Trends in arbeidsdeelname van oudere mannen in Nederland,

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Trends in arbeidsdeelname van oudere mannen in Nederland, 1992-2009"

Transcriptie

1 Trends in arbeidsdeelname van oudere mannen in Nederland, Mark Visser, Maurice Gesthuizen, Gerbert Kraaykamp en Maarten Wolbers Radboud Universiteit Nijmegen, Sectie Sociologie/ICS 11 april 2013 Summary: 143 woorden Tekst: +/ woorden (inclusief noten en literatuur) Correspondentie naar: M. Visser, Radboud Universiteit Nijmegen, Sectie Sociologie/ICS, Postbus 9104, 6500 HE Nijmegen, 1

2 Trends in arbeidsdeelname van oudere mannen in Nederland, Summary This study examines trends in the labor market status of older men (55-64 years) in the Netherlands between 1992 and 2009 using Dutch Labor Force Survey data (N = 99,927). We find that in the period , the share of early retirees and disability recipients among Dutch older men steadily decreased, while the labor force participation increased. Our findings show that especially the ageing of Dutch society brought about this shift from early exit from work to employment maintenance. Older men are nowadays more likely to be employed, unemployed or disabled compared to early retired, which is largely due to the ageing of the Dutch population. We also established that deindustrialization increases the relative risk of disability. Moreover, a shrinking industry sector is particularly harmful for the lowest-educated older men in terms of their likelihood to be in unemployment compared to early retirement. Samenvatting In dit onderzoek bestuderen we trends in de arbeidsdeelname van oudere mannen (55 tot 65 jaar) in Nederland tussen 1992 en 2009 met de Enquête Beroepsbevolking (N = ). Ons onderzoek wijst uit dat het aandeel oudere mannen dat vervroegd met pensioen en arbeidsongeschikt is, geleidelijk daalde in deze periode, terwijl de arbeidsparticipatie steeg. De bevindingen laten zien dat met name de vergrijzing van de Nederlandse bevolking deze omslag teweeg heeft gebracht. Oudere mannen hebben tegenwoordig een grotere kans om werkzaam, werkloos of arbeidsongeschikt te zijn ten opzichte van vervroegd uitgetreden, hetgeen voornamelijk kan worden toegeschreven aan de vergrijzing. We hebben ook aangetoond dat deïndustrialisering het relatieve risico op arbeidsongeschiktheid vergroot. De krimpende industriesector is vooral nadelig voor de laagst opgeleide oudere mannen als het gaat om de kans op werkloosheid vergeleken met vervroegde uittreding. 1. Introductie Tot midden jaren negentig kregen veel oudere werknemers in Nederland een aanbod dat ze feitelijk niet konden afslaan: de mogelijkheid om de arbeidsmarkt te verlaten op relatief jonge leeftijd tegen gunstige voorwaarden. Destijds had de Nederlandse overheid de intentie om de arbeidsparticipatie van jongeren te stimuleren door vervroegde pensionering te vergemakkelijken (SER, 1990; Kapteyn, De Vos & Kalwij, 2010). Daarnaast werd vervroegde uittreding gezien als een belangrijk sociaal vangnet in de bestrijding van de hoge werkloosheid onder Nederlandse ouderen (Casey & Bruche, 1983; Kohli, Rein, Guillemard & Van Gunsteren, 1991). Oudere werknemers hadden namelijk een reële kans om (langdurig) zonder baan te komen zitten; een situatie die zich ook heden ten dage in Nederland voordoet. Als gevolg van de economische crisis in de jaren tachtig steeg het percentage werkloze 2

3 ouderen van 50 tot 65 jaar in Nederland van ongeveer twee procent in 1979 naar bijna acht procent in 1984 (OECD, 2005). In plaats van werkloos te raken, kozen ouderen er daarom voor gebruik te maken van de VUT (Vervroegde UitTreding) en de WAO (Wet ArbeidsOngeschiktheid) als alternatieve routes om de arbeidsmarkt te verlaten. 1 Sindsdien zijn in Nederland, alsook in andere Westerse landen, het publieke debat en de wetten omtrent pensionering drastisch gewijzigd (Ebbinghaus, 2006). Nederlandse politici en beleidsmakers raakten steeds meer geïnteresseerd in het reduceren van het aantal personen dat met vervroegd pensioen ging of een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontving (De Vroom, 2004). Uittredepaden richting vervroegde pensionering werden zodoende grotendeels afgesloten. Bovendien vond een uitgesproken verschuiving plaats van een cultuur van vervroegd uittreden naar langer doorwerken (Van Oorschot, 2007). Er zijn verscheidene argumenten die deze verschuiving in de beleidsstrategie van de Nederlandse overheid onderbouwen. Allereerst is vanwege de vergrijzing van de Nederlandse bevolking het publieke pensioensysteem onder grotere financiële druk komen te staan. Dit is dan ook de voornaamste reden voor de recente beslissing van het kabinet om de AOW-leeftijd stapsgewijs te verhogen. Daarnaast werd en wordt op grote schaal gebruik gemaakt van de VUT- en WAOregelingen, hetgeen aanzienlijke financieringsproblemen met zicht mee brengt. Tevens zijn er door de kredietcrisis dekkingsproblemen ontstaan voor de meeste aanvullende en private pensioenfondsen, die hun kapitaal beleggen in aandelen. Verder wil de overheid vervroegde pensionering ontmoedigen, omdat het besef ontstond dat onwenselijk veel menselijk kapitaal (in termen van kennis en ervaring op de werkvloer) verloren gaat wanneer oudere werknemers de arbeidsmarkt vervroegd verlaten. Het stimuleren van langer doorwerken verhindert niet alleen een dergelijk verlies, maar verlicht tevens het in de toekomst verwachte arbeidsmarkttekort door een krimpend aantal (nieuwe) toetreders. Dit alles heeft onder meer tot gevolg gehad dat de kostbare VUT-regelingen zijn vervangen door prepensioenarrangementen. Deze prepensioenregelingen zijn gemiddeld genomen minder genereus (dat wil zeggen: een lager vervangingsinkomen) en flexibeler: hoe eerder mensen kiezen om te stoppen met werken, des te lager de prepensioenuitkering en vice versa (Soede & Bijkerk, 2003). Het prepensioen biedt daarmee sterkere prikkels om vervroegde pensionering uit te stellen. Verder is per 1 januari 2006 de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/Prepensioen en introductie Levensloopregeling (VPL) geïntroduceerd. Deze wet schaftte de fiscale voordelen af van zowel de VUT- als prepensioenregelingen voor personen geboren na Ook de mogelijkheden om in de WAO te belanden zijn beknot (Van Oorschot & Hvinden, 2001). Zo zijn de medische criteria om in aanmerking te komen aangescherpt en wordt vaker en strenger gecontroleerd als men eenmaal een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt. Tot slot betalen werkgevers meer premie bij een groter aantal arbeidsongeschikten binnen hun bedrijf. Alle bovengenoemde veranderingen in de institutionele regelingen en wetgeving rondom arbeidsongeschiktheid en (vervroegde) pensionering impliceren dat de beroepsloopbaan van ouderen in Nederland tegenwoordig is verlengd, of dat zij wellicht vaker werkloos raken, terwijl zij voorheen 3

4 met vervroegd pensioen gingen. Deze structurele omslag valt duidelijk af te lezen in figuur 1. Tussen 1992 en 1997 bleken oudere mannen (van 55 tot 65 jaar) in Nederland vaker vervroegd uitgetreden dan werkzaam. Vanaf 1998 zien we echter dat deze situatie is omgekeerd door de groeiende arbeidsparticipatie onder deze groep oudere mannen. Tegelijkertijd is het aandeel werknemers dat de arbeidsmarkt vervroegd verliet, of een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontving, geleidelijk afgenomen sinds begin jaren negentig. Daar waar het percentage vervroegde uittreders en arbeidsongeschikten met respectievelijk 16,6 en 11,9 procentpunten daalde, steeg het percentage werkzame ouderen van 31,5 procent in 1992 naar 59,4 procent in Deze trends zijn in grote lijnen in overeenstemming met eerder onderzoek (Henkens, Van Dalen & Van Solinge, 2009; Arts & Otten, 2012). [Figuur 1 ongeveer hier] Verschillende verklaringen zijn geopperd voor deze geobserveerde trends (Van Vuuren & Deelen, 2009). Tot op heden zijn ze echter (nog) niet empirisch getoetst. Ons doel is om de trends in de arbeidsdeelname van oudere mannen in Nederland nader te verklaren door specifiek de rol van vergrijzing en deïndustrialisering onder de loep te nemen. We beschouwen deze maatschappelijke ontwikkelingen als de drijvende krachten achter de veranderde pensioenwetgeving en daardoor van groot belang voor de late beroepsloopbaan van ouderen. We formuleren de volgende onderzoeksvraag: In hoeverre worden de ontwikkelingen in de arbeidsdeelname van oudere mannen in Nederland tussen 1992 en 2009 verklaard door vergrijzing en deïndustrialisering? Vervroegde pensionering wordt over het algemeen gezien als een gunstige uittrederoute in tegenstelling tot bijvoorbeeld werkloosheid of arbeidsongeschiktheid. In de meeste West-Europese landen geniet vervroegde uittreding nog altijd wijdverspreide steun (Radl, 2012). In Nederland was de gemiddelde leeftijd waarop werknemers in 2012 met pensioen gingen 63,6 jaar (CBS, 2013). Gegeven dat vervroegde pensionering steeds lastiger is geworden, bestuderen we of lager opgeleide mannen in vergelijking met hoger opgeleide mannen meer problemen ervaren om langer door te werken en daarbij een groter risico lopen om werkloos of arbeidsongeschikt te zijn. Daarenboven onderzoeken we of deïndustrialisering grotere nadelige gevolgen heeft voor werknemers met lagere diploma s, omdat zij oververtegenwoordigd zijn in de krimpende industriesector. Ongelijkheid tussen opleidingsniveaus in de latere carrière van oudere werknemers is zeer relevant, zowel vanuit maatschappelijk als wetenschappelijk oogpunt. Als blijkt dat deïndustrialisering de laagst gekwalificeerde oudere werknemers het hardst treft in vergelijking met de hoger opgeleide ouderen, dan heeft dit overduidelijk consequenties voor bestaande sociale ongelijkheid onder ouderen in Nederland. Onze tweede onderzoeksvraag luidt: In hoeverre is het effect van deïndustrialisering op de arbeidsdeelname van oudere mannen in Nederland gedifferentieerd naar opleidingsniveau? We zullen onze onderzoeksvragen beantwoorden door gebruik te maken van de Enquête Beroepsbevolking (EBB), die jaarlijks is afgenomen in de periode (N = ). We 4

