI berekend. Om de tijdsduur te meten 1 Tik in een stilgezette spectrale Doppler-trace op Time (Tijd). Er wordt een verticale passer weergegeven. Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Sleep de passer naar waar u deze wilt hebben. 3 Sleep de tweede passer naar waar u deze wilt hebben. Metingen en berekeningen 5-5

150 Doppler-trace-metingen uitvoeren Tracemetingen zijn afhankelijk van het onderzoekstype en het meethulpmiddel. Tabel 5-1: Doppler-trace-metingen Onderzoekstype Hulpmiddel Cardiaal OBST/Gyn/ Veneus Arterieel TCD/Orbitaal Long Overig Handmatige trace VMax VTI VMax PI VMax PI VMax PI VMax VMax PI PGmax RI RI RI RI PGmean SD SD SD SD Vmean EDV EDV EDV EDV MDV MDV MDV MDV TAV TAV TAV AT VTI Diepte gate TAV Automatisch meten VMax VTI VMax PI VMax PI VMax PI VMax VMax PI PGmax RI RI RI RI PGmean SD SD SD SD Vmean EDV EDV EDV EDV MDV MDV MDV MDV TAP TAP TAP AT VTI TAM TAP Diepte gate Handmatige trace-metingen uitvoeren 1 Tik in een stilgezette spectrale Doppler-trace op Manual Trace (Handmatige trace). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. Er wordt één passer weergegeven. 5-6 Metingen en berekeningen

151 2 Sleep de passer naar het begin van de gewenste golfvorm. Nadat u uw vinger van het scherm hebt gehaald, verschijnt er een potloodpictogram, wat aangeeft dat de startlocatie is ingesteld en dat u kunt beginnen met de trace. 3 Sleep de passer om de golfvorm te traceren. Ga terug over de stippellijn om een correctie aan te brengen. 4 Haal uw vinger van het scherm om de meting te voltooien. De trace wordt automatisch gesloten en de meetresultaten worden weergegeven. Opmerking U kunt de meting nog aanpassen nadat u de trace hebt voltooid door de cursor te verslepen. Sleep de cursor terug om uw trace te wissen of vooruit om de trace te verlengen. Automatisch meten Na het automatisch meten dient u te controleren of de door het systeem gegenereerde grens juist is. Als u niet tevreden bent met de trace, kunt u een beeld van een spectrale Doppler-trace van hoge kwaliteit verkrijgen of handmatig traceren. 1 Tik in een stilgezette spectrale Doppler-trace op Auto Measure (Automatisch meten). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. Er wordt een verticale passer weergegeven. 2 Sleep de passer naar het begin van de golfvorm. Als passers niet juist zijn geplaatst, is het resultaat van de berekening onnauwkeurig. 3 Sleep de tweede passer naar het einde van de golfvorm en til uw vinger op. De meetresultaten worden weergegeven. Helling, VMax, Decel en PHT meten De Slope (Helling)-controle kan alleen worden gebruikt in het type cardiaal onderzoek. 1 Tik in een stilgezette spectrale Doppler-trace op Slope (Helling). Er wordt een verticale passer weergegeven. Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Sleep de passer naar waar u deze wilt hebben. Metingen en berekeningen 5-7

152 3 Sleep de tweede passer naar waar u deze wilt hebben. De absolute helling tussen de passers wordt berekend. Als de absolute snelheid van de eerdere passer hoger is dan die van de latere passer (en ze bevinden zich aan dezelfde zijde van de basislijn), worden de deceleratietijd (Decel) en de drukhalfwaardetijd (PHT) berekend. Metingen aan berekeningen toewijzen U kunt een meting aan berekening toevoegen die dat metingstype bevat. Als u een meting aan een berekening toewijst, wordt er een vinkje naast de meting weergegeven om aan te geven dat deze is opgeslagen. Een meting aan een berekening toewijzen 1 Na het uitvoeren van de meting selecteert u de meting en tikt u op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. Opmerking Als Calcs (Berekeningen) niet beschikbaar is, is de meting niet beschikbaar om te worden opgeslagen met een berekening. Er wordt een berekeningslijst weergegeven, samen met een lijst vaan aanvullende beschikbare lijsten. 2 Tik op de gewenste berekeningslijst. 3 Tik op de naam van de gewenste berekening in de berekeningslijst. 4 Sla de meting op: Tik op onder de naam van de meting. Dit bedieningselement is niet beschikbaar als de meting niet kan worden opgeslagen bij de geselecteerde berekening. 5-8 Metingen en berekeningen

153 Over berekeningen WAARSCHUWING: Controleer of de patiëntinformatie, datum- en tijdsinstellingen kloppen om onjuiste berekeningen te voorkomen. Start een nieuw patiëntformulier voordat u een nieuwe patiëntonderzoek start en berekeningen uitvoert om een verkeerde diagnose of nadelige gevolgen voor de resultaten van de patiënt te voorkomen. Door een nieuw patiëntformulier te starten, worden de gegevens van de voorgaande patiënt gewist. De gegevens van de voorgaande patiënt worden samengevoegd met de huidige patiënt als het formulier niet eerst wordt gewist. Zie Patiëntgegevens invoeren op pagina Gebruik enkele berekeningen niet als de enige diagnosecriteria om een verkeerde diagnose of nadelige gevolgen voor de resultaten van de patiënt te voorkomen. Gebruik berekeningen samen met andere klinische informatie. In X-Porte kunt u berekeningen uitvoeren waarvan de resultaten in het patiëntrapport worden opgeslagen (raadpleeg Werkbladen en rapporten op pagina 5-56). Er zijn drie typen berekeningen: Basisberekeningen die beschikbaar zijn in meerdere onderzoekstypes: Volumeberekeningen Berekeningen volumeflow (alleen beschikbaar voor abdominale en arteriële onderzoekstypes) Berekeningen percentage van vermindering Gespecialiseerde berekeningen die specifiek zijn voor een onderzoekstype: Abdominale berekeningen Arteriële berekeningen Cardiale berekeningen Gynaecologieberekeningen Verloskundige berekeningen Berekeningen voor kleine lichaamsdelen en spieren en botten (MSK) Berekeningen voor acute zorg, die zijn opgenomen in de gelicentieerde functie voor werkbladen acute zorg. Metingen en berekeningen 5-9

154 Gerelateerde onderwerpen Beeld stilzetten Meten tijdens bekijken Overzicht Berekeningen zijn toegankelijk vanaf berekeningslijsten, die u weergeeft door op het bedieningselement Calcs (Berekeningen) (voor basisberekeningen en gespecialiseerde berekeningen) of het bedieningselement Acute Care (Acute zorg) (voor berekeningen voor acute zorg) te tikken. Als deze bedieningselementen zijn verborgen, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om ze weer te geven. Nadat u op het bedieningselement hebt getikt, wordt een berekeningslijst weergegeven aan de linkerzijde van het aanraakpaneel. Tik nogmaals op Calcs (Berekeningen) of Acute Care (Acute zorg) om de lijst te verlaten. De geselecteerde meting is gemarkeerd met de bedieningselementen opslaan en verwijderen. In sommige metingen en berekeningen die een Doppler-trace gebruiken is een knop toegevoegd om het selecteren van het type trace te vereenvoudigen. Er verschijnen passers op de afbeelding. U plaatst de passers door deze te slepen. Het meetresultaat wordt naast de naam van de meting weergegeven. Nadat u metingen opslaat, wordt het berekeningsresultaat op de klinische monitor weergegeven. Als er meerdere opgeslagen metingen voor een berekening zijn, worden deze aan de linkerzijde van het aanraakpaneel gerangschikt in de volgorde waarop ze in de berekeningslijst zijn voltooid. Metingen in berekeningen opslaan Als u een meting opslaat, wordt er een vinkje naast de meting weergegeven om aan te geven dat de waarde is opgeslagen. Als u een of meer metingen op het scherm hebt, kunt u het volgende doen: Sla de geselecteerde meting op: Tik op onder de naam van de meting. Sla alle uitgevoerde metingen in de berekening op: Tik op Save All (Alles opslaan). Sla zowel de geselecteerde meting als het beeld op: Tik op Save Image & Calcs (Beeld en berekeningen opslaan). (Als het bedieningselement Save Image & Calcs (Beeld en berekeningen opslaan) niet beschikbaar is, configureert u het systeem zo dat het wordt weergegeven (raadpleeg Instellingen voor gebruikersprofielen op pagina 3-35) Metingen en berekeningen

155 Een opgeslagen meting opnieuw uitvoeren of verwijderen 1 Tik in een stilgezet beeld op Calcs (Berekeningen) of, voor de berekeningen voor acute zorg, op Acute Care (Acute zorg). Als deze bedieningselementen zijn verborgen, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om ze weer te geven. 2 Voer een van de volgende opties uit in de berekeningslijst met de meting: Voer de meting opnieuw uit om opnieuw toe te passen. Tik op onder de naam van de meting om de nieuwe meting op te slaan. De nieuwe meting wordt in het patiëntrapport opgeslagen en toegevoegd aan de berekeningslijst. Tik op onder de naam van de meting om de meting te verwijderen. De laatst opgeslagen meting wordt verwijderd uit het patiëntrapport. Als deze meting de enige meting is, wordt het resultaat uit het rapport verwijderd. Sommige metingen kunnen rechtstreeks uit het voorbeeld van het rapport worden verwijderd. Zie Werkbladen en rapporten op pagina Berekeningen percentage van vermindering WAARSCHUWING: Controleer of de patiëntinformatie, datum- en tijdsinstellingen kloppen om onjuiste berekeningen te voorkomen. Start een nieuw patiëntformulier voordat u een nieuwe patiëntonderzoek start en berekeningen uitvoert om een verkeerde diagnose of nadelige gevolgen voor de resultaten van de patiënt te voorkomen. Door een nieuw patiëntformulier te starten, worden de gegevens van de voorgaande patiënt gewist. De gegevens van de voorgaande patiënt worden samengevoegd met de huidige patiënt als het formulier niet eerst wordt gewist. Zie Patiëntgegevens invoeren op pagina Berekeningen van het percentage van vermindering zijn beschikbaar in de volgende onderzoekstypen: abdomen, arterieel, spieren en botten, en kleine lichaamsdelen. Raadpleeg Transducer- en onderzoekstype selecteren op pagina 2-17 voor een lijst met onderzoekstypen op elke transducer. Metingen en berekeningen 5-11

156 Percentage oppervlaktevermindering berekenen 1 Tik in een stilgezet 2D-beeld op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 In de berekeningslijst voor oppervlaktevermindering voert u het volgende uit voor A 1 en vervolgens voor A 2 : a Tik op de naam van de meting. b Sleep de passer naar het startpunt van de trace en til uw vinger op. c Traceer de gewenste oppervlakte. Ga terug over de stippellijn om een correctie aan te brengen. d Voltooi de trace door uw vinger op te tillen. e Om de meting op te slaan en de trace af te sluiten, tikt up op. Het resultaat van het percentage van de oppervlaktevermindering wordt op de klinische monitor weergegeven en in het patiëntrapport opgeslagen. Percentage van diametervermindering berekenen 1 Tik in een stilgezet 2D-beeld op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 In de berekeningslijst voor diametervermindering voert u het volgende uit voor A 1 en vervolgens voor A 2 : a Tik op de naam van de meting. b Plaats de passers door deze te slepen. c Sla de meting op. Het resultaat van het percentage van de diametervermindering wordt op de klinische monitor weergegeven en in het patiëntrapport opgeslagen Metingen en berekeningen

157 Volumeberekening WAARSCHUWING: Controleer of de patiëntinformatie, datum- en tijdsinstellingen kloppen om onjuiste berekeningen te voorkomen. Start een nieuw patiëntformulier voordat u een nieuwe patiëntonderzoek start en berekeningen uitvoert om een verkeerde diagnose of nadelige gevolgen voor de resultaten van de patiënt te voorkomen. Door een nieuw patiëntformulier te starten, worden de gegevens van de voorgaande patiënt gewist. De gegevens van de voorgaande patiënt worden samengevoegd met de huidige patiënt als het formulier niet eerst wordt gewist. Zie Patiëntgegevens invoeren op pagina De volumeberekening omvat drie 2D-afstandsmetingen: Hoogte, breedte en lengte. U kunt volume berekenen over een, twee of alle drie afstandsmetingen. Nadat een meting is opgeslagen, wordt het resultaat weergegeven op de klinische monitor en in het patiëntrapport. De volumeberekening is beschikbaar in de volgende onderzoekstypen: abdomen, arterieel, borst, gynaecologisch, spieren en botten, zenuw, kleine lichaamsdelen en oppervlakkig. Raadpleeg Transducer- en onderzoekstype selecteren op pagina 2-17 voor een lijst met onderzoekstypen op elke transducer. Volume berekenen Doe het volgende voor elk beeld dat u wilt meten: 1 Tik in het stilgezette 2D-beeld op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Voer in de berekeningslijst Volume 1, Volume 2 of Volume 3 het volgende uit voor elke meting die u wilt uitvoeren: a Tik op de naam van de meting. b Plaats de passers door deze te slepen. c Sla de meting op. Berekening volumeflow Raadpleeg pagina 5-15 om de volumeflow in het abdominale onderzoekstype te berekenen. Raadpleeg pagina 5-18 om de volumeflow in het arteriële onderzoekstype te berekenen. Metingen en berekeningen 5-13

158 Overwegingen Neem de volgende factoren in overweging als u metingen voor volumeflow uitvoert: U dient huidige medische praktijken te volgen voor de toepassingen voor het berekenen van volumeflow. De nauwkeurigheid van de berekening van de volumeflow is voor een groot deel afhankelijk van de meettechniek van de gebruiker. De in de literatuur geïdentificeerde factoren die de nauwkeurigheid beïnvloeden, zijn als volgt: De diametermethode gebruiken voor 2D-oppervlakte Precisie bij het plaatsen van de passer Moeite met het zorgen voor een uniforme insonatie van het vat Voor meer informatie over de overwegingen en het nauwkeurigheidsniveau van metingen en berekeningen van volumeflow, raadpleegt u de volgende referentie: Allan, Paul L. et al. Clinical Doppler Ultrasound, 4th Ed., Harcourt Publishers Limited, (2000) p Op onderzoeken gebaseerde berekeningen Abdominale berekeningen WAARSCHUWING: Controleer of de patiëntinformatie, datum- en tijdsinstellingen kloppen om onjuiste berekeningen te voorkomen. Start een nieuw patiëntformulier voordat u een nieuwe patiëntonderzoek start en berekeningen uitvoert om een verkeerde diagnose of nadelige gevolgen voor de resultaten van de patiënt te voorkomen. Door een nieuw patiëntformulier te starten, worden de gegevens van de voorgaande patiënt gewist. De gegevens van de voorgaande patiënt worden samengevoegd met de huidige patiënt als het formulier niet eerst wordt gewist. Zie Patiëntgegevens invoeren op pagina Metingen en berekeningen

159 Tabel 5-2: Abdominale berekeningen Berekeningslijst Volumeflow* Naam meting (beeldvormingsmodus) Diam (2D), TAM, TAP of TAV (Doppler) Resultaat berekening Vol. flow (volumeflow ml/min) *Raadpleeg 'Overwegingen' op pagina 14 voor factoren die in overweging genomen moeten worden bij het uitvoeren van een volumeflowberekening. Volumeflow berekenen 1 Tik in een stilgezet 2D-beeld of stilgezette Doppler-trace op Calcs (Berekeningen) Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Tik in de berekeningslijst op Volume Flow (Volumeflow). Stap 3 en 4 kunnen in elke volgorde worden uitgevoerd. 3 Meet de diameter van het bloedvat: a Tik op een stilgezet 2D-beeld in het menu Volume Flow (Volumeflow) op Diam (Diameter). b Plaats de passers door deze te slepen. c Tik op om de meting op te slaan. 4 Bereken de snelheid van de bloedstroom. a Tik op een stilgezette Doppler-trace in het menu Volume Flow (Volumeflow) op TAP (piek). Als u een andere snelheidsmeting wilt gebruiken, tikt u op en kiest u vervolgens Mean (Gemiddelde) of Manual (Handmatig). b Voor Manual (Handmatig) traceert u de golfvorm door de passers te verslepen. Ga terug over de stippellijn om een correctie aan te brengen. c Voor Peak (Piek) of Mean (Gemiddelde) plaatst u de verticale passer door deze te verslepen. d Tik op om de meting op te slaan. 5 Tik op WORKSHEET (Werkblad) om de resultaten weer te geven. Metingen en berekeningen 5-15

160 Arteriële berekeningen WAARSCHUWING: Controleer of de patiëntinformatie, datum- en tijdsinstellingen kloppen om onjuiste berekeningen te voorkomen. Start een nieuw patiëntformulier voordat u een nieuwe patiëntonderzoek start en berekeningen uitvoert om een verkeerde diagnose of nadelige gevolgen voor de resultaten van de patiënt te voorkomen. Door een nieuw patiëntformulier te starten, worden de gegevens van de voorgaande patiënt gewist. De gegevens van de voorgaande patiënt worden samengevoegd met de huidige patiënt als het formulier niet eerst wordt gewist. Zie Patiëntgegevens invoeren op pagina De arteriële berekeningen die u kunt uitvoeren staan vermeld in Tabel 5-3 op pagina In het arteriële onderzoek kunt u ook de ICA/CCA-verhouding, het volume, de volumeflow en het percentage van de vermindering berekenen. Zie Volumeberekening op pagina 5-13, Berekening volumeflow op pagina 5-13, en Berekeningen percentage van vermindering op pagina Metingen en berekeningen

161 Tabel 5-3: Arteriële berekeningen Berekeningslijst Rechts Links Volumeflow a Naam meting CCA Proximaal Midden Distaal Bulb ICA Proximaal Midden Distaal ECA Proximaal VA CCA Proximaal Midden Distaal Bulb ICA Proximaal Midden Distaal ECA Proximaal VA Diam (2D), TAM, TAP of TAV (Doppler) b a Raadpleeg 'Overwegingen' op pagina 14 voor factoren die in overweging genomen moeten worden bij het uitvoeren van een volumeflowberekening. b Wanneer de Doppler-trace wordt gemeten, omvat het resultaat de berekening van de snelheid-tijdsintegraal en tijdgemiddelde snelheid, afhankelijk van het type trace. Wanneer de golfvorm handmatig wordt getraceerd, worden TAV en VTI weergegeven. Wanneer de golfvorm automatisch wordt getraceerd aan de hand van de piek, worden tijdgemiddelde piek (TAP) en VTI weergegeven. Wanneer de golfvorm automatisch wordt getraceerd aan de hand van het gemiddelde, wordt tijdgemiddeld gemiddelde (TAM) weergegeven, maar VTI niet. Metingen en berekeningen 5-17

162 WAARSCHUWINGEN Traceer slechts één hartslag. De VTI-berekening is niet geldig als deze met meer dan één hartslag wordt berekend. Diagnostische conclusies over de bloedstroom die alleen op VTI zijn gebaseerd, kunnen leiden tot een onjuiste behandeling. Voor nauwkeurige berekening van het bloedstroomvolume moeten zowel de vatoppervlakte als de snelheid van de bloedstroom worden gemeten. Daarnaast is een nauwkeurige snelheid van de bloedstroom afhankelijk van een juiste Doppler-invalshoek. Berekeningsresultaten bevatten voor elke meting s (systolisch) en d (diastolisch). Een arteriële berekening uitvoeren 1 Tik in een stilgezette spectrale Doppler-trace op Calcs (Berekeningen). 2 Doe het volgende voor elke meting die u wilt uitvoeren: a Selecteer de berekeningslijst die de naam van de meting bevat. b Sleep de passer naar de systolische piekgolfvorm en tik op Next (Volgende). Er wordt een tweede passer weergegeven. c Sleep de passer naar het einddiastole punt op de golfvorm. d Tik op onder de naam van de meting. Volumeflow berekenen 1 Tik in een stilgezet 2D-beeld of stilgezette Doppler-trace op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Tik in de berekeningslijst op Volume Flow (Volumeflow). 3 Bereken volumeflow 1. a Meet de diameter van het bloedvat: i Tik op een stilgezet 2D-beeld in het menu Volume Flow (Volumeflow) op Diam (Diameter). ii Plaats de passers door deze te slepen. iii Tik op om de meting op te slaan Metingen en berekeningen

163 b Bereken de snelheid van de bloedstroom: i Tik op een stilgezette Doppler-trace in het menu Volume Flow 1 (Volumeflow 1) op TAP (piek). Als u een andere snelheidsmeting wilt gebruiken, tikt u op en kiest u vervolgens Mean (Gemiddelde) of Manual (Handmatig). Opmerking Het gebruik van de optie Mean (Gemiddelde) levert geen VTI-meting op. ii Voor Manual (Handmatig) traceert u de golfvorm door de passers te verslepen. Ga terug over de stippellijn om een correctie aan te brengen. iii Voor Peak (Piek) of Mean (Gemiddelde) plaatst u de verticale passer door deze te verslepen. iv Tik op om de meting op te slaan. 4 Bereken volumeflow 2. a Meet de diameter van het bloedvat i Tik op een stilgezet 2D-beeld in het menu Volume Flow 2 (Volumeflow 2) op Diam (Diameter). ii Plaats de passers door deze te slepen. iii Tik op om de meting op te slaan. b Bereken de snelheid van de bloedstroom. i Tik op een stilgezette Doppler-trace in het menu Volume Flow (Volumeflow) op TAP (piek). Als u een andere snelheidsmeting wilt gebruiken, tikt u op (Gemiddelde) of Manual (Handmatig). en kiest u vervolgens Mean Opmerking Het gebruik van de optie Mean (Gemiddelde) levert geen VTI-meting op. ii Voor Manual (Handmatig) traceert u de golfvorm door de passers te verslepen. Ga terug over de stippellijn om een correctie aan te brengen. iii Voor Peak (Piek) of Mean (Gemiddelde) plaatst u de verticale passer door deze te verslepen. iv Tik op om de meting op te slaan. 5 Tik op WORKSHEET (Werkblad) om de resultaten weer te geven. Metingen en berekeningen 5-19

164 Cardiale berekeningen WAARSCHUWING: Controleer of de patiëntinformatie, datum- en tijdsinstellingen kloppen om onjuiste berekeningen te voorkomen. Start een nieuw patiëntformulier voordat u een nieuwe patiëntonderzoek start en berekeningen uitvoert om een verkeerde diagnose of nadelige gevolgen voor de resultaten van de patiënt te voorkomen. Door een nieuw patiëntformulier te starten, worden de gegevens van de voorgaande patiënt gewist. De gegevens van de voorgaande patiënt worden samengevoegd met de huidige patiënt als het formulier niet eerst wordt gewist. Zie Patiëntgegevens invoeren op pagina Als u de basislijn verplaatst, schuift of de stilgezette trace inverteert, worden de weergegeven resultaten verwijderd. In het cardiale onderzoek kunt u de volgende berekeningen uitvoeren: Benodigde metingen voor het voltooien van cardiale berekeningen Opmerking De volgende tabel geeft een overzicht van de representatieve berekeningsresultaten die worden weergegeven op de klinische monitor. In de werkbladen en rapporten vindt u nog meer resultaten Metingen en berekeningen

165 Tabel 5-4: Cardiale berekeningen en resultaten Berekeningslijst Naam meting (beeldvormingsmodus) Resultaten EF FAC IVC EF (2D of M-mode) LVDd LVDs LV Vol EF (2D) A4Cd A4Cs A2Cd A2Cs Rechts (2D of M-mode) EDA ESA Links (2D of M-mode) EDA ESA Max D (2D of M Mode) Min D (2D of M Mode) EF LVDFS A4C EF A2C EF Biplane EF LV FAC RV FAC Samentrekken a HR nodig voor CO U kunt de HR-meting invullen op het patiëntformulier, of door te meten in M-mode of Doppler (raadpleeg pagina 5-4). b Uitgevoerd bij 300 cm/s aan de negatieve zijde van de basislijn. c De AVA op basis van VMax-meting vereist de LVOT D-, LVOT VMax- en AV VMax-metingen. De AVA op basis van VTI-meting vereist de LVOT D-, LVOT VTI-, en de AV VTI- metingen. d Gebruikt standaard RA-druk, indien deze niet is geleverd. e Moet E (MV-meting) meten voor E/e -verhouding. Metingen en berekeningen 5-21

166 Tabel 5-4: Cardiale berekeningen en resultaten (vervolg) Berekeningslijst Naam meting (beeldvormingsmodus) Resultaten LV CO Ao/LA Diastole (2D of M-mode) RVWd RVDd IVSd LVDd LVPWd Systole (2D of M-mode) RVWs RVDs IVSs LVDs LVPWs LVOT D (2D) HF (Doppler) LVOT VTI (Doppler) Ao (2D of M-mode) LA (2D of M Mode) AAo (2D) LVOT D (2D) ACS (M-mode) LVET (M-mode) EF LVDFS CO a SV LA/Ao a HR nodig voor CO U kunt de HR-meting invullen op het patiëntformulier, of door te meten in M-mode of Doppler (raadpleeg pagina 5-4). b Uitgevoerd bij 300 cm/s aan de negatieve zijde van de basislijn. c De AVA op basis van VMax-meting vereist de LVOT D-, LVOT VMax- en AV VMax-metingen. De AVA op basis van VTI-meting vereist de LVOT D-, LVOT VTI-, en de AV VTI- metingen. d Gebruikt standaard RA-druk, indien deze niet is geleverd. e Moet E (MV-meting) meten voor E/e -verhouding Metingen en berekeningen

167 Tabel 5-4: Cardiale berekeningen en resultaten (vervolg) Berekeningslijst Naam meting (beeldvormingsmodus) Resultaten MV MV/MR Oppervlakte Atriumvolume LV-massa E-F-helling (M-mode) EPSS (M-mode) MV E (Doppler) Decel (Doppler) A (Doppler) PHT (Doppler) VTI (Doppler) IVRT (Doppler) Adur (Doppler) MR dp:dt b (CW Doppler) MVA (2D) AVA (2D) LA A4C (2D) LA A2C (2D) RA (2D) Epi (2D) Endo (2D) Apical (2D) E:A MVA LV-massa a HR nodig voor CO U kunt de HR-meting invullen op het patiëntformulier, of door te meten in M-mode of Doppler (raadpleeg pagina 5-4). b Uitgevoerd bij 300 cm/s aan de negatieve zijde van de basislijn. c De AVA op basis van VMax-meting vereist de LVOT D-, LVOT VMax- en AV VMax-metingen. De AVA op basis van VTI-meting vereist de LVOT D-, LVOT VTI-, en de AV VTI- metingen. d Gebruikt standaard RA-druk, indien deze niet is geleverd. e Moet E (MV-meting) meten voor E/e -verhouding. Metingen en berekeningen 5-23

168 Tabel 5-4: Cardiale berekeningen en resultaten (vervolg) Berekeningslijst Naam meting (beeldvormingsmodus) Resultaten AV/LVOT/AI TV/TR PV Longader AV VMax (Doppler) AV VTI (Doppler) LVOT VMax (Doppler) VTI (Doppler) LVOT D (2D) AI PHT (Doppler) RA-druk TR VMax (Doppler) E (Doppler) A (Doppler) PHT (Doppler) TV VTI (Doppler) VMax (Doppler) PV VTI (Doppler) AT (Doppler) A (Doppler) Adur (Doppler) S (Doppler) D (Doppler) AVA c per VMax AVAc per VTI RVSP d TVA AT S/D-verhouding a HR nodig voor CO U kunt de HR-meting invullen op het patiëntformulier, of door te meten in M-mode of Doppler (raadpleeg pagina 5-4). b Uitgevoerd bij 300 cm/s aan de negatieve zijde van de basislijn. c De AVA op basis van VMax-meting vereist de LVOT D-, LVOT VMax- en AV VMax-metingen. De AVA op basis van VTI-meting vereist de LVOT D-, LVOT VTI-, en de AV VTI- metingen. d Gebruikt standaard RA-druk, indien deze niet is geleverd. e Moet E (MV-meting) meten voor E/e -verhouding Metingen en berekeningen

169 Tabel 5-4: Cardiale berekeningen en resultaten (vervolg) Berekeningslijst Naam meting (beeldvormingsmodus) Resultaten PISA Qp/Qs TDI TAPSE Straal (kleur) MR VTI (Doppler) Ann Diam (2D) MV VTI (Doppler) LVOT-diam (2D) RVOT D (2D) LVOT VTI (Doppler) RVOT VTI (Doppler) Links Sep e' (Doppler) Sep a' (Doppler) Lat e' (Doppler) Lat a' (Doppler) Inf e' (Doppler) Inf a' (Doppler) Ant e' (Doppler) Ant a' (Doppler) Rechts s TAPSE (M Mode) PISA-oppervlakte Terugstromingsvolume Qp/Qs E(MV)/e'-verhouding e a HR nodig voor CO U kunt de HR-meting invullen op het patiëntformulier, of door te meten in M-mode of Doppler (raadpleeg pagina 5-4). b Uitgevoerd bij 300 cm/s aan de negatieve zijde van de basislijn. c De AVA op basis van VMax-meting vereist de LVOT D-, LVOT VMax- en AV VMax-metingen. De AVA op basis van VTI-meting vereist de LVOT D-, LVOT VTI-, en de AV VTI- metingen. d Gebruikt standaard RA-druk, indien deze niet is geleverd. e Moet E (MV-meting) meten voor E/e -verhouding. Metingen en berekeningen 5-25

170 Oppervlakte van proximaal gebied waarin de snelheid gelijk is (PISA) berekenen De PISA-berekening vereist een meting in 2D, een meting in kleur en twee metingen in spectrale Doppler-trace. Nadat alle metingen zijn opgeslagen, wordt het resultaat in het patiëntrapport weergegeven. 1 Meten vanaf Ann D: a Tik in een stilgezet 2D-beeld op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. b Tik in de berekeningslijst PISA op Ann D. c Plaats de passers door deze te slepen. d Sla de berekening op: Tik op onder de naam van de meting. 2 Meten vanaf straal: a Tik in een stilgezet kleurenbeeld op Calcs (Berekeningen). b Tik in de berekeningslijst PISA op Radius (Straal). c Plaats de passers door deze te slepen. d Sla de berekening op: Tik op onder de naam van de meting. 3 Tik in een stilgezette spectrale Doppler-trace op Calcs (Berekeningen). 4 Voer het volgende uit om te meten vanaf MR VTI en voer het nogmaals uit om te meten vanaf MV VTI: a Tik in de berekeningslijst PISA op MR VTI of MV VTI. b Sleep de passer naar de start van de golfvorm en til uw vinger op om de trace te starten. Er verschijnt een potloodpictogram. c Traceer de golfvorm met uw vinger. Ga terug over de stippellijn om een correctie aan te brengen. d Door uw vinger van het scherm te halen wordt de trace voltooid. Opmerking U kunt de trace nog aanpassen nadat u de deze hebt voltooid door de cursor te verslepen. e Sla de berekening op: Tik op onder de naam van de meting Metingen en berekeningen

