Onderwijs- en examenregeling Bacheloropleiding Politicologie

Transcriptie

1 1 Onderwijs- en examenregeling Bacheloropleiding Politicologie Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1.1 toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de bacheloropleiding Politicologie, hierna te noemen: de opleiding. De opleiding wordt verzorgd binnen het Amsterdams Instituut voor Maatschappijwetenschap (AIM), hierna te noemen: het onderwijsinstituut, van de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen, hierna te noemen: de faculteit. Artikel 1.2 begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; b. de universiteit: de Universiteit van Amsterdam c. student: hij die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van tentamens en examens van de opleiding; d. postpropedeutische fase: tweede en derde bachelorjaar. e. examen: het bachelorexamen van de opleiding; f. programma het totaal en de samenhang van de onderdelen, de onderwijsvormen, de contacturen, de toets- en tentamenvormen, de voorgeschreven literatuur; g. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding in de zin van de wet; h. praktische oefening: het deelnemen aan een practicum of andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde (academische) vaardigheden. Voorbeelden van een praktische oefening: o het maken van een scriptie o het uitvoeren van een onderzoekopdracht, o het deelnemen aan veldwerk of een excursie o het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit die gericht is op het verwerven van bepaalde vaardigheden of o het doorlopen van een stage; i. portfolio: de verzameling onderwijsproducten (schriftelijk en/of elektronisch) met betrekking tot de prestaties van de student binnen de door hem gekozen opleiding; j. werkcollege: college waarbij een probleem- of casusgerichte behandeling van de stof voorop staat; k. scriptie: een onderdeel dat bestaat uit literatuuronderzoek en/of een bijdrage aan wetenschappelijk onderzoek, in alle gevallen leidend tot een schriftelijk verslag daarover; l. tentamen: onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student betreffende een onderdeel. De beoordeling wordt uitgedrukt in een eindcijfer. Een tentamen kan in gedeeltes worden afgenomen met behulp van één of meer deeltentamens. Een hertentamen bestrijkt altijd dezelfde materie als het tentamen; m. studielast: de studielast van de onderwijseenheid waarop een tentamen betrekking heeft, uitgedrukt in studiepunten = EC (European Credits). De studielast van 1 jaar (1680 uur) is 60 studiepunten/ec; n. studiepunt: een EC studiepunt met een studielast van 28 uren studie; o. fraude en plagiaat: het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt; p. studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daarop volgende kalenderjaar; q. opleidingsstatuut: het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut conform artikel 7.59 van de wet. Het opleidingsstatuut wordt bijna altijd verwerkt in de studiegids. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent.

2 2 Hoofdstuk 2 Toelating tot de opleiding Artikel 2.1 Vooropleidingseisen 1. Een persoon wordt tot de opleiding toegelaten indien deze in het bezit is van een Vwo-diploma bedoeld in artikel 7.24 van de wet, dan wel indien deze op grond van de wet hiervan is vrijgesteld. 2. Bezitters van een buitenlands diploma voldoen aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal nadat het staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT2), programma II, met goed gevolg is afgelegd, dan wel door het verkrijgen van een vrijstelling voor het afleggen van dit examen. Artikel 2.2 Nadere Vooropleidingseisen 1. Bezitters van vwo-diploma s oude stijl worden geacht een deficiëntie voor de vakken Wiskunde a en Wiskunde b te hebben weggewerkt als de onderzoeksmethodische onderdelen van de propedeuse met succes zijn afgerond. 2. Bij het toelatingsonderzoek, als bedoeld in art van de wet, worden de volgende eisen gesteld: a. Engels: de vaardigheid op vwo-eindexamen niveau om een Engelse tekst in goed Nederlands te vertalen. b. Geschiedenis: kennis van de geschiedenis op het niveau van het gemeenschappelijk deel van de tweede fase vwo. c. Wiskunde: kennis van het vwo-basisprogramma wiskunde zoals dat in alle vwo-profielen voorkomt. Hoofdstuk 3 Inhoud en inrichting van de opleiding Artikel 3.1 Doel van de opleiding en eindtermen 1. Bij de voltooiing van de opleiding dient de student: a. Kennis te hebben van de inrichting en werking van nationale, inter - en transnationale politiekbestuurlijke systemen en processen, en van normatieve theorie. b. Kennis te hebben over de relevantie van andere disciplines (i.h.b. recht, economie, geschiedenis, sociologie en filosofie) voor de wetenschap der politiek. c. Inzicht te hebben in aard en locus van politiek in de hedendaagse samenleving d. Het vermogen te hebben tot het vergaren van informatie over politieke verschijnselen, het kritisch belichten van die verschijnselen aan de hand van concepten uit voornoemde kennisvoorraden en het met behulp daarvan handelingsgericht kunnen bewerken van zulke verschijnselen in teams. Daartoe dient de afgestudeerde te beschikken over de volgende kennis en vaardigheden: a. Een algemeen inzicht hebben in de belangrijkste theoretische stromingen en benaderingen in de politicologie. b. Een empirische en theoretische kennis hebben van een van de deelgebieden van de politicologie. c. Een globaal inzicht hebben in tenminste één andere sociale wetenschap of in een aansluitende universitaire discipline. d. Een breed overzicht hebben van methoden van empirisch politicologisch onderzoek en van hun mogelijkheden en grenzen. e. In staat zijn om, aan de hand van theoretische kennis, actuele maatschappelijke en politieke verschijnselen te analyseren en te interpreteren; alsmede de navolgende praktische vaardigheden: a. Het kunnen lezen en mondeling en schriftelijk samenvatten van theoretische en empirische wetenschappelijke teksten, b. Het kunnen formuleren van een probleemstelling, c. In staat zijn om de bestanden te gebruiken van de voor de studie relevante bibliotheken en andere relevante informatiebronnen, d. In staat zijn om mondeling kennis over te dragen, met name via het houden van heldere voordrachten,

