Nota van B&W. Onderwerp vaststellen ontwerp-aanwijsbeschikking bedrijfsbrandweer Aircraft Fuel Supply B.V. te Schiphol

Transcriptie

1 Nota van B&W Onderwerp vaststellen ontwerp-aanwijsbeschikking bedrijfsbrandweer Aircraft Fuel Supply B.V. te Schiphol Portefeuillehouder drs. Th.L.N. Weterings Collegevergadering 10 november 2009 Inlichtingen mw. mr. A. Hoogeveen ( ) Registratienummer Inleiding Binnen de gemeente Haarlemmermeer zijn twee bedrijven aanwezig die activiteiten ontplooien op het vlak van de behandeling, productie, het gebruik of de opslag van gevaarlijke stoffen (zogenoemde BRZO-bedrijven). Eén daarvan is Aircraft Fuel Supply B.V. te Schiphol. Het andere is KLM N.V., dat vliegtuigonderdelen galvaniseert. Deze nota gaat over de aanwijzing van het bedrijf Aircraft Fuel Supply B.V. als bedrijfsbrandweerplichtig op grond van de Brandweerwet Aircraft Fuel Supply B.V., Oude Vijfhuizerweg 6 te Schiphol, voorziet alle vliegtuigen op Schiphol van brandstof. Op het terrein van het bedrijf is één stof (Jet A1, kerosine) opgeslagen, verdeeld over 10 tanks in drie tankputten. De brandstof wordt aangevoerd via een ondergronds leidingstelsel vanuit Rotterdam en vanuit het Westelijk havengebied. Transport richting de vliegtuigen vindt deels plaats via een transportleiding naar de verschillende platforms op Schiphol, waar de vliegtuigen worden betankt met behulp van dispensers. Daarnaast worden vliegtuigen betankt met behulp van tankauto s. Het betanken van de vliegtuigen wordt uitgevoerd door drie tankdiensten. Deze activiteit valt onder de provinciale milieuvergunning van Aircraft Fuel Supply B.V. Context Artikel 13 van de Brandweerwet en het bijbehorende Besluit Bedrijfsbrandweren is bedoeld om een nog aanwezig restrisico binnen een bedrijf af te dekken door middel van een aanwijzing als bedrijfsbrandweerplichtig. Het bedrijf wordt geacht het restrisico zelf af te dekken door beschikbaar brandweerpersoneel en bestrijdingsmiddelen zoals bijvoorbeeld blusschuim. Een dergelijke bedrijfsbrandweer wordt gezien als laatste mogelijkheid om effecten bij een incident binnen de grenzen van het bedrijf te houden. Niet alle bedrijven mogen zomaar door de overheid worden aangewezen tot bedrijfsbrandweerplichtig. Het gaat uitsluitend om inrichtingen die in geval van brand of ongevallen bijzonder gevaar kunnen opleveren voor de openbare veiligheid. In het Besluit Bedrijfsbrandweren is concreet aangegeven welke bedrijven aangewezen kunnen worden tot bedrijfsbrandweerplichtig. Onder de woorden "bijzonder gevaar voor de openbare veiligheid" dient te worden begrepen een situatie waarbij er naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders als gevolg van zogenoemde geloofwaardige

2 vaststellen ontwerp-aanwijsbeschikking bedrijfsbrandweer Aircraft Fuel Supply B.V. te Schiphol Volgvel 2 Onderwerp incidentscenario s binnen de inrichting, een schade in de omgeving van die inrichting kan ontstaan die duidelijk groter is dan de schade die optreedt door mogelijke ongevallen in de betrokken omgeving zelf en waarop de overheidsbrandweer is berekend. Probleemstelling In het belang van de openbare veiligheid is het belangrijk om Aircraft Fuel Supply B.V. aan te wijzen als bedrijfsbrandweerplichtig. De redenen voor de aanwijzing zijn: - de inrichting kan bijzondere gevaren met zich mee brengen die op te lossen zijn door specialistische kennis en middelen; - de risicoveroorzakende inrichting heeft een eigen verantwoordelijkheid; daar waar bijzondere risico's aanwezig zijn mag van degene die deze risico's in het leven roept een bijdrage bij de bestrijding verwacht worden. Doelstelling De doelstelling is het beheersen van de gevaren van branden of ongevallen bij Aircraft Fuel Supply B.V. Oplossingen Op grond van artikel 13 van de Brandweerwet 1985 kunnen burgemeester en wethouders een inrichting die in geval van een brand of ongeval bijzonder gevaar kan opleveren voor de openbare veiligheid aanwijzen als bedrijfsbrandweerplichtig. Het hoofd of de bestuurder van een aangewezen inrichting is verplicht er voor te zorgen, dat in die inrichting kan worden beschikt over een bedrijfsbrandweer, die voldoet aan de bij de aanwijzing gestelde eisen in zake personeel en materieel. Effecten Door het bedrijf aan te wijzen als bedrijfsbrandweerplichtig worden er eisen gesteld aan: - het opleidingsniveau en de geoefendheid van het personeel van de bedrijfsbrandweer; - de voorzieningen inzake bluswater, melding, alarmering en verbindingen; - het blusmateriaal; - de beschermende middelen; - de alarmering van en samenwerking met de regionale brandweer en andere hulpverleningsdiensten; - de omvang van het personeel en het materieel van de bedrijfsbrandweer. Afweging Op grond artikel 3 van het Besluit bedrijfsbrandweren is het bedrijf verplicht zogenoemde "geloofwaardige incidentscenario's'' te beschrijven. Dit zijn scenario's die een beschrijving geven van de aard, de omvang, het verloop in de tijd en de bestrijding of de beheersing van een brand of een ongeval op het terrein van de inrichting. Er zijn vier geloofwaardige scenario s geselecteerd: tankbrand tankputbrand (maatgevend scenario) leidingbrand brand bij overslag (plasbrand)

