ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE MASTEROPLEIDING SOCIOLOGIE

Transcriptie

1 ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE MASTEROPLEIDING SOCIOLOGIE Hoofdstuk 1: ALGEMEEN Artikel 1 Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de masteropleiding Sociologie, verder te noemen: de opleiding. De opleiding wordt verzorgd vanuit het Amsterdams Instituut voor Maatschappijwetenschap (AIM), verder te noemen: het Onderwijsinstituut. 1 Artikel 2 Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (Stb. 1992, 593); b. student: hij of zij die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding; c. propedeuse: de propedeutische fase van de opleiding, als bedoeld in art. 7.8 van de wet; d. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet; e. practicum: een praktische oefening, als bedoeld in art van de wet, in een van de volgende vormen: - het maken van een scriptie - het uitvoeren van een onderzoeksopdracht, dan wel het zelfstandig opzetten en uitvoeren van een onderzoek - het doorlopen van een stage - het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden f. modulehandleiding: het geheel van regels met betrekking tot de deelname en afronding van een module, als bedoeld in artikel 11 van dit reglement. g. blackboard: de digitale leeromgeving, zoals deze gebruikt wordt aan de Universiteit van Amsterdam. h. studieweb: de applicatie op de website van de Universiteit van Amsterdam, met behulp waarvan studenten zich onder meer voor deelname aan modules kunnen inschrijven. i. Urkund: de webapplicatie die door het Onderwijsinstituut wordt gehanteerd ter bestrijding van plagiaat. Artikel 3 Doel van de opleiding 1. Bij de voltooiing van de opleiding dient de student in staat te zijn beroepen uit te oefenen waarvoor een sociologische studie vereist of dienstig is. Daartoe dient de afgestudeerde te beschikken over het volgende aan kennis, inzicht en vaardigheden: a. Kennis hebben van actuele sociologische theorieën en debatten en in staat zijn deze theoretische inzichten op creatieve wijze te verwerken in een wetenschappelijk betoog. b. Theoretische en empirische kennis hebben op een of meer deelterreinen van de sociologie en in staat zijn deze specialistische kennis aan te wenden voor de analyse van vraagstukken en problemen op deze terreinen. c. Kennis hebben van theoretische en empirische inzichten uit een zelf te kiezen vakgebied buiten de sociologie. d. Kennis hebben van enige geavanceerde methoden en technieken van sociaal-wetenschappelijk onderzoek en inzicht hebben in hun analytische mogelijkheden en beperkingen. e. In staat zijn op basis van theoretische en methodologische kennis en inzichten zelfstandig wetenschappelijk sociologisch onderzoek op te zetten, uit te voeren en daarover op verantwoorde wijze verslag uit te brengen. f. In staat zijn sociologische inzichten en kennis en inzichten uit een andere sociale wetenschap met elkaar te verbinden. 1 De Engelse benaming luidt: Amsterdam Institute for Social Science Education (AISE)

2 g. In staat zijn aspecten van algemene en specialisatie-specifieke theoretische inzichten te gebruiken om een maatschappelijk of organisatievraagstuk te verduidelijken en beleid op dat gebied te ontwikkelen. h. Beschikken over de praktische vaardigheden om zelfstandig theoretische en empirische bronnen op te sporen, op hun bruikbaarheid voor eigen onderzoek te beoordelen, in eigen woorden weer te geven, te combineren en vergelijken en van kritisch commentaar te voorzien. 