171 LVDd en LVDs meten U kunt deze metingen gebruiken om LV-volume en ejectiefractie (EF) te berekenen. 1 Tik in een stilgezet 2D-beeld of stilgezette M-modetrace op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Tik in de berekeningslijst EF of LV op de naam van de eerste meting die u wilt uitvoeren. 3 Plaats de passers door deze te slepen. 4 Als u extra metingen wilt uitvoeren, tikt u op een van de volgende opties en plaatst u vervolgens de passers: Next (Volgende) over verder te gaan naar het volgende item in de berekeningslijst. De naam van de meting in de berekeningslijst. Als u een meting opnieuw wilt uitvoeren, selecteert u de naam van de meting en tikt u op. 5 Tik op onder de naam van de meting om de meting op te slaan. Einddiastolische en eindsystolische oppervlakten meten (EDA en ESA) U kunt deze metingen gebruiken om fractionele oppervlakteveranderingen te berekenen (FAC). 1 Tik in een stilgezet 2D-beeld op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Tik in de berekeningslijst op FAC. 3 Voer het volgende uit voor elke meting: a Sleep de passer naar het gewenste startpunt. Nadat u uw vinger van het scherm hebt gehaald, verschijnt er een potloodpictogram, wat aangeeft dat de startlocatie is ingesteld en dat u kunt beginnen met de trace. b Gebruik uw vinger om de oppervlakte te traceren. Ga terug over de stippellijn om een correctie aan te brengen. c Voltooi de trace door uw vinger van het scherm te halen. De trace wordt automatisch gesloten. Opmerking U kunt de trace nog aanpassen nadat u de deze hebt voltooid door de cursor te verslepen. d Pas zo nodig de trace aan. Metingen en berekeningen 5-27

172 e Sla de berekening op: tik op Ao, LA, AAo of LVOT-diam onder de naam van de meting. 1 Tik in een stilgezet 2D-beeld of stilgezette M-modetrace op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Tik in de berekeningslijst Ao/LA op de naam van de meting. 3 Plaats de passers door deze te slepen. 4 Sla de berekening op: Tik op onder de naam van de meting. Atriumvolumes berekenen (Simpson-regel) 1 Tik in een stilgezet 2D-beeld op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Tik in de berekeningslijst op Atrial Vol (Atriumvolume). 3 Voer het volgende uit voor elke meting: a Tik in de metingslijst op de gewenste weergave en fase. b Sleep de passer naar het startpunt op de annulus. Nadat u uw vinger van het scherm hebt gehaald, verschijnt er een potloodpictogram, wat aangeeft dat de startlocatie is ingesteld en dat u kunt beginnen met de trace. c Traceer de atriumholte (LA of RA) met behulp van uw vinger. Ga terug over de stippellijn om een correctie aan te brengen. d Voltooi de trace bij de andere annulus door uw vinger van het scherm te halen. De trace wordt automatisch gesloten. Opmerking U kunt de trace nog aanpassen nadat u de deze hebt voltooid door de cursor te verslepen. e U kunt de atriumlengte aanpassen door de cursor te slepen. De aanbevolen methode is het traceren van annulus tot annulus en het systeem de trace automatisch te laten sluiten. Opmerking Biplane-volume wordt weergegeven wanneer de lengte van de holte zoals deze gemeten wordt in de vier- en twee kamerweergave, minder dan 5 mm verschillen Metingen en berekeningen

173 f Sla de berekening op: tik op onder de naam van de meting. Opmerking Om LAVI en/of RAVI te berekenen is BSA vereist. LV-volume berekening (Simpson-regel) Opmerking Om biplane-ef te berekenen moet u alle vier de metingen uitvoeren. 1 Tik in een stilgezet 2D-beeld op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Tik in de berekeningslijst EF om de LV Vol EF-metingen weer te geven. 3 Om iedere meting handmatig te traceren: a Tik onder de naam van de meting op het tandwielpictogram en selecteer Manual Trace (Handmatige trace). b Plaats de passer bij de annulus mitralis en til vervolgens uw vinger op om de trace te starten. Er verschijnt een potloodpictogram. c Traceer de holte van het linkerventrikel (LV) met uw vinger. Ga terug over de stippellijn om een correctie aan te brengen. d Voltooi de trace bij de andere annulus door uw vinger van het scherm te halen. De trace wordt automatisch gesloten. e Pas de lengte van de ventrikel aan indien nodig. f Sla de berekening op: Tik op onder de naam van de meting. 4 Om iedere meting automatisch te traceren: a Tik onder de naam van de meting op het tandwielpictogram en selecteer Border Assist (Randhulp). b Pas de passers aan zodat er een bij de annulus mitralis staat, een bij de andere annulus en een derde bij het hoogste punt (apex) van de holte van het linkerventrikel (LV). c Tik op Trace. d Zodra de trace voltooid is, kunt u de vorm aanpassen door de punten van de randen te slepen. e Pas de lengte van de ventrikel aan door de cursors te slepen. Opmerking De grens kan ook worden aangepast door de apex van de ventrikellengte te verplaatsen. Metingen en berekeningen 5-29

174 MV- of AV-oppervlakte berekenen 1 Tik in een stilgezet 2D-beeld op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Tik in de berekeningslijst Area (Oppervlakte) op MVA of AVA. 3 Sleep de passer naar waar u de trace wilt beginnen en til uw vinger op om de trace te starten. 4 Traceer de gewenste oppervlakte met uw vinger. Ga terug over de stippellijn om een correctie aan te brengen. 5 Voer een van de volgende acties uit: Om de meting op te slaan en de trace af te sluiten, tikt up op. Til uw vinger op om de trace te sluiten. LV-massa berekenen 1 Tik in een stilgezet 2D-beeld op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Voer het volgende uit voor Epi en vervolgens voor Endo: Tik in de berekeningslijst LV Mass (LV-massa) op de naam van de meting. Sleep de passer naar waar u de trace wilt beginnen en til uw vinger op om de trace te starten. Traceer de gewenste oppervlakte met uw vinger. Ga terug over de stippellijn om een correctie aan te brengen. 3 Tik op onder de naam van de meting op de berekening op de slaan en de trace te sluiten. 4 Tik in de berekeningslijst LV Mass (LV-massa) op Apical (Apicaal). 5 Plaats de passers en meet de lengte van het ventrikel. 6 Sla de berekening op: Tik op onder de naam van de meting. Samentrekken vena cava inferior (IVC) meten 1 Tik in een stilgezet 2D- of doorloop van M-mode op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Tik in de berekeningslijst op IVC Metingen en berekeningen

175 3 Meet de maximale diameter: a Voer cine uit op het beeld om de maximale expansie weer te geven. b Tik in de metingslijst op Max D. c Meet de diameter met de passers. d Tik op onder de naam van de meting om de metingen op te slaan. 4 Meet de minimale diameter: a Voer cine uit op het beeld om de minimale samentrekking weer te geven. b Tik in de metingslijst op Min D. c Meet de diameter met de passers. d Tik op onder de naam van de meting om de metingen op te slaan. Deceleratietijd (Decel) meten 1 Tik in een stilgezette spectrale Doppler-trace op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Tik in de berekeningslijst MV/MR op Decel (Deceleratie). Er wordt een passer weergegeven. 3 Sleep de actieve passer naar het eerste punt. 4 Sleep de andere passer naar het tweede punt. 5 Tik op onder de naam van de meting om de metingen op te slaan. Pieksnelheid meten Voor elke cardiale meting slaat het systeem maximaal vijf afzonderlijke metingen op en daarvan wordt het gemiddelde berekend. Als u meer dan vijf metingen neemt, worden de oudste metingen door de meeste recente metingen vervangen. Als u een opgeslagen meting van het patiëntrapport verwijderd, wordt de verwijderde meting in het patiëntrapport vervangen door de volgende uitgevoerde meting. 1 Tik in een stilgezette spectrale Doppler-trace op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Kies voor elke berekening die u wilt uitvoeren MV/MR, TV/TR, TDI of P Vein (Longader) in de berekeningslijst en voer vervolgens een van de volgende opties uit. a Tik op de naam van de meting. Metingen en berekeningen 5-31

176 b Plaats de passers. Ga terug over de stippellijn om een correctie aan te brengen. U kunt bij sommige metingen op Next (Volgende) klikken om te wisselen met de volgende meting. c De berekening opslaan: tik op. Snelheid-tijdsintegraal (VTI) berekenen Deze berekening berekent andere resultaten naast VTI, waaronder VMax, PGMax, VMean en PGMean. 1 Tik in een stilgezette spectrale Doppler-trace op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Tik in de berekeningslijst MV/MR, AV/LVOT/AI, TV/TR of PV op VTI. 3 Handmatig traceren: a Tik onder de naam van de meting op het tandwielpictogram en selecteer Manual Trace (Handmatige trace). b Sleep de passer naar de start van de golfvorm en til uw vinger op om de trace te starten. c Traceer de golfvorm met uw vinger. Ga terug over de stippellijn om een correctie aan te brengen. d Door uw vinger van het scherm te halen wordt de trace voltooid. e Sla de berekening op: Tik op onder de naam van de meting. 4 Automatisch traceren: a Tik onder de naam van de meting op het tandwielpictogram en selecteer Auto Measure (Automatisch meten). Er wordt een verticale passer weergegeven. b Sleep de passer naar het begin van de golfvorm. c Sleep de tweede passer naar het einde van de golfvorm en til uw vinger op. De meetresultaten worden weergegeven. Rechterventriculaire systolische druk (RVSP) berekenen 1 Tik in een stilgezette spectrale Doppler-trace op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Tik in de berekeningslijst TV/TR op TR VMax. 3 Plaats de passer door deze te slepen Metingen en berekeningen

177 4 Sla de berekening op: Tik op onder de naam van de meting. Opmerking Voor deze berekening is de RA-druk vereist. Als de RA-druk niet is aangepast, wordt de standaardwaarde gebruikt. De RA-druk aanpassen (RAP) 1 Tik in een stilgezette spectrale Doppler-trace op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Tik in de berekeningslijst TV/TR op RAP. 3 Selecteer de gewenste waarde in de lijst RA. Opmerking Als u de RA-druk wijzigt van de standaardwaarde van 5 MmHG, wordt de RVSP-berekening hierdoor beïnvloed. Drukhalfwaardetijd (PHT) berekenen in MV, AI of TV 1 Tik in een stilgezette spectrale Doppler-trace op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Tik in de berekeningslijst MV/MR, AV/LVOT/AI of TV/TR op PHT. 3 Sleep de eerste passer naar de piek. Er wordt een tweede passer weergegeven. 4 Plaats de tweede passer: a Sleep de passer in MV langs de E-F-helling. b Sleep de passer in AV naar het einde van de diastole. 5 Sla de berekening op: Tik op onder de naam van de meting. Relaxatietijd bij gelijk volume (IVRT) berekenen 1 Tik in een stilgezette spectrale Doppler-trace op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Tik in de berekeningslijst MV/MR op IVRT. Er wordt een verticale passer weergegeven. 3 Sleep de passer naar de sluiting van de aortaklep. Er wordt een tweede verticale passer weergegeven. Metingen en berekeningen 5-33

178 4 Sleep de tweede passer naar het begin van de instroming van de mitralisklep. 5 Sla de berekening op: Tik op onder de naam van de meting. Deltadruk berekenen: Deltatijd (dp:dt) Om de dp:dt-metingen uit te voeren, moet de CW Doppler-schaal snelheden van 300 cm/s of hoger bevatten aan de negatieve zijde van de basislijn (raadpleeg Bedieningselementen in Doppler op pagina 4-20). 1 Tik op Calcs (Berekeningen) op een stilgezette spectrale CW Doppler-trace. Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Tik in de berekeningslijst MV/MR op dp:dt. Er wordt een horizontale stippellijn met een actieve passer weergegeven bij 100 cm/s. 3 Sleep de eerste passer langs de golfvorm bij 100 cm/s. Er wordt een tweede horizontale stippellijn met een actieve passer weergegeven bij 300 cm/s. 4 Sleep de tweede passer langs de golfvorm bij 300 cm/s. 5 Sla de berekening op: Tik op onder de naam van de meting. Oppervlakte van aortaklep (AVA) berekenen Voor de AVA-berekening zijn een meting in 2D en twee metingen in Doppler nodig. Nadat de metingen zijn opgeslagen, wordt het resultaat in het patiëntrapport weergegeven. 1 In 2D: a Tik in een stilgezet 2D-beeld op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. b Tik in de berekeningslijst AV/LVOT/AI op LVOT D. c Plaats de passers door deze te slepen. d Sla de berekening op: Tik op onder de naam van de meting. 2 Meet in Doppler LVOT VMax of LVOT VTI. VMax - In de berekeningslijst AV/LVOT/AI tikt u op LVOT VMax, plaatst u de passer door slepen en tikt u vervolgens op om de meting op te slaan Metingen en berekeningen

179 VTI - In de berekeningslijst AV/LVOT/AI tikt u op LVOT VTI, traceert u de Doppler-golfvorm door te slepen en tikt u vervolgens op om de meting op te slaan. 3 Meet in Doppler AV VMax of AV VTI. VMax - In de berekeningslijst AV/LVOT/AI tikt u op AV VMax, plaatst u de passer door slepen en tikt u vervolgens op Opmerking om de meting op te slaan. Als VTI wordt gekozen, wordt de van de trace afgeleide VMax-waarde gebruikt als invoer voor de AVA-berekening. VTI - In de berekeningslijst AV/LVOT/AI tikt u op AV VTI, traceert u de Doppler-golfvorm door te slepen en tikt u vervolgens op om de meting op te slaan. Opmerkings Als VTI wordt gekozen, wordt de van de trace afgeleide VMax-waarde gebruikt als invoer voor de AVA-berekening. Als er VTI-metingen worden gedaan voor zowel LVOT en AV, wordt er een tweede AVA-resultaat geleverd. Qp/Qs berekenen Voor de Qp/Qs-berekening zijn twee metingen in 2D en twee metingen in Doppler nodig. Nadat de metingen zijn opgeslagen, wordt het resultaat in het patiëntrapport weergegeven. 1 Tik in een stilgezet 2D-beeld op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Voer het volgende uit om te meten vanaf LVOT D en voer het nogmaals uit om te meten vanaf RVOT D: a Selecteer LVOT D of RVOT D in de berekeningenlijst Qp/Qs. b Plaats de passers door deze te slepen. c Sla de berekening op: Tik op onder de naam van de meting. 3 Tik in een stilgezette spectrale Doppler-trace op Calcs (Berekeningen). 4 Voer het volgende uit om te meten vanaf LVOT VTI en voer het nogmaals uit om te meten vanaf RVOT VTI: a Selecteer LVOT VTI of RVOT VTI in de berekeningenlijst Qp/Qs. b Selecteer het startpunt en haal uw vinger van het scherm om de trace te starten. c Traceer de golfvorm met uw vinger. Ga terug over de stippellijn om een correctie aan te brengen. Metingen en berekeningen 5-35

180 d Door uw vinger van het scherm te halen wordt de trace voltooid. e Sla de berekening op: Tik op onder de naam van de meting. Voor informatie over de automatische trace-tool raadpleegt u Automatisch meten op pagina 5-7. Slagvolume (SV) of slagindex (SI) berekenen Voor de SV- en SI-berekeningen zijn een meting in 2D en een meting in Doppler nodig. Voor SI is ook lichaamsoppervlak (BSA) vereist. Nadat de metingen zijn opgeslagen, wordt het resultaat in het patiëntrapport weergegeven. 1 (Alleen SI) Vul de velden Height (Lengte) en Weight (Gewicht) in op het patiëntformulier. De BSA wordt automatisch berekend (zie Patiëntinformatie bewerken op pagina 4-37). 2 Meet de LVOT-diameter: a Tik in een stilgezet 2D-beeld op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. b Tik vanaf de berekeningslijst Cardiale Output (CO) op LVOT D. c Plaats de passers bij LVOT door ze te slepen. d Sla de berekening op: Tik op onder de naam van de meting. 3 Meet LVOT VTI via een van de onderstaande methoden: a Selecteer VTI onder LVOT in de berekeningslijst AV/LVOT/AI. Volg de trace-instructies in Snelheid-tijdsintegraal (VTI) berekenen op pagina b Om LVOT VTI te meten vanaf de berekeningslijst Cardiale Output (CO): i Tik in een stilgezette spectrale Doppler-trace op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. ii Tik vanaf de berekeningslijst CO op LVOT VTI. Volg de trace-instructies in Snelheid-tijdsintegraal (VTI) berekenen op pagina Cardiale output (CO) of cardiale index (CI) berekenen Voor de CO- en CI-berekeningen zijn berekeningen van slagvolume en hartfrequentie nodig. Voor CI is ook lichaamsoppervlak (BSA) vereist. Nadat de metingen zijn opgeslagen, wordt het resultaat in het patiëntrapport weergegeven. 1 (Alleen CI) Vul de velden Height (Lengte) en Weight (Gewicht) in op het patiëntformulier. De BSA wordt automatisch berekend (zie Patiëntinformatie bewerken op pagina 4-37) Metingen en berekeningen

181 2 Bereken de LVOT-diameter: a Tik in een stilgezet 2D-beeld op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. b Tik vanaf de berekeningslijst CO op LVOT D. c Plaats de passers over de LVOT door ze te slepen. d Tik op onder de naam van de meting om de meting op te slaan. 3 Meet de LVOT VTI: a Tik in een stilgezette spectrale Doppler-trace op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. b Tik vanaf de berekeningslijst CO op LVOT VTI. Volg de trace-instructies in Snelheid-tijdsintegraal (VTI) berekenen op pagina Bereken de hartfrequentie: a Tik in een stilgezet Doppler-beeld op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. b Tik in de berekeningslijst CO op HR (HF). c Sleep de eerste verticale passer naar de piek van de hartslag. Er wordt een tweede verticale passer weergegeven. De actieve passer is groen gemarkeerd. d Sleep de tweede verticale passer naar de piek van de volgende hartslag. e Tik op onder de naam van de meting om de meting op te slaan. TAPSE (Tricuspid Annular Plane Systolic Excursion) berekenen TAPSE wordt gebruikt om de toestand van de rechterventriculaire systolische functie te bepalen en deze meting te koppelen aan de ejectiefractie van het linkerventrikel. 1 Tik in een stilgezette doorloop van M-mode op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Tik in de berekeningslijst op TAPSE. 3 Tik in de metingslijst op TAPSE. 4 Plaats de passers door deze te slepen. Metingen en berekeningen 5-37

182 5 Tik op onder de naam van de meting om de metingen op te slaan. Een TDI-golfvorm (Tissue Doppler Imaging) meten 1 Controleer of TDI is ingeschakeld (raadpleeg Bedieningselementen in Doppler op pagina 4-20). 2 Tik in een stilgezette spectrale Doppler-trace op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 3 Doe het volgende voor elke meting die u wilt uitvoeren: a Tik in de berekeningslijst TDI op de naam van de meting. b Plaats de passers door deze te slepen. c Sla de berekening op: Tik op onder de naam van de meting. Gynaecologische berekeningen WAARSCHUWING: Controleer of de patiëntinformatie, datum- en tijdsinstellingen kloppen om onjuiste berekeningen te voorkomen. Start een nieuw patiëntformulier voordat u een nieuwe patiëntonderzoek start en berekeningen uitvoert om een verkeerde diagnose of nadelige gevolgen voor de resultaten van de patiënt te voorkomen. Door een nieuw patiëntformulier te starten, worden de gegevens van de voorgaande patiënt gewist. De gegevens van de voorgaande patiënt worden samengevoegd met de huidige patiënt als het formulier niet eerst wordt gewist. Zie Patiëntinformatie bewerken op pagina De gynaecologische berekeningen omvatten metingen voor baarmoeder, eierstokken en follikels. In het gynaecologische onderzoek kunt u ook volume berekenen (raadpleeg Volumeberekening op pagina 5-13). Baarmoeder meten U kunt de lengte, breedte en hoogte van de baarmoeder en de endometriale dikte meten. Als u de lengte, breedte en hoogte meet, wordt het volume ook berekend Metingen en berekeningen

183 Baarmoeder meten 1 Tik in het stilgezette 2D-beeld op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Voer in de lijst Uterus (Baarmoeder) het volgende uit voor elke meting die u wilt uitvoeren: a Tik in de lijst Uterus (Baarmoeder) op de naam van de meting. b Plaats de passers door deze te slepen. c Sla de meting op. Eierstokken meten U kunt maximaal drie afstandsmetingen (D) op elke eierstok uitvoeren. Het volume wordt op basis van deze drie metingen ook berekend. Eierstokken meten 1 Tik in het stilgezette 2D-beeld op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Voer in de lijst Ovary (Eierstokken) het volgende uit voor elke meting die u wilt uitvoeren: a Tik op de naam van de meting onder Right Ovary (Rechtereierstok) of Left Ovary (Linkereierstok). b Plaats de passers door deze te slepen. c Sla de meting op. Follikels meten Aan elke zijde kunt u maximaal drie afstandsmetingen per follikel opslaan voor maximaal tien follikels. Het systeem kan maximaal acht metingen gelijktijdig weergeven. Als u een follikel twee keer meet, wordt het gemiddelde in het rapport weergegeven. Als u een follikel drie keer meet, worden het gemiddelde en een volumeberekening in het rapport weergegeven. Volumes worden afgeleid op basis van metingen voor één afstand, twee afstanden en drie afstanden. Follikels meten 1 Tik in het stilgezette 2D-beeld op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. Metingen en berekeningen 5-39

184 2 Voer in de lijst Follicle Right (Follikels rechts) (bij het meten aan de rechterzijde) of Follicle Left (Follikels links) (bij het meten aan de linkerzijde) het volgende uit voor elke meting die u wilt nemen: a Tik op het follikelnummer. Als dit de eerste follikel is die u meet, tik dan op 1. b Plaats de passers door deze te slepen. c Tik op Next (Volgende) om een tweede dimensie van dezelfde follikel te meten of tik op onder het follikelnummer om alleen de eerste meting op te slaan. Een metingnummer in superscript verschijnt achter het follikelnummer om de dimensie aan te geven die wordt gemeten. d Plaats de passers door deze te slepen. e Tik op onder het follikelnummer om de eerste twee metingen op te slaan. f Als u een derde dimensie van dezelfde follikel wilt meten, dient u een nieuw beeld van de follikel te verkrijgen en tikt u vervolgens op hetzelfde follikelnummer. Een metingnummer in superscript verschijnt achter het follikelnummer om de dimensie aan te geven die wordt gemeten. g Plaats de passers door deze te slepen. h Tik op onder het follikelnummer om de derde meting op te slaan Metingen en berekeningen

185 Verloskundige berekeningen WAARSCHUWING: Controleer of u het verloskundige onderzoekstype hebt geselecteerd en de verloskundige auteur voor de verloskundige berekeningstabel die u wilt gebruiken. Zie Instellingen voor verloskundige berekeningen op pagina 3-7. Om onjuiste verloskundige berekeningen te voorkomen, dient u elke keer dat u het systeem gebruikt met een lokale klok en kalender te controleren of de datum- en tijdinstellingen van het systeem juist zijn. Het systeem wordt niet automatisch aangepast op zomer- en wintertijd. Controleer voorafgaand aan gebruik of de ingevoerde gegevens in de aangepaste verloskundige tabellen juist zijn. Het systeem bevestigt niet of de ingevoerde gegevens voor de aangepaste tabel juist zijn. Controleer of de patiëntinformatie, datum- en tijdsinstellingen kloppen om onjuiste berekeningen te voorkomen. Start een nieuw patiëntformulier voordat u een nieuwe patiëntonderzoek start en berekeningen uitvoert om een verkeerde diagnose of nadelige gevolgen voor de resultaten van de patiënt te voorkomen. Door een nieuw patiëntformulier te starten, worden de gegevens van de voorgaande patiënt gewist. De gegevens van de voorgaande patiënt worden samengevoegd met de huidige patiënt als het formulier niet eerst wordt gewist. Zie Patiëntinformatie bewerken op pagina In X-Porte kunt u de zwangerschapsleeftijd, de hartfrequentie van de foetus en de snelheid van de bloedstroom van de arteria cerebri media en navelstrengslagader berekenen. U kunt auteurs voor verloskundige berekeningen selecteren. Zie Instellingen voor verloskundige berekeningen op pagina 3-7 en Publicaties en terminologie voor metingen op pagina 6-4. EFW wordt alleen berekend nadat de juiste metingen zijn uitgevoerd. Als een van deze parameters leidt tot een latere bevallingsdatum dan in de verloskundige berekeningstabellen, wordt de EFW niet weergegeven. Opmerking Als u de berekening tijdens het onderzoek wijzigt, worden de algemene metingen behouden. Metingen en berekeningen 5-41

186 Tabel 5-5: Resultaten van door het systeem gedefinieerde verloskundige metingen en tabelauteurs Resultaat berekening Verloskundige zwangerschapsmetingen Beschikbare auteurs Zwangerschapsleeftijd a YS - GS Hansmann, Nyberg, Tokyo U. CRL Hadlock, Hansmann, Osaka, Tokyo U. BPD OFD HC TTD Chitty, Hadlock, Hansmann, Osaka, Tokyo U. Hansmann Chitty, Hadlock, Hansmann Hansmann, Tokyo U. b APTD Tokyo U. b AC Hadlock, Hansmann, Tokyo U. FTA FL HL TL Osaka Chitty, Hadlock, Hansmann, Osaka, Tokyo U. Jeanty Jeanty Cereb D - CM - Lat Vent - Cx Len - a De zwangerschapsleeftijd wordt automatisch berekend en weergegeven naast de verloskundige meting die u hebt geselecteerd. Het gemiddelde van de resultaten is de AUA. Er wordt alleen een gemiddelde gegeven van metingen van hetzelfde type. b Voor Tokyo U., worden APTD en TTD alleen gebruikt om EFW te berekenen. Er zijn geen leeftijds- of groeitabellen met deze metingen geassocieerd. c De berekening voor het geschatte gewicht van de foetus (EFW) gebruikt een vergelijking die bestaat uit een of meer berekeningen van de biometrie van de foetus. De auteur voor de verloskundige tabellen, die u kiest op een systeeminstellingspagina, bepaalt de metingen die u moet uitvoeren om een berekening voor EFW te verkrijgen. Afzonderlijke selecties voor Hadlock's EFW-vergelijkingen 1, 2 en 3 worden niet door de gebruiker bepaald. De geselecteerde vergelijking wordt bepaald door de metingen die zijn opgeslagen in het patiëntrapport, waarbij de bovenstaande volgorde prioriteit heeft. d De tabellen voor groeianalyse worden gebruikt door de functie voor rapportgrafieken. Er worden drie groeicurven getekend met de tabelgegevens voor de geselecteerde groeiparameter en gepubliceerde auteur. Groeitabellen zijn alleen beschikbaar met een door de gebruiker ingevoerde LMP of EDD Metingen en berekeningen

187 Tabel 5-5: Resultaten van door het systeem gedefinieerde verloskundige metingen en tabelauteurs (vervolg) Resultaat berekening Verloskundige zwangerschapsmetingen Beschikbare auteurs Geschat gewicht foetus HC, AC, FL Hadlock 1 (EFW) c BPD, AC, FL Hadlock 2 AC, FL Hadlock 3 BPD, TTD Hansmann BPD, FTA, FL Osaka U. BPD, AC Shepard BPD, TTD, APTD, FL Tokyo U. Verhoudingen HC/AC Campbell FL/AC FL/BPD FL/HC Hadlock Hohler Hadlock Vruchtwaterindex Q 1, Q 2, Q 3, Q 4 Jeng a De zwangerschapsleeftijd wordt automatisch berekend en weergegeven naast de verloskundige meting die u hebt geselecteerd. Het gemiddelde van de resultaten is de AUA. Er wordt alleen een gemiddelde gegeven van metingen van hetzelfde type. b Voor Tokyo U., worden APTD en TTD alleen gebruikt om EFW te berekenen. Er zijn geen leeftijds- of groeitabellen met deze metingen geassocieerd. c De berekening voor het geschatte gewicht van de foetus (EFW) gebruikt een vergelijking die bestaat uit een of meer berekeningen van de biometrie van de foetus. De auteur voor de verloskundige tabellen, die u kiest op een systeeminstellingspagina, bepaalt de metingen die u moet uitvoeren om een berekening voor EFW te verkrijgen. Afzonderlijke selecties voor Hadlock's EFW-vergelijkingen 1, 2 en 3 worden niet door de gebruiker bepaald. De geselecteerde vergelijking wordt bepaald door de metingen die zijn opgeslagen in het patiëntrapport, waarbij de bovenstaande volgorde prioriteit heeft. d De tabellen voor groeianalyse worden gebruikt door de functie voor rapportgrafieken. Er worden drie groeicurven getekend met de tabelgegevens voor de geselecteerde groeiparameter en gepubliceerde auteur. Groeitabellen zijn alleen beschikbaar met een door de gebruiker ingevoerde LMP of EDD. Metingen en berekeningen 5-43

