POTTENBAKKERSAFVAL UIT LEEUWARDEN

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "POTTENBAKKERSAFVAL UIT LEEUWARDEN"

Transcriptie

1 RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN POTTENBAKKERSAFVAL UIT LEEUWARDEN Een empirische studie naar foutgebakken aardewerk S.H. Nicolaij Masterscriptie Archeologie

2 POTTENBAKKERSAFVAL UIT LEEUWARDEN 2

3 Pottenbakkersafval uit Leeuwarden; een empirische studie naar foutgebakken aardewerk. Masterscriptie Rijksuniversiteit Groningen Met samenvatting in het Engels Afbeeldingen, tekeningen, tekst en onderzoek door: Steven Haye Nicolaij Geboren op 28 maart 1985, te Groningen Studentnummer: S stephannicolaij@gmail.com Trefwoorden: bakfouten, blauwgrijs aardewerk, kogelpot aardewerk, misbaksels, roodbakkend aardewerk, pottenbakkersafval Rijksuniversiteit Groningen In samenwerking met het Noordelijk Archeologisch Depot te Nuis Beoordeling: Met dank aan: Prof. D.C. Raemaekers Drs. A. Nieuwhof Dr. E. Taayke Dr. J.M. Bos Dr. W. Prummel 3

4 INLEIDING DE OPZET VAN HET ONDERZOEK ONDERZOEKSVRAGEN DETERMINATIEKEUZES Algemene determinatiekeuzes De determinatie van het Pottenbakkersafval DE OPGRAVING DE LIGGING VAN DE LOCATIE NINETEEN EIGHTY-FOUR VONDSTSPREIDING DE DETERMINATIE TONPUT A Kogelpot Paffrath aardewerk Blauwgrijs aardewerk Overige vondsten CONCENTRATIE III Blauwgrijs aardewerk Roodbakkend aardewerk Overige vondsten PUT II Blauwgrijs aardewerk Roodbakkend aardewerk Overige vondsten TONPUT B Faience Witbakkend aardewerk Roodbakkend aardewerk DE STORT DATERINGEN CONCLUSIES POTTENBAKKERSAFVAL Kenmerken en verhoudingen Bakfouten Evaluatie van de onderzoekstechnieken TECHNOLOGISCHE ONTWIKKELINGEN DE MINNEMASTRAAT SAMENVATTING SUMMARY LITERATUURVERWIJZINGEN A. DEPOTINFORMATIE B. OVERIGE AFBEELDINGEN

5 Inleiding In de lente van het jaar 1984 voert een team archeologen in de Minnemastraat te Leeuwarden een vier dagen durende noodopgraving uit. De opgraving staat onder leiding van G. Elzinga. Elzinga werkt voor het Biologisch-Archeologisch Instituut te Groningen en het Fries Museum te Leeuwarden. De doelstellingen van de opgraving zijn het onderzoeken van de stadsterp, het optekenen van huisplattegronden en het bergen van overblijfselen. Er wordt uiteindelijk meer dan 25 kilo aan materiaal geborgen en Elzinga publiceert zijn bevindingen in het tijdschrift De Vrije Fries. De Friese provinciaal archeoloog J.M. Bos voegt aan het opgeslagen materiaal later een geschreven briefje toe, met daarop de tekst: Bewaren Pottenbakkersafval. De opgraving aan de Minnemastraat wordt in het jaar 1992 kort besproken in het proefschrift van G.J. de Langen, zonder dat hierbij aandacht wordt besteed aan het nog nader te beschrijven aardewerk. Op aansturen van J.M. Bos wordt het materiaal enkele jaren later als scriptieonderwerp behandeld door een afstuderend doctoraalstudent. Deze scriptie wordt door persoonlijke omstandigheden echter nooit afgerond en sindsdien heeft het materiaal in opslag gelegen bij het Noordelijk Archeologisch Depot te Nuis en hebben de tekeningen in opslag gelegen in de kelders van het Groninger Instituut voor Archeologie. In de lente van het jaar 1985 wordt ik zelf in Groningen geboren. Meer dan 22 jaar later informeer ik bij docent J.M. Bos naar middeleeuwse afstudeeronderwerpen voor mijn eigen archeologische Masterscriptie. Hier vloeien twee mogelijke onderzoeken uit voort: kogelpot, Pingsdorf- en Vlaams aardewerk van een opgraving aan de Grote Hoogstraat te Leeuwarden of het pottenbakkersafval van de opgraving aan de Minnemastraat te Leeuwarden. Het was denk ik de tastbaarheid van het pottenbakkersafval dat mij voor dit laatste onderwerp deed kiezen. Tijdens de voorbereiding van de scriptie is ervoor gekozen om voor het vak Literatuuronderzoek te kijken naar de informatie over Pottenbakkerijen in de provincies Groningen en Friesland tussen de jaren 900 en De eerste conclusies hiervan zijn op 22 mei 2008 op het Groninger Instituut voor Archeologie gepresenteerd. Ook is er als voorbereiding deelgenomen aan de opgraving van een pottenbakkerij in de Friese stad Harlingen. Deze opgraving stond onder leiding van archeologisch onderzoeks- en adviesbureau De Steekproef. De resultaten hiervan zijn eind 2008 gepubliceerd. Tot slot is er ter voorbereiding een indicatief vooronderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlagen en had twee doelstellingen: Het vaststellen van of de hoeveelheid van het te onderzoeken materiaal geschikt is voor een Masterscriptie. Het vaststellen van de hypothese: het van de Minnemastraat geborgen aardewerk betreft de storting van onder andere pottenbakkersafval. Met een bevestigend antwoord op de beide vragen is aan de scriptie begonnen. Mijn deeltijdwerkzaamheden als student-assistent bij de Steekproef en als projectleider bij de facilitaire dienst van zorgvoorziening Stichting NOVO hebben hierbij voor vertraging gezorgd. Eind 2008 bood Stichting NOVO mij een vast contract aan, wat er uiteindelijk voor heeft gezorgd dat eindversie van deze scriptie pas 21 maanden na de start van het onderzoek is afgerond. S.H. Nicolaij 24 mei

6 1. De opzet van het onderzoek 1.1. Onderzoeksvragen Na afronding van het indicatief vooronderzoek bleek het geborgen materiaal uit onder andere pottenbakkersafval te bestaan. Pottenbakkersafval is te definiëren als (productie)afval van een pottenbakkerij. De tegenhanger hiervan is gebruiksafval, dat als het gevolg van algemene bewoning kan zijn gestort. Afval kan echter betrekking hebben op meer dan alleen aardewerk. Omdat dit onderzoek zich op aardewerk richt, is pottenbakkersafval in de eerste plaats gedefinieerd als aardewerk dat nooit met succes de productiefase(n) heeft voltooid. Het is hiermee een tegenhanger van gebruiksaardewerk, dat kan worden benaderd als aardewerk dat met succes de productiefase(n) heeft voltooid (en in gebruik is genomen). 1 De keuze om de nadruk van het onderzoek bij pottenbakkersafval te leggen maakt dat de hoofdvraag zich dient te concentreren op in hoeverre het geborgen materiaal pottenbakkersafval betreft en wat hieruit is af te leiden. De hoofdvraag is hiermee tot een tweeledig vraagstuk geworden: I. Wat zijn de uit het geborgen aardewerk af te leiden materiaalkenmerken, waarmee kan worden vastgesteld of de vondsten zijn te plaatsen als pottenbakkersafval? II. Wat zijn de van vergelijkbaar aardewerk bekende materiaalkenmerken, waarmee de geborgen vondsten in hun juiste context kunnen worden bezien? De hoofdvraag is uitgewerkt aan de hand van de wijze waarop het materiaal is verzameld, onderzocht en gestort. De deelvragen geven hiermee een totaalbeeld van zowel het onderzoek als het onderzochte: A. Wat is er te concluderen over de berging (opgraving) van het materiaal? a) Welke opgravinginformatie is nog beschikbaar? b) Welke conclusies zijn er uit de berging en eerder onderzoek getrokken? B. Waaruit bestaat het geborgen materiaal? a) Welke typen aardewerk zijn er geborgen? b) Waaruit bestaat het overige geborgen materiaal (niet-aardewerk)? c) Welke datering is er op basis van het geborgen aardewerk aan de site of de verschillende vindplaatsen te geven? C. Wat zijn de kenmerken van het geborgen pottenbakkersafval? a) Welke kenmerken zijn van belang om aardewerk tijdens de determinatie als pottenbakkersafval te kunnen categoriseren? b) Welke vormen van misbaksels worden tussen het materiaal aangetroffen en wat is hiervan af te leiden? c) In hoeverre bestaat het geborgen materiaal uit Pottenbakkersafval? D. Wat is er te concluderen over tot de technologie achter het geborgen aardewerk? a) Zijn er naast het geborgen aardewerk ook primaire aanwijzingen van een pottenbakkerij gevonden? b) Welke attributen, technieken, procesherhalingen of technologische tradities zijn uit het geborgen aardewerk af te leiden? E. Wat is er te concluderen over de site op de Minnemastraat? a) Wat is er te concluderen over de functie van de locatie? b) Kan er op basis van het materiaal een pottenbakkerij worden verondersteld? 1 Gemakkelijker zou zijn om deze tegenhanger van gebruiksaardewerk te benoemen met de term pottenbakkersaardewerk, zoals ook is gedaan bij het onderscheid tussen pottenbakkers- en gebruiksafval. De term pottenbakkersaardewerk is echter een pleonasme, omdat aardewerk altijd van een pottenbakkerij afkomstig is, en daardoor ongeschikt. 6

7 De vijf deelvragen zijn de leidraad van deze tekst. In het volgende hoofdstuk zal worden ingegaan op de achtergrond van de locatie en vondstverwerving. In het derde hoofdstuk zal in detail worden ingegaan op de (voor dit onderzoek opnieuw) uitgevoerde determinatie. In het laatste hoofdstuk zal worden ingegaan op de conclusies zoals die door de deelvragen C, D en E worden aangekondigd Determinatiekeuzes Algemene determinatiekeuzes Het van de Minnemastraat geborgen materiaal is in het Noordelijk Archeologisch Depot te Nuis opgeslagen en is voor dit onderzoek opnieuw geteld (N), beschreven en gewogen (G). Bij het verwerken van de informatie is gebruik gemaakt van enkelvoudige en meervoudige elementen. Een enkelvoudig element is één fragment waaraan een specifieke beschrijving is toegeschreven. Meervoudige elementen zijn verschillende fragmenten waaraan dezelfde beschrijving is toegeschreven. Hiermee is geprobeerd een zo overzichtelijk mogelijk presentatiemodel te maken. Over de discussie wat nu precies onder een fragment moet worden verstaan, is er geredeneerd dat meerdere (op een juiste manier) aan elkaar verbónden stukken aardewerk tot één fragment kunnen worden gerekend. Een goed voorbeeld hiervan doet zich voor bij tonput A, waarbij 19 fragmenten aardewerk tot één misbaksel zijn gereconstrueerd, maar waarbij één stukje heeft losgelaten: dit is een meervoudig element met een telling van twee. Evengoed wordt immers een tijdens de opgraving gebroken scherf als twee geteld. De juistheid hiervan is een interessant vraagstuk, aangezien er tussen archeologische vondsten geregeld materiaal wordt aangetroffen waarvan de afzonderlijke scherven al dan niet aan elkaar zijn te passen, maar waarvan het aannemelijk is dat het van één fragment afkomstig is. De telmethode dient een echter zo objectief mogelijk beeld te geven, waarbij moet worden opgemerkt dat tellingen en wegingen dienen als handvatten bij een omvangindicatie. Voor het wegen is gebruik gemaakt van een Maul Tronic S weegschaal, waarbij een precisie van één gram is gehanteerd. De verschillende gewichtsmaten zijn hierdoor op gehele grammen afgerond. Daarnaast zijn de elementen die door de weegschaal te licht zijn bevonden op 1 gram geplaatst. Dit laatste is bij slechts drie enkelvoudige en drie meervoudige elementen toegepast. De keuze om op deze manier af te ronden, en niet op het gebruikelijke en fictieve 0,01 gram, is gemaakt met oog op de leesbaarheid van de statistiek. Met betrekking tot de percentages van de tellingen (%N) en de wegingen (%G) is er met één decimaal achter de komma afgerond. De eventuele hieruit te resulteren vertekeningen zijn door de computer omgerekend zodat het totaal alsnog op 100,0% uitkomt. Ook de statistiek wordt hier gebruikt als handvat bij een omvangindicatie en meerdere decimalen worden gezien als uiting van een valse precisie. Er zijn voor dit onderzoek geen natuurkundige analyses gedaan. De redenen hiervoor zijn dat het extra onderzoek veel tijd in beslag had genomen en daarnaast extra kosten met zich had meegebracht. Er zijn hierbij twee technieken overwogen: De thermische analyse van op welke temperatuur de verschillende typen aardewerk zijn afgebakken. De (gas)chromatische analyse van de elementen die in de kleisoorten van de verschillende typen aardewerk voorkomen. Deze beide onderzoeken hadden meer inzicht kunnen bieden in de technologische totstandkoming van de verschillende typen aardewerk, zoals is besproken bij

8 De determinatie van het Pottenbakkersafval Voordat met de determinatie kon worden begonnen, moest er eerst worden omlijnd waarnaar zou worden gezocht. Zoals vermeld is pottenbakkersafval hier in de eerste plaats gedefinieerd als aardewerk dat nooit met succes de productiefase(n) heeft voltooid. De grens tussen (het einde van) de productiefase en (het begin van) de gebruiksfase is niet gemakkelijk vast te stellen. De meest eenvoudige benadering is door te stellen dat een gebakken stuk aardewerk de productiefase(n) met succes heeft voltooid. Het probleem zit hem hierbij echter in de bakfouten, afhankelijk waarvan een stuk aardewerk al dan niet geschikt was om in gebruik te kunnen worden genomen. 2 Een verdere grensstelling is gezocht bij de praktijk van het oude pottenbakkersbedrijf. De aardewerkproductie begon bij het aanvoeren van leem of klei. Dit werd een aantal dagen onderwater gezet en vervolgens gesneden, gespreid en gekneed. Na de eventuele toevoeging van een magering en na een laatste keer kneden werd het verdeeld en vormgegeven. De gevormde potten werden voor een eerste en korte droogtijd weggezet, waarna er oren en stelen op werden aangebracht. Het materiaal werd hierna een tweede keer gedroogd, al dan niet geglazuurd en vervolgens gebakken. De meer complexe vormen werden na de tweede droging vaak nog eerst tot halffabricaat/biscuit gebakken (BRUIJN, pp ). 3 Ondanks dat deze korte beschrijving pottenbakkersambacht geen recht doet, biedt het een basis om de verschillende stappen van het bakproces mee te benaderen. Omdat glazuur bijvoorbeeld pas in de laatste fase van het bakproces op het aardewerk werd aangebracht en in de beginperiode een schaars en/of duur product is geweest (BRUIJN, pp ) is het te zien als teken van gebruiksaardewerk. Hetzelfde geldt voor roet dat door gebruik op bijvoorbeeld kookgerei kan zijn geraakt. Er is hiermee een eenvoudig archeologisch determinatiemodel opgezet, waarmee op basis van een non-intrinsieke typologie de levensfasen van een stuk aardewerk kunnen worden benaderd: Tabel 01 Eenvoudig faseringmodel voor de archeologische determinatie van het aardewerkproduct Aarde voordat het is gevormd Pottenbakkersafval Gebakken aardewerk betreft Ongebakken/gedroogd aardewerk Biscuit aardewerk Pottenbakkersafval gebruiksaardewerk tenzij het tegendeel (pottenbakkersafval) Geglazuurd aardewerk Beroet aardewerk Gebruiksaardewerk (door bakfouten) kan worden bewezen/aannemelijk gemaakt. Tussen het geborgen aardewerk zit een aanzienlijk deel dat onder de noemer van gebakken aardewerk zonder glazuur, roet of bakfouten valt en waarbij de weinige variatie tussen de fragmenten en aardewerksoorten het als een niet afgezette productie van een pottenbakkerij doet vermoeden. 4 Hierdoor zal de bruikbaarheid van het bovenstaande model in hoofdstuk vier worden geëvalueerd. Er is met deze aanpak voor gekozen om het aardewerk empirisch te classificeren, waaronder onderzoekingen naar de technieken achter het aardewerk, de samenstelling en totstandkoming van het aardewerk en het afleiden van eigenschappen van aardewerk worden verstaan (VERHOEVEN, pp. 5-7). In deze zin heeft het onderzoek meer bij de techniek dan bij het gebruik gelegen en is er al bij voorbaat bewogen naar conclusies in de richting van pottenbakkerafval. 2 Het is hierbij waarschijnlijk dat er, economisch gezien, sprake zal zijn geweest van een eerste en tweede keus en de consumentgoederen in verschillende kwaliteiten beschikbaar waren. 3 Bij dit proces werden dezelfde oventemperaturen gebruikt als bij het volledige bakken, waarmee werd vastgesteld of het aardewerk de verdere handelingen aan zou kunnen zonder in de oven te mislukken. 4 Zie en

9 2. De Opgraving 2.1. De ligging van de locatie Het oudste gedeelte van de Leeuwarder binnenstad wordt vanaf het begin van de westerse jaartelling bewoond. De bewoning was gecentreerd op de terp Oldehove. Deze terp, tegenwoordig gelegen aan de westkant van de binnenstad, is in de daarop volgende eeuwen meerdere malen verhoogd en af en toe verlaten door de overlast van het nabije zeewater. De kern van de latere (Karolingische) nederzetting is naar het Afbeelding 01 - De Minnemastraat anno 2009 (Bron: Google Street View) oosten verplaatst. Het gebied van de twee terpen waarop deze nederzetting zich bevond verwierf mogelijk al tegen het einde van de 12 e eeuw een kerkelijke zelfstandigheid en kreeg hierbij de naam Nijehove. Dit gebied vormde vanaf de 11 e of 12 e eeuw het economische centrum van Leeuwarden (De LANGEN, 1992). De opgraving aan de Minnemastraat bevond zich in 1984 rond de (Nederlandse) Rijksdriehoekscoördinaten X en Y De locatie zit binnen de oude grachten van Leeuwarden en is gelegen op de terp(en) Nijehove (afb. 02). Er zal voor dit onderzoek niet verder worden ingegaan op de historie en archeologie van Leeuwarden. Nadere over Leeuwarden te raadplegen publicaties zijn in de bronvermelding opgenomen en hierbij kan in het speciaal de publicatie van De Langen (1992) worden genoemd. Afbeelding 02 - De ligging van de Minnemastraat ten opzichte van de Benelux (linksboven), Friesland (linksonder) en Leeuwarden (rechts) (Bron: Google Maps). 9

10 2.2. Nineteen Eighty-Four De opgraving aan de Minnemastraat werd uitgevoerd van maandag 19 tot en met donderdag 22 maart Deze werd geleid door G. Elzinga van het Biologisch Archeologisch Instituut (BAI) te Groningen 5 en het Fries Museum te Leeuwarden. Naast enkele medewerkers van het BAI en het Fries Museum werd er ook samengewerkt met de ambtelijke werkgroep Commissie voor Archeologisch Stadskernonderzoek Leeuwarden (CASOL). Een samenvatting van de in 1984 uitgevoerde werkzaamheden wordt door De Langen geboden: [ ] Het onderzoek dat Elzinga van 19 tot en met 22 maart 1984 aan de Minnemastraat verrichtte, dat werd uitgevoerd op initiatief van CASOL, had als doel de opbouw en de ouderdom van de stadsterp ter plaatse te leren kennen, overblijfselen van het dagelijkse leven te bergen en zo mogelijk plattegronden van vroegere huizen op te tekenen. Daartoe werd allereerst op het dankzij afbraak vrijgekomen terrein 50 centimeter onder straatniveau een vlak van 12 bij 14 meter bestudeerd. Op 3 meter beneden straatniveau werden de sporen van een tweede, op ongeveer NAP gelegen, 10 bij 5 meter vlak ingetekend. Het bij deze werkzaamheden reeds ontstane profiel werd ten slotte tot 4,5 meter diepte doorgetrokken [ ]. Elzinga onderscheidde op het eerste vlak laatmiddeleeuwse fundamentresten en putten. De oudste vondsten op het vlak waren volgens hem begin 13 e -eeuws. Op het tweede vlak trof hij enkele palenrijtjes en paalresten van houtbebouwing, afvalkuilen van een hoger niveau gegraven putten aan. De scherven waren niet ouder dan volmiddeleeuws. Onder de vondsten bevinden zich inderdaad geen vroeg middeleeuwse scherven. Dit lijkt Elzinga s overtuiging dat de terp hier pas in de volle middeleeuwen is opgeworpen, te bevestigen. Toch lijkt enig voorbehoud hier wel op zijn plaats, aangezien tamelijk snel werd gegraven en de jongere putvondsten de meeste aandacht kregen. Het lijkt mij niet verantwoord om in de palenrijen huisresten te zien, zoals Elzinga wel deed. De onderling in oriëntatie iets afwijkende rijen lopen (enigszins) parallel aan de Minnemastraat, maar zij hebben een te geringe lengte en/of de put is op deze hoogte te klein, om uit te kunnen maken of zij de hoofdrichting van de oudste indeling volgen of juist haaks daarop staan (De LANGEN, pp ). De voor deze opgraving gehanteerde doelstellingen waren aldus: 1. Het ter plaatse leren kennen van de opbouw en de ouderdom van de stadsterp. 2. Het bergen van de overblijfselen van het dagelijkse leven. 3. Het optekenen van plattegronden van vroegere huizen. De eerste doelstelling, het ter plaatse leren kennen van de opbouw en de ouderdom van de stadsterp, zal sterk gerelateerd zijn geweest aan enerzijds de eerdere onderzoekingen van G. Elzinga en de destijds geldende archeologische vraagstukken en anderzijds de doelstellingen waartoe het CASOL in 1977 is opgericht. Het zal vanuit dit licht daarom een van de belangrijkste beweegredenen zijn geweest om tot een dergelijke korte opgraving over te gaan, in relatie met de noodzaak van het karteren van een door bouwwerkzaamheden te vernietigen bodemarchief. De tweede doelstelling, het bergen van de overblijfselen van het dagelijks leven, lijkt met de meer dan 25 kilo aan in het depot opgeslagen materiaal geslaagd en is een te verwachten archeologische competentie. Onduidelijk zijn hierbij de (waarschijnlijk 5 Deze afdeling van de Rijksuniversiteit Groningen is later opgegaan in het Groninger Instituut voor Archeologie (GIA), in naam waarvan deze scriptie is geschreven. 10

