VOORKEURSBELEID VOOR TOPVROUWEN

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "VOORKEURSBELEID VOOR TOPVROUWEN"

Transcriptie

1 NEDERLANDS JURISTENBLAD VOORKEURSBELEID VOOR TOPVROUWEN De papieren muur: proces-verbaal soms onbetrouwbaar De procureur-generaal bij de Hoge Raad en artikel 80a RO in strafzaken P JAARGANG JANUARI

2 Wanneer u vóór 1 april 2015 voor Kleos kiest, krijgt u een ipad mini cadeau. Bekijk de actievoorwaarden op kluwer.nl/kleos/ontdek Al uw kantoorzaken, altijd geregeld Kleos is gebruiksvriendelijke online software voor de slimme advocaat. Denk hierbij aan uw dossier- en relatiebeheer, tijdschrijven, declareren en rapporteren. En met de handige ipad App regelt u alle dagelijkse kantoorzaken waar en wanneer u maar wilt! De belangrijkste voordelen: Overzichtelijk en gebruiksvriendelijk Alles-in-één, geen extra kosten Gemakkelijk overstappen Professionele service en trainingen Kleos

3 Inhoud Vooraf Prof. mr. T. Hartlief Flexibele arbeidsverhoudingen, rigide verhaal? Wetenschap Mr. E. Cremers-Hartman Dr. mr. P.A.T. Oden Voorkeursbeleid voor topvrouwen Wetenschap Mr. dr. M. Walsch R. Kranendonk MSc Prof. dr. J.W. de Keijser Prof. dr. H. Elffers Dr. M.L. Komter M. de Boer De papieren muur Proces-verbaal maakt bewijsvoering soms onbetrouwbaar Focus Mr. dr. J.S. Nan De procureur-generaal bij de Hoge Raad en artikel 80a RO in strafzaken Rubrieken Rechtspraak Boeken Tijdschriften Wetgeving Nieuws Universitair nieuws Personalia Agenda 237 Schadeverzekeraars kunnen GEEN VERHAAL nemen op een COLLEGA- werknemer maar WÉL op een UITZENDKRACHT of ZZP-er, zelfs wanneer wel degelijk sprake is van DUURZAAMHEID van de verhoudingen Pagina 169 Bij de ontwikkeling van MAATREGELEN die tot doel hebben de toename van het aantal VROUWEN in TOPFUNCTIES, dient rekening te worden gehouden met UITSLUITINGS- MECHANISMEN Pagina 172 Het verdient AANBEVELING om op grotere schaal gebruik te maken van BEELD en GELUID, onder meer door het beschikbaar stellen van opnamen van VERHOREN aan de procesdeelnemers Pagina 184 De RECHTSPRAKTIJK zou er meer bij GEBAAT zijn als het PARKET de moeite zou blijven nemen om ook in FLUTZAKEN in een korte CONCLUSIE c.q. standpunt ter lering (ende vermaeck?) zijn visie op de zaak te geven Pagina NEDERLANDS JURISTENBLAD VOORKEURSBELEID VOOR TOPVROUWEN De papieren muur: proces-verbaal soms onbetrouwbaar De procureur-generaal bij de Hoge Raad en artikel 80a RO in strafzaken 3P JAARGANG JANUARI 2015 De CRVB oordeelt dat boetes NIET HOGER mogen zijn dan de BOETES die de rechter kan opleggen bij STRAFRECHTELIJKE vervolging Pagina 227 In een groot aantal zaken (meer dan ) wordt een STRAFBESCHIKKING uitgevaardigd ZONDER dat wordt BEOORDEELD of er sprake is van voldoende BEWIJS Pagina 232 Het WETSVOORSTEL stoelt op de gedachte dat burgers MONDIGER zijn geworden maar RECHTERS zien juist veel mensen die NIET voor zichzelf kunnen OPKOMEN Pagina 233 Omslag: Neil Webb / Alamy

4 NEDERLANDS JURISTENBLAD Opgericht in 1925 Eerste redacteur J.C. van Oven Redacteuren Tom Barkhuysen, Ybo Buruma, Coen Drion (vz.), Ton Hartlief, Corien (J.E.J.) Prins, Taru Spronken, Peter J. Wattel Medewerkers Barend Barentsen, sociaal recht (socialezekerheidsrecht), Stefaan Van den Bogaert, Europees recht, Alex F.M. Brenninkmeijer, alternatieve geschillen - beslechting, Wibren van der Burg, rechtsfilosofie en rechtstheorie, G.J.M. Corstens, Europees strafrecht, Remy Chavannes, technologie en recht, Eric Daalder, bestuursrecht, Caroline Forder, personen-, familie- en jeugdrecht, Janneke H. Gerards, rechten van de mens, Ivo Giesen, burgerlijke rechtsvordering en rechts pleging, Aart Hendriks, gezondheidsrecht, Marc Hertogh, rechtssociologie, P.F. van der Heijden, internationaal arbeidsrecht, C.J.H. Jansen, rechtsgeschiedenis, Piet Hein van Kempen, straf(proces)recht, Harm-Jan de Kluiver, ondernemingsrecht, Willemien den Ouden, bestuursrecht, Stefan Sagel, arbeidsrecht, Nico J. Schrijver, volkenrecht en het recht der intern. organisaties, Ben Schueler, omgevingsrecht, Thomas Spijkerboer, migratierecht, T.F.E. Tjong Tjin Tai, verbintenissenrecht, F.M.J. Verstijlen, zakenrecht, Dirk J.G. Visser, auteursrecht en intellectuele eigendom, Inge C. van der Vlies, kunst en recht, Rein Wesseling, mededingingsrecht, Reinout Wibier, financieel recht Auteursaanwijzingen Zie Het al dan niet op verzoek van de redactie aanbieden van artikelen impliceert toestemming voor openbaarmaking en ver veelvoudiging t.b.v. de elektronische ontsluiting van het NJB. Citeerwijze NJB 2015/[publicatienr.], [afl.], [pag.] Redactiebureau Bezoekadres: Lange Voorhout 84, Den Haag, postadres: Postbus 30104, 2500 GC Den Haag, tel. (0172) , njb@kluwer.nl Internet en Secretaris, nieuws- en informatie-redacteur Else Lohman Adjunct-secretaris Berber Goris Vormgeving Colorscan bv, Den Haag, Uitgever Simon van der Linde Uitgeverij Kluwer, Postbus 23, 7400 GA Deventer. Op alle uitgaven van Kluwer zijn de algemene leveringsvoorwaarden van toepassing, zie Abonnementenadministratie, productinformatie Kluwer Afdeling Klantcontacten, tel. (0570) Abonnementsprijs (per jaar) Tijdschrift: 310 (incl. btw.). NJB Online: Licentieprijs incl. eerste gebruiker 340 (excl. btw), extra gebruiker 100 (excl. btw). Combinatieabonnement: Licentieprijs incl. eerste gebruiker 340 (excl. btw). Prijs ieder volgende gebruiker 100 (excl. btw). Bij dit abonnement ontvangt u 1 tijdschrift gratis en krijgt u toegang tot NJB Online. Zie voor details: (bij abonneren). Studenten 50% korting. Losse nummers 7,50. Abonnementen kunnen op elk gewenst moment worden aangegaan voor de duur van minimaal één jaar vanaf de eerste levering, vooraf gefactureerd voor de volledige periode. Abonnementen kunnen schriftelijk tot drie maanden voor de aanvang van het nieuwe abonnementsjaar worden opgezegd; bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd. Gebruik persoonsgegevens Kluwer BV legt de gegevens van abonnees vast voor de uitvoering van de (abonnements-)over eenkomst. De gegevens kunnen door Kluwer, of zorgvuldig geselecteerde derden, worden gebruikt om u te informeren over relevante producten en diensten. Indien u hier bezwaar tegen heeft, kunt u contact met ons opnemen. Media advies/advertentiedeelname Maarten Schuttél Capital Media Services Staringstraat 11, 6521 AE Nijmegen Tel , mail@capitalmediaservices.nl ISSN NJB verschijnt iedere vrijdag, in juli en augustus driewekelijks. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en uitgever(s) geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor gevolgen hiervan. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van art. 16h t/m 16m Auteurswet j. Besluit van 29 december 2008, Stb. 2008, 583, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofd dorp (Postbus 3051, 2130 KB). Verzekerd van verdieping 5 nieuwe delen en drukken In de Asser-serie De Asser-serie is de onmisbare kennisbron van civielrechtelijk Nederland en biedt sinds jaar en dag toonaangevend commentaar op het burgerlijk recht. Op papier en online. Wilt u zich écht verdiepen in het civiel recht, dan kunt u niet om de Asser-serie heen. Asser 2-I* De rechtspersoon prof. mr. M.J. Kroeze 9 e druk, ca pagina s, 189,- (incl. btw) Verschijningsdatum 30 december 2014 Asser 7-X Onbenoemde overeenkomsten mr. I.S.J. Houben 1 e druk, ca. 350 pagina s, 69,- (incl. btw) Verschijningsdatum 31 januari 2015 Asser 10-III Internationaal vermogensrecht prof. mr. X.E. Kramer, prof. mr. H.L.E. Verhagen 1 e druk, ca pagina s, 175,- (incl. btw) Verschijningsdatum 23 december 2014 Asser 7-IV Opdracht, incl. de geneeskundige behandelingsovereenkomst en de reisovereenkomst prof. mr. T.F.E. Tjong Tjin Tai 2 e druk, 504 pagina s, 95,- (incl. btw) Meer informatie of bestellen? Ga naar Asser Algemeen deel **** prof. mr. J.B.M. Vranken 1 e druk, 292 pagina s, 69,- (incl. btw)

5 Vooraf 145 Flexibele arbeidsverhoudingen, rigide verhaal? 3 Inlening, inhuren van zzp-ers, payrolling. Meer dan ooit worden werkzaamheden op flexibele basis verricht. Steeds vaker rijst de vraag of regels die ooit voor klassieke arbeidsrelaties zijn geschreven ook kunnen worden toegepast op deze moderne verhoudingen. Soms creëert de wetgever een basis voor toepassing van regels voor formeel werkgeverschap op gevallen die daar buiten liggen. Mooi voorbeeld is art. 7:658 lid 4 BW dat toepassing van de regels van werkgeversaansprakelijkheid voor arbeidsongevallen in de verhouding tussen materiële werkgever en ingeleende werknemer mogelijk maakt en zo nodig zelfs op de relatie tussen opdrachtgever en kleine zelfstandige (NJ 2014/414 Davelaar/Allspan). Door regels met betrekking tot formele arbeidscontracten toe te passen op materiële werkgevers en werknemers doet het systeem recht aan de veranderde werkelijkheid. Dat lijkt ook het recept voor het volgende geval (RvdW 2015/5 Anderzorg/Veenstra en London Verzekeringen). Bij een eenzijdig auto-ongeluk loopt inzittende Stefansson letsel op. Net als bestuurder Veenstra werkt het slachtoffer bij een bestratingsbedrijf: Stefansson krachtens arbeidsovereenkomst, terwijl Veenstra is ingeleend via een uitzendbureau. Wanneer zorgverzekeraar Anderzorg als gesubrogeerde verzekeraar ex art. 7:962 jo. 6:162 verhaal zoekt op bestuurder Veenstra, krijgt zij art. 7:962 lid 3 BW tegengeworpen: De verzekeraar krijgt geen vordering op de verzekeringnemer, een mede-verzekerde, de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot of de geregistreerde partner van een verzekerde, ( ), of op degene die in dienst staat tot dezelfde werkgever als de verzekerde. Zo voorkomt de wetgever verhaal op personen van wie mag worden aangenomen dat de verzekering mede in hun belang is gesloten, voor zover zij al niet uitdrukkelijk zijn meeverzekerd. Hun relatie met verzekeringnemer/ verzekerde vloeit voort uit het familierecht, een arbeidsverhouding of woonsituatie en is van duurzame aard. Verhaal zou deze relatie kunnen verstoren. Voor de wetgever weegt, om bij ons geval te blijven, zwaarder dat de arbeidsrust wordt bewaard, dan dat de dader de volledige rekening voor zijn gedrag gepresenteerd krijgt. Geldt deze verhaalsbeperking, ook wel collegaverweer genoemd, nu ook ten voordele van materiële werknemers als Veenstra? Het hof meent van wel. De arbeidsverhoudingen kunnen ook verstoord raken door een verhaalzoekende verzekeraar wanneer de collega op wie verhaal wordt gezocht, slechts is ingeleend. Daarbij komt dat ook de toepassing van bepalingen als art. 6:107a (loonverhaal), 6:170 (aansprakelijkheid voor werknemers) en 7:658 BW (aansprakelijkheid voor arbeidsongevallen) niet tot formele werknemers beperkt is. Het hof is niet bang voor moeilijke hanteerbaarheid van de regresbeperking, mede omdat inmiddels in ander verband het materiele werkgeverschap leidend is geworden, zonder dat dit noemenswaardig afbreuk heeft gedaan aan de hanteerbaarheid van de systematiek. De Hoge Raad gooit het echter over een andere boeg. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van art. 7:962 lid 3 haalt hij dat de wetgever wel degelijk een formeel-juridisch begrip voor ogen stond, nu dit scherp is omlijnd en ziet op relaties die in het algemeen duurzaam zijn. Het als werknemer aanmerken van ingeleend personeel past niet bij de strekking van art. 7:962 lid 3, nu ondernemingen kiezen voor inlenen van personeel of inschakelen van zzp ers, omdat zij juist geen duurzame relatie willen aangaan. Dergelijke gevallen kunnen daarom voor de toepassing van art. 7:962 lid 3 niet op één lijn worden gesteld met de klassieke arbeidsverhouding. Dat een ruime, materiële uitleg wel op verwante terreinen plaatsvindt, overtuigt de Raad evenmin. Daarbij geeft hij aan dat art. 6:107a, 6:170 en 7:658 een andere achtergrond hebben dan art. 7:962 lid 3. Zij regelen vanuit een oogpunt van werknemersbescherming de aansprakelijkheid van de werkgever voor ongevallen van zijn personeel en bij schade van derden de onderlinge draagplicht tussen werkgever en werknemer. Art.7:962 lid 3 betreft de verhouding tussen enerzijds de verzekeraar van de benadeelde en anderzijds degene die deze schade heeft veroorzaakt, en beoogt niet de bescherming van de vermogenspositie van degene op wie verhaal zou kunnen worden genomen. De conclusie is duidelijk: schadeverzekeraars kunnen geen verhaal nemen op een collega-werknemer maar wél op een uitzendkracht of zzp-er, zelfs wanneer in concreto wel degelijk van (een zekere) duurzaamheid van de verhoudingen sprake is. En dat is tegenwoordig niet denkbeeldig. Hof en Hoge Raad kiezen totaal verschillende standpunten. Tegen dat van het hof pleit dat bij materieel werknemerschap duurzaamheid veelal ontbreekt, zodat het kernargument dat de verhoudingen bij verhaal verstoord zouden kunnen raken dan niet opgaat. Tegen het even radicale standpunt van de Hoge Raad pleit dat dit risico in incidentele gevallen wel degelijk bestaat. Een middenweg, waarin het aankomt op beoordeling van het specifieke geval, wil de Raad kennelijk uit vrees voor een moeilijk hanteerbare regresregeling niet bewandelen. En dat terwijl hij bij de regelmatig opkomende vraag of een zzp-er zijn opdrachtgever ex art. 7:658 lid 4 kan aanspreken zelf een sterk casuïstische benadering heeft gekozen. Is eenvoudige hanteerbaarheid van regresregelingen werkelijk doorslaggevend? Hier gooit de Hoge Raad de problematiek in een obiter dictum uiteindelijk over de schutting: de wetgever buigt zich maar over de vraag of de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt uitbreiding van het subrogatieverbod wenselijk maken. De schoonheidsprijs verdient dit niet. De kans dat de wetgever hierin energie gaat steken, is klein. Dat de wetgever bij heroverweging van art. 7:962 lid 3 inderdaad zou kiezen voor uitbreiding van het subrogatieverbod naar bepaalde vormen van materieel werknemerschap, is echter aannemelijk, alleen al omdat in andere regresregelingen (in WAO, WIA, ANW bijvoorbeeld) het collegaverweer reeds moderner is ingericht. Dat betekent in de huidige uitleg van de Hoge Raad dat bij een door een ingeleende werknemer veroorzaakt ongeval dat aanleiding geeft tot uitkeringen aan slachtoffer door zorgverzekeraar en andere uitkeringsinstanties, de zorgverzekeraar wél regres kan nemen op de veroorzaker, doch die andere instanties niet. Had de Hoge Raad dat niet beter (zelf) voorkomen? Ton Hartlief Reageer op NJBlog.nl op het Vooraf NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