188 Tabel 5-5: Resultaten van door het systeem gedefinieerde verloskundige metingen en tabelauteurs (vervolg) Resultaat berekening Verloskundige zwangerschapsmetingen Beschikbare auteurs Tabellen voor BPD Chitty, Hadlock, Jeanty groeianalyse d HC Chitty, Hadlock, Jeanty AC FL EFW HC/AC Chitty, Hadlock, Jeanty Chitty, Hadlock, Jeanty Brenner, Hadlock, Jeanty Campbell a De zwangerschapsleeftijd wordt automatisch berekend en weergegeven naast de verloskundige meting die u hebt geselecteerd. Het gemiddelde van de resultaten is de AUA. Er wordt alleen een gemiddelde gegeven van metingen van hetzelfde type. b Voor Tokyo U., worden APTD en TTD alleen gebruikt om EFW te berekenen. Er zijn geen leeftijds- of groeitabellen met deze metingen geassocieerd. c De berekening voor het geschatte gewicht van de foetus (EFW) gebruikt een vergelijking die bestaat uit een of meer berekeningen van de biometrie van de foetus. De auteur voor de verloskundige tabellen, die u kiest op een systeeminstellingspagina, bepaalt de metingen die u moet uitvoeren om een berekening voor EFW te verkrijgen. Afzonderlijke selecties voor Hadlock's EFW-vergelijkingen 1, 2 en 3 worden niet door de gebruiker bepaald. De geselecteerde vergelijking wordt bepaald door de metingen die zijn opgeslagen in het patiëntrapport, waarbij de bovenstaande volgorde prioriteit heeft. d De tabellen voor groeianalyse worden gebruikt door de functie voor rapportgrafieken. Er worden drie groeicurven getekend met de tabelgegevens voor de geselecteerde groeiparameter en gepubliceerde auteur. Groeitabellen zijn alleen beschikbaar met een door de gebruiker ingevoerde LMP of EDD. Zwangerschapsgroei meten (2D) Voor elke verloskundige 2D-meting (behalve AFI) slaat het systeem maximaal drie afzonderlijke metingen en hun gemiddelde op. Als u meer dan drie metingen uitvoert, wordt de vroegste meting verwijderd. 1 Controleer of het verloskundige onderzoekstype is geselecteerd. 2 Selecteer LMP of EDD op het patiëntformulier. Selecteer Twins (Tweeling) bij een tweeling. 3 Tik in een stilgezet 2D-beeld op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 4 Doe het volgende voor elke meting die u wilt uitvoeren: a Selecteer de berekeningslijst die de meting bevat. Voor tweelingen zijn er twee sets berekeningslijsten: elke lijst in één set heeft het label Twin A (Tweeling A) en elke lijst in de andere set heeft het label Twin B (Tweeling B) Metingen en berekeningen

189 b Tik op de naam van de meting. Het passerhulpmiddel kan veranderen afhankelijk van de geselecteerde meting, maar de positie blijft hetzelfde. c Plaats de passers door deze te slepen. d Tik op onder de naam van de meting. Hartfrequentie meten (M-mode of Doppler) 1 Controleer of het verloskundige onderzoekstype is geselecteerd. 2 Tik in een stilgezette doorloop van M-mode of Dopplertrace op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 3 Tik op HR op de volgende berekeningslijst: Voor M-mode de berekeningslijst HR (of bij een tweeling de lijst Twin A HR [HF tweeling A] of Twin B HR [HF tweeling B]). Voor Doppler de lijst Doppler Measurements (Doppler-metingen) (of bij een tweeling de lijst Twin A Doppler Measurements (Doppler-meting tweeling A) of Twin B Doppler Measurements (Doppler-meting tweeling B)). Er wordt een verticale passer weergegeven. 4 Sleep de verticale passer naar de piek van de hartslag. Er wordt een tweede verticale passer weergegeven. 5 Sleep de tweede verticale passer naar de piek van de volgende hartslag. 6 Tik op onder de naam van de meting. S/D-verhouding, RI of PI van de arteria cerebri media (MCA) of navelstrengslagader (UmbA) berekenen (Doppler) 1 Controleer of het verloskundige onderzoekstype is geselecteerd. 2 Selecteer LMP of EDD op het patiëntformulier. Selecteer Twins (Tweeling) bij een tweeling. 3 Tik in een stilgezette spectrale Doppler-trace op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 4 Doe het volgende voor elke meting die u wilt uitvoeren: a Tik in de berekeningslijst Doppler Measurements (Doppler-metingen) op de naam van de meting onder MCA of UmbA. Metingen en berekeningen 5-45

190 b Plaats de passers: Voor S/D, RI sleept u de eerste passer naar de systolische piekgolfvorm. Tik op Next (Volgende) en sleep vervolgens de tweede passer naar de einddiastole op de golfvorm. Voor S/D, RI, PI sleept u de passer naar de start van de golfvorm en haalt u uw vinger van het scherm om de trace te starten. Traceer de gewenste oppervlakte. Door uw vinger opnieuw van het scherm te halen wordt de trace voltooid. WAARSCHUWING: Als passers niet precies worden geplaatst, is het resultaat van de berekening onnauwkeurig. 5 Sla de berekening op. Er kan slechts één berekening (S/D, RI of S/D, RI, PI) worden opgeslagen. Benodigde metingen voor MCA of UmbA Tabel 5-6: MCA- of UmbA-berekeningen en -resultaten Berekeningslijst Koptekst-gedeelt e Naam meting Resultaten Doppler-metingen MCA S/D, RI S D S/D RI S/D, RI, PI* S D MDV TAV (of TAP) S/D RI PI Umb A S/D, RI S D S/D RI S/D, RI, PI* S D MDV TAV (of TAP) S/D RI PI *Voor berekening is een tracemeting vereist Metingen en berekeningen

191 Gerelateerde onderwerpen Cardiale berekeningen Instellingen voor berekeningen Werkbladen en rapporten Berekeningen voor acute zorg Vruchtzakken meten U kunt meer dan een vruchtzakmeting op hetzelfde stilgezette beeld uitvoeren: tik op Next (Volgende), voer een extra meting uit en tik vervolgens op. Om één vruchtzakmeting uit te voeren, tikt u na de meting op. Berekeningen voor kleine lichaamsdelen en spieren en botten WAARSCHUWINGEN Controleer of de patiëntinformatie, datum- en tijdsinstellingen kloppen om onjuiste berekeningen te voorkomen. Start een nieuw patiëntformulier voordat u een nieuwe patiëntonderzoek start en berekeningen uitvoert om een verkeerde diagnose of nadelige gevolgen voor de resultaten van de patiënt te voorkomen. Door een nieuw patiëntformulier te starten, worden de gegevens van de voorgaande patiënt gewist. De gegevens van de voorgaande patiënt worden samengevoegd met de huidige patiënt als het formulier niet eerst wordt gewist. Zie Patiëntinformatie bewerken op pagina Tot de berekeningen voor kleine lichaamsdelen en spieren en botten horen heuphoek en heupverhouding. In het onderzoek voor kleine lichaamsdelen kunt u ook het volume en het percentage van de vermindering berekenen. Zie Volumeberekening op pagina 5-13 en Berekeningen percentage van vermindering op pagina Heuphoek berekenen 1 Tik in een stilgezet 2D-beeld op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Voer het volgende uit onder Right Hip (Rechterheup) en opnieuw onder Left Hip (Linkerheup): a Tik onder Hip Angle (Heuphoek) op Baseline (Basislijn). Er wordt een basislijn met passers weergegeven. Metingen en berekeningen 5-47

192 b Plaats de basislijn door de passers te slepen. c Tik op Line A (Lijn A) (lijn alfa). Er worden passers voor lijn A weergegeven. d Plaats lijn A door de passers te slepen en tik op. e Tik op Line B (Lijn B) (lijn bèta). Er worden passers voor lijn B weergegeven. f Plaats lijn B door de passers te slepen en tik op. Heupverhouding berekenen 1 Tik in een stilgezet 2D-beeld op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 2 Voer het volgende uit onder Right Hip (Rechterheup) en opnieuw onder Left Hip (Linkerheup): a Tik onder d:d Ratio (d:d-verhouding) op Fem Hd (femurkop). Er wordt een ellips met passers weergegeven. b Positioneer de ellips en pas de grootte ervan aan door de passers te slepen. c Tik op Baseline (Basislijn). De basislijn wordt automatisch weergegeven. d Plaats de basislijn door de passer te slepen Metingen en berekeningen

193 Berekeningen voor acute zorg WAARSCHUWING: Controleer of de patiëntinformatie, datum- en tijdsinstellingen kloppen om onjuiste berekeningen te voorkomen. Start een nieuw patiëntformulier voordat u een nieuwe patiëntonderzoek start en berekeningen uitvoert om een verkeerde diagnose of nadelige gevolgen voor de resultaten van de patiënt te voorkomen. Door een nieuw patiëntformulier te starten, worden de gegevens van de voorgaande patiënt gewist. De gegevens van de voorgaande patiënt worden samengevoegd met de huidige patiënt als het formulier niet eerst wordt gewist. Zie Patiëntinformatie bewerken op pagina De berekeningen voor Acute Care (Acute zorg) zijn onderdeel van de gelicentieerde functie Acute Care (Acute zorg). Resultaten van de berekeningen voor acute zorg worden weergegeven in de werkbladen voor acute zorg (raadpleeg Werkbladen en rapporten op pagina 5-56). U kunt alle volgende berekeningen in elk onderzoekstype uitvoeren. De afstandsmetingen zijn in mm. Tabel 5-7: Berekeningen voor acute zorg Berekeningslijst Aorta abdominalis Verloskundig bekken Naam meting (beeldvormingsmodus) Maximale diameter aorta (2D) Dooierzak (2D) Vruchtzak (2D) Myometriale dikte (2D) CRL (2D) a BPD (2D) b HF foetus (M-mode) Adnexa Cyste rechtereierstok (2D) Cyste linkereierstok (2D) a Berekent een zwangerschapsleeftijd. Raadpleeg 'Verloskundige berekeningen' op pagina 41 voor meer informatie. b Gebruikt de geselecteerde zwangerschapsleeftijdstabel. Zie 'Instellingen voor berekeningen' op pagina 7. c Volume wordt berekend in ml nadat metingen voor lengte, breedte en hoogte zijn uitgevoerd. Metingen en berekeningen 5-49

194 Tabel 5-7: Berekeningen voor acute zorg (vervolg) Berekeningslijst Niet-verloskundig bekken Galsysteem Naam meting (beeldvormingsmodus) Streep endometrium (2D) Uterusfibroom (2D) Adnexa rechts Grootte eierstok (2D) c Lengte Breedte Hoogte Cyste rechtereierstok Weerstandsindex (Doppler) Adnexa links Grootte eierstok (2D) c Lengte Breedte Hoogte Cyste linkereierstok Weerstandsindex (Doppler) Galsteen (2D) Galblaaswand (2D) CBD (2D) Transversale galblaas (2D) Longitudinale galblaas (2D) a Berekent een zwangerschapsleeftijd. Raadpleeg 'Verloskundige berekeningen' op pagina 41 voor meer informatie. b Gebruikt de geselecteerde zwangerschapsleeftijdstabel. Zie 'Instellingen voor berekeningen' op pagina 7. c Volume wordt berekend in ml nadat metingen voor lengte, breedte en hoogte zijn uitgevoerd Metingen en berekeningen

195 Tabel 5-7: Berekeningen voor acute zorg (vervolg) Berekeningslijst Renaal/urinewegen Cardiaal Zacht weefsel/spieren en botten Oculair Naam meting (beeldvormingsmodus) Rechternier (2D) Niersteen Renale cyste Linkernier (2D) Niersteen Renale cyste Blaas (2D) c Breedte Hoogte Lengte TR VMAx (Doppler) Aortawortel (2D) Diameter aorta thoracalis (2D) IVC Maximale diameter (2D) Minimale diameter (2D) Weefseldikte (2D) Diameter subcutane verzameling (2D) Oog Rechter ONSD (2D) Linker ONSD (2D) a Berekent een zwangerschapsleeftijd. Raadpleeg 'Verloskundige berekeningen' op pagina 41 voor meer informatie. b Gebruikt de geselecteerde zwangerschapsleeftijdstabel. Zie 'Instellingen voor berekeningen' op pagina 7. c Volume wordt berekend in ml nadat metingen voor lengte, breedte en hoogte zijn uitgevoerd. Een berekening voor acute zorg uitvoeren 1 Tik in een stilgezet beeld op Acute Care (Acute zorg). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. Metingen en berekeningen 5-51

196 2 Doe het volgende voor elke meting die u wilt uitvoeren: a Selecteer de berekeningslijst die de meting bevat. b Tik op de naam van de meting. c Plaats de passers door deze te slepen. Bij een Doppler-meting sleept u de passer naar de systolische piekgolfvorm en tikt u op Next (Volgende). Er wordt een tweede passer weergegeven. Sleep de tweede passer naar de einddiastole op de golfvorm. d Sla de meting op: Tik op onder de naam van de meting. Samentrekken vena cava inferior (IVC) meten Zie Samentrekken vena cava inferior (IVC) meten op pagina Berekeningen in Transcraniale Doppler en orbitale berekeningen WAARSCHUWING: Gebruik uitsluitend het onderzoekstype Orbitaal (Orb) of Oftalmologisch (Oph) wanneer u beeldvorming uitvoert via het oog om letsel bij de patiënt te voorkomen. De FDA heeft grenzen vastgesteld voor lage akoestische energie bij oftalmologisch gebruik. Het systeem blijft alleen binnen deze grenzen wanneer het onderzoekstype Orbitaal of Oftalmologisch is geselecteerd. Controleer of de patiëntinformatie, datum- en tijdsinstellingen kloppen. Start een nieuw patiëntformulier voordat u een nieuwe patiëntonderzoek start en berekeningen uitvoert om een verkeerde diagnose of nadelige gevolgen voor de resultaten van de patiënt te voorkomen. Door een nieuw patiëntformulier te starten, worden de gegevens van de voorgaande patiënt gewist. De gegevens van de voorgaande patiënt worden samengevoegd met de huidige patiënt als het formulier niet eerst wordt gewist. Zie Patiëntinformatie bewerken op pagina In de volgende tabel worden de metingen weergegeven die beschikbaar zijn voor berekeningen in Transcraniale Doppler (TCD) en orbitale (Orb) berekeningen. Opmerking Het systeem toont verhoudingen van de volgende snelheidsmetingen: MCA Prox/ECICA TICA/ECICA Siphon/ECICA 5-52 Metingen en berekeningen

197 Tabel 5-8: Berekeningen en resultaten in transcraniale Doppler en orbitale berekeningen en resultaten Berekeningslijst Metingen Resultaten Transtemporaal rechts Transorbitaal rechts MCA Dist MCA Mid MCA Prox Vertak ACA ACoA TICA PCAp1 PCAp2 PCoA OA Siphon Diepte gate Snelheid* PSV EDV MDV PI RI S/D Diepte gate Snelheid* PSV EDV MDV PI RI S/D Submandibulair rechts ECICA Diepte gate Snelheid* PSV EDV MDV PI RI S/D *De snelheidsmeting is voorzien van het label TAM voor een handmatige trace of TAP voor een automatische trace. Metingen en berekeningen 5-53

198 Tabel 5-8: Berekeningen en resultaten in transcraniale Doppler en orbitale berekeningen en resultaten (vervolg) Berekeningslijst Metingen Resultaten Suboccipitaal rechts Transtemporaal links Transorbitaal links FM VA BA Dist BA Mid BA Prox ECVA MCA Dist MCA Mid MCA Prox Vertak ACA ACoA TICA PCAp1 PCAp2 PCoA OA Siphon Diepte gate Snelheid* PSV EDV MDV PI RI S/D Diepte gate Snelheid* PSV EDV MDV PI RI S/D Diepte gate Snelheid* PSV EDV MDV PI RI S/D *De snelheidsmeting is voorzien van het label TAM voor een handmatige trace of TAP voor een automatische trace Metingen en berekeningen

199 Tabel 5-8: Berekeningen en resultaten in transcraniale Doppler en orbitale berekeningen en resultaten (vervolg) Berekeningslijst Metingen Resultaten Submandibulair links ECICA Diepte gate Snelheid* PSV EDV MDV PI RI S/D Suboccipitaal links FM VA BA Dist BA Mid BA Prox ECVA Diepte gate Snelheid* PSV EDV MDV PI RI S/D *De snelheidsmeting is voorzien van het label TAM voor een handmatige trace of TAP voor een automatische trace. WAARSCHUWING: Gebruik uitsluitend het onderzoekstype Orbitaal (Orb) of Oftalmologisch (Oph) wanneer u beeldvorming uitvoert via het oog om letsel bij de patiënt te voorkomen. De FDA heeft grenzen vastgesteld voor lage akoestische energie bij oftalmologisch gebruik. Het systeem blijft alleen binnen deze grenzen wanneer het onderzoekstype Orbitaal of Oftalmologisch is geselecteerd. Berekening in Transcraniale Doppler en orbitale berekening uitvoeren 1 Selecteer het onderzoekstype Orbitaal of Transcraniaal. Opmerking Voor meer informatie over deze onderzoekstypen raadpleegt u Beoogd gebruik op pagina Tik in een stilgezette spectrale Doppler-trace op Calcs (Berekeningen). Als dit bedieningselement verborgen is, tikt u op More Controls (Meer bedieningselementen) om het element weer te geven. 3 Doe het volgende voor elke meting die u wilt uitvoeren: a Selecteer de meting uit de lijst met berekeningen. b Sleep de passers om deze te positioneren. c Sla de berekening op: tik op onder de naam van de meting. Metingen en berekeningen 5-55

200 Gerelateerde onderwerpen Werkbladen en rapporten Cardiale berekeningen Verloskundige berekeningen Werkbladen en rapporten Het systeem verzamelt patiëntgegevens, berekeningsresultaten en bevindingen van werkbladen in een patiëntrapport. U kunt het voorbeeld van het rapport en werkbladen op elk moment na het onderzoek bekijken en bewerken. Nadat het onderzoek is beëindigd, kunt u het patiëntrapport bekijken (raadpleeg Het rapport weergeven nadat het onderzoek is beëindigd op pagina 5-60). De waarde voor een berekening wordt alleen in het rapport weergegeven als de berekening wordt opgeslagen. Het hekje (#) geeft aan dat een waarde buiten bereik ligt (bijvoorbeeld te groot of te klein). Berekeningswaarden die buiten bereik liggen, worden niet opgenomen in afgeleide berekeningen (bijvoorbeeld het gemiddelde). Berekeningen worden weergegeven in de volgorde waarin ze zijn opgeslagen. Als u het onderzoek archiveert of exporteert, wordt het rapport in het onderzoek opgenomen. Als uw systeem een licentie heeft voor werkbladen voor acute zorg en werkbladen voor spieren en botten, zijn deze beschikbaar. Zie Werkbladen voor acute zorg en spieren en botten op pagina Gerelateerde onderwerpen Bekijken DICOM Patiëntgegevens invoeren Beelden afdrukken Berekeningen voor acute zorg Cardiale berekeningen Verloskundige berekeningen Archiveren en exporteren Metingen en berekeningen

201 Voorbeeld rapport Voorbeeld rapport weergeven 1 Tik op WORKSHEETS (Werkbladen). 2 (Arterieel of cardiaal onderzoek) Tik op Summary (Samenvatting) of Calculations (Berekeningen) in de lijst Report Preview (Voorbeeld rapport). Het gemiddelde van de ingevoerde detailwaarden wordt in de samenvatting gebruikt. U kunt zo nodig tussen deze weergaven wisselen. Tik op Done (Gereed) om het voorbeeld van het rapport af te sluiten en terug te keren naar beeldvorming. Berekeningswaarden uit het voorbeeld van het rapport verwijderen 1 Geef het voorbeeld van het rapport weer. 2 (Arterieel of cardiaal onderzoek) Tik op Calculations (Berekeningen). 3 Selecteer de waarde en tik vervolgens op Delete (Verwijderen) Bij sommige metingen die worden verwijderd, worden ook verwante metingen verwijderd. Verwijderde metingen worden niet opgenomen in de samenvattingsinformatie. Werkbladen opslaan als beelden 1 Tik op WORKSHEETS (Werkbladen) en geef een voorbeeld van het rapport weer. 2 Werkblad opslaan: Tik op Save Image (Beeld opslaan) om een beeld op te slaan van de informatie die op het scherm wordt weergegeven. Tik op Save Images (Beelden opslaan) om beelden op te slaan van alle werkbladpagina's. Arteriële rapporten De ICA/CCA-verhouding aanpassen 1 Geef het voorbeeld van het arteriële rapport weer. 2 Tap Summary (Samenvatting). 3 Selecteer metingen voor de ICA/CCA-verhouding voor zowel de rechter- als linkerzijde uit de lijst Ratio (Verhouding). Verloskundige rapporten De rapporten voor verloskundige berekeningen hebben ruimte voor het ondertekenen van afgedrukte rapporten. Metingen en berekeningen 5-57

202 Voorbeeld verloskundig rapport tweelingen weergeven Voer in het voorbeeld van het verpleegkundig rapport een van de volgende opties uit: Tik op Twin A (Tweeling A) of Twin B (Tweeling B) om een voorbeeld van een individueel tweelingrapport weer te geven. Om beide tweelingen in één voorbeeld van het rapport weer te geven, tikt u op Compare (Vergelijken). De verloskundige anatomische checklist invullen U kunt de bekeken anatomie documenteren. 1 Tik in het voorbeeld van het verloskundige rapport op Anatomy Checklist (Anatomische checklist). 2 Voer een van de volgende acties uit: Selecteer de selectievakjes. Voer de Fetal Lie (Ligging foetus) in. Voer de Plac Location (Placentalocatie) in en selecteer de beoordelingsmethode (0, I, II of III) uit de bijbehorende lijst. Selecteer een Gender (Geslacht). Biofysisch verloskundig profiel voltooien Selecteer in het voorbeeld van het verloskundige rapport waarden onder Biophysical Profile (Biofysisch profiel). Het totaal wordt berekend als waarden zijn geselecteerd. NST (niet-stresstest) is optioneel. Verloskundige grafieken U kunt verloskundige grafieken weergeven als de tekstvakken LMP of EDD op het patiëntformulier zijn ingevuld en als een groeianalyseauteur voor de meting is geselecteerd (raadpleeg Instellingen voor verloskundige berekeningen op pagina 3-7). Verloskundige grafieken weergeven 1 Tik op WORKSHEETS (Werkbladen). 2 Tik op Graphs (Grafieken). 3 Selecteer de gewenste meting en auteur in de lijst Graphs (Grafiek). De grafiek voor de geselecteerde meting wordt weergegeven. Bij een tweeling worden beide sets metingen op dezelfde grafiek uitgezet. 4 (Optioneel) Tik op Save (Opslaan) om de huidige grafiekpagina op te slaan als een beeld dat u kunt bekijken als deel van het onderzoek (raadpleeg Bekijken op pagina 4-45) Metingen en berekeningen

203 5 (Optioneel) Tik op Print Page (Pagina afdrukken) om de huidige grafiekpagina af te drukken. 6 Tik op Done (Gereed) om naar livebeeldvorming terug te keren. Werkbladen voor acute zorg en spieren en botten Werkbladen voor acute zorg en spieren en botten zijn gelicentieerde functies die patiëntinformatie, tekstvakken en proceduregegevens van het ultrasone systeem bevatten. Werkbladen voor acute zorg bevatten resultaten van metingen en berekeningen die u hebt uitgevoerd vanuit de berekeningslijsten van acute zorg. Een werkblad voor acute zorg of spieren en botten weergeven 1 Tik op WORKSHEETS (Werkbladen). 2 Tik op Acute Care Worksheets (Werkbladen acute zorg) of MSK Worksheets (Werkbladen spieren en botten). 3 Tik op een werkblad in de lijst. Tik op Done (Gereed) om het werkblad af te sluiten en terug te keren naar beeldvorming. Werkblad voor acute zorg of spieren en botten bewerken U kunt werkbladen op het systeem bewerken totdat het onderzoek is beëindigd. 1 Voer informatie in het werkblad in: Indicaties (Werkbladen acute zorg) Selecteer meerdere indicaties of selecteer Other Indications (Overige indicaties) om aanvullende informatie in te voeren. (Werkbladen spieren en botten) Voer indicaties in het tekstvak Indications (Indicaties) in. (Werkbladen acute zorg) Views (Weergaven) Selecteer opties die de verkregen weergaven weerspiegelen. Selecteer Other Views (Overige weergaven) om aanvullende informatie in te voeren. (Alleen werkbladen acute zorg) Findings (Bevindingen) In het gedeelte Findings (Bevindingen) kunt u meerdere selecties maken. Selecteer Other Findings (Overige bevindingen) om aanvullende informatie in te voeren. (Alleen werkbladen acute zorg) Interpretation (Interpretatie) In het gedeelte Interpretation (Interpretatie) kunt u meerdere selecties maken. Selecteer Other Interpretations (Overige interpretaties) om aanvullende informatie in te voeren (Alleen werkbladen spieren en botten) Procedure Details and Conclusions (Proceduredetails en -conclusies). In het gedeelte Procedure Details and Conclusions (Proceduredetails en -conclusies) kunt u meerdere selecties maken. Voer opmerkingen in het tekstvak voor Comments (Opmerkingen) in. Metingen en berekeningen 5-59

204 2 (Werkbladen acute zorg) Om een berekeningswaarde te verwijderen, selecteert u de waarde en tikt u op Delete (Verwijderen). 3 Tik op Done (Gereed). Werkblad voor acute zorg aanpassen U kunt een Werkblad voor acute zorg aanpassen om bestaande velden weer te geven of te verbergen. 1 Tik op More (Meer) en tik vervolgens op System Settings (Systeeminstellingen). 2 Tik op Presets (Voorinstellingen) en selecteer Customize Worksheets (Werkbladen aanpassen). 3 Open de lijst Acute Care Worksheets (Werkbladen acute zorg) en selecteer een specifiek werkblad. 4 Deselecteer items om ze van het werkblad te verwijderen tijdens een procedure. Selecteer items om ze toe te voegen aan het werkblad. 5 Tik op Done (Gereed) om wijzigingen op te slaan. Rapporten en werkbladen afdrukken U kunt de huidige pagina van een voorbeeld van een rapport of werkblad of het gehele voorbeeld van een rapport of werkblad afdrukken. Een voorbeeldrapport of werkblad afdrukken 1 Geef het voorbeeld van het rapport of het werkblad weer. 2 Voer een van de volgende acties uit: Tik op Print All (Alle afdrukken) om het volledige rapportvoorbeeld of werkblad af te drukken. Tik op Print Page (Pagina afdrukken) om de huidige pagina af te drukken. Het rapport weergeven nadat het onderzoek is beëindigd Als u een onderzoek beëindigt, wordt het patiëntrapport opgeslagen met alle metingen en berekeningen die tijdens het onderzoek zijn uitgevoerd, inclusief gegevens van werkbladen voor acute zorg of spieren en botten, indien beschikbaar. Het rapport weergeven nadat het onderzoek is beëindigd 1 Tik op REVIEW (Bekijken). 2 Tik op Patient List (Patiëntlijst). 3 Selecteer een onderzoek. 4 Tik op Thumbnails (Miniatuurweergaven) Metingen en berekeningen

205 5 Tik op View Report (Rapport weergeven). Het systeem geeft een rapport met het kenmerk alleen-lezen weer. 6 Tik op Next (Volgende) en Prev (Vorige) om meerdere pagina's weer te geven. 7 Tik op Done (Gereed) om terug te keren naar de patiëntlijst. Werkbladen aanpassen U kunt maximaal 12 aanpasbare werkbladen maken. Ieder werkblad kan maximaal 20 kolomkoppen met drie aanpasbare tekstvelden bevatten. Aanpasbare werkbladen kunnen niet worden verwijderd, maar kunnen wel worden overschreven. Een aanpasbaar werkblad maken 1 Tik op More (Meer) en tik vervolgens op System Settings (Systeeminstellingen). 2 Tik op Presets (Voorinstellingen) en selecteer Customize Worksheets (Werkbladen aanpassen). 3 Open de lijst Custom Worksheets (Aanpasbare werkbladen) en selecteer een leeg werkblad. 4 Voer een naam in voor het nieuwe werkblad. 5 Voer maximaal 20 kolomkoppen in (bijv.: procedures). 6 Voer de items van het selectievakje in onder iedere kolomkop. 7 Tik op Save Changes (Wijzigingen opslaan) of Done (Gereed) om af te sluiten. Meten tijdens bekijken U kunt beelden meten tijdens een onderzoek of tijdens het bekijken, nadat een onderzoek is beëindigd. U moet opslaan om tijdens het bekijken een beeld te creëren met metingen. Zorg dat het systeem het bedieningselement Save Image (Beeld opslaan) of Save Image & Calcs (Beeld en berekeningen opslaan) weergeeft. Zie Aangepaste bedieningselementen configureren op pagina Opmerking Doppler hoekcorrectie kan niet worden uitgevoerd in voorbeeld. Meten tijdens het bekijken 1 Tik in Review (Bekijken) op het beeld dat of de videoclip die u wilt meten. U kunt alleen metingen uitvoeren in volledig scherm: Tik op Prev (Vorige) of Next (Volgende) om het vorige of volgende beeld of de vorige of volgende videoclip te bekijken. (Alleen videoclips) Tik op de bladerpijlen of de knop pauze en sleep vervolgens de schuifknop naar het frame dat u wilt meten. Metingen en berekeningen 5-61

206 2 Selecteer een meting uit de menu's Calcs (Berekeningen) of Acute Care (Acute zorg) of selecteer een basismeting. Opmerking U kunt alleen berekeningen maken die beschikbaar zijn voor het onderzoekstype dat gebruikt is bij het vastleggen van het originele beeld. 3 Een meting uitvoeren: Raadpleeg Meten op pagina 5-1, om een basismeting uit te voeren. Raadpleeg Op onderzoeken gebaseerde berekeningen op pagina 5-14 om een meting uit te voeren uit het menu Calcs (Berekeningen). Raadpleeg Berekeningen voor acute zorg op pagina 5-49, om een meting voor acute zorg uit te voeren. 4 Tik op Save Image (Beeld opslaan) of Save Image & Calcs (Beeld en berekeningen opslaan) om een beeld op te slaan bij uw metingen. Het originele beeld blijft behouden. Werkbladen kunnen worden bijgewerkt totdat het rapport gegenereerd is. Opmerking Metingen die zijn uitgevoerd tijdens het bekijken genereren altijd een apart rapport. Metingen tijdens het bekijken worden niet toegevoegd aan metingen die worden gedaan tijdens een onderzoek Metingen en berekeningen