3 e. In staat zijn om schriftelijk kennis over te dragen, met name via het opstellen van goed leesbare rapporten, f. In staat zijn om actief en met goede argumenten, zowel mondeling als schriftelijk, te participeren in wetenschappelijke en politiek/maatschappelijke discussies, g. Het kunnen formuleren van een onderzoeksvraag, h. In staat zijn te formuleren en te verantwoorden, in hoeverre en waarom de in een onderzoek gevonden data een antwoord leveren op de onderzoeksvraag, i. In staat zijn de gevonden data te verwerken in een heldere en goed leesbare rapportage. 2. Aan het einde van de propedeutische fase van de opleiding dient de student over voldoende kennis, inzicht en vaardigheden te beschikken om zinvol te kunnen deelnemen aan de verdere opleiding. Hiertoe moet hij beschikken over de volgende kennis en vaardigheden: a. Een globale empirische en theoretische kennis hebben van de belangrijkste politieke verschijnselen op het terrein van de deelgebieden van de politicologie, b. Beschikken over basiskennis van politicologische theorieën en de belangrijkste politiektheoretische stromingen en hun historische ontwikkeling en wisselwerking met maatschappelijke processen en in staat zijn deze theorieën en stromingen op hoofdpunten met elkaar te vergelijken, c. Basiskennis bezitten over de hoofdlijnen van de Nederlandse en Europese politieke en sociale geschiedenis van de periode 1800 tot heden. d. Beschikken over basiskennis van methoden van empirisch politicologisch onderzoek. Artikel 3.2 Vorm van de opleiding De opleiding wordt in voltijdse en deeltijdse inrichting aangeboden. Artikel 3.3 Taal waarin de opleiding wordt verzorgd 1. Het onderwijs wordt gegeven en de tentamens/examens worden afgenomen in het Nederlands. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan het Onderwijsinstituut besluiten modulen in een andere taal dan het Nederlands in het onderwijsaanbod op te nemen en te doen tentamineren, indien de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs daartoe noodzaakt. 3. Op een besluit als bedoeld in lid 2 is van toepassing de gedragscode vreemde talen UvA, zoals vastgesteld door het College van Bestuur bij besluit van 7 september Artikel 3.4 Omvang van de opleiding De opleiding bestaat uit een propedeutische fase met een studielast van 60 studiepunten (indien van toepassing afgesloten met een propedeutisch examen), gevolgd door een fase met een studielast van 120 studiepunten waaraan een afsluitend examen is verbonden. Dit examen geeft in ieder geval toelating tot de volgende masteropleiding: Politicologie. Eén studiepunt is gelijk aan 28 uren studieactiviteiten. Artikel Onderwijsprogramma 1. De opleiding omvat de volgende onderwijseenheden: a. De propedeutische fase omvat de volgende onderwijseenheden met de daarbij vermelde studielast: 1. Politieke structuren en processen (6 ECTS) 2. Beleid en bestuur (6 ECTS) 3. Politieke en economische geschiedenis (6 ECTS) 4. Werkgroep semester I (6 ECTS) 5. Project: Informatie verzamelen en bewerken I (6 ECTS) 6. Internationale betrekkingen (6 ECTS) 7. Politieke theorieën (6 ECTS) 8. Kennisleer en onderzoeksmethoden (6 ECTS) 9. Werkgroep semester II (6 ECTS) 10. Project: Informatie verzamelen en bewerken II (6 ECTS) 3

4 b. Het tweede en derde studiejaar omvatten de volgende onderwijseenheden met de daarbij vermelde studielast: 11. De ontwikkeling van de politicologie (8 ECTS) 12. Politieke economie (8 ECTS) 13. De rechtsorde politicologisch beschouwd (8 ECTS) 14. Project: Onderzoeksmethoden (6 ECTS) 15. De democratische samenleving (10 ECTS) 16. Onderzoeksmethoden (10 ECTS) 17. Eén van de drie volgende onderdelen (10 ECTS): a. Kernmodule Politieke Theorie en Politiek Gedrag b. Kernmodule Bestuur en Beleid c. Kernmodule Internationale Betrekkingen 18. Vijf keuzemodulen (elk 10 ECTS) Van deze 50 ECTS dienen 20 ECTS besteed te worden aan door de opleiding aangeboden werkcolleges, 20 ECTS aan modulen die niet tot dat aanbod behoren en 10 ECTS kan de student naar eigen keuze invullen met een extra werkcollege of met een moduul buiten dat aanbod. Van deze laatste 30 ECTS kan 10 ECTS besteed worden aan een stage. De invulling van de keuzeruimte, voor zover deze niet ingevuld wordt met werkcolleges van de opleiding politicologie, of een stage, behoeft de goedkeuring van de examencommissie. 19. Bachelor onderzoeksproject (10 ECTS) In afwijking van het voorgaande kan een student toestemming vragen aan de examencommissie om in plaats van het onderdeel genoemd onder 18. een individuele scriptie van 10 ECTS te schrijven. Artikel 3.9 Honoursprogramma 1. Studenten die aan de navolgende voorwaarden voldoen kunnen de examencommissie verzoeken deel te mogen nemen aan een honoursprogramma: a. De propedeuse dient in één jaar te zijn afgerond met een cijfergemiddelde van minimaal 7,5 en er mogen geen cijfers lager dan een 7 behaald zijn. De tentamenperiode voor de start van het tweede jaar wordt tot het eerste jaar gerekend. b. Voor deeltijdingeschrevenen geldt een termijn die in verhouding gelijkwaardig is aan de voltijdopleiding. c. Het verzoek dient vergezeld te gaan van een motivatie. d. Voor toelating tot het derde honoursjaar geldt dat het tweede jaar ook binnen dat jaar dient te zijn afgerond, met inbegrip van de tweedejaarshonoursmodules genoemd in lid 2 onder a. en b. e. De examencommissie kan in bijzondere gevallen afwijken van de in dit lid gestelde termijnen. 2. De student behaalt een UvA-honoursdiploma indien: a. Gedurende de bachelor minimaal 15% extra onderdelen met goed gevolg zijn afgelegd; b. Waarbij de eigen opleiding is afgerond met minimaal een 7,5 gemiddeld of hoger, waarbij geen cijfer lager dan 7 behaald mag zijn; c. Waarbij de opleiding is afgerond binnen de nominale tijd (3 jaar) d. Waarbinnen bij voorkeur één interdisciplinair onderdeel is gevolgd. e. De examencommissie kan in bijzondere gevallen afwijken van de ad a. gestelde termijn. 4