6 146 Wetenschap Voorkeursbeleid voor topvrouwen Eva Cremers & Petra Oden 1 De ondervertegenwoordiging van vrouwen in topfuncties in Nederland en veel andere EU-lidstaten is groot. Mede door negatieve seksestereotypering stromen vrouwen moeilijk door naar de (sub-)top van bedrijven. Arbeidsorganisaties staan voor de vraag welke maatregelen ze kunnen treffen om de streefcijfers te halen die ze zelf hebben gesteld of die in wetgeving zijn opgelegd. Is het reserveren van functies voor vrouwen een juridisch toelaatbare vorm van voorkeursbeleid? Of stuit dit zondermeer af op de Kalanke-norm van het Hof van Justitie van de EU? In deze bijdrage bespreken de auteurs de mogelijkheden voor werkgevers om zwaardere vormen van voorkeursbeleid toe te passen. Bij de vraag naar de juridische toelaatbaarheid betrekken zij inzichten die zijn verkregen uit sociaalwetenschappelijk onderzoek naar de gevolgen van seksestereotypering en andere uitsluitingsmechanismen. 1. Inleiding Sinds 2008 ondertekenden ruim 200 arbeidsorganisaties in Nederland het Charter Talent naar de top (Charter). Deze bedrijven conformeren zich daarmee aan meetbare doelstellingen om meer vrouwen in de (sub-) top van hun organisatie te benoemen. Met hun ondertekening zijn deze bedrijven ook juridisch gebonden aan de gedane toezeggingen. 2 Omdat het aantal vrouwen in topfuncties slechts langzaam toeneemt, zijn sommige organisaties geneigd tijdelijk forsere maatregelen te treffen, bijvoorbeeld door functies voor vrouwen te reserveren. De Charter-ondertekenaars Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en de Technische Universiteit Delft (TU Delft) zijn hiervan voorbeelden. Zij kozen voor dit voorkeursbeleid omdat ze een samenhang zagen tussen de achterstandspositie van vrouwen en uitsluitingsmechanismen. In 2011 oordeelde de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) dat het voorkeursbeleid van de RUG in strijd is met het discriminatieverbod. De jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) speelde daarbij een belangrijke rol. Sinds het Kalanke-arrest uit 1995 geldt de regel dat zwaardere vormen van voorkeursbeleid voor vrouwen zoals een benoeming bij voldoende geschiktheid of het reserveren van functies voor vrouwen, niet geoorloofd zijn omdat dit discriminatie van individuele mannen zou betekenen. In 2012 achtte het College voor de Rechten van de Mens (CRM) de rechtsopvolger van de CGB de voorkeursmaatregel van de TU Delft wel geoorloofd. Het CRM week in dit oordeel gemotiveerd af van de Kalanke-jurisprudentie en betrok daarbij de aanscherping van de EU-regelgeving betreffende voorkeursbeleid voor vrouwen. 3 Arbeidsorganisaties moeten weten welke maatregelen juridisch toelaatbaar zijn. Dat geldt voor de bedrijven die het Charter ondertekenen maar bijvoorbeeld ook voor de vennootschappen die onder de streefcijferregeling van artikel 2:166 en 2:276 BW vallen. Hierin is bepaald dat in het bestuur en de raad van commissarissen van NV s en BV s ten minste 30% vrouwen moet worden benoemd. 4 Daarnaast heeft de Europese Commissie een conceptrichtlijn in petto die in november 2013 is goedgekeurd door het Europees Parlement. Deze richtlijn verplicht beursgenoteerde ondernemingen tot voorkeursbeleid tot het streefcijfer van 40 % vrouwelijke bestuurders is gehaald. Daarbij is de Kalanke-norm wel als voorwaarde verwoord. 5 De ondervertegenwoordiging van vrouwen in topfuncties is op dit moment in Nederland en andere EUlidstaten dusdanig groot dat het feitelijk onmogelijk is om deze streefcijfers te kunnen halen zonder tot straffere maatregelen over te gaan. Arbeidsorganisaties zitten daarmee in een spagaat. In dit artikel bespreken wij de mogelijkheden die werkgevers hebben om zwaardere vormen van voorkeursbeleid toe te passen. Voordat we de juridische aspecten van voorkeursbeleid bespreken, geven wij inzicht in cijfermatige gegevens over de positie van vrouwen en bespreken wij sociaal-wetenschappelijk onderzoek over de gevolgen van seksestereotypering en andere uitsluitingsmechanismen. 170 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 3

7 2. Positie van vrouwen op arbeidsmarkt en binnen arbeidsorganisaties In de afgelopen 30 jaar steeg het aantal vrouwen op de Nederlandse arbeidsmarkt aanzienlijk. Het aandeel vrouwen dat zich aanbiedt op de arbeidsmarkt steeg van 34% in 1985 naar 68% en deze bruto-arbeidsparticipatie, dat wil zeggen het aandeel werkzame en werkloze vrouwen in de beroepsbevolking afgezet tegen de totale populatie van 15 tot 65-jarigen, zal de komende jaren blijven stijgen. 6 De Emancipatiemonitor 2014 laat zien dat het aantal uren dat vrouwen werken toeneemt. 7 Van de universitair opgeleide werkzame vrouwen had in % een voltijdbaan. In 2013 had van de vrouwen van 25 tot 65 jaar 32% een opleidingsniveau op tenminste het niveau van het hoger onderwijs; bij mannen was dit 34%. Jaarlijks stromen relatief meer vrouwen dan mannen het wetenschappelijk onderwijs in. Vrouwen zijn vooral werkzaam in de gezondheidszorg (80%) en het onderwijs (62%) en zijn ondervertegenwoordigd in het bedrijfsleven (31%). Managementfuncties werden in 2011 in de gezondheidszorg voor 58% door vrouwen bezet; in het onderwijs was dat 37% en in het particuliere bedrijfsleven 15%. Uit diverse gegevens blijkt dat het gemiddelde percentage vrouwen aan de top van organisaties rond de 10% schommelt. 8 Het percentage vrouwen in topfuncties bij de Charter-ondertekenaars groeide van gemiddeld 14,7% in 2008 naar 18,6% in Bij beursgenoteerde ondernemingen waren in 2014 van de 658 bestuurders en commissarissen 99 personen van het vrouwelijk geslacht. 10 Van de 87 beursgenoteerde bedrijven voldeed slechts één bedrijf bijna aan het streefcijfer van 30%. Als het percentage vrouwen in de top in dit tempo doorgroeit, duurt het tot 2033 voor 30% van de topfunctionarissen vrouw is. Om vrouwen te kunnen benoemen in topfuncties is het noodzakelijk dat er voldoende aanbod is in de echelons daaronder. Het aandeel vrouwen in het eerste echelon onder de raden van bestuur is 20%, in het tweede echelon 25%. 11 Voor dit moment is dit qua omvang een voldoende gekwalificeerd aanbod voor de topfuncties, Als het percentage vrouwen in de top in dit tempo doorgroeit, duurt het tot 2033 voor 30% van de topfunctionarissen vrouw is maar deze percentages rechtvaardigen wel een voorkeursbeleid voor de subtop. Het is ook interessant om de cijfermatige gegevens van vrouwen in de wetenschap te bezien. Uit de Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2012 blijkt dat in 2011 de functie van promovendus door 44,7% vrouwen werd vervuld, van de universitair docenten was 33,2% een vrouw en van de universitair hoofddocenten (uhd s) 21,5%. Het percentage vrouwelijke hoogleraren steeg van 3,4% in 1990 naar 14,8% in Gemiddeld stijgt het percentage vrouwelijke hoogleraren met 0,7 procentpunt per jaar. De binnen de EU vastgestelde Lissabon-doelstelling van 25% vrouwelijke hoogleraren in 2010 heeft Nederland niet gehaald. 3. Oorzaken ondervertegenwoordiging De toelichting op de EU-concept-richtlijn noemt stereotype opvattingen bij werving/selectie en bevordering, een door mannen gedomineerde bedrijfscultuur en weinig transparante benoemingsprocedures als factoren die mede oorzaak zijn van de ondervertegenwoordiging van vrouwen in de besturen van beursgenoteerde bedrijven. 13 Deze analyse wordt bevestigd door sociaal-wetenschappelijk onderzoek, zoals onder meer blijkt uit een literatuuronderzoek van het CRM. Negatieve stereotypering van niet-dominante groepen leidt tot discriminatie en uitsluiting bij de toegang tot en doorstroming binnen arbeidsorganisaties. Vrouwen ondervinden hiervan vooral nadeel bij hogere functies en in sectoren waar van oudsher vooral mannen werken. 14 Begin jaren negentig bleek al uit onderzoek van Oden dat uitsluitingsmechanismen een doorslaggevende rol kun- Auteurs arresten en oordelen zijn daar opgenomen. arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970, Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 2009 (25) 3, p. 313; UWV Arbeidsmarktprognose Met een doorkijk naar 2018, p M. Lückerath-Rovers, The Dutch Female Board Index 2014, Tias, 2014, p Mr. E. Cremers-Hartman is zelfstandig arbeidsrechtelijk onderzoeker te Leiden; dr. mr. P.A.T. Oden is lector Juridische aspecten van de arbeidsmarkt, Hanzehogeschool Groningen; de auteurs bedanken dr. M. van den Brink, verbonden aan het SIM, departement Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht voor haar kritische commentaar op een eerdere versie van dit artikel. 4. Uit een brief van Minister Bussemaker (Emancipatie) blijkt dat de resultaten teleurstellend zijn: Kamerstukken II 2014/15, 30420, 209; Bussemaker heeft in december 2014 in de media toegezegd samen met VNO-NCW een database aan te leggen van vrouwen die een topfunctie kunnen bekleden om daarmee de invoering van een quotum te voorkomen. 5. COM (2012) 614 en 615; zie E. Cremers-Hartman & A. Eleveld, Meer vrouwen aan de top in de vennootschap, TRA 2014, afl. 1, p , met een vergelijking van de Nederlandse en de Europese regeling. 6. L. Kösters, P. den Boer & B. Lodder, CBS-berichten: Veranderingen in de 11. A. Merens & H. Bierings, Topfuncties, Emancipatiemonitor 2014, p Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2012, monitor/. 13. COM (2012) 614, p CRM, De juiste persoon op de juiste plaats. De rol van stereotypering bij de toegang tot de arbeidsmarkt, juli 2013, bijv. p ; zie ook: CRM Advies aan de SER over discriminatie op de arbeidsmarkt, januari A. Merens & M. van de Brakel, Emancipatiemonitor 2014, SCP en CBS, Den Haag SER-advies 14/03 Discriminatie werkt niet, p ; SEOR Erasmus School of Economics, Nulmeting wettelijke streefcijfers vrouwen in de top, Rotterdam, Noten 2. Vergelijk A.G. Castermans, De afdwingbare voorkeur voor diversiteit, Utrecht: CGB 2010; nl/publicaties. 3. De jurisprudentie uit deze alinea wordt besproken in par. 6; de vindplaatsen van 9. B. Pouwels & W. Hendrikse, Het zingt rond. Succes door aanbod en kwaliteit van vrouwen. Monitor Talent naar de Top 2012, Zeist: SCP 2013, p. 7; www. talentnaardetop.nl; NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

8 Wetenschap nen spelen bij benoemingsprocedures voor managementfuncties: door de macht van de vanzelfsprekendheid 15 stelden mannen zich beschikbaar en werden zij geselecteerd, en trokken vrouwen zich terug. Vrouwen werden pas benoemd als ze de enige kandidaat waren en niet vergeleken hoefden te worden met mannelijke kandidaten. 16 Wennerås en Wold toonden in 1997 aan dat vrouwen 2,5 keer productiever moesten zijn dan de gemiddelde mannelijke kandidaat om gelijk gekwalificeerd te worden geacht. 17 Op basis van verschillende metingen lieten zij zien dat alleen de meest productieve vrouwelijke kandidaten gelijk gekwalificeerd werden geacht als de minst scorende mannen. Recenter onderzoek naar benoemingsprocedures van hoogleraren van Van den Brink laat zien dat ook daar uitsluitingsmechanismen een rol spelen. 18 Zij toonde aan dat meer mannen dan vrouwen worden voorgedragen voor benoeming ondanks voldoende gekwalificeerd vrouwelijk aanbod. Dit wordt onder andere veroorzaakt door het similar-to-me effect, waarbij mensen kandidaten selecteren die op hen lijken. 19 Vrouwen worden sneller over het hoofd gezien en minder vanzelfsprekend voorgedragen. Van den Brink concludeert dat geen sprake is van een bewuste uitsluiting van vrouwen. Vrouwen moeten op een veel hoger niveau presteren dan mannen willen ze gelijk gekwalificeerd worden geacht als mannen Bij de ontwikkeling en de rechtvaardiging van maatregelen die tot doel hebben het aantal vrouwen in topfuncties te laten toenemen, dient rekening te worden gehouden met uitsluitingsmechanismen. 4. Noodzakelijke maatregelen Arbeidsorganisaties kunnen verschillende maatregelen nemen om de instroom en doorstroom van vrouwen te verbeteren. Deze kunnen deel uitmaken van het algemene sociaal beleid van de onderneming, zoals een actief loopbaanbeleid met regelmatige beoordelings- en functioneringsgesprekken, opleidingsfaciliteiten en transparante wervings- en selectieprocedures. Dit algemene sociaal beleid is geen voorkeursbeleid. Het gaat om het opheffen van beperkingen waar bepaalde groepen werknemers tegenaan lopen en is in beginsel niet aan een bepaalde tijdspanne gebonden. 20 Daarnaast kunnen aan vrouwen extra rechten worden toegekend om hun achterstandspositie te verminderen. In dat geval is sprake van voorkeursbeleid. Dit kan toegepast worden bij de werving en selectie voor functies, bij bevorderingen en bij arbeidsvoorwaarden. Er zijn bij benoemingen drie vormen van voorkeursbeleid mogelijk: 1. op basis van gelijke geschiktheid, 2. op basis van voldoende geschiktheid, 3. middels het reserveren van functies. Om voorkeursbeleid controleerbaar te maken kunnen arbeidsorganisaties op basis van het relevante aanbod op de arbeidsmarkt de wenselijke man/vrouw-verhoudingen in hun arbeidsorganisatie bepalen. De achterstand van vrouwen en de te halen streefcijfers kunnen op die manier worden vastgesteld. Bij voorkeursbeleid is sprake van tijdelijke maatregelen, die worden getroffen totdat de achterstand is opgeheven. Het formuleren van voorkeursbeleid is niet voldoende om te bewerkstelligen dat het aantal vrouwen in topfuncties groeit. Van den Brink toonde aan dat de protocollen die ertoe moesten bijdragen dat meer vrouwelijke hoogleraren worden benoemd, nauwelijks werden gehanteerd. 21 Oden liet zien dat het voeren van voorkeursbeleid op zichzelf uitsluitingsmechanismen niet doorbreekt. Rechtstreeks ingrijpen in de sociale processen in de werksituatie en geschikte vrouwen stimuleren zich beschikbaar te stellen voor managementfuncties, is volgens Oden de beste strategie. 22 Als het management actief en rechtstreeks intervenieert in het benoemingsproces, krijgen onzichtbare uitsluitingsmechanismen veel minder kans. Uit het onderzoek van Oden blijkt ook dat uitsluitingsmechanismen doorwerken bij de uitvoering van voorkeursbeleid. De vorm bij gelijke geschiktheid bleek in de praktijk moeilijk toepasbaar, omdat de kwaliteiten van de mannelijke kandidaten als toetssteen werden gehanteerd en de vrouwelijke kandidaten pas werden benoemd als ze over díe kwaliteiten beschikten. Wennerås & Wold toonden eveneens aan dat vrouwen op een veel hoger niveau moeten presteren dan mannen willen ze gelijk gekwalificeerd worden geacht als mannen (vergelijk par. 3). Voorkeursbeleid om vrouwen bij gelijke geschiktheid te benoemen gaat voorbij aan de uitsluitingsmechanismen. 5. Juridisch toetsingskader voorkeursbeleid Voor de juridische beoordeling van voorkeursbeleid voor vrouwen is het beginsel van gelijke behandeling en nondiscriminatie het vertrekpunt. Voor sekseonderscheid bij de arbeid is dit uitgewerkt in de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (WGB), in artikel 7: 646 BW en in de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB). Deze wetgeving dient de implementatie van EU-richtlijnen inzake de gelijke behandeling en is tevens een uitwerking van artikel 1 Grondwet en van diverse internationale verdragen waarin het beginsel van gelijke behandeling en non-discriminatie is vastgelegd. Van de internationale verdragen is in dit verband vooral het Vrouwenverdrag van belang omdat dit verdrag is toegespitst op het verbeteren van de positie van vrouwen. In de nationale wetgeving is voorkeursbeleid toegestaan voor drie groepen personen met een structurele achterstandspositie op de arbeidsmarkt: vrouwen, leden van etnische of culturele minderheidsgroepen, en gehandicapten en chronische zieken. Voor vrouwen bepaalt artikel 5 lid 1 WGB: van het verbod van onderscheid mag worden afgeweken als daarmee wordt beoogd vrouwen in een bevoorrechte positie te plaatsen teneinde nadelen op te heffen of te verminderen en het onderscheid in een redelijke verhouding staat tot het beoogde doel. Een vrijwel gelijkluidende formulering is te vinden in artikel 2 lid NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 3