207 HOOFDSTUK 6 Achtergrondinformatie metingen In dit gedeelte vindt u informatie over de nauwkeurigheid van berekeningen, publicaties en terminologie. Meetnauwkeurigheid De metingen van het systeem zijn fysieke eigenschappen, zoals afstand ter evaluatie van de arts. De nauwkeurigheidswaarden vereisen dat u de passers op één pixel kunt plaatsen. De waarden omvatten geen akoestische afwijkingen van het lichaam. De lineaire 2D-afstandsmetingsresultaten worden weergegeven in centimeters met één getal achter het decimaalteken (als de meting tien of hoger is) of twee getallen achter het decimaalteken (als de meting minder dan tien is). In de volgende tabellen worden de nauwkeurigheid en het bereik van de lineaire afstandsmetingsonderdelen weergegeven. Achtergrondinformatie metingen 6-1

208 Tabel 6-1: Nauwkeurigheid en bereik 2D-meting Nauwkeurigheid en bereik 2D-meting Tolerantie systeem a Nauwkeurigheid bij Testmethode b Bereik (cm) Axiale afstand Laterale afstand Diagonale afstand Oppervlakte c Omtrek d < ± 2% plus 1% van volledige schaal < ± 2% plus 1% van volledige schaal < ± 2% plus 1% van volledige schaal < ± 4% plus (2% van volledige schaal/kleinste dimensie) * 100 plus 0,5% < ± 3% plus (1,4% van volledige schaal/kleinste dimensie) * 100 plus 0,5% Verwerven Fantoom 0 26 cm Verwerven Fantoom 0 35 cm Verwerven Fantoom 0 44 cm Verwerven Fantoom 0, cm 2 Verwerven Fantoom 0,01 96 cm a Volledige schaal voor afstand geeft de maximale diepte van het beeld aan. b Er is een RMI 413a-modelfantoom gebruikt met een verzwakking van 0,7 db/cm MHz. c De nauwkeurigheid van de omtrek wordt op basis van de volgende vergelijking bepaald: % tolerantie = ((1 + laterale fout) * (1 + axiale fout) 1) * ,5%. d De nauwkeurigheid van de omtrek wordt gedefinieerd als de grootste van de laterale of axiale nauwkeurigheid en op basis van de volgende vergelijking: % tolerantie = ( 2 (maximaal 2 fouten) * 100) + 0,5%. Tabel 6-2: Nauwkeurigheid en bereik M-Modemeting en -berekening Nauwkeurigheid en bereik M-Modemeting Tolerantie systeem Nauwkeurigheid bij Testmethode Bereik Afstand Tijd < ± 2% plus 1% van Verwerven Fantoom b 0 26 cm volledige schaal a < +/- 2% plus 1% van Verwerven Fantoom d 0,01 10 sec volledige schaal c a Volledige schaal voor afstand geeft de maximale diepte van het beeld aan. b Er is een RMI 413a-modelfantoom gebruikt met een verzwakking van 0,7 db/cm MHz. c Volledige schaal voor tijd geeft de totale tijd aan, weergeven op het schuivende grafische beeld. d Er is speciale testapparatuur van FUJIFILM SonoSite gebruikt. 6-2 Achtergrondinformatie metingen

209 Tabel 6-2: Nauwkeurigheid en bereik M-Modemeting en -berekening (vervolg) Nauwkeurigheid en bereik M-Modemeting Tolerantie systeem Nauwkeurigheid bij Testmethode Bereik Hartfrequentie < ± 2% plus (Volledige schaal c * Hartfrequentie/ 100)% Verwerven Fantoom d bpm a Volledige schaal voor afstand geeft de maximale diepte van het beeld aan. b Er is een RMI 413a-modelfantoom gebruikt met een verzwakking van 0,7 db/cm MHz. c Volledige schaal voor tijd geeft de totale tijd aan, weergeven op het schuivende grafische beeld. d Er is speciale testapparatuur van FUJIFILM SonoSite gebruikt. Tabel 6-3: Nauwkeurigheid en bereik PW Doppler-modemeting en -berekening Tolerantie systeem Nauwkeurigheid en bereik Doppler-modemeting Nauwkeurigheid bij Testmethode a Bereik Snelheidscursor Frequentiecursor Tijd < +/- 2% plus 1% van Verwerven Fantoom 0,01 volledige schaal b 550 cm/sec < +/- 2% plus 1% van Verwerven Fantoom 0,01 volledige schaal b 20,8 khz < +/- 2% plus 1% van Verwerven Fantoom 0,01 10 sec volledige schaal c a Er is speciale testapparatuur van FUJIFILM SonoSite gebruikt. b Volledige schaal voor frequentie of snelheid geeft de totale omvang van de frequentie of snelheid aan, weergegeven op het schuivende grafische beeld. c Volledige schaal voor tijd geeft de totale tijd aan, weergeven op het schuivende grafische beeld. Bronnen van meetfouten In het algemeen kunnen er twee soorten fouten in de meting worden geïntroduceerd: Vastleggingsfout: Omvat fouten die door de elektronica van het ultrasone systeem zijn geïntroduceerd met betrekking tot signaalvastlegging, signaalconversie en signaalverwerking voor weergave. Ook worden rekenfouten en weergavefouten geïntroduceerd door het aanmaken van de pixelschaalfactor, toepassing van die factor op de posities van de passers op het scherm en de weergave van metingen. Achtergrondinformatie metingen 6-3

210 Algoritmische fout: Fouten die zijn geïntroduceerd door metingen, die zijn ingevoerd naar berekeningen van hogere rang. Deze fouten worden geassocieerd met drijvende-kommagetallen versus integere wiskunde, wat onderhevig is aan fouten die worden geïntroduceerd door het afronden of afkappen van resultaten voor het weergeven van een bepaald niveau van significante cijfers in de berekening. Publicaties en terminologie voor metingen Hieronder volgen de publicaties en terminologie die voor elk berekeningsresultaat worden gebruikt. De terminologie en metingen voldoen aan de gepubliceerde normen van het American Institute of Ultrasound in Medicine (AIUM). Cardiale achtergrondinformatie Acceleratie (ACC) in cm/s 2 Zwiebel, W. J. Introduction to Vascular Ultrasonography. 4th ed., W. B. Saunders Company, (2000), p.52. ACC = abs (delta snelheid/delta tijd) Acceleratietijd (AT) in msec Oh, J.K., J.B. Seward, A. J. Tajik. The Echo Manual. 3rd ed., Lippincott, Williams, and Wilkins, (2007), p [tijd a - tijd b] waarbij: tijd a = vroeg; tijd b = later; alleen geldig als [a] > [b] Oppervlakte van aortaklep (AVA) op basis van continuïteitsvergelijking in cm 2 Oh, J.K., J.B. Seward, A. J. Tajik. The Echo Manual. 3rd ed., Lippincott, Williams, and Wilkins, (2007), p.73 and p A 2 = A 1 * V 1 /V 2 waarbij: A 2 = oppervlakte A o -klep A 1 = LVOT-oppervlakte; V 1 = Pieksnelheid LVOT (VMax) of LVOT VTI V 2 = Piek A o klepsnelheid (VMax) of A o VTI LVOT = outflow-tract linkerventrikel 6-4 Achtergrondinformatie metingen

211 Lichaamsoppervlak (BSA) in m 2 Grossman, W. Cardiac Catheterization and Angiography. Philadelphia: Lea and Febiger, (1980), p.90. BSA = 0, * gewicht 0,425 * hoogte 0,725 Gewicht = kilogram Hoogte = centimeter Cardiale index (CI) in l/min/m 2 Oh, J.K., J.B. Seward, A. J. Tajik. The Echo Manual. 3rd ed., Lippincott, Williams, and Wilkins, (2007), p CI = CO/BSA waarbij: CO = cardiale output BSA = lichaamsoppervlakte Cardiale output (CO) in l/min Oh, J.K., J.B. Seward, A. J. Tajik. The Echo Manual.3rd ed., Lippincott, Williams, and Wilkins, (2007), p CO = (SV * HR)/1000 waarbij: CO = cardiale output SV = slagvolume (ml) HR = hartfrequentie Oppervlak van de dwarsdoorsnede (CSA) in cm 2 Oh, J.K., J.B. Seward, A. J. Tajik. The Echo Manual. 3rd ed., Lippincott, Williams, and Wilkins, (2007), p CSA = 0,785 * D 2 waarbij: D = diameter van anatomisch aandachtsgebied Deceleratietijd in msec Oh, J.K., J.B. Seward, A. J. Tajik. The Echo Manual. 3rd ed., Lippincott, Williams, and Wilkins, (2007), p [tijd a - tijd b] waarbij: tijd a = tijd geassocieerd met VMax; tijd b = wanneer de raaklijn naar de envelop en door VMax de basislijn raakt Achtergrondinformatie metingen 6-5

212 Deltadruk: deltatijd (dp:dt) in mmhg/s Otto, C. M. Textbook of Clinical Echocardiography. 2nd ed., W. B. Saunders Company, (2000), p mmhg/tijdsinterval in seconden E:A-verhouding in cm/sec E:A = snelheid E/snelheid A E/Ea-verhouding Reynolds, Terry. The Echocardiographer s Pocket Reference. 2nd ed., School of Cardiac Ultrasound, Arizona Heart Institute, (2000), p.225. E-snelheid/Ea-snelheid waarbij: E-snelheid = E-snelheid mitralisklep Ea = annulaire E-snelheid, ook bekend als E prime Effectieve terugstromingsopening (ERO) in mm 2 Oh, J.K., J.B. Seward, A. J. Tajik. The Echo Manual. 3rd ed., Lippincott, Williams, and Wilkins, (2007), p.73-76, p.210. ERO = MV-stroomsnelheid/MR Vel * 100 Ejectiefractie (EF), percentage Oh, J.K., J.B. Seward, A. J. Tajik. The Echo Manual.3rd ed., Lippincott, Williams, and Wilkins, (2007), p EF = [(LVEDV LVESV)/LVEDV)] * 100% waarbij: EF = ejectiefractie LVEDV = einddiastolisch volume van linkerventrikel LVESV = eindsystolisch volume van linkerventrikel Verstreken tijd (ET) in msec ET = tijd tussen snelheidscursors in milliseconden FAC (LV) Dennis, A.T. et al. Haemodynamics in women with untreated pre-eclampsia. Anaesthesia. (2012), 67: p LV FAC (%) = (LV EDA LV ESA) / LV EDA * 100 waarbij: LV FAC = fractionele oppervlakteverandering linkerventrikel (%) LV EDA = einddiastolisch oppervlak van linkerventrikel (cm^2) LV ESA = eindsystolisch oppervlak van linkerventrikel (cm^2) 6-6 Achtergrondinformatie metingen

213 FAC (RV) Lang, R. et al. Recommendations for Cardiac Chamber quantification by Echocardiography in Adults: An update from the American Society of Echocardiography and European Association of Cardiovascular Imaging. Journal of the American Society of Echocardiograph. January (2015), 28: p RV FAC (%) = (RV EDA RV ESA) / RV EDA * 100 waarbij: RV FAC = fractionele oppervlakteverandering rechterventrikel (%) RV EDA = einddiastolisch oppervlak van rechterventrikel (cm^2) RV ESA = eindsystolisch oppervlak van rechterventrikel (cm^2) Hartfrequentie (HR) in bpm HR = waarde van 3 cijfers, ingevoerd door de gebruiker of gemeten op M-Mode of en Doppler-beeld in één hartcyclus Fractionele verdikking IVS (interventriculair septum), percentage Laurenceau, J. L., M. C. Malergue. The Essentials of Echocardiography. Le Hague: Martinus Nijhoff, (1981), p.71. IVSFT = ((IVSS IVSD)/IVSD) * 100% waarbij: IVSS = dikte van ventrikelseptum tijdens systole IVSD = dikte van ventrikelseptum tijdens diastole Relaxatietijd bij gelijk volume (IVRT) in msec Oh, J.K., J.B. Seward, A. J. Tajik. The Echo Manual. 3rd ed., Philadelphia: Lippincott, Williams, and Wilkins, (2007), p [tijd a - tijd b] waarbij: tijd a = opening mitralisklep; tijd b = sluiting aortaklep Samentrekken IVC in procenten Lyon, M., N. Verma. Ultrasound guided volume assessment using inferior vena cava diameter. The Open Emergency Medicine Journal. 2010, 3: p (IVCd exp IVCd insp)/ivcd exp waarbij: expiratie (exp) = maximale diameter (Max D) inspiratie (insp) = minimale diameter (Min D) Linkeratrium/aorta (LA/Ao) Feigenbaum, H. Echocardiography. Philadelphia: Lea and Febiger, (1994), p.206, Figure Achtergrondinformatie metingen 6-7

214 Oppervlak linkeratrium Lopez, L. et al. Recommendations for quantification methods during the performance of a pediatric echocardiogram: A report from the pediatric measurements writing group of the American Society of Echocardiography pediatric and congenital heart disease council. Journal of the American Society of Echocardiograph. 2010, 23: p Volume linkeratrium Lang R. et al. Recommendations for Cardiac Chamber Quantification: A report from the American Society of Echocardiography s Guidelines Standards Committee and the Chamber Quantification Writing Group, Developed in Conjunction with the European Association of Echocardiography, a Branch of the European Society of Cardiology. Journal of the American Society of Echocardiography. (2005), 18: p Lang, R. et al. Recommendations for Cardiac Chamber quantification by Echocardiography in Adults: An update from the American Society of Echocardiography and European Association of Cardiovascular Imaging. Journal of the American Society of Echocardiography. January (2015), 28: p LA Vol = p/4(h) Σ(D1)(D2) waarbij: LA Vol = volume linkeratrium in ml h = hoogte van gestapelde ovale schijven die het LA vormen D1 = orthogonale korte as D2 = orthogonale lange as Index volume linkeratrium Lang, R., M. Bierig, R. Devereux, et al. Recommendations for chamber quantification: a report from the American Society of Echocardiography s guidelines and standards committee and the chamber quantification writing group, Developed in conjunction with the European Association of Echocardiography, a branch of the European Society of Cardiology. Journal of the American Society of Echocardiograph. 2005, 18: p Eindvolumes linkerventrikel (Teichholz) in ml Teichholz, L. E., T. Kreulen, M. V. Herman, et. al. Problems in echocardiographic volume determinations: echocardiographic-angiographic correlations in the presence or absence of asynergy. American Journal of Cardiology. (1976), 37: p.7. LVESV = (7,0 * LVDS 3 )/(2,4 + LVDS) waarbij: LVESV = eindsystolisch volume van linkerventrikel LVDS = afmeting van linkerventrikel tijdens systole LVEDV = (7.0 * LVDD 3 )/(2,4 + LVDD) 6-8 Achtergrondinformatie metingen

215 waarbij: LVEDV = einddiastolisch volume van linkerventrikel LVDD = afmeting van linkerventrikel tijdens diastole Massa van linkerventrikel in gm voor 2D Oh, J.K., J.B. Seward, A. J. Tajik. The Echo Manual. 3rd ed., Philadelphia: Lippincott, Williams, and Wilkins, (2007), p LV-massa = 1,05 * {[(5/6) * A1 * (a + d + t)] - [(5/6) * A2 * (a + d)]} waarbij: 1,05 = soortelijk gewicht van het myocardium A1 = oppervlakte korte as, diastole (Epi) A2 = oppervlakte korte as, diastole (Endo) a = lange as of semi-hoofdas d = afgekapte semi-hoofdas van de breedste diameter van de korte as naar het vlak van de annulus mitralis. t = myocardiale dikte Massa van linkerventrikel in gm voor M-mode Oh, J.K., J.B. Seward, A. J. Tajik. The Echo Manual. 3rd ed., Philadelphia: Lippincott, Williams, and Wilkins, (2007), p.115. LV-massa = 1,04 [(LVID + PWT + IVST) 3 LVID 3 ] * 0,8 + 0,6 waarbij: LVID = inwendige afmeting PWT = dikte achterwand IVST = dikte van ventrikelseptum 1,04 = soortelijk gewicht van het myocardium 0,8 = correctiefactor Volume linkerventrikel: tweevlaksmethode in ml Schiller, N.B., P.M. Shah, M. Crawford, et al. Recommendations for Quantitation of the Left Ventricle by Two-Dimensional Echocardiography. Journal of American Society of Echocardiography. September-October 1989, 2: p.362. π V = -- 4 n i = 1 L a i b i -- n Simpsons methode is gebruikt om de kamer te gebruiken als een stapel elliptische schijven. waarbij: V = volume in ml a i = diameter van de hoofdas van de elliptische schijf i in mm b i = diameter van de korte as van de elliptische schijf i in mm Achtergrondinformatie metingen 6-9

216 n = aantal schijven (n = 20) L = lengte van de kamer i = schijfindex Volume linkerventrikel: eenvlaksmethode in ml Schiller, N.B., P.M. Shah, M. Crawford, et al. Recommendations for Quantitation of the Left Ventricle by Two-Dimensional Echocardiography. Journal of American Society of Echocardiography. September-October 1989, 2: p.362. π V = -- 4 n i = 1 2 L a i -- n Simpsons methode is gebruikt om de kamer te gebruiken als een stapel ronde schijven. waarbij: V = volume a i = diameter van de schijf i in mm n = aantal schijven (n = 20) L = lengte van de kamer, gemeten van het middelpunt van de lijn die de twee zijden van de mitralisringen het verste punt (apex) van de kameromtrek verbinden i = schijfindex Fractionele verkorting afmeting linkerventrikel (LVD), percentage Oh, J.K., J.B. Seward, A. J. Tajik. The Echo Manual. 3rd ed., Philadelphia: Lippincott, Williams, and Wilkins, (2007), p.115. LVDFS = [(LVDD LVDS)/LVDD] * 100% waarbij: LVDD = afmeting van linkerventrikel tijdens diastole LVDS = afmeting van linkerventrikel tijdens systole LV-ejectiefractie Schiller, N.B., Shah, P.M., Crawford, M., et al. Recommendations for Quantification of the Left Ventricle by Two-Dimensional Echocardiography. Journal of American Society of Echocardiography. September-October 1989, 2: p.364. EF = ((einddiastolisch volume - eindsystolisch volume)/einddiastolisch volume) * 100 (%). Fractionele verdikking achterwand linkerventrikel (LVPWFT), percentage Laurenceau, J. L., M. C. Malergue. The Essentials of Echocardiography. Le Hague: Martinus Nijhoff, (1981), p.71. LVPWFT = [(LVPWS LVPWD)/LVPWD] * 100% 6-10 Achtergrondinformatie metingen

217 waarbij: LVPWS = dikte achterwand linkerventrikel tijdens systole LVPWD = dikte achterwand linkerventrikel tijdens diastole Gemiddelde snelheid (Vmean) in cm/s Vmean = gemiddelde snelheid Oppervlakte van mitralisklep (MVA) in cm 2 Oh, J.K., J.B. Seward, A. J. Tajik. The Echo Manual. 3rd ed., Philadelphia: Lippincott, Williams, and Wilkins, (2007), p MVA = 220/PHT waarbij: PHT = drukhalfwaardetijd 220 is een empirisch afgeleide constante en voorspelt mogelijk niet nauwkeurig de oppervlakte van de mitralisklep bij mitralisklepprotheses. De continuïteitsvergelijking voor de oppervlakte van de mitralisklep kan worden gebruikt bij mitralisklepprotheses om de effectieve oppervlakte van de opening te voorspellen. MV-stroomsnelheid in cc/sec Oh, J.K., J.B. Seward, A. J. Tajik. The Echo Manual. 3rd ed., Philadelphia: Lippincott, Williams, and Wilkins, (2007), p.73-76, p.210. Flow = PISA * Va waarbij: PISA = oppervlakte van proximaal gebied waarin de snelheid gelijk is Va = snelheid van aliasing Drukgradiënt (PGr) in mmhg Baumgartner, H., Hung, J., Bermejo, J., et al. Echocardiographic Assessment of Valve Stenosis: EAE/ASE Recommendations for Clinical Practice. Journal of American Society of Echocardiography. January 2009, p PG = 4 * (Snelheid) 2 (snelheidseenheden moeten meter/seconde zijn) Drukgradiënt piek E (E PG) E PG = 4 * PE 2 Drukgradiënt piek A (A PG) A PG = 4 * PA 2 Piekdrukgradiënt (PGmax) PGMax = 4 * Vmax 2 Gemiddelde drukgradiënt (PGMean) PGmean = gemiddelde drukgradiënt tijdens duur van stroom Achtergrondinformatie metingen 6-11

218 Drukhalfwaardetijd (PHT) in msec Oh, J.K., J.B. Seward, A. J. Tajik. The Echo Manual. 3rd ed., Philadelphia: Lippincott, Williams, and Wilkins, (2007), p Reynolds, Terry. The Echocardiographer s Pocket Reference. 2nd ed., School of Cardiac Ultrasound, Arizona Heart Institute, (2000), p PHT = DT * 0,29 (tijd vereist voor de drukgradiënt om de helft van het maximumniveau te vallen) waarbij: DT = deceleratietijd Oppervlakte van proximaal gebied waarin de snelheid gelijk is (PISA) in cm 2 Oh, J.K., J.B. Seward, A. J. Tajik. The Echo Manual. 3rd ed., Philadelphia: Lippincott, Williams, and Wilkins, (2007), p PISA = 2 π r 2 waarbij: r = straal van aliasing Qp/Qs Oh, J.K., J.B. Seward, A. J. Tajik. The Echo Manual. 3rd ed., Philadelphia: Lippincott, Williams, and Wilkins, (2007), p Qp/Qs = SV Qp-locatie/SV Qs-locatie = RVOT SV/LVOT SV waarbij: RVOT SV = RVOT CSA* RVOT VTI = π/4 * RVOT-diameter 2 * RVOT VTI LVOT SV = LVOT CSA * LVOT VTI = π/4 * LVOT-diameter 2 * LVOT VTI Terugstromingsfractie (RF) als percentage Oh, J.K., J.B. Seward, A. J. Tajik.The Echo Manual. 3rd ed., Philadelphia: Lippincott, Williams, and Wilkins, (2007), p RF = RV/MV SV waarbij: RV = terugstromingsvolume MV SV = slagvolume mitralisklep (Mitralis CSA * Mitralis VTI) Mitralis CSA = oppervlak van de dwarsdoorsnede berekend met behulp van de diameter van de annulus 6-12 Achtergrondinformatie metingen

219 Terugstromingsvolume (RV) in cc Oh, J.K., J.B. Seward, A. J. Tajik. The Echo Manual. 3rd ed., Lippincott, Williams, and Wilkins, (2007), p RV = ERO * MR VTI/100 Volume rechteratrium Lang, R., M. Bierig, R. Devereux, et al. Recommendations for chamber quantification: a report from the American Society of Echocardiography s guidelines and standards committee and the chamber quantification writing group, Developed in conjunction with the European Association of Echocardiography, a branch of the European Society of Cardiology. Journal of the American Society of Echocardiograph. 2005, 18: p RA Vol = π/4(h) Σ(D1) 2 waarbij: RA Vol = volume rechteratrium in ml h = hoogte van gestapelde circulaire schijven die het RA vormen D1 = orthogonale korte as Index volume rechteratrium Wang, Y., J. Gutman, et al. Atrial volume in a normal adult population by two-dimensional echocardiography. Chest. (1984), 86: p RA Vol Index = RA Vol/BSA (ml/l 2 ) Rechterventriculaire systolische druk (RVSP) in mmhg Oh, J.K., J.B. Seward, A. J. Tajik. The Echo Manual. 3rd ed., Philadelphia: Lippincott, Williams, and Wilkins, (2007), p.66. RVSP = 4 * (Vmax TR) 2 + RAP waarbij: RAP = druk rechteratrium S/D Reynolds, Terry. The Echocardiographer s Pocket Reference. 2nd ed., School of Cardiac Ultrasound, Arizona Heart Institute, (2000), p.217. S-snelheid/D-snelheid waarbij: S-snelheid = S-golf longader D-snelheid = D-golf longader Achtergrondinformatie metingen 6-13

220 Slagindex (SI) in cc/m 2 Mosby s Medical, Nursing, & Allied Health Dictionary, 4th ed., (1994), p SI = SV/BSA waarbij: SV = slagvolume BSA = lichaamsoppervlakte Slagvolume (Doppler) in ml Oh, J.K., J.B. Seward, A. J. Tajik. The Echo Manual. 3rd ed., Philadelphia: Lippincott, Williams, and Wilkins, (2007), p SV = (CSA * VTI) waarbij: CSA = oppervlak van de dwarsdoorsnede van de opening (LVOT-oppervlakte) VTI = snelheid-tijdsintegraal van de opening Slagvolume (in 2D en M-mode) in ml Oh, J.K., J.B. Seward, A. J. Tajik. The Echo Manual. 2nd ed., Boston: Little, Brown and Company, (1994), p.44. SV = (LVEDV LVESV) waarbij: SV = slagvolume LVEDV = einddiastolisch volume LVEDSV = eindsystolisch volume TAPSE Rudski, L., W. Lai, et al. Guidelines for the echocardiographic assessment of the right heart in adults: a report from the American Society of Echocardiography. Journal of the American Society of Echocardiograph. (2010), p M Mode afstandsmeting van de systolische excursie van het rechterventrikel Oppervlakte tricuspidalisklep (TVA) Oh, J.K., J.B. Seward, A. J. Tajik. The Echo Manual. 3rd ed., Philadelphia: Lippincott, Williams, and Wilkins, (2007), p TVA = 220 / PHT 6-14 Achtergrondinformatie metingen

221 Snelheid-tijdsintegraal (VTI) in cm Reynolds, Terry. The Echocardiographer s Pocket Reference. 2nd ed., School of Cardiac Ultrasound, Arizona Heart Institute, (2000), p.383. VTI = absolute pieksnelheden geïntegreerd tussen twee punten in tijd, uitgedrukt in eenheden van cm. Bij gebruik van automatisch meten is VTI altijd gebaseerd op de piektrace en vertegenwoordigt VTI de afstand (cm) die bloed aflegt in het tijdsinterval dat wordt vertegenwoordigd door de begrenzingstekens (vermoedelijk een ejectieperiode). Verloskundige achtergrondinformatie Vruchtwaterindex (AFI) Jeng, C. J. et al. Amniotic Fluid Index Measurement with the Four Quadrant Technique During Pregnancy. The Journal of Reproductive Medicine,35:7 (July 1990), p Gemiddelde ultrasone leeftijd (AUA) Het systeem biedt een AUA die is afgeleid van de onderdelen van metingen uit de metingstabellen. Vermoedelijke bevallingsdatum (EDD) op basis van gemiddelde ultrasone leeftijd (AUA) Resultaten worden weergegeven als maand/dag/jaar. EDD = systeemdatum + (280 dagen AUA in dagen) Vermoedelijke bevallingsdatum (EDD) op basis van laatste menstruatieperiode (LMP) De LMP-datum die in de patiëntinformatie worden ingevoerd, moet vóór de huidige datum liggen. Resultaten worden weergegeven als maand/dag/jaar. EDD = LMP-datum dagen Geschat gewicht foetus (EFW) Hadlock, F. et al. Estimation of Fetal Weight with the Use of Head, Body, and Femur Measurements, A Prospective Study. American Journal of Obstetrics and Gynecology, 151:3 (February 1, 1985), p Hansmann, M. et al. Ultrasound Diagnosis in Obstetrics and Gynecology. New York: Springer-Verlag, (1986), p.154. Osaka University. Ultrasound in Obstetrics and Gynecology. (July 20, 1990), p Shepard M.J., V. A. Richards, R. L. Berkowitz, et al. An Evaluation of Two Equations for Predicting Fetal Weight by Ultrasound. American Journal of Obstetrics and Gynecology, 142:1 (January 1, 1982), p University of Tokyo, Shinozuka, N. FJSUM, et al. Standard Values of Ultrasonographic Fetal Biometry. Japanese Journal of Medical Ultrasonics, 23:12 (1996), p. 880, Equation 1. Achtergrondinformatie metingen 6-15

222 Zwangerschapsleeftijd (GA) op basis van laatste menstruatieperiode (LMP) De zwangerschapsleeftijd die is afgeleid van de LMP-datum die op het patiëntformulier is ingevuld. Resultaten worden in weken en dagen weergegeven en worden als volgt berekend: GA(LMP) = Systeemdatum LMP-datum Zwangerschapsleeftijd (GA) op basis van laatste menstruatieperiode (LMPd) afgeleid van vermoedelijke bevallingsdatum (EDD) Zelfde als GA op basis van EDD. De zwangerschapsleeftijd die is afgeleid van de van het systeem afgeleide LMP met behulp van de vermoedelijke bevallingsdatum die op het patiëntformulier is ingevoerd. Resultaten worden in weken en dagen weergegeven en worden als volgt berekend: GA(LMPd) = systeemdatum LMPd Laatste menstruatieperiode (LMPd) op basis van vermoedelijke bevallingsdatum (EDD) Resultaten worden weergegeven als maand/dag/jaar. LMPd (Estab. DD) = Estab. DD 280 dagen Zwangerschapsleeftijdstabellen Abdominale omtrek (AC) Hadlock, F., et al. Estimating Fetal Age: Computer-Assisted Analysis of Multiple Fetal Growth Parameters. Radiology, 152: (1984), p Hansmann, M., et al. Ultrasound Diagnosis in Obstetrics and Gynecology. New York: Springer-Verlag, (1986), p.431. University of Tokyo, Shinozuka, N. FJSUM, et al. Standard Values of Ultrasonographic Fetal Biometry. Japanese Journal of Medical Ultrasonics, 23:12 (1996), p.885. WAARSCHUWING: De zwangerschapsleeftijd die is berekend door uw FUJIFILM SonoSite-systeem komt niet overeen met de leeftijd in de hiervoor genoemde referentie bij de metingen van de abdominale omtrek (AC) 20,0 cm en 30,0 cm. Het geïmplementeerde algoritme extrapoleert de zwangerschapsleeftijd van de helling van de curve van alle tabelmetingen, in plaats van de zwangerschapsleeftijd te verlagen voor een grotere AC-meting die wordt aangegeven in de tabel waarnaar wordt verwezen. Dit zorgt ervoor dat de zwangerschapsleeftijd altijd wordt verhoogd bij een verhoging van AC Achtergrondinformatie metingen

