Mark Visser, Maurice Gesfhuizen, Gerbert Kraaykamp & Maarten H.]. Wolbers Trends in arbeidsdeelname van oudere mannen in Nederland, i

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Mark Visser, Maurice Gesfhuizen, Gerbert Kraaykamp & Maarten H.]. Wolbers Trends in arbeidsdeelname van oudere mannen in Nederland, i"

Transcriptie

1

2 Wegen rond pensionering: nieuwe transities en trajecten is de boekaflevering bij jaargang 88 (2013) van het sociaal-wetenschappelijk tijdschrift Mens & Maatschappij. Inhoudsopgave -Q FSC MIX FSC-C Inleiding Omslagafbeelding: Peter Hilz / Hollandse Hoogte Cover design: Jos Hendrix, Groningen Layout: Publishing Services Goes ISBN 978 go e-isbn i (pdf) e-isbn (e-pub) NUR 741 / 748 Kene Henkens, Matthijs Kalmijn en Fleur Thomese / Amsterdam University Press, Amsterdam 2013 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag warden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieen, opnamen ofenige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieen uit deze uitgave is toegestaan op grand van artikel l6b Auteurswet 1912 j" het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. Marleen Damman & Kene Henkens 'Voorsorteren' in de jaren voor pensioen? Het effect van werkervaringen en geanticipeerde tijd tot pensioen op werkattituden van oudere werknemers Maria Miinderlein, Joop Schippers, Ferry Koster & Pearl Dykstra De rol van werkgerelateerde factoren en instituties voor de arbeidsparticipatie van ouderen in Europa Mark Visser, Maurice Gesfhuizen, Gerbert Kraaykamp & Maarten H.]. Wolbers Trends in arbeidsdeelname van oudere mannen in Nederland, i Rabina Cozijnsen, Nan Stevens & Theo van Tilburg Werkgerelateerde persoonlijke relaties na pensionering Levi van den Bogaard & Matthijs Kalmijn Vrijwilligerswerk na pensionering De invloed van opleiding en voormalig beroep Hanna van Solinge & Ellen Dingemans De drijvende krachten achter doorstarten op de arbeidsmarkt na pensionenng Over de auteurs l3l 155

3 rement of older employees - baseline results from the SHARE Study. European journal of Public Health, 17, P Siegrist, J. & Wahrendorf, M. (2010). Quality of work, health and early reti- 60 rement: European comparisons. Working paper , Mannheim: Mannheim Research Institute for the Economics of Aging. Smith, D.R., Holtom, B.C. & Mitchell, T.R. (2011). Enhancing precision in the prediction of voluntary turnover and retirement. Journal ofvocational Behavior, 79, p Walker, A. & Maltby, T. (2012). Active ageing: a strategic policy solution to demographic ageing in the European Union. International journal of Social Welfare, 21, Siiy-Siso. Wang, M. & Shultz, K.S. (2009). Employee retirement. A review and recommendations for future investigation Journal of Management, 36, p Wise, D.A. (2010). Facilitating longer working lives: international evidence in why and how. Demography, '47. P Trends in arbeidsdeelname van oudere mannen in Nederland, Mark Visser, Maurice Gesfhuizen, Gerbert Kraaykamp & Maarten H.J. Wolbers1 Summary Trends in labour force participation of older men in the Netherlands, This study examines trends in labour force participation of older men (55-64 years) in the Netherlands between 1992 and 2009 using Dutch Labour force Survey data (N = 99,927). ^n this period, the share of early retirees and disability recipients among Dutch older men steadily decreased, while the labour force participation increased. We characterize this developments both theoretically and empirically in terms of population ageing. For instance, institutional early retirement arrangements were abolished due to its rising costs associated with the ageing of the Dutch population. Older men, therefore, became more likely to be employed, unemployed or disabled compared to early retired. We also established that deindustrialization increases the risk of disability for older men. Moreover, a shrinking industry sector is particularly harmful for the lowest educated older men, as their likelihood to be in unemployment compared to early retirement increases. I. Inleiding Vanaf eind jaren zeventig tot midden jaren negentig van de frwintigste eeuw kregen veel oudere werknemers in Nederland een aanbod dat ze feitelijk niet konden afslaan: de mogelijkheid om de arbeidsmarkt te verlaten op relatiefjonge leeftijd tegen gunstige voorwaarden. Destijds had de Nederlandse overheid de intentie om de arbeidspartidpatie van jongeren te stimuleren door vervroegde pensionering te vergemakkelijken (SER, 1999; Kapteyn, De Vos & Kalwij, 2010). Daarnaast werd vervroegde uittreding gezien als een belangrijk sociaal vangnet in de bestrijding MARIA MUNDERLEIN JOOP SCHIPPERS, FERRY KOSTER & PEARL DYKSTRA

4 van de hoge werkloosheid onder Nederiandse ouderen (Casey & Bruche, 1983; KohTi e.a., 1991). Oudere werknemers hadden namelijk een reele kans om (langdurig) zonder baan te komen zitten; een situatie die zich 62 ook tegenwoordig in Nederland voordoet. Als gevolg van de economische crisis in de jaren tachtig steeg het percentage werklozen van 50 tot 65 jaar in Nederiand van ongeveer 2% in 1979 naar bijna 8% in 1984 (OECD', 2005). In plaats van werkloos te raken, maakten veel werknemers daarom gebruik'van de VUT (Vervroegde UitTreding) en de WAO (Wet ArbeidsOngeschiktheid) als alternatieve routes om de arbeidsmarkt te verlaten.2 Dit werd actief gestimuleerd door werkgevers. Niet alleen leeftijdsstereotypen, maar ook heersende opvattingen in de samenleving propageerden namelij kvervroegde uittreding (Henkens 2005). Sinds het midden van de jaren negentig van de vorige eeuw zijn in Nederiand, evenals in andere Westerse landen, het publieke debat en de wetten over pensionering drastisch gewijzigd (Ebbinghaus, 2006). Nederlandse politic! en beleidsmakers raakten steeds meer ge-interesseerd om het aantal personen dat met vervroegd pensioen ging of een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontving te reduceren (De Vroom 2004). Uittredepaden richtmg vervroegde pensionering werden zodoende grotendeels afgesloten. Bovendien vond een duidelijke verschuiving plaats van een cultuur van vervroegd uittreden naar langer doorwerken (Van Oorschot, 2007), al geniet vervroegde uittreding in Nederland, zoals ook in de meeste andere West-Europese landen, nog altijd wijdverspreide steun onder de bevolldng (Radl, 2012). Er zijn verscheidene argumenten voor de verschuiving in de beleidsstrategie van de Nederlandse overheld. Allereerst is vanwege de vergrijzing van de Nederlandse bevolking het publieke pensioensysteem onder grotere financiele druk komen te staan. Dit is dan ook een belangrijke reden voor de recente beslissing van het kabinet om de AOW-leeftijd stapsgewijs te verhogen. Daarnaast werd op grote schaal gebruikgemaakt van de VUT- en WAO-regelingen, hetgeen aanzienlijke financieringsproblemen met zich mee bracht. Tevens zijn er door de kredietcrisis delddngsproblemen ontstaan voor de meeste aanvullende en private pensioenfondsen, die hun kapitaal beleggen m aandelen. Verder wil de overheid vervroegde pensionering ontmoedigen, omdat het besef ontstond dat onwenselijk veel menselijk kapitaal (in termen van kennis en ervaring op de werkvloer) verloren gaat wanneer oudere werknemers de arbeidsmarkt vervroegd verlaten. Het stimuleren langer door te werken verhindert niet alleen een dergelijkverlies, maar verlicht tevens het in de toekomst verwachte arbeidsmarkttekort door een krimpend aantal (nieuwe) toetreders. Dit alles heeft onder meer tot gevolg gehad dat de kostbare VUTregelingen zijn vervangen door prepensioenarrangementen. Deze prepensioenregelingen zijn gemiddeld genomen minder genereus (dat wil zeggen: bieden een lager vervangingsinkomen) en flexibeler: hoe eerder mensen kiezen om te stoppen met werken, des te lager de prepensioenuitkering en vice versa (Soede & Bijkerk, 2003). Het prepensioen biedt daarmee sterkere prikkels om vervroegde pensionering uit te stellen. Verder is per i januari 2006 de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/ Prepensioen en introductie Levensloopregeling (VPL) geintroduceerd. Deze wet schafte de fiscale voordelen af van zowel de VUT- als de prepensioenregelingen voor personen geboren na Ook de toegang tot de WAO is beperkt (Van Oorschot & Hvinden, 2001). Zo zijn de medische criteria om in aanmerking te komen aangescherpt en wordt vaker en strenger gecontroleerd als men eenmaal een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt. Tot slot betalen werkgevers meer premie bij een groter aantal arbeidsongeschikten binnen hun bedrijf. Alle bovengenoemde veranderingen in de institutionele regelingen en wetgeving voor arbeidsongeschiktheid en (vervroegde) pensionering impliceren dat de beroepsloopbaan van ouderen in Nederland tegenwoordig is verlengd of dat zij wellicht vaker werkloos raken, terwijl zij voorheen met vervroegd pensioen gingen. Deze structurele omslag valt duidelijk af te lezen in figuur i. We richten ons hierbij op mannen van 55 tot 6s jaar. Hoewel met name de arbeidsparticipatie van vrouwen in de afgelopen decennia sterk is toegenomen, waren vervroegde uittredemogelijkheden in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw voornamelijk gericht op oudere mannen.3 Bovendien kan de sterke stijging in de arbeidsdeelname van vrouwen vooral toegeschreven worden aan de instroom van jongere cohorten vrouwen, die doorwerken na hun huwelijk en blijven doorwerken na het krijgen van kinderen. We beperken ons in dit artikel daarom slechts tot een analyse van mannen. Tussen 1992 en 1997 bleken meer mannen van 55 tot 65 jaar in Nederland vervroegd uitgetreden dan werkzaam. Vanaf 1998 zien we echter dat deze situatie is omgekeerd door de groeiende arbeidsparticipatie onder deze groep mannen. Tegelijkertijd is het aandeel werknemers dat de arbeidsmarkt vervroegd verliet of een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontving, geleidelijk afgenomen sinds begin jaren negentig. Daar waar het percentage vervroegde uittreders en arbeidsongeschikten met respectievelijk 16,6 en 11,9 procentpunten daalde, steeg het percentage werkzame ouderen van 31,5% in 1992 naar 59,4% in Deze trends zijn in grote lijnen in overeenstemming met eerder onderzoek dat zich alleen richtte op arbeidsparticipatie (bijvoorbeeld gedifferentieerd naar opleidingsniveau en leeftijd) en studies die weliswaar ingingen op de categorieen vervroegd uitgetreden en arbeidsongeschiktheid, maar over minder recente gegevens beschikten (Henkens & Kalmijn, 2006; Henkens, Van Dalen & Van Solinge, 2009; Arts & Otten, 2012). 63 MARKVISSER, MAURICE GESTHUIZEN, GERBERT KRAAYKAMP & MAARTEN H.J. WOLBERS TRENDS IN ARBEIDSDEELNAME VAN OUDERE MANNEN IN NEDERLAND,

