Handhaven in de kinderopvang. Gemeente Dordrecht

Transcriptie

1 Handhaven in de kinderopvang Gemeente Dordrecht Vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders op 30 mei 2006

2 Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 2. Kwaliteit in de kinderopvang 4 3. Sanctiemogelijkheden 6 4. Afwegingsmodel 8 5. Handhavingsacties 12 Handhavingsmodule Dagopvang 13 Handhavingsmodule Buitenschoolse opvang 23 Handhavingsmodule Gastouderopvang Recidive Afspraken met de GGD Reacties kindercentra 42 2

3 1. Inleiding Op 1 januari 2005 is de Wet Kinderopvang in werking getreden. De verantwoordelijkheid voor het bieden van voldoende kwaliteit is nadrukkelijk neergelegd bij de ondernemers in de kinderopvang. Gemeenten zijn eindverantwoordelijk voor het toezicht op de kwaliteit. De gemeente dient lijks verslag te doen aan de Inspectie Werk en Inkomen over hoe zij uitvoering heeft gegeven aan toezicht en handhaving in de kinderopvang. Het toezicht wordt uitgevoerd door de GGD. Het college heeft hiervoor inspecteurs bij de GGD aangewezen. Het doel van deze notitie is om te komen tot een transparant handhavingsbeleid, waarin een duidelijk beeld wordt gegeven bij welke overtreding, welke sanctie opgelegd zal worden. Er wordt eerst een beschrijving gegeven over de eisen die de Wet Kinderopvang en de Regeling Wet Kinderopvang stellen. Vervolgens wordt beschreven welke sanctiemogelijkheden er zijn. Het VNG heeft een module ontwikkeld om te komen tot een transparant handhavingsbeleid. In deze notitie is het advies van de VNG als uitgangspunt genomen. We hebben in overleg met de GGD een aantal punten aangescherpt om de kwaliteit in de gemeente Dordrecht op een hoog niveau te houden. De kern van het verschil is dat vanuit de VNG veel prioriteit ligt op veiligheid en hygiëne en dat wij voor Dordrecht ook meer inhoudelijke kwaliteitseisen hoge prioriteit geven. Het betreft hier bijvoorbeeld prioriteit aan belangen als gebruik van Nederlands als voertaal en leidster- kind ratio. Er zijn handhavingmodules beschreven passend bij de soorten kinderopvang (dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang). Ook gaan we in op de toe te passen sancties als er sprake is van recidive. We sluiten af met een overzicht van afspraken die gemaakt zijn tussen de gemeente en de GGD. Begin 2006 is het eerste Dordtse Keurmerk Kinderopvang uitgereikt. Indien een organisatie voldoet aan alle eisen die de Wet kinderopvang en de beleidsregels Kwaliteit in de kinderopvang stellen, dan ontvangen zij het Keurmerk. Het hebben van het Keurmerk houdt dan ook in dat er niet gehandhaafd hoeft te worden, op dat moment. Sector Maatschappelijke Ontwikkeling, april

4 2. Kwaliteit in de kinderopvang De Wet kinderopvang stelt naast enkele specifieke kwaliteitseisen vooral globale kwaliteitseisen. Deze zijn vertaald in beleidsregels genoemd Regeling kwaliteit kinderopvang Welke eisen stelt de wet? - Voordat de exploitatie van een kindercentrum of gastouderbureau van start kan gaan, dient de ondernemer zich te melden bij het college van burgemeester en wethouders. Na deze melding wordt de ondernemer opgenomen in het register kinderopvang van de gemeente. De toezichthouder onderzoekt vervolgens of de ondernemer voldoet aan de kwaliteitseisen die in de Wet kinderopvang en de beleidsregels stellen. Voldoet de houder aan alle eisen, dan mag hij in exploitatie. Voldoet hij niet dan worden er afspraken gemaakt op welke de ondernemer wel zal voldoen aan de gestelde eisen. Ook kan in deze fase de exploitatie ontzegd worden. - De belangrijkste kwaliteitseis uit de Wet kinderopvang is artikel 49, deze stelt dat opvang bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van een kind in een veilige en gezonde omgeving. Artikel 50 verplicht de ondernemer om de kinderopvang op zodanige wijze te organiseren dat dit redelijkerwijs moet leiden tot verantwoorde kinderopvang. - De ondernemer dient voor iedere locatie een risico-inventarisatie op het gebied van veiligheid en gezondheid uit te voeren. - De rol van de ouders is verstevigd. Elke vestiging behoort een oudercommissie te hebben. Zij adviseren gevraagd en ongevraagd. Welke eisen stellen de beleidsregels? De beleidsregels vormen een concrete uitwerking van de globale kwaliteitseisen uit de Wet. De beleidsregels zijn gebaseerd op een convenant over kwaliteitseisen dat door de branche organisaties voor ouders en ondernemers is opgesteld. De eisen voor de kindercentra: - Een kindercentrum dient te beschikken over een pedagogisch beleidsplan waarin 4 competenties (voldoende emotionele veiligheid, voldoende mogelijkheid voor de ontwikkeling van persoonlijke competentie, sociale competenties en de overdracht van waarden en normen) zijn uitgewerkt - Groepsgroottes zijn vastgesteld. Het is mogelijk om een open deurenbeleid te voeren met stamgroepen. - De oppervlaktes voor speelruimte en groepsruimte zijn vastgesteld. Voor kinderen tot 1,5 moeten er afzonderlijke slaapruimtes zijn. - De eisen waaraan de verplichte risico-inventarisaties moeten voldoen zijn vastgesteld. - Beroepskrachten moeten beschikken over beroepskwalificaties overeenkomstig de CAO Kinderopvang. - Personen werkzaam bij een kindercentrum moeten in het bezit zijn van een verklaring omtrent gedrag. Dit geldt ook voor de ondernemer en het bestuur. De eisen voor een gastouderbureau: - Het bureau moet beschikken over een pedagogisch beleidsplan met de bovengenoemde 4 competenties. - De woningen van de gastouders moeten zijn geïnspecteerd door het gastouderbureau aan de hand van een risico-inventarisatie. - Het gastouderbureau moet voorwaarden scheppen voor een kwalitatief goede opvang. - Beroepskrachten van het gastouderbureau moeten beschikken over een beroepskwalificatie conform de CAO Kinderopvang. - Gastouders en medewerkers van het gastouderbureau moeten beschikken over een verklaring omtrent het gedrag. 4