223 Diameter biparietalis (BPD) Chitty, L. S. and D. G. Altman. New charts for ultrasound dating of pregnancy. Ultrasound in Obstetrics and Gynecology 10: (1997), p , Table 3. Hadlock, F., et al. Estimating Fetal Age: Computer-Assisted Analysis of Multiple Fetal Growth Parameters. Radiology, 152: (1984), p Hansmann, M., et al. Ultrasound Diagnosis in Obstetrics and Gynecology. New York: Springer-Verlag, (1986), p.440. Osaka University. Ultrasound in Obstetrics and Gynecology. (July 20, 1990), p.98. University of Tokyo, Shinozuka, N. FJSUM, et al. Standard Values of Ultrasonographic Fetal Biometry. Japanese Journal of Medical Ultrasonics, 23:12 (1996), p.885. Cisterna Magna (CM) Mahony, B.; P. Callen, R. Filly, and W. Hoddick. The fetal cisterna magna. Radiology, 153: (December 1984), p Kop-stuitlengte (CRL) Hadlock, F., et al. Fetal Crown-Rump Length: Re-evaluation of Relation to Menstrual Age (5-18 weeks) with High-Resolution, Real-Time Ultrasound. Radiology, 182: (February 1992), p Hansmann, M., et al. Ultrasound Diagnosis in Obstetrics and Gynecology. New York: Springer-Verlag, (1986), p.439. Osaka University. Ultrasound in Obstetrics and Gynecology. (July 20, 1990), p.20 and p.96. Tokyo University. Gestational Weeks and Computation Methods. Ultrasound Imaging Diagnostics, 12:1 (1982-1), p.24-25, Table 3. Lengte dijbeen (FL) Chitty, L. S. and D. G. Altman. New charts for ultrasound dating of pregnancy. Ultrasound in Obstetrics and Gynecology 10: (1997), p , Table 8, 186. Hadlock, F., et al. Estimating Fetal Age: Computer-Assisted Analysis of Multiple Fetal Growth Parameters. Radiology, 152: (1984), p Hansmann, M., et al. Ultrasound Diagnosis in Obstetrics and Gynecology. New York: Springer-Verlag, (1986), p.31. Osaka University. Ultrasound in Obstetrics and Gynecology. (July 20, 1990), p University of Tokyo, Shinozuka, N. FJSUM, et al. Standard Values of Ultrasonographic Fetal Biometry. Japanese Journal of Medical Ultrasonics, 23:12 (1996), p.886. Dwarsdoorsnede oppervlakte romp foetus (FTA) Osaka University. Ultrasound in Obstetrics and Gynecology. (July 20, 1990), p Achtergrondinformatie metingen 6-17

224 Vruchtzak (GS) Hansmann, M., et al. Ultrasound Diagnosis in Obstetrics and Gynecology. New York: Springer-Verlag, (1986). Nyberg, D. A., et al. Transvaginal Ultrasound. Mosby Yearbook, (1992), p.76. Gestational sac measurements provide a fetal age based on the mean of one, two, or three distance measurements; however, Nyberg s gestational age equation requires all three distance measurements for an accurate estimate. Tokyo University. Gestational Weeks and Computation Methods. Ultrasound Imaging Diagnostics, 12:1 (1982-1). Omtrek hoofd (HC) Chitty, L. S. and D. G. Altman. New charts for ultrasound dating of pregnancy. Ultrasound in Obstetrics and Gynecology 10: (1997), , Table 5, p.182. Hadlock, F., et al. Estimating Fetal Age: Computer-Assisted Analysis of Multiple Fetal Growth Parameters. Radiology, 152: (1984), p Hansmann, M., et al. Ultrasound Diagnosis in Obstetrics and Gynecology. New York: Springer-Verlag, (1986), p.431. Humerus (HL) Jeanty, P.; F. Rodesch; D. Delbeke; J. E. Dumont. Estimate of Gestational Age from Measurements of Fetal Long Bones. Journal of Ultrasound in Medicine. 3: (February 1984), p Diameter occipitofrontalis (OFD) Hansmann, M., et al. Ultrasound Diagnosis in Obstetrics and Gynecology. New York: Springer-Verlag, (1986), p.431. Scheenbeen Jeanty, P.; F. Rodesch; D. Delbeke; J. E. Dumont. Estimate of Gestational Age from Measurements of Fetal Long Bones. Journal of Ultrasound in Medicine. 3: (February 1984), p Transversale rompdiameter (TTD) Hansmann, M., et al. Ultrasound Diagnosis in Obstetrics and Gynecology. New York: Springer-Verlag, (1986), p Achtergrondinformatie metingen

225 Tabellen voor groeianalyse Abdominale omtrek (AC) Chitty, Lyn S. et al. Charts of Fetal Size: 3. Abdominal Measurements. British Journal of Obstetrics and Gynaecology, 101: (February 1994), p.131, Appendix: AC-Derived. Hadlock, F., et al. Estimating Fetal Age: Computer-Assisted Analysis of Multiple Fetal Growth Parameters. Radiology, 152: (1984), p Jeanty P., E. Cousaert, and F. Cantraine. Normal Growth of the Abdominal Perimeter. American Journal of Perinatology, 1: (January 1984), p Also published in Hansmann, Hackeloer, Staudach, Wittman. Ultrasound Diagnosis in Obstetrics and Gynecology. Springer-Verlag, New York, (1986), p.179, Table 7.13.) Diameter biparietalis (BPD) Chitty, Lyn S. et al. Charts of Fetal Size: 2. Head Measurements. British Journal of Obstetrics and Gynaecology, 101: (January 1994), p.43, Appendix: BPD-Outer-Inner. Hadlock, F., et al. Estimating Fetal Age: Computer-Assisted Analysis of Multiple Fetal Growth Parameters. Radiology, 152: (1984), p Jeanty P., E. Cousaert, and F. Cantraine. A Longitudinal Study of Fetal Limb Growth. American Journal of Perinatology, 1: (January 1984), p , Table 5. Also published in Hansmann, Hackeloer, Staudach, Wittman. Ultrasound Diagnosis in Obstetrics and Gynecology. Springer-Verlag, New York, (1986), p.176, Table 7.8.) Geschat gewicht foetus (EFW) Brenner, William E.; D. A. Edelman; C. H. Hendricks. A standard of fetal growth for the United States of America, American Journal of Obstetrics and Gynecology, 126: 5 (November 1, 1976), p ; Table II. Hadlock F., et al. In Utero Analysis of Fetal Growth: A Sonographic Weight Standard. Radiology, 181: (1991), p Jeanty, Philippe, F. Cantraine, R. Romero, E. Cousaert, and J. Hobbins. A Longitudinal Study of Fetal Weight Growth. Journal of Ultrasound in Medicine, 3: (July 1984), p , Table 1. (Also published in Hansmann, Hackeloer, Staudach, and Wittman. Ultrasound Diagnosis in Obstetrics and Gynecology. Springer-Verlag, New York, (1986), p.186, Table 7.20.) Achtergrondinformatie metingen 6-19

226 Lengte dijbeen (FL) Chitty, Lyn S. et al. Charts of Fetal Size: 4. Femur Length. British Journal of Obstetrics and Gynaecology, 101: (February 1994), p.135. Hadlock, F., et al. Estimating Fetal Age: Computer-Assisted Analysis of Multiple Fetal Growth Parameters. Radiology, 152: (1984), p Jeanty P, E. Cousaert, and F. Cantraine. A Longitudinal Study of Fetal Limb Growth. American Journal of Perinatology, 1: (January 1984), p , Table 5. (Also published in Hansmann, Hackeloer, Staudach, Wittman. Ultrasound Diagnosis in Obstetrics and Gynecology. Springer-Verlag, New York, (1986), p.182, Table 7.17.) Omtrek hoofd (HC) Chitty, Lyn S., et al. Charts of Fetal Size: 2. Head Measurements. British Journal of Obstetrics and Gynaecology, 101: (January 1994), p.43, Appendix: HC-Derived. Hadlock, F., et al. Estimating Fetal Age: Computer-Assisted Analysis of Multiple Fetal Growth Parameters. Radiology, 152: (1984), p Jeanty P, E. Cousaert, and F. Cantraine. A longitudinal study of Fetal Head Biometry. American J of Perinatology, 1: (January 1984), p , Table 3. (Also published in Hansmann, Hackeloer, Staudach, Wittman. Ultrasound Diagnosis in Obstetrics and Gynecology. Springer-Verlag, New York, (1986), p.176, Table 7.8.) Omtrek hoofd (HC)/abdominale omtrek (AC) Campbell S., Thoms Alison. Ultrasound Measurements of the Fetal Head to Abdomen Circumference Ratio in the Assessment of Growth Retardation, British Journal of Obstetrics and Gynaecology, 84: (March 1977), p Berekeningen van de verhoudingen FL/AC-verhouding Hadlock F. P., R. L. Deter, R. B. Harrist, E. Roecker, and S. K. Park. A Date Independent Predictor of Intrauterine Growth Retardation: Femur Length/Abdominal Circumference Ratio, American Journal of Roentgenology, 141: (November 1983), p FL/BPD-verhouding Hohler, C. W., and T. A. Quetel. Comparison of Ultrasound Femur Length and Biparietal Diameter in Late Pregnancy, American Journal of Obstetrics and Gynecology, 141:7 (Dec ), p FL/HC-verhouding Hadlock F. P., R. B. Harrist, Y. Shah, and S. K. Park. The Femur Length/Head Circumference Relation in Obstetric Sonography. Journal of Ultrasound in Medicine, 3: (October 1984), p Achtergrondinformatie metingen

227 HC/AC-verhouding Campbell S., Thoms Alison. Ultrasound Measurements of the Fetal Head to Abdomen Circumference Ratio in the Assessment of Growth Retardation, British Journal of Obstetrics and Gynaecology, 84: (March 1977), p Algemene achtergrondinformatie +/x of S/D-verhouding +/x = (snelheid A/snelheid B) waarbij: A = snelheidscursor + B = snelheidscursor x Acceleratie-index (ACC) Zwiebel, W. J. Introduction to Vascular Ultrasonography, 4th ed., W. B. Saunders Company, (2000), p.52. ACC = abs (delta snelheid/delta tijd) Verstreken tijd (ET) ET = tijd tussen snelheidscursors in milliseconden Heuphoek/d:D-verhouding Graf, R. Fundamentals of Sonographic Diagnosis of Infant Hip Dysplasia. Journal of Pediatric Orthopedics, Vol. 4, No. 6: p , Morin, C., Harcke, H., MacEwen, G. The Infant Hip: Real-Time US Assessment of Acetabular Development. Radiology 177: p , December Percentage oppervlaktevermindering Taylor K. J. W., P. N. Burns, P. Breslau. Clinical Applications of Doppler Ultrasound, Raven Press, N.Y., (1988), p Zwiebel W. J., J. A. Zagzebski, A. B. Crummy, et al. Correlation of peak Doppler frequency with lumen narrowing in carotid stenosis. Stroke, 3: (1982), p % oppervlaktevermindering = [1 - A2(cm 2 )/A1(cm 2 )] * 100 waarbij: A1 = oorspronkelijke oppervlakte van het vat in vierkante cm A2 = verminderde oppervlakte van het vat in vierkante cm Achtergrondinformatie metingen 6-21

228 Percentage diametervermindering Handa, Nobuo et al., Echo-Doppler Velocimeter in the Diagnosis of Hypertensive Patients: The Renal Artery Doppler Technique, Ultrasound in Medicine and Biology, 12:12 (1986), p % diametervermindering = [1 - D2(cm)/D1(cm)] * 100 waarbij: D1 = oorspronkelijke diameter van het vat in vierkante cm D2 = verminderde diameter van het vat in vierkante cm Drukgradiënt (PGr) in mmhg Oh, J.K., J.B. Seward, A. J. Tajik. The Echo Manual. 2nd ed., Lippincott, Williams, and Wilkins, (1999), p.64. PG = 4 * (Snelheid) 2 (snelheidseenheden moeten meter/seconde zijn) Drukgradiënt piek E (E PG) E PG = 4 * PE 2 Drukgradiënt piek A (A PG) A PG = 4 * PA 2 Piekdrukgradiënt (PGmax) PGMax = 4 * Vmax 2 Gemiddelde drukgradiënt (PGMean) PGmean = 4 * VMax 2 (gemiddelde drukgradiënt tijdens duur van stroom) Pulsatiliteitsindex (PI) Kurtz, A. B., W. D. Middleton. Ultrasound-the Requisites. Mosby Year Book, Inc., (1996), p.469. PI = (PSV EDV)/V waarbij: PSV = systolische pieksnelheid EDV = einddiastolische snelheid V = gemiddelde stroomsnelheid tijdens de gehele hartcyclus Opmerking Bij gebruik van automatisch meten is de gemiddelde stroomsnelheid TAP (tijdgemiddelde piek). Zwiebel, W. J. Introduction to Vascular Ultrasonography, 6th Edition, W.B. Saunders Company, PI = (PSV - MDV) / V (geen eenheden) 6-22 Achtergrondinformatie metingen

229 waarbij: PSV = systolische pieksnelheid MDV = minimale diastolische snelheid V = TAP (tijdgemiddelde piek) stroomsnelheid gedurende de hartcyclus Weerstandsindex (RI) Kurtz, A. B., W. D. Middleton. Ultrasound-the Requisites. Mosby Year Book, Inc., (1996), p.467. RI = ((snelheid A snelheid B)/snelheid A) in metingen waarbij: A = snelheidscursor + B = snelheidscursor x Tijdgemiddelde gemiddelde (TAM) in cm/s TAM = gemiddelde (gemiddelde trace) Tijdgemiddelde piek (TAP) in cm/s TAP = gemiddelde (piektrace) Volume (Vol) Beyer, W. H. Standard Mathematical Tables, 28th ed., CRC Press, Boca Raton, FL, (1987), p.131. Volume blaas Dicuio, M., et al. Measurements of urinary bladder volume: comparison of five ultrasound calculation methods in volunteers. Arch. Ital. Urol Androl,(2005) Mar:77(1): p Volumeflow (VF) in ml/m Allan, Paul L. et al. Clinical Doppler Ultrasound, 4th ed., Harcourt Publishers Limited. (2000), p Een van de volgende, afhankelijk van de live trace-instelling: VF = CSA * TAM * 60 VF = CSA * TAP * 60 VF = CSA * TAV * 60 (als handmatige trace wordt gebruikt) Volume follikel Raine-Fenning, N. et al. Ultrasound in Obstetrics & Gynecology (2008), Volume 31, Issue 6, John Wiley & Sons, Ltd., p Volume eierstokken Balen, A.H., Laven, J.S., Tan, S.L, Dewailly, D. Ultrasound assessment of the polycystic ovary: international consensus definitions. Human Reproduction Update, (2003), Vol.9, No.6, p Achtergrondinformatie metingen 6-23

230 Volume baarmoeder Wiener, J. J. and Newcombe, R. G. Measurements of uterine volume: a comparison between measurements by ultrasonography and by water displacement. J. Clin. Ultrasound, (1992) 20 (7), p Achtergrondinformatie metingen

231 HOOFDSTUK 7 Probleemoplossing en onderhoud Dit gedeelte bevat informatie ter ondersteuning van het oplossen van problemen met de werking van het systeem, het invoeren van een softwarelicentie en het zorgen voor het systeem, de transducer en accessoires. Probleemoplossing Als u problemen met het systeem ondervindt, kunt u de volgende lijst gebruiken bij het oplossen van het probleem. Voer de voorgestelde actie uit in geval van een waarschuwingsvenster. Neem contact op met de technische ondersteuning van FUJIFILM SonoSite als het probleem aanhoudt (zie Help op pagina 1-2). Het systeem kan niet worden ingeschakeld. Controleer alle voedingsaansluitingen. Koppel de AC- en DC-voedingskabels los en sluit ze weer aan (desktopsysteem). Controleer of alle drie batterijschakelaars in de AAN-stand staan, wat wordt aangegeven door het symbool ʘ en zorg ervoor dat de accu's zijn opgeladen (systeem met standaard). Sluit het systeem op wisselstroom om accuwerking opnieuw te activeren als de accuschakelaars in de UIT-stand hebben gestaan, wat wordt aangegeven door het symbool O (systeem met standaard). Beeldkwaliteit systeem is slecht. Stel de klinische monitor af om de kijkhoek te verbeteren. Pas de helderheid aan. Pas de versterking aan. Geen CPD-beeld. Pas de versterking aan. CPD heeft een bedieningselement voor verbergen. Zorg ervoor dat dit bedieningselement niet is geactiveerd. Geen kleurenbeeld. Pas de versterking of de PRF-schaal aan. Kleur heeft een bedieningselement voor verbergen. Zorg ervoor dat dit bedieningselement niet is geactiveerd. Probleemoplossing en onderhoud 7-1

232 Geen metingsselecties. Controleer of het gewenste onderzoekstype is geselecteerd en of het beeld is stilgezet. Tik op Calcs (Berekeningen) in de balk met bedieningselementen of onder More Controls (Meer bedieningselementen). Geen geluid. Als u geen systeemgeluiden hoort als u het systeem op de desktop gebruikt, controleert u of u de audio-instellingen juist hebt geconfigureerd (raadpleeg Audio-instellingen op pagina 3-6). Als u nog steeds geen systeemgeluiden hoort, schakelt u het systeem uit en weer in: schakel de voedingsschakelaar van de scheidingstransformator naar de UIT-stand en vervolgens weer naar de AAN-stand. Afdrukken werkt niet. Als u naar een DICOM-printer afdrukt, controleert u bij uw systeembeheerder of de DICOM-instellingen juist zijn en of uw systeem is aangesloten op het netwerk. Als u naar een lokale printer afdrukt, voert u een van de volgende opties uit: Controleer de printeraansluitingen. Het systeem detecteert de printer automatisch. Opmerking Als u de AC-printer gebruikt, moet het systeem op de netspanning zijn aangesloten. Zorg ervoor dat de lokale printer is ingeschakeld en juist is ingesteld. Raadpleeg zo nodig de instructies van de fabrikant van de printer. Alleen opgeslagen beelden en videoclips en de huidige werkbladen van de patiënt kunnen worden afgedrukt. DVR neemt niet op. Controleer of de USB-stick genoeg vrije ruimte heeft. Systeem herkent de transducer niet. Koppel de transducer los en sluit deze opnieuw aan. Onderhoudspictogram ( ) verschijnt op het scherm. Start het systeem opnieuw op. Als dit probleem opnieuw optreedt, is mogelijk systeemonderhoud nodig. Noteer het nummer dat tussen haakjes op de regel C: wordt weergegeven en neem contact op met FUJIFILM SonoSite of uw plaatselijke vertegenwoordiger van FUJIFILM SonoSite. Systeem vraagt u om te controleren dat het USB-apparaat geldig is. Gebruik de USB-stick die met het systeem is meegeleverd. Zorg ervoor dat de USB-stick die u gebruikt, niet voorzien is van softwarebeveiliging en niet defect is. Het systeem vraagt u te controleren of het USB-apparaat geldige gegevens bevat. Zorg ervoor dat de gegevens op de USB-stick staan. Exporteer de oorspronkelijke gegevens opnieuw naar de USB-stick. Neem contact op met de systeembeheerder. USB-apparaat wordt niet in de lijst weergegeven. Controleer of het USB-apparaat goed in een beschikbare USB-poort is geplaatst. Gebruik de USB-stick die met het systeem is meegeleverd. Het systeem toont de waarschuwing...internal storage device is full. (...intern opslagapparaat is vol). Maak ruimte vrij op de interne opslaglocatie door het huidige onderzoek te beëindigen, patiëntonderzoeken te archiveren en exporteren en ze vervolgens te verwijderen uit het systeem. 7-2 Probleemoplossing en onderhoud

233 Kan patiëntformulier niet openen. Kan patiëntlijst niet openen. Zorg ervoor dat u als gebruiker en niet als gast bent aangemeld. Systeem exporteert geen videoclips of draagt geen videoclips over (DICOM). Controleer in de instellingen voor Archiver (archiveringshulpmiddel) van DICOM Config of het selectievakje voor Exclude videoclips (videoclips uitsluiten) niet is aangevinkt. Softwarelicenties Voor FUJIFILM SonoSite-software is een licentiesleutel nodig. Nadat u nieuwe software hebt geïnstalleerd, vraagt het systeem om een licentiesleutel. U moet voor elk systeem en elk transducerpakket dat de software gebruikt, een sleutel verkrijgen. De software werkt gedurende korte tijd (de respijtperiode) zonder licentiesleutel. Tijdens de respijtperiode zijn alle systeemfuncties beschikbaar. Na de respijtperiode is het systeem pas weer bruikbaar nadat u een geldige licentiesleutel invoert. De respijtperiode wordt niet gebruikt als het systeem is uitgeschakeld of in de slaapstand staat. De resterende duur van de respijtperiode wordt weergegeven op het licentie-updatescherm. Let op Nadat de respijtperiode is verlopen, zijn alle systeemfuncties, behalve licenties, niet beschikbaar totdat u een geldige licentiesleutel invoert. Een licentiesleutel verkrijgen 1 Schakel het systeem in. 2 Ga naar systeeminformatie voor informatie over de versie: a Tik op MORE (Meer) en tik vervolgens op System Settings (Systeeminstellingen). b Tik op System Information (Systeeminformatie) in de lijst aan de linkerzijde en scroll naar Licenties systeem en Licenties scanhoofd. 3 Neem contact op met de technische ondersteuning van FUJIFILM SonoSite (zie Help op pagina 1-2). Systeeminformatie vraagt u de volgende informatie in te vullen: a Uw naam b Serienummer systeem. Probleemoplossing en onderhoud 7-3

234 U vindt het serienummer aan de achterkant van de kolom van de standaard. Zet de standaard op maximale hoogte om het label zichtbaar te maken (raadpleeg Hoogte en hoek aanpassen op pagina 2-5). 1. Verleng de standaard naar de maximumhoogte 2. Het serienummer staat aan de achterkant c PCBA-serienummer d Softwareversie en versie transducerpakket 4 Nadat u een licentiesleutel hebt verkregen, moet u deze in het systeem invoeren. U kunt de licentiesleutel bij het opstarten of bij systeeminstellingen invoeren. De licentiesleutel bij opstarten invoeren 1 Schakel het systeem in. Het scherm Licentie-update wordt weergegeven. 2 Voer de licentiesleutel in het vak Enter license number (Licentienummer invoeren) in. 3 Tik op ENTER (Invoeren). Opmerking Tik niet op Done (Gereed). Hierdoor wordt het formulier opgeslagen zonder de sleutel in te voeren. 4 Als het licentie-updatescherm opnieuw wordt weergegeven, controleert u of u de licentiesleutel juist hebt ingevoerd. Als het licentie-updatescherm nog steeds wordt weergegeven, neemt u contact op met de technische ondersteuning van FUJIFILM SonoSite (raadpleeg Help op pagina 1-2). 7-4 Probleemoplossing en onderhoud

235 De licentiesleutel bij systeeminstellingen invoeren 1 Tik op MORE (Meer) en tik vervolgens op System Settings (Systeeminstellingen). 2 Tik op System Information (Systeeminformatie) in de lijst aan de linkerzijde. 3 Voer de licentiesleutel in de vakken Enter license key (Licentiesleutel invoeren) in bij het gedeelte System Licensing (Licenties systeem) of Scanhead Licensing (Licenties scanhoofd). 4 Tik op ENTER (Invoeren). Onderhoud WAARSCHUWINGEN Aanpassing van deze apparatuur is niet toegestaan, behalve zoals staat vermeld in deze handleiding of in de X-Porte Onderhoudshandleiding. Voer geen service of onderhoud aan het systeem uit als het in gebruik is bij een patiënt. Er is geen periodiek of preventief onderhoud nodig voor het systeem, de transducer of accessoires, behalve het reinigen en desinfecteren van de transducer na elk gebruik. Raadpleeg Hoofdstuk 8, 'Reinigen en desinfecteren.' voor het reinigen en desinfecteren van uw ultrasone systeem. Er zijn geen periodieke tests of kalibraties nodig voor interne onderdelen. Naast het reinigen en desinfecteren van de transducer, raadt FUJIFILM SonoSite aan dat u het systeem op een stopcontact aansluit als het niet in gebruik is om de accu's volledig op te laden. Bij het opladen moeten alle drie de batterijschakelaars in de AAN-stand staan. Het uitvoeren van onderhoudsprocedures die niet in dit document of in de servicehandleiding staan beschreven kan de garantie van het product teniet doen. Neem contact op met de technische ondersteuning van FUJIFILM SonoSite voor vragen over onderhoud (raadpleeg Help op pagina 1-2). Systeemback-ups Ter bescherming tegen gegevensverlies raadt FUJIFILM SonoSite aan dat u regelmatig back-ups maakt van: Patiëntgegevens Configuratie-instellingen van het systeem Probleemoplossing en onderhoud 7-5

236 Patiëntgegevens DICOM (Digital Imaging and Communications in Medicine) biedt een manier om patiëntgegevens te archiveren door uw ultrasone systeem na elk patiëntonderzoek over een lokaal netwerk (LAN) te verbinden met verschillende archiveringshulpmiddelen voor opslag. FUJIFILM SonoSite raadt aan dat u DICOM-overdracht configureert en gebruikt om verlies van patiëntgegevens bij een systeemstoring te voorkomen. Raadpleeg DICOM op pagina 3-14 voor meer informatie. Als u geen DICOM-netwerk gebruikt, dan raadt FUJIFILM SonoSite aan dat u uw systeem zo configureert dat patiëntgegevens automatisch na elk onderzoek naar een USB-stick worden geëxporteerd. Raadpleeg Instellingen voor USB op pagina 3-41 voor meer informatie. Configuratie-instellingen van het systeem Naast patiëntgegevens raadt FUJIFILM SonoSite aan dat u een back-up maakt van de configuratie-instellingen (presets) van het ultrasone systeem nadat u het systeem volledig hebt geconfigureerd en elke keer nadat u deze instellingen hebt aangepast. Door deze back-ups blijven uw aangepaste instellingen bewaard bij een storing in het systeem. Raadpleeg Instellingen voor voorinstellingen op pagina 3-32 voor meer informatie. Onderhoud Uw ultrasone motor kan worden gerepareerd of vervangen, ter beoordeling van de fabrikant. Als onderhoud nodig is, moet u de ultrasone motor verwijderen. Voordat de motor wordt verwijderd en naar een reparatiefaciliteit wordt verzonden, dient u voorzorgsmaatregelen te nemen om patiëntgegevens en uw aangepaste instellingen te beschermen. Let ops Ter bescherming van patiëntgegevens moet alle informatie over patiëntprocedures naar een USB-stick worden geëxporteerd of via DICOM-overdracht naar een beveiligde repository worden gearchiveerd en vervolgens van de patiëntlijst worden verwijderd. Om uw configuratie-instellingen te behouden, exporteert u voorinstellingen en DICOM naar een USB-stick en bewaart u de stick op een veilige locatie. Uw systeem op onderhoud voorbereiden 1 Beëindig alle in uitvoering zijnde procedures. 2 Exporteer alle informatie over patiëntprocedures naar een USB-stick of archiveer deze informatie naar een DICOM-apparaat. Raadpleeg Archiveren en exporteren op pagina 4-48 voor volledige instructies. 3 Om patiëntgegevens te verwijderen, tikt u op Patient (Patiënt) en vervolgens op Patient List (Patiëntlijst). 4 Tik op Select All (Alles selecteren) en tik vervolgens op Delete (Verwijderen). 7-6 Probleemoplossing en onderhoud

237 5 Als u DICOM gebruikt, kunt u de werklijst verwijderen door te tikken op Patient (Patiënt) en daarna op Worklist (Werklijst). Tik op Clear (Wissen). 6 Exporteer de volgende items naar een USB-stick: Systeemvoorkeuren (voorinstellingen) Systeemlogbestand Bevestigingslogbestand Opmerking: voor het exporteren van het bevestigingslogbestand zijn beheerrechten nodig. Gebruikerslogbestand DICOM-logbestand (alleen DICOM-gebruikers) DICOM-instellingen (alleen DICOM-gebruikers) Raadpleeg Importeren en exporteren op pagina 3-37 en Instellingen voor connectiviteit importeren en exporteren op pagina 3-13 voor informatie over het gebruik van deze hulpmiddelen. Een transducer verwijderen 1 Trek de transducerhendel weg van de behuizing van de connector en draai deze rechtsom. 2 Trek de transducerconnector uit het systeem. De motor van de standaard verwijderen Let ops Schakel het systeem uit voordat u de ultrasone motor van de standaard verwijdert. Als u het ultrasone systeem van de standaard verwijdert terwijl het systeem is ingeschakeld, kan dit het dock beschadigen. Koppel aan de ultrasone motor bevestigde apparaten los (zoals de Drievoudige transducerconnector, USB-sticks, transducers, netsnoeren of ECG-kabels) voordat u de motor van de standaard verwijdert. Als de bevestigde apparaten niet worden losgekoppeld, kan dit leiden tot beschadiging van het systeem of de accessoires. 1 Zoek de twee grijze vergrendelingshendels onder de linker- en rechterzijde van de kop van de standaard. Probleemoplossing en onderhoud 7-7

238 2 Trek beide hendels gelijktijdig naar buiten, weg van de motor en richting de buitenranden van de standaard. De motor komt los uit de standaard. 3 Til de motor weg van de achterrand en til deze naar voren en weg van de bovenzijde van de standaard. 7-8 Probleemoplossing en onderhoud