5 64 Figuur i Trends in de arbeidsdeelname van oudere mannen (55 tot Gsjaar) in Nederland *Vervroegd uitgetreden.werkzaam Werkloos ««.: ^^Arbeidsongeschikt Inactief BRON: Enquete Beroepsbevolking ( ) Verschillende verklaringen zijn geopperd voor deze geobserveerde trends fvan Vuuren & Deelen, 2009). Al eerder gaven we aan dat flink is ingegrepen in de VUT en WAO, maar het kabinetsbeleid was er ook op gerichtom de beeldvorming over langer doorwerken te veranderen. Ons doel is om de trends in de arbeidsdeelname van oudere mannen in Nederiand nader te beschrijven door specifiek de rol van vergrijzing en deindustrialisering onder de loep te nemen. We beschouwen vergnjzing als de drijvende kracht achter de veranderende pensioenwetgeving en de beoogde cultuuromslag. Deindustrialisering is een factor waar tot op heden nauwelijks rekening mee werd gehouden, maar deze maatschappelijke ontwikkeling kan wel degelijkvan invloed zijn op de arbeidsdeelname van ouderen. We formuleren de volgende onderzoeksvraag: (i) In hoeverre kunnen we de ontwikkelingen in de arbeidsdeelname van oudere mannen in Nederland tussen 1992 en 2009 duiden aan de hand van vergrijzing en deindustridlisering? Recentelijk zijn wetenschappers nadrukkelijker begonnen om een sociaal stratificatieperspectief in het onderzoek naar ouderen en arbeid te incorporeren (Blossfeld e.a., 2011; Radl, 2013). Gezien het feit dat vervroegde pensionering steeds lastiger is geworden, bestuderen we of lager opgeleide mannen in vergelijking met hoger opgeleide mannen meer problemen ervaren om langer door te werken en daarbij een groter risico lopen om werkloos of arbeidsongeschikt te zijn, bijvoorbeeld omdat lager opgeleiden over minder menselijk kapitaal beschikken. Daarenboven onderzoeken we of deindustrialisering grotere nadelige gevolgen heeft voor werknemers met lagere diploma's, omdat zij oververtegenwoordigd zijn in de krimpende industriesector. Ongelijkheid tussen opleidingsniveaus in de late loopbaan van werknemers is zeer 65 relevant vanuit zowel maatschappelijk als wetenschappelijk oogpunt. Als blijkt dat de'industrialisering de laagst gekwalificeerde oudere werknemers het hardst treft in vergelijking met de hoger opgeleide ouderen, dan heeft dit overduidelijk consequenties voor bestaande sociale ongelijkheden onder ouderen in Nederland. Onze tweede en derde onderzoeksvraag luiden: (2) In hoeverre is de arbeidsdeelname van oudere mannen in Nederland tussen 1992 en 2009 gedifferentieerd naar opleidingsniveau, en (3) in hoeverre verschilt de invloed van demdustrialisering op de arbeidsdeelname van oudere mannen in Nederland tussen 1992 en 2009 naar opleidingsniveau? We beantwoorden deze onderzoeksvragen door gebruik te maken van de Enquete Beroepsbevolking (EBB), die jaarlijks is afgenomen in de periode (N = ). Vervroegde uittreding vormt daarbij het uitgangspunt in de analyse. Vervroegde pensionering wordt in het algemeen gezien als een gunstige uittrederoute in tegenstelling tot bijvoorbeeld werldoosheid of arbeidsongeschiktheid. Omdat deze gunstige mogelijkheid nauwelijks meer haalbaar is tegenwoordig, moeten oudere mannen langer doorwerken of zij zijn in andere situaties terechtgekomen, namelijk werldoosheid ofarbeidsongeschiktheid. 2. Theorie en hypothesen De trends in figuur i wijzen uit dat het percentage oudere mannen dat de arbeidsmarkt verliet via vervroegde uittreding of arbeidsongeschiktheld, gestaag afiiam tussen 1992 en 2009, terwijl de arbeidspartidpatie van deze groep steeg. Hieronder beschrijven we deze ontwikkeling theoretisch aan de hand van vergrijzing en deindustrialisering. 2. / Vergrijzing De Nederiandse bevolking is in rap tempo aan het vergrijzen. De voornaamste oorzaken zijn een stijgende levensverwachting en dalende vruchtbaarheidscijfers. Recente bevolkingsprognoses laten zien dat het aantal personen van 65 jaar en ouder in de periode zal stijgen van 2,5 miljoen (16% van de bevolking) naar 4,6 miljoen (26% van de bevolking) (Van Duin & Garssen, 2010). De vergrijzing van de Nederlandse samenleving heeft allereerst een stijging van het aantal potentiele oudere werknemers tot gevolg. Aangezien we weten dat het aantal jongeren op de arbeidsmarkt afneemt, kan een deel van de toegenomen arbeidsparticipatie van ouderen direct warden toegeschreven aan het stijgende MARKVISSER, MAURICE GESTHUIZEN, GERBERT KRAAYKAMP & MAARTEN H.J. WOLBERS TRENDS IN ARBEIDSDEELNAME VAN OUDERE MANNEN IN NEDERLAND,

6 aantal ouderen. Een deel van de groeiende oudere beroepsbevolking zal Fmrners langer doorwerken. Naast dit directe effect, zullen vooral indirecte effecten van vergrijzing doorwegen op de late beroepsloopbaan van 66 ouderen^ De aan de vergrijzing gerelateerde financiele zorgen over de betaalbaarheid van het pensioenstelsel hebben gezorgd voor ingrijpende instkutionele wijzigingen in de VUT en WAO om vervroegde uittreding teontmoedigen.'ook is ingezet op het bewerkstelligen van een cultuuromslag om langer doorwerken te stimuleren. Vergrijzing kan daarom warden beschouwd als een drijvende l<racht achter de beleidsmaatregelendie de arbeidsparticipatie van ouderen in Nederland stimuleren. Dit debat zou immers niet zo nadruldcelijk warden gevoerd als vergnjzing nietplaatsvond. We verwachten dat vergrijzing daarom de kans op werkzaamheid vergroot gedurende de late beroepsloopbaan vergeleken met vervroegde uittrede (Hi a). De aantrekkelijkevut- en WAO-regelingen zijn sterk ingeperkt. Naast hetstimuleren van ouderen om later uit te treden, kan dit ook de kans opwerldoosheid hebben vergroot (Gesthuizen & Wolbers^ 2011). Oudere mannen lopen mogelijk een groter risico om hun baan lcwijt te raken, bijvoorbeeld omdathun menselijk kapitaal is verouderd en in waarde verminderd. Verder zijn het vaak ouderen die de klos zijn en hun baan verliezen wanneer organisaties gaan herstructureren (Laczko & PhiUipson," 1991; Mollica & DeWitt, 2000). Leeftijdsdiscriminatie speelt hierin ook een rol, aangezien ouderen vaak warden geperdpieerd als minder productief(van Dalen, Henkens & Schippers, 2010). We voorspeuen.dat de'vergrijzmg van de Nederiandse bevolldng de kans op werkloosheid vergroot"ten"opzichte van vervroegde uittrede (Hib). We formuleren geen hypothese over de invloed van vergrijzing op de relatieve kans op arbeidsongeschiktheid, omdat we hiervoor geen theoretische argumenten hebben. 2.2 Deindustriafcering De Nederiandse dienstensector is in de laatste decennia exponentieel gegroeid ten koste van traditionele industrieen, zoals grootschalige productie (Van Gessel-Dabekaussen, 2008). Technologische innovaties en ontwikkelingen hebben daarnaast een zogenaamde 'sldll-biased technological change' in gang gezet: routinematige taken warden vervangen door activiteiten die meer autonomie en kennis van werknemers vergen. Hierdoor is de vraag naar hooggeschoold personeel toegenomen en die naar laaggeschoolde arbeid afgenomen (Katz & Autor, 1999;Spitz-Oener, 2006). Oudere werknemers ervaren hier hoogstwaarschijnlijk meer hindervan, aangezien we weten dat zij relatief vaker werkzaam zijn m de industriesector. Het feit dat oudere leeftijdsgroepen relatief vaker laaggeschoolde arbeid verrichten, kan door ten minste twee factoren warden verklaard. Het eerste argument betreft opleidingsverschillen tussen generaties. Oudere cohorten hebben gemiddeld een lager opleidingsniveau bereikt danjongere cohorten. Zij bezitten hierdoor minder kennis en vaardigheden om technologische ontwikkelingen bij te benen. Ten tweede is het - vanuit een levensloopperspectief - minder waarschijnlijk dat ouderen deelnemen aan trainingsprogramma's en bijscholingscursussen (Taylor & Urwin, 2001; Fouarge & Schils, 2009), ondanks het feit dat hun productiviteit lager wordt ingeschat dan die van jongeren (Van Dalen, Henkens & Schippers, 2010). De scholingsdeelname van Nederlandse oudere werknemers loopt fors achter op die van jongere werknemers. Dit gat is in Nederland overigens groter dan in de meeste andere landen binnen de Europese Unie (Wolbers, 2005). Uit cijfers van het OECD (2012) blijkt dat tussen 2001 en 2011 ongeveer 9,5% van de 55- tot 65-jarige werknemers in Nederland een (vorm van) training volgde in de maand voorafgaand aan het interview, ten opzichte van bijna 20% van de 25- tot ss-jarigen. Werkgevers zijn minder snel bereid te investeren in het menselijk kapitaal van werknemers op leeftijd. De achterliggende gedachte is dat men verwacht niet langdurig te kunnen profiteren van dergelijke investeringen (De Koning e.a., 2003). Tevens kan de bereidheid tot trainingsdeelname onder ouderen achterblijven omdat ze zelf vinden dat het geen nut heeft om bepaalde kennis en vaardigheden bij te spijkeren (Winterbotham, Adams 8; Kuechel, 2002), ofvanwege de schaamte die zij mogelijk ervaren wanneer ze training nodig hebben (Newton e.a., 2005). Samenvattend beargumenteren we dat de vraag naar banen in de dienstensector is toegenomen en dat er sprake is geweest van een 'sldllbiased technological change'. Dit heeft geleid tot een afname in de vraag naar laaggeschoolde arbeid. Als gevolg hiervan is de Nederlandse arbeidsmarkt sterk gedeindustrialiseerd geraakt. Terwijl in % van de beroepsbevolldng ( werknemers) een baan had in de industriesector, was dit percentage in 2009 nog maar 10% ( werknemers); een daling met een derde (CBS, 2013). Onlangs hebben Kollmeyer en Pichler (2013) laten zien dat deindustrialisering een van de hoofdoorzaken is van hoge werkloosheid in welvarende landen. We verwachten zoals gezegd dat vooral oudere werknemers hinder ondervinden van deindustrialisering, gegeven het feit dat zij relatiefvakerwerkzaam zijn in traditionele productiesectoren. Aangezien er tegenwoordig minder mogelijkheden zijn om eerder met pensioen te gaan, is onze verwachting dat de'industrialisering de kans op werldoosheid vergroot ten opzichte van vervroegde uittrede (H2). We verwachten dat deindustrialisering de kans op arbeidsongeschiktheid vergeleken met vervroegde uittrede niet beinvloedt, omdat de toegang tot de WAO is bemoeilijkt en er minder 67 MARKVISSER, MAURICE GESTHUIZEN GERBERT KRAAYKAMP & MAARTEN H.J WOLBERS TRENDS IN ARBEIDSDEELNAME VAN OUDERE MANNEN IN NEDERLAND,