5 Omtrent de werkwijze van de toezichthouders zijn beleidsregels opgesteld om een uniforme werkwijze te bevorderen. Zij werken met toetsingskaders waarin de kwaliteitsaspecten zijn uitgewerkt. Voor iedere vorm van opvang (dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang) is er een apart toetsingskader. Aan de hand van een selectieformulier bepaalt de toezichthouder of er sprake is van kinderopvang of gastouderopvang in de zin van de Wet Kinderopvang. Middels het selectieformulier staat vast aan welke eisen de instelling moet voldoen en welk toetsingskader (dagopvang, buitenschoolse opvang of gastouderopvang) van toepassing is. Er zijn verschillende soorten inspectie namelijk incidenteel, inspectie na melding registratie en de lijkse (her)inspectie. Op grond van afdeling 5.2 Algemene wet bestuursrecht heeft de toezichthouder verschillende bevoegdheden, zoals het betreden van plaatsen, het vorderen van inlichtingen, het vorderen van inzage van zakelijke gegevens en bescheiden, onderzoek, opneming en monstering, onderzoek vervoermiddelen, medewerkingplicht en zwijgrecht bij bestuurlijke boete. Om deze bevoegdheden te mogen uit oefenen dienen zij wel door het college te zijn aangewezen als toezichthouder. De Inspectie voor Werk en Inkomen (IWI) houdt toezicht op gemeenten. Het gaat om een tweedelijnstoezicht. IWI ziet erop toe dat het systeem van eerstelijnstoezicht en handhaving door gemeenten goed werkt. Het college moet lijks een gemeentelijk verslag opstellen over de werkzaamheden die in het kader van toezicht en handhaving in het voorgaande zijn verricht. Naast de Wet Kinderopvang en de beleidsregels kwaliteit kinderopvang zijn er uiteraard nog andere wettelijke regelingen waar een kinderopvangorganisatie moet voldoen, zoals de Arbo-wet, het bouwbesluit, regels van de Keuringsdienst van Waren, regels van de brandweer, speeltoestellenbesluit. 5

6 3. Sanctiemogelijkheden Als blijkt dat de Wet kinderopvang niet wordt nageleefd, is het mogelijk om sancties op te leggen. Zowel de Wet kinderopvang, de gemeentewet en het Wetboek van Strafrecht bieden mogelijkheden tot sanctionering. Hieronder volgt een overzicht van alle sanctiemogelijkheden en de wettelijke basis die het college of de toezichthouder kan gebruiken. Als de toezichthouder tijdens de inspectie zaken tegenkomt die niet conform de wettelijke eisen zijn, kan zij de ondernemer in de kinderopvang hierop wijzen en hem waarschuwen dat het bij de volgende inspectie wel op orde dient te zijn. Het gaat hier uiteraard niet om zaken die een directe onveilige situatie voor het kind vormen. Voor het geven van een is geen wettelijke bevoegdheid nodig. Aanwijzing Op grond van artikel 65, lid 1 Wet kinderopvang is het college bevoegd om een te geven, als het kindercentrum of gastouderbureau zich niet houdt aan de voorschriften die zijn opgenomen in de Wet kinderopvang, paragrafen 2 en 3. Dit zijn de kwaliteitseisen en bepalingen over de oudercommissie. Een is een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. In de moet een redelijke zijn opgenomen waarbinnen de geconstateerde overtreding verholpen moet zijn. Bevel Als een toezichthouder oordeelt dat de kwaliteit van de kinderopvang bij een kindercentrum zodanig tekortschiet, dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, dan kan de toezichthouder een schriftelijk bevel geven. Het kindercentrum moet dan binnen de gestelde de overtreding herstellen of oplossen. De toezichthouder is hiertoe bevoegd op grond van artikel 65, lid 3 Wet kinderopvang. Het bevel is geldig voor 7 Het college kan de geldigheidsduur nogmaals met 7 verlengen. De volgende sancties worden ingezet als de drie voorgaande maatregelen geen resultaat hebben bereikt. De onderstaande reacties worden meestal voorafgegaan met een aankondiging, waarop de houder vervolgens nog zijn zienswijze kan indienen. Verbod exploitatie voort te zetten Het college kan op grond van artikel 66, lid 1 Wet kinderopvang de ondernemer verbieden de exploitatie van een kindercentrum of gastouderbureau voort te zetten, zolang hij een bevel of een niet opvolgt en het toepassen van bestuursdwang niet mogelijk is. Verbod om in exploitatie te gaan Het college kan op grond van artikel 66, lid 2 Wet kinderopvang de ondernemer verbieden een kindercentrum of gastouderbureau in exploitatie te nemen, als blijkt dat het kindercentrum of gastouderbureau naar verwachting niet, dan wel niet langer aan de voorschriften in hoofdstuk 3, paragraaf 2 van de Wet kinderopvang zal voldoen. Verwijdering uit het register Het verwijderen uit het register is een uiterste middel, het heeft tot gevolg dat de ouders de tegemoetkoming in de kosten kinderopvang verliezen. Verwijdering uit het register kan op grond van artikel 46 Wet Kinderopvang en artikel 9, lid 2 Regeling Wet kinderopvang, als uit onderzoek blijkt dat een ondernemer niet aan de kwaliteitseisen voldoet. Bestuursdwang Het gemeente bestuur kan op grond van artikel 125 Gemeentewet bestuursdwang toepassen. Van die bevoegdheid kan het college gebruik maken om regels te handhaven, zoals gesteld in de Wet kinderopvang. Nadat aan een of bevel niet is voldaan, gelegd kan het college besluiten ter handhaving bestuursdwang aan te zeggen. 6

7 Dwangsom In plaats van bestuursdwang kan het college besluiten een last onder dwangsom op te leggen, opgrond van artikel 125 Gemeentewet juncto artikel 5:32, lid 1 Algemene wet bestuursrecht. Een last onderdwangsom wordt niet opgelegd als er acuut gevaar is. Een last onder dwangsom kan worden opgelegd als aan een bevel of niet is voldaan. Bestuurlijke boete ondernemer Een bestuurlijke boete kan worden opgelegd indien een ondernemer een verplichting als bedoeld bij of krachtens hoofdstuk 3 Wet kinderopvang, een of een bevel als bedoeld in artikel 65 of artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht niet nakomt of handelt in strijd met een verbod krachtens artikel66 Wet kinderopvang. De bestuurlijke boete bedraagt volgens artikel 72 Wet kinderopvang hoogstens ,-- Strafrechterlijke mogelijkheden Het Wetboek van Strafrecht geeft mogelijkheden tot sanctie bij onder andere valsheid in geschriften, opgave van onware gegevens e.d. Van belang is nu om te bepalen bij welke overtredingen, welke sanctie passend is. De VNG heeft hiervoor een afwegingsmodule ontwikkeld, waarbij op ieder gebied binnen de kwaliteitseisen prioriteiten gesteld worden. In het volgende hoofdstuk wordt dit verder uitgewerkt. 7