11 ongeschreven) selectiemethoden, die, zoals De Langen al opmerkt, op bepaalde vondstcategorieën gericht waren. Dit is onder andere zichtbaar bij de vondsten die van de stort zijn verzameld. De uitzonderlijkheid van dit aardewerk, bestaande uit slechts vijf fragmenten, terwijl de stort er waarschijnlijk veel meer heeft bevat, doet een ietwat subjectieve selectie vermoeden, bestaande uit de mooiste en de meest interessantste vondsten. 6 Onduidelijk is ook in hoeverre er aandacht is besteed aan het niet-aardewerk, zoals bot, metaal en hout, dat in gezamenlijk gewicht nu nog geen procent van het totaal aan geborgen materiaal omvat. Tot slot is het aan te dragen dat de doelstelling van het optekenen van vroegere huizen het onderzoek in een verkeerde richting heeft geleid, aangezien hier klaarblijkelijk discutabele resultaten uit zijn voortgekomen. Ondanks de onduidelijke selectiemethoden en de korte tijd dat er gegraven kon worden, zijn er voor het onder te grote tijdsdruk hebben moeten afronden van de werkzaamheden geen duidelijke aanwijzingen. Uit de nog beschikbare informatie blijkt dat op maandag 19 mei een begin is gemaakt aan put I, waarbij met de verzameling van het aardewerk uit concentratie III gelijk een van de grootste vondstcategorieën is verzameld. Op dinsdag 20 mei is het vlak van put I getekend en is de put aan de oppervlakte afgerond. Op woensdag 21 mei is er in put I nader onderzoek verricht naar de verschillende tonputten en zijn de vlak- en profieltekening van put II afgerond. Dit betekent dat de berging van het meeste aardewerk en het maken van de verschillende tekeningen al na drie dagen was afgerond. De verzamelde informatie is na afloop van de opgraving in opslag gedaan. De tekeningen bevinden zich momenteel op het Groninger Instituut voor Archeologie en van de verdere registratie is het beheer onduidelijk. Het is bekend dat Elzinga, Bos, de Langen en een eerdere doctoraalstudent zich met het materiaal hebben bezig gehouden Vondstspreiding Het geborgen materiaal is tot vijf vindplaatsen terug te brengen: tonput A, tonput B, concentratie III, put II en de stort. Voor een verdere vereenvoudiging zijn deze vindplaatsen terug te brengen tot twee typen. Ten eerste zijn tonput A en tonput B, zoals de namen al aangeven, tonputten. Een tonput is een in de grond ingegraven (water)ton, die na het oorspronkelijke gebruik werd weggezet voor de opslag/-vang van water of materiaal. Ten tweede zijn concentratie III en put II allebei opgravingvlakken. Door het geringe aantal vondsten en de aannemelijkheid van een vlak als herkomst, wordt de stort in deze niet als vindplaatstype gezien. Tonput A, tonput B en concentratie III zijn afkomstig van opgravingsput I. De vondsten van (opgravings)put II staan hier qua herkomst van. Zoals is opgemerkt had het vlak van put I een oppervlak van meter (168 M 2 ) en had het vlak van put II een oppervlak van 10 5 meter (50 M 2 ). Put I lag hierbij op 50 centimeter en put II op 300 centimeter onder het huidige straatniveau. 7 Uit de voor deze tekst uitgevoerde aardewerkstudie blijkt dat het materiaal van put II niet tot het oudste van de opgraving behoort en omdat er overeenkomsten zijn met bepaalde typen materiaal uit put I en de vijf genoemde vindplaatsen sowieso een eigen variatie van deformiteit vertonen, is er voor gekozen geen parallellen tussen de twee putten te trekken. Deze zelfde argumenten maken het onhandig de site op te delen in fictief genoemde periodes. Het onderscheid zal liggen bij de beschrijving van de vindplaatsen en de conclusies die met betrekking tot het pottenbakken uit de verschillende aardewerktypen zijn af te leiden. 6 Zie tabel De positionering van put II ten opzichte van put I is onduidelijk. Uit de opgravingregistratie blijkt dat in beide putten tegelijk is gewerkt, waardoor het niet aannemelijk is dat ze boven/onder elkaar hebben gelegen. 11

12 Het is onduidelijk waarom de vondsten van put I van een relatief klein oppervlak zijn geborgen (afb. 03). Voor de tonputten is dit, gezien de aard en functie van dergelijke gebruiksvoorwerpen, nog te verwachten, hoewel het ook hier opvalt dat uit slechts twee van de vier putten vondsten zijn geborgen. Het meest opmerkelijke is concentratie III, aangezien er op geen enkel ander vlak van put I vondsten zijn aangetroffen. Deze signalering kan inderdaad het gevolg zijn van de al genoemde onduidelijke selectiemethoden. Voor zover deze selectiemethoden echter gericht waren op bepaalde (interessante) vondstcategorieën, deduceert dit nog steeds de uitzonderlijke herkomst van concentratie III. Andersom kan er worden geredeneerd dat de vondsten van put II waarschijnlijk niet gelijk verspreid zijn aangetroffen, zoals met de opgravingregistratie en de tekening wordt gesuggereerd (afb. 04), en dat men ook hier vondstconcentraties mag verwachten. Hierover is geen verdere informatie voorhanden. Legenda Concentratie III Tonput A Tonput B Afbeelding 03 - Vlaktekening put I 12

13 Legenda Hout Afbeelding 04 - Vlaktekening put II 8 8 Over de twee palenrijen in put II kan worden opgemerkt dat deze allebei voor zover zichtbaar slechts tegen de twee meter in lengte zijn, met een minimale hoek van 6 C van elkaar aflopen en omgeven zijn door andere onduidelijk te plaatsen palen. Op basis van de weinige en onduidelijke gegevens lijkt het inderdaad een te voorbarige conclusie om te stellen dat het hier huisresten betreft. Wel kan er (simpelweg) worden geconcludeerd dat er tot op drie meter onder het huidige straatniveau sporen van bebouwing worden aangetroffen, waarbij een tweetal palenrijen, zowel onderling als in relatie tot de lengterichting van de Minnemastraat, een zekere mate van gerichte oriëntatie doet vermoeden. 13

14 3. De determinatie 3.1. Tonput A Tonput A heeft een monddiameter van ongeveer 80 centimeter en daarmee een oppervlak van iets meer dan 0,5 vierkante meter. Over de diepte en het eventuele stapelen van tonnen is geen informatie beschikbaar. De belangrijkste uit tonput A geborgen aardewerktypen zijn kogelpot, Paffrath aardewerk en een groot misbaksel van blauwgrijs aardewerk (tab 02). Tabel 02 De uit tonput A geborgen vondsten Type Plaats Opmerkingen N %N G %G Kogelpot Steel Handgevormd. Beroet. Kleine steelpan (afb. 07). 1 0,7 30 0,7 Kogelpot Rand Handgevormd. Negen aparte stukken (afb. 06). 9 5, ,8 Kogelpot Wand Handgevormd. Merendeel beroet. Grote variatie , ,6 Kogelpot Wand Handgevormd. Mogelijk met groefversiering. 1 0,7 7 0,2 Kogelpot Wand Handgevormd met grijs baksel (categorie II) (afb. 08) , ,9 Kogelpot Wand Gedraaid met grijs baksel (categorie III) (afb. 08) , ,4 Kogelpot Bodem Handgevormd. Bijna complete standring (afb. 05). 1 0, ,7 Subtotaal , ,6 Paffrath Rand - 1 0,7 4 0,1 Paffrath Wand Allemaal van één stuk aardewerk (afb. 09) 6 4,0 70 1,7 Paffrath Wand Van twee verschillende stukken aardewerk. 2 1,3 17 0,4 Paffrath Wand Inwendig zilverkleurig, uitwendig wit uitgeslagen. 1 0,7 7 0,2 Subtotaal 10 6,7 98 2,4 Blauwgrijs Rand Geplakt misbaksel van 19 fragmenten (afb11). 2 1, ,7 Subtotaal 2 1, ,7 Indet Wand Waarschijnlijk proto-steengoed. 1 0,7 1 0,1 Indet Wand Dikwandig aardewerk. 2 1,3 68 1,7 Indet - Vormloos baksel (afb. 10). 1 0, ,1 Indet - Licht soort steen. 1 0,7 32 0,8 Indet - Verbrand materiaal. Het lijkt niet op hout of bot. 2 1,3 1 0,1 Bot - (tab. 05). 4 2,6 1 0,1 Hout - Mogelijk bewerkt. 1 0,7 1 0,1 Metaal - Sterk verweert (rode roest). IJzerhoudend. 3 2,0 14 0,3 Subtotaal 15 10, , , ,0 Het kogelpot aardewerk omvat in aantal en gewicht tegen de 80% van het aangetroffen materiaal. Tonput A is de enige vondstplaats vanwaar van deze opgraving kogelpot en Paffrath aardewerk zijn geborgen. Het misbaksel van blauwgrijs aardewerk vertoont verschillende bakfouten. Als restmateriaal zijn er een aantal niet nader onderzochte keramieksoorten, bot, hout en metaal gevonden. Tussen de niet nader onderzochte keramieksoorten zit een enkel fragment van mogelijk proto-steengoed en een vormloze klomp gebakken aardewerk Kogelpot Kogelpotten zijn een niet precies te dateren en weinig uniform materiaal (VERHOEVEN, pp. 7 & 15). Dit geldt ook voor de 125 uit tonput A geborgen kogelpot fragmenten, waarbij de scherven een grote onderlinge variatie vertonen en slechts in één of twee gevallen aan elkaar zijn te passen. Er is hiermee sprake van fragmentatie, waarbij van de vele 14

15 oorspronkelijke stukken, vele fragmenten missen. Op basis van de verschillen in vervaardiging is het kogelpot aardewerk in drie categorieën onder te verdelen: I.Handgevormde kogelpotten met een bruingeel baksel. II.Handgevormde kogelpotten met een grijs baksel. III.Gedraaide kogelpotten met een grijs baksel. Tussen de 91 tot categorie I behorende fragmenten worden één handvat en één bodem gevonden. Het handvat is afkomstig van een kleine steelpan (afb. 07). De bodem is bijna compleet en bevat een standring van enkele centimeters dikte (afb. 05). Van de in totaal negen randfragmenten passen geen twee scherven bij elkaar (afb. 06), zodat het hier daadwerkelijk negen stukken aardewerk betreft (tab. 03). 9 De in totaal 80 wandfragmenten vertonen variatie in vorm, grootte en baksel, waarbij het waarschijnlijk vele oorspronkelijke stukken aardewerk betreft. 66% van de scherven is beroet en omdat dit voornamelijk de grotere (wand)scherven betreft, waarbij op basis van het totaalgewicht meer dan 88% is beroet, is het aannemelijk dat alle oorspronkelijke stukken aardewerk beroet waren. Het roet duidt erop dat het materiaal aan bijvoorbeeld kookvuren is blootgesteld en gebruiksaardewerk betreft. (tab. 04). De verhouding van 1 randscherf op (bijna) 9 wandscherven is een te verwachten relatie, 10 waaruit blijkt dat de verhouding tussen de aangetroffen en niet aangetroffen scherven normaalverdeeld lijkt te zijn en er hiermee geen aanwijzingen zijn van een selectieve kogelpot storting. Afbeelding 05 Kogelpot bodem Afbeelding 06 - Doorsneden van de grootste kogelpot randen Tabel 03 - Minimum aantal stukken aardewerk uit tonput A Kogelpot Paffrath Blauwgrijs Op basis van [fragmenttype] N N N Randfragmenten Steel/oorfragmenten 1 Wandfragmenten 4 1 Bodemfragmenten 1 Afbeelding 07 Steel van steelpan Tabel 04 - Beroete en niet-beroete wandfragmenten kogelpot uit tonput A Categorie I Categorie II Categorie III N %N G %G N %N G %G N %N G %G Beroet 53 66, , , , , ,9 Niet-beroet 27 33, ,7 0 0,0 0 0,0 4 25, , , , , , , ,0 9 Met betrekking tot de doelstellingen van dit onderzoek en het geringe aantal randscherven is er voor gekozen dit materiaal niet met een externe randtypologie te vergelijken. 10 [79 / 9 =] 8,7 (afgerond tot 9). Een te verwachten relatie van 1:10 is gebaseerd op de ervaring bij het tellen van het aantal fragmenten waarin een gebroken stuk aardewerk gemiddeld uiteen valt. 15

16 Afbeelding 08 - Wandfragmenten van de kogelpot categorieën II (links) en III (rechts) Het materiaal uit de categorieën II en III onderscheidt zich door het type baksel, dat een fijne magering en een grijze kleur heeft. De grijze kleur is te wijten aan een, ten opzicht van het bruingeel gekleurde kogelpot, ander/nieuw type bakproces waarbij tijdens het laatste stadium de zuurstof werd weggenomen. Bij het materiaal uit categorie III is gebruikmaakt van de draaischijf als nieuw hulpmiddel bij het vormen van het aardewerk. De categorieën I, II en III omvatten hiermee een stapsgewijs en te verwachten verloop tijdens een technologische ontwikkeling van het pottenbakken. De fragmenten uit de categorieën II en III zijn, net als de fragmenten uit categorie I, beroet, waarbij het voor categorie II alle scherven en voor categorie III 75% van de scherven betreft (tab 04). Het roet duidt erop dat het materiaal in gebruik is genomen. Van de categorieën II en III zijn slechts wandscherven geborgen. Een eerste trend in het gedraaid vervaardigen van kogelpotten is de productie van fragmenten met handgevormde buiken en gedraaide randen (POT, 1988), en hierover kan op basis van het materiaal uit de Minnemastraat geen nadere informatie worden gegeven. In- en uitwendig hebben de baksels een lichtgrijze kleur en de binnenkant van het baksel (alleen zichtbaar op het breukvlak) is bij categorie II donkerder en bij categorie III lichter dan dat van deze buitenkanten. 11 Deze scherven zijn van ongeveer dezelfde dikte, waardoor de kleurverschillen erop duiden dat de fragmenten van categorie III op een hogere oventemperatuur zijn gebakken dan de fragmenten uit categorie II. Kogelpot werd gemiddeld rond de 800 C gebakken. Het bakken van het latere aardewerk, in de richting waarvan de tendens van de hier vermoede technologische ontwikkeling zich lijkt te hebben bewogen, 12 werd rond de 1000 C en hoger uitgevoerd (VERHOEVEN, 1996). Ondanks het geringe aantal vondsten lijken de kogelpot categorieën II en III een subtiele uiting te zijn van de ontwikkeling van het vervaardigen van kogelpot tot het vervaardigen van reducerend (blauwgrijs) 13 en oxiderend (roodbakkend) gebakken aardewerk. 11 De verschillende bakselkleuren zijn op afbeelding 08 soms aan de uiteinden van de wandscherven zichtbaar. 12 Deze tendens is door onder andere uit het misbaksel blauwgrijs aardewerk van tonput A en de aardewerktypen van de andere vindplaatsen te veronderstellen. Zie Men zou de discussie kunnen aangaan of het aardewerk uit de kogelpot categorieën II en III kogelpot of blauwgrijs aardewerk betreft. Een dergelijke gedachtegang past bij het onderzoek naar de overgangsperiode tussen het grijze kogelpot en het eerste blauwgrijs aardewerk. Op basis van de uiterlijke overeenkomsten en het vervaardigings- en bakproces is het materiaal in deze tekst tot het kogelpot aardewerk gerekend. Zie ook voetnoot 29 of vergelijk de afbeeldingen 08 en 11 (en 11 en 14). 16

17 Paffrath aardewerk Paffrath aardewerk is afkomstig uit het Rijngebied, ten noordoosten van de stad Keulen (Duitsland). Zes van de tien van de Minnemastraat geborgen fragmenten zijn afkomstig van één enkel stuk aardewerk (afb. 09). Drie andere wandfragmenten zijn afkomstig van drie afzonderlijke stukken. Een van deze wandfragmenten is dofwit uitgeslagen, wat waarschijnlijk door het gebruik is veroorzaakt. Het Paffrath aardewerk is waarschijnlijk geïmporteerd, terwijl de in tonput A aangetroffen fragmenten kogelpot en blauwgrijs aardewerk locaal (kunnen) zijn geproduceerd Blauwgrijs aardewerk Het blauwgrijs aardewerk uit tonput A betreft dat van één enkel misbaksel (afb. 11). Het fragment is gereconstrueerd uit 19 verschillende scherven, waarbij het bijna de gehele rand en een deel van de wand omvat. De ingezakte vorm doet vermoeden dat het aardewerk in de oven is omgevallen 14 en daardoor een platte en een ingezakte zijde heeft verkregen. De misvorming is dusdanig dat de mondholte op een plek bijna geheel gedicht is. Dit aardewerk zal nooit met succes de productiefase(n) hebben voltooid en zal niet in gebruik zijn genomen. De storting van deze scherf moet daarom in nauwe relatie hebben gestaan met de pottenbakker(ij) waarvan het afkomstig is. Naast de kromtrekkingen en vervormingen is de scherf te hard gebakken en vertoont het sporen van gedeeltelijke reductie, wat er op duidt dat de zuurstof tijdens het laatste stadium van het bakproces niet goed is weggenomen en de scherf hierdoor op sommige plekken een rode kleur heeft gekregen. Het fragment is niet beroet en niet geglazuurd. Zoals opgemerkt bij doen de verschillende kogelpot fragmenten een geleidelijke technologische ontwikkeling vermoeden. Omdat het aannemelijk is dat de afvalstoring in de tonput van een relatief acute aard is geweest 15 en het kogelpot en blauwgrijs aardewerk uit dezelfde periode kunnen komen, is dit misbaksel wellicht te zien als een vroege stap in het overgaan op de productie een nieuw type aardewerk. Dit is moeilijk te bewijzen, onder andere omdat dit aardewerk uit slechts één oorspronkelijk stuk bestaat Overige vondsten Tussen het overige materiaal bevindt zich een vormloze, gebakken klomp aardewerk, met daarin de afdrukken van plantenstengels (hooi, gras ) (afb. 10). Het aardewerk lijkt geen functie te hebben gehad en is waarschijnlijk onbedoeld afgebakken. Tussen het botmateriaal worden enkele schelpfragmenten en twee tandfragmenten van zoogdieren gevonden (tab. 05). De omvang het vergane botmateriaal is moeilijk in te schatten, 16 maar het is op basis van dit botmateriaal onwaarschijnlijk dat de tonput is gebruikt voor de systematische storting van bijvoorbeeld etensresten. Tabel 05 Botmateriaal uit tonput A Diersoort Type bot Opmerkingen N %N G %G Omvang konijn tot hond Rib Zoogdier 1 25, Omvang hond tot zwijn Snijtand Zoogdier 1 25, Schelpdier Indet , , ,0 14 Het is onwaarschijnlijk dat een pottenbakker een voor het in de oven geplaatst, misvormd geraakt stuk heeft afgebakken. 15 Zie Een in de archeozoölogie gehanteerde inschatting is dat het teruggevonden botmateriaal slechts 0,01% van het oorspronkelijke materiaal omvat. Dit is afhankelijk van de locale al dan niet conserverende condities. 17

18 Afbeelding 09 Wandfragmenten Paffrath aardewerk Afbeelding 10 Vormloos baksel Afbeelding 11 - Misbaksel blauwgrijs aardewerk (zie ook de afbeelding bij de inleiding en afbeelding 31) 18

