GEMEENTE SINT-GILLIS. BELASTING OP DE VERTONINGEN, VERMAKELIJKHEDEN, MUZIEKUITVOERINGEN EN TELEVISIEUITZENDINGEN. Hernieuwing. Wijziging.

Transcriptie

1 GEMEENTE SINT-GILLIS BELASTING OP DE VERTONINGEN, VERMAKELIJKHEDEN, MUZIEKUITVOERINGEN EN TELEVISIEUITZENDINGEN. Hernieuwing. Wijziging. DE GEMEENTERAAD, Gelet op artikelen 117 en 118 van de nieuwe gemeentewet; Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincieen gemeentebelastingen, zoals gewijzigd door de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen en de wet van 23 maart 1999 betreffende de rechterlijke inrichting in fiscale zaken; Gelet op het Koninklijke besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure van het College van Burgemeester en schepenen inzake bezwaarschrift tegen een gemeentebelasting; Gelet op het algemene reglement van 24 juni 1999 betreffende de vestiging en de invordering van de gemeentebelastingen; Gelet op de ordonnantie van 18 april 2002 tot wijziging van de ordonnantie van 14 mei 1998, houdende regeling van het administratieve toezicht op de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; Gelet op het Regeringsbesluit van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 16 juli 1998, betreffende de overlegging aan de Regering van de akten van de gemeenteoverheden met het oog op de uitoefening van het administratieve Toezicht, zoals gewijzigd door het Regeringsbesluit van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 18 november 1999; Gelet op de omzendbrief van 24 augustus 1998 betreffende de ordonnantie van 14 mei 1998 houdende regeling van het administratieve toezicht op de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Herzien zijn beraadslaging van 18 december 2006 betreffende de hernieuwing van de belasting op de vertoningen, vermakelijkheden, muziekuitvoeringen en televisieuitzendingen, goedgekeurd door de toezichthoudende Overheid op 13 februari 2007, voor een termijn die eindigt op 31 december 2007; BESLUIT: Artikel 1. Er wordt ten bate van de gemeente Sint-Gillis, vanaf 1 januari 2008 en voor een periode van 1 jaar vervallend op 31 december 2012, een jaarlijkse gemeentebelasting geheven op de vertoningen, vermakelijkheden, muziekuitvoeringen en televisieuitzendingen onder de hierna gestelde voorwaarden. Artikel 2. Wie gewoonlijk of occasioneel op het grondgebied van de gemeente openbare vertoningen of vermakelijkheden organiseert en wie bezoekers of deelnemers daarvoor doet betalen, is een speciale belasting verschuldigd op het bruto bedrag van alle soorten ontvangsten. Dat geldt eveneens voor de vertoningen en vermakelijkheden in private clubs of alle andere lokalen, wanneer ze rechtstreeks of onrechtstreeks aanleiding geven tot enigerlei heffing, met betaling vooraf, contant of uitgesteld. Artikel 3. De belasting is verschuldigd op het integrale bedrag van de entree-, de huur- en de vestiairegelden, de verkoop van programma's of balboekjes, de opbrengst van alle consumpties, de bijdragen of vergoedingen welke die gelden kunnen vervangen of aanvullen, alsook van gelijk welke andere 1

2 heffingen, onverminderd de toepassing van de verminderingscoëfficiënt, bepaald in artikel 4, par. 3 van voorliggend reglement. Artikel De belastingspercentages zijn als volgt vastgesteld: A. Filmvertoningen: - Op de ontvangsten voor plaatsen in gewone zalen of in zalen erkend als kunst en essaiwerk.. 10 %; - Op de ontvangsten in zalen die regelmatig films met pornografisch kenmerk vertonen %. De ontvangsten voor de consumpties en andere niet verplichte dienstverstrekkingen zijn niet belastbaar. Zijn vrijgesteld van de belasting: - Het bijwonen van voorstellingen door de leden en afgevaardigden van de commissie voor filmtoezicht, onder de voorwaarden voorzien bij artikel 16 van het koninklijk besluit van 27 april 1939, gewijzigd door het besluit van de Regent van 26 november De filmvertoningen, gehouden zonder winstoogmerk, van uitsluitend documentaire films, die een uitgesproken karakter vertonen van kunstverspreiding of van volksopvoeding. B) Permanente bals en danspartijen. - Op de ontvangsten van om het even welke aard % C) Occasionele bals en danspartijen. De occasionele bals en danspartijen zijn niet belastbaar. Mogen nochtans niet als occasioneel worden beschouwd, de danspartijen en bals ingericht, hetzij door de houder van een drankslijterij, hetzij door een particulier of door gelijk welke andere organisatie, wanneer hun aantal meer bedraagt dan vier per burgerlijk jaar. In dit geval wordt de belasting geheven volgens de schikkingen van littera B hierboven. D) Foorvertoningen en -vermakelijkheden. - Op de ontvangsten van om het even welke aard % E) Muziekuitvoeringen of televisievertoningen in alle consumptiegelegenheden (drank- en roomijsgelegenheden, restaurants, hotels, enz.) Wanneer televisieapparaten gebruikt worden of wanneer de muziek voortgebracht wordt door mechanische of elektrische toestellen (Cd-speler, DVD-speler, MP3-speler, cassetterecorder, computer, platendraaier, radio, luidspreker, enz.). op de ontvangsten van alle aard % De muziekuitvoeringen die uitsluitend met muzikanten gegeven worden, en deze die uit mechanische toestellen komen waarvan de inwerkingstelling gebeurt door middel van het invoeren van een muntstuk of een penning, zijn niet belastbaar. F) Andere vertoningen of vermakelijkheden die in voorliggend reglement niet uitdrukkelijk vermeld zijn: a) op de ontvangsten voor de prijs van de plaatsen % b) op de ontvangsten voor consumpties en andere niet verplichte dienstverstrekkingen..25 % 2