8 4. Afwegingsmodel Het afwegingsmodel is gebaseerd op het negatieve effect dat zich voor kan doen bij een overtreding. De ernst van het negatieve effect wordt bepaald door beoordelingsfactoren (veilige omgeving, gezonde omgeving, pedagogische kwaliteit, invloed ouders en geloofwaardigheid) die afgezet worden tegen de kwaliteitseisen (kwaliteitsaspect) die de Wet kinderopvang en de regeling Wet kinderopvang stellen. Hieraan wordt een score toegekend van 1 tot en met 4, waarbij 1 niet of nauwelijks invloed betekent en 4 ernstige en directe invloed. De hieronder ingevulde module is voornamelijk overgenomen uit het advies van de VNG. De VNG heeft deze module met ondernemers uit de lokale praktijk ingevuld. In Dordrecht hebben we een aantal kwaliteitsaspecten aangescherpt. Het gaat om de volgende kwaliteitsaspecten: 1. Beroepskwalificatie 2. Nederlandse taal 3. accommodatie en inrichting 4. leidster-kind ratio 5. leidster-kind interactie Ad 1. Om een hoge kwaliteit binnen de kinderopvang te behouden is het van belang dat er gewerkt wordt met goed geschoold personeel Het VNG- advies gaf een gemiddelde prioriteit aan. In Dordrecht zullen we hier hoge prioriteit aan geven. Ad. 2. In het kader van de integratie is het van belang dat Nederlands als de voertaal wordt gebruikt. Het VNG- advies gaf een lage prioriteit aan. In Dordrecht zullen we hier gemiddelde prioriteit aan geven. Ad. 3. Zowel de binnen als de buitenspeelruimte moet een veilige plek zijn voor kinderen om te spelen. In het VNG was aan een aantal punten een lage en aan een aantal punten een gemiddelde prioriteit gegeven. In Dordrecht geven we hier hoge prioriteit aan. Ad. 4. Om goed overzicht te kunnen houden en de belangen van de kinderen in de gaten te houden is het van belang dat er wordt voldaan aan de leidster- kind ratio. Als er teveel kinderen onder één leidster vallen brengt dit allerlei risico s met zich mee. Het VNG- advies gaf een gemiddelde prioriteit aan. In Dordrecht geven we hier een hoge prioriteit aan. Ad. 5. Voor de ontwikkeling van een kind is de leidster- kind interactie van belang. Het VNGadvies gaf hier een lage prioriteit aan. In Dordrecht geven we hier een gemiddelde prioriteit aan. Deze aanscherpingen van de kwaliteitsaspecten komen tegemoet aan de gedachte dat we binnen Dordrecht de kwaliteit hoog willen houden. Tijdens de GGD- inspecties werd op de bovenstaande punten voordat de Wet Kinderopvang bestond al extra aandacht gegeven. Dit willen we graag in stand houden. De VNG heeft met name de nadruk gelegd op de veiligheid en hygiëne, en minder op de inhoud. Het pedagogisch beleid en de belangen van het kind vinden wij van groot belang. Er zijn daarvoor ontwikkelingen op gemeentelijk niveau zoals; de pilot specifieke doelen in de kinderopvang, het overdrachtsformulier wat dit binnen de kinderopvang geïntroduceerd zal worden. Ook de samenwerking met de MD- teams en het inzetten van pedagogisch adviseurs in de wijk dragen bij aan een gezonde ontwikkeling van het kind. Ook binnen de kinderopvang wordt er veel aandacht besteed aan het pedagogisch beleid. 8

9 Domein Indicator Veilige omgeving Gezonde omgeving Pedagogisch beleid Invloed ouders Geloofwaardig heid Totaalscore Belang/ prioriteit Dagopvang 1. Ouders Oudercommissie 1.1 Reglement oudercommissie ,4 Laag 1.2 oudercommissie ,6 Laag 1.3 Adviesrecht oudercommissie ,2 Gemiddeld Informatie voor ouders 1.4 Informatie voor ouders ,8 Laag 2. Personeel Verklaring omtrent het gedrag 2.1 Regels voor de verklaring omtrent het ,4 Hoog gedrag Beroepskwalificatie 2.2 Passende beroepskwalificatie [7] Hoog 2.3 Voorwaarde en inzet van ,8 Laag beroepskracht in opleiding Nederlandse taal 2.4 Gebruik van de voorgeschreven voertaal ,6 Gemiddeld 3. Veiligheid en gezondheid Veiligheid 3.1 Risico-inventarisatie veiligheid ,6 Hoog Gezondheid 3.2 Risico-inventarisatie gezondheid ,2 Hoog 4. Accommodatie en inrichting Binnenruimte 4.1 Binnenspeelruimte ,4 Hoog 4.2 Slaapruimte Hoog Buitenruimte 4.3 Buitenspeelruimte ,4 Hoog 5. Groepsgrootte en leidster-kind-ratio Groepsgrootte en leidster-kind-ratio 5.1 Opvang in groepen ,8 Gemiddeld 5.2 Leidster-kind-ratio ,4 Hoog 5.3 Inzet beroepskrachten in afwijking ,2 Gemiddeld van de leidster-kind-ratio 6. Pedagogisch beleid en praktijk Pedagogisch beleid 6.1 Pedagogisch beleidsplan ,2 Gemiddeld Leidster-kind-interactie 6.2 Sociaal-emotionele veiligheid ,6 Gemiddeld 6.3 Persoonlijke competentie ,6 Gemiddeld 6.4 Sociale competentie ,6 Gemiddeld 6.5 Overdracht normen en waarden ,6 Gemiddeld 7. Klachten Wet klachtrecht cliënten zorgsector 7.1 Wet klachtrecht Laag 9

10 Domein Indicator Veilige omgeving Gezonde omgeving Pedagogisch beleid Invloed ouders Geloofwaardig heid Totaalscore Belang/ prioriteit Buitenschoolse opvang 1. Ouders Oudercommissie 1.1 Reglement oudercommissie Laag 1.2 oudercommissie ,6 Laag 1.3 Adviesrecht oudercommissie ,2 Gemiddeld Informatie voor de ouders 1.4 Informatie voor ouders ,8 Laag 2. Personeel Verklaring omtrent het gedrag 2.1 Regels voor de verklaring omtrent ,4 Hoog het gedrag Beroepskwalificatie 2.2 Passende beroepskwalificatie Hoog 2.3 Voorwaarde en inzet van ,8 Laag beroepskracht in opleiding Nederlandse taal 2.4 Gebruik van de voorgeschreven voertaal ,2 Gemiddeld 3. Veiligheid en gezondheid Veiligheid 3.1 Risico-inventarisatie veiligheid ,6 Hoog Gezondheid 3.2 Risico-inventarisatie gezondheid ,2 Hoog 4. Accommodatie en inrichting Binnenruimte 4.1 Binnenspeelruimte ,4 Hoog Buitenruimte 4.2 Buitenspeelruimte Hoog 4.3 Aanvullende eisen voor niet Hoog aangrenzende buitenspeelruimte 5. Groepsgrootte en leidster-kind-ratio Groepsgrootte en leidster-kind-ratio 5.1 Opvang in groepen ,2 Gemiddeld 5.2 Leidster-kind-ratio ,4 Hoog 5.3 Inzet beroepskrachten in afwijking ,6 Gemiddeld van de leidster-kind-ratio 6. Pedagogisch beleid en praktijk Pedagogisch beleid 6.1 Pedagogisch beleidsplan ,2 Gemiddeld Leidster-kind-interactie 6.2 Sociaal-emotionele veiligheid ,6 Gemiddeld 6.3 Persoonlijke competentie ,6 Gemiddeld 6.4 Sociale competentie ,6 Gemiddeld 6.5 Overdracht normen en waarden ,6 Gemiddeld 7. Klachten Wet klachtrecht cliënten zorgsector 7.1 Wet klachtrecht Laag 10