19 3.2. Concentratie III De belangrijkste van concentratie III geborgen aardewerktypen zijn blauwgrijs en roodbakkend aardewerk (tab. 06). Het roodbakkend aardewerk omvat in aantal en gewicht meer dan driekwart van het aangetroffen materiaal. Uit concentratie III is ten opzichte van de andere vindplaatsen het meeste metaal en botmateriaal geborgen. Zoals vermeld bij 2.3 is concentratie III het enige opgravingvlak uit put I van waaruit materiaal is geborgen. Dit is een onwaarschijnlijke constatering. Bij 2.1 is opgemerkt dat dit mogelijk is te wijten aan de onduidelijke selectiecriteria van tijdens de opgraving. Er van uitgaande dat deze informatie correct is, deduceert dit concentratie III tot een uniek vlak, waarbij het de vraag is waarom er op deze plek zoveel aardewerk is afgezet. De voor de hand liggende verklaring is dat de vele fragmenten van het roodbakkend aardewerk (inclusief de overige vondsten) in één keer zijn gestort. Deze hypothese roept nieuwe vragen op, bijvoorbeeld waarom het materiaal niet in een tonput is gestort en waarom er tot deze kennelijk eenmalige handeling is overgegaan. Het materiaal vertoont qua aantallen en typen aardewerk overeenkomsten met het materiaal dat uit put II is geborgen. Tabel 06 - De uit concentratie III geborgen vondsten Type Plaats Opmerkingen N %N G %G Blauwgrijs Wand Ongeglazuurd. Niet passend. 10 1, ,2 Subtotaal 10 1, ,2 Roodbakkend Rand Grote deformiteit , ,6 Roodbakkend Steel Stelen met glazuur. 2 0,3 66 0,7 Roodbakkend Steel Stelen zonder glazuur. 2 0,3 65 0,7 Roodbakkend Oor Heeft ook rand en wand. Geglazuurd. 1 0,1 77 0,8 Roodbakkend Wand Grote deformiteit (afb. 14) , ,6 Roodbakkend Bodem Ongeglazuurd. Meerdere stukken aardewerk. 17 2, ,3 Roodbakkend Bodem Ongeglazuurd. In- en exterieur rood, grijze kern. 1 0,1 55 0,6 Roodbakkend Bodem Ongeglazuurd. De enige beroete bodem. 1 0,1 25 0,3 Roodbakkend Bodem Ongeglazuurd. Bevat metaalresten. 1 0,1 20 0,2 Roodbakkend Bodem Ongeglazuurde lipbodem. 2 0,3 16 0,2 Roodbakkend Bodem Geglazuurd. Meerdere stukken aardewerk. 11 1, ,9 Roodbakkend Bodem Lipbodem met glazuur. 7 1, ,8 Roodbakkend Bodem Geglazuurd. Bakfouten. Hoek bodem-wand +30 C. 2 0,3 29 0,3 Roodbakkend Bodem Hardgebakken. 1 0,1 3 0,1 Subtotaal , ,1 Indet Wand Steengoed (of proto-steengoed). 1 0,1 2 0,1 Indet - Baksteen en (niet bewerkt) natuursteen. 15 2, ,9 Indet - Kiezels van natuursteen en keramiek (afb. 16) ,7 36 0,4 Bot - (tab. 09) (afb. 13). 19 2, ,8 Hout - Onbewerkt. 1 0,1 1 0,1 Metaal - Licht magnetisch. Bevat roest en verwering (afb. 15) 33 4,5 40 0,4 Subtotaal , , , , Blauwgrijs aardewerk De tien uit concentratie III afkomstige fragmenten blauwgrijs aardewerk zijn allemaal ongeglazuurd, vertonen geen bakfouten, hebben geen roetresten en zijn niet passend (tab. 07). Tien relatief kleine\lichte fragmenten 17 van tien verschillende oorspronkelijke stukken aardewerk duiden op fragmentatie, waarbij van de oorspronkelijke stukken aardewerk vele fragmenten niet zijn teruggevonden 17 [113 / 10 =] 11,3 per stuk. 19

20 Roodbakkend aardewerk De in totaal 580 uit concentratie III geborgen fragmenten roodbakkend aardewerk vertonen weinig onderlinge variatie. De 442 wandfragmenten staan in negatieve verhouding tot de 90 randfragmenten en de 43 bodems. 18 Statistisch gezien missen er aldus nog vele fragmenten van de oorspronkelijke stukken aardewerk. Op basis van de bodemfragmenten ligt het minimum aantal van deze oorspronkelijke stukken aardewerk op ongeveer 30 (tab. 07). 19 De meeste bodems gaan in een hoek van tussen de 10 en de 30 C over in de wand, waarbij het aantroffen materiaal voor het grootste deel van schalen of kommen afkomstig is. 20 Twee bodems gaan in een hoek van boven de 30 graden over in de wand en tussen de bodems is slechts één fragment beroet. Het is onwaarschijnlijk dat dit materiaal het gebruiksaardewerk van een huisraad weerspiegeld. De gefragmentariseerde (en wellicht uitzonderlijke) storting en de uniformiteit van de vele fragmenten doen vermoeden dat het hier pottenbakkersafval betreft 21. Verdere aanwijzingen zijn hiervoor een aantal fout gebakken scherven. Drie van de 43 bodems zijn te hard gebakken, waardoor het aardewerk broos is geworden en op enkele stukken is afgebrokkeld. Bij twee van deze stukken, dezelfde stukken waarbij de hoek tussen de bodem en de wand op meer dan 30 C ligt, heeft het glazuur gekookt, waardoor het kleine luchtbellen bevat. Deze twee bodems lijken ook uit vorm te zijn getrokken. Een andere bakfout betreft een scherf met een grijsgeel in- en exterieur en een rode kern (afb. 12). Meer dan 20% van het roodbakkend aardewerk is geglazuurd (tab. 08). Van de oren en handvatten en bodems is bijna de helft geglazuurd. Door de van vóór de 16 e eeuw relatief hoge prijs van loodglazuur, dat op specifieke plaatsen en pas in de laatste fase van het bakproces op het aardewerk werd aangebracht (BRUIJN, p. 69), is het in te schatten dat ongeveer de helft van de oorspronkelijke stukken aardewerk van glazuur is voorzien. Deze constatering duidt erop dat het hier vermoede pottenbakkersafval een kostbare fout betreft en het materiaal pas na het laatste bakproces is afgedaan. Tabel 07 - Minimum aantal stukken aardewerk uit concentratie III Blauwgrijs Roodbakkend Steengoed Op basis van [fragmenttype] N N N Randfragmenten Steel/oorfragmenten 5 Wandfragmenten 10 1 Bodemfragmenten 30 Tabel 08 - Glazuursporen op het roodbakkend aardewerk uit concentratie III Randfragmenten Oren & Handvatten N %N G %G N %N G %G Geglazuurd 37 41, ,2 3 60, ,8 Ongeglazuurd 53 58, ,8 2 40, , , , , ,0 Wandfragmenten Bodemfragmenten Totaal Afbeelding 12 - Scherf met geelgrijs in- en exterieur en rood baksel. (belichting is vertekenend) N %N G %G N %N G %G N %N G %G Geglazuurd 74 16, , , , , ,6 Ongeglazuurd , , , , , , , , , , , ,0 18 Een te verwachten verhouding is 1 randfragment op ongeveer 10 wandfragmenten (zie voetnoot 10). Bij bodems en wandfragmenten is deze verhouding groter. De verhouding wand-/randfragmenten ligt hier op [442 / 90 =] 4,9 en de verhouding wand-/bodemfragmenten ligt hier op [442 / 43 =] 10,3. Zie ook voetnoot Er is per stuk een gemiddelde van minder dan [580 / 30 =] 19,3 fragmenten teruggevonden. 20 De hoge op [43 / 5 =] 8,6 liggende verhouding tussen bodems en oren en handvaten is hiermee te verklaren, aangezien schalen en kommen voor het merendeel geen stelen of oren hadden

21 De tegen-hypothese dat het hier geen pottenbakkersafval maar gebruiksaardewerk betreft, brengt de vraag met zich mee van waarom er zoveel schalen en kommen zijn afgezet. Het zou het aardewerk kunnen weerspiegelen van een op een specifieke productie gerichte locatie, maar daarbij zijn een grote fragmentatie 22 en bakfouten een niet te verwachten signalering Overige vondsten De overige 148 uit concentratie III geborgen vondsten bestaan voornamelijk uit kleine fragmenten van baksteen, keramiek en (niet bewerkt) natuursteen. Deze fragmenten zijn dermate klein dat het onverantwoord is ze in verband te brengen met de praktijk van het pottenbakken. De enige uitzonderingen hierop zijn een paar vormloze stukken aardewerk, waarvan de klei mogelijk per ongeluk in de oven is beland en is afgebakken (afb. 15). Het is onwaarschijnlijk dat deze fragmenten een functie hebben gehad. 23 Een fragment (proto-)steengoed geeft blijk aan de aanwezigheid van andere typen aardewerk, alleen is ook dit stuk dermate klein dat het onverantwoord is er enige conclusies op te baseren. Meerzeggend is de aanwezigheid van een groot aantal metaalfragmenten (afb. 16). Dit materiaal heeft een bruinrode roestkleur op de plekken waar het blote metaal nog zichtbaar is, met daaromheen een bruingele tot zwarte verwering. De bruinrode roestkleur en een licht magnetisme doen vermoeden dat het (deels) ijzer betreft. Het is onduidelijk of dit metaal afkomstig is van één (nu) sterk verweerd stuk of dat het de verweerde resten van verschillende kleine voorwerpen betreft. Het is waarschijnlijk dat de storting van dit metaal in verband staat met de afvalstorting van het roodbakkend aardewerk. Tussen het botmateriaal worden de resten aangetroffen van een jonge kat (afb. 13), rund, schaap en vogel (tab 09). Op het schapenbot zijn kauwsporen van een hond zichtbaar en op enkele van de runderbotten zijn snijsporen te onderscheiden. Het merendeel van dit botmatariaal betreft waarschijnlijk de selectieve storting van etensresten of slachtafval. Tabel 09 Botmateriaal uit concentratie III Diersoort Type bot Opmerkingen N %N G %G Kat Schouderblad links ,4 3 1,8 Kat Opperarmbeen links ± 8,5 tot 11,5 maanden oud. 1 5,3 5 3,0 Kat Opperarmbeen rechts ± 8,5 tot 11,5 maanden oud. 1 5,3 5 3,0 Kat Spaakbeen links ± 8,5 tot 11,5 maanden oud. 1 5,3 2 1,2 Kat Ellepijp links ± 8,5 tot 10 maanden oud. 1 5,3 2 1,2 Kat Indet ,5 6 3,6 Subtotaal 9 47, ,8 Rund Fragment onderkaak Bevat molaar. 1 5,3 14 8,3 Rund Molaar (M2) ± 20 tot 24 maanden oud. 1 5, ,3 Rund Schouderblad links ± 12 tot 15 maanden oud. 1 5,3 15 8,9 Rund Spaakbeen - 1 5,3 11 6,5 Rund Fragment rib Snijsporen 2 10, ,2 Rund Fragment wervel - 1 5, ,7 Subtotaal 7 37, ,9 Schaap Calcaneus rechts <3 jaar. Kauwsporen (hond). 1 5,3 12 7,1 Vogel Borstkas Waarschijnlijk een grote kip. 1 5,3 1 0,6 Vis Wervel Platvis: Bot, Schol of Schar. 1 5,3 1 0, , ,0 22 Dit zou bij een pottenbakkerij overigens kunnen worden verklaard doordat er met het vergruizen en het met klei/leem vermengen van gebakken aardewerk een deel van de scherven kon worden hergebruikt. 23 Zie voor vergelijking afbeelding

22 Afbeelding 13 - Linkervoorpoot van een jonge kat Afbeelding 14 - Willekeurige selectie ongeglazuurde wandfragmenten roodbakkend aardewerk Afbeelding 15 Vormloos baksel Afbeelding 16 - Metaal 22

23 3.3. Put II De vondsten van put II staan qua herkomst los van die van de andere vindplaatsen, die allen uit put I afkomstig zijn. Zoals besproken bij 2.3 is er door het relatief unieke karakter van de verschillende vindplaatsen voor gekozen geen nadere parallellen tussen de beide opgravingputten te trekken. Volgens de nog beschikbare vondstadministratie zijn de geborgen vondsten niet uit een speciale sectie van de 50m 2 grote put geborgen. Het is onwaarschijnlijk dat de vondsten gelijk over de put zijn aangetroffen, 24 maar door het ontbreken van informatie is hier geen verdere nuance in aan te brengen. Het materiaal vertoont qua aantallen en typen aardewerk overeenkomsten met het materiaal dat uit concentratie III is geborgen. De belangrijkste van put II geborgen aardewerktypen zijn blauwgrijs en roodbakkend aardewerk (tab. 10). Het roodbakkend aardewerk omvat hierbij in aantal en in gewicht meer dan 80% van het aangetroffen materiaal. Tussen het blauwgrijs en het roodbakkend aardewerk zitten bakfouten. Uit put II is tevens een vuurklok geborgen, waarbij de twee randscherven passend zijn en het hier één oorspronkelijk stuk betreft. De vuurklok bestaat uit roodbakkend aardewerk, maar is door de grovere magering en individuele uitzonderlijkheid niet tot het roodbakkend aardewerk gerekend. Tabel 10 De uit put II geborgen vondsten Type Plaats Opmerkingen N %N G %G Blauwgrijs Rand Minimaal 10 stukken. 14 2, ,3 Blauwgrijs Wand Handgevormd misbaksel (afb. 17). 1 0, ,4 Blauwgrijs Wand Mislukte oxidatie. 4 0, ,2 Blauwgrijs Wand 2 Misbaksels. 2 0,3 25 0,3 Subtotaal 21 3, ,2 Roodbakkend Rand Geglazuurd. 34 5, ,8 Roodbakkend Rand Ongeglazuurd. 44 6, ,4 Roodbakkend Steel Handvaten bakpannen. Deels geglazuurd (afb. 18) 14 0, ,2 Roodbakkend Oor Oren. Slechts 2 fragmenten zonder wand. 8 1, ,3 Roodbakkend Wand Geglazuurd. Zeer kleine fragmenten. 42 6,6 45 0,5 Roodbakkend Wand Geglazuurd. 10 1, ,7 Roodbakkend Wand Geglazuurd. Het lijkt hardgebakken. 40 6, ,9 Roodbakkend Wand Ongeglazuurd (afb. 20) , ,5 Roodbakkend Wand Ongeglazuurd. Inwendig rood uitwendig grijs. 3 0,5 44 0,5 Roodbakkend Wand Ongeglazuurd. Vertoont bakfouten. 5 0,8 85 0,9 Roodbakkend Wand Ongeglazuurd. Mogelijk bodemfragment. 1 0,2 9 0,1 Roodbakkend Bodem Geglazuurd. 17 2, ,9 Roodbakkend Bodem Ongeglazuurd. 7 1, ,1 Subtotaal , ,8 Vuurklok Rand Roodbakkend aardewerk. Fragmenten zijn passend. 2 0, ,0 Dakpan - Dakpan met Glazuur. 1 0,2 86 0,9 Indet Rand Mogelijk steengoed. 2 0,3 59 0,6 Indet Wand Mogelijk handgevormd aardewerk. 2 0,3 26 0,3 Indet - Kiezels van natuursteen en keramiek. 19 3,0 5 0,1 Bot - (tab. 12). 17 2,7 1 0,1 Subtotaal 43 6, , , ,0 24 Dit geldt te meer wanneer de weinige aardewerktypen en de hierop tegenovergestelde constatering van concentratie III worden meegerekend. 23

24 Blauwgrijs aardewerk Veertien van de in totaal eenentwintig uit put II geborgen fragmenten blauwgrijs aardewerk betreffen randen. Deze randfragmenten vertonen weinig variatie, maar behoren tot minimaal tien verschillende stukken aardewerk (tab. 11). 25 De resterende zeven wandfragmenten vertonen bakfouten. Een uit drie afzonderlijke scherven geplakt wandfragment is uit vorm getrokken, heeft een opgeblazen baksel dat qua kleur verschilt van het in- en exterieur en is het enige fragment blauwgrijs aardewerk (van alle vindplaatsen) dat met de hand is gevormd (afb. 17). De overige wandfragmenten betreffen een dubbelgevouwen en een door een luchtbel opgezwollen scherf en vier voorbeelden van stukken met een grijs inen exterieur en een rood baksel. Omdat de met weinig variatie afgezette randfragmenten sterk zijn gefragmentariseerd en alle wandfragmenten bakfouten bevatten, is vrijwel zeker dat dit blauwgrijs aardewerk pottenbakkersafval betreft. Afbeelding 17 - Blauwgrijs aardewerk met bakfouten Roodbakkend aardewerk Het uit put II geborgen roodbakkend aardewerk omvat in aantallen en gewicht meer dan 80% van de hier aangetroffen vondsten. De verhoudingen tussen de wand- en randfragmenten en tussen de wand- en bodemfragmenten lijken niet de werkelijkheid van een rond aantal gefragmentariseerd geraakte oorspronkelijke stukken aardewerk te weerspiegelen. 26 Op basis van de steel- en oorfragmenten is er sprake van minimaal 17 stukken aardewerk (tab. 11), waarbij het minimaal 14 bakpannen betreft (afb. 18). 27 Op het aardewerk wordt geen roet aangetroffen, wat er op duidt dat de vermoedde bakpannen niet zijn blootgesteld aan kookvuren en niet (juist) in gebruik zijn genomen. Zes bodems met vingerlobben en een aantal oren geven blijk aan andere gebruikstypen. De weinige variatie in wandfragmenten doet vermoeden dat deze andere gebruikstypen uitzonderingsgevallen zijn. Het is onwaarschijnlijk dat dit materiaal het gebruiksaardewerk van een huisraad betreft. De gefragmentariseerde storting en de uniformiteit van de vele fragmenten, waardoor er wellicht sprake is van slechts één of enkele stortingen, doen vermoeden dat het hier pottenbakkersafval betreft. Tabel 11 - Minimum aantal stukken aardewerk uit put II Blauwgrijs Roodbakkend Vuurklok Op basis van [fragmenttype] N N N Randfragmenten 10 1 Steel/oorfragmenten 17 Wandfragmenten 6 1 Bodemfragmenten 15 Afbeelding 18 - Steel roodbakkend aardewerk Een deel van het roodbakkend aardewerk bevat bakfouten. Tussen dit aardewerk zitten een paar fragmenten met een grijsrood in- en exterieur en een rode kern, twee fragmenten met een scheur/gat in het exterieur, twee aan metaal verbonden scherven, een aan een ander stuk 25 Het zijn mogelijk 14 verschillende stukken aardewerk. 26 Een te verwachten verhouding is 1 randfragment op ongeveer 10 wandfragmenten (zie voetnoot 10). De verhouding wand-/randfragmenten ligt hier op [448 / 78 =] 5,7. De verhouding wand-/bodemfragmenten ligt hier op [448 / 24 = ] 18,7. Zie ook voetnoot Dit is te veronderstellen omdat de meeste bakpannen één steel hadden. 24

25 aardewerk verbonden scherf, hardgebakken fragmenten en verschillende kromtrekkingen (afb. 19). Deze bakfouten, waardoor sommige stukken niet in gebruik kunnen zijn genomen, doen een verwantschap tussen dit aardewerk en een pottenbakker(ij) vermoeden. Afbeelding 19 - Roodbakkend aardewerk met bakfouten: kromgetrokken oor (links), twee aan elkaar verbonden scherven (tweede van links), scherf met grijsrood in- en exterieur en een rood baksel (midden), scherf met een metalen aanhangsel (rechtsboven), kromgetrokken oor (rechtsonder). Meer dan een kwart van het roodbakkend aardewerk is geglazuurd, waarbij het voornamelijk oren en handvatten en bodemfragmenten zijn. Een weinig geglazuurd stuk aardewerk wordt poreus en is door deze beperking nog het meest geschikt voor het koken van water of melk (BRUIJN, p. 69). Deze signalering heeft echter vooral betrekking op grapes/kookpotten en zal in mindere mate opgaan voor de relatief platte vorm van bakpannen, waarvan er tussen dit aardewerk vele fragmenten worden vermoed. Het feit dat een geglazuurde bakpan praktischer is in het gebruik dan een ongeglazuurde bakpan, zal waarschijnlijk zijn gecompenseerd door de relatief hoge glazuurprijs van vóór de 16 e eeuw, de gewoonte en de daadwerkelijke doeleinden waarvoor deze stukken (zouden) zijn gebruikt. Er zijn geen aanwijzingen die erop duidden dat deze scherven verkeerd zijn geglazuurd en om deze reden zijn afgedaan. Er kan wel worden geredeneerd dat een deel van de fragmenten bakfouten heeft opgelopen nadat het glazuur erop is aangebracht. 28 Randfragmenten Oren & Handvatten N %N G %G N %N G %G Geglazuurd 34 43, , , ,3 Ongeglazuurd 44 56, ,2 4 18, , , , , ,0 Wandfragmenten Bodemfragmenten Totaal Tabel 12 - Glazuursporen op het roodbakkend aardewerk uit Put II N %N G %G N %N G %G N %N G %G Geglazuurd 92 20, , , , , ,7 Ongeglazuurd , ,7 7 29, , , , , , , , , ,0 28 Deze conclusie is te trekken omdat het glazuur pas voor het laatste bakproces werd aangebracht en het niet aannemelijk is dat dit is toegepast op misvormde fragmenten. 25

26 Overige vondsten Van de Minnemastraat zijn twee fragmenten van één enkele vuurklok geborgen. 29 De beide fragmenten zijn van roodbakkend aardewerk, maar staan hier op basis van de grovere magering en de dikkere wand los van. Tussen het botmateriaal worden resten van kleine zoogdieren en vissen aangetroffen. Het is onduidelijk of dit materaal als etensresten of door een natuurlijke oorzaak is afgezet. Tabel 13 Botmateriaal uit put II Diersoort Type bot Opmerkingen N %N G %G Grote kleiner dan konijn Indet Afkomstig van zoogdieren 2 11,8... Grote kleiner dan konijn Tandfragmenten Subtotaal Vis , ,0 Afbeelding 20 - Willekeurige selectie ongeglazuurde wandfragmenten roodbakkend aardewerk 29 Een vuurklok werd gebruikt om over een open vuur te zetten. Dankzij deze stolp werd eventueel brandgevaar weggenomen en hoefde er niet op het vuur te worden gelet. 26