5 5 Hoofdstuk 4 Onderwijs Artikel 4.1 Inschrijving voor en deelname aan het onderwijs en voorrangregels 1. Studenten dienen zich voor de modulen die zij wensen te volgen in te schrijven via het Studieweb in daarvoor door het Onderwijsinstituut aangewezen periodes. 2. Na sluiting van de inschrijving via het Studieweb is inschrijving voor het onderwijs niet meer mogelijk. Het in dit lid bepaalde is niet van toepassing op het onderwijs dat voor de opleiding nieuw ingeschreven studenten volgen in het semester direct volgend op hun eerste inschrijving. 3. Studenten kunnen zich voor maximaal 30 ECTS per semester inschrijven. Alleen wanneer toestemming is verkregen van de opleidingscoördinator/studieadviseur kan het aantal worden uitgebreid. Het bepaalde in lid 1. en 2. van dit artikel is ook van toepassing op de in dit lid bedoelde extra inschrijvingen. 4. Voor studenten die reeds aan een begeleidingsgroep bij een hoorcollege hebben deelgenomen, maar deze niet met voldoende resultaat hebben afgerond, wordt een afzonderlijke voorziening getroffen. 5. Onverlet overige, in de modulehandleiding opgenomen, aan- en afwezigheidsregels, dienen ingeschreven studenten aanwezig te zijn bij het eerste college. Bij verhindering dient van tevoren met de docent contact te worden opgenomen. Studenten die hieraan niet voldoen kunnen worden van deelname worden uitgesloten. Het in dit lid bepaalde is niet van toepassing op hoorcolleges. Artikel 4.2 Volgorde en ingangseisen 1. Voor de deelname aan hoorcolleges worden geen ingangseisen gesteld, anders dan de door de wet bepaalde. 2. Voor deelname aan het onderwijs en de tentamens van de in artikel 3.5 opgenomen onderwijseenheden gelden de volgende ingangseisen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3: a. Aan de onderwijseenheden van het derde jaar kan alleen worden deelgenomen na het halen van het propedeutisch examen. b. Tevens gelden de volgende ingangseisen. Onderwijseenheid Ingangseisen De ontwikkeling van de politicologie Politieke structuren en processen Werkgroep semester I Project: Informatie verzamelen en bewerken I Politieke theorieën Werkgroep semester II Project: Informatie verzamelen en bewerken II Politieke economie Politieke en economische geschiedenis Werkgroep semester I Project: Informatie verzamelen en bewerken I Internationale betrekkingen Werkgroep semester II Project: Informatie verzamelen en bewerken II De rechtsorde politicologisch beschouwd Beleid en bestuur Werkgroep semester I Project: Informatie verzamelen en bewerken I Politieke theorieën Werkgroep semester II Project: Informatie verzamelen en bewerken II Project Onderzoeksmethoden Werkgroep semester I Kennisleer en onderzoeksmethoden Project: Informatie verzamelen en bewerken I Werkgroep semester II Project: Informatie verzamelen en bewerken II De democratische samenleving Politieke structuren en processen Politieke theorieën Werkgroep semester I Project: Informatie verzamelen en bewerken I Werkgroep semester II