2. Bij voltooiing van het aanvullend programma als bedoeld in art 24 lid 3 dient de student te beschikken over het volgende aan kennis, inzicht en vaardigheden: a. Kennis hebben van belangrijke sociologische theorieën en in staat zijn deze toe te passen in: i. de opzet van empirisch onderzoek en de interpretatie van onderzoeksresultaten; ii. de ontwikkeling van beleid met betrekking tot maatschappelijke en organisatieproblemen; iii. de verheldering van maatschappelijke en organisatievraagstukken. b. Kennis hebben van sociaal-wetenschappelijke theorieën die in de gekozen specialisatie van belang zijn. c. Overzicht hebben van de ontwikkeling van het sociologisch denken vanaf de twintigste eeuw aan de hand van de voornaamste sociologen en sociologische stromingen. d. Kennis hebben van de instituties en organisaties in het veld van de gekozen specialisatie en van de wijze waarop die gevormd worden, functioneren en inwerken op het denken en handelen van mensen. e. Overzicht hebben van de methodologische problemen en keuzen bij de opzet en uitvoering van empirisch sociaal-wetenschappelijk onderzoek en inzicht hebben in de wijze waarop het ontwerp van een onderzoek het verloop van dat onderzoek structureert. f. In staat zijn een eenvoudig sociaal-wetenschappelijk onderzoek op te zetten, uit te voeren en daarover te rapporteren. g. Kennis hebben van ethische dilemma s die zich in de praktijk van onderzoek kunnen voordoen en in staat zijn daarin keuzen te maken, een eigen standpunt over in te nemen en te verdedigen en er in de onderzoekspraktijk naar te handelen. h. In staat zijn onderzoeksgegevens te verzamelen, ordenen, analyseren en generaliseren. i. Kennis hebben van een elementair begrippenapparaat om beleidsproblemen en beleidsprocessen te analyseren. j. Inzicht hebben in de maatschappelijke betekenis van beleid. k. In staat zijn een bepaald maatschappelijk of organisatievraagstuk, alsmede het beleid dat daaromtrent ontwikkeld is, vanuit een sociologische optiek te analyseren, daarover een gefundeerd, kritisch en onafhankelijk oordeel te vormen en op basis daarvan aanbevelingen te doen. l. Beschikken over de praktische vaardigheden om zelfstandig theoretische of empirische bronnen op te sporen, op hun bruikbaarheid voor eigen analyses te beoordelen, in eigen woorden weer te geven en van kritisch commentaar te voorzien. m. In staat zijn helder en nauwkeurig (a) schriftelijk en (b) mondeling te rapporteren over sociologische analyses die men zelf heeft uitgevoerd of die door anderen gemaakt zijn. n. In staat zijn ten behoeve van onderzoek met anderen samen te werken. Artikel 4 Voltijdse en deeltijdse inrichting De opleiding wordt in voltijdse en deeltijdse inrichting aangeboden. Artikel 5 Het examen van de opleiding De opleiding kent een studielast van 60 studiepunten (stp.), waaraan een afsluitend examen is verbonden. Artikel 6 Inschrijving voor onderwijs 1. Studenten dienen zich voor de modules die zij wensen te volgen in te schrijven via het Studieweb in daarvoor door het Onderwijsinstituut aangewezen periodes. 2. Na sluiting van de inschrijving via het Studieweb is inschrijving voor het onderwijs niet meer mogelijk. Het in dit lid bepaalde is niet van toepassing op het onderwijs dat voor de opleiding nieuw ingeschreven studenten volgen in het semester direct volgend op hun eerste inschrijving. 3. Studenten kunnen zich voor maximaal 30 studiepunten per semester inschrijven. Alleen wanneer toestemming is verkregen van de opleidingscoördinator/studieadviseur kan het aantal worden uitgebreid

3 Het bepaalde in lid 1. en 2. van dit artikel is ook van toepassing op de in dit lid bedoelde extra inschrijvingen. 4. Voor studenten die reeds aan een begeleidingsgroep bij een hoorcollege hebben deelgenomen, maar deze niet met voldoende resultaat hebben afgerond, wordt een afzonderlijke voorziening getroffen.. 5. Onverlet overige, in de modulehandleiding opgenomen, aan- en afwezigheidsregels, dienen ingeschreven studenten aanwezig te zijn bij het eerste college. Bij verhindering dient van tevoren met de docent contact te worden opgenomen. Studenten die hieraan niet voldoen worden van deelname uitgesloten. Het in dit lid bepaalde is niet van toepassing op hoorcolleges. Artikel 7 De taal 1. Het onderwijs wordt gegeven en de tentamens/examens worden afgenomen in het Nederlands. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan het Onderwijsinstituut besluiten modules in een andere taal dan het Nederlands in het onderwijsaanbod op te nemen en te doen tentamineren, indien de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs daartoe noodzaakt. 