7 68 fysieke banen zijn als gevolg van deindustrialisering en technologische vooruitgang. 2.3 Opfeidingsverschiffen in arbeidsdeefname Volgens de -human capital'-theorie is schoung en het daaruit voortvloe^ ende menselijk kapitaal een van de belangrijkste hulpbronnen waarover mdividuen beschilaen (Becker, 1964). Het niveau van iemands opleiding is van cruciaal belang voor de arbeidsmarktkansen van een persoon (Mincer,i974; Wolbers, 2000). Deels komt dit doordat diploma's.worden gezien als'een indicator van potentiele productiviteit (Arrow, 1973). Van Fageropgeleiden wordt verwacht dat zij minder kennis en vaardigheden ontwildcelen gedurende hun beroepsloopbaan, zodat werkgevers hoger opgeleide werknemers prefereren boven lager opgeleide (Gesthuizen SoFga & Kunster, 2011). Lager opgeleiden rapporteren daarnaast een slechtere gezondheid (Ross & Wu, 1995), onder andere omdat^zy yaker zwaarder werk verrichten (Althauser & Kalleberg, 1990). Uiteindelijk kan dit het risico op baanverlies als gevolg van fysieke klachten vergroten. Bovendien warden lager opgeleide oudere werknemers gepercipieerdals mmderproductief en melden zij zich vaker ziek (Phillipson & Smith, 2005). We verwachten daarom dat lager opgeleide oudere mannen een kleinere kans op werkzaamheid hebben (H3a) vergeleken met vervroegde'uittrede danhoger opgeleide oudere mannen, maar een grotere kans op werkloosheid (Hsb) of arbeidsongeschiktheid hebben (Hac). 2.4 Opfeidingsverschiffen in de inwoed van deindustrialisering Tot slotverwachten we dat deindustrialisering met name nadelig is voor ouderemannen met lagere kwalificaties, waardoor bestaande^sociale ongelijkheden warden versterkt. Uit een studie van Goos en Manning (2007)'bUjkt dat -skill-biased technological change' sterker is voortgeschreden'm traditionele industrieen dan in de tertiaire sector. Omdat veel lager opgeleide oudere mannen werkzaam zijn in de industne is hun arbeidsmarktsituatie waarschijnlijk verslechterd ten opzichte^van die van hoger opgeleide oudere mannen (Blossfeld, Buchholz & Kurz^ 2011). Bovendienheeft de toegenomen waardering van duurzame inzet ('.employability') in de Nederiandse kenniseconomie lager op eleide oudere^mannen hoogstwaarschijnlijk disproportioneel benadeeld. Zo kunnenzij minder gemakkelijk van baan wisselen om daarmee de nade- Uge~gevolgen van deindustrialisering te weerstaan, bijvoorbeeld door een overstap te maken van grootschalige productie naar de dienstensecto^voorts zijn werkgevers terughoudender met het investeren in oudere mannen met lagere diploma's, bijvoorbeeld als het gaat om scholing (Gruguhs & Vincent, 2009; Canduela e.a., 2012). Wat bovendien bijdraagt aan het probleem is dat in een internationale en onzekere economie (waarin het verstrekken van tijdelijke arbeidscontracten toeneemt), werkgevers marktrisico's verschuiven naar de minst gediplomeerden (Breen, 1997; De Lange, Gesthuizen & Wolbers, 2012). We leiden hieruit af dat deindustrialisering met name voor lager opgeleide oudere mannen de kans op werkzaamheid verkleint vergeleken met vervroegde uittrede (H4a). Ten slotte verwachten we dat deindustrialisering voor lager opgeleide oudere mannen de kans op werkloosheid (H4b) of arbeidsongeschiktheid vergroot (N40) ten opzichte van vervroegde uittrede. 3. Data en meetinstrumenten 3.1 Data Om onze verwachtingen te toetsen maken we gebruik van de Enquete Beroepsbevolking (EBB). Sinds 1987 verzamelt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) jaariijks gedetailleerde gegevens over de arbeidsmarktpartidpatie van (een representatieve steekproefuit) de Nederlandse bevolking. De doelpopulatie van de EBB bestaat uit personen van 15 jaar en ouder in Nederland, met uitzondering van personen in inrichtingen, instellingen en tehuizen (institutionele bevolldng). Respondenten warden face-to-face geinterviewd door middel van 'Computer Assisted Personal Interviewing' (CAPI). Onze dataset bestaat uit achttien jaargangen (1992 tot en met 2009) van de EBB. Helaas was het niet mogelijk gebruik te maken van de EBB'S voor 1992, omdat daarin informatie ontbreekt over ofwel de arbeidsdeelname ofwel het opleidingsniveau van de respondent. We hebben oudere mannen van 55 tot 65 jaar geselecteerd. 65-plussers hebben de AOWgerechtigde leeftijd bereikt en nemen we daarom niet mee in onze analyses. De ondergrens van 55 jaar komt voort uit het gegeven dat de VUT nauwelijks beschikbaar was voor personen jonger dan deze leeftijd. Tot slot zijn zelfstandigen buiten beschouwing gelaten. Na het verwijderen van respondenten met ontbrekende waarnemingen op etniciteit en/of opleidingsniveau bevat onze dataset gegevens over oudere mannen. 3.2 Meetinstrumenten De afhankelijke variabele arbeidsdeelname, samengesteld aan de hand van informatie over werkzaamheid en maatschappelijke positie van individuen, bestaat uit vijf categorieen: vervroegd uitgetreden, werkzaam, werkloos, arbeidsongeschikt en inactief. Een oudere man is vervroegd 69 MARK VISSER, MAURICE GESTHUIZEN, GERBERT KRAAYKAMP & MAARTEN H.J. WOLBERS TRENDS IN ARBEIDSDEELNAME VAN OUDERE MANNEN IN NEDERLAND,

8 70 uiteetreden als zijn voornaamste bezigheidpensionering^s^^j^ ^ets dan75jaar:onde7werkzaamvauen alle "u^em^n^^e 'etm^ttwfalfuutperweekwerken.werldoossta^voor^d^^^ ^nntnsd^k1, ^etwerlcvoorminder dan twaalfuu^per^ee^e ^^^S^rbetaaldwerkivoortwaalfuu^f^e^^ ^e8n:^deruee"ndiemmder dan twaalf uur per week of niet werkt en I w^^^^^-bemuwl^^s^^. ' gorhel^oatoza^sc(buotmua;o6^bo,hav^o^^^^^^^^ S^s^Zhvo±ger"beroepsonderwij^^ :S ^ - TveiimS,^tevesrZS^ ^azal^ererhebben'wevooriede^u^^^^^ k^ndtanpersonenvan 55 Jaar en uderto\perso^n;an,^ to^5,4 J^ ^VCCTf^tUne:"ht^//statUne.As^).Hoe^g^^^^ ^er7e\ergrijzmg:wehebben ook een maat g^onstrueerdw^ ^^^mm^:^'^^^^ Tsm'de'industriesector gedeeld door het totaal aan ^etstdlbnertepzwl;s^^^^^ ^^^^^W?^K^^^^^^^ ^ervto6eme7s'mdetndustriesector. Een hogere score duidt op een sterke^t^isae^s ee»,^1 -"'-^;m,^rm, AU^e^;Ih^a^l^^iesa^gevoegdvoor de leeftijd.categ^ Ts^^^^re^Te^Tjaar'^ l^t ^Sn^'I^m^^^sp^^^^;^; ZgchZnT)CPlelr3hlu.houdenkonden maximaal acht person ^d^ ^^^^^^^^^ ^net^etnatn"onzemodeuen. Uiteerder nderzod<bl^n^k ^ ^^^^rijk:^uito^nm2^ ^ZS; ^oegldrpen7oen"teogaan(henkens&yansounge^ Fnfo^mSFe m^genoimmover de arbeidsdeelname en^ het opleichng^ '^^^m^^^ma^wd^^ Zbuekanniridpeln^aaan±die vlndeprunaire respondent. Aangez^n^t ^'e^'otn^^^^^^^ bcetatten^nz7 analyse^ een controlevariabele die aangeeft o^an^ balteae^tnaatdzeisa^rdumm^ari^^^^^^ ^^^^^^mw^w^^^c^ ^o^enuon;eunptrjaarvoorafgaandaanie^r^^ t^^^^s^l^^ i staan besdmjvende resultaten weergegeven voor alle variabelen. MAKKVISSBK, MAUKZCB C.STHU.ZBN, CBKBBKT KK^KAMP & MAAKT.N H,. WO.BBKS 4. Analyses 4.1 Modellen Om de ontwikkelingen in de arbeidsdeelname van oudere mannen ade- 71 quaat te bestuderen passen we multinomiale logistische regressieanalyse met robuuste standaardfouten toe. Dit stelt ons in staat om rekening te houden met de hierarchische structuur van de data (oudere mannen 'genest' in surveyjaren). Vervroegd uitgetreden dient als de referentiecategorie. Vervroegde uittreding is door zowel culturele als institutionele veranderingen lastiger geworden, waardoor ouderen in plaats van vervroegde pensionering tussen 1992 en 2009 vaker terecht zijn gekomen in een van de andere categorieen (werkzaam, werkloos, arbeidsongeschikt of inactief). In de volgende paragraaf zullen we de referentiecategorie niet telkens vermelden omwille van de leesbaarheid van de resultaten. In model i introduceren we de individuele variabelen en partnerkenmerken inclusief dummies voor ieder survey] aar. Model i geeft dus de trends weer gecontroleerd voor compositieverschillen tussen jaren. Vervolgens trachten we in model 2 deze trends te duiden door de jaardummies te vervangen door inhoudelijk relevante variabelen, namelijk vergrijzing en de'industrialisering, met werkloosheid als controlevariabele. Tot slot toetsen we de statistische interactie tussen de'industrialisering en opleidingsniveau in model 3. In zowel model 2 als model 3 zijn de contextuele variabelen gecentreerd rondom het gemiddelde. 4.2 Resultaten De resultaten van de geschatte modellen warden gepresenteerd in tabel 2. Allereerst vinden we in model i grofweg de trends, zoals weergegeven in figuur i, terug. Ook in tabel 2 valt duidelijk een omslag waar te nemen van vervroegde uittreding naar langer doorwerken. Vergeleken met 1992 hadden oudere mannen tussen 1994 en 1997 een significant kleinere kans om werkzaam te zijn ten opzichte van vervroegd uitgetreden, maar vanaf 1998 is deze kans juist significant groter. Ook hadden oudere mannen vanaf 1999 een grotere kans om werkloos te zijn. Dit bevestigt dat oudere werknemers, toen de VUT werd afgeschaft, vaker in werkloosheid belandden. Het beeld met betrekking tot arbeidsongeschiktheid is minder eenduidig, wat deels wordt veroorzaakt door het feit dat de WAO ook veelvuldig werd gebruikt om oudere werknemers af te laten vloeien. Maar ook hier zien we dat ouderen eerst een kleinere kans hadden om arbeidsongeschiktheid te zijn in tegenstelling tot vervroegd met pensioen, en dat deze kans uiteindelijk positiefwordt en oploopt in het nieuwe millennium. In model 2 hebben we de jaardummies ingevuld door theoretisch TRENDS IN ARBEIDSDEELNAME VAN OUDERE MANNEN IN NEDERLAND,