6 Project: Informatie verzamelen en bewerken II Onderzoeksmethoden Werkgroep semester I Project: Informatie verzamelen en bewerken I Kennisleer en onderzoeksmethoden Werkgroep semester II Project: Informatie verzamelen en bewerken II Kernmodule Internationale Betrekkingen Internationale Betrekkingen Twee van de volgende drie onderdelen: Politieke Structuren en Processen, Politieke Theorieën en Beleid en Bestuur. Kernmodule Politieke Theorie en Politiek Gedrag Politieke Structuren en Processen Politieke Theorieën Beleid en Bestuur of Internationale Betrekkingen. Kernmodule Bestuur en Beleid Beleid en Bestuur Twee van de volgende drie onderdelen: Politieke Structuren en Processen, Politieke Theorieën en Internationale Betrekkingen Werkcollege (in het kader van de keuzemodulen) Per werkcollege: (een van de) kernmodule(n) nader bepaald in de studiegids Per werkcollege: twee overige vakken van het tweede jaar Bachelor onderzoeksproject Project Onderzoeksmethoden Onderzoeksmethoden Kernmodule Twee overige vakken van het tweedejaar 6 3. De in lid 2 opgenomen ingangseisen voor tweedejaarsonderwijseenheden gelden niet voor studenten die minimaal 80% (overeenkomend met minimaal 48 ECTS) van de propedeutische onderwijslast hebben afgerond. Het in dit lid bepaalde is niet van toepassing op de volgende ingangseisen: Kennisleer en onderzoeksmethoden voor Onderzoeksmethoden Politieke Theorieën voor de kernmodule Politieke Theorie en Politiek Gedrag Internationale Betrekkingen voor de kernmodule Internationale Betrekkingen Beleid en Bestuur voor de kernmodule Bestuur en Beleid. 4. De in lid 2 opgenomen ingangseisen voor derdejaars onderwijseenheden gelden niet voor studenten die minimaal 80% (overeenkomend met minimaal 48 ECTS) van de tweedejaars onderwijseenheden hebben afgerond. Het in dit lid 4 bepaalde is niet van toepassing op de volgende ingangseisen: het propedeutisch examen voor de onderwijseenheden van het derde jaar Onderzoeksmethoden voor het Bachelor onderzoeksproject de Kernmodule die toegang geeft tot de werkcolleges van de gekozen specialisatie. 5. In afwijking van het bepaalde in artikel 4.1 mogen deze studenten zich voor de ontbrekende propedeutische of tweedejaarsonderdelen inschrijven, ook als dit betekent dat dit het maximaal toegestane aantal studiepunten overschrijdt. De student dient zich voor de onderdelen waaraan op grond van de ingangseisen niet, maar op grond van het in dit lid bepaalde wel mag worden deelgenomen, afzonderlijk bij het AIM in te schrijven. 6. Een student kan in verband met bijzondere omstandigheden (ziekte, overlijden van een naaste) de examencommissie verzoeken af te mogen wijken van het in lid 2. bepaalde. Alvorens een beslissing te nemen vraagt de examencommissie advies aan de studieadviseur. In het verzoek dient de student de bijzondere omstandigheid, waarop het verzoek gebaseerd is, aan te tonen. 7. Deelname aan onderwijseenheden, waarbij vaardigheden, methoden of technieken worden geoefend met het oog op de toetsing van dat onderdeel of op de toelating tot het afleggen van desbetreffende tentamens kan verplicht gesteld worden.

7 7 Artikel 4.3. Overgangsregeling 1. In onderstaande tabel staat aangegeven welke onderwijseenheden uit voorgaande onderwijs- en examenregelingen in de plaats kunnen treden van de in artikel 3.5 genoemde onderwijseenheden: Onderwijseenheid oud: doctoraalprogramma s EC TS Onderwijseenheid nieuw EC TS De ontwikkeling van de Politicologie in 10 De ontwikkeling van de Politicologie 8 Thema s Onderzoeksmethoden en -vaardigheden 10 Onderzoeksmethoden 10 Kernmodule Besturing en Politiek 10 Kernmodule Bestuur en Beleid 10 Kernmodule Vergelijkende en Europese 10 Kernmodule Europese Politiek 10 Politiek Kernmodule Mondiale Politiek 10 Kernmodule Internationale Betrekkingen 10 Werkcollege 10 Werkcollege 10 Leeronderzoek 20 2 werkcolleges 20 Een werkcollege + scriptie 30 Afstudeerproject 30 Leeronderzoek + scriptie 40 Een werkcollege + afstudeerproject 40 Module oud: programma s vóór 1999 EC TS Module nieuw EC TS Algemene Politicologie 10 De ontwikkeling van de Politicologie 8 Politiek Gedrag en Politieke Verandering 10 Kernmodule Politieke Theorie en Politiek 10 Gedrag Vergelijkende Politieke Economie 10 Politieke Economie 8 Argumentatieanalyse in bestuur en 10 Werkcollege op gebied van B&B 10 beleid Volkenrecht 10 De rechtsorde politicologisch beschouwd 8 Internationale Politieke Economie 10 Politieke Economie 8 Doctoraal inleiding Vergelijkende Politiek 10 Kernmodule Politieke Theorie en Politiek Gedrag 10 Doctoraal inleiding Bestuurskunde 10 Kernmodule Bestuur en Beleid 10 Doctoraal inleiding Internationale 10 Kernmodule Internationale Betrekkingen 10 Betrekkingen Leeronderzoek 20 2 werkcolleges 20 Een werkcollege + scriptie 30 Afstudeerproject 30 Leeronderzoek + scriptie 40 Een werkcollege + afstudeerproject 40 Indien het totale aantal studiepunten van de nog niet afgeronde onderdelen uit voorgaande onderwijs- en examenregelingen groter is dan het totale aantal studiepunten van de onderdelen die in plaats daarvan gevolgd worden, bepaald de examencommissie de wijze waarop de resterende studiepunten kunnen worden behaald. 2. De examencommissie kan afwijken van het in lid 1 van dit artikel gestelde wanneer daartoe door de student een gemotiveerd verzoek wordt ingediend. 3. Het bepaalde in artikel 5.8 lid 4 is ook op de in dit artikel opgenomen overgangsregeling van toepassing.