3. Op een besluit als bedoeld in lid 2 is van toepassing de gedragscode vreemde talen UvA, zoals vastgesteld door het College van Bestuur bij besluit van 7 september Hoofdstuk 2: DE OPLEIDING Artikel 8 Samenstelling 1. De opleiding omvat de volgende onderwijseenheden met de daarbij vermelde studielast: 1. Sociologische theorie - master 10 stp. 2. Sociologische methoden - master 10 stp. 3. Specialisatiemodule - master 10 stp. 4. Debatten in de sociologie 10 stp. 5. Masterscriptie 20 stp. Artikel 9 Volgorde 1. Voor de deelname aan hoorcolleges worden geen ingangseisen gesteld, anders dan de door de wet bepaalde. 2. Voor deelname aan het onderwijs en de tentamens van de in artikel 8 opgenomen onderwijseenheden gelden de volgende voorwaarden c.q. ingangseisen: Onderwijseenheid Ingangseisen Debatten in de sociologie Sociologische theorie master Sociologische methoden master Masterscriptie De scriptie kan niet worden afgerond dan nadat de de onderwijseenheden Sociologische theorie- master en Sociologische methoden master zijn afgrond 3. Een student kan in verband met bijzondere omstandigheden (ziekte, sterfgevallen) de examencommissie verzoeken af te mogen wijken van het in lid 2. bepaalde. Alvorens een beslissing te nemen vraagt de examencommissie advies aan de studieadviseur. In het verzoek dient de student de bijzondere omstandigheid, waarop het verzoek gebaseerd is, aan te tonen. 4. Deelname aan onderwijseenheden, waarbij vaardigheden, methoden of technieken worden geoefend met het oog op de toetsing van dat onderdeel of op de toelating tot het afleggen van desbetreffende tentamens kan verplicht gesteld worden. Artikel 10 Overgangsregeling 1. In onderstaande tabel staat aangegeven welke onderwijseenheden uit voorgaande onderwijs- en examenregelingen in de plaats kunnen treden van de in art. 8 genoemde onderwijseenheden: - 3 -

4 Onderwijseenheid oud stp. Onderwijseenheid nieuw stp. Sociologisch theorie III 10 Sociologische theorie master 10 Keuzemodule-master 10 Debatten in de sociologie of Specialisatiemodule - master De examencommissie kan afwijken van het in lid 1 van dit artikel gestelde wanneer daartoe door de student een gemotiveerd verzoek wordt ingediend. 3. Het bepaalde in art. 13 lid 3 is ook op de in dit artikel opgenomen overgangsregeling van toepassing. Artikel 11 Modulehandleiding 1. Voor iedere module wordt voor de aanvang van de inschrijvingsperiode een modulehandleiding opgesteld, waarin in elk geval de volgende onderdelen staan opgenomen: a. De voor de module geldende ingangsvoorwaarde(n) als bedoeld in artikel 9 lid 2 van dit reglement. b. Regels met betrekking tot de deelname aan het onderwijs en afwezigheid, daaronder begrepen de verplichting tot deelname als bedoeld in art. 9 lid 5. c. De wijze van tentaminering, daar onder begrepen de daar bij geldende data en/of termijnen. d. Indien de tentaminering bestaat uit diverse componenten: de wijze waarop het eindresultaat tot stand komt, inclusief het gewicht van de onderdelen, en de geldigheidsduur van voldoende afgeronde deelresultaten, gelet op art. 15 lid 2. e. De wijze waarop voorzien is in herkansingsgelegenheden voor onvoldoende resultaten, gelet op art. 15 lid 1. f. De regeling als bedoeld in art. 6 lid 4. g. Bij schriftelijke tentamens: de regeling als bedoeld in art. 14 lid 5. h. Bij schriftelijke tentamens: de regeling als bedoeld in art. 19 lid 2. i. De wijze waarop schriftelijke werkstukken moeten worden ingeleverd, mede met het oog op de controle op plagiaat via Urkund. 2. De modulebeschrijving in de (elektronische) studiegids maakt deel uit van de modulehandleiding. Eventuele aanvullingen en correcties daarop worden in de modulehandleiding opgenomen, inclusief een heldere, inhoudelijke beschrijving en een literatuurlijst. 