9 72 Tabel i Beschrijvende resultaten fn = ) Arbeidsdeelname Vervroegd uitgetreden Werkzaam Werkloos Arbeidsongeschikt Inactief Opleidingsniveau BO MAVO/VMBO HAVO/VWO M BO HBO wo Leeftijdscategorie Etnische herkomst Autochtoon Allochtoon Alleenstaand Arbeidsdeelname partner Vervroegd uitgetreden Werkzaam Werkloos Arbeidsongeschikt Inactief Opleidingsniveau partner BO MAVO/VMBO HAVO/VWO M BO HBO wo Geen informatie over partner Vergrijzing (N = 18) DeTndustrialisering (N = 18) Werkloosheidspercentage (N = 18) BRON: Enquete Beroepsbevolking ( ) Bereik 0,38-0,51 0,06-0,63 3,50-8,50 Gemiddelde 0,274 0,430 0,021 0,145 0,130 0,160 0,209 0,031 0,349 0,168 0,084 0,219 0,211 0,203 0,192 0,175 0,905 0,095 0,127 0,042 0,222 0,014 0,038 0,532 0,179 0,318 0,033 0,207 0,090 0,021 0,025 0,426 0,305 5,783 relevante variabelen om de trends inhoudelijk te kunnen beschrijven. Wanneer we het contrast tussen werkzaam en vervroegd uitgetreden in model 2 bekijken, merken we allereerst het substantiele effect op van vergrijzing (b = 11,283). Vergrijzing heeft een positieve invloed op 73 de arbeidsparticipatie van oudere mannen in Nederland, overeenkomstig hypothese la. Vergrijzing beinvloedt ook het risico op werkloosheid tijdens de late beroepsloopbaan: hoe hoger de proportie ouderen ten opzichte van jongeren, des te groter de kans om werkloos te zijn vergeleken met vervroegd uitgetreden (b = 14,360). We kunnen hypothese ib daarom bevestigen. We wijzen erop dat de vergrijzing van de Nederlandse samenleving ook het relatieve risico op arbeidsongeschiktheid Uchtelijk beinvloedt (b = 2,823). De bevindingen in model 2 geven verder aan dat deindustrialisering geen invloed uitoefent op de kans op werldoosheid in vergelijking met vervroegde uittreding. Hypothese 2 kan dus niet warden bevestigd. Deindustrialisering vergroot echter wel de kans voor oudere mannen in Nederiand om arbeidsongeschikt te zijn (b = 0,396). Als de industriesector in Nederland met 1% krimpt tussen twee opeenvolgende surveyjaren, dan warden de odds voor oudere mannen om arbeidsongeschikt te zijn vergeleken met vervroegde pensionering ongeveer 1,5 (e -396) maal zo groot. Vervolgens richten we ons op opleidingsverschillen in de arbeidsdeelname van oudere mannen. De resultaten in model 2 tonen aan dat oudere mannen met een wo-diploma (b = 0,401) een grotere kans hebben om werkzaam te zijn dan personen die alleen basisonderwijs (bo) hebben genoten. Wanneer iemand echter het mbo heeft afgerond, is deze kans lager (b = -0,194). Verder zijn er geen verschillen in de kans om werkzaam te zijn tussen mannen met mavo/vmbo, havo/vwo en hbo als hoogst behaalde opleidingsniveau enerzijds en mannen met basisonderwijs anderzijds. Het empirische bewijs met betrekldng tot hypothese 3a is dus twijfelachtig. We kunnen onze hypothese alleen bevestigen als we personen met een diploma uit het basisonderwijs vergelijken met universitair opgeleiden. Wanneer we Idjken naar het contrast tussen werkloosheid ofarbeidsongeschiktheid en vervroegde uittrede, dan komt een duidelijker patroon naar voren. Hoger opgeleide oudere mannen (mavo/vmbo, mbo en hbo) hebben een kleinere kans om werkloos te zijn vergeleken met vervroegde uittrede dan de laagst opgeleide oudere mannen (b = -0,202; b = -0,354; b = -0,235). Het is ook minder waarschijnlijk dat zij arbeidsongeschikt zijn ten opzichte van de laagst opgeleiden (b = -0,587; b = -1,360; b = -1,127; b = -1,694; b = -1,832). Maar oudere mannen die alleen basisonderwijs hebben gevolgd, zijn niet vaker werldoos dan oudere mannen die aan een universiteit gestudeerd hebben. In het algemeen bieden de resultaten ondersteuning voor zowel hypothese 3b als 30. MARKVISSER, MAURICE GESTHUIZEN, GERBERT KRAAYKAMP & MAARTEN H.J. WOLBERS TRENDS IN ARBEIDSDEELNAME VAN OUDERE MANNEN IN NEDERLAND,

10 74 Tabel 2 Resultaten multinomiale logistische regressieanalyse van vervroegd uitgetreden () versus werkzaam, werkloos en arbeidsongeschikt, logits met robuuste standaardfouten (N = ) Opleidingsniveau BO MAVO/VMBO HAVO/VWO M BO HBO wo Leeftijdscategorie Allochtoon Alleenstaand Werkzaam Model I 0,016-0,002-0,193*** 0,046 0,402*** 2,457*** 1,296*** -1,497*** -2,276***.0,122*** 0,735*** Werkloos Model I -0,202* -0,096-0,354*** -0,235** -0,016 2,513*** 1,378*** -0,911***.1^499*** 0,639*** 1,420*** Arbeidsongeschikt Model I -0,586*** -1,358*** -1,126*** -1,694***,831***,516*** 0,717*** -0,540*** -0,647*** 0,315*** 0,700*** Jaar Werkzaam Werkloos Arbeidsongeschikt Model I Model I Model I -0,080-0,074-0,036-0,172** 0,089-0,138* -0,191** 0,075-0,191** -0,194** 0,214.0,294*** -0,098-0,130.0,308*** 0,167** -0,109-0,121-0,147* 0,771*** -0,156* 0,426*** 0,932*** -0,042 0,588*** 0,677*** 0,038 0,851*** 0,712*** 0,185** 0,861*** 1^092*** 0,154* 0,912*** 1,446*** 0,132* 0,920*** 1,601*** 0,123* 1,016*** 1,621*** 0,097 1,230*** 1,751*** 0,104 1,491*** 1,783*** 0,185** 1,755*** 2,004*** 0,283*** 75 Arbeidsdeelname partner Vervroegd uitgetreden Werkzaam Werkloos Arbeidsongeschikt Inactief 1,150*** 1,274*** 0,897*** 0,669***,286*** 1,960*** 1,176*** 0,633*** 0,481*** 0,716*** 1,136*** 0,319*** Intercept -0,769***.4,919*** -0,181* Significantieniveaus: ~p<0,10, *p<0,05, **p<0,01, ***p<0,001 (tweezijdige toetsing). Noot: Het contrast vervroegd uitgetreden () versus inactief is wel geschat, maar niet opgenomen in de tabel. BRON.-Enquete Beroepsbevolking ( ) Opleidingsniveau partner BO MAVO/VMBO HAVO/VWO MBO HBO wo Geen informatie over partner -0,052-0,100-0,020 0,108* 0,350*** 1,080*** -0,266*** -0,048-0,264** -0,290** 0,181 1,136*** -0,393*** -0,527*** -0,505*** -0,515*** -0,322* 0,759*** Om meer inzicht te krijgen in de gevonden trends hebben we op basis van model 2 de voorspelde kansen bepaald voor ieder individu. Vervolgens hebben we de gemiddelde kansen op de categorieen van de afliankelijke variabele berekend voor 1992 en Daaruit blijkt dat oudere mannen in 1992 gemiddeld een kans hadden van 0,346 om vervroegd uitgetreden te zijn. In 2009 is deze kans gehalveerd naar 0,172. Voor de categorie werkzaam zien we juist dat de kans tussen 1992 en 2009 is toegenomen van 0,310 naar 0,590. Ook de kans om werkloos te zijn nam in deze periode toe; van 0,011 in 1992, naar 0,030 in Tot slot nam de gemiddelde kans op arbeidsongeschiktheid af; in 1992 was deze kans 0,210, tegenover 0,097 in Met model 3 toetsen we in hoeverre het effect van deindustrialisering sterker ofzwakker is voor de verschillende opleidingsniveaus. Zoals MARK VISSER. MAURICE GESTHUIZEN GERBERT KRAAYKAMP & MAARTEN H.J WOLBERS TRENDS IN ARBEIDSDEELNAME VAN OUDERE MANNEN IN NEDERLAND,

11 Tabel i (vervolg) Werkzaam Werkloos Arbeidsongeschikt Model 2 Model 3 Model 2 Model 3 Model 2Model 3 76 Opleidingsniveau BO MAVO/VMBO HAVO/VWO M BO H BO wo Leeftijdscategorie Allochtoon Alleenstaand Arbeidsdeelname Werkzaam Werkloos Inactief Opleidingsniveau partner BO MAVO/VMBO HAVO/VWO MBO H BO wo Geen informatie over partner Vergrijzing Werkzaam Werkloos Arbeidsongeschikt Model 2 Model 3 Model 2 Model 3 Model 2 Model 3 0,015-0,005 0,013 0,022-0,194*** -0,191*** 0,045 0,401*** 0,052 0,438*** 2,456*** 2,458*** 1,295*** 1,297***. ] ^496*** -1,496*** -2,275*** -2,275*** -0,122*** -0,122* 0,733*** partner Vervroegd uitgetreden Arbeidsongeschikt DeTndustrialisenng ^^- 1,270*** 0,898*** -0,202* -0,094-0,354*** -0,235** -0,015 2,514*** 1,379*** -0,199* -0,061-0,362*** -0,279** 0,000 2,517*** 1,381*** -0,587*** -0,596*** -1,360*** -1,381*** *** -1,129***.1,694*** -,689*** *** -,832*** 1,514*** 0,716*** *** -0,91 2*** -0,539** 1,513*** 0,716*** -0,539*** *** -1,502*** -0,646*** -0,647*** 0.641*** 0,642*** 0,315*** 0,316*** 0.725*** 1,418*** 1,423*** 0,696*** 0,700* 1,144*** 1,268*** 0,891*** 1,285*** 1,958*** 1,181***,281*** ^960*** 1,187*** 0,480*** 0,711*** 1,137*** 0,481*** 0,715*** 1,141*** 0.669*** 0,664*** 0,632*** 0,630 1< 0,3 8*** 0,319*** , ,266*** -0,259** ,096-0,046-0, ,015-0,265** -0,257** 0.107* 0,100* -0,290** -0,288** 0.349*** 0,350*** 0,182 0, *** 1,070*** 1,134*** 1,136*** -0,395*** -0,393*** *** -0,527*** -0,506*** -0,503*** -0,516*** -0,515*** -0,323** -0,327** 0.756*** 0,759*** 1.283*** 11,342*** 14,360*** 14,222*** 2,823*** 2,806*** ,030 1,198-0,396* 0,365- DeTndustrialisering* Opleidings niveau BO MAVO/VMBO HAVO/VWO MBO HBO wo Intercept -0,108*** 0,291 Werkloosheidspercentage 0,841-0,172-0,112 1,701*** -0,107*** -0,040-0,968-0,639-1,652** -2,803*** -0,475-0,041-0,056** 0,422-0,808 0,086-0,777* -0,151-0,056*** 6,135*** 6,170*** 4,757*** 4,785*** -3,258*** *** Significantieniveaus: ~p<0.10, *p<0,05, **p<0,01, ***p<0,001 (tweezijdige toetsing). Noot: Met contrast vervroegd uitgetreden () versus inactief is wel geschat, maar niet opgenomen in de tabel. BRON: Enquete Beroepsbevolking ( ) tabel 2 laat zien, heeft deindustrialisering alleen voor universitair opgeleide oudere mannen een effect op de kans om werkzaam te zijn "(b = -0, ,701). Dit is een gedeeltelijke bevestiging van hypothese 4a, omdat de overige interacties tussen deindustrialisering en opleidingsniveau niet significant van nul afwijken. We vinden verder een positief effect van deindustrialisering op de kans op werldoosheid voor de laagst gekwalificeerden (b = 1,198). Het effect van deindustrialisering op de kans om werkloos te zijn is zwakker voor oudere mannen met een mboen hbo-diploma in vergelijldng met oudere mannen met basisonderwijs als hoogst behaalde opleidingsniveau (b = 1,198-1,652; b = 1,198-2,803). Hypothese 4b wordt hiermee grotendeels ondersteund. Een soortgelijk beeld zien we wanneer we arbeidsongeschikte oudere mannen vergelijken met vervroegd uitgetreden oudere mannen. De resultaten suggereren dat er een positief effect is van deindustrialisering op de kans op arbeidsongeschiktheid voor de laagst opgeleiden, maar dit effect is zwakker voor degenen die het hbo hebben afgerond (b = 0,365-0,777). Dit is slecht een gedeeltelijke bevestiging van hypothese 40, omdat de ovenge interactietermen niet statistisch significant zijn. We bespreken ook kort de effecten van enkele controlevariabelen in model 2. Ten eerste vinden we sterke leeftijdseffecten. De kans om werkzaam, werkloos of arbeidsongeschikt te zijn vergeleken met vervroegd uitgetreden is kleiner, naarmate iemand ouder is. Ten tweede lopen allochtonen een groter risico op werkloosheid (b = 0,640) en arbeidson- 77 MARKVISSER, MAURICE GESTHUIZEN, GERBERT KRAAYKAMP & MAARTEN H.J. WOLBERS TRENDS IN ARBEIDSDEELNAME VAN OUDERE MANNEN IN NEDERLAND,