27 3.4. Tonput B Tonput B heeft een monddiameter van ongeveer 90 centimeter en daarmee een mondoppervlak van iets meer dan 0,6 vierkante meter. Rondom de put zijn puinresten, mest en hout aangetroffen. De aanwezigheid van een zandlaag die over het oppervlak van de put doorloopt, duidt op activiteiten op en om de tonput die noodzakelijkerwijs jonger moeten zijn dan de put zelf (afb. 21). 30 Over de diepte en het eventuele stapelen van tonnen is geen informatie beschikbaar. De belangrijkste in tonput B aangetroffen aardewerktypen zijn faience, witbakkend aardewerk en roodbakkend aardewerk (tab. 14). Tussen deze aardewerktypen zitten verschillende volledig geglazuurde fragmenten. Het aardewerk van tonput B wijkt hiermee af dat van de andere vindplaatsen. Vrijwel alle vondsten vertonen gebruikssporen, waardoor het hier geen aardewerk betreft dat nooit met succes de productiefase(n) heeft voltooid. Tussen de twee overige vondsten bevinden zich geen noemenswaardige exemplaren. Afbeelding 21 - Geaccentueerde veldtekening tonput B Tabel 14 - De uit tonput B geborgen vondsten Type Plaats Opmerkingen N %N G %G Faience Rand Bevat een driehoekig pengat (afb. 22) 1 2,1 10 0,4 Faience Wand Hoort bij het randfragment 1 2,1 4 0,2 Faience Wand Tegel 1 2,1 19 0,8 Subtotaal 3 6,3 33 1,4 Witbakkend Rand Pispot. Groen-groen glazuur (afb. 24). 2 4, ,4 Witbakkend Rand Grape. Groen-groen glazuur. 3 6,4 41 1,7 Witbakkend Wand Pispot. Groen-groen glazuur. 5 10,6 41 1,7 Witbakkend Wand Grape. Groen-groen glazuur. 2 4,3 11 0,5 Witbakkend Bodem Grape. Groen-groen glazuur. 3 6, ,0 Subtotaal 15 32, ,3 Roodbakkend Deksel Ongeglazuurd, Mogelijk deksel grape (afb. 26). 1 2,1 49 2,1 Roodbakkend Rand Sterk beroet. Geglazuurd. 1 2,1 12 0,5 Roodbakkend Rand Pispot, Geglazuurd. 1 2,1 38 1,6 Roodbakkend Rand Randfragment, Glazuur (afb. 25). 4 8,6 47 2,0 Roodbakkend Oor Volledig oor, Deel rand, deel wand, Geglazuurd. 1 2,1 82 3,4 Roodbakkend Oor Twee onderdelen van één groot oor, Geglazuurd. 2 4, ,6 Roodbakkend Oor Groot oor, Geen rand, stukje wand, Geglazuurd. 1 2,1 77 3,2 Roodbakkend Wand Sterk beroet. Geglazuurd. 2 4,3 11 0,5 Roodbakkend Wand Geglazuurd ,5 95 4,0 Roodbakkend Bodem Grape, 3 poten, Beroet, Geglazuurd. 1 2, ,9 Roodbakkend Bodem Grape, 1 poot, Sterk beroet, Geglazuurd. 1 2,1 26 1,1 Roodbakkend Bodem Ongeglazuurd bakje (afb. 23). 1 2, ,2 Subtotaal 27 57, ,1 Hout - Het is gegroefd 1 2,1 3 0,1 Indet - Kiezel van waarschijnlijk baksteen 1 2,1 1 0,1 Subtotaal 2 4,2 4 0, , ,0 30 Het zand, mest, puin en hout doen verschillende afzettingen of bouwfasen vermoeden. Hetzelfde blijkt bij 3.6 uit de dateringen. Dit is een voor een in een oude binnenstad gelegen locatie te verwachten signalering. 27

28 Faience Er zijn uit tonput B drie fragmenten faience geborgen. Een randfragment heeft een tijdens het bakproces opgelopen driehoekig pengat 31 en is verder geheel geglazuurd (afb. 22). Eén van de twee wandfragmenten doet denken aan een tegel en is aan de onderkant ongeglazuurd. Het andere wandfragment komt qua vorm en versiering overeen met het randfragment, waardoor het mogelijk afkomstig is van het zelfde stuk aardewerk. Afbeelding 22 - Faience met pengat Witbakkend aardewerk Het uit tonput B geborgen witbakkend aardewerk is in zijn geheel afkomstig van grapes/kookpotten en pispotten (afb. 24). Vrijwel alle kookpotfragmenten zijn beroet en de pispotfragmenten vertonen kalkresten, wat in beide gevallen duidt op gebruiksaardewerk. Alle fragmenten zijn in- en uitwendig voorzien van groen loodglazuur. Deze kleurencombinatie is een in Friesland veel voorkomende bakkeuze, waarover een eerder uitgevoerd onderzoek concludeerde dat slechts de volgende in- en uitwendige kleurencombinaties zijn te maken: geel-geel, geel-groen en groen-groen (BARTELS, p. 164). Het is dankzij deze unieke kleurencombinatie dat Friesland (Leeuwarden) voor dit aardewerk als het verwachte productiecentrum kan worden aangewezen Roodbakkend aardewerk Het merendeel van het uit tonput B geborgen roodbakkend aardewerk is volledig geglazuurd. Op een paar fragmenten zijn meerdere kleuren glazuur aangebracht. De aanwezigheid van roet en kalk maken het aannemelijk dat het hier gebruiksaardewerk betreft. De enige vondsten zonder glazuur, roet of kalk betreffen een groot stenen bakje en een deksel. Het stenen bakje is grover gemagerd en heeft een dikkere wand dan het overige uit tonput B geborgen aardewerk (afb. 23). Dit bakje, dat mogelijk werd gebruikt voor het bewaren van kolen, omvat qua gewicht meer dan de helft van het tot Tonput B behorende materiaal. Het (vermoedde) deksel is mogelijk afkomstig van een grape (afb. 26). De 25 overige fragmenten roodbakkend aardewerk zijn voor het merendeel afkomstig van grapes, kommen en pispotten. Dit aardewerk is afkomstig van minimaal zes oorspronkelijke stukken (tab. 15), waardoor er verschillende tevens tot dit aardewerk behorende fragmenten moeten missen. Tussen de fragmenten worden geen misbaksels aangetroffen en er zijn geen aanwijzingen die erop duiden dat het hier pottenbakkersafval betreft. Door de relatief eenvoudige en over het algemeen veel voorkomende gebruikstypen is het waarschijnlijk dat dit materiaal locaal is geproduceerd. 32 Tabel 15 - Minimum aantal stukken aardewerk uit tonput B Faience Witbakkend Roodbakkend Grapes Pispotten Grapes Kommen Pispotten Op basis van [fragmenttype] N N N N N N Randfragmenten Steel/oorfragmenten 3 Wandfragmenten 2 2 Bodemfragmenten Een pengat is een ongeglazuurde plek dat is ontstaan doordat verschillende stukken aardewerk met behulp van pennen boven elkaar in een oven zijn gebakken en er geen glazuur is afgebakken op de raakvlak tussen het aardewerk en de pen. 32 Dit beeld wordt versterkt door de overeenkomsten met de gebruikstypen die bij het witbakkend aardewerk zijn te onderscheiden. 28

29 Afbeelding 23 - Stenen bakje roodbakkend aardewerk Afbeelding 24 - Pispot witbakkend aardewerk Afbeelding 25 Randscherven geglazuurd roodbakkend Aardewerk Afbeelding 26 - Ongeglazuurde deksel roodbakkend Aardewerk 29

30 3.5. De stort Van de stort zijn vijf vondsten geborgen, waarbij het twee fragmenten hoogversierd Vlaams aardewerk en drie enkelvoudige scherven Andenne-, Pingsdorf- en roodbakkend aardewerk zijn (tab. 16). Zoals besproken bij 2.2 is het onduidelijk welke criteria er bij de verzameling zijn gehanteerd, waarbij de relatief uitzonderlijke aard van de vondsten doet vermoeden dat de mooiste en de meest interessante zijn verzameld. Van de opgraving zijn geen verdere fragmenten van Andenne- Pingsdorf- of Vlaams aardewerk geborgen. Onduidelijk is ook de herkomst van de bij de vondsten behorende stortlagen. Uit de verwervingsgeschiedenis van het depot blijkt dat de stort afkomstig is van tonput A, tonput B en concentratie III. Het is hiermee duidelijk dat de stort afkomstig is van opgravingsput I. Omdat een tonput een vaak gesloten context heeft, zullen de hiervan in situ aangetroffen overblijfselen volgens de archeologische opgravingmethodes met de hand zijn uitgegraven. 33 Daarnaast is het naar de stort verplaatsen van de inhoud van tonputten met een diameter van minder dan een meter onverstandig en onpraktisch. Volgens deze logica en de verwervingsgeschiedenis kan de stort daarom alleen van concentratie III afkomstig zijn. Het is onduidelijk of dat de opgravers dermate slordig te werk zijn gegaan dat ze de enige scherven Andenne-, Pingsdorf- en Vlaams aardewerk van concentratie III over het hoofd hebben gezien 34 of dat deze scherven niet van concentratie III afkomstig zijn. Beide mogelijkheden roepen nieuwe vragen op en deze zijn op basis van de beschikbare informatie niet te beantwoorden. Het fragment Pingsdorf aardewerk betreft de getuite wandopening van een pot, waaromheen de wand vrijwel geheel is afgebroken. Het fragment Andenne aardewerk is aan de buitenkant geglazuurd en aan de binnenkant ongeglazuurd. De twee fragmenten Vlaams aardewerk zijn volledig geglazuurd en versierd en vertonen beide de voor Vlaams aardewerk kenmerkende witte sliblaag (afb. 27). Het fragment roodbakkend aardewerk doet denken aan Vlaams aardewerk, maar bevat weinig versiering. Vrijwel alle van de stort geborgen fragmenten duiden op import. Pingsdorf- en Andenne aardewerk zijn afkomstig uit het Maasgebied 35 en zijn een voor Noord-Nederland bekend aardewerktype. Het Vlaams aardewerk wordt vaker in Leeuwarden en Dokkum aangetroffen, terwijl het in de andere Friese en Groningse steden sporadisch voorkomt. Een mogelijke verklaring is hiervoor de wolhandel tussen Leeuwarden/Dokkum en Brugge (België), maar hierover is tot op heden geen onderzoek gepubliceerd. Op geen van de, van de stort geborgen fragmenten zijn gebruikssporen te onderscheiden. Afbeelding 27 - Vlaams aardewerk Tabel 16 - De van de stort geborgen vondsten Type Plaats Opmerkingen N %N G %G Vlaams Oor Witte sliblaag, grijs binnenbaksel, glazuur (afb. 27). 1 20, ,9 Vlaams Bodem Witte sliblaag, grijs binnenbaksel, glazuur. 1 20, ,0 Subtotaal 2 40, ,9 Pingsdorf Wand Getuite wandopening van pot. 1 20, ,3 Andenne Wand Buitenkant geglazuurd. Zeer fijn baksel. 1 20,0 3 2,4 Roodbakkend Oor Het bevat glazuurspetters. 1 20, , , ,0 33 In de bij 2.2 besproken opgravingregistratie is expliciet vermeld dat er op woensdag 21 mei nader onderzoek is verricht naar de verschillende tonputten, wat doet vermoeden dat deze met de hand zijn uitgegraven. 34 Als dit het geval zou is, hebben de onderzoekers het ook nagelaten dit weer bij concentratie III te voegen. 35 Van Friesland is ook de imitatie van de Pingsdorfpot bekend (RENAUD, p. 32). 30

31 3.6. Dateringen Op basis van de typen aardewerk blijkt dat tonput A, concentratie III en put II met inbegrip van enige overlap uit eenzelfde periode komen. Om dit verder te kunnen nuanceren, is voor deze drie vondstplaatsen naar een dateringreferentie gezocht bij de nabij uitgevoerde opgraving aan het Gouverneursplein (afb. 28) (De LANGEN, 1989 [a]). Hetzelfde geldt voor de van de stort geborgen vondsten, waarbij het geringe aantal scherven, de onduidelijke selectiemethoden en de hoedanigheid van een stort deze fragmenten ongeschikt maken om duidelijk te kunnen dateren. De uit tonput B geborgen vondsten zijn enkele honderden jaren jonger dan het overige materiaal en hebben geen overlap met het onderzoek dat naar aanleiding van de opgraving aan het Gouverneursplein is uitgevoerd. Dit materiaal is gedateerd aan Afbeelding 28 - De ligging van de Minnemastraat (groen) en het Gouverneursplein (geel) de hand van het aan Noord-Nederland gerelateerd typologische aardewerkonderzoek van Bartels (1999). De oudste vondsten zijn de van de stort afkomstige fragmenten Andenne- en Pingsdorf aardewerk. Dit aardewerk komt vanaf de 12 e eeuw in Leeuwarden voor (De LANGEN, 1989 [a]. p. 26). Het van de stort geborgen roodbakkend en Vlaams aardewerk is jonger. Het is met inbegrip van de boven omschreven bezwaren niet meer dan verantwoord dan om de stort tot tussen de 12 e en de 15 e eeuw te dateren. De dateringen van tonput A, concentratie III en put II zijn te maken op basis van een logisch en veel voorkomend typologisch verloop in de laatmiddeleeuwse aardewerktechnologie van (Noord) Nederland: Fase I. Het vervaardigen van handgevormde kogelpotten. Fase II. Het vervaardigen van (deels handgevormde en deels) gedraaide kogelpotten. Fase III. Het vervaardigen van (gedraaid) blauwgrijs/reducerend gebakken aardewerk. 36 Fase IV. Het vervaardigen van (gedraaid) rood/oxiderend gebakken aardewerk. Tonput A is de enige vondstplaats vanwaar van deze opgraving kogelpot is geboren. Tussen dit aardewerk is een duidelijke tweedeling zichtbaar van enerzijds bruingele, handgevormde scherven (fase I) en anderzijds grijze handgevormde én gedraaide scherven (fase II). Tonput A bevat verder een misbaksel van blauwgrijs aardewerk (fase III). Put II en concentratie III bevatten voornamelijk blauwgrijs (fase III) en roodbakkend aardewerk (fase IV), waarbij het rode aardewerk in aantal en gewicht meer dan driekwart van het geborgen materiaal omvat. De verhoudingen tussen de tot de fasen in te delen vindplaatsen zijn op basis van het aantal en gewicht in de grafieken 01 en 02 weergegeven. 36 Theoretisch gezien zou men van blauwgrijs aardewerk kunnen spreken bij de (jonge en) reducerend gebakken grijze kogelpot fragmenten (fase II) én bij het aardewerk dat als tegenhanger van het roodbakkend/oxiderend gebakken aardewerk reducerend is gebakken (fase III). De grijze kogelpot fragmenten hebben echter nog steeds de kenmerken van het oude kogelpot aardewerk, waardoor de term blauwgrijs aardewerk voor deze tekst is toegekend aan het reducerend gebakken type aardewerk dat in haar oxiderend gebakken vorm geen betere naam heeft gekregen dan roodbakkend aardewerk. Zie ook voetnoot

32 Fase I Fase II Fase III Fase IV Tonput A 71,71 10,53 1,36 0,00 Concentratie III 0,00 0,00 1,36 78,61 Put II 0,00 0,00 3,30 89,93 Grafiek 01 - Gefaseerde plaatsing op basis van het percentage van het aantal fragmenten (%N) Fase I Fase II Fase III Fase IV Tonput A 71,71 8,33 11,81 0 Concentratie III 0 0 1,24 94,12 Put II ,15 83,03 Grafiek 02 - Gefaseerde plaatsing op basis het percentage van het gewicht van de fragmenten (%G) 32

33 Fase I Fase II Fase III Fase IV Totale aantal (%N) 7,54 1,23 2,54 88,69 Totaal gewicht (%G) 11,61 1,60 7,89 78,90 Grafiek 03 Percentuele aantal en gewicht van alle geborgen, tot de fasen te plaatsen aardewerkfragmenten Bij het onderzoek naar aanleiding van de opgraving aan het Gouverneursplein is geconstateerd dat de bakselkleur van de oudste kogelpot fragmenten varieert van lichtbruin tot zwart. Later komen meer grijze tinten voor (De LANGEN, 1989 [a]. P 44). Het merendeel van het kogelpot is hier in de tot de 12 e en 13 e eeuw gedateerde lagen aangetroffen. De locale productie van vroeg roodbakkend aardewerk kan in de 13 e eeuw zijn gestart. Veiliger is evenwel een vroege 14 e eeuwse datering, aangezien over dat begin nog weinig bekend is (DE LANGEN, 1989 [a] 35). Op basis van deze signaleringen kan fase I worden gedateerd in de 12 e of 13 e eeuw en kan het begin van fase IV worden gedateerd in de 13 e of 14 e eeuw. Van de Minnemastraat zijn de (oudste) kogelpot fragmenten (fase I) alleen uit tonput A geborgen. Het in een tonput deponeren van materiaal kan hierbij van een geheel andere en wellicht meer acute aard zijn geweest dan het deponeren in een vlak. Over de tijdens de opgraving aangetroffen verticale vondstspreiding is geen informatie meer voorhanden, maar het is onwaarschijnlijk dat een ingegraven houten tonput voor zelfs enkele decennia heeft dienst gedaan voor de afvalstorting van uiteindelijk slechts 4 kilo aan sterk gefragmentariseerd materiaal. De hiermee aannemelijke hypothese, dat het uit tonput A geborgen materiaal het resultaat is van een kortstondige/eenmalige afvalstorting, impliceert dat de gehele inhoud kan worden gedateerd aan de hand van de jongste vondsten. Omdat het merendeel van het kogelpot van het Gouverneursplein in de tot de 12 e en 13 e eeuw gedateerde lagen is aangetroffen en het anders gebakken grijze kogelpot (fase II) jonger is ( later komen meer grijze tinten voor ), is het aannemelijk deze fase II tot in de 13 e eeuw te dateren. Hetzelfde geldt voor het blauwgrijs aardewerk van fase III, dat als voorloper 37 van het tot de 13 e en 14 e eeuw gedateerde begin van fase IV ook in de 13 e eeuw is te plaatsen. Het veiligste is door te stellen dat tonput A geen voorbeelden bevat van het begin van fase IV en er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat dit materiaal van de 14 e eeuw afkomstig is. Op basis van het kogelpot is de tonput te dateren tot de 12 e en 13 e eeuw, waarbij het vermoeden bestaat dat het materiaal in korte tijd en in de 13 e eeuw is gestort (tab. 17 & graf. 03). 37 Zie

34 Het merendeel van het aardewerk uit concentratie III en put II is tot fase IV te plaatsen. Het begin van deze fase IV is op basis van het onderzoek aan het Gouverneursplein tot in de 13 e en vroege 14 e eeuw te dateren, alleen zijn er geen duidelijke aanwijzingen van het begin van een fase. De Langen vermeldt dat slechts in de laatste fase van het bakproces [ ], deels afhankelijk van de vraag, door de pottenbakkers oxiderend dan wel reducerend [werd] gebakken, hetgeen bepaalde of het rood of grijs aardewerk zou opleveren (De LANGEN, 1989 [a]. p. 35), en het is voor deze twee vondstplaatsen aannemelijk om te constateren dat de vraag bij het roodbakkend aardewerk lag, het een reeds bekend aardewerktype was en het materiaal tot maximaal de 14 e eeuw is te dateren. Er zijn geen duidelijke aanwijzingen dat dit materiaal niet uit de 15 e eeuw komt. In samenvatting zijn concentratie III en put II tot de 14 e of 15 e eeuw te dateren, waarbij een datering tot de 14 e eeuw het meest aannemelijk is, aangezien het blauwgrijs en roodbakkend aardewerk mogelijk pottenbakkersafval betreft en in deze zin een verwantschap vertonen met het oudere pottenbakkersafval uit tonput A (tab. 17 & graf. 03). Het uit tonput B geborgen materiaal staat los van dat uit de andere vindplaatsen. Omdat het hier een tonput betreft en de aardewerktypen uit dezelfde tijd afkomstig (kunnen) zijn, is het aannemelijk om van een kortstondige afvalstorting uit te gaan. De meest scherpe datering is te maken op basis van het witbakkend aardewerk. Alle fragmenten zijn in- en uitwendig voorzien van groen loodglazuur en zijn op basis van deze kleur als mogelijk Fries product te herkennen. Na 1700 heeft Friesland zich duidelijk aangediend als producent van witbakkend aardewerk. Doordat meerdere grote productiecentra van Nederland tot deze stap overgingen is het vanaf de 18 e eeuw gemakkelijker de herkomst van wikbakkend aardewerk te plaatsen. Vóór deze tijd was er sprake van een tweezijdig imitatieproces tussen verschillende productiecentra in binnen- en buitenland. Echter ook na deze keuze doen er zich nog voorbeelden van imitaties voor; onder andere tussen Friesland en Gouda (BARTELS, p. 164). Parallellen met het in de Minnemastraat aangetroffen witbakkend aardewerk worden vanaf het jaar 1701 gedateerd (BARTELS, p. 747). De drie uit tonput B geborgen faience fragmenten maken een dateringpoging onverantwoord en het rijk geglazuurde roodbakkend aardewerk is van een voor de 17 e of 18 e eeuw algemene aard. Met enig voorbehoud kan tonput B daarom tot de 17 e of 18 e eeuw worden gedateerd, waarbij een mogelijke uitloop tot in de 19 e eeuw niet is uit te sluiten (tab. 17 & graf. 03). Tabel 17 - Referenties, dateringen en verhoudingen tussen de vijf vindplaatsen Tekst Depot Opgraving Datering N % N G % G Tonput A 2634 B Tonput IX 12 e -13 e eeuw 152 9, ,0 Stort Stort 12 e -15 e eeuw 5 0, ,5 Concentratie III Concentratie III 14 e -15 e eeuw , ,0 Put II Put II 14 e -15 e eeuw , ,4 Tonput B 2634 A, C, CC Tonput VIII 17 e -19 e eeuw 47 3, , , ,0 Jaartal (± 50 jr.) Stort Tonput A X Concentratie III X Put II X Tonput B X Einde fase I- begin fase IV X Grafiek 04 - Dateringen vondstplaatsen en fasen (X = de vermoedelijke tot één eeuw te plaatsen datering) 34