5 richten ons op mannen van 55 tot 65 jaar. Hoewel met name de arbeidsparticipatie van vrouwen de afgelopen decennia sterk is toegenomen, bevatten de EBB-data veel inactieve oudere (huis)vrouwen: 60,5 procent van alle oudere vrouwen. Bovendien waren vervroegde uittredemogelijkheden in de jaren tachtig en negentig voornamelijk gericht op oudere mannen Theorie en hypothesen Een cultuur van vervroegd uittreden heeft in Nederland plaatsgemaakt voor een cultuur van langer doorwerken, waardoor vervroegde pensionering minder attractief is geworden. Beschrijvend onderzoek wijst inderdaad uit dat het percentage oudere mannen dat de arbeidsmarkt verliet via vervroegde uittreding of arbeidsongeschiktheid gestaag afnam tussen 1992 en 2009, terwijl de arbeidsparticipatie van deze groep steeg. De vraag is vervolgens hoe we deze trends kunnen verklaren. Om een antwoord te geven op deze vraag formuleren we hieronder hypothesen over twee mogelijke verklaringen, namelijk vergrijzing en deïndustrialisering. 2.1 Vergrijzing De Nederlandse bevolking is in rap tempo aan het vergrijzen. De voornaamste oorzaken zijn een stijgende levensverwachting en dalende vruchtbaarheidscijfers. Recente bevolkingsprognoses laten zien dat het aantal personen van 65 jaar en ouder in de periode zal stijgen van 2,5 miljoen (16 procent van de bevolking) naar 4,6 miljoen (26 procent van de bevolking) (Van Duin & Garssen, 2010). Het is waarschijnlijk dat er een omslag in het denken heeft plaatsgevonden wat betreft de late beroepsloopbaan van ouderen als gevolg van dit structurele proces en de hieraan gerelateerde financiële zorgen over de betaalbaarheid van het pensioenstelsel. Vergrijzing kan daarom worden beschouwd als een drijvende kracht achter de beleidsmaatregelen die de arbeidsparticipatie van ouderen in Nederland stimuleren. De vergrijzing van de Nederlandse samenleving heeft tevens gevolgen voor het aantal potentiële oudere werknemers. Aangezien we weten dat het aantal jongeren op de arbeidsmarkt afneemt, kan een deel van de toegenomen arbeidsparticipatie van ouderen direct worden toegeschreven aan het stijgende aantal ouderen. We verwachten dat vergrijzing daarom de kans vergroot om werkzaam te zijn gedurende de late beroepsloopbaan vergeleken met vervroegd uitgetreden (H1a). De aantrekkelijke VUT- en WAO-regelingen zijn sterk ingeperkt, mede door de vergrijzing. Naast het stimuleren van ouderen om later uit te treden, kan dit ook de kans op werkloosheid hebben vergroot (Gesthuizen & Wolbers, 2011). Oudere mannen lopen mogelijk een groter risico om hun baan kwijt te raken, bijvoorbeeld omdat hun menselijk kapitaal is verouderd en in waarde verminderd. We voorspellen dat de vergrijzing van de Nederlandse bevolking de kans vergroot om werkloos te zijn ten opzichte van vervroegd uitgetreden (H1b). We formuleren geen hypothese over de invloed van vergrijzing op de relatieve kans op arbeidsongeschiktheid, omdat we hiervoor geen theoretische argumenten hebben. 5

6 2.2 Deïndustrialisering De Nederlandse dienstensector is in de laatste decennia exponentieel gegroeid ten koste van traditionele industrieën, zoals grootschalige productie. Een verwante kwestie is dat kennis, inzicht en vaardigheden steeds belangrijker worden in de huidige economie. Echter, deze kwalificaties worden vooral gewaardeerd in de tertiaire sector. Technologische innovaties en ontwikkelingen hebben een zogenaamde skill-biased technological change in gang gezet: routinematige taken worden vervangen door activiteiten die meer autonomie en kennis van werknemers vergen. Hierdoor is de vraag naar hooggeschoold personeel toegenomen en die naar laaggeschoolde arbeid afgenomen (Katz & Autor, 1999; Spitz-Oener, 2006). Oudere werknemers ervaren hier hoogstwaarschijnlijk meer hinder van, aangezien zij relatief vaker werkzaam zijn in de industriesector. Het feit dat oudere leeftijdsgroepen relatief vaker laaggeschoolde arbeid verrichten, kan door ten minste twee factoren worden verklaard. Het eerste argument betreft de onderwijsverschillen tussen de generaties. Oudere cohorten hebben gemiddeld een lager opleidingsniveau bereikt dan jongere cohorten. Zij bezitten hierdoor minder kennis en vaardigheden om technologische ontwikkelingen bij te benen. Ten tweede is het vanuit een levensloopperspectief minder waarschijnlijk dat ouderen deelnemen aan trainingsprogramma s en bijscholingscursussen (Taylor & Urwin, 2001; Fouarge & Schils, 2009), ondanks dat hun productiviteit lager wordt ingeschat dan die van jongeren (Van Dalen, Henkens & Schippers, 2010). De scholingsdeelname van Nederlandse oudere werknemers loopt fors achter op die van jongere werknemers. Dit gat is in Nederland overigens groter dan in de meeste andere landen binnen de Europese Unie (Wolbers, 2005). Uit cijfers van het OECD (2012) blijkt dat tussen 2001 en 2011 ongeveer 9,5 procent van de 55- tot 65-jarige werknemers in Nederland een (vorm van) training volgde in de maand voorafgaand aan het interview, ten opzichte van bijna 20 procent van de 25- tot 55-jarigen. Schijnbaar zijn werkgevers minder snel bereid te investeren in het menselijk kapitaal van werknemers op leeftijd. De achterliggende gedachte is natuurlijk dat men verwacht niet langdurig te kunnen profiteren van dergelijke investeringen (De Koning, Gravesteijn- Ligthelm, Gelderblom & Van den Boom, 2003). Tevens kan de bereidheid tot trainingsdeelname onder ouderen achterblijven, omdat ze zelf vinden dat het geen nut heeft om bepaalde kennis en vaardigheden bij te spijkeren (Winterbotham, Adams & Kuechel, 2002), of vanwege de schaamte die zij mogelijk ervaren wanneer ze training nodig hebben (Newton, Hurstfield, Miller, Akroyd & Gifford, 2005). Samenvattend beargumenteren we dat de toegenomen vraag naar banen in de diensensector en skill-biased technologische change hebben geleid tot een verschuiving in de vraag van laag- naar hooggeschoolde arbeid. Als gevolg is de Nederlandse arbeidsmarkt sterk gedeïndustrialiseerd geraakt. Terwijl in procent van de beroepsbevolking ( werknemers) een baan had in de industriesector, was dit percentage in 2009 nog maar 10 procent ( werknemers); een relatieve daling van een derde (CBS, 2013). Onlangs hebben Kollmeyer en Pichler (2013) laten zien dat deïndustrialisering een van de hoofdoorzaken is van hoge werkloosheid in welvarende landen. We 6

7 verwachten dat vooral oudere werknemers hinder ondervinden van deïndustrialisering, gegeven dat zij relatief vaker werkzaam zijn in traditionele productiesectoren. Daarnaast bestaan er tegenwoordig minder mogelijkheden om eerder met pensioen te gaan. Daarom is onze verwachting dat deïndustrialisering de kans op werkloosheid vergroot ten opzichte van vervroegde uittreding (H2). We hebben geen theoretische argumenten om te verwachten dat deïndustrialisering de kans beïnvloedt om werkzaam of arbeidsongeschikt te zijn vergeleken met vervroegd uitgetreden. 2.3 Opleidingsverschillen in arbeidsdeelname Volgens de human capital theorie is scholing en het daaruit voortvloeiende menselijk kapitaal een van de belangrijkste hulpbronnen waarover individuen beschikken (Becker, 1964). Het niveau van iemands opleiding is van cruciaal belang voor de arbeidsmarktkansen en verdere carrière van een persoon (Mincer, 1974; Wolbers, 2000). Deels komt dit doordat diploma s worden gezien als een indicator van potentiële productiviteit (Arrow, 1973). Van lager opgeleiden wordt verwacht dat zij minder kennis en vaardigheden ontwikkelen gedurende hun beroepsloopbaan, waardoor werkgevers hoger opgeleide werknemers prefereren boven lager opgeleide (Gesthuizen, Solga & Künster, 2011). Lager opgeleiden rapporteren daarnaast ook een slechtere gezondheid (Ross & Wu, 1995), onder andere omdat zij vaker zwaarder werk verrichten (Althauser & Kalleberg, 1990). Uiteindelijk kan dit het risico op baanverlies als gevolg van fysieke klachten vergroten. Bovendien worden lager opgeleide oudere werknemers gepercipieerd als minder productief en melden zij zich vaker ziek (Phillipson & Smith, 2005). We verwachten derhalve dat lager opgeleide oudere mannen een kleinere kans hebben om werkzaam (H3a) te zijn ten opzichte van vervroegd met pensioen zijn dan hoger opgeleide oudere mannen, maar een grotere kans hebben om werkloos (H3b) of arbeidsongeschiktheid te zijn (H3c). Tot slot verwachten we dat deïndustrialisering met name nadelig is voor oudere mannen met lagere kwalificaties, waardoor bestaande sociale ongelijkheden worden versterkt. Uit een studie van Goos en Manning (2007) blijkt dat skill-biased technological change sterker is voortgeschreden in traditionele industrieën dan in de tertiaire sector. Aangezien veel lager opgeleide oudere mannen werkzaam zijn in de industriesector, is hun arbeidsmarktsituatie waarschijnlijk verslechterd ten opzichte van die van hoger opgeleide oudere mannen (Blossfeld, Buchholz & Kurz, 2011). De toegenomen waardering van vaardigheden in de Nederlandse kenniseconomie heeft samen met deïndustrialisering lager opgeleide oudere mannen hoogstwaarschijnlijk disproportioneel benadeeld. Hoger opgeleide oudere mannen beschikken daarentegen over meer mogelijkheden om hun menselijk kapitaal uit te breiden door middel van cursussen en trainingen. Ook kunnen zij gemakkelijker van baan wisselen, bijvoorbeeld door een overstap te maken van grootschalige productie naar de dienstensector. Voorts zijn werkgevers terughoudend met het investeren in oudere mannen met lagere diploma s. De voortgang in de beroepscarrière van lager opgeleide oudere mannen wordt dus gehinderd, omdat ze (meer dan hoger opgeleide oudere mannen) zijn uitgesloten van bijscholing (Grugulis & Vincent, 2009; Canduela e.a., 2012). Wat bovendien bijdraagt aan het probleem is dat in een internationale en 7