12 geschiktheid (b = 0,315) dan autochtonen. Tevens zijn zij minder vaak werkzaam (b = -0,122). Ten derde blijkt vervroegde uittreding vaak een stap die partners gezamenlijk maken. Voor ieder contrast in de multi- 78 nomiale regressieanalyse geldt dat het hebben van een partner die niet met vervroegd pensioen is, de kans vergroot voor oudere mannen om werkzaam, werkloos en arbeidsongeschikt te zijn. Deze bevindingen zijn in overeenstemming met eerder onderzoek naar partnereffecten (Henkens, Kraaykamp & Siegers, 1991). 5. Conclusies en discussie Tussen eindjaren zeventig en middenjaren negentigvan devorige eeuw was de algemeen heersende en geinstitutionaliseerde norm in Nederland dat oudere werknemers uitgebreide rechten hadden om de arbeidsmarkt vervroegd te verlaten. De Nederlandse overheid heeft vervroegde uittreding sinds die tijd steeds minder aantrekl<elijk gemaakt, in hoofdzaak vanwege de betaalbaarheid van de AOW. Als gevolg van de vergrijzing van de Nederlandse bevolking neemt het aantal mensen dat het collectieve ouderenpensioen dient te finanderen namelijk af, terwijl een groeiend aantal ouderen aanspraak maakt op een AOW-uitkering. Wijzigingen in de wetgeving random vervroegde pensionering en arbeidsongeschiktheid hebben ervoor gezorgd dat oudere mannen in Nederland tegenwoordig een grotere kans hebben om werkzaam te zijn vergeleken met vervroegde uittrede. We waren evenwel niet in staat om empirisch aan te tonen of het nu institutionele ofjuist culturele veranderingen zijn die ten grondslag hebben gelegen aan deze omslag. Onze bevindingen lieten ook zien dat vergrijzing het risico op werkloosheid vergroot voor oudere werknemers. Dit betekent dat niet iedereen in staat blijkt om een baan te behouden tijdens de late loopbaan. Dit lijkt onwenselijk gegeven het feit dat werldoosheid negatieve gevolgen heeft voor zowel individuen als de samenleving in zijn geheel (Gallie, Paugam & Jacobs, 2003). Aangezien de vergrijzing van de Nederlandse samenleving ongeveer in 2040 zal pieken, zullen kwesties omtrent de werkzaamheid van oudere werknemers hoog op de politieke agenda blijven staan. Los van de invloed van vergrijzing, speelt ook deindustrialisering een rol in het duiden van de ontwikkelingen in de arbeidsdeelname van oudere mannen. Dit onderzoek heeft aangetoond dat de krimpende industriesector nadelige gevolgen heeft voor oudere mannen in termen van hun kans op arbeidsongeschiktheid ten opzichte van vervroegde uittrede. Een mogelijke verldaring is dat - naast het verdwijnen van banen in traditionele industrieen - het werk zelfmeer is gaan eisen van werknemers (Bluestone & Harrison, 1982). Fabrieksarbeiders kunnen bijvoorbeeld een hogere werkdruk ervaren als gevolg van bezuinigingen ofhet maken van overuren, hetgeen zich uiteindelijk kan vertalen in ziekte of gebrek. Daarnaast kunnen de gezondheids- en veiligheidsprogramma's voor personen in de industriesector uitgehold zijn. In tegenstelling tot onze verwachting heeft deindustrialisering geen invloed op de kans op werkloosheid tijdens de late beroepsloopbaan. Mogelijk komt dit doordat arbeidsongeschiktheid lang is gebruikt als alternatieve uittrederoute. Een ander doel van dit onderzoek was om verschillen naar opleidingsniveau te bestuderen voor de arbeidsdeelname van Nederlandse oudere mannen. We concluderen dat lager opgeleide oudere mannen gemiddeld genomen slechter af zijn dan hun hoger opgeleide tegenhangers. Zo is het risico op arbeidsongeschiktheid veel groter voor de laagst opgeleide oudere mannen in vergelijldng met oudere mannen die een hoger opleidingsniveau hebben. Onze bevindingen ondersteunen in het algemeen ook de hypothese dat lager opgeleide oudere mannen vaker werkloos zijn dan hoger opgeleide oudere mannen. Verrassenderwijs hebben oudere mannen met een mbo-diploma een kleinere kans om werkzaam te zijn dan mannen die alleen basisonderwijs hebben gevolgd, als we dit afzetten tegen vervroegde pensionering. Wellicht suggereert dit niet zo zeer een kleinere kans om werkzaam te zijn, maar eerder dat VUT-regelingen in het verleden voornamelijk gebruikt werden door personen met beroepsspecifieke opleidingen, waar personen met alleen basisonderwijs minder in aanmerldng lcwamen voor dergelijke regelingen en daardoor bijvoorbeeld eerder werkloos raakten. Sectorale cao's verschilden behoorlijk van elkaar met betrekking tot de vervroegde uittredemogelijkheden die werden aangeboden tot het midden van de jaren negentig. Deze collectieve arbeidsovereenkomsten hebben vooral voordelig uitgepakt voor ouderen met een mbo- en hbo-opleiding. Zij werkten namelijk veelal in sectoren (zoals de overheid en het onderwijs) waarin vervroegde pensionering sterk aangemoedigd werd (Beeksma, Junger & De la Croix, 2007). Tot slot bestudeerden we in welke mate het effect van deindustrialisering verschilt naar opleidingsniveau. Dit bleek in algemene zin niet het geval. Twee spedfieke vergelijldngen tussen opleidingsniveaus suggereren echter dat er wel degelijk sociale ongelijkheden bestaan. Universitair opgeleide oudere mannen zijn vaker werkzaam bij sterkere de'industrialisering, wat impliceert dat zij meer kansen op de arbeidsmarkt hebben en gemakkelijker van baan kunnen wisselen. Verder ondervinden de laagst opgeleide oudere mannen de meeste hinder van deindustrialisenng ten opzichte van oudere mannen met een mbo- en hbo-diploma, met betrelddng tot hun risico op werkloosheid. Deze bevinding heeft belangrijke implicaties voor toekomstig beleid. De beroepsspecifieke vaardigheden van mbo'ers en hbo'ers behoedt hen voor baanveriies in 79 MARKVISSER, MAURICE GESTHUIZEN, GERBERT KRAAYKAMP & MAARTEN H.J. WOLBERS TRENDS IN ARBEIDSDEELNAME VAN OUDERE MANNEN IN NEDERLAND,

13 vergelijking met ouderen zonder enig diploma. Een zinvolle wijze waarop de nadelige positie van de laagst opgeleiden verbeterd kan warden, is deelname aan scholing. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat variatie 80 tussen landen in de arbeidsdeelname van ouderen voor een groot deel kan warden verklaard door verschillen in de mogelijkheden voor ouderen om scholingsactiviteiten te ontplooien (Engelhardt, 2012). We realiseren ons echter dat het in de praktijk lastig kan zijn om lager opgeleide oudere mannen bij of om te scholen. In plaats daarvan opperen we dat flexibele pensioenregelingen beter in staat zijn om sociale ongelijkheden in de late beroepsloopbaan van werknemers te bestrijden. Dergelijke flexibele pensioneringsopties, bijvoorbeeld door een vermindering van het aantal gewerkte uren of een overstap naar een minder veeleisende baan, maken het voor lager opgeleide oudere mannen mogelijk om het reguliere inkomen aan te vullen met een gedeeltelijk ouderdomspensioen. Bovendien lainnen dergelijke regelingen gezondheidsrisico's compenseren, aangezien lager opgeleide oudere werknemers relatief vaker in slechte gezondheid verkeren. Ook kunnen flexibele pensioenen worden gezien als de manier am langer doorwerken aan te moedigen (niet alleen onder de lager opgeleiden), zodat onzekere en lagere pensioenuitkeringen opgevangen kunnen warden. Hoewel het samenvoegen van een groot aantal jaargangen van de EBB ons in staat stelde om trends in de arbeidsdeelname van oudere mannen in Nederland tussen 1992 en 2009 te bestuderen, kan aanzienlijke vooruitgang warden geboekt door de late beroepsloopbaan van werknemers in kaart te brengen vanuit een levensloopperspectief. Dit maakt betrouwbaardere, meer causale uitspraken mogelijk. Aan de hand van levensloopgegevens kunnen belangrijke transities tijdens de late beroepsloopbaan van werknemers warden onderzocht. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht warden aan de kans op werkloosheid ofneerwaartse inkomensmobiliteit. Meer specifiek is het interessant informatie toe te voegen over individuele opleidingscarrieres en het werkverleden van personen, om te bepalen in hoeverre sociale ongelijkheden in de late beroepsloopbaan van werknemers veroorzaakt warden door verschillen in het menselijk kapitaal dat men heeft opgebouwd voor en tijdens de beroepsloopbaan. In dergelijk onderzoek is het ook interessant naar de timing van pensionering te kijken en om factoren op het macroniveau te interacteren met individuele kenmerken als leeftijd en opleiding. Noten i. De auteurs zijn verbonden aan de sectie Sodologie van de Radboud Universiteit Nijmegen. Correspondentie naar: M. Visser, Radboud Universiteit Nijmegen, Sectie Sociologie/ICS, Postbus 9104, 6500 HE Nijmegen, 2. Begin jaren negentig maakten bijvoorbeeld Nederlandse werknemers gebruik van de VUT, tegenover maar werknemers begin jaren tachtig (OECD, 2005). De VUT-regelingen waren dikwijls erg gunstig en boden een vervangingspercentage tot 80% van het laatstverdiende loon vanaf de leeftijd van meestal ssjaar. 3. Het aandeel oudere vrouwen in onze data dat vervroegd uitgetreden of arbeidsongeschikt is, blijkt redelijk stabiel in de periode en ligt ieder jaar ruim onder de 10%. 4. Bijvoorbeeld: in 1993 is het percentage werknemers in de industriesector 14,5%. In 1994 is dit 13,9%. De relatieve verandering is berekend door 13,9 van 14,5 afte trekken, wat betekent dat we een score van 0,6 procentpunten op deindustrialisering hebben toegewezen voor Literatuur Althauser, R.P. & Kalleberg, A.L. (1990). Identifying career lines and internal labor markets within firms: a study in the interrelationships of theory and methods. In: R.L. Breiger (Ed.), Social mobility and social structure (p ). Cambridge: Cambridge University Press. Arrow, K.J. (1973). Higher education as a filter. Journal of Public Economics, 2, p Arts, K. & Otten, F. (2012). Arbeidspartidpatie van ouderen: de trends. In: N. van Nimwegen & C. van Praag (Eds.), Bevolkingsvraagstukken in Nederland anno Actiefouder warden in Nederland (p ). Amsterdam: Amsterdam University Press. Becker, G.S. (-1964). Human capital. New York: National Bureau of Economic Research. Beeksma, M., Junger, E.C. & De la Croix, J. (2007). Perspectief op longer doorwerken (2006). Een onderzoek naar CAO-afspraken tussen sociale partners met betrekking tot longer doorwerken. Den Haag: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Blossfeld, H.-P., Buchholz, S. & Kurz, K. (2011). Aging populations, globalization and the labor market. Comparing late working life and retirement in modern societies. Cheltenham: Edward Elgar. Bluestone, B. & Harrison, B. (1982). The deindustrialization of America. New York: Basic Books. Breen, R. (1997). Risk, recommodification and stratification. Sociology, 31, p Canduela, J., Dutton, M., Johnson, S., Lindsay, C., McQuaid, R.W. & Reaside, R. (2012). Ageing, skills and participation in work-related training in Britain: assessing the position of older workers. Work, Employment and Society, 26, p Casey, B. & Bruche, G. (1983). Work or retirement? Labor market and social policy for older workers in France, Great Britain, the Netherlands, Sweden and the USA. Aldershot: Gower. 81 MARKVISSER. MAURICE GESTHUIZEN, GERBERT KRAAYKAMP & MAARTEN H.J. WOLBERS TRENDS IN ARBEIDSDEELNAME VAN OUDERE MANNEN IN NEDERLAND,