11 Domein Indicator Veilige omgeving Gezonde omgeving Pedagogisch beleid Invloed ouders Geloofwaardig heid Totaalscore Belang/ prioriteit Gastouderopvang 1. Ouders Oudercommissie 1.1 Reglement oudercommissie Laag 1.2 oudercommissie ,2 Laag 1.3 Adviesrecht oudercommissie ,2 Gemiddeld Informatie voor de ouders 1.4 Informatie voor ouders ,8 Laag 2. Personeel Verklaring omtrent het gedrag 2.1 Regels voor de verklaring omtrent het gedrag Beroepskwalificatie 2.2 Passende beroepskwalificatie medewerkers Hoog ,4 Hoog 3. Veiligheid en gezondheid Veiligheid 3.1 Risico-inventarisatie veiligheid ,2 Hoog Gezondheid 3.2 Risico-inventarisatie gezondheid ,8 Hoog 4. Pedagogisch beleid en kwaliteit Pedagogisch beleid 4.1 Pedagogisch beleidsplan ,2 Gemiddeld 4.2 Pedagogisch beleidsplan voor ,2 Gemiddeld innovatieve gastouderopvang Kwaliteit 4.3 Criteria voor de kwaliteit ,4 Hoog 5. Klachten Wet klachtrecht cliënten zorgsector 5.1 Wet klachtrecht Laag 11

12 5. Handhavingacties Op de volgende pagina s zijn schema s opgenomen voor de dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang, waarin alle punten zijn opgenomen waarop de toezichthouder een locatie inspecteert. Dit is de eerste kolom. De 7 domeinen zijn onderverdeeld in kwaliteitsaspecten, die vervolgens verder zijn onderverdeeld in voorwaarden. In kolom 2 staat aangegeven aan hoeveel voorwaarden er moet zijn voldaan om een voldoende, onvoldoende of slecht te scoren. Is er aan alle voorwaarden voldaan dan scoort men een voldoende en is er dus geen sanctie. Scoort met slecht of onvoldoende dan volgt er een sanctie. In kolom 3 is de prioriteit opgenomen zoals in het vorige hoofdstuk is vermeld. In kolom 4 staat de score onvoldoende of slecht In kolom 5 staat de sanctie die passend is bij een score onvoldoende of slecht In kolom 6 staat aangegeven op welke de overtreding hersteld moeten zijn. In kolom 7 staat wanneer er op dit punt een herinspectie zal plaatsvinden. Overtreding van een kwaliteitseis die volgens het afwegingsmodel een hoge prioriteit heeft, levert een zwaardere sanctie op dan wanneer er een lage prioriteit wordt gesteld. De schema s van de dagopvang en de buitenschoolse opvang komen grotendeels overeen. Er is wel een onderscheid bij accommodatie en inrichting. Bij gastouderopvang worden voor een deel dezelfde kwaliteitsaspecten gehanteerd, maar hier worden geen eisen gesteld aan accommodatie en inrichting en groepsgrootte en leidster-kind ratio, omdat dit niet voorkomt bij gastouderopvang. Ook bevat het pedagogisch beleid minder voorwaarden. In de toetsingskaders van de GGD worden een aantal voorwaarden die in de onderstaande schema s zijn opgenomen, verder uitgewerkt. 12

13 Handhavingmodule Dagopvang 13

14 Dagopvang (Handhaving) Aantal voorwaarden Wettelijk domein Voldoende Onvoldoende 1. Ouders Oudercommissie 1.1 Reglement oudercommissie 5 2 t/m 3 0 t/m 1 Laag Onvoldoende Het reglement omvat regels omtrent het aantal leden 2. Het reglement omvat regels omtrent de wijze van kiezen van de leden 3. Het reglement omvat regels omtrent de zittingsduur van de leden 4. Het reglement omvat geen regels omtrent de werkwijze van de oudercommissie 5. Een wijziging van het reglement behoeft instemming van de oudercommissie 1.2 oudercommissie [1] 4 2 t/m 3 0 t/m 1 Laag Onvoldoende 1/ NB. Als er geen oudercommissie aanwezig is, dan scoort men een slecht 1 De houder is geen lid. 2 Het personeel is geen lid. 3 De leden worden gekozen uit en door de ouders. 4 De houder stelt de oudercommissie in de gelegenheid haar eigen werkwijze te bepalen. 1.3 Adviesrecht oudercommissie [2] 4 2 t/m 3 0 t/m 1 Gemiddeld Onvoldoende Aanwijzing/ waarschuwing Maand- 1 1 Aanwijzing 2 12 weken 12 weken- 14

15 Aantal voorwaarden Voldoende Onvoldoende 1 De houder stelt de oudercommissie in staat haar adviesrecht te gebruiken over elk voorgenomen besluit met betrekking tot de genoemde onderwerpen. 2 De houder verstrekt de oudercommissie tijdig en desgevraagd schriftelijk alle informatie die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. 3 Van een gevraagd advies van de oudercommissie wijkt de houder alleen af indien hij schriftelijk en gemotiveerd aangeeft dat het belang van de kinderopvang zich tegen het advies verzet. 4 De houder stelt de oudercommissie in staat ook ongevraagd te adviseren over de wettelijk voorgeschreven onderwerpen. Informatie voor de ouders 1.4 Inhoud van de informatie voor ouders 4 2 t/m 3 0 t/m 1 Laag Onvoldoende De houder informeert de ouders over het te voeren beleid. 2 De houder legt een afschrift van het inspectierapport op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats. 1/2-1 3 De informatie is gedetailleerd genoeg om ouders een correct beeld van de praktijk te geven. 4 De praktijk sluit aan bij de aan de ouders verstrekte informatie 2. Personeel Verklaring omtrent het gedrag 2.1 Regels voor de verklaring omtrent het gedrag Hoog Onvoldoende maand 1 Personen werkzaam bij het kindercentrum zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag. 2 De verklaring omtrent het gedrag is bij overleggen voor aanvang van de werkzaamheden niet ouder dan twee maanden. Beroepskwalificatie 2.2 Passende beroepskwalificatie [7] 1 0 Hoog 1 Alle beroepskrachten beschikken over de voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals in de CAOkinderopvang is opgenomen

16 Aantal voorwaarden Voldoende Onvoldoende 2.3 Voorwaarde en inzet van beroepskracht in opleiding 1 0 Laag Alle bbl-ers worden ingezet conform de voorwaarden van de CAO kinderopvang. Nederlandse taal 2.4 Gebruik van de voorgeschreven voertaal Gemiddeld Onvoldoende Aanwijzing/ waarschuwing Maand- 1/2-1 1 De voertaal wordt niet gebruikt.(van minder dan de helft van de tijd of door minder dan de helft van de groepsleiding wordt de voertaal gebruikt.) 2 De voertaal* wordt onvoldoende gebruikt. (Gedurende minimaal de helft van de tijd maar niet altijd of door minimaal de helft van de groepsleiding maar niet door alle beroepskrachten wordt de voertaal gebruikt.) 3 De voertaal* wordt gebruikt.(gedurende de hele opvang en door alle beroepskrachten wordt de voertaal gebruikt.) 4 In afwijking van bovenstaande hoofdregel kan mede een andere taal als voertaal worden gebezigd, indien de herkomst van de kinderen in specifieke omstandigheden daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door de houder vastgestelde gedragscode. Voldoende Voldoende Onvoldoende 3. Veiligheid en gezondheid Veiligheid 3.1 Risico-inventarisatie veiligheid 10 5 t/m 9 0 t/m 4 Hoog Onvoldoende Aanwijzing Bevel / 2-12 weken weken maand De risico-inventarisatie beschrijft de veiligheidsrisico s die de opvang van kinderen in alle voor kinderen toegankelijke ruimtes in een kindercentrum met zich brengt. 2 De risico-inventarisatie beschrijft risico s op de thema s: verbranding, vergiftiging, verdrinking, valongevallen, verstikking, verwondingen, beknelling, botsen, stoten, steken en snijden. 3 Er is een plan van aanpak waarin is aangegeven welke maatregelen op welk moment worden genomen in verband met de risico s, alsmede de samenhang tussen de maatregelen. 16