8 onzekere economie (waarin het verstrekken van tijdelijke arbeidscontracten toeneemt), werkgevers marktrisico s verschuiven naar de minst gediplomeerden (Breen, 1997; De Lange, Gesthuizen & Wolbers, 2012). De Collectieve ArbeidsOvereenkomsten (CAO s) in de industriesector zijn gewoonlijk bijvoorbeeld minder voordelig. Lager opgeleide ouderen in een krimpende industriesector hebben minder kunnen sparen en hebben minder pensioen opgebouwd, hetgeen vervroegde pensionering moeilijker maakt. We leiden hieruit af dat deïndustrialisering met name voor lager opgeleide oudere mannen de kans verkleint om werkzaam te zijn vergeleken met vervroegd uitgetreden (H4a). Ten slotte verwachten we dat deïndustrialisering de kans vergroot voor lager opgeleide oudere mannen om werkloos te zijn (H4b) of arbeidsongeschikt (H4c) ten opzichte van vervroegd uitgetreden dan voor hoger opgeleide oudere mannen. 3. Data en meetinstrumenten 3.1 Data Om onze verwachtingen te toetsen maken we gebruik van de Enquête Beroepsbevolking (EBB). Sinds 1987 verzamelt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) jaarlijks gedetailleerde gegevens over arbeidsmarktparticipatie onder grote en representatieve steekproeven uit de Nederlandse bevolking. De doelpopulatie van de EBB bestaat uit personen van 15 jaar en ouder in Nederland, met uitzondering van personen in inrichtingen, instellingen en tehuizen (institutionele bevolking). Respondenten worden face-to-face geïnterviewd door middel van Computer Assisted Personal Interviewing (CAPI). Per huishouden worden maximaal acht personen ondervraagd. Hierdoor waren we in staat om partnerkenmerken toe te voegen aan onze modellen. Uit eerder onderzoek blijkt namelijk dat partners een belangrijke invloed uitoefenen op de beslissing om met (vervroegd) pensioen te gaan (Henkens & Van Solinge, 2002). Onze dataset bestaat uit 18 jaargangen (1992 tot en met 2009) van de EBB. Helaas was het niet mogelijk gebruik te maken van de EBB s vóór 1992, omdat daarin informatie ontbreekt over ofwel de arbeidsdeelname ofwel het opleidingsniveau van de respondent. We hebben oudere mannen van 55 tot 65 jaar geselecteerd. 65-plussers hebben de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt en nemen we dus niet mee in onze analyses. De ondergrens van 55 jaar komt voort uit het gegeven dat de VUT nauwelijks beschikbaar was voor personen jonger dan deze leeftijd. We beperken onze analyses tot mannen, omdat de VUT- en prepensioenregelingen, alsmede de WAO, voornamelijk werden gebruikt door mannen. Daarnaast is meer dan de helft van de vrouwen in de data inactief. Zij dienen hoogstwaarschijnlijk als huisvrouw te worden geclassificeerd. Tot slot zijn zelfstandigen buiten beschouwing gelaten. Na het verwijderen van respondenten met missende waarnemingen op etniciteit en/of opleidingsniveau bevat onze dataset gegevens over oudere mannen. 3.2 Meetinstrumenten 8

9 De afhankelijke variabele arbeidsdeelname bestaat uit vijf categorieën: vervroegd uitgetreden, werkzaam, werkloos, arbeidsongeschikt en inactief. Een oudere man is vervroegd met pensioen als zijn voornaamste bezigheid pensionering is op een jongere leeftijd dan 65 jaar. Onder werkzaam vallen alle oudere mannen die tenminste 12 uur per week werken. Werkloos staat voor oudere mannen zonder werk, of met werk voor minder dan 12 uur per week, die actief op zoek zijn naar betaald werk (voor 12 uur of meer per week) en die daarvoor direct beschikbaar zijn. Arbeidsongeschiktheid verwijst naar oudere mannen die hebben aangegeven dat ze door ziekte of gebrek een belemmering ondervinden bij het verrichten van arbeid. De categorie inactief wordt gevormd door oudere mannen die niet tot de beroepsbevolking behoren. Het opleidingsniveau is vastgesteld met dummyvariabelen voor basisonderwijs (BO), MAVO/VMBO, HAVO/VWO, middelbaar beroepsonderwijs (MBO), hoger beroepsonderwijs (HBO) en wetenschappelijk onderwijs (WO). Om de vergrijzing van de Nederlandse samenleving te operationaliseren, hebben we voor ieder surveyjaar de verhouding berekend van personen van 50 jaar en ouder, en personen van 15 tot 49 jaar (bron: CBS Statline, Hoe hoger deze ratio, hoe sterker de vergrijzing. We hebben ook een maat geconstrueerd voor deïndustrialisering. Daartoe hebben we per jaar het aantal mensen dat werkzaam is in de industriesector gedeeld door het totaal aantal werknemers in de beroepsbevolking (bron: CBS Statline, Vervolgens is de stijging/daling tussen jaren berekend in het percentage werknemers in de industriesector. Een hogere score duidt op een sterkere deïndustrialisering. 3 Er zijn in onze analyses een aantal controlevariabelen opgenomen. Allereerst hebben we dummies toegevoegd voor de leeftijdscategorieën 55-56, 57-58, 59-60, en jaar. Ten tweede houden we rekening met de herkomst van de respondent (0 = autochtoon; 1 = allochtoon). Ten derde is informatie meegenomen over de arbeidsdeelname en het opleidingsniveau van de partner van de respondent. De meting van de beide partnervariabelen is identiek aan die van de primaire respondent. Aangezien niet iedere respondent een partner heeft, of een partner die is ondervraagd, bevatten onze analyses een controlevariabele die aangeeft of iemand alleenstaand is en een dummyvariabele die aangeeft dat informatie ontbreekt over de partner. Tot slot hebben we het werkloosheidspercentage opgenomen per jaar voorafgaand aan ieder surveyjaar (bron: CBS Statline, In tabel 1 staan beschrijvende resultaten weergegeven voor alle variabelen. [Tabel 1 ongeveer hier] 4. Analyses 4.1 Modellen Om de ontwikkelingen in de arbeidsdeelname van oudere mannen adequaat te bestuderen, passen we multinomiale logistische regressieanalyse met robuuste standaardfouten toe. Dit stelt ons in staat om rekening te houden met de hiërarchische structuur van de data (oudere mannen genest in 9

10 surveyjaren). Vervroegd uitgetreden dient als de referentiecategorie. In de volgende paragraaf zullen we de referentiecategorie niet telkens vermelden omwille van de leesbaarheid van de resultaten. De opbouw van de modellen is als volgt: in model 1 introduceren we de individuele en contextuele variabelen. We testen de interactie tussen opleidingsniveau en deïndustrialisering in model 2. Model 3 bestaat uit de variabelen in model 1 aangevuld met de partnerkenmerken. Tot slot voegen we in model 4 de interactietermen tussen opleidingsniveau en deïndustrialisering toe aan het model met partnerkenmerken. 4.2 Resultaten De resultaten van de geschatte modellen worden gepresenteerd in tabel 2. Wanneer we het contrast tussen werkzaam en vervroegd uitgetreden in model 1 bekijken, merken we allereerst het substantiële effect op van vergrijzing (b = 8,806). De waarde van de variabele vergrijzing is 0,511 in 1992 en 0,736 in Onder constant houding van de overige kenmerken is de kans voor Nederlandse ouderen mannen om werkzaam te zijn 50 procent in In 2009 is deze kans maar liefst 88 procent. 4 Vergrijzing vormt dus een belangrijke verklaring voor de toegenomen arbeidsparticipatie van oudere mannen in Nederland, overeenkomstig hypothese 1a. Vergrijzing beïnvloedt ook het risico op werkloosheid tijdens de latere beroepsloopbaan: hoe hoger de proportie ouderen ten opzichte van jongeren, des te groter de kans om werkloos te zijn vergeleken met vervroegd uitgetreden (b = 12,048). De kans op werkloosheid is, gebaseerd op dit model, 36 procent in 2009, tegenover maar 4 procent in We kunnen hypothese 1b daarom bevestigen. Gecontroleerd voor partnerkenmerken in model 3 is het effect van vergrijzing op de kans om werkzaam (b = 8,352) en werkloos (b = 11,166) te zijn enigszins zwakker, maar nog altijd substantieel. We wijzen erop dat de vergrijzing van de Nederlandse samenleving ook het relatieve risico op arbeidsongeschiktheid lichtelijk vergroot (b = 2,147 in model 1; b = 1,939 in model 3). De bevindingen in modellen 1 en 3 geven aan dat deïndustrialisering geen invloed uitoefent op de kans op werkloosheid in vergelijking met vervroegde uittreding. Hypothese 2 dient derhalve te worden verworpen. Deïndustrialisering vergroot echter wel de kans voor oudere mannen in Nederland om arbeidsongeschikt te zijn (b = 0,522). Als de industriesector in Nederland met 1 procent krimpt tussen twee opeenvolgende surveyjaren, dan worden de odds voor oudere mannen om arbeidsongeschikt te zijn vergeleken met vervroegde pensionering ongeveer 1,7 (e 0,712 ) maal zo groot. Dit geldt ook als we controleren voor partnerkenmerken in model 3 (b = 0,474). Verder heeft deïndustrialisering slechts een gering positief effect op de kans om werkzaam te zijn. [Tabel 2 ongeveer hier] Vervolgens richten we ons op de opleidingsverschillen in de arbeidsdeelname van oudere mannen. De resultaten in model 1 tonen aan dat oudere mannen met een HBO- (b = 0,126) of WO-diploma (b = 10