8 8 Artikel 4.4 Modulehandleiding 1. Voor ieder vak wordt voor de aanvang van de inschrijvingsperiode een modulehandleiding opgesteld, waarin in elk geval de volgende onderdelen staan opgenomen: a. De voor de moduul geldende ingangsvoorwaarde(n) als bedoeld in artikel 4.2 lid 2 van dit reglement. b. Regels met betrekking tot de deelname aan het onderwijs en afwezigheid, daaronder begrepen de verplichting tot deelname als bedoeld in artikel 4.2 lid 5. c. De wijze van tentaminering, daar onder begrepen de daar bij geldende data en/of termijnen. d. Indien de tentaminering bestaat uit meerdere componenten, de wijze waarop het eindresultaat tot stand komt, inclusief het gewicht van de onderdelen, en de geldigheidsduur van voldoende afgeronde deelresultaten, gelet op artikel 5.3 lid 2. e. De wijze waarop voorzien is in herkansingsgelegenheden voor onvoldoende resultaten, gelet op artikel 5.3 lid 1. f. De regeling als bedoeld in artikel 4.1 lid 4. g. Bij schriftelijke tentamens, de regeling als bedoeld in artikel 5.2 lid 5. h. Bij schriftelijke tentamens, de regeling als bedoeld in artikel 5.11 lid 2. i. De wijze waarop schriftelijke werkstukken moeten worden ingeleverd, mede met het oog op de controle op plagiaat. 2. De moduulbeschrijving in de (elektronische) studiegids maakt deel uit van de modulehandleiding. Eventuele aanvullingen en correcties daarop worden in de modulehandleiding opgenomen, inclusief een heldere, inhoudelijke beschrijving en een literatuurlijst. 3. De modulehandleiding behoeft de goedkeuring van de onderwijsdirecteur, voor zover het de onderdelen betreft genoemd in lid 1 van dit artikel. De docent brengt daartoe de modulehandleiding uiterlijk twee weken voor de start van de inschrijving van de moduul ter kennis van de onderwijsdirecteur. Tenzij de onderwijsdirecteur binnen één week na ontvangst anders heeft laten weten wordt de goedkeuring geacht te zijn gegeven. 4. De docent draagt zorg voor plaatsing van de goedgekeurde modulehandleiding op de blackboard course van de moduul uiterlijk twee weken voor de start van de inschrijvingsperiode. Artikel Studenten met een functiebeperking 1. Studenten met een functiebeperking kunnen op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek in aanmerking komen voor aanpassingen in het onderwijs en de practica. Deze aanpassingen worden zoveel mogelijk op hun individuele functiebeperking afgestemd, maar mogen de kwaliteit of moeilijkheidsgraad van een vak niet wijzigen. 2. Het verzoek genoemd in lid 1 wordt vergezeld van een recente verklaring van een arts of een psycholoog of, indien er sprake is van dyslexie, van een BIG-, NIP-, of NVO- geregistreerd testbureau. Zo mogelijk geeft deze verklaring een schatting van de mate waarin de studievoortgang wordt belemmerd. 3. Op verzoeken over aanpassingen die de onderwijsvoorzieningen betreffen beslist de decaan of namens hem de onderwijsdirecteur dan wel opleidingsdirecteur.

9 9 Hoofdstuk 5 Toetsing en examinering Artikel 5.1 Algemeen Regels met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens de tentamens en met betrekking tot de in dat verband te nemen maatregelen worden vastgelegd in een tentamenreglement. Het tentamenreglement wordt vastgesteld door de examencommissie en gepubliceerd op de website van het Onderwijsinstituut. Artikel 5.2 Vorm 1. De onderwijseenheden genoemd in artikel 3.5 worden door middel van schriftelijke tentamens en/of door middel van werkstukken en/of papers afgerond. In de modulehandleiding kan aangegeven worden dat speciale verrichtingen, zoals presentaties of referaten en/ of de participatie tijdens colleges, onderdeel uitmaken van de beoordeling. 2. Voor de inhoudelijke eisen die gesteld worden aan de afronding, geldt het ter zake in de handleiding van de betreffende onderwijseenheid bepaalde. De tentaminator draagt daarbij zorg voor een integrale toetsing van de onderwijseenheid, inclusief de literatuur. 3. Collegestof maakt deel uit van het tentamen van een onderwijseenheid, tenzij in de handleiding van het betreffend onderdeel anderszins staat aangegeven. 4. De afronding van onderwijseenheden kan niet uitsluitend door toetsing in de vorm van multiplechoicevragen plaatsvinden. 5. Voordat een schriftelijk tentamen wordt afgenomen stelt de tentaminator de studenten in de gelegenheid vragen over de stof te stellen (het zgn. responsiecollege). In de modulehandleiding wordt aangegeven op welke wijze hieraan invulling is gegeven. 6. Eisen te stellen aan stages en scripties worden in afzonderlijke handleidingen vastgelegd. Deze handleidingen worden door de examencommissie vastgesteld, gehoord de opleidingscommissie. 7. Aan lichamelijk of zintuiglijk gehandicapte studenten wordt op verzoek de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. Dit verzoek dient tijdig te worden gedaan. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen over de wijze waarop bedoelde tentamens dienen te worden afgelegd. Artikel 5.3 Toetsmomenten 1. De student moet de gelegenheid worden geboden om te voldoen aan alle eisen van het mondeling of schriftelijk tentamen voor het einde van het semester. Daarnaast wordt een tweede gelegenheid geboden voor de aanvang van het volgende studiejaar. Voor wat betreft de tentamens van onderwijseenheden gedoceerd in het eerste semester wordt deze gelegenheid geboden in het derde blok van het tweede semester (m.u.v. de onderwijseenheden van het eerste jaar). Voor wat betreft de onderwijseenheden van het tweede semester en de onderwijseenheden van het eerste semester van het eerste studiejaar wordt de tweede gelegenheid geboden in de maand juli voorafgaand aan de start van het volgende studiejaar. 2. Voor de afronding van praktische oefeningen, alsmede voor de modulen die (mede) op een andere wijze dan via een schriftelijk tentamen worden afgesloten, geldt hetgeen ter zake in de handleiding voor de betreffende oefening of moduul is bepaald, waarbij ook een regeling voor het herkansen van een met een onvoldoende gewaardeerd werkstuk of andere toetsvorm dient te zijn opgenomen. Onderdeel van het bepaalde dient een termijn te zijn waarbinnen werkstukken, papers ed. ingeleverd dienen te zijn en de geldigheidstermijn van deelresultaten. Tenzij in de modulehandleiding anders wordt bepaald blijven deelresultaten geldig tot de aanvang van het volgende studiejaar. Een in de modulehandleiding opgenomen termijn kan niet langer duren dan tot het einde van het volgende studiejaar.