17 Aantal voorwaarden Voldoende Onvoldoende 4 Er is een registratie van ongevallen, waarbij per ongeval de aard en plaats van het ongeval, de leeftijd van het kind, de datum van het ongeval en een overzicht van te treffen maatregelen worden vermeld. 5 De risico-inventarisatie is maximaal een oud en betreft de actuele situatie. 6 De geïnventariseerde risico s komen overeen met de risico s in de praktijk. 7 Risico s worden gereduceerd door het nemen van preventieve maatregelen. 8 Het plan van aanpak wordt uitgevoerd. 9 De maatregelen zijn effectief en adequaat gezien de risico s. 10 Beroepskrachten zijn op de hoogte van de risico s en de aanpak daarvan en handelen conform het plan van aanpak. Gezondheid 3.2 Risico-inventarisatie gezondheid 9 5 t/m 8 0 t/m 4 Hoog Onvoldoende maand 1 De risico-inventarisatie beschrijft de gezondheidsrisico s die de opvang in alle voor kinderen toegankelijke ruimtes in een kindercentrum met zich brengt, waaronder de gezondheidsrisico s m.b.t. producten en situaties. 2 De risico-inventarisatie beschrijft risico s op de thema s: ziektekiemen, binnenmilieu, buitenmilieu, medisch handelen. 3 Er is een plan van aanpak waarin is aangegeven welke maatregelen op welk moment worden genomen in verband met de risico s, alsmede de samenhang tussen de maatregelen. 4 De risico-inventarisatie is maximaal een oud en betreft de actuele situatie. 5 De geïnventariseerde risico s komen overeen met de risico s in de praktijk. 6 Risico s worden gereduceerd door het nemen van preventieve maatregelen. 7 Het plan van aanpak wordt uitgevoerd. 8 De maatregelen zijn effectief en adequaat gezien de risico s. 9 De beroepskrachten zijn op de hoogte van de risico s en de aanpak daarvan en handelen conform het plan van aanpak. 4. Accommodatie en inrichting Binnenruimte

18 Aantal voorwaarden Voldoende Onvoldoende 4.1 Binnenspeelruimte 4 2 t/m 3 0 t/m 1 Hoog Onvoldoende maand 1 Elke stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groep ruimte. 2 Er is minimaal 3,5m² bruto oppervlakte in de groepsruimte beschikbaar per kind, waaronder mede begrepen passend voor spelactiviteiten ingerichte ruimtes buiten de groepsruimte. 4 De binnenruimte is ingericht in overeenstemming met het aantal op te vangen kinderen. 5 De binnenruimte is op de leeftijd van de kinderen passend ingericht. 4.2 Slaapruimte Hoog Onvoldoende maand 1 Er is een afzonderlijke slaapruimte voor kinderen tot anderhalf. 2 De slaapruimte is ingericht in overeenstemming met het aantal op te vangen kinderen. Buitenruimte 4.3 Buitenspeelruimte 4 2 t/m 3 0 t/m 1 Hoog Onvoldoende maand 1 Er is minimaal 3m² bruto buitenspeelruimte beschikbaar per (in het kindercentrum aanwezig) kind De buitenspeelruimte is voor kinderen toegankelijk. 4 De buitenspeelruimte is aangrenzend aan het kindercentrum. 5 De buitenspeelruimte is op de leeftijd van de kinderen passend ingericht. 5. Groepsgrootte en leidster-kind-ratio Groepsgrootte en leidster-kind-ratio 18

19 Aantal voorwaarden Voldoende Onvoldoende 5.1 Opvang in groepen Gemiddeld Onvoldoende Aanwijzing/ waarschuwing Maand De opvang vindt plaats in stamgroepen. 2 De stamgroep bestaat uit maximaal 12 kinderen tot 1 of maximaal 16 kinderen van 0 tot 4 (waarvan maximaal 8 kinderen tot 1 ). 5.2 Leidster-kind-ratio Hoog Onvoldoende Aanwijzing 2-12 weken weken maand 1 De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de stamgroep is als volgt: 1 leidster per 4 aanwezige kinderen tot 1, 1 leidster per 5 aanwezige kinderen van 1 tot 2, 1 leidster per 6 aanwezige kinderen van 2 tot 3, 1 leidster per 8 aanwezige kinderen van 3 tot 4. Bij kinderen van verschillende leeftijden in één groep wordt het rekenkundig gemiddelde berekend. 3 Indien conform de leidster-kind-ratio structureel slechts één beroepskracht op het centrum aanwezig is, dan is ondersteuning van deze beroepskracht door een andere volwassene in geval van calamiteiten geregeld. 5.3 Inzet beroepskrachten in afwijking van de leidster-kind-ratio t/m 1 Gemiddeld Onvoldoende Aanwijzing/ waarschuwing 7-14 Maand Gedurende de genoemde openingstijden worden ten hoogste drie uur per dag, niet aaneengesloten, minder beroepskrachten worden ingezet dan volgens de leidster-kind-ratio vereist is. Deze drie uur betreft alleen de tijd aan het begin (na opening) en aan het einde (voor sluiting) van de dag, of tijdens de middagpauze. 2 Minstens de helft van het aantal vereiste beroepskrachten wordt altijd ingezet als er tijdelijk wordt afgeweken van de leidster-kind-ratio. 6. Pedagogisch beleid en praktijk Aanwijzing 2-12 weken 12 weken- 19

20 Aantal voorwaarden Voldoende Onvoldoende Pedagogisch beleid 6.1 Pedagogisch beleidsplan 6 3 t/m 5 0 t/m 2 Gemiddeld Onvoldoende Aanwijzing/ waarschuwing Maand- 1 1 In het pedagogisch beleidsplan zijn in duidelijke en observeerbare termen de vier competenties uit de Wet kinderopvang uitgewerkt: emotionele veiligheid, sociale competentie, persoonlijke competentie en overdracht van normen en waarden. 2 Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de werkwijze, de maximale omvang en leeftijdsopbouw van de stamgroep. 3 Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidleijke en observeerbare termen bij welke (spel)activiteiten kinderen hun stamgroep verlaten om gebruik te maken van een andere ruimte dan de groepsruimte. 4 Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe beroepskrachten bij hun werkzaamheden worden ondersteund door andere volwassenen. 5 De beroepskrachten kennen de inhoud van het pedagogisch beleidsplan 6 De beroepskrachten handelen conform het pedagogisch beleidsplan Leidster-kind-interactie ( Let op: per voorwaarde scoort met 1 (slecht) tot 4 (goed) punten 6.2 Sociaal-emotionele veiligheid punten 8 t/m 15 punten en/ of één score van 1 1 De beroepskracht communiceert met de kinderen. 2 De beroepskracht heeft een respectvolle houding naar de kinderen. 3 Er heerst een ontspannen, open sfeer in de groep. 4 De kinderen worden uitgenodigd tot participatie. 5 Kinderen hebben vaste beroepskrachten en bekende leeftijdsgenootjes om zich heen. 6 Er is informatie overdracht tussen ouders en beroepskracht. 0 t/m 7 punten en/of twee scores van 1 Gemiddeld Onvoldoende Aanwijzing Aanwijzing/ waarschuwing 2-12 weken Maand weken 12 weken weken- 20