35 4. Conclusies 4.1. Pottenbakkersafval Pottenbakkersafval is bij 1.1 in de eerste plaats gedefinieerd als aardewerk dat nooit met succes de productiefase(n) heeft voltooid. De hieraan gerelateerde definitie voor gebruiksaardewerk is geformuleerd als aardewerk dat met succes de productiefase(n) heeft voltooid. De scheidlijn tussen pottenbakkersafval en gebruiksaardewerk is hiermee dezelfde als die tussen producent en consument, waarmee kan worden ingespeeld op eventueel slecht gebakken aardewerk dat toch in gebruik is genomen. Dit laatste is belangrijk omdat het verschil tussen de twee hier besproken typen aardewerk in werkelijkheid niet zwart-wit is en er vaak sprake is van verschillende kwaliteiten die op een economische markt kunnen zijn afgezet. De tijdens de determinatie geformuleerde signaleringen die de aanwezigheid van pottenbakkersafval al dan niet aannemelijk hebben gemaakt, hebben enigszins afgeweken van de in 1.2 gedefinieerde determinatiekenmerken waarmee zou worden benaderd of een bepaald fragment pottenbakkers- of gebruiksaardewerk zou betreffen. Voordat hier nader op kan worden ingegaan en met als doel om tot onderbouwde conclusies te komen, worden deze signaleringen per vondstplaats en aardewerktype samengevat en zal er kort worden ingegaan op de meest voorkomende typen bakfouten. Tonput A Kenmerken en verhoudingen Bruingele handgevormde kogelpotten (fase I) * Grote fragmentatie * Weinig variatie in gebruikstypen (kookgerei) * Merendeel beroet Conclusie: Roet is tekenend voor een blootstelling aan bijvoorbeeld kookvuren en zal na de productiefase op het aardewerk zijn afgezet. De vele beroete scherven maken het hierdoor aannemelijk dat het hier gebruiksaardewerk betreft. Grijze, reducerend gebakken en in sommige gevallen gedraaide kogelpotten (fase II) * Reducerend bakken is een voor kogelpot afwijkend bakproces * De draaischijf is een voor kogelpot afwijkend gereedschap * Grote fragmentatie (alleen wandscherven) * Merendeel beroet Conclusie: Zie conclusie bruingele handgevormde kogelpotten. Ondanks dat het materiaal gebruiksaardewerk lijkt te zijn, maakt een relatief klein aantal significant anders geproduceerde fragmenten de nauwe band met een pottenbakker(ij) aannemelijk. Blauwgrijs aardewerk (fase III) * Bakfouten * Misbaksel (ingezakt) Conclusie: dit enkele fragment is dermate misvormd dat het uitgesloten is dat het ooit in productie is genomen. Eindconclusie: Het kogelpot aardewerk omvat in aantal en gewicht meer dan 80% van het uit deze put geborgen materiaal en betreft gebruiksaardewerk. Een ander type bakproces bij de jongere kogelpot fragmenten en de aanwezigheid van een duidelijk fout gebakken stuk blauwgrijs aardewerk, maken de nauwe band met een pottenbakker(ij) aannemelijk. Dit laatste fragment is het enige waarvan met zekerheid kan worden vastgesteld dat het pottenbakkersafval betreft. 35

36 Concentratie III Blauwgrijs aardewerk (fase III) * Niet voorzien van glazuur of roet * Geen duidelijke bakfouten * Grote fragmentatie (alleen wandscherven) Conclusie: Het is onduidelijk of het hier pottenbakkersafval of gebruiksafval betreft. Roodbakkend aardewerk (fase IV) * Fragmentatie * Weinig variatie in gebruikstypen (schalen) * Klein aantal bakfouten (vooral bij bodems) * Weinig beroet * Merendeel ongeglazuurd (met uitzondering van stelen en bodems) Conclusie: De weinige variatie in gebruikstypen, een klein aantal bakfouten en de afwezigheid van roet 38 maken het waarschijnlijk dat het hier pottenbakkersafval betreft. De aanwezigheid van het relatief dure en (zoals is te verwachten) schaars aangebrachte glazuur duidt erop dat de scherven pas na het laatste bakproces (waarbij onder andere het glazuur werd afgebakken) zijn afgezet en het hier een kennelijk kostbare productiefout betreft. Eindconclusie: Het roodbakkend aardewerk omvat in aantal en gewicht bijna 80% van het uit dit vlak geborgen materiaal en betreft waarschijnlijke pottenbakkersafval. Hierover zijn van het blauwgrijs aardewerk geen conclusies te trekken. Put II Blauwgrijs aardewerk (fase III) * Relatief groot aantal bakfouten * Grote fragmentatie (10 verschillende randen op 21 fragmenten) Conclusie: Het relatief grote aantal bakfouten maakt het onwaarschijnlijk dat dit aardewerk in gebruikt is genomen. Roodbakkend aardewerk (fase IV) * Fragmentatie * Weinig variatie in gebruikstypen (veel bakpannen) * Klein aantal bakfouten * Weinig beroet * Merendeel ongeglazuurd (met uitzondering van stelen en bodems) Conclusie: Zie conclusie concentratie III, roodbakkend aardewerk. De afwezigheid van roet is bij de vele uit put II geborgen bakpannen meer significant dan bij de vele uit concentratie III geborgen schalen. Deze signalering maakt het onwaarschijnlijk dat de bakpannen in gebruik zijn genomen. Eindconclusie: Zie eindconclusie concentratie III, met uitzondering van het blauwgrijs aardewerk dat vrijwel zeker (sterk gefragmentariseerd) pottenbakkersafval betreft. 38 Hierbij moet worden opgemerkt dat schalen niet werden gebruikt voor de etensbereiding en dat de afwezigheid van roet in deze zin weinig zeggend is. 36

37 Tonput B Witbakkend aardewerk * Fragmentatie * Weinig variatie in gebruikstypen (pispot en grape) * Alle fragmenten geglazuurd * Voor Friese productie kenmerkend glazuur * Verwering (kalk en roet) Conclusie: Het glazuur maakt het waarschijnlijk dat de fragmenten in Friesland (Leeuwarden) zijn geproduceerd. De verwering maakt duidelijk dat al deze scherven in gebruik zijn genomen en er geen sprake is van pottenbakkersafval. Roodbakkend aardewerk * Fragmentatie * Weinig variatie in gebruikstypen (pispot, grape en kommen) * Bijna alle fragmenten geglazuurd * Verwering (kalk en roet) * Enkele inductief afwijkende scherven De weinige variatie in gebruikstypen zou kunnen duiden op een op een specifieke productie gerichte pottenbakkerij. Het verweer maakt duidelijk dat al deze scherven in gebruik zijn genomen en er geen sprake is van pottenbakkersafval. Eindconclusie: zie conclusie roodbakkend aardewerk. Alle fragmenten behoren tot gebruiksaardewerk. De stort is door haar archeologische hoedanigheid en het weinige materiaal niet te beoordelen met betrekking tot de vraag of het hier pottenbakkersafval of gebruiksaardewerk betreft. Het kan wel worden vastgesteld dat Paffrath- en Andenne aardewerk in het Maasgebied en Vlaams aardewerk in het huidige België werden geproduceerd, waardoor er geen sprake zal zijn van locale productie en ook niet van pottenbakkersafval zoals dat voor dit onderzoek is gedefinieerd. 39 Samenvattend is te concluderen dat het roodbakkend en blauwgrijs aardewerk uit concentratie III en put II pottenbakkersafval betreft. 40 Dit aardewerk omvat in aantal en gewicht tegen de drie kwart van het van de Minnemastraat geborgen materiaal. 41 Het materiaal uit de tonputten A en B bestaat voornamelijk uit gebruiksaardewerk, waarbij bepaalde kenmerken de nauwe relaties tot een pottenbakker(ij) doen vermoeden. Dit is vooral het geval bij tonput A, waarin een duidelijk misbaksel en een variatie aan kogelpot fragmenten is aangetroffen. Voor de bij de datering besproken vier fasen is te concluderen dat de fasen I en II uit gebruiksaardewerk bestaan en de fasen III en IV uit pottenbakkersafval. Misbaksels en baktechnieken maken dat al het tot de fasen te plaatsen aardewerk in verband is te brengen met de praktijk van het pottenbakken. 39 Dit laatste geldt ook voor het Pingsdorf aardewerk uit tonput A en het faience uit tonput B. 40 Het is hierbij niet uit te sluiten dat een pottenbakker(ij) het aardewerk in eigen gebruik heeft gehad. 41 [( ) / (1578 / 100) =] 87,1 %N, [( ) / (25500 / 100) =] 74,2 %G (zie ook tabel 17) 37

38 Bakfouten Slechts een fractie van het van de Minnemastraat geborgen aardewerk bevat bakfouten. Bakfouten zijn kenmerken om mee te kunnen veronderstellen dat een bepaald stuk aardewerk niet van de hoogste kwaliteit zal zijn geweest en daarbij wellicht nooit met succes de productiefase(n) heeft voltooid. Tussen het van de Minnemastraat afkomstige aardewerk worden vijf terugkomende typen bakfouten aangetroffen: Te hard gebakken aardewerk - Keramiek heeft op basis van de te bakken materialen een beoogde baktemperatuur. Het voor dit onderzoek bekeken materiaal is op tussen de 800 en de 1200 C afgebakken (VERHOEVEN, 1996). Te hoge baktemperaturen doen het materiaal eerst broos en te hard worden en uiteindelijk breken. Glazuur kan bij te hoge baktemperaturen beginnen te koken, wat resulteert in onregelmatigheden en luchtbellen. Tabel 18 & Afbeelding 29 - Te hard gebakken aardewerk Vondstplaats Aardewerk Opmerkingen N Tonput A Blauwgrijs Heeft meerdere typen bakfouten 1 Concentratie III Roodbakkend 4 Put II Roodbakkend Minimaal 3, maar mogelijk meer Aardewerk met scheuren, gaten of opzwellingen - Onregelmatigheden of mageringen van het baksel kunnen tijdens de hitte van het bakproces resulteren in scheuren, gaten of opzwellingen. Dit wordt in verschillende vormen aangetroffen en kan variëren van kleine scheurtjes tot bijna geëxplodeerde wanden. Tabel 19 & Afbeelding 30 - Aardewerk met scheuren of opzwellingen Vondstplaats Aardewerk Opmerkingen N Concentratie III Roodbakkend Vele stukken Put II Roodbakkend Vele stukken Uit vorm getrokken aardewerk Vooral de grotere en meer complexe aardewerkvormen kunnen de eventuele lichaamszwakten en instabiliteit van het af te bakken materiaal doen vergroten. Dit kan tijdens het bakproces resulteren in kromtrekkingen of zelfs breuken en werd tegengegaan door het aardewerk eerst tot halffabricaat/biscuit te bakken. Vervormingen kunnen ook een veel simpeler oorzaak hebben, zoals bij het blauwgrijs aardewerk uit tonput A, dat in de oven lijkt te zijn gevallen (afb. 11 en 31). Tabel 20 & Afbeelding 31 - Uit vorm getrokken aardewerk Vondstplaats Aardewerk Opmerkingen N Tonput A Blauwgrijs Heeft meerdere typen bakfouten 1 Put II Roodbakkend Voornamelijk oren Aardewerk met mislukte reductie/oxidatie - Het verschil tussen oxiderend en reducerend bakken komt van het reguleren van de zuurstoftoevoer. IJzerhoudende klei dat in de laatste bakfase de zuurstof wordt ontnomen zal een grijze kleur krijgen en ijzerhoudende klei dat in deze fase de zuurstof wordt toegestaan een rode kleur. Mislukte reductie/oxidatie is wanneer het proces heeft geresulteerd in fragmenten met een rode én een grijze kleur. 42 Tabel 21 & Afbeelding 32 - Aardewerk met mislukte reductie/oxidatie Vondstplaats Aardewerk Opmerkingen N Tonput A Blauwgrijs Heeft meerdere typen bakfouten 1 Concentratie III Roodbakkend Vele stukken Put II Roodbakkend Vele stukken 42 Het verschil tussen mislukte reductie of oxidatie is op basis van de intenties van de pottenbakker. 38

39 Aan andere materialen verbonden aardewerk Wanneer het baksel voor of tijdens het bakproces met andere materialen in aanraking komt, kan het er (gedeeltelijk) mee worden verbakken. Dit betreft in de meeste gevallen aardewerk dat met ander aardewerk is verbonden. Theoretisch gezien vallen verkeerde kleimengsels ook in deze categorie, hoewel dit vaak moeilijk is te herkennen. Tabel 22 & Afbeelding 33 - Aan andere materialen verbonden aardewerk Vondstplaats Aardewerk Opmerkingen N Put II Roodbakkend Metaal en aardewerk Evaluatie van de onderzoekstechnieken Bij de bij 1.2 gedefinieerde determinatiekenmerken is een eenvoudige theorie gebruikt om pottenbakkersafval of gebruiksaardewerk mee te kunnen herkennen. De kenmerken voor het pottenbakkersafval waren ongebakken of biscuit aardewerk en hiervan zijn tijdens het onderzoek geen voorbeelden aangetroffen. De kenmerken voor het gebruiksaardewerk waren roet of glazuur. Deze kenmerken zijn onvoldoende om volledig mee te kunnen bepalen of een bepaald fragment gebruiksaardewerk betreft. Statistisch gezien komt het percentage tot een fase te plaatsen beroete en/of geglazuurde fragmenten (graf. 04) echter overeen met de conclusies over de mate waarbij er voor deze fasen sprake is van pottenbakkersafval en/of gebruiksaardewerk, dat voor de fasen I en II op gebruiksaardewerk en voor de fasen III en IV op pottenbakkersafval is geplaatst. Het is onduidelijk in hoeverre deze resultaten overeen komen met andere soortgelijke onderzoeken. Het eenvoudige bij geformuleerde model diende echter om als handvat te kunnen worden gebruikt bij een mogelijk complexe determinatie. De statistische overeenkomst tussen de telingen van beroete en/of geglazuurde fragmenten en de eindconclusies van duiden erop dat deze aanpak niet misplaatst is geweest. Over het geheel moet echter worden geconcludeerd dat een dergelijk onderzoek niet mogelijk is zonder hierbij naar de afzonderlijke fragmenten en naar de relaties tussen de verschillende (tot eenzelfde categorie behorende) fragmenten te kijken Grafiek 05 - Percentages beroet en/of geglazuurd aardewerk per fase Fase I Fase II Fase III Fase IV Totale aantal (%N+) 72,45 75,00 0,00 25,70 Totaal gewicht (%G+) 89,26 82,94 0,00 24,50 39

40 4.2. Technologische ontwikkelingen De productie van een aardewerktype vereist technieken voor de vervaardiging en/of de versiering. Een technologische kijk naar de genoemde vier fasen doet daarbij een beeld verrijzen over relatief kortstondige ontwikkeling van de productie van kogelpot aardewerk in de richting van de productie van blauwgrijs en roodbakkend aardewerk. Bij het vervaardigen van de handgevormde kogelpotten van fase I is gebruik gemaakt van grof gemagerde klei, waarmee het aardewerk op mindere hoge oventemperaturen kon worden afgebakken dan wanneer het niet of weinig gemagerde klei zou betreffen. Deze techniek kwam tegemoet aan de vaak relatief eenvoudige bakmethoden 43 en de eventuele structurele lichaamszwaktes van de met de hand gevormde baksels. De kogelpotten werden op een temperatuur van gemiddeld 800 ºC gebakken (VERHOEVEN, 1996). Een klein deel van het uit tonput A afkomstige kogelpot bestaat uit de tot fase II ingedeelde grijs gekleurde fragmenten. De grijze kleur duidt op een reducerend bakproces, waarbij de pottenbakkers in het laatste bakstadium de zuurstof aan het baksel hebben onttrokken. Dit grijze kogelpot is bovendien minder grof gemagerd dan het (oudere) bruingele materiaal en kan zodoende op hogere temperaturen zijn afgebakken. Het noodzakelijkerwijs veranderende bakproces had hiermee in de eerste plaats betrekking op de (verbeterde) regeling van de zuurstoftoevoer en de mogelijkheid tot het behalen van hogere oventemperaturen. Dit is mogelijk gepaard gegaan met een nieuw type bakoven. Het is bekend dat een eerste trend in het gedraaid vervaardigen van kogelpotten zich uit in de vorm van aardewerk met handgevormde buiken en gedraaide randen (POT, 1988). Hierover is op basis van het materiaal uit de Minnemastraat geen nadere informatie beschikbaar, aangezien alle gedraaide stukken wandfragmenten betreffen. Wat wel opvalt, is dat het bruingele kogelpot met de hand is gevormd, een deel van het grijze kogelpot met de hand is gevormd en een ander deel van het grijze kogelpot met de draaischijf is gevormd. Het schijnbaar opkomende gebruik van de draaischijf is hierdoor in verband te brengen met het veranderend bakproces, maar moet daarbij worden bezien als een zelfstandige ontwikkeling. Daarnaast is de bakselkleur van de grijze handgevormde scherven donkerder van kleur dan het in- en exterieur en is de bakselkleur van de grijze gedraaide scherven lichter van kleur is dan het in- en exterieur. Deze bakkenmerken zijn op alle fragmenten aangetroffen en duiden erop dat het gedraaide grijze kogelpot onder hogere temperaturen is afgebakken dan het handgevormde grijze kogelpot. 44 Er kan hier wellicht over een trend worden gesproken 45 waarbij de kogelpotten onder steeds hogere temperaturen werden gebakken en wat uiteindelijk resulteerde in de productie van het boven de 1000 C bakken van blauwgrijs (en later roodbakkend) aardewerk. De vereiste technieken voor de productie van het van de Minnemastraat geborgen blauwgrijs aardewerk (fase III) lijken aldus in overeenstemming met de technieken die zijn toegepast bij de productie van het grijze kogelpot. Dit blauwgrijs aardewerk is minder poreus dan het kogelpot aardewerk en de oorzaak hiervan moet worden gezocht in een combinatie van bakken met steeds hogere temperaturen en het toepassen van een vrijwel ongemagerde klei. 43 De hiervoor gebruikte technieken varieerden van brandgeulen tot simpele ovens tot de meer complexe ovens. 44 Dit laatste aardewerk is (zoals vermeld) zelf ook al op hogere temperaturen is afgebakken dan het (oudere) bruingele Kogelpot. 45 Het is hierbij de vraag of er blijk wordt gegeven aan een stapsgewijze ontwikkeling, wat logischerwijs niet ondenkbaar is, of dat het hier de verschillende min of meer experimentele processen van een ontwikkelingsfase betreffen. 40

41 Over de productie van blauwgrijs en roodbakkend aardewerk is opgemerkt dat, deels afhankelijk van de vraag, pas in de laatste fase van het bakproces werd gekozen of er oxiderend of reducerend zou worden gebakken, hetgeen bepaalde of het rood of grijs aardewerk zou opleveren 46 (De LANGEN, 1989 [a]. p. 35). De bij dit onderzoek vermoedde trend is dat het kogelpot in de laatste fase met een reducerend bakproces is vervaardigd en hiervandaan is overgegaan in de productie van het reducerend gebakken blauwgrijs aardewerk. Dit is een typologisch te verwachten ontwikkeling en wordt lichtelijk onderbouwd door het blauwgrijs aardewerk dat in tegenwoordigheid van het grijze kogelpot aardewerk is aangetroffen. De hypothese is daarmee dat de productie van blauwgrijs aardewerk aan de productie van roodbakkend aardewerk is vooraf gegaan. Dit is een op basis van het geborgen materiaal moeilijk te bewijzen stelling, aangezien het roodbakkend aardewerk niet afkomstig lijkt uit de beginfase en juist een volwaardige (en waarschijnlijk mislukte) productie lijkt te betreffen. Het blauwgrijs aardewerk dat in combinatie met dit roodbakkend aardewerk is aangetroffen verschilt daarnaast weinig van het blauwgrijs aardewerk dat in combinatie met het grijze kogelpot is aangetroffen. Technologisch gezien maakt de hypothese weinig uit, aangezien het blauwgrijs en het roodbakkend aardewerk, zoals aangegeven, twee producten zijn van hetzelfde bakproces. De voor deze productie benodigde baktemperaturen en de mogelijkheden tot reducerend of oxiderend bakken konden al worden bewerkstelligd bij de productie van het grijze kogelpot aardewerk of de productie van het vroege blauwgrijs aardewerk. Duidelijke veranderingen in het bakproces zijn vanaf het blauwgrijs aardewerk daarom niet meer te verwachten en de productie van roodbakkend aardewerk is slechts een verandering van toepassing. Het gebruik van de draaischijf lijkt sinds de productie van blauwgrijs aardewerk volledig te zijn geïmplementeerd. De hierboven beschreven signaleringen zijn grotendeels gebaseerd op het materiaal uit tonput A. De dateringen van deze tonput doen vermoeden dat de ontwikkeling zich (voornamelijk) in de 13 e eeuw heeft afgespeeld. Dit is een op zich zelf opmerkelijke conclusie, waaruit moet worden opgemaakt dat de productie van het oude kogelpot aardewerk dankzij de toepassing van nieuwe technieken in korte tijd is vervangen. Er van uitgaande dat het toepassen van andere baktemperaturen andere vormen van keramiek oplevert, is het geïmplementeerde 47 proces van het bakken van rond de ºC in de hierop volgende eeuwen slechts verder verfijnd, maar nooit meer volledig vervangen. Tabel 23 - De (13 e eeuwse) technologische ontwikkelingen van het pottenbakken Fasen Vervaardiging van het aardewerk Technieken Vondstplaatsen Fase I Handgevormde en grof gemagerde kogelpotten die Oude type bakproces Tonput A zonder een gereguleerde zuurstofkeuze zijn afgebakken. Fase II - Handgevormde en minder grof gemagerde kogelpotten Veranderend type Tonput A die met een reducerend bakproces zijn afgebakken. bakproces - Gedraaide en minder grof gemagerde kogelpotten die op hoge baktemperaturen en met een reducerend bakproces zijn afgebakken. Zie + gebruik van de draaischijf Tonput A Fase III Fase IV Gedraaid en fijn gemagerd blauwgrijs aardewerk dat op hoge baktemperaturen en met een reducerend bakproces is afgebakken. Gedraaid en fijn gemagerd roodbakkend aardewerk dat op hoge baktemperaturen en met een oxiderend bakproces is afgebakken. Zie + nieuw type aardewerk Zie + andere baktoepassingen Tonput A Concentratie III Put II Concentratie III Put II 46 Dit is een keuze in praktische zin, waarbij het toepassen van een specifieke handeling resulteerde in een bepaald type aardewerk. 47 Er is niets geconcludeerd over overnemen of uitvinden, hoewel het eerste het meest waarschijnlijk is. 41