10 10 Artikel 5.4 Studenten met een functiebeperking 1. Studenten met een functiebeperking kunnen op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek in aanmerking komen voor aanpassingen in de tentamens. Deze aanpassingen worden zoveel mogelijk op hun individuele functiebeperking afgestemd, maar mogen de kwaliteit of moeilijkheidsgraad van het tentamen niet wijzigen. 2. Het verzoek genoemd in lid 1 wordt vergezeld van een recente verklaring van een arts of een psycholoog of, indien er sprake is van dyslexie, van een BIG-, NIP-, of NVO- geregistreerd testbureau. Zo mogelijk geeft deze verklaring een schatting van de mate waarin de studievoortgang wordt belemmerd. 3. Op verzoeken over aanpassingen die de examinering betreffen, beslist de examencommissie. Artikel Mondelinge tentamens 1. Mondelinge tentamens worden niet anders dan bij wijze van uitzondering afgenomen, na toestemming van de examencommissie. 2. Een verzoek tot mondelinge tentaminering kan zowel door de kandidaat als de tentaminator worden gedaan. Artikel Vaststelling en bekendmaking uitslag 1. De examinator stelt de beoordeling van een schriftelijk tentamen vast en verschaft de administratie van het Onderwijsinstituut de nodige gegevens, volgens door het Onderwijsinstituut te stellen nadere regels. Het Onderwijsinstituut draagt er zorg voor dat de student uiterlijk 20 werkdagen na de tentamendatum kennis kan nemen van de beoordeling. De onderwijsdirecteur kan, gehoord de examencommissie, met het oog op de naleving van de ingangseisen, bepalen dat beoordelingen binnen een kortere termijn beschikbaar dienen te zijn. 2. De examinator stelt uiterlijk binnen vijf werkdagen na het afnemen van een mondeling tentamen de beoordeling vast en deelt deze de student en de administratie mede, volgens door het Onderwijsinstituut te stellen nadere regels. 3. Ten aanzien van een op een andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een verklaring omtrent de beoordeling zal ontvangen. De vast te stellen termijn bedraagt maximaal 20 werkdagen. Deze termijn geldt ook indien de commissie geen andere termijn heeft vastgesteld. 4. Ten aanzien van de herkansingen in Artikel 5.3 lid 1 moeten de studenten uiterlijk 10 dagen voor de herkansing in het bezit zijn van de officiële uitslag. 5. In bijzondere gevallen kan de examencommissie bepalen dat van de in lid 1, 3 en 4 genoemde termijn kan worden afgeweken. 6. Van alle beoordelingen ontvangt de student persoonlijk bericht via . In dit bericht wordt de student gewezen op de beroepsmogelijkheid bij het College van Beroep voor de examens. Via de tekst van de studiegids worden de studenten gewezen op de mogelijkheid om, voorafgaand aan de formele beroepsmogelijkheid, al dan niet via de studieadviseur, de bemiddeling van de examencommissie in te roepen. 7. Een gewaarmerkt overzicht van een tentamenuitslag of een gewaarmerkt totaaloverzicht van tentamenuitslagen, bijvoorbeeld ten behoeve van studie in het buitenland, kan de student bij de onderwijsbalie verkrijgen. Artikel 5.7 Cijfers 1. Cijfers worden gegeven op een schaal van 1,0 tot en met 10,0. Cijfers worden gegeven met maximaal 1 decimaal achter de komma. 2. Het tweede systeem om beoordelingen weer te geven is aan verplichtingen voldaan ( avv ) of niet aan verplichtingen voldaan ( nav ). Dit systeem wordt alleen gehanteerd indien het onderdeel zich naar het oordeel van de tentaminator niet leent voor cijfermatige beoordeling. 3. De eindbeoordeling van een onderdeel is voldoende bij een 5,5 of hoger, dan wel aan verplichtingen voldaan. Indien enkel hele cijfers worden gegeven, geldt een 6,0 of hoger als voldoende. De student is gezakt bij 5,4 of lager en niet aan verplichtingen voldaan. 4. De uitslagen 5,1 t/m 5,4 worden afgerond op 5; de uitslagen 5,5 t/m 5,9 worden afgerond op 6, zolang er gebruik wordt gemaakt van het concernsysteem ISIS 5. Studenten die ingeschreven staan voor het onderwijs en niet deelnemen aan de afronding krijgen de beoordeling 'niet aan verplichtingen voldaan' ('nav').