11 0,536) een grotere kans hebben om werkzaam te zijn dan personen die alleen basisonderwijs (BO) hebben genoten. Echter, wanneer iemand het MBO heeft afgerond, is deze kans lager (b = -0,164 in model 1; b = -0,194 in model 3). Het verschil tussen BO en HBO is niet meer significant in model 3 na toevoeging van de partnerkenmerken. Verder zijn er geen verschillen in de kans om werkzaam te zijn tussen mannen met MAVO/VMBO en HAVO/VWO als hoogst behaalde opleidingsniveau enerzijds en mannen met basisonderwijs anderzijds. Het empirische bewijs met betrekking tot hypothese 3a is derhalve wisselend. We kunnen onze hypothese alleen bevestigen als we personen met een diploma uit het basisonderwijs vergelijken met universitair opgeleiden. Kijkend naar het contrast tussen werkloosheid of arbeidsongeschiktheid en vervroegde pensionering komt een duidelijker patroon naar voren. Hoger opgeleide oudere mannen (MAVO/VMBO, MBO en HBO) hebben een kleinere kans om werkloos te zijn vergeleken met vervroegd uitgetreden dan de laagst opgeleide oudere mannen (b = -0,258; b = -0,431; b = -0,299). Het is ook minder waarschijnlijk dat zij arbeidsongeschikt zijn ten opzichte van lager opgeleiden (b = - 0,684; b = -1,513; b = -1,279; b = -1,906; b = -2,012). Maar oudere mannen die alleen basisonderwijs hebben gevolgd zijn niet vaker werkloos dan oudere mannen die aan een universiteit gestudeerd hebben. De differentiatie tussen onderwijsniveaus in de analyse van het contrast tussen werkloosheid of arbeidsongeschiktheid versus vervroegde pensionering is redelijk stabiel als we model 1 vergelijken met model 3. Over het algemeen bieden de resultaten ondersteuning voor zowel hypothese 3b als 3c. Met modellen 2 en 4 toetsen we in hoeverre het effect van deïndustrialisering sterker of zwakker is voor de verschillende opleidingsniveaus. Aangezien de interpretatie van de resultaten betreffende deze interactietermen gelijk is over de modellen, bespreken we alleen de bevindingen van de strengere toetsing in model 4. Zoals tabel 2 laat zien, is het positieve effect van deïndustrialisering op de kans om werkzaam te zijn vooral sterk voor universitair opgeleide oudere mannen (b = 0, ,687) vergeleken met oudere mannen met een basisonderwijsdiploma. Dit is een gedeeltelijke bevestiging van hypothese 4a, omdat de overige interacties tussen deïndustrialisering en opleidingsniveau niet significant van nul afwijken. We verwachtten tevens dat deïndustrialisering met name nadelig zou zijn voor lagere opgeleide mannen. We vinden inderdaad een positief effect van deïndustrialisering op de kans op werkloosheid voor de laagst gekwalificeerden (b = 1,975). Verder merken we op dat het effect van deïndustrialisering op de kans om werkloos te zijn significant zwakker is voor oudere mannen met een MBO- en HBO-diploma in vergelijking met oudere mannen met basisonderwijs als hoogst behaalde opleidingsniveau (b = 1,975-1,688; b = 1,975-2,856). Hypothese 4b wordt hiermee grotendeels ondersteund. Een soortgelijk beeld zien we wanneer we arbeidsongeschikte oudere mannen vergelijken met vervroegd uitgetreden oudere mannen. De resultaten suggereren dat er een positief effect is van deïndustrialisering op de kans op arbeidsongeschiktheid voor de laagst opgeleiden, maar dit effect is zwakker voor degenen die het HBO hebben afgerond (b = 0,449-0,778). Dit komt gedeeltelijk overeen met hypothese 4c, daar de overige interactietermen niet statistisch significant zijn. 11

12 We bespreken ook kort de effecten van enkele controlevariabelen in model 3. Ten eerste vinden we sterke leeftijdseffecten. De kans om werkzaam, werkloos of arbeidsongeschikt te zijn vergeleken met vervroegd uitgetreden is kleiner naarmate leeftijd stijgt. Zo zijn de odds om werkzaam te zijn voor 55- en 56-jarigen en voor 57- en 58-jarigen respectievelijk 12 (e 2,456 ) en 4 (e 1,295 ) keer zo groot dan voor 59- en 60-jarigen. Deze odds zijn voor mannen van 61 en 62 jaar 4,5 (1 / e -1,495 ), en voor mannen van 63 en 64 jaar, bijna 10 (1 / e -2,275 ) maal zo klein ten opzichte van mannen die 59 en 60 jaar oud zijn. Ten tweede lopen allochtonen een groter risico op werkloosheid (b = 0,640) en arbeidsongeschiktheid (b = 0,314) dan autochtonen. Tevens zijn zij minder vaak werkzaam (b = -0,122). Ten derde blijkt vervroegde uittreding vaak een stap die partners gezamenlijk maken. Voor ieder contrast in onze multinomiale regressieanalyse geldt dat het hebben van een partner die niet met vervroegd pensioen is, de kans vergroot voor oudere mannen om werkzaam, werkloos en arbeidsongeschikt te zijn. Deze bevindingen zijn in overeenstemming met eerder onderzoek naar partnereffecten (Henkens, Kraaykamp & Siegers, 1991). 5. Conclusies en discussie Tot midden jaren negentig was de algemeen heersende en geïnstitutionaliseerde norm in Nederland dat oudere werknemers uitgebreide rechten hadden om de arbeidsmarkt vervroegd te verlaten. De Nederlandse overheid heeft vervroegde uittreding sinds die tijd steeds minder aantrekkelijk gemaakt, in de eerste plaats vanwege de betaalbaarheid van de AOW. Als gevolg van de vergrijzing van de Nederlandse bevolking neemt het relatieve aantal mensen dat het collectieve ouderenpensioen dient te financieren af, terwijl een groeiend aantal ouderen aanspraak maakt op een AOW-uitkering. Zoals verwacht toonden onze resultaten aan dat vergrijzing inderdaad een belangrijke stuwende kracht is achter de omslag van een cultuur van vervroegd uittreden naar langer doorwerken. Wijzigingen in de wetgeving rondom vervroegde pensionering en arbeidsongeschiktheid hebben ervoor gezorgd dat oudere mannen in Nederland tegenwoordig een grotere kans hebben om werkzaam te zijn vergeleken met vervroegd uitgetreden. Onze bevindingen lieten ook zien dat vergrijzing het risico op werkloosheid vergroot voor oudere werknemers. Dit betekent dat niet iedereen in staat blijkt om een baan te behouden in de latere beroepscarrière. Dit lijkt onwenselijk gegeven het feit dat werkloosheid negatieve gevolgen heeft voor zowel individuen als de samenleving in zijn geheel (Gallie, Paugam & Jacobs, 2003). Aangezien de vergrijzing van de Nederlandse samenleving ongeveer in 2040 zal pieken, zullen kwesties omtrent de werkzaamheid van oudere werknemers hoog op de politieke agenda blijven staan. Los van de invloed van vergrijzing, speelt ook deïndustrialisering een rol in het verklaren van de ontwikkelingen in de arbeidsdeelname van oudere mannen. Deze studie heeft aangetoond dat de krimpende industriesector nadelige gevolgen heeft voor oudere mannen in termen van hun kans op arbeidsongeschiktheid ten opzichte van vervroegde uittreding. Het is mogelijk dat naast verdwijnende banen in traditionele industrieën het werk zelf meer is gaan eisen van werknemers 12

13 (Bluestone & Harrison, 1982). Fabrieksarbeiders kunnen bijvoorbeeld een hogere werkdruk ervaren als gevolg van bezuinigingen of het maken van overuren, hetgeen zich uiteindelijk kan vertalen in ziekte of gebrek. Daarnaast kan het zo zijn dat gezondheids- en veiligheidsprogramma s voor personen in de industriesector uitgehold zijn. Tegengesteld aan onze verwachting lijkt deïndustrialisering geen invloed te hebben op de kans op werkloosheid tijdens de latere beroepsloopbaan. Mogelijk komt dit doordat arbeidsongeschiktheid lang is gebruikt als alternatieve uittrederoute. Een hoofddoel van de huidige studie was om verschillen naar opleidingsniveau te bestuderen voor de arbeidsdeelname van Nederlandse oudere mannen. We concluderen dat lager opgeleide oudere mannen gemiddeld genomen slechter af zijn dan hun hoger opgeleide tegenhangers. De meest opmerkelijke bevinding is dat het risico op arbeidsongeschiktheid veel groter is voor de laagst opgeleide oudere mannen in vergelijking met oudere mannen die een hoger opleidingsniveau hebben. Onze bevindingen ondersteunen over het algemeen ook de hypothese dat lager opgeleide oudere mannen vaker werkloos zijn dan hoger opgeleide oudere mannen. Verrassenderwijs hebben oudere mannen met een MBO-diploma een kleinere kans om werkzaam te zijn dan mannen die alleen basisonderwijs hebben gevolgd, als we dit afzetten tegen vervroegde pensionering. Wellicht suggereert dit niet zo zeer een kleinere kans om werkzaam te zijn, maar eerder dat VUT-regelingen voornamelijk gebruikt werden/worden door personen met beroepsspecifieke opleidingen, waar personen met alleen basisonderwijs minder in aanmerking kwamen voor dergelijke regelingen en daardoor bijvoorbeeld eerder werkloos raken. De sectorale CAO s verschillen behoorlijk van elkaar met betrekking tot de vervroegde uittredemogelijkheden die werden aangeboden tot midden jaren negentig. Deze arbeidsovereenkomsten lijken vooral voordelig uitgepakt te hebben voor ouderen die een MBO- en HBO-opleiding hebben afgerond. Zij werken namelijk veelal in sectoren (zoals de overheid en het onderwijs) waarin vervroegde pensionering sterk aangemoedigd werd (Beeksma, Junger & De la Croix, 2007). Tot slot bestudeerden we in welke mate het effect van deïndustrialisering verschilt naargelang opleidingsniveau. Dit bleek in algemene zin niet het geval. Twee specifieke vergelijkingen tussen opleidingsniveau suggereren echter dat er wel degelijk sociale ongelijkheid bestaat. Universitair opgeleide oudere mannen zijn vaker werkzaam bij sterkere deïndustrialisering, wat impliceert dat zij meer kansen op de arbeidsmarkt hebben en gemakkelijker van baan kunnen wisselen. Verder lijken de laagst opgeleide oudere mannen de meeste hinder te ondervinden van deïndustrialisering ten opzichte van oudere mannen met een MBO- en HBO-diploma, met betrekking tot hun risico op werkloosheid. Deze bevinding heeft belangrijke implicaties voor toekomstig beleid. De beroepsspecifieke vaardigheden van MBO ers en HBO ers behoedt hen voor baanverlies in vergelijking met ouderen met een basisonderwijsdiploma. Een zinvolle wijze waarop de nadelige positie van de laagst gediplomeerden verbeterd kan worden, is deelname aan cursussen en trainingen. We realiseren ons echter dat het in de praktijk lastig kan zijn om lager opgeleide oudere mannen bij te scholen. In plaats daarvan opperen we dat flexibele pensioenregelingen beter in staat zijn om sociale ongelijkheid in de 13