9 Neil Webb / Alamy 15. Het begrippenpaar is van A.E. Komter, ter verbetering van de arbeidspositie van science. Gender practices in the recruitment Universiteit 2011, p. 35. De macht van de vanzelfsprekendheid: vrouwen bij de gemeentelijke overheid and selection of professors in the Nether- 20. Kamerstukken II 2004/05, 28770, 11, relaties tussen vrouwen en mannen (diss. (diss), Wolters-Noord BV Groningen, lands, (diss. Nijmegen) Enschede: Ipskamp p. 6; CGB-advies/2004/10 over de con- Leiden), s-gravenhage: VUGA C. Wennerås & A. Wold, Nepotism and Drukkers cept-nota Voorkeursbeleid, p. 3, P.A.T. Oden, Voorkeursbeleid op lokaal sexism in peer-review, Nature 1997, 19. M. Van den Brink, Hoogleraarbenoe- 21. Van den Brink, niveau, Een rechtssociologisch onderzoek p mingen in Nederland m/v. Mythen, feiten 22. Oden, 1993, p naar de sociale werking van maatregelen 18. M. van den Brink, Behind the scenes of en aanbevelingen, Nijmegen: Radboud NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

10 Wetenschap AWGB. Voorkeursbeleid voor vrouwen wordt aan de WGB getoetst omdat ingevolge artikel 4 AWGB deze wet onverlet wordt gelaten door de AWGB. Gezien de formulering van artikel 5 lid 1 WGB is voorkeursbeleid voor vrouwen toegestaan als 1. dit beleid tot doel heeft nadelen op te heffen of te verminderen en 2. dit beleid evenredig is in verhouding tot het nagestreefde doel (evenredigheids- of proportionaliteitsvereiste). Deze bepaling doet al sinds 1989 vrijwel ongewijzigd dienst. Bij de uitleg van artikel 5 lid 1 WGB moeten de bepalingen over voorkeursbeleid in de EU-regelgeving en het Vrouwenverdrag uiteraard worden betrokken. Hieronder bespreken we eerst de EU-regelgeving en vervolgens het Vrouwenverdrag. Voorkeursbeleid voor vrouwen in het Unierecht Sinds mei 1999 geldt de volgende bepaling voor een toelaatbaar voorkeursbeleid: Het beginsel van gelijke behandeling belet niet dat een lidstaat, om volledige gelijkheid van mannen en vrouwen in het beroepsleven in de praktijk te verzekeren, maatregelen handhaaft of aanneemt waarbij specifieke voordelen worden ingesteld om de uitoefening van een beroepsactiviteit door het ondervertegenwoordigde geslacht te vergemakkelijken of om nadelen in de beroepsloopbaan te voorkomen of te compenseren. Het uitgangspunt is niet langer het bevorderen van gelijke kansen maar het verzekeren van volledige gelijkheid van mannen en vrouwen in het beroepsleven in de praktijk Deze omschrijving is met de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam opgenomen in artikel 141 lid 4 EG-verdrag en in 2009 ongewijzigd overgenomen in artikel 157 lid 4 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Tot de invoering van artikel 141 lid 4 EG-verdrag gold artikel 2 lid 4 van Richtlijn 76/207/EEG inzake de gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en bij arbeid. Daarin was bepaald: Deze richtlijn vormt geen belemmering voor maatregelen die beogen te bevorderen dat mannen en vrouwen gelijke kansen krijgen, in het bijzonder door feitelijke ongelijkheden op te heffen welke de kansen van de vrouwen op de in artikel 1 lid 1 bedoelde gebieden nadelig beïnvloeden. Een belangrijk verschil tussen de beide bepalingen is dat artikel 141 lid 4 EG-verdrag ruimer is geformuleerd dan artikel 2 lid 4 van Richtlijn 76/207/EEG. Het uitgangspunt is niet langer het bevorderen van gelijke kansen maar het verzekeren van volledige gelijkheid van mannen en vrouwen in het beroepsleven in de praktijk. Herschikkingsrichtlijn 2006/54/EG inzake de gelijke behandeling van mannen en vrouwen, die onder andere Richtlijn 76/207/EEG heeft vervangen, verwijst in artikel 3 voor de toelaatbaarheid van positieve maatregelen naar artikel 141 lid 4 EG-verdrag. De preambule van deze richtlijn bepaalt dat de verbetering van de situatie van vrouwen in het beroepsleven voorop moet staan. Voorkeursbeleid voor vrouwen in het Vrouwenverdrag Nederland is evenals veel andere lidstaten van de EU tevens gebonden aan de verplichtingen van het Vrouwenverdrag. 23 Artikel 4 lid 1 Vrouwenverdrag heeft betrekking op voorkeursbeleid en luidt: Wanneer de lidstaten die partij zijn bij dit verdrag, tijdelijk bijzondere maatregelen treffen die zijn gericht op versnelling van feitelijke gelijkstelling van mannen en vrouwen, wordt dit niet beschouwd als discriminatie, als omschreven in dit Verdrag, maar het mag geenszins leiden tot handhaving van ongelijke of afzonderlijke normen; deze maatregelen dienen buiten werking te worden gesteld zodra de doelstellingen ter zake van gelijke kansen en gelijke behandeling zijn verwezenlijkt. CEDAW, het toezichthoudend orgaan bij het Vrouwenverdrag, heeft in 1999 de betekenis van artikel 4 lid 1 Vrouwenverdrag voor de lidstaten uitgebreid toegelicht in de Algemene Aanbeveling Het Comité is van mening dat het Vrouwenverdrag voorkeursbeleid niet alleen toestaat maar daartoe zelfs verplicht als dit beleid noodzakelijk en geschikt is om het doel van wezenlijke gelijkheid versneld te bereiken (overweging 24). Formele versus materiële gelijkheid Het Vrouwenverdrag gaat uit van een materiële benadering van gelijkheid en stelt het effect van de juridische gelijkheidsnorm voorop. In deze visie leidt het toekennen van dezelfde rechten aan vrouwen in een situatie van maatschappelijke ongelijkheid tot bestendiging of versterking van de feitelijke ongelijkheid. Het toekennen van dezelfde rechten betekent in dit geval discriminatie van vrouwen. Een verschil in behandeling van mannen en vrouwen kan daarom noodzakelijk zijn. Voorkeursbeleid voor vrouwen is geoorloofd als hiermee gelijkheid wordt bevorderd en onder omstandigheden kan dit beleid verplicht zijn. In het Unierecht is elke discriminatie op grond van geslacht in beginsel verboden tenzij een uitzonderingsbepaling een verschil in behandeling toestaat. Dit betekent een formele benadering van gelijkheid bij de aanname dat ieder verschil in behandeling van mannen en vrouwen ongeacht hun maatschappelijke positie discriminatie is. De vraag of daadwerkelijk sprake is van gelijke gevallen die op dezelfde manier moeten worden behandeld, komt dan niet aan de orde. Uit de toelichting op de EU-concept-richtlijn ter verbetering van de man/ vrouwverhoudingen in beursgenoteerde vennootschappen blijkt dat daar van deze formele visie op gelijkheid wordt uitgegaan. 25 De uitzonderingsbepalingen van artikel 2 lid 4 van Richtlijn 76/207/EEG en artikel 157 lid 4 VWEU/141 lid 4 EG-verdrag geven aan dat wel rekening mag worden gehouden met het verschil in positie van mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt en binnen arbeidsorganisaties. Onder de gestelde voorwaarden wordt het discrimina- 174 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 3

11 Het Vrouwenverdrag gaat uit van een materiële benadering van gelijkheid en stelt het effect van de juridische gelijkheidsnorm voorop tieverbod niet geschonden. Uit deze bepalingen spreekt een materiële benadering van gelijkheid. 6. Jurisprudentie inzake voorkeursbeleid Jurisprudentie HvJ EG Het HvJ EG heeft in de periode 1995 tot en met 2000 in vier arresten geoordeeld over de toelaatbaarheid van voorkeursbeleid voor vrouwen bij de werving en selectie voor functies, waaronder de doorstroming. 26 Het voorkeursbeleid is in de eerste drie arresten getoetst aan artikel 2 lid 4 Richtlijn 76/207/EEG en in het laatste arrest Abrahamsson aan artikel 141 lid 4 EG-verdrag. Het voorkeursbeleid in de eerste arresten betrof de periode voor inwerkingtreding van artikel 141 lid 4 en het Hof kon deze bepaling daarom buiten beschouwing laten. Voor de inhoudelijke beoordeling van voorkeursbeleid heeft dit geen verschil gemaakt. In deze reeks arresten is als hoofdregel geformuleerd dat het niet is toegestaan bij de werving en selectie voor functies aan vrouwen een absolute en onvoorwaardelijke voorrang te geven. Alle sollicitaties moeten aan een objectieve beoordeling worden onderworpen, waarbij geen voorrang aan een vrouw kan worden gegeven boven een beter gekwalificeerde man. Voorkeursbeleid bij gelijke geschiktheid acht het Hof geoorloofd onder de voorwaarde dat een zogenaamde openingsclausule wordt gehanteerd. Deze clausule houdt in dat bij de selectie ook rekening moet worden gehouden met de bijzondere persoonlijke situatie van alle sollicitanten. Een voorkeursbeleid voor vrouwen dat verder strekt, betekent een ongeoorloofde schending van het discriminatieverbod. Met de openingsclausule introduceert het Hof een subjectief element dat de uitvoering van beleid ten gunste van vrouwen onmogelijk kan maken. Bij het antwoord op de vraag of voorkeursbeleid bij werving en selectie voor functies is toegestaan, stelt het Hof het discriminatieverbod als hoofdregel voorop waarvan alleen in bijzondere gevallen mag worden afgeweken. Het Hof gaat daarbij uit van het formele perspectief op gelijkheid waarbij mannen en vrouwen worden geacht bij de deelname aan de arbeid gelijke gevallen te zijn. Een verschil in behandeling betekent in deze visie een schending van het discriminatieverbod. In de arresten Marschall en Badeck constateert het Hof wel dat in selectieprocedures een neiging bestaat mannelijke kandidaten bij bevordering voorrang te geven boven vrouwelijke kandidaten, als gevolg van onder meer vooroordelen en stereotype ideeën over de rol en de capaciteiten van vrouwen in het arbeidsproces, zodat het feit dat twee kandidaten van verschillend geslacht gelijke kwalificaties hebben, op zich niet betekent dat zij gelijke kansen hebben. 27 De geconstateerde nadelen kunnen volgens het Hof voorkeursbeleid voor vrouwen rechtvaardigen mits de regeling in elk individueel geval aan gelijk gekwalificeerde mannelijke kandidaten een objectieve beoordeling garandeert. Dit is tegenstrijdig. Het Hof signaleert dat vrouwen in de praktijk met uitsluiting te maken hebben, benoemt dit echter niet als discriminatie en stelt vervolgens een vorm van voorkeursbeleid voor waarvan uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat deze discriminatie bestendigt. Het probleem is dat het Hof uitsluitingsmechanismen niet als (onbewuste) discriminatie van individuele vrouwen kwalificeert. Jurisprudentie CGB en CRM Vóór 1995 oordeelde de CGB als volgt over de toelaatbaarheid van voorkeursbeleid. Arbeidsorganisaties konden bij de werving en selectie kiezen uit de meest geschikte vorm van de drie varianten van voorkeursbeleid mits zij aan drie strikte criteria voldeden. 28 De zwaardere vormen van voorkeursbeleid voldoende geschiktheid en reservering functies voor vrouwen werden alleen geoorloofd geacht bij een grote mate van achterstand omdat eerst dan sprake kan zijn van proportionaliteit tussen doel en middel. Deze vaste oordelenlijn van de CGB is in een kabinetsnotitie uit 1993 geaccordeerd. 29 De CGB legde de nadruk op de mogelijkheden die artikel 5 lid 1 WGB biedt en stelde een materiële benadering van gelijkheid voorop. In de periode na het Kalanke-arrest kwam geleidelijk aan een wijziging in de oordelenlijn. 30 Uiteindelijk heeft de Commissie de Kalanke-jurisprudentie verwerkt in het zorgvuldigheidsvereiste dat als vierde toetsingscriterium is gaan gelden. Dit vereiste houdt in dat bij sollicitaties en promoties een objectieve beoordeling van alle kandidaten plaats dient te vinden, waarbij rekening wordt gehouden met de mate waarin ieder van de kandidaten aan de functie-eisen voldoet. Benoeming van een kandidaat uit de voorkeursgroep kan alleen plaatsvinden bij gelijke geschiktheid. 31 In 2008 neemt de CGB enige afstand tot het zorgvuldigheidsvereiste. Bij het bestrijden van achterstanden van etnische minder- 23. Trb. 1980, 146; geratificeerd bij Rijkswet van 3 juli 1991, Stb. 1991, 335. EG 11 november 1997, zaak C-409/95 (Marschall), JAR 1997/264; HvJ EG 28 maart 2000, zaak C-158/97 (Badeck), JAR 2000/104; HvJ EG 6 juli 2000, zaak C-407/98 (Abrahamsson), JAR 2000/194; vergelijk S.D. Burri & A. G.Veldman, Gelijke behandeling, in: S.S.M. Peters & R.M. Beltzer, Inleiding Europees Arbeidsrecht, Deventer: Kluwer 2013, p Marschall r.o. 29, 30 en Badeck r.o. 21. overeenstemming met het Kalanke-arrest; oordeel 98-97: reserveren van functies voor vrouwen niet geoorloofd bij interne werving; oordeel 99-57: reserveren van functies voor vrouwen wel geoorloofd bij externe werving. 31. Oordelen , en en CGB-advies/2004/10 inzake de conceptnota Voorkeursbehandeling. 28. Deze criteria zijn geformuleerd in CGB 9 juli 1990, oordeelnummer en in vele latere oordelen herhaald; zie over deze criteria: E. Cremers-Hartman, Voorkeursbehandeling van vrouwen bij werving en selectie, NJB 1992, p Zie cedaw/recommendations/; zie ook www. rijksoverheid.nl/minocw met trefwoord Vrouwenverdrag of emancipatiebeleid. 25. COM (2012) 614, p HvJ EG 17 oktober 1995, zaak C-450/93 (Kalanke), JAR 1995/234; HvJ 29. Kamerstukken II 1992/93, Oordeel 96-97: toetsingscriteria CGB in NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