11 6. Naaste familieleden van de student, of andere personen die in zodanige relatie tot de student staan dat van hen geen oordeel behoort te worden gevergd, komen niet in aanmerking voor de functie van beoordelend docent of scriptiebegeleider. 7. De laatst behaalde uitslag is bepalend voor het eindresultaat. 8. De in lid 4 opgenomen zak/slaaggrens geldt voor alle uitslagen gedateerd op 1 september 2006 of later. Deze verandering wijzigt niet de zak/slaagstatus van resultaten gedateerd voor 1 september 2006 Artikel Geldigheidsduur tentamen 1. Voor voltijdstudenten bedraagt de geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde tentamens 3 jaar voor tentamens van de propedeutische fase. Op voorwaarde dat de propedeuse binnen drie jaar is behaald bedraagt de geldigheidsduur voor alle tentamens behorende tot het bachelorprogramma 6 jaar. Indien de propedeuse niet binnen 3 jaar is behaald, vervallen alle behaalde tentamenresultaten van de bachelor. Voor deeltijdstudenten geldt dat de geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde tentamens in de bachelorfase 9 jaar bedraagt. 2. De in artikel 5.8 lid 1 vermelde termijnen gaan in voor studenten die zich in voor het eerst voor de opleiding inschrijven; gerekend vanaf de startdatum van de opleiding. Voor studenten die zich eerder hebben ingeschreven gelden de termijnen die zijn genoemd in de OER van het jaar waarop zij zich voor het eerst voor de opleiding hebben ingeschreven. 3. De examencommissie heeft de bevoegdheid in individuele gevallen de geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde tentamens voor een door haar vast te stellen termijn te verlengen. 4. Voor de geldigheid van deelresultaten geldt hetgeen ter zake in art. 5.3 lid 2 is bepaald. 5. Voor behaalde tentamens die geen deel meer uitmaken van de exameneisen, en waarvoor geen, in deze regeling opgenomen, overgangsregeling is getroffen, bepaalt de examencommissie of, en in welke mate, de behaalde tentamens vrijstelling verlenen van onderdelen van de thans geldende exameneisen. Artikel 5.9 Inzagerecht 1. Gedurende 14 dagen na de bekendmaking van de beoordeling van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Tevens wordt hem op zijn verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van dat werk.de geëxamineerde kan tegen kostprijs kopieën (doen) maken van het beoordeelde werk en de opgaven. 2. In de modulehandleiding geeft de docent aan wat van de student op het tentamen wordt verwacht en welke criteria bij de beoordeling worden gehanteerd. Ook wordt aangegeven op welke wijze studenten inzage kunnen krijgen in het gemaakte werk. 3. Op verzoek wordt elke belangstellende gedurende de in lid 1 bedoelde termijn in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. Tegen kostprijs wordt hem op zijn verzoek een kopie van vragen, opdrachten en beoordelingsnormen verschaft. Artikel 5.10 Vrijstelling De examencommissie kan op verzoek van de desbetreffende student vrijstelling verlenen van een of meer van de in artikel 3.5 genoemde onderwijseenheden, indien de student: a. een tentamen heeft behaald van een qua inhoud en studielast overeenkomstig onderdeel. b. het tentamen heeft behaald van een vak van een bijzondere leerstoel (mede) gevestigd in de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen. Artikel 5.11 Fraude en plagiaat 1. Het bepaalde in de Fraude en plagiaat regeling studenten UvA is onverkort van toepassing en maakt onderdeel uit van de onderwijs en examenregeling. De tekst van de regeling is als bijlage bijgevoegd. 2. Bij de detectie van plagiaat in teksten kan gebruik worden gemaakt van elektronische detectieprogramma s. Met het aanleveren van de tekst geeft de student impliciet toestemming tot het opnemen van de tekst in de database van het betreffende detectieprogramma. 3. Ter aanvulling op de Fraude en plagiaat regeling studenten UvA geldt dat de bachelorscriptie wordt elektronisch gecontroleerd op fraude en plagiaat. Studenten moeten hun scriptie in digitale 11

12 12 vorm aanleveren bij het onderwijssecretariaat. Zonder beschikbaarheid over een digitale versie van de scriptie zal er geen cijfer voor de scriptie worden geregistreerd. 4.Alle overige schriftelijke opdrachten en/of werkstukken kunnen (elektronisch) gecontroleerd worden op fraude en plagiaat. Studenten zijn verplicht hieraan mee te werken. Op verzoek moeten studenten hun schriftelijke opdrachten en/of werkstukken in digitale vorm beschikbaar stellen, ook voor reeds behaalde modules. Als een student geen digitale versie(s) ter beschikking kan stellen, stellen, zal de reeds ingeleverde opdracht en/of het reeds ingeleverde werkstuk als ongeldig worden verklaard. Reeds geregistreerde cijfers zullen worden verwijderd. Formatted: Bullets and Numbering