21 Aantal voorwaarden Voldoende Onvoldoende 6.3 Persoonlijke competentie 8-16 punten 5 t/m 10 punten en/of één score van 1 1 De beroepskracht ondersteunt en stimuleert individuele kinderen. 2 Er is een goede interactie tussen beroepskracht en individuele kinderen. 3 Kinderen hebben de mogelijkheid om eigen ervaringen op te doen middels spelmateriaal, activiteitenaanbod en inrichting. 4 Er is aandacht voor leermomenten. Hierbij is taal en motorisch spel van jonge kinderen extra belangrijk. 6.4 Sociale competentie 8-12 punten 4 t/m 7 punten en/of één score van 1 1 De beroepskracht ondersteunt de kinderen in de interactie tussen kinderen onderling. 2 De beroepskracht ondersteunt de kinderen in het voorkomen en oplossen van conflicten. 3 De kinderen maken deel uit van het groepsgebeuren. 0 t/m 4 punten en/of twee scores van 1 0 t/m 3 punten en/of twee scores van 1 Gemiddeld Gemiddeld Onvoldoende Onvoldoende Aanwijzing/ waarschuwing Aanwijzing/ waarschuwing Maand weken Maand weken weken weken- 6.5 Overdracht normen en waarden 11 t/m 16 punten 7. Klachten Wet klachtrecht cliënten zorgsector 1 Afspraken, regels en omgangsvormen zijn aanwezig. 2 Afspraken, regels en omgangsvormen zijn duidelijk. 3 Afspraken, regels en omgangsvormen worden aan de kinderen uitgelegd. 4 Beroepskrachten geven zelf in hun spreken en handelen het goede voorbeeld. 5 t/m 10 punten en/of één score van 1 0 t/m 4 punten en/of twee scores van 1 Gemiddeld Onvoldoende Aanwijzing/ waarschuwing Maand weken weken- 21

22 Aantal voorwaarden Voldoende Onvoldoende 7.1 Wet klachtrecht 7 4 t/m 16 0 t/m 3 Laag Onvoldoende De regeling voor de behandeling van klachten voorziet erin dat er onder andere wordt voldaan aan de beschreven eisen. 2 De houder brengt de regeling op passende wijze onder de aandacht van de ouders. 3 Een houder ziet erop toe dat de klachtencommissie werkt met een reglement. 4 De houder hanteert de waarbinnen schriftelijk wordt gereageerd naar aanleiding van een oordeel van de klachtencommissie. 5 De houder leeft geheimhoudingsplicht na. 6 De houder draagt er zorg voor dat over elk kalender een openbaar verslag wordt opgesteld, waarin een minimaal aantal zaken wordt aangegeven. 7 De houder zendt het verslag voor 1 juni van het daaropvolgende kalender aan de inspecteur (lees: GGDinspecteur kinderopvang)

23 Handhavingmodule Buitenschoolse opvang 23

24 Buitenschoolse opvang (Handhaving) Wettelijk domein Aantal voorwaarden Voldoende Onvoldoende 1. Ouders Oudercommissie 1.1 Reglement oudercommissie 5 3 t/m 4 0 t/m 2 Laag Onvoldoende 1 na 1 1 Het reglement omvat regels omtrent het aantal leden. 2 Het reglement omvat regels omtrent de wijze van kiezen van de leden. 3 Het reglement omvat regels omtrent de zittingsduur van de leden. 4 Het reglement omvat geen regels omtrent werkwijze van de oudercommissie. 5 Een wijziging van het reglement behoeft instemming van de oudercommissie. 1.2 oudercommissie [1] 4 2 t/m 3 0 t/m 1 Laag Onvoldoende 1/ NB. Als er geen oudercommissie aanwezig is, dan scoort men een slecht 1 De houder is geen lid. 2 Het personeel is geen lid. 3 De leden worden gekozen uit en door de ouders. 4 De houder stelt de oudercommissie in de gelegenheid haar eigen werkwijze te bepalen. 1.3 Adviesrecht oudercommissie [2] 4 2 t/m 3 0 t/m 4 Gemiddeld Onvoldoende of Maand De houder stelt de oudercommissie in staat haar adviesrecht te gebruiken over elk voorgenomen besluit met betrekking tot de genode onderwerpen. Aanwijzing 2 tot 12 weken 12 weken- 24

25 Aantal voorwaarden Voldoende Onvoldoende 2 De houder verstrekt de oudercommissie tijdig en desgevraagd schriftelijk alle informatie die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. 3 Van een gevraagd advies van de oudercommissie wijkt de houder alleen af indien hij schriftelijk en gemotiveerd aangeeft dat het belang van de kinderopvang zich tegen het advies verzet. 4 De houder stelt de oudercommissie in staat ook ongevraagd te adviseren over de wettelijk voorgeschreven onderwerpen. Informatie voor de ouders 1.4 Inhoud van de informatie voor ouders 4 2 t/m 3 0 t/m 1 Laag Onvoldoende De houder informeert de ouders over het te voeren beleid. 2 De houder legt een afschrift van het inspectierapport op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats. 3 De informatie is gedetailleerd genoeg om ouders een correct beeld van de praktijk te geven De praktijk sluit aan bij de aan de ouders verstrekte informatie. 2. Personeel Verklaring omtrent het gedrag 2.1 Regels voor de verklaring omtrent het gedrag Hoog Onvoldoende Bevel of maand Bevel of 1 Personen werkzaam bij het kindercentrum zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag. 2 De verklaring omtrent het gedrag is bij overleggen voor aanvang van de werkzaamheden niet ouder dan twee maanden. Beroepskwalificatie 2.2 Passende beroepskwalificatie [7] 1 0 Hoog Bevel of 1 Alle beroepskrachten beschikken over de voor de Nee werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals in de CAOkinderopvang is opgenomen Voorwaarde en inzet van beroepskracht in opleiding 1 0 Laag