14 late beroepsloopbaan van oudere werknemers te bestrijden. Dergelijke flexibele pensioneringsopties, bijvoorbeeld door een vermindering van het aantal gewerkte uren of een overstap naar een minder veeleisende baan, maken het voor lager opgeleide oudere mannen mogelijk om het reguliere inkomen aan te vullen met een gedeeltelijk ouderdomspensioen. Bovendien kunnen dergelijke regelingen gezondheidrisico s compenseren, aangezien lager opgeleide oudere werknemers relatief vaker in slechte gezondheid verkeren. Ook kunnen flexibele pensioenen worden gezien als de manier om langer doorwerken aan te moedigen (niet alleen onder de lager opgeleiden), zodat onzekere en lagere pensioenuitkeringen opgevangen kunnen worden. Hoewel het samenvoegen van een groot aantal jaargangen van de EBB ons in staat stelde om trends in de arbeidsdeelname van oudere mannen in Nederland tussen 1992 en 2009 te bestuderen, kan een belangrijke doorbraak worden bereikt door de late beroepsloopbaan van oudere werknemers in kaart te brengen vanuit een levensloopperspectief met behulp van longitudinale data. Dit kan betrouwbaardere, meer causale uitspraken mogelijk maken. Toekomstig onderzoek kan de instabiliteit in de late beroepsloopbaan van oudere werknemers gedetailleerder onderzoeken door gebruik te maken van retrospectieve data. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de kans op werkloosheid of neerwaartse inkomensmobiliteit. Meer specifiek is het interessant om informatie toe te voegen over individuele opleidingscarrières en het werkverleden van personen, om te bepalen in hoeverre sociale ongelijkheid in de latere beroepsloopbaan van ouderen veroorzaakt wordt door verschillen in menselijk kapitaal dat men heeft opgebouwd tijdens de levensloop en door eerder geboekte carrièresuccessen. Noten 1. Begin jaren negentig maakten bijvoorbeeld Nederlandse werknemers gebruik van de VUT, tegenover maar werknemers begin jaren tachtig (OECD, 2005). De VUT-regelingen waren dikwijls erg gunstig en boden een vervangingspercentage tot 80 procent van het laatstverdiende loon vanaf de leeftijd van meestal 55 jaar. 2. Het aandeel oudere vrouwen in onze data dat vervroegd uitgetreden of arbeidsongeschikt is, blijkt redelijk stabiel in de periode en ligt ieder jaar ruim onder de 10 procent. 3. Bijvoorbeeld: in 1993 is het percentage werknemers in de industriesector 14,5 procent. In 1994 is dit 13,9 procent. De relatieve verandering is berekend door 13,9 van 14,5 af te trekken, wat betekent dat we een score van 0,6 procentpunten op deïndustrialisering hebben toegewezen voor Deze kansen zijn berekend door de betreffende waarden in te vullen in de volgende vergelijking: (e b0 + b1*vergrijzing ) / (e b0 + b1* vergrijzing + 1). 14

15 Referenties Althauser, R.P. & Kalleberg, A.L. (1990). Identifying career lines and internal labor markets within firms: a study in the interrelationships of theory and methods. In: R.L. Breiger (Ed.), Social mobility and social structure (pp ). Cambridge: Cambridge University Press. Arrow, K.J. (1973). Higher education as a filter. Journal of Public Economics, 2 (3), Arts, K. & Otten, F. (2012). Arbeidsparticipatie van ouderen: de trends. In: N. van Nimwegen & C. van Praag (Eds.), Bevolkingsvraagstukken in Nederland anno Actief ouder worden in Nederland (pp ). Amsterdam: Amsterdam University Press. Becker, G.S. (1964). Human capital. New York: National Bureau of Economic Research. Beeksma, M., Junger, E.C. & De la Croix, J. (2007). Perspectief op langer doorwerken (2006). Een onderzoek naar CAO-afspraken tussen sociale partners met betrekking tot langer doorwerken. Den Haag: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Blossfeld, H-P., Buchholz, S. & Kurz, K. (2011). Aging populations, globalization and the labor market. Comparing late working life and retirement in modern societies. Cheltenham: Edward Elgar. Bluestone, B. & Harrison, B. (1982). The deindustrialization of America. New York: Basic Books. Breen, R. (1997). Risk, recommodification and stratification. Sociology, 31 (3), Canduela, J., Dutton, M., Johnson, S., Lindsay, C., McQuaid, R.W. & Reaside, R. (2012). Ageing, skills and participation in work-related training in Britain: assessing the position of older workers. Work, Employment and Society, 26 (1), Casey, B. & Bruche, G. (1983). Work or retirement? Labor market and social policy for older workers in France, Great Britain, the Netherlands, Sweden and the USA. Aldershot: Gower. CBS (2013). CBS Statline database. Website: De Koning, J., Gravesteijn-Ligthelm, J.H., Gelderblom, A. & Van den Boom, L. (2003). Meer vrouwen en ouderen aan het werk: wat zijn de randvoorwaarden voor werkgevers? Rotterdam: SEOR. De Lange, M., Gesthuizen, M. & Wolbers, M.H.J. (2012). Trends in labour market flexibilization among Dutch school-leavers: The impact of economic globalization on educational differences. International Sociology, 27 (4), De Vroom, B. (2004). The shift from early to late exit: changing institutional conditions and individual preferences. The case of the Netherlands. In: T. Maltby, B. de Vroom, M.L. Mirabile & E. Overbye (Eds.), Ageing and the transition to retirement. A comparative analysis of European welfare states (pp ). Aldershot: Ashgate. Ebbinghaus, B. (2006). Reforming early retirement in Europe, Japan and the USA. Oxford: Oxford University Press. Fouarge, D. & Schils, T. (2009). The effect of early retirement incentives on the training participation of older workers. Labour, 23 (1),

16 Gallie, D., Paugam, S. & Jacobs, S. (2003). Unemployment, poverty and social isolation. Is there a vicious circle of social exclusion? European Societies, 5 (1), Gesthuizen, M., Solga, H. & Künster, R. (2011). Context matters: Economic marginalisation of loweducated workers in cross-national perspective. European Sociological Review, 27 (2), Gesthuizen, M. & Wolbers, M.H.J. (2011). Late career instability and the transition into retirement of older workers in the Netherlands. In: H-P. Blossfeld, S. Buchholz & K. Kurz (Eds.), Aging populations, globalization and the labor market. Comparing late working life and retirement in modern societies (pp ). Northampton, MA: Edward Elgar. Goos, M. & Manning, A. (2007). Lousy and lovely jobs: The rising polarization of work in Britain. Review of Economics and Statistics, 89 (1), Grugulis, I. & Vincent, S. (2009). Whose skill is it anyway? Work, Employment and Society, 23 (4), Henkens, K., Kraaykamp, G. & Siegers, J. (1991). Partners en arbeidsmarktpositie. Mens & Maatschappij, 66 (4), Henkens, K., Van Dalen, H.P. & Van Solinge, H. (2009). De vervagende grens tussen werk en pensioen: Over doorwerkers, doorstarters en herintreders. Amsterdam: Amsterdam University Press. Henkens. K. & Van Solinge, H. (2002). Spousal influences on the decision to retire. International Journal of Sociology, 32 (2), Kapteyn, A., De Vos, K. & Kalwij, A. (2010). Early retirement and employment of the young in the Netherlands. In: J. Gruber & J.A. Wise (Eds.), Social security programs and retirement around the world: The relationship to youth employment (pp ). Chicago: University of Chicago Press. Katz, L.F. & Autor, D.H. (1999). Changes in the wage structure and earnings inequality. In: O. Ashenfelter & D.E. Card (Eds.), Handbook of labor economics, Vol. 3 (pp ). Amsterdam: Noord-Holland. Kohli, M., Rein, M., Guillemard, A-M. & Van Gunsteren, H. (1991). Time for retirement: Comparative studies of early exit from the labor force. Cambridge: Cambridge University Press. Kollmeyer, C. & Pichler, F. (2013). Is deindustrialization causing high unemployment in affluent countries? Evidence from 16 OECD countries, Social Forces, 91 (3), Mincer, J. (1974). Schooling, experience, and earnings. New York: Columbia University Press. Newton, B., Hurstfield, J., Miller, L., Akroyd, K. & Gifford, J. (2005). Training participation by age amongst unemployed and inactive people. Londen: Stationery Office. OECD (2005). Ageing and employment policies. Netherlands. Parijs: OECD. OECD (2012). OECD thematic follow-up review of policies to improve labour market prospects for older workers. Netherlands. Parijs: OECD. Phillipson, C. & Smith, A. (2005). Extending working life: A review of the research literature. Londen: Department for Work and Pensions. 16

17 Radl, J. (2012). Too old to work, or too young to retire? The pervasiveness of age norms in Western Europe. Work, Employment and Society, 26 (5), Ross, C.E. & Wu, C. (1995). The links between education and health. American Sociological Review, 60 (5), SER (1999). Bevordering arbeidsdeelname ouderen. Den Haag: SER. Soede, A.J. & Bijkerk, W.O. (2003). De VUT voorbij?: pensioen en ouderenparticipatie. Breukelen: NYFER. Spitz-Oener, A. (2006). Technical change, job tasks, and rising educational demands: Looking outside the wage structure. Journal of Labor Economics, 24 (2), Taylor, P. & Urwin, P. (2001). Age and participation in vocational education and training. Work, Employment and Society, 15 (4), Van Dalen, H.P., Henkens, K. & Schippers, J. (2010). Productivity of older workers: Perceptions of employers and employees. Population and Development Review, 36 (2), Van Duin, C. & Garssen, J. (2010). Bevolkingsprognose : sterkere vergrijzing, langere levensduur. Den Haag: CBS. Van Oorschot, W.J.H. (2007). Narrowing pathways to early retirement in the Netherlands. The Journal of Poverty and Social Justice, 15 (3), Van Oorschot, W.J.H. & Hvinden, B. (2001). Disability policies in European countries. Den Haag: Kluwer Law International. Van Vuuren, D. & Deelen, A. (2009) De participatiegraad van ouderen ontrafeld. Economisch Statistische Berichten, 94 (4551), Winterbotham, M., Adams, L. & Kuechel, A. (2002). Evaluation of the work based learning for adults programmes since April Sheffield: Department for Work and Pensions. Wolbers, M.H.J. (2000). The effects of level of education on mobility between employment and unemployment in the Netherlands. European Sociological Review, 16 (2), Wolbers, M.H.J. (2005). Initial and further education: Substitutes or complements? Differences in continuing education and training over the life-course of European workers. International Review of Education, 51 (5-6),

18 Figuur 1: Trends in de arbeidsdeelname van oudere mannen (55 tot 65 jaar) in Nederland Bron: Enquête Beroepsbevolking ( ). 18