42 4.3. De Minnemastraat Het van de Minnemastraat geborgen materiaal lijkt het gevolg te zijn van verschillende eenmalige en/of kortstondige afvalstortingen. Van de tonputten is het onwaarschijnlijk dat ze lang in gebruik zijn geweest. 48 Voor de twee vlakken doen de weinige variaties in gebruiken aardewerktypen eenmalige afzettingen vermoeden. 49 De tonputten en de vlakken zijn op basis van het aardewerk niet of weinig aan elkaar te linken. De van het aardewerk af te leiden technologische ontwikkelingen, 50 misbaksels en weinige variatie in gebruikstypen maken het waarschijnlijk dat het aardewerk in verband is te brengen met een pottenbakker(ij). Tijdens de opgraving zijn echter geen aanwijzingen van een feitelijke pottenbakkerij gevonden, zoals de restanten van een oven, gereedschappen of kleimengsels. Over een nabij gelegen 13 e tot 15 e eeuwse pottenbakkerij is ook geen historische informatie voorhanden en een nabijheid kan daarom alleen worden verondersteld. De productie van aardewerk had in de late middeleeuwen een regionaal karakter, waarbij de vraag en het aanbod per gebied konden verschillen. Voorbeelden hiervan zijn Andenne-, Paffrath- en Pingsdorf aardewerk, dat (oorspronkelijk) in één regio is gemaakt en uiteindelijk naar verschillende gebieden is geëxporteerd. Ook het Fries aardewerk is geëxporteerd, waarbij pottenbakkers uit Gouda dit in de 17 e eeuw zelfs bestempelden als buitenlandse export (KOMPAGNIE, p. 165). Dit regionale karakter aan de ene kant en de groeiende markt voor Fries aardewerk aan de andere kant, maken dat de in deze tekst besproken (13 e eeuwse) ontwikkelingen op het gebied van pottenbakken van groot belang moeten zijn geweest voor de algemene ontwikkeling van de stad Leeuwarden. Het is daarbij tevens te verwachten dat de ontwikkelingen in de eerste plaats betrekking hadden óp de stad Leeuwarden, aangezien het onduidelijk is in hoeverre dit voor andere (Friese) steden gold. 51 Elzinga baseerde zijn overtuiging dat de terp pas in de volle middeleeuwen is opgeworpen op basis van zijn aardewerkdateringen (De LANGEN pp ). Dit is een correcte benadering wanneer het aardewerk wordt bezien als het gevolg van jarenlange bewoning. Bij 3.6 is echter opgemerkt dat het aardewerk uit de tonputten en uit de vlakken waarschijnlijk afkomstig is van eenmalige en/of kortstondige afvalstortingen. Dit betekent dat zelfs de oudst gedateerde vindplaats (tonput A) een relatief uniek karakter heeft, aangezien er (bewust) voor is gekozen een grote hoeveelheid aardewerk in een tonput te deponeren. Dit relatief unieke karakter maakt dat de storting(en) niet per definitie de overblijfselen hoeft te weerspiegelen van de eerste bewoning. Elzinga s keuze om de terp te dateren met het oudste aardewerk is hierdoor nog niet ónjuist, maar zal een waarschijnlijk vertekenend beeld hebben opgeleverd. Het lijkt, in andere woorden, niet verantwoord om de terp op basis van het aardewerk tot de 12 e of 13 e eeuw te dateren. Door het aardewerk in verband te brengen met een pottenbakkerij, wordt het in mindere mate in verband gebracht met de terp waarop het is aangetroffen. Hierdoor is de oorspronkelijke doelstelling van het ter plaatse leren kennen van de opbouw en de ouderdom van de stadsterp nog het beste te benaderen met de profieltekening, die voor het aardewerkonderzoek van weinig tot geen waarde is geweest en daarom niet is behandeld, maar wel in bijlage C is opgenomen Enkele decennia is onwaarschijnlijk. Zie Zie en Zie Hier is tijdens dit onderzoek ook niet nader naar gekeken. 52 De andere twee doelstellingen waren het bergen van de overblijfselen van het dagelijks leven en het optekenen van plattegronden van vroegere huizen. Deze tekst is de uitwerking van deze eerste doelstelling en voetnoot 08 heeft deze tweede doelstelling kort benaderd. 42

43 Samenvatting In het jaar 1984 heeft een team archeologen in binnenstad van Leeuwarden een korte noodopgraving uitgevoerd. De toenmalige doelstellingen waren: het ter plaatse leren kennen van de opbouw en de ouderdom van de stadsterp, het bergen van de overblijfselen van het dagelijks leven en het optekenen van plattegronden van vroegere huizen. De resultaten zijn in een aantal korte passages en in verschillende publicaties verschenen en het geborgen materiaal is in het Noordelijk Archeologisch Depot opgeslagen. Er is geen nader onderzoek naar het aardewerk verricht, terwijl het vermoed werd dat het hier pottenbakkersafval betrof. Het verzamelde materiaal is voor dit nieuwe onderzoek opnieuw gedetermineerd, waarbij er speciale aandacht is besteed aan de vraag over in hoeverre het geborgen materiaal pottenbakkersafval betreft, de wijze waarop aardewerk als pottenbakkersafval kan worden herkend en een nadere kijk naar de wellicht uit het materiaal te deduceren technologische ontwikkelingen. Pottenbakkersafval is hierbij in de eerste plaats gedefinieerd als aardewerk dat nooit met succes de productiefase(n) heeft voltooid. Het verzamelde materiaal is afkomstig van twee tonputten en twee opgravingvlakken. De eerste, tot de 12 e of 13 e eeuw gedateerde tonput bevat voornamelijk kogelpot, waarbij een onderscheid is te maken tussen: handgevormde kogelpotten met een bruingeel baksel, handgevormde kogelpotten met een grijs baksel en gedraaide kogelpotten met een grijs baksel. De zich hier aftekenende ontwikkeling omvat het bakken op steeds hogere temperaturen en het gebruik van de draaischijf. Dit lijkt te hebben geresulteerd in de productie van blauwgrijs aardewerk, dat in dezelfde tonput en in de twee tot de 14 e en 15 e eeuw gedateerde vlakken is aangetroffen. Het kogelpot aardewerk is vrijwel volledig beroet. Dit duidt erop dat het aardewerk is blootgesteld aan bijvoorbeeld kookvuren en in gebruik moet zijn genomen. Het blauwgrijs aardewerk bevat verschillende bakfouten en betreft grotendeels pottenbakkersafval. Het roodbakkend aardewerk is jonger dan het kogelpot en omvat in aantal en gewicht tegen de drie kwart van het van deze opgraving geborgen materiaal. Dit aardewerk is tevens uit de twee tot de 14 e en 15 e eeuw gedateerde vlakken geborgen en lijkt het resultaat te zijn van twee eenmalige/kortstondige afvalstortingen. De weinige variatie in gebruikstypen (schalen en bakpannen), misbaksels en de afwezigheid van roet doen vermoeden dat het roodbakkend aardewerk pottenbakkersafval betreft. Het rijk geglazuurde roodbakkend en witbakkend aardewerk van de tweede tonput is van de 17 e tot en met de 19 e eeuw te dateren. De glazuurkenmerken van het witbakkend aardewerk zijn kenmerkend voor een Friese productie, maar het materiaal moet door de afwezigheid van bakfouten en het voorkomen van gebruikssporen als gebruiksaardewerk worden bezien. Samenvattend is het blauwgrijs en roodbakkend aardewerk als pottenbakkersafval te categoriseren en bestaat het kogelpot en het andere materiaal uit de tonputten uit gebruiksaardewerk. Er zijn bij de opgraving geen concrete aanwijzingen voor een pottenbakkerij aangetroffen. 43

44 Summary In the year 1984 a team of archaeologists has carried out a short emergency excavation in the city center of the Frisian capitol of Leeuwarden. The goals were: gathering information about the composition and age of the local city terp, storing the vestiges of daily life and noting down the plans of former houses. The results appeared in a number of short passages and were published in several texts. No closer investigation concerning the pottery has been conducted. During a new analysis of the earth ware, special attention has been given to the question whether the material concerns ceramist detritus, the means by which pottery can be recognized as ceramist detritus and a closer look at the technological developments of the (Frisian) potters. The applied definition of ceramist detritus was defined as ceramics that never successfully completed the production stage(s). The collected material was excavated from two barrel wells and two unearthing areas. The oldest barrel well, which is dated to the twelfth of thirteenth century, mainly contains the pottery type kogelpot, where distinctions have been made between: handmade pottery with a brown to yellow color, handmade pottery with a grey color and swiveled pottery with a grey color. The outlining developments include baking at higher temperatures and the use of the swivel plate. This seems have resulted in the production of the bluish grey pottery that was recovered from same barrel well and from the two, up to fourteenth and fifteenth century dated unearthing areas. The Kogelpot pottery is covered with soot, indicating that it must have been in usage. The bluish grey pottery contains barge errors and concerns mainly ceramist detritus. The red pottery is younger than the previous two types and has been recovered in great quantities. This material also originates from the two, up to fourteenth and fifteenth century dated unearthing areas and seems be the result of two one-off/brief depositions. The little variation in types of usage (scales and frying pans), barge errors and the absence of soot makes it probable that it mainly concerns ceramist detritus. Remarkable is the conclusion that many of these fragments are glazed, which was to be applied in the last stage of manufacturing. The fully glazed red and white pottery that was recovered from the second barrel well is to be dated between the seventeenth and nineteenth centuries. The glaze traits of the white pottery are significant to a Frisian manufacturing. The material from this barrel well is nevertheless nót to be seen as ceramist detritus, since there are no traces of barge errors and there are numerous traces of usage. 44

45 Literatuurverwijzingen AS, A van Bijdragen tot de Technologische Studie van Aardewerk. Tongeren: Provinciaal Gallo-Romeins Museum. BARTELS, M Steden in Scherven; Vondsten uit beerputten in Deventer, Dordrecht, Nijmegen en Tiel ( ). Ede: Veenman drukkers. BOELES, P.C.J.A Friesland tot de elfde Eeuw; zijn vóór en vroege geschiedenis. 2 e druk. Den Haag: Nijhof BRUIJN, A De Middeleeuwse Pottenbakkerijen in Zuid-Limburg. Tongeren: Provinciaal Gallo-Romeins Museum. BRUIJN, A Pottersvuren langs de Vecht, Aardewerk rond 1400 uit Utrecht. Gooyerdijk: Stichting het Nederlandse Gebruiksvoorwerp. BUIJTENEN, M.P. van Frieslands Middeleeuwse Markrechten. Leeuwarden: Fryske Akademie 261. BUITENHUIS, H Code List; for coding to computer use by programs (by H. Buitenhuis). Versie 3. Groningen: ARC BV. CLEVIS, H Pottenbakker of potverkoper, 16 de -eeuwse misbaksels van keramiek uit Zwolle, Nederland. Zwolle: Gemeente Zwolle. DIJKSTRA, J. & NICOLAY, J.A.W Een Terp op de Schop; Archeologisch onderzoek op het Oldehoofsterkerkhof te Leeuwarden. Amersfoort: ADC ArcheoProjecten. DOLK, W Leeuwarder Straatnamen. Leeuwarden. EEKHOFF, W Geschiedkundige beschrijving van Leeuwarden, de hoofdstad van Friesland; den aanwas en de uitbreiding van deze stad en van hare openbare gebouwen, gestichten, inrigtingen enz., en van den vroegste tijd tot den jare Leeuwarden. ELZINGA, G Leeuwarden laag voor laag. Wielsema BV: Leeuwarden. GANGELEN, H. van Groninger pottenbakkers en hun pottenbakkerijen in de 17 e en 18 e eeuw. Utrecht: Stichting Matrijs. GIEZEN. J.H.F Groningen van Dorp tot Stad; de Stad toen en nu. Groningen: Wm Veenstra. HUPPERETZ, W Corpus van Middeleeuws Aardewerk uit Gesloten Vondstcomplexen in Nederland en Vlaanderen (CMA); Aflevering 9: Ceramiek uit een Beerput van de Herberg de Drye Mooren te Breda ( ). Amesfoort: Stichting Corpus Middeleeuws Aardewerk. KOMPAGNIE, J.H Aardewerk is paardewerk; een rapport over de aardewerkindustrie uit Tidinge van die Goude, pp KUNST, R Leeuwarden ; Hoofdstad van Friesland. Uitgeverij Van Wijnen Franeker. LANGEN, G.J. de 1989 [a]. Middeleeuws Leeuwarden; de opgraving Gouveneursplein-st. Jacobsstraat Leeuwarden. LANGEN, G.J. de 1989 [b]. Archeologisch Stadskernonderzoek in Leeuwarden. Noorderbreedte LANGEN, G.J. de Middeleeuw Friesland; de economische ontwikkeling van het gewest Oostergo in de vroege en de volle middeleeuwen. Rijksuniversiteit Groningen. MACKAY, T.S Pottry of the Frankish Period: 13th and early 14th Century. Corinth, vol. 20. pp MAZESS, R.B. & ZIMMERMAN, D.W Pottery Dating from Thermoluminescence. Science, New Series, vol 152, no pp

46 MEULEN, A. van der e.a ADCO; de afdeling aardewerk van de NV Groninger steenfabrieken Amsterdam: Nederlandse vereniging van vrienden van Ceramiek en Glas. MEULEN, A. van der e.a Fries aardewerk; de pottenbakkers van Friesland Leiden Primavera pers. MOMBERS, H.F.J.H. & VEEN, E. van der Historisch overzicht van de voormalige Nederlandse Dakpannenfabrieken; beknopte fabriekshistorie, overzicht van productiemodellen en technische voetnoten Alem: Nederlands Dakpannenmuseum. NICKLIN, K Stability and Innovation in Pottery Manufacture. World Archeaology vol. 3,no 1. pp NICKLIN, K The Location of Pottery Manufacture. Man, New Series, vol. 14, no. 3. pp PIETERS, M Laat-middeleeuwse landelijke bewoning achter de Gravejansdijk te Raverszijde (stad Oostende, prov. West-Vlaanderen). Archeologie in Vlaanderen III pp POT, T. e.a. (Gemeentelijk Archeologisch depot Utrecht) Archeologisch Speurwerk in Utrecht II: Een kwalitatieve en kwantitatieve analyse van de inhoud van twee 14 de -eeuwse pottenbakkers-afvalkuilen en een vergelijkende Kogelpot-studie. Opgraving Oudenoord RENAUD, J.G.N Middeleeuwse Ceramiek; enige hoofdlijnen uit de ontwikkelingen in Nederland. Den Haag: De Residentie. ROODENBURG, M.C De Delftse Pottenbakkersnering van de Gouden Eeuw ( ); de produktie van rood pottengoed. Hilversum: Verloren. RYE, O.S Pottery Technology; Principles and Reconstruction. Washinton D.C.: Taraxacum Inc. SLEEBE, V.C In termen van fatsoen; sociale controle in het Groningse kleigebied ( ). Proefschrift Groningen. VERHOEVEN, A.A.A Handgemaakt aardewerk in Nederland (8 ste -13 de eeuw); enkele studies over middeleeuwse kogelpotten. Proefschrift Universiteit van Amsterdam. VERHOEVEN, A.A.A Middeleeuws gebruiksaardewerk in Nederland. Amsterdam: Amsterdam University Press. 46

47 A. Depotinformatie Bijlage A betreft de samenvatting van het Indicatief Vooronderzoek, dat voorafgaand aan het feitelijke onderzoek heeft plaatsgevonden. Dit onderzoek had twee doelstellingen: Het vaststellen van of de hoeveelheid van het te onderzoeken materiaal geschikt is voor een Masterscriptie. Het vaststellen van de hypothese: het van de Minnemastraat geborgen aardewerk betreft de storting van onder andere pottenbakkersafval. Voor de beantwoording is gebruik gemaakt van de digitale determinatielijsten die het Noordelijk Archeologisch Depot voor alle inventariselementen in een centraal systeem heeft opgeslagen. Dit vooronderzoek is in september van 2008 geschreven. Op 29 september 2008 heeft docent J.M. Bos het Indicatief Vooronderzoek geaccepteerd en zijn de beide doelstellingen positief beantwoord. Tijdens het begin van het onderzoek bestond er verwarring omtrent de hoedanigheid van het materiaal uit de dozen 1207 en De reden hiervoor was dat het digitale zoeksysteem van het depot bij deze dozen de volgende informatie vermeldt: vergelijk Minnemastraat en (opm. "Minnema"-aardewerk). Het is pas later ontdekt dat dit materiaal afkomstig is uit Dokkum/Dongeradeel. Dit materiaal is uiteindelijk niet met het voor de scriptie onderzochte materiaal meegenomen. Het materiaal dat in verband werd gebracht met de Minnemastraat lag op in het Noordelijk Archeologisch Depot in vijf verschillende dozen opgeslagen en was hierbij onderverdeeld in elf categorieën: doos 1207 (a, b & c), doos 1633 (alleen e), doos 2633, doos 2634 (-, a, b, c en cc) en doos F2007-III-828. De meeste nu beschikbare informatie omtrent de inhoud van deze dozen is in de jaren 2003 (dozen 1207, 1633, 2633 en 2634-), 2007 (doos F2007-III-828) en 2008 (dozen 2634 a, b, c en cc) door het personeel van het depot bekeken en ingevoerd. Een absolute telling is op basis van het digitale archief niet mogelijk aangezien er onder andere is gewerkt met termen als Ca., ongeveer en honderden. Desalniettemin is het haalbaar een ruw beeld te schetsen van de verhoudingen tussen het opgeslagen materiaal: 1207a 1207b 1207c 1633e a 2634b 2634c 2634cc 07-III Andenne 1 1 *Draaischijf ±10 Faience 3 Grijsbakkend H Kogelpot >30 ±20 ±20 1 ±50 Pingsdorf 1 1 Paffrath ±10 Roodbakkend H 1 ±20 H Steengoed (p) 1 1 Steengoed Vlaams 7 1 H 2 Witbakkend ±20 *Indet Slak\metaal 1 1 Bot? E 1 Tufsteen? Baksteen 1 1 Hout 1 Totaal (a) >45 ±21 ± 5 H 5 ±43 ± ±10+H Totaal (Σ) >46 ±21 ± 5 H+E 5 ±45 ± ±10+H Telling van het aan de Minnemastraat gerelateerde materiaal. Legenda: (a) = som aardewerk, E = enkelen, H = honderden, (p) = proto, > = groter dan, ± = ongeveer (ca),? = onbekend, Σ = totale som (a + rest) 47

48 Er zijn waarschijnlijk drie manieren waarop dit materiaal is verworven: Doos 1207 C (en waarschijnlijk geheel 1207) is in 1973 verzameld door een (in het systeem) onbekende persoon of instelling. Doos 1633e betreft de inhoud van een onbekende zak. De dozen 2633, 2634 en F2007-III-828 zijn het resultaat van de archeologische opgraving die het GIA in 1984 onder leiding van G. Elzinga in de Minnemastraat uitvoerde. De bovenstaande tabel toont dat er in totaal [(>30)+(±150)+43+honderden] fragmenten aardewerk van de Minnemastraat beschikbaar zijn, wat ruw kan worden afgerond op {Honderden+250 fragmenten}. Het niet-aardewerk ligt op [Enkelen+6 fragmenten], waarmee het 1 tot 5% van het totaal aan materiaal omvat. De dozen 2633 en 2007-III-828 zijn in termen van volumes van groot belang, hoewel deze de huidige absolute telling dwarsbomen. De onderstaande tabel toont de verschillende relatieve telingen, met daarbij een geschat percentage ten opzichte van de verhoudingen (hiervoor zijn > en ± letterlijk genomen en is H geplaatst op 100). Trefwoorden zijn: grijsbakkend, kogelpot, roodbakkend, Vlaams. Conclusies Ongeveer de helft van het materiaal lijkt uit grijs- \roodbakkend\draaischijf aardewerk te bestaan, waarbij het roodbakkend aardewerk in grotere aantallen voorkomt dan het grijsbakkende. Andere belangrijke aardewerktypen zijn Vlaams aardewerk en kogelpot, waarnaast het resterende aardewerk minder dan 10% van het totaal bestrijkt. Ondanks een onzekerheidsmarge zal het aantal absolute fragmenten boven de 500 uitkomen. Dateringen liggen categorisch tussen ad; maar deze zijn op basis van aan het materiaal toegevoegde aantekeningen te schatten op 12 e -13 e eeuw, met daarbij ongetwijfeld inmenging uit andere perioden. N %N Andenne 2 0,3 *Draaischijf 10 1,6 Faience 3 0,5 Grijsbakkend ,1 Kogelpot ,5 Pingsdorf 1 0,2 Paffrath 10 1,6 Roodbakkend ,5 Steengoed (p) 1 0,2 Steengoed 7 1,1 Vlaams ,7 Witbakkend 20 3,2 *Indet. 3 0, ,5 48