3 2. Om het toe te passen belastingspercentage vast te stellen, worden de prijs van de plaatsen en het entreegeld of de inningen die dit vervangen verhoogd met de kostprijs van elke andere verplichte dienstverstrekking. 3. De bruutontvangsten die als basis dienen voor de belasting worden voor het berekenen van de gemeentebelasting achtereenvolgens verminderd met de belasting op de toegevoegde waarde en met de gemeentebelasting op de vertoningen en vermakelijkheden die erop van toepassing zijn. Artikel 5. De vertoningen en vermakelijkheden van gemengde aard worden beschouwd als deel uitmakend van de categorie waarop de hoogste belasting van toepassing is. Artikel 6. Onverminderd de bij artikel 4 voorziene vrijstellingen, wordt door het College van Burgemeester en Schepenen onder de bij artikelen 7 en 8 gestelde voorwaarden gehele of gedeeltelijke kwijtschelding verleend, zo de organisator of de daarmee door artikel 2 gelijkgestelde personen bewijzen dat: - ofwel de netto-opbrengst geheel of gedeeltelijk aan algemeen bekende filantropische, artistieke, letterkundige of wetenschappelijke instellingen of aan instellingen van openbaar nut overgedragen zijn; - ofwel dat de vertoning of de vermakelijkheid een uitgesproken karakter heeft van kunstverspreiding of volksopvoeding zonder enig winstoogmerk, d.w.z. zonder dat er enig rechtstreeks of onrechtstreeks voordeel voor de inrichters uit zou kunnen voortvloeien. Artikel Totale vrijstelling van de belasting wordt verleend indien de opbrengst, na aftrek van de normale kosten, integraal aan één of meer instellingen, bedoeld bij artikel 6 van voorliggend reglement, gestort of uitsluitend besteed wordt aan de in dit artikel voorziene artistieke of volksopvoedkundige doeleinden. Onder normale van de opbrengst af te trekken kosten dienen verstaan de werkelijke uitgaven die verband houden met de organisatie van de vertoningen of vermakelijkheden. Bezoldigingen, gratificaties of gelijk welke voordelen in geld of in nature die de inrichters zich rechtstreeks of door tussenpersonen toekennen mogen niet als dusdanig beschouwd worden. 2. Gedeeltelijke vrijstelling van de belasting wordt verleend als een gedeelte van de netto-opbrengst, zoals bepaald in vorige paragraaf, wordt gestort aan één of meerdere instellingen voorzien in dezelfde paragraaf. De gedeeltelijke vrijstelling wordt bepaald volgens het percentage van het aan de instellingen gestorte gedeelte in verhouding tot de totale netto-opbrengst. 3. In de gevallen vermeld in de paragrafen 1 en 2 wordt noch gehele, noch gedeeltelijke vrijstelling verleend als het bedrag van de aan de instellingen gestorte sommen minder bedraagt dan de krachtens artikel 4 verschuldigde belasting. Onder voorbehoud van de onder 4 hieronder voorziene beschikkingen, is voorliggende paragraaf niet toepasselijk op de vertoningen of vermakelijkheden die werkelijk door de instellingen zelf georganiseerd worden. 4. In afwijking van de paragrafen 1 en 2, wordt de vermindering beperkt tot maximum twee derden van de belasting voor wat de vertoningen of vermakelijkheden betreft die permanent, geregeld of periodiek door de bij artikel 6 van onderhavig reglement bedoelde instellingen zelf of onder hun leiding of toezicht worden georganiseerd. Deze beperking zal echter niet toegepast worden als uit alle dienstige stukken, rekeningen of bescheiden blijkt dat het genot van de bepalingen van 1 of 2, naar gelang het geval, voor de instandhouding van de instelling noodzakelijk is. 3