3. De modulehandleiding behoeft de goedkeuring van de onderwijsdirecteur, voor zover het de onderdelen betreft genoemd in lid 1 van dit artikel. De docent brengt daartoe de modulehandleiding uiterlijk twee weken voor de start van de inschrijving van de module ter kennis van de onderwijsdirecteur. Tenzij de onderwijsdirecteur binnen één week na ontvangst anders heeft laten weten wordt de goedkeuring geacht te zijn gegeven 4. De docent draagt zorg voor plaatsing van de goedgekeurde modulehandleiding op de blackboardcourse van de module uiterlijk twee weken voor de start van de inschrijvingsperiode. Hoofdstuk 3: HET TENTAMEN Artikel 12 Tentamenreglement Regels met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens de tentamens en met betrekking tot de in dat verband te nemen maatregelen worden vastgelegd in een tentamenreglement. Het tentamenreglement wordt vastgesteld door de examencommissie en gepubliceerd op de website van het Onderwijsinstituut. Artikel 13 Geldigheidsduur 1. De geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde tentamens bedraagt drie jaar. 2. Voor de geldigheid van deelresultaten geldt hetgeen ter zake in art. 15 lid 2 is bepaald. 3. Voor behaalde tentamens die geen deel meer uitmaken van de exameneisen, en waarvoor geen, in deze regeling opgenomen, overgangsregeling is getroffen, bepaalt de examencommissie of, en in welke mate, de behaalde tentamens vrijstelling verlenen van onderdelen van de thans geldende exameneisen

5 Artikel 14 Vorm 1. De onderwijseenheden genoemd in art. 8 worden door middel van schriftelijke tentamens en/of door middel van werkstukken en/of papers afgerond. In de modulehandleiding kan aangegeven worden dat speciale verrichtingen, zoals presentaties of referaten en/of de participatie tijdens colleges, deel uitmaken van de beoordeling. 2. Voor de inhoudelijke eisen die gesteld worden aan de afronding, geldt het ter zake in de handleiding van de betreffende onderwijseenheid bepaalde. De tentaminator draagt daarbij zorg voor een integrale toetsing van de onderwijseenheid, inclusief de literatuur. 3. Collegestof maakt deel uit van het tentamen van een onderwijseenheid, tenzij in de handleiding van het betreffend onderdeel anderszins staat aangegeven. 4. De afronding van onderwijseenheden kan niet uitsluitend door toetsing in de vorm van multiplechoicevragen plaatsvinden. 5. Voordat een schriftelijk tentamen wordt afgenomen stelt de tentaminator de studenten in de gelegenheid vragen over de stof te stellen (het zgn. responsiecollege). In de modulehandleiding wordt aangegeven op welke wijze hieraan invulling is gegeven. 6. Eisen te stellen aan stages en scripties worden in afzonderlijke handleidingen vastgelegd. Deze handleidingen worden door de examencommissie vastgesteld, gehoord de opleidingscommissie. 7. Aan lichamelijk of zintuiglijk gehandicapte studenten wordt op verzoek de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. Dit verzoek dient tijdig te worden gedaan. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen over de wijze waarop bedoelde tentamens dienen te worden afgelegd. Artikel 15 Tijdvak en frequentie 1. De student moet de gelegenheid worden geboden om te voldoen aan alle eisen van het mondeling of schriftelijk tentamen voor het einde van het semester. Daarnaast wordt een tweede gelegenheid geboden voor de aanvang van het volgende studiejaar. Voor de tentamens van onderwijseenheden gedoceerd in het eerste semester wordt deze gelegenheid geboden in het derde blok van het tweede semester. Voor de onderwijseenheden van het tweede semester wordt de tweede gelegenheid geboden in een periode van twee weken voorafgaand aan de start van het volgende studiejaar. 2. Voor de afronding van praktische oefeningen, als bedoeld in art. 2 lid e, alsmede voor de modules die (mede) op een andere wijze dan via een schriftelijk tentamen worden afgesloten, geldt hetgeen ter zake in de handleiding voor de betreffende oefening of module is bepaald. Onderdeel van het bepaalde dient een termijn te zijn waarbinnen werkstukken, papers e.d. ingeleverd dienen te zijn en de geldigheidstermijn van deelresultaten. Tenzij in de modulehandleiding anders wordt bepaald, blijven deelresultaten geldig tot de aanvang van het volgende studiejaar. Een in de modulehandleiding opgenomen termijn kan niet langer duren dan tot het einde van het volgende studiejaar. 