49 B. Overige afbeeldingen Afbeelding A Niet bewerkte profieltekening. De profieltekening is niet in het onderzoek meegenomen en er is daardoor geen poging ondernomen om de in de voorbereiding gedigitaliseerde lagen te plaatsen en in te kleuren. 49

50 Afbeelding B De doorsneden van de negen uit tonput A geborgen kogelpot randen. Afbeelding 06 toont slechts de bovenste vijf. Afbeelding C Tekening gereconstrueerde kogelpot (grootste fragment). Er is getest met het getekend reconstrueren van kogelpotten, waarbij de doorsnede links en de wand rechts wordt getoond. Het was de bedoeling er de wandafbeeldingen in op te nemen. Er is echter geredeneerd dat dit van weinig toegevoegde waarde zou zijn en het is na deze tekening afgeblazen. De breedte van deze afbeelding is niet op schaal. Afbeelding D Detailafbeeldingen van het materiaal uit de kogelpot categorieën I (links), II (midden) en III (rechts). Het was de bedoeling de duidelijke textuurverschillen tussen de categorien II en III, afgezet tegen het duidelijk andere aardewerk uit categorie I, tegen elkaar af te zetten. Te lage resoluties en overbelichting hebben hiervan doen afzien. Interessant is nog wellicht dat de middelste afbeelding een vingerafdruk toont terwijl op de rechterafbeelding de banden van de draaischijf zichtbaar zijn. 50

51 Afbeelding E Ovenplattegrond van een soortgelijk onderzoek uit Utrecht. Het was de bedoeling deze afbeelding te gebruiken bij een stuk over de gebruikte bakoven, maar omdat hier van de Minnemastraat geen directe conclusies over zijn te trekken, aangezien het aardewerk hierbij secondair is, en bakovens een voor Friesland specifiek verhaal zijn, is er voor gekozen dit achterwege te laten (BRUIJN, p. 44) Afbeelding F Tonput in profiel. Deze afbeelding was bedoeld om de tastbaarheid met het begrip tonput mee te doen vergroten, is afkomstig van een opgraving uit Vlaanderen en heet ironisch genoeg tonwaterput a.. Keuzes in vormgeving en waarde hebben de afbeelding echter doen verdwijnen uit de hoofdtekst (PIETERS, p. 288) 51

52 Afbeelding G Kogelpot randen, tonput A Afbeelding H Kogelpot rand, tonput A Afbeelding I Blauwgrijs misbaksel, tonput A Afbeelding J Blauwgrijs aardewerk, concentratie III Afbeelding K Willekeurige selectie geglazuurde wandfragmenten roodbakkend aardewerk, concentratie III Afbeelding L Roodbakkend aardewerk met groeven, put II Afbeelding M Blauwgrijs aardewerk, put II 52

53 Afbeelding O Hout, tonput B Afbeelding P roodbakkend aardewerk met glazuur, tonput B Afbeelding N Oren en handvat, put II Afbeelding R - Grape witbakkend aardewerk, tonput B Afbeelding Q - Grape roodbakkend aardewerk, tonput B Afbeeldingen G tot S Deze afbeeldingen zijn op basis van keuzes in vormgeving en waarde niet aan de hoofdtekst toegevoegd. Ze zijn, met uitzondering van afbeelding R, ook niet voorbereid tot de standaardweergave. Er zijn in totaal nog een vijftigtal andere afbeeldingen die de tekst niet hebben gehaald. Afbeelding S De van de Stort geborgen vondsten 53

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein 2012 Archol bv Ivo van Wijk Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat

Nadere informatie

6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen Algemeen

6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen Algemeen 6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen 6.3.1. Algemeen In totaal werden er tijdens het vlakdekkend onderzoek 31 sporen geregistreerd in het vlak. Vijf ervan kwamen ook reeds tijdens het vooronderzoek

Nadere informatie

Uitpakken 3: Een merovingische pottenbakkersoven uit Kessel-Hout

Uitpakken 3: Een merovingische pottenbakkersoven uit Kessel-Hout Verschenen in: Archeologie in Limburg 79 (1999), 11-12. (1) Uitpakken 3: Een merovingische pottenbakkersoven uit Kessel-Hout Wim Hupperetz Inleiding Tijdens de inventarisatie van de collectie archeologie

Nadere informatie

AWP-VERSLAG-WAARNEMING OCB (PURMEREND)

AWP-VERSLAG-WAARNEMING OCB (PURMEREND) AWP-VERSLAG-WAARNEMING (PURMEREND) Locatie 11 Nieuwstraat Purmerend ARCHEOLOGISCHE WERKGROEP PURMEREND Neckerstraat 11 1441 KT Purmerend Project AWP Purmerend Locatie onderzoeksgebied Administratieve gegevens

Nadere informatie

Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68

Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68 Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68 Archeologische begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68 Definitief ISSN 1573-5710

Nadere informatie

AWP-VERSLAG-WAARNEMING 2010-01-OCB (PURMEREND)

AWP-VERSLAG-WAARNEMING 2010-01-OCB (PURMEREND) AWP-VERSLAG-WAARNEMING 2010-01-OCB (PURMEREND) Locatie 15 Westerstraat Purmerend ARCHEOLOGISCHE WERKGROEP PURMEREND Neckerstraat 11 1441 KT Purmerend Project AWP Purmerend 2010-01-OCB Locatie onderzoeksgebied

Nadere informatie

Proefopgraving in de tuin van het voormalige Gereformeerd Weeshuis aan de Havenstraat te Woerden door Elly E. v.d. Busse-Bruin

Proefopgraving in de tuin van het voormalige Gereformeerd Weeshuis aan de Havenstraat te Woerden door Elly E. v.d. Busse-Bruin Proefopgraving in de tuin van het voormalige Gereformeerd Weeshuis aan de Havenstraat te Woerden door Elly E. v.d. Busse-Bruin Inleiding De toestemming van het bestuur van het Dienstencentrum maakte het

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK GEMEENTE URK WIJK 4-46

ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK GEMEENTE URK WIJK 4-46 ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK GEMEENTE URK WIJK 4-46 AWN AFDELING 21 RAPPORT nr. 2006-2 Legenda ii". WA.Vf'lEl.INGi'N ~ \/arosnaf!.oingfh ;mel O «c)tdn) h;3'l~ W b... t-- " l '~. ~~fij b lwdl ~ :;;.... - t.à:;ij

Nadere informatie

ARGEOLOGYSK WURKFERBAN

ARGEOLOGYSK WURKFERBAN ARGEOLOGYSK WURKFERBAN HASKERDIJKEN: klooster Hasker Convent. Inleiding: In 2015 vonden er kadeverhogingen- en verbredingen plaats aan de oostzijde van het vaarwater tussen Akkrum en Haskerdijken. Tevens

Nadere informatie

ADDENDUM 10. Werkput 5

ADDENDUM 10. Werkput 5 Asse-Kalkoven, / en /3 Rapporten Agilas vzw / ADDENDUM. Werkput.. Inleiding Enkele dagen na het indienen van het conceptrapport, deelden de nutsmaatschappijen mee dat de sleuven voor de aansluiting van

Nadere informatie

AWP-VERSLAG-WAARNEMING OCB. Locatie 1 Kanaalkade Purmerend. ARCHEOLOGISCHE WERKGROEP PURMEREND Neckerstraat KT Purmerend

AWP-VERSLAG-WAARNEMING OCB. Locatie 1 Kanaalkade Purmerend. ARCHEOLOGISCHE WERKGROEP PURMEREND Neckerstraat KT Purmerend AWP-VERSLAG-WAARNEMING Locatie 1 Kanaalkade Purmerend ARCHEOLOGISCHE WERKGROEP PURMEREND Neckerstraat 11 1441 KT Purmerend Project AWP Purmerend Locatie 1 onderzoeksgebied Administratieve gegevens van

Nadere informatie

t Overlaar in de buurtschap Zwiep

t Overlaar in de buurtschap Zwiep Onderzoek voormalige havesathe, 29 maart 2005 t Overlaar in de buurtschap Zwiep Ben de Graaf In deze bijdrage doet amateurarcheoloog Ben de Graaf verslag van een onderzoek, dat op 29 maart 2005 werd uitgevoerd

Nadere informatie

Conclusies van het bakselonderzoek en de betekenis daarvan voor Romeins Halder

Conclusies van het bakselonderzoek en de betekenis daarvan voor Romeins Halder Conclusies van het bakselonderzoek en de betekenis daarvan voor Romeins Halder Roos Wijnen-Jackson Inleiding In 1973 is op Halder een aardewerkoven uit de Romeinse tijd opgegraven. De opgraving is indertijd

Nadere informatie

evaluatierapport zaltbommel-ruiterstraat 8 archeologische begeleiding

evaluatierapport zaltbommel-ruiterstraat 8 archeologische begeleiding evaluatierapport zaltbommel-ruiterstraat 8 archeologische begeleiding 1 1 inleiding Van vrijdag 19 september tot en met dinsdag 23 september 2014 heeft VUhbs archeologie in opdracht van de familie van

Nadere informatie

(bandeliersluiting) (verschillende zalfpotjes)

(bandeliersluiting) (verschillende zalfpotjes) In de stortgrond afkomstig uit deze put langs de Kanaalschans werden veel metalen voorwerpen aangetroffen met de metaaldetector. Onder andere is met de detector een ronde penning van lood gevonden. Op

Nadere informatie

AWN veldverkenning 17-12-2011 Locatie: Laakse Slenk Hulkesteinsebos. Gemeente: Zeewolde Kavel:OZ35/36

AWN veldverkenning 17-12-2011 Locatie: Laakse Slenk Hulkesteinsebos. Gemeente: Zeewolde Kavel:OZ35/36 AWN veldverkenning 17-12-2011 Locatie: Laakse Slenk Hulkesteinsebos. Gemeente: Zeewolde Kavel:OZ35/36 Aanleiding voor de verkenning is de recent gegraven Laakse Slenk. De Slenk is aangelegd op een terrein

Nadere informatie

Opgraving Davidstraat-Romeinstraat Enkhuizen. Een eerste stand van zaken.

Opgraving Davidstraat-Romeinstraat Enkhuizen. Een eerste stand van zaken. Opgraving Davidstraat-Romeinstraat Enkhuizen. Een eerste stand van zaken. In de vroege zomer van 2017 heeft Archeologie West-Friesland een opgraving uitgevoerd tussen de Davidstraat, Romeinstraat en Korte

Nadere informatie

1 2 1 151 18 IJzer Werktuig/ gereedschap (onderdeel) - Nieuwe tijd C Recent uitgeselecteerd

1 2 1 151 18 IJzer Werktuig/ gereedschap (onderdeel) - Nieuwe tijd C Recent uitgeselecteerd 1 2 1 151 18 IJzer Werktuig/ gereedschap (onderdeel) - Nieuwe tijd C Recent uitgeselecteerd 2 2 1 151 18 IJzer Werktuig/ gereedschap (onderdeel) - Nieuwe tijd C Recent uitgeselecteerd 3 2 1 2001 16 IJzer

Nadere informatie

Watou Oude Provenstraat. Archeologisch onderzoek

Watou Oude Provenstraat. Archeologisch onderzoek Watou Oude Provenstraat Archeologisch onderzoek 1. Inleiding Begin november 2014 werd een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd langs de Oude Provenstraat in Watou ter voorbereiding van de toekomstige

Nadere informatie

AWP-VERSLAG-WAARNEMING OCB (PURMEREND)

AWP-VERSLAG-WAARNEMING OCB (PURMEREND) AWP-VERSLAG-WAARNEMING (PURMEREND) Locatie 9 Nieuwstraat Purmerend ARCHEOLOGISCHE WERKGROEP PURMEREND Neckerstraat 11 1441 KT Purmerend Project AWP Purmerend Locatie onderzoeksgebied Administratieve gegevens

Nadere informatie

Argeologysk Wurkferbân.

Argeologysk Wurkferbân. Argeologysk Wurkferbân. Archeologische begeleiding duikactiviteit Dongjumer waterpoort Franeker. Op verzoek van mevrouw W. Stienstra-Streekstra van de gemeente Franekeradeel, zulks na overleg met de provinciaal

Nadere informatie

Ieper, Grote Markt 33 / D hondtstaat

Ieper, Grote Markt 33 / D hondtstaat Ieper, Grote Markt 33 / D hondtstaat Rapportage vondstmelding Ieper, Grote Markt 33 / D hondtstaat I. Verslaggevers: *Naam, adres, contactgegevens, functie van de opstellers van het rapport en datum melding.

Nadere informatie

7. BESCHRIJVING VAN DE VONDSTEN

7. BESCHRIJVING VAN DE VONDSTEN 91 7. BESCHRIJVING VAN DE VONDSTEN Hieronder wordt een chronologisch overzicht gegeven van de aangetroffen ceramiek op de Borchtsite. Ceramiek is doorgaans het voornaamste dateringsmiddel bij archeologisch

Nadere informatie

Een grape van Hafnerwaar. Hafner werd grotendeels geproduceerd in Keulen.

Een grape van Hafnerwaar. Hafner werd grotendeels geproduceerd in Keulen. Servies uit de periode 1400 tot 1600 uit de waterput de families Reintgen Ophaevens of Gerrit ten Holler of Jacob Armtzen. s-heerenberg Kellenstraat. 51 52 30.38 N 6 C14 39.38 O Hoogte Nap. 18 m Een Hafnerwaar.

Nadere informatie

Het in Halder gefabriceerde aardewerk

Het in Halder gefabriceerde aardewerk Het in Halder gefabriceerde aardewerk Joop van der Groen Nadat de pottenbakkersoven in Halder buiten gebruik was gesteld, is de ovenput gebruikt als afvalkuil. Bij het gevonden afval waren ook wat misbaksels,

Nadere informatie

Verslag onderzoek van door leden van de Amateur Tuindervereniging Arentsburgh verzamelde scherven

Verslag onderzoek van door leden van de Amateur Tuindervereniging Arentsburgh verzamelde scherven Verslag onderzoek van door leden van de Amateur Tuindervereniging Arentsburgh verzamelde scherven Vondsten uit de grond van de ATV Arentsburgh De grond van deze vereniging ligt in de directe omgeving van

Nadere informatie

MET KWAST EN VERGROOTGLAS

MET KWAST EN VERGROOTGLAS LES 3 Activiteit Doel Duur Lesmateriaal MET KWAST EN VERGROOTGLAS Determineren van archeologische vondsten De leerling kan met hulpmiddelen een eenvoudige historische bron dateren en het gebruik omschrijven

Nadere informatie

De presentatie rond de trap

De presentatie rond de trap Kijktocht OER! Plus 6000 jaar geleden woonden er al mensen in dit gebied. Het is de prehistorie; de tijd van de jagers en boeren. De mensen noemen we Swifterbantmensen. Deze kijktocht helpt je ontdekken

Nadere informatie

Zuidnederlandse Archeologische Notities

Zuidnederlandse Archeologische Notities Verslag opgraving Elst Dorpsstraat 92 Miel Schurmans Zuidnederlandse Archeologische Notities 16 Amsterdam 2004 Archeologisch Centrum Vrije Universiteit - Hendrik Brunsting Stichting Opdrachtgever : Gemeente

Nadere informatie

Publiekssamenvatting. Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden

Publiekssamenvatting. Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden Publiekssamenvatting Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden Catastrofale overstromingen kwamen vaak voor in de geschiedenis van Pannerden, wat met de ligging in de driehoek tussen de rivieren

Nadere informatie

Delftse Archeologische Notitie 129. Markt 85, Delft. Een archeologische begeleiding. Jorrit van Horssen

Delftse Archeologische Notitie 129. Markt 85, Delft. Een archeologische begeleiding. Jorrit van Horssen Delftse Archeologische Notitie 129 Markt 85, Delft Een archeologische begeleiding Jorrit van Horssen Delftse Archeologische Notitie 129 Markt 85, Delft Een archeologische begeleiding Jorrit van Horssen

Nadere informatie

De steenhuizen in Noord- en Zuidbroek.

De steenhuizen in Noord- en Zuidbroek. De steenhuizen in Noord- en Zuidbroek. Een van de belangrijkste en tevens meest tijdrovende onderdelen van onze hobby (het zoeken met de metaaldetector) is het opsporen van oude bewoningsresten. Vele uren

Nadere informatie

De Limfa zat er niet voor niets

De Limfa zat er niet voor niets Veel waterputten gevonden bij archeologisch onderzoek De Limfa zat er niet voor niets HARRY BENSCHOP Tijdens het veldwerk voor het archeologisch onderzoek op het voormalige Limfa-terrein aan de Chaamseweg

Nadere informatie

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat)

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat) Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat) (28 en 29 oktober 2009) Oudenburg, 2009 Colofon Archeologisch Rapport Oudenburg 4 Waarderend archeologisch Onderzoek te

Nadere informatie

Archeologische Quickscan

Archeologische Quickscan Document: Archeologische Quickscan versie 2 Plangebied: Polderpark, Oudesluis, gemeente Schagen Adviesnummer: 16185 Opsteller: drs. C.M. Soonius (senior archeoloog) & drs. S. Gerritsen (senior archeoloog)

Nadere informatie

Locatie Zandoerleseweg, perceel 845 Datum onderzoek 21 Juni 2010 Datum evaluatieverslag 21 juni 2010 Opstelier evaluatieverslag

Locatie Zandoerleseweg, perceel 845 Datum onderzoek 21 Juni 2010 Datum evaluatieverslag 21 juni 2010 Opstelier evaluatieverslag Locatie Zandoerleseweg, perceel 845 Datum onderzoek 21 Juni 2010 Datum evaluatieverslag 21 juni 2010 Opstelier evaluatieverslag Mirjam Brouwer Goedkeuring evaluatieverslag Jos van der Weerden Locatie.

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCHE KRONIEK

ARCHEOLOGISCHE KRONIEK ARCHEOLOGISCHE KRONIEK door H. Suurmond-van Leeuwen In november 1987 verscheen de negende jaargang van Bodemonderzoek in Leiden. In het overzichtsartikel wordt aandacht besteed aan de vele locaties in

Nadere informatie

Pottenbakkersovens in Landgraaf

Pottenbakkersovens in Landgraaf Pottenbakkersovens in Landgraaf Schaesberg, Steenfabriek Russel, Dr. Calsstraat In 1921 twee ovens uit verschillende tijdsperken met vondsten uit de vroege en volle middeleeuwen. Ook in 1926 werd nog aardewerk

Nadere informatie

Een late majolicaschotel uit Poederlee

Een late majolicaschotel uit Poederlee Een late majolicaschotel uit Poederlee Johan Veeckman Tijdens het archeologisch onderzoek, uitgevoerd door de heemkundige kring Norbert de Vrijter uit Lille, werden te Poederlee op het site 'Den Regendonck'

Nadere informatie

NIEUWSBLAD VAN DE ARCHEOLOGISCHE WERKGROEP PURMEREND

NIEUWSBLAD VAN DE ARCHEOLOGISCHE WERKGROEP PURMEREND ONDER N.A.P. Nr. 18 NIEUWSBLAD VAN DE ARCHEOLOGISCHE WERKGROEP PURMEREND Voorwoord en diverse mededelingen Allereerst wensen wij een ieder een goed en vóóral gezond 2010. Hopelijk heeft iedereen de jaarwisseling

Nadere informatie

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap Adviesdocument 768 Project: Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht Projectcode: HOOM2 Opdrachtgever: Brabants Landschap Datum: 12 juni 2015 1 ARCHEOLOGIE & DE ORANJERIE MATTEMBURGH Inleiding

Nadere informatie

Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier. Interne Rapportages Archeologie Deventer 55

Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier. Interne Rapportages Archeologie Deventer 55 Interne Rapportages Archeologie Deventer 55 Mei 2012 Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier COLOFON 2012, Gemeente Deventer, Deventer. Auteur:

Nadere informatie

RESULTATEN ARCHEOLOGISCHE VERKENNING ST.-TRUDO

RESULTATEN ARCHEOLOGISCHE VERKENNING ST.-TRUDO RESULTATEN ARCHEOLOGISCHE VERKENNING ST.-TRUDO Op zaterdag 21 oktober zijn we met enkele nieuwsgierige bewoners van St.-Trudo, kinderen, kleinkinderen en zelfs buren op archeologische verkenning gegaan.

Nadere informatie

Verslag proefonderzoek Noorddijkerweg 32. Dinsdag

Verslag proefonderzoek Noorddijkerweg 32. Dinsdag Verslag proefonderzoek Noorddijkerweg 32 Dinsdag 20.2.2007 Aanwezig: gemeente Groningen: Gert Kortekaas en Marcel Verkerk Fam. Scholten (eigenaren) Cor Holstein (architect) Doel van het vooronderzoek:

Nadere informatie

RAAP-rapport Resultaten geofysisch onderzoek

RAAP-rapport Resultaten geofysisch onderzoek verkavelingspatronen, graven en andere zeer lokale archeologische resten in kaart te brengen. 122 De boringen zijn uitgezet in enkele losse punten en een tweetal raaien langs de oostelijke en noordelijke

Nadere informatie

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand 12 augustus 2010 Inleiding Het plangebied ligt in het noorden van de bebouwde kom van Kaatsheuvel in de

Nadere informatie

Afb. 1. De vindplaats van het muurwerk is aangegeven met de zwarte driehoek.