14 CBS (2013). CBS Stafline database. Website: Dalen, H.P. van, Henkens, K. & Schippers, J. (2010). Productivity of older workers: Perceptions of employers and employees. Population and Deve- 82 lopment Review, 36, p Duin, C. Van 8; Garssen, J. (2010). BevoTkingsprognose : sterkere vergrijzing, langere levensduur. Den Haag: CBS. Ebbinghaus, B. (2006). Reforming early retirement in Europe, Japan and the USA. Oxford: Oxford University Press. Engelhardt, H. (2012). Late careers in Europe: Effects of individual and institutional factors. European Sociological Review, 28, p Fouarge, D. & Schils, T. (2009). The effect of early retirement incentives on the training participation of older workers. Labour, 23, p Gallie, D., Paugam, S. & Jacobs, S. (2003). Unemployment, poverty and social isolation. Is there a vicious circle of social exclusion? European Societies, 5, p Gessel-Dabekaussen, G. van (2008). Verwevenheid industrie en diensten: Veranderingen in de samensteuing van ondernemingengroepen. Den Haag: CBS. Gesthuizen, M., Solga, H. & Kunster, R. (2011). Context matters: Economic marginalisation of low-educated workers in cross-national perspective. European Sociological Review, 27, p Gesthuizen, M. & Wolbers, M.H.J. (2011). Late career instability and the transition into retirement of older workers in the Netherlands. In: H.-P. Blossfeld, S. Buchholz & K. Kurz (Eds.), Aging populations, globalization and the labor market. Comparing late working life and retirement in modern societies (p ). Northampton, MA: Edward Elgar. Goos, M. 8; Manning, A. (2007). Lousy and lovely jobs: The rising polarization of work in Britain. Review of Economics and Statistics, 89, p Grugulis, I. & Vincent, S. (2009). Whose sldll is it anyway? Work, Employment and Society, 23, p Henkens, K. (2005). Stereotyping older workers and retirement: The managers' point of view. Canadian journal on Aging, 24, p Henkens, K. & Kalmijn, M. (2006). Labor exits of older men in the Netherlands: An analysis of survey data In: H.-P. Blossfeld, S. Buchholz & D. Hofacker (Eds.), Globdlization, uncertainty and late careers in society (p ). Londen: Routledge. Henkens, K., Kraaykamp, G. & Siegers,}. (1991). Partners en arbeidsmarktpositie. Mens & Maatschappij, 66, p Henkens, K., Van Dalen, H.P. & Van Solinge, H. (2009). De vervagende grens tussen werk en pensioen: Over doorwerkers, doorstarters en herintreders. Amsterdam: Amsterdam University Press. Henkens, K. 8; Van Solinge, H. (2002). Spousal influences on the decision to retire. International Journal of Sociology, 32, p Kapteyn, A., De Vos, K. 8r Kalwij, A. (2010). Early retirement and employment of the young in the Netherlands. In: J. Gruber & J.A. Wise (Eds.), Social security programs and retirement around the world: "The relationship to youth employment (p ). Chicago: University of Chicago Press^ Katz, L.F. & Autor, D.H. (1999). Changes in the wage structure and earmngs inequality. In: 0. Ashenfelter & D.E. Card (Eds.), Handbook of labor economics, Vol. 3 (p ). Amsterdam: Noord-Holland. Kohli, M., Rein, M., Guillemard, A.-M. & Van Gunsteren, H. (1991). Time for retirement: Comparative studies of early exit from the labor force. Cambridge: Cambridge University Press. Kollmeyer, C. & Pichler, F. (2013). Is deindustrialization causing high unemployment in affluent countries? Evidence from 16 OECDcountries, Social Forces, 91, p Koning, J. de, Gravesteijn-Ligthelm, J.H., Gelderblom, A. & Van den Boom. L. (2003). Meer vrouwen en ouderen aan het werk: wat zijn de randvoorwaarden voor werkgevers? Rotterdam: SEOR. Laczko F. & Phillipson, C. (1991). Changing work and retirement: Social policy and the older worker. Philadelphia: Keynes. Lange, M. de, Gesthuizen, M. & Wolbers, M.H.J. (2012). Trends in labour market Hexibilization among Dutch school-leavers: The impact of economic globalization on educational differences. International Sociology, 27, p Mincer, J. (1974). Schooling, experience, and earnings. New York: Columbia University Press. Mollica, K.A. & DeWitt, R. (2000). When others retire early: What about me? Academy of Management Journal, 43, p Newton, B, Hurstfield, J., Miller, L., Alcroyd, K. & Gifford, J. (2005). Traimng participation by age amongst unemployed and inactive people. Londen: Stationery Office. OECD (2005). Ageing and employment policies. Netherlands. Parijs: OECD. OECD (2012). OECD thematic follow-up review of policies to improve labour market prospects for older workers. Netherlands. Parijs: OECD. Oorschot, W.J.H. van (2007). Narrowing pathways to early retirement in the Netherlands. The Journal of Poverty and Social Justice, 15, p Oorschot, WJ.H. van & Hvinden, B. (2001). Disability policies in European countries. Den Haag: Kluwer Law International. Phillipson C. & Smith, A. (2005). Extending working life: A review of the research literature. Londen: Department for Work and Pensions. Radl J. (2012). Too old to work, or too young to retire? The pervasiveness of age norms in Western Europe. Work, Employment and Society, 26, p Radl, J. (2013). Labour market exit and social stratification in Western Europe. The effects of social class and gender on the timing ofretirement. European Sociological Review, 29, p MARK VISSER, MAURICE GESTHUIZEN, GERBERT KRAAYKAMP & MAARTEN H.J. WOLBERS TRENDS IN ARBEIDSDEELNAME VAN OUDERE MANNEN IN NEDERLAND,

15 Ross, C.E. & Wu, C. (1995). The links between education and health. American Sociological Review, 60, p SER (1999). Bevordering arbeidsdeelname ouderen. Den Haag: SER. 84 Soede, A.J. & Bijkerk, W.O. (2003). De VUT voorwj?: pensioen en ouderenparticipatie. Breukelen: NYFER. Spitz-Oener, A. (2006). Technical change, job tasks, and rising educational demands: Looking outside the wage structure. Journal of Labor Economics, 24, p Taylor, P. & Urwin, P. (2001). Age and participation in vocational education and training. Work, Employment and Society, 15, P Vroom, B. de (2004). The shift from early to late exit: changing institutional conditions and individual preferences. The case of the Netherlands. In: T. Maltby, B. de Vroom, M.L. Mirabile 8; E. Overbye (Eds.), Ageing and the transition to retirement. A comparative analysis of European welfare states (p ). Aldershot: Ashgate. Vuuren, D. van & Deelen, A. (2009) De partidpatiegraad van ouderen ontrafeld. Economisch Statistische Berichten, 94 (455i), P Winterbotham, M-, Adams, L. & Kuechel, A. (2002). Evaluation of the work based learning for adults programmes since April Sheffield: Department for Work and Pensions. Wolbers, M.H.J. (2000). The effects of level of education on mobility between employment and unemployment in the Netherlands. European Sociological Review, 16, p Wolbers, M.HJ. (2005). Initial and further education: Substitutes or complements? Differences in continuing education and training over the life-course of European workers. International Review of Education, 51, p Werkgerelateerde persoonlijke relaties na pensionering Rabina Cozijnsen, Nan Stevens & Theo van Tilburg1 Summary Work-related personal ties following retirement The current study examines consequences of retirement for the continuation of work-related relationships. The hypothesis is that their inclusion in personal networks after retirement has become more likely since these relationships have become iess role-based m today's sodal-cultural context. Data are from the Longitudinal Aging Study Amsterdam. Members of two cohorts born (N = log) and (N = 131) were interviewed in 1992 and 2002, respectively, with a follow-up three and six years later. Among retirees the likelihood of'having work-related relationships in their personal network after retirement increased by 19 percent in ten years. This suggests that retirement has become less disruptive. Retirees seem more inclined to form intrinsically rewarding work-related relationships that continue to be important following retirement. I. Inleiding Bij het samenstellen van persoonlijke netwerken hebben mensen in veel westerse samenlevingen tegenwoordig in het algemeen meervrije keuze dan voorheen. Dat is het gevolg van een afname van de invloed van traditionele sociale structuren zoals de kerk, de woonomgeving en lokale organisaties (Allan, 2008; Pescolido & Rubin, 2000). Ook het belang van de werkplek als omgeving voor het ontwlkkelen van persoonlijke relaties is aan verandering onderhevig. Hochschild (1997) stelt dat de werkomgeving voor veel volwassenen een toevluchtsoord is geworden, een belangrijke bron van sociale interactie tussen gelijkgestemden. Dahlin, Kelly en Moen (2008) volgen eenzelfde gedachtegang. Zij omschrijven MARKVISSER, MAURICE GESTHUIZEN GERBERT KRAAYKAMP & MAARTEN H.J WOLBERS

Trends in arbeidsdeelname van oudere mannen in Nederland, 1992-2009

Trends in arbeidsdeelname van oudere mannen in Nederland, 1992-2009 Trends in arbeidsdeelname van oudere mannen in Nederland, 1992-2009 Mark Visser, Maurice Gesthuizen, Gerbert Kraaykamp en Maarten Wolbers Radboud Universiteit Nijmegen, Sectie Sociologie/ICS 11 april 2013

Nadere informatie

Veranderingen in arbeidsparticipatie en zorggebruik. Een beschrijving van ontwikkelingen van 1997 tot 2008

Veranderingen in arbeidsparticipatie en zorggebruik. Een beschrijving van ontwikkelingen van 1997 tot 2008 Veranderingen in arbeidsparticipatie en zorggebruik. Een beschrijving van ontwikkelingen van 1997 tot 2008 Niels Schenk en Pearl Dykstra Erasmus Universiteit Rotterdam Mei 2013 INTRODUCTIE Onderzoek naar

Nadere informatie

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt s op de arbeidsmarkt Moniek Coumans De arbeidsdeelname van alleenstaande moeders is lager dan die van moeders met een partner. Dit verschil hangt voor een belangrijk deel samen met een oververtegenwoordiging

Nadere informatie

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Clemens Siermann en Henk-Jan Dirven De uitstroom van 50-plussers uit de werkzame beroepsbevolking is de laatste jaren toegenomen. Een kwart van deze

Nadere informatie

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 Cees Maas De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 laten geen gunstig beeld zien. De werkgelegenheid nam nog wel toe, maar de groei was veel kleiner dan in voorafgaande

Nadere informatie

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Artikelen Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Martijn Souren en Jannes de Vries Onder laagopgeleide vrouwen is de bruto arbeidsparticipatie aanzienlijk

Nadere informatie

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Suzanne Peek Gescheiden moeders stoppen twee keer zo vaak met werken dan niet gescheiden moeders. Ook beginnen ze vaker met werken. Wanneer er

Nadere informatie

Beroepsbevolking 2005

Beroepsbevolking 2005 Beroepsbevolking 2005 De veroudering van de beroepsbevolking is duidelijk zichtbaar in de veranderende leeftijdspiramide van de werkzame beroepsbevolking (figuur 1). In 1975 behoorde het grootste deel

Nadere informatie

Jongeren op de arbeidsmarkt

Jongeren op de arbeidsmarkt Jongeren op de arbeidsmarkt Tanja Traag In 23 was 11 procent van alle jongeren werkloos. Jongeren die geen onderwijs meer volgen, hebben een andere positie op de arbeidsmarkt dan jongeren die wel een opleiding

Nadere informatie

Meer ouderen langer werkzaam

Meer ouderen langer werkzaam Meer ouderen langer werkzaam Koos Arts (Centraal Bureau voor de Statistiek) Ferdy Otten (Centraal Bureau voor de Statistiek) Vooral door de instroom van jongere generaties alsmaar meer werkende vrouwen

Nadere informatie

Stijgende arbeidsparticipatie en minder uittreding bij ouderen

Stijgende arbeidsparticipatie en minder uittreding bij ouderen Sociaaleconomische trends 13 Stijgende arbeidsparticipatie en minder uittreding bij ouderen Koos Arts Ferdy Otten oktober 13, 4 CBS Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaaleconomische trends, oktober

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

Langdurige werkloosheid in Nederland

Langdurige werkloosheid in Nederland Langdurige werkloosheid in Nederland Robert de Vries In 25 waren er 483 duizend werklozen. Hiervan waren er 23 duizend 42 procent langdurig werkloos. Langdurige werkloosheid komt vooral voor bij ouderen.