19 Tabel 1: Beschrijvende resultaten (N = ) Bereik Gemiddelde Arbeidsdeelname Vervroegd uitgetreden 0/1 0,274 Werkzaam 0/1 0,430 Werkloos 0/1 0,021 Arbeidsongeschikt 0/1 0,145 Inactief 0/1 0,130 Opleidingsniveau BO 0/1 0,160 MAVO/VMBO 0/1 0,209 HAVO/VWO 0/1 0,031 MBO 0/1 0,349 HBO 0/1 0,168 WO 0/1 0,084 Leeftijdscategorie /1 0, /1 0, /1 0, /1 0, /1 0,175 Herkomst Autochtoon 0/1 0,905 Allochtoon 0/1 0,095 Alleenstaand 0/1 0,127 Geen informatie over partner 0/1 0,025 Arbeidsdeelname partner Vervroegd uitgetreden 0/1 0,042 Werkzaam 0/1 0,222 Werkloos 0/1 0,014 Arbeidsongeschikt 0/1 0,038 Inactief 0/1 0,532 Opleidingsniveau partner BO 0/1 0,179 MAVO/VMBO 0/1 0,318 HAVO/VWO 0/1 0,033 MBO 0/1 0,207 HBO 0/1 0,090 WO 0/1 0,021 Vergrijzing (N = 18) 0,51-0,74 0,612 Deïndustrialisering (N = 18) 0,06-0,63 0,305 Werkloosheidspercentage (N = 18) 3,50-8,50 5,783 Bron: Enquête Beroepsbevolking ( ). 19

20 Tabel 2: Resultaten multinomiale logistische regressieanalyse van vervroegd uitgetreden (ref.) versus werkzaam, werkloos en arbeidsongeschikt, logits met robuuste standaardfouten (N = ) Werkzaam Werkloos Arbeidsongeschikt Model 1 Model 2 Model 1 Model 2 Model 1 Model 2 Opleidingsniveau BO ref. ref. ref. ref. ref. ref. MAVO/VMBO 0,030-0,045-0,258** 0,056-0,684*** -0,802*** HAVO/VWO 0,057-0,155-0,106 0,191-1,513*** -1,238*** MBO -0,164*** -0,192** -0,431*** 0,076-1,279*** -1,297*** HBO 0,126 *** 0,187 * -0,299*** 0,504 * -1,906*** -1,663*** WO 0,536 *** 0,061 0,011 0,170-2,012*** -1,971*** Leeftijdscategorie ,520 *** 2,522 *** 2,602 *** 2,605 *** 1,540 *** 1,539 *** ,330 *** 1,332 *** 1,423 *** 1,425 *** 0,726 *** 0,727 *** ref. ref. ref. ref. ref. ref ,537*** -1,537*** -0,970*** -0,970*** -0,558*** -0,558*** ,383*** -2,383*** -1,627*** -1,629*** -0,685*** -0,686*** Allochtoon -0,091** -0,092** 0,739 *** 0,739 *** 0,405 *** 0,407 *** Vergrijzing 8,806 *** 8,836 *** 12,048 *** 11,974 *** 2,147 *** 2,139 *** Deïndustrialisering 0,605 ~ 0,402 0,778 2,084 ** 0,522 * 0,516 ~ Deïndustrialisering*Opleidingsniveau BO ref. ref. ref. MAVO/VMBO 0,252-1,057 ~ 0,377 HAVO/VWO 0,822 ~ -0,929-1,011 MBO 0,111-1,746** 0,063 HBO -0,186-2,879*** -0,807** WO 1,748 *** -0,486-0,132 Werkloosheidspercentage -0,050* -0,050 ~ 0,042 0,040-0,047** -0,047** Intercept -4,481 *** -5,173 *** -9,432 *** -7,681 *** -6,757 *** -6,328 *** Noot: Het contrast vervroegd uitgetreden (ref.) versus inactief is niet opgenomen in de tabel. Significantieniveaus: ~p<0,10, *p<0,05, **p<0,01, ***p<0,001 (tweezijdige toetsing). Bron: Enquête Beroepsbevolking ( ). 20

Veranderingen in arbeidsparticipatie en zorggebruik. Een beschrijving van ontwikkelingen van 1997 tot 2008

Veranderingen in arbeidsparticipatie en zorggebruik. Een beschrijving van ontwikkelingen van 1997 tot 2008 Veranderingen in arbeidsparticipatie en zorggebruik. Een beschrijving van ontwikkelingen van 1997 tot 2008 Niels Schenk en Pearl Dykstra Erasmus Universiteit Rotterdam Mei 2013 INTRODUCTIE Onderzoek naar

Nadere informatie

Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald

Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald Bron: O. van Vliet (2017) Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald, Sociaal Bestek, nr. 6, pp. 58-59. Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald Olaf van Vliet Universiteit Leiden Voor veel

Nadere informatie

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt s op de arbeidsmarkt Moniek Coumans De arbeidsdeelname van alleenstaande moeders is lager dan die van moeders met een partner. Dit verschil hangt voor een belangrijk deel samen met een oververtegenwoordiging

Nadere informatie

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Suzanne Peek Gescheiden moeders stoppen twee keer zo vaak met werken dan niet gescheiden moeders. Ook beginnen ze vaker met werken. Wanneer er

Nadere informatie

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Artikelen Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Martijn Souren en Jannes de Vries Onder laagopgeleide vrouwen is de bruto arbeidsparticipatie aanzienlijk

Nadere informatie

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 Cees Maas De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 laten geen gunstig beeld zien. De werkgelegenheid nam nog wel toe, maar de groei was veel kleiner dan in voorafgaande

Nadere informatie

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Clemens Siermann en Henk-Jan Dirven De uitstroom van 50-plussers uit de werkzame beroepsbevolking is de laatste jaren toegenomen. Een kwart van deze

Nadere informatie

Beroepsbevolking 2005

Beroepsbevolking 2005 Beroepsbevolking 2005 De veroudering van de beroepsbevolking is duidelijk zichtbaar in de veranderende leeftijdspiramide van de werkzame beroepsbevolking (figuur 1). In 1975 behoorde het grootste deel

Nadere informatie

Meer of minder uren werken

Meer of minder uren werken Meer of minder uren werken Jannes de Vries Een op de zes mensen die minstens twaalf uur per week werken (de werkzame beroeps bevolking) wil meer of juist minder uur werken. Van hen heeft minder dan de

Nadere informatie

Jongeren op de arbeidsmarkt

Jongeren op de arbeidsmarkt Jongeren op de arbeidsmarkt Tanja Traag In 23 was 11 procent van alle jongeren werkloos. Jongeren die geen onderwijs meer volgen, hebben een andere positie op de arbeidsmarkt dan jongeren die wel een opleiding

Nadere informatie

Pensioenaanspraken in beeld

Pensioenaanspraken in beeld Pensioenaanspraken in beeld Deel 1: aanspraken naar geslacht en burgerlijke staat Elisabeth Eenkhoorn, Annelie Hakkenes-Tuinman en Marije vandegrift bouwen minder pensioen op via een werkgever dan mannen.

Nadere informatie

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers Research Centre for Education and the Labour Market ROA Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers ROA Fact Sheet ROA-F-2014/1 Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt

Nadere informatie

Langdurige werkloosheid in Nederland

Langdurige werkloosheid in Nederland Langdurige werkloosheid in Nederland Robert de Vries In 25 waren er 483 duizend werklozen. Hiervan waren er 23 duizend 42 procent langdurig werkloos. Langdurige werkloosheid komt vooral voor bij ouderen.

Nadere informatie

V erschenen in: ESB, 83e jaargang, nr. 4162, pagina 596, 31 juli 1998 (datum)

V erschenen in: ESB, 83e jaargang, nr. 4162, pagina 596, 31 juli 1998 (datum) Emancipatie en opleidingskeuze A uteur(s): Grip, A. de (auteur) Vlasblom, J.D. (auteur) Werkzaam bij het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de Universiteit Maastricht. (auteur) Een

Nadere informatie

Jongeren en ouderen zonder startkwalificatie op de arbeidsmarkt

Jongeren en ouderen zonder startkwalificatie op de arbeidsmarkt Jongeren en ouderen zonder startkwalificatie op de arbeidsmarkt Harry Bierings en Robert de Vries Uit onderzoek blijkt dat jongeren van 15-24 jaar zonder startkwalificatie meer moeite hebben om een (vaste)

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Scholing voor oudere werknemers: literatuuroverzicht en kosten-baten analyse

Scholing voor oudere werknemers: literatuuroverzicht en kosten-baten analyse Scholing voor oudere werknemers: literatuuroverzicht en kosten-baten analyse Wim Groot & Henriette Maassen van den Brink In samenwerking met Annelies Notenboom, Karin Douma en Tom Everhardt, APE Den Haag

Nadere informatie

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Tanja Traag Van alle jongeren die in 24 niet meer op school zaten, had 6 procent een startkwalificatie, wat inhoudt dat ze minimaal

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 710 Vragen van het lid

Nadere informatie

Jong en oud op de arbeidsmarkt,

Jong en oud op de arbeidsmarkt, Jong en oud op de arbeidsmarkt, 2007-2011 Gerda Gringhuis en Ben Dankmeyer 1. Inleiding De gemiddelde leeftijd van de bevolking neemt toe. De vergrijzing zorg er voor dat meer mensen aanspraak maken op

Nadere informatie

Meer ouderen langer werkzaam

Meer ouderen langer werkzaam Meer ouderen langer werkzaam Koos Arts (Centraal Bureau voor de Statistiek) Ferdy Otten (Centraal Bureau voor de Statistiek) Vooral door de instroom van jongere generaties alsmaar meer werkende vrouwen

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

Stijgende arbeidsparticipatie en minder uittreding bij ouderen

Stijgende arbeidsparticipatie en minder uittreding bij ouderen Sociaaleconomische trends 13 Stijgende arbeidsparticipatie en minder uittreding bij ouderen Koos Arts Ferdy Otten oktober 13, 4 CBS Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaaleconomische trends, oktober

Nadere informatie

De eerste baan is niet de beste

De eerste baan is niet de beste De eerste baan is niet de beste Auteur(s): Velden, R. van der (auteur) Welters, R. (auteur) Willems, E. (auteur) Wolbers, M. (auteur) Werkzaam bij het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA)

Nadere informatie

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in 23 Ingrid Beckers en Birgit van Gils In 23 vonden ruim 9 duizend mensen een nieuwe baan. Dat is 13 procent van de werkzame beroepsbevolking. Het aandeel

Nadere informatie

Arbeidsaanbod naar sociaaldemografische kenmerken

Arbeidsaanbod naar sociaaldemografische kenmerken CPB Memorandum Sector : Arbeidsmarkt en Welvaartsstaat Afdeling/Project : Arbeid Samensteller(s) : Rob Euwals, Daniël van Vuuren, Adri den Ouden, Janneke Rijn Nummer : 171 Datum : 12 december 26 Arbeidsaanbod

Nadere informatie

Verwachte baanvindduren werkloze 45-plussers

Verwachte baanvindduren werkloze 45-plussers Sociaaleconomische trends 213 Verwachte baanvindduren werkloze 45-plussers Harry Bierings en Bart Loog juli 213, 2 CBS Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaaleconomische trends, juli 213, 2 1 De afgelopen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 400 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013 Nr. 154 BRIEF

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 8 april 2011 Betreft Evaluatie IOW

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 8 april 2011 Betreft Evaluatie IOW > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Arbeidsgehandicapten in Nederland

Arbeidsgehandicapten in Nederland Arbeidsgehandicapten in Nederland Ingrid Beckers In 2003 waren er in Nederland ruim 1,7 miljoen arbeidsgehandicapten; 15,8 procent van de 15 64-jarige bevolking. Het aandeel arbeidsgehandicapten is daarmee

Nadere informatie

Bijlagen Werkloos toezien?