13 13 Artikel 5.12 Examen 1. De examencommissie stelt de uitslag van het (propedeutisch) examen vast, zodra de student de benodigde bewijzen overlegt van door hem afgelegde toetsen en de daarmee verworven academische vorming. 2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen, kan de examencommissie zelf een onderzoek instellen naar de kennis van de student m.b.t. een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende toetsen haar daartoe aanleiding geven. 3. Voor het behalen van het examen geldt als voorwaarde dat voor alle onderdelen een voldoende is behaald. De examencommissie stelt de uitslag van het (propedeutisch) examen vast. 4. De examencommissie kan bij het bachelor examen het predicaat cum laude (with honours) toekennen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: a. het gewogen gemiddelde judicium van alle examenonderdelen is hoger dan 8.0; b. het judicium voor de bachelorscriptie (of bachelorproject, als het om een geïntegreerd project gaat) is tenminste een 8.0; c. geen examenonderdeel heeft een judicium lager dan 7.0 d. resultaten die niet met een cijfer zijn gehonoreerd, worden niet in de berekening van het gewogen gemiddelde judicium opgenomen; Er volgt geen automatische toekenning. De examencommissie houdt rekening met cijferopbouw en studievoortgang bij de bepaling van de toekenning, waarbij als richtsnoer geldt dat de examinandus hooguit twee keer zo lang over zijn studie heeft gedaan als de nominale studieduur. De examencommissie kan in zeer uitzonderlijke gevallen het predicaat cum laude toekennen ook indien niet aan alle bovenstaande voorwaarden is voldaan. 5. Er zijn voor het bachelor examen 12 examendata per studiejaar vastgesteld door het College van Bestuur. Artikel 5.14 Graad Aan de student die het bachelorexamen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad Bachelor of Science verleend. De verleende graad wordt op het getuigschrift vermeld. Artikel 5.15 Honoursdiploma Indien het honoursprogramma als bedoeld in artikel 3.9 met goed gevolg is afgesloten, wordt een afzonderlijk certificaat uitgereikt waarop dit is vermeld Artikel 5.16 Getuigschriften en verklaringen 1. Ten bewijze van het halen van het examen wordt door de examencommissie een diploma uitgereikt. 2. Op een van dit diploma deel uitmakende bijlage worden de onderdelen van het examen met de daarbij behorende uitslagen en studielast vermeld. Artikel 5.17 Toegang tot aansluitende masteropleiding De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding Politicologie van de UvA wordt geacht te beschikken over de kennis, het inzicht en de vaardigheden die vereist zijn voor toelating tot de masteropleiding Politicologie en wordt uit dien hoofde toegelaten tot die masteropleiding

14 14 Hoofdstuk 6 Studiebegeleiding en studievoortgang Artikel 6.1 studievoortgang 1. De studievoortgang van de studenten wordt geregistreerd in het administratiesysteem ISIS-S&S. 2. De onderwijsadministratie van de opleiding verschaft de student op zijn verzoek een overzicht van de afgelegde tentamens. Dit overzicht wordt gratis verstrekt. 3. Elke student ontvangt aan het einde van het studiejaar een studievoortgangsoverzicht vergezeld van een uitnodiging de studievoortgang te komen bespreken. Eerstingeschrevenen krijgen daarnaast een studieadvies, en in februari een voorlopig advies. Artikel 6.2 studiebegeleiding 1. Het onderwijsinstituut draagt zorg voor studiebegeleiding van de studenten, die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding. 2. Tot de in het vorige lid bedoelde zorg behoort in ieder geval de aanwezigheid van een opleidingscoördinator en/of een studieadviseur, die minstens eenmaal per week spreekuur houdt ten behoeve van studenten. 3. Alle onderwijsgevenden houden eenmaal per week spreekuur. De spreekuurtijden worden in de studiegids en op internet vermeld. Artikel 6.3 studieadvies propedeuse Aan het einde van het eerste jaar ontvangt elke student een schriftelijk advies over voortzetting van de opleiding.

15 15 Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotbepalingen Artikel 7.1 hardheidsclausule In geval van aantoonbare onredelijkheid of onbillijkheid van overwegende aard kan de examencommissie toestaan dat ten voordele van de student wordt afgeweken van de bepalingen in deze regeling. Artikel 7.2 overgangsbepaling Voor de student die op de datum van de inwerkingtreding van deze regeling een of meer examenonderdelen met goed gevolg heeft afgelegd, maar het examen nog niet geheel met goed gevolg heeft afgelegd en die in zijn belangen geschaad wordt door bepalingen in deze regeling die afwijken van bepalingen in oudere regelingen, wordt door de examencommissie een overgangsregeling vastgesteld, met inachtneming van hetgeen aangaande examens en examenonderdelen in de wet bepaald is. Artikel 7.3 wijzigingen 1. Wijzigingen van deze regeling worden door de decaan gehoord de opleidingscommissie en met in achtneming van de bevoegdheden van de medezeggenschapsorganen ter zake bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belangen van de studenten daardoor niet worden geschaad. 3. Wijzigingen kunnen voorts niet ten nadele van de studenten van invloed zijn op: - de goedkeuring, die krachtens art. 3.5 is verkregen; - enige andere beslissing, welke krachtens deze regeling door de examencommissie is genomen ten aanzien van een student. Artikel 7.4 bekendmaking De decaan draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling en van de regels en richtlijnen van de Examencommissie als bedoeld in artikel 7.12, vierde lid van de wet. De regeling is opvraagbaar via en staat vermeld in de digitale studiegids ( Artikel 7.5 inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2008 Aldus vastgesteld door de decaan van de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen op..