26 Aantal voorwaarden Voldoende Onvoldoende 1 Alle bbl-ers worden ingezet conform de voorwaarden van de CAO kinderopvang Nederlandse taal 2.4 Gebruik van de voorgeschreven voertaal Gemiddeld Onvoldoende Aanwijzing/ waarschuwing Maand- 1/2-1 1 De voertaal wordt niet gebruikt.(van minder dan de helft van de tijd of door minder dan de helft van de groepsleiding wordt de voertaal gebruikt.) 2 De voertaal* wordt onvoldoende gebruikt.(gedurende minimaal de helft van de tijd maar niet altijd of door minimaal de helft van de groepsleiding maar niet door alle beroepskrachten wordt de voertaal gebruikt.) 3 De voertaal* wordt gebruikt.(gedurende de hele opvang en door alle beroepskrachten wordt de voertaal gebruikt.) 4 In afwijking van bovenstaande hoofdregel kan mede een andere taal als voertaal worden gebezigd, indien de herkomst van de kinderen in specifieke omstandigheden daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door de houder vastgestelde gedragscode. Voldoende Voldoende Onvoldoende 3. Veiligheid en gezondheid Veiligheid 3.1 Risico-inventarisatie veiligheid 10 5 t/m 9 0 t/m 4 Hoog Onvoldoende Aanwijzing 2-12 weken weken maand 1 De risico-inventarisatie beschrijft de veiligheidsrisico s die de opvang van kinderen in alle voor kinderen toegankelijke ruimtes in een kindercentrum met zich brengt. 2 De risico-inventarisatie beschrijft risico s op de thema s: verbranding, vergiftiging, verdrinking, valongevallen, verstikking, verwondingen, beknelling, botsen, stoten, steken en snijden. 3 Er is een plan van aanpak waarin is aangegeven welke maatregelen op welk moment worden genomen in verband met de risico s, alsmede de samenhang tussen de maatregelen. 4 Er is een registratie van ongevallen, waarbij per ongeval de aard en plaats van het ongeval, de leeftijd van het kind, de datum van het ongeval en een overzicht van te treffen maatregelen worden vermeld

27 Aantal voorwaarden Voldoende Onvoldoende 5 De risico-inventarisatie is maximaal een oud en betreft de actuele situatie. 6 De geïnventariseerde risico s komen overeen met de risico s in de praktijk. 7 Risico s worden gereduceerd door het nemen van preventieve maatregelen. 8 Het plan van aanpak wordt uitgevoerd. 9 De maatregelen zijn effectief en adequaat gezien de risico s. 10 De beroepskrachten zijn op de hoogte van de risico s en de aanpak daarvan.en handelen conform het plan van aanpak Gezondheid 3.2 Risico-inventarisatie gezondheid 9 5 t/m 8 0 t/m 4 Hoog Onvoldoende maand 1 De risico-inventarisatie beschrijft de gezondheidsrisico s m.b.t. de opvang in alle voor kinderen toegankelijke ruimtes in het kindercentrum, alsmede de gezondheidsrisico s m.b.t. relevante producten en situaties. 2 De risico-inventarisatie beschrijft risico s op de thema s: ziektekiemen, binnenmilieu, buitenmilieu, medisch handelen. 3 Er is een plan van aanpak waarin is aangegeven welke maatregelen op welk moment worden genomen in verband met de risico s, alsmede de samenhang tussen de maatregelen. 4 De risico-inventarisatie is maximaal een oud en betreft de actuele situatie. 5 De geïnventariseerde risico s komen overeen met de risico s in de praktijk. 6 Risico s worden gereduceerd door het nemen van preventieve maatregelen. 7 Het plan van aanpak wordt uitgevoerd. 8 De maatregelen zijn effectief en adequaat gezien de risico s. 9 De beroepskrachten zijn op de hoogte van de risico s en de aanpak daarvan en handelen conform het plan van aanpak. 4. Accommodatie en inrichting Binnenruimte

28 Aantal voorwaarden Voldoende Onvoldoende 4.1 Binnenspeelruimte 4 2 t/m 3 0 t/m 1 Hoog Onvoldoende maand 1 Elke stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte. 2 Er is minimaal 3,5m² bruto oppervlakte in de groepsruimte beschikbaar per kind, waaronder mede begrepen passend voor spelactiviteiten ingerichte ruimtes buiten de groepsruimte. 3 De binnenspeelruimte is ingericht in overeenstemming met het aantal op te vangen kinderen. 4 De binnenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen. Buitenruimte 4.2 buitenspeelruimte 4 2 t/m 3 0 t/m 1 Hoog Onvoldoende maand 1 Er is minimaal 3m² bruto buitenspeelruimte beschikbaar per (in het kindercentrum aanwezig) kind. 2 De buitenruimte is voor kinderen toegankelijk. 3 De buitenruimte is vast beschikbaar voor de buitenschoolse opvang. 4 De buitenruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen. 4.3 Niet aangrenzende buitenspeelruimte t/m 1 Hoog Onvoldoende maand 1 De buitenspeelruimte is in de directe nabijheid van het kindercentrum. 2 De buitenspeelruimte is goed bereikbaar. 3 De buitenspeelruimte is veilig bereikbaar. 5. Groepsgrootte en leidster-kind-ratio Groepsgrootte en leidster-kind-ratio

29 Aantal voorwaarden Voldoende Onvoldoende 5.1 Opvang in groepen Gemiddeld Onvoldoende Aanwijzing/ waarschuwing Maand Maand-½ 1 De opvang vindt plaats in stamgroepen 2 De stamgroep bestaat uit maximaal twintig kinderen van 4 tot 12. De stamgroep kan uit maximaal dertig kinderen bestaan voor groepen met alleen 8 tot 12 jarigen. 5.2 Leidster-kind-ratio Hoog Onvoldoende Aanwijzing 2-12 weken weken 14 3 maand 1 De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de stamgroep is als volgt:1 leidster per 10 aanwezige kinderen,2 leidsters en een extra volwassene per 30 kinderen voor groepen met alleen 8 tot 12 jarigen Indien conform de leidster-kind-ratio structureel slechts één beroepskracht op het centrum aanwezig is, dan is ondersteuning van deze beroepskracht door een andere volwassene in geval van calamiteiten geregeld. 5.3 Inzet beroepskrachten in afwijking van de leidster-kind-ratio Gemiddeld Onvoldoende Aanwijzing/ waarschuwing Maand - 1 1a Bij buitenschoolse opvang gedurende school, worden ten hoogste een half uur per dag, niet aaneengesloten, minder beroepskrachten ingezet dan volgens de leidster- kind ratio vereist is. 1b Bij buitenschoolse opvang gedurende vrije, worden ten hoogste drie uur per dag, niet aaneengesloten, minder beroepskrachten worden ingezet dan volgens de leidster-kindratio vereist is. Deze drie uur betreft alleen de tijd aan het begin (na opening) en aan het einde (voor sluiting) van de dag, of tijdens de middagpauze. Aanwijzing 2 12 weken 12 weken- 29