12 Wetenschap De algemene gegevens over de werking van seksestereotypering bieden een eerste aanknopingspunt voor de vraag of sprake is van een vermoeden van directe discriminatie van vrouwen binnen arbeidsorganisaties heden zou in uitzonderlijke situaties ruimte moeten zijn voor zwaardere vormen van voorkeursbeleid. Het argument is dat het zorgvuldigheidsvereiste niet uit de wet voortvloeit maar op basis van casuïstiek in de rechtspraak is ontwikkeld. 32 In 2011 en 2012 volgen de in de Inleiding aangehaalde oordelen over het reserveren van functies voor vrouwen door de RUG en de TU Delft. De RUG reserveerde extra budget om het aandeel van vrouwelijke hoogleraren te verhogen en bood vrouwelijke uhd s de mogelijkheid tot een benoeming als hoogleraar op grond van een persoonsgebonden bevordering. De selectie vond plaats conform de reguliere benoemingsvereisten voor het hoogleraarschap en de universiteit bevorderde twaalf vrouwelijke uhd s tot hoogleraar. De CGB achtte het voorkeursbeleid van de RUG ongeoorloofd omdat de situatie aan de RUG niet zo uitzonderlijk zou zijn dat van het zorgvuldigheidsvereiste kon worden afgeweken. 33 De Technische Universiteit Delft reserveerde voor vrouwelijke wetenschappers tien tenure trackposities. Voor de toegang tot deze posities gold naast de reguliere eisen als bijkomend vereiste dat de vrouwen over specifieke leiderschapskwaliteiten moesten beschikken om tevens als rolmodel te kunnen fungeren. Het CRM achtte deze reserveringsmaatregel van de TU Delft geoorloofd. 34 Het voornaamste aspect van dit oordeel is dat meer afstand is genomen van de jurisprudentie van het Hof. Het hoofdargument hiervoor is het verschil in bewoordingen van artikel 2 lid 4 Richtlijn 76/207/EEG en artikel 3 Herschikkingsrichtlijn 2006/54/EG, waarmee de focus van de bevordering van gelijke kansen van mannen en vrouwen is verschoven naar het verzekeren van volledige gelijkheid tussen mannen en vrouwen in de praktijk. Het CRM oordeelt dat dit een ruimer toetsingskader biedt dat in zeer uitzonderlijke situaties een maatregel rechtvaardigt die alleen vrouwen ten voordeel strekt. Ook wijst het CRM op het feit van algemene bekendheid dat de positie van vrouwen in de hogere regionen van het beroepsleven niet aanmerkelijk is verbeterd sinds het Hof zijn arresten wees (punt 1.36). Met dit oordeel verlaat het CRM de vrij formele benadering van gelijkheid en krijgen arbeidsorganisaties meer mogelijkheden om voorkeursbeleid te voeren. In het oordeel overweegt het CRM overigens ten onrechte dat het Hof voorkeursbeleid niet eerder aan de tekst van artikel 141 lid 4 EG-verdrag zou hebben getoetst. Veldman signaleerde al eerder dat dit niet klopt omdat die toets in Abrahamsson is verricht. 35 Deze fout doet ons inziens evenwel geen afbreuk aan de redenering dat de regeling inzake voorkeursbeleid binnen het Unierecht is verruimd, dat hieruit een meer materiële benadering van gelijkheid spreekt, hetgeen betekenis moet hebben voor de beoordeling van voorkeursbeleid. 7. Enkele opmerkingen bij de beoordeling van voorkeursbeleid Hieronder volgen enkele opmerkingen bij de beoordeling van voorkeursbeleid die duidelijk maken dat er voldoende argumenten zijn om de Kalanke-norm los te laten en dat werkgevers meer ruimte kan worden geboden om een effectief voorkeursbeleid te voeren. Seksesterotypering en uitsluitingsmechanismen Seksestereotypering en andere uitsluitingsmechanismen zijn een belangrijke oorzaak van de geringere doorstromingsmogelijkheden van vrouwen (vergelijk par. 3 en par. 4). Deze mechanismen zijn te duiden als onbewuste discriminatie. In een juridische discussie over een toelaatbaar voorkeursbeleid die niet wil abstraheren van de sociale werkelijkheid, moet aan deze wetenschappelijke inzichten waarde worden toegekend. Het besproken onderzoek levert algemene gegevens op die gebruikt kunnen worden bij het beantwoorden van de vraag of en in hoeverre binnen concrete arbeidsorganisaties sprake is van discriminatie van vrouwen. Als die vraag positief wordt beantwoord, kan dit noodzaken tot een verschil in behandeling van mannen en vrouwen, door voorrang te geven aan vrouwen. Het adagium gelijke gevallen moeten gelijk worden behandeld en ongelijke gevallen ongelijk naar rato van hun ongelijkheid brengt dit mee. De definitie van directe discriminatie van artikel 1 lid 1 WGB biedt ruimte voor deze benadering. Directe discriminatie is daar gedefinieerd als: wanneer iemand op grond van geslacht minder gunstig wordt behandeld dan een ander in een vergelijkbare situatie wordt, is of zou worden behandeld. Een vergelijking kan dus niet achterwege blijven en kan de noodzaak tot een verschil in behandeling duidelijk maken. De algemene gegevens over de werking van seksestereotypering bieden een eerste aanknopingspunt voor de vraag of sprake is van een vermoeden van directe discriminatie van vrouwen binnen arbeidsorganisaties. In het verleden heeft de Hoge Raad in het arrest Binderen vs. Kaya het gebruik van dergelijke gegevens geaccepteerd door aan te nemen dat geen rechtsregel zich ertegen verzet aan algemene gegevens een (zwaarwegend) vermoeden van discriminatie te ontlenen. 36 Ons inziens kunnen deze algemene gegevens worden gecombineerd met gegevens over de achterstandspositie van vrouwen in specifieke functies of functiegroepen binnen arbeidsorganisaties. Dit samenstel van gegevens kan voldoende zijn voor de conclusie dat vrouwen en mannen binnen (delen van) de arbeidsorganisatie niet in een vergelijkbare situatie verkeren en dat een verschil in behandeling daarom nodig is. Voorkeursbeleid voor vrouwen kan een adequate reactie zijn die in die situatie niet leidt tot een ongeoorloofde discriminatie van mannen. 176 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 3

13 Arbeidsorganisaties moeten daarbij kunnen kiezen voor de meest effectieve vorm van voorkeursbeleid rekening houdend met de mate van achterstand van vrouwen en ook met het gegeven dat voorkeur bij gelijke geschiktheid uitsluitingsmechanismen kan bestendigen (vergelijk par. 4). Houdbaarheid uitleg artikel 141 lid 4 EG-verdrag (thans 157 lid 4 VWEU) Het Hof heeft alleen in het arrest Abrahamsson het voorkeursbeleid getoetst aan artikel 141 lid 4 EG-verdrag; het betrof voorkeursbeleid bij voldoende geschiktheid. Gezien het verschil in bewoordingen ten opzichte van artikel 2 lid 4 Richtlijn 76/207/EEG is het opmerkelijk dat het Hof in r.o. 55 zonder enige nadere motivering volstaat met de constatering dat ook al staat deze gemeenschapsbepaling het toe om specifieke voordelen toe te kennen, hieruit niet kan worden afgeleid dat daarmee de betreffende voorkeursmaatregel geoorloofd is, omdat deze hoe dan ook onevenredig is aan het nagestreefde doel. Veldman noemde het in 2001 teleurstellend dat het Hof de lijn in eerdere jurisprudentie ongewijzigd doortrekt terwijl de Europese wetgever met de herformulering een duidelijk signaal heeft afgegeven dat doorbreking van het verbod van sekseonderscheid in de vorm van specifieke voordelen geoorloofd wordt geacht. 37 Ook de CGB wees in het verleden op de tekst van artikel 141 lid 4 EG-verdrag en nam aan dat een grotere beleidsvrijheid voor de lidstaten zou ontstaan om voorkeursbeleid voor vrouwen vorm te geven. 38 De Vos heeft er op gewezen dat de advocaten-generaal in de zaken Badeck en Briheche39 het Hof uitdrukkelijk hebben gevraagd zich uit te spreken over de betekenis van de hun inziens ruimere bepaling. 40 Het Hof heeft dit echter achterwege gelaten. Het ontbreken van een inhoudelijke motivering vraagt om een heroverweging van de uitleg van artikel 141 lid 4 EG-verdrag. Dit klemt te meer omdat andere lidstaten binnen de Europese Unie in hun wetgeving reservering van functies voor vrouwen wel mogelijk maken. 41 CGB/CRM hebben de eis van het Hof dat voorkeursbeleid voor vrouwen alleen geoorloofd is als een individuele vergelijking van mannen en vrouwen plaatsvindt, gekwalificeerd als een jurisprudentienorm die niet rechtstreeks uit de regelgeving voortvloeit. Van die norm zou daarom onder bijzondere omstandigheden kunnen worden afgeweken. Wij kunnen die redenering onderschrijven. Naast de reeds genoemde argumenten voor een inhoudelijke heroverweging, zien wij hiertoe ook aanknopingspunten in jurisprudentie van het Hof zelf en eveneens in de afstemming op het Vrouwenverdrag. Uitzondering op fundamentele rechten: tijdelijkheid en doeltoetsing Het is de vraag waarom het Hof arbeidsorganisaties niet toestaat tijdelijk verdergaande voorkeursmaatregelen voor vrouwen te treffen, zolang het doel, zoals omschreven in preambule en artikel 3 van Herschikkingsrichtlijn 2006/54/EG, nog niet is bereikt. Een dergelijke benadering paste het Hof wel toe in het arrest Vicoplus. 42 Dit arrest betrof overgangsmaatregelen waarmee werd beoogd de toestroom van grote groepen arbeidsmigranten uit onder andere Polen te voorkomen. Bij de beoordeling van deze overgangsmaatregelen, die het vrij verkeer van werknemers en van diensten beperkten, verwees het Hof naar het doel van de toetredingsakte, namelijk het voorkomen van verstoringen op de arbeidsmarkt in de lidstaat. Het Hof achtte het hier wel mogelijk om tijdelijke maatregelen toe te staan ten einde het beoogde doel te bereiken. In de Nederlandse rechtspraktijk speelt artikel 4 lid 1 Vrouwenverdrag bij de beoordeling van voorkeursbeleid nauwelijks een rol Betekenis Vrouwenverdrag Het Vrouwenverdrag heeft een andere visie op een toelaatbaar voorkeursbeleid dan de visie die uit de Kalankejurisprudentie spreekt (vergelijk par. 5). In de Nederlandse rechtspraktijk speelt artikel 4 lid 1 Vrouwenverdrag bij de beoordeling van voorkeursbeleid echter nauwelijks een rol. Het CRM moet zich in de oordelen beperken tot een toetsing aan de gelijkebehandelingswetgeving en daarbij het Unierecht en de uitleg van het Hof betrekken vanwege het supranationale karakter van dit recht. Voorkeursbeleid wordt vrijwel niet ter beoordeling voorgelegd aan de gewone rechter; daarmee vindt in de nationale rechtspraak dus geen toetsing aan het Vrouwenverdrag plaats. Uit de Nota Voorkeursbehandeling uit 2005 blijkt dat het toenmalige kabinet van mening was dat artikel 4 lid 1 Vrouwenverdrag de lidstaten slechts de mogelijkheid biedt maatregelen te treffen die de feitelijke gelijkstelling van mannen en vrouwen bevorderen. Van een eventuele verplichting zou geen sprake zijn. 43 Deze uitleg staat haaks op de uitleg die het CEDAW heeft gegeven in de Algemene Aanbeveling 25 (vergelijk par. 5). Het CEDAW heeft in commentaren op de Nederlandse rapportage 32. Oordeel maat (red.), Gelijke behandeling 2012: Kronieken en Annotaties, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2013, p HR 10 december 1982, NJ 1983/687, m.nt. EAA. 37. A.G.Veldman, De nieuwe Europese arresten over voorkeursbeleid, Nemesis 2001/4, p Oordeel HvJ EG 30 september 2004, zaak C-319/03, (Briheche), JAR 2004/260. die Keure 2008, p Oordeel , JAR 2012/78, m.nt. E.Cremers-Hartman. 34. Oordeel , JAR 2013/41, m.nt. E.Cremers-Hartman. 35. A.G. Veldman, Voorkeursbeleid en Unierechtelijke beperkingen: over het CRM, het konijn en de hoge hoed, in: R. Holt- 41. Vergelijk M. Westerbeek, Onze hersenen willen een man als baas, Arbeidsrecht 2014/41, p HvJ EU 10 februari 2011, gevoegde zaken C-307/ /09 (Vicoplus). 40. M. de Vos, Positieve actie en positieve discriminatie in het Europese en Belgische discriminatierecht, in: S. Bayart, S. Sottiaux & S. van Drooghenbroeck (red.), De nieuwe federale antidiscriminatiewetten, Brugge: 43. Kamerstukken II 2004/05, 28770, 11. NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

14 Wetenschap inzake de naleving van het Vrouwenverdrag Nederland meerdere malen bekritiseerd en opgeroepen om gebruik te gaan maken van de tijdelijke speciale maatregelen waarin artikel 4 lid 1 voorziet. 44 Nederland is als verdragspartij gehouden het Vrouwenverdrag na te leven en zal om die reden bij het formuleren van eisen aan voorkeursbeleid moeten zoeken naar een meer materiële invulling van het gelijkheidsconcept. 8. Meer vrouwen naar de top De ondervertegenwoordiging van vrouwen in topfuncties in Nederland en andere EU-lidstaten is groot en wordt als een steeds urgenter probleem ervaren. De cijfers laten zien dat het aanbod van gekwalificeerde vrouwen groeit. De regelgeving van lidstaten van de Europese Unie is heel divers. Landen als Frankrijk, Zweden en België hebben regelgeving die arbeidsorganisaties op straffe van zware sancties verplichten tot het treffen van maatregelen om de positie van vrouwen te verbeteren. Steeds meer arbeidsorganisaties willen zelf adequate maatregelen treffen om meer vrouwen in de top en subtop te kunnen benoemen. Deze arbeidsorganisaties weten echter niet goed waar ze aan toe zijn. Kunnen ze het oordeel van het CRM in de zaak TU Delft volgen of lopen ze daarmee een risico dat een man zich meldt met een schadeclaim? Onzes inziens zijn er voldoende steekhoudende argumenten om de Kalanke-norm los te laten en arbeidsorganisaties de ruimte te laten bij de keuze van een effectieve vorm van voorkeursbeleid voor vrouwen. Het Hof signaleert in enkele arresten weliswaar dat vrouwen in de praktijk met uitsluiting te maken hebben, maar benoemt dit niet als discriminatie en staat uitsluitend een vorm van voorkeursbeleid toe waarvan uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat deze discriminatie bestendigt. In de loop der tijd is veel kennis verkregen over vaak onbewuste discriminatie binnen arbeidsorganisaties. Deze kennis moet worden betrokken bij de beoordeling van een juridisch toelaatbaar voorkeursbeleid. Artikel 5 lid 1 WGB staat voorkeursbeleid voor vrouwen toe onder de voorwaarden dat 1. dit beleid tot doel heeft nadelen op te heffen of te verminderen en 2. dit beleid evenredig is in verhouding tot het nagestreefde doel (evenredigheids- of proportionaliteitsvereiste). Deze bepaling biedt ruimte voor verschillende vormen van voorkeursbeleid mits de mate van achterstand dusdanig is dat sprake is van proportionaliteit tussen doel en middel. Binnen de grenzen die deze wetgeving stelt en op basis van adequaat cijfermateriaal over de positie van vrouwen in hun organisatie, kunnen arbeidsorganisaties die vorm van voorkeursbeleid toepassen die zij noodzakelijk achten als bijdrage aan de doelstellingen van zowel de Herschikkingsrichtlijn 2006/54/EG als het Vrouwenverdrag, namelijk een grotere gelijkheid van mannen en vrouwen binnen arbeidsorganisaties en op de arbeidsmarkt. 44. Kamerstukken II 2009/10, 30420, 154, Aanbevelingen 22-23; Kamerstukken II 2006/07, 30420, 46 en NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 3