3. Als een student door overmacht verhinderd is om tentamen te doen, kan de student de examencommissie verzoeken het tentamen op een ander tijdstip te mogen afleggen. In dit verzoek dient de student de overmachtsituatie aan te tonen. Alvorens een beslissing te nemen vraagt de examencommissie advies aan de studieadviseur. Artikel 16 Mondelinge tentamens 1. Mondelinge tentamens worden niet anders dan bij wijze van uitzondering afgenomen, na toestemming van de examencommissie. 2. Een verzoek tot mondelinge tentaminering kan zowel door de kandidaat als door de tentaminator worden gedaan. Artikel 17 Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 1. De examinator stelt de beoordeling van een schriftelijk tentamen vast en verschaft de administratie van het Onderwijsinstituut de nodige gegevens, volgens door het Onderwijsinstituut te stellen nadere regels. Het Onderwijsinstituut draagt er zorg voor dat de student uiterlijk 20 werkdagen na de tentamendatum kennis kan nemen van de beoordeling. De onderwijsdirecteur kan, met het oog op de naleving van de ingangseisen, bepalen dat beoordelingen binnen een kortere termijn beschikbaar dienen te zijn

6 2. De examinator stelt uiterlijk binnen vijf werkdagen na het afnemen van een mondeling tentamen de beoordeling vast en deelt deze de student en de administratie mede, volgens door het Onderwijsinstituut te stellen nadere regels. 3. Ten aanzien van een op een andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een verklaring omtrent de beoordeling zal ontvangen. De vast te stellen termijn bedraagt maximaal 20 werkdagen. Deze termijn geldt ook indien de commissie geen andere termijn heeft vastgesteld. 4. In bijzondere gevallen kan de examencommissie bepalen dat van de in lid 1 en 3 genoemde termijn kan worden afgeweken. 5. Van alle beoordelingen ontvangt de student persoonlijk bericht via . In dit bericht wordt de student gewezen op de beroepsmogelijkheid bij het College van Beroep voor de examens. Via de tekst van de studiegids worden de studenten gewezen op de mogelijkheid om, voorafgaand aan de formele beroepsmogelijkheid, al dan niet via de studieadviseur, de bemiddeling van de examencommissie in te roepen. 6. Een gewaarmerkt overzicht van een tentamenuitslag of een gewaarmerkt totaaloverzicht van tentamenuitslagen, bijvoorbeeld ten behoeve van studie in het buitenland, kan de student bij de onderwijsbalie verkrijgen. Artikel 18 - Beoordeling 1. Er worden twee systemen gehanteerd om beoordelingen weer te geven: a. de cijferreeks 1,0 (het laagste) t/m 10,0 (het hoogste). b. de beoordeling 'aan verplichtingen voldaan' ('avv') of 'niet aan verplichtingen voldaan' ('nav') Het systeem ad b. wordt alleen gehanteerd indien het onderdeel zich naar het oordeel van de tentaminator niet leent voor een cijfermatige beoordeling. 2. De student is geslaagd bij de beoordelingen 5,5 en hoger, dan wel 'aan verplichtingen voldaan'. De student is gezakt bij de beoordelingen 5,4 en lager, dan wel 'niet aan verplichtingen voldaan'. 3. De uitslagen 5,1 t/m 5,4 worden afgerond op 5; de uitslagen 5,5 t/m 5,9 worden afgerond op 6 zolang er gebruik wordt gemaakt van het concernsysteem ISIS.. 4. Studenten die ingeschreven staan voor het onderwijs en niet deelnemen aan de afronding krijgen de beoordeling 'niet aan verplichtingen voldaan' ('nav'). 5. Naaste familieleden van de student, of andere personen die in zodanige relatie tot de student staan dat van hen geen oordeel behoort te worden gevergd, komen niet in aanmerking voor de functie van beoordelend docent of scriptiebegeleider. 6. De in lid 2 opgenomen zak/slaaggrens geldt voor alle uitslagen gedateerd op 1 september 2006 of later. Deze verandering wijzigt niet de zak/slaagstatus van resultaten gedateerd voor 1 september Artikel 19 - Fraude en Plagiaat 1. De masterscriptie wordt elektronisch gecontroleerd op fraude en plagiaat. Studenten moeten hun scriptie in digitale vorm aanleveren bij het onderwijssecretariaat. Zonder beschikbaarheid over een digitale versie van de scriptie zal er geen cijfer voor de scriptie worden geregistreerd. 