3 vaststellen ontwerp-aanwijsbeschikking bedrijfsbrandweer Aircraft Fuel Supply B.V. te Schiphol Volgvel 3 Onderwerp Deze scenario s kunnen een gevaar voor de veiligheid veroorzaken, zijn reëel en typerend en zijn bestrijdbaar door een bedrijfsbrandweer of te bestrijden met behulp van vaste repressieve voorzieningen. Om de scenario s te bestrijden heeft Aircraft Fuel Supply B.V. twee overeenkomsten met andere partijen gesloten. Enerzijds is er een contract afgesloten met de luchthavenbrandweer van Schiphol. Deze is binnen 6 minuten na alarmering ter plaatse en beschikt over personeel, materieel en middelen om plasbranden van beperkte omvang te bestrijden. Tevens kan de luchthavenbrandweer in veel gevallen uitbreiding van het incident voorkomen. Voor de bestrijding van tankbranden en tankputbranden van grote omvang participeert AFS in een samenwerkingsverband tussen een aantal olieterminals in het Westelijk Havengebied van Amsterdam (AMAS) en de Veiligheidsregio s Amsterdam-Amstelland en Kennemerland (AYMA). In de 'Samenwerkingsovereenkomst brandbestrijdingsorganisatie AYMA' is onder andere opgenomen dat AMAS verantwoordelijk is voor aanschaf, beheer en onderhoud van het bestrijdingsmaterieel en zorg draagt voor adequate inzetplannen. De Veiligheidsregio Kennemerland en Brandweer Amsterdam-Amstelland zijn verantwoordelijk voor het leveren van opgeleid en geoefend personeel. De samenwerkende organisaties zijn in staat om een plasbrand tot een oppervlakte van m 2 te bestrijden Wij zijn voornemens in te stemmen met de door Aircraft Fuel Supply B.V. gekozen invulling van de bedrijfsbrandweer. Wij hebben in de ontwerp-aanwijsbeschikking opgenomen dat indien er relevante wijzigingen zijn in de afspraken met de externe bestrijdingsorganisaties het bedrijf dit direct aan ons dient te melden. Juridische aspecten Op grond van artikel 4, lid 2 van het Besluit bedrijfsbrandweren gaat ons college niet over tot het aanwijzen van een inrichting dan nadat een aantal wettelijk aangewezen functionarissen door ons in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen. Dit betreffen de Arbeidsinspectie, Gedeputeerde Staten van Noord-Holland (in de hoedanigheid van milieuvergunningverlener), de regionale brandweer Kennemerland en de minister van Verkeer en Waterstaat (omdat het bedrijf op een luchtvaartterrein is gelegen). Tevens moet het hoofd of de bestuurder van de inrichting door ons worden gehoord. Met het vaststellen van de ontwerp-beschikking start deze consultatiefase. Genoemde wettelijke functionarissen worden in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken advies uit te brengen. Daarna stellen wij, met in achtneming van de ingediende adviezen, het conceptaanwijsbesluit vast, waarover het hoofd van de inrichting wordt gehoord. Tot slot volgt de besluitvorming over de definitieve beschikking. Wij merken op dat met het bedrijf in goede harmonie al meerdere vooroverleggen over de ontwerp-aanwijsbeschikking hebben plaatsgevonden. Het bedrijf heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de ontwerp-aanwijsbeschikking. In- en externe communicatie De ontwerp-beschikking wordt toegestuurd naar de wettelijke adviseurs. Het hoofd van de inrichting wordt hierover geïnformeerd. Verder wordt dit besluit openbaar gemaakt via B&Wnieuws dat elke vrijdag naar de media wordt verstuurd.

4 vaststellen ontwerp-aanwijsbeschikking bedrijfsbrandweer Aircraft Fuel Supply B.V. te Schiphol Voigvei 4 Onderwerp Besluit Op grond van het voorgaande hebben wij besloten om: - ten aanzien van het bedrijf Aircraft Fuel Supply B.V. gevestigd aan de Oude Vijfhuizerweg 6 te Schiphol, de procedure op te starten voor de aanwijzing als bedrijfsbrandweerplichtig; - hiertoe de ontwerp-aanwijsbeschikking inclusief bijlagen vast te stellen; - de wettelijk aangewezen functionarissen in de gelegenheid te stellen binnen vier weken ter zake advies uit te brengen; - deze nota ter informatie te zenden aan de raad. Burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, namens dezen, Bijiage(n) - ontwerp-aanwijsbeschikking Airport Fuel Supply B.V. incl. bijlagen - bedrijfsbrandweerrapport

5 AANWIJSBESCHIKKING BEDRIJFSBRANDWEER Artikel 13 van de Brandweerwet 1985 AIRCRAFT FUEL SUPPLY B.V. Oude Vijfhuizerweg LV Luchthaven Schiphol Haarlemmermeer Versie concept 28 oktober 2009

6 1 INLEIDING 1.1 Beschrijving Aircraft Fuel Supply Aircraft Fuel Supply (AFS) is gevestigd bij Schiphol en voorziet alle vliegtuigen van brandstof. Op het terrein van AFS is één stof (Jet A1, kerosine) opgeslagen, verdeeld over 10 tanks in drie tankputten. Een overzichtplattegrond is toegevoegd in bijlage 1. De brandstof wordt aangevoerd via een ondergronds leidingstelsel vanuit Rotterdam en vanuit het Westelijk havengebied. Transport richting de vliegtuigen vindt deels plaats via een transportleiding naar de verschillende platforms op Schiphol, waar de vliegtuigen worden betankt met behulp van dispensers. Daarnaast worden vliegtuigen betankt met behulp van tankauto s (maximaal 85 m 3 ). Het betanken van de vliegtuigen wordt uitgevoerd door drie tankdiensten. Deze activiteit valt onder de Wm-vergunning van AFS. 1.2 Wettelijk kader voor de aanwijzing Op grond van artikel 13 van de Brandweerwet 1985 kunnen burgemeester en wethouders een inrichting die in geval van een brand of ongeval bijzonder gevaar kan opleveren voor de openbare veiligheid aanwijzen als bedrijfsbrandweerplichtig. Het hoofd of de bestuurder van een aangewezen inrichting is verplicht er voor te zorgen, dat in die inrichting kan worden beschikt over een bedrijfsbrandweer, die voldoet aan de bij de aanwijzing gestelde eisen in zake personeel en materieel. 2 OMVANG VAN DE BEDRIJFSBRANDWEER 2.1 Aanwijzing Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer besluit Aircraft Fuel Supply B.V. te Schiphol aan te wijzen als bedrijfsbrandweerplichtig. Binnen één jaar na verzending van deze beschikking dient de inrichting over een bedrijfsbrandweer te beschikken die voldoet aan de eisen zoals gesteld in deze beschikking. Op 10 november 2009 heeft de gemeente Haarlemmermeer algemene bepalingen vastgesteld waaraan bedrijfsbrandweren binnen de gemeente dienen te voldoen. In bijlage 2 zijn deze algemene bepalingen opgenomen. De algemene bepalingen vormen een integraal onderdeel van deze aanwijsbeschikking. Daarnaast gelden de volgende specifieke eisen: 2.2 Opkomsttijd Een bedrijfsbrandweer wordt geacht in staat te zijn de geloofwaardige scenario s op de inrichting effectief te kunnen bestrijden. Bij deze scenario s is de snelheid van optreden essentieel, bijvoorbeeld om uitbreiding tot een maatgevend scenario te voorkomen 1. De bedrijfsbrandweer van AFS dient binnen zes minuten na melding ter plaatse te zijn 2.3 Personeel De bestrijding van maatgevende scenario s op de inrichting van AFS vragen een personele capaciteit van meer dan 50 personen. Voor een deel van dit personeel is specifieke opleiding voor petrochemische brandbestrijding niet noodzakelijk (bijvoorbeeld logistieke taken). Bovendien is het vanuit kostenoverwegingen niet realistisch een dergelijke continue beschikbaarheid van personeel te eisen. Daarom wordt AFS alleen aangewezen voor een operationele basissterkte, die binnen de gegeven opkomsttijd aanwezig is en voor de maatgevende scenario s ten minste een aanvang kan maken met blussing of kan voorkomen dat een incident zich uitbreidt. 1 Algemene Bepalingen - Melding en alarmering