239 HOOFDSTUK 8 Reinigen en desinfecteren Deze paragraaf werkt de instructies bij voor het reinigen en desinfecteren van het ultrasone systeem en de bijbehorende transducers en accessoires. Gebruik de FUJIFILM SonoSite-aanbevelingen wanneer u het ultrasone systeem, de transducer en de accessoires gaat reinigen of desinfecteren. Gebruik de aanbevelingen voor reinigen in de instructies van de fabrikant van de randapparatuur bij het reinigen of desinfecteren van randapparatuur. Het systeem en de transducers moeten vóór elk onderzoek worden gereinigd en gedesinfecteerd. Het is belangrijk dat deze reinigings- en desinfectie-instructies worden opgevolgd zonder dat er stappen worden overgeslagen. Raadpleeg voor afbeeldingen van de transducer. Voordat u aan de slag gaat Volg de aanbevelingen van de fabrikant van het desinfectiemiddel met betrekking tot geschikte persoonlijke beschermende kleding, zoals oogbescherming en handschoenen. Inspecteer het systeem en de transducer om te controleren of ze vrij zijn van onaanvaardbare beschadigingen, zoals corrosie, verkleuring, putjes of gebarsten afdichtingen. Bij tekenen van beschadiging gebruikt u het systeem niet en neemt u contact op met FUJIFILM SonoSite of uw plaatselijke vertegenwoordiger. Controleer of de reinigingsmiddelen en desinfectiemiddelen geschikt zijn voor gebruik in uw vestiging. FUJIFILM SonoSite test reinigingsmiddelen en desinfectiemiddelen voor gebruik met FUJIFILM SonoSite-systemen en -transducers. Desinfectie- en reinigingsmethoden die worden genoemd in dit hoofdstuk zijn aanbevolen door FUJIFILM SonoSite op basis van de efficiëntie en de compatibiliteit met het materiaal van de producten. Zorg ervoor dat het type desinfectiemiddel en de sterkte en duur van de oplossing geschikt zijn voor de apparatuur en toepassing. Reinigen en desinfecteren 8-1

240 Volg de aanbevelingen van de fabrikant en de lokale voorschriften bij het voorbereiden, gebruiken en afvoeren van chemische middelen. WAARSCHUWINGEN Let ops Zorg ervoor dat de uiterste gebruiksdatum van de reinigings- en desinfectieoplossingen en doekjes niet is verlopen. Sommige reinigingsmiddelen en desinfectiemiddelen kunnen bij sommige personen een allergische reactie veroorzaken. Zorg ervoor dat er geen reinigingsoplossing of desinfectiemiddel in de systeemconnectors of de transducerconnector komt. Gebruik geen sterke oplosmiddelen zoals verdunningsmiddel, benzeen of schurende reinigingsmiddelen omdat deze het buitenoppervlak beschadigen. Gebruik uitsluitend door FUJIFILM SonoSite aanbevolen reinigingsmiddelen of desinfectiemiddelen. Het vereiste reinigings- en desinfectieniveau bepalen WAARSCHUWING: De reinigingsinstructies in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op vereisten die zijn gesteld door de American Food and Drug Administration (FDA). Wanneer deze instructies niet worden opgevolgd, kan dit leiden tot kruisbesmetting en infectie van patiënten. Het reinigings- en desinfectieniveau dat voor het systeem is vereist, wordt bepaald door het type weefsel waarmee het tijdens gebruik in contact komt. Gebruik Tabel 8-1 om te bepalen wat het vereiste reinigingsen desinfectieniveau is. Tabel 8-1: Een reinigings- en desinfectiemethode kiezen Is enig onderdeel van het systeem of de transducer in contact gekomen met kapotte huid, bloed, slijmvlies of lichaamsvloeistoffen? JA Is in contact gekomen met kapotte huid, bloed, slijmvlies of lichaamsvloeistoffen. OF Optie A Zie Het systeem en de transducer op hoog niveau reinigen en desinfecteren (semikritiek gebruik) op pagina Reinigen en desinfecteren

241 Tabel 8-1: Een reinigings- en desinfectiemethode kiezen (vervolg) Is enig onderdeel van het systeem of de transducer in contact gekomen met kapotte huid, bloed, slijmvlies of lichaamsvloeistoffen? NEE Is niet in contact gekomen met kapotte huid, bloed, slijmvlies of lichaamsvloeistoffen. Spaulding-classificaties Optie Spaulding-classificaties (niet-kritiek, semikritiek) bepalen de aanpak voor het reinigen en desinfecteren van medische apparatuur gebaseerd op het apparaat, de manier waarop het is gebruikt, en het risico op infectie. Het systeem en de transducers zijn bedoeld voor gebruik binnen de Spaulding-classificaties van niet-kritiek en semikritiek gebruik. B Zie Het systeem en de transducer op laag niveau reinigen en desinfecteren (niet-kritiek gebruik) op pagina 8-9 Optie A Het systeem en de transducer op hoog niveau reinigen en desinfecteren (semikritiek gebruik) Gebruik deze procedure om het ultrasone systeem en de transducer te reinigen en op hoog niveau te desinfecteren wanneer het in aanraking is gekomen met bloed, kapotte huid, slijmvlies of lichaamsvloeistoffen. Volg de instructies van de fabrikant wanneer u reinigingsmiddelen en desinfectiemiddelen gebruikt. De reinigings- en desinfectiemiddelen die in de procedure worden genoemd, zijn beide chemisch compatibel en zijn getest op efficiëntie met het systeem en de transducers. Controleer of de reinigingsmiddelen en desinfectiemiddelen geschikt zijn voor gebruik in uw faciliteit. WAARSCHUWINGEN Schakel het systeem uit en koppel het los van de voeding voordat u het systeem reinigt om een elektrische schok te voorkomen. Draag de door de fabrikant van de chemische stof aanbevolen geschikte persoonlijke beschermende kleding, zoals oogbescherming en handschoenen. Reinigen en desinfecteren 8-3

242 Let ops Opmerkings Sla geen stappen over en kort de reinigings- en desinfectieprocedure op geen enkele manier in. Spuit reinigingsmiddelen of desinfectiemiddelen niet rechtstreeks op de oppervlakken van het systeem of op het systeem en de transducerconnectors. Dit kan ertoe leiden dat oplossing in het systeem lekt, waardoor het systeem beschadigd raakt en de garantie vervalt. Probeer een transducer of transducerkabel niet te desinfecteren met behulp van een methode of chemische stof die hier niet wordt beschreven. Dit kan schade aan de transducer veroorzaken en de garantie teniet doen. Gebruik uitsluitend door FUJIFILM SonoSite aanbevolen reinigingsmiddelen en desinfectiemiddelen. Het gebruik van een niet-aanbevolen desinfecterende oplossing of een onjuiste oplossingssterkte kan het systeem en de transducer beschadigen of doen verkleuren en doet de garantie teniet. Volg de aanbevelingen van de fabrikant van het desinfectiemiddel voor oplossingssterktes. U dient het ultrasone systeem en de transducer na ieder gebruik te reinigen en desinfecteren, maar alleen de transducer kan op hoog niveau worden gedesinfecteerd. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de TEExp-transducer voor het reinigen van de TEExp. Het systeem en de transducer reinigen en desinfecteren 1 Schakel het systeem uit door op de aan/uit-knop te drukken. 2Haal het netsnoer uit het stopcontact. 3Verwijder de wegwerpbare transducerhuls, indien van toepassing. 4 Koppel de transducer los van het systeem. Berg de transducer tijdelijk op in een omgeving waar deze geen schone apparatuur of oppervlakken kan besmetten terwijl u het ultrasone systeem reinigt. 5Reinig de buitenoppervlakken van het ULTRASONE SYSTEEM door al het vuil of lichaamsvloeistoffen te verwijderen. Gebruik de volgende procedure: a Gebruik een vooraf bevochtigd doekje of een zachte doek die bevochtigd is met reinigingsmiddel of desinfectiemiddel. Kies een reinigingsmiddel uit de lijst met geschikte reinigingsmiddelen. 8-4 Reinigen en desinfecteren

243 Geschikte reinigings-/desinfectiemiddelen voor het ultrasone systeem: Reinigings-/desinfectiemiddel Minimale natte contacttijd a SaniCloth AF3 b SaniCloth Plus PI-Spray II 3 minuten 3 minuten 10 minuten a Om de effectiviteit maximaal te kunnen benutten, moet het gereinigde onderdeel een minimumperiode nat blijven. b Goedgekeurd voor gebruik als een midden-niveau desinfectiemiddel voor mycobacteriën. Raadpleeg het document met reinigings- en desinfectiemiddelen op voor een complete lijst van de meest recente reinigings- en desinfectiemiddelen. b Verwijder alle gel, vuil en lichaamsvloeistoffen van het systeem. c Reinig het systeem met een nieuw doekje, evenals het scherm, door vanuit de schone delen naar de bevuilde delen te wrijven. Deze methode helpt kruisbesmetting te voorkomen. d Controleer de minimale natte contacttijd en raadpleeg de instructies van de fabrikant. Inspecteer of het systeem er nat uitziet. Voeg opnieuw reinigingsmiddel toe met een nieuw doekje indien het systeem er niet langer nat uitziet. e Laat het ultrasone systeem aan de lucht drogen in een schone, goed geventileerde ruimte. 6Reinig de STANDAARD van het ultrasone systeem door al het vuil of lichaamsvloeistoffen te verwijderen. 7Reinig de KABEL EN BEHUIZING VAN DE TRANSDUCER door al het vuil of lichaamsvloeistoffen te verwijderen. Gebruik de volgende procedure: a Gebruik een vooraf bevochtigd doekje of een zachte doek die bevochtigd is met reinigingsmiddel of desinfectiemiddel. Kies een reinigingsmiddel uit de lijst met geschikte reinigingsmiddelen. Reinigen en desinfecteren 8-5

244 Geschikte reinigings-/desinfectiemiddelen voor de transducer: Product Compatibele transducer Minimale natte contacttijd a SaniCloth AF3 b C11xp, C35xp, C60xp, HFL38xp, HFL50xp, HSL25xp, ICTxp, L25xp, L38xp, P10xp, P21xp, rp19xp 3 minuten SaniCloth Plus C60xp, HFL38xp, HFL50xp, ICTxp 3 minuten PI-Spray II C11xp, C60xp, D2xp, HFL38xp, HFL50xp, HSL25xp, ICTxp, L25xp, L38xp, P10xp, P21xp, rp19xp 10 minuten a Om de effectiviteit maximaal te kunnen benutten, moet het gereinigde onderdeel een minimumperiode nat blijven. b Goedgekeurd voor gebruik als een midden-niveau desinfectiemiddel voor mycobacteriën. Raadpleeg het document met reinigings- en desinfectiemiddelen op voor een complete lijst van de meest recente reinigings- en desinfectiemiddelen. b Verwijder alle gel, vuil en lichaamsvloeistoffen van de transducer. c Reinig de kabel en de transducer door met een nieuw doekje vanuit de kabel in de richting van de scankop te wrijven. Deze methode helpt kruisbesmetting te voorkomen. Let op Zorg dat er geen vocht in de buurt van de elektrische componenten van de connector terechtkomt. d Controleer de minimale natte contacttijd en raadpleeg de instructies van de fabrikant. Inspecteer of de transducer er nat uitziet. Voeg opnieuw reinigingsmiddel toe met een nieuw doekje indien het systeem er niet langer nat uitziet. 8-6 Reinigen en desinfecteren

245 8 Controleer of alle gel, vuil en lichaamsvloeistoffen van het systeem en de transducer zijn verwijderd. Herhaal stap 5, 6 en 7 indien nodig met een nieuw doekje. WAARSCHUWING: Als niet alle gel, vuil en lichaamsvloeistoffen worden verwijderd, dan kunnen er verontreinigingen op de transducer achterblijven. 9 Bereid het desinfectiemiddel voor voordat u het gebruikt. a Kies een desinfectiemiddel van hoog niveau uit de lijst met geschikte desinfectiemiddelen. Compatibele desinfectiemiddelen van hoog niveau voor SonoSite X-Porte-transducers: Desinfectiemiddel a Compatibele transducers Temperatuur Weekduur in desinfectiemiddel Cidex Cidex OPA C11xp, C35xp, C60xp, HFL38xp, HFL50xp, HSL25xp, ICTxp, L25xp, L38xp, P10xp, P21xp, rp19xp C11xp, C60xp, HFL38xp, HFL50xp, HSL25xp, ICTxp, L25xp, L38xp, P10xp, P21xp, rp19xp 25 C 45 minuten 20 C 12 minuten Revital-Ox RESERT C35xp 20 C 8 minuten a Raadpleeg het document met reinigings- en desinfectiemiddelen op voor een complete lijst van de meest recente reinigings- en desinfectiemiddelen. b Controleer de uiterste gebruiksdatum op de fles om er zeker van te zijn dat de gebruiksdatum van het desinfectiemiddel niet is verlopen. c Controleer of de concentratie van de chemicaliën van het desinfectiemiddel overeenkomen of meng het zodat het overeenkomt met de aanbeveling van de fabrikant (bijvoorbeeld door middel van een chemische striptest). d Controleer of de temperatuur van het desinfectiemiddel binnen de aanbevolen grenzen van de fabrikant ligt. 10 Voer een desinfectie op hoog niveau uit bij de transducer. Gebruik de volgende procedure: Reinigen en desinfecteren 8-7

246 a Dompel de transducer onder in een desinfecterende oplossing van hoog niveau. WAARSCHUWING: Let ops Desinfectiemiddelen van hoog niveau kunnen letsel bij de patiënt veroorzaken als ze niet volledig van de transducer worden verwijderd. Volg de spoelinstructies van de fabrikant voor het verwijderen van chemische resten. Dompel de transducer niet langer onder dan aanbevolen door de fabrikant van de chemische stof. Dompel de transducerconnector niet in desinfecterende oplossingen onder. Gebruik uitsluitend door FUJIFILM SonoSite aanbevolen reinigingsmiddelen en desinfectiemiddelen. Het gebruik van een niet-aanbevolen desinfecterende oplossing of een onjuiste oplossingssterkte kan de transducer beschadigen of doen verkleuren en doet de garantie van de transducer teniet. b Zorg ervoor dat de connector en het grootste deel van de kabel uit de vloeistof blijven. U mag de kabel 5 cm onderdompelen proximaal van de scankop van de transducer. Kabel Connector Niet Maximaal 5 cm Scankop Afbeelding 8-1 Namen van transduceronderdelen 11 Spoel de transducer driemaal door gebruik te maken van de volgende procedure: a Spoel de transducer in schoon, stromend water volgens de instructies van de fabrikant van het desinfectiemiddel (ten minste één minuut). b Zorg ervoor dat de connector en ten minste 31 tot 46 cm van de kabel van de connector uit de vloeistof blijven. c Vervang het spoelwater voordat u aan de volgende spoeling begint. 8-8 Reinigen en desinfecteren

247 12 Droog de transducer met een steriele, niet-pluizende doek af. 13 Voer het desinfectiemiddel af in overeenstemming met de richtlijnen van de fabrikant. 14 Inspecteer de transducer en kabel op beschadigingen zoals scheurtjes of spleten waar vloeistof door naar binnen kan dringen. Bij tekenen van beschadiging gebruikt u de transducer niet en neemt u contact op met FUJIFILM SonoSite of uw plaatselijke vertegenwoordiger. Optie B Het systeem en de transducer op laag niveau reinigen en desinfecteren (niet-kritiek gebruik) Gebruik de volgende procedure om het ultrasone systeem en de transducer te reinigen en desinfecteren wanneer het niet in aanraking is gekomen met bloed, kapotte huid, slijmvlies of lichaamsvloeistoffen. WAARSCHUWING Gebruik de reinigings- en desinfectieprocedure op hoog niveau indien het systeem of de transducer met het volgende in aanraking is gekomen. Zie Het systeem en de transducer op hoog niveau reinigen en desinfecteren (semikritiek gebruik) op pagina 8-3. Bloed Kapotte huid Slijmvlies Lichaamsvloeistoffen Volg de instructies van de fabrikant wanneer u reinigingsmiddelen en desinfectiemiddelen gebruikt. De reinigings- en desinfectiemiddelen die in de procedure worden genoemd, zijn beide chemisch compatibel en zijn getest op efficiëntie met het systeem en de transducers. Controleer of de reinigingsmiddelen en desinfectiemiddelen geschikt zijn voor gebruik in uw faciliteit. WAARSCHUWINGEN Schakel het systeem uit en koppel het los van de voeding voordat u het systeem reinigt om een elektrische schok te voorkomen. Draag de door de fabrikant van de chemische stof aanbevolen geschikte persoonlijke beschermende kleding, zoals oogbescherming en handschoenen. Reinigen en desinfecteren 8-9

248 Let ops Spuit reinigingsmiddelen of desinfectiemiddelen niet rechtstreeks op de oppervlakken van het systeem of op het systeem en de transducerconnectors. Dit kan ertoe leiden dat oplossing in het systeem lekt, waardoor het systeem beschadigd raakt en de garantie vervalt. Gebruik uitsluitend door FUJIFILM SonoSite aanbevolen reinigingsmiddelen en desinfectiemiddelen. Het gebruik van een niet-aanbevolen desinfecterende oplossing of een onjuiste oplossingssterkte kan het systeem en de transducer beschadigen of doen verkleuren en doet de garantie teniet. Volg de aanbevelingen van de fabrikant van het desinfectiemiddel voor oplossingssterktes. Probeer een transducer of transducerkabel niet te desinfecteren met behulp van een methode of chemische stof die hier niet wordt beschreven. Dit kan schade aan de transducer veroorzaken en de garantie teniet doen. Het systeem en de transducer reinigen en desinfecteren 1 Schakel het systeem uit door op de aan/uit-knop te drukken. 2Haal het netsnoer uit het stopcontact. 3Verwijder de transducerhuls, indien van toepassing. 4 Koppel de transducer los van het systeem. Berg de transducer tijdelijk op in een omgeving waar deze geen schone apparatuur of oppervlakken kan besmetten terwijl u het ultrasone systeem reinigt. 5 Reinig de buitenoppervlakken van het ULTRASONE SYSTEEM door al het vuil of lichaamsvloeistoffen te verwijderen. Gebruik de volgende procedure: a Gebruik een vooraf bevochtigd doekje of een zachte doek die bevochtigd is met reinigingsmiddel en desinfectiemiddel. Kies een reinigingsmiddel uit de lijst met geschikte reinigingsmiddelen. Geschikte reinigings-/desinfectiemiddelen voor het ultrasone systeem: Reinigings-/desinfectiemiddel Minimale natte contacttijd a SaniCloth AF3 b SaniCloth Plus PI-Spray II 3 minuten 3 minuten 10 minuten a Om de effectiviteit maximaal te kunnen benutten, moet het gereinigde onderdeel een minimumperiode nat blijven. b Goedgekeurd voor gebruik als een midden-niveau desinfectiemiddel voor mycobacteriën. Raadpleeg het document met reinigings- en desinfectiemiddelen op voor een complete lijst van de meest recente reinigings- en desinfectiemiddelen Reinigen en desinfecteren

249 b Verwijder alle gel, vuil en lichaamsvloeistoffen van het systeem. c Reinig het systeem met een nieuw doekje, evenals het scherm, door vanuit de schone delen naar de bevuilde delen te wrijven. Deze methode helpt kruisbesmetting te voorkomen. d Controleer de minimale natte contacttijd en raadpleeg de instructies van de fabrikant. Inspecteer of het systeem er nat uitziet. Voeg opnieuw reinigingsmiddel toe met een nieuw doekje indien het systeem er niet langer nat uitziet. 6 Reinig de STANDAARD van het ultrasone systeem door al het vuil of lichaamsvloeistoffen te verwijderen. 7 Reinig de KABEL EN BEHUIZING VAN DE TRANSDUCER door al het vuil of lichaamsvloeistoffen te verwijderen. Gebruik de volgende procedure: a Gebruik een vooraf bevochtigd doekje of een zachte doek die bevochtigd is met reinigingsmiddel of desinfectiemiddel. Kies een reinigingsmiddel uit de lijst met geschikte reinigingsmiddelen. Geschikte reinigings-/desinfectiemiddelen voor de transducer: Product Compatibele transducer Minimale natte contacttijd a SaniCloth AF3 b C11xp, C35xp, C60xp, HFL38xp, HFL50xp, HSL25xp, ICTxp, L25xp, L38xp, P10xp, P21xp, rp19xp 3 minuten SaniCloth Plus C60xp, HFL38xp, HFL50xp, ICTxp 3 minuten PI-Spray II C11xp, C60xp, D2xp, HFL38xp, HFL50xp, HSL25xp, ICTxp, L25xp, L38xp, P10xp, P21xp, rp19xp 10 minuten a Om de effectiviteit maximaal te kunnen benutten, moet het gereinigde onderdeel een minimumperiode nat blijven. b Goedgekeurd voor gebruik als een midden-niveau desinfectiemiddel voor mycobacteriën. Raadpleeg het document met reinigings- en desinfectiemiddelen op voor een complete lijst van de meest recente reinigings- en desinfectiemiddelen. b Verwijder alle gel, vuil en lichaamsvloeistoffen van de transducer. c Reinig de kabel en de transducer door met een nieuw doekje vanuit de kabel in de richting van de scankop te wrijven. Deze methode helpt kruisbesmetting te voorkomen. Reinigen en desinfecteren 8-11

250 Let op Zorg dat er geen vocht in de buurt van de elektrische componenten van de connector terechtkomt. d Controleer de vereiste natte contacttijd en raadpleeg de instructies van de fabrikant. Inspecteer of de transducer er nat uitziet. Voeg opnieuw reinigingsmiddel toe met een nieuw doekje indien het systeem er niet langer nat uitziet. 8 Controleer of alle gel, vuil en lichaamsvloeistoffen van het systeem en de transducer zijn verwijderd. Herhaal stap 5, 6 en 7 indien nodig met een nieuw doekje. 9Laat het ultrasone systeem, inclusief de bediening en transducer, aan de lucht drogen in een schone, goed geventileerde ruimte. 10 Inspecteer het systeem, de transducer en de kabel op beschadigingen zoals scheurtjes of spleten waar vloeistof door naar binnen kan dringen. Bij tekenen van beschadiging mag de transducer niet worden gebruikt. Als dit niet het geval is, neemt u contact op met FUJIFILM SonoSite of uw plaatselijke vertegenwoordiger. De transducer bewaren De transducer bewaren 1 Zorg dat de transducer is gereinigd en gedesinfecteerd zoals aangegeven in de vorige paragraaf. 2 Bewaar de transducer zo dat deze vrij en verticaal hangt en neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht: Bewaar de transducer uit de buurt van verontreinigde transducers. Bewaar de transducer in een veilige omgeving met een goede luchtstroom. Bewaar de transducer niet in gesloten containers of op een plek waar condensatie kan plaatsvinden. Vermijd direct zonlicht en blootstelling aan röntgenstraling. De aanbevolen opslagtemperatuur ligt tussen 0 C en 45 C Reinigen en desinfecteren

251 Bij gebruik van een aan de muur gemonteerd rek voor opslag dient u ervoor te zorgen dat: Dit stevig is bevestigd. De opslaggleuven de transducer niet verstoren en de kabel niet beschadigen. Het rek de juiste afmetingen heeft en zo is gepositioneerd dat de transducer niet onbedoeld kan vallen. Controleer of de connector wordt ondersteund en stevig vastzit. De transducer transporteren Tijdens het transporteren van de transducer dient u voorzorgsmaatregelen te nemen om de transducer tegen beschadiging te beschermen en kruisbesmetting te voorkomen. Gebruik een container die is goedgekeurd door uw organisatie. Een vervuilde transducer voor reiniging transporteren Een vervuilde transducer is een transducer die verontreinigd is geraakt en moet worden gereinigd voordat deze in een onderzoek kan worden gebruikt. 1 Plaats de transducer in een schone, goedgekeurde container. WAARSCHUWING: Om kruisbesmetting of onbeschermde blootstelling van personeel aan biologisch materiaal te voorkomen, moeten containers die worden gebruikt voor het transport van vervuilde transducers een ISO-label voor biologisch gevaar dragen dat vergelijkbaar is met het volgende label: Let op Controleer of de transducer droog is voordat u deze in een gesloten container plaatst. Condensatie door een vochtige transducer kan de connector beschadigen. 2 Transporteer de transducer in de container naar het verwerkingspunt. Open de container pas als de transducer gereed is voor de reiniging. Let op Laat de transducer niet langere tijd in een afgesloten container zitten. Reinigen en desinfecteren 8-13

252 Een schone transducer transporteren Een schone transducer is een transducer die het reinigings- en desinfectieproces heeft afgerond, op de juiste manier is bewaard en klaar is om in een onderzoek te worden gebruikt. 1 Plaats de transducer in een schone, goedgekeurde container. Om de transducer als schoon aan te merken, moeten de voor het transport van schone transducers gebruikte containers een verificatiesticker of -certificaat voor de reiniging bevatten. 2 Transporteer de transducer in de container naar de plaats van gebruik. Open de container pas als de transducer gereed is voor gebruik. Een transducer verzenden WAARSCHUWING: Voorkom indien mogelijk dat een besmette transducer moet worden verzonden. Controleer voorafgaand aan verzending of de transducer is gereinigd en gedesinfecteerd volgens de stappen in dit hoofdstuk of volgens de speciale instructies die u hebt ontvangen van FUJIFILM SonoSite. Als u de transducer terugstuurt naar FUJIFILM SonoSite, documenteer de desinfectie dan op een Verklaring van reiniging en bevestig deze aan de verpakkingslijst. 1 Plaats de transducer in de transportcontainer en sluit deze af. Zorg dat er geen onderdeel van de transducer uit de container steekt. 2 Neem bij het verzenden van de transducer de volgende voorzorgsmaatregelen in acht: Label de container duidelijk als breekbaar. Stapel geen voorwerpen bovenop de transportcontainer. Overschrijd het verzendtemperatuurbereik niet: -35 C tot 65 C. Open de transportcontainer pas als deze de eindbestemming heeft bereikt. Nadat deze zijn bestemming heeft bereikt, dient de transducer te worden gereinigd en gedesinfecteerd voordat deze in een onderzoek kan worden gebruikt. Accessoires Raadpleeg De standaard of Drievoudige transducerconnector (TTC) reinigen en desinfecteren op pagina 8-15 om de standaard of Drievoudige transducerconnector, (TTC), te reinigen en desinfecteren. Raadpleeg Voetschakelaar reinigen op pagina 8-16 om de voetschakelaar te reinigen Reinigen en desinfecteren

253 Raadpleeg De ECG-kabel en slavekabel reinigen en desinfecteren op pagina 8-16 om de ECG-kabels te reinigen. Raadpleeg de Gebruikershandleiding ECG-slavekabel en -adapterkit om de ECG-slavekabel te reinigen. Gebruik de aanbevelingen voor reinigen en desinfecteren in de instructies van de fabrikant van de randapparatuur bij het reinigen of desinfecteren van randapparatuur. Accessoires reinigen en desinfecteren Reinig accessoires voordat u deze desinfecteert. U kunt het buitenoppervlak van accessoires desinfecteren met een aanbevolen desinfectiemiddel. Raadpleeg het document met reinigingsmiddelen en desinfectiemiddelen dat beschikbaar is op WAARSCHUWING: Koppel de PowerPark los van de voeding voordat u deze reinigt om een elektrische schok te voorkomen. Accessoires reinigen en desinfecteren 1 Koppel zo nodig de voeding los en koppel alles kabels los. 2 Reinig de buitenoppervlakken van het accessoire met een zachte doek die licht is bevochtigd in een reinigingsoplossing met milde zeep of reinigingsmiddel om deeltjes of lichaamsvloeistoffen te verwijderen. Breng de oplossing op de doek aan in plaats van op het oppervlak. 3 Meng de desinfectieoplossing die compatibel is met het accessoire, waarbij u de instructies op het label van de fabrikant opvolgt voor de sterkte van de oplossing en de duur van het contact van het desinfectiemiddel. Raadpleeg het document met reinigingsmiddelen en desinfectiemiddelen dat beschikbaar is op 4 Veeg oppervlakken af met de desinfectieoplossing. Zie De standaard of Drievoudige transducerconnector (TTC) reinigen en desinfecteren op pagina Laat aan de lucht drogen of veeg droog met een schone doek. De standaard of Drievoudige transducerconnector (TTC) reinigen en desinfecteren De standaard of TTC reinigen en desinfecteren U kunt het buitenoppervlak van de standaard of TTC reinigen en desinfecteren met een aanbevolen reinigingsmiddel of desinfectiemiddel. 1 Voer een van de volgende acties uit: Reinigen en desinfecteren 8-15

254 Als u de standaard reinigt, koppelt u de voeding los, koppelt u alle kabels los en verwijdert u het systeem. Als u de TTC reinigt, verwijdert u deze van het systeemplatform. 2 Reinig de oppervlakken met een zachte doek die licht is bevochtigd in een reinigingsoplossing met milde zeep of reinigingsmiddel. Breng de oplossing op de doek aan in plaats van op het oppervlak. 3 Veeg de oppervlakken af met de desinfectieoplossing. Volg de instructies van de fabrikant voor de desinfectieoplossing, inclusief de blootstellingsduur en de temperatuur voor effectieve desinfectie. 4 Laat aan de lucht drogen of veeg droog met een schone doek. Voetschakelaar reinigen Let op Steriliseer de voetschakelaar niet om beschadigingen te voorkomen. De voetschakelaar is niet bedoeld voor gebruik in een steriele omgeving. Voetschakelaar reinigen Gebruik de aanbevelingen voor desinfecteren in de instructies van de fabrikant van de randapparatuur bij het desinfecteren van de voetschakelaar. 1 Bevochtig een niet-schurende doek met een aanbevolen reinigingsmiddel of desinfectiemiddel. 2 Wring de doek uit totdat deze lichtjes nat is en veeg vervolgens zachtjes of het bevuilde oppervlak totdat het schoon is. De ECG-kabel en slavekabel reinigen en desinfecteren Let op Steriliseer de ECG-kabel niet om beschadigingen te voorkomen. De ECG-kabel reinigen en desinfecteren (afveegmethode) 1 Koppel de kabel los van het systeem. 2 Onderzoek de ECG-kabel op beschadigingen zoals scheurtjes of spleten. 3 Reinig het oppervlak met een zachte doek die licht is bevochtigd met een milde zeep, reinigingsoplossing, of een vooraf bevochtigd doekje. Breng de oplossing op de doek aan in plaats van op het oppervlak. 4 Veeg de oppervlakken af met een door FUJIFILM SonoSite goedgekeurd reinigingsmiddel of desinfectiemiddel. 5 Laat aan de lucht drogen of veeg droog met een schone doek. Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de ECG-slavekabel voor meer informatie over de ECG-slavekabel Reinigen en desinfecteren