4 5. Tenzij ze werden aangewend tot één van de bij artikel 6 voorziene doeleinden van voorliggend reglement, mag op de eventuele ontvangsten uit consumpties (drank, enz.) in de lokalen waar de vertoningen of vermakelijkheden plaats hebben, geen vermindering worden toegestaan. Artikel 8. Op straffe van verval dient de belastingplichtige die om gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de belasting verzoekt, binnen de zes maanden na de vertoning of vermakelijkheid de nodige stukken en verantwoordingsmiddelen aan het gemeentebestuur toe te zenden, o.m. betreffende het bedrag van de opbrengst en de kosten en de aan de begunstigde instellingen gestorte sommen. Betreft het permanente uitbatingen dan moeten de stukken en de verantwoordingsmiddelen, uiterlijk binnen de zes maanden na het afsluiten van het seizoen of van de periode waarvoor de vermindering is aangevraagd, voorgelegd worden. Artikel De personen die krachtens artikel 2 aan de belasting onderworpen zijn, dienen uiterlijk twee dagen op voorhand bij het gemeentebestuur aangifte te doen van de vertoning of de vermakelijkheid. Wat betreft de permanente vertoningen en vermakelijkheden, kan het College van Burgmeester en Schepenen die aangifte geldig verklaren tot op de dag van de herroeping. 2. Tickets, kaarten of biljetten met opgave van de betaalde prijs moeten worden afgeleverd bij het binnentreden en van zodra consumpties bezorgd zijn. 3. Na iedere vertoning en dagelijks dienen de inrichters of de bij artikel 2 daarmee gelijkgestelde personen het bedrag van de ontvangsten en het laatste nummer van de uitgereikte tickets, kaarten of biljetten van iedere reeks in een register te noteren. 4. De modellen van de aangifte, van het register en van de tickets, kaarten of biljetten, worden door het College van Burgemeester en Schepenen vastgesteld. Artikel 10. Wat de vertoningen of de vermakelijkheden betreft waarvan de opbrengst moeilijk controleerbaar is aan de hand van tickets, kaarten of biljetten, wordt het bedrag van de belastbare opbrengst door het College van Burgemeester en Schepenen forfaitair vastgesteld op basis van een gemiddelde ontvangst, bepaald volgens de werkelijke ontvangsten op dagen van normaal belang en normale toeloop. Artikel 11. De inrichters of de bij artikel 2 daarmee gelijkgestelde personen dienen zich op eigen kosten de tickets, kaarten of biljetten, nodig voor de controle van de belasting, aan te schaffen. Ze mogen dit slechts doen bij de door het College van Burgemeester en Schepenen erkende drukkers. Bij iedere levering van tickets, kaarten of biljetten, moet de erkende drukker een borderel voegen, waarop de datum van de verzending, de naam en het adres van de bestemmeling, de naam van diens instelling en, naast een specimen van iedere soort levering, het aantal en de nummering van die tickets, kaarten of biljetten vermeld staan. De erkende drukker houdt een register bij waarin hij iedere dag de bestellingen en verzendingen noteert. Hij verbindt er zich toe, naast bovenvermeld borderel, alle inlichtingen aan de administratieve controle te verstrekken. De voorschriften van alinea 2 tot 4 zijn niet van toepassing op de filmvertoningen. 4