2. Alle overige schriftelijke opdrachten en/of werkstukken kunnen (elektronisch) gecontroleerd worden op fraude en plagiaat. Studenten zijn verplicht hieraan mee te werken. Op verzoek moeten studenten hun schriftelijke opdrachten en/of werkstukken in digitale vorm beschikbaar stellen, ook voor reeds behaalde modules. Als een student geen digitale versie(s) ter beschikking kan stellen, zal de reeds ingeleverde opdracht en/of het reeds ingeleverde werkstuk als ongeldig worden verklaard. Reeds geregistreerde cijfers zullen worden verwijderd. 3. Voor alle overige regelingen en procedures met betrekking tot fraude en plagiaat geldt hetgeen is bepaald in de UvA-regeling fraude en plagiaat, te vinden in het Studentenhandboek. De regeling is tevens verkrijgbaar bij het onderwijssecretariaat. Artikel 20 Inzagerecht 1. Gedurende dertig dagen na de bekendmaking van de beoordeling van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Tevens wordt hem op zijn verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van dat werk

7 2. In de modulehandleiding geeft de docent aan wat van de student op het tentamen wordt verwacht en welke criteria bij de beoordeling worden gehanteerd. Ook wordt aangegeven op welke wijze studenten inzage kunnen krijgen in het gemaakte werk. 3. Op verzoek wordt elke belangstellende gedurende de in lid 1 bedoelde termijn in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. Tegen kostprijs wordt hem op zijn verzoek een kopie van vragen, opdrachten en beoordelingsnormen verschaft. Hoofdstuk 4: HET EXAMEN Artikel 21 - Tijdvakken en frequentie Tot het afleggen van de examens wordt ten minste zesmaal per jaar gelegenheid geboden. Artikel 22 Uitslag De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast. Artikel 23 Diploma 1. Ten bewijze van het halen van het examen wordt door de examencommissie een diploma uitgereikt. 2. Op een van dit diploma deel uitmakende bijlage worden de onderdelen van het examen met de daarbij behorende uitslagen en studielast vermeld. Artikel 24 Predikaat Cum laude 1. De examencommissie kan bij het masterexamen het predikaat cum laude (with honours) toekennen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: a. het gewogen gemiddelde judicium van alle examenonderdelen is hoger dan 8.0; b. het judicium voor de masterscriptie (of onderzoekproject/research project, als het om een geïntegreerd project gaat) is tenminste een 8.0; c. geen examenonderdeel heeft een judicium lager dan 7.0 d. Resulaten die niet met een cijfer zijn gehonoreerd, worden niet in de berekening van het gewogen gemiddelde judicium opgenomen; 2. Er volgt geen automatische toekenning. De examencommissie houdt rekening met cijferopbouw en studievoortgang bij de bepaling van de toekenning, waarbij als richtsnoer geldt dat de examinandus hooguit twee keer zo lang over zijn studie heeft gedaan als de nominale studieduur. 3. De examencommissie kan in zeer uitzonderlijke gevallen het predikaat cum laude toekennen ook indien niet aan alle bovenstaande voorwaarden is voldaan. Hoofdstuk 5: VRIJSTELLINGEN Artikel 25 - Vrijstelling van tentamens De examencommissie kan op verzoek van de student vrijstelling verlenen van een of meer van de in artikel 8 genoemde onderwijseenheden, indien de desbetreffende student: a. een tentamen heeft behaald van een qua inhoud en studielast overeenkomstig onderdeel. b. het tentamen heeft behaald van een vak van een bijzondere leerstoel (mede) gevestigd in de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen. Hoofdstuk 6: TOELATING Artikel 26 Toelating 1. Tot de opleiding geeft toelating het getuigschrift Bachelor Sociologie van de Universiteit van Amsterdam