Nadere informatie

Verwachte baanvindduren werkloze 45-plussers

Verwachte baanvindduren werkloze 45-plussers Sociaaleconomische trends 213 Verwachte baanvindduren werkloze 45-plussers Harry Bierings en Bart Loog juli 213, 2 CBS Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaaleconomische trends, juli 213, 2 1 De afgelopen

Nadere informatie

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt 07 Arbeidsmarktmobiliteit geringer dan in voorgaande jaren Bijna miljoen mensen wisselen in 2008 van beroep of werkgever Afname werkzame door crisis

Nadere informatie

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970 CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970 Lian Kösters, Paul den Boer en Bob Lodder* Inleiding In dit artikel wordt de arbeidsparticipatie in Nederland tussen 1970

Nadere informatie

Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald

Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald Bron: O. van Vliet (2017) Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald, Sociaal Bestek, nr. 6, pp. 58-59. Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald Olaf van Vliet Universiteit Leiden Voor veel

Nadere informatie

Jong en oud op de arbeidsmarkt,

Jong en oud op de arbeidsmarkt, Jong en oud op de arbeidsmarkt, 2007-2011 Gerda Gringhuis en Ben Dankmeyer 1. Inleiding De gemiddelde leeftijd van de bevolking neemt toe. De vergrijzing zorg er voor dat meer mensen aanspraak maken op

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

V erschenen in: ESB, 83e jaargang, nr. 4162, pagina 596, 31 juli 1998 (datum)

V erschenen in: ESB, 83e jaargang, nr. 4162, pagina 596, 31 juli 1998 (datum) Emancipatie en opleidingskeuze A uteur(s): Grip, A. de (auteur) Vlasblom, J.D. (auteur) Werkzaam bij het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de Universiteit Maastricht. (auteur) Een

Nadere informatie

8. Werken en werkloos zijn

8. Werken en werkloos zijn 8. Werken en werkloos zijn In 22 is de arbeidsdeelname van allochtonen niet meer verder gestegen. Onder autochtonen is het aantal personen met werk nog wel licht toegenomen. De arbeidsdeelname onder Surinamers,

Nadere informatie

De eerste baan is niet de beste

De eerste baan is niet de beste De eerste baan is niet de beste Auteur(s): Velden, R. van der (auteur) Welters, R. (auteur) Willems, E. (auteur) Wolbers, M. (auteur) Werkzaam bij het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA)

Nadere informatie

Werkloosheid in : stromen en duren

Werkloosheid in : stromen en duren Werkloosheid in 24 211: stromen en duren Wendy Smits, Harry Bierings en Robert de Vries Als het aantal mensen dat werkloos wordt groter is dan het aantal werklozen dat er in slaagt weer aan het werk te

Nadere informatie

Scholing voor oudere werknemers: literatuuroverzicht en kosten-baten analyse

Scholing voor oudere werknemers: literatuuroverzicht en kosten-baten analyse Scholing voor oudere werknemers: literatuuroverzicht en kosten-baten analyse Wim Groot & Henriette Maassen van den Brink In samenwerking met Annelies Notenboom, Karin Douma en Tom Everhardt, APE Den Haag

Nadere informatie

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Tanja Traag Van alle jongeren die in 24 niet meer op school zaten, had 6 procent een startkwalificatie, wat inhoudt dat ze minimaal

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 710 Vragen van het lid

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 8 april 2011 Betreft Evaluatie IOW

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 8 april 2011 Betreft Evaluatie IOW > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting Nr. 482 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan

Nadere informatie

Meer of minder uren werken

Meer of minder uren werken Meer of minder uren werken Jannes de Vries Een op de zes mensen die minstens twaalf uur per week werken (de werkzame beroeps bevolking) wil meer of juist minder uur werken. Van hen heeft minder dan de

Nadere informatie

www.share-project.nl Resultaten van het project 50+ In Europa

www.share-project.nl Resultaten van het project 50+ In Europa www.share-project.nl Resultaten van het project 50+ In Europa Wat gebeurt er nu? Published by Mannheim Research Institute for the Economics of Aging (MEA) L13,17 68131 Mannheim Phone: +49-621-181 1862

Nadere informatie

Einde in zicht voor de VUT

Einde in zicht voor de VUT Einde in zicht voor de VUT 11 0 Drs. J.L. Gebraad en mw. T.R. Pfaff Publicatiedatum CBS-website: 1 september 2011 Den Haag/Heerlen Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer ** =

Nadere informatie

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in 23 Ingrid Beckers en Birgit van Gils In 23 vonden ruim 9 duizend mensen een nieuwe baan. Dat is 13 procent van de werkzame beroepsbevolking. Het aandeel

Nadere informatie

Pensioenaanspraken in beeld

Pensioenaanspraken in beeld Pensioenaanspraken in beeld Deel 1: aanspraken naar geslacht en burgerlijke staat Elisabeth Eenkhoorn, Annelie Hakkenes-Tuinman en Marije vandegrift bouwen minder pensioen op via een werkgever dan mannen.

Nadere informatie

Pensioenaanspraken in beeld

Pensioenaanspraken in beeld Pensioenaanspraken in beeld Deel 2: aanspraken naar herkomst, sociaaleconomische categorie en type Deel 2: huishouden Elisabeth Eenkhoorn, Annelie Hakkenes-Tuinman en Marije van de Grift De pensioenopbouw

Nadere informatie

Arbeidsgehandicapten in Nederland

Arbeidsgehandicapten in Nederland Arbeidsgehandicapten in Nederland Ingrid Beckers In 2003 waren er in Nederland ruim 1,7 miljoen arbeidsgehandicapten; 15,8 procent van de 15 64-jarige bevolking. Het aandeel arbeidsgehandicapten is daarmee

Nadere informatie

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Werkloosheid Redenen om niet actief te Sociaal Economische Trends 2013 Sociaaleconomische trends Werkloosheid Redenen 2004-2011 om niet actief te zijn Stromen op en duren de arbeidsmarkt Werkloosheidsduren op basis van de Enquête beroepsbevolking

Nadere informatie

2513AA22XA. Inleiding. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. Inleiding. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 400 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013 Nr. 154 BRIEF

Nadere informatie

Jongeren en ouderen zonder startkwalificatie op de arbeidsmarkt

Jongeren en ouderen zonder startkwalificatie op de arbeidsmarkt Jongeren en ouderen zonder startkwalificatie op de arbeidsmarkt Harry Bierings en Robert de Vries Uit onderzoek blijkt dat jongeren van 15-24 jaar zonder startkwalificatie meer moeite hebben om een (vaste)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 729 Evaluatie Wet inkomensvoorziening oudere werklozen Nr. 1 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter

Nadere informatie

Samenvatting 205. Samenvatting

Samenvatting 205. Samenvatting Samenvatting 205 Samenvatting In veel ontwikkelde landen vergrijst de bevolking door de toegenomen levensverwachting en de daling van het geboortecijfer. De ratio van gepensioneerde ouderen ten opzichte

Nadere informatie

./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Bussemaker (PvdA) over de arbeidsproductiviteit van oudere werknemers.

./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Bussemaker (PvdA) over de arbeidsproductiviteit van oudere werknemers. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

Herintreders op de arbeidsmarkt

Herintreders op de arbeidsmarkt Herintreders op de arbeidsmarkt Sabine Lucassen Voor veel herintreders is het lang dat ze voor het laatst gewerkt hebben. Herintreders zijn vaak vrouwen in de leeftijd van 35 44 jaar en laag of middelbaar

Nadere informatie

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers Research Centre for Education and the Labour Market ROA Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers ROA Fact Sheet ROA-F-2014/1 Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt

Nadere informatie

Bijlagen Werkloos toezien?

Bijlagen Werkloos toezien? Bijlagen Werkloos toezien? Gevolgen van de crisis voor emancipatie en welbevinden Ans Merens Edith Josten Bijlage A Data en methode 2 A.1 Arbeidsduur en arbeidsdeelname van partners van werklozen 2 A.2

Nadere informatie

Arbeidsaanbod naar sociaaldemografische kenmerken

Arbeidsaanbod naar sociaaldemografische kenmerken CPB Memorandum Sector : Arbeidsmarkt en Welvaartsstaat Afdeling/Project : Arbeid Samensteller(s) : Rob Euwals, Daniël van Vuuren, Adri den Ouden, Janneke Rijn Nummer : 171 Datum : 12 december 26 Arbeidsaanbod

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/173547

Nadere informatie

Vrouwen op de arbeidsmarkt

Vrouwen op de arbeidsmarkt op de arbeidsmarkt Johan van der Valk Annemarie Boelens De arbeidsdeelname van vrouwen lag in 23 op 55 procent. De arbeidsdeelname van vrouwen stijgt al jaren. Deze toename komt de laatste jaren bijna

Nadere informatie

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1.1 De beroepsbevolking in 1975 en 2003 11 1.2 De werkgelegenheid in 1975 en 2003 14 Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw trok de gemiddelde Nederlandse

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD

Nadere informatie

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald 7. Vaker werkloos In is de arbeidsdeelname van niet-westerse allochtonen gedaald. De arbeidsdeelname onder rs is relatief hoog, zes van de tien hebben een baan. Daarentegen werkten in slechts vier van

Nadere informatie

Sociaal-economische gezondheidsverschillen en werk: consequenties voor arbeidsparticipatie en pensionering

Sociaal-economische gezondheidsverschillen en werk: consequenties voor arbeidsparticipatie en pensionering Sociaal-economische gezondheidsverschillen en werk: consequenties voor arbeidsparticipatie en pensionering Lex Burdorf Hoogleraar Determinanten van Volksgezondheid Afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg

Nadere informatie

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun s Karin Hagoort en Maaike Hersevoort In 24 verdienden samenwonende of gehuwde vrouwen van 25 tot 55 jaar ongeveer de helft van wat hun s verdienden. Naarmate het

Nadere informatie

Persbericht. Arbeidsmarkt ook in 2001 gunstig. Centraal Bureau voor de Statistiek

Persbericht. Arbeidsmarkt ook in 2001 gunstig. Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB02-27 7 februari 2002 9.30 uur Arbeidsmarkt ook in 2001 gunstig De reeks van jaren met een gunstige arbeidsmarkt is in 2001 voortgezet. De groei van de

Nadere informatie

2 Ontwikkelingen. 2.1 Grijze en groene druk

2 Ontwikkelingen. 2.1 Grijze en groene druk 2 Ontwikkelingen Nederland vergrijst en ontgroent. Ook in arbeidsorganisaties zal de gemiddelde leeftijd van medewerkers steeds meer omhoog gaan. Oudere medewerkers zullen een steeds groter deel van het

Nadere informatie

Niet behalen startkwalificatie hangt samen met gezinssituatie

Niet behalen startkwalificatie hangt samen met gezinssituatie Niet behalen startkwalificatie hangt samen met gezinssituatie Christine Jol, Godelief Mars en Francis van der Mooren Of jongeren het onderwijs zonder startkwalificatie verlaten hangt onder meer samen met

Nadere informatie

Arbeidsgehandicapten in Nederland

Arbeidsgehandicapten in Nederland en in Nederland Ingrid Beckers In 22 waren er in Nederland ruim anderhalf miljoen arbeidsgehandicapten. Dit komt overeen met 14,7 procent van de 15 64-jarigen. Het aandeel arbeidsgehandicapten is daarmee

Nadere informatie

In de afgelopen decennia heeft ongehuwd samenwonen overal in Europa. toegenomen populariteit van het ongehuwd samenwonen is onderdeel van

In de afgelopen decennia heeft ongehuwd samenwonen overal in Europa. toegenomen populariteit van het ongehuwd samenwonen is onderdeel van Nederlandse samenvatting (summary in Dutch) De verschillende betekenissen van ongehuwd samenwonen in Europa: Een studie naar verschillen tussen samenwoners in hun opvattingen, plannen en gedrag. In de

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG

LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS

Nadere informatie

NEETs in Limburg: trends, spreiding, en duiding. NEETs in Limburg: trends, spreiding, en duiding

NEETs in Limburg: trends, spreiding, en duiding. NEETs in Limburg: trends, spreiding, en duiding ROA NEETs in Limburg: trends, spreiding, en duiding NEETs in Limburg: trends, spreiding, en duiding ROA Fact Sheet ROA-F-2018/2 ROA-F-2018/2 Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt ROA Researchcentrum

Nadere informatie

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies Aanleiding Sinds 2006 publiceert de Gemeente Helmond jaarlijks gedetailleerde gegevens over de werkloosheid in Helmond. De werkloosheid in Helmond

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK LAAGGELETTERDHEID IN LAAK Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD IN OPDRACHT

Nadere informatie

Inzetbaarheid op hogere leeftijd

Inzetbaarheid op hogere leeftijd Inzetbaarheid op hogere leeftijd Nr. 2018/14B, Den Haag 26 juni 2018 Achtergronddocument bij: Gezondheid en langer doorwerken Nr. 2018/14, Den Haag 26 juni 2018 Inzetbaarheid op hogere leeftijd pagina

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 20 Fact sheet april 20 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar vrijwel gelijk gebleven aan 2015. Van de 14.000 Amsterdamse jongeren

Nadere informatie

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken Bron: K. Caminada & K. Goudswaard (2017), De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken, Geron Tijdschrift over ouder worden & maatschappij jaargang 19, nummer 3: 10-13. De inkomensverdeling

Nadere informatie

10. Veel ouderen in de bijstand

10. Veel ouderen in de bijstand 10. Veel ouderen in de bijstand Niet-westerse allochtonen ontvangen 2,5 keer zo vaak een uitkering als autochtonen. Ze hebben het vaakst een bijstandsuitkering. Verder was eind 2002 bijna de helft van

Nadere informatie

Doorstarten na pensioen: een brug naar een gelukkige pensioentijd?