15 Wetenschap 147 De papieren muur Proces-verbaal maakt bewijsvoering soms onbetrouwbaar Marijke Malsch, Robin Kranendonk, Jan de Keijser, Henk Elffers, Martha Komter, Meike de Boer 1 Een kort geleden afgerond onderzoek laat zien dat processen-verbaal het verhoor zeer sterk samenvatten. Zij geven bovendien vaak een vertekend beeld van het verhoor. Dankzij opnamen van verhoren kan non-verbaal gedrag tegenwoordig worden bekeken en beluisterd. Verdachten blijken sneller schuldig te worden geacht als hun non-verbale gedrag zichtbaar is. Opnamen laten ook het gedrag van de verhoorder zien en daardoor kan het verhoor veel beter worden gecontroleerd dan vroeger het geval was. Er wordt echter in het strafproces nog te weinig gebruik gemaakt van audiovisuele middelen. Inleiding Alle bewijs moet in zijn meest oorspronkelijke vorm op de zitting worden gepresenteerd aan de rechter, zo stelt het onmiddellijkheidsbeginsel. 2 Alle personen die een verklaring over het tenlastegelegde feit kunnen afleggen, moeten dat (ook) op de zitting doen. Stukken van overtuiging moeten eveneens in hun originele vorm op de zitting aanwezig zijn, zodat de rechter ze zelf kan bekijken; foto s van deze stukken van overtuiging zijn niet voldoende voor het bewijs, zo kan worden afgeleid uit dit onmiddellijkheidsbeginsel. In Nederland wordt het onmiddellijkheidsbeginsel op erg beperkte wijze nageleefd. 3 Door de aanvaarding van de de auditu verklaring (verklaring van horen zeggen ) heeft het Nederlandse strafproces een sterk schriftelijk karakter ontwikkeld. Processen-verbaal (pv s) van verhoor zijn de auditu verklaringen: de verbalisant heeft de verhoorde iets horen zeggen en heeft dit opgeschreven. Deze opgeschreven verklaring mag door de rechter worden gebruikt voor het bewijs. 4 Papieren stukken hebben grotendeels de plaats ingenomen van getuigen en deskundigen, en soms van verdachten, die live een verklaring afleggen op de zitting. Behalve voor de verklaring van horen zeggen geldt dit ook voor stukken van overtuiging waarvan uitsluitend via een foto of schriftelijke beschrijving op zitting kennis genomen kan worden. Denk aan schriftelijke beschrijvingen van kinderpornografisch materiaal die in de plaats komen van de afbeeldingen zelf. De aanvaarding van pv s als bewijs laat een groot vertrouwen in verbalisanten zien, niet alleen in hun waarnemingsvermogen, maar ook in de manier waarop zij de feiten opschrijven in een proces-verbaal. Het is aan de rechter om te bepalen of en hoeveel ander bewijs nodig is naast de pv s. De rechter is daarbij vrij in de bewijswaarde die hij wil toekennen aan bewijsmiddelen (zoals een pv), en hij is ook vrij in welke bewijsmiddelen hij selecteert voor een bewezenverklaring, zonder dat hij deze selectie hoeft te motiveren. Het is echter de vraag in hoeverre de rechter het proces-verbaal überhaupt kan toetsen, met andere woorden: weet de rechter of het pv het verhoor volledig dekt en of er geen onjuistheden in staan, en kan hij dat nagaan? 5 Auteurs hoogleraar Criminologie bij het Instituut voor Strafrecht en Criminologie aan de Universiteit Leiden. Prof. dr. H. Elffers is senior onderzoeker bij het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving en emeritus hoogleraar empirisch onderzoek van de strafrechtspleging Vrije Universiteit Amsterdam. Dr. M.L. Komter is research fellow aan het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR). M. de Boer is masterstudent Criminologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en heeft tevens een bachelor in Taal & Communicatie. Zij heeft meegewerkt aan het onderzoek dat in dit artikel wordt besproken. 4. In veel andere landen is het gebruik van de auditu verklaringen voor het bewijs niet toegestaan: de personen die een verklaring hebben afgelegd moeten, zeker in zwaardere zaken, ook op de zitting komen om daar (nogmaals) een verklaring af te leggen. In die landen is het strafproces dan ook minder schriftelijk dan het Nederlandse strafproces. 5. M. Visser, Bewijswaardering in het strafrecht: vrijheid met beperkingen, Strafblad, mei 2014, p Mr. dr. M. Walsch is senior onderzoeker bij het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR), raadsheerplaatsvervanger in het Hof Den Bosch en rechter-plaatsvervanger bij de Rechtbank Noord-Holland. R. Kranendonk MSc heeft als junior onderzoeker bij het NSCR meegewerkt aan onderzoeken naar processen-verbaal, DNA-onderzoek en slachtofferbehoeften in het strafproces. Prof. dr. J.W. de Keijser is Noten 2. M.J. Dubelaar, Betrouwbaar bewijs. Totstandkoming en waardering van strafrechtelijke getuigenverklaringen in perspectief, Deventer: Kluwer Dubelaar, NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

16 Wetenschap Het pv van verhoor blijft zelfs het centrale stuk bij de behandeling van de zaak ter zitting, en van opnamen wordt slechts incidenteel gebruik gemaakt eel) zijn vergeleken met de processen-verbaal die van diezelfde verhoren zijn gemaakt. Op deze wijze kon worden vastgesteld wat er wordt weggelaten, toegevoegd en/of gewijzigd tijdens het verbaliseren van het verhoor. 7 Voordat dit onderzoek wordt besproken, wordt kort ingegaan op de rol van het dossier. Errors and Omissions Excepted Peter Holt/Illustration Works/Corbis Bemerkt de rechter het als het pv het verhoor onvolledig dan wel onjuist weergeeft? Pv s zouden de werkelijkheid (zoals: het verhoor van verdachten en getuigen, de aanhouding, de bevindingen van de verbalisanten, andere soorten ambtshandelingen, en de conclusies van deskundigen) adequaat en volledig moeten weergeven. 6 Onvolledigheid, inaccuraatheid of suggestiviteit van pv s kunnen het oordeel van de rechter over onder meer de schuld van de verdachte in een onjuiste richting sturen. Als het pv niet deugt, is er een probleem. Het is derhalve van groot belang dat de rechter adequate controlemogelijkheden heeft om de juistheid van het dossier te onderzoeken. Door de technologische ontwikkelingen bestaan op dit moment meer van dit soort controlemogelijkheden dan vroeger. In dit artikel wordt een recent afgerond onderzoek besproken naar de volledigheid en betrouwbaarheid van het proces-verbaal als verslaglegging van het verdachtenverhoor. Opnamen van verhoren (auditief en audiovisu- De rol van het dossier De belangrijke rol die het schriftelijk dossier vervult in het (Nederlandse) strafproces is niet zonder risico, zo liet experimenteel onderzoek van Schünemann zien. 8 Een deel van de (Duitse) rechters kreeg in dit onderzoek het dossier voorafgaand aan de zitting te lezen en een deel van de rechters niet. Rechters die het dossier hadden gelezen, veroordeelden de verdachte veel vaker dan rechters die niet het dossier hadden gelezen, terwijl de twee groepen dezelfde zaak beoordeelden. Het lezen van het dossier is derhalve van invloed op het schuldoordeel. Bovendien laat dit onderzoek zien dat het dossier vooral een belastende invloed heeft: het oordeel over de schuld steeg na het lezen ervan. Dat is op zich niet opmerkelijk omdat de officier van justitie die het dossier samenstelt meestal slechts tot een vervolging overgaat als deze van mening is dat er voldoende bewijs is voor een veroordeling. Het dossier is dan ook over het algemeen eenzijdig, in die zin dat er vooral belastend materiaal in zit. Dit betekent niet dat het dossier niet waarheidsgetrouw is. Er bestaat echter een mogelijkheid dat ontlastend materiaal er (nog) niet in zit terwijl dat wel zou moeten om een evenwichtig beeld te creëren van de zaak, en dat dit het oordeel van de rechter beïnvloedt. De gedachten en oordelen die zijn gevormd op basis van dit eenzijdige dossier werken door in de fase van de berechting van de zaak. Niet voor niets wordt genoemde studie vaak aangehaald als voorbeeld van belief perseverance, een van de mechanismen achter tunnelvisie. 9 Methoden Sinds het in werking treden in 2010 van de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten (Aanwijzing AVR) 10 worden verdachtenverhoren op grotere schaal opgenomen. De Aanwijzing gaat er echter vanuit dat een schriftelijke samenvatting van het verhoor (het pv) het belangrijkste blijft in het vervolg van het proces en niet de opname. De opname dient voornamelijk als controlemiddel en als hulpmiddel ten behoeve van de toetsbaarheid van het verhoor, zo stelt de inleiding op de Aanwijzing. Processen-verbaal blijven dus van groot belang voor de strafrechtspraktijk. Het pv van verhoor blijft zelfs het centrale stuk bij de behandeling van de zaak ter zitting, en van opnamen 180 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 3

17 wordt slechts incidenteel gebruik gemaakt, zo is gebleken uit het in dit artikel beschreven onderzoek. Als gevolg van deze Aanwijzing zijn inmiddels van veel verdachtenverhoren in zwaardere zaken zowel een schriftelijk pv als een (auditieve of audiovisuele) opname beschikbaar. Ten behoeve van het in dit artikel besproken onderzoek zijn 55 opgenomen verdachtenverhoren (45 auditief, 10 audiovisueel) onderzocht, en een deel daarvan is vergeleken met de pv s die van deze verhoren zijn gemaakt. Onderzocht is in hoeverre het pv een volledige en accurate weergave van het verhoor geeft. Hiervoor is de lengte van het verhoor met die van het pv vergeleken, en is gekeken welke inhoudelijke informatie bij het opmaken van het pv is weggelaten, veranderd of toegevoegd. Daarnaast zijn interviews afgenomen aan rechercheurs, advocaten, officieren van justitie en rechters over de vraag hoe zij omgaan met het proces-verbaal en over de toename van beeld en geluid. Bij de interviews en de vergelijking tussen pv s en verhoren is gebruik gemaakt van oorspronkelijk materiaal. Dat is niet het geval geweest bij het derde deel van het onderzoek, het experiment: daar is een kunstmatige situatie in het leven geroepen met als doel om onder gecontroleerde condities bepaalde effecten te onderzoeken. Een verhoor is op drie manieren aangeboden aan een groep respondenten (studenten die het vak strafrecht hadden gevolgd, van verschillende universiteiten): als audiovisuele opname, als auditieve opname, en als procesverbaal. Daarbij is gevarieerd in de hoeveelheid non-verbaal gedrag van de verdachte. 11 Hiermee kon worden vastgesteld of het uitmaakt voor het oordeel over de verdachte en zijn verklaring of het verhoor via beeld, geluid of een pv wordt aangeboden, en wat de invloed is van het non-verbale gedrag van de verdachte als dit kan worden waargenomen. Resultaten Weglating uit het pv Er zijn substantiële verschillen tussen de verhoren en de bijbehorende pv s, vooral wat de lengte/duur en het aantal erin opgenomen vragen betreft. De onderzochte pv s geven slechts tussen de twee en de 37 procent van de verhoren weer. Gemiddeld gaat het hierbij om ongeveer een kwart van het verhoor. In een eerdere survey gaf ruim driekwart van de rechercheurs aan niets in te korten als zij proces-verbaal opmaken van een verdachtenverhoor, en 56 procent schatte ongeveer driekwart van het verhoor weer te geven in het pv. 12 Verbalisanten lijken zich er dus niet altijd van bewust te zijn dat zij in feite heel veel weglaten als zij proces-verbaal opmaken. In pv s die in de monoloogstijl zijn geschreven wordt (vrijwel) geen enkele van de tijdens het verhoor gestelde vragen opgenomen, maar ook bij de andere stij- len (zoals de Vraag-Antwoordstijl) ontbreken veel van de gestelde vragen. De hoofdvragen worden meestal wél weergegeven in het pv (63%), maar van de vervolgvragen komt maar 25 procent in het pv terecht. Van alle antwoorden die tijdens de verhoren zijn gegeven (de meeste door de verdachte), komt 21 procent terug in het pv. Van alle interacties bij elkaar, wordt slechts 32 procent weergegeven in het pv. Ook confrontaties, bijvoorbeeld met belastend bewijs, of met tegenstrijdige verklaringen van de verdachte zelf, komen lang niet altijd goed uit de verf in de pv s, of worden soms in hun geheel weggelaten. In sommige verhoren wordt druk opgebouwd om de verdachte een verklaring te laten afleggen. Die opbouw van de druk, door rechercheurs omsingeling genoemd, kan soms een behoorlijke tijd in beslag nemen tijdens het verhoor. Toch wordt die opbouw vaak slechts in een enkel zinnetje weergegeven. De emoties die speelden en de spanning bij de verdachte blijken vaak niet uit het pv. Er zijn op dat punt belangrijke verschillen tussen pv s en verhoren. Het is aan de hand van het pv meestal niet mogelijk om na te gaan van welke aard de druk was die werd opgebouwd, en of het wellicht om ongeoorloofde druk zou kunnen gaan. Dit vermindert de controleerbaarheid van het verhoor. Verbalisanten lijken zich er dus niet altijd van bewust te zijn dat zij in feite heel veel weglaten als zij proces-verbaal opmaken Iets meer dan de helft van de pv s bevat beschrijvingen van non-verbaal gedrag. Het gaat hier uitsluitend om non-verbaal gedrag van de verdachte. Non-verbaal gedrag van de verhoorder wordt buiten het pv gehouden, en daarmee eveneens mogelijke non-verbale druk die op de verdachte wordt uitgeoefend. Emoties, en de sfeer van een verhoor, komen meestal niet duidelijk tot uitdrukking in de pv s. Toevoeging Soms wordt informatie toegevoegd aan de pv s. Deze toevoegingen hebben meestal te maken met het juridische en formele karakter van het pv. Bij lezing van het pv lijkt het alsof de verbalisanten nadrukkelijk de cautie geven 6. M. Malsch, Waardoor laat de rechter zich overtuigen? De rol van onmiddellijkheid bij het bewijs, Cahiers Politiestudies, 3, p Voor een volledig verslag van dit onderzoek, zie M. Malsch, R. Kranendonk, J. de Keijser, H. Elffers, M. Komter & M. de Boer, Kijken, luisteren, lezen. De invloed van beeld, geluid en schrift op het oordeel over verdachtenverhoren, Politie en Wetenschap, 2015/79. Voor dit onderzoek is een subsidie verkregen van Politie en Wetenschap. 8. B. Schünemann, Experimentelle Untersuchungen zur Reform der Hauptbehandlung in Strafsachen, in: H.J. Kerner, H. Kurry & K. Sessar (eds.), Deutsche Forschungen zur Kriminalitätsentstehung und Kriminalitätskontrolle, Köln: Heymanns 1983, p Zie H.F.M. Crombag, Over tunnelvisie, in P.J. van Koppen, H. Merckelbach, M. Jelicic & J.W. de Keijser (red.), Reizen met mijn rechter: Psychologie van het recht, Deventer: Kluwer 2010, p Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten (2010A018; inwerkingtreding 1 september 2010). 11. Voor een volledige beschrijving van de methoden, zie Malsch et al., Zie M. Malsch, J. de Keijser, M. de Gruijter, M. Komter & H. Elffers, De gevolgen van beeld en geluid voor het procesverbaal van verdachtenverhoor, Tijdschrift voor de Politie, 2012, afl. 10, p NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