7 De volledige basissterkte van de bedrijfsbrandweer van AFS dient totdat het incident is bestreden minimaal te bestaan uit 6 brandwachten en 1 bevelvoerder. Voor iedere mobiele pomp is één opgeleid persoon aangewezen als pompbediende. Vanaf het moment dat de bedrijfsbrandweer gereed is voor blussing dient AFS tevens een specialist tankbrandbestrijding ter plaatse te hebben. Deze specialist heeft voldoende kennis van het effectief bestrijden van een tank- of tankputbrand. 2.4 Materieel 2 Alle met brandstof gevulde tanks en andere kritische installaties of installatiedelen binnen de 10 kw/m 2 -contour dienen te worden gekoeld gedurende de brand. o Voor aangestraalde tanks geldt een minimale koelwatercapaciteit van 1000 liter per strekkende meter tankomtrek per uur. Het koelwater dient dusdanig te worden opgebracht dat het gehele tankoppervlak gelijkmatig wordt bedekt met een waterlaag. o Voor aangestraalde installaties of installatiedelen die bij falen voor escalatie kunnen zorgen, dient de koelwatercapaciteit minimaal 10 l/min per m 2 aangestraald oppervlak te zijn. Afscherming mag plaatsvinden met behulp van verplaatsbare hydroshields, mits deze aantoonbaar geschikt zijn 1. Er dient voldoende bluswatercapaciteit beschikbaar te zijn om een tankputbrand met een oppervlakte van m 2 te kunnen blussen. Bij de vereiste opbrengsnelheid van 9 l/m 2 /min, bedraagt de minimaal te leveren bluswatercapaciteit l/min. 2.5 Middelen 3 Er dient voldoende schuimvormend middel aanwezig te zijn om een effectieve blussing van een tankputbrand met een oppervlakte van m 2 te garanderen en herontsteking te voorkomen. Bij een mengverhouding van 1 % en een blustijd van 60 minuten is een minimale hoeveelheid schuimvormend middel nodig van 24,5 m 3. Het schuimvormend middel is aantoonbaar geschikt voor het te blussen product. 3 UITGANGSPUNTEN Deze aanwijsbeschikking is gebaseerd op een aantal uitgangspunten met betrekking tot de huidige inrichting. Wijzigingen op de inrichting van AFS die van invloed kunnen zijn op de inhoud van deze aanwijsbeschikking dienen door AFS direct te worden gemeld aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer. 3.1 Gebruikte documentatie Veiligheidsrapport vertrouwelijke versie; 14 augustus Het bedrijfsbrandweerrapport is een onderdeel van dit veiligheidsrapport Algemene bepalingen voor bedrijfsbrandweren - ; 10 november 2009 Engineeringsplan Blussysteem Aircraft Fuel Supply Schiphol; Dirk Neerhoff; Gemco; 26 april 2006 Beoordelingsrichtlijn bedrijfsbrandweertrajecten Brandweer Amsterdam-Amstelland; revisie 3; 9 oktober 2007 Mutual aid review of oil storage terminals in the amsterdam area; Resource Protection International; revisie 3; november 2007, goedgekeurd in januari Voor koeling van de pompopstelling is naar schatting 6000 l/min noodzakelijk (info Gemco) 3 Voor de berekening van de bluswatercapaciteit en de hoeveelheid schuimvormend middel is gebruik gemaakt van de informatie uit de Mutual aid review (zie gebruikte documentatie). De genoemde capaciteiten liggen hoger dan wat is beschreven in de Beoordelingsrichtlijn van Brandweer Amsterdam-Amstelland. Aangezien de informatie van Resource Protection International als adequater wordt beschouwd, zijn deze gegevens gebruikt voor de capaciteitsberekening. 2

8 3.2 Op de inrichting aanwezige tanks en tankputten Bij AFS zijn de volgende tanks en tankputten aanwezig: Locatie Rijk 1B Aantal tankputten 1 Aantal tanks 4 Inhoud m 3 per tank Oppervlakte tank 490 m 2 Omtrek tank 78,5 m Oppervlakte tankput m 2 (totale oppervlakte minus totale tankoppervlakte) Te koelen oppervlakte 4 x 78,5 m = 274 m (tanks binnen 10 kw/m 2 -contour) Locatie Van Tienendepot Aantal tankputten 2 Aantal tanks 2 x 3 Inhoud m 3 per tank Oppervlakte tank 707 m 2 Omtrek tank 94,2 m Oppervlakte tankput m 2 (totale oppervlakte minus tankoppervlakte) Te koelen oppervlakte 4 x 94,2 m = 272,6 m (tanks binnen 10 kw/m 2 -contour) 3.3 Op de inrichting aanwezige passieve beschermingsmiddelen Zoals opgenomen in de algemene bepalingen zijn passieve beschermingsmiddelen Middelen of systemen die niet door personeel bediend hoeven te worden maar door hun aanwezigheid wel een beheersend en/of beperkend effect hebben op een incident. Bij AFS zijn de volgende passieve beschermingsmiddelen aanwezig: Ex-zonering rond tanks, tankputten, leidingen, brandstofhydranten en tankauto s. Dodemansknop bij de brandstofhydranten op de platforms en de tankauto s Vloeistofkerende vloeren op de platforms en vloeistofdichte vloeren op de laadplaatsen van het jetplein Tankputomwalling Deze beschermingsmiddelen dienen aanwezig te blijven. Bij wijziging ervan dient het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer geïnformeerd te worden. 3.4 Op de inrichting aanwezige stationaire repressieve voorzieningen AFS beschikt over een aantal stationaire voorzieningen die bij een calamiteit semi-automatisch in werking kunnen worden gesteld. Sprinkler-koelinstallatie op alle in gebruik zijnde opslagtanks 4. o Voor Rijk 1B wordt het koelwatersysteem aangedreven met behulp van drie elektrisch aangedreven pompen op oppervlaktewater, met een totale capaciteit van l/min (4.565 l/min benodigd) o Voor het Van Tienendepot wordt het koelwatersysteem aangedreven door drie elektrisch aangedreven pompen op oppervlaktewater, met een totale capaciteit van l/min (4.540 l/min benodigd) o Het systeem treedt automatisch in werking bij een brandmelding of kan handmatig worden geactiveerd vanuit de controlekamer. Bij stroomuitval kan het systeem via een externe pomp worden gevoed. Verspreid over het terrein van AFS staan circa 30 bluswaterhydranten. Deze worden gevoed via het AAS bluswaternet met een capaciteit van l/min Handmelders (15x) Noodstopknoppen (6x) Deze voorzieningen dienen aanwezig te blijven. Bij wijziging ervan dient het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer geïnformeerd te worden. 4 Om afbreken van de schuimdeken te voorkomen, wordt de koeling stopgezet op het moment dat de effecten van de schuimblussing zichtbaar worden. 3