255 HOOFDSTUK 9 Veiligheid Dit gedeelte bevat algemene veiligheidsinformatie over het ultrasone systeem, de transducers, accessoires en randapparatuur. Ergonomische veiligheid Deze scanrichtlijnen zijn bedoeld om u te helpen uw ultrasone systeem comfortabel en effectief te gebruiken. WAARSCHUWINGEN Volg de richtlijnen in dit gedeelte om spier- en botaandoeningen te voorkomen. Het gebruik van een ultrasoon systeem kan zijn gekoppeld aan spier- en skeletaandoeningen (SSA's). 1,2,3 Het gebruik van een ultrasoon systeem wordt gedefinieerd als de fysieke interactie tussen de gebruiker, het ultrasone systeem en de transducer. Bij het gebruik van een ultrasoon systeem kunt u, net zoals bij veel andere vergelijkbare fysieke activiteiten, soms ongemak ervaren in uw handen, vingers, armen, schouders, ogen, rug of andere lichaamsdelen. Als u echter constant of terugkerend symptomen ervaart zoals ongemak, pijn, kloppingen, tintelingen, gevoelloosheid, een branderig gevoel of stijfheid, mag u deze waarschuwingen niet negeren. Raadpleeg direct een gekwalificeerde medische hulpverlener. Symptomen zoals deze kunnen zijn gekoppeld aan SSA's. SSA's kunnen pijnlijk zijn en leiden tot invaliderende verwondingen aan de zenuwen, spieren, pezen of andere lichaamsdelen. Voorbeelden van SSA's zijn carpaletunnelsyndroom en tendinitis. 1. Magnavita, N., L. Bevilacqua, P. Mirk, A. Fileni, and N. Castellino. Work-related Musculoskeletal Complaints in Sonologists. Occupational Environmental Medicine. 41:11 (1999), p Veiligheid 9-1

256 2. Craig, M. Sonography: An Occupational Hazard? Journal of Diagnostic Medical Sonography. 3 (1985), p Smith, C.S., G.W. Wolf, G. Y. Xie, and M. D. Smith. Musculoskeletal Pain in Cardiac Ultrasonographers: Results of a Random Survey. Journal of American Society of Echocardiography. (May1997), p WAARSCHUWING: Hoewel onderzoekers geen definitieve antwoorden kunnen geven op veel vragen over SSA's, wordt algemeen aangenomen dat bepaalde factoren zijn gekoppeld aan het optreden van SSA's, zoals reeds aanwezige medische en fysieke omstandigheden, algehele gezondheid, apparatuur en lichaamshouding tijdens werkzaamheden, frequentie van werk, duur van werk en andere fysieke activiteiten die het begin van SSA's kunnen vergemakkelijken 1. In deze paragraaf worden richtlijnen geboden waarmee u comfortabeler kunt werken en uw risico op SSA's kan worden verminderd 2,3. 1. Wihlidal, L.M. en S. Kumar. An Injury Profile of Practicing Diagnostic Medical Sonographers in Alberta. International Journal of Industrial Ergonomics. 19 (1997), p Habes, D.J. and S. Baron. Health Hazard Report University of Medicine and Dentistry of New Jersey. (1999). 3. Vanderpool, H.E., E.A. Friis, B.S. Smith, and K.L. Harms. Prevalence of Carpal Tunnel Syndrome and Other Work-related Musculoskeletal Problems in Cardiac Sonographers. Journal of Medicine. 35:6 (1993), p Positioneer het systeem Minimaliseer de belasting voor de ogen en nek Plaats het systeem binnen bereik, indien mogelijk. Pas de hoek van de klinische monitor of het aanraakpaneel aan om de schitteringen te minimaliseren. Pas de hoogte aan zodat de klinische monitor op of iets onder oogniveau staat. Positioneer uzelf Ondersteun uw rug tijdens een onderzoek Gebruik een stoel die uw onderrug ondersteunt, die kan worden afgesteld op de hoogte van uw werkoppervlak, die een natuurlijke lichaamshouding stimuleert en die snel in hoogte versteld kan worden. Zit of sta altijd rechtop. Vermijd buigen of bukken. Minimaliseer reiken en draaien Gebruik een bed dat in hoogte verstelbaar is. Plaats de patiënt zo dicht mogelijk bij u. Kijk naar voren. Vermijd het draaien van uw hoofd of lichaam. 9-2 Veiligheid

257 Beweeg uw gehele lichaam van voren naar achteren en positioneer uw scanarm naast of iets voor u. Ga staan voor moeilijke onderzoeken om zo min mogelijk te hoeven reiken. Plaats de monitor rechtstreeks voor u. Stimuleer comfortabele houdingen voor schouders en armen Houd uw ellebogen dicht bij uw zij. Ontspan uw schouders in een horizontale positie. Ondersteun uw arm met een ondersteuningskussen of laat uw arm op het bed rusten. Stimuleer comfortabele houdingen voor handen, polsen en vingers Houd de transducer lichtjes in uw vingers vast. Minimaliseer de druk die u op de patiënt toepast. Houd uw pols recht. Neem pauze, beweeg en wissel activiteiten af Het minimaliseren van de scantijd en het nemen van pauzes kan ervoor zorgen dat uw lichaam herstelt van fysieke activiteiten en kan SSA's voorkomen. Voor sommige ultrasone taken zijn langere pauzes of meer pauzes nodig. Het simpelweg afwisselen van taken kan echter helpen om sommige spiergroepen te laten ontspannen terwijl andere spiergroepen actief blijven of worden. Werk efficiënt door de software- en hardwarefuncties juist te gebruiken. Blijf in beweging. Vermijd uw lichaam in dezelfde houding te houden door de posities van uw hoofd, nek, lichaam, armen en benen te variëren. Voer gerichte oefeningen uit. Gerichte oefeningen kunnen spiergroepen versterken, waardoor SSA's kunnen worden voorkomen. Neem contact op met een gekwalificeerde medische hulpverlener om te bepalen welke (strek)oefeningen voor u geschikt zijn. Elektrische veiligheid Dit systeem voldoet aan de vereisten van EN voor inwendig gevoede apparatuur van klasse I en veiligheidsvereisten voor geïsoleerde patiëntverbindingen van het type BF (transducers) en type CF (ECG-leads). Het systeem voldoet aan de veiligheids- en EMC-normen zoals vermeld in het gedeelte Normen van dit document. Raadpleeg Normen op pagina Veiligheid 9-3

258 Neem de volgende waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen in acht voor maximale veiligheid. WAARSCHUWINGEN Gebruik het systeem niet in de buurt van ontvlambare gassen of anesthetica om het risico op letsel te vermijden. Dit kan explosies tot gevolg hebben. Open de behuizing van het systeem niet om het risico van elektrische schokken of letsel te vermijden. Alle interne aanpassingen en vervangingen moeten worden gedaan door een bevoegde technicus. Vermijd het risico van elektrische schokken: Gebruik uitsluitend juist geaarde apparatuur. Gevaar op schokken bestaat als de voeding niet goed is geaard. Betrouwbaarheid van de aarding kan alleen worden bereikt als de apparatuur is aangesloten op een stopcontact van ziekenhuiskwaliteit. De aardingsdraad mag niet worden verwijderd of defect raken. Deze apparatuur moet worden aangesloten op een netvoeding met beschermende aardverbinding. Laat geen enkel onderdeel van het systeem (inclusief de streepjescodescanner, voeding of netsnoeraansluiting), behalve de transducer en ECG-leads, de patiënt aanraken. Raak de voeding en de patiënt niet gelijktijdig aan. Raak het volgende niet aan: De connectors voor signaalingang of -uitgang aan de achterzijde van het ultrasone systeem. De transducerconnector op het systeem als de transducer of drievoudige transducerconnector (TTC) is losgekoppeld. Een ongebruikte TTC-transducerconnector als de TTC is aangesloten. Sluit de voeding van het systeem aan op een MPSO (stekkerdoos) of verlengsnoer. Voordat u de transducer gebruikt, dient u de transducerkop, -behuizing en -kabel te inspecteren. Gebruik de transducer niet als de transducer of kabel is beschadigd. Schakel de motor uit bij het reinigen. Gebruik een transducer niet als deze is ondergedompeld voorbij het gespecificeerde niveau voor reiniging of desinfectie. Zie Probleemoplossing en onderhoud op pagina Veiligheid

259 WAARSCHUWINGEN WAARSCHUWINGEN Gebruik uitsluitend accessoires en randapparatuur die door FUJIFILM SonoSite worden aanbevolen, inclusief de voeding. Als u accessoires en randapparatuur aansluit die niet door FUJIFILM SonoSite worden aanbevolen, kan dit leiden tot een elektrische schok. Neem contact op met FUJIFILM SonoSite of uw plaatselijke vertegenwoordiger voor een lijst met accessoires en randapparatuur die verkrijgbaar zijn bij of worden aanbevolen door FUJIFILM SonoSite. Vermijd het risico van elektrische schokken en brandgevaar: Inspecteer de netsnoeren, kabels en stekkers regelmatig. Zorg ervoor dat deze niet zijn beschadigd. Het netsnoer waarmee de voeding van het ultrasone systeem op de netvoeding is aangesloten, mag alleen met de voeding worden gebruikt en kan niet worden gebruikt om andere apparaten om de netvoeding aan te sluiten. Om letsel bij de gebruiker/omstanders te voorkomen, moet de transducer van de patiënt worden verwijderd voordat u een defibrillatiepuls met hoge spanning toepast. Omdat het loskoppelen van het netsnoer van de basis van de standaard de enige methode is om netvoeding volledig van de standaard de verwijderen, dient u ervoor te zorgen dat u de standaard op een locatie plaatst waar u zo nodig het netsnoer eenvoudig kunt verwijderen. Storing in het elektrische-veiligheidsontwerp van aangesloten apparaten kan leiden tot een spanning op het ultrasone systeem. Het risico van elektrische schokken bij de patiënt en/of gebruiker minimaliseren: Gebruik apparaten van medische kwaliteit. Nadat de aansluitingen zijn gemaakt, test u de elektrische veiligheid met elektrische-veiligheidsprocedures van de biomedische afdeling. Gebruik voor aanvullende bescherming een scheidingstransformator tussen het aangesloten apparaat en netvoeding. Veiligheid 9-5

260 Let ops Gebruik het systeem niet als er een foutmelding verschijnt op het beelddisplay: noteer de foutcode, neem telefonisch contact op met FUJIFILM SonoSite of uw plaatselijke vertegenwoordiger. Schakel het systeem uit door de aan/uit-knop in te drukken en ingedrukt te houden totdat het systeem wordt uitgeschakeld. Blokkeer de luchtstroom naar de ventilatiegaten op de voorzijde en achterzijde van het systeem niet om te voorkomen dat de temperatuur van het systeem en de transducerconnector oploopt. Classificering elektrische veiligheid Apparatuur van klasse I Inwendig gevoede apparatuur Toegepaste onderdelen van het type BF Toegepaste onderdelen van het type CF IPX-7 IPX-8 Niet AP/APG Het ultrasone systeem is geclassificeerd als apparatuur van klasse I wanneer deze door de externe voedingsbron wordt gevoed of op de standaard is gemonteerd, omdat de externe voedingsbron een voedingsbron van klasse 1 met beschermende aardverbinding is. Ultrasoon systeem niet aangesloten op de netvoeding Ultrasone transducers ECG-module/ECG-leads Ultrasone transducers Voetschakelaar Voeding ultrasoon systeem, dockingsysteem en randapparatuur. De apparatuur is niet geschikt voor gebruik in de aanwezigheid van anesthetica. Het SonoSite X-Porte ultrasone systeem van de voeding isoleren Het SonoSite X-Porte ultrasone systeem wordt niet volledig van de voeding geïsoleerd door de aan/uit-knop in te drukken. De enige manier om voeding volledig te verwijderen is om de aan/uit-knop in te drukken, het netsnoer los te koppelen van de basis van de standaard en alle drie de accuschakelaars in de uit-stand te zetten. Systeem van voeding isoleren 1 Druk op de aan/uit-knop. 9-6 Veiligheid

261 2 Luister of u de audiotoon hoort. Let op Als u het netsnoer loskoppelt voordat u de toon hoort, kan dit leiden tot verlies van gegevens. Als u geen toon hoort, is uw systeem mogelijk zo ingesteld dat alle geluiden zijn gedempt. Om geluiden opnieuw in te stellen, raadpleegt u Audio-instellingen op pagina Koppel het netsnoer los van de basis van de standaard. 4 Druk alle drie de accuschakelaars naar de stand UIT. Deze wordt aangegeven met het symbool O. Veiligheid van apparatuur Volg deze voorzorgsmaatregelen om uw ultrasone systeem, transducer en accessoires te beschermen. WAARSCHUWING: Klap bij het vervoeren van uw systeem altijd de klinische monitor in en duw de bar op het platform naar voren in plaats van de bar naar beneden drukken of duwen tegen de klinische monitor. Zo voorkomt u letsel door kanteling van het systeem. Veiligheid 9-7

262 Let ops Overmatig buigen of draaien van kabels kan leiden tot storing of onderbroken werking. Als enig onderdeel van het systeem onjuist wordt gereinigd of gedesinfecteerd, kan dit leiden tot permanente beschadigingen. Raadpleeg Hoofdstuk 8, 'Reinigen en desinfecteren.' voor reinigings- en desinfectie-instructies. Dompel de transducerconnector niet in oplossingen onder. De kabel is niet vloeistofdicht voorbij de transducerconnector/kabelaansluiting. Gebruik geen oplosmiddelen zoals verdunningsmiddel of benzeen of schurende reinigingsmiddelen op enig onderdeel van het systeem. Knoei geen vloeistof op het systeem. Plaats het systeem zodanig dat u toegang hebt tot de aansluiting van het netsnoer op het stopcontact. Bedien het ultrasone systeem op hoge hoogtes (meer dan 1948 meter boven zeeniveau) altijd in de standaard. 9-8 Veiligheid

263 Klinische veiligheid WAARSCHUWINGEN Controleer alle bevestigingen en aansluitingen om letsel te voorkomen. Gebruik de transducer niet met hoogfrequente chirurgische apparatuur om het risico op brandwonden te voorkomen. Brandwonden kunnen optreden bij een defect in de aansluiting van de hoogfrequente chirurgische neutrale elektrode. De maximumtemperatuur van de scankop van de transducer kan groter zijn dan 41 C, maar lager dan 43 C in contact met de patiënt. Wees extra voorzichtig wanneer u de transducer gebruikt op kinderen of andere patiënten die gevoelig zijn voor hogere temperaturen. Sommige transducerhulzen bevatten latex van natuurlijk rubber en talk, stoffen die bij bepaalde personen allergische reacties kunnen veroorzaken. FUJIFILM SonoSite raadt u aan patiënten die gevoelig zijn voor latex en talk te identificeren en zich voor te bereiden zodat u allergische reacties snel kunt behandelen. Voer ultrasone procedures zorgvuldig uit. Gebruik het ALARA-principe (As Low As Reasonably Achievable, zo laag als redelijkerwijs mogelijk is) en volg informatie over passend gebruik wat betreft MI en TI. FUJIFILM SonoSite raadt momenteel niet een specifiek merk akoestische afstandsstukken aan. Als een akoestisch afstandsstuk wordt gebruikt, moet het een minimale verzwakking (attenuatie) van 0,3 db/cm/mhz hebben. Gebruik voor verkoop vrijgegeven, steriele transducerhulzen en steriele koppelingsgel voor transrectale of transvaginale procedures of procedures met een geleide naald. Breng de transducerhuls en koppelingsgel niet aan voordat u gereed bent om de procedure uit te voeren. Verwijder na gebruik de huls voor eenmalig gebruik en voer deze af, en reinig en desinfecteer de transducer met behulp van een door FUJIFILM SonoSite aanbevolen desinfectiemiddel. Veiligheid 9-9

264 WAARSCHUWINGEN Neem het volgende in acht om letsel te voorkomen of het risico op infectie bij de patiënt tot een minimum te beperken: Pas gangbare voorzorgsmaatregelen toe bij het inbrengen en in stand houden van een medisch hulpmiddel voor interventionele procedures. Toepasselijke training voor interventionele procedures, zoals bepaald door huidige relevante medische praktijken, en voor de juiste werking van het ultrasone systeem en de transducer is vereist. Tijdens vasculaire toegang bestaat er de kans op ernstige complicaties, inclusief, zonder beperking, het volgende: pneumothorax, arteriële punctie en verkeerde plaatsing van de geleidingsdraad. Gebruik de P10xp- en P21xp-naaldgeleiderbeugel niet bij patiënten met pacemakers of medische elektronische implantaten om schade aan het apparaat of letsel bij de patiënt te voorkomen. De naaldgeleiderbeugels voor de P10xp- en P21xp-transducers bevatten een magneet die wordt gebruikt om ervoor te zorgen dat de beugel juist op de transducer is geplaatst. Wanneer het magnetische veld in de directe omgeving van de pacemaker of een medisch elektronisch implantaat komt, kan dit negatieve gevolgen hebben. Raak het ultrasone systeem en de patiënt niet gelijktijdig aan om te voorkomen dat niet-veilige spanningsniveaus aan de patiënt worden toegediend terwijl een apparaat is aangesloten op de externe VGA-poort of digitale video-uitgangspoort. Controleer de elektrische veiligheid van uw systeem samen met een opgeleide biomedische ingenieur Veiligheid

265 Gevaarlijk materialen WAARSCHUWING: Producten en accessoires kunnen gevaarlijke materialen bevatten. Als u deze producten en accessoires afvoert, dient u milieubewust te handelen en te voldoen aan plaatselijke en wettelijke voorschriften voor het afvoeren van gevaarlijke materialen. Elektromagnetische compatibiliteit Het ultrasone systeem is getest en voldoet aan de limieten van elektromagnetische compatibiliteit (EMC) voor medische hulpmiddelen volgens IEC :2007. Deze limieten zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie in een gangbare medische installatie. WAARSCHUWING: Gebruik uitsluitend accessoires en randapparatuur die door FUJIFILM SonoSite wordt aanbevolen om het risico van verhoogde elektromagnetische emissies of verminderde immuniteit te voorkomen. Het aansluiten van accessoires en randapparatuur die niet door FUJIFILM SonoSite worden aangeraden, kan leiden tot een storing in uw ultrasone systeem of andere medische elektrische apparatuur in uw omgeving. Neem contact op met FUJIFILM SonoSite of uw plaatselijke vertegenwoordiger voor een lijst met accessoires en randapparatuur die verkrijgbaar zijn bij of worden aanbevolen door FUJIFILM SonoSite. Zie Systeemonderdelen en compatibele accessoires op pagina Veiligheid 9-11

266 Let ops Voor medische elektrische apparatuur zijn speciale voorzorgsmaatregelen wat betreft EMC vereist en deze apparatuur dient volgens deze instructies te worden geplaatst en bediend. Het is mogelijk dat hoge niveaus uitgestraalde of geleide radiofrequentie (RF) elektromagnetische interferentie (EMI) van draagbare en mobiele RF-communicatieapparatuur of andere sterke of nabije RF-bronnen kunnen leiden tot verstoringen van de prestaties van het ultrasone systeem. Tekenen van verstoringen zijn onder andere verminderde beeldkwaliteit of vertekende beelden, onregelmatige waarden, niet-werkende apparatuur of ander onjuist functioneren. Als deze tekenen optreden, dient u de locatie te onderzoeken om de verstoringsbron te bepalen en de volgende acties te ondernemen om de bron(nen) te verwijderen. Schakel apparatuur in de nabijheid uit en aan om verstorende apparatuur te isoleren. Oriënteer verstorende apparatuur opnieuw of verplaats deze. Verhoog de afstand tussen verstorende apparatuur en uw ultrasone systeem. Beheer het gebruik van frequenties nabij de frequenties van het ultrasone systeem. Verwijder apparatuur die gevoelig is voor EMI. Verlaag het vermogen van interne bronnen binnen het beheer van uw instelling (zoals oproepsystemen). Breng labels aan op apparatuur die gevoelig is voor EMI. Leid klinisch personeel op om mogelijke EMI-gerelateerde problemen te herkennen. Voorkom of verminder EMI door middel van technische oplossingen (zoals afscherming). Beperk het gebruik van persoonlijke communicatiemiddelen (mobiele telefoons, computers) in omgevingen met apparaten die gevoelig zijn voor EMI. Deel relevante informatie over EMI met anderen, vooral bij het evalueren van aankopen van nieuwe apparatuur die EMI kan uitzenden. Schaf medische apparatuur aan die voldoet aan de EMC-normen van IEC Stapel geen andere apparatuur op het ultrasone systeem en gebruik andere apparatuur niet nabij of naast het ultrasone systeem. Als u er niet aan ontkomt om andere apparatuur te stapelen of nabij het ultrasone systeem te gebruiken, dient u te controleren of het systeem normaal werkt Veiligheid

267 Draadloze overdracht Het SonoSite X-Porte ultrasone systeem bevat een IEEE zender die ISM-frequentiebanden gebruikt van 2,412 GHz tot 2,484 GHz. Er wordt ofwel een interne zender of een externe USB-zender gebruikt. De interne zender gebruikt drie verschillende transmissiemethoden: IEEE b met Direct Sequence Spread Spectrum (DSSS) bij 16 dbm ± 2,0 dbm bij 11 Mbps IEEE g met Orthogonal Frequency Division Multiplexing (OFDM) bij 13 dbm ± 2,0 dbm bij 54 Mbps IEEE n met Orthogonal Frequency Division Multiplexing (OFDM) bij 12 dbm ± 2,0 dbm (802.11gn) De externe USB-zender gebruikt drie verschillende transmissiemethoden: IEEE b met Direct Sequence Spread Spectrum (DSSS) bij 17 dbm ± 2,0 dbm bij 11 Mbps IEEE g met Orthogonal Frequency Division Multiplexing (OFDM) bij 14 dbm ± 2,0 dbm bij 54 Mbps IEEE n met Orthogonal Frequency Division Multiplexing (OFDM) bij 14 dbm ± 2,0 dbm bij MCS7 Elektrostatische ontlading Let op WAARSCHUWING: Elektrostatische ontlading (ESD), of statische schok, is een natuurlijk fenomeen. ESD komt vaak voor onder lage vochtigheidsomstandigheden, zoals in ruimtes met verwarming of airconditioning. ESD is een ontlading van elektrische energie van een geladen lichaam naar een minder geladen of niet-geladen lichaam. De mate van ontlading kan significant genoeg zijn om een transducer of ultrasoon systeem te beschadigen. De volgende voorzorgsmaatregelen kunnen helpen ESD te verminderen: antistatische spray op vloerbedekking en linoleum en de aanwezigheid van antistatische matten. Tenzij u ESD-voorzorgsmaatregelen volgt, dient u de pennen (contacten) of connectors met een label van ESD-gevoelige apparaten niet aan te raken (met het lichaam of draagbaar gereedschap) en hiermee geen verbinding te maken: Veiligheid 9-13

268 Pennen (contacten) op transducer Label voor elektrostatisch gevoelige apparatuur Afbeelding 9-1 De transducerconnector is een voorbeeld van een elektrostatisch gevoelig apparaat. ESD-voorzorgsmaatregelen omvatten het volgende: Al het betrokken personeel moet training over ESD ontvangen, inclusief ten minste: een uitleg over het ESD-waarschuwingssymbool, ESD-voorzorgsmaatregelen, een inleiding tot de fysica van elektrostatische lading, de spanningsniveaus die bij normaal gebruik kunnen optreden en de schade die kan ontstaan in elektronische onderdelen als apparatuur wordt aangeraakt door personen die elektrostatisch zijn geladen (IEC , gedeelte d). Voorkom dat elektrostatische lading wordt opgebouwd. Gebruik bijvoorbeeld bevochtiging, geleidende vloerbedekking, niet-synthetische kleding, ionisatoren, en minimaliserende isolatiematerialen. Ontlaad uw lichaam aan de aarde. Gebruik een polsband om uzelf aan het ultrasone systeem of de aarde te binden Veiligheid

Overzicht. Systeembedieningselementen. SonoSite Edge II ultrasoon systeem. SonoSite Edge II ultrasoon systeem. Pagina 2 van 10.

Overzicht. Systeembedieningselementen. SonoSite Edge II ultrasoon systeem. SonoSite Edge II ultrasoon systeem. Pagina 2 van 10. Pas bedieningselementen op het scherm aan Systeembedieningselementen Aan/ uit-knop Pas de versterking aan Schakel tekstinvoer en pictografen in NEAR FAR GAIN AUTO Toegang tot patiëntinfo en -gegevens Stel

Nadere informatie

ECG-slavekabel en -adapterkit

ECG-slavekabel en -adapterkit ECG-slavekabel en -adapterkit Gebruikershandleiding Fabrikant FUJIFILM SonoSite, Inc. 21919 30th Drive SE Bothell, WA 98021 VS T: +1-888-482-9449 of +1-425-951-1200 F: +1-425-951-1201 Erkende vertegenwoordiger

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Fabrikant FUJIFILM SonoSite, Inc. 21919 30th Drive SE Bothell, WA 98021 VS T: +1-888-482-9449 of +1-425-951-1200 F: +1-425-951-1201 Erkende vertegenwoordiger in de EG Emergo Europe

Nadere informatie

USER GUIDE GEBRUIKERS- HANDLEIDING

USER GUIDE GEBRUIKERS- HANDLEIDING USER GUIDE GEBRUIKERS- HANDLEIDING Fabrikant FUJIFILM SonoSite, Inc. 21919 30th Drive SE Bothell, WA 98021 VS T: +1-888-482-9449 of +1-425-951-1200 F: +1-425-951-1201 Erkende vertegenwoordiger in de EG

Nadere informatie

GEBRUIKERSHANDLEIDING

GEBRUIKERSHANDLEIDING GEBRUIKERSHANDLEIDING Fabrikant FUJIFILM SonoSite, Inc. 21919 30th Drive SE Bothell, WA 98021 VS T: +1-888-482-9449 of +1-425-951-1200 F: +1-425-951-1201 Erkende vertegenwoordiger in de EG Emergo Europe

Nadere informatie

USER GUIDE GEBRUIKERS- HANDLEIDING

USER GUIDE GEBRUIKERS- HANDLEIDING USER GUIDE GEBRUIKERS- HANDLEIDING Fabrikant FUJIFILM SonoSite, Inc. 21919 30th Drive SE Bothell, WA 98021 VS T: +1-888-482-9449 of +1-425-951-1200 F: +1-425-951-1201 Erkende vertegenwoordiger in de EG

Nadere informatie

M-Turbo ultrasoon systeem. Gebruikershandleiding

M-Turbo ultrasoon systeem. Gebruikershandleiding M-Turbo ultrasoon systeem Gebruikershandleiding M-Turbo ultrasoon systeem Gebruikershandleiding Fabrikant FUJIFILM SonoSite, Inc. 21919 30th Drive SE Bothell, WA 98021 VS T: +1-888-482-9449 of +1-425-951-1200

Nadere informatie

GEBRUI- KERSHAND- LEIDING

GEBRUI- KERSHAND- LEIDING GEBRUI- KERSHAND- LEIDING Fabrikant FUJIFILM SonoSite, Inc. 21919 30th Drive SE Bothell, WA 98021 VS T: +1-888-482-9449 of +1-425-951-1200 F: +1-425-951-1201 Erkende vertegenwoordiger in de EG Emergo Europe

Nadere informatie

NanoMaxx Ultrasoon systeem. Gebruikershandleiding

NanoMaxx Ultrasoon systeem. Gebruikershandleiding NanoMaxx Ultrasoon systeem Gebruikershandleiding 0086 NanoMaxx Ultrasoon systeem Gebruikershandleiding Manufacturer FUJIFILM SonoSite, Inc. 21919 30th Drive SE Bothell, WA 98021 USA T: +1-888-482-9449

Nadere informatie

I. Specificaties. II Toetsen en bediening

I. Specificaties. II Toetsen en bediening I. Specificaties Afmetingen Gewicht Scherm Audioformaat Accu Play time Geheugen 77 52 11mm (W*H*D) 79g 1,3inch OLED-scherm MP3: bitrate 8Kbps-320Kbps WMA: bitrate 5Kbps-384Kbps FLAC:samplingrate 8KHz-48KHz,16bit

Nadere informatie

Handleiding mobiel printen/scannen voor Brother iprint&scan (Android )

Handleiding mobiel printen/scannen voor Brother iprint&scan (Android ) Handleiding mobiel printen/scannen voor Brother iprint&scan (Android ) Inhoudsopgave Voordat u uw Brother-machine gebruikt... Definities van opmerkingen... Handelsmerken... Inleiding... Brother iprint&scan

Nadere informatie

Snelstart Gids. Menustructuur. Opstarten en Afsluiten. Formatteren van Disk. 72xxHVI-ST Series DVR

Snelstart Gids. Menustructuur. Opstarten en Afsluiten. Formatteren van Disk. 72xxHVI-ST Series DVR Menustructuur De menustructuur van de DS-72xxHVI-ST Serie DVR is als volgt: Opstarten en Afsluiten Het juist opstarten en afsluiten is cruciaal voor de levensduur van uw DVR. Opstarten van uw DVR: 1. Plaats

Nadere informatie

Welch Allyn Connex Spot Monitor - Snelzoekkaart

Welch Allyn Connex Spot Monitor - Snelzoekkaart Welch Allyn Connex Spot Monitor - Snelzoekkaart Inhoudsopgave Aan/uit-knop...2 Uitschakelen...2 Aanmelden en een profiel selecteren...2 Batterijstatus...2 Profiel wijzigen...2 Bloeddrukmeting starten/stoppen...2

Nadere informatie

Welkom bij de Picture Package Producer 2

Welkom bij de Picture Package Producer 2 Handleiding voor Picture Package Producer2 Welkom bij de Picture Package Producer 2 Welkom bij de Picture Package Producer 2 Picture Package Producer 2 starten en afsluiten Stap 1: Beelden selecteren Stap

Nadere informatie

Handleiding mobiel printen/scannen voor Brother iprint&scan (Android )

Handleiding mobiel printen/scannen voor Brother iprint&scan (Android ) Handleiding mobiel printen/scannen voor Brother iprint&scan (Android ) Voordat u uw Brother-machine gebruikt Definities van opmerkingen In deze gebruikershandleiding worden de volgende symbolen en conventies