18 Wetenschap De verklaring die op papier komt, wordt daarmee anders dan de werkelijke verklaring, niet zozeer op het punt wat daadwerkelijk is gezegd, als wel op de intentie, de sfeer, de emoties waarna de verdachte ook nog een keer bevestigt dat hij dit heeft begrepen, maar vaak gaat dit veel minder expliciet. Het voorlezen van het pv aan de verdachte aan het eind van het verhoor krijgt veel aandacht, althans dat suggereert het pv. Uit de opnamen van de verhoren blijkt echter dat dit veel minder duidelijk en expliciet gebeurt, of soms helemaal niet plaatsvindt. Soms staat er iets in het pv dat niet is voorgevallen tijdens het verhoor. Ook wordt informatie in het pv explicieter opgeschreven dan deze aan de orde is gekomen tijdens de verhoren. Hierdoor lijkt de verdachte zekerder in zijn uitspraken dan hij in werkelijkheid was. Verandering Formuleringen worden in pv s soms veranderd. Spreektaal wordt schrijftaal en hakkelende zinnen worden omgewerkt tot beter leesbaar proza (zie Voorbeeld 1). 13 Voorbeeld 1 Verhoor: V: Iemand zei uh waarom ben je weg. Ze werkte eraan mee want. In alle gedachten waarom. Ik kan het, je weet, ik ben een man ik zeg je altijd. De ene keer als je tv zit te kijken of uh dit en dat. Het werkte gewoon niet. Hebt uh heeft ze nou verstand. Is ze nou zo!dom! of. Waarom komt ze die kant en terwijl ze die kant uit kan gaan. Pv: Dat kwam omdat ze ook makkelijker werd en meewerkte. De door de verdachte gebruikte bewoordingen worden regelmatig veranderd door de verbalisant (zie Voorbeeld 2). 14 Voorbeeld 2 Verhoor: V: Mm mm, nou ik weet bijna 100% zeker dat ik dat niet gezegd heb. P: Oké. Ik zal het ook in die bewoordingen op papier zetten. V: Mm... Pv: Ik heb in dit twistgesprek niet gedreigd Stefan dood te zullen maken. Door herformuleringen verschilt de sfeer van de pv s van die tijdens de verhoren, en lijkt het contact tussen verdachte en verhoorder vloeiender te verlopen dan in feite het geval was. De bron van de informatie verandert daarnaast regelmatig in het pv: veel woorden die uit de mond van de verdachte lijken te komen, komen eigenlijk bij de verbalisant vandaan, althans, er heeft een herformulering tijdens het noteren in het pv plaatsgevonden. Vrijwilligheid van de afgelegde verklaring Bij lezing van pv s wordt de indruk gewekt dat de verdachte op eigen initiatief zijn verklaring aflegt, terwijl die meestal juist door de verhoorders moet worden uitgelokt, zo blijkt uit de opnamen. De verklaring krijgt daardoor een vrijwilliger karakter dan deze in werkelijkheid heeft gehad. Verdachten lijken meewerkender en spraakzamer dan zij in werkelijkheid waren. Meestal moet flink aan een verdachte worden getrokken om een antwoord te krijgen. De drang die tijdens het verhoor op de verdachte wordt uitgeoefend om iets te zeggen, is vaak niet zichtbaar in de pv s. Samenvattend blijkt dat de essentie van de informatie die de verdachte in het verhoor geeft in het pv is terug te vinden, maar dat het pv sterk wordt gekleurd door de verbalisant. Veel informatie wordt weggelaten. Antwoorden van de verdachte worden samengevoegd, en worden in ander taalgebruik en/of woordgebruik (dat van verbalisant) opgeschreven. Dit verandert de verklaring van de verdachte. De verklaring die op papier komt, wordt daarmee anders dan de werkelijke verklaring, niet zozeer op het punt wat daadwerkelijk is gezegd, als wel op de intentie, de sfeer, de emoties. Daarbij is de uitgeoefende druk vaak niet zichtbaar, waardoor op dit punt de verklaring oncontroleerbaar wordt. Beeld en geluid in het strafproces Het blijkt dat nog weinig gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om opnamen van verhoren te bekijken of te beluisteren. De belangrijkste reden hiervoor is dat het veel tijd kost. Wel vinden procesdeelnemers 15 het van belang om opnamen achter de hand te kunnen houden, vooral om de gang van zaken tijdens het verhoor te kunnen controleren. Men wil de mogelijkheid hebben om te kunnen nagaan of de verhoorders druk uitoefenden op de verdachte, en de sfeer van het verhoor kunnen proeven. Daarvoor is het kunnen waarnemen van non-verbaal gedrag van belang. Slechts een enkele geïnterviewde procesdeelnemer denkt dat hij aan het non-verbale gedrag kan zien of de verdachte liegt. 16 De naïviteit lijkt op dit punt inmiddels grotendeels te zijn verlaten, of misschien geven de geïnterviewden sociaal-wenselijke antwoorden. Opvallend is dat de (jongere, minder ervaren) studenten die meededen aan het experiment op wat grotere schaal van mening waren dat ze aan het non-verbale gedrag van de verdachte konden zien of hij loog of juist de waarheid sprak. Mogelijk heeft de kennis en ervaring van de professionele procesdeelnemers gemaakt dat zij voorzichtiger zijn geworden op dit punt. Deze bevinding geeft hoopvolle perspectieven voor het onderwijs aan toekomstige rechters en andere procesdeelnemers. Onderwijs (het doorgeven van inzichten en het bevorderen van het leren van ervaringen) kan de procesdeelnemers mogelijk behoeden 182 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 3

19 voor teveel optimisme over het kunnen inschatten van het waarheidsgehalte van verklaringen. Daarmee kunnen mogelijke fouten op dit punt worden voorkomen. Non-verbaal gedrag Uit het onderzoek bij rechtenstudenten blijkt dat als zij (bepaald) non-verbaal gedrag van de verdachte waarnemen, zij deze eerder schuldig achten. Dit effect is er echter alleen bij audiovisuele opnamen of als het non-verbale gedrag is beschreven in een proces-verbaal ( verdachte zwijgt, verdachte friemelt ). 17 Bij de auditieve opname had het non-verbale gedrag 18 geen effect. Het gebruik van beeld in de strafrechtspraktijk kan derhalve risicovol zijn, evenals het lezen over non-verbaal gedrag in een pv, want mogelijk wordt de kijker/lezer door het non-verbale gedrag om de tuin geleid. Hoewel de procesdeelnemers er dus meestal niet van uitgaan dat zij aan non-verbaal gedrag kunnen zien of de verdachte de waarheid spreekt, blijken zij toch (onbewust) gevoelig te zijn voor de invloed van beeldmateriaal en de beschrijving van non-verbaal gedrag in een pv. Het Nederlandse strafproces drijft op schriftelijke verslaglegging Conclusies en beschouwing Toen de auteurs begonnen met het hier beschreven project was op basis van eerder onderzoek reeds bekend dat pv s verhoren niet altijd goed weergeven en dat er verschillen bestaan tussen de verbalisanten in de manier waarop zij pv opmaken. De ene verbalisant geeft vrijwel alle gestelde vragen weer en de andere vrijwel geen enkele, de ene kort het verhoor sterker in dan de andere, de ene verbalisant neemt non-verbaal gedrag op in het pv, de andere niet. 19 Toch werden de onderzoekers in het huidige onderzoek verrast door de beperktheid van de weergave van verhoren in pv s, de verschillen tussen verhoren en pv s, en de vertekeningen die daaruit kunnen voortvloeien. Het Nederlandse strafproces drijft op schriftelijke verslaglegging. Dat geldt niet alleen voor het pv van verdachtenverhoor door de politie, het geldt ook voor pv s van verhoren van getuigen, van verhoren in het kabinet van de rechter-commissaris, van zittingen en van ambtshandelingen, en voor de schriftelijke deskundigenrapportages. Algemeen wordt uitgegaan van de assumptie dat deze schriftelijke verslagleggingen correct en volledig zijn. Het ter discussie stellen van een eenmaal vastgelegd pv is bovendien vrijwel onmogelijk, zeker als het door de verdachte is ondertekend. 20 De onvolledigheid en (mogelijke) incorrectheid van het schriftelijke bewijs wordt (vrijwel) niet onderkend, en voor de risico s ervan is weinig aandacht. Het hier besproken onderzoek laat zien dat de aanname dat schriftelijke pv s een volledige en altijd correcte weergave vormen, niet klopt. Posthumus (2005) constateerde bij zijn analyse van de Schiedammer Parkmoordzaak dat de verslaglegging van de verdachtenverhoren op verschillende punten niet deugde. 21 Sindsdien is er een wijziging in de stijl van verbaliseren gekomen: de beter controleerbare Vraag-Antwoordstijl is nu dominant in pv s van verdachtenverhoren en er wordt nog maar zelden gebruik gemaakt van de monoloogstijl. Die moeilijk controleerbare monoloogstijl wordt echter nog steeds op grote schaal gebruikt bij de verslaglegging van andere typen verhoren, zoals verhoren in het kabinet van de rechter-commissaris en van zittingen. Ook wordt met enige regelmaat gebruik gemaakt van de zogenoemde gerecontextualiseerde monoloogstijl, 22 waarbij de verhoorde, afgaande op het pv, steeds de vraag van de verhoorder herformuleert en pas daarna een antwoord geeft ( U vraagt mij ( ) Ik antwoord u, en diverse varianten daarop). Ook deze stijl is weinig controleerbaar en vat het verhoor eveneens sterk samen, zo is uit het onderzoek gebleken. 23 De Vraag-Antwoordstijl, de meest uitvoerige van de genoemde stijlen, geeft het verhoor echter eveneens beperkt weer, zo heeft het besproken onderzoek laten zien. Hoewel de overstap naar de Vraag-Antwoordstijl dus een verbetering is, blijkt ook deze stijl het verhoor nog steeds sterk samen te vatten en ook te veranderen wat de taal, de sfeer en de emoties van het verhoor betreft. De onvolledigheid en soms incorrectheid van pv s, gecombineerd met het feit dat pv s zelden daadwerkelijk 13. Afkomstig uit M. Malsch et al., Idem. 15. Ten behoeve van het onderzoek zijn zeven rechercheurs, zes officieren van justitie, vijf rechters en zes advocaten geïnterviewd. 16. Uit onderzoek blijkt dat veel mensen denken dat zij aan iemands gedrag kunnen zien of iemand liegt, terwijl er geen eenduidig non-verbaal gedragspatroon is dat onderscheidt tussen liegen en de waarheid spreken. Zie onder meer A. Vrij, & F.W. Winkel, Leugendetectie door te letten op non-verbaal gedrag, in: P.J. van Koppen, H. Merckelbach, M. Jelicic & J.W. de Keijser (red.), Reizen met mijn rechter: Psychologie van het recht, Deventer: Kluwer 2010, p door de verbalisanten ( Ik zie dat je ). moord. Een rechtspsychologische reconstructie, Nijmegen: Ars Aequi Uit de literatuur is bekend dat beeldmateriaal (foto s of film), bijvoorbeeld van het letsel van het slachtoffer, de bewijsdrempel kan doen verlagen en de toegekende schadevergoedingen kan verhogen. Voor overzichten van deze literatuur, zie M.J. Dubelaar & G.N.G. Vanderveen, Beeld en geluid in het strafproces: implicaties van de opkomst van (audio)visuele technieken en materialen voor communicatie en besluitvorming in de strafrechtspraktijk, NJB 2009/1530, afl. 30, p ; Malsch et al., Dit non-verbale gedrag was, naast zichtbaar, ook hoorbaar. Deels werd het benoemd 19. Zie M. Malsch, V. Haket & J.F. Nijboer, De gevaren van het proces-verbaal, NJB 2008/2014, afl.41, p ; M. Malsch, J.W. de Keijser, P.R. Kranendonk & M. de Gruijter, Het verhoor op schrift of op band? De gevolgen van het verbaliseren van verhoren voor het oordeel van de jurist, NJB 2010/1931, afl. 37, p Zie M.L. Komter, The interactional antecedents of recontextualisation phrases in police records of suspect interrogations, paper presented at the International Conference on Conversation Analysis (ICCA-06), Helsinki, 2006; T.C. van Charldorp, From police interrogation to police record (diss. Amsterdam VU), Amsterdam: Vrije Universiteit 2011; T.C. van Charldorp, From police interrogation to police record (diss. Amsterdam VU ), Amsterdam: Vrije Universiteit P.T.C. van Kampen, Papieren werkelijkheid. Het zittingsproces-verbaal in strafzaken (oratie Utrecht), F. Posthumus, Evaluatieonderzoek in de Schiedammer Parkmoord, Den Haag, College van Procureurs-Generaal, (p ); P.J. van Koppen, De Schiedammer Park- 23. Malsch et al., NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL

20 Wetenschap worden gecontroleerd 24 en de rechter vrij is in de selectie en de waardering van de bewijsmiddelen zonder die uitvoerig te moeten motiveren, 25 maakt dat ongemerkt fouten in het strafproces kunnen sluipen die ook in de latere fasen van het proces niet worden ontdekt. Als bijvoorbeeld een verdachte tijdens het politieverhoor een valse bekentenis aflegt, bestaat er een kans dat de onjuistheid van die bekentenis in latere fasen van het strafproces niet wordt opgemerkt. Er wordt immers veelal uitgegaan van de juistheid van het proces-verbaal en dit wordt niet verder gecontroleerd. Israëls stelde vast dat de valse bekentenis in Nederland de belangrijkste oorzaak van gerechtelijke dwalingen is. 26 Ook in de Schiedammer Parkmoord werd de valsheid van de bekentenis niet onderkend. De eenzijdigheid en moeilijke controleerbaarheid van de verslaglegging in deze zaak heeft ongetwijfeld aan die onjuiste veroordeling bijgedragen. Deze zaak heeft het belang van een volledige en correcte verslaglegging van het politieverhoor laten zien. Een goede verslaglegging zou de mogelijke druk die op een zwakke verdachte wordt uitgeoefend, en het moment waarop een bekentenis wordt afgelegd, moeten laten zien. Dat doet een opname wel, maar een proces-verbaal meestal niet. Opnamen van verhoren maken het mogelijk de gang van zaken tijdens het verhoor te controleren. Nog niet alle verhoren worden echter opgenomen en rechters gaan nog niet op grote schaal over tot het bekijken of beluisteren van opnamen. Het tot zich nemen van beeld en geluid kost teveel tijd en daarom wordt genoegen genomen met een schriftelijke beschrijving. Het is de vraag of het verstandig is om een beschrijving ( verbalisering ) door de politie altijd als voldoende bewijs te beschouwen dat geen nadere controle verdient. In een zaak met duizenden afbeeldingen van kinderporno valt het te begrijpen dat rechters de plaatjes niet allemaal zelf gaan bekijken. 27 Maar ook bij andere typen beelden laat de rechter het bekijken, beluisteren, beschrijven en eventueel analyseren ervan soms over aan de politie en/of deskundigen. Als een fotoconfrontatie heeft plaatsgevonden ten behoeve van een herkenning door een getuige zitten de foto s die zijn gehanteerd niet altijd Visuele interpretatie van beeldmateriaal wordt aan anderen overgelaten, terwijl dit soms wel nodig kan zijn om het bewijs te controleren in het dossier. Als de rechter de betrouwbaarheid en validiteit van de herkenningsprocedure wil toetsen, moeten de foto s apart worden opgevraagd. Het is niet bekend of rechters hier (standaard) toe overgaan. Als zij dit niet doen, kunnen zij de herkenningsprocedure niet beoordelen. Iets soortgelijks is het geval bij DNA-profielen: ook deze zitten vrijwel nooit in het dossier en zij kunnen dus niet door de rechter, eventueel na advies van een deskundige, worden bekeken en geïnterpreteerd. 28 Visuele interpretatie van beeldmateriaal wordt aan anderen overgelaten, terwijl dit soms wel nodig kan zijn om het bewijs te controleren. Het zou, net als bij opnamen van verhoren, vanzelfsprekender zijn als dit soort beeldmateriaal standaard in het dossier zou zitten, waarbij natuurlijk altijd de mogelijkheid blijft bestaan om deskundigen op zitting op te roepen om uitleg te geven. 29 In Nederland bestaat huiver voor het daadwerkelijk gebruik van beeld en geluid, zeker bij de rechter. Het kost teveel tijd en het zit niet in het automatisme. Die huiver kan gevaarlijk zijn in het licht van de geconstateerde onvolledigheden en gebreken in de schriftelijke verslaglegging. In combinatie met andere omstandigheden kan het ongebruikt laten van opnamen van verdachtenverhoren ertoe leiden dat onjuiste bekentenissen niet worden opgemerkt. 30 Het verdient derhalve aanbeveling om op grotere schaal gebruik te maken van beeld en geluid, onder meer door opnamen van verhoren beschikbaar te stellen aan de procesdeelnemers. Met de daarmee gepaard gaande controleerbaarheid valt zeker winst te boeken Malsch et al., 2008, constateerden dat verdachten vaak hun pv niet meer doorlezen voordat zij dit ondertekenen. Ze geloven het wel, zijn moe, of willen naar huis. Daardoor ontbreekt een belangrijk controlemechanisme voor het pv. 25. Visser, a.w. 26. H. Israëls, De koningin van het bewijs, Expertise en Recht, 2014, afl. 2, p In de VS zijn, anders dan in Nederland, eenpersoonsherkenningen meestal de oorzaak van rechterlijke dwalingen. 27. Maar ook in deze situatie is het misschien niet geheel onverstandig als de rechter het oordeel over de afbeeldingen niet uitsluitend aan de politie zou overlaten. Zie ook HR 24 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1497, NJ 2014/339, m.nt. J.M. Reijntjes. In deze zaak steunde de strafoplegging mede op de uitkomst van een in het voorbereidend onderzoek onderzochte globale steekproef uit de aangetroffen hoeveelheid kinderporno. De Hoge Raad stelt dat in verband met de wenselijkheid van begrenzing van enerzijds de omvang van het voorbereidend onderzoek en anderzijds de omvang van het onderzoek ter terechtzitting, de steller van de tenlastelegging zich bij voorkeur zou moeten beperken tot het beschrijven van een gering aantal afbeeldingen. 30. Zie Van Koppen, 2003; Posthumus, 2005; Israëls, Zie E. Cape, Legal advice at the investigative stage in England and Wales, Strafblad, februari 2011, p ; R. Horselenberg & P.J. van Koppen, Een opname van het verhoor is de verbalisants beste vriend, Tijdschrift voor de Politie, 2011, afl. 1, p , voor de ervaringen in andere landen met het gebruik van opnamen van verhoren. Deze ervaringen zijn overwegend positief. 28. M. Malsch, M.D. Taverne, H. Elffers, J.W. de Keijser & P.R. Kranendonk, DNArapporten: makkelijker kunnen we het niet maken, begrijpelijker wel, Den Haag: Boom/Lemma Te denken valt ook aan foto s/afbeelding van hoofd of lichaam, om aan te geven waar een kogel het slachtoffer heeft geraakt en vanuit welke hoek, en wat de risico s waren van een dergelijke plek. Zonder dit type illustratief beeldmateriaal kan het de rechter ontbreken aan essentiële informatie om bepaalde belangrijke beslissingen te nemen. 184 NEDERLANDS JURISTENBLAD AFL. 3