9 3.5 Mobiele repressieve voorzieningen AFS beschikt over een aantal mobiele repressieve voorzieningen, die door de bedrijfshulpverleners van AFS kunnen worden gebruikt. Indien goed en tijdig gebruikt kan hiermee soms worden voorkomen dat een incident zich uitbreidt tot een bedrijfsbrandweerscenario. Poederblussers (9x50 kg en 10x12 kg) Schuimblussers (4x45 kg en 11x9 kg) Blusdekens Slangenkasten Absorptiemiddelen Deze voorzieningen dienen aanwezig te blijven. Bij wijziging ervan dient het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer geïnformeerd te worden. 4 GELOOFWAARDIGE EN MAATGEVENDE SCENARIO S 4.1 Geloofwaardige scenario s Op basis van bovenstaande uitgangspunten zijn vier geloofwaardige scenario s geselecteerd: Tankbrand Tankputbrand Leidingbrand Brand bij overslag (plasbrand) Deze scenario s kunnen een gevaar voor de openbare orde of veiligheid veroorzaken, zijn reëel en typerend en zijn bestrijdbaar door een bedrijfsbrandweer of te bestrijden met behulp van vaste repressieve voorzieningen. Het scenario "brand van een tankauto op het platform" wordt als niet-geloofwaardig beschouwd. Enerzijds vanwege de strikte voorschriften op het platform en de continue bewaking door de operator. Anderzijds vanwege de altijd parate luchthavenbrandweer. 4.2 Maatgevende scenario s Twee van de bovengenoemde geloofwaardige scenario s zijn maatgevend voor de omvang van de bedrijfsbrandweer: Tankputbrand Rijk 1 - maatgevend voor personeel, materieel en middelen Plas- of leidingbrand - maatgevend voor snelheid Voor de bestrijding van een volledig ontwikkelde tankputbrand zijn meer dan 50 personen nodig. Deze maken niet allemaal onderdeel uit van de operationele basissterkte van de bedrijfsbrandweer. Er is onder andere extra personeel nodig voor aanvoer van materieel en middelen, voor coördinatie en in de ondersteuning van de basissterkte van de bedrijfsbrandweer bij de bestrijding. Dit aanvullende personeel heeft kennis van en ervaring met het gebruikte materieel, apparatuur en middelen. Hoewel dit personeel geen onderdeel uitmaakt van de basissterkte van de bedrijfsbrandweer, dient wel te kunnen worden aangetoond dat er voldoende personeel beschikbaar is voor de bestrijding van een volledig ontwikkelde tankputbrand (zie hoofdstuk 5 voor een toelichting) 4

10 5 INVULLING VAN DE BEDRIJFSBRANDWEERPLICHT DOOR AFS Om de maatgevende scenario s te bestrijden heeft AFS twee overeenkomsten met andere partijen gesloten. Enerzijds is er een contract afgesloten met de luchthavenbrandweer van Schiphol. Deze is binnen zes minuten na alarmering ter plaatse en beschikt over personeel, materieel en middelen om plasbranden van beperkte omvang te bestrijden. Tevens kan de luchthavenbrandweer in veel gevallen uitbreiding van incident voorkomen. Voor de bestrijding van tankbranden en tankputbranden van grote omvang participeert AFS in een samenwerkingsverband tussen een aantal olieterminals in het Westelijk Havengebied van Amsterdam (AMAS) en de Veiligheidsregio s Amsterdam-Amstelland en Kennemerland (AYMA). In de 'Samenwerkingsovereenkomst brandbestrijdingsorganisatie AYMA' is onder andere opgenomen dat AMAS verantwoordelijk is voor aanschaf, beheer en onderhoud van het bestrijdingsmaterieel en zorg draagt voor adequate inzetplannen. Veiligheidsregio Kennemerland en Brandweer Amsterdam-Amstelland zijn verantwoordelijk voor het leveren van opgeleid en geoefend personeel. De samenwerkende organisaties zijn in staat om een plasbrand tot een oppervlakte van m 2 te bestrijden. AYMA is in staat voldoende personeel te leveren voor aanvoer van materieel, apparatuur en middelen en heeft voldoende kennis en ervaring met het gebruik hiervan. Tevens voorziet AYMA in het leveren van logistieke ondersteuning en kan het een coördinerende taak vervullen. Conform artikel 14 van de algemene bepalingen stemt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer in met deze invulling van de bedrijfsbrandweer, mits deze aantoonbaar in staat is om alle geloofwaardige en de maatgevende scenario s te bestrijden. Indien er relevante wijzigingen zijn in de afspraken met externe bestrijdingsorganisaties dient AFS deze direct te melden aan het college van burgemeester en wethouders. 5

11 6 PROCEDURE VOOR DE AANWIJZING Conform artikel 3, lid 4 van het Besluit bedrijfsbrandweren heeft het college een exemplaar van het bedrijfsbrandweerrapport verzonden aan de hieronder genoemde instanties. Conform artikel 4, lid 2 van het Besluit bedrijfsbrandweren heeft het college diezelfde instanties in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over de concept aanwijsbeschikking: a. de daartoe door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen toezichthouder, bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel d, van de Arbeidsomstandighedenwet. Voor AFS is dat de Arbeidsinspectie, directie Major Hazard Control. b. het bestuur van de regionale brandweer. Voor de gemeente Haarlemmermeer is dat de Veiligheidsregio Kennemerland i.o. c. het bestuursorgaan dat overeenkomstig artikel 8.2 van de Wet milieubeheer bevoegd is een vergunning voor de desbetreffende inrichting te verlenen, tenzij burgemeester en wethouders dat bestuursorgaan zijn. Voor AFS is dat het college van Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Holland. d. de Minister van Verkeer en Waterstaat, indien de inrichting is gelegen op of deel uitmaakt van een luchtvaartterrein als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Luchtvaartwet. Zakelijk weergegeven zijn de adviezen als volgt samen te vatten: Arbeidsinspectie Directie Major Hazard Control *** Veiligheidsregio Kennemerland i.o. *** Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Holland *** De Minister van Verkeer en Waterstaat *** Op grond van artikel 4, lid 2 dient tevens het hoofd of de bestuurder van de inrichting in de gelegenheid te zijn gesteld een zienswijze uit te brengen. Daartoe is op [datum] het hoofd van de inrichting namens ons college gehoord door [naam, functie]. Zakelijk weergegeven houdt de zienswijze in dat [zienswijze AFS]. Hoofddorp, [datum] burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, de secretaris, de burgemeester, drs. P.J. Buijtels drs. Th.L.N. Weterings N.B. Op grond van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende binnen zes weken na bekendmaking van deze beschikking een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, postbus 250, 2130 AG Hoofddorp. 6

12 BIJLAGE 1 Overzichtsplattegrond AFS

13 BIJLAGE 2 Algemene bepalingen voor bedrijfsbrandweren binnen de gemeente Haarlemmermeer Vastgesteld op [datum]

14 Algemene bepalingen voor bedrijfsbrandweren, aangewezen op grond van artikel 13 van de Brandweerwet 1985 Versie oktober 2009 I

15 INHOUDSOPGAVE 1 WERKINGSSFEER EN TERMIJNEN 2 DEFINITIES EN BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN 3 VEILIGHEIDSBEHEERSSYSTEEM 4 PERSONEEL 5 INCIDENTBESTRIJDINGSMATERIAAL 6 OPLEIDINGEN 7 OEFENING 8 BLUSWATERVOORZIENING 9 MELDING EN ALARMERINGEN 10 VERBINDINGEN 11 BESCHERMENDE MIDDELEN 12 ALARMERING/SAMENWERKING MET EXTERNE HULPDIENSTEN 13 TOEZICHT 14 SLOTBEPALINGEN BIJLAGEN Bijlage 1 Algemene en specifieke eisen voor het testen en het onderhouds- en inspectiesysteem van incidentbestrijdings- en -beheersmiddelen. Algemene Bepalingen 5.2, 5.5, 5.7 en 8.2 Bijlage 2 Specifieke opleidingseisen Algemene Bepalingen 6.1, 6.2 en 6.3 Bijlage 3 Algemene en specifieke eisen over actuele informatie verplichtingen van de inrichting tijdens een inzet van de overheidsbrandweer op het terrein van de inrichting. Algemene Bepalingen 12.2 II