Bijlagen Werkloos toezien? Bijlagen Werkloos toezien? Gevolgen van de crisis voor emancipatie en welbevinden Ans Merens Edith Josten Bijlage A Data en methode 2 A.1 Arbeidsduur en arbeidsdeelname van partners van werklozen 2 A.2

Nadere informatie

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt 07 Arbeidsmarktmobiliteit geringer dan in voorgaande jaren Bijna miljoen mensen wisselen in 2008 van beroep of werkgever Afname werkzame door crisis

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting Nr. 482 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan

Nadere informatie

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970 CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970 Lian Kösters, Paul den Boer en Bob Lodder* Inleiding In dit artikel wordt de arbeidsparticipatie in Nederland tussen 1970

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 729 Evaluatie Wet inkomensvoorziening oudere werklozen Nr. 1 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter

Nadere informatie

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun s Karin Hagoort en Maaike Hersevoort In 24 verdienden samenwonende of gehuwde vrouwen van 25 tot 55 jaar ongeveer de helft van wat hun s verdienden. Naarmate het

Nadere informatie

Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen

Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen 1 Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen Peter van der Meer Samenvatting In dit onderzoek is geprobeerd antwoord te geven op de vraag in hoeverre het mogelijk is verschillen

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD

Nadere informatie

2513AA22XA. Inleiding. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. Inleiding. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Einde in zicht voor de VUT

Einde in zicht voor de VUT Einde in zicht voor de VUT 11 0 Drs. J.L. Gebraad en mw. T.R. Pfaff Publicatiedatum CBS-website: 1 september 2011 Den Haag/Heerlen Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer ** =

Nadere informatie

8. Werken en werkloos zijn

8. Werken en werkloos zijn 8. Werken en werkloos zijn In 22 is de arbeidsdeelname van allochtonen niet meer verder gestegen. Onder autochtonen is het aantal personen met werk nog wel licht toegenomen. De arbeidsdeelname onder Surinamers,

Nadere informatie

Samenvatting 205. Samenvatting

Samenvatting 205. Samenvatting Samenvatting 205 Samenvatting In veel ontwikkelde landen vergrijst de bevolking door de toegenomen levensverwachting en de daling van het geboortecijfer. De ratio van gepensioneerde ouderen ten opzichte

Nadere informatie

Herintreders op de arbeidsmarkt

Herintreders op de arbeidsmarkt Herintreders op de arbeidsmarkt Sabine Lucassen Voor veel herintreders is het lang dat ze voor het laatst gewerkt hebben. Herintreders zijn vaak vrouwen in de leeftijd van 35 44 jaar en laag of middelbaar

Nadere informatie

Jacobs is verbonden aan de UvT en UvA. Webbink is verbonden aan het CPB. De auteurs bedanken Arnold Verkade voor onderzoeksassistentie.

Jacobs is verbonden aan de UvT en UvA. Webbink is verbonden aan het CPB. De auteurs bedanken Arnold Verkade voor onderzoeksassistentie. Rendement onderwijs blijft stijgen Bas Jacobs en Dinand Webbink b.jacobs@uva.nl; h.d.webbink@cpb.nl Jacobs is verbonden aan de UvT en UvA. Webbink is verbonden aan het CPB. De auteurs bedanken Arnold Verkade

Nadere informatie

Sociaal-economische gezondheidsverschillen en werk: consequenties voor arbeidsparticipatie en pensionering

Sociaal-economische gezondheidsverschillen en werk: consequenties voor arbeidsparticipatie en pensionering Sociaal-economische gezondheidsverschillen en werk: consequenties voor arbeidsparticipatie en pensionering Lex Burdorf Hoogleraar Determinanten van Volksgezondheid Afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg

Nadere informatie

Socio-economic situation of long-term flexworkers

Socio-economic situation of long-term flexworkers Socio-economic situation of long-term flexworkers CBS Microdatagebruikersmiddag The Hague, 16 May 2013 Siemen van der Werff www.seo.nl - secretariaat@seo.nl - +31 20 525 1630 Discussion topics and conclusions

Nadere informatie

Deeltijdarbeid. WAV-Rapport. Seppe Van Gils. Maart 2004

Deeltijdarbeid. WAV-Rapport. Seppe Van Gils. Maart 2004 Deeltijdarbeid Seppe Van Gils Maart 2004 WAV-Rapport Steunpunt Werkgelegenheid, Arbeid en Vorming Interuniversitair samenwerkingsverband E. Van Evenstraat 2 blok C 3000 Leuven T:32(0)16 32 32 39 F:32(0)16

Nadere informatie

Pensioenaanspraken in beeld

Pensioenaanspraken in beeld Pensioenaanspraken in beeld Deel 2: aanspraken naar herkomst, sociaaleconomische categorie en type Deel 2: huishouden Elisabeth Eenkhoorn, Annelie Hakkenes-Tuinman en Marije van de Grift De pensioenopbouw

Nadere informatie

Doorstarten na pensioen: een brug naar een gelukkige pensioentijd?

Doorstarten na pensioen: een brug naar een gelukkige pensioentijd? Over.Werk - Gepubliceerd Doorstarten na pensioen: een brug naar een gelukkige pensioentijd? Na een lange carrière waarin werk een belangrijke plaats inneemt, vormt pensionering voor de meeste mensen het

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK LAAGGELETTERDHEID IN LAAK Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD IN OPDRACHT

Nadere informatie

Niet behalen startkwalificatie hangt samen met gezinssituatie

Niet behalen startkwalificatie hangt samen met gezinssituatie Niet behalen startkwalificatie hangt samen met gezinssituatie Christine Jol, Godelief Mars en Francis van der Mooren Of jongeren het onderwijs zonder startkwalificatie verlaten hangt onder meer samen met

Nadere informatie

Jonge werknemers en werkstress: een beknopte weergave van de feiten

Jonge werknemers en werkstress: een beknopte weergave van de feiten Jonge werknemers en werkstress: een beknopte weergave van de feiten Irene Houtman & Ernest de Vroome (TNO) In het kort: Onderzoek naar de ontwikkeling van burn-outklachten en verzuim door psychosociale

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG

LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS

Nadere informatie

Inzetbaarheid op hogere leeftijd

Inzetbaarheid op hogere leeftijd Inzetbaarheid op hogere leeftijd Nr. 2018/14B, Den Haag 26 juni 2018 Achtergronddocument bij: Gezondheid en langer doorwerken Nr. 2018/14, Den Haag 26 juni 2018 Inzetbaarheid op hogere leeftijd pagina

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/173547

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 20 Fact sheet april 20 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar vrijwel gelijk gebleven aan 2015. Van de 14.000 Amsterdamse jongeren

Nadere informatie

Pensioenleeftijd niet vaak 65

Pensioenleeftijd niet vaak 65 Pensioenleeftijd niet vaak 65 Jan-Willem Bruggink In de periode 21-23 stopten jaarlijks ongeveer 6 duizend mensen met werken om met pensioen te gaan. In bijna zeven van de tien gevallen waren dit mannen.

Nadere informatie

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief 5.6 Het s hoger onderwijs in internationaal perspectief In de meeste landen van de is de vraag naar hoger onderwijs tussen 1995 en 2002 fors gegroeid. Ook in gaat een steeds groter deel van de bevolking

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA..DEN HAAG Kennis IPC 5200 Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag

Nadere informatie

Werkloosheid in : stromen en duren

Werkloosheid in : stromen en duren Werkloosheid in 24 211: stromen en duren Wendy Smits, Harry Bierings en Robert de Vries Als het aantal mensen dat werkloos wordt groter is dan het aantal werklozen dat er in slaagt weer aan het werk te

Nadere informatie

Vrouwen op de arbeidsmarkt

Vrouwen op de arbeidsmarkt op de arbeidsmarkt Johan van der Valk Annemarie Boelens De arbeidsdeelname van vrouwen lag in 23 op 55 procent. De arbeidsdeelname van vrouwen stijgt al jaren. Deze toename komt de laatste jaren bijna

Nadere informatie

Kwaliteit van de arbeid en arbeidstransities

Kwaliteit van de arbeid en arbeidstransities Kwaliteit van de arbeid en arbeidstransities Josten, E. & Ester, P. (2005). Quality of work life and work transition, the Netherlands in European perspective. OSA publicatie A213. Op de Lissabon top van

Nadere informatie

www.share-project.nl Resultaten van het project 50+ In Europa

www.share-project.nl Resultaten van het project 50+ In Europa www.share-project.nl Resultaten van het project 50+ In Europa Wat gebeurt er nu? Published by Mannheim Research Institute for the Economics of Aging (MEA) L13,17 68131 Mannheim Phone: +49-621-181 1862

Nadere informatie

Werktijden van de werkzame beroepsbevolking

Werktijden van de werkzame beroepsbevolking Werktijden van de werkzame beroepsbevolking Ingrid Beckers Ruim de helft van de werkzame beroepsbevolking werkte in 22 op onregelmatige tijden. Werken in de avonduren en op zaterdag komt het meeste voor.

Nadere informatie

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1.1 De beroepsbevolking in 1975 en 2003 11 1.2 De werkgelegenheid in 1975 en 2003 14 Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw trok de gemiddelde Nederlandse

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

1 Inleiding. Wanneer ga jij met pensioen Versie: 4 17-07-2015 Pagina: 3 van 7

1 Inleiding. Wanneer ga jij met pensioen Versie: 4 17-07-2015 Pagina: 3 van 7 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 3 2 AOW-gerechtigde leeftijd... 4 2.1 Algemeen... 4 2.2 Verhoging van 65 naar 67... 4 2.3 Verdere verhoging op basis van de levensverwachting... 4 3 Pensioenleeftijd... 6 3.1

Nadere informatie

Doorwerken na 65 jaar

Doorwerken na 65 jaar CvA-notitie februari 2008 Doorwerken na 65 jaar De levensverwachting en het gemiddelde aantal gezonde jaren na het bereiken van de 65-jarige leeftijd is toegenomen. Een groeiende groep ouderen heeft behoefte

Nadere informatie

Summary in Dutch. Samenvatting

Summary in Dutch. Samenvatting Samenvatting In de theorie van het menselijk kapitaal zijn kennis en gezondheid uitkomsten van bewuste investeringsbeslissingen. Veel van de keuzes hieromtrent lijken in de praktijk echter niet weldoordacht.