5 Artikel 12. De belasting moet tussen de 1ste en de 6de en tussen de 16de en de 21ste van elke maand aan de gemeenteontvanger betaald worden volgens aangifte door de belastingplichtige ingediend bij het gemeentebestuur, vergezelt van een uittreksel uit het register voorgeschreven door artikel 9, par. 3. Artikel 13. Van zodra de ontvangsten afgesloten zijn of zodra de vertoning of de vermakelijkheid begonnen is, dient de belastingplichtige op het eerste daartoe gedane verzoek het bedrag van de belasting als waarborg in bewaring geven bij de gemeenteontvanger of zijn gemachtigde. De weigering aan dit verzoek gevolg te geven, is strafbaar in overeenstemming met artikel 16. Artikel 14. De belasting is solidair verschuldigd door de inrichter en door degene die een inning verricht ten laste van de personen die de vertoningen of vermakelijkheden bijwonen of er aan deelnemen. De houder van een drankslijterij waar danspartijen of bals of muziekuitvoeringen gehouden worden, evenals de lastgever, wanneer de slijterij door een gerant of eender welke aangestelde wordt uitgebaat, zijn solidair verantwoordelijk voor het betalen van desbetreffende belasting. Worden als lastgevers beschouwd: 1 De kringen, maatschappijen of bijzondere verenigingen wat betreft de gelegenheden gevestigd in lokalen waarvan ze eigenaars of hoofdhuurders zijn; 2 De brouwers of drankverkopers, wat betreft de gelegenheden door andere personen uitgebaat in lokalen waarvan zij eigenaars of hoofdhuurders zijn en waarin drank van hun productie of van hun handel verkocht worden. De bewoner van het gebouw, waarin occasioneel vertoningen of vermakelijkheden gehouden worden, is aansprakelijk voor de betaling van de belasting. Artikel 15. De belastingplichtigen en eventueel de bewoner van het gebouw waarin de vertoning of de vermakelijkheid wordt gehouden, zijn verplicht de beambten, gelast met het toezicht en die in het bezit zijn van een behoorlijke delegatie, tot de inrichting toe te laten. Ze zijn bovendien verplicht het bij artikel 9, par. 3, voorgeschreven register, evenals de in hun bezit zijnde tickets, kaarten of biljetten te tonen en toe te staan dat de kasinhoud tijdens de vertoning of de vermakelijkheid gecontroleerd wordt. Artikel Elk bedrog of elke poging tot bedrog, elke overtreding van onderhavig reglement, zoals verzuim van aanduiding in het register of van de bij artikel 9 bedoelde tickets, kaarten of biljetten, of in de voorgeschreven aangiftes, brengt de belasting van ambtswege met zich volgens de elementen waarover het Gemeentebestuur kan beschikken (vermoede ontvangsten, vermoedelijk verkochte tickets, ). 2. Het niet aangeven binnen de in dit reglement voorziene termijn of onjuiste, onvolledige of onduidelijke aangifte brengt de belasting van ambtswege met zich volgens de elementen waarover het Gemeentebestuur kan beschikken. 3. Vooraleer over te gaan tot de belasting van ambtswege betekent het Bestuur aan de belastingplichtige, bij ter post aangetekend schrijven, de motieven waarom het tot deze procedure overgaat, de elementen waarop de aanslag gebaseerd is, de wijze waarop deze elementen bepaald worden en het bedrag van de belasting. 4. De belastingplichtige beschikt over een termijn van 30 dagen, te rekenen vanaf de verzendingsdatum van de betekening, om zijn opmerkingen schriftelijk kenbaar te maken. Als de belastingplichtige binnen deze termijn geen enkele opmerking heeft gemaakt zal overgegaan worden tot het van ambtswege inkohieren van de belasting. 5

6 5. De van ambtswege ingekohierde contributies worden verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de verschuldigde of als verschuldigd geachte belasting. Bij herhaling binnen het jaar wordt deze verhoging verdubbeld. Artikel De belastingplichtige kan een bezwaarschrift indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen. Dit dient, op straffe van nietigheid, schriftelijk ingediend te worden en dient, op straffe van verval, ingediend bij ter post aangetekend schrijven of afgegeven aan het loket van de gemeentelijke belastingdienst tegen ontvangstbewijs binnen de zes maand die volgt op de datum van toezending van het waarschuwinguittreksel. Het is gedateerd en ondertekend door de reclamant of zijn afgevaardigde en vermeldt: a) de naam, eigenschap, adres of maatschappelijke zetel van de belastingplichtige ten laste waarvan de belasting is gevestigd; b) het voorwerp van het bezwaarschrift en het voorwerp van de feiten en middelen. 2. De indiening van een bezwaarschrift schort de opeisbaarheid van de belasting en de nalatigheidintresten niet op. Artikel 18. De beambten belast met het toezicht en de beëdigde beambten van de gemeente hebben de bevoegdheid om de overtredingen op het voorliggende reglement vast te stellen. Artikel 19. De huidige belasting zal via een kohier geïnd worden. De vestiging, de inning en de betwisting hieromtrent worden volgens de wet van 24 december 1996 geregeld, zoals gewijzigd door de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen en de wet van 23 maart 1999 betreffende rechterlijke inrichting in fiscale zaken. De vestiging, de inning en de betwisting gebeuren daarenboven volgens de bepalingen van het algemene reglement, vastgesteld door de Gemeenteraad in zitting van 24 juni