16 1 WERKINGSSFEER EN TERMIJNEN Het college van Burgemeester en Wethouders beslist over het geven van aanwijzingen krachtens artikel 13 van de Brandweerwet 1985 (Staatsblad 1985, nr. 87). Deze aanwijsbeschikkingen gelden voor onbepaalde tijd. In de aanwijsbeschikkingen kunnen eisen gesteld worden aan: het opleidingsniveau en de geoefendheid van het personeel van de bedrijfsbrandweer de voorzieningen inzake bluswater, melding, alarmering en verbindingen het blusmaterieel de beschermende middelen; de alarmering van en samenwerking met de gemeentelijke brandweer en andere hulpverleningsorganisaties de omvang van het personeel en het materieel van de bedrijfsbrandweer. In deze Algemene Bepalingen op grond van artikel 13 Brandweerwet worden, conform het Besluit bedrijfsbrandweren artikel 4 lid 5, onderdelen gespecificeerd waarvoor het college van Burgemeester en Wethouders eisen kan stellen. Deze eisen zijn de minimale eisen. Hiermee wordt bedoeld dat afhankelijk van de situatie bij de inrichting additionele eisen kunnen worden gesteld. Deze Algemene Bepalingen maken integraal onderdeel uit van de aanwijzingsbeschikking. Het college van Burgemeester en Wethouders kan, gelet op artikel 5 en 6 van het Besluit bedrijfsbrandweren in de volgende gevallen besluiten tot het intrekken of wijzigen van de aanwijsbeschikking: bij wijziging of uitbreiding van de aangewezen inrichting, bij verandering van de in de inrichting gebezigde processen, bij voortschrijdend inzicht ten aanzien van de scenariokeuzes of de introductie van nieuwe (bestrijding)technieken, die in betekenende mate consequenties hebben voor de inhoud van het rapport inzake de bedrijfsbrandweer. In die gevallen dient zo spoedig mogelijk een dienovereenkomstig gewijzigd rapport aan het bevoegde gezag te worden overlegd. Op grond hiervan vindt een herbeoordeling van de aanwijsbeschikking plaats. Zo nodig kunnen aanvullende of gewijzigde voorwaarden aan de aanwijsbeschikking worden verbonden. Wijzigingen van de in deze algemene bepalingen genoemde of van toepassing verklaarde (rijks)besluiten en regelgeving, worden automatisch van kracht voor onderhavig besluit. De inwerkingtreding van de wijzigingen geschiedt op het moment zoals aangegeven in de (rijks)besluiten en regelgeving. Indien door het bevoegd gezag wordt geconstateerd dat één of meerdere in de aanwijzingsbeschikking genoemde voorschriften niet of onvoldoende worden nageleefd, dan kan zij overgaan tot het treffen van sancties: Op grond van artikel 23 van de Brandweerwet 1985 kan door een Bijzonder Opsporingsambtenaar zoals vernoemd in artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering bij een overtreding van artikel 13, eerste, vierde en vijfde lid een strafrechtelijk handhavingtraject worden ingezet. Een toezichthouder kan op grond van artikel 13 van de Brandweerwet het college adviseren krachtens artikel 125 van de Gemeentewet bestuursdwang toe te passen op de geconstateerde overtreding(en) van de aanwijsbeschikking. III

17 2 DEFINITIES/ BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN Aanwijsbeschikking Besluit, op grond van artikel 13 van de Brandweerwet 1985 en artikel 4 Besluit bedrijfsbrandweren, van het college van Burgemeester en Wethouders, dat een inrichting dient te beschikken over een bedrijfsbrandweer. Bedrijfsbrandweer De organisatie van mensen en middelen die tot doel heeft het bestrijden en beperken van brand en ongevallen op het terrein van de inrichting. Bedrijfsbrandweerbeheerssysteem Een kwaliteits- en beheerssysteem aanwezig op de inrichting waarmee wordt aangetoond dat de operationele paraatheid en bedrijfszekerheid van (bedrijfsbrandweer)personeel en incidentbestrijdings- en incidentbeheersmiddelen is verzekerd. In het bedrijfsbrandweerbeheerssysteem moet het volgende zijn opgenomen; De wijze waarop de inrichting het inspecteren, testen en onderhouden van mobiele en stationaire incidentbestrijdings-en incidentbeheersmiddelen opzet, uitvoert, bewaakt en registreert. Op welke wijze de inrichting het opzetten, uitvoeren en bewaken van opleidingen en (noodplan)oefeningen borgt. De wijze waarop na oefeningen en incidenten de noodorganisatie en bedrijfsbrandweer worden geëvalueerd en acties die daaruit volgen worden opgepakt. Op welke wijze de operationele basissterkte dagelijks wordt vastgesteld en geborgd. Bedrijfsbrandweerjournaal Het journaal waarin de resultaten van de inspecties, de testen en het onderhoud van de incidentbestrijdings- en incidentbeheersmiddelen wordt bijgehouden en gearchiveerd. Het journaal bevat ook een registratie van de dagelijkse sterkte, de oefeningen en incidenten. Besluit rijksexamen Brandweeropleidingen Besluit van 17 november 1988, Stb. 545, houdende de vaststelling van de brandweeropleidingen, welke worden afgesloten met een rijksdiploma. Bevoegd gezag krachtens artikel 13 van de Brandweerwet Het College van Burgemeester en Wethouders. Bijzonder gevaar Een situatie waarbij er naar het oordeel van het College van Burgemeester en Wethouders, respectievelijk de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, als gevolg van geloofwaardige incidentscenario s binnen de inrichting, een schade in de omgeving van die inrichting kan ontstaan die duidelijk groter is dan de schade die optreedt door mogelijke ongevallen in de betrokken omgeving zelf en waarop de operationele basissterkte van de overheidsbrandweer is berekend. Bijzonder voertuig Een voertuig dat kan worden toegevoegd aan een eenheid. Brandweerincident Een incident waarbij acties dienen te worden uitgezet ter voorkoming, beperking en bestrijding van brand of brandgevaar. Hieronder vallen ook acties die het bestrijden of beperken van een direct gevaar voor mens en dier anders dan een brand tot doel hebben. Brandweervoertuig Een voertuig primair ingericht voor het vervoer van mobiele incidentbestrijdingsmiddelen en voorzien is van een waterpomp met een schuimregelsysteem. Secundair kan het voertuig worden uitgerust met één of meerdere tanks voor het vervoer van schuimvormend middel, poeder of andersoortige blusmiddelen. Daarnaast kan het voertuig uitgerust worden met bedrijfsspecifieke incidentbestrijdingsmiddelen. Optioneel kan het voertuig worden voorzien van ruimte voor het vervoer van personen. IV