Voorkeursbeleid voor topvrouwen

Voorkeursbeleid voor topvrouwen 146 Wetenschap Voorkeursbeleid voor topvrouwen Eva Cremers & Petra Oden 1 De ondervertegenwoordiging van vrouwen in topfuncties in Nederland en veel andere EU-lidstaten is groot. Mede door negatieve seksestereotypering

Nadere informatie

RUG Vrouwen en Arbeid

RUG Vrouwen en Arbeid RUG Vrouwen en Arbeid Hoe positief was de positieve discriminatie van vrouwen? 28 mei 2015 Dr.mr. Petra Oden Lector Juridische Aspecten van de Arbeidsmarkt Introductie 1. Onderzoek naar voorkeursbeleid

Nadere informatie

Interdepartementale Commissie Europees Recht

Interdepartementale Commissie Europees Recht 8-17 ICER 2004- Interdepartementale Commissie Europees Recht Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Datum Doorkiesnummer 28-10-2004 070-348 6899 Onderwerp Adviesaanvraag inzake voorkeursbehandeling

Nadere informatie

Voorkeursbeleid: de (on)mogelijkheden

Voorkeursbeleid: de (on)mogelijkheden Voorkeursbeleid Voorkeursbeleid: de (on)mogelijkheden Als een werkgever een diverse samenstelling van zijn personeelsbestand nastreeft, heeft hij daarvoor enkele instrumenten ter beschikking. Te denken

Nadere informatie

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING 29311 Wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling en enkele andere wetten naar aanleiding van onderdelen van de evaluatie van de Algemene wet gelijke behandeling, de Wet gelijke behandeling van mannen

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

Jaap van Slooten. Welke bescherming heeft een ZZP er eigenlijk wèl? 9 juni 2017

Jaap van Slooten. Welke bescherming heeft een ZZP er eigenlijk wèl? 9 juni 2017 Jaap van Slooten Welke bescherming heeft een ZZP er eigenlijk wèl? 9 juni 2017 Welke bescherming heeft een ZZP er eigenlijk wèl? Inleiding Arbeidsrechtelijke bescherming Algemeen vermogensrechtelijke bescherming

Nadere informatie

Bijlage 1 Arbeidsmarktgegevens vrouwen, leden van een etnische of culturele minderheid en personen met een handicap of chronische ziekte

Bijlage 1 Arbeidsmarktgegevens vrouwen, leden van een etnische of culturele minderheid en personen met een handicap of chronische ziekte Bijlagen Bijlage 1 Arbeidsmarktgegevens vrouwen, leden van een etnische of culturele minderheid en personen met een handicap of chronische ziekte Vrouwen Arbeidsparticipatie De netto-participatiegraad

Nadere informatie

Artikelen. Onze hersenen willen een man als baas. Mevr. mr. M. Westerbeek LL M 1. Nu de oplossing nog. Het probleem is helder

Artikelen. Onze hersenen willen een man als baas. Mevr. mr. M. Westerbeek LL M 1. Nu de oplossing nog. Het probleem is helder Mevr. mr. M. Westerbeek LL M 1 Onze hersenen willen een man als baas Het streven naar vergroting van het aantal vrouwen in topfuncties is nog altijd hot. 2 Voorkeursbeleid is een instrument dat door werkgevers

Nadere informatie

Onderwerp Uw brief van Datum

Onderwerp Uw brief van Datum De Griffier van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Mevrouw J. Biesheuvel-Vermeijden Postbus 16243 2500 BE DEN HAAG Onderwerp Uw brief van Datum CGB-advies 2008-01; voorkeursbeleid 10 juli 2007 24 januari

Nadere informatie

Helderheid over voorkeursbeleid

Helderheid over voorkeursbeleid - FACTSHEET VOORKEURSBELEID - Helderheid over voorkeursbeleid Samenvatting Voorkeursbeleid houdt in dat bepaalde doelgroepen (tijdelijk) een bevoorrechte positie toegekend krijgen op de arbeidsmarkt om

Nadere informatie

Gezondheidsstrafrecht

Gezondheidsstrafrecht Gezondheidsstrafrecht Mr. dr. W.L.J.M Duijst Deventer 2014 Omslagontwerp: H2R creatievecommunicatie ISBN 978-90-13-12600-6 E-book 978-90-13-12601-3 NUR 824-410 2014, W.L.J.M. Duijst Alle rechten voorbehouden.

Nadere informatie

31 mei 2012 z2012-00245

31 mei 2012 z2012-00245 De Staatssecretaris van Financiën Postbus 20201 2500 EE DEN HAAG 31 mei 2012 26 maart 2012 Adviesaanvraag inzake openbaarheid WOZwaarde Geachte, Bij brief van 22 maart 2012 verzoekt u, mede namens de Minister

Nadere informatie

VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN GEEN VERPLICHTING TOT PERSOONLIJKE ARBEID Opgesteld door de Belastingdienst nr. 9015550000-05 19 10 2015

VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN GEEN VERPLICHTING TOT PERSOONLIJKE ARBEID Opgesteld door de Belastingdienst nr. 9015550000-05 19 10 2015 VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN GEEN VERPLICHTING TOT PERSOONLIJKE ARBEID Opgesteld door de Belastingdienst nr. 9015550000-05 19 10 2015 Beoordeling overeenkomst Algemeen / geen verplichting tot persoonlijke

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van vrijdag 10 oktober

A D V I E S Nr Zitting van vrijdag 10 oktober A D V I E S Nr. 1.654 ------------------------------ Zitting van vrijdag 10 oktober 2008 ----------------------------------------------- IPA 2007-2008 - Non-discriminatie - Positieve acties x x x 2.278/1-1

Nadere informatie

Adviescommissie voor. Vreemdelingenzaken. 1. Inhoud van het voorstel. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Adviescommissie voor. Vreemdelingenzaken. 1. Inhoud van het voorstel. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. bezoekadres Postadres 2500 EA Den Haag aan Postbus 20018 De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van het associatierecht EEG-Turkije ACVZ/ADV/20 16/010 datum 7juni 2016 06-4684 0910 Mr. D.J.

Nadere informatie

Rapportage ad-hoc werkgroep arresten- Badeck- en Abrahamsson

Rapportage ad-hoc werkgroep arresten- Badeck- en Abrahamsson Rapportage ad-hoc werkgroep arresten- Badeck- en Abrahamsson Gelijke behandeling van mannen en vrouwen-richtlijn 76/207/EEG-Artikel 141 EG-Voorrang aan vrouwelijke kandidaten naar aanleiding van arresten

Nadere informatie

Stichting EJ van de Arbeid

Stichting EJ van de Arbeid Stichting EJ van de Arbeid.... 1.. VERKLARING GELIJKE BEHANDELING OP DE ARBEIDSMARKT december 1998 Publikatienr. 9/98 Colof on Uitgave: Stichting van de Arbeid Bezuidenhoutseweg 60 Postbus 90405 2509 LK

Nadere informatie

Hoge Raad 23 november 2012, LJN: BX5880: als twee vechten om een been, mag de WAM-verzekeraar van de medeschuldenaar er mee heen?

Hoge Raad 23 november 2012, LJN: BX5880: als twee vechten om een been, mag de WAM-verzekeraar van de medeschuldenaar er mee heen? Hoge Raad 23 november 2012, LJN: BX5880: als twee vechten om een been, mag de WAM-verzekeraar van de medeschuldenaar er mee heen? Feiten In 2007 vindt een ongeval plaats tussen twee auto s. De ene wordt

Nadere informatie

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië)

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië) Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië) De artikelen 43 EG en 49 EG leggen overigens geen algemene verplichting tot gelijke behandeling op, maar een verbod van discriminatie

Nadere informatie

Vereniging voor Arbeidsrecht

Vereniging voor Arbeidsrecht Vereniging voor Arbeidsrecht 7 maart 2013 Prof. dr. R.M. Beltzer 1 2 Een uitstervend ras? Te behandelen! 1. Het probleem: de krimpende markt en concurrentie 2. Iedereen een arbeidsovereenkomst? De elementen

Nadere informatie

Artikel 9 Herplaatsing

Artikel 9 Herplaatsing Artikel 9 Herplaatsing 1. Bij de beoordeling of binnen de onderneming van de werkgever een passende functie beschikbaar is voor een werknemer die voor ontslag in aanmerking komt, worden arbeidsplaatsen

Nadere informatie

2. <NAAM OPDRACHTNEMER>), gevestigd te <PLAATS EN POSTCODE> aan de <ADRES>, hierna te noemen: Opdrachtnemer ;

2. <NAAM OPDRACHTNEMER>), gevestigd te <PLAATS EN POSTCODE> aan de <ADRES>, hierna te noemen: Opdrachtnemer ; Partijen: 1. , gevestigd te aan de , rechtsgeldig vertegenwoordigd door , hierna te noemen: Opdrachtgever ; en 2. ), gevestigd

Nadere informatie

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP Nr. WJZ/2006/46484 (1743) (Hoofd) Afdeling DIRECTIE WETGEVING EN JURIDISCHE ZAKEN Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet studiefinanciering

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 Instantie Datum uitspraak 28-05-2009 Datum publicatie 22-06-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-4976 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

Ons kenmerk z Contactpersoon

Ons kenmerk z Contactpersoon Autoriteit Persoonsgegevens Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag Bezuidenhoutseweg 30, 2594 AV Den Haag T 070 8888 500 - F 070 8888 501 autoriteitpersoonsgegevens.nl de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Nadere informatie

Vaak gestelde vragen. over het Hof van Justitie van de Europese Unie

Vaak gestelde vragen. over het Hof van Justitie van de Europese Unie Vaak gestelde vragen over het Hof van Justitie van de Europese Unie WAAROM EEN HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE (HVJ-EU)? Om Europa op te bouwen hebben een aantal staten (thans 28) onderling verdragen

Nadere informatie

Zwaarlijvigheid kan een handicap vormen in de zin van de richtlijn betreffende gelijke behandeling inzake arbeid

Zwaarlijvigheid kan een handicap vormen in de zin van de richtlijn betreffende gelijke behandeling inzake arbeid Hof van Justitie van de Europese Unie PERSCOMMUNIQUÉ nr. 183/14 Luxemburg, 18 december 2014 Pers en Voorlichting Arrest in zaak C-354/13 Fag og Arbejde (FOA), namens Karsten Kaltoft / Kommunernes Landsforening

Nadere informatie

Advies over juridische consequenties verlenging/overschrijding vastgelegde normtijden voor opkomst van de brandweer

Advies over juridische consequenties verlenging/overschrijding vastgelegde normtijden voor opkomst van de brandweer Advies over juridische consequenties verlenging/overschrijding vastgelegde normtijden voor opkomst van de brandweer 14 februari 2011 A.M. Hol, Universiteit Utrecht 1 Vraagstelling: Heeft overschrijding

Nadere informatie

Advies Commissie Gelijke Behandeling over de conceptnota Voorkeursbehandeling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Advies Commissie Gelijke Behandeling over de conceptnota Voorkeursbehandeling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Advies over de conceptnota Voorkeursbehandeling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 28 december 2004 CGB-advies/2004/10 Kleinesingel 1-3 Postbus 16001 3500 DA Utrecht T 030 888 38 88

Nadere informatie

Advies Commissie Gelijke Behandeling over de conceptnota Voorkeursbehandeling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Advies Commissie Gelijke Behandeling over de conceptnota Voorkeursbehandeling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Advies Commissie Gelijke Behandeling over de conceptnota Voorkeursbehandeling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 28 december 2004 CGB-advies/2004/10 Commissie Gelijke Behandeling Kleinesingel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 483 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met kwijting aan bestuurders en commissarissen Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

Nadere informatie

Advies W /III

Advies W /III Advies W12.18.0366/III Datum: woensdag 28 november 2018 Soort: Voorlichting Ministerie: Sociale zaken en Werkgelegenheid Vindplaats: Kamerstukken I 2018/19, 34934, nr. E Verzoek om voorlichting van de

Nadere informatie

VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN TUSSENKOMST Opgesteld door de Belastingdienst nr. 9015550000-09 19 10 2015

VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN TUSSENKOMST Opgesteld door de Belastingdienst nr. 9015550000-09 19 10 2015 VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN TUSSENKOMST Opgesteld door de Belastingdienst nr. 9015550000-09 19 10 2015 Beoordeling overeenkomst Algemeen tussenkomst De Belastingdienst heeft, in samenwerking met

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Nummer 6486/62 Betreft zaak: Easyjet v. N.V. Luchthaven Schiphol 1. Inleiding 1. Op

Nadere informatie

Gedragsregels. voor uitzendondernemingen

Gedragsregels. voor uitzendondernemingen Gedragsregels voor uitzendondernemingen Gedragsregels voor uitzendondernemingen Er bestaat behoefte aan flexibele arbeid, zowel bij werknemers als bij werkgevers. Uitzendondernemingen voorzien in die behoefte

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 257 Wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht teneinde de vergoeding van affectieschade

Nadere informatie

Uitspraken CRvB inzake boetes en overgangsrecht (in kader Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving)

Uitspraken CRvB inzake boetes en overgangsrecht (in kader Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving) Uitspraken CRvB inzake boetes en overgangsrecht (in kader Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving) Inleiding Op 24 november 2014 heeft de CRvB de eerste uitspraak gedaan over boetes

Nadere informatie

Advies Aanpassingswet normalisering rechtspositie ambtenaren

Advies Aanpassingswet normalisering rechtspositie ambtenaren Advies Aanpassingswet normalisering rechtspositie ambtenaren Dit document bevat de alternatieve tekst van het origineel. Dit document is bedoeld voor mensen met een visuele beperking, zoals slechtzienden

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 467 Oprichting van het College voor de rechten van de mens (Wet College voor de rechten van de mens) Nr. 9 AMENDEMENT VAN HET LID HEIJNEN Ontvangen

Nadere informatie

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. 11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden 4 november 2016 Eerste Kamer 15/00920 LZ/IF Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: tegen STICHTING PENSIOENFONDS PERSONEELSDIENSTEN, gevestigd te Amsterdam, VOOR VERWEERSTER in cassatie, advocaat:

Nadere informatie

Nederlandse antiterrorismeregelgeving getoetst aan fundamentele rechten. Een analyse met meer bijzonder aandacht voor het EVRM

Nederlandse antiterrorismeregelgeving getoetst aan fundamentele rechten. Een analyse met meer bijzonder aandacht voor het EVRM Nederlandse antiterrorismeregelgeving getoetst aan fundamentele rechten Een analyse met meer bijzonder aandacht voor het EVRM P.H.P.H.M.C. van Kempen & J. Van de Voort Samenvatting Radboud Universiteit

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 34 989 Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure 1 Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 162, d.d. 6 juli 2011 (mr. P.A. Offers, voorzitter, prof. mr. drs. M.L. Hendrikse en mr. B.F. Keulen) Samenvatting Betalingsbeschermingsverzekering.