Afb. 1. De vindplaats van het muurwerk is aangegeven met de zwarte driehoek. 17 GORINCHEM, LAAG DALEMSEWEG T. Koorevaar Op 10 juli j.1. is na bemiddeling van mevr. N. de Kriek op aanwijzingen van dhr. H. van Mourik een vluchtige verkenning uitgevoerd op enkele percelen grenzend

Nadere informatie

Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord. Archol. S. Baas

Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord. Archol. S. Baas Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord Archol S. Baas 435 Archol Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord Sven Baas Colofon Archol Rapport 435 Een oppervlaktekartering in

Nadere informatie

: Archeologische begeleiding in Katwijk, Tweede Mientlaan

: Archeologische begeleiding in Katwijk, Tweede Mientlaan Bodemshop Dhr. Roosendaal s-gravendijckseweg 45 A 2201 CZ Noordwijk Noordwijk, 16 juni 2008 Kenmerk : 09840508/29047 Contactpersoon : drs. Edwin Hoven E-mail : ehoven@beckerenvandegraaf.nl Betreft : Archeologische

Nadere informatie

Archeologische Quickscan

Archeologische Quickscan Archeologie West-Friesland is het archeologisch samenwerkingsverband van de gemeenten Document: Archeologische Quickscan Adviesnummer: 13165 Projectnaam: Winkelcentrum De Boogerd te Wognum, gemeente Medemblik

Nadere informatie

b. Bekijk het laatste deel van de maquette, de kwelders. Waarom staat daar geen dorpje, denk je?

b. Bekijk het laatste deel van de maquette, de kwelders. Waarom staat daar geen dorpje, denk je? Kijktocht OER! basis 6000 jaar geleden woonden er al mensen in dit gebied. Het is de tijd van de jagers en verzamelaars. De mensen noemen we Swifterbantmensen. Hoe ze leefden en hoe hun gebied eruitzag,

Nadere informatie

Hebban olla vogala nestas hagunnan... Drie spreeuwepotten uit Poederlee

Hebban olla vogala nestas hagunnan... Drie spreeuwepotten uit Poederlee Hebban olla vogala nestas hagunnan... Drie spreeuwepotten uit Poederlee Johan Veeckman Inleiding (1) Spreeuwen nemen voor het bouwen van hun nest geen genoegen met een willekeurige nestplaats. Het zijn

Nadere informatie

Archeologisch veldonderzoek Hoogheemraadschap van Delfland

Archeologisch veldonderzoek Hoogheemraadschap van Delfland Delftse Archeologische Notitie 101 Archeologisch veldonderzoek Hoogheemraadschap van Delfland Proefsleuvenonderzoek aan de Phoenixstraat 32 te delft Jorrit van Horssen Delftse Archeologische Notitie 101

Nadere informatie

VAN RHEINLAND NAAR RIJNLAND

VAN RHEINLAND NAAR RIJNLAND VAN RHEINLAND NAAR RIJNLAND Bodemvondsten in Leiden H. Suurmond-van Leeuwen In 1976 werd op het terrein van de toekomstige nieuwbouw van het Hoogheemraadschap van Rijnland door het Instituut voor Prae-

Nadere informatie

SPOREN OP SPOREN OPSPOREN

SPOREN OP SPOREN OPSPOREN SPOREN OP SPOREN OPSPOREN Eén van de vroegste sporen is natuurlijk een scherf van een pot. Nog leuker word zo'n vondst als er sporen van versiering op aanwezig zijn. Hier ziet u een paar van deze vroege

Nadere informatie

Beschrijving schaal van Oegstgeest. Figure 1: Bovenaanzicht van de schaal. Foto: Restaura, Haelen.

Beschrijving schaal van Oegstgeest. Figure 1: Bovenaanzicht van de schaal. Foto: Restaura, Haelen. Beschrijving schaal van Oegstgeest Figure 1: Bovenaanzicht van de schaal. Foto: Restaura, Haelen. Figure 2: Onderaanzicht van de schaal. Foto: Restaura, Haelen. De schaal heeft een diameter van 21 centimeter

Nadere informatie

Archeologische Quickscan

Archeologische Quickscan Document Archeologische Quickscan Plangebied Bestemmingsplan Burgerfarm, Middenweg 56, Dirkshorn, gemeente Schagen Adviesnummer 17059 Opsteller drs. C.M. Soonius (regio-archeoloog) Datum 31-03-2017 Advies

Nadere informatie

Archeologienota: Het archeologisch vooronderzoek aan de Hoorn te Leuven Vanessa Vander Ginst Maarten Smeets Marjolein Van Der Waa

Archeologienota: Het archeologisch vooronderzoek aan de Hoorn te Leuven Vanessa Vander Ginst Maarten Smeets Marjolein Van Der Waa Archeologienota: Het archeologisch vooronderzoek aan de Hoorn te Leuven Vanessa Vander Ginst Maarten Smeets Marjolein Van Der Waa Kessel-Lo, 2016 Studiebureau Archeologie bvba Archeologienota: Het archeologisch

Nadere informatie

Uitpakken 1: Romeinse amforen uit Venlo

Uitpakken 1: Romeinse amforen uit Venlo Verschenen in: Archeologie in Limburg 77 (1998), 48-51 Uitpakken 1: Romeinse amforen uit Venlo Wim Hupperetz Inleiding In de jaren 50 en 60 zijn in de binnenstad van Venlo grote hoeveelheden Romeins aardewerk

Nadere informatie

Projectnummer: C Opgesteld door: Ons kenmerk: : Kopieën aan:

Projectnummer: C Opgesteld door: Ons kenmerk: : Kopieën aan: MEMO ARCADIS NEDERLAND BV Zendmastweg 19 Postbus 63 9400 AB Assen Tel 0592 392 111 Fax 0592 353 112 www.arcadis.nl Onderwerp Werkprotocol archeologie uitvoering Groote Diep Assen, 16 mei 2013 Van drs I.E.

Nadere informatie

Thema Op reis. De reis van de archeologische voorwerpen van Baduhenna

Thema Op reis. De reis van de archeologische voorwerpen van Baduhenna Thema Op reis De reis van de archeologische voorwerpen van Baduhenna 4 vuurstenen sikkels afkomstig uit Helgoland, Denemarken 1 bronzen sikkel uit Mikene, Griekenland Gevonden rond 1930 aan de Krommelaan

Nadere informatie

Tussen Rijn en Lek Dl Enkele foto's van het opgravingsterrein, met ledenvan de archeologische werkgroep.

Tussen Rijn en Lek Dl Enkele foto's van het opgravingsterrein, met ledenvan de archeologische werkgroep. Tussen Rijn en Lek 1983 2. - Dl.17 2 24 Resten van een inheems-romeinse bewoning bijkasteel Heemstede II Verslag van de Archeologische Werkgroep Inleiding Het is nu al bijna weer een jaar geleden dat de

Nadere informatie

4-Een vondst beschrijven

4-Een vondst beschrijven UITLEG VOOR DE LEERKRACHT Wanneer een archeoloog een vondst opgraaft, vindt hij/zij vaak alleen nog maar scherven terug. Daarom kan de archeoloog niet zomaar weten wat de vondst precies voorstelt en waarvoor

Nadere informatie

Bewoningssporen uit de 14 e eeuw en een turfput aan de Kievitspeelweg

Bewoningssporen uit de 14 e eeuw en een turfput aan de Kievitspeelweg Bewoningssporen uit de 14 e eeuw en een turfput aan de Kievitspeelweg door: Paul Lammeretz Tungelroy, 01-07-2017 Het is algemeen bekend dat vanaf het onstaan van de eerste landbouw in deze streken de bewoning

Nadere informatie

Deel 2: Determinatie van de sporen en vondsten van het veldonderzoek uit 2008. door Devon de Jong

Deel 2: Determinatie van de sporen en vondsten van het veldonderzoek uit 2008. door Devon de Jong Versie HK 12072013 DE TORENFUNDAMENTEN VAN DE OUDE H. CLEMENSKERK Deel 2: Determinatie van de sporen en vondsten van het veldonderzoek uit 2008 door Devon de Jong In oktober 2008 heeft de heemkundekring

Nadere informatie

Archeologisch onderzoek te Macharen Kerkstraat

Archeologisch onderzoek te Macharen Kerkstraat Archeologisch onderzoek te Macharen Kerkstraat T.D. Hamburg Archol briefrapport 15 Inleiding In opdracht van de gemeente Oss heeft Archeologische Onderzoek Leiden (Archol bv) op maandag 26 augustus een

Nadere informatie

Aardewerken pot Vraag: hoe weet de onderzoeker hoe oud het voorwerp is?... Munten Vraag: hoe weet de onderzoeker hoe oud het voorwerp is?...

Aardewerken pot Vraag: hoe weet de onderzoeker hoe oud het voorwerp is?... Munten Vraag: hoe weet de onderzoeker hoe oud het voorwerp is?... WERKBLAD 1 HET WERK VAN DE ARCHEOLOOG Kruis aan welk materiaal jij met je groepje onderzoekt. Bekijk de film en zoek het antwoord op de vraag. Aardewerken pot Vraag: hoe weet de onderzoeker hoe oud het

Nadere informatie

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst Opsteller: B. van Sprew Opdrachtgever: H. de Jongh (H. de Jongh Advies) Datum: 22-8-2012 Aanleiding en doelstelling

Nadere informatie

Pagina 1 van 7 Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Pagina 1 van 7 Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn Document: Archeologische Quickscan Plangebied: Oosterdijk 54, Oosterdijk, gemeente Enkhuizen Adviesnummer: 16078 Opsteller: F.C. Schinning (archeoloog) & C.M. Soonius (regio-archeoloog) Datum: 09-05-2016

Nadere informatie

Aardewerk uit een Eemnesser huishouding

Aardewerk uit een Eemnesser huishouding Aardewerk uit een Eemnesser huishouding In februari 1989 werden bij graafwerkzaamheden aan de Wakkerendijk te Eenmes een aantal scherven gevonden. Dankzij de oplettendheid van de uitvoerder van het grondwerk,

Nadere informatie

Nieuw Delft - Veld 2, 3, 6, 7, 8, 9, 10.2 en 11

Nieuw Delft - Veld 2, 3, 6, 7, 8, 9, 10.2 en 11 Delftse Archeologische Notitie 99 Nieuw Delft - Veld 2, 3, 6, 7, 8, 9, 10.2 en 11 Een archeologisch bureauonderzoek Jean Paul Bakx, Jorrit van Horssen & Bas Penning 5 Nieuw Delft Veld 3 5.1 Plangebied

Nadere informatie

Adres: Derringmoerweg 7 Plaats: Arnemuiden Gemeente: Middelburg eventueel (centrum)coördinaat (en):

Adres: Derringmoerweg 7 Plaats: Arnemuiden Gemeente: Middelburg eventueel (centrum)coördinaat (en): memo van Bram Silkens/ Bernard Meijlink afdeling Ruimtelijk Beleid Datum Contact 31-05-2013 Walcherse Archeologische Dienst (gemeenten Middelburg, Veere en Vlissingen) postbus 70 4330 AB Middelburg b.meijlink@middelburg.nl

Nadere informatie

De Lusthoven 96, Kruisberghoeve, Arendonk

De Lusthoven 96, Kruisberghoeve, Arendonk De Lusthoven 96, Kruisberghoeve, Arendonk Programma van Maatregelen Auteur: Jeroen Vermeersch Autorisatie: J.A.G. van Rooij (OE/ERK/Archeoloog/2017/00169) 1 Inleiding In opdracht heeft Vlaams Erfgoed Centrum

Nadere informatie

Archeologische Survey Rondom de Nemrud September 2001 concept

Archeologische Survey Rondom de Nemrud September 2001 concept Archeologische Survey Rondom de Nemrud September 2001 concept 0 Archeologische Survey Rondom de Nemrud September 2001 concept 1.0 Doelstelling 2.0 Opzet 3.0 Medewerkers 4.0 Benodigde materialen 5.0 Kosten

Nadere informatie

WWW. Damme (Sijsele) Antwerpse Heirweg 38. Frederik Roelens. Stefan Decraemer

WWW. Damme (Sijsele) Antwerpse Heirweg 38. Frederik Roelens. Stefan Decraemer 2013 13 WWW. Damme (Sijsele) Antwerpse Heirweg 38 Frederik Roelens Stefan Decraemer Opdrachtgever: Dhr. Patrick Zwaenepoel Antwerpse Heirweg 38, 8340 Sijsele (Damme) Titel: Antwerpse Heirweg 38, 8340 Sijsele

Nadere informatie

Het werkproces - Van klei tot pot

Het werkproces - Van klei tot pot Het werkproces - Van klei tot pot Op deze pagina wil ik, voor degenen die daar nog niet mee bekend zijn, het werkproces van klei tot pot beschrijven. Klei Het hele gebeuren begint met de klei. Tegenwoordig

Nadere informatie

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden 0 SOB Research, 26 juni 2014 1 1. Archeologisch onderzoek 1.1 Inleiding

Nadere informatie

Landschappen van Maas en Peel; geschiedenis, kenmerken en waarden van het cultuurlandschap van Noord- en Midden- Limburg

Landschappen van Maas en Peel; geschiedenis, kenmerken en waarden van het cultuurlandschap van Noord- en Midden- Limburg Landschappen van Maas en Peel; geschiedenis, kenmerken en waarden van het cultuurlandschap van Noord en Midden Limburg Typen en mate van verandering van de kernen ^(uuuu)?.3) e «* J. Renes Rapport 9.3

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld

Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld 2015 Archeologisch Onderzoek Leiden (Archol) Postbus 9515 2300 RA Leiden (071) 527 33 13 www.archol.nl Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld Voorlopig evaluatierapport, Archol BV Opgraving Hengelo Winkelskamp

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/26480

Nadere informatie

Boni pastoris est tondere pecus, non deglubere*

Boni pastoris est tondere pecus, non deglubere* Boni pastoris est tondere pecus, non deglubere* Bewoning uit de prehistorie, Romeinse tijd en middeleeuwen te Lieshout, Nieuwenhof-Noord J.F. van der Weerden M.C. Brouwer met bijdragen van: S. van Daalen,

Nadere informatie

EEN KLEIN OUDHEIDKUNDIG ONDERZOEK OP HET TERREIN DER VOORMALIGE ABDIJ VAN RIJNSBURG

EEN KLEIN OUDHEIDKUNDIG ONDERZOEK OP HET TERREIN DER VOORMALIGE ABDIJ VAN RIJNSBURG EEN KLEIN OUDHEIDKUNDIG ONDERZOEK OP HET TERREIN DER VOORMALIGE ABDIJ VAN RIJNSBURG In een opstel in het Leidsche Jaarboekje voor getiteld : van Rothulfuashem beschreef de heer BERGEN eenige vondsten van

Nadere informatie

Archeo-rapport 77 Het archeologisch vooronderzoek aan het Gemeenteplein 8 te Kontich

Archeo-rapport 77 Het archeologisch vooronderzoek aan het Gemeenteplein 8 te Kontich Archeo-rapport 77 Het archeologisch vooronderzoek aan het Gemeenteplein 8 te Kontich Kessel-Lo, 2011 Studiebureau Archeologie bvba Archeo-rapport 77 Het archeologisch vooronderzoek aan het Gemeenteplein

Nadere informatie

Evaluatiebrief Archeologisch onderzoek 58915 Sevenum-Beatrixstraat IVO-P

Evaluatiebrief Archeologisch onderzoek 58915 Sevenum-Beatrixstraat IVO-P Postbus 297 6900 AG Zevenaar Ringbaan Zuid 8a 6905 DB Zevenaar tel. 0316-581130 fax 0316-343406 info@archeodienst.nl www.archeodienst.nl Archeodienst BV, Postbus 297, 6900 AG Zevenaar Evaluatiebrief Archeologisch

Nadere informatie

Opgraving Sint-Truiden - Ursulinenstraat

Opgraving Sint-Truiden - Ursulinenstraat Opgraving Sint-Truiden - Ursulinenstraat miel schurmans met bijdrage van: mara wesdorp Zuidnederlandse Archeologische Notities 342 Amsterdam 2015 VUhbs archeologie De serie Zuidnederlandse Archeologische

Nadere informatie

Afbeelding 1. De ligging van plangebied Kadijkweg te Lutjebroek (zwarte stippellijn).

Afbeelding 1. De ligging van plangebied Kadijkweg te Lutjebroek (zwarte stippellijn). Document: Archeologische Quickscan Plangebied: Kadijkweg 65-67, Lutjebroek, gemeente Stede Broec Adviesnummer: 14153 Opsteller: J. van Leeuwen (archeoloog) & C. Soonius (regio archeoloog) Datum: 28-05-2014

Nadere informatie

zoeken en vinden Reeds Dr. sprak als meening uit, dat de latere renaissance gevel ontworpen was door den

zoeken en vinden Reeds Dr. sprak als meening uit, dat de latere renaissance gevel ontworpen was door den zoeken en vinden Wil men met eenige kans op succes, iets ondernemen wat het ook zij en tot een goed einde brengen, voorbereiding is noodig en geboden. Voorbereiding, ook van zichzelf en de zaak waar het

Nadere informatie

6. Materiaalonderzoek

6. Materiaalonderzoek MATERIAALONDERZOEK 57 6. Materiaalonderzoek 6.1 Het aardewerk (S. Arnoldussen) 6.1.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt het aardewerk besproken dat gevonden is tijdens het archeologisch onderzoek te Rhenen

Nadere informatie

Activiteitenschema Archeologie

Activiteitenschema Archeologie Activiteitenschema Archeologie Soort activiteit: Spullen opgraven uit de zandbak. Tijdsindeling: 5 Minuten de plaatjes in de zandbak verstoppen. 5 Minuten vertellen over hoe de mensen vroeger wat zochten

Nadere informatie

Slecht/matig/redelijk/goed

Slecht/matig/redelijk/goed Keramiek- en glasrestauratie CONDITIEBESCHRIJVING EN BEHANDELINGSVOORSTEL ADMINISTRATIEVE GEGEVENS Object: Bucchero Drinkschaal Inv. nummer: 17072 Opdrachtgever: Allard Piersson Museum Contact persoon:

Nadere informatie

Nieuwsbrief 1 maart 2012

Nieuwsbrief 1 maart 2012 Nieuwsbrief 1 maart 2012 De Heemshof Het gebied rond De Heemshof in Heemskerk wordt bedreigd door nieuwbouwplannen van de gemeente. Op verzoek van Lambert Koppers, eigenaar van De Heemshof en deelnemer

Nadere informatie

Poperinge - Afkoppeling Vleterbeek HB Programma van Maatregelen

Poperinge - Afkoppeling Vleterbeek HB Programma van Maatregelen Poperinge - Afkoppeling Vleterbeek 21.924HB Programma van Maatregelen Amsterdam 2016 VUhbs archeologie 1 gemotiveerd advies Binnen plangebied Poperinge - Afkoppeling Vleterbeek zal de collector in de koker

Nadere informatie

Rapportage vondstmelding Koksijde, Vandammestraat

Rapportage vondstmelding Koksijde, Vandammestraat Rapportage vondstmelding Koksijde, Vandammestraat I. Verslaggevers: *Naam, adres, contactgegevens, functie van de opstellers van het rapport en datum melding. Marc Dewilde, Stadenstraat 39, 8610 Kortemark

Nadere informatie

OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND

OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND In het najaar van 2011 en de lente van 2012 deed een team archeologen van Archeologisch Onderzoek Leiden (Archol bv) en Diachron UvA bv opgravingen in Aarle in de gemeente

Nadere informatie

Programma van maatregelen: Gent Nieuwewandeling

Programma van maatregelen: Gent Nieuwewandeling Programma van maatregelen: Gent Nieuwewandeling Het programma van maatregelen geeft een gemotiveerd advies over het al dan niet moeten nemen van maatregelen voor de omgang met archeologisch erfgoed bij

Nadere informatie

Cultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder

Cultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder Cultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder Adviescode: 2015.020 Auteur: R. Terluin, archeoloog gemeente Vlaardingen Oktober 2017 Inleiding Scoutinggroepen worden verplaatst

Nadere informatie

GETALLEN Onderdeel: Getalbegrip Doel: Je bewust zijn dat getallen verschillende betekenissen hebben.

GETALLEN Onderdeel: Getalbegrip Doel: Je bewust zijn dat getallen verschillende betekenissen hebben. Leerroute 3 Jaargroep: 8 GETALLEN Onderdeel: Getalbegrip Doel: Je bewust zijn dat getallen verschillende betekenissen hebben. Je bewust zijn dat getallen verschillende betekenissen kunnen hebben. (hoeveelheidsgetal,

Nadere informatie

Keramiek. College kunstacademie Utrecht HKU

Keramiek. College kunstacademie Utrecht HKU Keramiek Keramiek College kunstacademie Utrecht HKU Materialen Keramiek - Inleiding / Geschiedenis - Keramiek in gebruik - Soorten keramiek - Soorten klei / basismateriaal - Verwerken basismateriaal -

Nadere informatie

% &! '!#(&#! )"(*!# #+ &,-. '!#( )(/ -#'#!#(0

% &! '!#(&#! )(*!# #+ &,-. '!#( )(/ -#'#!#(0 ! #$# %!#$ % &! '!#(&#! )(*!# #+ &,-. '!#( )(/ 0 -#'#!#(0 '!#(1/((2( 0 -#'#!#(0 .#/!0 '122 ' 3 4 ' '52 '. 67 7' # 8' 49'9' #02'# 22 2 2'.0:*(&+2 6 &' ; < *' ;7 =2< 9' >

Nadere informatie