18 Certificering Een certificering wordt afgegeven door Nationaal Centrum van Preventie- Loss Prevention Certification Board (NCP-LPCB) op basis van een inspectierapport dat behoort bij een object of installatie. Dit object of deze installatie is geïnspecteerd aan de hand van afkeurcriteria die zijn vastgelegd in een Basis Document Brandbeveiliging (BDB). Dit BDB behoort goedgekeurd te zijn door bevoegd gezag krachtens artikel 13 van de Brandweerwet. De inspectie en de rapportage dienen te zijn uitgevoerd door een EN inspectie A-instelling die door de Raad van Accreditatie is geaccrediteerd voor het verrichten van deze inspecties. Inspecties uitgevoerd door andere instanties moeten hun gelijkwaardigheid ten opzichte van afkeurcriteria en periodieke controles ter beoordeling kunnen aantonen aan het bevoegd gezag krachtens artikel 13 van de Brandweerwet. CPR-richtlijnen Voorheen Commissie Preventie Rampen die richtlijnen opstelde, aangaande het omgaan met gevaarlijke stoffen. De CPR-richtlijnen zijn inmiddels vervangen door PGS-richtlijnen. Eenheid Een aantal brandweerfunctionarissen en voertuigen die onder de verantwoordelijkheid van één bevelvoerder functioneren in de operationele basissterkte. Incidentbestrijdings- en beheersmiddelen Het geheel aan middelen, inclusief de infrastructurele voorzieningen, passieve beschermingsmiddelen en stationaire koel- en blusvoorzieningen, die de bedrijfsbrandweer ten dienste staan bij de uitoefening van de taak. Inrichting Inrichting zoals gedefinieerd in artikel 1.1, eerste lid van de Wet milieubeheer en die tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer aangewezen categorie behoort. Geloofwaardige incidentscenario s Conform artikel 3 lid 1c van het Besluit bedrijfsbrandweren: een scenario waarvan de aard, de omvang, het verloop in de tijd en de bestrijding of de beheersing van een brand of een ongeval op het terrein van de inrichting, die gegeven de aard van een installatie of de inrichting, rekening houdend met de daarin aangebrachte preventieve voorzieningen, als zeer reëel en typerend wordt geacht waarbij schade aan gebouwen of personen in de omgeving van de inrichting kan ontstaan, en waarbij van preventieve of repressieve maatregelen duidelijk effect verwacht mag worden, waardoor escalatie daarvan wordt voorkomen. Leidraad Oefenen Een door Ministerie van Binnenlandse Zaken (juni 2000) uitgebrachte leidraad waarin een systematiek van het opzetten van oefeningen is weergegeven met het doel de kennis en vaardigheden van brandweerorganisaties op peil te houden en inzichtelijk te houden. LOD (Lines of Defence) Lines of Defence zijn die beschermings- en interventiemiddelen die de kans dat een specifiek incident plaats vindt verkleinen (preventieve LOD s); of de gevolgen van een incident binnen de installatie/inrichting beperken, beheersen of bestrijden (repressieve LOD s). Motorspuitaanhanger Een aanhanger, uitgerust met centrifugaalpomp, voorzien van een schuimregelsysteem. NEN normen De door de European Committee for standarization (CEN), ontworpen Europese normen (EN), die na definitief te zijn vastgesteld, als Nederlandse norm (NEN) gelden. NFPA normen Normen opgesteld door de National Fire Protection Association (normen te noemen in aanwijsbeschikking) V

19 Operationele basissterkte De hoeveelheid mensen en middelen die volgens de aanwijsbeschikking minimaal op het terrein van de inrichting aanwezig moet zijn. Opkomsttijd Schematische weergave van de opbouw van de opkomsttijd zoals door de overheid wordt gehanteerd. A: Ontstaan van incident B: Ontdekking C: Melding D: Aanname en verwerking door meldkamer E: Uitruktijd OPKOMSTTIJD F: Aanrijtijd De opkomsttijd bestaat uit de delen D + E + F. D = de tijd van aanname van een melding tot en met uitgifte van alarm; E = de tijd van ontvangst van een alarm, reistijd van een brandweermedewerker naar de kazerne tot en met omkleden; F = de tijd van vertrek van de kazerne tot en met aankomst op de incidentlocatie Passieve Beschermingsmiddelen Middelen of systemen die niet door personeel bediend hoeven te worden maar door hun aanwezigheid wel een beheersend en/of beperkend effect hebben op een incident. PGS Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen. Rapport inzake de bedrijfsbrandweer Het rapport inzake de bedrijfsbrandweer, zoals bedoeld in het Besluit bedrijfsbrandweren, artikel 3, eerste lid. Stationaire blus- en koelinstallaties De blus- en koelinstallaties die permanent zijn opgesteld en aangebracht op het terrein van de inrichting. (bijvoorbeeld sprinklerinstallaties, deluge-installaties, stationaire schuiminstallaties, (water)koelsystemen voor tanks, vast opgestelde watermonitoren enzovoort. Tankautospuit Een motorvoertuig met een bluswatertank ingericht voor het vervoer van mobiele incidentenbestrijdingsmiddelen en voorzien van een waterpomp met een schuimregelsysteem. Veiligheidsbeheerssysteem (VBS) Een zodanig beheerssysteem dat o.a. de toedeling van taken en verantwoordelijkheden van het personeel, de organisatorische structuur, de gebruiken, de procedures en de hulpmiddelen gericht op het voorkomen en beheersen van risico's van zware ongevallen omvat. De samenhang tussen de getroffen technische en organisatorische maatregelen ter voorkoming zware ongevallen moet in het beheerssysteem duidelijk naar voren komen. Voor bedrijven die ook onder de werkingssfeer vallen van het Besluit risico s zware ongevallen (Brzo 1999) of de Aanvullende Risico Inventarisatie en Evaluatie (ARIE) zullen bovenstaande voorwaarden onderdeel moeten zijn van het veiligheidsbeheerssysteem geëist in het Brzo of ARIE. VI