Nadere informatie

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald 7. Vaker werkloos In is de arbeidsdeelname van niet-westerse allochtonen gedaald. De arbeidsdeelname onder rs is relatief hoog, zes van de tien hebben een baan. Daarentegen werkten in slechts vier van

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN DEN HAAG

LAAGGELETTERDHEID IN DEN HAAG LAAGGELETTERDHEID IN DEN HAAG Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD IN

Nadere informatie

In de komende decennia zal de vergrijzing

In de komende decennia zal de vergrijzing onderwijs Pensioenverwachtingen en menselijk kapitaal Door de recente veranderingen in het pensioenstelsel verwachten werknemers dat zij langer zullen moeten doorwerken. Oudere werknemers zijn hierdoor

Nadere informatie

10. Veel ouderen in de bijstand

10. Veel ouderen in de bijstand 10. Veel ouderen in de bijstand Niet-westerse allochtonen ontvangen 2,5 keer zo vaak een uitkering als autochtonen. Ze hebben het vaakst een bijstandsuitkering. Verder was eind 2002 bijna de helft van

Nadere informatie

De toekomstige arbeidsmarkt in een vergrijzende Europese Unie: het effect van meer deeltijdwerk op het arbeidsvolume

De toekomstige arbeidsmarkt in een vergrijzende Europese Unie: het effect van meer deeltijdwerk op het arbeidsvolume De toekomstige arbeidsmarkt in een vergrijzende Europese Unie: het effect van meer deeltijdwerk op het arbeidsvolume Ekamper, P. 2007. Qualitative scenario study of the European labour force. Research

Nadere informatie

Goede inzetbaarheid oudere medewerkers vereist beter HR-beleid

Goede inzetbaarheid oudere medewerkers vereist beter HR-beleid Goede inzetbaarheid oudere medewerkers vereist beter HR-beleid Andries de Grip, Didier Fouarge en Raymond Montizaan Context Netspar Brief Het Nederlandse pensioenstelsel is de afgelopen jaren sterk veranderd:

Nadere informatie

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken Bron: K. Caminada & K. Goudswaard (2017), De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken, Geron Tijdschrift over ouder worden & maatschappij jaargang 19, nummer 3: 10-13. De inkomensverdeling

Nadere informatie

Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk

Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk M201210 Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk Arjan Ruis Zoetermeer, september 2012 Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk De leeftijd van de ondernemer blijkt

Nadere informatie

./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Bussemaker (PvdA) over de arbeidsproductiviteit van oudere werknemers.

./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Bussemaker (PvdA) over de arbeidsproductiviteit van oudere werknemers. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

Robots Lubos Galbavy.

Robots Lubos Galbavy. Robots Lubos Galbavy https://www.youtube.com/watch?v=wjgoqek21ts Robotisering: gaat dat werken? Prof. Ton Wilthagen i.s.m. Ellen Vasic Waar gaat het heen? Geeft aan media unavailable.. Doet ie het op jouw

Nadere informatie

Uit huis gaan van jongeren

Uit huis gaan van jongeren Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan

Nadere informatie

Arbeidsgehandicapten in Nederland

Arbeidsgehandicapten in Nederland en in Nederland Ingrid Beckers In 22 waren er in Nederland ruim anderhalf miljoen arbeidsgehandicapten. Dit komt overeen met 14,7 procent van de 15 64-jarigen. Het aandeel arbeidsgehandicapten is daarmee

Nadere informatie

In de afgelopen decennia heeft ongehuwd samenwonen overal in Europa. toegenomen populariteit van het ongehuwd samenwonen is onderdeel van

In de afgelopen decennia heeft ongehuwd samenwonen overal in Europa. toegenomen populariteit van het ongehuwd samenwonen is onderdeel van Nederlandse samenvatting (summary in Dutch) De verschillende betekenissen van ongehuwd samenwonen in Europa: Een studie naar verschillen tussen samenwoners in hun opvattingen, plannen en gedrag. In de

Nadere informatie

Persbericht. Arbeidsmarkt ook in 2001 gunstig. Centraal Bureau voor de Statistiek

Persbericht. Arbeidsmarkt ook in 2001 gunstig. Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB02-27 7 februari 2002 9.30 uur Arbeidsmarkt ook in 2001 gunstig De reeks van jaren met een gunstige arbeidsmarkt is in 2001 voortgezet. De groei van de

Nadere informatie

2 Ontwikkelingen. 2.1 Grijze en groene druk

2 Ontwikkelingen. 2.1 Grijze en groene druk 2 Ontwikkelingen Nederland vergrijst en ontgroent. Ook in arbeidsorganisaties zal de gemiddelde leeftijd van medewerkers steeds meer omhoog gaan. Oudere medewerkers zullen een steeds groter deel van het

Nadere informatie

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België 2018 Samenvatting en kernboodschappen September 2018 ANNEX 6 : NEDERLANDSTALIGE SAMENVATTING EN KERNBOODSCHAPPEN VAN DE ANALYSE

Nadere informatie

Wanneer ga jij met pensioen?

Wanneer ga jij met pensioen? Wanneer ga jij met pensioen? Inhoudsopgave Inleiding... 3 1 AOW-gerechtigde leeftijd... 4 1.1 Algemeen... 4 1.2 Verhoging van 65 naar 67... 4 1.3 Verdere verhoging op basis van de levensverwachting...

Nadere informatie

Notitie Aan. Doel en opzet. Totaalbeeld. Jan Kees Boon. Sectorcommissie Boomkwekerijproducten. Agendapunt 10, vergadering d.d.

Notitie Aan. Doel en opzet. Totaalbeeld. Jan Kees Boon. Sectorcommissie Boomkwekerijproducten. Agendapunt 10, vergadering d.d. Notitie Aan Sectorcommissie Boomkwekerijproducten Van Jan Kees Boon Kenmerk Behoort bij Agendapunt 10, vergadering d.d. 9-5-2007 Totaal aantal pagina s 7 27 april 2007 SAMENVATTING ARBEIDSMARKTMONITOR

Nadere informatie

Pensioenversoberingen: In welke mate is gezondheid een belemmering voor het langer doorwerken? Dr. Raymond Montizaan, Maastricht University

Pensioenversoberingen: In welke mate is gezondheid een belemmering voor het langer doorwerken? Dr. Raymond Montizaan, Maastricht University Pensioenversoberingen: In welke mate is gezondheid een belemmering voor het langer doorwerken? Dr. Raymond Montizaan, Maastricht University Veel dynamiek in ons pensioensysteem Versobering vroegpensioensystemen:

Nadere informatie

AOW leeftijd, een public finance perspectief

AOW leeftijd, een public finance perspectief AOW leeftijd, een public finance perspectief Casper van Ewijk AOW seminar, Amsterdam 20 november 2017 Vraagstelling Financierbaarheid en AOW leeftijd Verschillende invalshoeken (Intergenerationele) herverdeling

Nadere informatie

Mark Visser, Maurice Gesfhuizen, Gerbert Kraaykamp & Maarten H.]. Wolbers Trends in arbeidsdeelname van oudere mannen in Nederland, i

Mark Visser, Maurice Gesfhuizen, Gerbert Kraaykamp & Maarten H.]. Wolbers Trends in arbeidsdeelname van oudere mannen in Nederland, i Wegen rond pensionering: nieuwe transities en trajecten is de boekaflevering bij jaargang 88 (2013) van het sociaal-wetenschappelijk tijdschrift Mens & Maatschappij. Inhoudsopgave -Q FSC MIX FSC-C008919

Nadere informatie

Titel Inkomstenbronnen van twee generaties

Titel Inkomstenbronnen van twee generaties Statistische Trends Titel Inkomstenbronnen van twee generaties Subtitel zestigers In samenwerking met Partner Ilona Veer Coen van Duin Auteur Jeremy Weidum Februari 2019 2019 CBS Statistische Trends, 1

Nadere informatie

Geen tekort aan technisch opgeleiden

Geen tekort aan technisch opgeleiden Geen tekort aan technisch opgeleiden Auteur(s): Groot, W. (auteur) Maassen van den Brink, H. (auteur) Plug, E. (auteur) De auteurs zijn allen verbonden aan 'Scholar', Faculteit der Economische Wetenschappen

Nadere informatie

Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking

Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking Ronald van Bekkum (UWV), Harry Bierings en Robert de Vries In arbeidsmarktbeleid en in statistieken van het CBS wordt een duidelijk onderscheid gemaakt

Nadere informatie

CPB Memorandum. Arbeidsaanbod en gewerkte uren tot 2050

CPB Memorandum. Arbeidsaanbod en gewerkte uren tot 2050 CPB Memorandum Sector : 1 Afdeling/Project : Ageing 20 Samensteller(s) : Rob Euwals, Kees Folmer Nummer : 225 Datum : 23 april 2009 Arbeidsaanbod en gewerkte uren tot 2050 Een beleidsneutraal scenario

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 Fact sheet juni 20 De werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar sterk gedaald. Van de 3.00 Amsterdamse jongeren in de leeftijd van 15

Nadere informatie

NEETs in Limburg: trends, spreiding, en duiding. NEETs in Limburg: trends, spreiding, en duiding

NEETs in Limburg: trends, spreiding, en duiding. NEETs in Limburg: trends, spreiding, en duiding ROA NEETs in Limburg: trends, spreiding, en duiding NEETs in Limburg: trends, spreiding, en duiding ROA Fact Sheet ROA-F-2018/2 ROA-F-2018/2 Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt ROA Researchcentrum

Nadere informatie

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009 FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 29 Groei van werkloosheid onder zet door! In het 2 e kwartaal van 29 groeide de werkloosheid onder (niet-westers)

Nadere informatie

Titel Belemmerd bij het verkrijgen van werk

Titel Belemmerd bij het verkrijgen van werk Statistische Trends Titel Belemmerd bij het verkrijgen van werk Subtitel In samenwerking met Partner Linda Fernandez Beiro Auteur Hendrika Lautenbach Februari 2019 2019 CBS Statistische Trends, 1 Inhoud

Nadere informatie

Voortijdig schoolverlaters: een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt

Voortijdig schoolverlaters: een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt : een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt Harry Bierings en Robert de Vries Direct nadat zij school hadden verlaten, maar ook nog vier jaar daarna, hebben voortijdig naar verhouding vaak geen baan. Als

Nadere informatie

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Werkloosheid Redenen om niet actief te Sociaal Economische Trends 2013 Sociaaleconomische trends Werkloosheid Redenen 2004-2011 om niet actief te zijn Stromen op en duren de arbeidsmarkt Werkloosheidsduren op basis van de Enquête beroepsbevolking

Nadere informatie