Nadere informatie

Welkom bij de Picture Package Producer 2. Picture Package Producer 2 starten en afsluiten. Stap 1: Beelden selecteren

Welkom bij de Picture Package Producer 2. Picture Package Producer 2 starten en afsluiten. Stap 1: Beelden selecteren Welkom bij de Picture Package Producer 2 Picture Package Producer 2 starten en afsluiten Stap 1: Beelden selecteren Stap 2: Geselecteerde beelden controleren Stap 3: Voorbereidingen treffen om een korte

Nadere informatie

IRIScan Anywhere 5. Scan anywhere, go paperless! PDF. Mobile scanner & OCR software. for Windows and Mac

IRIScan Anywhere 5. Scan anywhere, go paperless! PDF. Mobile scanner & OCR software. for Windows and Mac IRIScan Anywhere 5 PDF Scan anywhere, go paperless! for Windows and Mac Mobile scanner & OCR software Van start gaan Deze verkorte handleiding helpt u om aan de slag te gaan met de IRIScan TM Anywhere

Nadere informatie

Geheugenmodules Gebruikershandleiding

Geheugenmodules Gebruikershandleiding Geheugenmodules Gebruikershandleiding Copyright 2009 Hewlett-Packard Development Company, L.P. De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. De enige garanties voor HP producten

Nadere informatie

Gebruikersveiligheid. Elektrische veiligheid. Phaser 4500-laserprinter

Gebruikersveiligheid. Elektrische veiligheid. Phaser 4500-laserprinter Gebruikersveiligheid De printer en de aanbevolen verbruiksartikelen zijn getest en voldoen aan strikte veiligheidsnormen. Als u de volgende informatie in acht neemt, bent u verzekerd van een ononderbroken

Nadere informatie

Naslaggids ZT210/ZT220/ZT230

Naslaggids ZT210/ZT220/ZT230 Naslaggids ZT210/ZT220/ZT230 Gebruik deze gids bij het dagelijks gebruik van uw printer. Voor gedetailleerde informatie raadpleegt u de Gebruikershandleiding. Printeronderdelen Op Afbeelding 1 worden de

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. HP COMPAQ D230 MICROTOWER DESKTOP PC

Uw gebruiksaanwijzing. HP COMPAQ D230 MICROTOWER DESKTOP PC U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor HP COMPAQ D230 MICROTOWER DESKTOP PC. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de HP COMPAQ D230 MICROTOWER DESKTOP

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. HP PAVILION W5000

Uw gebruiksaanwijzing. HP PAVILION W5000 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor HP PAVILION W5000. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de HP PAVILION W5000 in de gebruikershandleiding

Nadere informatie

Handleiding mobiel printen/scannen voor Brother iprint&scan (ios)

Handleiding mobiel printen/scannen voor Brother iprint&scan (ios) Handleiding mobiel printen/scannen voor Brother iprint&scan (ios) Inhoudsopgave Voordat u uw Brother-machine gebruikt... Definities van opmerkingen... Handelsmerken... Inleiding... Brother iprint&scan

Nadere informatie

BC 35 DRAADLOZE ACHTERUITRIJCAMERA. Gebruikershandleiding

BC 35 DRAADLOZE ACHTERUITRIJCAMERA. Gebruikershandleiding BC 35 DRAADLOZE ACHTERUITRIJCAMERA Gebruikershandleiding 2018 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen Alle rechten voorbehouden. Volgens copyrightwetgeving mag deze handleiding niet in zijn geheel of

Nadere informatie

Ultrasound Beknopte made easy handleiding

Ultrasound Beknopte made easy handleiding Beknopte handleiding Gefeliciteerd met uw aankoop van het Biim Ultrasound systeem. De verpakking moet de Biim sonde, de Biim batterij en lader bevatten. Deze beknopte handleiding helpt u om ervaring op

Nadere informatie

AN0016-NL. Een plattegrond toevoegen. Overzicht. Een plattegrond toevoegen

AN0016-NL. Een plattegrond toevoegen. Overzicht. Een plattegrond toevoegen Een plattegrond toevoegen Overzicht Met plattegronden kunnen softwaregebruikers de locatie monitoren met behulp van interactieve grafische plattegronden. Een plattegrond kan deuren, apparaten, soft buttons

Nadere informatie

Welcome to the World of PlayStation Snelstartgids

Welcome to the World of PlayStation Snelstartgids Welcome to the World of PlayStation Snelstartgids Nederlands PCH-2016 7025572 Uw PlayStation Vita-systeem voor het eerst gebruiken 5 seconden ingedrukt houden Schakel uw PS Vita-systeem in. Wanneer u uw

Nadere informatie

AAN DE SLAG MET HERCULES DJCONTROLWAVE EN DJUCED DJW

AAN DE SLAG MET HERCULES DJCONTROLWAVE EN DJUCED DJW AAN DE SLAG MET HERCULES DJCONTROLWAVE EN DJUCED DJW HERCULES DJCONTROLWAVE OVERZICHT De Hercules DJControlWave is een 2-decks DJ-controller met Bluetooth draadloze technologie. Hiermee kunt u uiterst

Nadere informatie

Novell Messenger 3.0.1 Mobiel Snel aan de slag

Novell Messenger 3.0.1 Mobiel Snel aan de slag Novell Messenger 3.0.1 Mobiel Snel aan de slag Mei 2015 Novell Messenger 3.0.1 en later is beschikbaar voor uw ondersteunde mobiele ios-, Android- BlackBerry-apparaat. Omdat u op meerdere locaties tegelijkertijd

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Linksys PLEK500 Powerline-netwerkadapter Inhoud Overzicht...............3 Kenmerken.................... 3 Hoe Powerline-netwerken werken........... 4 Installatievoorbeeld.......................

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing. OV-BaseCore7(Z)

Gebruiksaanwijzing. OV-BaseCore7(Z) Gebruiksaanwijzing NL OV-BaseCore7(Z) Belangrijke veiligheidsinstructies Waarschuwing: Om het risico op elektrische schokken te beperken, mag u de behuizing of de achterkant niet verwijderen. Alle onderdelen

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. CREATIVE DESKTOP WIRELESS 9000 PRO

Uw gebruiksaanwijzing. CREATIVE DESKTOP WIRELESS 9000 PRO U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor CREATIVE DESKTOP WIRELESS 9000 PRO. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de CREATIVE DESKTOP WIRELESS 9000

Nadere informatie

GEBRUIKERSHANDLEIDING

GEBRUIKERSHANDLEIDING GEBRUIKERSHANDLEIDING Informatie voor de gebruiker: HD (High Definition) en HFR (High Frame Rate) video-opname apparaten, zijn een zware belasting voor geheugenkaarten. Afhankelijk van de gebruikersinstellingen,

Nadere informatie

HP Media Remote Control (alleen bepaalde modellen) Gebruikershandleiding

HP Media Remote Control (alleen bepaalde modellen) Gebruikershandleiding HP Media Remote Control (alleen bepaalde modellen) Gebruikershandleiding Copyright 2008 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Windows en Windows Vista zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken

Nadere informatie

ResponseCard AnyWhere Display

ResponseCard AnyWhere Display ResponseCard AnyWhere Display ResponseCard AnyWhere Display-gebruiksaanwijzing Productoverzicht....................... 1 Technische vereisten.................... 2 Installatie in drie minuten................

Nadere informatie

Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding

Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding Voor de iphone SHARP CORPORATION April 27, 2012 1 Inhoudsopgave 1 Overzicht... 3 2 Ondersteunde besturingssystemen... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 3 Installatie

Nadere informatie

HP Mobile Remote Control (alleen bepaalde modellen) Gebruikershandleiding

HP Mobile Remote Control (alleen bepaalde modellen) Gebruikershandleiding HP Mobile Remote Control (alleen bepaalde modellen) Gebruikershandleiding Copyright 2008 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Windows en Windows Vista zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken

Nadere informatie

verkorte handleiding FORERUNNER 50 met draadloze ANT+Sport -technologie

verkorte handleiding FORERUNNER 50 met draadloze ANT+Sport -technologie verkorte handleiding FORERUNNER 50 met draadloze ANT+Sport -technologie Waarschuwing: dit product bevat een vervangbare knoopcelbatterij. Raadpleeg de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie

Nadere informatie

GEBRUIKERSHANDLEIDING. Derde generatie Voor ios

GEBRUIKERSHANDLEIDING. Derde generatie Voor ios GEBRUIKERSHANDLEIDING Derde generatie Voor ios GEBRUIKERSHANDLEIDING FLIR ONE De FLIR ONE laat u de wereld op een compleet nieuwe manier zien, dankzij een unieke combinatie van warmtebeelden en optische

Nadere informatie

Geheugenmodules Gebruikershandleiding

Geheugenmodules Gebruikershandleiding Geheugenmodules Gebruikershandleiding Copyright 2008 Hewlett-Packard Development Company, L.P. De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. De enige garanties voor HP producten

Nadere informatie

Gebruikershandleiding voor gegevensoverdracht van camera naar camera

Gebruikershandleiding voor gegevensoverdracht van camera naar camera Canon Digitale Camera Gebruikershandleiding voor gegevensoverdracht van camera naar camera Inhoudsopgave Inleiding....................................... Beelden overbrengen via een draadloze verbinding.....

Nadere informatie

GroupWise Messenger 18 Mobiel Snel aan de slag

GroupWise Messenger 18 Mobiel Snel aan de slag GroupWise Messenger 18 Mobiel Snel aan de slag November 2017 GroupWise Messenger Mobiel Snel aan de slag GroupWise Messenger is beschikbaar voor uw ondersteunde mobiele ios-, Android- BlackBerry-apparaat.

Nadere informatie

Bediening van de Memory Stick-speler

Bediening van de Memory Stick-speler Bediening Bediening van de Memory Stick-speler Over Memory Sticks Stel Memory Sticks niet bloot aan statische elektriciteit en elektrische bronnen. Dit om te voorkomen dat gegevens op de stick verloren

Nadere informatie

IRISPen Air 7. Verkorte handleiding. (Android)

IRISPen Air 7. Verkorte handleiding. (Android) IRISPen Air 7 Verkorte handleiding (Android) Deze verkorte handleiding helpt u om aan de slag te gaan met de IRISPen Air TM 7. Lees deze handleiding aandachtig door voor u deze scanner en de bijbehorende

Nadere informatie

Dell Latitude E5410/E5510

Dell Latitude E5410/E5510 Dell Latitude E5410/E5510 Informatie over installatie en functies Waarschuwingen GEVAAR: Een GEVAAR-KENNISGEVING duidt een risico aan voor schade aan eigendommen, lichamelijk letsel of overlijden. Latitude

Nadere informatie

Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding

Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding Sharpdesk Mobile V1.1 Gebruikershandleiding Voor de ipad SHARP CORPORATION 27 April, 2012 1 Inhoudsopgave 1 Overzicht... 3 2 Ondersteunde besturingssystemen... 4 3 Installatie en starten van de applicatie...

Nadere informatie

Videokaart. 4. Als u de behuizing tegen diefstal hebt beveiligd met een beveiligingskabel, verwijdert u deze kabel.

Videokaart. 4. Als u de behuizing tegen diefstal hebt beveiligd met een beveiligingskabel, verwijdert u deze kabel. Nederlands Instructies voor vervanging Videokaart AppleCare Volg de instructies in dit document nauwgezet. Als u dit niet doet, kan de apparatuur beschadigd raken en de garantie komen te vervallen. Opmerking:

Nadere informatie

Nl_Rhomba CLE.fm Page 29 Wednesday, January 7, 2004 2:02 PM. Nederlands Overzicht (zie afbeelding op buitenblad)

Nl_Rhomba CLE.fm Page 29 Wednesday, January 7, 2004 2:02 PM. Nederlands Overzicht (zie afbeelding op buitenblad) Nl_Rhomba CLE.fm Page 29 Wednesday, January 7, 2004 2:02 PM Aan de slag Nederlands Overzicht (zie afbeelding op buitenblad) 1. Microfoon 7. Knop (R) Sectie herhalen 2. LCD-schermen 8. De knop Aan/Uit en

Nadere informatie

HP Mobile Remote Control (alleen bepaalde modellen) Gebruikershandleiding

HP Mobile Remote Control (alleen bepaalde modellen) Gebruikershandleiding HP Mobile Remote Control (alleen bepaalde modellen) Gebruikershandleiding Copyright 2008 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Windows en Windows Vista zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken

Nadere informatie

Plantronics Calisto II -headset met Bluetooth USB-adapter Gebruikershandleiding FEBRUARI 2013

Plantronics Calisto II -headset met Bluetooth USB-adapter Gebruikershandleiding FEBRUARI 2013 Plantronics Calisto II -headset met Bluetooth USB-adapter Gebruikershandleiding FEBRUARI 2013 56-K61L-23014 Inhoudsopgave Inhoud van de verpakking... 1 Functies van het product... 2 De headset en de USB

Nadere informatie

Gebruikersveiligheid. Veiligheid bij het gebruik van elektriciteit. Phaser 7750-kleurenlaserprinter

Gebruikersveiligheid. Veiligheid bij het gebruik van elektriciteit. Phaser 7750-kleurenlaserprinter Gebruikersveiligheid De printer en de aanbevolen verbruiksartikelen zijn getest en voldoen aan strikte veiligheidsnormen. Als u de volgende informatie in acht neemt, bent u verzekerd van een ononderbroken

Nadere informatie

Download de WAE Music app

Download de WAE Music app NEDERLANDS 3 5 12 2 6 1 8 7 9 10 11 13 4 1. Laad de speaker volledig op voor eerste gebruik Laad de WAE Outdoor 04Plus FM speaker volledig op voordat u hem de eerste keer gebruikt. Sluit de micro-usb connector

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing GPS car cam

Gebruiksaanwijzing GPS car cam Gebruiksaanwijzing GPS car cam productomschrijving Dit product is ontwikkeld met de nieuwste wetenschap en technologie om een high- definition camcorder te ontwerpen. Het wordt niet alleen gebruikt als

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Stereomicrofoon STM10 Inhoudsopgave Basisprincipes...3 Functieoverzicht...3 Overzicht hardware...3 Montage...4 De microfoon gebruiken...5 Geluid opnemen...5 Geluid voor video opnemen...8

Nadere informatie

BackBeat GO 410-serie. Gebruikershandleiding

BackBeat GO 410-serie. Gebruikershandleiding BackBeat GO 410-serie Gebruikershandleiding Inhoud Overzicht van de headset 3 Wees veilig 3 Koppelen 4 Verbinden met uw telefoon 4 Koppelingsmodus 4 De app installeren 5 De basisfuncties 6 In- of uitschakelen

Nadere informatie

Lumify. Verkorte handleiding

Lumify. Verkorte handleiding Lumify Verkorte handleiding Starten met drie simpele stappen Starten met scannen 1 2 3 Download Connect Scan Download Lumify app Verbind Lumify transducer Scan direct met Philips technologie Presets Transducers

Nadere informatie

NEDERLANDSE INSTRUCTIES

NEDERLANDSE INSTRUCTIES MEDIA ER BEHUIZING CMP-MOB10 CMP-MOB30 NEDERLANDSE INSTRUCTIES Stap 2: Til voorzichtig de achterplaat op en schuif deze naar achteren. 1. Inhoud verpakking Voor CMP-MOB10: 1x Media player behuizing Draagtas

Nadere informatie

nüvi verkorte handleiding

nüvi verkorte handleiding nüvi 510 verkorte handleiding Belangrijke informatie Lees de gids Belangrijke veiligheidsen productinformatie in de verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke informatie. Waarschuwing:

Nadere informatie

AirPrint handleiding DCP-J562DW MFC-J480DW MFC-J680DW MFC-J880DW

AirPrint handleiding DCP-J562DW MFC-J480DW MFC-J680DW MFC-J880DW AirPrint handleiding DCP-J562DW MFC-J480DW MFC-J680DW MFC-J880DW Voordat u uw Brother-machine gebruikt Definities van opmerkingen Handelsmerken Belangrijke opmerking Definities van opmerkingen In deze

Nadere informatie

Korte handleiding Windows 8.1

Korte handleiding Windows 8.1 Korte handleiding Windows 8.1 Inhoud Voordat u een upgrade uitvoert naar Windows 8.1... 3 Online handleiding... 3 Windows 8.1 opstarten... 3 Windows 8.1 vergrendelingsscherm... 3 Windows-UI... 4 Startscherm...

Nadere informatie

Plantronics Calisto II -headset met Bluetooth USB-adapter Gebruikershandleiding 56-K61L-23004

Plantronics Calisto II -headset met Bluetooth USB-adapter Gebruikershandleiding 56-K61L-23004 56-K61L-23004 Plantronics Calisto II -headset met Bluetooth USB-adapter Gebruikershandleiding Inhoudsopgave Inhoud van de verpakking... 1 Functies van het product... 2 De headset en de USB Bluetooth-adapter

Nadere informatie

Harde schijf (met montagebeugel) Gebruiksaanwijzing

Harde schijf (met montagebeugel) Gebruiksaanwijzing Harde schijf (met montagebeugel) Gebruiksaanwijzing CECH-ZHD1 7020228 Compatibele hardware PlayStation 3-systeem (CECH-400x-serie) Voorzorgsmaatregelen Lees om veilig gebruik van dit product te garanderen

Nadere informatie

GEBRUIKERSHANDLEIDING

GEBRUIKERSHANDLEIDING GEBRUIKERSHANDLEIDING Fabrikant FUJIFILM SonoSite, Inc. 21919 30th Drive SE Bothell, WA 98021 VS T: +1-888-482-9449 of +1-425-951-1200 F: +1-425-951-1201 Erkende vertegenwoordiger in de EG Emergo Europe

Nadere informatie

Gebruikershandleiding voor Nokia Display-hoofdtelefoon HS Uitgave 1

Gebruikershandleiding voor Nokia Display-hoofdtelefoon HS Uitgave 1 Gebruikershandleiding voor Nokia Display-hoofdtelefoon HS-6 9232426 Uitgave 1 CONFORMITEITSVERKLARING NOKIA CORPORATION verklaart op eigen verantwoordelijkheid dat het product HS-6 conform is aan de bepalingen

Nadere informatie

Een Net2 Entry Monitor configureren

Een Net2 Entry Monitor configureren Een Entry Monitor configureren Overzicht De Entry monitor is een audio / videomonitor en wordt gebruikt om op afstand te communiceren met bezoekers. Het wordt gevoed door middel van Power over Ethernet

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. HP PAVILION DV9870EA

Uw gebruiksaanwijzing. HP PAVILION DV9870EA U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor HP PAVILION DV9870EA. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de HP PAVILION DV9870EA in de gebruikershandleiding

Nadere informatie

Handleiding mobiel printen/scannen voor Brother iprint&scan (ios)

Handleiding mobiel printen/scannen voor Brother iprint&scan (ios) Handleiding mobiel printen/scannen voor Brother iprint&scan (ios) Voordat u uw Brother-machine gebruikt Definities van opmerkingen In deze gebruikershandleiding worden de volgende symbolen en conventies

Nadere informatie

HP luidsprekertelefoon. Gebruikershandleiding

HP luidsprekertelefoon. Gebruikershandleiding HP luidsprekertelefoon Gebruikershandleiding Copyright 2014 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Bluetooth is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar en wordt door Hewlett-Packard Company onder

Nadere informatie

Geheugenmodules Gebruikershandleiding

Geheugenmodules Gebruikershandleiding Geheugenmodules Gebruikershandleiding Copyright 2008 Hewlett-Packard Development Company, L.P. De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. De enige garanties voor HP producten

Nadere informatie

Externe apparatuur. Gebruikershandleiding

Externe apparatuur. Gebruikershandleiding Externe apparatuur Gebruikershandleiding Copyright 2007 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Windows is een in de Verenigde Staten gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation. De informatie

Nadere informatie

CJB1JM0LCAEA. Snelstartgids

CJB1JM0LCAEA. Snelstartgids CJB1JM0LCAEA Snelstartgids Uw horloge leren kennen Luidspreker Oplaadpoort Aan/uit-toets Druk hier 3 seconden op om uw horloge in of uit te schakelen. Druk hier 10 seconden op om uw horloge opnieuw op

Nadere informatie

SingStar Microphone Pack Gebruiksaanwijzing. SCEH-0001 7010521 2010 Sony Computer Entertainment Europe

SingStar Microphone Pack Gebruiksaanwijzing. SCEH-0001 7010521 2010 Sony Computer Entertainment Europe SingStar Microphone Pack Gebruiksaanwijzing SCEH-0001 7010521 2010 Sony Computer Entertainment Europe Bedankt voor het aanschaffen van het SingStar Microphone Pack. Lees voor u dit product gaat gebruiken

Nadere informatie

Gebruikersveiligheid. Elektrische veiligheid. Phaser 5500-laserprinter

Gebruikersveiligheid. Elektrische veiligheid. Phaser 5500-laserprinter Gebruikersveiligheid De printer en de aanbevolen verbruiksartikelen zijn getest en voldoen aan strikte veiligheidsnormen. Als u de volgende informatie in acht neemt, bent u verzekerd van een ononderbroken

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing. Gebruikershandleiding

Gebruiksaanwijzing. Gebruikershandleiding Gebruiksaanwijzing Gebruikershandleiding INHOUDSOPGAVE 1. Introductie Overzicht van RemoteConnect Support... 3 Hoe werkt deze handleiding?... 5 Symbolen... 5 Disclaimer...5 Opmerkingen...5 Terminologie...

Nadere informatie

Beknopte gebruikershandleiding

Beknopte gebruikershandleiding Beknopte gebruikershandleiding Overzicht De exacqvision Client-software kent drie bedrijfsmodi: Live (live), Search (zoeken) en Config (instellingen). Om de gewenste bedrijfsmodus te openen, klikt u op

Nadere informatie

Online delen 2.0 Nokia N76-1

Online delen 2.0 Nokia N76-1 Online delen 2.0 Nokia N76-1 GEEN GARANTIE Toepassingen van derden die bij uw apparaat geleverd worden, kunnen gemaakt zijn door en in eigendom zijn van personen en entiteiten die geen relatie of verband

Nadere informatie

NACSPORT TAG&GO HANDLEIDING. 3.2.1. Eigenschappen knop

NACSPORT TAG&GO HANDLEIDING. 3.2.1. Eigenschappen knop Handleiding NACSPORT TAG&GO HANDLEIDING 1. Introductie 2. Configureren en bestellen 3. Sjabloon (categorieën en descriptors) 3.1 Lijst sjablonen 3.2 Sjablonen bewerken 3.2.1. Eigenschappen knop 4. Analyseren

Nadere informatie

Externe apparatuur. Gebruikershandleiding

Externe apparatuur. Gebruikershandleiding Externe apparatuur Gebruikershandleiding Copyright 2007 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Windows is een in de Verenigde Staten gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation. De informatie

Nadere informatie

Geheugenmodules Gebruikershandleiding

Geheugenmodules Gebruikershandleiding Geheugenmodules Gebruikershandleiding Copyright 2009 Hewlett-Packard Development Company, L.P. De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. De enige garanties voor HP producten

Nadere informatie

OPTAC Download Tool Gebruikshandleiding

OPTAC Download Tool Gebruikshandleiding OPTAC Download Tool Gebruikshandleiding Helpdesk Nummer: 020 712 13 96 E-mail: optacnl@stoneridge.com Document version 2.1 Document No. 6939-176 Page 1 1 LEGENDA... 4 2 INTRODUCTIE... 4 2.1 Wat doet de

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Xperia SmartTags NT1/NT2 Inhoudsopgave Inleiding...3 Aan de slag...4 De NFC-functie inschakelen...4 NFC-detectiegebied...4 Smart Connect gebruiken om labels te beheren...4 Xperia

Nadere informatie

Geheugenmodules Gebruikershandleiding

Geheugenmodules Gebruikershandleiding Geheugenmodules Gebruikershandleiding Copyright 2008 Hewlett-Packard Development Company, L.P. De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. De enige garanties voor HP producten

Nadere informatie

Externe apparatuur Gebruikershandleiding

Externe apparatuur Gebruikershandleiding Externe apparatuur Gebruikershandleiding Copyright 2007 Hewlett-Packard Development Company, L.P. De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. De enige garanties voor HP-producten

Nadere informatie

Nederlands. BT-02N Gebruikershandleiding

Nederlands. BT-02N Gebruikershandleiding BT-02N Gebruikershandleiding 1 Index 1. Overzicht.....3 2. Aan de slag....5 3. Uw Bluetooth hoofdtelefoon aansluiten...5 4. Het gebruik van uw Bluetooth hoofdtelefoon..... 9 5. Technische specificaties

Nadere informatie

Verbinding maken met whiteboard op afstand

Verbinding maken met whiteboard op afstand RICOH Interactive Whiteboard Client for ipad Snel aan de slag Lees deze handleiding zorgvuldig door voordat u dit product in gebruik neemt. Bewaar de handleiding op een handige plek voor eventueel toekomstig

Nadere informatie

Touchpad en toetsenbord

Touchpad en toetsenbord Touchpad en toetsenbord Artikelnummer van document: 410773-331 April 2006 In deze handleiding wordt de werking van het touchpad en 4het toetsenbord van de computer beschreven. Inhoudsopgave 1 Touchpad

Nadere informatie

Externe apparatuur. Handleiding

Externe apparatuur. Handleiding Externe apparatuur Handleiding Copyright 2006 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Microsoft en Windows zijn in de Verenigde Staten gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. De informatie

Nadere informatie

Ladibug Document Camera Image Software Gebruikershandleiding

Ladibug Document Camera Image Software Gebruikershandleiding Ladibug Document Camera Image Software Gebruikershandleiding Inhoud 1. Introductie...2 2. Systeemvereisten...2 3. Ladibug installeren...3 4. Beginnen met de Ladibug te gebruiken...5 5. Bediening...6 5.1

Nadere informatie

Gebruikershandleiding. Digitale Video Memo

Gebruikershandleiding. Digitale Video Memo Gebruikershandleiding Digitale Video Memo De gesprekskosten bedragen 0,18 /minuut 2 INHOUD 1. Functies 7 2. Inhoud van de verpakking 8 3. Hoe de Video Memo op te laden 8 4. Hoofdfuncties en werking 11

Nadere informatie

Een Net2 Entry Panel configureren

Een Net2 Entry Panel configureren Net2 Een Net2 Entry Panel configureren Overzicht Het Net2 Entry paneel is een robuust intercom paneel met ingebouwde intercom en toegangscontrole functies. Het paneel is PoE gevoed en communiceert met

Nadere informatie

Geheugenmodules. Gebruikershandleiding

Geheugenmodules. Gebruikershandleiding Geheugenmodules Gebruikershandleiding Copyright 2007 Hewlett-Packard Development Company, L.P. De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. De enige garanties voor HP producten

Nadere informatie

Verbinding maken met whiteboard op afstand

Verbinding maken met whiteboard op afstand RICOH Interactive Whiteboard Client for ipad Snel aan de slag Lees deze handleiding zorgvuldig door voordat u dit product in gebruik neemt. Bewaar de handleiding op een handige plek voor eventueel toekomstig

Nadere informatie

2. Monitor schermweergave

2. Monitor schermweergave Gebruikshandleiding 1. Productoverzicht 1 1 DISPLAY-knop 2 Led Aan/Uit-knop 3 MODUS-knop 4 VOEDING-knop 5 MENU-knop 6 OMHOOG-knop 7 SD-kaartsleuf 8 Voeding-LED 9 SLUITER-knop 10 USB-bus 11 AV-bus 12 RECHTS/ZELFONTSP

Nadere informatie

Externe apparatuur Gebruikershandleiding

Externe apparatuur Gebruikershandleiding Externe apparatuur Gebruikershandleiding Copyright 2007 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Windows is een in de Verenigde Staten geregistreerd handelsmerk van Microsoft Corporation. De informatie

Nadere informatie

HD-CVI Verkorte handleiding

HD-CVI Verkorte handleiding HD-CVI Verkorte handleiding model 5104D-5208D-5216D Version 2.0.0 2015 HDCVI DVR Verkorte handleiding Welkom Dank u voor de aankoop van onze DVR! Deze verkorte handleiding helpt u wegwijs met onze DVR

Nadere informatie

EnVivo EZ Converter. Gebruikershandleiding

EnVivo EZ Converter. Gebruikershandleiding EnVivo EZ Converter Gebruikershandleiding op met Teknihall support: 0900 400 2001 2 INHOUDSOPGAVE INTRODUCTIE... 4 OPMERKINGEN... 4 FUNCTIES... 5 SPECIFICATIES... 5 SYSTEEMEISEN... 5 INHOUD VAN DE VERPAKKING

Nadere informatie

Wij beschermen mensen

Wij beschermen mensen Wij beschermen mensen SafetyTracer handleiding Mopas Lite 1. Functies en eigenschappen 2 2. Veiligheidsinstructies 2 3. Gebruik 3 4. Alarmeren 4 5. Oproep 4 6. Statusoverzicht van de Mopas Lite 4 7. Technische

Nadere informatie

Magic Remote GEBRUIKERSHANDLEIDING

Magic Remote GEBRUIKERSHANDLEIDING GEBRUIKERSHANDLEIDING Magic Remote Lees deze handleiding zorgvuldig door voordat u de afstandsbediening gebruikt en bewaar de handleiding om deze naderhand te kunnen raadplegen. AN-MR650A www.lg.com ACCESSOIRES

Nadere informatie

Ondersteuning. Bedankt dat u voor NETGEAR-producten hebt gekozen.

Ondersteuning. Bedankt dat u voor NETGEAR-producten hebt gekozen. Aan de slag Ondersteuning Bedankt dat u voor NETGEAR-producten hebt gekozen. Zoek nadat u uw product hebt geïnstalleerd het serienummer op het etiket van uw product op en gebruik dit om uw product te registreren

Nadere informatie

SNEL START GIDS MP3 PLAYER SPORT

SNEL START GIDS MP3 PLAYER SPORT SNEL START GIDS MP3 PLAYER SPORT VOORWOORD Gefeliciteerd met de aankoop van deze EnVivo speler. Lees alstublieft aandachtig de instructies on deze snel start gids alvorens u het apparaat in gebruik neemt,

Nadere informatie