20 3 Veiligheidsbeheerssysteem 3.1 De inrichting dient een bedrijfsbrandweerbeheerssysteem geïmplementeerd te hebben. Indien de inrichting een veiligheidsbeheerssysteem is opgelegd vanuit het Besluit risico s zware ongevallen 1999 (Brzo 99) of Aanvullende Risico Inventarisatie en Evaluatie (ARIE) dan is het bedrijfsbrandweerbeheerssysteem een onderdeel van dit veiligheidsbeheerssysteem. 3.2 Op het terrein van de inrichting is te allen tijde het bedrijfsbrandweerjournaal aanwezig. 4 Personeel 4.1 Op elke locatie op het terrein van de inrichting is te allen tijde binnen de opkomsttijd de operationele basissterkte aanwezig, genoemd in de aanwijsbeschikking. 4.2 Op elke locatie op het terrein van de inrichting is te allen tijde binnen de opkomsttijd voldoende opgeleid, beschikbaar en paraat personeel aanwezig om de stationaire en mobiele incidentbestrijdings- en incidentbeheersmiddelen te bedienen. 4.3 De operationele basissterkte is opgebouwd uit één of meerdere brandweerploegen. Een brandweerploeg bestaat uit een leidinggevende (bevelvoerder) en een aantal uitvoerenden (brandwachten) en heeft een omvang van minimaal 2 personen en een omvang van maximaal 9 mensen. 4.4 Het personeel dat is opgenomen in de operationele basissterkte is aantoonbaar lichamelijk goedgekeurd voor de uit te voeren taken. 4.5 Binnen een half uur na ontdekken van een incident dient een beslissingsbevoegd personeelslid van de bedrijfsleiding, met kennis van de gebezigde processen, op het terrein aanwezig te zijn. Deze functionaris wordt opgenomen in de organisatiebeschrijving als genoemd in 4.8 van deze algemene bepalingen. 4.6 Binnen de inrichting is een persoon op directieniveau verantwoordelijk voor: De periodieke controle van de incidentbestrijdings- en incidentbeheersmiddelen zoals genoemd in de aanwijsbeschikking en het rapport inzake de bedrijfsbrandweer; De beproeving van de goede werking van de incidentbestrijdings- en incidentbeheersmiddelen; Het treffen van maatregelen om de geoefendheid van de bedrijfsbrandweer te behouden; Het actueel houden van het bedrijfsbrandweerjournaal. 4.7 De taken en verantwoordelijkheden van het personeel van de bedrijfsbrandweerorganisatie zijn bij alle betrokkenen bekend. De taken en verantwoordelijkheden zijn opgenomen in een document en uitgewerkt in een schriftelijke instructie die onderdeel is van het bedrijfsbrandweerbeheersysteem van de inrichting. 4.8 De inrichting heeft een beschrijving van de taken en verantwoordelijkheden van het (bedrijfsbrandweer)personeel dat op alle organisatorische niveaus bij het beheersen van de geloofwaardige brandweerscenario s is betrokken, met daarin aangegeven de verschillende functies en de daarbij behorende opleidingen. De organisatie van de hiervoor genoemde opleidingen en de deelname daaraan door het personeel en aannemers dient tevens in deze beschrijving opgenomen te worden. Het kennisniveau horende bij de functies en opleidingen dient op peil gehouden te worden via een oefenprogramma. Bovenstaande voorwaarden en beschrijvingen dienen opgenomen te zijn in een bedrijfsbrandweerbeheerssysteem. VII

21 5 Incidentbestrijdingsmateriaal 5.1 Op het terrein van de inrichting zijn te allen tijde binnen de opkomsttijd ten behoeve van de operationele basissterkte de incidentbestrijdings- en incidentbeheersmiddelen aanwezig zoals in de aanwijsbeschikking zijn genoemd. 5.2 De incidentbestrijdings- en incidentbeheersmiddelen zijn bedrijfszeker, voor onmiddellijk gebruik gereed en goed bereikbaar. De wijze waarop de inrichting bovenstaande kwaliteitseisen voor de incidentbestrijdings- en incidentbeheersmiddelen waarborgt via testen en een onderhouds- en inspectiesysteem dient inzichtelijk te zijn gemaakt in het bedrijfsbrandweerbeheerssysteem. Bij (preventieve) onderhoudswerkzaamheden, waarbij deze middelen buiten bedrijf gaan, dient het bedrijf vervangende en gelijkwaardige maatregelen te nemen, dan wel wordt aantoonbaar de procesvoering aangepast aan het gewijzigde veiligheidsniveau. Technische gebreken dienen binnen 1 maand na constateren adequaat te worden opgeheven. Echter in het geval de operationaliteit van de bedrijfsbrandweer door het gebrek in geding is, dient het gebrek onmiddellijk adequaat verholpen te worden. Indien dit niet mogelijk is dient vervangend en gelijkwaardig materiaal te worden ingezet of dient de procesvoering aangepast te worden. Bij inzet van vervangend materiaal dient dit opgenomen te worden in het bedrijfsbrandweerjournaal. Een nadere beschrijving van eisen gesteld aan het testen en het onderhouds- en inspectiesysteem voor de incidentbestrijdings- en incidentbeheersmiddelen is opgenomen in bijlage De aanwezige incidentbestrijdings- en incidentbeheersmiddelen zijn aantoonbaar geschikt voor de incidentscenario s waarvoor deze middelen zijn bestemd. De hoeveelheden van deze middelen (bijvoorbeeld schuimvormend middel en bluspoeder) zijn op de maatgevende incidentscenario s afgestemd. Deze hoeveelheden moeten minimaal overeenstemmen met de eisen uit de Wet Milieubeheer vergunning of het bedrijfsbrandweerrapport. 5.4 Alle motorisch aangedreven onderdelen van de incidentbestrijdings- en incidentbeheersmiddelen worden wekelijks getest. Indien kan worden aangetoond dat met een lagere testfrequentie kan worden volstaan, dan kan in overleg met het bevoegd gezag van genoemde frequentie worden afgeweken. De te testen parameters moeten zodanig gekozen zijn dat de life-cycle van deze onderdelen inzichtelijk wordt en preventief onderhoud tijdig ingepland kan worden. De uitkomsten van deze testen worden bijgeschreven in het bedrijfsbrandweerjournaal en worden minimaal twee jaar bewaard. 5.5 Het schuimvormend middel is van een dusdanige kwaliteit dat de specificaties van de fabrikant gehandhaafd blijven. Hiervoor moeten de inspectie- en onderhoudseisen opgesteld door de fabrikant aangehouden worden. Daarnaast dient het schuimvormend middel ten minste één maal per jaar te worden gecontroleerd op vliesvorming, verontreiniging en sedimentatie. Het middel is op een goede manier opgeslagen waardoor de kwaliteit gehandhaafd blijft. De tanks, leidingen, pakkingen en appendages mogen niet door het middel kunnen worden aangetast. Van de resultaten van de inspecties en controles worden aantekeningen gemaakt in het bedrijfsbrandweerjournaal. Een nadere beschrijving van de inspectie- en onderhoudseisen van het schuimvormend middel is opgenomen in bijlage De mobiele incidentbestrijdings- en incidentbeheersmiddelen worden in een speciaal hiervoor bestemde, doelmatige ruimte ondergebracht. De ruimte moet beschermd zijn tegen weersinvloeden en altijd bereikbaar zijn. 5.7 De stationaire incidentbestrijdings- en incidentbeheersmiddelen, zijnde sprinklers en deluge installaties, vaste monitoren en installaties met een vergelijkbare werking, worden minimaal éénmaal per jaar tijdens de functionele test volledig in gebruik gesteld. Na iedere test wordt de installatie zorgvuldig gereinigd om de goede werking te garanderen. Indien bepaalde onderdelen uit praktische overwegingen niet getest kunnen worden, zal dat onderdeel geïnspecteerd moeten worden volgens een door het bevoegd gezag te beoordelen protocol. Gecertificeerde installaties hebben een geldig certificaat. In het bedrijfsbrandweerjournaal worden de testen, inspecties en onderhoud geregistreerd. De certificaten en de daarbij horende inspectierapporten hiervan worden in het bedrijfsbrandweerjournaal opgenomen en zodanig bewaard dat de lifecycles van deze installaties bij het bedrijf inzichtelijk zijn. Een nadere beschrijving van eisen ge- VIII