Nadere informatie

Datum 8 juni 2011 Onderwerp De op het goed werkgeverschap gebaseerde verzekeringsplicht

Datum 8 juni 2011 Onderwerp De op het goed werkgeverschap gebaseerde verzekeringsplicht 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG sector privaatrecht Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2018 2019 34 934 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet op het financieel toezicht in verband met de implementatie

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie verzoekschriften 28.11.2014 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift nr. 0824/2008, ingediend door Kroum Kroumov (Bulgaarse nationaliteit), gesteund door zestien

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

DE STATUTAIR BESTUURDER ONDER WET WERK EN ZEKERHEID

DE STATUTAIR BESTUURDER ONDER WET WERK EN ZEKERHEID DE STATUTAIR BESTUURDER ONDER WET WERK EN ZEKERHEID 30 juni 2015 Edward de Bock ONDERWERPEN 1. Afwijking ketenbepaling 2. Aanzegplicht 3. Redelijke grond/herplaatsing 4. Bedenktermijn 5. Exit prevenfeve

Nadere informatie

Actualiteiten arbeidsrecht. 14 november 2011 Stephanie Profijt Astrid Riemslag

Actualiteiten arbeidsrecht. 14 november 2011 Stephanie Profijt Astrid Riemslag Actualiteiten arbeidsrecht 14 november 2011 Stephanie Profijt Astrid Riemslag Wet Arbeid en Zorg: Ouderschapsverlof Dwingend recht Absoluut recht Voorwaarden: 1. er moet sprake zijn van een werknemer die

Nadere informatie

2. <NAAM OPDRACHTNEMER>), gevestigd te <PLAATS EN POSTCODE> aan de <ADRES>, hierna te noemen: Opdrachtnemer ;

2. <NAAM OPDRACHTNEMER>), gevestigd te <PLAATS EN POSTCODE> aan de <ADRES>, hierna te noemen: Opdrachtnemer ; Partijen: 1. , gevestigd te aan de , rechtsgeldig vertegenwoordigd door , hierna te noemen: Opdrachtgever ; en 2. ), gevestigd

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

Datum 20 april 2012 Betreft Openbare consultatie 'Ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in ondernemingsbesturen in de EU'

Datum 20 april 2012 Betreft Openbare consultatie 'Ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in ondernemingsbesturen in de EU' a 1 > Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Zaak C-524/04. Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue

Zaak C-524/04. Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue Zaak C-524/04 Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue [verzoek van de High Court of Justice (England & Wales), Chancery Division, om een prejudiciële beslissing]

Nadere informatie

NIEUWSBRIEF. Nineyardslaw/sectie arbeidsrecht

NIEUWSBRIEF. Nineyardslaw/sectie arbeidsrecht Februari 2019 Jaargang 3, nummer 2 NIEUWSBRIEF Artikelen Werkgever verplicht tot opzegging slapend dienstverband met transitievergoeding WAB aangenomen door Tweede Kamer Vaststelling hoogte billijke vergoeding

Nadere informatie

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) De Brandverzekering en Risicoverzwaring: over primaire dekkingsbepalingen, risicoverzwaringsmededelingsclausules en preventieve garantieclausules Prof. mr.

Nadere informatie

OVEREENKOMST VAN OPDRACHT

OVEREENKOMST VAN OPDRACHT OVEREENKOMST VAN OPDRACHT Partijen: 1. (intermediair), gevestigd te aan de , rechtsgeldig vertegenwoordigd door , hierna te noemen: Opdrachtgever

Nadere informatie

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank 2011 1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank 2. Advies Commissie Wetenschappelijke Integriteit KLACHT Bij brief van 2010,

Nadere informatie

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL Vergaderjaar 2018/19 34 989 Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Nadere informatie

509795/01/6 van 9 mei 2001 dr. J.A.G. Versmissen

509795/01/6 van 9 mei 2001 dr. J.A.G. Versmissen R e g i s t r a t i e k a m e r De Minister van Justitie 509795/01/6 van 9 mei 2001 dr. J.A.G. Versmissen070-3811358..'s-Gravenhage, 20 juni 2001.. Onderwerp Aanpassingswet richtlijn inzake elektronische

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:1466

ECLI:NL:CRVB:2014:1466 pagina 1 van 5 ECLI:NL:CRVB:2014:1466 Instantie Datum uitspraak 09-05-2014 Datum publicatie 12-05-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Centrale Raad van Beroep 13-5281 ANW Bestuursrecht Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Hof van Justitie verklaart de richtlijn betreffende gegevensbewaring ongeldig

Hof van Justitie verklaart de richtlijn betreffende gegevensbewaring ongeldig Hof van Justitie van de Europese Unie PERSCOMMUNIQUÉ nr. 54/14 Luxemburg, 8 april 2014 Pers en Voorlichting Arrest in gevoegde de zaken C-293/12 en C-594/12 Digital Rights Ireland en Seitlinger e.a. Hof

Nadere informatie

Brussel, COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER ADVIES Nr 03 / 2004 van 15 maart 2004

Brussel, COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER ADVIES Nr 03 / 2004 van 15 maart 2004 KONINKRIJK BELGIE Brussel, Adres : Hallepoortlaan 5-8, B-1060 Brussel Tel. : +32(0)2/542.72.00 Email : commission@privacy.fgov.be Fax.: : +32(0)2/542.72.12 http://www.privacy.fgov.be/ COMMISSIE VOOR DE

Nadere informatie

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL ONDERNEMINGEN EN INDUSTRIE Leidraad 1 Brussel, 1.2.2010 - De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging

Nadere informatie

~uropees Sociaal Handvest (herzien)

~uropees Sociaal Handvest (herzien) ~uropees Sociaal Handvest (herzien) prof. mr. GJJ. Heerma van Voss Hoogleraar sociaal recht aan de Universiteit Leiden mr. A. ](eizer }\dvocaat Allen & Overy Amsterdam M. van der Sluis Student -assistent

Nadere informatie

OVEREENKOMST VAN OPDRACHT

OVEREENKOMST VAN OPDRACHT OVEREENKOMST VAN OPDRACHT Partijen: 1. , gevestigd te aan de , rechtsgeldig vertegenwoordigd door , hierna te noemen: Opdrachtgever ; en 2. ),

Nadere informatie

Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging?

Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging? Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging? september 2009 mr J. Brouwer De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel noch de auteur noch

Nadere informatie

Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1

Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1 Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1 Gelet op artikel 55 lid 3 Verordening EU 2016/679 en artikel 45 lid 2 van de Richtlijn EU 2016/680, gehoord

Nadere informatie

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2 Vergaderjaar 2010-2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

Casus 10 Om ziek van te worden

Casus 10 Om ziek van te worden Casus 10 Om ziek van te worden De derde casus over ziekte, nu toegespitst op de vraag wanneer iemand recht heeft op een uitkering krachtens de Ziektewet, ervan uitgaande dat een thuiswerkster niet werkzaam

Nadere informatie

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars)

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars) De art. 6:193a e.v. BW, art. 6:194 BW en art. 6:194a BW Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B9 9243 (Nestlé/Mars) 1. In Vzr. Rb. Amsterdam 25 november

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt: Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6494_1/309; 6836_1/220 Betreft zaak: Limburgse bouwzaken 1 en 2 / de heer [A] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord / 9. Inleiding / 11

Inhoudsopgave. Voorwoord / 9. Inleiding / 11 Inhoudsopgave Voorwoord / 9 Inleiding / 11 1 Het toepasselijke recht op de internationale arbeidsovereenkomst / 13 1.1 Inleiding / 13 1.2 Rome I-Verordening en het EVO-Verdrag / 13 1.3 Arbeidsovereenkomst

Nadere informatie

Advies 527 Samenvatting

Advies 527 Samenvatting Advies 527 Samenvatting De klacht ziet op Europese openbare procedure voor een overheidsopdracht voor de levering van vrachtwagens. In de aanbestedingsstukken is bepaald dat een inschrijving ongeldig is

Nadere informatie

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 7 mei 2018 ADVIES 2018-41 met betrekking tot de toegang tot informatie die in een databank aanwezig

Nadere informatie

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Advies Aanpassingswet normalisering rechtspositie ambtenaren

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Advies Aanpassingswet normalisering rechtspositie ambtenaren De minister van Justitie en Veiligheid mr. F.B.J. Grapperhaus Postbus 20301 2500 EH Den Haag Afdeling HRM&OO bezoekadres Kneuterdijk 1 2514 EM Den Haag correspondentieadres Postbus 90613 2509 LP Den Haag

Nadere informatie

Rb. 's-gravenhage 6 juli 2012, LJN BX2021, JA 2012/183. Trefwoorden: Sommenverzekering, Voordeelstoerekening, Eigen schuld

Rb. 's-gravenhage 6 juli 2012, LJN BX2021, JA 2012/183. Trefwoorden: Sommenverzekering, Voordeelstoerekening, Eigen schuld Rb. 's-gravenhage 6 juli 2012, LJN BX2021, JA 2012/183 Trefwoorden: Sommenverzekering, Voordeelstoerekening, Eigen schuld Auteurs: mr. M. Verheijden en mr. L. Stevens Samenvatting In maart 2009 vindt een

Nadere informatie

Nederlands Instituut van Psychologen 070-8888500. inzagerecht testgegevens

Nederlands Instituut van Psychologen 070-8888500. inzagerecht testgegevens POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN Nederlands Instituut van Psychologen

Nadere informatie

NADERE INVULLING WERKGEVERSAANSPRAKELIJKHEID VOOR VERKEERSONGEVALLEN VAN WERKNEMERS

NADERE INVULLING WERKGEVERSAANSPRAKELIJKHEID VOOR VERKEERSONGEVALLEN VAN WERKNEMERS NADERE INVULLING WERKGEVERSAANSPRAKELIJKHEID VOOR VERKEERSONGEVALLEN VAN WERKNEMERS De heeft in december 2008 wederom drie interessante arresten gewezen inzake werkgeversaansprakelijkheid voor verkeersletsel

Nadere informatie

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 31 832 Wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling, het Burgerlijk Wetboek, de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd

Nadere informatie

In het opschrift komt de zinsnede en deskundigheidstoetsing van commissarissen te vervallen.

In het opschrift komt de zinsnede en deskundigheidstoetsing van commissarissen te vervallen. 32 512 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht in verband met de bevoegdheid tot aanpassing en terugvordering van bonussen van bestuurders en dagelijks beleidsbepalers

Nadere informatie

Ongelijkheidscompensatie bij stelplicht en bewijslast in het civiele arbeidsrecht en het ambtenarenrecht

Ongelijkheidscompensatie bij stelplicht en bewijslast in het civiele arbeidsrecht en het ambtenarenrecht Ongelijkheidscompensatie bij stelplicht en bewijslast in het civiele arbeidsrecht en het ambtenarenrecht Naar een eenvormig stelsel? Mr.H.JW.AÜ Kluwer - Deventer - 2009 Lijst van gebruikte afkortingen

Nadere informatie

Zorgverzekeraars Nederland Definitieve bevindingen Ambtshalve onderzoek aangaande toepassing Controle op Verzekering van VECOZO B.V.

Zorgverzekeraars Nederland Definitieve bevindingen Ambtshalve onderzoek aangaande toepassing Controle op Verzekering van VECOZO B.V. POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN Zorgverzekeraars Nederland DATUM

Nadere informatie

Hare Excellentie J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Postbus BJ DEN HAAG

Hare Excellentie J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Postbus BJ DEN HAAG Hare Excellentie J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Postbus 16375 2500 BJ DEN HAAG Onderwerp Internetconsultatie passend onderwijs CGB-advies 2011/02 Datum

Nadere informatie

Position paper College voor de Rechten van de Mens

Position paper College voor de Rechten van de Mens Position paper College voor de Rechten van de Mens Gelijke beloning van vrouwen en Ten behoeve van de hoorzitting gelijke beloning 25 juni 2018 Juni 2018 INHOUD 1. Wettelijke grondslag gelijke beloning...3

Nadere informatie

Recht op gelijke behandeling gehandicapten en chronisch zieken wettelijk geregeld

Recht op gelijke behandeling gehandicapten en chronisch zieken wettelijk geregeld Recht op gelijke behandeling gehandicapten en chronisch zieken wettelijk geregeld Gezond, gehandicapt of chronisch ziek; alle mensen hebben in principe recht op gelijke behandeling. Dat staat in de Grondwet.

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1998 309 Besluit van 14 mei 1998 tot wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 Wij Beatrix, bij

Nadere informatie

Uitwerkingen proeftijd en concurrentiebeding

Uitwerkingen proeftijd en concurrentiebeding proeftijd en concurrentiebeding Antwoord 1 In casu is een arbeidsovereenkomst tussen Gert en Plas tot stand gekomen met een proeftijd van twee maanden. Indien een proeftijd is bedongen conform artikel

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage AV/IR/2006/19255

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage AV/IR/2006/19255 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

Het CBP voldoet hierbij aan dit verzoek. Kader

Het CBP voldoet hierbij aan dit verzoek. Kader POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Prins Clauslaan 20 TEL 070-381 13 00 FAX 070-381 13 01 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 28 januari

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 28 januari A D V I E S Nr. 1.888 ------------------------------- Zitting van dinsdag 28 januari 2014 ------------------------------------------------- Wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 818 Wijziging van verschillende wetten in verband met de hervorming van het ontslagrecht, wijziging van de rechtspositie van flexwerkers en

Nadere informatie

Commentaar van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid inzake leeftijdsgrenzen in wet- en regelgeving

Commentaar van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid inzake leeftijdsgrenzen in wet- en regelgeving Commentaar van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid inzake leeftijdsgrenzen in wet- en regelgeving Advies nummer 8 's-gravenhage, 16 oktober 1996 ROP-advies nr. 8, blad 2 Commentaar gericht aan de

Nadere informatie

Een arbeidsovereenkomst of een zzp-er? Carl Luijken, pensioenfiscalist Armelle Tesson, arbeidsrecht advocaat

Een arbeidsovereenkomst of een zzp-er? Carl Luijken, pensioenfiscalist Armelle Tesson, arbeidsrecht advocaat Een arbeidsovereenkomst of een zzp-er? Carl Luijken, pensioenfiscalist Armelle Tesson, arbeidsrecht advocaat 1 Onderscheid tussen werknemer en andere vormen van beschikbaar stellen van arbeid: Fiscale

Nadere informatie