30 Aantal voorwaarden Voldoende Onvoldoende 2 Minstens de helft van het aantal vereiste beroepskrachten wordt altijd ingezet als er tijdelijk wordt afgeweken van de leidster-kindratio. 6. Pedagogisch beleid en praktijk Pedagogisch beleid 6.1 Pedagogisch beleidsplan 6 3 t/m 5 0 t/m 3 Gemiddeld Onvoldoende Aanwijzing/ waarschuwing Maand In het pedagogisch beleidsplan zijn in duidelijke en observeerbare termen de vier competenties uit de Wet kinderopvang uitgewerkt: emotionele veiligheid, sociale competentie, persoonlijke competentie en overdracht van normen en waarden. 2. Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de werkwijze, de maximale omvang en leeftijdsopbouw van de stamgroep 3 Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen bij welke (spel)activiteiten kinderen hun stamgroep verlaten om gebruik te maken van een andere ruimte dan de groepsruimte.. 4. Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare hoe beroepskrachten bij hun werkzaamheden worden ondersteund door andere volwassenen. 5 De beroepskrachten kennen de inhoud van het pedagogisch beleidsplan. 6 De beroepskrachten handelen conform het pedagogisch beleidsplan. Leidster-kind-interactie ( Let op: per voorwaarde scoort met 1 (slecht) tot 4 (goed) punten 6.2 Sociaal-emotionele veiligheid punten 8 t/m 15 punten en/ of één score van 1 1 De beroepskracht communiceert met de kinderen. 2 De beroepskracht heeft een respectvolle houding naar de kinderen. 3 Er heerst een ontspannen, open sfeer in de groep. 4 Kinderen worden uitgenodigd tot participatie. 0 t/m 7 punten en/of twee scores van 1 Gemiddeld Onvoldoende Aanwijzing Aanwijzing/ Aanwijzing 2 12 weken Maand 2 12 weken 12 weken 1 12 weken 30

31 Aantal voorwaarden Voldoende Onvoldoende 5 Kinderen hebben vaste beroepskrachten en bekende leeftijdsgenootjes om zich heen. 6 Er is informatie overdracht tussen ouders en beroepskracht. 6.3 Persoonlijke competentie 8-12 punten 4 t/m 7 punten en/of één score van 1 1 De beroepskracht ondersteunt en stimuleert individuele kinderen. 2 Er is een goede interactie tussen beroepskracht en individuele kinderen. 3 Kinderen hebben de mogelijkheid om eigen ervaringen op te doen middels spelmateriaal, activiteitenaanbod en inrichting. 4 Er is aandacht voor leermomenten. Hierbij is taal en motorisch spel van jonge kinderen extra belangrijk. 6.4 Sociale competentie 8-12 punten 4 t/m 7 punten en/of één score van 1 1 De beroepskracht ondersteunt de kinderen in de interactie tussen kinderen onderling. 2 De beroepskracht ondersteunt de kinderen in het voorkomen en oplossen van conflicten. 3 De kinderen maken deel uit van het groepsgebeurtenissen. 6.5 Overdracht normen en waarden 11 t/m 16 punten 7. Klachten Wet klachtrecht cliënten zorgsector 1 Afspraken, regels en omgangsvormen zijn aanwezig. 2 Afspraken, regels en omgangsvormen zijn duidelijk. 3 Afspraken, regels en omgangsvormen worden aan de kinderen uitgelegd. 4 Beroepskrachten geven zelf in hun spreken en handelen het goede voorbeeld. 5 t/m 10 punten en/of één score van 1 0 t/m 3 punten en/of twee scores van 1 0 t/m 3 punten en/of twee scores van 1 0 t/m 4 punten en/of twee scores van 1 Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Onvoldoende Onvoldoende Onvoldoende Aanwijzing/ Aanwijzing Aanwijzing/ Aanwijzing Aanwijzing/ Aanwijzing Maand 2 12 weken Maand 2 12 weken Maand 2 12 weken 1 12 weken 1 12 weken 1 12 weken 31

32 Aantal voorwaarden Voldoende Onvoldoende 7.1 Wet klachtrecht 7 4 t/m 6 0 t/m 3 Laag Onvoldoende De regeling voor de behandeling van klachten voorziet erin dat er onder andere wordt voldaan aan de beschreven eisen. 2 De houder brengt de regeling op passende wijze onder de aandacht van de ouders. 3 Een houder ziet erop toe dat de klachtencommissie werkt met een reglement. 4 De houder hanteert de waarbinnen schriftelijk wordt gereageerd naar aanleiding van een oordeel van de klachtencommissie. 5 De houder leeft geheimhoudingsplicht na. 6 De houder draagt er zorg voor dat over elk kalender een openbaar verslag wordt opgesteld, waarin een minimaal aantal zaken wordt aangegeven. 7 De houder zendt het verslag voor 1 juni van het daaropvolgende kalender aan de inspecteur (lees: GGDinspecteur kinderopvang)

33 Handhavingmodule Gastouderopvang 33

34 Gastouderopvang (Handhaving) Aantal voorwaarden Voldoende Onvoldoende 1. Ouders Oudercommissie 1.1 Reglement oudercommissie 5 3 t/m 4 0 t/m 2 Laag Onvoldoende 1 Na: 1 1 Het reglement omvat regels omtrent het aantal leden. 2 Het reglement omvat regels omtrent de wijze van kiezen van de leden. 3 Het reglement omvat regels omtrent de zittingsduur van de leden. 4 Het reglement omvat geen regels omtrent werkwijze van de oudercommissie. 5 Een wijziging van het reglement behoeft instemming van de oudercommissie. 1.2 oudercommissie 4 2 t/m 3 0 t/m 1 Laag Onvoldoende NB. Als er geen oudercommissie aanwezig is, dan scoort men een slecht 1 De houder is geen lid. 2 Het personeel is geen lid. 3 De leden worden gekozen uit en door de ouders. 4 De houder stelt de oudercommissie in de gelegenheid haar eigen werkwijze te bepalen. 1.3 Adviesrecht oudercommissie 4 2 t/m 3 0 t/m 1 Gemiddeld Onvoldoende Aanwijzing/ waarschuwing Maand De houder stelt de oudercommissie in staat haar adviesrecht te gebruiken over elk voorgenomen besluit met betrekking tot de genoemde onderwerpen. Aanwijzing 2-12 weken 12 weken 34

35 Aantal voorwaarden Voldoende Onvoldoende 2 De houder verstrekt de oudercommissie tijdig en desgevraagd schriftelijk alle informatie die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. 3 Van een gevraagd advies van de oudercommissie wijkt de houder alleen af indien hij schriftelijk en gemotiveerd aangeeft dat het belang van de kinderopvang zich tegen het advies verzet. 4 De houder stelt de oudercommissie in staat ook ongevraagd te adviseren over de wettelijk voorgeschreven onderwerpen. Informatie voor de ouders 1.4 informatie voor ouders 5 3 t/m 4 0 t/m 2 Laag Onvoldoende De houder informeert de ouders over het te voeren beleid. 2 De houder ligt een afschrift van het inspectierapport op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats. 3 De houder draagt zorg dat de risico-inventarisatie inzichtelijk is voor de ouders, wier kinderen worden opgevangen in de betreffende woning. 4 De informatie is gedetailleerd genoeg om ouders een goed beeld van de praktijk te geven. 5 De praktijk sluit aan bij de aan de ouders verstrekte informatie. 2. Personeel Verklaring omtrent het gedrag 2.1 Regels voor de verklaring omtrent het gedrag 4 2 t/m 3 0 t/m 1 Hoog Onvoldoende maand Personen werkzaam bij het gastouderbureau zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag. 2 Gastouders zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag. 3 Volwassen huisgenoten die conform afspraak tussen het gastouderbureau en de gastouder worden ingezet bij de opvang, zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag. 4 De verklaring omtrent het gedrag is bij overleggen voor de aanvang van de werkzaamheden niet ouder dan twee maanden. Beroepskwalificatie 2.2 Passende beroepskwalificatie medewerkers 1 0 Hoog