22 steld aan het testen en het onderhouds- en inspectiesysteem van deze stationaire installaties is opgenomen in bijlage Indien niet de volledige voorraad schuimvormend middel met brandweervoertuigen wordt vervoerd, zijn er maatregelen genomen om de aanvullende voorraden adequaat naar de plaats van het incident te transporteren. De aanvullende voorraden zijn ter plaatse voordat de voorraad schuimvormend middel in het brandweervoertuig is verbruikt, uitgaande van een maximale afname van schuimvormend middel. 5.9 Passieve beschermingsmiddelen die in de algemene voorzieningen en/of bij de geloofwaardige bedrijfsbrandweerscenario's zijn opgevoerd als LOD dienen aantoonbaar te voldoen aan de criteria die door het bedrijf zijn gehanteerd bij het aanbrengen van de voorzieningen. 6 Opleidingen 6.1 De personen die dienst doen als brandwacht zijn minimaal in het bezit van een certificaat voor de module persoonlijke bescherming en de module repressie op brandwacht-niveau en de module bronbestrijder op hoofdbrandwachtniveau, conform het Besluit Rijksexamen brandweeropleidingen (exclusief de opgenomen leerdoelen in bijlage 2), of een daaraan gelijkwaardig bewijs van geschiktheid. Indien zij een aansturende functie (maximaal 2 personen) hebben, dan dienen zij in het bezit te zijn van de certificaten conform het niveau brandwacht en een certificaat voor de module Organisatie en leidinggeven op hoofdbrandwachtniveau, conform het Besluit Rijksexamen brandweeropleidingen (exclusief de opgenomen leerdoelen in bijlage 2), of een daaraan gelijkwaardig bewijs van geschiktheid. 6.2 Iedere bevelvoerder is minimaal in het bezit van de certificaten niveau brandwacht en een certificaat voor de modulen Gevaarlijke stoffen, Repressie, Verbranding en blussing en afhankelijk van het type bedrijf de module petrochemie of de module tankincidenten op onderbrandmeesterniveau, conform het Besluit Rijksexamen brandweeropleidingen (exclusief de opgenomen leerdoelen in bijlage 2), of een daaraan gelijkwaardig bewijs van geschiktheid. 6.3 Indien leiding wordt gegeven over twee, door bevelvoerders aangestuurde, operationele eenheden, dan dient de leidinggevende (de brandmeester) minimaal in het bezit te zijn van de certificaten conform het niveau bevelvoerder en een certificaat voor de module Repressie op brandmeesterniveau, conform het Besluit Rijksexamen brandweeropleidingen (exclusief de opgenomen leerdoelen in bijlage 2), of een daaraan gelijkwaardig bewijs van geschiktheid. 6.4 Een chauffeur/pompbediener is, naast het gestelde in 6.1 van deze algemene bepalingen, tevens in het bezit van de module pompbediener, conform het Besluit Rijksexamen brandweeropleidingen, of een daaraan gelijkwaardig bewijs van geschiktheid. 6.5 De personen, welke belast zijn met het ter plaatse brengen van (brandweer) voertuigen, dienen in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs van de desbetreffende categorie. 6.6 Indien in de operationele basissterkte gaspakdragers zijn opgenomen, dienen deze over het certificaat gaspakdrager te beschikken conform het Besluit Rijksexamen Brandweeropleidingen of een daaraan gelijkwaardig bewijs van geschiktheid. 6.7 De mensen welke zijn ingedeeld in de operationele basissterkte hebben kennis van en inzicht in de werking van de aanwezige incidentbestrijdings- en incidentbeheersmiddelen, alsmede de vaardigheden in de bediening van deze apparatuur. IX

23 7 Oefening 7.1 Het hoofd of de bestuurder van de inrichting verstrekt voor 1 februari van het lopende jaar aan het bevoegd gezag een oefenprogramma met een daarbij horend oefenrooster. 7.2 Het oefenprogramma dient te zijn gebaseerd op de Leidraad oefenen en bevat alle relevante oefenonderdelen om kennis en vaardigheden op het vastgestelde opleidingsniveau te handhaven en is specifiek toegespitst op de systemen die op het bedrijf van toepassing zijn. Het oefenprogramma bevat tevens onderdelen welke de kennis en vaardigheden omtrent de inrichting en het gestelde in 6.1, 6.2, 6.3, 6.4 en 12.4 van deze algemene bepalingen op voldoende niveau brengen en waarborgen. Het oefenprogramma dient opgenomen te worden in het bedrijfsbrandweerbeheerssysteem. Oefeningen en evaluaties dienen geregistreerd te worden in het bedrijfsbrandweerjournaal. 7.3 Elk jaar worden door de basissterkte van de bedrijfsbrandweer geloofwaardige scenario s geoefend op het bedrijfsterrein. Deze oefeningen worden, voor zover de veiligheid op de inrichting dat toelaat, zo realistisch mogelijk opgezet. 7.4 Minimaal eens in de twee jaar oefent de basissterkte van de bedrijfsbrandweer geloofwaardige scenario s met vuurbelasting. 7.5 Het bevoegd gezag beoordeelt het oefenrooster en -programma en kan eventueel nadere eisen stellen. 8 Bluswatervoorziening 8.1 De inrichting beschikt over een bluswatervoorziening (incidentbestrijdings- en incidentbeheersmiddelen) zoals omschreven in de op dat moment voor de inrichting geldende vergunning Wet milieubeheer dan wel de aanwijsbeschikking. 8.2 Het bluswaternetwerk wordt regelmatig, maar ten minste tweemaal per jaar gespoeld volgens een doelmatig spoelprogramma ten einde zand, stenen en aangroei te verwijderen. Indien kan worden aangetoond dat met een lagere frequentie kan worden volstaan, dan kan in overleg met het bevoegd gezag van genoemde frequentie worden afgeweken. De onderhoudswerkzaamheden worden in het bedrijfsbrandweerjournaal vermeld. Van het bluswatersysteem is altijd een actuele tekening opgenomen in het bedrijfsbrandweerjournaal. Een nadere beschrijving van eisen gesteld aan het doelmatig spoelen van het bluswaternetwerk is opgenomen in bijlage 1. 9 Melding en alarmeringen 9.1 Op het terrein van de inrichting zijn zodanige voorzieningen aanwezig, dat bij incidenten te allen tijde, maar in ieder geval binnen één minuut van het waarnemingspunt, melding kan worden gedaan over de aard en plaats van een incident aan een continu bemande meldpost. 9.2 Vanuit de in 9.1 genoemde meldpost kan de bedrijfsbrandweer en de overheidsbrandweer te allen tijde onmiddellijk en op een doelmatige manier worden gealarmeerd. 9.3 Bij inzet van de bedrijfsbrandweer tijdens een (brandweer)incident dient er meteen doormelding naar de alarmcentrale van de overheidsbrandweer plaats te vinden. 9.4 De inrichting beschikt over alarmering-, uitruk- en inzetprocedures ten behoeve van de bedrijfsbrandweer en andere bedrijfsonderdelen die in de noodorganisatie een functie vervullen. De procedures dienen opgenomen te zijn in het bedrijfsbrandweerbeheerssysteem. De uitrukken dienen in het bedrijfsbrandweerjournaal te worden geregistreerd. X