Doorstarten na pensioen: een brug naar een gelukkige pensioentijd? Over.Werk - Gepubliceerd Doorstarten na pensioen: een brug naar een gelukkige pensioentijd? Na een lange carrière waarin werk een belangrijke plaats inneemt, vormt pensionering voor de meeste mensen het

Nadere informatie

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen Het aantal mensen met werk is in de periode februari-april met gemiddeld 2 duizend per maand toegenomen. Vooral jongeren en 45-plussers gingen aan de slag.

Nadere informatie

VUT-fondsen kalven af

VUT-fondsen kalven af 132 VUT-fondsen kalven af Drs. J.L. Gebraad en mw. T.R. Paff Publicatiedatum CBS-website: 03-07-2013 Den Haag/Heerlen Verklaring van tekens. gegevens ontbreken * voorlopig cijfer ** nader voorlopig cijfer

Nadere informatie

Neimed Krimpbericht. Potentiële beroepsbevolking Limburg MEI 2014

Neimed Krimpbericht. Potentiële beroepsbevolking Limburg MEI 2014 MEI 214 Neimed Krimpbericht Potentiële beroepsbevolking Voor de ontwikkeling van het aanbod van arbeidskrachten is de potentiële beroepsbevolking van belang. Deze leeftijdsgroep daalt in al sinds 1995.

Nadere informatie

De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders

De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders Marjolein Korvorst en Tanja Traag Het krijgen van kinderen dwingt ouders keuzes te maken over de combinatie van arbeid en zorg. In de meeste gezinnen

Nadere informatie

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009 FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 29 Groei van werkloosheid onder zet door! In het 2 e kwartaal van 29 groeide de werkloosheid onder (niet-westers)

Nadere informatie

Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders

Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders Martine Mol De geboorte van een heeft grote invloed op het arbeidspatroon van de vrouw. Veel vrouwen gaan na de geboorte van het minder werken.

Nadere informatie

Capita Selecta Recent Arbeidsmarktonderzoek in Vlaanderen

Capita Selecta Recent Arbeidsmarktonderzoek in Vlaanderen RESEARCH SUMMARY ONDERZOEK I.K.V. VIONA STEUNPUNT WSE Capita Selecta Recent Arbeidsmarktonderzoek in Vlaanderen TITEL: FLEXIBLE JOB SEARCH BEHAVIOR AMONG UNEMPLOYED JOBSEEKERS: ANTECEDENTS AND OUTCOMES

Nadere informatie

CBS-berichten: Verschuivingen in het arbeidspotentieel van ouderen

CBS-berichten: Verschuivingen in het arbeidspotentieel van ouderen CBS-berichten: Verschuivingen in het arbeidspotentieel van ouderen Ferdy Otten en Clemens Siermann* Inleiding In de afgelopen jaren zijn tal van beleidsmaatregelen genomen om de arbeidsparticipatie van

Nadere informatie

Socio-economic situation of long-term flexworkers

Socio-economic situation of long-term flexworkers Socio-economic situation of long-term flexworkers CBS Microdatagebruikersmiddag The Hague, 16 May 2013 Siemen van der Werff www.seo.nl - secretariaat@seo.nl - +31 20 525 1630 Discussion topics and conclusions

Nadere informatie

Doorstarten na pensioen: een brug naar een gelukkige pensioentijd?

Doorstarten na pensioen: een brug naar een gelukkige pensioentijd? Doorstarten na pensioen: een brug naar een gelukkige pensioentijd? Dingemans, E., Henkens, K., & Van Solinge, H. (2013). Doorstarten na pensioen: een opkomend fenomeen. Demos, 29(8), 1-3. Dingemans, E.,

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA..DEN HAAG Kennis IPC 5200 Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag

Nadere informatie

Robots Lubos Galbavy.

Robots Lubos Galbavy. Robots Lubos Galbavy https://www.youtube.com/watch?v=wjgoqek21ts Robotisering: gaat dat werken? Prof. Ton Wilthagen i.s.m. Ellen Vasic Waar gaat het heen? Geeft aan media unavailable.. Doet ie het op jouw

Nadere informatie

VUT-fondsen op weg naar het einde

VUT-fondsen op weg naar het einde Webartikel 2014 VUT-fondsen op weg naar het einde Drs. J.L. Gebraad mw. T.R. Pfaff 05-03-2013 gepubliceerd op cbs.nl CBS VUT-fondsen op weg naar het einde 3 Inhoud 1. Minder VUT-fondsen in 2012 5 2. Kortlopende

Nadere informatie

Verzorgende beroepen psychisch en fysiek zwaar belastend

Verzorgende beroepen psychisch en fysiek zwaar belastend Verzorgende beroepen psychisch en fysiek zwaar belastend Lian Kösters In 27 gaf ruim een derde van de werkzame beroepsbevolking aan regelmatig te maken te hebben met een psychisch hoge werkdruk. Iets minder

Nadere informatie

Ouders op de arbeidsmarkt

Ouders op de arbeidsmarkt Ouders op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Johan van der Valk De bruto arbeidsparticipatie van alleenstaande s is sinds 1996 sterk toegenomen. Wel is de arbeidsparticipatie van paren nog steeds een stuk

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 Fact sheet juni 20 De werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar sterk gedaald. Van de 3.00 Amsterdamse jongeren in de leeftijd van 15

Nadere informatie

Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking

Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking Betaling én vervanging van vergrijzende arbeidspopulatie worden een probleem Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking Peter Ekamper, Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) Op

Nadere informatie

Verschillen in uittreedpaden tussen en binnen cohorten: is meer flexibiliteit de oplossing?

Verschillen in uittreedpaden tussen en binnen cohorten: is meer flexibiliteit de oplossing? Verschillen in uittreedpaden tussen en binnen cohorten: is meer flexibiliteit de oplossing? Jonneke Bolhaar - CPB 20 november 2017 1. Fact check: werken laagopgeleiden langer door dan hoogopgeleiden? 2.

Nadere informatie

Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk

Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk M201210 Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk Arjan Ruis Zoetermeer, september 2012 Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk De leeftijd van de ondernemer blijkt

Nadere informatie

Arbeidsdeelname van paren

Arbeidsdeelname van paren Arbeidsdeelname van paren Johan van der Valk De combinatie van een voltijdbaan met een is het meest populair bij paren, met name bij paren boven de dertig. Ruim 4 procent van de paren combineerde in 24

Nadere informatie

Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen

Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen Jan-Willem Bruggink en Clemens Siermann Werkenden van 45 jaar of ouder zijn weinig mobiel op de arbeidsmarkt. Binnen deze groep neemt de mobiliteit af met het stijgen

Nadere informatie

solidariteit van jong met oud, of ook omgekeerd?

solidariteit van jong met oud, of ook omgekeerd? Bijdrage prof. dr. Kees Goudswaard / 49 Financiering van de AOW: solidariteit van jong met oud, of ook omgekeerd? Deze vraag staat centraal in de bij drage van bijzonder hoogleraar Sociale zekerheid prof.

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/35767 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Thewissen, Stefan Hubert Title: Growing apart : the comparative political economy

Nadere informatie

Geen tekort aan technisch opgeleiden

Geen tekort aan technisch opgeleiden Geen tekort aan technisch opgeleiden Auteur(s): Groot, W. (auteur) Maassen van den Brink, H. (auteur) Plug, E. (auteur) De auteurs zijn allen verbonden aan 'Scholar', Faculteit der Economische Wetenschappen

Nadere informatie

Werktijden van de werkzame beroepsbevolking

Werktijden van de werkzame beroepsbevolking Werktijden van de werkzame beroepsbevolking Ingrid Beckers Ruim de helft van de werkzame beroepsbevolking werkte in 22 op onregelmatige tijden. Werken in de avonduren en op zaterdag komt het meeste voor.

Nadere informatie

De toekomstige arbeidsmarkt in een vergrijzende Europese Unie: het effect van meer deeltijdwerk op het arbeidsvolume

De toekomstige arbeidsmarkt in een vergrijzende Europese Unie: het effect van meer deeltijdwerk op het arbeidsvolume De toekomstige arbeidsmarkt in een vergrijzende Europese Unie: het effect van meer deeltijdwerk op het arbeidsvolume Ekamper, P. 2007. Qualitative scenario study of the European labour force. Research

Nadere informatie

Ontwikkelingen in (gezonde) levensverwachting naar opleidingsniveau

Ontwikkelingen in (gezonde) levensverwachting naar opleidingsniveau Ontwikkelingen in (gezonde) levensverwachting naar opleidingsniveau Jan-Willem Bruggink opgeleide mensen leven bijna 7 jaar langer dan laagopgeleiden. Dit verschil is in de periode 1997/2 25/28 even groot

Nadere informatie

Jacobs is verbonden aan de UvT en UvA. Webbink is verbonden aan het CPB. De auteurs bedanken Arnold Verkade voor onderzoeksassistentie.

Jacobs is verbonden aan de UvT en UvA. Webbink is verbonden aan het CPB. De auteurs bedanken Arnold Verkade voor onderzoeksassistentie. Rendement onderwijs blijft stijgen Bas Jacobs en Dinand Webbink b.jacobs@uva.nl; h.d.webbink@cpb.nl Jacobs is verbonden aan de UvT en UvA. Webbink is verbonden aan het CPB. De auteurs bedanken Arnold Verkade

Nadere informatie

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs 7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs Vergeleken met autochtonen is de participatie in het hoger onderwijs van niet-westerse allochtonen ruim twee keer zo laag. Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/

Nadere informatie

Pensioenversoberingen: In welke mate is gezondheid een belemmering voor het langer doorwerken? Dr. Raymond Montizaan, Maastricht University

Pensioenversoberingen: In welke mate is gezondheid een belemmering voor het langer doorwerken? Dr. Raymond Montizaan, Maastricht University Pensioenversoberingen: In welke mate is gezondheid een belemmering voor het langer doorwerken? Dr. Raymond Montizaan, Maastricht University Veel dynamiek in ons pensioensysteem Versobering vroegpensioensystemen:

Nadere informatie

Nut en noodzaak buurtkranten. Onderzoek, Informatie en Statistiek

Nut en noodzaak buurtkranten. Onderzoek, Informatie en Statistiek - Nut en noodzaak buurtkranten Onderzoek, Informatie en Statistiek In opdracht van: Stadsdeel Oost Projectnummer: 19206 Beek, Eliza van der Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300 Telefoon 020 251 Postbus

Nadere informatie