8 2. Met inachtneming van het bepaalde in lid 3 van dit artikel komen voor toelating tevens in aanmerking bezitters van getuigschriften van opleidingen die naar het oordeel van de examencommissie wat betreft de eindtermen overeenkomen met de in lid 1 van dit artikel genoemde opleiding. Daartoe worden in ieder geval de volgende opleidingen gerekend: - alle bachelors sociologie; - bachelor Culturele antropologie en Sociologie der Niet-Westerse samenlevingen, mits er binnen die bachelor een minor van 30 stp. sociologie gevolgd is; - bachelor Gedrag & Samenleving van de Universiteit van Amsterdam, mits er binnen die bachelor een minor van 30 stp. sociologie gevolgd is. - bachelor Bèta-gamma met major sociologie van de Universiteit van Amsterdam. 3. Voldoet een verzoeker om toelating naar het oordeel van de examencommissie niet aan de gestelde eisen, maar kan hij daar redelijkerwijs binnen een redelijke termijn wel aan voldoen dan wordt hij in staat gesteld door middel van een aanvullend programma aan die eisen te voldoen. De maximale omvang van dit aanvullend programma bedraagt 60 stp. 4. Voor bezitters van in een nadere, door de examencommissie vast te stellen, regeling aan te duiden bachelor getuigschriften uit het hoger beroepsonderwijs, bestaat de voorbereiding op de opleiding uit de volgende onderwijseenheden: a. Basismodule specialisatie 10 stp. b. Sociologische theorie 2A - premaster 5 stp. c. Sociologie van het beleid - premaster 5 stp. d. Methodologie van onderzoek premaster 5 stp. e. Kwantitatieve data-analyse 1 5 stp. f. Verdiepingsmodule specialisatie 10 stp. g. Sociologische theorie 2B 10 stp. h. Gegevensverzameling 5 stp. i. Kwantitatieve data-analyse 2 of Kwalitatieve data-analyse 5 stp. 5. Indien er voor de toelatingen als bedoeld in lid 2, 3 en 4 van dit artikel een maximum aantal is vastgesteld, wordt de toelatingsverklaring verstrekt onder voorbehoud van plaatsing. Plaatsing geschiedt door middel van loting. Hoofdstuk 7: STUDIEVOORTGANG EN STUDIEBEGELEIDING Artikel 27 Studievoortgang 1. De studievoortgang van de studenten wordt geregistreerd in het administratiesysteem ISIS-S&S. 2. De onderwijsadministratie van de opleiding verschaft de student op zijn verzoek een overzicht van de afgelegde tentamens. Dit overzicht wordt gratis verstrekt. 3. Elke student ontvangt aan het einde van het studiejaar een studievoortgangsoverzicht vergezeld van een uitnodiging de studievoortgang te komen bespreken. Artikel 28 Studiebegeleiding 1. Het Onderwijsinstituut draagt zorg voor studiebegeleiding van de studenten, die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding. 2. Tot de in het vorige lid bedoelde zorg behoort in ieder geval de aanwezigheid van een opleidingscoördinator en/of studieadviseur, waarvan de laatstgenoemde minstens eenmaal per week spreekuur houdt ten behoeve van studenten. 3. Alle onderwijsgevenden houden eenmaal per week spreekuur. De spreekuurtijden worden in de studiegids en op internet vermeld. Hoofdstuk 8: SLOT- EN INVOERINGSBEPALING Artikel 29 Wijziging 1. Wijzigingen van deze regeling worden door de decaan van de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen bij afzonderlijk besluit vastgesteld

9 2. Geen wijzigingen vinden plaats die van toepassing zijn op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3. Wijzigingen kunnen voorts niet ten nadele van de studenten van invloed zijn op: - de goedkeuring, die krachtens art. 8 is verkregen; - enige andere beslissing, welke krachtens deze regeling door de examencommissie is genomen ten aanzien van een student. Artikel 30 Bekendmaking Deze regeling wordt gepubliceerd op de website van het Onderwijsinstituut en is verkrijgbaar bij de onderwijsbalie. Via de tekst van de studiegids worden de studenten op deze regeling en de verkrijgbaarheid daarvan gewezen. Artikel 31 Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september Aldus vastgesteld door de Decaan van de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen

10 BIJLAGE: Toelatingsreglement MA-opleidingen AIM als bedoeld in art WHW 1. Toepasselijkheid Dit reglement is van toepassing op de toelatingen, als bedoeld in de artikelen 7.30a., derde lid (de nietdirecte toelating tot aansluitmasters) en 7.30b., eerste lid WHW (de toelating tot niet-aansluitmasters), tot masteropleidingen van het Amsterdams Instituut voor Maatschappijwetenschap. Dit reglement is niet van toepassing op de inschrijving voor de masteropleiding als bedoeld in art. 7.30a, eerste lid WHW (de zgn. doorstroommaster ). 2. Wijze van aanmelden. Kandidaten richten hun verzoek tot toelating aan de examencommissie van de opleiding, t.a.v. de coördinator van de opleiding. Het verzoek tot toelating dient vergezeld te gaan van: a) gewaarmerkte kopieën van alle relevante getuigschriften en cijferlijsten b) een gemotiveerd studieplan voor de te volgen opleiding 3. Termijn Verzoeken dienen te worden ingediend voor 15 juli voorafgaand aan de start van het betreffende studiejaar. Daarna worden aanvragen alleen in behandeling genomen als de in behandeling name er toe kan leiden dat de student binnen twee weken na aanvang van het studiejaar de studie daadwerkelijk kan aanvangen. Is deze zekerheid er niet dan wordt de aanvraag niet in behandeling genomen. Indien het mogelijk is de opleiding aan te vangen met ingang van het tweede semester dienen verzoeken daarvoor voor 1 december te worden ingediend. 4. Toelating De examencommissie beoordeelt of de kandidaat kan worden toegelaten, wordt afgewezen, of voorwaardelijk wordt toegelaten. Kandidaten die toegelaten kunnen worden ontvangen eerst een bewijs van toelating als bedoeld in lid 5, als duidelijk is dat geen capaciteitsbeperkende maatregelen voor het jaar waarvoor toelating wordt gevraagd worden genomen, c.q. indien dat wel het geval is, als de kandidaat is ingeloot. Een voorwaardelijke toelating houdt in dat de kandidaat alvorens te worden toegelaten een schakelprogramma dient te volgen, zoals bedoeld in art. 24 lid 3 van de opleidings- en examenregeling. Dit programma heeft een maximale studielast van 60 studiepunten. De examencommissie bepaalt daarbij of het gehele programma, dan wel nader te noemen onderdelen daarvan, dienen te worden gevolgd. Na voltooiing van het voorgeschreven schakelprogramma wordt de kandidaat toegelaten, onder voorbehoud van plaatsing indien capaciteitsbeperkende maatregelen van kracht zijn of worden voor het jaar waarvoor toelating wordt gevraagd. 5. Berichtgeving Van de beslissing van de examencommissie ontvangt de kandidaat binnen zes weken na ontvangst van het verzoek schriftelijk bericht. In geval van een toelating ontvangt de kandidaat een toelatingsbeschikking, zoals in bijlage opgenomen, als duidelijk is dat geen capaciteitsbeperkende maatregelen zijn of worden ingesteld voor het studiejaar waarvoor toelating wordt gevraagd. Zijn of worden deze maatregelen wel ingesteld dan ontvangt de kandidaat per brief bericht dat hij is toegelaten onder voorbehoud van plaatsing. Nadat de lotingsprocedure heeft plaats gevonden ontvangen de geplaatste kandidaten een toelatingsbeschikking. Het studiejaar waarvoor toelating wordt verleend wordt in de beschikking opgenomen. In geval van een voorwaardelijke toelating ontvangt de kandidaat daarvan bericht per brief, waarin de inhoud van het door de kandidaat te volgen schakelprogramma staat opgenomen. In geval van een afwijzing ontvangt de kandidaat daarvan bericht per brief, waarin de afwijzing wordt gemotiveerd. In de hiervoor genoemde brieven wordt de kandidaat gewezen op de beroepsmogelijkheid en de daarbij geldende termijn, zoals opgenomen in art. 7 van dit reglement. 6. Capaciteitsbeperking Indien voor de masteropleiding een capaciteitsbeperking is ingesteld vindt ongewogen loting plaats onder de voor 1 augustus toegelaten kandidaten

11 Ingelote kandidaten ontvangen schriftelijk bericht van plaatsing in de vorm van een toelatingsbeschikking. Uitgelote kandidaten ontvangen daarvan een schriftelijk en gemotiveerd bericht, onder vermelding van de beroepsmogelijkheid en de daarbij geldende termijn. Uiterlijk 1 april dient bekend gemaakt te worden of er voor de opleiding een capaciteitsbeperking wordt ingesteld. 7. Beroep en beroepstermijn Tegen beslissingen die door de examencommissie in het kader van deze regeling worden genomen kan beroep worden ingesteld bij het college van beroep voor de examens. De beroepstermijn bedraagt vier weken. 8. Bekendmaking. Dit reglement wordt als bijlage opgenomen bij de opleidings- en examenregeling van de opleiding